Beelden van Kwaliteit
Transcription
Beelden van Kwaliteit
Beelden van Kwaliteit Observaties in acht locaties van Cordaan Observatieperiode 16 september tot en met 16 oktober 2013 Presentatie van dit rapport op 17 mei 2013 ter gelegenheid van het vierde Symposium Beelden van Kwaliteit in samenwerking met Cordaan, Stichting Philadelphia Zorg en Stichting Omega. www.beeldenvankwaliteit.nl Copyright: Stichting Beelden van Kwaliteit – Vrije Universiteit te Amsterdam, 2013 Voorwoord Beelden van Kwaliteit is een project dat als doel heeft de kwaliteit van zorg en ondersteuning in de Verstandelijk Gehandicaptenzorg (VG-sector) op een andere manier zichtbaar te maken dan via de inzet van meetinstrumenten. In plaats van metingen, verrichten we onderzoek ‘op locatie’ door participerende observatie. Met het oog op de ontwikkeling van deze aanpak is een aantal pilotstudies uitgevoerd, waarin telkens nieuwe elementen worden uitgeprobeerd. Dit rapport doet verslag van de vijfde pilotstudie van Beelden van Kwaliteit op basis van een onderzoek bij Philadelphia Noordwest, Cordaan en Omega, instellingen in Noord-Holland die zorg en ondersteuning bieden aan mensen met een verstandelijke beperking. De versie die voor u ligt bevat het deelverslag van het onderzoek bij Cordaan. Voor de uitvoering van deze pilot zijn we medewerkers, leidinggevenden en bestuurders van Cordaan veel dank verschuldigd. Zonder inzet en draagkracht van kwaliteitsmedewerker Marloes de Ruijter, directeur zorg Han van Esch en bestuurder Henk Kouwenhoven zou deze pilot niet tot stand hebben kunnen komen. De onderzoekers van Cordaan danken we voor hun inzet, enthousiasme en voor hun ontvankelijkheid om een andere bril op te willen zetten. We zijn de stafmedewerkers erkentelijk voor de wijze waarop zij hebben meegewerkt aan een strakke planning. Niet in de laatste plaats zijn we veel dank verschuldigd aan de teams en cliënten van de onderzochte locaties die bereid waren om de voor hen onbekende onderzoekers ‘in de keuken’ te laten kijken. Alle namen van cliënten en medewerkers op de onderzochte locaties zijn gefingeerd, inclusief de namen van die locaties zelf. Namen van onderzoekers en auteurs van verschillende onderdelen worden in de inhoudsopgave vermeld. Lydia Helwig Nazarowa Hans Reinders 3 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave 3 4 - 5 1. Inleiding: Beelden van kwaliteit Hans Reinders en Lydia Helwig Nazarowa 6 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 Het project 7 ‘Kwaliteit van Bestaan’in het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg 8 Ontwikkelingsperspectief 10 Verbinding 13 Vraagstelling 13 Methode 14 Opleiding 16 1.7.1 Deelname Criteria 16 1.7.2 Selectie 17 1.7.3 Programma 17 1.7.4 Bevindingen van cursisten 18 1.7.5 Evaluatie van de opleiding 19 1.7.6 Hoe hebben de onderzoekers de opleiding, de observatieperiode en het schrijven van het verslag ervaren? Wat schreven de deelnemers zoal? 20 1.7.7 Hoe ervoeren de onderzoekers het weer terugkeren naar het reguliere werk? 21 1.7.8 Samenvattende evaluatie 23 Het rapport 26 2. Observaties 2.1 Woonlocatie Rozenstraat door Mirjam Veldt 2.2 Woonlocatie Gerard Davidstraat door Bob Sas 2.3 Woonlocatie Het Vlindertje door Fatima Namouli 2.4 Dagcentrum Het Pallet door Jan S. Boudewijn 2.5 Dagcentrum Het Pallet door Hetty Meerdink 2.6 Woonlocatie De Molenweg door Angeline Groenewoud 2.7 Woonlocatie Sliedrechtstraat door Marjan Huis 2.8 Woonlocatie Windroos, team ouderen, door Kirsten Beerens 3. Het Kwaliteitspanel van Cordaan in gesprek met een afvaardiging - 8 - 10 - 12 - 14 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 23 - 24 27 28 55 75 89 115 135 161 186 - 54 74 88 114 134 160 185 214 215 4 van de geobserveerde teams van de verschillende locaties 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van de Rozenstraat Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van de Gerard Davidstraat Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van Het Vlindertje Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van Het Pallet Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van Het Pallet Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van De Molenweg Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van de Sliedrechtstraat Kwaliteitspanel Cordaan, bespreking van Windroos 4. Terugblik met de bestuurder van Cordaan Henk Kouwenhoven 217 221 225 229 234 238 242 247 - 220 224 228 233 237 241 246 251 252 - 257 5 1. Inleiding: Beelden van Kwaliteit Door Hans Reinders en Lydia Helwig Nazarowa 6 1.1 Het Project Hoe kan de kwaliteit van de ondersteuning die zorgaanbieders leveren op een toetsbare manier worden verantwoord? En dat op zo’n manier dat de zorgaanbieder inzicht krijgt hoe de kwaliteit van ondersteuning valt te verbeteren? Dit zijn de twee kernvragen waaraan de gehandicaptensector sinds 2007 heeft gewerkt. Het resultaat staat bekend als het Kwaliteitskader gehandicaptenzorg. Na verschillende try-outs in de jaren 2009 en 2010 bleek – zoals bekend – niet iedereen in de sector even gelukkig met het resultaat. Een belangrijk bezwaar was dat de uit de metingen verkregen informatie weinig aanknopingspunten bood voor verbetering van kwaliteit. Het onbehagen over het Kwaliteitskader resulteerde reeds in een vroeg stadium in de wens om tot een alternatieve aanpak te komen. Wie vanuit de zorg- en ondersteuningspraktijk naar de verkregen informatie keek, had niet de indruk een beeld te krijgen van hoe het leven van cliënten er werkelijk uitziet. Veel informatie over wat mensen dagelijks meemaken is verwaterd of verloren gegaan. Voor beelden en verhalen uit de praktijk was weinig of geen plaats; gebeurtenissen in het dagelijks leven werden tot cijfers. De vraag naar de concrete betekenis van de verkregen informatie bleef grotendeels onbeantwoord. De vraag naar een alternatieve aanpak heeft reeds in het voorjaar van 2010 geleid tot de ontwikkeling van het project Beelden van Kwaliteit (BvK) waarvoor een stichting in het leven werd geroepen die gevestigd is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Doel van deze stichting is zorg te dragen voor de uitvoering van pilot studies die beogen tot een andere aanpak van kwaliteitsrapportage te komen. Uitgangspunt van deze alternatieve aanpak is de vraag naar de mogelijkheden van een kwalitatieve benadering van kwaliteit. Men kan via metingen van indicatoren van alles over de zorgpraktijk aan de weet komen, maar niet wat de ervaringen die mensen daarin opdoen voor henzelf betekenen. Cijfers drukken geen betekenissen uit. In de ontwikkeling van het Kwaliteitskader is – na het moratorium door de VGN ingesteld in november 2011 – een accentverschuiving waar te nemen. Ook de VGN benadrukt nu kwaliteitsverbetering als de primaire doelstelling, waarbij men in de nieuwe versie van het visiedocument het uitgangspunt van Beelden van Kwaliteit onderstreept dat hierbij een centrale betekenis toekomt aan de relatie tussen cliënten en hun begeleiders.1 Op de onlangs gehouden ‘kwaliteitsdag’ is de aanpak van BvK dan ook gepresenteerd in het kader van de daartoe ingerichte ‘peiler 3’ van het nieuwe Kwaliteitskader. In het project Beelden van kwaliteit is met het oog op de betekenisvraag gekozen voor een antropologische beschrijving van de interactie tussen cliënten en hun begeleiders door middel van participerende observatie. De resulterende beelden beogen te laten zien wat zich in die interactie afspeelt en hoe daarin de visie van de instelling inhoud en gestalte krijgt. Met het oog hierop is het zaak dat onderzoekers in het verrichten van hun onderzoek hun eigen oordeel terughouden. Hoe zij zelf datgene wat ze zien en horen beoordelen doet 1 “Verantwoorden geschiedt in het verlengde van verbeteren. Kwaliteitsverbetering staat centraal, maar de verkregen kwaliteitsinformatie is bijvoorbeeld ook te gebruiken voor verantwoording in de Jaarverantwoording Gehandicaptenzorg.” Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. Visiedocument 2.0. Utrecht: VGN, februari 2013, p. 3. 7 er in het geheel niet toe. Sterker nog, overal waar hun eigen oordeel uit hun beschrijving valt af te leiden is er sprake van ‘vervuilde’ informatie. De onderzoeker loopt zelf door het beeld en staat daarmee de lezer die zich een beeld moet vormen in de weg. Niettemin moet wat uit de observaties aan informatie wordt verkregen wel worden beoordeeld. Deze beoordelingsfunctie wordt uitgevoerd door een zogeheten kwaliteitspanel. Dit panel wordt door de instelling samengesteld. De leden maken deel uit van de verschillende geledingen van haar stakeholders. Zij lezen de observatieverslagen en bereiden door het uitwisselen van hun bevindingen een gesprek voor met een vertegenwoordiging van de onderzochte locaties. Het oordeel van de panelleden over de uitkomsten van het observatieonderzoek wordt naar voren gebracht in de vorm van vragen die tijdens het gesprek aan het betreffende team worden voorgelegd. De vragen hebben betrekking op concrete voorvallen die worden beschreven. Deze methode blijkt goed te werken. Ook in deze pilot geven de onderzochte teams aan dat de verslagen samen met de bespreking met het kwaliteitspanel een ‘spiegelfunctie’ vervullen die aanleiding geeft om de aangekaarte thema’s verder aan te pakken. Tijdens de gesprekken met de kwaliteitspanels blijkt herhaaldelijk dat het lezen van de verslagen reeds aanleiding is geweest om sommige voorvallen of handelwijzen met elkaar te evalueren en/of aan te pakken. Het voorliggende rapport doet verslag van Beelden van Kwaliteit V (BvK V), de pilotstudie die we hebben verricht in drie instellingen in Noord-Holland: Philadelphia Noordwest, Cordaan en Omega (voorgaande rapporten zijn te vinden op www.beeldenvankwaliteit.nl). BvK V volgt in grote lijnen dezelfde aanpak als de vorige pilot, met dit verschil dat we in de opleiding meer aandacht hebben besteed aan het onderdeel ‘vragen stellen’. In de verantwoording van observatieonderzoek neemt het begrip triangulatie een belangrijke plaats in. Dit betekent dat de onderzoeker naast zijn/haar eigen observaties nog andere bronnen ter beschikking heeft om de data te controleren, waaronder het stellen van vragen aan medewerkers van de onderzochte locaties. Met het oog op verdere versterking van de onderzoeksresultaten hebben we daarom de aandacht speciaal gevestigd op het thema ‘vragen stellen’. De aanpak en de resultaten treft u in dit rapport aan. De looptijd van het onderzoek hebben we opnieuw tot drie maanden weten te beperken, inclusief de evaluatie. In de volgende paragrafen zal eerst de theoretische achtergrond van Beelden van Kwaliteit (BvK) uiteen worden gezet, gevolgd door de onderzoeksvragen die hiervan worden afgeleid. Ook wordt een beknopte beschrijving gegeven van de opleiding die onderzoekers voor BvK hebben gevolgd. Het hoofdstuk sluit met de opbouw van dit rapport. 1.2 ‘Kwaliteit van Bestaan’ in het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg In deze paragraaf zal worden aangegeven op welke manier de aanpak van Beelden van Kwaliteit inhoudelijk aansluit bij het reeds genoemde Kwaliteitskader. De centrale stelling die daaruit wordt overgenomen luidt: “De kwaliteit van zorg en ondersteuning is gelijk aan de bijdrage die ze leveren aan de kwaliteit van bestaan van de cliënt.” De vraag is wat onder kwaliteit van bestaan wordt verstaan. Allereerst wordt uiteengezet op welke theorie dit begrip in het Kwaliteitskader berust. Vervolgens wordt uitgelegd waar de invulling 8 van dit begrip in het project Beelden van Kwaliteit verschilt. Na deze theoretische uiteenzetting volgen de onderzoeksvragen die hiervan zijn afgeleid en een (korte) toelichting op de gehanteerde onderzoeksmethode. Inhoudelijk gezien wordt het begrip kwaliteit van bestaan uitgelegd aan de hand van de theorie over Quality of life van Schalock en Verdugo.2 Deze theorie gaat uit van acht domeinen die relevant zijn voor iemands kwaliteit van bestaan. Het betreft de volgende domeinen (waarvan het herziene Kwaliteitskader in plaats van de eerdere indicatoren nu een algemene omschrijving geeft).3 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) Emotioneel welbevinden Inter-persoonlijke relaties Materieel welbevinden Persoonlijke ontplooiing Lichamelijk welbevinden Zelfbepaling Sociale inclusie Rechten De keuze voor de benadering van Schalock en Verdugo ligt in die zin voor de hand dat zij in Nederland brede erkenning heeft gevonden, maar dit betekent natuurlijk niet dat daarbij geen vragen zijn te stellen. Benaderingen van Quality of Life zijn er vele, dus is het altijd de vraag waarom men met deze dan wel met die theorie in zee gaat. Een belangrijke aanbeveling voor Schalock en Verdugo betreft het feit dat het gaat om een benadering die tot gevalideerde meetinstrumenten heeft geleid. De vraag doet zich hierbij voor of het begrip Quality of life kan worden geoperationaliseerd door middel van objectieve indicatoren, of dat ook deze benadering uiteindelijk is aangewezen op een subjectieve waardering van levensomstandigheden. Bezien we het werk van Schalock en Verdugo vanuit deze vraag, dan blijken een aantal objectieve factoren – social indicators – te worden genoemd. Bijvoorbeeld het domein ‘lichamelijk welbevinden’ met als indicator bijvoorbeeld ‘gezondheid’: Hoe gezond is de cliënt? Dit kan worden gemeten aan de hand van vragen naar het gebruik van medische zorg, medicatie, diagnose, en dergelijke. Iets dergelijks geldt voor het domein ‘materieel welzijn.’ Zo heeft ieder domein zijn eigen indicatoren. In de discussie over Quality of Life rijst echter de vraag of de scores op deze indicatoren voldoende zijn om tot een uitslag te komen. Wat zeggen de uitkomsten op grond van deze objectieve indicatoren over iemands kwaliteit van bestaan? Stel iemand in onze samenleving heeft geen vaste baan, geen eigen huis en een minimuminkomen, dan valt het oordeel over diens kwaliteit van bestaan in het domein van materieel welzijn negatief uit. Immers, in onze samenleving gelden deze drie factoren als een belangrijke aanwijzing voor iemands kwaliteit van bestaan. Niettemin is het mogelijk dat 2 Schalock, R. & Verdugo Alonso, M.A. Handbook of Quality of Life for Human Service Practitioners. Washington: American Association on Mental Retardation, 2002. 3 Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. Visiedocument 2.0. Bijlage 3, pp. 31-33. 9 de betrokken persoon goed te spreken is over de kwaliteit van het eigen bestaan. Het voorbeeld laat zien dat wat op grond van sociale indicatoren als objectieve maatstaf geldt, door de betrokkenen anders kan worden gewaardeerd. Veel onderzoekers neigen er dan ook toe quality of life op te vatten als een kwestie van subjectief welbevinden (de zogenaamde subjective well being approach). Iemands kwaliteit van bestaan is goed wanneer de betrokken persoon zelf deze opvatting is toegedaan. Echter, wanneer deze redenering wordt toegepast op de kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking doet zich iets voor dat reeds in een vroeg stadium van het onderzoek werd onderkend als de disability paradox.4 Mensen met een beperking blijken vaak tevreden met de kwaliteit van hun bestaan terwijl deze gezien vanuit sociale indicatoren duidelijk achter blijft bij die van de rest van hun samenleving. Zondermeer op subjectieve waardering afgaan lijkt dus bezwaarlijk. De verklaring voor hun tevredenheid zou immers kunnen voortkomen uit het feit dat ze zich hebben leren voegen in een lager verwachtingspatroon van hun eigen maatschappelijke mogelijkheden. De vraag is daarom hoe deze twee kanten van de zaak – objectieve sociale indicatoren enerzijds en subjectieve welbevinden anderzijds – zich tot elkaar verhouden. Het antwoord dat onderzoekers telkens weer vinden luidt: er bestaat tussen beide geen direct verband. Objectieve sociale indicatoren zijn slechte voorspellers van subjectieve kwaliteit en omgekeerd. Een manier om dit probleem aan te pakken is te zeggen dat Quality of Life een samengesteld begrip is met zowel objectieve als subjectieve elementen.5 Dat deze aanpak het probleem niet oplost wordt duidelijk zodra men de vraag stelt waarop de uitkomst gebaseerd moet worden wanneer ‘objectieve’ en ‘subjectieve’ scores elkaar tegenspreken. Op die vraag ontbreekt het antwoord.6 1.3 Ontwikkelingsperspectief Het begrip kwaliteit van bestaan als nevenschikking van een objectieve en een subjectieve maatstaf leidt tot een onbeantwoordbare vraag, namelijk de vraag hoe men objectieve en subjectieve elementen van kwaliteit van bestaan tot elkaar kan herleiden. Zonder een antwoord op deze vraag is van een consistente benadering geen sprake. Een andere weg kan worden ingeslagen met behulp van een dynamisch begrip van kwaliteit van bestaan. Van een goede kwaliteit van bestaan is sprake wanneer mensen tot bloei komen en mensen komen tot bloei wanneer ze op weg zijn hun eigen mogelijkheden te 4 G. L. Albrecht & P.J. Devlieger. The Disability Paradox: High Quality of Life against all Odds. Social Science and Medicine, (48), 1999, pp. 977-988. 5 In de Nederlandse literatuur bijvoorbeeld: Vreeke, G.J.Janssen, C.G.C., Resnick, S., & Stolk. Kwaliteit van bestaan van mensen met een verstandelijke handicap. Amersfoort/ Amsterdam: Vereniging ‘s Heeren Loo/ Vrije Universiteit, 1998. 6 Hoe meer men in de zorg stelt dat het gaat om de vraag wat de cliënt wil, hoe groter het risico dat men het aanbod afstemt op een niveau van subjectief welbevinden dat maatschappelijk gezien onaanvaardbaar zou moeten worden genoemd. Een simpele test voor de gehandicaptensector zou zijn om aan medewerkers van instellingen te vragen: “zou u tevreden zijn met datgene waarmee uw cliënten tevreden zijn?” Wij vermoeden dat hier geldt: de vraag stellen is haar beantwoorden. 10 ontdekken en te leren ontplooien. Dat mensen onder een sociaal aanvaard minimum leven is zeker niet onbelangrijk, maar het sluit niet uit dat ze zelf vinden dat ze een goed leven hebben. Dat ze tevreden zijn, is niet onbelangrijk maar het zegt niet genoeg, want wie weet zouden ze nog meer tevreden zijn wanneer ze aan hun eigen mogelijkheden tot ontplooiing zouden kunnen werken die ze nog niet hebben ontdekt. Het probleem van de onbeantwoordbare vraag kan worden opgelost door beide aspecten – de subjectieve en objectieve kant van Quality of life - in een ontwikkelingsperspectief te plaatsen. Dit is wat we in Beelden van Kwaliteit voorstellen als een dynamische benadering van kwaliteit van bestaan. Er is in deze benadering geen sprake van een voldoende kwaliteit van bestaan wanneer deze voldoet aan een maatschappelijke norm, er is echter ook geen sprake van voldoende kwaliteit van bestaan omdat mensen tevreden zijn. Er is sprake van een voldoende kwaliteit van bestaan zodra er wordt gewerkt aan de ontplooiing van hun mogelijkheden.7 Wanneer mogelijkheden tot individuele ontplooiing toenemen, verbeteren iemands omstandigheden zowel in subjectieve als in objectieve zin. Met deze benadering verandert de theoretische context van het begrip kwaliteit van bestaan omdat de behoefte aan een uitkomstmaat wordt losgelaten ten gunste van een ontwikkelingsperspectief.8 Denkend vanuit een ontwikkelingsperspectief ontstaat ruimte voor een dynamische opvatting. Deze zou voor het denken over de kwaliteit van zorg en ondersteuning aan mensen met een beperking een groot verschil kunnen maken. Hoe zou het leven van deze persoon eruit kunnen zien als we er vanuit gaan dat er in dit opzicht nog het nodige te ontdekken valt? Een dynamisch begrip van kwaliteit van bestaan heeft veeleer betrekking op de zoektocht dan wel op een uitkomstmaat. De zoektocht betreft de vraag wat het betekent om een individuele cliënt tot bloei te laten komen. Die zoektocht heeft per definitie een open eind omdat niet bekend is waar het eindpunt ligt. De dynamische benadering van kwaliteit van bestaan sluit aan bij de capabilities approach van de ontwikkelingseconoom Amartya Sen en de filosofe Martha Nussbaum. 9 Aanvankelijk was de theorie vooral ontwikkeld met het oog op de kwaliteit van bestaan van mensen in wat destijds ‘ontwikkelingslanden’ werd genoemd, maar in recenter werk heeft met name Nussbaum de mogelijkheden onderzocht van een inclusieve theorie van human capabilities die ook het leven van bijvoorbeeld mensen met ernstige meervoudige beperkingen insluit. In deze theorie komen mensen tot bloei wanneer ze de kans krijgen om hun menselijke vermogens en talenten te ontwikkelen. Martha Nussbaum doelt hiermee op het ontwikkelen van de vermogens van onze zintuigen en andere lichaamsfuncties (zien en horen, bewegen, 7 Er bestaat op dit punt een overeenkomst met de klassieke theorie over sociale stabiliteit als gevolg van “rising expectations.” James. S. Coleman. Foundations of Social Theory. Cambridge MA: The Belknap Press of Harvard University Press, 1990, p. 473 e.v. 8 Zie A. Bowling. Measuring Health: A Review of Quality of Life measurement Scales (2nd Edition). Buckingham: Open University Press, 1997. De auteur laat zien dat elke benadering van QoL zijn eigen theoretische context heeft. 9 A. Sen. Development As Freedom. New York: Anchor Books, 1999; M.C. Nussbaum, Frontiers of Justice: Disability, Nationality, and Species Membership. Cambridge MA.: Harvard University Press, 2006. 11 lopen, spreken, denken, enzovoort).10 Daarvan kunnen we afleiden dat het begrip ‘ontwikkeling’ niet in de exclusieve zin van het woord moet worden gebruikt. Het gaat niet uitsluitend om het aanleren van cognitieve functies. Ontwikkeling is met andere woorden niet de weg van disability naar ability, maar heeft in onze definitie een ruimere betekenis; het gaat in essentie om het vergroten van iemands ervaringswereld. Van ‘vergroting’ of ‘uitbreiding’ van iemands ervaringswereld is sprake wanneer iemand iets meemaakt en wat nog niet eerder werd meegemaakt. Deze ervaringen kunnen betrekking hebben op alle aspecten van het leven; voor het eerst je stem uitbrengen, voor het eerst aan een citroen ruiken; je eerste roman lezen, voor het eerst je hand in de sneeuw steken, of je eigen voornaam spellen. ‘Ontwikkeling’ als vergroting van iemands ervaringswereld kan echter evenzeer plaatsvinden wanneer er sprake is van afnemende lichamelijke vermogens. Wanneer bepaalde lichamelijke functies uitvallen, leidt dit ook tot nieuwe ervaringen en kan de ontwikkeling zitten in het proces van hier mee leren leven. Verhalen van mensen die moeten leren leven met een niet aangeboren hersenletsel zijn er vol van. Het gaat om een proces dat voor iedereen een eigen loop neemt, maar dat altijd het eigen initiatief en de eigen activiteit van de betrokkenen insluit. Een belangrijk verschil met Quality of life in de benadering van Schalock en Verdugo ligt daarom in het dynamische karakter. Het gaat volgens Amartya Sen om “what a person can do or become.”11 Daarmee benadrukt Sen dat niet alleen het uiteindelijke resultaat er toe doet. Centraal staat juist de weg daar naar toe. Alleen door inzet van de eigen motivatie en eigen initiatief kan de persoon tot bloei komen mits de omgeving daartoe de mogelijkheden schept. In de uitwerking van beide benaderingen is het verschil goed zichtbaar. Zo is bij Schalock en Verdugo het domein personal development een apart domein. In de capability approach van Sen en Nussbaum is het een dimensie van alle domeinen.12 In een dynamische opvatting zorgt het begrip persoonlijke ontwikkeling voor een integrerend perspectief. In het werk van Schalock en Verdugo ontbreekt dit integrerende perspectief. Daar is de vraag op welke punten QoL scores om verbetering vragen aan de cliënt ter beantwoording, waarmee het probleem van het subjectieve perspectief weer terugkeert. Veel meer dan aansluiten bij de realisering van wat cliënten zelf willen, is kwaliteit van zorg en ondersteuning gebaat bij het werken aan hun nog niet ontdekte mogelijkheden en talenten.13 10 Nussbaum’s Frontiers of Justice bevat een lijst van tien van deze vermogens: “life,” “bodily health,” “bodily integrity,” “senses/imagination/thought,” “emotions,”“practical reason,” “affiliation,” “other species,” “play,” and “control over one’s environment” (pp. 77-78). 11 ‘Equality of What?’ Tanner Lecture on Human Value, 1979. In: A. Sen (1982), Choice, Welfare and Measurement. Oxford: Oxford University Press, 1982, pp.365-367. 12 Zie bijvoorbeeld R.L.Schalock, ‘Reconsidering the conceptualization and measurement of quality of life’. In: R.L.Schalock (Ed.). Quality of Life Volume I: Conceptualization and Measurement, Washington D.C.: American Association of Mental Retardation, 1996, pp.123- 139. 12 1.4 Verbinding Een dynamische opvatting van kwaliteit van bestaan is gestoeld op ontwikkeling, maar er is nog een ingrediënt nodig om ontwikkeling te stimuleren. Dit is de verbinding die met de cliënt wordt aangegaan. Belangrijke elementen in een goede verbinding van cliënten met hun begeleiders, zijn continuïteit, gerichte aandacht en – met een term van Viktor Frankl – de wil tot betekenis.14 In verband met het voorgaande is een opmerking over het laatste element vooral op haar plaats. Met de ‘wil tot betekenis’ doelt de Weense psychiater Frankl op de drijfveer om - ook wanneer omstandigheden het leven dreigen te ondermijnen - op zoek te gaan naar de ervaring van zin en betekenis. Frankl ontwikkelde zijn denkbeelden in de context van traumatische oorlogservaringen, maar ook los van deze specifieke omstandigheden behouden ze een eigen zeggingskracht. In de context van de zorg en ondersteuning van mensen met een beperking blijkt de wil tot betekenis uit het zoeken naar de positieve inhoud van het gehandicapte leven. Het gaat hierbij om de wil om anders naar de cliënt te kijken, te kijken op een manier die mogelijkheden ontsluit in plaats van belemmert. Kwaliteit van zorg en ondersteuning wordt daarom mogelijk gemaakt door begeleiders die een verbinding aangaan om met hun cliënten nieuwe mogelijkheden te ontdekken. De mogelijkheden die de cliënten wel hebben maar die nog niet ten volle zijn benut, moeten door de begeleiders wel eerst worden ‘gezien’. De begeleider die een goede verbinding heeft met de cliënt, krijgt meer en andere dingen van die cliënt te zien. Die cliënt laat zich in die verbinding anders kennen. Omdat de verwachtingen van de cliënten zelf vaak ook gering zijn, vraagt verbinding van begeleiders om een onderzoekende houding. Daarnaast betekent ‘verbinding’ dat ze hun cliënten stimuleren om op eigen mogelijkheden te vertrouwen. Als verbinding op deze manier tot stand komt, wordt zij een bron van positieve energie die cliënten in staat stelt tot bloei te komen en begeleiders evenzo. 1.5 Vraagstelling Om deze drie begrippen in het kort nog eens aan elkaar te koppelen, komen we door het gebruik van een dynamisch begrip van “kwaliteit van bestaan” op de centrale betekenis van het begrip “ontwikkeling”. Kwaliteit van bestaan geldt niet als een van buitenaf bepaalde uitkomstmaat, maar als een op de ontwikkeling van een individuele persoon gerichte begeleiding. Omdat het bestaan van een persoon zich in een maatschappelijke context afspeelt, staat of valt de mogelijkheid tot ontwikkeling met de interactie tussen deze individuele persoon en zijn omgeving. Een belangrijke rol in de kwaliteit van bestaan wordt 13 Zie voor een uitwerking aan de hand van onderzoeksverslagen van BvK: Hans Reinders, De andere mogelijkheid. Beelden van kwaliteit in de gehandicaptenzorg. Antwerpen: Garant (in druk). De observaties die in dit boek worden geanalyseerd en besproken laten zien dat ‘nog niet ontdekte’ mogelijkheden en talenten van cliënten er regelmatig wel zijn, maar door hun omgeving niet als zodanig zijn opgemerkt. Die talenten zijn er al, als men ze maar wil opmerken. 14 Zie Hans Reinders, Karen Wuertz en Ina Venenkamp. Eilandbestaan. Over mensen met autisme spectrum stoornis en ’moeilijk verstaanbaar gedrag’. Antwerpen: Garant, 2013, p. 104-105. 13 daarom vervuld door de “verbinding” die anderen met ons aangaan en wij met hen. Deze uitgangsstelling leidt tot twee vragen: Gaan begeleiders een verbinding aan met hun cliënten en zo ja, hoe doen ze dat? Zetten ze die verbinding in om met hun cliënten te zoeken naar mogelijkheden tot ontwikkeling en zo ja, hoe doen ze dat? Naar aanleiding van de observaties in BvK I t/m II hebben we deze twee onderzoeksvragen nog met een derde vraag uitgebreid. Deze heeft betrekking op eigen initiatief van de cliënt. Van eigen initiatief is sprake wanneer de cliënt door verbale of non-verbale communicatie de aandacht van een begeleider probeert te krijgen omdat hij of zij iets wil doen of gedaan wil krijgen. Uit de eerdere onderzoeksverslagen is de indruk ontstaan dat begeleiders maar in beperkte mate reageren op eigen initiatief van een cliënt. De verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat begeleiders een afgebakend aantal aandachtspunten hebben waaraan met een cliënt wordt gewerkt. Vraagt de cliënt om aandacht voor iets dat daarbuiten valt, dan wordt hierop dikwijls niet gereageerd. Aangezien in de dynamische benadering van kwaliteit van bestaan het stimuleren van eigen initiatief een belangrijke factor is in het op gang brengen van persoonlijke ontwikkeling, werd besloten om dit thema nadrukkelijk te benoemen. Met het oog hierop werd daarom een derde onderzoeksvraag toegevoegd: Wat wordt door begeleiders herkend en erkend als ‘eigen initiatief’ van de cliënt? 1.6 Methode Om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden wordt in het project BvK gebruik gemaakt van de antropologische onderzoeksmethode van participerende observatie.15 In de literatuur over deze methode is een belangrijke vraag: de objectiviteit van de verkregen informatie. Deze vraag wordt beantwoord in uiteenzettingen van wat objectiviteit in kwalitatief onderzoek wel en niet kan betekenen. Het betreft de eisen van validiteit, betrouwbaarheid en representativiteit. Op deze plaats volstaan we met een korte karakterisering. Validiteit geeft antwoord op de vraag of de informatie betrekking heeft op datgene waar het onderzoek over zegt te gaan. Dit betekent in de context van deze pilot: verschaffen de aangeleverde beelden van kwaliteit antwoord op de gestelde onderzoeksvragen? Laten ze met andere woorden zien hoe begeleiders een verbinding aangaan met hun cliënten en hoe ze die verbinding inzetten om aan ontwikkeling te werken? Wordt zichtbaar wat door begeleiders als eigen initiatief van de cliënt wordt (h)erkend? Deze vragen worden in feite beantwoord door de gesprekken van de kwaliteitspanels met de geobserveerde teams, waarvan aan het slot van dit rapport aandacht wordt besteed. In het algemeen kan worden gesteld dat de kwaliteit van de observatieverslagen in dit opzicht boven verwachting hoog is, gegeven de betrekkelijke korte opleiding en de geringe 15 Voor een gedetailleerde bespreking van deze methode en de toepassing ervan in Beelden van Kwaliteit, zie Hans Reinders, Geertje van der Geest, Frederique Holle en Lydia Helwig Nazarowa. Beelden van kwaliteit. Op weg naar een kwalitatieve methode voor de verantwoording van kwaliteit van zorg en ondersteuning. Amsterdam: Stichting Beelden van Kwaliteit, 2011, 185 pagina’s (hoofdstuk 2, pp. 22-42). 14 onderzoekservaring van de onderzoekers. De hierna volgende hoofdstukken laten dit ook zien. Vooral de afwezigheid van eigen oordelen van de onderzoekers is een opmerkelijk resultaat, wat de validiteit van het onderzoek ten goede komt. Betrouwbaarheid heeft betrekking op de ‘herhaalbaarheid’ van de observaties. In de context van kwalitatief onderzoek betekent dit de vraag hoe persoonsgebonden de observaties zijn. Zou een andere onderzoeker hetzelfde waarnemen? In de literatuur wordt in dit verband gewezen op het belang van ‘triangulatie’. Triangulatie is een principe in het veldonderzoek dat bestaat in het gebruik van elkaar overlappende methoden en informatiebronnen. Informele gesprekken, interviews, analyse van velddocumenten en literatuuronderzoek. Triangulatie stelt onderzoekers in staat tot observaties vanuit verschillende invalshoeken. Het onderbouwt de waarnemingen met informatie uit verschillende bronnen.16 Triangulatie verhoogt de betrouwbaarheid en ook de validiteit van het onderzoeksmateriaal. 17 In de opleiding is aan dit principe veel aandacht geschonken. Het oogmerk was dat de onderzoekers zich het begrip triangulatie eigen zouden maken. Uit verslagen blijkt dat ze dit begrip op verschillende manieren hebben toegepast. Zo werden in de laatste dagen van hun onderzoeksperiode ondersteuningsplannen geraadpleegd als bron van aanvullende informatie, op voorwaarde dat hiervoor toestemming werd verkregen. Verschillende onderzoekers zagen hierin een bevestiging van dat wat zij zelf ook hadden waargenomen. Anderen gaven aan dat zij de indruk kregen dat er een kloof bestond tussen de plannen en de praktijk van alle dag. Dat bleek uit vragen zoals: “Kennen alle mensen die hier werken de plannen en weten zij wat er van hen verwacht wordt ten aanzien van deze persoon?” Een enkele onderzoeker merkte op: ”Eigenlijk meende ik meer mogelijkheden en perspectief te zien in deze persoon dan ik in de plannen terug kon vinden.” De observaties werden ook getest via aanvullende informatie uit informele gesprekken. Bij de evaluaties van de verslagen bleek echter dat het principe van ‘informal interviewing’ wel werd toegepast, maar nog lang niet altijd in voldoende mate.18 De onderzoekers die deze bron veelvuldig gebruikten, raakten overtuigd van de informatieve waarde ervan en hadden plezier in de gesprekken met teamleden. ‘Vragen stellen’ bleek echter een opgave waarvoor niet alle onderzoekers zich goed toegerust achtten. Deze uitkomst heeft er toe geleid dat in de opleiding voor BvK V veel meer aandacht aan dit onderwerp werd besteed. In dit verband mag worden gesignaleerd dat de praktijk en cultuur in de gehandicaptenzorg niet is gericht op het stellen van vragen. Wonderlijk genoeg gaat het in de zorgsector veelvuldig over ‘vraagsturing’, maar vragen stellen aan cliënten en aan elkaar is bij begeleiders een weinig beproefde mogelijkheid. 16 H.’t Hart e.a, Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom, 1998, pp. 270. 17 Idem, pp. 282. 18 Voor ‘informal interviewing’ zie H.Russell Barnard. Research Methods in Antropology: Qualitative and Quantitavive Approaches. Second edition. Walnut Creek, CA.: Altamira, 1995. 