Aardrijkskunde

Transcription

Aardrijkskunde
3. Toerisme
1
2e jaar aardrijkskunde
Les 7 Toeristische landschappen
1. Attractieve elementen voor het toerisme
Begripsvorming: recreatie - toerisme
Onderzoek toeristische landschappen aan de hand van onderstaande tabel.
1. Toeristische
aantrekkingsfactoren
a. van natuurlijke oorsprong
Elementen (voorbeelden)
zon, sneeuw, zee, gezonde lucht, strand, duinen,
bossen, riviertjes, plattelandslandschap,
heidelandschap, berglandschap ...
b. van menselijke oorsprong
- ontspanningsmogelijkheden
- attracties
-
INFO 1
bevolking
geschiedkundige elementen
culturele elementen
religieuze elementen
wandelen, joggen, zwemmen, hengelen, varen, surfen,
bergsporten, skiën, ...
pretpark, dierentuin, schaatsbaan, zwembad, sporthal,
skipiste, ...
gastvrij, folklore, gastronomie, typische huizenbouw,...
kasteel, abdij, ruïne, stadskern, oude binnenstad, ...
museum, theater, bioscoop, ...
bedevaartsoord, processie, ...
2. Bereikbaarheid voor toeristen
met de trein, autobus, wagen, (charter)vliegtuig, schip,
fiets.
3. Toeristische voorzieningen
hotel, hoeve, kampeerterrein, jeugdherberg,
vakantieclub, restaurant, cafetaria, supermarkten, ...
2. Invloed van het toerisme op het landschap
We bekijken een aantal vormen van toerisme...
1) Toerisme volgens bestemming van de toerist:
kusttoerisme
Geconcentreerd aan kustlijnen
Veel appartementen, hotels en andere toeristische faciliteiten
Enkel in gunstige klimatologische omstandigheden
natuurtoerisme Zeer veel aandacht voor natuur
Natuurlijke elementen moeten behouden blijven
Weinig hotels, appartementen en toeristische voorzieningen
cultuurtoerisme Aandacht voor cultuur-historische gebouwen
Alle infrastructuur voor de toerist aanwezig in de stad
Toerisme het hele jaar door
2) Toerisme volgens gedrag van de toerist
massatoerisme
Massale ‘inval’ van toeristen op éénzelfde plaats.
Geen aandacht voor de natuur.
Landschap wordt aangetast door de vele wegen, hotels, ...
Fileproblemen, parkeerproblemen
pionierstoerisme “Ontdekkend” toerisme
Veel respect voor lokale bevolking en leefomgeving
3. Toerisme
2
2e jaar aardrijkskunde
3. Opdrachten
1. Welke vorm(en) van toerisme bestempel je als ‘hard toerisme’?
Welk(e) als ‘zacht toerisme’?
2. Welk type toerisme wordt afgebeeld?
Welke typische landschapselementen wijzen hierop? Gebruik info 1.
1
3
2
4
3. Toerisme
3
2e jaar aardrijkskunde
Les 8 Toeristische landschappen in België
1. Toeristische landschappen uit België
A
KAART 1
2
C
D
B
Facetkaart van het toerisme in België
3. Toerisme
4
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
Op voorgaande bladzijde vind je de facetkaart van het toerisme in België en een stukje van
de inhoudstafel van een reisbrochure.
Op de facetkaart van het toerisme staan de grenzen van de toeristische streken van België
ingetekend.
1. Kleur de belangrijkste toeristische streken met verschillende kleuren en noteer hun naam
op de juiste plaats. (Oostkantons, Kempen, Kust, Waasland, Gaume, Meetjesland, Lesse)
2. Overtrek in rood de twee toeristische hoofdwegen vanuit het binnenland naar de
kuststreek en benoem ze. Doe hetzelfde voor de Ardennen.
Welke weg vertrekt vanuit Antwerpen en verbindt Antwerpen met Knokke? .....................
