Jan Pieterszoon Sweelinck: Ondergang en Wederopstanding

Transcription

Jan Pieterszoon Sweelinck: Ondergang en Wederopstanding
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
RUDOLF RASCH
ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012
JAN PIETERSZOON SWEELINCK
ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
INLEDING BIJ EEN CONCERT VAN HET GESUALDO CONSORT,
AMSTERDAM, MUZIEKGEBOUW AAN’T IJ
VOORLOPIGE VERSIE
Verwijzingen naar deze tekst graag als volgt:
Rudolf Rasch, Ongepubliceerde Lezingen (=Mijn Werk op Internet, Deel Zeven)
Amsterdam, 2 december 2012: Jan Pieterszoon Sweelinck: Ondergang en wederopstanding
http://www.let.uu.nl/~Rudolf.Rasch/personal/Lzeingen/2012-Sweelinck.pdf
Voor suggesties, correcties, aanvullingen en opmerkingen: [email protected]
Versie: 3 december 2012 © Rudolf Rasch, Utrecht/Houten, 2012
1
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
JAN PIETERSZOON SWEELINCK
ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Er is eigenlijk maar één Nederlandse componist die werkelijk is doorgedrongen tot de internationale canon
van de Europese muziekgeschiedenis en dat is Jan Pieterszoon Sweelinck, organist van Amsterdam van 1577
tot aan zijn dood in 1621. Hij moet geboren zijn in 1562, in Deventer. Deze jaartallen plaatsen hem helemaal
aan het begin van de geschiedenis van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en daarmee aan
het begin van wat men misschien anachronistisch de Nederlandse staat zou kunnen noemen.
Zijn aanwezigheid en werkzaamheid in Amsterdam gedurende meer dan veertig jaren hebben niet geleid
tot een Nachwuchs van hetzelfde niveau, van componisten van gelijke of vrijwel standing die het eveneens
tot Europese bekendheid hebben gebracht. Sinds Sweelinck is er heel wat gecomponeerd in Nederland, maar
pas laat in de negentiende en nog meer in de twintigste eeuw heeft dat geleid tot oeuvres die ook buiten de
landsgrenzen de aandacht trokken.
Niet dat Sweelinck niet kon bogen op een grote bekendheid, zo niet roem, tenminste binnen de culturele
elite van de jonge Republiek en binnen het muziekleven van de Republiek en van de omringende landen, met
name de Zuidelijke Nederlands, de Duitssprekende landen en Engeland.
De Italiaan Pietro Vito, secretaris van de Venetiaanse gezant Giorgio Giustiano, die in 1604 Amsterdam
bezocht, beschrijft in zijn verslag van de reis met enthousiasme hoe hun bezoek aan Amsterdam werd
opgeluisterd door Sweelincks spel op orgel en klavecimbel.1
De predikant en historicus Guilielmus Baudartius beschrijft, in zijn geschiedenis van de Republiek van
1603 tot 1624, als aanvulling op zijn vermelding van Sweelincks overlijden hoe hij eens met enkele vrienden
bij Sweelinck op bezoek was geweest en dat deze, na eenmaal op het klavecimbel begonnen aan een
variatiereeks over het lied De lustelijcken Mey is nu in zijnen tijdt, van geen ophouden wist en steeds met
nieuwe stukken op de proppen kwam.2
De drie belangrijkste Nederlandse dichters van de zeventiende eeuw, Pieter Corneliszoon Hooft,
Constantijn Huygens en Joost van den Vondel, schreven allen een grafdicht voor Sweelinck, zij het zeker of
vermoedelijk lang na de dood van de goede man. Huygens’ grafschrift is in een geleerd Latijn:3
Epitaphium Joannis Sweeling, Organistæ summi
Divinis manibus (non Manibus) hoc Swelingi
Omnis ubique, omnis Gens philomusa dicat.
Quantus erat, frustra coemur dicere: solus
Debuit et potuit se canere, et cecinit.
1
Vito, bezoek 1604 ***
Baudartius ***
3
Huygens grafschrift
2
2
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Te vertalen als [vertaling moet nog worden nagekeken]
Grafschrift van Jan Sweelinck, voortreffelijk organist
Aan de goddelijke handen (niet geesten) van Sweelinck
Draagt iedereen, elke kunstlieven mens dit op.
Hoe groot hij was, zullen wij vergeefs pogen te zeggen. Hij alleen
Moest en kon zichzelf bezingen, en bezingen deed hij.
Vondel schreef de volgende regels:4
Op Meester Ian Pietersen Swelingh,
Phoenix der Musijcke, en Orgelist van Amsterdam
Dit’s Sweelinghs sterflijck deel, ten troost ons nagebleven;
’t Onsterflijck hout de maet by Godt in’t eeuwigh leven;
Daer streckt hy, meer dan hier kon vatten ons gehoor,
Een goddelijcke galm in aller Englen oor.
Hooft is de enige van het drietal die in zijn epitaaf ook Sweelincks composities noemt:5
Grafschrift van Meester Jan Pieterszoon Zweeling, Orgelist der Stadt Amsterdam,
Die de Psalmen Davids op maatzang gestelt heeft.
Hier leit, die stelde wijz’ den koninklijken woorde,
En Sion galmen deed, dat men’t in Hollandt hoorde.