15 Ten slotte de eis representativiteit. Hiermee wordt de vraag bedoeld op welke selectie de beelden berusten die uiteindelijk in het verslag terecht komen. Met het oog op deze vraag werd in de opleiding veel aandacht besteed aan het maken van fieldnotes. Aantekeningen ter plaatse maken, hoe doe je dat? Wat leg je vast? Hoe verzamel je? Waar ga je mee verder? Wat laat je liggen? Het vastleggen van observaties die uiteindelijk tot beelden leiden is een complex proces. Eenvoudig samengevat: de onderzoeker begint met een verzameling aantekeningen ter plaatse, deze worden uitgewerkt en samengevoegd, waarna uit de oprijzende beelden een selectie wordt gemaakt, waarvoor de onderzoeksvragen leidend zijn. Terwijl in principe iedere situatie uniek is, blijken binnen de grenzen van het onderzoek op elke locatie patronen te worden ontdekt. De vraag die in verband met de selectie aan de orde is, luidt of bepaalde cliënten in het bijzonder moeten worden gevolgd. Met het oog hierop wordt aan het team van de te onderzoeken locatie gevraagd welke cliënt hen het meeste zorgen baart als het om het werken aan persoonlijke ontwikkeling gaat en met betrekking tot welke cliënt ze het meest tevreden zijn over de geboekte resultaten. Op deze wijze selecteren de teams zelf tenminste een tweetal, dat vervolgens door de onderzoekers met bijzondere aandacht wordt gevolgd. Deze wijze van selectie blijkt de mogelijkheid van een spiegelfunctie voor de deelnemende teams te vergroten. Uit de verslagen blijkt goed dat de onderzoekers in hun observaties er blijk van geven herhaaldelijk de ‘lens’ open te hebben om een scène met een geselecteerde cliënt uitvoerig te volgen. Deze aanpak heeft ertoe bijgedragen dat zowel de teams zich herkenden in de beelden en dat kwaliteitspanels patronen terugzien in de observaties. Het feit dat vrijwel alle teams de vraag bevestigend beantwoorden of het verslag een goed beeld geeft van hun locatie, geeft aan dat de beelden in het onderzoeksverslag voldoende representatief zijn om herkenbaar te zijn. Dit geldt doorgaans ook voor de patronen die door de kwaliteitspanels werden aangewezen. 1.7 Opleiding Omdat de opleiding voor eigen medewerkers die in een andere organisatie gaan observeren een uitgesproken succes bleek, lag het besluit om ook BvK V langs deze route te vervolgen voor de hand. Het bleek voor de drie deelnemende organisaties een uitgesproken pré om de opgedane kennis binnen de organisatie te benutten in een mogelijk vervolgtraject. Hiervoor had men de zware investering over om een aantal medewerkers vijf weken uit te roosteren. Het profiel dat we hadden opgesteld voor pilot II was goed gebleken. De directie droeg er zelf zorg voor dat de selectie op basis van de criteria plaats vond. Met alle belangstellende kandidaten werd een gesprek gevoerd. Cordaan selecteerde zeven medewerkers. Omega leverde één deelneemster en Philadelphia Zorg gaf aan zes personen gelegenheid om te participeren. 1.7.1 Deelname criteria In de eerste pilot was de indruk ontstaan dat medewerkers in de zorg heel goed kunnen zijn in hun werk als begeleiders, zonder dat ze dit ook in taal kunnen omzetten. Aanleiding voor deze veronderstelling waren opmerkingen van de onderzoekers over de kwaliteit van de overdracht, voor zover die op schrift werd gesteld. Zoals een van hen het uitdrukte: “Uit het 16 feit dat je jouw cliënt goed kunt waarnemen, volgt niet dat je ook kunt schrijven.” Aangezien het op schrift stellen van observaties een cruciaal bestanddeel is van de gevolgde aanpak, werd op grond hiervan besloten om strenge eisen te stellen aan deelnemers van de opleiding. Het onderstaande profiel gold als richtinggevend voor de leidinggevenden, die de deelnemers selecteerden. Een onderzoeker die het veld ingaat om participerend waar te nemen is in staat om: Verbindingen aan te gaan Open te staan voor het onverwachte Waar te nemen met uitstel van oordeel en interpretatie Feiten te scheiden van gevoelens Bewust te zijn van eigen vooronderstellingen Zowel het grote geheel en de samenhang als het detail op te merken Onopvallend te participeren De onderzoeker is in staat om dat wat waargenomen is op beeldende wijze schriftelijk weer te geven. De belangrijkste opgave hierbij is om het beeld te laten spreken, zichzelf te onthouden van oordeel en interpretatie. Met het oog op deze kwaliteiten zoeken we potentiële onderzoekers die beschikken over: Zelfbewustzijn Het vermogen tot (zelf)reflectie Inlevingsvermogen HBO niveau Leergierigheid Van de kandidaten wordt verwacht dat zij deelnemen aan een opleidings- en trainingsprogramma: Bereidheid om te leren en te ontwikkelen Eigen vooronderstellingen en aannames te willen onderzoeken Zelfstandig te kunnen werken Creatief om te gaan met onvoorspelbare situaties Correcties kunnen accepteren en benutten 1.7.2 Selectie De selectie van de drie organisaties bleek ook dit keer geslaagd: alle kandidaatonderzoekers konden na de eerste twee studiedagen het vervolgtraject ingaan. Het vrijstellen van normale diensten – en meestal daarbij behorende vervanging zoeken – voor vijf weken werd gefaciliteerd. 1.7.3 Programma De opleiding vond plaats aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Docenten waren Prof. Dr. Hans Reinders en Drs. Lydia Helwig Nazarowa. Gedurende de periode van drie weken 17 observeren bestond de gelegenheid om coaching te vragen. Hier werd op een goede manier gebruik van gemaakt. Tijdens deze periode waren er twee opleidingsdagen, waarin ervaringen werden uitgewisseld, oefenobservaties werden besproken en de leerstof, practical based, werd verdiept. Het curriculum bestond uit: Het lezen van onderzoeksliteratuur Theoretische kennisoverdracht Participerend observeren Praktijkopdrachten Registeren oefenen, luisteren, kijken, horen en zien Het leren uitstellen van het eigen oordeel Eigen aannames (h)erkennen (zelf)reflectie en uitwisseling Interview en vragen stellen Fieldnotes leren maken en gebruiken Focus aanbrengen Schrijven en selecteren Zoals gezegd bestond de opleiding uit de combinatie van theorie en praktijk. De studenten werden voorbereid op de onderzoekspraktijk waarin de eerder beschreven onderzoeksvragen leidend zijn: Gaan begeleiders een verbinding aan met hun cliënten en zo ja hoe doen ze dat? Zetten ze die verbinding in om samen met hun cliënten te zoeken naar mogelijkheden tot ontwikkeling en zo ja, hoe doen ze dat? Wat wordt door begeleiders herkend en erkend als ‘ eigen initiatief’ van de cliënt? Alle onderzoekers hebben in de laatste week op dezelfde wijze een ordening aangebracht in de observaties die voor verwerking in aanmerking kwamen. Op basis daarvan werd een selectiekeuze gemaakt. 1.7.4 Bevindingen van cursisten Ook dit keer bleek uit de evaluatie van de opleiding dat de onderzoekers BvK V als een zwaar, soms vermoeiend, maar tegelijkertijd ook mooi traject hebben ervaren, dat ze niet hadden willen missen. Enkelen zouden het, onder andere vanwege de intensiteit en de confrontatie met zichzelf, niet nog een keer ambiëren. Anderen zouden er wel hun vak van willen maken. De meeste onderzoekers willen hun opgedane kennis en ervaringen graag inzetten in hun eigen organisatie. Veel onderzoekers gaven aan op het eind van de vijf weken dat zij bij terugkeer naar hun oorspronkelijke werksetting hernieuwd keken naar dat wat eerst zo vanzelfsprekend leek. Uit deze bevindingen blijkt dat een opleiding voor participerende observatie niet om de persoon van onderzoeker heen kan. In dit opzicht bleek het profiel voor onderzoeker zoals dit in het opleidingsprogramma werd verondersteld te beantwoorden aan wat van de cursisten werd gevraagd. Zelfkennis, het eigen bewustzijn vergroten, het gericht inzetten van intuïtie en reflectie zijn belangrijke condities om nauwkeurig en precies te kunnen 18 waarnemen en registreren. Registratie van de bevindingen dienen zorgvuldig onderscheiden te worden van de gevoelens die deze oproepen, of van het eigen oordeel over een bepaalde situatie. Deze onderscheiding behoor je als onderzoeker terug te kunnen vinden in je field notes. 1.7.5 Evaluatie van de opleiding De opleiding is door alle deelnemers positief ervaren. De kritische punten voor verbetering zijn benoemd. Zo vond men dat de opleiding, al tijdens de proefobservaties nog meer mocht hameren op het belang van de spelling. In het begin hadden enkele deelnemers sterke behoefte aan een vooraf te ontvangen strak programma. Dit stond voor de opleiders, die inspelen op de kennis, ervaring en ontvankelijkheid van de groep, op gespannen voet met een leerklimaat waarin de veelheid aan informatie goed kan ‘indalen’. Eén van de thema’s die tijdens de eerste twee leerdagen aan de orde komt is het deprogrammeren van ‘zorgpatronen’. Hierdoor kan men leren zich open te stellen voor het onvoorspelbare zonder oordeel. Echter: als de irritatie over het niet kunnen volgen van een strak programma aanwezig blijft, dan staat dit haaks op een noodzakelijke open leerklimaat. Achteraf ervoeren de deelnemers dat de opleiders hier een goede mix in wisten te vinden. De thema’s die per dag en per dagdeel aan de orde kwamen werden vooraf gedeeld. De onderzoekers kunnen de meerwaarde van deze opleiding en deze onderzoekservaring duidelijk benoemen. Zo benoemt men de op ontwikkeling gerichte dialoog als een belangrijk instrument om ook in het reguliere werk te gebruiken. Het verhoogt de vaardigheid van het vragenstellen, luisteren, stimuleren en observeren op een specifieke manier. Ook het samen in kleine groepjes onderzoeken en contextueel betekenis ontdekken, waardeerde men als zeer waardevol. De onderzoekende basishouding met de focus op de cliënten en van daaruit op de medewerkers benoemt men als verrijkend voor de alledaagse praktijk van werken. De meeste onderzoekers zouden graag een vervolgtraject zien, opdat zij hun kennis kunnen blijven actualiseren op hun reguliere werkplek. Maar ook zien zij zichzelf inzetbaar voor andere onderzoekstrajecten die gebruik maken van participerende observatie. Zij willen deel uitmaken van een pool van onderzoekers die inzetbaar kan zijn op verzoek van bestuurder, manager of teamleider. Maar ook buiten de eigen organisatie zien zij kansen. De opluchting was groot nadat bleek dat ieder onderzoeksverslag goed bruikbaar was voor de kwaliteitspanels en voor de onderzochte teams. In vrijwel alle panels kwam waardering voor de onderzoeker aan de orde. Sommige teams gaven aan dat zij in het begin wel wat aarzelend stonden ten opzichte van een waarnemer, maar dat was na een dag al verdwenen. Dit betekent dat de onderzoekers de juiste houding wisten in te nemen in de context van de locatie waar ze terecht kwamen. Het vraagt dus een bepaalde mate van aanpassing. Je dienstbaar maken aan het doel waar je voor komt. Net zoals ‘door het beeld heenlopen’ van de onderzoeker vertekening geeft in de verslagen, werkt dit ook verstorend in de positionering die een onderzoeker inneemt. Het aardige is dat wij als opleiders, ook in deze pilot, constateren dat het feitelijk beschrijven van waarnemingen een positief effect hebt op de schrijfkwaliteiten. We zagen die 19 verschuiving ontstaan in de ontwikkeling van de verschillende ‘proefverslagen’ die de deelnemers gedurende de opleiding als oefening of als huiswerk moesten maken. Het uitstellen van oordeel en interpretatie komt ook de leesbaarheid ten goede. In deze pilot besteedden we, meer dan voorheen, aandacht aan het vooraf informeren van de locaties. Van de veertien onderzoekers gaven drie aan dat de locatie wel op de hoogte was dat men zou komen observeren, maar niet met welke onderzoeksvragen. Bovendien vroeg het van hen in het begin aandacht om uit te leggen wat het verschil was tussen onderzoeken en het meedraaien van diensten. Men associeerde dit onderzoek bovendien met eerdere onderzoeken, waarover men geen goed gevoel had overgehouden. De onderzoekers zijn professioneel met dit gegeven omgegaan en kregen binnen korte tijd alle credits om hun werk goed uit te kunnen voeren. Ook hadden we de teams van te voren gevraagd om als team na te denken welke twee personen men extra observatieaandacht zou willen geven. Het ging hierbij om een client van wie het team kon zien dat het stimuleren van ontwikkeling tot positief resultaat leidde. En om een client bij wie het stimuleren van ontwikkelen nog intensieve aandacht vroeg. Op vijf locaties had men van te voren hier nog niet over nagedacht. De onderzoekers vroegen meteen in het begin van hun observatie aan -leden van- de teams om hier een keuze in te maken. 1.7.6 Hoe hebben de onderzoekers de opleiding, de observatieperiode en het schrijven van het verslag ervaren? Wat schreven deelnemers zoal? Enkele citaten van de onderzoekers op de vraag wat voor hen persoonlijk de essentie was van de opleiding: “Ik kijk meer Ik kijk anders Ik ben rustiger Laat me minder emotioneel raken Ik ZIE de cliënt!” “In aanvang werd ik geconfronteerd met mijn eigen angst ten aanzien van agressie… Wat ik zag waren bewoners die ook vriendelijk en vrolijk zijn en over vele talenten beschikken.” “Door eerst te luisteren, kijken, vragen en niet te oordelen vind ik meer.” “Kijken zonder dat je de situatie beoordeelt.” “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet En ik doe mijn best er niets van te vinden.” “Van niet welkom, naar ‘fijn dat je er bent’.” “Vol respect naar de ander mogen kijken, bracht veel emotie.” “Ik vergeet niet de cliënt die tegen me zei: “Observeren is keihard werken!” 20 “De cliënt die tegen me zei: “Leuk hoor observeren, maar wat doe je normaal voor werk?” “Stilzitten, kijken en even ergens niets van vinden was een uitdaging voor me.” Evenals: “Wat ‘wordt er van mij verwacht’ omzetten naar ‘wat vind ik zelf nodig’?” “De ogen van de ander dwingen ons om te werken aan beelden van kwaliteit waar wij als team aan willen werken.” “Heerlijk om alle ‘administratieve rompslomp (persoonlijke plannen, rapportages,indicaties) van mijn werk, voor een paar weken achter me te laten en me helemaal te kunnen focussen op de inhoud van de zorg: verbinding, ontwikkeling en initiatief.” “Het was een ontdekkingsreis voor mij om kwaliteit in beeld te brengen.” “Beelden van kwaliteit = verbinding maken met wat echt zorg is.” Cliënt bij kennismaking: ”Meestal lopen er jongere stagiaires mee, maar jij hebt vast veel ervaring.” 1.7.7 Hoe ervoeren de onderzoekers het weer terugkeren naar hun reguliere werk? “Ik heb een observatieblik gekregen en kijk nu langer. Ik laat dit niet meer los en wil me hier veel meer in verdiepen en het inbouwen in mijn werk. Mensen waren erg in mijn ervaringen geïnteresseerd.” “Ik heb veel nieuwsgierigheid in mijzelf geactiveerd. Dit verandert mijn reguliere werk. Kijken en doorvragen ging mij goed af. Ik zou hier graag mee verder willen.” “Ik was erg vermoeid na het schrijven en nam een dag extra om bij te komen.” “Mij vielen onmiddellijk alle aannames op in de eerstvolgende vergadering. Ik vond het lastig om weer te beginnen. Omdat we vijf weken uit de eigen organisatie waren, stapten we in iets met negatieve energie: reorganisatie. Ik merkte hoe ik steeds vragen wilde stellen en niet in oordeel schoot.” “Het was wel weer wennen. Een teammanager vroeg me: is het wel rendabel? We hebben zo iets positiefs meegemaakt en dan kom je terug en dan merk je om je heen negatieve energie. Ik signaleerde het wel, maar kon er wel goed mee omgaan, omdat ik nog in de positieve energie zat.” “Een anekdote: Ik ervoer het als zo verfrissend dat ik vijf weken lang zelfstandig verantwoordelijk was voor alles wat ik deed en voor de verslagen die ik schreef. Deze verantwoordelijkheid kon door mijn werkomgeving niet gezien worden. Ik werd meteen geconfronteerd met –goedbedoelde- opmerkingen als: ”Vergeet je mappen niet!” Ik kon gelukkig de humor en de absurditeit ervan zien. Ik wil graag met de BvKwerkwijze verder.” 21 “Het was een rare week om weer terug te zijn. Ik kreeg te maken met veel oordeel en beoordeling. Het was veel. Ik vond het wel leuk om te merken dat er veel nieuwsgierigheid was naar het andere kijken. Na het schrijven van het verslag werd ik bewust wat ik allemaal heb meegemaakt. Ik heb een sterke behoefte om ‘alleen maar kwaliteit van beeld terug te geven’. Ik heb werkelijk behoefte om het te gebruiken en wil hier graag mee verder. Ik ga hoe dan ook verder met de onderzoeksvragen. Die zijn heel herkenbaar en toepasbaar in de praktijk.” “Ik had wel zin om weer te beginnen. Het was wel alleen in die vijf weken. Ik ben meer teamplayer. Men had me gemist. Dat voelde wel goed. We zijn bezig met methodisch werken. Ik zag meteen hoe weinig we kijken naar hoe wij met onze cliënten omgaan. Ik zie hoe ik hier meer focus op kan aanbrengen. Nu is ieder teveel bezig met alles op orde hebben… Ik vroeg me dan ook op veel momenten af: “Wat als hier nu een observator achter gezeten had; wat had die dan gezien?” De focus op ontwikkeling en zelfinitiatief van cliënten is echt mijn wens! Ik ga me hiervoor inzetten. Zeker nu ik zelf ervaren heb dat ontwikkeling en zelfinitiatief ook voor medewerkers belangrijk is. Dat stimuleert de relatie tussen cliënten en medewerkers. Ik ben benieuwd en zal zelf initiatief moeten nemen.” “We zijn onderzocht en moeten 32 uur bezuinigen op de ongeveer 200 uur. Het was een groot contrast. Ik blijf me bewust van het belang van verbinding. Ik wil aan de slag met de cliënt vanuit de drie onderzoeksvragen. Ik herkende meteen eigen initiatief: ik heb dit veel beter in beeld gekregen. Ik ben me zo bewust van dat wat ik nu doe. Ik was gefocust en dat wil ik vasthouden. Deze dagen waren voeding. Ik heb veel stof tot nadenken. Het lijkt wel alsof het nu pas goed tot me doordringt.” . “Ik ervoer het als een vermoeiend traject. Ik was gesloopt. Toen ik eenmaal weer ‘gewoon’ werkte, verlangde ik naar de rust van de ene taak die ik had. Ik realiseerde me hoe versnippert mijn werk is en wat ik veel aan verschillende taken en verschillende rollen heb. Ik maak me nu minder druk. Ik kan wat meer loslaten en per stap kijken wat ik wel of niet oppak.“Je bent je eigen onderzoeksinstrument” leerde ik terwijl ik onderzoeker was. Ik voer nu bewuster dialoog in mezelf over dat wat ik te doen heb.” “Gewoon weer dienst hebben, vond ik heerlijk. Gewoon basaal werk. Alleen met verstandelijk gehandicapte mensen bezig te zijn ervoer ik als heel fijn. Een warm bad. Ik vond het fijn dat het observeren eindig was. En tegelijkertijd hoor ik mezelf nu dingen zeggen, die ik voorheen niet gezegd zou hebben, omdat ik ze niet opgemerkt had. Ik ben me ook meer bewust van dat wat ik eruit flap. Het anders formuleren geeft meer uitnodiging. Ik kan met vragen, woorden en houding meer teweegbrengen.” “De eerste week, moest ik de cliënten van de observatielocatie loslaten. Ik had de neiging om te bellen hoe het ging. Goed afscheid was belangrijk. Er was bij terugkeer veel belangstelling en interesse in mij en in ons observatiewerk. Ik werd wel onrustig over mijn functie. Zit ik er na de reorganisatie nog wel bij? Ik merk dat ik het 22 doorvragen naar beelden goed kan benutten. Ik vul niet automatisch in. Het is wel lastig om vast te houden in een omgeving waar dit niet vanzelfsprekend is.” “Ik heb een leuke tijd gehad. Het terugkomen ging toevallig gepaard met een etentje, waar ik kon vertellen. Het was fijn terug te komen in een prettig team. Ik kon alles uitleggen. Er was wel organisatorisch onrust dat ook leidde tot de onrustige vraag of ik wel terug zou komen of dat dit onderzoekstraject een move was om mij uit mijn functie te halen. De drie onderzoeksvragen kon ik wel goed benutten in mijn eigen werk. Evenals doorvragen en bewustzijn van dat wat ik doe. Onthaasten als motto wil ik zo lang mogelijk vasthouden.” “Ik realiseerde me de luxe situatie van drie mensen op zeven cliënten. Ik zag weinig interactie met cliënten, meer met elkaar. Er gebeurt weinig, ondanks de luxe. Van mijn eigen handelen was ik me meer bewust geworden. Goed ook om dit mee te nemen in het opstellen van het zorgplan. Wat doe je dan de hele dag? Bijvoorbeeld als je net bij iemand alle stoelen uit de kamer haalt: waar ben je dan mee bezig? Wat is dat eigenlijk:“als je beter bent”? In het dossier kun je dit integreren. In het werken met standaard verpleegplannen wordt gestandaardiseerd op de diagnose en niet op wie jij bent met die diagnose.” “Ik vond het een heftige tijd en voelde me vaak onzeker. Ook vond ik de schrijfweek was heel zwaar, maar ik zie wel wat het me allemaal oplevert. Heel veel kan ik gebruiken in de psychogeriatrie.” “Al was het niet de bedoeling: ik ben tussen de opleiding door, ook met werk bezig geweest. Er liep veel door elkaar heen. Heb zelfs nog wat gewerkt. In de schrijfweek had ik het thuis wat moeilijk. Vóór het vertrek van vijf weken had ik een goed gevoel hoe mijn werk vervangen zou worden. Toen ik terugkwam merkte ik dat ik in vele spagaten terecht kwam. We gaan nieuwe goede afspraken maken, waarbij ik dit BvKproject goed kan benutten. Ik ben heel benieuwd wat we met het vervolg gaan doen.” 1.7.8 Samenvattende evaluatie Twee deelnemers gaven een schriftelijke evaluatie voorafgaand aan de bespreking. We nemen ze hierbij integraal op omdat ze samen een goede samenvattende impressie geven van de evaluatiebespreking met de deelnemers. 1. Marjan Huis (Omega) schreef het volgende: “Het project was een persoonlijke les in ‘loslaten’ en accepteren dat niet alles te ‘regisseren’ valt. Het ontbrak me aanvankelijk aan zekerheden en een heldere structuur, zo leek het. Dat maakte me onzeker. De opmerking:”Je bent als onderzoeker je eigen onderzoeksinstrument”, bleef me tijdens de eerste twee cursusdagen het meeste bij en deed me uiteindelijk, nog voor de start van de eerste observatieweek doen besluiten dat ik alles stap voor stap over me heen zou laten komen en niet van te voren allerlei mogelijke scenario’s zou bedenken. Dat gaf ineens heel veel rust en in de praktijk bleek het nog te werken ook. Dat is iets dat ik meeneem naar mijn eigen werkplek.” 23 Het traject was zeer intensief, met name juist vanwege het feit dat je uren achter elkaar observeerde, zonder een rol te hebben in het professionele handelen. Hoewel je ‘enige’ verantwoordelijkheid in feite was het betrouwbaar beschrijven van hetgeen je zag, bleek ‘observeren op de vierkante millimeter’ behoorlijk wat energie te kosten. Het voelde wel eens alsof ik werd meegezogen in de observaties die ik deed. Soms waren die in mijn geval geestdodend, andere keren emotioneel uitputtend. Hoewel het traject intensief was, verlangde ik de eerste week terug op mijn ‘oude’ werkplek wel terug naar de eenvoud van het je volledig kunnen richten op slechts één taak: het observeren van steeds dezelfde mensen in steeds dezelfde ruimte. Dat bleek uiteindelijk een heldere en duidelijk afgebakende taak te zijn. De veelheid aan versnipperde taken, verschillende overleggen en rollen in mijn huidige functie overviel me daarom ineens en leek veel intensiever en onoverzichtelijker dan voor ik aan dit traject begon.” 2. Jan Boudewijn (Philadelphia zorg) nam het initiatief om het volgende schema in te dienen. Het geheel Goed: Ik begrijp de opzet en geloof in beelden van kwaliteit. Het hele programma is een goede opzet. Zowel de inhoud als de manier waarop het wordt uitgevoerd. Goed dat de onderzoeker niet betrokken is bij kwaliteitspanel. Aandacht voor: Informatie vooraf Training Goede duidelijke informatie Trainers De training zit goed in elkaar en heeft logische mooie opbouw. De theorie is compact en precies voldoende. Het oefenen met observeren en het schrijven van Fieldnotes. Deze inbrengen binnen de training is voor mij een goede manier van leren (en ervaren). Ruimte om vragen te mailen die snel beantwoorden werden. Prettige mailwisselingen. Onbekend met de uitkomsten en het bespreken binnen het kwaliteitspanel en geen zicht op vervolg. Wat levert mijn onderzoek en het gesprek op. De kosten van dit onderzoek, is deze opzet betaalbaar. Communicatie over mijn deelnemen en de beelden die hierdoor ontstaan. Een format van de gehele opzet in strak schema. Voordeel: ??? of juist niet??? observatie punten (eerst algemeen) observatie gericht op fieldnotes gericht op onderzoeksvragen bijhouden van fieldnotes inventarisatie opbouw rapport kwaliteitspanel vervolg Goede aanvulling van beide krachtige ontspannen trainers. Prettige open mensen. Goede verdeling van aandachtsgebieden. Integer, rustig, waarderend en 24 Afspraak met locatie Observeren respectvol. Uitnodigend, prikkelend, stimulerend, humoristisch. Gericht op inhoud en sfeer. Goede locatie, prettig lokaal en goede catering. In tweede instantie is dit goed verlopen Prachtige cliënten Prachtige medewerkers Mooie locatie Gedurende de tijd werd ik meer ervaren Kreeg alle ruimte op de locatie. Voelde meer vrijheid. De fase van gluren en spioneren achter me gelaten. Ontwikkelen van objectiviteit en neutraliteit. Gericht op observaties en de onderzoeksvragen. In eerste instantie “Pijnlijk”. Zal me een volgende keer niet meer gebeuren (door dat ik nu bekend ben met de afspraken die er al waren etc. zal ik hier professioneler in optreden). Niet betrokken raken. Ik hoef niets. Verder gaan in plaats van stoppen, deelgenoot worden, helpen, adviseren etc. Volgende keer niet accepteren dat er geen mensen geobserveerd worden. Hierdoor heb ik groot gemis van informatie. Met name door het niet inzien van de ondersteuningsplannen en rapportages. Twijfels over: informatie verkrijgen door in gesprek te gaan met cliënten en de medewerkers (je zet jezelf dan zo in beeld). Fieldnotes Ja geweldig ook het selecteren en ordenen daarvan in Excel. Observaties dagelijks/wekelijks bijhouden en invullen op het overzicht fieldnotes. Zodat volgende observaties gerichter kunnen plaatsvinden en hierdoor mee werken aan een vollediger onderzoek. (Ik had m.i. onvoldoende observaties die gericht waren op eigen initiatieven en op de ontwikkeling van de cliënten.) Rapport Prachtig. Blij met de richtlijnen. Vraag me af hoe het rapport overkomt. Tevens hoe het gebruikt gaat worden en wat het oplevert. Had weinig tot geen observaties over eigen initiatief en gericht werken aan ontwikkelingsmogelijkheden van cliënten. Wel informatie hoe dit komt. Is dit dan voldoende? Leerpunten Legio: Ben erg geneigd om te helpen. Zal ik het even doen, gevoelsmatig, coachend en ondersteunend reageren en optreden liggen in mijn aart. Ook bemiddelen en motiveren. Redden! Ik moet me bewust zijn dat ik een onderzoek pleeg volgens een methodiek en hoef de andere niet te plezieren. Neutraal, objectief, stop zetten eigen film, Opnieuw kijken en luisteren. Methodiek trouw blijven. Je voert een professie uit. Het gaat om de inhoud. Alles is goed want het is zoals het is. 25 De waarde voor mij 1.8 Ik weet helemaal niets. Ik kijk meer, ben rustiger geworden. Ik observeer meer. Laat me minder emotioneel raken. (mag vaak wel vertrouwen op een fijne samenwerking met cliënten en medewerkers) Zoek nog naar de meetbare meerwaarde voor de cliënt. Hoe bepaal je nu de kwaliteit van leven van de cliënten. Met andere woorden: wat wordt de cliënt er nu beter van. Vervangt BvK het cliënttevredenheidsonderzoek of vult het juist aan? En hoe plaats je dat in de cliënt audits. Het rapport Het rapport is als volgt opgebouwd. Na de theoretische en methodologische uiteenzetting in dit inleidende hoofdstuk, volgen de afzonderlijke onderzoeksverslagen per locatie. Daarna volgt het verslag van de bijeenkomst van het kwaliteitspanel. Het sluitstuk wordt gevormd door een beknopte weergave van het interview met de directeur van de instelling. 26 2. Observaties 27 2.1 Woonlocatie Rozenstraat Cordaan Door Mirjam Veldt 28 Beschrijving van de locatie de Rozenstraat De Rozenstraat is een kleinschalige locatie van Cordaan en bevindt zich in een woonwijk in Amsterdam Noord. Er is vierentwintig uur per dag personeel in de locatie aanwezig. Verdeeld over vier doorgebroken eengezinswoningen wonen twee groepen cliënten. In de eerste groep wonen zeven oudere cliënten die zorg en aandacht nodig hebben in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en welzijn. In de tweede groep wonen zeven jongeren met moeilijk verstaanbaar gedrag waar structuur en duidelijkheid belangrijk zijn. De observaties in dit verslag betreffen de jongerengroep. Visie van de locatie De teammanager Gina geeft aan dat de visie van Cordaan is: “Gewoon waar mogelijk, bijzonder waar nodig.” Binnen de locatie is zij bezig om het met het team de methodische cyclus van ondersteuningsplannen en werkplannen op orde te krijgen en de eigen regie van de cliënten te bevorderen. De teammanager heeft in haar begrotingsvoorstel voor 2013 geld voor onderhoud van de woning opgenomen. Gina: “Ik wil de schilder laten komen en de boel een beetje opknappen, zodat het een visitekaartje kan zijn voor familie en cliënten.” Op de vraag of er lange termijn plannen zijn voor de locatie geeft Gina aan: “Het is natuurlijk wenselijk dat cliënten een eigen badkamer en toilet krijgen. Maar dat ligt bij de facilitaire afdeling en het lange termijn huisvestingsplan.” Verder geven de teammanager Gina en de persoonlijk begeleider Lisanne aan dat er geen visie of doelstelling van de locatie op papier staat. Lisanne vertelt dat er op de locatie gewerkt wordt aan het implementeren van de methodiek ‘Totale Communicatie’. Het doel hiervan is het vergroten van de communicatiemogelijkheden met de cliënten. Momenteel ligt het traject even stil omdat gewacht wordt op voorbereidende werkzaamheden door de logopediste van Cordaan, aldus Lisanne. De woning aan de Rozenstraat Omgeving Locatie de Rozenstraat bevindt zich in een rustige straat van een woonwijk in Amsterdam Noord. De locatie is gelegen vlak aan de ringweg Amsterdam en goed bereikbaar met openbaar vervoer. In de omgeving zijn slootjes, bruggetjes en enkele speeltuintjes te vinden. Ook de supermarkt bevindt zich op loopafstand. Het is een multiculturele wijk waarin veel jonge gezinnen wonen. In de nabijheid van de locatie is een park waar de cliënten na het avondeten regelmatig wandelen. Woning De locatie bestaat uit vier eengezinswoningen midden in een rij eengezinswoningen. De woningen zijn van binnenuit doorgebroken en door middel van een doorlopende gang met elkaar verbonden. De jongerengroep bevindt zich aan de linkerzijde en de ouderengroep aan de rechterzijde. Halverwege het pand, op de scheiding van de jongeren- en de ouderengroep bevindt zich zowel beneden als boven een tussendeur, welke geopend kan worden met een 29 cijfercode. De afspraak is dat de deur boven altijd gesloten is. De deur beneden is open en wordt na het avondeten of bij onrust op een van de groepen gesloten. In de ouderengroep bevindt zich aan de tuinzijde een rookruimte voor cliënten, welke afgesloten kan worden middels schuifdeuren. Hier vindt tevens de overdracht tussen de begeleiders plaats. De begeleiders worden geacht in de achtertuin te roken. Woonkamer en woonkeuken Wanneer de jongerenwoning betreden wordt via de voordeur bevindt zich direct aan de linkerzijde de woonkamer en woonkeuken van de jongerengroep. De deur naar dit gedeelte staat het grootste deel van de tijd open. De gezamenlijke ruimte van de jongeren bestaat uit twee gedeelten. Bij binnentreden kom je eerst in de woonkeuken die zich aan de voorzijde van de woning bevindt. Vervolgens kom je door een deurloze opening in het woonkamergedeelte die grenst aan de achtertuin. In de woonkeuken staan drie tafels met eetstoelen. Er hangen fotocollages en pictogrammenborden aan de muur waarop te zien is welke dag het is, wie er werken en wie er op vakantie of ziek thuis zijn. Ook staat er een grote kast waarop met pictogrammen is aangegeven dat daarin het serviesgoed staat. Achter in de ruimte staat een halfopen keuken gescheiden van het zitgedeelte door een halfhoog muurtje. Het keukenblad is gescheurd en er zitten ingetrokken koffievlekken in. Op de keukenkastjes staan pictogrammen die aanduiden wat zich in de kastjes bevindt. De keukenkastjes waarin het brood en beleg zitten zijn op slot. Er staat een grote koelkast welke op slot zit en waarin levensmiddelen zitten. Er staat een kleine koelkast die open staat waarin fruit en limonade zit. Als je de woonkamer binnenloopt, staat aan de rechterkant een groot houten wandmeubel waarin de televisie, dvd speler, dvd’s, Wii spelcomputer en spelletjes staan. Tegen de twee muren links staan twee tweepersoonsbanken en een kleine salontafel. Tevens staan er enkele losse stoelen en bijzettafeltjes. Dit staat opgesteld in een U vorm richting het wandmeubel. Aan de muur hangt een fotocollage. Door de ramen aan de achterzijde is zicht op de tuin, welke direct bereikbaar is via een tuindeur. Gang, slaapkamers, kantoor Bij binnenkomst door de voordeur bevindt zich direct rechts een toilet voor cliënten en de trap naar boven. In de gangen hangen knutselwerkjes en een enkele muurschildering van de cliënten. De muren zijn aan de onderkant beschadigd en er zijn zwarte strepen te zien. Als je de gang beneden rechtsaf inslaat bevinden zich aan die gang de toiletruimte voor het personeel, een badkamer en twee slaapkamers voor cliënten. Als je door de gang doorloopt naar de ouderengedeelte bevindt zich daar een aangepaste badkamer, kamers van de oudere cliënten en het kleine kantoor voor de begeleiders. In dit kleine kantoor staat een groot bureau met computer en printer, een kapotte bureaustoel en kasten met dossiers en rapportagemappen. 30 In de gang boven bevinden zich in het jongerengedeelte vijf en het ouderengedeelte vijf slaapkamers voor cliënten. De slaapkamers hebben allemaal een raam met uitzicht op de straat of tuin. Het zijn ruime slaapkamers. Er staat een bed, een lekkere stoel, een televisiemeubel en in enkele gevallen een tafel of bureau. In de gang van het jongerengedeelte bevinden zich twee douches en een toilet welke gedeeld worden door de cliënten. Één douche is onlangs gerenoveerd. Het water sijpelt regelmatig vanuit de douches de gang in. De begeleiding dweilt dit dan op. Aan de jongerenkant boven bevindt zich het grote kantoor. Daarin staat een bureau met computer en printer, een bureaustoel en een tafeltje met twee stoelen waar begeleiders met elkaar, familie of cliënten in gesprek kunnen. Tevens staat daar het inklapbare bed en kastruimte voor de slaapdienst. Bewoners van de Rozenstraat De ouderengroep bestaat uit zes oudere cliënten en één cliënt van achtendertig jaar. De jongerengroep bestaat uit zes cliënten in de leeftijd van dertig tot vijfendertig jaar, en één cliënte van achtenveertig jaar oud (Sarah). Er zijn drie vrouwen: Karli, Sarah en Devika en vier mannen: Jurgen, Halilh, Anando en Milan. Bewoners die extra worden gevolgd Bij de kennismaking met de teammanager vraagt de onderzoeker welke cliënten zij graag extra wilt laten volgen, omdat ze tevreden is over de ontwikkeling of omdat er vragen of knelpunten zijn. De teammanager stelt voor om dit met de persoonlijk begeleider van de jongerengroep Lisanne te bespreken. Lisanne geeft aan dat er momenteel rondom twee cliënten wat vragen zijn; Ten eerste Anando, een jonge man van Surinaamse afkomst. Hij wil niet meer naar buiten toe, behalve dan met het busje naar de dagbesteding. In het verleden ging zijn moeder met hem naar buiten en kwam hij bij haar thuis. Na een incident bij de tandarts waar moeder mee was en Anando pijn had, wil hij ook niet meer met haar naar buiten. Ondanks vele pogingen van de begeleiding om Anando te stimuleren is het niet gelukt hem mee naar buiten te krijgen. Anando gaat niet mee naar uitstapjes, tandarts of huisarts. Het is de bedoeling dat op dinsdag de begeleiding met hem samen een kaart naar familie gaat posten, om zo zijn leefwereld langzaam uit te breiden. Tevens is Anando’s zus bezig om het contact weer op te bouwen met Anando na een periode van minder contact, aldus Lisanne. Ten tweede Sarah. Sarah roept regelmatig: “Ze heeft me geslagen.” Er is dan geen zichtbaar incident aan vooraf gegaan. Het is vaak onduidelijk waar deze uiting vandaan komt en hoe de begeleiding daar het beste mee om kan gaan. Sarah slaat soms ook andere cliënten. Sarah loopt daarnaast soms weg uit de locatie. Veelal als ze weet of verwacht dat haar zussen komen. Ze loopt dan herhaaldelijk richting de bus, waarna ze door de begeleiding weer naar binnen wordt gehaald, aldus Lisanne. 