3. Noteer de namen van de negen cultuurhistorische steden in België voluit.
(Brussel, Luik, Gent, Brugge, Doornik, Leuven, Tongeren, Mechelen, Antwerpen)
4. Zoek een atlaskaart met natuurreservaten.
Welke natuurreservaten worden aangeduid met de volgende letters?
A: ..................................................... B: .....................................................
C: ..................................................... D: .....................................................
5. Situeer de volgende pretparken op de kaart door het cijfer in het juiste cirkeltje te
schrijven. (Niet elk cirkeltje moet worden gebruikt).
Ieper
Lichtaart
nabij
Kasterlee
Pretpark 1
Pretpark 2
Pretpark 3
De
Panne
Pretpark 4
Pretpark 5
Pretpark 6
3. Toerisme
5
2e jaar aardrijkskunde
2. De Kuststreek
2.1 Situering
Onze Belgische kust trekt jaarlijks duizenden toeristen, uit binnen- en buitenland. (ruim
15 miljoen overnachtingen per jaar- in werkelijkheid veel meer, want overnachtingen in
eigen appartementen worden niet meegerekend).
De bekendste badplaatsen zijn Oostende, Knokke en Blankenberge. De toeristen
verblijven er in hotels, campings, appartementen en vakantiedorpen.
Je kan onze kust met de auto makkelijk bereiken langs de E40, en de expressweg
vanuit Antwerpen naar Knokke. Ook de treinverbindingen maken de kust goed
bereikbaar. Eens terplekke kan je beroep doen op de kusttram en de koninklijke baan
(die evenwijdig met de kust de belangrijkste badplaatsen verbindt)
- Bepaal de lengte van de Belgische kustlijn: ....................................
(want 1cm op de kaart komt overeen met ..............................cm = ...................km)
- Vul op kaart (www.toerismevlaanderen.be) in de kadertjes de ontbrekende kuststeden aan.
- Vul op de streepjeslijn de naam van de zee aan.
2.2 Toeristische aantrekkingsfactoren van de kuststreek
Op pagina 6 zie je enkele typische afbeeldingen van onze
badplaatsen
foto 1 (klasuitstap 1b, strand Blankenberge)
De mens en het toerisme pasten het landschap in de loop van de voorbije 100 jaar stevig aan.
De duinengordel werd vervangen door hoogbouw en een wandeldijk. De hoogbouw bestaat
grotendeels uit hotels en appartementsgebouwen, dikwijls kilometers lang ononderbroken.
Ook villa’s en wegen namen meer landinwaarts de plaats in van het vroegere natuurlandschap.
foto 2 (duinen, Westende)
Hier zien we het natuurlijke kustlandschap, zoals het honderd jaar geleden overal was, met het
strand, de duinen en de begroeing met gras en kleine struiken. Als je op een winderige dag
over het strand loopt, voel je voortdurend de prikjes van zandkorrels die in je gezicht waaien.
De wind kan dus zand opblazen en elders weer wegleggen. In de beschutting van bijvoorbeeld
een boom verliest de wind zijn kracht, waardoor de meegesleurde zanddeeltjes weer op de
grond vallen. Dat is het allereerste begin van duinvorming.
foto 3 (jachthaven, Oostende)
foto 4 (dijk, Oostende)
Het zijn voornamelijk de menselijke aantrekkingsfactoren die ervoor zorgen dat de kust de
populairste toeristische bestemming is in ons land. In het hoogseizoen (= periode waarin de
meeste vakanties samenvallen) zijn er tal van activiteiten: festivals, vuurwerk, zandsculpturen,
tentoonstellingen,... De horeca (hotels, restaurants, cafés), winkels, casino’s, ... vormen de
belangrijkste bron van inkomen.
3. Toerisme
6
2e jaar aardrijkskunde
KAART 2
1
2
3
4
3. Toerisme
2.2.1
7
2e jaar aardrijkskunde
Natuurlijke aantrekkingsfactoren ... nader bekeken. (uitbreiding)
Vanaf het strand kunnen we aantal natuurlijke aantrekkingsfactoren (mét menselijke
aanpassingen bekijken)
- Het zoute water van onze Noordzee
Onze Noordzee is geen oceaan, maar hier en daar is ze wel 200 meter diep. Het zeewater is zout.