Hier wordt verwezen naar de vier delen met meerstemmige zettingen van de psalmen die Sweelinck
componeerde en liet uitgeven. Een keuze hieruit vormt de rode draad door het programma dat u straks gaat
beluisteren. Deze vier delen waren verschenen in de jaren 1604, 1613, 1614 en 1621. Het eerste deel bevat
vijftig psalmen, hetgeen de indruk wekt dat het oorspronkelijke plan een serie van drie boeken met elk vijftig
psalmen was. Kennelijk waren de composities na de eerste vijftig zo uitvoerig dat voor een verdeling in
vieren werd gekozen. De verschijningsjaren van het tweede en derde boek liggen zo docht bij elkaar dat we
moeten aannemen dat ze ongeveer tegelijkertijd aan de drukker-uitgaver zijn aangeboden. Het vierde deel is
4
5
Vondel, grafschrift
Hooft, grafschrit
3
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
verschenen in het sterfjaar van Sweelinck en dan rijst meteen de vraag op of de componist de verschijning
nog heeft meegemaakt. Deze vraag zal verder in deze bijdrage worden beantwoord.
Drie jaar na Sweelinck dood vervaardigde de Amsterdamse schilder en graveur Jan Harmenszoon Muller
(1571-1628) een gegraveerd portret van Sweelinck, duidelijk gebaseerd op het in 1606 geschilderde protret
van Sweelinck door zijn broer Gerrit Pieterszoon Sweelinck.6 Het onderschrift is interessant omdat hij
Sweelincks sterfdatum vermeldt: 16 October 1621. Deze datum wordt ook vermeld in het overlijdens bericht
dat wij in één van de allereerste Amsterdamse kranten aantreffen, op 23 oktober gepubliceerd:
Voorleden saterdach savonts op den 16. deses, is binnen Amsterdam overleden dien voortreffelijcken
Organist Meester Jan Pietersz Sweelingh, weerdigh Prince der Musijcken genoemt te werden, om veel
treffelijcke Musicale wercken door hem ghecomponeert ende in druck wtghegeven, ende sal noch
eerstdaechs uytgaen het vierde deel der Psalmen Davids, door hem in Musijcke ghestelt.
Uit dit bericht leren wij dus dat hier vierde deel van de psalmen nog niet van de persen was op het moment
van Sweelincks overlijden.
Sweelinck werd begraven in de Oude Kerk, op 20 oktober 1621, zoals te lezen is in het begraafregister
van de Oude Kerk:
*** tekst uit begraafregister
De grafsteen, met een eenvoudig ovaal ornament met de letters “J P Sw” is er nog steeds te vinden, in de
Kooromgang, nr. 99 in de huidige nummering.7
De eigentijdse berichten spreken dus vooral over Sweelinck als organist, als orgelspeler. Ze zwijgenover
hem als componist van muziek voor het orgel, of voor andere klavierinstrumenten zoals het klavecimbel. Wij
weten dat die instrumentale composities er wel degelijk waren, ze werden alleen niet gedrukt, maar geheel
door middel van afschriften verspreid. Ze waren bestemd voor leerlingen en mede-organisten – twee
overlappende categorieën – en daarvan waren er te weinig om de dure drukgang te kunnen terugverdienen.
De composities van hem die tijdens zijn leven werden gedrukt en uitgegeven zijn van een geheel andere
orde. Dan gaat het om vocale meerstemmige muziek, in verschillende genres, meerstemmige psalmen op
Franse tekst, cantiones sacrae op Latijnse tekst, chansons op Franse tekst en madrigalen op Italiaanse tekst.
Door deze composities kan hij gemakkelijk worden geleken met componisten als Orlando di Lasso –
beroemd in heel Europa -- en bijvoorbeeld de Franse componist Claudin le Jeune. Sweelincks cantiones
sacrae zijn geschreven voor kerkelijk gebruik in de omringende katholieke landen, de overige vocale muziek
6
Het portret hangt (vermoedelijk) in het Landesmuseum in Darmstadt. Na de “ontdekking” ervan in 1870 liet Jan Pieter
Heije een kopie schilderen door Hein J. Burgers (1834-1899), een Nederlandse schilder die in Parijs woonde. Die kopie
kwam aanvankelijk te hangen in Felix Meritis in Amsterdam, waar ook de bibliotheek van de Vereniging voor
Nederlandse Muziekgeschiedenis was ondergebracht. Later onder meer in het Instituut voor Muziekwetenschap in
Amsterdam (tenminste in de jaren-1960) en naar ik meen ook in het Gemeentemuseum in Den Haag. Huidige plaats?
7
http://www.gravenopinternet.nl/nl/zoek/index.html. In 1931 (5 september) werd een gedenteken tegen een pilaar
onthuld, In 2006 een borstebeeld.
4
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
voor de collegia musica in de Republiek en daarbuiten, kleine muzikgezelschappen van welgestelde
amateurs die – vaak onder leiding van een beroepsmusicus – op gezette tijden bijeenkwamen om zich te
wijden aan samenspel en samenzang.
Het lijkt dus wel of er twee Sweelincks hebben bestaan, de instrumentale Sweelinck met zijn composities
voor orgel en klavecimbel, en de vocale Sweelinck met zijn meerstemmige psalmen, cantiones sacrae,
chansons en madrigalen.8 Binnen dit vocale oeuvre zijn de meerstemmige psalmen ver in de meerderheid:
153 composities vallen binnen dit genre, waartegenover 37 cantiones sacrae, 23 chansons en 4 madrigalen
kunnen worden geplaatst, plus nog wat composities in andere genres zoals canons, duetten en terzetten
Keren wij nog even terug naar Mullers portret van Sweelinck, en met name naar de laatste twee regels
van het bijschrift:
... cum in vita
Tam in morte omnibus suspiciendus
... die zowel bij leven
als na zijn dood door een ieder moet worden vereerd.
Van het eerste was zeker sprake geweest, het laatste zou nog even op zich laten wachten.
Na Sweelincks dood in 1621 raakte namelijk zijn persoon en zijn werk al gauw in de vergetelheid.
Stilistische ontwikkelingen en veranderingen in de muziekgeschiedenis zijn hier in de eerste plaats debet aan.