31 Medewerkers en dienstrooster van de Rozenstraat Gina is de teammanager van drie locaties waaronder de Rozenstraat. Ze is in augustus 2012 als teammanager bij de Rozenstraat begonnen en bezig om de locatie, het personeel, de cliënten en verwanten beter te leren kennen. De vorige teammanager is ontslagen en er is een waarnemend teammanager geweest. Begeleidster Anouk zegt hierover: “We hebben lange tijd gezwommen.” Het team van de Rozenstraat bestaat uit 7 medewerkers. Jenna, Roel en Jojanneke werken op de ouderengroep. Lisanne is de persoonlijk begeleider van de jongerengroep. Lisanne werkt ruim een jaar op de jongerengroep en heeft de cursus tot persoonlijk begeleider bij Cordaan afgerond. Esmee werkt al lang in de zorg en is sinds vijf maanden als begeleider op deze locatie. Isabel is sinds zes jaar begeleidster op de jongerengroep en daarvoor in andere woonvormen. Anouk is sinds zes jaar werkzaam als assistent begeleidster op de jongerengroep en is momenteel bezig met de opleiding Helpende. Daarnaast is gedragsdeskundige Arthur betrokken bij de locatie. Hij is in ieder geval eens per maand op maandag op de locatie om bij het teamoverleg aanwezig te zijn voor het stuk cliëntenbespreking. Verder soms op woensdagochtend in verband met een ingeplande multidisciplinaire cliëntbespreking met de persoonlijk begeleider en teammanager. Op de volgende tijden zijn er medewerkers aanwezig in de woonlocatie: Van 15.00 uur tot de volgende ochtend 10.00 uur: één slaapdienst. Van 08.00 tot 12.00 uur doordeweeks vijf ochtenden de vaste gastvrouw Didi. Van 12.00-20.00 uur een tussendienst. Van 14.30-22.30 uur een avonddienst. Op de ouderengroep is één medewerker werkzaam, dit is meestal de slaapdienst. Op de jongerengroep zijn twee medewerkers werkzaam. Dit zijn meestal de avonddienst en de tussendienst. Daardoor zijn er tussen 15.00 en 20.00 uur twee medewerkers op de jongerengroep aanwezig. Isabel geeft aan dat het dienstrooster met de huidige formatie niet rond te krijgen is en dat er gewerkt wordt met bij voorkeur vaste flexkrachten. Er zou geen ruimte zijn om extra personeel in dienst te nemen. Ook zijn er momenteel twee stagiaires werkzaam. Op de jongerengroep Nuray, een studente van de HBO pedagogiek en op de ouderengroep Yvet, een studente van de opleiding Medewerker Maatschappelijke Zorg niveau 4. De stagiaires staan tijdens de observatieperiode in week twee en drie meerdere malen vanaf 20.00 uur alleen op de groep. Begeleidster Anouk: “Dat mag eigenlijk niet. Het zal komende tijd wel vaker gebeuren. Het heeft waarschijnlijk met bezuiniging te maken.” 32 Observaties Anando Anando is een 33 jarige man van Surinaamse afkomst met een gemiddelde lengte en een slank postuur. Hij draagt een bril. Als hij lacht is zijn gebit duidelijk zichtbaar en steekt wat vooruit. Anando heeft een lage brommerige stem en praat binnensmonds. Anando spreekt voornamelijk in twee woordzinnen. Isabel: “Momenteel is Anando redelijk stabiel hier op de woning. In het verleden toonde hij veel agressie, hij kon je echt aanvallen of met een vlakke hand op je borst slaan.” Anando gebruikt rustgevende medicatie en antipsychotica. Het valt op dat Anando veel heen en weer door de woning loopt. Anando wil sinds een paar jaar niet meer naar zijn moeder toe. Vermoedelijk heeft dit te maken met de komst van kleinkinderen en de veranderde situatie bij haar thuis. Ook wil Anando niet meer naar buiten na een vervelende ervaring bij de tandarts die hij gekoppeld heeft aan het naar buiten gaan met moeder. Een belangrijk doel in de begeleiding is om het contact tussen Anando en moeder te verbeteren en om Anando te helpen om naar buiten te gaan. Anando heeft een zorgzwaartepakket 7 indicatie. Ontbijt De cliënten ontbijten in de woonkeuken. Het valt op dat Anando niet eet en al in zijn jas klaar zit. Hij heeft een frons op zijn gezicht. Gastvrouw Didi vertelt dat Anando al gegeten heeft. Hij eet graag alleen in alle rust. “Anando wil heel graag werken en zit al klaar”, aldus Didi. Didi vertelt over de volgorde waarin de cliënten met de busjes worden opgehaald. Anando wordt als laatste gehaald: “Degene met het minste geduld worden het laatste gehaald”, aldus Didi. Anando zit na het ontbijt in de woonkeuken aan tafel. Hij wacht op zijn busje. Anando: “Koek.” Didi: “Nee, je hebt net gegeten. Op je werk hè?” Anando maakt een boos grommend geluid. Didi vertelt verder dat de woonkeuken s’ochtends nog dicht is wanneer de begeleiding nog boven bezig is met het wekken en het douchen van de cliënten: “Het ontbijt staat dan al klaar en anders eten en drinken ze alles op. Ze mogen twee broodjes. Milan zou anders bijvoorbeeld wel een heel brood eten en Anando zou dooreten.” Vuilniszak Anando heeft als taak na het eten de vuilniszak buiten in de bak te doen. Hij maakt geen aanstalten om dit te gaan doen en zit op een stoel in de woonkeuken. Esmee pakt om 19.00 uur de vuilniszak, legt er een knoop in en zet hem in de gang. Anando slaat dit gade. Esmee zegt: “Kijk, hier is ie.” Anando wendt zijn blik af en heeft een fronsend gezicht. Hij blijft zitten. Esmee loopt weg om een andere cliënt te wassen. Anando schuift een paar keer onrustig heen en weer op zijn stoel. Anando loopt vervolgens snel naar de vuilniszak, pakt hem op en brengt hem met grote passen naar buiten. Hij komt vlug terug naar binnen. Hij wrijft over zijn armen en zegt: “Koud.” Anando heeft een grote glimlach op zijn gezicht. 33 Zus op bezoek Anando loopt boven op de gang. Hij heeft een glas cola in zijn handen. Begeleidster Esmee: “O, wat heb jij nou?” Ze legt uit: “Het slot van de koelkast is stuk, waardoor Anando de cola kon pakken. Normaal gesproken krijgen de cliënten limonade doordeweeks. Frisdrank is voor in het weekend.” De zus van Anando is ondertussen binnengekomen en staat beneden in de gang. Ze vraagt: “Moet je cola Anando? Ik ga effe cola halen, ok?” Ze richt zich tot de stagiaire: “Dat red ik toch nog wel?” Ze gaat met haar kinderwagen weer naar buiten. Esmee legt uit dat die cola voor op zijn kamer is. Anando’s moeder zet ook vaak eten voor hem neer. Hij verbruikt veel energie en mag ook als enige tweemaal opscheppen, aldus Esmee. Ze smeert ook nog een dubbele boterham voor hem ‘s avonds. Anando is beneden. Hij zit in de woonkamer. Hij loopt naar de gang. Hij blijft even staan en loopt weer naar de huiskamer. Hij blijft daar even staan en gaat vervolgens zitten in de woonkeuken. Hij staat weer op en gaat zitten in de huiskamer. Hij pakt een pak koek dat op tafel ligt. De stagiaire zegt: “Ja lekker hè, dat heeft je zus meegenomen.” Anando lacht. Anando vraagt: “Komt niet meer?” De stagiaire antwoordt: “Jawel, die komt zo terug.” Even later komt Anando’s zus weer terug. Ze overhandigt hem de fles cola en zegt dat hij deze naar zijn kamer moet brengen. Dit doet Anando. Anando komt terug en blijft in de deuropening van de woonkamer staan, waar zijn zus inmiddels zit. Na een paar minuten geeft zijn zus hem de bal van de baby en vraagt hem deze in de kinderwagen te doen. Dit doet hij. Ze vraagt: “Kom je zitten?” Anando antwoordt: “‘Douchen.” Zijn zus zegt daarop: “Ga maar douchen. Maar wel je broek aan hè? Niet in je hotpants naar beneden.” Anando loopt intussen richting de gang. Zijn zus loopt hem achterna. Ze zegt: “Dus een onderbroek, broek en shirt aan.” Anando loopt door naar boven. Anando komt even later gedoucht en aangekleed terug. Zus geeft hem een compliment: “Goed zo.” Anando vraagt: “Hoe laat weg?” Zus antwoordt: “Na goede tijden” en grapt: “Mag ik mijn cola weer terug?” Anando gaat zitten in de woonkamer en drinkt zijn thee op. Persoonlijk begeleidster Lisanne vertelt later dat de zus van Anando bezig is het contact met haar broer te herstellen, na een misgelopen afspraak om hem mee te nemen naar hun moeders verjaardag. Ze heeft tegen de begeleiding verteld dat ze elke dinsdag, donderdag en zaterdag langskomt. Dit is nu drie weken ingezet. Op zaterdag is ze tweemaal niet gekomen. In het multidisciplinair overleg is besproken dat Lisanne een gesprek aangaat met de zus om de frequentie wat omlaag te brengen zodat ze het contact langer vol zal houden. Tijdens de observatieperiode is er geen kaartje met Anando gepost op dinsdagavond in verband met het bezoek van zijn zus. Mama op bezoek Om 17.00 uur belt de moeder van Anando naar de woonvoorziening. Begeleidster Anouk is in de woonkeuken en neemt op. De moeder van Anando vraagt of ze voor of na het eten zal komen. Anouk stelt voor: “Kom maar voor ’t eten, je kunt mee-eten.” Anouk vertelt daarna aan de onderzoeker: “Dan kan ik zien hoe het gaat tijdens ‘t eten als moeder er is.” Anouk vertelt vervolgens aan Anando, die in de woonkeuken zit, dat zijn moeder zo zal komen en mee-eet. 34 Anando: “ Hoeft niet, hoeft niet.” Hij loopt met ferme pas en zwaaiende armen richting de gang. Anouk: “En je vraagt aldoor wanneer ze komt, en ze komt nu.” Even later zit Anando weer aan tafel met een kop thee. Anando: “Al geweest.” Anouk: “Is ze al geweest? O.k.” Anouk vraagt Anando of ze met hem meeloopt om het eten op te halen. Anando gaat mee. Vervolgens zit hij weer in zijn stoel aan tafel in de woonkeuken. Anando: “Nee, nee, nee, niet” en hij maakt een gebaar van “weg” met zijn hand. Anando: “Ingrid, thuis.” Anouk: “Ja, vanavond gaat ze weer naar huis.” Anando: “Nee, huis.” Anouk: “Moet ze thuis blijven?” Anando: “Ja, ja.” Anouk: “Maar ze komt wel even, mee-eten.” Anando: “Al geweest. Neehee.” Anouk: “Gisteren was je zus er. Hoe heet je zus?” Anando: “‘Weet niet.” Anando: “Ik ben hier.” Anouk: “Ja, jij bent hier.” Anando: “Zus geweest.” Anouk: “Ja, gisteren, die komt niet.” Anando: “Al geweest.” Het is 17.30 uur, het eten is opgewarmd in de oven, het piepje gaat en iedereen gaat aan tafel. De moeder van Anando is er nog niet. Rond 17.50 uur belt de moeder van Anando aan. Anouk zegt tegen Anando: “Doe de deur maar open.” Anando opent de voordeur en loopt direct naar boven richting zijn kamer. Moeder komt de woonkeuken in gelopen, waar inmiddels het toetje wordt ingeschonken. Ze vraagt: “Hoe laat eten jullie dan?” Anouk antwoordt: “Half zes.” Anouk vraagt of moeder eten wil, en schept een bord bami voor haar op. Moeder pakt het bord en loopt naar boven naar Anando’s kamer. Na het eten staat begeleidster Isabel (die op de ouderengroep werkt) buiten bij de voordeur van de jongerengroep. Anando komt naar beneden gelopen en zegt tegen Isabel: “Mama weg.” Isabel antwoordt: “Dat moet je met mama regelen.” Anando: “Mama boven.” Anando blijft beneden op de groep. 18.30 uur: Anando zit beneden in de huiskamer, moeder is boven. Anouk: “Ga nou effe gezellig naar mama.” Anando: “Ga niet…ben hier nu.” Anouk: “Ja jij bent hier nu, ga je nu naar mama?” Anando zit in de woonkamer en bladert door een boekje: “Zat.” Anouk: “Zat, wat ben je zat, ben je je boek zat?” Anando laat zijn horloge zien en zegt: “Klok.” 35 Anouk: “Aaaah, heb je een nieuwe klok? Van mama gekregen? Zo da’s een mooie. Wel afdoen met douchen hè? Heb je mama een kus gegeven?” Anando: “Ja … ik woon hier.” Anouk: “Ja dat klopt, Ingrid woont ergens anders. Mama is op visite.” Anando: “Dweilen.” Anouk: “O, is mama aan het dweilen? Moet je niet helpen?” Anando: “Nee.” Anando: “Gevoel zegt positief.” Anouk: “Wat zegt je gevoel?” Anando: “Mama, ik, positief.” Anouk: “Nou die heeft weer wat gehoord en weet mijn god niet wat het betekent.” Even later vraagt Anouk aan Anando: “Ga jij even vragen of mama koffie of thee gaat drinken?” Anando loopt weg. Even later komt hij terug en zegt: “Hoeft niet, hoeft niet.” Anouk vertelt even later: “Ik heb haar toch gevraagd om koffie te komen drinken, omdat Anando aldoor hier op de groep zit.” Anando zit in de woonkamer en kijkt richting de deur, hij fronst en zegt: “Nee, nee, nee.” Moeder komt binnen en zegt: “Mag ik hier even komen?” Anando: “Ja.” Moeder zit in eerste instantie op een stoel aan de overkant van Anando, even later gaat ze naast hem zitten. Anando blijft zitten. Er wordt thee gedronken. De muziek staat aan. Moeder praat met de begeleiding en andere cliënten. Moeder vertelt aan de onderzoeker dat ze deze week nachtdiensten draait en er mensen van de kerk langskomen. Ze is erg moe. Ze heeft net even bij Anando op de kamer even gerust. Anando tilt zijn pols omhoog. Anouk, de begeleidster vraagt: “Heeft mama al een dikke kus gekregen? Voor het mooie horloge. Je hebt toch wel een lieve mama hoor.” De moeder van Anando glimlacht en zegt: “Nee hoor, nog niet, ik denk dat ie er nu aan gaat komen.” Ze steekt haar gezicht uit richting Anando en wijst met haar vinger naar haar wang. De begeleiding en enkele bewoners moedigen aan: “Zoenen, zoenen.” Anando aarzelt even, lacht, staat op en geeft moeder vlug een kus. Hij gaat weer zitten en heeft een glimlach op zijn gezicht. Aan tafel Alle cliënten eten aan tafel in de woonkeuken. Anando heeft zijn bord met andijviestamppot opgegeten. Hij heeft zijn bord naar het aanrecht gebracht. Anando loopt naar boven naar zijn kamer. De andere bewoners zitten nog aan tafel en wachten op het toetje. Stagiaire Nuray zegt tegen begeleidster Lisanne dat Anando boven zit. Lisanne zegt tegen Nuray: “Als Anando geen toetje wil, dan mag hij naar boven.” Lisanne gaat verder met het inschenken van de toetjes voor iedereen. Ze zet daarna de pakken yoghurt weg in de koelkast en doet deze op slot. Iedereen begint zijn toetje te eten. Anando komt weer naar beneden en gaat op zijn plek zitten. Hij wijst vervolgens naar de plek voor hem op tafel. Stagiaire Nuray reageert hier niet op. Anando wijst naar de pictogrammenklok op de muur. Lisanne: “Die is van Sarah, jij hebt toch ook een nieuwe klok?” Anando tilt zijn pols op naar Lisanne. Lisanne: “Wat een lieve mama 36 heb je toch hè?” Anando lacht breeduit. Anando even later: “Komt niet, komt niet.” Lisanne: “Nee mama komt niet, je zus wel.” Jurgen Jurgen is een 30 jarige blanke lange man met kort blond haar en een fors postuur. Hij praat met een hoge en harde stem en legt de klemtoon op het einde van de zin alsof hij iets uitroept. Jurgen heeft rugklachten, hij hangt vaak schuin in zijn stoel. Jurgens grove motoriek is niet goed ontwikkeld, hij beweegt zich houterig. Hij draagt orthopedisch schoeisel. Jurgen stroopt regelmatig zijn mouwen met een groot gebaar op. Hij trekt zijn broek hoog over zijn shirt op omhoog. Jurgen gebruik anti-epileptica en is al jaren aanvalsvrij. Jurgen is bekend met hoge bloeddruk. Jurgen houdt van grapjes maken en van woorden die iets grof getint zijn. Een slaapdienst noemt hij een ‘meurdienst’. Jurgen heeft wisselende stemmingen. Hij heeft periodes dat hij stil en passief is, wat ook kan wijzen op lichamelijke klachten (bijvoorbeeld oorpijn). Daarnaast heeft hij periodes waarin hij zeer uitbundig kan zijn. Hij kan dan luidkeels Nederlandse liedjes zingen en er is veel interactie met cliënten en begeleiders. Bij spanning kan Jurgen andere cliënten krabben of knijpen. In het zorgplan staat omschreven dat Jurgen geen behoefte heeft om nieuwe dingen te leren, maar dat hij zich met de juiste begeleiding meer vaardigheden eigen kan maken op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Jurgen heeft een zorgzwaartepakket 4 indicatie. Isabel Jurgen komt thuis uit zijn werk. Jurgen gaat in de woonkeuken aan de tafel zitten naast begeleidster Isabel. Hij pakt haar hand en houdt deze vast. Isabel zegt op grappende toon: “Ben je bang dat ik wegga?” Jurgen glimlacht. Even later zegt Isabel: “Ik ga even een sigaretje roken, mag ik los?”Jurgen laat haar hand los en Isabel gaat bij de voordeur roken. Jurgen staat op uit zijn stoel, loopt naar Isabel en gaat bij haar staan. Isabel komt weer de woonkeuken binnen. Ze staat tegen de muur geleund. Jurgen komt tegen haar aan leunen. Isabel zegt met een grote lach: “Ben ik een steunpilaar?”Even later zegt ze: “ Zou je anders even een stoel willen pakken?” Isabel gaat zelf op een stoel zitten. Jurgen pakt een vrije stoel van een van de andere tafels, tilt die op en gaat met zijn stoel tegen die van Isabel aan zitten. Isabel moet hardop lachen. Jurgen: “Isabel zit naast Jurgen.” Isabel: “ Nee jij zit naast mij. Je zit zowat op me, kanonnen”, zegt Isabel met een grote lach. Isabel staat op en zegt: “Ik ga even de medicijnen pakken alvast.” en loopt richting kantoor. Jurgen loopt haar even later achterna richting kantoor. Kiezen Jurgen komt terug van zijn dagbesteding. De begeleidster Isabel zit in de woonkeuken en vraagt: “Waar is je schriftje?” Jurgen antwoordt niet. Isabel: “Heb je hem op je werk gelaten?” Ze grapt: “Dan kan ik niet zien wat je uitgevreten hebt.” 37 Jurgen reageert niet tot nauwelijks en kijkt voor zich uit. Isabel vraagt wat Jurgen wil drinken. Jurgen reageert tot tweemaal toe niet op de vraag. Er is wel kort oogcontact. Isabel gaat verder, en vraagt wat medebewoonster Karli wilt drinken en schenkt dit voor haar in. Ze vraagt daarna: “Jurgen ben je er al uit wat je wilt drinken?” Jurgen antwoordt: “Nee.” Isabel zegt vervolgens: “Roep je als je ‘t weet ?” Isabel gaat koekjes uitdelen. Ze vraagt aan Jurgen: “Wil je er een koekje bij?” Jurgen zegt: “Ja.” Isabel antwoordt: “Dan moet je eerst kiezen.” Jurgen zegt vervolgens: “Koffie.” Isabel zegt: “O.k , goed gekozen !” Isabel schenkt koffie voor hem in en geeft hem een koekje. Even later komt begeleidster Anouk binnen. Ze ziet dat Jurgen een lolly in zijn hand heeft en zegt: “Hé Jurgen, wat heb jij nou?” Ze vraagt: “Wil je ‘m eten of bewaren?” Jurgen zegt: “Bewaren.” Anouk zegt: “O.k.” en loopt door. Vaatwasser Elke cliënt heeft een eigen huishoudelijke taak in de woonkeuken. Per maand wisselen de taken. Op het pictogrammenbord is te zien welke taken er zijn en hangt de foto van de cliënt onder de desbetreffende taak. Elke avond na het toetje doet de begeleiding een rondje en vraagt de cliënten hun taak van die dag te benoemen. In oktober is het Jurgens beurt om de vaatwasser uit te ruimen. Vanavond is de eerste keer dat Jurgen deze taak weer doet. Begeleidster Isabel komt na het douchen van enkele cliënten de woonkeuken binnengelopen. Jurgen zit aan een van de tafels in de woonkeuken. Isabel: “Jurgen, kom je de vaatwasser uitruimen?” Jurgen komt de keuken in gelopen. Hij leunt met zijn arm op het muurtje. Isabel leunt ook op het muurtje van de keuken. Isabel grapt: “Zo gaat er niks gebeuren hè?” Jurgen haalt zijn arm van het muurtje en draait zich richting de vaatwasser. Isabel: “Eerst de kleine bordjes.” Jurgen pakt een paar kleine bordjes met één hand uit de vaatwasser. De bordjes hangen wat scheef in zijn hand. Hij pakt daarna wat grote borden uit de vaatwasser en zet ze op het aanrecht. Isabel: “Die grote met twee handen, Jurgen.” En vervolgens: “Het bestek als laatste…eerst toetjesschaaltjes eruit halen.” Jurgen haalt de toetjesschaaltjes eruit. Isabel: “Doe ik de koffiekopjes.” Jurgen: “Heet.” Isabel: “Ja het is heet nog hè?” Isabel: “Nou super, Jurgen. Zet de theekopjes maar op het dienblad.” Isabel: “Deze, en nog een, die mag je in de kast zetten.” Jurgen zet de schaaltjes in de kast. Hij zingt: “Me beleven met jou” en “Ik had een beetje tranen.” Isabel geeft Jurgen een stapel borden van het aanrecht aan. Jurgen pakt ze aan en zet ze in de kast. Isabel: “Goed zo.” Isabel geeft hem nog een stapel borden aan en zegt: “Pas op hoor, zwaar.” Jurgen pakt ze aan en zet ze in de kast. Isabel: “Goed zo.” 38 Isabel: “Nu de vorken.” Jurgen doet de vorken in de la met daarop de pictogram vork. Isabel: “La dicht.” Jurgen doet de la met vorken dicht. Isabel: “Nu de messen.” Jurgen doet de messen in de la met de pictogram mes. Isabel: “La dicht.” Jurgen doet de messenla dicht. Jurgen heeft een glimlach op zijn gezicht. Isabel: “Nu de lepels.” Jurgen opent het laatje van de vorken. Isabel: “Nee, dat zijn de vorken, kijken wat je doet.” Jurgen doet de lepels alsnog in de juiste la. Isabel: “De lepels van de koffie, waar horen die?” Jurgen doet ze in de juiste la. Isabel: “Doe maar dicht.” Jurgen sluit de la. Jurgen zegt: “Beng.” Isabel: “De opscheplepels, welke la?” Jurgen opent een la. Isabel grapt: “Ha ha, de verkeerde” en ze opent de juiste la. Isabel: “Alle laatjes dichtdoen.” Jurgen sluit de laatste twee laatjes. Isabel: “Goed zo Jurgen, klaar! Geniaal toch?” Jurgen glimlacht: “Geniaal !” Tanden poetsen Nadat gastvrouw Didi Devika haar tanden heeft gepoetst stelt ze aan Jurgen voor om zijn tanden te gaan poetsen. Jurgen loopt de trap op, dit gaat stampend. Didi: “Zachtjes.” In zijn kamer aangekomen zegt Didi tegen Jurgen: “Mag je daar lekker zitten.” Jurgen gaat in een luie stoel zitten. Didi vertelt aan de onderzoeker: “Jurgen wil het liefst zittend gepoetst worden.” Didi doet Jurgen een handdoek over zijn schouders en trekt plastic handschoenen aan. Jurgen: “Devika toe.” Didi: “ Eerst poetsen en scheren, dan naar Devika toe.” Jurgen: “ Didi, die juffrouw gaat straks weg.” Het is de laatste observatiedag van de onderzoeker, die door Jurgen aangeduid wordt als juffrouw. Didi: “Even stil anders kan ik niet poetsen…. je hebt lekker hageltjes gegeten hè en kaas?” Jurgen: “Ik zie juffrouw zitten hoor.” Een andere cliënt Sarah loopt de kamer van Jurgen binnen en zegt: “Rik”. Gastvrouw Didi spreekt Sarah aan dat ze in de deuropening moet blijven en zegt tegen Sarah: “Ja Rik is vrij hè, dat busje komt niet.” Rik is een client van de ouderengroep. Sarah: “Sonja.” Didi: “Ja Sonja komt zo meteen , is een beetje vroeg.” Didi legt uit dat Sonja de buschauffeur van Sarah is. Sarah loopt weer weg. Didi gaat Jurgen scheren. Een andere cliënt Devika verschijnt in de deuropening bij Jurgen: “Hier ben ik dan.… wat zie je er weer toppie uit Jurgen!” Devika: “Kijk Jurgen, roze handdoek.” Didi: “Maak je niet druk, ik doe ‘m zo in de was.” Didi verlaat de slaapkamer van Jurgen, Jurgen en Devika volgen haar naar beneden. Didi legt later uit dat Devika graag bij iedereen gaat kijken en dan al op de drempel staat: “Maar ze moet ’t eerst vragen.” Devika Devika is een 35 jarige vrouw van Surinaams Hindoestaanse afkomst met een klein en fors postuur. Devika is brildragend en heeft halflang donker haar. Ze is in staat om verbaal te 39 communiceren in eenvoudige zinnen. Ze heeft een hoge schelle stem en giechelt veel. Devika is erg gericht op mannen en kan wervend en claimend gedrag vertonen. Devika kan zichzelf binnenshuis niet goed vermaken, ze zit het liefst in de huiskamer. Ze gaat naar fitness, line-dance, zwemmen en de soos. Devika woont sinds januari 2012 op deze locatie, op haar vorige locatie werd ze overvraagd. Devika is erg gericht op de was. Ze heeft moeite om kleding in de was te doen, ze verzamelt die onder haar matras. Haar kledingkast en washok zijn op slot. Devika heeft een zorgzwaartepakket 4 indicatie. Gisteren Bewoonster Devika zit in de woonkeuken aan tafel met stagiaire Nuray en medebewoner Halilh. Ze kijkt richting de deuropening en merkt bewoonster Esther van de ouderengroep op die in de gang staat. Devika: “Ze mag hier niet komen.” De stagiaire Nuray antwoordt: “Ze mag hier toch komen?’’ Devika: “ Ze mag niet aan de jongerenkant komen.” “ Ze moet het eerst vragen aan Didi.’’ (Didi is een begeleidster die niet in dienst is). Nuray antwoordt: ‘’ Dat klopt, ze moet het eerst vragen.” Devika: ‘’Didi was vanmorgen boos op Esther.” Nuray antwoordt: “Dan heeft ze het waarschijnlijk niet gevraagd.” Devika eindigt: ‘’ Roel ook.” Devika ziet haar medebewoners Anando en Milan thuiskomen en zegt: ‘’ Ze gaan weer ruzie maken.” Esmee antwoordt: “Welnee het gaat meestal goed.” Devika: “Gisteren wel hoor.” Halilh staat op en loopt naar zijn appartement. Deur kloppen Devika vraagt aan begeleidster Isabel tijdens het theedrinken in de woonkeuken: “Weet je wat vanmorgen gebeurde? Esther was boos. Ze ging op Halilh d’r deur kloppen, dat mag niet hè?” Isabel bevestigt dat dit niet mag. Isabel zingt vervolgens: “Esther heeft aan de deur geklopt, hard geklopt zacht geklopt.” Devika lacht hardop. Tijdens het avondeten zegt Devika: “Vertel maar wat er gebeurde vanochtend Halilh.” Halilh zegt: “Esther aan de deur.” Sarita zegt vervolgens: “De deuren moeten dicht blijven.” Isabel die deze nacht slaapdienst heeft antwoordt: “Nee, de deuren moeten openblijven, anders kunnen de bewoners mij vannacht niet roepen.” Rusten Devika zit die middag op haar vaste plek in de woonkeuken aan tafel, stagiaire Nuray zit tegenover haar. Begeleidster Anouk is met een cliënt naar de tandarts. Devika zit rustig en is stilletjes. Devika: “Ben moe.” Nuray de stagiaire antwoordt: “Anders ga je even rusten op je kamer.” Devika: “Als ik maar niet ziek word.” Nuray: “Nee, niet ziek worden, morgen heb je feest.” 40 Devika grijpt naar haar buik: “Beetje zenuwachtig.” Devika: “Ik hoop dat mijn kleding droog is.” Nuray: “We gaan vanavond kijken o.k.” Devika: “Mag ik een beetje limonade?” Nuray: “Je hebt geen koffie of thee gehad, dus dat mag wel.” Devika: “Klein beetje warm. Griep.” Nuray: “Zal ik het maken?” Devika: “Ja.” Nuray maakt limonade en geeft het aan Devika. Devika: “Waterig.” Nuray voegt wat ranja toe. Devika: “Wat eten we?” Nuray: “Rijst met goulash.” Devika: “Lekker.” Devika: “Ik denk dat ik vanavond thee ga nemen, voor mijn buik.” Devika zegt: “Ik ga even rusten.” Devika staat op uit haar stoel maar blijft bij het raam in de woonkeuken staan. Even later loopt ze naar een van de andere tafels en kijkt even vluchtig in het krantje dat daar op tafel ligt. Vervolgens loopt ze de gang in. Ze loopt wat heen en weer en bekijkt een tekening die aan de muur hangt. Nuray zegt: “Ga nu maar naar je kamer rusten.” Het is de afspraak dat cliënten na het theedrinken en na het avondeten even naar hun eigen kamer gaan om te rusten tot het eten of koffiedrinken. Ze kunnen dan ‘iets voor zichzelf’ gaan doen. Devika gaat naar haar kamer. Even later komt ze haar kamer uit. Ze frummelt wat aan een tekening op de gang. Ze gaat weer haar kamer in. Medebewoner Milan komt thuis. Devika komt de gang op en zegt: “Dag Milantje.” Ze gaat weer haar kamer in. Medebewoner Halilh komt thuis met begeleidster Anouk. Devika komt de gang op en zegt: “He Halilh, hé Anouk.” Devika blijft in de gang onderaan de trap staan. Was Na de vorige observatie vertelt begeleidster Anouk aan de onderzoeker dat ze eerder die middag bij Devika vuile kleding en lakens heeft gevonden in de la onder haar bed. Ze vond het al een tijd stinken en is gaan zoeken. Ze vond een laken met ontlasting erop, vuile onderbroeken en broeken. Anouk vraagt zich hardop af: “Ik snap niet hoe dat kan, alles is op slot, het washok, haar kasten, hoe kan dat nou? Ik ga straks effe een gesprekje met haar houden.” Stagiaire Nuray zegt dat Devika die middag al een paar keer naar haar was heeft gevraagd. Na het eten gaat begeleidster Anouk naar de kamer van Devika toe voor een gesprekje. Anouk haalt de salontafel wat naar voren en de eettafel wat naar voren. “Die moeten niet zo dicht bij de verwarming staan”, zegt Anouk. Devika gaat in het bankje zitten, Anouk op een stoel schuin voor Devika. 41 Anouk zegt op rustige toon: “Ik heb even een vraagje, ik kwam je was opruimen en ik vond ’t stinken in je kamer. Ik ben in de la onder je bed geweest en vond daar allemaal vuile was. Hoe kan dat?” Devika maakt geen oogcontact en frummelt wat met haar handen: “Leiding mij gegeven, niet doen, niet in de kast, geven mij sleutel niet.” Anouk: “Als je een stapel schone kleding vindt, wat moet je dan doen?” Devika: “Nieuwe kast.” Anouk: “Nee, we hebben toen een gesprekje gehad dat het beter was om je kast op slot te doen. Anders komt je vuile was tussen de schone.” Devika: “Blauwe hè?”. Anouk: “Ja de sleutel zit aan de blauwe bos.” Anouk: “Als je doucht krijg je schone was, wat doe je met de vuile was?” Devika: “In de was, als ik gedoucht ben.” Anouk: “Wat doe je met het stapeltje schone was? Verstop je ’t dan?” Devika: “Nee.” Anouk: “Nou ik vond zes broeken, een jasje, twee vesten, twee t-shirts en een laken waar je niet vrolijk van werd. Daarvoor is je wasmand. Als je gedoucht bent, in de wasmand. En wat moet je doen als je een ongelukje hebt ‘s nachts?” Devika: “Kom ik naar jullie toe.” Anouk: “Je moet ’t niet verstoppen, daar komt die vieze lucht van. Het laken zat helemaal onder de poep. Dat is heel smerig en voor jezelf niet fijn.” Devika: “Nee, hoofdpijn van.” Anouk: “Ik wil nu echt een afspraak met je maken. We gaan geen schone stapeltjes kleding klaarleggen, daar ga ik mijn collega’s ook op aanspreken. Die moeten in je kast. En je gaat geen kleding onder je bed stoppen. Ik ga goed opletten.” Devika kijkt naar haar nagels. Devika: “ Mag niet, moet eraf. Miabella is streng.” Miabella is een begeleidster van de dagbesteding. Anouk: “Dat is niet streng, dat is hygiënisch. De afspraak is dat als je naar de Raalte (dagbesteding) gaat: nagellak eraf, haren vast en dichte schoenen. Je weet dat je nagellak eraf moet. Dat moet je tegen de leiding zeggen als je dat zondag ziet. Na ’t eten gaan we Maracroni maken voor Miabella voor ’t feest van morgen.” Devika: “Wil je wat vragen.” Anouk: “O ja, en ik heb je OV chip opgeladen.” Devika: “ Mooi zo.” Devika: “Remover.” Anouk: “Die staat in de medicijnkast, dat weet jij ook. Als Anouk er niet is, moet je tegen de leiding zeggen dat het in de medicijnkast staat.” Devika: “Weet je wie er vanmorgen was? Esther (bewoonster van de ouderengroep), om 7 uur. Op de deur geklopt. Bij Halilh en bij mij. Ik zei: “ Wegwezen.” Anouk: “O, had ze op de deur geklopt?” Devika: “Ze doet steeds het licht aan. Esther moet op de groep blijven.” Anouk: “Ik zeg tegen Jenna (begeleidster ouderengroep) dat ze het met Esther moet bespreken.” Devika: “Daar moet plastic”, en ze wijst op het kleine raampje boven haar deur. “Als iemand het licht aandoet, schijnt het in mijn ogen.” Anouk: “Die deur is daar, en jij ligt daar… dat lijkt me sterk, maar ik wil wel kijken of ik het af kan plakken.” 42 Devika: “Zei Jojanneke ook.” Devika wijst vervolgens naar haar gordijn: “En die ook.” Anouk: “Morgen ben ik een M-dienst en dan zal ik kijken of ik het kan maken.” Devika: “Fitness morgen.” Anouk: “Ja. Ga je je echt aan je afspraak houden?” Devika knikt Ja. Anouk verlaat de kamer. Milan Milan is een 29 jarige man van Surinaamse afkomst met klein fors postuur. Milan is bekend met downsyndroom. Zijn onderkaak is wat naar voren geschoven. Soms hangt zijn tong op zijn lippen. Milan zit vaak voorovergebogen. Milan praat weinig en maakt geen oogcontact. Milan legt contact met de ander door hem aan te raken, een knuffel te geven of een hand op het hoofd te leggen. Als hem iets gevraagd wordt antwoordt hij wel met een á twee woorden. Milan moppert regelmatig in zichzelf en soms hoorbaar op andere cliënten. Milan kijkt regelmatig fronsend en met een schuin hoofd naar de dingen die om hem heen gebeuren. Milan maakt met zijn vingers draaiende bewegingen om de stof van zijn kleding waardoor de stof uitrekt. Milan loopt veel heen en weer over de groep en de gang boven. Het is voor Milan belangrijk dat alles op een vaste plek staat. Hij verzet bijv. de beker van een andere cliënt aan tafel als hij meent dat die niet goed staat. Ook ruimt hij graag alles snel weer op, bijvoorbeeld het dienblad met theekopjes. Milan kent geen rem wat betreft eten en eet door tot alles op is. Milan heeft een zorgzwaartepakket 4 indicatie. Mopperen Tijdens het avondeten praat Milan zachtjes in zichzelf op mopperende toon. Hij kijkt schuin naar achteren naar begeleidster Anouk die aan een tafel achter hem zit. Anouk kijkt hem aan en zegt met duidelijke stem: “Je weet wat ik bedoel hè?” Milan eet weer door en is stil. Bij navraag geeft Anouk aan dat Milan erg veel kan mopperen op andere cliënten. Anouk: “Hij weet wat ik bedoel. Als hij blijft mopperen dan zet ik zijn bord even weg. Tot hij weer aangeeft dat hij gewoon kan eten.” Zelf Milan komt met het busje van de dagbesteding thuis. Hij loopt richting de voordeur en houdt de bel wat langer ingedrukt. De onderzoeker loopt naar de voordeur en opent deze voor hem. Milan stapt naar binnen. De onderzoeker sluit de deur achter hem dicht. Milan pakt de hand van de onderzoeker die nog aan de deurklink zit en trekt die los. Hij pakt de deurklink en opent de voordeur weer. Milan sluit de voordeur zelf. Meegenomen Milan komt thuis van de dagbesteding. Hij loopt direct de woonkeuken in naar begeleidster Anouk. Hij geeft haar zijn tas, en ze pakt zijn schrift eruit. Anouk zegt: “Wat heb jij nou meegenomen?”, en haalt spullen uit zijn tas. Ze zet ze een voor een op tafel en benoemt: 43 “Beestjes, een koe, een kameel, een paard.” Ze vraagt: “Zijn die van Milan of van Jasper?” Milan antwoordt: “Jasper.” Anouk zegt: “Die zijn van Jasper hè? De afspraak is dat ze terug gaan naar Jasper hè?” Ze pakt de beestjes weg en zegt: “Die gaan morgen mee terug.” Milan blijft hierna in de woonkeuken staan. Anouk zegt “Ga je je tas ophangen?” Milan onderneemt geen actie. Anouk herhaalt het nogmaals. Milan gaat zijn jas ophangen. Milan wil doorlopen naar boven. Anouk: “Kom je een kopje thee drinken?” Milan keert om en komt bij haar aan tafel zitten. Anouk: “Heb je d’r wat onder?” en wijst naar zijn vest. Milan zegt: “ Nee.” Anouk ritst vervolgens Milan’s vest open. Ze ziet zijn t-shirt eronder en zegt: “Ja dus, o.k.” Esmee heeft twee dagen ervoor ook gezien dat Milan deze beestjes mee naar huis had en heeft ze weer mee naar de dagbesteding gegeven. Ze vertelde dat Milan geregeld spullen wegneemt, ook van andere cliënten of uit de huiskamer. Zijn kasten zijn ook allemaal op slot, omdat hij ook geregeld spullen weggooit. Douchen Milan staat na het avondeten boven in de gang voor zijn slaapkamer. Begeleidster Esmee gaat naar boven. Milan zegt: “Douchen.” Esmee geeft aan dat het nog geen tijd is om te douchen. Ze biedt hem tijdschriften aan. Ze legt uit dat deze achter slot en grendel staan, anders zou hij de hele nacht met die boekjes bezig kunnen zijn of ze weggooien. Ze opent de gangkast met de grote blauwe sleutelbos, waaraan ook de sleutels van de koelkast, voorraadkasten, keukenkastjes, washok en kasten van de cliënten zitten. Milan bukt in de kast en wil de krat met boekjes pakken. Esmee antwoordt: “Nee Milan, pak maar een stapeltje.” Dit doet Milan en hij verdwijnt zijn kamer in. De deur blijft open staan. De begeleidster gaat naar een andere cliënt toe. Even later staat Milan weer op de gang en zegt: “Douchen.” Esmee: “Nu nog niet.” Vijf minuten later staat Milan weer op de gang. De begeleidster kijkt op haar klok en zegt: “Omdat we vanavond niet gaan wandelen, kun je je douchen nu.” Ze loopt even weg om wat douchespullen en kleding te pakken voor Milan. Die staan achter slot en grendel in zijn kamer. Milan begint zich uit te kleden in de gang. Begeleidster Esmee komt terug en spreekt Milan aan dat hij zich in de badkamer moet uitkleden en zegt: “Hij kent echt geen schaamte.” Milan gaat de badkamer in, en de douche gaat aan. Esmee geeft hem een washand met zeep aan en zegt: “Ik kom zo je billen wassen o.k.?” Even later komt ze terug en zegt: “Goed soppen onder je oksel Milan……..even je billen wassen Milan. Even omkeren, zo ja.” De begeleidster zet de douche vervolgens uit. “Als zijn mond vol zit met water, dan moet je hem wel uitzetten.” Milan droogt zich af en loopt in zijn onderbroek naar zijn kamer. De begeleidster vertelt dat Milan en Sarah altijd meteen na het eten gedoucht willen worden en moeilijk kunnen wachten. Later vertelt persoonlijk begeleider Lisanne dat alle cliënten eens per dag zich douchen. Er zijn er die in de avond gedoucht worden en cliënten die in de ochtend zich douchen. De volgorde van douchen bepaalt de begeleider die werkt al naar gelang hoe de avond loopt. Een aantal cliënten is van huis uit gewend om tweemaal per dag zich te douchen, dat is voor de mensen met een donkere huid niet zo goed in verband met het uitdrogen van de huid. 44 Opscheppen Begeleidster Lisanne staat in de keuken met het kant en klaar aangeleverde eten van die avond. Dit moet in de glazen schalen worden geschept om zo de oven in te kunnen voor verwarming. Ze vraagt: “Milan kom je helpen met het eten in de schaal doen?” Milan komt direct aangelopen. Lisanne: “Eerst je handen wassen.” Milan wast zijn handen. De verpakkingen moeten worden opengemaakt. Lisanne: “Ik heb een sterke kerel nodig.” Milan probeert de verpakking te openen. Hij probeert het een paar maal. Lisanne: “Oei, dat is moeilijk hè? Kijk ik heb hem al” en opent de verpakking. Milan wil iets pakken wat niet zichtbaar is voor de onderzoeker. Lisanne zegt: “Nee, dat doe ik wel, jij mag het met de lepel erin scheppen.” Milan schept de andijviestamppot over in de glazen schaal. Lisanne: “Wat doe je dat goed.” Begeleider Roel van de ouderengroep komt binnen: “Goed bezig Milan.” Als de stamppot in de schalen zit zegt Lisanne: “Dat is klaar.” Milan pakt de speklapjes. Lisanne: “Nee, dat hoeft straks pas.” Milan blijft in de keuken staan. Lisanne zegt: “Straks mag je weer helpen, kom” en wil Milan de keuken uit leiden. Milan aarzelt maar laat zich leiden. Lisanne: “Kom, zal ik boekjes voor je pakken of wil je muziek luisteren?” Ze neemt Milan mee naar zijn kamer boven. Een moment later komt Milan weer de trap af gelopen. Lisanne zegt: “Straks gaan we het afmaken.” Milan blijft in de gang beneden staan en zegt: “Thee.” Lisanne vraagt aan de stagiaire Nuray, die aan tafel zit in de woonkeuken: “Is dat zijn thee nog, zit er melk in?” Nuray antwoordt: “Nee.” Lisanne zegt tegen Milan: “Nee jij hebt al gehad.” Milan loopt van de gang de woonkeuken in. Lisanne pakt hem vast,maakt een dansje met hem, richting de gang en leidt hem naar de trap naar boven. Lisanne vertelt tegen de onderzoeker: “Het is onduidelijk voor hem, want normaal gaat het vlees altijd onderin, en nu doe ik het vlees niet in de oven, maar ga ik de speklapjes later bakken.” Halilh Halilh is een 33 jarige man van Turkse afkomst met een klein en stevig postuur. Halilh heeft een groot zichtbaar litteken op zijn achterhoofd. Dit is van een operatie als kind om een permanente drain in te brengen in verband met Hydrocephalus. Halilh is moslim. Halilh praat vlug en veel en is niet altijd duidelijk verstaanbaar. Hij springt in zijn verhalen van de hak op de tak en heeft moeite om een activiteit vol te houden. Als Halilh enthousiast is dan wiegt hij van voren naar achteren met zijn lijf. Ook legt hij zijn handen op zijn achterhoofd. Verder opent hij regelmatig zijn mond en stopt dan enkele malen even kort zijn vinger in en uit zijn mond, zonder deze te sluiten. Halilh heeft kleine handdoekjes die hij graag in zijn handen heeft om op te rollen of aan te frunniken. Ook speelt hij graag met sensopatisch materiaal, bijvoorbeeld fishes of blokjes in een emmertje doen. Halilh is dol op muziek luisteren. Het luisteren naar muziek geeft Halilh veel prikkels waardoor hij steeds enthousiaster en drukker wordt. In het zorgplan staat bij zelfbepaling beschreven dat er veel voor Halilh wordt bepaald door de begeleiders omdat Halilh erg gevoelig is voor prikkels en hier zelf geen grenzen in aan kan geven. Halilh heeft een zorgzwaartepakket 7 indicatie. 