1000 gram Noordzeewater bevat 965 gram water en 35 gram zouten: chloride, sodium, sulfaten,
magnesium, calcium,... Deze zouten zouden er al zijn van bij het ontstaan van de oceanen, dat is 600
miljoen jaren geleden.
- De getijdenwerking aan onze kust
Het moment dat de waterstand het hoogst is, wordt ‘hoogwater’ genoemd. Als de waterstand het
laagst is, spreekt men van ‘laagwater’. De overgang van hoogwater naar laagwater noemt men ‘eb’
en de overgang van laagwater naar hoogwater wordt ‘vloed’ gedoopt. Tijdens de wisseling van de
getijden ontstaan ook stromingen, de zogenaamde ‘getijstromingen’.
De getijden worden veroorzaakt door de maan. Maan en aarde hebben hun eigen aantrekkingskracht.
Die van de aarde is groter dan die van de maan. Het getouwtrek tussen beide veroorzaakt eb en
vloed. Wanneer de zon, de maan en de aarde op één lijn staan, is het springtij. Bij stormweer zorgt
dat wel eens voor problemen.
- De kracht van de zee breken
De Noordzee spoelt tijdens vloed zeezand nen schelpen af,
maar neemt ook grote hoeveelheden zand terug mee in
de zee bij eb. De Vlaamse kust telt een 200-tal
golfbrekers en een 100-tal ‘kribben’ (kortere
golfbrekers). Ze zorgen ervoor dat het zand min of meer
op zijn plaats blijft. De golven worden gebroken en
stromingen worden geremd. Voor zwemmers en baders
zijn ze echter gevaarlijk. Aan beide kanten bevinden zich
zeer sterke zeewaarts gerichte stromingen, zogenaamde
neerstromen. Op een golfbreker is het leuk toeven, maar
pas op voor de natte, gladde stenen.
- De duinen
Het zand dat door de zee bij vloed wordt aangevoerd en droogt tijdens eb, wordt door de westenwind
landinwaarts gewaaid waar het door de plantengroei wordt bijeengehouden.
- Het klimaat aan onze kust
Wanneer we de temperatuurgemiddelden aan onze Kust vergelijken met die op andere plaatsen in
België, stellen we vast dat de Vlaamse kust een zachtere winter en een frissere zomer kent.
3. Toerisme
8
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
1. Geef zo gedetailleerd mogelijk een omschrijving van de volgende begrippen.
- eb
- vloed
- kribbe
- springtij
- lagune
- slikke
- schorre
- schoorwal
2. Wat is het onderscheid tussen eb en laagwater?
3. De hoogste duin in ons land vind je in Koksijde.
Hoe hoog is deze duin?
Wat is zijn naam?
4. Klimaat
Bestudeer het klimatogram van Koksijde
en noteer je bevindingen voor het toerisme.
1) temperatuur in zomermaanden
2) neerslag
3) gevolg
3. Toerisme
2.2.2
9
2e jaar aardrijkskunde
Menselijke aantrekkingsfactoren
Om het de stroom kustbezoekers aangenaam te maken, werden op vele plaatsen duinen
afgegraven en vervangen door een zeedijk die werd herschapen in een lang en breed
wandelpad.
- Ontwikkeling van kuststeden
Waar de duinen (strook zandhopen evenwijdig met de zee,
gevormd door zand dat van het droge strand opwaait) breed zijn,
lag de oorspronkelijke dorpskern achter de duinen in de polders.
Hier woonden voornamelijk vissers en landbouwers. Na de tweede
wereldoorlog ontstonden vlakbij de zee nieuwe nederzettingen (vb
Koksijde-bad, Nieuwpoort-aan-Zee). Deze ontwikkeling werd in de
hand gewerkt door de aanleg van de Koninklijke baan. De
oorspronkelijke en nieuwe kern werden steeds met elkaar
verbonden (zeelaan). Vele kustplaatsen verkregen zo een Tvormige structuur.