Eigenlijk geldt vóór de achttiende eeuw dat muziek ouder dan vijfentwintig jaar in het algemeen niet meer de
moeite van het spelen waard werd gevonden. Men leefde in de opvatting dat de eigentijdse muziek de beste
was die mogelijk was en dat oudere muziek slechts een ontwikkeling daarnaartoe was. Slechts af en toe en
her en der was er repertoire dat er in slaagde een langere houdbaarheid te bereiken. Sweelinck behoorde daar
niet toe.
Men kan gerust stellen dat er tussen het midden van de zeventiende eeuw en het midden van de
negentiende eeuw in het Nederlandse muziekleven geen enkele plaats was voor Sweelincks muziek. Men had
er simpelweg geen behoefte aan. Men kan het de musici en muziekliefhebbers van die tijd niet kwalijk
nemen.
In Noord-Duitsland was Sweelinck echter niet helemaal vergeten, en wel vanwege zijn Duitse leerlingen.
De Duitse componist en musicograaf Johann Mattheson bracht in zijn in 1740 verschenen Grundlage einer
Ehren-pforte een groot aantal biografische schetsen van musici en componisten bijeen, waaronder ook een
van Sweelinck.9 De informatie is doorgaans niet erg nauwkeurig, maar het stuk is duidelijk een eerbetoon
aan een groot meester. Mattheson noemt niet minder dan vijf Duitse leerlingen van Sweelinck, allen met een
achternaam die begint met de S van Sweelinck, en die allen prominente plaatsen innamen in het Noord8
Deze tweedeling is ook zichtbaar in Bernard van den Sigtenhorst Meyers Sweelinck-biografie. Eerst verscheen Jan
Pieterszoon Sweelinck en zijn instrumentale muziek (****), later van zijn hand nog De vocale muziek van Jan
Pieterszoon Sweelinck (***).
9
Johann Mattheson, Grundlage einer Ehren-Pforte (Hamburg, 1740), pp. 331-333.
5
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Duitse muziekleven van het midden van de zeventiende eeuw: Jacob Schultz (Praetorius) en Heinrich
Scheidemann als organist in Hamburg, Melchior Schild als organist in Hannover, Samuel Scheid als organist
in Halle, en Paul Siefert als organist in Danzig. Scheidemann was de leermeester van Johann Adam Reinken,
organist in Hamburg en overleden in 1722 en wellicht heeft Mattheson al via hem over Sweelinck gehoort.
Vanwege zijn Duitse leerlingen had Mattheson de eretitel Hamburgische Organistenmacher toebedacht.
Mattheson noemt ook composities van Sweelinck. In de meeste gevallen gaat het over gedrukte
composities, waarvan de titels konden worden gehaald uit catalogi van verschillende soort. Zijn schets
suggereert niet dat hij ooit iets daarvan in handen heeft gehad. Hij noemt het bestaan van klaviercomposities,
maar die kent hij klaarblijkelijk eveneens alleen van horen zeggen.
Men vindt de naam Sweelinck in alle muzieklexicons van Johann Walters Musikalisches Lexicon uit 1732 tot
en met Jean-François Fétis’ Biographie universelle des musiciens uit ***, maar de informatie is steeds
indirect, onvolledig, altijd overgeschreven uit andere bronnen en zonder kennis van de muziek zelf. Het zijn
slechts vermeldingen.10
Het midden van de negentiende eeuw zal daar verandering in brengen. Deze verandering is niet los te
denken van de geheel nieuwe manier van omgang met het muzikaal verleden die in deze tijd ontstaat. De
negentiende eeuw is de tijd van Romantiek en van Nationalisme. Een van de kenmerken van de Romantiek is
belangstelling voor het verleden, en dan niet alleen het verleden als voorloper van het heden, maar het
verleden an sich. Het Nationalisme manifesteert zich als een behoefte aan een eigen nationale muzikale
identiteit. Romantiek en Nationalisme samen gaan dus op zoek naar het eigen, nationale, vaderlandse
muzikale verleden en pogingen worden gedaan dat weer te doen herleven. De negentiende eeuw ziet ook de
opkomst van de Muziekwetenschap, waarin men probeert op meer systematische en kritische manier om te
gaan met de informatie uit het verleden. Tevoren beperkte men zich vrijwel steeds tot het overnemen vamn
informatie uit andere bronnen.
In het Nederland van de vroege negentiende eeuw wist men heel goed dat met name Frankrijk, Italië en
de Duitssprekende landen niet alleen een belangrijk eigentijds muziekleven kenden, maar ook een groots
muzikaal verleden hadden gehad. Maar hoe zat het eigenlijk met het muzikaal verleden van Nederland? Het
was al wel bekend dat componisten uit de Lage Landen een belangrijke rol hadden gespeeld in de
muziekgeschiedenis van de vijftende en zestiende eeuw, maar dat waren meer de componisten afkomstig uit
de Zuidelijke Nederlanden dan van het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden na de afscheiding
en zelfstandigheid van het Koninkrijk België, van Dufay via Ockeghem, Obrecht, Josquin des Prez, Willaert
en Clemens non Papa tot Orlando di Lasso, de grootste componist van de late zestiende eeuw. De
Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst, die in deze jaren druk doende was om Nederland op de
muzikale kaart van Europa te zetten, liet in de jaren-1840 en 50 een door de Duitse musicoloog Franz
10
In deze traditie zijn te noemen: Johann Gottfried Walther, Musikalisches Lexicon (Leipzig, 1732), pp. 561
(Schweling) en 588 (Swelinck). Ernst Ludwig Gerber, Historisch-Biographisches Lexicon der Tonkünstler, Zweyter
Theil (Leipzig, 1792), kol. 610-611. Ernst Ludwig Gerber, Neues historisch-biographisches Lexicon der Tonkünstler,
Vierter Theil (Leipzig 1814), koll. 307-308. Étienne-Alexandre Choron & François Fayolle, Dictionnaire historique des
musiciens, Tome second (Parijs, 1817), p. 353. François-Joseph Fétis, Biographie universelle des musiciens, Toem
huitième (Brussel, 1844), pp. 314-315.