45 Muziek Halilh zit ‘s middags na het koffie drinken in een gesprekje met begeleidster Esmee, in de huiskamer. Hij is muziek aan het luisteren op de radio. Esmee zit in de woonkeuken. Halilh praat in zichzelf en beweegt onrustig heen en weer op zijn stoel. Halilh zegt hoorbaar: “Esmee, ik zit hier hoor.” Hij zwaait naar Esmee. Esmee zwaait terug. Halilh loopt vanuit de woonkamer de woonkeuken in. Esmee zegt: “Halilh, jij luistert daar muziek hè?” Halilh gaat weer zitten in de woonkamer. Hij beweegt onrustig in zijn stoel. Hij praat in zichzelf: “Spelen, lekker spelen, spelen, muziek, kijk zo.” Halilh doet alsof hij gitaar speelt en zegt: “Mooie gitaar hè? Kom, weer thuis, één dag werken.” Hij staat weer op. Halilh gaat op één been staan en zegt: “Kijk ik kan dansen.” Esmee is inmiddels niet meer in de woonkeuken. Halilh blijft praten. Halilh staat op en loopt de woonkeuken binnen. De andere begeleider van die avond, Anouk, komt binnen. Ze vraagt: “Wat ben jij aan het doen? Heb je al koffie gedronken?” Halilh zegt: “Ja.” Anouk: “Dan ga je nu even met je blokjes spelen op je kamer, gewoon even rustig.” Halilh loopt naar zijn kamer. Anouk legt uit dat het de bedoeling is dat alle cliënten na het koffie drinken naar hun eigen kamer gaan om te rusten. Esmee en Lisanne vertellen dat Halilh ook muziek mag luisteren in de woonkamer als hij rustig is. Naar huis Het is woensdagavond, belavond. Halilh heeft net gebeld met zijn familie. Hij geeft de telefoon terug aan Anouk, de begeleidster. Hij gaat in de woonkamer zitten op de bank. Anouk zit op een stoel naast hem. Halilh vertelt enthousiast; ‘Papa, mama, vrijdag me halen.’ Hij beweegt met zijn bovenlijf heen en weer naar voren. Heeft zijn armen achter zijn hoofd. Hij blijft in snel tempo doorpraten over zijn vader en moeder die na een vakantie naar Turkije weer thuis zijn. Anouk: “Nu gaan we even rustig zitten.” Halilh leunt achterover in de bank. Halilh: “Vrijdag halen.” Anouk: “Ja als je lief bent ga je vrijdag naar papa. Papa heeft je wel gemist hoor…. Je moet wel goed luisteren naar papa en mama hè?” Halilh: “Gemist ja, vrijdag halen.” Anouk heeft eerder tegen de onderzoeker verteld dat Halilh thuis de baas is. Hij luistert slecht naar zijn ouders. Halilh heeft vader ook gekrabd onder het autorijden. Vader heeft toen gevraagd of zij hem wou toespreken, waarop Anouk heeft gezegd dat hij dat zelf met Halilh moet oppakken thuis. Harde muziek Halilh komt thuis van de dagbesteding. Hij stapt uit het busje. Van binnen is hoorbaar dat Halilh hard praat en zich opwindt. Als de voordeur geopend wordt door de stagiaire Nuray is hoorbaar dat Halilh roept: “Moet ophouden! Bemoeien niet mee.” 46 Halilh hangt zijn jas op en loopt door naar zijn slaapkamer. Even later loopt hij de gang weer op. De begeleidster Lisanne komt vanuit het kantoor de gang in lopen. Lisanne vraagt aan Halilh: “Wat is er?” Halilh antwoordt: “Beetje hoesten.” Lisanne vraagt: “Niks anders?” Halil zegt: “Nee.” Halilh gaat de woonkeuken binnen en krijgt van de stagiaire een kopje koffie aangeboden. Begeleidster Lisanne gaat ook aan tafel zitten. Halilh praat druk en aan een stuk door: “Gebeld…mama…ben niet moe…beetje.…ik ga weg.” Lisanne leest in Halilh’s schriftje en vraagt: “Had jij patatjes gegeten vandaag?” Halilh: “Nee.” Lisanne: “Ja, er staat hier dat je patatjes hebt gegeten, was er iemand jarig?” Halilh: “Nee.” Lisanne: “O, dus er waren zomaar patatjes, lekker hoor.” Halilh spreekt tegen stagiaire Nuray, zoals vaker, in het Turks. Daarna richt Halilh een Turks woord tot Lisanne. Nuray licht toe: “Hij zegt: Jij bent hier, ik ben hier.” Lisanne reageert: “O, zo leer ik nog wat.” Weer even later praat Halilh in een combinatie van Turks en Nederlands. Lisanne reageert op grappende toon: “Hé, ik praat geen Turks zeg, dan versta ik je niet.” Stagiaire Nuray vertelt tegen begeleidster Lisanne dat Halilh schreeuwend het busje uitkwam. Lisanne vraagt aan Halilh: “Was er wat gebeurd?” Halilh: “Harde muziek gezet, mag niet.” Lisanne vraagt: “Heb je ’t netjes gevraagd aan de chauffeur?” Halilh geeft geen duidelijk antwoord en springt over op het volgende onderwerp. Karli Karli is een 32 jarige vrouw van Antilliaanse afkomst met een klein en stevig postuur en kort krullend donker haar. Ze heeft een groot hoofd in verhouding tot haar lijf en is bekend met Hydrocephalus. Karli heeft hiervoor een drain. Karli heeft klompvoeten en draagt aangepast schoeisel. Ze loopt langzaam en heeft moeite met haar evenwicht. Karli praat langzaam in duidelijk verstaanbare woorden of korte zinnen. Ze herhaalt veel en steekwoorden daarbij zijn: “Met zijn tweeën…romantisch.” Ze praat ook graag over haar pleegmoeders en over uitstapjes die ze wil maken. Ze vraagt veel om bevestiging: “ Wie is… Vertel eens.. Morgen vrij…” Karli is zeer gevoelig voor sfeer. Ze geniet als je de tijd en de ruimte voor haar vrijmaakt. Karli legt graag contact door middel van aanraking, je een hand te geven of over je hand te strijken. Als de begeleiding een andere cliënt aanspreekt of een andere toon in de stem aanneemt interpreteert Karli dit al snel als boos. Karli heeft moeite om maat te houden met eten en drinken en de begeleiding bepaalt of ze iets mag eten en hoeveel. Karli houdt van muziek luisteren en knutselen. Ze vertelt graag een verhaal en laat de ander het op de computer intikken. Karli heeft een zorgzwaartepakket 4 indicatie. Wanneer? Cliënt Karli is terug van haar dagbesteding en heeft in de woonkeuken koffie gedronken. Begeleidster Esmee neemt haar daarna mee naar haar kamer boven voor een gesprekje en een rustmoment. Esmee heeft eerder al verteld dat Karli uit de buurt van Halilh gehouden wordt, omdat Halilh anders in haar gezicht kan krabben. Karli zit op haar kamer in haar schommelstoel voor de vensterbank en kijkt naar buiten. Karli zegt dat ze morgen vrij is. De begeleidster zegt van niet en vraagt haar wat ze morgen gaat doen. Karli: ‘’Op de boerderij.” Esmee: “Nee, dat is vrijdag pas weer, waar ga je morgen heen?” 47 Karli: “O ‘t plein, werken.” Esmee: “Ja op ‘t plein.” Karli: “Dagje uit.. vertel eens.. wie gaan mij missen als kiespijn?” Esmee: “Morgen ga je werken.” Karli zegt: “Picto’s plakken.” Esmee antwoordt: “Nee, dat doet Isabel.” Esmee legt later uit dat Karli bij iedereen om picto’s vraagt en dat een vast persoon dat doet. Anders blijft ze vragen en zou ze zelf alles willen volplakken met picto’s van leuke activiteiten bijvoorbeeld. Esmee drukt het knopje op de speelgoedhamster die in de vensterbank staat aan. Karli begint tegen de hamster te praten. De hamster neemt de stem van Karli op en herhaalt direct wat ze zegt. Dit herhaalt zich een aantal keren. Karli geniet zichtbaar; er verschijnt een grote lach op haar gezicht. Esmee zet hem weer uit. Esmee zegt: “Esmee gaat naar beneden, eten maken. Esmee gaat naar de anderen toe. Ik roep jou als we gaan eten.” Karli: “Woensdag is knutselclub.” Esmee: “Ja dat is morgen pas hè? Ik ga nu weg.” Esmee verlaat de slaapkamer van Karli en gaat weer naar beneden toe. In het zorgplan staat dat het belangrijk is een ‘lijntje’ met Karli te houden als ze in haar kamer is. Anders zou ze vanuit een onveilig gevoel spullen kapot kunnen maken. Eten Begeleidster Anouk roept alle bewoners om aan tafel te gaan. Ze vraagt ze vooraf: “Handjes wassen.” De bakken met eten worden door Anouk met een grote schep uit de oven gehaald en op een tafel gezet. De begeleidster en de stagiaire scheppen voor alle cliënten eten op hun bord en delen dit uit. Er wordt gezamenlijk gegeten. Als iedereen klaar is roept begeleidster Anouk een voor een de namen van de cliënten op. Deze cliënt mag zijn of haar bordje naar het aanrecht brengen; bord in de gootsteen, bestek in de bak. Daarna roept ze de volgende. Anouk pakt daarna haar sleutelbos en maakt de koelkast open. Ze pakt er pakken vla en yoghurt uit. Ze zet de toetjesschaaltjes op tafel. De stagiaire vult de bakjes half met yoghurt. Anouk: “Dat is vanwege de dikke billen.” Daarna vraagt Anouk wat voor vla de bewoners erbij willen: chocoladevla of vruchtenyoghurt en deelt dit uit. Tijdens het eten wil stagiaire Nuray water inschenken voor Karli. Begeleidster Anouk spreekt Nuray aan dat Karli niet teveel mag. Ze legt uit dat Karli voor het eten een klein kopje koffie krijgt, bij het eten een kleine beker water en ‘s avonds een kleine beker koffie. Anouk: “Anders weten we zeker dat het misgaat.” Als iedereen een toetje heeft wordt er gegeten. Als iedereen klaar is mogen ze om de beurt hun toetjesschaaltje naar het aanrecht brengen en weer gaan zitten. Anouk geeft aan dat ze een rondje gaat doen met de taakjes. Ze merkt dat de taken nog niet zijn verwisseld. Het is al een nieuwe maand. Ze verwisselt de pictogrammen. Vervolgens vraagt ze iedere bewoner wat zijn of haar taak is die avond. Het duurt even voor Milan en Jurgen antwoord geven. 48 Anouk rond af door te zeggen: “Dus Halilh blijft in de huiskamer en Milan blijft, de rest gaat naar zijn kamer, iets voor zichzelf doen.” Iedereen staat op en gaat naar boven. Jurgen loopt met stampende voeten naar boven. Anouk: “Geen olifanten op de trap.” Karli: “Boos, ze zijn boos.” Anouk: “Karli ga jij ook iets voor jezelf doen?” Karli gaat naar haar kamer boven. Later vertelt Anouk dat ze met: “Dan weten we zeker dat het misgaat” bedoelt dat Karli anders in haar bed plast. Begeleidster Esmee heeft eerder al verteld dat Karli bij haar moeder thuis zindelijk is en ze van hen geen luiers om mag. “Ze is hier vaak nat, al laten we haar om 23.00 uur nog plassen.” Anouk vertelt: “Ze heeft een tijdje met luiers geslapen maar dat wilden de moeders niet meer want ze willen dat ze zindelijk wordt. Als ze hier nat is trekt ze wel een schone onderbroek aan en een pyjama, maar ze verschoont niet haar bed. Ze gaat dan in haar schommelstoel zitten wachten tot de begeleiding komt, soms ook midden in de nacht.” Agenda De stagiaire Nuray leest bij thuiskomst van Karli in haar schriftje hoe haar dag op de dagbesteding is geweest. Karli heeft ook haar pictogrammenagenda bij zich. Nuray legt het schrift en de agenda in de la in de woonkamer. Alle schriften gaan daar in, worden ‘s avonds door de begeleiding geschreven en de volgende dag weer meegegeven naar de dagbesteding. Nuray vraagt: “Karli wil je boven even rusten?” Karli antwoordt: “Nee.” Nuray: “Het is de afspraak dat je na de thee boven gaat rusten in je kamer.” Karli blijft in de woonkeuken staan. Ze knoopt een gesprekje aan met de onderzoeker. Nuray zegt: “Karli, ik wil dat je nu naar boven gaat.” Karli loopt naar de gang. Karli geeft aan naar de wc te moeten. Nuray zegt: “Ga dan maar” en Karli gaat beneden in de gang naar de toilet. Nuray brengt Karli vervolgens naar haar kamer boven. Als Nuray beneden komt zegt ze: “Karli’s pictogrammenagenda had ik in de woonkamer in de la gedaan. Die agenda mag wel mee naar boven, daarom wilde ze niet meteen naar boven.” Sarah Sarah is een 48 jarige vrouw van Surinaamse afkomst met kort donker kroezend haar. Ze is gemiddeld van lengte met een fors postuur. Ze loopt met haar nek naar voren gericht en haar billen naar achteren. Ze heeft veelal een donkere strenge blik in haar ogen en kijkt vaak fronsend. Als er een grapje wordt gemaakt wat haar aanspreekt klaart haar gezicht op. Sarah praat binnensmonds met een lage stem in tweewoord zinnen. Sarah houdt van creatieve activiteiten en helpt graag bij huishoudelijke activiteiten of koken. Sarah heeft behoefte aan een duidelijke voorspelbare omgeving. Ze heeft moeite zich te oriënteren in tijd en is veel bezig met wanneer er iets gaat gebeuren. Ze heeft een vaste plek aan tafel en vaste belmomenten. Het is voor haar lastig om te schakelen naar activiteiten die buiten haar vaste patroon vallen en ze zal in eerste instantie afwijzend reageren. Sarah wil graag bevestiging dat het goed is wat ze doet en wie ze is. Ze wordt onzeker bij onduidelijkheid. Ze kan zich dan negatief opstellen naar andere cliënten, de confrontatie opzoeken en de ander slaan. Ze kan vervolgens zeggen dat zij geslagen is. Volgens een score in 1993 op de Autisme 49 Vragenlijst Zwakzinnigen valt Sarah in het gebied van de Pervasive Development Disorder. Sarah heeft een zorgzwaartepakket 6 indicatie. Wandelen? Na het eten bespreekt begeleidster Esmee met Sarah bij het aanrecht de avond door. Ze zegt tegen Sarah: “Wandelen, bellen, douchen, tv kijken.” Sarah: “Nee, eerst bellen.” Esmee: “O.k., bellen, wandelen, douchen, tv kijken.” Ze lopen samen naar het kleine kantoor. Esmee: “Ik ga Marit bellen. Vrijdag gaan we Petra bellen.” Sarah: “Thuis.” Esmee: “Dat weet ik niet,de telefoon gaat over. Hier heb je hem.” Sarah begin te praten tegen Marit: “Gegeten…welk vlees……Naomie.” Naomie is het kind van Sarah’s zus. Esmee vraagt zachtjes aan Sarah: “Mag ik straks je zus nog even?”, en loopt het kantoor uit. Begeleidster Esmee is na een paar minuten terug en Sarah geeft haar de telefoonhoorn. Esmee benoemt: “We gaan zo wandelen.” Sarah: “Niet, we gaan wandelen niet.” Esmee: “Jawel, Marit hoort het hoor en zegt goed zo !” Sarah loopt het kantoor uit. Esmee licht Marit in over hoe het met Sarah gaat. Even later komt Sarah terug met haar jas aan en gaat in het kantoor zitten. Ze zegt: “Ik Marit.” Esmee: “Nee jij hebt al met Marit gesproken, volgende week weer bellen.” Esmee hangt op. Esmee trekt haar jas aan en loopt naar buiten. Sarah komt achter haar aan. Met een paar andere cliënten maken ze een wandeling. Kookclub Sarah komt thuis vanaf haar dagbesteding en loopt de woonkeuken binnen waar stagiaire Nuray en nog twee cliënten klaar zitten met koffie en thee. Sarah is laat thuis. De vervoerder heeft eerder al gebeld dat het busje kapot was en er vervangend vervoer wordt geregeld. Die avond zal Sarah, na het eten voor de tweede keer naar een externe kookclub gaan. Nuray begroet Sarah: “Sarah je bent er al.’’ Sarah loopt door en geeft haar schrift aan Nuray. Sarah zoekt begeleider Esmee op aan de andere tafel en zegt: “Ik ga koken, niet.” Esmee: “Daar gaan we na ’t eten over praten. Weet je wat we gaan eten? Broccoli, aardappelpuree en een boomstammetje.” Esmee pakt het schriftje van Sarah, leest dit en vraagt: “Hoe was ‘t op ‘t werk? Je hebt veel geplast op het werk. Sarah was er en wie nog meer?’’ Sarah antwoordt: “Lianne.” Esmee: “Vandaag was je onrustig.” Sarah: “Praten kamer, koken niet.” Esmee: “Vandaag was je onrustig, ging ‘t niet zo goed?” Sarah: “Koken niet, koken niet.” Sarah kijkt boos en beweegt onrustig met haar lichaam. Esmee: “Zullen we dan naar boven gaan, neem je je thee mee?’’ 50 Sarah staat op en neemt haar thee mee. Op haar kamer aangekomen gaat Sarah op een stoel zitten. Esmee gaat ook zitten. Ze leest het schrift. Esmee: “Weet je nog waar je naartoe bent geweest vandaag?” Sarah antwoordt: “Nee.” Esmee: “Er staat hier kantine, en je hebt veel geplast.” “Had je een bloedneus? O nee, hier staat dat je iemand hebt gekrabd. Dat was wel een beetje heel erg hè? Vond je dat niet zielig voor de begeleiding?” Sarah: “Nee.” Esmee: “Heb je sorry gezegd?” Sarah: ‘’Ja” en Esmee antwoordt: “O, goed.” Esmee zegt: “Daarna ging ‘t goed. Heb je lekker gegeten?” Sarah antwoordt: ‘’Ja.’’ Esmee: “Ik zal ‘ t voor Lisanne opschrijven, dan weet die het ook.” Esmee vraagt of ze het leuk op haar dagbesteding vindt, en Sarah antwoordt: “Ja.” Esmee: “Wat vind je leuk daar?” Sarah: “Josien.” Esmee: “Is die er ook?” Sarah: “Nee, vakantie.” Esmee: “Mis je Josien?” Sarah: “Ja.” Esmee: “Heb je dat gezegd?” “Die anderen zijn ook lief hoor.” Sarah: “Josien baby, zoontje.” Esmee: “Ja Josien krijgt een baby.” Sarah beweegt heen en weer in haar stoel. Sarah: “Koken gaat niet door niet.” Esmee: “We gaan zo meteen tafel dekken, eten, broccoli, dan toetje, als we klaar zijn dan gaan we naar boven. Dan ga ik met jou over koken praten. Nu niet meer over koken vragen o.k., na het eten.” Sarah gaat mee naar beneden naar de woonkeuken en drinkt daar thee. Ze legt haar hoofd in haar handen. Dan drinkt ze weer verder. Even later legt ze weer haar hoofd in haar handen neer. Tijdens het eten heeft ze het niet meer over de kookclub. Als Sarah nog aan tafel zit, komt de taxi voor de kookclub voorrijden. Sarah ziet de taxi, staat direct op en pakt haar jas in de gang. Esmee opent de deur voor de taxichauffeur en geeft aan dat Sarah er zo aankomt. Esmee neemt Sarah mee naar haar kamer. Ze laat haar nog een riem om haar broek doen omdat die naar beneden zakt. Verder zegt ze tegen Sarah dat zij vanavond slaapdienst heeft. Dat Sarah nu met de taxichauffeur meegaat en dat als ze terugkomt Esmee er weer is. Sarah loopt de trap weer af, de voordeur uit en stapt in het busje. Esmee vertelt later: “Als je gezegd hebt: ‘na t eten gaan we even naar je kamer en hebben we het erover’, dan moet je dat ook doen bij Sarah.” Geslagen 51 Sarah dekt de tafel in de woonkeuken. Sarah mompelt iets in zichzelf, niet hoorbaar voor de onderzoeker. Ze heeft een glimlach om haar mond. De begeleidster Isabel reageert op duidelijke toon: “Je weet het hè?, nu over ophouden!” Sarah mompelt nog wat door. Isabel verheft haar stem en zegt: “Nu over ophouden.” Sarah zegt: “Mijn vriend niet.” Isabel loopt langs Sarah de woonkeuken uit en zegt: “Ga nu maar even de tafel dekken.” Sarah gaat zitten in de woonkamer. Ze zegt “Pff, moe.” En “Tafel dekken niet.” Isabel is bij een andere cliënt. Het piepje van de oven gaat af, een teken dat het eten klaar is. Sarah staat op en gaat de tafel dekken. Isabel komt weer binnen. Sarah zegt: “Noem naam niet.” Isabel verheft haar stem flink: “Stoppen ermee, nu ben ik er klaar mee.” Iedereen gaat aan tafel en eet de warme maaltijd. Sarah eet haar eten en toetje op en is stil. Achteraf vertelt begeleidster Isabel dat Sarah over Anando sprak: “Oh, hij zou weer dingen bij haar gedaan hebben, maar dat kan helemaal niet want Anando was boven. En zag je de glimlach op haar gezicht?” Vechten Sarah komt thuis vanaf de dagbesteding. Anouk de begeleidster zit in de woonkeuken. Sarah loopt naar haar toe en laat haar hand zien. Er zit een pleister op. Ze zegt daarbij: “Snee, bloed.” Anouk antwoordt: “O, heb je je gesneden?” Sarah gaat zitten en krijgt wat te drinken. Anouk merkt op: “Wat heb jij op je shirt ? Wat heb je gedaan?” Sarah antwoordt: “Vechten, Cindy.” Cindy is een begeleidster van de dagbesteding. Anouk: “Cindy met de lange haren?” Sarah: “Ja…Cindy huilen.” Anouk pakt het schriftje van Sarah en leest dit door. In het schriftje staat dat Sarah heeft gebeten en geschopt, maar dat dit niet raak was. Vooral als cliënten komen en gaan. Ze heeft met spullen gegooid. Ze wilde een schaar pakken om ermee te steken. Ze heeft haar beker op tafel geslagen en ze heeft driemaal onder tafel gezeten. Anouk: “Ik vind het niet leuk wat ik hier lees, dat word ik verdrietig van. Dat moet je straks ook maar tegen Marit vertellen hè?” Karli: “Anouk boos.” Anouk: “Nee Anouk is verdrietig, dat is wat anders dan boos.” Anouk vraagt wat Sarah gaat doen. Sarah: “Tafel dekken.” Anando die aan een andere tafel in de woonkeuken zit zegt haar na: “Tafel dekken.” Sarah die op haar vaste plek zit met de rug naar Anando toe, kijkt even achterom richting Anando. Ze kijkt weer voor zich en zegt: “Mijn taak, jou taak niet.” Anouk reageert hierop: “Wat gaan we doen? We gaan aardig doen, tegen iedereen.” Sarah: “Vrienden, Marit niet.” Marit is de zus van Sarah. Anouk: “Nee, Marit en Petra vinden dat niet leuk.” Anouk zegt tegen Sarah: “Drink je thee op, ga je handjes wassen en de tafel dekken.” Sarah gaat na enige tijd de tafel dekken. Ze mompelt iets als ze bij Anando in de buurt komt. Anouk zegt op duidelijke toon: “Nee, niet beginnen tegen hem, ik wil je niet horen. Gewoon de tafel dekken.” 52 Anando tikt zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd (gek gebaar). Sarah ziet dit, begeleidster Anouk niet. Sarah loopt op de onderzoeker af en zegt: “Hij doet zo” en wijst met haar wijsvinger op haar voorhoofd. Sarah dekt de tafel verder en de groep gaat eten. Na het eten gaat Sarah naar boven toe. De begeleidster gaat bewoners douchen en is boven. Anando zit in de woonkamer beneden. Sarah komt ook de woonkamer binnen waar tevens de onderzoeker zit. Sarah zegt: “Niet slaan, niet slaan niet.” Anando lacht. Sarah: “Niet lachen, sorry zeggen.” Sarah gaat even zitten op de bank. Anando zit op de andere bank. Even later loopt ze de huiskamer weer uit. Later die avond na het bellen van haar zus Marit komt Sarah de woonkamer in om koffie te drinken. Begeleidster Anouk vraagt: “En, hoe was ’t bellen? Je moet het vertellen zei ik, heb je ’t gedaan?” Sarah knikt ja. Anouk: “Ja, wat vond Marit ervan?” Sarah: “Niet goed.” Hectiek De twee begeleidsters Anouk en Isabel zijn na het avondeten boven bezig met het douchen van de cliënten als de onderzoeker naar boven loopt. Begeleidster Anouk vertelt tegen de onderzoeker dat Sarah Anando uit loopt te dagen. Anouk geeft aan dat Sarah zegt: “Niet kijken niet” en vertelt dat Anando haar heeft geslagen. Anouk: “Ze zit daar met een grijns om d’r mond.” Sarah zit in haar kamer. Anando staat onder de douche. Isabel staat voor de douchedeur van Anando en geeft hem aanwijzingen. Schuin aan de overkant bevindt zich Sarah’s kamer. Anouk staat op de gang voor Sarah’s kamer. Milan staat in de deuropening van zijn kamer. De deur van Sarah gaat open. Anouk: “Nee, naar je kamer, je loopt uit te dagen.” Anouk gaat de kamer van Sarah binnen. Anouk: “Ik vind het helemaal niet leuk wat je doet. Je loopt Anando uit te dagen. Anando doet niks. Ik wil er niks over horen meer. Jij blijft netjes in je kamer zitten.” Sarah: “Niet bellen.” Anouk komt uit de slaapkamer van Sarah en loopt de gang op. Sarah doet haar slaapkamerdeur even later open en komt de gang op. Anouk: “Nee, je gaat zitten.” Sarah gaat terug haar kamer in. Van beneden roept Halilh naar Anouk. Anouk zegt: “Ik kom straks bij je als ik klaar ben met douchen.” Sarah komt een minuut later weer de gang op en zegt: “Bellen.” Anouk: “Ik kom jou halen voor ‘t bellen.” Sarah: “Bellen.” Anouk: “Het is nog niet zo laat, de telefoon is beneden. Blijf even in je kamer, ik ga je roepen.” Sarah gaat haar slaapkamer weer in. Ze zit op de stoel die direct links naast de deuropening staat. De televisie staat aan. Van beneden roept Halilh naar Anouk. Anouk zegt: “Halilh beneden wachten, ik kom bij jou.” Even later komt Sarah de gang op. Anouk: “Nee, in je kamer blijven.” Sarah gaat haar kamer weer in en gaat op haar stoel zitten. 53 Isabel is ondertussen bezig Milan te helpen met douchen. Ze wil de badkamer in waar Milan al onder de douche staat. Milan heeft de deur op slot gedaan, Isabel kan er niet in. Ze roept: “Milan doe ’s open.” Milan reageert niet. Isabel pakt de sleutelbos en maakt de deur open. Ze zegt: “Dat doet ie nooit, hij heeft altijd de deur open, dat vindt ie prettig.” Anando is inmiddels klaar met douchen. Hij loopt met een handdoek om zijn middel naar zijn kamer. Isabel begeleidt hem daarbij. Ondertussen is de telefoon gegaan. Het is de moeder van Anando. Anando krijgt de telefoon mee in zijn slaapkamer. Na 5 minuten komt hij in zijn pyama met de telefoon de gang op. Isabel neemt de telefoon aan. Anando gaat mee naar beneden naar de woonkamer. De begeleiders gaan naar beneden. Sarah is in haar kamer. 54 2.2 Woonlocatie Gerard Davidstraat Cordaan Door Bob Sas 55 Beschrijving van de locatie De locatie is een huis in Amsterdam West. Het huis staat in één van de zijstraten van een drukke straat, ongeveer 300 meter van een stadspark, op 50 meter van een gracht. Een gezellig drukke winkelstraat is op loopafstand van de locatie. Het huis bevindt zich in een levendige buurt. In de Gerard Davidstraat staan een paar bomen. Bijna alle parkeerplaatsen zijn bezet, de fietsrekken staan vol met fietsen, daarnaast scooters. Op de hoek van de straat zijn ondergrondse vuilcontainers met meestal rondslingerend grof vuil en zwerfafval. De hele dag rijdt er verkeer door de straat zonder dat het druk is. De voordeur is vergelijkbaar met de andere voordeuren in de straat. Het huis telt vijf verdiepingen. Door het gehele huis ligt een linoleumvloer. Verspreid door het huis en de tuin zijn bestrijdingsmiddelen tegen ratten en muizen geplaatst. De begane grond is opgedeeld in diverse algemene ruimtes, achter de voordeur is een entreehal. Links is toegang tot de voorraadkast. Verder in de hal is links de lift, en nog wat verder links de trappenhal. Rechtdoor is de toegang tot de tuin van vijf bij dertien meter met tuinmeubilair. De tuin grenst met een coniferenhaag aan de overige tuinen van dit woonblok. Het gehele tuincomplex wordt omsloten door huizen van vijf verdiepingen hoog. Tegenover de lift rechts gaat de gang verder naar kantoor, slaapwachtkamer en keuken aan de ene kant en de huiskamer aan de andere kant. Met een trap van drie traptredes is cliëntentoilet, begeleiderstoilet met douche en wastafel en extra kantoorruimte te bereiken. De huiskamer is vijf bij zes meter en grenst aan de straatkant. In de huiskamer staan twee eettafels met elk zes stoelen, een fauteuil, een hometrainer, een koelkast, een dressoirkast, een televisie, een muziekinstallatie en nog een tafel met puzzels. Er staan drie losse lampen die licht tegen het plafond schijnen. Er zitten scheuren in het tafelblad, de stoelen zijn van uiteenlopende modellen en hier en daar beschadigd. Er staan schalen met vers fruit op tafel en potten met suikerklontjes. In de hoek staat een watertap met doorzichtig reservoir er bovenop. Vanuit de huiskamer is er duidelijk zicht op wat er op kantoor gebeurt en andersom. Het kantoor van vier bij vijf meter heeft twee computers, diverse archiefkasten en grenst aan de achtertuin. De zittingen van de bureaustoelen zijn stuk, zo ook de kapstok die scheef geleund staat tegen de archiefkast. Een ladenblok mist een frontje wat nog onder de kapstok bewaard wordt. Langs de wanden is een whiteboard waar allerlei papierwerk opgehangen is. Op het bureaublad ligt een scheerapparaat, de aanwezige begeleiding kan niet met zekerheid zeggen van wie die is. Er is vrijwel altijd begeleiding op kantoor. De deur staat vaak open. Soms is deze dicht, bijvoorbeeld tijdens de overdracht. Op de deur hangt een briefje waarop staat: “Eerst kloppen, dankjewel.” Als de deur open is, lopen cliënten in en uit, gaan soms ergens op een stoel zitten of lopen naar degene aan wie zij iets willen vragen. Een enkel keer moet er op de gang gewacht worden nadat er geklopt is. In de slaapwachtkamer staat een bed en een medicijnkast. Er zijn kluisjes voor de waardevolle spullen van de begeleiding en een spoelbak met kraan. In het begeleiderstoilet liggen bij de wastafel een scheerapparaat, tandenborstel, gebitsprothesebakje, drie flessen mondspoeling voorzien van naam en een bitje voor toediening van medicatie. Deze spullen zijn eigendom van verschillende cliënten. 56 De keuken is voorzien van roestvrijstalen horecakeukenapparatuur. Er staat een speciale oven voor het opwarmen van de kant en klare voeding. Er hangt een lijst met het menu voor de komende week. Daarnaast een lijst waarop per cliënt staat aangegeven wat diegene niet lust. Het tosti-ijzer wordt dagelijks gebruikt. Begeleiding maakt voor een cliënt of zichzelf rond lunchtijd vaak een tosti. De extra kantoorruimte wordt vooral gebruikt voor de financiële administratie. Er staat een computer en er hangen planken vol archiefmappen. Op de grond staan de mappen die niet meer op de planken passen. In deze ruimte staat een logeerbed. Wanneer iemand wordt ingewerkt voor de slaapdienst kan diegene daar slapen. Er zijn vier etages met op elke etage vijf slaapkamers van ongeveer vier bij vijf meter, een huiskamer van zes bij zeven meter met zitgelegenheid, een eettafel met stoelen en een keukenblok. Op elke etage zijn twee douches en twee toiletten voor gezamenlijk gebruik. Elke etage heeft aan de achterzijde een balkon. Er zijn dertien cliënten verdeeld over de woonlagen. Twee met alleen vrouwen en één met ouderen. Eén huiskamer is omgebouwd tot slaapkamer. Op die etage wordt een voormalige slaapkamer als huiskamer gebruikt. Eén stel woont samen, zij hebben samen twee kamers; één slaap- en één woonkamer. Elke etage is afgesloten met een deur, alléén met de sleutel van die deur kan men de etage betreden. Cliënten van een andere etage kunnen deze deur niet openen. Eén van die deuren is geforceerd, de dranger is stuk. Tijdens de observatieperiode komt de huisbaas hem repareren. Na een paar dagen is hij weer stuk. Een aantal kamers staan leeg. Begeleider: “Hoewel er een wachtlijst is willen cliënten hier niet wonen. Ze vinden de kamers te klein.” De cliënten Op de locatie wonen dertien cliënten, tijdens de observatie is er één logé extra. De cliënten zijn in de leeftijd van 44 tot 71 jaar. Er zijn zeven mannen en zeven vrouwen. Ze kunnen allemaal zelfstandig lopen, twee van de vrouwen gebruiken een rollator. De meeste cliënten gaan overdag naar een vorm van dagbesteding. Het gebeurt regelmatig dat een cliënt, in zijn of haar vrije tijd, zelfstandig even weg gaat. Sommigen hebben een vrijwilliger met wie zij uitjes doen. Af en toe komt er visite. Er zijn ongeveer vier cliënten die zelfstandig in de buurt van de locatie wonen maar op de locatie komen om te eten, koffie te drinken of om hulp te vragen bij iets anders. Zij krijgen ook begeleiding aan huis, op afspraak. De medewerkers Er zijn ongeveer vijftien medewerkers die begeleiding geven. Zij zijn in functie als teamcoördinator, persoonlijk begeleider A, persoonlijk begeleider B, begeleider of helpende. Een aantal begeleiders werkt op een andere locatie maar hebben verplichtingen op de Gerard Davidstraat. In sommige gevallen komen zij daar omdat dit efficiënter is. Hen wordt af en toe gevraagd om aanwezig te zijn op het kantoor om toezicht te houden zodat de helpende boven cliënten kan douchen. Er zijn twee medewerkers verantwoordelijk voor de financiële administratie. Zij zijn op wisselende dagen aanwezig. Dagelijks komt de huishoudelijk medewerkster vanuit het schoonmaakbedrijf een aantal uur. Er is één medewerkster met zwagerschapsverlof. Er is tijdens de observatieperiode geen stagiaire. 