Het oude dorp heeft dikwijls nog z’n landelijk karakter behouden.
In de badplaats is de woonfunctie volledig op het toerisme
afgestemd. Het zwaartepunt van de toeristische activiteit ligt
immers aan de zee. Langs het strand werd de dijk gebouwd; die is
afgezet met een aaneengesloten front van hoogbouw.
- Verblijfsmogelijkheden (toeristische uitrusting)
Toeristen verblijven in onze kust in campings, hotels, appartementen, vakantieparken.
- Een aantal bezienswaardigheden
- musea van Ensor (Oostende) en Paul Delvaux (Sint-Idesbald)
- de Mercator (
)
- Casino Kursaal (
)
- Zandsculpturen (Blankenberge)
- De pier en de lustige velodroom van
- Duinencomplexen in De Panne
- Het Zwin in Knokke
- ...
- Bereikbaarheid
De kust is makkelijk bereikbaar met de auto (via de E40 en de
expressweg), de trein (rechtstreekse en regelmatige verbindingen
richting Oostende en Blankenberge). Eens terplekke kan je beroep
doen op de kusttram en de Koninklijke baan.
2.3 Onze kust en het milieu
De overvolle stranden in de zomer zorgen voor een enorme afvalberg. De
kustgemeenten leveren grote inspanningen om het afval op te halen. De grote
concentratie van mensen in de zomer zorgt voor lawaaihinder en overbelasting van de
wegen (files!). Vele natuurlijke landschappen verdwenen sinds de jaren ’50 met de
opkomst van het (harde) toerisme.
3. Toerisme
10
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
1. Duid de natuurlijke en menselijke aantrekkingsfactoren aan op onderstaande schets.
2. Bereikbaarheid: noteer hoe de volgende regio’s bereikbaar zijn voor het toerisme
- Oostkust
........................................................................................
- Middenkust
........................................................................................
3. Schrijf de landschapselementen op de juiste plaats. Kies uit: (1)villa’s, (2)koninklijke baan met
tramlijn, (3)dijk met winkels en horeca, (4)strand, (5)oorspronkelijk dorp, (6)flatgebouwen, (7)zee.
4. Synthese: verkeerstoegankelijkheid en toeristische attracties aan de kust.
1. Vul de namen van de autosnelwegen aan.
2. Noteer de naam van het natuurreservaat nabij Knokke-Heist op de juiste plaats.
3. Welke kuststeden zijn bereikbaar met de trein?
4. Uit welke kuststeden vertrekken (vertrokken) ferrys richting Groot-Brittannië?
3. Toerisme
11
2e jaar aardrijkskunde
Les 9 Toeristische landschappen in Europa
1.
Toeristische landschappen uit Europa
In Europa kunnen we regio’s onderscheiden die overwegend...
-
kusttoerisme,
natuurtoerisme,
wintersporttoerisme,
gemengd toerisme
toerisme in ontwikkeling kennen.
Die toeristische verscheidenheid kan verklaard worden door de verschillen in klimaat, reliëf
en attractieve elementen.
3. Toerisme
12
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
1. Noteer in de cirkeltjes op kaart op de juiste plaats:
(1)
(2)
(3)
(4)
natuur- en wintertoerisme ,
zon -en
strandvakanties,
gemengd toerisme,
toerisme in ontwikkeling.
2. Kleur het belangrijkste wintersportgebergte bruin en benoem dit gebergte.
3. Duidt de volgende cultuursteden aan op kaart 3 door hun eerste letter(s) op de juiste
plaats te schrijven: Boedapest, Wenen, Praag, Krakow, Bratislava.
4. Benoem de toeristische streken die aangeduid staan op kaart 3.
1. .........................
2. .........................
3. .........................
4. .........................
5. .........................
6. .........................
7. .........................
8. .........................
9. .........................