6
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Commer geredigeerde serie onder te titel Collectio Operum Musicorum Batavorum Saeculi XVI verschijnen,
waarin werk van al deze meesters was te vinden. Van 1844 tot 1858 verschenen in het totaal *** delen.
Men vroeg zich echter geleijk af of het grondgebied van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
geen componist van gelijk belang had opgeleverd. Het antwoord op deze vraag werd geleverd door
Matthesons Ehrenpforte en luidde natuurlijk: Sweelinck! Hij was leermeester geweest van Scheidemann,
deze van Reinken en deze laatste op zijn beurt van Johann Sebastian Bach en zo had een onvervalst
Nederlandse componist aan de wieg gestaan van de grote kunst van Bach.
In de jaren-1840 werd in Nederland tweemaal gepoogd en min of meer serieuze levensschets van
Sweelinck te schrijven, eerst door Johannes Jacobus Dodt van Flensburg, in de Algemeene Konst- en
Letterbode van 1840,11 en vervolgens door F.C. Kist in het Nederlandsch Muzikaal Tijdschrift van 1842,12
maar bij gebrek aan nieuwe gegevens kwamen zij niet veel verder dan hun achttiende-eeuwse voorgangers.
Bovendien kenden zij geen enkel volledig werk van Sweelinck. Kist had de beschikking over een enkel
Tenor-stemboek van alle vier de boeken met meerstemmige psalmen, maar daaruit kunnen de composities als
geheel natuurlijk niet beoordeeld worden. De klaviermuziek was volledig onbekend.
In de jaren-1860 werden binnen de Maatschappij tot Bevordeing van de Toonkunst, vooral op initiatief
van Jan Pieter Heije (1809-1876) – de tekstdichter van bekende Nederlandse liederen als Heb je wel gehoord
van de zilveren vloot en Zie de maan schijnt door de bomen – serieuze pogingen ondernomen om tot een
geschiedschrijving van de muziek op het Nederlandse grondgebied te komen, en wel door middel van het
uitschrijven van prijsvragen. Eén daarvan betrof het schrijven van een Hollands Muzieklexicon, een lexicon
met biografische notities van Nederlandse componisten uit de zestiende tot achttiende eeuw. Na enige jaren
kwam er een inzending binnen, het Holländisches Musik-Lexikon van de Duitse musicoloog Robert Eitner.13
Eitner was in deze jaren bezig met het inventariseren van oude muziekbronnen in bibliotheken in Duitsland
en ook daarbuiten en gebruikte dit materiaal voor zijn lexicon. Dit Lexicon bevat ook een lemma Sweelinck,
waarin verschillende werken in druk en handschrift worden genoemd, al of niet volledig bewaard gebleven.
Een andere luidde:
Eene uitvoerige Monographie over J.P. Sweelinck (geboren te Deventer 1540), de grondlegger der Duitsche
Orgelschool; toegelicht door eene zo volledig mogelijke verzameling zijner in Handschrift of in Druk
bestaande Werken. – Premie (naar gelang van bronnenstudie en bijlagen) van f 100 tot f 400.
Een inzending hierop is niet bekend.
Vooral het Hollands Muzieklexicon van Eitner was voor de aanleiding om in 1868 de Vereeniging voor
Nederlandsche Muziekgeschiedenis op te richten. Hierbinnen werd Sweelinck hoog op de agenda gezet,
11
Johannes Jacobus Dodt van Flensburg, “Jan Pietersz. Zwelinck, Amsterdamsch Orgelspeler,” Algemeene Konst- en
Letterbode 1, no. 25 (5 June 1840), pp. 396-398.
12
Florentius Cornelis Kist, “J.P. Swelinck,” Nederlandsch Muzikaal Tijdschrift 4 (1842), no. 22, pp. 181-183, no. 23,
pp. 191-193.
13
Robert Eitner, Holländisches Musik-Lexikon **** handshcrift in NL-At (nu Auu), ****
7
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
hetgeen wel nodig was want de directe kennis van Sweelincks werk was minimaal. Een zeventiende eeuws
Album Amicorum, van de Harderwijkse burgemeester Ernst Brinck (1582/3-1649), dat in bezit was van
Frans Alexander Ridder van Rappard, bevatte een canon van Sweelinck op de woorden Vanitas vanitatum
omnia vanitas.
En men wist dat een meerstemmig Latijns stuk, een Regina coeli, gepubliceerd was als bijlage bij het
Franse muziektijdschrift Revue et Gazette Musicale de Paris, maar het heeft er alle schijn van dat deze
muziekbijlage zelf in Nederland in de jaren 1860 onbekend was. De bedoelde bijlage wordt genoemd in een
voetnoot van Kists biografische schets:
Regina Coeli, par Pierre Sweling, organiste d’Amsterdam, (1590). (5)
(5) Gegeven tot eene bijlage van de Gazette Musicale de Paris, 1841, aangevoerd door de schrijver.
Zie blijage van dit nummer.
De voetnoot is allerminst duidelijk, maar lijkt te betekenen dat Kist een exemplaar van de Franse bijlage had
ingeleverd bij de redactie van het Nederlandsch Muzikaal Tijdschrift om ook aldaar als bijlage te kunnen
dienen. Er is verder geen enkele verwijzing naar een dergelijke bijlage, hetgeen doet vermoeden dat deze
toch niet verschenen is.