57 Er is altijd minimaal één medewerker aanwezig, 24 uur per dag. Meestal twee en vaak meer. Een keer waren er zeven personeelsleden in het kantoor aanwezig, er was geen vergadering. Er is een slaapdienst van 16:00 uur tot 11:00 uur, een dagdienst van 10:00 uur tot 18:30 uur, een persoonlijk begeleider van 09:00 uur tot 17:00 uur. Als er een middagdienst is, van 14:00 uur tot 22:00 uur, begint de slaapwacht om 22:00 uur. Vaak loopt er een begeleider binnen voor een paar uur of soms voor heel even. Dat kan zijn een begeleider afspraken heeft met ambulante cliënten en tussen de afspraken door komt rapporteren. Dat kan ook een begeleider zijn die dienst heeft op een andere locatie maar even op de Gerard Davidsraat komt waarnemen. Deze begeleider heeft op dat moment geen andere afspraken en komt werken op locatie Gerard Davidstraat. Een aantal dagen in de week werken de administratief medewerkers op de locatie. Op een gemiddelde doordeweekse dag komen er af en toe leveranciers; een liftmonteur of de huismeester voor het verrichten van bijvoorbeeld herstelwerkzaamheden. Visie “Wij willen de cliënten de mogelijkheid bieden om hun leven lekker te kunnen leven. De ouderen moeten hier oud kunnen worden en in de watten gelegd worden.” Begeleiding wordt geboden in het kader van: “Van mens tot mens, iedereen heeft inspraak en mag meebeslissen over zijn eigen leven.” Meer aandacht Er is gevraagd om Eduard en Doortje met meer aandacht te volgen. Eduard omdat: “Men vindt dat de zorg voor hem niet zo goed is.” En Doortje omdat: “Men vindt dat het met haar iets beter gaat.” Cliëntbeschrijvingen Eduard is een man van 62 jaar met een tenger postuur. Hij is een tijd dakloos geweest. Hij staat licht voorover gebogen en mist een aantal tanden. De tanden die hij nog heeft, zijn bruin of geel. Hij heeft kort grijs haar en een kortgeknipte grijze baard, een gouden halsketting om met een gouden anker eraan. Hij draagt een pantalon met bretels en een overhemd. Als hij met iemand praat, staat hij dichtbij. Hij komt steeds, als hij je ziet, naar je toe om iets te vragen. Jaap logeert hier sinds een paar maanden. Hij logeert hier in afwachting van een woonruimte op de locatie waar hij eigenlijk woont. Hij is 66 jaar en hij heeft een normaal postuur. Zijn mond is meestal open, zijn ogen kijken niet recht vooruit. Zijn linkeroog kijkt meer naar links en het andere meer naar rechts. Hij kijkt om zich heen. Af en toe links opzij dan weer rechts opzij. Hij heeft een gekromde houding. Hugo is een man van 44 jaar met een meer dan Nederlandse achtergrond, draagt een fleecemuts op zijn kroeshaar en mist diverse tanden. Hugo draagt een bril. Hugo heeft een tenger postuur. Hij is in het verleden dakloos geweest. 58 Koos is een man van 64 jaar met een tenger postuur. Hij heeft een zichtbare vergroeiing in zijn rug. Hij is de meeste dagen thuis en helpt de begeleiding met van alles. Meestal laat hij de bezoekers binnen, nadat hij via de intercom heeft geluisterd wie er aan de deur staat. Ton is een man van 61 jaar met een normaal postuur. Vaak lacht hij. Cliënten en begeleiding stoeien vaak ruw met hem, dan lacht Ton harder. In een blikje heeft hij sjekkies. Ernst draait de sjekkies voor hem want “Ton is gehandicapt.” Moniek is een vrouw van 59 jaar met een normaal postuur. Ze draagt een bril en heeft donkere wallen onder haar ogen. Ze heeft kort vlassig haar en een verzameling van 400 horloges. Moniek kan, wanneer ze boos is, gaan gooien met serviesgoed. Babette is een lange vrouw van 62 jaar met een normaal postuur. Zij is gescheiden. Ze draagt een bril en is licht kalend boven op het hoofd. Ze wil graag “lief gevonden worden.” In haar persoonlijk plan staat dat zij: “lief in de omgang is.” Doortje is een vrouw van 67 jaar. Ze heeft kort grijs haar en is brildragend. Zij heeft een tenger postuur. Zij gaat vrijwel elke dag wandelen met haar kinderwagen en haar kind. Dit is een pop wat ze “zelf ook wel weet.” Ze blijft uren weg, ze loopt dan door “heel Amsterdam.” Op de Kinkerstraat kent ze de meeste winkeliers en de winkeliers kennen haar. Sari is een vrouw van 59 jaar en heeft een gezet postuur. Ze heeft een meer dan Nederlandse achtergrond. Ze gaat vaak gekleed in kleurige kledij. Ze is brildragend. Ze kijkt vaak boos. Maartje is een vrouw van 58 jaar, ze heeft een gezet postuur. Ze is tijdens de observatieperiode in de war. Zij gaat in deze periode niet naar de dagbesteding. Ze is gedurende de dag vrijwel steeds in de woonkamer. Ze zit daar in een stoel, wisselt af en toe van stoel. Ze zit soms te huilen of doet met een opgeheven vinger boos tegen iemand die er niet is. Raakt met de vingers van haar rechterhand de grond aan of strijkt langs de rand van een meubelstuk. Wanneer ze over de gang loopt, strijkt ze bijvoorbeeld met haar vingers langs de deurpost. Wanneer Maartje buiten gaat wandelen, gebruikt zij de rollator. Zij gaat samen met een begeleider naar buiten. Elly is een vrouw van 69 jaar. Ze heeft lang grijs haar in een staart met een speldje erin. Ze draagt een bril en is slechthorend. Ze denkt soms dat mensen over haar praten terwijl dat niet zo is. Ze loopt met behulp van een rollator. Roberto is een man van 60 jaar, brildragend en heeft een tenger postuur. Hij is vaak op zijn kamer. In de huiskamer beneden leest hij de krant. Wanneer hij je ziet vraagt hij hoe het met je kinderen gaat en je vrouw of man. Ernst is een man van 68 jaar en heeft een tenger postuur. Hij woont om de hoek in een zijstraat alleen in een huis. Ernst komt eten, koffie drinken en televisie kijken op de Gerard Davidstraat. Eén keer in de week gaat hij op de locatie in bad. 59 Bep en Sjaak wonen samen op de locatie. Zij zijn niet opgenomen in het verslag omdat zij niet in observaties voorkomen. Presentie De observatieperiode duurde drie weken van 17-09-2012 tot en met 05-10-2012. De laatste observatieweek waren vier van de veertien cliënten aanwezig op de locatie. De overige tien, waaronder de twee cliënten die met meer aandacht gevolgd zouden worden, waren op vakantie van 29-09-2012 tot en met 06-10-2012. Observaties Brood halen Cliënt Doortje komt aan de deur van het kantoor. “Goedemorgen”, zegt ze tegen begeleidster Nadja, Nadja heeft een meer dan Nederlandse achtergrond. “Het is middag”, zegt Nadja. Doortje: “Nee, het is nog geen twaalf uur.” Doortje friemelt met twee handen met iets ter hoogte van haar buik. Nadja: “Hoe laat is het dan nu?” Doortje: “Oh, het is al half één.” Doortje vertelt de belevenis van afgelopen weekend. Ze was naar het feest van haar zus die 80 jaar werd. Ze staat met haar handen in de zij. Ze lacht terwijl ze vertelt. Kijkt om zich heen. Ze loopt even weg, komt weer terug. Doortje: “Moet ik nog brood halen, Nadja?” Nadja: “Ja, dat is goed.” Doortje gaat zitten op een stoel in de gang. Begeleider Stefan komt voorbij. Doortje: “Mag ik mee Stefan?” Stefan: “Wil je mee?” Doortje: ”Ja, boodschappen doen toch?” Stefan: “Nee, ik moet naar ambulante cliënten toe, kun je dan mee?” Doortje: “Nee”. Stefan: “Is niet zo handig hè?” Stefan: “Wat ga jij dan doen Doortje?” Doortje: “Brood halen.” Stefan: “Brood halen. Nadja is voor je bezig.” Nadja pakt geld voor Doortje. Doortje gaat het kantoor binnen. Doortje: “Hoeveel brood moet ik halen?” Nadja: “Vier.” Doortje: “De goedkoopste?” Nadja: “Nee, de lekkerste … of gewoon niet de duurste, niet die van de euroshopper.” Doortje: “Die kleintjes?” Nadja: “Dan moet je er acht.” Doortje: ”Ik vraag wel een bonnetje hoor.” Nadja: “Ja, dat is goed.” Doortje vertrekt daarop naar de winkel. Lekkers Cliënt Doortje komt terug van boodschappen doen, loopt het kantoor in. Doortje zegt niets. Ze heeft het brood in het karretje. Stefan kijkt in het karretje en zegt: “Hé, wat heb jij voor lekkers? Hé wat lekker.” Doortje: “Ik heb een feest gehad. Er waren allemaal lekkere dingen te eten, taart en hapjes.” Ze kijkt Stefan aan en vertelt met een lach op het gezicht. Ze vertelt over het feest van haar zus. Nadja was bezig met wat anders op het kantoor. Ze neemt nu de portemonnee in ontvangst van Doortje. Doortje brengt daarna het brood naar de keuken. Het boodschappenkarretje zet ze weer terug in het halletje. Jurk Begeleider Stefan is bezig in de keuken, cliënt Doortje komt de keuken binnen. Stefan: “Wat zeiden ze van je jurk?” Doortje: ”Ze keken me gek aan.” Stefan ruimt ondertussen de borden op uit de vaatwasser. Doortje vertelt over het feest van haar zus, ze knikt tijdens het praten. 60 Handen in de zij. Doortje “Ik zou nog een boodschap halen.” Stefan: “Heb je wel ontbeten? Moet je nog wat eten voordat je weer verder gaat?” Ze lopen ondertussen naar de huiskamer. Stefan heeft de schone vaat mee op een karretje. Het bord van Doortje zit er ook bij. Doortje vertelt over de aanstaande verhuizing van haar zus. Doortje: “Het is niks meer met mijn zus, gaat helemaal niet goed. Nou gaat ze verhuizen, helemaal naar Hoorn. Dat is een eind weg hoor. Ik ga er wel met de bus een keer heen.” Doortje ruimt zelf haar bordje op. Maakt grapjes en lacht om een grapje van Stefan. Doortje: “Er schiet me nog iets te binnen.” Daarna is ze plots weg, geen afscheid genomen van Stefan. Koffiemolen Cliënt Moniek komt eerder dan afgesproken terug van het dagactiviteitencentrum en loopt het kantoor binnen. Op het dagactiviteitencentrum is er “Iets niet goed gegaan.” Begeleiding van het dagactiviteitencentrum heeft hierover gebeld met de woonlocatie. De begeleiding, Rutger en Nadja, bespreken op kantoor dat Moniek zo thuis wordt gebracht en overlegt of ze dan “wel een knikker mag.” Moniek heeft op het dagactiviteitencentrum met de begeleiding afgesproken dat ze wel een knikker mag. Begeleider Rutger zit op kantoor en werkt achter één van computers als Moniek binnenkomt. Rutger: “Ah, daar is de koffiemolen.” Moniek: “Wat?” Rutger: “Je zit te malen.” Moniek: “Zit te malen ja … van toen en toen …” Rutger: “Hoe kunnen we het malen stoppen?” Moniek: “Ik zit er heel erg mee …. … van toen en toen … moet ik naar Den Haag?” Rutger: “Ja, nou zit je het toch te vertellen, wat ga je de rest van de middag doen?” Moniek: “Televisie kijken.” Rutger: “De hele middag, met dit mooie weer? Dat kan nog de hele winter.” Moniek: “Ik wil een nieuwe map kopen.” Rutger: “Is de oude vol?” Moniek: “Ja, die is vol.” Rutger: “Ja, dat heb ik eerder gehoord.” Moniek: “De map is vol.” Rutger: “Wat zijn de afspraken dan?” Nadja kijkt in het dossier, hierin staat, Nadja leest hardop voor: “Alleen de persoonlijke begeleiders mogen beslissen of je een nieuwe map mag.” Moniek, verheft stem tot luid: “Jahaa.” Rutger: “Ja, maar die zijn allebei op vakantie! Dus dat is een probleem.” Moniek, stem weer op normale sterkte: “Jahaa.” Rutger: “Kom, dan gaan we samen kijken of je map vol is, zo ja, dan beslis ik dat je een map mag kopen.” Moniek en Rutger gaan samen naar boven om in de map van Moniek te kijken. Even later komen Moniek en Rutger weer terug op kantoor. De map was inderdaad vol. Moniek krijgt geld mee uit de kas en gaat weg. Na een half uurtje is ze weer terug. De mappen waren in de aanbieding bij de winkel en ze heeft er meteen twee gekocht. Rutger: “Nou, heb jij even mazzel.” Moniek: “Ja.” Ze verlaat het kantoor en gaat naar boven. 61 Vuilnis Cliënt Eduard komt het kantoor binnen. Hij begroet iedereen die op kantoor aanwezig is; de begeleiding Nadja, Shannah, Stefan, de onderzoeker als laatste. Hij kijkt Nadja aan. Eduard spreekt zacht, nauwelijks hoorbaar: “Vuile kleren aan.” Nadja: “Alles wat vuil is moet in de …?” Eduard: “Was.” Nadja: “Nee, vuilnis.” Eduard glimlacht, komt dicht bij de onderzoeker staan. Geeft de onderzoeker een hand en zegt: “Ben Eduard, kom je werken hier?” Onderzoeker: “Ja, ik werk hier.” Eduard: “Hoelang?” Onderzoeker: “Drie weken, hoelang blijf jij?” Eduard: “Altijd … tot straks…” Eduard vertrekt uit het kantoor. Koken Begeleidster Nadja en cliënt Koos zijn in de keuken. Zij doen samen het eten in verschillende ovenschalen. Nadja doet de aardappelen in schalen. Koos doet er aluminiumfolie overheen. Daarna doet Nadja de groenten, Koos weer het aluminiumfolie. Daarna het vlees met de jus. Het zijn negen schalen in totaal. Nadja zet de schalen in de oven en doet de oven aan. Koos laat aan de onderzoeker zien hoe de vaatwasser ingeladen moet worden en hoe deze aan moet. Koos: “Eerst wordt alles voorgespoeld, dan alles netjes inladen, blokje zeep er bij, deur dicht, programma goed zetten en dan mag hij aan.” Nadja: “Koos helpt altijd, hij is er zo trots op.” Koos kijkt mij aan en zegt: “Ja, dat doe ik.” Koos gaat televisie kijken in de huiskamer en Nadja gaat naar het kantoor. Kapper geweest De onderzoeker bevindt zich buiten gehoorsafstand, zit in de huiskamer met zicht op het kantoor dat aan de andere kant van de gang is. Cliënt Doortje klopt op de deur van kantoor. Wacht tot de deur open gaat maar deze blijft dicht. Gaat zolang op de gang op een stoel zitten. Begeleidster Nadja gaat het kantoor uit. Ze pakt iets uit de slaapwachtkamer naast het kantoor. Begeleidster Sonja gaat naar Doortje, die in de gang zit, toe. Sonja: “Wat is je haar lekker kort.” Gaat met haar vingers door Doortje’s haar. Doortje kijkt weg naar de vloer en zegt: “Ja”. Nadja overhandigt de portemonnee aan Doortje en Doortje vertrekt om een boodschap te doen. Drempel De onderzoeker bevindt zich buiten gehoorsafstand, zit in de huiskamer met zicht op het kantoor dat aan de andere kant van de gang is. Cliënt Roberto komt op de drempel van het kantoor staan. Wacht twee seconden en stapt dan het kantoor binnen. Elly komt met haar rollator achter hem aan en gaat op een stoel vlakbij de deur zitten. Roberto loopt wat verder het kantoor in en praat met begeleider Rutger. Rutger kijkt naar het computerscherm. Roberto blijft tegen hem praten. Rutger draait zich met een elleboog over de rugleuning naar hem toe. Zet in één beweging zijn leesbril op zijn hoofd. Rutger en Roberto praten. Na beëindiging van het gesprek loopt Roberto de gang weer op en gaat naar boven. 62 Muntstuk Er was al eerder afgesproken dat cliënt Doortje later op de dag een boodschap gaat halen voor de woning. Dat doet Doortje een paar keer in de week. Ze doet dat alleen. Doortje komt op kantoor. Begeleidster Nadja is daar. Doortje: “Zal ik een boodschap halen?” Doortje heeft haar armen gebogen, hoek van 90 graden ten opzichte van haar bovenarmen. Ze heeft haar handen alsof ze in elke hand een muntstuk vasthoudt. Ze staat licht voorovergebogen. Ze kijkt verdrietig. Doortje is afgelopen weekend op het feest van haar zus geweest. Ze zegt dat ze gezien heeft dat het niet goed met haar gaat. “Ze kan helemaal niks meer.” De zus van Doortje woont in Amsterdam maar gaat verhuizen naar Hoorn. Doortje wil haar daar opzoeken maar dat is na de vakantie in Turkije. Doortje: ”Ik maak me zorgen om mijn zus. Bang dat ze er niet bovenop komt, als je tachtig bent. Ik zeg altijd: ‘Wij zijn oude taarten.’” Nadja: “Waar is de portemonnee?” Doortje: ”Die heb ik al.” Doortje gaat naar buiten. Even later komt ze weer terug en loopt het kantoor binnen. Nadja is bezig met iets anders. Doortje legt ondertussen het bonnetje en het wisselgeld op het andere bureau. Dit doet ze rustig en zorgvuldig. Ze maakt een net stapeltje van briefjes en muntjes. Het bonnetje ligt ernaast. Ze blijft daarna op die plek staan met de handen in haar zij. Ze draalt. Het duurt een paar minuten voordat Nadja het in ontvangst neemt. Wanneer alles opgeruimd is gaat Doortje naar boven. Mijn zus Cliënt Doortje komt naar kantoor. Armen in hoek van 90 graden ten opzichte van haar bovenarmen, ze heeft haar handen alsof ze in elke hand een muntstuk vasthoudt. Loopt op de gang eerst voorbij het raam. Kijkt daarbij het kantoor in. Loopt licht schuifelend, voorovergebogen, gekromde rug. Loopt dan het kantoor binnen. Doortje: “Na de vakantie ga ik mijn zus opzoeken.” Begeleidster Nadja: “Ja.” Ze kijkt naar het beeldscherm van de computer. Doortje: “Dan ga ik eerst even bijkomen van vakantie en daarna ga ik naar mijn zus.” Doortje verlaat het kantoor, blijft kijken naar Nadja wanneer ze voorbij het raam loopt. Ze kijkt verdrietig. Nadja kijkt naar het beeldscherm. Aflossing De aflossing komt binnen. Kijkt het kantoor in, kijkt niet de huiskamer in. Loopt kantoor in en sluit de deur. Praat daar met de collegae. Zuinig Cliënt Eduard gaat zich douchen. De onderzoeker heeft vooraf toestemming gevraagd en gekregen om te mogen observeren. Begeleidster Charlotte, Charlotte heeft een meer dan Nederlandse achtergrond, zegt: “We zijn door omstandigheden laat, ik kan nu niet weg want we mogen cliënt Maartje niet alleen in de huiskamer achterlaten.” Er is nu geen collega, daar wachten we op. “We gaan zo want hij wordt ongeduldig.” Dan komt er een collega en we gaan naar Eduard. Charlotte: “Pak jij je spullen Eduard en je badjas?” Eduard pakt zijn spullen en gaat richting de douchecel. Die is aan de andere kant van de gang. Hij kleedt zich in de douchecel uit. Ondertussen spoelt Charlotte in de slaapkamer naast de douchecel, een kamer die leeg staat, de kraan door. Charlotte: “Dat moet regelmatig in verband met 63 legionella”. Daarna kijkt ze in een hok, aan de andere zijde van de douche of de warmwaterinstallatie goed staat, ze reset de installatie. Eduard had de douche al aan. Charlotte: “Zet de douche even uit Eduard”. Eduard doet het. Charlotte: “Nu even wachten.” Dit duurt twee seconden. Charlotte: “Nu kan hij weer aan.” En tegen mij: “Anders heeft hij een koude douche.” Eduard staat onder de douche, Charlotte in de deuropening, leunend tegen de linker deurpost. Eduard wast met zijn ene hand in een washand zijn lichaam aan één kant. Daarna gaat hij aan de andere kant zonder washand verder. Charlotte: “Je moet de washand aan de andere hand doen als je de rechteroksel wast.” Hij doet hem half over zijn linkerhand en wast zich opnieuw. Charlotte: “Nee, helemaal er overheen.” Eduard doet hem goed en wast zich verder. Eduard wast zijn billen. Charlotte: “Nee, eerst je lies wassen, dan je kont.” Eduard doet één lies. Charlotte: “Ook je andere lies.” Eduard doet het en daarna doet hij zijn billen. Eduard gooit het washandje bij de stapel was naast de deur. Charlotte: “En nu nog haren wassen.” Eduard doet wat shampoo op zijn hand maar de fles is bijna leeg. Charlotte: “Je moet meer shampoo gebruiken.” Eduard doet er wat bij en wast zijn haar. Charlotte: “Eduard is erg zuinig met alles, erg zuinig.” Charlotte: “Ook je baard wassen met zeep.” Eduard: “Hè?” Charlotte: “Je baard wassen met zeep.” Eduard wast zijn baard met twee handen en met zeep. Charlotte: “En goed uitspoelen.” Eduard spoelt zijn baard uit en zet de douche uit. Charlotte loopt weg en zegt: “Nu goed afdrogen en dan je badjas aan.” Even later loopt Eduard in zijn badjas en met zijn was terug in de richting van zijn kamer. Eten Er zitten ongeveer zeven cliënten in de huiskamer. Ze komen één voor één met hun bord bij de kar waar de ovenschalen met eten op staan. Iedereen mag zeggen wat hij op zijn bord wil en hoeveel. Degene die eten heeft gaat naar zijn plek en begint te eten. Begeleidster Nadine, Nadine heeft een meer dan Nederlandse achtergrond: “Wie zet de TV even uit?”. Ernst zet hem uit. Er wordt onderling gekletst. Wanneer iedereen eten heeft gekregen, gaat Nadine de medicijnen en de medicijnaftekenmap halen. Diegene die medicijnen moeten innemen krijgen deze verstrekt. Dit wordt meteen afgetekend in de map en daarna wordt de map weggebracht. Nadine komt terug met vla en vraagt op luide toon: “Wie wil er een toetje?” De meeste cliënten hebben hun bord leeg, sommigen nog niet helemaal. Daarna vraagt ze ieder individu: “Wil je een toetje?” en zo ja, dan schenkt ze dit in voor diegene. Meer of minder naargelang de wens van diegene. Daarna vraagt ze wie corvee heeft. Cliënt Hugo heeft corvee, Hugo is daar al mee begonnen en wijst haar op dit feit. Nadine: “Zal ik je helpen?” Hugo: “Nee, Ik kan het al jaren alleen.” Nadine: “Oh, prima, maar ik wil je best helpen opruimen.” De cliënten ruimen de huiskamer en keuken volgens de corveelijst op. Nadine en begeleidster Naazmin, Naazmin heeft een meer dan Nederlandse achtergrond, eten daarna samen op het kantoor. Zij hebben hun eigen eten, anders dan wat de groep eet, van huis meegebracht. Zij verklaren later het eten niet lekker te vinden, soms is het niet voldoende. Ze zouden liever zelf koken op de locatie: “Dat is toch zo gebeurd? Het is ook veel beter voor de beleving van het eten, je ruikt dat het klaar gemaakt wordt en de cliënten kunnen meehelpen.” Aansluitend komt de pedicure, ongeveer tien cliënten krijgen een behandeling van haar in de huiskamer. Ze wachten in de huiskamer op hun beurt. Een aantal cliënten komen van buiten de locatie. Sommigen krijgen voorrang: Babette want die moet al vroeg naar de sportclub en Eduard want “die is ongeduldig”. De begeleiders blijven op het kantoor. 64 Thermoskan Koffietijd is van 19.30 uur tot 20.00 uur. Ongeveer negen cliënten komen in de huiskamer koffie drinken. Soms zijn het er meer, een andere keer minder. Bij aanvang van de koffietijd zegt begeleidster Nadine met luide stem over cliënt Eduard: “Eduard heeft een eigen thermoskan, een roze kopje en een roze lepeltje. Er kwam vaak ruzie. Iedereen zei dat Eduard alle koffie opdronk. Toen hebben we bedacht om hem zijn eigen koffie te geven. Dan komt er geen ruzie meer. Eduard kan niet goed voor zichzelf opkomen.” Eduard zit op zijn vaste plek met gekromde rug naar de grond te kijken. Zijn rug los van de rugleuning, met zijn armen leunend op zijn knieën. Even daarna staat Eduard op en komt een praatje met de onderzoeker maken. Na een paar zinnen van Eduard zegt Nadine: “Ga je weer koffie drinken?”. Tot 19.50 uur is Nadine in de huiskamer, daarna op kantoor. Aansluitend wordt: “Goede tijden, slechte tijden” gekeken. Natte schouders Begeleidster Charlotte gaat cliënten Eduard en Jaap begeleiden met het douchen op de derde etage. De onderzoeker heeft aan beide cliënten toestemming gevraagd en gekregen om mee te kijken. Rond 15.00 uur gaat Charlotte naar Eduard toe op drie hoog. Hij is in de huiskamer op die etage, samen met Roberto. De muziek in de huiskamer staat zo hard dat men elkaar moeilijk kan verstaan. De deur van de huiskamer staat open en de muziek galmt over de gang. Charlotte roept boven de muziek uit: “Pak je je spullen Eduard?” Eduard gaat zijn spullen pakken van zijn kamer en loopt over de gang naar de doucheruimte. Spullen: schone kleding, handdoek, zeep in een bakje, washand en shampoo. Charlotte is in de huiskamer en praat op luide toon met Roberto. Eduard loopt ondertussen richting de douche en begint met zich uit te kleden. Charlotte loopt nog even naar de deur van Jaap en klopt aan. Jaap doet de deur op een kier open en zegt zachtjes: “Ja.” en knikt daarbij. Charlotte: “Eduard gaat nu douchen, daarna kun jij.” Jaap knikt en de deur gaat dicht. Charlotte gaat naar de douchecel, naar Eduard. Eduard is zich aan het uitkleden, een hoopje was ligt bij de deur van de douche op de grond. Eduard: “Kaartje sturen…, op het werk geweest. Ga op vakantie … kaartje sturen…!” Charlotte: “Oh, ga je het werk een kaartje sturen?” Eduard: “Ja.” Charlotte: “Je bent je badjas vergeten.” Eduard: “Volgende keer…” Charlotte: “Als je gaat douchen, moet je je badjas ook meenemen.” Eduard: “Volgende keer.” Charlotte: “Ja, volgende keer.” Charlotte kijkt in de ruimte naast de douche om de Cv-installatie te resetten. “Anders heeft hij een koude douche.” Zegt ze tegen de onderzoeker. Voor elk gebruik van de douche wordt de Cv-installatie gereset omdat anders degene die gaat douchen geen warm water heeft. Eduard zet de douche aan en wacht op warm water, het duurt lang. Eduard blijft gedurende het douchen buiten de straal staan. Met zijn handen vangt hij water en maakt zich daarmee nat. Om zich af te spoelen gaat hij dichter bij de straal staan. Charlotte geeft aanwijzingen: “Je armen ook inzepen.” , “Je benen wassen.” , “Je oksel inzepen.” en “Je liezen inzepen.” Eduard volgt haar aanwijzingen op. Spoelt zichzelf af, niet door onder de straal te gaan staan maar door met zijn handen water over zich heen te spoelen. 65 Wanneer Eduard klaar is met douchen laten Charlotte en de onderzoeker hem alleen. Charlotte: “Eduard droogt zichzelf af.” Even later loopt Eduard over de gang met een hoopje was in zijn armen. Zijn rug is nog nat. Charlotte: “Je moet je rug nog afdrogen.” Eduard haalt met de ene hand al lopend over de gang de handdoek in een prop over zijn onderrug. Met de andere hand houdt hij de was vast. Charlotte: “Nee, je schouders.” Eduard doet nog steeds met één hand de handdoek in een prop op zijn schouders. Het stuk tussen zijn schouders blijft nat. Bij de tafel waar de was gevouwen wordt, legt hij de was even weg en met twee handen droogt hij het stuk tussen zijn schouders. Ruim zeep Cliënt Jaap wordt door begeleidster Charlotte geroepen bij zijn deur. Een kwartier eerder heeft ze Jaap al gezegd dat ze dat zo gaan doen. Jaap is van tevoren om toestemming gevraagd of de onderzoeker mee mag kijken tijdens het douchen, Jaap heeft toestemming gegeven. De deur gaat op een kier. Charlotte blijft op de gang, “Hij lag op bed.”, zegt ze tegen de onderzoeker. Schuifelend komt Jaap in zijn ondergoed de gang op met zijn spullen. Hij kijkt met licht gebogen hoofd om zich heen. Zoekt in het voorbijgaan op de gang kortstondig oogcontact met zowel Charlotte als met de onderzoeker. Kijkt direct weer weg. Vervolgt zijn weg richting de douche. In de douchecel trekt hij zijn ondergoed uit. Legt dit bij de deur van de douche. Tijdens het douchen, staat hij buiten de douchestraal, sopt zichzelf ruim in met zeep. Charlotte geeft hem aanwijzingen: “Hand in de washand doen.” “Je moet …”, “Ook onder de buikplooi.” Charlotte doet het voor en wijst ernaar. Jaap: “Zo goed?” praat zachtjes. Charlotte: “Ja.” Charlotte geeft nog aanwijzingen: “Tussen de liezen.”, “Onder de douche gaan staan.”, “Morgen ga je bowlen he.” “Je haren nog wassen.” Jaap doet alles wat Charlotte zegt. Charlotte houdt steeds de deur van de badkamer enigszins toe. Wanneer Jaap de zeep heeft afgespoeld en de shampoo heeft uitgespoeld, is hij klaar. Charlotte laat hem verder alleen, Jaap kan zichzelf afdrogen en aankleden. Even wachten Cliënt Hugo, met een meer dan Nederlandse achtergrond, komt de huiskamer in. Het is bijna tijd om te eten. Hij gaat in de stoel zitten waar hij altijd zit. Bladert in een tijdschrift. Het eten wordt binnengebracht om gedeeld te worden. “Kom maar met je bord”, zegt begeleidster Nadine tegen Hugo. Een aantal andere cliënten staat op om eten te halen en Hugo moet wachten. “Je moet even wachten Hugo.”, zegt Nadine. Hugo: “Dan moet je me ook niet roepen.” Hugo beweegt met grote bewegingen en stapt terug naar zijn stoel. Hugo verdiept zich in het tijdschrift. Nadine vraagt: “Wil je nog?” Hugo: “Je stopt het maar in je reet.” Nadine: “Hoef je niet te eten dan?” Hugo: “Nee, nou stop je het maar in je reet.” Nadine: “Je hoeft niet zo lelijk te doen hoor.” Hugo: “Dan had je me maar niet moeten roepen.” Nadine: “Wil je nog eten?” Hugo, met luidere stem: “Neehee, geen zin meer.” Nadine: “Mag ik je vriendelijk verzoeken ….” Hugo: “Ja om naar boven te gaan, nou graag.” Hugo loopt met grote passen de huiskamer uit. Nadine kijkt even naar de onderzoeker en gaat daarna door met haar werk. 66 Koekjes delen 19.30 uur koffie- en borreltijd. Cliënt Eduard komt de huiskamer binnen en zegt: “Na acht uur is de was klaar hè?” Begeleidster Nadine zegt tegen de onderzoeker: “Bij Eduard moet je duidelijk zijn.” Eduard “Ja.” Nadine: “Wat heb je afgesproken Eduard?” Eduard: “Na de koffie.” Nadine: “Ja.” Eduard schenkt zelf zijn persoonlijke thermoskan vol met koffie, die stond leeg op de eettafel. Nadine: “Nee, dat mag niet, dat moet je vragen Eduard.” Eduard: “Ja.” Nadine vraagt aan Eduard om de koekjes uit te delen bij de koffie in de huiskamer. Eduard haalt de koektrommel aan de overkant van de gang uit het kantoor. Zet hem in de huiskamer op tafel. Cliënt Moniek neemt de koektrommel en begint uit te delen. Nadine: “Eduard, jij zou toch delen? Geef de trommel terug Moniek.” Ze doet het. Nadine tegen Eduard: “Je moet voor jezelf opkomen hoor.” Eduard gaat rond. Nadine: “Je zegt niks Eduard, je moet het aanbieden.” Eduard mompelt af en toe wat tijdens het aanbieden. Daarna gaat hij aan tafel zitten om zelf koffie te drinken. Hij zit voorover gebogen en leunt met zijn ellebogen op zijn knieën. Neus Bij de borrel, aansluitend op de koffie. Cliënten Koos, Moniek en Ernst pesten Eduard, dat hij geen bier mag met zijn medicijnen. “Ja man.”, zegt Eduard terug. Ze praten hem na: “Ja man, ja man.” Wanneer Eduard aan zijn neus zit, zegt de één na de ander: “Ga je handen wassen.” Nadine is binnengekomen en vraagt: “Heb je aan je neus gezeten?” Eduard: “Nee.” Nadine: “Ga maar even je handen wassen, als je dat wilt?” Eduard blijft zitten. Nadine tegen de cliënten: “Jullie moeten niet zo op Eduard letten. En Eduard jij moet voor jezelf opkomen.” Mee Begeleidster Nadja vraagt aan cliënt Maartje die in de huiskamer zit: “Ga je even mee naar boven schat?” Maartje knikt en fluistert: “Ja.” Nadja vraagt aan cliënt Koos of hij lekker zit. Koos: “Ja, lekker.” En of hij even aan de kant wil gaan omdat Maartje er langs moet. Koos staat op en Maartje ook. Maartje schuifelt rond de tafel en gaat met Nadja mee. Koffiemelk Cliënt Doortje komt beneden en loopt de huiskamer binnen. Ze vertelt aan de aanwezigen dat het niet goed gaat met cliënt Maartje. Begeleidster Nadja zegt: “Doortje we gaan het niet op de groep bespreken.” Nadja ziet dan de onderzoeker zitten en zegt: “Oh …” en mompelt iets onverstaanbaars. Doortje loopt naar Nadja die op de gang staat. Nadja: “We praten niet over wat er met Maartje gebeurt, is niet netjes.” Doortje: “Oh nee, dat mag niet hè.” Doortje gaat een boodschap doen en de onderzoeker mag mee. Onderweg naar de winkel moppert Doortje op het verkeer, dat je “goed uit moet kijken want ze rijden je zo ondersteboven.” Ze vertelt dat ze de vorige keer het verkeerde mee heeft genomen uit de winkel. Doortje: “Moest ik weer terug.” In de winkel aangekomen zijn er niet de literverpakkingen aanwezig die Doortje moet halen. We gaan het vragen. “Wil jij het vragen?” vraagt Doortje aan de onderzoeker. We doen het samen. Bij terugkomst op de locatie loopt Doortje naar Nadja die op het kantoor is. Doortje: “Er was wel een probleem hoor, er waren geen halve koffiemelk meer.” Nadja: “Maakt niet uit hoor.” Doortje: “Alleen 67 kleintjes.” Nadja: “Ooh, koffiemelk is koffiemelk.” Doortje: “Die jongen zei dat ik naar de grote winkel moest maar dat doe ik niet hoor. Is veel te ver weg.” Nadja: “Hoeft niet hoor.” Nadja is ondertussen bezig met twee andere cliënten. Doortje legt het wisselgeld, bonnetje en portemonnee neer. Doortje: “Het was te veel, deze kreeg ik terug.” Nadja: “Oh, prima.” Nadja zoekt nog iets voor de andere twee cliënten. Doortje loopt naar de deur, blijft staan bij de printer. Er liggen een paar geprinte blaadjes op de printer. Doortje: “Deze zijn klaar hoor, Nadja,” terwijl ze naar de blaadjes wijst. Nadja reageert niet zichtbaar, is bezig met de anderen. Doortje schuifelt de gang op en gaat naar boven. Warm water Cliënt Roberto komt op kantoor en meldt dat er geen warm water was. Begeleidster Nadja vraagt of hij zich wel gedoucht heeft. Dat heeft Roberto nog niet. Nadja vraagt of ze even moet meelopen om de warmwatervoorziening te resetten. Roberto: “Da’s goed.” Roberto staat in gekromde houding, hij ziet bleek. Roberto wiegt van voor naar achter. Gaat door de knieën, strekt zich daarna uit en buigt voorover naar een gekromde houding. Daarna wiegt hij weer verder. Hij buigt zover naar voren dat hij met zijn gezicht ongeveer 40 centimeter van Nadja’s gezicht af is. Nadja: “Zullen we, of later?” Roberto: “Ik ga later wel.” Nadja zegt dat ze zo de installatie zal resetten. Roberto: “Da’s goed.” Nadja gaat naar boven en wanneer ze terugkomt, gaat Roberto naar boven. Maartje Cliënt Maartje komt het kantoor binnen. Ze gaat in een bureaustoel zitten. Al ze zich laat zakken zegt begeleidster Nadja: “Oh, gaat dat goed?” Af en toe staat Maartje half op en laat zich dan weer terugzakken in de stoel. Ze heeft haar handen in elkaar gevouwen. Kijkt wat in het rond. Wrijft over haar shirt, er zit een vlek. Ze wiegt van voor naar achter. Cliënt Elly komt het kantoor binnen met haar rollator. Ze is net met de taxi thuis gekomen van het werk, heeft haar jas nog aan. Ze neemt plaats in de eerste stoel rechts. Elly: “Zo, hè hè.” Ze vraagt wat er vandaag gegeten wordt, Nadja: “Aardappelen, sperziebonen en een gehaktbal.” Cliënt Ton stelt vanaf de gang de vraag: “Wie heeft er vanavond slaapdienst?” Nadja: “Ehm, Naazmin, dacht ik.” Nadja richt zich tot Maartje: “Wil je wat vragen?” Maartje: “Goed.” Nadja: “Gaat alles goed?” Maartje: “Ja.” Nadja: “Wil je een uurtje slapen?” Maartje fluistert: “Ja.” en maakt daarbij een kleine buiging naar voren. Ze gaan samen naar boven. Elly blijft alleen achter in kantoor, zittend in de stoel. Na een paar minuten verlaat Elly het kantoor. Straks Eduard komt naar beneden. Hij schuifelt voor het kantoor langs. Hij kijkt daarbij door het raam het kantoor in. In het kantoor zijn verschillenden mensen aanwezig. Personeel, cliënten en familie van een cliënt. Eduard zegt vanaf de drempel van het kantoor waar hij blijft staan: “Laken in de was doen?” Begeleidster Charlotte: “Straks Eduard, later.” Eduard blijft staan. Charlotte: “We doen het later.” Eduard loopt weer terug voor het kantoor langs. Kijkt door het raam van het kantoor in het voorbijgaan. Wanneer hij het raam voorbij is kijkt hij de andere kant op door het raam van de huiskamer. Hij loopt terug, de huiskamer in. Maakt een praatje met de onderzoeker. Cliënten Moniek en Koos plagen Eduard: “Kun je zelf 68 je was niet doen?” Begeleidster Shannah komt daarop de huiskamer in: “Wat hoor ik allemaal voor gemopper? We houden het wel gezellig toch?” Eduard staat erbij met gebogen hoofd en peutert aan zijn nagelriemen. In rustig tempo loopt hij de huiskamer uit en gaat naar de lift. Afwasschema Eten op vier hoog. Cliënten Maartje, Babette en Doortje eten samen met begeleidster Sonja. Er wordt gegeten in een huiskamer van vier bij vier meter. Voorheen was het een slaapkamer. Nu wordt deze gebruikt als huiskamer. De eettafel staat tegen de muur, de eters zitten schouder aan schouder aan twee zijdes van de tafel. Ze kijken daarbij tegen de muur aan. Het warme eten wordt door Sonja in schalen op een karretje met de lift naar boven gebracht. Sonja schept op voor alle eters, vraagt per persoon wat zij op het bord wil en hoeveel. Degene die eten heeft, begint meteen met eten. Men neemt de tijd om te eten en het grootste gedeelte van de tijd wordt er gezamenlijk gegeten. Er wordt met elkaar gepraat over diverse onderwerpen. Dat het eten lekker is, dat je niet teveel moet eten. Babette vertelt over dat ze vroeger een relatie had met een man. Dat zou Babette nu niet meer willen, ze vindt het wel prima zo. Doortje benoemt dat ze binnenkort op vakantie gaan, ze heeft er zin in. Er wordt naar elkaar geluisterd. Maartje neemt geen deel aan het gesprek. Maartje richt haar blik op haar bord. Wanneer iedereen klaar is, schenkt Sonja het toetje in. Aansluitend wordt afgesproken wie er af moet wassen. Het schema, voor wie aan de beurt is om af te wassen, is door iemand weggehaald dus het is onbekend wie af moet wassen. Babette stelt voor af te wassen want Doortje was gisteren aan de beurt. Maartje kan vanwege haar gezondheid momenteel niet afwassen. Zij is al een paar weken in de war, hiervoor krijgt zij een antipsychoticum. Maartje gaat momenteel niet naar de dagbesteding. Wat betreft de corveetaken zegt Sonja: “Ze kan wel de kar wegbrengen.” Doortje vraagt om een nieuw afwasschema. Sonja zal er voor zorgen. Babette gaat afwassen en Sonja helpt haar. Maartje brengt