5. Welke zijn de vier belangrijkste bedevaartsoorden van Europa? .......................................
...................................................................................................................................
6. Benoem de vijf toeristische eilanden die op kaart 4 met een letter staan aangeduid.
A. .............................................
B. .............................................
C. .............................................
D. .............................................
E. .............................................
KAART 4
7. Benoem de toeristische kuststreken in Zuid-Europa die op kaart 4 met een nummer
aangeduid staan.
1. .............................................
2. .............................................
3. .............................................
4. .............................................
5. .............................................
6. .............................................
7. .............................................
8. .............................................
3. Toerisme
2.
13
2e jaar aardrijkskunde
De Alpen
2.1 Situering
Het hooggebergte van de Alpen strekt zich in brede en lange boog van de Franse kust tot de
Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Indien we de Kaukasus niet meerekenen, is dit het enige
Europese gebergte met toppen hoger dan 4000m. Door de hoogteligging is hier een typisch
gebergteklimaat aan te treffen met een zonering in vegetatietypen.
2.2 Toeristische aantrekkingsfactoren van de Alpen
B
C
A
A
De afbeelding toont Obertauern: een modern toeristisch centrum met hotels en pensions (a),
skiliften (b) en skipistes (c). Het was eeuwenlang een zomerweideplaats voor het vee, maar
toen halfweg vorige eeuw het toerisme “explodeerde” werden er hotels, sportinfrastructuur,
winkels... gebouwd.
3. Toerisme
14
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
1. Kennis maken met de Alpen. Werk met kaart 5.
-
Kleur de zeeën blauw.
Noteer de namen van de landen die op hun grondgebied een deel van de Alpen hebben.
Overtrek de volgende grote rivieren met blauw en noteer er de namen bij: Rhône, Rijn, Inn, Po
Noteer bij elke rivier waarheen haar water stroomt: Zwarte Zee (1) , Noordzee (2), Middellandse Zee (3),
Adriatische Zee (4)
KAART 5
2. Geef vijf voorbeelden van hoge bergtoppen. Geef ook hun hoogte.
-
hoogte =
-
hoogte =
-
hoogte =
-
hoogte =
-
hoogte =
3. In Oostenrijk bevinden de hoogste bergtoppen zich in het westen en in het centrale deel.
De hoogste top in Oostenrijk:
4. Noem een tiental toeristische activiteiten, typisch voor de Alpen.
1.
6.
2.
7.
3.
8.
4.
9.
5.
10.
3. Toerisme
2.2.1
15
2e jaar aardrijkskunde
Natuurlijke aantrekkingsfactoren ... nader bekeken. (uitbreiding)
Het ontstaan van de Alpen
De vorming van de Alpen vindt zijn oorsprong in het naar elkaar toeschuiven van de aardplaten van
Afrika en Eurazië van 65 miljoen tot 2,5 miljoen jaar geleden. Doordat Italië tegen Europa wordt
aangedrukt worden de gesteentes omhoog gedrukt. Delen aardlagen werden opgeheven en complete
lagen plooiden of braken en werden over elkaar heen geschoven als dekbladen.
Föhn/Stau-effect
Een van de meeste kenmerkende verschijnselen in berggebieden is het optreden van föhn / stau. Het
principe is dat de lucht die dwars op een bergketen komt aanstromen, wordt gedwongen op te stijgen
(stau). Aan de andere kant van de berg komt de lucht in een daalbeweging terug (föhn). Beide
verschijnselen hebben een aanzienlijke invloed op bewolking en temperatuur. Bij stau ontstaat er een
dik wolkenpakket tegen de bergwand en gaat het veelal langdurig regenen. Aan de föhnkant lost alle
bewolking op en is het heerlijk zonnig en is tevens de temperatuur een stuk hoger dan aan de stauzijde.
Mistral, windversterking aan westrand van de Alpen
De aanstromende lucht uit het noorden ontmoet het alpenmassief en wordt gedwongen op te stijgen.