Kist citeert een verkeerd jaartal voor de Franse bijlage, hetgeen niet verwonderlijk is omdat die niet
gedateerd is. In feite maakt Sweelincks Regina coeli deel uit van een serie van bijlagen die obder de
gemeenschappelijk titel Archives curieuses de la musique in de jaren 1839 en 1840 aan de Revue et Gazette
musicale waren toegevoegd. Deze serie was opgezet door één van de redacteuren van de Revue et Gazette
musicale, Félix Danjou (***) en bestond uit twee delen, een Première partie, Musique réligieuse en een
Deuxième partie: Musique de chambre. Sweelincks Regina coeli was de 5me Livraison van de Musique
réligieuse en werd meegestuurd met het nummer van 25 september 1839. De Franse uitgave is zeker
gebaseerd op het complete exemplaar van de Cantiones sacrae dat zich in de toenmalige Bibliothèque
Royale in Parijs bevond, maar dit gegeven was hier te lande toentertijd onbekend. Men dacht dat er een
afzonderlijk handschrift van het werk was.
Dat de Franse bijlage in de jaren-1860 hier onbekend moet zijn geweest blijkt wel uit het gegeven dan
men de Franse componist Georges Kastner () vroeg een afschrift van het veronderstelde Parijse handschrift
te maken. Kastner honoreerde het verzoek, maar wat hij deed was vermoedelijk het kopiëren van de
genoemde bijlage uit 1839. Kastner overleed in 1867 hetgeen betekent dat het afschrift in Nederland moet
zijn aangekomen nog vóór de oprichting van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis.
Men kende dus op het moment van opricht welgeteld twee composities van Sweelinck en deze zouden
beide verschijnen als Uitgave I van de nieuwe serie Oudere Noord-Nederlandsche Meesterwerken. Henry
Viotta (), zoon van J.J. viotta, bewerkte Kastner handschrift voor uitgave. Hij transponeerde de compositie
van F groot naar G groot, zette de oude sleutels om in moderne, liet de basso-continuo-lijn achterwege en
voegde een Nederlandse vertaling en een klavierreductie toe. De uitgave van 1869 bevatte echter nog meer
8
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
dan alleen het Regina coeli. Erin werd ook de canon uit het Album Amicorum in facsimile opgenomen. En
een uitvoerige biografische en bibliografische schets van de hand van Frederik Hendrik Lodewijk Tiedeman
werd als inleiding tot deze uitgave gedrukt.14 Erin wordt alle toentertijd beschikbare informatie over
Sweelinck geordend en geanalyseerd. Eraan toegevoegd is een uitvoerige lijst van composities, maar deze
bestond voor een belangrijk deel uit de vermelding van titels van gedrukte uitgaven, uit catalogi
bijeengeraapt. Voorzover er exemplaren van de oorspronkelijk uitgaven uit de periode 1593-1624 bekend
waren, betrof dat losse stemmen en niet volledige exemplaren met alle stemmen. Tiedeman fixeerde de naam
Sweelinck in de thans gebruikelijke schrijfwijze, overigens op goede gronden. Vóór hem werden nog allerlei
alternatieve spellingswijzen gehanteerd.
Ik heb nog niet kunnen achterhalen wanneer het Regina coeli hier voor het eerst in het publiek is
uitgevoerd.
Na 1869 kwam toch vrij snel allerlei muziek van Sweelinck boven water. Vooral Robert Eitner, was hier
debet aan, door zijn kennis van muzikale bronnen in Duitse bibliotheken. Hij was op het spoor gekomen van
twee Duitse uitgaven van Sweelincks psalmen, selecties weliswaar en niet met de Franse teksten van Daniel
Marot en Théodore de Bèze, die Sweelincks had gebruikt, maar met de Duitse vertaling daarvan, van de hand
van Ambrosius Lobwasser. De twee bundels waren in 1616 en 1618 in Berlijn verschenen en exemplaren
ervan lagen in en Leignitz (Ritter-Akademie) en Berlijn. Hiermee konden tenminste complete partituren van
Sweelincks psalmen worden vervaardigd, die met behulp van het in Amsterdam aanwezige Tenorstemboek
van de oorspronkelijke uitgave weer van de oorspronkelijke, Franse tekst konden worden voorzien. Als
resultaat van deze arbeid verscheen in 1876 een bundel met Acht zes-stemmige psalmen en in 1883 een
bundel met Zes vierstemmige psalmen, beide “bewerkt door Robert Eitner”.
De eerste van deze uitgaven bevat een herziene en uitgebreide versie van Tiedemans biografische schets,
nu 96 blz. lang. Men was niet onverdeeld gelukkig met deze tussenoplossing, omdat men niet zeker wist of
de Berlijnse uitgaven Sweelincks muziek wel exact weergaven. Maar een andere keus was er niet.
In deze zelfde periode was ook wat klaviermuziek van Sweelinck boven water gekomen. Al in 1869 wist
men, via Robert Eitner, van het bestaan van een handschrift, bewaard in het toenmalige Graues Kloster in
Berlijn, dat een tiental klavierstukken van Sweelinck bevatte, namelijk twee echo-fantasieën, een gewone
fantasie, vijf toccata’s en twee variatiereeksen. Zeven van deze stukken werden door Eitner in partituur
gebracht, eerst, in 1870, door Simrock in *** uitgebracht, vervolgens door de Vereeniging uitgegeven als
Uitgave III onder de titel Zeven orgelstukken .... (1871).15
Eitner had in zijn Hollandisches Musik-Lexicon al een exemplaar van de Cantiones sacrae beschreven dat
zich in de toenmalige **Koninklijke Bibliotheek** te Berlijn bevond. Maar het was onvoledig, de Quinta
vox ontbrak (en ook de Bassus Continuus, maar men wist niet van het bestaan van deze stem af). Men wist
dus ook dat het Regina coeli uit deze bundel afkomstig was, maar in 1869 meende men nog datt in Parijs
14
Het schrijven van een monografie over Sweelinck was in 1864 als prijsvraag door Maatschappij tot Bevordering van
de Toonkunst uitgeschreven, maar nergens wordt vermeld dat Tiedemans biografische schets een inzending naar
aanleiding van die prijsvraag is.