daarna de kar naar beneden met de lift. Daarna gaan ze naar hun kamer. Piepje Cliënt Eduard komt in de huiskamer vragen aan Sonja of zijn was al in de droger kan. Sonja: “Gaan we niet voor niks kijken dan?” Eduard: “Nee hoor.” Sonja: “Piepje is gegaan?” Eduard: “Ja hoor.” Ze gaan naar de derde verdieping, naar het washok. De was is klaar. Er zit al iets in de droger. Dat moet er eerst uit. Eduard geeft aan hoe het moet. Sonja haalt het eruit. Eduard haalt zijn was uit de machine en stopt het in de droger. Eduard kijkt nog drie keer of de wasmachine leeg is. Sonja doet het deurtje dicht van de droger. Eduard zet zelf de droger aan. Bij het weggaan wijst Eduard Sonja er op dat het licht in het washok nog uit moet. Bij de lift blijft Eduard nog even staan. Sonja beantwoordt alle vragen die Eduard stelt. Eduard vraagt dingen als: “Straks de was er uit halen?” Sonja: “Ja, dat is goed.” Eduard: “Met goede tijden?” Sonja: “Ja.” Eduard: “Daag, tot straks.” Sonja: “Tot zo.” Sonja en de onderzoeker staan samen in de lift. In de lift zegt Sonja: “Eduard is altijd erg bezorgd om zijn was. Dat heeft hij heel sterk en vind ik wel leuk. Hij is bang om iets kwijt te raken. Vroeger raakte er ook wel eens iets kwijt, tegenwoordig wassen we alles apart en gebeurt het bijna nooit meer.” 69 Pauze Een aantal cliënten kijkt ‘Goede tijden, slechte tijden’ op de televisie in de huiskamer. Cliënt Eduard en begeleidster Sonja zijn ook in de huiskamer. Eduard vraagt aan Sonja of ze straks zijn was uit de droger gaan halen. Sonja: “Ja, dat is goed.” Eduard: “In de pauze?” Sonja: “Ja.” Tijdens de pauze gaan ze de was uit de droger halen. Op het moment dat de pauze start, het reclameblok begint op de televisie, drinkt Eduard zijn koffie met grote slokken op. Eduard kijkt naar Sonja en Sonja kijkt hem aan. Ze knikt en samen gaan ze naar boven. Eduard haalt zijn spullen uit de droger, neemt ze mee naar zijn kamer en zegt dat hij straks weer beneden komt. Toestemming Van Shannah krijgt de onderzoeker het dossier van Eduard wanneer daar om gevraagd wordt. Op de voorpagina van het persoonlijk plan staat dat Eduard “Geen toestemming geeft tot inzage van het persoonlijk plan voor onderzoeksdoeleinden (audits, kwaliteitsonderzoeken, inspectie).” Het dossier wordt door de onderzoeker buiten beschouwing gelaten en teruggegeven. De onderzoeker krijgt daarna toegang tot de dossierkast evenals de digitale database met cliëntgegevens. Cliënten Moniek, Roberto, Koos en Ton hebben een schriftelijke verklaring ondertekend waarbij zij geen toestemming verlenen om in het dossier te kijken voor onderzoeksdoeleinden. Van Jaap is geen dossiermap aanwezig, die is op de locatie waar hij eigenlijk woont. Hotel Het eten op vier hoog. Cliënten Maartje, Doortje en Babette eten met elkaar. Begeleidster Naazmin is erbij aanwezig maar eet niet mee. De drie cliënten eten aan de eettafel, ze kijken naar de muur waar de tafel tegenaan staat. Naazmin zit tijdens het eten op de bank, de cliënten met de ruggen naar haar toe. Doortje onderbreekt het eten om half omgedraaid op haar stoel met Naazmin te praten. Ze vertelt over hoe de vliegreis gaat verlopen, Doortje gaat later deze week op vakantie. Ze beredeneren samen hoe laat ze in het hotel aankomen. Er wordt gesproken over Sjaak, die heeft ook op de locatie gewoond. Maartje begint plots te huilen. Ze mist Sjaak. Naazmin troost haar en probeert haar op te vrolijken. Ze spreken af om een keer bij Sjaak langs te gaan. Aansluitend vraagt Naazmin of ze een toetje willen. Naazmin gaat alvast afwassen terwijl de cliënten hun toetje eten. Naazmin nodigt Maartje uit om op de hometrainer te gaan. Doortje vraagt om een corveelijst. Begeleidster Mirjam komt langs en de corveelijst wordt besproken. Ze bespreekt of Maartje ook op de corveelijst moet. Naazmin benoemt later dat het eten hier niet lekker is, het wordt opgewarmd en is erg duur. Ze is voorstander van zelf koken. Er is een zeer compleet uitgeruste keuken aanwezig op de locatie. Lunchpakketje Cliënt Doortje komt bij het kantoor en vraagt aan begeleidster Mirjam hoe het straks gaat met de lunch op de dag van vertrek naar vakantie. Mirjam zegt dat ze zo bij haar komt. Het duurt dertig minuten voordat Mirjam bij Doortje komt. Doortje stelt een heleboel vragen 70 aan de hand van het lijstje waarop staat wat ze mee moet nemen op vakantie. Mirjam: “Je koffer was toch al gecheckt?” Doortje: “Ja.” Mirjam: “Dan kan het briefje weg.” Scheren Cliënt Ton wordt, zoals wel vaker gebeurt, geschoren op kantoor door begeleidster Naazmin. Naazmin praat tijdens het scheren met begeleidster Mirjam. Naazmin kijkt vrijwel steeds naar Ton. Wanneer Mirjam naar een andere ruimte loopt, praat Naazmin op luidere toon, door met haar. Wanneer cliënt Koos binnenkomt, praat ze met hem over dat hij bijna op vakantie gaat en dat hij gisteren bezoek had. Daarna praat ze weer verder met Mirjam die weer terug het kantoor inkomt. Ze praten over wat er nog moet gebeuren vanavond en hoe laat ze weg moet. Naazmin heeft nog een afspraak later op de avond. Koos kijkt van dichtbij toe hoe Ton geschoren wordt. Naazmin neemt de tijd om Ton nauwkeurig te scheren en vraagt aan Ton wat hij van het resultaat vindt. Ton zegt dat het goed is zo. Koffer pakken Cliënt Jaap gaat over een paar dagen op vakantie. Dat is de afgelopen dagen bekend geworden. De vakantie was op de locatie waar Jaap eigenlijk woont al geboekt. Jaap logeert op de Gerard Davidstraat in afwachting van een andere ruimte op de locatie waar hij eigenlijk woont. Begeleidster Mirjam kan niet precies uitleggen wat het achterliggende idee hiervan is. Op de vraag: “Kon Jaap niet op zijn eigen locatie blijven wonen in afwachting van een andere ruimte op diezelfde locatie?” geeft ze als antwoord: “Ik weet eigenlijk niet hoe dat zit.” Mirjam spreekt met Jaap af dat ze na de koffie de koffer gaan voorbereiden. In de huiskamer zitten verschillende cliënten voor de koffie bij elkaar. Mirjam moet nog even naar Doortje alvorens met Jaap de koffer te gaan voorbereiden. Mirjam belt vanaf het kantoor naar de etage van Doortje om haar te zeggen alvast uit te zoeken wat ze morgen aan gaat doen. Mirjam: “Jaap ik kom je straks wel halen voor je koffer.” Jaap drinkt in twee teugen zijn beker koffie leeg en gaat meteen daarna naar boven. Mirjam gaat naar Doortje. Doortje heeft een stapeltje kleding op de hoek van de bank klaar liggen. Het is een keurig stapeltje van groot naar klein, het bestaat uit alle kledingstukken die Doortje de volgende dag zal dragen. Samen bekijken ze de kledingstukken die Doortje heeft klaar gelegd en ze zijn beide tevreden over de combinatie. Doortje draagt twee verschillende sokken. Mirjam zegt: “Je hebt twee verschillende sokken aan.” Doortje: “Ja, die andere ben ik kwijt.” Doortje pakt uit haar kast een ander stel sokken en trekt ze aan. Daarna gaat Mirjam weer verder. Mirjam gaat naar Jaap. Jaap zit te wachten op zijn kamer. Aan de hand van het lijstje van de vakantieorganisatie pakt Mirjam samen met Jaap alles wat erop staat. Mirjam nodigt Jaap uit om mee te tellen hoeveel onderbroeken hij nodig heeft. Jaap kijkt Mirjam aan maar telt niet mee met haar. Mirjam neemt een onderbroek en telt: “één.” Daarna pakt ze de volgende en kijkt naar Jaap terwijl ze zegt: “En, dat is…” Jaap blijft stil. En de volgende: “En dat is…” Jaap kijkt aandachtig naar Mirjam maar zegt niets. Mirjam telt zelf verder totdat er tien onderbroeken in de koffer zitten. Met de sokken doet Mirjam hetzelfde: “Tel maar mee Jaap.” Jaap zegt niets, kijkt Mirjam aan. De broeken en shirts worden door Mirjam geteld. Jaap pakt alle spullen uit zijn kast en overhandigt ze aan Mirjam. Mirjam zoekt een dunne lange broek voor Jaap uit. Mirjam: “Dat is handig in het vliegtuig, wanneer je uitstapt in Spanje heb je dan niet zo’n warme broek aan.” Jaap heeft niet meer zo’n broek in de kast. De broek die hij nu aan heeft is ideaal. Die moet morgen in de was, dan kan hij hem zondag, 71 wanneer hij vertrekt, aan. Dat spreekt Mirjam met hem af. Hij lacht vrijwel de hele tijd tijdens het inpakken. Zijn gezicht betrekt wanneer hij moet nadenken over of iets mee moet of niet. Mirjam doet samen met Jaap de koffer dicht. Ze bespreken dat zondag voor vertrek de laatste spullen, scheeapparaat, tandenborstel enz. nog in de koffer moeten. Mirjam benoemt hoe laat het is en ze gaat weg. Pesten Tijdens de koffie in de huiskamer zit begeleidster Mirjam in het kantoor. Cliënten Moniek, Koos, Ernst en Sari zitten cliënt Eduard te pesten. Ze zeggen: “Hey klootzak.” Wanneer Eduard opstaat om suiker te pakken, zegt Moniek luid: “Je staat voor het beeeeld.” Dat gaat zo een hele tijd door. Wanneer Mirjam even later in de huiskamer is, doen ze het niet. Breien Cliënt Doortje is op ‘Nieuw Vredenburg’, een locatie waar dagactiviteiten worden aangeboden. Activiteitenbegeleidster, invalster Jasmine, loopt door het lokaal. Jasmine is van meer dan Nederlandse afkomst. Jasmine zet koffie en verwelkomt iedereen. Cliënt Doortje vertelt dat ze bijna op vakantie gaat. Jasmine reageert hier niet op. Jasmine vertelt over haar eigen afkomst en achtergrond. Doortje pakt haar breiwerk en gaat breien. Na een tijdje vraagt Jasmine wat Doortje aan het breien is. Doortje: “Kleertjes voor mijn kind, nou ja, het is een pop hoor.” Jasmine: “Oh wat leuk, mag ik eens kijken.” Jasmine neemt Doortje ’s breiwerk en houdt het voor zich om te kijken hoe het wordt. Jasmine: “Wordt mooi, Doortje.” Doortje: “Het is bijna klaar, hierna ga ik weer iets nieuws breien.” Tompouce Cliënt Maartje wordt gevraagd of ze mee naar buiten wil. Er is voldoende bezetting nu de meeste cliënten op vakantie zijn. Maartje wil dit wel. Begeleidster Sonja neemt wat geld mee want: “Er moet wel altijd wat geconsumeerd worden anders gaan ze niet mee.” Maartje gaat zich voorbereiden, jas aan, sjaal om, rollator pakken en handtas mee. Ze stappen de voordeur uit en op het trottoir vraagt Sonja: “Welke kant gaan we op?” Maartje knikt met haar hoofd in de richting die ze wil en begint meteen daarheen te lopen. Sonja loopt aan haar zijde mee. Daar waar de rollator blijft steken achter een scheef liggende stoeptegel, helpt Sonja de rollator over de oneffenheid heen. Maartje kan daarna weer verder lopen. Ondertussen kletsen ze met elkaar. Het is mooi weer, ze lopen eerst langs de gracht. Daarna door de drukke Kinkerstraat die deels opengebroken is. Links en rechts passeren overige weggebruikers. Maartje loopt zonder omweg de Hema in naar de gebakafdeling om een tompouce te kopen. Daar gaat ze over de toonbank hangen en trekt de aandacht van de verkoopster. Sonja maakt haar erop attent dat ze nog niet aan de beurt is. Maartje wacht daarop even. Ze maakt daarna weer contact met de verkoopster en maakt haar duidelijk wat ze wil. Sonja geeft geld aan Maartje en zij rekent af, Sonja neemt het bonnetje in ontvangst. Bij de volgende winkel, de drogist wil Maartje een haakset, een doosje met haakbenodigdheden en een patroon in één, kopen. Sonja zegt dat het beter is om wol en een haaknaald te kopen: “Dit is te moeilijk.” Maartje gaat akkoord en ziet van de koop af. Ze komt langs de parfums en daar wordt een parfum geprobeerd wat Maartje wil kopen. En dat doet ze ook. Sonja geeft geld aan Maartje en zij rekent af, Sonja neemt het bonnetje in 72 ontvangst. We vervolgen onze weg over de Kinkerstraat en op de hoek bij de bloemenzaak ziet Maartje een plantje dat ze graag wil hebben. Sonja vestigt de aandacht op het plantje wat ernaast staat maar Maartje blijft bij haar keuze. Sonja kijkt op de verpakking waarop te lezen is dat het plantje voor binnen en voor buiten is. Maartje neemt het plantje mee naar binnen en Sonja gaat mee, geeft geld aan Maartje om af te rekenen. Sonja neemt het bonnetje in ontvangst. Weer buiten loopt Maartje naar de volgende zijstraat en wijst die in, en zegt: “Daar zit een lekkere kroeg.” Bij de kroeg aangekomen vraagt Sonja of ze binnen of buiten wil zitten. “Buiten”, zegt Maartje. Sonja vraagt: “Wil je koffie?” Maartje: “Doe maar een biertje.” Sonja: “Nee, dat lijkt me niet zo verstandig met je medicijnen. Koffie doen?” Maartje: “Goed.” Avond In de avond na 20.00 uur worden sommige cliënten beneden verzorgd. Ze komen naar beneden om hun medicijnen op te halen of om hun ogen te laten druppelen. Anderen worden geschoren of geholpen met de mondverzorging. Bijpraten Cliënt Roberto komt thuis, hij ziet begeleidster Naazmin op de gang. Roberto staat dichtbij haar en buigt iets naar haar toe. Ze begroeten elkaar. Ze blijven voor elkaar staan. Roberto: “Hoe is het?” Naazmin: “Goed en met jou?” Roberto: “Ook goed. En thuis ook alles goed?” Naazmin: “Ja hoor, we gaan straks bijpraten. Goed?” Roberto: “Ja, dat is goed.” Roberto loopt daarop de woonkamer in, hij begroet één voor één de aanwezigen. Naazmin gaat naar de keuken. Roberto loopt naar het kantoor toe en zwaait naar de begeleiders op het kantoor. De deur van kantoor is dicht. Roberto roept: “Is er nog post?” Nadja roept terug: “Ga maar even kijken.” Ze staat op van haar stoel, doet de deur open en reikt de sleutel die op het bureau ligt aan. Roberto pakt de sleutel aan en gaat naar de brievenbus. Even later komt hij weer terug met de post en overhandigt deze aan Nadja die bij de deur staat. Nadja neemt de post aan, zegt: “Dankjewel.” Roberto: “Alsjeblieft.” Roberto loopt weg richting de lift. Lippenstift Begeleidster Nadine komt binnen op de locatie, ze heeft middagdienst. Ze komt de huiskamer in. Er zitten een aantal cliënten. Nadine zegt op luide toon: “Hallo allemaal.” En: “Hoe is het met jullie?” Een enkeling mompelt: “Goed.” En tegen cliënt Maartje: “Hoi Maartje, hoe is het met jou?” Maartje knikt met haar hoofd en fluistert: “Goed.” Nadine: “Goed geslapen?” Maartje fluistert steeds: “Ja.” Nadine: “En lekker geluncht?” Maartje: “Ja.” Nadine: “Wat heb je een mooie lippenstift op!” Maartje: “Ja.” Daarna gaat Nadine naar het kantoor voor de overdracht. Collage Begeleidster Nadine komt de huiskamer in waar een aantal cliënten aanwezig zijn. Ze heeft foto’s van een rondvaarttochtje in een fotomapje. Onlangs is er een uitstapje geweest, alle cliënten gingen mee met de rondvaartboot. Daar zijn de foto’s van. Ze gaat op haar hurken 73 bij cliënt Maartje zitten om ze samen te bekijken. Ze laat de foto’s één voor één zien aan Maartje. Ernst komt er bij staan, hij kijkt mee over de schouder van Nadine. Ze vraagt aan de groep of ze samen een wissellijst willen kopen om daarin de foto’s te plakken. Er klinkt onduidelijk gemompel, een enkele cliënt knikt. Nadine: “We gaan een collage maken, dat is leuk.” Cliënt Ernst wil wel één van de foto’s hebben. Nadine: “We gaan de foto’s nog een keer afdrukken.” Wanneer ze alle foto’s bekeken hebben, stopt ze de foto’s terug in het mapje en neemt ze weer mee naar het kantoor. Medicatie De observator is buiten gehoorsafstand. Cliënt Doortje komt beneden, ze loopt naar de slaapwachtkamer. Begeleider Berry is daar. Ze komt haar medicatie halen. Berry loopt naar de keuken. Doortje volgt hem, komt daarna alleen terug en komt de woonkamer in. Ze kijkt verdrietig richting de televisie die aan staat. Begeleidster Nadine komt de keuken uit en gaat de slaapwachtkamer in. Doortje gaat naar haar toe en krijgt de medicatie. Doortje loopt met haar medicatie over de gang richting de lift. In het voorbijgaan kijkt ze het kantoor in. Peer Begeleidster Mirjam loopt de woonkamer in naar cliënt Maartje, die zit aan tafel. Ze vraagt aan Maartje: “Hoe gaat het?” Maartje: “Goed.” Ze fluistert dit terwijl ze knikt met haar hoofd, daarbij buigt haar bovenlijf mee. Mirjam: “Heb je wat gedronken?” Maartje fluistert en knikt: “Kopje, kopje.” Mirjam: “Wat zeg je?” Maartje, iets luider nu: “Kopje, kopje.” Mirjam: “Oh, koffie. En wil je nog wat eten?” Maartje: “Ja.” Mirjam: “Fruit? Appel, banaan, peer?” Maartje: “Peer.” Mirjam neemt een peer van de fruitschaal geeft hem aan Maartje en zegt: “Kijk, hier een peer.” Maartje: “Ja.” Ze haalt het steeltje uit de peer met haar tanden en begint de peer op te eten. Mirjam verlaat de huiskamer en Maartje eet aan tafel de peer op. 74 2.3 Woonlocatie Het Vlindertje Cordaan Door Fatima Namouli 75 Omschrijving van locatie Het Vlindertje Locatie De locatie is sinds mei 2007 in gebruik genomen. Binnen Het Vlindertje wonen twee groepen, geheel gescheiden van elkaar. De groepen hebben elk een eigen voordeur en tussen de groepen is er een tussendeur. Bij de tussendeur is er een trap en een lift. Deze worden minimaal gebruikt door de cliënten en door personeel. Uitzondering is dat cliënten die om medische redenen de trap niet kunnen gebruiken de lift nemen naar boven . Het personeel mag de lift minimaal gebruiken en maakt vooral gebruik van de buitendeuren en de tussendeur. Groep één heeft acht cliënten en groep twee heeft zeven cliënten en er is een logeerkamer die op dit moment vrij is. Iedere cliënt heeft zijn eigen kamer en deelt de douche en toilet. De kamers/appartementen zijn verspreid over twee verdiepingen. Op de begane grond bevindt zich de gezamenlijke huiskamer met aangrenzend een tuin. Er is ook een ruime, open keuken . Er is een kantoor, maar in iedere woonkamer is een kleine werkplek waar medewerkers, als ze zich in de groep bevinden, kunnen werken. Doelgroep Cliënten met een lichte tot matige verstandelijke beperking, veelal met duale problematiek, die de voorkeur geven of afhankelijk zijn van het wonen in een voorziening waar een groepsruimte aanwezig is zodat veel dagelijkse zaken gezamenlijk plaats kunnen vinden. Het team bestaat uit Ida, wijkmanager Sonja en Kika, persoonlijke begeleiders A Karim en Cor, persoonlijk begeleiders B Hanny, Cora, Hans en Wim zijn woonbegeleiders 3 assistentbegeleiders Linda en Violet zijn helpende Overdag is er een medewerker voor het hele pand, ’s middags komt er een late dienst en een slaapdienst. Iedere avond van 14.30 tot 19.30 uur is er een helpende medewerker in huis, zodat er ook de mogelijkheid is om met cliënten een activiteit te ondernemen, of om op stap te gaan. De persoonlijke begeleiders A werken voor de helft groepsdiensten en voor de andere helft hebben ze kantoordiensten. Er is maandelijks overleg met alle persoonlijke begeleiders en de wijkmanager. In dit overleg worden de lijnen voor de wijk uitgezet. Er wordt zoveel mogelijk samengewerkt binnen de wijk; medewerkers vallen bij elkaar in op verschillende locaties en er wordt gekeken naar ieders expertise en hier wordt zoveel mogelijk gebruik van gemaakt. Ook cliënten kunnen wijkbreed gebruik maken van alle faciliteiten, bijvoorbeeld eten in het inloopcentrum op een andere locatie. 76 Het Vlindertje werkt vanuit de Visie van Cordaan Cordaan is dichtbij, Cordaan staat dicht bij mensen. Iedereen telt mee, ieder mens is uniek. Ieder mens heeft dromen. Cordaan houdt rekening met deze wensen en dromen. Cordaan is er voor iedereen. Voor mensen uit alle culturen, van alle geloven. Op eigen kracht. Bij Cordaan gaan we uit van wat cliënten kunnen. Cliënten doen zoveel mogelijk op eigen kracht. Cliënten maken hun eigen keuzes zodat zij leven zoals zij dit willen. Cordaan werkt aan kwaliteit. Cordaan wil graag goede zorg bieden in een veilige en vertrouwde omgeving. Op Het Vlindertje wonen cliënten met verschillende niveaus. Begeleiders houden rekening met verschillende acceptatievermogens cliënten. In de praktijk wil dit zeggen dat begeleiders bijvoorbeeld in geval van een conflict de betrokkenen stimuleren om de ander in zijn of haar waarde te laten. Begeleiding “De begeleiding is gericht op het behouden, stimuleren en activeren van de cliënten. Binnen de groep worden cliënten individueel begeleid. Begeleiders kijken met de cliënten wat de wensen zijn over hoe de cliënten hun leven vorm willen geven, welke mogelijkheden zij zelf daarin hebben en waar ondersteuning of aanvulling nodig is . Het streven is om de cliënten een zo gewoon mogelijk leven te laten leiden.”* In de praktijk betekent dit, dat begeleiders met alle cliënten verschillende afspraken hebben over de mate waarin en de manier waarop begeleiders de cliënten begeleiden. “Begeleiders geven aan dat zij bij sommige cliënten de Active Support Methode toepassen met het opzetten en uitvoeren van de werkplannen. De indeling in activiteiten krijgt vorm en structuur in ‘vaste’ en ‘vrije’ momenten op de dag. De eigen noodzakelijke ruimte worden goed doordacht en ingevuld vanuit de ervaringswereld van de betrokkene zelf, in nauwe samenwerking met het eigen netwerk. Een Persoonsplan ontstaat op dezelfde wijze, waarbij het steeds gaat om heel concrete en praktische vaardigheden voor het leven van alledag. Nieuwe vaardigheden worden volgens plan stap voor stap uitgewerkt. De bejegening is er een van respect voor de eigenheid en autonomie van de cliënt. Cliënten hebben zeggenschap en verantwoording voor de zaken die zij zelf kunnen doen en krijgen ondersteuning bij hun beperkingen, maar blijven, indien mogelijk ,wel de regie bij deze ondersteuning houden. De begeleiders werken volgens het Persoonlijk Plan en daar waar nodig met een signaleringsplan ( ZZP 6 en 7).” Een Persoonlijk Plan helpt bij het opstellen van een werkplan, bij het plannen van acties en afspraken met de cliënt en ook bij het rapporteren. Denk bij dat laatste aan de overdracht en ook de periodieke evaluaties van de afspraken met de cliënt. Signaleringsplan: het signaleringsplan is een methode waarmee signalen van een beginnende terugval in kaart worden gebracht. Deze signalen worden ook wel “vroege voortekenen” genoemd. De gedachte is dat wanneer er bij het optreden van deze vroege 77 voortekenen snel en adequaat wordt gehandeld, een terugval voorkomen kan worden en ziekte beter onder controle wordt gehouden. *Informatie vanuit intranet: Cordaan/in werkmap: Vlindertje De cliënten van Het Vlindertje Groep 1 Achmed Achmed is een rustige man van ongeveer 40 jaar en heeft volgens zijn zorgplan een vorm van schizofrenie en een verstandelijke beperking. Hij heeft een normaal postuur en bruine ogen, hij is van Marokkaanse afkomst. Door zijn schizofrenie is hij gevoelig voor prikkels uit zijn omgeving. Als hij zich op zijn gemak voelt zit hij meestal te tekenen. Hij tekent auto’s en vrouwen. Rene Rene is een man van ongeveer 42 jaar en heeft een vorm van autisme. Hij heeft een tenger postuur en is vrij lang. Volgens de begeleiders is Rene beleefd en netjes in de omgang. Rene heeft een stoornis in het autistische spectrum. Rene wil duidelijkheid. Als hij iets niet duidelijk vindt, dan kan hij verward raken en in zichzelf gekeerd raken. Rene zal dan de begeleiding opzoeken. Begeleidingsadviezen voor Rene zijn: duidelijke structuur aanbieden. Afspraken moeten duidelijk en helder in overleg met Rene gemaakt worden. Rene houdt niet van onverwachte wendingen en veranderingen. Dan raakt hij uit zijn evenwicht en raakt daardoor verward. Rene kan zich al snel aanhankelijk en afhankelijk opstellen en de begeleiding dient duidelijk zijn of haar taken af te bakenen en te begrenzen. Hind Is een rustige sociale vrouw van ongeveer 49 jaar en is geboren op Aruba. Volgens de begeleiders is zij “het moedertje van de groep” . Zij heeft veel moeite met cijfers, symbolen en taal. De begeleiders geven aan dat ze kwetsbaar is in het contact met mannen. Hind houdt van aanpakken en is erg behulpzaam op de groep. Groep 2 Henk Is een rustige man van middelbare leeftijd. Hij is fors gebouwd en is weinig op de groep. Begeleiders geven aan dat Henk niet veel vraagt . Omdat hij obesitas heeft, slikt hij veel medicatie voor zijn hart, bloeddruk en diabetes (geen insuline). Hij slikt bloedverdunners om de kans op trombose tegen te gaan. 78 Henny Henny is een forse man met een opvallend uiterlijk. Hij heeft een baard en draagt een legerbroek. Bij het leren van nieuwe vaardigheden heeft Henny last van faalangst. Henny is zeer gevoelig en heeft oog voor details. Hij heeft een zeer goed geheugen en onthoudt afspraken die hij maakt. Henny vindt het vaak te druk op de groep en trekt zich terug. Levi Levi is een vriendelijke, gevoelige jongen. Begeleiders geven aan dat Levi een stoornis in het autistisch spectrum heeft. Daarom heeft Levi veel baat bij duidelijkheid en structuur. Hij vraagt veel om bevestiging. Hij heeft een pictogrambord, dit hangt op zijn kamer, hier staat zijn hele week gestructureerd op vermeld. Deze structuur en duidelijkheid geven Levi rust. Tim Tim is de oudste van de groep, hij is ongeveer 60 jaar. Begeleiders vertellen dat Tim vroeger op zichzelf heeft gewoond. Bij hem is in 1994 de diagnose MS ( Multiple sclerose) gesteld. Tim wordt beperkt door de ziekte, waardoor hij minder kan doen dan hij zou willen doen. Hij heeft in de vergadering van de medewerkers uitgelegd wat zijn ziekte inhoudt en hoe zijn toekomst er uit zal zien. Lucas Is een jongeman van ongeveer 26 jaar met rasta haar. Hij is van Nederlands-Surinaamse afkomst. Hij praat zachtjes en ziet er verzorgd uit. Begeleiders geven aan dat hij een stoornis van het autistisch spectrum heeft en dat hij veel van de gesproken taal niet begrijpt. Lelie, Lars, Elly, Ruby zijn cliënten waarvan door de observator geen (of niet voldoende) observaties zijn gedaan. Dit komt omdat zij niet of nauwelijks in huis waren en weinig of niet meedoen met de groepsactiviteiten. Cliënten die extra gevolgd worden In deze rapportage worden Lola en Bram extra gevolgd. Lola Lola is een vrouw van ongeveer 26 jaar en van Surinaams- Nederlandse afkomst. In het persoonlijk plan staat als wens “verhuizen” omdat Lola geen aansluiting heeft met de groep en zij wil graag verhuizen naar een andere woning. Lola geeft dit een paar keer aan bij de observator, maar omdat er op dit moment nog geen woonplek is, woont Lola nog op Het Vlindertje. De begeleiders geven aan dat ze het moeilijk vinden om Lola bij de groep te betrekken. Zij zit vaak alleen op haar kamer. 79 Wat de begeleiders vertellen over Lola “Lola is nog een meisje, ze is erg in zichzelf gekeerd. We roepen haar vaak om in de huiskamer te komen zitten bij de groep. Ze komt dan een paar minuten, maar gaat al snel weer naar haar kamer.” “Lola vindt dat ze hier niet past, ze wil met jongere mensen wonen, maar bij jongeren is ze niet zo erg assertief. Ze is niet weerbaar. Het is een kwetsbaar meisje van 26 jaar. Ik gun het haar wel om te kunnen verhuizen, maar je weet dat ze dat niet aankan en als ze zichzelf dan tegen komt, wil ze weg en vindt ze het niet leuk daar.” Bram Bram is een man van ongeveer 61 jaar die een zelfstandige indruk maakt. In het Persoonlijk plan staat om bij Bram zo concreet en duidelijk mogelijk te zijn en te spreken over het hier en nu. Wat de begeleiders vertellen over Bram “Bram heeft een laag niveau, dat betekent dat hij de gesproken taal niet altijd begrijpt. Hij kan nog niet met stress/agressie omgaan.” Bram heeft een picto klok* en deze geeft hem houvast en hij weet dan wat de dag hem brengt. Begeleiders vinden dat het goed gaat met Bram en dat hij gelukkig is. Begeleiders proberen de strakke structuur te handhaven bij Bram zodat hij een prettig leven heeft. * De picto klok geeft het begin, de duur en het einde van activiteiten in het kader van een dagprogramma aan. Door middel van pictogramkaarten en een rij lampjes is dit een eenvoudig hulpmiddel voor mensen die geen besef van tijd, of een ernstige stoornis in het autistisch spectrum hebben. De tijdklok is vervaardigd in een beschermende behuizing. Observaties Wie ben jij? 14.00 uur: In de huiskamer zit Achmed aan de eettafel en achter de eettafel staat een kast met laatjes; in de laatjes ligt tekenpapier en in de andere laatjes liggen tekeningen die klaar zijn. Ahmed is aan het tekenen en hij maakt met een zwarte stift strepen op het papier. Hij kijkt naar de observator en wenkt met zijn hoofd “Jij bent zeker een Marokkaan?” De observator knikt ja. Achmed staat op en loopt naar de observator toe en vraagt: “Jij blijft drie weken hier?” En dan loopt hij vervolgens naar de tuin waar hij een sigaret op steekt. Ondertussen kijkt hij de huiskamer in naar de observator. Als zijn sigaret op is loopt hij naar binnen en zegt tegen de observator: “Ik ga een mooie tekening voor je maken. Ik kan heel goed tekenen, voor jou ga ik een tekening maken.” Hij pakt een nieuw blaadje en een zwarte stift en kijkt naar de 80 observator. De observator vraagt: “Wat ga je maken?” “Ik ga jou tekenen,” zegt Achmed en gaat verder met tekenen. Na drie minuten geeft hij de tekening aan de observator en zegt: “Hier, mag je mee naar huis nemen.” Dan pakt hij een nieuw blaadje en begint aan een nieuwe tekening. Avondritueel Cor loopt naar de slaapkamer van Bram. Cor zegt: “Nou, waar zullen we beginnen Bram?” Bram gaat voor Cor staan, doet zijn broek naar beneden en zegt: “Ja, smeer maar in.” Cor pakt de handschoenen, doet deze aan en zegt: “Jeetje, deze zijn voor vrouwenhanden gemaakt.” Vervolgens zucht hij een paar keer. Dan pakt hij enkele tubes crème van de tafel. Hij doet een beetje in zijn hand en smeert Bram zijn rug. Bram zegt: “Zal ik nu een poepje laten? Dat doe ik ook wel eens bij de fysiotherapie.” Cor zegt: ”Dat laat je hé? Anders...” Bram lacht schunnig en zegt niets. Cor vraagt aan Bram: “Wie is die ezel waar je mee op de foto bent? Is dat je nieuwe vriendin?” Bram maakt ezel geluiden en roept: “Ia, die ezel is van de boerderij. Die ezel is verliefd op mij. Weet je waarom ik dat weet?” Bram kijkt Cor vragend aan. “Nou?” zegt Cor, “waarom?” Bram zegt: “Als ik op de boerderij ben, komt ze naar me toe en staan haar oren omhoog. Nou weet je wat dat betekent?” Cor knikt nee. “Dat betekent dat ze verliefd is op mij en weet je hoe ze heet? Nono-nono, je weet wel, van Pipo de clown.” Cor vraagt: “Wat gaan we nu doen?” Bram: “Oefeningen” en hij roept “joejoejoe.” Op de muur hangt een poster met drie oefeningen die de fysiotherapeut heeft voorgeschreven. Cor vraagt aan Bram: “Helpen de oefeningen, zijn je spieren wat los nu?” Bram doet zijn schouders omhoog en lacht. Na tien minuten vraagt Cor: “Wat gaan we nu doen?” Bram zegt: “Nu gaan we aan de klok prutsen.” Op de muur boven de poster van de oefeningen hangt een pictogram. Deze wordt door Cor bekeken en dan vraagt hij aan Bram wat voor dag het is vandaag. Bram mompelt: “donderdag.” Cor knikt nee en vraagt daarna: “Wie komt er altijd bij je vandaag?” Bram zegt: “Weet ik niet.” Cor zegt: “Fysiotherapie, toch? Dus dan is het vandaag dinsdag.” Vervolgens haalt hij het dinsdagpictogram van de klok. “Wat voor dag is het morgen?” Bram antwoordt: “Vrijdag.” Cor zegt: “Nee, wanneer koken we altijd?” Bram weet het niet. Cor kijkt teleurgesteld en zegt: “Woensdag toch, Bram?” Cor pakt een pictogram van de klok en bergt deze in de map op. Cor noemt voor Bram de ochtendtaken op: “Tandenpoetsen, aankleden, enzovoorts.” “Wat wil je morgenavond doen Bram?” Bram weet het niet. “Wat doe je ‘s avonds?” Bram weet het niet. Cor vraagt: “Wil je tv of computeren?” Bram: “Ik wil computeren.” Cor pakt het computerpictogram en hangt deze aan de klok. Bram: “Ik mag eigenlijk niet met mijn oren bewegen, hè?” Cor vraagt: “Waarom dan niet?” “Dan krijg ik een standje van de huisarts”, zegt Bram. Daarna begint Bram te lachen. “Prettige avond”, zegt Cor tegen Bram en hij loopt de slaapkamer uit. Terwijl Cor wegloopt, roept Bram met een hoge toon: “Woewoewoeee.” Cor zegt tegen de observant: “Als je dit hoort, dan weet je dat hij goed in zijn vel zit.” 81 Herkenning Cor staat buiten voor de deur te roken. Rene komt de straat in lopen richting Cor. “Hé Cor”, zegt Rene tegen Cor. Cor vraagt aan Rene: “Hoe was je dag?” Rene kijkt ernstig en zegt: “Ik heb een halve doktersdag genomen voor morgen.” Cor zegt: “Ooh” en wijst met zijn vinger naar een kies. “Ja, de tandarts”, zegt Rene met een rustige stem. Dan komt Lucas naar buiten en staat bij de deuropening naar Cor te kijken zonder iets te zeggen. Lucas vraagt met een zachte stem aan Rene: “En, hoe vind je het wonen hier?” Rene: “Ik wil hier weg, want eerst had ik een woon- en slaapkamer en mijn slaapkamer was mijn hobbykamer en nu heb ik alleen maar één slaapkamer.” Lucas lacht hard en met open mond en zegt: “Ja hier is alleen maar laag niveau, wil hier ook weg.” Begeleider: “Wat hoor ik nou zeg.” Lucas geeft een schouderklopje aan Rene. Rene vertelt verder: “Ik ben al aan het kijken naar een andere woning. Ik ben al in Osdorp, "het Osdorperhof" gaan kijken en ga ook andere huizen kijken.” Rene glimlacht als hij verhuizen benoemt. Lucas kijkt Rene aandachtig aan en vraagt: “Hoe vind je het wonen hier?” Rene zegt met een geïrriteerde stem: “Wat ik je net al heb verteld, dat ik al in Osdorp ben gaan kijken.” Lucas kijkt verbaasd naar Rene: “Osdorp, daar woont mijn neef ook. Daar is het ook veel leuker, daar is het niet net als een stationstunnel.” Cor vertelt tegen de observant: “Dit is de eerste keer dat ik ze samen in gesprek zie. Ze kennen elkaar niet en waarschijnlijk heeft Lucas, Rene zijn naam ergens gehoord en dit opgeslagen in zijn hoofd.” “Wat is een stationstunnel?”,vraagt Cor aan Lucas. Lucas reageert niet en blijft Rene aankijken. Dan geeft Lucas een hand aan Rene en loopt het huis in. Rene zegt Cor gedag en loopt naar de deur ernaast. Cor: “Rene en Lucas zijn alle twee autisten, maar weten dit niet van elkaar. Het klopt dat ze alle twee willen verhuizen maar met verschillende redenen. Rene wil groter en heeft een hobby: het weer. Er zijn veel spullen van hem in de schuur hier opgeslagen die hij niet in zijn slaapkamer kwijt kan, het is heel veel. En Lucas kan en wil nog veel leren, hij wil graag in een trainingshuis.” Bram en de foto printer Het is 16.00 uur en Bram heeft met Hans de inkt bijgevuld in de fotoprinter. Ze komen met zijn tweeën beneden de huiskamer in en Hans legt aan Bram uit: “Zo doe je dat, de memory kaart stop je erin en op de display zie je de foto's en dan kies je welke foto je wilt uitprinten.” Bram: “Oh en dan krijg ik de foto zwart of met kleur?” Hans zegt: “Ja, eerst geel dan rood en dan blauwe inkt en dan als laatste de zwarte inkt.” Bram vraagt: “Staan er vijftig foto’s op het kaartje?” “Dan ben ik de fotograaf hier,” zegt Bram en hij glimlacht. Dan komt Henk de huiskamer binnen en Bram laat hem een foto van Tim zien. Op de foto zie je Tim met een half hoofd erop en zijn benen staan ook half op de foto. De foto ziet wazig en is donker. Roel zegt: “Mooie foto, mooie kleuren en goede technologie.” Bram kijkt naar de begeleider: “Wat is die technilagie?” Roel: “Nou dat is een mooie foto.” 82 Henk komt de huiskamer binnen en ploft op de bank. Bram laat de foto aan Henk zien en zegt: “Kijk dit heb ik gedaan.” Henk kijkt en zegt niks en kijkt naar de televisie. Bram legt de foto op de leuning en kijkt naar de televisie waar een tekenfilm wordt vertoond. Het is 17.45 uur, tijd om de tafel te dekken voor het warme eten. Cor vraagt: “Wie wil de tafel dekken?” Henk staat zuchtend op en zegt: “Ik doe het wel.” Cor zegt: ”Je moet voor acht personen dekken.” “Oh,” zegt Henk, “zoveel?” Hij loopt naar de keuken en pakt eerst het bestek en dekt de twee tafels. Ondertussen kijkt Bram naar de foto en brengt de foto dicht bij zijn ogen. Levi komt de huiskamer binnen en begroet iedereen. Bram spreekt Levi bij binnenkomst meteen aan, laat hem de foto zien en zegt, “Kijk eens wat ik gemaakt heb”. Levi twijfelt of hij naar de foto gaat kijken maar draait zich om omdat Bram de foto omhoog houdt. Levi zegt: ”Zo, dat heb je goed gedaan.” Bram: “Levi kijk, je kunt het nu ook in kleur. Ik kon al filmen, maar nu ben ik ook fotograaf.” Bram lacht. “Bij een fotograaf moet je wachten, bij mij niet en het is voor niets. Ik heb deze voor Tim gemaakt, als cadeau en zonder fouten”, vertelt Bram trots aan Levi. Levi mompelt en loopt de huiskamer uit. Bram praat in zichzelf: “Vanavond ga ik de vijfendertig andere foto’s afdrukken.” Hij gebaart met zijn hand heen en weer: “De kleur wordt één voor één geprint, drie keer. En dan ga ik de foto's in het boek doen,” zegt Bram, “weetje het boek was in de winkel uitgekocht.” “Ik en mijn begeleider moesten buiten Amsterdam om omdat het uitgekocht was”, zegt Bram. Tim komt de huiskamer binnen. Bram staat op en loopt naar Tim toe. Bram geeft de foto aan Tim en zegt: “Hoe vind je de foto Tim?” Tim tegen Bram: “Dank u, dank u” en hij geeft een handdruk aan Bram. Bram zegt tegen Tim: “Gaat automatisch, dat ding. Ben je er blij mee? Je hoeft er verder niets aan te doen, gaat allemaal vanzelf, gaat drie keer op en neer en dan heb je de foto. Ben je er blij mee? Wist je niet hé? Is voor jou als cadeau.” 