Toch geldt dit niet voor alle lucht, want een deel zal zowel via de west- als de oostkant wegstromen.
Ter hoogte van Marseille stroomt de lucht vervolgens met hoge snelheid over het westelijk bekken
van de Middellandse zee uit. De Mistral is geboren en kan soms dagen aanhouden. Niet zelden
wakkert deze wind aan tot stormachtig of storm en dat bij volmaakt zonnig weer.
De natuur als voornaamste aantrekkingsfactor?
In het begin van vorige eeuw werden de Alpen ‘ontdekt’ als toeristische bestemming. Tot
dan werd het gure bergklimaat, de sneeuwval als ongunstig beschouwd. Opeens werden dit
ideale omstandigheden voor het ski-toerisme, de aanloop tot het massatoerisme. Door de
verkeersontsluiting werden ook gebieden boven de boomgrens (de overgang tussen beboste
hellingen en alpenweiden, de hoogte van de boomgrens wordt bepaald door de
temperatuur). De Alpenweiden, die vroeger enkel voor het vee in de zomer werden gebruikt,
werden ingericht als skipistes. Recenter richtte men in de gebieden met eeuwige sneeuw
(sneeuw die zelfs in de zomer niet smelt) skicentra op. In de zomer trekt het overweldigende
natuurlijke landschap heel wat wandelaars en bergbeklimmers aan. De toeristische centra in
de valleien en meren worden dus voornamelijk in de zomer bezocht.
3. Toerisme
16
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
1. In de examenbijlage van 2003-2004 zie je een toeristisch stuk over Ried in Tirol. (Figuur2)
Lees het even door, en los daarna de volgende vragen op.
A. In welk land ligt Ried?
B. Welke rivier stroomt langs Ried?
C. Geef 5 natuurlijke aantrekkingsfactoren.
-
-
-
Extra: Welke toeristische bestemming uit de bijlage spreekt jou het meeste aan? Waarom?
2. Determineer het klimatogram van Zürich.
De Matterhorn in Zwitserland
KLIMAATTYPE: ...............................................................................
Vergelijk dit met het klimaattype van België. Wat stel je vast?
Hoe kan dit klimaattype de oorzaak zijn van skitoerisme?
3. Toerisme
2.2.2
17
Menselijke aantrekkingsfactoren ... nader bekeken.
- Evenementen
Wintersportevenementen zoals het schansspringen in
Garmisch-Partenkirchen lokken jaarlijks heel wat kijklustigen.
In de zomer worden zijn er in de dorpjes markten, en met
een beetje geluk zie je de renners van de Ronde Van
Frankrijk even passeren!
- Verblijfsmogelijkheden
In de Alpen heb je keuze uit een verblijf in de mondaine
oorden met hotelpaleizen, knusse bergdorpen of moderne
vakantiecentra. Vele toeristen verblijven in de Alpen in de
typische hotelletjes, versierd met vele bloemen. Natuurlijk
kan je ook terecht in appartementen, campings, chalets en
pensions.
- Activiteiten en ontspanningsmogelijkheden: zie opdracht 4 p.14
- Specifieke infrastructuur
kabelbanen, zetelliften, skiliften, skipistes, wandelpaden,
kuuroorden (Spa’s), ...
Een greep uit de bekendste skioorden: Alpe d’Huez, Val
Thorens, Kitzbuhel, St Moritz, La Plagne, Morzine, Avoriaz,...
- Bereikbaarheid
Door het ongunstige reliëf heeft men om de Alpen
toegankelijker te maken een aantal “kunstgrepen” toegepast.
Er werden tunnels gegraven (de bekendste zijn de
Gotthardtunnel en de Mont-Blanctunnel) en bergpassen (zoals
de Brennerpass) aangelegd.
2e jaar aardrijkskunde
3. Toerisme
18
2e jaar aardrijkskunde
Opdracht: Een reis naar Bellinzona (Zwitserland)
1. Situeer Bellinzona op kaart 6. Schrijf B op de juiste plaats.
Is het een centrum voor zomer- of wintertoerisme?