15
Eén of meer van deze stukken werden gespeeld op het orgel van de Grote Kerk van Amsterdam tijdens de
bruilofstdienst van Heijes dochter Sophia, op 10 november 1871, wellicht de eerste uitvoering hier te lande sinds de
zeventiende eeuw.
9
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
slechts een handschrift van alleen dit stuk aanwezig was. Vermoedelijk via Alphonse Gevaert, correspondent
voor de VNM in Parijs, kwam men kort na de uitgave, te weten dat zich aldaar een compleet gedrukt
exemplaar bevond. Pogingen in 1870 om dit exemplaar te mogen lenen of laten afschrijven mislukten, mede
vanwege de politieke situatie. Na het aflopen van de Frans-Duitse Oorlog deed men nieuwe pogingen, die
succes hadden en waardoor men de beschikking kreeg over een afschrift van de Quinta vox en de Bassus
continuus. De andere stemmen had men reeds via afschrijften van het Berlijnse exemplaar in handen. Zo
waren de Cantiones sacrae kort na 1870 volledig beschikbaar in de bibliotheek van de Vereniging.
De psalmen bleven zich het langst tegen ontdekking verzetten. Er was het bestuur van de jonge
Vereniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis veel aan gelegen om het werk van Sweelinck boven
water te krijgen. Men loofde 1000 gulden uit voor een volledige exemplaar van alle vier boeken van de
psalmen en 250 gulden voor een compleet stemboek. Dat moeten in die tijd grote bedragen zijn geweest.
Maar het had geen effect. Niemand meldde zich met een exemplaar of stemboek.
In 1882 ontdekte J.C.M. van Riemsdijk volledige exemplaren van de eerste drie boeken van de psalmen
in de bibliotheek van het toenmalige British Museum in Londen, thans British Library.16 Een volledig
exemplaar van het vierde boek werd gevonden in 1892 de Bodleian Library in Oxford.17 De Vereeniging liet
deze exemplaren ter plekke overschrijven, en deze handgeschreven kopieën zijn nog steeds te vinden in de
Toonkunst-Bibliotheek, waar ze vanuit de bibliotheek van de Vereeniging terecht waren gekomen.
Zo was kort na 1890 een groot deel van Sweelincks oeuvre beschikbaar in de bibliotheek van de
Vereeniging en begon men na te denken over een uitgave van Sweelincks Verzamelde Werken, zoals men
met name in Duitsland al de Verzamelde Werken had gepubliceerd van Bach, Handel, Mozart, Beethoven en
vele anderen, en ook van oudere meesters als Palestrina, Lassus en Heinrich Schütz. In Nederland was
onvoldoende musicologische expertise aanwezig om deze taak uit te voeren, men vroeg advies aan de Bachbiograaf Spitta en deze zijn jonge, maar briljante leerling Max Seiffert naar voren. Seiffert, toen nog geen 25
jaar oud, had zojuist een proefschrift voltooid over Sweelincks Duitse leerlingen. De Vereeniging ging
akkoord en zo kon Seiffert aan het werk en verscheen in 1894 het eerste deel van de Werken van Jan
Pieterszoon Sweelinck, dat de klavier- en orgelwerken bevatte. Van 1896 tot 1901 verschenen de verdere
delen, met een vast ritme van twee per jaar, alles verzorgd door Seiffert. Bij elkaar is dat ongeveer 12
strekkende cm boekenkast. Voor het eerst werd hier een Sweelinck-Monument tot stand gebracht, en met dit
Monument was de eerste opgave die de Vereniging voor Nederlandsche Muzikgeschiedenis zich bij haar
oprichting in 1868 gesteld had, volbracht.
Seifferts uitgave voldoet misschien niet aan alle normen die men in deze tijd aan de moderne uitgave van
oude muziek stelt, maar de uitgave is voor de tijd rond 1900 zeer goed en heeft zo’n driekwart eeuw dienst
gedaan in de muzikale en de musicologische gemeenschap. Alleen werd in 1943 het deel met klaviermuziek
vervangen door een nieuwe uitgave die ongeveer tweemaal zoveel stukken bevatte. Het was Seiffert zelf, nu
bijna 75 jaar oud, die deze revisie verzorgde. (Seiffert overleed in 1948 op 80-jarige leeftijd.)
16
J van Riemsdijk, “Over het exemplaar der Psalmen van Sweelinck, berustende in de bibliotheek van het Britsch
Museum te London,” TVNM 1 (1885), pp. 165-175
17
J.P.N. Land, “Werken van Sweelinck te Oxford,” TVNM 4 (1892), pp. 125-128.
10
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Seifferts uitgave heeft echter één eigenschap die hem in de loop van de twintigste eeuw steeds minder
geschikt maakte voor de muziekpraktijk: de vocale partijen zijn genoteerd met behulp van de oorspronkelijke
sleutels, sleutels die wij nu “oude sleutels” noemen en waarvan de meeste na 1900 in onbruik zijn geraakt. In
de jaren 1960 nam de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis daarom het initiatief voor een
geheel nieuwe uitgave, niet meer door één man tot stand gebracht, maar door een team van musicologen,
allen in Nederland in het vak geschoold. In 1957 verscheen het eerste deel, in 1990 het laatste. Aan de
nieuwe uitgave werd medewerking verleend door een negental musicologen, waaronder Bernard van den
Sigtenhorst Meyer, Gustav Leonhard, Frits Noske, Chris Maas en Alfons Annegarn Een tweede SweelinckMonument was tot stand gebracht.