18.00 uur De televisie wordt uitgezet door Henk en Henk loopt naar de tafel. Bram zegt: “Ga chocoladevla halen van mijn kamer, zie jullie zo.” Levi, Lucas, Bram en de Cor zitten aan een tafel. Aan de andere tafel zitten Ruby (die er vandaag niet is), Tim, Henk en Hans. Levi zegt: “Morgen dierendag.” Bram: “Ja, ja, dan zijn de kippen jarig” en maakt een miauwend geluid. Levi tegen Hans: “Wie heeft de slaapdienst?” Hans: “Ja, Pietje toch? Kijk maar op het bord.” Er hangt een weekbord met de dagen van de week, elke dag heeft drie foto's van personeel zodat je kunt zien wie er op welke dag in welke dienst werkt. Bram zit met zijn borst naar voren en een rechte rug en zegt: “Ja, vanavond ga ik verder werken en dan gaan ze in de map.” 83 Tim: “Vanavond is er op het Duitse channel André Rieu.” Bram tegen Levi: ”Jouw foto ga ik ook maken.” Levi: “ Ja, is goed Bram.” Dan zegt Levi: “Waar is Lucas?” De begeleider heeft hem net geroepen, hij komt zo naar beneden. Bram: “Die zal wel weer onder de douche staan.” Dan komt Lucas de huiskamer binnen en gaat naast Levi zitten. Lucas tegen Levi: “Ja, ik was een spannend boek aan het lezen.” Lucas: “Wie heeft gisteren de tussendeur hard dicht geslagen?” Levi met volle mond: “Dat was ik niet.” Lucas: “Zielig hoor, voor die deur.” Bram: “Maar die deur voelt er toch niets van?” Lucas schudt met zijn vinger naar Bram. “Nee, niet meer doen hé, Bram.” Bram: “Wat heb je gedaan op je werk?” Lucas mompelt iets. Lucas: “Ik mis Brigitte op het werk.” Hans : “Brigitte heeft hier gewoond en haar kamer was bij de heren. Ze werkt bij Lucas, in een kwekerij met groenten.” “Oh Brigitte , die is ziek”, zegt Levi. “Lucas, ik heb haar nog gezien in de zomer en ze zag er goed uit.” Dan laat Bram een ’boer’. “Ik vind het onbeschoft”, zegt Lucas en kijkt met een vies gezicht. Bram is als eerste klaar met eten en gaat van tafel. Daarna is Lucas klaar en deze gaat ook van tafel. Vijf minuten later komt hij naar beneden met zijn jas aan en zonder iets te zeggen gaat hij naar buiten. Levi die nog als enige aan tafel is zegt: “Oh, hij gaat naar de kerk.” Cor vertelt later over Lucas: “Hij is zeer gelovig en gaat vaak naar de kerk. Hij heeft het niet van huis uit maar is een keer een dominee tegen gekomen van de kerk en tussen hen is een hechte band ontstaan. Hij gaat ook naar conferenties en zijn sociale contacten zijn allemaal daar.” Toetje 18.00 uur: in de huiskamer. Na de warme maaltijd vraag an de cliënten: “Wat voor toetje zullen we nemen?” Achmed zegt: “We hebben toch ijs?” “Oh ja”, zegt Sara en ze loopt van tafel en loopt door de woonkamer naar de tuin. Daar in het tuinhuisje staat de koelkast. Ze komt met 2 bakken ijs terug. Sara: “Welke smaak wil jij vanille of aardbei?” Achmed: “Mmmm, ik wil vanille.” Sara: “Oh, ben vergeten hem uit de vriezer te halen.” Ze pakt een lepel en probeert ijs te scheppen. Sara: “Wie werkt er in de horeca?“ Mo en Lola roepen tegelijk: “Ja, ik.” Sara: “Weten jullie hoe ik het ijs makkelijk uit de bak kan halen? Het is nu hard.” Lola zegt: “Je kunt de bak in heet water leggen, dan wordt het ijs zacht en kan je het beter opscheppen.” Sara zegt: ”Lola dat vind ik een goed plan.” Sara gaat verder met het harde ijs uit de bak te scheppen. “Dit gaat moeizaam”, zegt ze. Ze gaat dan warm water in een glas pakken. Lola kijkt naar haar telefoon en reageert niet, de groep praat met elkaar. 84 Heren onder elkaar Lucas vraagt: “Gaat Tim verhuizen?” Reageert en knikt. “Ja, pas over twee jaar.” Bram komt naar de tafel en vraagt: “Zijn er kippenpoten?” Cor zegt: “Nee, alleen vis.” Lucas zegt: “Ik was het weekend in Sittard.” Levi: “Heb je voor me gebeden?” Lucas: ”Ik bid voor de zielen.” Hij maakt een buigende beweging en blijft voorover staan. Cor : “Oh, de magnetron is afgegaan, ga je je eten pakken?” Lucas: “Nee, ga het zo pakken.” Cor : “Ja, want het eten komt niet naar je toe.” Levi zegt: “Ben niet blij dat er inval komt donderdag, Cor, weet je wie er komt?” Cor: “Nee, dat horen we morgen wie er komt.” Lucas staart naar zijn spaghetti en vraagt aan de begeleider: “Is er geraspte kaas?” Cor zegt: “Nee.” Lucas gaat staan, doet zijn handen in zijn broekzak en zegt: “Wat was dat dan?” Levi zegt: “Lucas is goed bezig.” Lucas mompelt iets . Levi zegt: “Ja, dat komt allemaal door de regering.” Cor vraagt aan Lucas: “Kan je kousenband maken?“ Lucas: “Ja, natuurlijk”, en heeft een brede glimlach. Lucas zegt: “Ik zie Ruby niet. Is hij verhuisd? Het lijkt alsof hij hier niet woont.” Ondertussen heeft hij spaghetti op een bord geschept. Levi zegt: “Nee, hij is er wel hoor.” Bram heeft op zijn kamer gegeten, komt naar beneden en gaat naast Lucas zitten. Lucas tegen Bram: “ Beweeg eens met je oren.” Bram: “De kippen hebben de kaas opgegeten en die lui gaan weg donderdag.” Bram: “Ja die lui gaan weg donderdag.” Lucas vraagt: “Beweeg met je oren?”, en Bram laat zijn oren bewegen. Iedereen lacht hard. Cor pakt het eten en Bram zegt: “Mmmm, kippenvoer.” Ruby komt binnen en begroet iedereen. “Pizza heb ik gehaald. Zal ik deze in de vriezer doen?” Tim zegt: “Moet je dan niet eten?” Ruby zegt: “Nee, later” en doet de pizza in de vriezer. Tim zegt: “Ja, dat is Ruby, hij woont hier pas.” Cor vertelt aan de onderzoeker: “Ja, we maken drie maaltijden per week met de bewoners. Woensdag, vrijdag en zondag. Cliënten bepalen wat er gekookt wordt, het is een sociaal gebeuren.” Begeleider: “Het is praktischer, omdat er zo minder stress in de groep is.” “Bejaardenhuis” Het is 17.00 uur en Lola komt de huiskamer binnen en begroet de observant die aan de tafel zit. Lola gaat tegenover de observant zitten en zegt: “Hier gebeurt nooit iets, het is net als een bejaardenhuis. De mensen die hier wonen zijn saai en ze klagen alleen maar. 85 Ik mis de gezelligheid en dat begeleiders met me praten, hoe me dag was en hoe het met me gaat. Ze spelen ook nooit spelletjes met me zoals ‘Mens erger me niet’ , of lekker tutten, je kent het toch wel, samen nagels lakken. Schrijf je dat allemaal op?”, vraagt ze aan de observant. Observant: “Vind je het goed dat ik het opschrijf?” Lola: ”Ja, vind ik niet erg”, en Lola lacht en kijkt je nauwelijks aan, ze kijkt naar de grond en haar handen zijn in elkaar. Lola: “Ik werk van maandag tot donderdag van 9.30 uur tot 15.00 uur, mijn moeder is Surinaams en mijn vader is Nederlands. Ik ben het enige meisje in huis, ik heb vier stiefbroers, twee van me vader en twee van me moeder. Donderdag logeer ik bij me moeder, vrijdag is het relaxdag , zaterdag is het boodschappendag en zondag is het schoonmaakdag. Met mijn vader heb ik alleen ping contact”, en Lola laat haar telefoon zien aan de observator. 17.00 uur. Lola vraagt aan de observator: ”Wil je thee drinken?” De observator antwoordt: “Ja” en Lola loopt naar de keuken. Violet en Achmed staan in de keuken, bezig met het warme eten. Violet: “Hé Lola, jij beneden dat is lang geleden. Hoe gaat het met je?” Lola: “Gaat goed.” Ze pakt de waterkoker. Ze kijkt naar de waterkoker totdat het water aan het borrelen is. Dan komt Wim binnen en zegt: “Goh, Lola beneden, leuk, je staat in de keuken?” Lola glimlacht naar Wim en pakt de waterkoker die net is afgegaan en maakt thee. Ze geeft een glas thee aan de observator en pakt zelf een glas thee. Lola gaat vervolgens naar de zithoek waar de andere cliënten tv zitten te kijken. De andere cliënten blijven naar de tv kijken en reageren niet op Lola . Lola gaat op de bank zitten en drinkt haar thee op . Dan staat Lola op en loopt naar de observator en zegt: “Wacht je hier? Ik wil je iets laten zien.” Lola komt terug met een foto waar een blonde jongen op staat. Lola : ”Dit is mijn vriend, ik ken hem volgende week vijf maanden. Hij woont wel ver weg.” Observator: “Waar woont je vriend?” Lola: “Hij woont in Venlo en hij komt om het weekend bij mij logeren. Ik ga nooit bij hem, is te ver weg.” Een begeleider vertelt later dat de vriend van Lola ook in een gezinsvervangend tehuis woont. Geen corvee Tim zit alleen aan de eettafel in de huiskamer. Hans dekt de tafel voor het warme eten. Tim zegt: ”Ja, ja, het huis is wel vooruit gegaan, de leiding ook. Ik weet ook wel waardoor het komt, we hoeven geen corvee meer te doen. Tim lacht en gniffelt daarna hard. Vroeger moesten we corvee doen maar er was altijd ruzie, tussen de mensen. Maar nu hoeven we het niet meer te doen, de begeleiders doen het nu, dan hebben ze iets te doen.” Tim moet hard lachen als hij dit zegt en kijkt naar Hans die niet reageert. 86 Hans zegt later: “We hebben met het team afgesproken dat we drie maaltijden per week met de cliënten maken, dit is op woensdag vrijdag en zondag. Cliënten bepalen wat er gekookt wordt die dag en het is een sociaal gebeuren. Cliënten zijn niet verplicht om te helpen met het eten te maken . Het team heeft afgesproken dat na het eten de begeleiders de tafel afruimen en de afwas doen. Dit doen we meer om praktische reden en er is ook weinig stress in de groep.” Levi Levi loopt de huiskamer in waar Cora aan het werk is achter de computer. Levi begroet Cora en de observant en zegt: “Ben je er nu alweer?” en loopt door naar de keuken en mompelt: “Ja, ja, was niet zo’n fijne dag vandaag.” Loopt de huiskamer uit en even later komt hij binnen en zegt: “Ja, ja, twee dagen nog”. Cora blijft naar het scherm kijken Loopt weer naar de keuken toe en loopt dan naar Cora toe en geeft haar een snoepje. Cora reageert: “Dat is aardig van je”, en blijft naar het scherm van de computer kijken. Cora stopt het snoepje in haar zak en vervolgt haar werk achter de computer. Levi staat nu in de keuken en mompelt: “Ja ,ja, vorige week heeft de observator mijn busje gezien” en ondertussen doet hij zijn bril af en kijkt door het raam naar buiten, daarna loopt hij de huiskamer uit . Spelletje Tim vraagt aan Violet of zij een spelletje wil spelen. Ze zitten in de huiskamer, het is 19.00 uur. Tim loopt naar de kast in de huiskamer en pakt het spelletje ‘Mens erger je niet’. “Leuk, leuk” en hij glimlacht. Violet maakt de tafel schoon met een doekje waar net warm is gegeten. Tim legt het spelletje op tafel en pakt het bord en wil de gele pionnetjes pakken. Violet zegt: “Nee, ik neem de gelen, jij wilt altijd die kleur hebben.” Dan geeft Violet de rode pionnetjes aan Tim. Tim gooit zes en zegt tegen Violet: “Ren, ren voor je leven, ik”. Nadat het spelletje uit is gespeeld wil Tim opnieuw spelen. Violet: “Nee, ik heb jou nu alle tijd gegeven, ik moet mijn tijd verdelen onder alle cliënten.” Plagen Wim en Bram zitten in de huiskamer en kijken naar ‘Lingo’ op tv. Wim zegt: “Regen, bah” en wijst naar buiten. Wim vraagt aan Bram: “Weet je wie er nog op de fiets naar huis moet?” Bram: “Nou ik niet, ik ben al thuis en het kan me niet schelen wie dat is”. Wim kijkt Bram aan en zegt: “Nou, dat is niet aardig van je”. Bram: “Ik zit lekker thuis droog” en lacht Wim uit. “Ja, lekker plagen”, zegt Bram. 87 In de huiskamer zitten Bram, Tim en Henk. Tim zegt: “Ik ben huismeester hier, kijk” en hij laat me een fotolijst zien. Hij wijst naar de muur en zegt: “Ja daar ga ik hem ophangen.” Henk die tegenover Tim zit, zet zijn bril op en kijkt naar de muur maar reageert verder niet. Bram zegt: “Ik werk niet meer, ik ben met pensioen.” Henk zegt: “Hoe oud ben je dan?” Bram: “Weet ik niet meer, even oud als Tim.” Henk zegt: “Hoe oud is Tim dan?” Bram: “Dat moet je aan Tim vragen.” Henk “Ben je dan 63 jaar?” Compartimentenbus Levi zegt: ”Ik vind het niet leuk om met het busje opgehaald te worden. Ik ben toch geen gevangene om zo vervoerd te worden. Levi zit in de huiskamer, het is 16.00 uur en Levi mompelt tegen zichzelf. “Ik wil dit toch niet, elke keer dan moet ik door de begeleider bevrijd worden uit dat hok. Ik moet ook elke keer wachten totdat de deur wordt opengemaakt door de begeleiders.” Levi wordt met andere cliënten met het Compartimentenbus vervoerd naar de dagbesteding. De cliënten kunnen elkaar niet aanraken of aanvallen, omdat ze ieder een eigen plek hebben met een eigen deur die op slot wordt gedaan . Koken Cor staat in de keuken tegen Hans te praten en dan komt Lucas binnen. Lucas vraagt: “Wat eten we vanavond?” Cor: “We eten stamppot” en hij laat de witte knol zien en vraagt: “Weet je wat dit is?” Lucas ruikt eraan en zegt: “Nee ken ik niet.” Cor legt uit: “Ik ga de aardappelen koken en de knollen stamp ik er dan doorheen.” Lucas knikt en loopt weg. Dan begint Cor de pannen op het vuur te zetten en gaat de aardappelen schillen . Er zijn geen cliënten aanwezig in de huiskamer of keuken. Om 18.00 uur worden de schalen met het eten door Lucas en Cor op tafel neergezet. Lucas kijkt naar de schaal en zegt: “Wat eten ze hiernaast?” “Spaghetti”, zegt Cor. “O”, zegt Lucas en schept wat aardappelpuree op. Cor vraagt: “Wil je geen vlees erbij?” Lucas: ”Nee, vind het niet lekker, is er niet wat anders?” Cor: “Nee, dit is wat de pot schaft.” Tim en Bart zeggen: “mmm, stamppot lekker.” en Bart pakt nog een stuk vlees en zet dat op zijn bord .Er blijven nog vier stukken vlees over . Levi blijft als laatste van de groep aan tafel en zegt: “Ik eet op me gemak, hoef toch nergens naartoe.” Lucas maakt vier boterhammen met kaas in de keuken en loopt met het brood naar boven. 88 2.4 Dagcentrum Het Pallet Stichting Cordaan Door Jan S. Boudewijn 89 Het dagcentrum Dagcentrum “Het Pallet” is een werkvoorziening van de Stichting Cordaan. Het is gevestigd in een voormalig schoolgebouw in Amsterdam. De cliënten werken met klei, pastelkrijt, potloden, steen, hout en verschillende verfsoorten. Door de cliënten worden schilderijen gemaakt, beelden, servies, keramiek, kaarten, etc. Op de begane grond is een restaurant met diverse zitjes, er is internet en er worden exposities georganiseerd. In het theaterwerk, wordt les gegeven in mime, dans, improvisatie, drama, en stemvorming. Er is een band die muziek maakt en optreedt. Twee dagen in de week wordt er les gegeven in gedichten maken. Om te mogen werken in de werkvoorziening moet de werknemer minimaal 18 jaar oud zijn. In de werkvoorziening werkt men van maandag tot en met vrijdag. Op de avonden worden er ruimtes verhuurd aan de Stichting Prisma. Stichting Prisma is bestuurlijk verbonden met Cordaan en organiseert vrijetijds- en vormingsactiviteiten voor mensen met een verstandelijke beperking. Op de vrijdag- middag en -avond is de ruimte verhuurd aan Stichting Eetcafé van de Kook. Stichting Eetcafé Van de Kook is een zelfstandige stichting met als doel om een sociale ontmoetingsplaats en een werkervaringsproject te creëren voor mensen met een verstandelijke beperking. Algemene visie Uit: “Over passende dagbesteding gesproken…Visie en uitgangspunten Stichting AGO 2005.” AGO bestaat inmiddels niet meer, maar de visie en uitgangspunten in dit stuk zijn overgenomen door en worden onderschreven door Cordaan: Deze visie is bekend bij de medewerkers van de keuken. “We zien iemand met een beperking als volwaardig mens. Want ieder mens, gehandicapt of niet, heeft behoeften, mogelijkheden, rechten en plichten. Bijvoorbeeld de behoefte aan privacy of de behoefte om iets te presenteren. Mensen willen serieus genomen worden; beleefd worden aangesproken, met respect worden behandeld. Ieder mens heeft mogelijkheden om te leren, om zich zelf te ontwikkelen en om zelf te kiezen. Ieder mens heeft rechten om zelf te beslissen over zijn./haar eigen leven, om deel te nemen in de maatschappij. Mensen met een beperking hebben het recht om, net als ieder ander, deel uit te maken van de samenleving. zij moeten kunnen werken in een gewoon bedrijf, wonen in een gewone wijk, contacten leggen met buren. Binnen de dagbesteding van Cordaan worden activiteiten ontplooid die zinvol zijn en van belang voor de samenleving. Activiteiten waar mensen trots op kunnen zijn en waaraan zij een gevoel van status kunnen ontlenen. Door deze activiteiten krijgen niet alleen de cliënten een positiever beeld van zichzelf, maar ook de samenleving een positiever beeld van mensen met een beperking. 90 Dagbesteding bij Cordaan is dus zoveel mogelijk hetzelfde als wat de meeste mensen overdag doen. Het moet zo gewoon mogelijk zijn en pas speciaal als het echt nodig is. Het is ook gewoon dat mensen die zelfstandig kunnen reizen op eigen gelegenheid naar de dagbesteding komen. Cordaan regelt speciaal busvervoer als mensen (nog) niet zelfstandig kunnen reizen. Dagbesteding moet passen bij ieders mogelijkheden, wensen en interesses: Dagbesteding moet passen bij wat iemand kan en wat iemand graag wil: “Wat wilt u worden? Waar wilt u werken? Welke activiteiten wilt u graag doen? Hoeveel ondersteuning en/of verzorging heeft u daarbij nodig ?” dat zijn vragen die aan iedereen worden gesteld. De cliënt staat binnen Cordaan centraal. Er wordt steeds gekeken of iemand nog iets kan leren en een stapje verder kan doen. Er wordt regelmatig gekeken of iemand nog op de juiste plaats zit en nog tevreden is met zijn/haar dagbesteding.” De visie voor de keuken Uit: “Over passende dagbesteding gesproken…Het aanbod Arbeid Stichting AGO 2005.” Stichting AGO bestaat inmiddels niet meer, maar de visie en uitgangspunten in dit stuk zijn overgenomen door en worden onderschreven door Cordaan: “Horeca en catering: Voor wie graag met eten wil werken, wil zorgen voor een goede lunch of een lekker kopje koffie, is er genoeg werk in horeca en catering. Zo is het mogelijk de lunch te verzorgen op een dagcentrum. Maar ook om te werken in een zelfbedieningsrestaurant, een kantine of een broodjeszaak. Lunchgerechten klaar maken of broodjes smeren kan een deel van het werk zijn. Maar ook een buffet aanvullen, koffie zetten, afwassen, tafels afruimen en afnemen. In de horeca is altijd veel schoonmaak werk. Alles moet er tenslotte altijd netjes uitzien voor de klanten. Er wordt veel aandacht besteed aan hygiëne. Schone kleding is heel belangrijk, vaak handen wassen en er steeds verzorgd uitzien. Er wordt altijd in bedrijfskleding gewerkt en er mogen geen sieraden gedragen worden tijdens het werk. Voorbeelden van werkzaamheden: 1. voedsel bereiden. 2. Koffie zetten. 3. Afruimen. 4. Schoonmaken. 5. Buffet aanvullen. 6. Afwassen.” De keuken Vanaf de straat kom je door een dubbele voordeur naast elkaar in een hal. Op de ramen hangen briefjes en posters met informatie. Vanuit de hal kom je door twee glazen deuren in een grote ruimte. Direct bij binnenkomst recht vooruit is er een receptie. Er staat een bureau met een telefoon erop. Links van de receptie zijn toiletruimtes. Rechts van de 91 receptie is een expositieruimte annex kunstverhuur en aansluitend is er een winkelgedeelte gecreëerd. Links achter de receptie is een computerhoek ingericht met vier computers. En rechts daarvan is het restaurant gedeelte met aan het eind de keuken. Aangrenzend aan het restaurant is er een binnenplaats met een terras. Er staan planten, bloemen en beelden op het terras uitgestald. De afmeting van de keuken is ongeveer twaalf bij zes meter. De keuken heeft aan twee zijden drie open buffetten en twee toegangsdeuren. In het midden is een kookeiland en aan de gesloten zijkant bevindt zich een aanrecht, een spoelbak, een afwasmachine en een koelkast. In het midden staat een tafel met zes stoelen. In de ander gesloten zijkant is een deur naar een bijkeuken. In de keuken werken: - veertien cliënten verdeeld over de werkdagen van de week. Gemiddeld werken er acht á negen cliënten per dag in de keuken. Er is een weekrooster wie, waar en wanneer werkt. twee vaste begeleiders. o één werkt op de maandag tot en met de donderdag. o één werkt op de maandag, donderdag en vrijdag. één vrijwilligster. o werkt op de dinsdag. twee stagiairs vanuit SPH- opleiding. o één werkt op de maandag. o één werkt op de woensdag. Observaties Er is geen toestemming verkregen om cliënten persoonlijk te observeren. De onderzoeker is gevraagd het gehele team cliënten en al de medewerkers die werkzaam zijn in de keuken te observeren. Het inzien, gedurende de laatste twee dagen van de observatieperiode, van begeleidingsplannen en rapportages was niet toegestaan. De bedoeling hiervan was om te onderzoeken of er elementen van de drie onderzoeksvragen in de plannen opgenomen zijn. De cliënten Het functioneren van de cliënten die werkzaam zijn in de keuken, worden door begeleidster Sylvia, grofweg onderverdeeld in drie niveaus: “Hoog -, midden - en laag-niveau.” De leeftijd varieert tussen negentien en zevenenzestig jaar. Op de maandag werken: Bert (46 jaar), midden niveau. Bob (25 jaar), midden niveau. Joke (27 jaar), laag niveau. Simon (34 jaar), hoog niveau. 92 Riek (43 jaar), laag niveau. Jurlyanda (46 jaar), laag tot midden niveau. Mustafa(20 jaar), hoog niveau. Op de dinsdag werken: Mohammed (37 jaar), midden niveau. Joke (27 jaar), laag niveau. Simon (34 jaar), hoog niveau. Lena (67 jaar), hoog niveau. Riek (43 jaar), laag niveau. Jimmy (59 jaar), midden niveau. Jurlyanda (46 jaar), laag tot midden niveau. Mustafa(20 jaar), hoog niveau. Op de woensdag werken: Hesther (44 jaar), midden niveau Mohammed (37 jaar), midden niveau. Rudolf (54 jaar), hoog niveau. Simon (34 jaar), hoog niveau. Lena (67 jaar), hoog niveau. Riek (43 jaar), laag niveau. Jimmy (59 jaar), midden niveau. Op donderdag werken: Bob (25 jaar), midden niveau. Hesther (44 jaar), midden niveau Mohammed (37 jaar), midden niveau. Rudolf (54 jaar), hoog niveau. Lena (67 jaar), hoog niveau. Riek (43 jaar), laag niveau. Sjoerd (21 jaar), midden niveau. Jimmy (59 jaar), midden niveau. Irene (19 jaar), hoog niveau. Op vrijdag werken: Bert (46 jaar), midden niveau. Bob (25 jaar), midden niveau. Mohammed (37 jaar), midden niveau. Rudolf (54 jaar), hoog niveau. Simon (34 jaar), hoog niveau. Lena (67 jaar), hoog niveau. Riek (43 jaar), laag niveau. Sjoerd (21 jaar), midden niveau. Jimmy (59 jaar), midden niveau. Irene (19 jaar), hoog niveau. 93 Er zijn enkele cliënten die op de dagen dat ze niet in de keuken werken, op andere afdelingen binnen hetzelfde gebouw werkzaam zijn. Een globale dag in de keuken De diensthebbende begeleidster van de keuken opent het gebouw rond negen uur. Tussen negen en tien uur komen alle cliënten en medewerkers die werken het gebouw binnen. Sommigen komen met het openbaar vervoer anderen worden gebracht met speciaal georganiseerde taxibusjes. De cliënten die in de keuken werken gaan koffie en thee zetten voor de cliënten die binnenkomen. Om tien uur gaan alle cliënten die niet in de keukengroep werken naar de afdeling waar zij werken. Vanaf tien uur wordt in de keuken het menu bepaald voor de dag. Na bepaling van het menu worden er boodschappen gedaan. Er worden voorbereidingen gedaan om de gekozen gerechten te bereiden. Het menu wordt middels een lopend buffet aangeboden aan alle cliënten en medewerkers die in het gebouw werken in de lunchpauze die om twaalf uur begint. De cliënten en medewerkers van alle afdelingen komen in het restaurant lunchen. Voor de lunch worden variërend, brood, broodbeleg, ei, soep, salades, pannenkoeken en dergelijke aangeboden. Voor de vrijdag lunch worden er kroketten, kaassoufflés en frikadellen gefrituurd. Dit is omdat vanaf twee uur de keuken verhuurd is aan Stichting Eetcafé Van de Kook die er maaltijden gaat maken. De keuken is dan niet meer toegankelijk voor de cliënten en medewerkers van de Cordaan. Na de lunch wordt de afwas gedaan en wordt in de keuken en het restaurant alles door cliënten en medewerkers schoongemaakt. De schorten, werkshirts en hand- en theedoeken worden gewassen en later gedroogd en gevouwen. Er wordt een toiletronde gedaan. In deze ronde worden alle toiletten bezocht en het toiletpapier en de zeep bijgevuld. Om kwart voor vier wordt er koffie en thee gezet voor alle cliënten en medewerkers die om vier uur stoppen met hun werk en voor dat ze vertrekken, of in afwachting van het busje, nog even wat willen drinken. Beelden van een ochtendprogramma Ik wil niet mee Zo tussen negen en tien uur komen de cliënten binnen. De begeleidster zit aan de keukentafel. Voor haar een grote agenda, een ordner en een bakje met een notitieblokje, een perforator, een nietjestang, wat paperclips, plakband en pennen. 94 Begeleidster Lotte maakt wat aantekeningen en kijkt in de map en ze maakt een boodschappenbriefje. Ze kijkt nog even in de koelkast en noteert nog iets op het boodschappenbriefje. Begeleidster Lotte wil de boodschappen die ze nodig heeft om de lunch te verzorgen gaan doen. Ze vraagt cliënt Joke om met haar mee te gaan. Joke is een jonge vrouw van 27 jaar bekend met het syndroom van Down en functioneert op laag niveau. Joke zegt dat ze niet mee wil en ze gaat aan de tafel zitten met haar hoofd naar beneden leunend op haar armen en begint te huilen. Begeleidster Lotte zegt, vooroverbuigend met een hand op de schouder van Joke, dat ze toch even mee moet gaan. Joke kijkt de begeleidster met huilende ogen aan. Ze blijven elkaar twee minuten stil aankijken. Joke staat dan op en ze vertrekken beiden naar de winkel. Joke loopt met een gebogen hoofd volgzaam mee en huilt niet meer. Ontvangst cliënten en medewerkers Om kwart over negen staat de vrijwilligster Sophie achter de koffiebar en ontvangt de cliënten die binnen komen op een uiterst vriendelijke manier met een kopje koffie of een kopje thee. Er zijn op dit moment in de keuken nog geen cliënten aanwezig die in de keuken werkzaam zijn. De hele ontvangst wordt verzorgd door de vrijwilligster. Zo rond tien uur vertrekken de cliënten en medewerkers naar hun werkplekken elders in het gebouw. Wat wil je gaan doen In de keuken is rond kwart voor tien Mohammed aangekomen. Mohammed (37 jaar) is een jonge man met een normaal postuur en heeft een Marokkaanse achtergrond. Hij werkt in de keuken en functioneert op middenniveau. Mohammed komt glimlachend de keuken binnen lopen. Hij is net terug van vakantie uit Marokko. Hij heeft een brede glimlach om zijn mond en glanzende ogen. Hij kijkt om zich heen en lacht naar de vrijwilligster Sophie. Vrijwilligster Sophie: “We hebben je wel gemist Mohammed, maar jij ons vast niet hé?” Mohammed: “Ja.” Vrijwilligster Sophie: “Lekker gegeten zeker?” Mohammed: “Ja.” Vrijwilligster Sophie: “Je was ergens anders dan bij je zus?” Mohammed: “Ja, ik was bij mijn broer.” Vrijwilligster Sophie: “Nou lekker rustig.” “Maar nou weer hier, lekker in de drukte.” Mohammed pakt een schort, doet deze aan en gaat uit zich zelf bij het spoelgedeelte naast de afwasmachine staan. Mohammed: “Druk op Schiphol.” Vrijwilligster Sophie: “Veel gedoe zeker?” “Wat wil je gaan doen Mohammed?” “De afwas?” “Om rustig te beginnen?” Er komt geen zichtbaar of hoorbaar antwoord. Mohammed kijkt met een glimlach op zijn gezicht recht voor zich uit de keuken in. Pakt de afwas en gaat aan het werk. Zou jij olijfjes willen snijden Mustafa(20 jaar) is een jonge man met een slank postuur en heeft een Marokkaanse achtergrond. Hij werkt in de keuken en functioneert op hoogniveau. 95 Mustafa komt de keuken binnen lopen. Hij loopt direct door naar de bijkeuken. Hij pakt een schort en doet die aan. Hij gaat in een hoek van de keuken staan en kijkt recht voor zich uit het restaurant in. Een paar minuten later loopt Mustafa opnieuw naar de bijkeuken en laat bij terugkomst in de keuken zonder verder iets te zeggen een overhemd aan vrijwilligster Sophie zien. Vrijwilligster Sophie: “Wat een prachtig overhemd Mustafa, heel mooi, mooie print ook.” Mustafa kijkt vragend naar de onderzoeker en als de onderzoeker reageert met: “Ja man, mooi overhemd Mustafa, mag ik hem eens even goed zien?” loopt hij naar de onderzoeker en laat ook hem het overhemd van dichtbij zien. Mustafa krijgt een trotse glimlach op zijn gezicht. Mustafa loopt naar de bijkeuken, brengt zijn overhemd terug en pakt een schort en doet die aan. Bij terugkomst in de keuken gaat Mustafa in een hoek van de keuken staan en kijkt met een licht voorover gebogen hoofd, met een lege blik in zijn ogen, recht voor uit het restaurant in. Vrijwilligster Sophie: “Mustafa zou jij olijfjes willen snijden?” Mustafa kijkt haar vragend aan en de vrijwilligster legt uit wat de bedoeling is. Ze pakt een snijplank en snijd een olijf door als voorbeeld. Vrijwilligster Sophie legt de snijplank voor Mustafa neer op de keukentafel en zet een pot olijven er naast en zegt: “Fijn dat jij de olijven wil snijden Mustafa.” Mustafa knikt ja. Vrijwilligster Sophie: “Heb je al wel je handen gewassen Mustafa?” Mustafa gaat zijn handen wassen en hierna snijd hij de olijven zoals vrijwilligster Sophie heeft voorgedaan. Vrijwilligster Sophie: “Mohammed jij kent Mustafa ook nog niet hè?” “Hij is nieuw en komt ook uit Marokko.” Mohammed en Mustafa kijken elkaar vluchtig aan en beide jonge mannen gaan zonder iets te zeggen verder met hun werk. Mohammed gaat de afwas spoelen en Mustafa gaat olijfjes snijden. Goed hoor liefie Aan de keukentafel zit ook Riek (43 jaar). Riek is een korte gezette vrouw en bekend met het syndroom van Down. Ze functioneert op laag niveau. Riek eet een suikerpeer en kijkt zonder iets te zeggen rustig omhaar heen en volgt wat er zoal omhaar heen gebeurt. Vrijwilligster Sophie: “hé Riek jij neemt ook altijd een hele fruitschaal mee hé?” Riek knikt kort naar haar en eet rustig door. Na tien minuten heeft Riek de suikerpeer en een kopje thee op en brengt ze haar kopje en schoteltje naar Mohammed voor de afwas en loopt daarna naar de onderzoeker: Riek: “mooi boek. Schrijf je alles op?” Onderzoeker: “Ja alles wat ik zie schrijf ik op. Wat vind je daarvan?” Riek: “goed hoor, liefie.” Mooie naam Jurlyanda (46 jaar) is een stevige vrouw. Ze is van half Surinaamse afkomst. Om vijf over half elf komt Jurlyanda de keuken binnen, loopt naar de onderzoeker en zegt: “Hallo ik ben Jurlyanda.” 96 Onderzoeker: “Wat een mooie naam.” Jurlyanda: “Ik ben half Surinaams.” Onderzoeker: “En wat doe jij voor werk Jurlyanda?” Jurlyanda: “Ik werk hier ook in de keuken, op de maandag en de dinsdag. Jurlyanda: “Dus jij vindt mijn naam mooi?” Onderzoeker: “Ja erg mooi, ik heb deze naam nog nooit eerder gehoord.” Jurlyanda: “Ja ben half Surinaams, mooi hè.” Onderzoeker: “Hoe is het om hier te werken Jurlyanda?” Jurlyanda: “Ook mooi!” Onderzoeker: “En wat doe je voor werk hier?” Jurlyanda: “Oh, dat weet ik nog niet , dat hoor ik nog wel!” Ja vind ik leuk, …toch… Begeleidster Lotte komt met Joke terug van het boodschappen doen. Begeleidster Lotte: “Hé hallo Mohammed, leuk om je weer te zien, terug van vakantie?” Mohammed: “Ik vind het zo leuk, ik ga nog eens met vakantie.” “Volgend jaar weer.” Vrijwilligster Sophie: “Heb je daar een beetje leuke familie Mohammed?” Mohammed: “Ook dieren hoor.” “We hebben nieuwe koeien.” Joke is na het boodschappen doen met de jas nog aan, aan de keukentafel gaan zitten. Begeleidster Lotte: “Joke doe even je jas uit.” Joke doet haar jas uit en hangt de jas op in de bijkeuken. Bij binnenkomst in de keuken spreekt Joke de onderzoeker aan: Joke: “Ik ben Joke en vandaag werk ik in de keuken.” Ze geeft de onderzoeker een hand. Onderzoeker: “Heb je boodschappen gedaan?” Joke: “Ja vind ik leuk, …toch…, Lotte?” Begeleidster Lotte: “Ja hoor, valt toch best allemaal wel mee.” Begeleidster Lotte geeft Joke een schouderklopje. Onderzoeker: “Hoe doen jullie boodschappen?” Joke: “Hier vlak bij,om de hoek!” Onderzoeker: “Heb je een boodschappenbriefje gemaakt?” Joke: “Nee, dat doet Lotte!” Onderzoeker: “Maken jullie zelf geen boodschappenbriefjes?” Joke: “Nee,doet Lotte altijd!” Onderzoeker: “Heb je zelf de boodschappen uitgekozen?” Joke: “Nee, joh!” Begeleidster Lotte vraagt aan Joke of zij de tas die ze op de keukentafel heeft gezet wil gaan opruimen en naar de bijkeuken wil brengen. Joke kijkt op met een scheef hoofd en neemt een verdedigende houding aan, doet haar linker vuist in de zij en zegt: “Ik ben even bezig!!!” Begeleidster Lotte: “helemaal goed” en zet de tas van Joke op de grond. De boodschappen worden uitgepakt en alles wordt klaar gelegd om bewerkt te gaan worden. De begeleidster vraagt eerst in het algemeen wie wat wil doen. Hier komt voor haar onvoldoende respons op. Nu vraagt de begeleidster aan de cliënten persoonlijk wie wat wil gaan doen. Na korte tijd zijn alle cliënten aan het werk. Ze snijden de uien, de olijven, de komkommer, de tomaten, de basilicum, de mozzarella en de knoflook. 97 Begeleidster Lotte loopt rustig door de keuken. Eerst met potjes tomatenpuree, die zet ze vanuit de bijkeuken op de keukentafel. Daarna loopt zij met een emmer om de tafel en het kookeiland schoon te maken. Hierna gaat ze de werkplekken van de cliënten langs en helpt mee met de groenteresten op te ruimen. Gezondheid Riek niest. Begeleidster Lotte: “Oeh, Riek neus goed snuiten en daarna de handen heel goed wassen.” En Riek haalt papier en snuit haar neus en wast haar handen. Riek loopt langs de onderzoeker en zegt: “Ik ben verkouden.” Mustafa heeft de olijfjes gesneden en staat stil achter zijn werkplek zonder iets te zeggen en kijkt naar de anderen die nog druk bezig zijn. Vrijwilligster Sophie: “Netjes hoor Mustafa, we gaan dat straks op het broodje doen.” En tegen Mohammed zegt ze: “Het gaat goed Mohammed, ga dat maar in een bakje doen.” Mohammed: “Ik heb de bakjes.” En zet twaalf bakjes op de werkplank. Vrijwilligster Sophie: “Ik denk dat één genoeg is, kijk maar of het erin kan.” Mohammed kijkt verward om hem heen en vult drie bakjes. Hij gaat hierna verder met snijden. Zijn gezicht heeft een verstrakt uiterlijk. Riek niest opnieuw, het valt niemand op, ze gaat de neus snuiten maar wast haar handen niet. We gaan koken Begeleidster Lotte pakt een koekenpan zet die op het vuur en zegt: “We gaan een uitje bakken, dan tomatenpuree erdoor en dan nog wat knoflook erdoor, lekker.” Begeleidster Lotte: “Sophie heb jij nog tomatenpuree nodig voor de broodjes?” Vrijwilligster Sophie: “Ja dat is wel erg lekker.” Begeleidster Lotte: “Lekker menu hebben we vandaag. Een broodje, soep en pannenkoeken.” Begeleidster Lotte staat alleen achter het kookeiland. Ze doen maar Jimmy is een man van negenenvijftig met een normaal postuur en functioneert op midden niveau. Hij werkt vier dagen in de week in de keuken. Terwijl iedereen in de keuken aan het werk is staat Jimmy in de expositieruimte door de ramen naar buiten te kijken. Hij zegt mopperend dat hij ervan baalt dat mensen maar zo parkeren op de strook, net voor het gebouw, waar niemand mag parkeren. “Het staat er toch duidelijk, maar ze doen maar”, aldus Jimmy. Hij kijkt boos en haalt zijn schouders op en loopt naar de keuken en zegt bij binnenkomst tegen Mohammed die inmiddels de mozzarella voor de broodjes aan het snijden is: “Hé joh, dat lijkt bloemkool.” Er komt een lichte glimlach om de mond van Jimmy. Mohammed krijgt eveneens een brede glimlach op zijn gezicht. 