In welk seizoen is de reis er dus het duurst? zomer – winter
Verklaar.
2. Om naar Bellinzona te reizen volgen we grotendeels de loop van
de Rijn. Parallel met de Rijn lopen immers grote autosnelwegen. Welke landen
doorkruisen we op weg naar Bellinzona?
We nemen, aangekomen in Zwitserland, de weg van Zürich naar Milaan.
Duid deze weg aan op onderstaande kaart 6.
Welke tunnel moeten we passeren op deze weg?
KAART 6
3. Op welke hoogte ligt Bellinzona (ongeveer)?
In welke Italiaanse rivier mondt de Ticino, de rivier door Bellinzona, uit?
4. Welk ander type toerisme lijkt ook in Bellinzona belangrijk te zijn?
Bellinzona - stad van ontmoetingen. Al in vervlogen tijden was de hoofdstad van Tessin, Bellinzona voor
reizigers uit het zuiden als een sleutel naar de Alpen en voor reizigers uit het noorden de poort naar Italië.
Achter de ingetogen charme van de Middeleeuwse stad verbergt zich het opgewekte leven van een
belangrijk modern ontmoetingscentrum. De hoekjes en pleinen, de binnenplaatsen, het neoklassieke theater
met de prachtige loges en de met veel smaak gerestaureerde oude huizen, vertellen de bezoeker de
geschiedenis van een culturele stad in Lombardije. De Middeleeuwse vesting met drie kastelen straalt na
een perfecte architectonische renovatie van de Castelgrande weer in haar onvergelijkelijke pracht.
3. Toerisme
19
2e jaar aardrijkskunde
2.3 De invloed van het toerisme op het milieu
Op vele plaatsen in de Alpen is het wintertoerisme vanaf de jaren zestig enorm toegenomen.
Alpenweiden en bossen verdwijnen voor de accommodatie voor de toeristen. Voor de skipistes
worden bomen en struiken gekapt, rotsblokken verwijderd om het skiën te vergemakkelijken. De
plantengroei op de skipistes sterft af, zodat bij een hevige regenval het water ongehinderd naar
beneden kan stromen. Dit leidt tot erosie op de hellingen en toenemend overstromingsgevaar in
de valleien. Lawinevorming en modderstromen zijn andere negatieve gevolgen.
De ontsluiting van gebieden met eeuwige sneeuw vereisen ook grote ingrepen in het landschap:
aanleg van wegen, parkeerplaatsen, lawinegalerijen (een groot afdak dat wegen beschermt
tegen in gebieden die door lawines bedreigt worden), restaurants en hotels, skipistes enz.
Gletsjerijs vormt een zeer belangrijke zoetwaterbron, maar het wordt vervuild door olie, afval,
rioolwater, brandstoffen en chemische producten om de sneeuwkwaliteit te verbeteren. Het
vroeger zo zuivere water, wordt nu al aan de bron aangetast.
Acht skiërs omgekomen in de Alpen
Bij lawines in de Alpen zijn dit weekend al 8 skiërs omgekomen, die allemaal
buiten de pistes aan het skien waren.
De meeste doden vielen in de Franse
Alpen, waar 5 skiërs gegrepen werden
door lawines. In de buurt van Salzburg
in Oostenrijk kwam een Duitse man om
nadat hij tijdens een skitocht met zijn
2 kinderen een lawine veroorzaakte. De
drie werden door een 200 meter brede
sneeuwmassa meegesleurd, voor de vader
kwam alle hulp te laat.
Er vielen nog 2 doden, één in Oostentenrijk en één in Zwitserland. De voorbije week heeft het in Oostenrijk fel
gesneeuwd. De hulpdiensten daar zijn
boos om de lichtzinnigheid van skiers.
(bron: www.vrtnieuws.net ) 05/01/’05
3. Toerisme
20
2e jaar aardrijkskunde
Opdrachten
Los de volgende vragen op met behulp van bovenstaande tekst en de krantenartikels.