Van deze twee monumenten zijn talrijke edities voor praktisch gebruik afgeleid en deze hebben en dienste
gestaan aan koren en klavierspelers over de gehele wereld. Sweelinck is niet meer weg te denken als een van
de belangrijkste componisten van zijn tijd.
Het is niet gebleven bij de twee papieren Sweelinck-Monumenten. Van 2008 tot 2010 verscheen bij het
CD-label Glossa een serie van CD-producties bij bijbehorend tekstmateriaal die het complete vocale eouvre
van Sweelinck in klank presenteren. Deze CD-productie noemt terecht zichzelf een Sweelinck-Monument en
heeft terecht alom grote aandacht gekregen.
Behalve Monumenten in de vorm van papier en klank is er ook een monument in de vorm van geld, het
bekende 25-guldenbiltjet van vóór 2002.
Sweelinck-monumenten van steen hebben een wat moeizame geschiedenis achter de rug. Al in 1865 werd
gepoogd in Amsterdam een standbeeld van Sweelinck te plaatsen in de openbare ruimte, maar de benodigde
gelden konden niet bijeen worden gebracht. Datzelfde lot trof een nieuwe poging uit de 1893. Een derde
poging had wel succes, en wel in 1943, tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar het standbeeld werd vanwege
zijn foute oorsprong na de oorlog weggehaald en vernietigd. Amsterdam moet het vooralsnog zonder een
Sweelinck-monument in steen doen.
Toch is er wel een Sweelinckmonument in Nederland te vinden. Het staat in Den Haag, op het
Sweelinckplein en is vervaardigd door de Haagse beeldhouwer Dirk Bus (1907-1978).
En natuurlijk is Sweelincks naam vereeuwigd in de talrijke Sweelinckstraten die we in vrijwel elke
Nederlandse gemeente van enige omvang aantreffen. Sweelinckpleinen zijn er behalve in Den Haag in
Assen, Den Bosch, Heemstede, Sint-Oedenrode en wellicht andere plaatsen, Sweelincklanen vinden we in
Rotterdam, Bilthoven, Almelo, ’s-Gravenzande en andere plaatsen. Het zou interessant zijn uit te zoeken
wanneer deze straatnamen zijn toegekend, maar vele ervan stammen, naar eerste indruk uit het einde van de
negentiende en het begin van de twintigste eeuw.
Binnen Sweelincks oeuvre – we hebben het reeds verschillende keren belicht – nemen zijn meerstemmige
psalmen een belanrgijke plaats in, zeker kwantitatief. De nieuwe uitgave van zijn verzamelde werken neemt
20 cm in in mijn boekenkast, 11 cm, ofwel 55 % daarvan komt voor rekening van de meerstemmige
psalmen.
De relatieve oververtegenwoordiging van de psalmen is eigenlijk niet erg gunstig voor de verspreiding
van het werk van Sweelinck in het huidige muziekleven. Psalmen hebben als artistiek genre eigenlijk geen
11
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
hoge standing, ze worden vaak geasocieerd met conservatief protestantisme. We denk bij het woord psalm
aan iets dat tergend langzaam en uitermate onmuzikaal wordt gezongen door een massa van ongeschoolde
zangers in een galmende kerk. Maar bij Sweelinck gaat het natuurlijk om iets heel anders. De
psalmmelodieën werden gemaakt — componeren is hier een groot woord — in het midden van de zestiende
eeuw, om te voldoen aan een bijzondere eis van het toenmalige nog jong protestantisme. Men wilde af van
het gregoriaans van de katholieke kerk en van de polyfonie die daar deels voor in de plaats was gekomen.
Men wilde een kerkgezang dat wat betreft tekst direct terugging op de bijbel en waarin de gehele gemeente
participeerde in plaats van alleen een priester of een aantal musici. Wat betreft de tekst bleek eigenlijk alleen
het boek Psalmen zich hiervoor te lenen, maar dan moest de tekst worden gegoten in de vorm van liederen,
dat wil zeggen strofische gedichten met een zodanige metrische structuur dat hiervoor een eenvoudige
liedmelodie voor gevonden of speciaal gemaakt kon worden. Zo ontstond het zogenaamde Geneefse psalter,
met berijmde psalmteksten van Clément Marot en Théodore de Bèze en melodieën van verschillende musici.
In Nederland en Duitsland werd het Geneefse psalter metrisch vertaald door achtereenvolgens Petrus
Dathenus en Ambrosius Lobwasser en daarom kon men aldaar de psalmen zingen op dezelfde melodie als
waarop dat gebeurde in Frankrijk en Zwitserland.
Reeds in de zestiende eeuw waagden zich verschillende componisten aan een meerstemmige bewerking
van de psalmen, waabij dus in feite afgeweken wordt van wat oorspronkelijk werd beoogd: éénstemmige
samenzang voor de gemeente. Deze meerstemmige bewerkingen zijn eerder huismuziek, uit te voeren door
kleine gezelschappen van geschoolde amateurmusici. En binnen deze meerstemmige bewerkinegn zijn weer
twee stromingen te ontdekken. In de eerste plaats zijn er eenvoudige zettingen, voor drie, vier of vijf partijen,
waarbij het ritme van de stemmen gelijk opgaat. Het zijn eigenlijk alleen maar harmonisaties van de
psalmmelodieën en kunnen ook wel in de kerk door een koor worden gezongen.