Noem een aantal negatieve gevolgen van het Alpentoerisme voor het milieu
Waardoor worden modderstromen veroorzaakt?
Waardoor worden lawines veroorzaakt?
3
Statistieken van het Europees toerisme
- Welk Europees land haalt de meeste inkomsten uit toerisme?
- Waarom is België een ‘vertrekland’?
- In welke landen(groepen) heeft toerisme
weinig of geen economisch belang?
- Welke landen hebben verrassend weinig
toeristische inkomsten?
Zoek een verklaring.
3. Toerisme
21
2e jaar aardrijkskunde
DOELSTELLINGEN THEMA TOERISME
Les 7
Toeristische landschappen
KENNEN
- Verschillende types toerisme kunnen omschrijven.
- Onderscheid tussen hard- en zacht toerisme.
Toeristisch landschappen in België
KENNEN
- De aanpassing van het natuurlijke landschap door de
mens beschrijven.
- Het verband tussen het toerisme in de kuststreek en
het klimaat en milieu omschrijven.
- Menselijke aantrekkingsfactoren van de kuststreek
opsommen (verblijfsmogelijkheden, attracties,
bereikbaarheid).
- begrippen: duinen en duinvorming, eb, vloed, kribbe,
golfbreker, springtij, lagune, slikke, schorre, schoorwal,
- De ontwikkeling en de elementen van de T-structuur
van onze Belgische kust omschrijven.
KUNNEN
- Toeristische landschappen kunnen typeren en de
typische aantrekkingsfactoren herkennen.
Les 8
Les 9 Toeristische landschappen in Europa
KENNEN
- vegetatietypes van vegetatie in de Alpen opsommen
en herkennen op schets/foto.
- typische toeritische activiteiten van het Alpentoerisme
opsommen.
- natuurlijke + menselijke aantrekkingsfactoren
opsommen.
- Ontstaan van de Alpen verklaren.
- Begrippen: föhn, stau, mistral .
- Nadelen van het toerisme opsommen en verklaren.
KUNNEN
- Kaart met toeristische streken van België aanvullen
met behulp van de atlas.
- Lengte van de Belgische kustlijn berekenen.
- Belgische Kuststeden op een blinde kaart aanvullen.
- Kustlandschappen kunnen typeren en de typische
aantrekkingsfactoren herkennen.
- Slikke, schorre, lagune en schoorwal op tekening
kunnen aanduiden.
- Verschil tussen eb/laagwater + vloed/hoogwater
kunnen verklaren.
- T-structuur van de Belgische kust herkennen op
luchtfoto + topografische kaart.
- Bereikbaarheid van onze kust opzoeken met behulp
van de atlas (snelwegen, spoorwegen).
KUNNEN
- Toeristische regio’s onderscheiden op de Europese
kaart.
- Toeristische eilanden en steden opzoeken in de atlas.
- Alpen, bergtoppen, landen, steden, ... situeren op
kaart.
- herkennen van specifieke alpeninfrastructuur.
- van een plaats bepalen of zomer- of wintertoerisme
overheerst.
- reisroute naar de Alpen uitstippelen (met atlas).
- Toeristische gegevens lezen op grafieken en kaarten.
3. Toerisme
22
2e jaar aardrijkskunde
Toeristen gered na lawine in Oostenrijk
zo 04/12/05 - In Sölden in de Oostenrijkse Alpen zijn drie Duitse
toeristen gered uit een lawine. Een vrouw is lichtgewond, de twee
mannen zijn ongedeerd. Meer dan 80 reddingswerkers waren
ingezet om de skiërs op te sporen.
De lawine deed zich voor rond het middaguur op een volgens de politie als "veilig"
omschreven skipiste in de buurt van Hochgurgl, dicht bij Sölden.
Drie Duitse toeristen raakten bedolven onder de sneeuw. Tot tachtig
reddingswerkers kwamen in actie en konden de toeristen tijdig uit hun penibele
situatie bevrijden.
De oorzaak van de lawine is nog niet bekend.