Maar er is nog een manier om van een psalm een meerstemmig muziekstuk te maken, en dat is de
schrijfwijze als motet, dat wil zeggen als meerstemmig stuk waarbij alle stemmen hun eigen verloop hebben,
dikwijls met geheel verschillend ritme in de verschillende stemmen. Eén stem kan de psalmmelodie zingen
in lange noten, het is ook mogelijk dat motieven uit de frasen van de psalmmelodie in de verschillende
stemmen is verwerkt. Alles is mogelijk. Het is onmogelijk om zo’n stuk met goed resultaat in een kerk uit te
voeren. Er is te veel detail, er is te veel virtuositeit. Het past niet in een kerk. Het is in deze stijl dat
Sweelinck zijn meerstemmige psalmen heeft geschreven. Zou er in plaats van de psalmteksten een heel
andere tekst bij de noten hebben gestaan, het stuk zou net zo goed gezongen kunnen worden waarschijnlijk
zouden we niet eens merken dat we hier eigenlijk met een psalmbewerking te maken hebben. Dit is de
manier die Sweelinck heeft gevolgd bij zijn psalmcomposities.
Sweelincks psalmcomposities staan zeker niet los van de oorspronkelijke psalmen. Bijna steeds is de
psalmmelodie — die toch een heel eigen idioom vertegenwoordigt — wel ergens in de compositie verwerkt
en zijn bewerkingen maken gebruik van de Franse psalmteksten. Het blijven dus psalmen, maar de artistieke
kwaliteiten hebben ervoor gezorgd dat ze als muzikale compositie ook kunnen worden gewaardeerd buiten
een kerkelijke of godsdientsige context.
12
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
13
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
14
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
15
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
16
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
17
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
18
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
19
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
20
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
Archives curieuses:
I Partie: Musique religeuse
Livr
1
2
3
4
5
6-7
Hucbald, Organum e.a.
Orlando Lasso, Pseaume 51
Orlando Lasso, Regina coeli
Goudimel, A la voix de l’innocence e.a.
Sweling, Regina coeli
Foggia, Ecce sacerdos e.a.
Pp.
1-8
9-16
17-24
25-40
41-48
49-64
Aflevering
5. 3 februari 1839
47. 15 sep 1839
49. 29 sep 1839
52. 20 okt 1839
II Partie : Musique de chambre
Livr
1
2
3
4
5
6
7
8
Adam de la Hale, Rondeau e.a.
Constanzo Festa, Madrigal
Jannequin, Les cris de Paris
Frescobaldi, Canzona e.a.
Carissimi, Déclinaison du pronom e.a.
Couperin, Pièces de clavecin
Benedetto Marcello, Sonate
Rameau, Pièces de clavecin
Pp.
1-8
9-16
17-24
25-32
33-40
41-48
49-56
57-61
21
Aflevering
11. 14 maart 1839
17. 28 april 1839
41. 22 augustus 1839
64. 1 december 1839
48. 22 september 1839
69. 19 december 1639
88. 1 februari 1840
46. 26 juli 1840
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
22
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
23
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
24
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
25
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
26
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
27
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
28
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
29
RUDOLF RASCH: ONGEPUBLICEERDE LEZINGEN
AMSTERDAM, 2 DECEMBER 2012: JAN PIETERSZOON SWEELINCK, ONDERGANG EN WEDEROPSTANDING
SWEELINCK-MONUMENT I
Werken van Jan Pieterszoon Sweelinck
Uitgegeven met inleiding door Max Seiffert
Deel I. Werken voor orgel of klavier. 1894.
Deel II. Het eerste boek der psalmen. 1896.
Deel III. Het tweede boek der psalmen. 1897.
Deel IV. Het derde boek der psalmen. 1898.
Deel V. Het vierde boek der psalmen. 1898.
Deel VI. De Cantiones sacrae. 1899.
Deel VII. De Chansons. 1899.
Deel VIII. De Rimes françoises et italiennes. 1900.
Deel IX. Verschillende gelegenheidscomposities. 1901.
SWEELINCK-MONUMENT II
Jan Pieterszoon Sweelinck, Opera Omnia, Editio Altera
I. Fasc. 1. Keyboard Works, Fantasias and Toccatas, Edited by Gustav Leonhardt. 1968, 1974.
I. Fasc. 2. Keyboard Works, Settings of Sacred Melodies, Edited by Alfons Annegarn. 1968.
I. Fasc. 3. Keyboard Works, Settings of Secular Melodies and Dances, Works for Lute, Edited by Frits
Noske, 1968.
II. Cinquante pseaumes de David, Edidit R. Lagas. 1965.
III. Livre second des pseaumes de David, Edidit R. Lagas. 1966.
IV. Livre troisième des pseaumes de David, Edidit Chris Maas, Fasc. 1-2, 1981.
V. Livre questriesme et conclusionnal des pseaumes de David, Edited by Jan van Biezen and Randall H.
Tollefsen. 1978.
VI. Cantiones sacrae, Edidit B. van den Sigtenhorst Meyer. 1957. Revised by Alfons Annegarn. 1979.
VII. The Secular Vocal Works and Musicellanea, Edited by Annette Verhoeven. Facs. 1-2, 1990.
SWEELINCK-MONUMENT III
Het Sweelinck Monument: Complete Vocale Werken
Gesualdo Consort Amsterdam, o.l.v. Harry van der Kamp
Deel I. De Wereldlijke Werken. Glossa GES 922401-NL. 2008.
Deel II A. Eerste Boek der Psalmen. Glossa GES 922402-NL. 2009.
Deel II B. Tweede Boek der Psalmen. Glossa GES 922403-NL. 2009.
Deel II C. Derde Boek der Psalmen. Glossa GES 922404-NL. 2010.
Deel II D. Vierde Boek der Psalmen. Glossa GES 922405-NL. 2010.
Deel III. Cantiones Sacrae. Glossa GES 922406. 2010.
30