98 De plank is nog steeds vies Vrijwilligster Sophie: “Lotte zal ik de broodjes snijden?” Begeleidster Lotte: “Ja is goed.” Jimmy: “Die snijplank is anders niet schoon.” Vrijwilligster Sophie: “Dat heb je goed gezien Jimmy, of wil jij ze snijden?” Jimmy zucht, haalt zijn schouders op, kijkt star voor zich uit en zegt: “Ja dat is goed.” Jimmy staat met één hand in zijn zij, zucht en zegt: “De plank is nog steeds vies.” Vrijwilligster Sophie: “Brood moet ook op een witte plank gedaan worden, sorry dat was ik even vergeten.” Vrijwilligster Sophie geeft Jimmy een witte snijplank. Gaat het goed? Vrijwilligster Sophie: “Mohammed zou je de basilicum voor de soep wat kleiner willen knippen? Snijden mag ook.” Mohammed lacht en knikt ja. Begeleidster Lotte: “Gaat het goed Riek?” Riek kijkt Lotte aan en knikt ja. De begeleidster loop achter Jimmy langs en vraagt Jimmy: “Gaat het goed met de broodjes?” Jimmy richt zijn gebogen hoofd rechtop en kijkt recht voor zich uit het restaurant in en knikt ja. Begeleidster Lotte: “Je moet ze wel wat meer op de tafel houden, anders vallen ze op de grond.” Erbij houden De broodjes kunnen op bordjes gelegd worden. Begeleidster Lotte: “Joke wil jij de grote borden aangeven?” En dat doet Joke. “Joke wil jij de servetten geven?” En dat doet Joke niet. Twee minuten later: “Joke wil je de servetten pakken?” En dat doet Joke nog niet. Begeleidster Lotte loopt naar Joke die in een magazine bladert en zegt: “Joke hier was je niet mee bezig.” Joke: “Ik ben bezig!!!” Begeleidster Lotte loopt terug naar de pan op het vuur. Even later doet Joke de servetten in bakjes. Begeleidster Lotte en Joke kijken elkaar glimlachend aan. Begeleidster Lotte: “Joke wil je de kaas op een blad doen?” Joke: “Nee, dat wil ik niet.” Begeleidster Lotte: “Waarom wil je dat niet? Ga je straks geen kaas eten?” Begeleidster Lotte: “Joke kom eens effen, ik heb nog wat…” en opent de afwasmachine. Joke gaat afdrogen. Onderzoeker: “Welk doel hebben jullie met Joke gesteld?” Begeleidster Lotte: “In het werkplan van Joke staan werkdoelen vermeld. Ze heeft twee concrete taken per dag. Op die manier ‘houden we haar erbij’, anders gaat ze te veel haar eigen gang.” 99 Dat maken we zelf Onder het werken door en in de pauzes zijn er in de keuken diverse gesprekken gaande. De gesprekken gaan meestal over privé aangelegenheden. Hoe gaat het met je, hoe gaat het met je vriend, hoe was de vakantie, wat heb je gisteravond gedaan, wat ga je vanavond doen, hoe woon je, over het weer, over het vervoer, etc. Mensen zijn belangstellend en nieuwsgierig. Er is een open rustige harmonieuze en warme sfeer. De vrijwilligster vraagt aan Mohammed of hij ook met de koeien het veld in gaat. Mohammed: “Ja.” Vrijwilligster Sophie: “Kennen de koeien je al?” Mohammed: “Ja en de kippen ook.” Vrijwilligster Sophie verzamelt de gesneden producten en zegt tegen Mohammed: “Mohammed we hebben al heel veel voor de broodjes.” Mohammed: “Ja, dat klopt.” Mohammed pakt een andere kleur snijplank en mes. Vrijwilligster Sophie: “Vertel eens Mohammed hebben jullie ook groente in de tuin?” Mohammed: “Olijfbomen.” Vrijwilligster Sophie: “Olijfbomen?” Mohammed: “Ja voor olijfolie.” Vrijwilligster Sophie: “Maken ze dat zelf?” Mohammed: “Ja dat maken we zelf!” Koffiepauze In de planning is het om elf uur koffiepauze voor de cliënten die in de keuken werken. Dat is echter geen vast gegeven, want de voortgang van de werkzaamheden bepalen het tijdstip van de koffiepauze. Volgens vrijwilligster Sophie moeten ze in de keuken altijd om kwart voor twaalf klaar zijn met de voorbereidingen voor de lunch. Want om twaalf uur begint de pauze voor de cliënten die op al de andere afdelingen van de kunstwerkplaats werken en dan moet alles klaar staan. Onderzoeker: “Lukt het jullie altijd om op tijd klaar te zijn?” Vrijwilligster Sophie: “We hebben erg veel last van het vervoer. Ze hebben veel vertragingen. Daar kunnen we niet op bouwen. Hierdoor komen de cliënten op verschillende tijden aan. Het is dan ook bijna onmogelijk om goed te plannen, we kijken daarom op de dag wie er wanneer binnenkomt”. Onderzoeker: “Zouden jullie ook later kunnen lunchen?” Vrijwilligster Sophie: “Dat weet ik eigenlijk niet.” In de koffiepauze gaan de medewerkers van de keuken zoveel mogelijk gezamenlijk koffie drinken aan een tafel in het restaurant. De begeleidster nodigt de cliënten hiertoe uit. Het is een gezellige drukte. Mensen hebben aandacht voor elkaar. Er worden wederzijds vragen gesteld en beantwoord. Een cliënt bekijkt een magazine en laat anderen iets zien uit het blad. Er wordt om gelachen. Sommige cliënten zoeken een plekje aan een andere tafel en leggen hun hoofd op de armen en kijken voor zich uit. 100 Mohammed: “Dat ziet er goed uit, morgen komt Dominic weer.” Hier wordt niet zichtbaar of hoorbaar op gereageerd. Vrijwilligster Sophie: “Mohammed je bent gek op dieren, kun je niet vrijwilliger worden bij een kinderboerderij of iets met dieren hier?” Mohammed: “Nee, alleen gek op dieren in Marokko.” Aan de grote tafel zit ook Riek. Ze kijkt voor zich uit schuim omhoog en plotseling richt zij zich tot de begeleidster. Riek: “Hé Lotte is …dat… er ook woensdag?” Begeleidster Lotte: “Wat is er woensdag? Je moet je mond leeg eten zo versta ik je niet.” Riek wendt zich tot vrijwilligster Sophie: “………. ………woooooooensdag……….” Vrijwilligster Sophie: “Ik ben er niet woensdag.” Riek: “…….NEEEEEEEE” Riek: “…….komt die morgen?” Begeleider Lotte: “Oh bedoel je Irene? Je hebt een nieuw vriendinnetje gevonden, hè?” Na het koffie drinken gaan de cliënten weer terug naar de keuken. De kopjes worden opgeruimd en de tafel wordt schoon gemaakt. Voorbereiden van de lunch Joke prinsesje Begeleidster Lotte: “Joke wil je de melk in schenken en dan samen met Jurlyanda?” Joke: “Nee, dat wil ik alleen doen.” Begeleidster Lotte: “Nee doe dat maar niet.” Op dat moment legt Jurlyanda de hand op de arm van Joke. Begeleidster Lotte: “Als je thee op is kan je beginnen.” Begeleidster Lotte kijkt Joke aan en zegt half fluisterend: “Joke….prinsesje.” Jurlyanda neemt het initiatief en nodigt Joke uit om haar te helpen met de melk inschenken. De begeleidster kijkt vanaf het kookeiland naar dit gebeuren en glimlacht. Drukte Vrijwilligster Sophie: “Als het hier weer eens wat rustiger is moeten we weer eens gaan bakken.” Joke: “Het is een beetje druk, ik heb ook pijn in mijn hoofd.” Om twaalf uur komen de eerste cliënten langs het buffet om te gaan lunchen. Lunch Om twaalf uur begint de lunch voor de cliënten van het dagcentrum. De lunch wordt middels een buffet aangeboden. Ook een deel van de cliënten die in de keuken werken gaan dan zelf lunchen. Riek zit tegen over de onderzoeker aan tafel en pelt een ei. Na twee minuten komt vrijwilliger Sophie naast Riek zitten. Riek geeft het ei aan haar en zegt: “Ik kan het niet pellen.” Vrijwilligster Sophie gaat naar de keuken, haalt een afvalbakje en pelt het ei voor Riek af en geeft het ei aan Riek. 101 Riek: “Oké!” Ze lacht naar de onderzoeker! Na de lunch wordt alles schoongemaakt. De keuken is na ongeveer half twee voornamelijk leeg. Mohammed vouwt de was op aan een tafel in het restaurant. Riek is de tafels in het restaurant aan het schoon maken. Jimmy en Ruud doen de toiletronde. Er wordt in alle toiletten gekeken of er voldoende toiletpapier is en of er zeep bijgevuld moet worden. Cliënten zitten aan de keukentafel of aan een tafel in het restaurant voor zich uit te kijken of in een blad te lezen. Irene is aan een tafel in het restaurant gaan tekenen. Jimmy zit te knikkebollen en slaapt bijna. De activiteiten in de keuken zijn om kwart over twee beëindigd. Beelden van een ochtendprogramma 2 Hesther (44 jaar) is een vrouw met een stevig postuur. Zij functioneert op midden niveau. Ze kijkt veel om haar heen en reageert op alles wat erom haar heen gebeurt. Hesther komt om kwart over negen in de keuken. Ze groet iedereen hartelijk en al pratend gaat ze uit haarzelf achter het buffet staan. Hesther gaat vandaag de binnenkomende cliënten en medewerkers koffie en thee geven. Hesther zegt tegen de onderzoeker: “Ik werk hier tot twee uur vandaag. Dan ga ik naar therapie!” Ondertussen voorziet Hesther de cliënten van koffie of van thee. Ze begroet de mensen persoonlijk en op heldere toon. Hesther kijkt ze aan en voordat zij kunnen zeggen wat ze willen drinken zegt zij al: “Koffie zeker?” of: “Thee hè?” Hesther zegt tegen de onderzoeker trots: “Ik weet van allemaal die hier werken wat ze het liefst willen drinken.” Onderzoeker: “Hoe kan je dat Hesther?” Hesther: “komt doordat ik dat al lang doe, dan ken je ze wel en ja, goed opletten hè?” Onderzoeker: ”Heb je hier geleerd hoe je dat moet doen?” Hesther: “Nee, doe ik allemaal zelf!” Onderzoeker: “Hoe is het om hier te werken?” Hesther: “Ik denk wel goed hoor.” Onderzoeker: “Hoe vind je het om hier te werken?” Hesther: ”Ja ik vind het wel leuk hier.” Fijn om je weer te zien, leuk dat je er bent Dominic komt binnen, een stagiair vanuit de SPH. De cliënten in het restaurant begroeten hem spontaan en hartelijk en andersom. Onderling worden er veel “High Five’s” uitgedeeld en ontvangen (met opgeheven arm elkaar een klap op de hand geven). Regelmatig omhelzen mensen elkaar kort en vriendelijk. Soms wat langer en intenser. Het is een gezellige drukte. Medewerkers en cliënten lijken voor een overgroot deel blij om elkaar weer zien. Regelmatig hoort de onderzoeker: “Hé, goede morgen, fijn dat je er weer bent.” “”Hallo dan, hoe gaat tie?” “Ben je weer terug?” “Heb je een goede vakantie gehad?” “Waar ben je geweest?” “Heb je een fijne avond gehad?” “Wat heb je gedaan?” 102 “Hé man, fijn om je weer te zien!” “Leuk dat je er bent!” Irene (19 jaar) is een jonge vrouw van Surinaamse afkomst, ze functioneert op hoog niveau en ze werkt vandaag in de keuken. Irene loopt plotseling uit de keuken weg rent de gang in en valt in de armen van een man. Ze blijven enige tijd in deze innige omstrengeling staan. Cliënten en begeleiders lopen er omheen. Soms reageren voorbijgangers: “Hebben jullie elkaar lang niet gezien?” en een ander zegt: “Ohhhh wat lief zijn jullie toch…” En weer een ander zegt: “Nou, nou, nu is het wel mooi geweest!” Dan gaat Irene weer terug naar de keuken waar ze in de armen valt van stagiair Dominic die inmiddels in de keuken is aangekomen. Gaan we soep maken Begeleidster Lotte en stagiair Dominic overleggen over wat ze gaan maken voor de lunch en wat voor boodschappen er gedaan moeten worden. Stagiair Dominic: “Gaan we soep maken?” Begeleidster Lotte: “Ja, heb jij een recept, of heb je wat in je hoofd?” Stagiair Dominic: “Ja hoor, zijn er nog………..” Begeleidster Lotte: “Dan moet je even kijken.” Begeleidster Lotte en stagiair Dominic nemen de boodschappen door. Stagiair Dominic: “Ook ei bij de sla?” Begeleidster Lotte: “Hebben we gisteren al gehad.” Stagiair Dominic: “Dan maar appel en peer? Is dat niet te duur?” Daar wil ik het met jou niet over hebben Tussen het koffie en thee schenken door vraagt Hesther aan de onderzoeker: “En Wat kom jij hier doen?” Onderzoeker: “Ik kom twee weken bij jullie kijken hoe het hier gaat.” Hesther: “Kom je mij bekijken?” Onderzoeker : “Nee ik kom naar de hele groep kijken en dan zie ik jou ook, want je werkt ook in deze groep. Is dat goed?” Hesther: “Ja dat is wel goed, want ik wil niet alleen bekeken worden.” Onderzoeker: “Ok!” Hesther: “Ik werk hier tot twee uur.” Onderzoeker : “En Hesther wat ga je om twee uur dan doen?” Hesther: “Dan ga ik naar de therapie.” “Daar wil ik het verder niet met jou over hebben!” Onderzoeker: “Oké Hesther, dat is duidelijk.” De meeste cliënten en medewerkers zijn zo rond tien uur binnen en Hesther gaat de koffiekannen opruimen. Er is een koffieautomaat voorhanden die gebruikt wordt voor de mensen die nog wat later binnen komen. Soep opdienen In de keuken worden voorbereidingen getroffen voor de lunch: 103 Hesther: “Lotte , wie gaat er vandaag soep opscheppen?” Begeleidster Lotte: “Jimmy.” Hesther: “Moeten we dat gaan veranderen?” Begeleidster Lotte: “Nee hoor, alleen vandaag.” Hesther: “Joke wil het ook graag doen hè?” Begeleidster Lotte: Ja, we vinden het allemaal heel leuk. Daarom moeten we het om en om blijven doen.” Aan de keukentafel komt Irene. Begeleidster Lotte praat met haar. Hesther luistert vol belangstelling mee. Ze kijkt van enige afstand met grote open ogen en een open mond. Begeleidster Lotte blijft in gesprek met Irene en al pratend kijkt ze Hesther aan en wijst naar de koffiebar. Hesther slaat de ogen neer, sluit haar mond en gaat terug naar de koffiebar. Daar aangekomen kijkt ze met half gesloten ogen en geheel gesloten mond naar het gesprek tussen Irene en Begeleidster Lotte. Hesther kijkt plotseling op, pakt een vaatdoek en gaat naar de onderzoeker die aan een tafel in het restaurant zit. Rare dingen Hesther zegt tegen onderzoeker: “Rare dingen, wat jullie denken.” Onderzoeker: “Wat vind je rare dingen?” Hesther: “Ik heb ambulante begeleiding.” Onderzoeker: “En hoe bevalt dat?” Hesther: “Ja hartstikke goed.” Onderzoeker: “Waar woon je Hesther?” Hesther: “Ik woon ambulant begeleid. Aan de laan van Vlaanderen.” Onderzoeker: “Waar woon je aan de laan van Vlaanderen?” Hesther: “Nee ik woon zelfstandig, maar krijg begeleiding vanuit de laan van Vlaanderen.” Hesther: “Ik heb goede begeleiding. Ik weet zeker dat je hem wel kent. Dolf een oudere man.” Onderzoeker: “Ik ken hem niet, wat maakt hem zo goed?” Hesther: “Gewoon alles doet hij goed.” Onderzoeker: “Hoe reis je hier naar toe?” Hesther: “Gewoon zelfstandig met lijn 7 en 14.” Onderzoeker: “Met de tram?” Hesther: “Ja met de tram, wat denk jij dan?” Onderzoeker: “Hesther je sprak even geleden over rare dingen wat jullie denken, wat bedoel je daar mee? Hesther: “Nou gewoon, wordt over alles wat achter gezocht.” Hesther doet de schort uit en loopt weg naar het toilet. Na enige tijd komt Hesther terug Onderzoeker: “Wat ga jij vandaag doen Hesther?” Hesther: “nou dit!” en ze pakt uit de keuken een weekrooster en geeft dat aan de onderzoeker. Hesther wijst zaken aan die daar beschreven staan, ze kijkt naar Mohammed die aan de keukentafel gaat zitten: Hesther: “Je ziet er goed uit Mohammed.” 104 Mohammed: “Ja, van vakantie.” Hesther: “Hoe gaat het met Mohammed?” Mohammed: “Ja, wel goed.” Hesther: “Ja, je ziet er erg goed uit Mohammed.” Hesther staat op loopt naar de keuken, lacht en geeft Mohammed wat klapjes op zijn schouder en gaat terug naar de koffiezetmachine. Niet goed Mohammed zit aan de keukentafel, de afwas is gedaan en hij rust even uit. Mohammed kijkt de onderzoeker aan en glimlacht naar hem. Mohammed komt nu naar de onderzoeker, gaat tegenover hem aan tafel zitten en kijkt met een royale glimlach om zijn mond. Onderzoeker: “Hoe gaat het met jou Mohammed?” Mohammed: “Niet goed!” Onderzoeker: “Hoe komt dat zo?” Mohammed: “Marokko, vakantie, wil nog een keer.” Onderzoeker: “Wanneer ga je weer?” Mohammed: “Weet ik niet!” Onderzoeker “Kan je alleen reizen?” Mohammed: “Weet ik niet!” Onderzoeker: “Hoe ben jij hier naar toe gekomen Mohammed?” Mohammed: “Nou gewoon met de bus.” Onderzoeker: “Welke bus neem je dan Mohammed?” Mohammed: “Nou nee gewoon,… een busje komt thuis en hier… en hier naar thuis.” Onderzoeker: “Waar woon je Mohammed?” Mohammed: “Ik woon in uhhhh… in Sloten… of zoiets.” Onderzoeker: “Zou je willen leren om zelfstandig te reizen?” Mohammed kijkt op en neer links en rechts en zegt: “Misschien?” En krijgt een royale glimlach om zijn mond. Mohammed staat op en pakt de grijze plastic verzamelbak met kopjes en glazen en neemt die mee naar de spoelplaats voor de afwasmachine. Hij sorteert alles in een gele plastic bak en plaatst deze in de afwasmachine. Even wandelen Begeleidster Lotte komt naar Irene die afgezonderd aan een tafel zit in het restaurant met gebogen hoofd. Begeleidster Lotte vraagt aan Irene: “Gaan we even wandelen?” Irene knikt ja, en ze verdwijnen samen uit het restaurant. De onderzoeker ziet in een aangrenzende ruimte begeleidster Lotte met Irene praten. Irene zit met gebogen hoofd naar beneden op een stoel. Begeleidster Lotte staat gebogen naast Irene en heeft een hand op de schouders van Irene. 5 minuten later komt Irene weer naar de keuken, pakt warm water en gaat met een betraand gezicht aan de keukentafel zitten. Ze ondersteunt en bedekt haar gezicht met haar handen. 105 Soep opscheppen Hesther roept door de keuken heen: “Ik wil graag soep opscheppen.” “Maar we vinden dat allemaal leuk.” Stagiair Dominic: “Nou dan is het toch goed als jij dat gaat doen!” Begeleidster Lotte: “Vandaag doet Jimmy de soep opscheppen.” Stagiair Dominic: “Oh, oké.” En kijkt vragend naar begeleidster Lotte. We moeten gaan Stagiair Dominic neemt hardop en al wandelend door de keuken de boodschappen door met Hesther en Mohammed. Stagiair Dominic: “Wat moet er nog meer in de soep Mohammed? Worteltjes? Prei?” Er komt geen zichtbaar of hoorbaar antwoord. Stagiair Dominic geeft Hesther het boodschappenbriefje en vraagt haar het even goed na te kijken en kijkt nog eens in de koelkast wat er nog is. Stagiair Dominic: “Ik heb alles, we kunnen aan de bak.” “Is het briefje goed gekeurd Hesther?” Hesther: “Ja hoor.” En Hesther geeft het briefje terug. Stagiair Dominic: “Volgens mij heb je er helemaal niets van gezien!” Hesther draait stuurs haar hoofd om en loopt naar de bijkeuken en doet haar jas aan. Jimmy pakt pannen, Mohammed staat voor de bar en kijkt voor zich uit met een glimlach om zijn mond. Hesther komt met de jas aan weer in de keuken en zegt: “Nou stagiair Dominic staat nog steeds met iedereen te praten.” Begeleidster Lotte: “Zeg maar dat jullie moeten gaan anders komen we in de knoei.” Hesther met wat luidere stem: “Dominic we moeten gaan!” En Hesther loopt richting buitendeur. Dominic volgt met Mohammed die in elke hand een boodschappenwagentje vast heeft. Zullen we beginnen Rudolf (54 jaar) komt de keuken binnen. Rudolf functioneert op hoog niveau en is bekend met het syndroom van Down. Rudolf staat alleen in een hoek van de keuken met schort voor en kijkt om zich heen. Hij praat regelmatig in zichzelf en gebruikt daar handgebaren bij. Begeleidster Lotte: “Zullen we beginnen Rudolf?” Rudolf knikt van ja en draait zich om naar de koelkast, opent hem en pakt voorraadbakken met kaas en vleeswaren. Hij gaat de vitrines bijvullen op het buffet. Even later pakt hij de melk en karnemelk, schenkt dat in glazen en plaatst deze ook in de vitrine. Begeleidster Lotte gaat op de binnenplaats een sigaretje roken. Jimmy ziet haar vertrekken en zegt: “Ziezo, eerst even een sigaretje roken.” Rudolf gaat in zijn hoek staan en kijkt om zich heen en wacht tot hij weer de vitrines bij moet gaan vullen. Na een paar minuten komen Jimmy en begeleidster Lotte weer binnen. 106 Begeleidster Lotte: “Jimmy heb je al water opgezet?” Jimmy: “Hoe kan dat nou, ppfff….. nee nog niet.” Begeleidster Lotte: “Nou doe dat dan maar snel, doe maar vijf liter.” Jimmy pakt een kopje koffie, zet het op de keukentafel en gaat zitten. Hij doet een poging om deze op te gaan drinken. Net voor dat lukt zegt begeleidster Lotte: “Omdat we kippensoep gaan maken Jimmy, moet er kippenbouillontabletten in.” “Heb je die pan nou nog niet opgezet Jimmy?” Jimmy geeft geen antwoord, kijkt de onderzoeker aan en zegt: “Sjonge jonge jonge,” en zet de pan met water op het vuur en doet een tweede poging zijn koffie aan de keukentafel op te drinken. Net voor dat lukt zegt begeleidster Lotte: “Zullen we vast gaan snijden, Jimmy?” Jimmy: “Om te huilen.” Begeleidster Lotte: “Zullen we genoeg kaas hebben Rudolf? Anders moeten we nog wat halen.” Begeleidster Lotte vraagt aan Jimmy, die opnieuw een poging doet om zijn koffie te gaan drinken: “Waar ga je staan Jimmy?” En begeleidster Lotte pakt een groene snijplank met een mes en uien. Jimmy trekt zijn neus op. Jimmy: “Ik ga nu eerst mijn koffie opdrinken!!!” Begeleidster Lotte kijkt denkend om haar heen en zegt: “Riek is er nog niet, wat is die laat vanochtend.” Het recept is aangepast Mohammed, Hesther en stagiair Dominic zijn terug van boodschappen doen en ruimen de ingekochte boodschappen op. Stagiair Dominic: “Het recept is aangepast.” Begeleidster Lotte: “Oké.” Hesther: “Zo alles klaar, dan ga ik me even omkleden.” Begeleidster Lotte en Hesther gaan uien snijden, ondertussen kijkt Jimmy naar de pan met water op het vuur. Hesther: “Die schort is vies die doe ik in de was.” Hesther: “Deze schort is ook al vies, bah.” Begeleidster Lotte: “We zijn ook een uitje aan het snipperen voor de soep Dominic, is dat goed?” Stagiair Dominic: “We gaan meteen beginnen.” “Irene wil jij de wortel of de prei snijden? Irene: “Maakt me niet uit.” Stagiair Dominic: “De wortel dan maar?” Er volgen geen zichtbare of hoorbare antwoorden. Begeleidster Lotte: “Wat ga jij doen Hesther?” Hesther: “De prei.” Stagier Dominic: “Is het goed als ik het water opzet?” Begeleidster Lotte en Hesther en Jimmy: “IS AL GEDAAAAAAAAN!” Stagier Dominic : “Oké, was even checken.” Om 10.35 uur komt Riek binnen lopen. 107 Begeleidster Lotte: “Goedemorgen Riek, jij bent laat, maar ja de bus hé, kan je niets aan doen.” Dat was nog over Hesther praat opnieuw over de prei, niemand luistert zichtbaar en er komt geen reactie. Riek legt een schriftje op de tafel, zegt: “Lees maar.” niemand reageert hierop. De aanwezige cliënten gaan een taak doen: Uien, komkommer, appels, peren en mango snijden. De kipfilet wordt door de stagiair Dominic gedaan. Onderzoeker: “Hoe kiezen jullie en hoe verdelen jullie de werkzaamheden?” Stagiair Dominic: “Iedereen mag zelf kiezen.” Onderzoeker: “Wat maakt dat jij de kipfilet schoonmaakt en in blokjes snijdt?” Stagiair Dominic: “Dat was nog over.” Onderzoeker: “Is dat de reden dat jij de kipfilet ging snijden? Stagiair Dominic: “Nou eerlijk gezegd ook wel dat het zorgvuldig moet gebeuren, alle vetrandjes wil ik weg snijden en je moet bewust zijn van de risico’s met salmonella etc. In de keuken roept Hesther luidkeels: “Lotte Lotte …….” Begeleidster Lotte: “Ik ben even bezig Hesther!” Hesther ziet niet waar Lotte is en ze roept opnieuw en nog wat luider dan de eerste keer: “Lotte kan je me even helpen?” Begeleidster Lotte staat op, kijkt Hesther aan zegt op rustige toon:“Ik ben even bezig Hesther!” Hesther draait zich direct om en roept zeer luid: “Dominic, Dominic!!!” Dominic roept direct op een zelfde toon en even luid terug: “Ja Ja JAAAAAAAA!” Hesther: “Dominic kan jij me even helpen, want Lotte is te druk.” Stagiair Dominic: “Ja hoor Hesther, wat is er?” Hesther en Dominic lopen samen het restaurant in. Beelden van een ochtendprogramma 3 Weekrooster Begeleiders Lotte en begeleider Sylvia zijn beiden om negen uur aanwezig. Onderzoeker: “Hoeveel cliënten zijn er vandaag in de keuken?” Begeleidster Sylvia pakt een agenda waar voorin een weekrooster zit. Op het weekrooster staat welke cliënt wanneer aanwezig is in de keuken. Begeleidster Sylvia: “Tien cliënten, dat wil zeggen negen, want er is nog een met vakantie en dat is meteen de meest lastige. Ik bedoel in de interactie met de andere cliënten.” Begeleidster Sylvia bekijkt de lijst nog eens en zegt dan: “Er moeten nodig wat aanvullingen komen, want er zijn al weer wat veranderingen” en sluit de agenda en loopt weg naar de bijkeuken. Een paar minuten later komt Hesther binnen en laat begeleidster Sylvia een briefje zien met wat ze wil gaan doen in haar vrije tijd. Begeleidster Sylvia: “Kan je dat niet beter bij Prisma doen?” 108 Hesther: “Nee, die heeft dat niet. Maar daar gaat nog iemand mee, dus ik ben niet alleen.” Begeleidster Lotte: “Hesther, kijk eens even, ik heb een lijst gemaakt voor jouw duidelijkheid.” Begeleidster Lotte: “Ik kom even naast je zitten.” Begeleidster Lotte: “Lees maar eens even door.” Hesther leest de lijst en gaat alle punten hardop voorlezen. Begeleidster Lotte zegt: “Je mag de lijst wel even bewaren.” Aan de tafel in de keuken worden met Hesther, Jimmy, begeleidster Sylvia en begeleidster Lotte een dagprogramma doorgenomen. Begeleidster Sylvia: “Hesther ga jij boodschappen doen?” Hesther: “Heb ik gisteren al gedaan.” Begeleidster Sylvia: “Oh, dan iemand anders.” Hesther: “Sylvia heb je al koffie?” Begeleidster Sylvia: “Ja hoor!” Jimmy: “Ik word gek van die gozer.” Begeleidster Sylvia: “Je moet je niet zo laten opdraaien, Jimmy.” Hesther geeft opnieuw de cliënten die binnenkomen een kop koffie en gaat thee schenken. Op een moment wanneer er geen cliënten binnen komen loopt Hesther naar de keukentafel en vraagt aan de onderzoeker: “Wat doe je hier, waarom ben je hier en wat schrijf je op? Waar ben je mee bezig?” Onderzoeker: “Ik kijk naar wat jullie zoals doen, wat voor werk jullie doen.” “En daar schrijf ik dan dingen over op. Is dat goed voor jou?” Hesther: “Ja hoor, heb je gisteren ook al gezegd.” Onderzoeker: “Heb ik gisteren hetzelfde gezegd?” Hesther: “Ja precies hetzelfde.” Hesther : “Maar is het niet voor de OR.?” Onderzoeker: “Nee Hesther, het is niet voor de OR.” Hesther: “Mijn vriend zit bij de OR bij Pantar (sociale werkplaats) maar daar zijn ze allemaal tegen.” Onderzoeker: “Waar zijn ze dan op tegen Hesther?” Hesther: “Nou daar krijgen ze met kerst geen vrij.” Onderzoeker: “En hoe is dat hier dan Hesther?” Hesther: “Hier is het vrij.” Onderzoeker: Mag ik jou wat nog wat vragen Hesther? Hesther: “ja hoor, doe maar.” Onderzoeker: “Ik zag dat je vanmorgen hier aan tafel een lijst zat te lezen.” Hesther: “Ja dat klopt, daar staat op wat ik moet doen.” Onderzoeker: “Wie heeft die lijst gemaakt?” Hesther: “Lotte.” Onderzoeker: “Wat vind je van die lijst?” Hesther: “Die heb ik nodig, is heel handig, anders ga ik me met andere cliënten bemoeien, zegt Lotte.” 109 Onderzoeker: “Hoe lang werk je hier Hesther?” Hesther: “Moet ik daar zelf over nadenken?” Onderzoeker: “Wat stel je dan voor?” Hesther: “8 of 9 jaar, klopt hè, Lotte?” Hesther: “Ik heb het hier wel gezien! Hoe leuk ik het ook vind. Maar ik heb gewerkt bij verpleeghuizen en dat was zo leuk.” Onderzoeker: “Hoezo ben je daar dan weg gegaan?” Hesther: “Ja, ze vonden het te zwaar voor mij.” Onderzoeker: “Wat vonden ze te zwaar voor jou, Hesther?” Hesther: “Het werken daar.” Onderzoeker: “Wat vond jij zelf?” Hesther: “Daar heb ik geen antwoord op gekregen, ik moest teveel zelfstandig doen.” Onderzoeker: “Wie vond dat?” Hesther: “De leiding.” Onderzoeker: “En wat vind jij dan?” Hesther: “Ik vond dat helemaal niet.Ik kan nog heel veel hoor ! En wil ook nog veel leren.” Onderzoeker: “Kan je hier ook nog dingen leren Hesther?” Hesther: “Nou nee, ikke niet meer!” De Onderzoeker heeft een gesprek met begeleidster Sylvia. Onderzoeker: “Hoe laat beginnen jullie ‘s morgens?” Begeleidster Sylvia: “Is helemaal afhankelijk van het openbaar vervoer.” Onderzoeker: “Hoezo is dat afhankelijk van het openbaar vervoer?” Begeleidster Sylvia: “In Amsterdam kan je het nooit zeggen, het is heel afhankelijk van hoe druk het is en of er wegomleggingen zijn en ook of er bijvoorbeeld iets te doen is in de RAI.” Onderzoeker: “Hebben jullie vaste werktijd?” Begeleidster Sylvia: “Nou vandaag lukt het wel, de cliënten komen zo vanaf negen uur binnen.” Onderzoeker: “Hebben jullie een vast werkrooster in de keuken?” Begeleidster Sylvia: “Ja, maandag werk ik met begeleidster Lotte.” “Dinsdag werkt begeleidster Lotte met vrijwilligster Sophie.” “Woensdag werkt begeleidster Lotte met Stagiair Dominic.” “Donderdag werk ik weer samen met begeleidster Lotte.” “Vrijdag werk ik alleen.” Onderzoeker: “Bevalt jou dat rooster?” Begeleidster Sylvia: “Nou uiteindelijk werk ik vaak alleen hoor.” Onderzoeker: “Hoe kom het dat je vaak alleen werkt?” Begeleidster Sylvia: Nou we moeten toch ook verlof - en vakanties - en overuren opnemen en zo. En dat kan alleen als we samen zijn. Andere afdelingen willen niet zo graag in de keuken vervangen. Ik ga bijvoorbeeld binnenkort met vakantie en heb nog steeds niemand gevonden die mij gaat vervangen.” Onderzoeker: “Kan jij de geplande werkzaamheden uitvoeren in dit rooster? Begeleidster Sylvia: “Nou het is heel veel en vaak is het behoorlijk afzien hoor. We werken onder hoge druk. Vroeger kon dat allemaal veel beter. Toen hadden we voldoende personeel, 110 voldoende uren, voldoende scholing en cursussen, en invalkrachten specifiek voor de keuken,maar dat kan dus niet meer. We moeten bezuinigen!” Onderzoeker: “Wat geeft die hoge druk in je werken?” Begeleidster Sylvia: “Nou die pauzes, daar werk je dus steeds naar toe, want dan moet je de boel klaar hebben staan. Om twaalf uur heb je de eersten al die komen lunchen. Gisteren lukte dat heel goed hoor, maar soms ook helemaal niet. Dan zijn ze niet vooruit te branden.” Onderzoeker: “Wie zijn niet vooruit te branden?” Begeleidster Sylvia: “Nou die cliënten die bij ons werken die dag. En ja, dan hebben we de boel niet op tijd klaar. En dat kan dus gewoon niet.” Onderzoeker: “Hoe lang werk je bij de keuken?” Begeleidster Sylvia: “Vanaf het begin!” Onderzoeker: “Wanneer zijn jullie begonnen met het Pallet?” Begeleidster Sylvia: “Nou zo’n acht negen jaar geleden…..denk ik.” Onderzoeker: “Is toen de keuken ook gelijk begonnen?” Begeleidster Sylvia: “Ja.” Onderzoeker: “Wat voor werk heb je hiervoor gedaan?” Begeleidster Sylvia: Werk al heel lang in de zorg, nu zo’n veertig jaar. Nou dan weet je het toch allemaal wel hé.” Onderzoeker: Wat bedoel je?” Begeleidster Sylvia: “Nou dan ken je de zorg van binnen en buiten en dan weet je het allemaal wel toch? Als ik nu nog niet alles wist, dan kan ik maar beter ophouden, want dan weet ik het nooit.” Onderzoeker: “Hoe bevalt je het werk in de keuken?” Begeleidster Sylvia: “Ja mooi, en ik heb het erg naar mijn zin.” Onderzoeker: “Wat maakt het zo mooi?” Begeleidster Sylvia: “Nou weet je, in het wonen kreeg ik problemen met het slapen daar en toen dacht ik: ik moet iets anders gaan doen en toen kwam ik hier terecht. Geen slaapproblemen meer! Mooi hè!” Al die regels Onderzoeker: “Hebben jullie ook bepaalde regels of afspraken over het gebruik van de keuken?” Begeleidster Sylvia: “Ja, van de GG&GD mag niet iedereen in- en uitlopen.” Onderzoeker: “GG&GD?” Begeleidster Sylvia: “Ja die bepalen hier de regels en controleren ook daarop. Ze komen eens per jaar hier op bezoek.” Onderzoeker: “En hoe weten jullie wie er nou wel en wie er niet de keuken mag in lopen?” Begeleidster Sylvia: “Nou ja dat weet je wel zo’n beetje.” “Ja iedereen loopt nu eigenlijk wel in en uit, maar het is ook wel lastig hoor. Want weet je, er zijn mensen die soms twee dagen of een dag in de keuken werken en de andere dagen op een andere afdeling. Die komen ook heel gemakkelijk op die andere dagen bij de keuken naar binnen. Dus het is moeilijk om hier goed zicht op te houden. We tillen er niet meer zo zwaar aan! Maar het valt ook niet mee hoor, om je aan al die regels te moeten houden!” 111 Visie in praktijk Onderzoeker: “Hoe krijgt jullie visie gestalte in de dagelijkse praktijk?” Begeleidster Lotte: “Wanneer er invallers werken horen we het vaak terug dat alles bijna helemaal vanzelf gaat. De cliënten weten zelf wat ze moeten doen. Vroeger hadden wij een vaste invalskracht, nu mag dat niet meer. Als we ziek zijn, of met vakantie gaan, moeten we het vervangen zelf onderling oplossen en regelen. Dan werken er mensen uit andere teams hier. Het was veel prettiger om vaste invalskrachten te hebben die juist gericht zijn op het werken met onze cliënten in de keuken.” Onderzoeker: “In jullie visie praten jullie over: “Ieder mens heeft mogelijkheden om te leren, zichzelf te ontwikkelen, en om zelf te kiezen, hoe werken jullie daaraan in de praktijk?” Begeleidster Lotte: “Ja dat was vroeger zo, toen werkten wij daaraan. Maar dat kan nu helaas niet meer. We zorgen er nu vooral voor dat de lunch op tijd klaar is. We hebben ook al jaren geen cursussen meer gehad en gegeven, zowel aan medewerkers als aan cliënten.” Onderzoeker: “Maken de cliënten recepten?” Begeleidster Lotte: “Nee daar is geen tijd meer voor.” Onderzoeker: “Wat vind je daarvan?” Begeleidster Lotte: “Ja heel jammer, we zouden zo graag hier weer veel meer aan willen werken!” Rapporteren Onderzoeker: “Werken jullie met ontwikkelingsplannen of begeleidingsplannen?” Begeleidster Lotte: “Alle cliënten die in de keuken werken hebben in principe een begeleidingsplan, daar staat per persoon hun leerdoelen in. Het is de bedoeling dat je vanuit deze plannen werkt. Het maken van de plannen is verdeeld over de twee vaste medewerkers van de keuken. Begeleidster Lotte maakt de plannen voor negen cliënten en begeleidster Sylvia voor zes cliënten. Er vinden jaarlijks evaluaties plaats. Dan worden de doelen opnieuw vastgesteld. We rapporteren niet dagelijks, daar is geen tijd en ruimte voor. De persoonlijke rapportages staan in de persoonlijke rapportagemap op de computer. De computer staat in de winkel. Nou je begrijpt al dat is geen doen om daar op te werken. Op de donderdag of op de maandag, wanneer de twee vaste krachten gelijktijdig werken, kan er digitaal gerapporteerd worden. Maar dan moeten we ook andere administratieve zaken regelen.” Methodiek Onderzoeker: “Werken jullie vanuit een bepaalde methodiek?” Begeleidster Lotte: “Nee er is geen vaste methodiek. Voorheen, in het begin, zijn we wel gestart met het eigen initiatiefmodel en daar zijn we toen ook in geschoold. Maar dat is al jaren geleden. Op dit moment wordt daar niets meer mee gedaan. Er zijn al tijden geen cursussen meer en geen scholing. Hier is geen geld meer voor, en dat is heel kwalijk en doodzonde. Wij zouden zo graag zelf het initiatief veel meer willen stimuleren en verder willen ontwikkelen. Ook cursussen en scholing aanbieden. Het is zo jammer dat dit door krapte in personeel, en door tijdsdruk en gebrek aan financiën niet meer gaat.” 112 Protocollen Onderzoeker: “Werken jullie ook met protocollen?” Begeleidster Lotte: “Ja we hebben wat lijsten en mappen.” De begeleidster laat de volgende documenten zien: 1. Map: “Hygiënehandboek voor de voeding” (2012). 2. Boek: “Wat heeft hygiëne met voedselveiligheid te maken?”(Voedingscentrum Den Haag) 3. Map:”Hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen.” Begeleidster Lotte: “Eens per jaar komt de GG&GD controle uitvoeren in de keuken. Uit deze controle blijkt dat wij (Cordaan) het goed doen. Alles wordt uitgevoerd zoals de norm gesteld is. We hebben wel problemen met het gebruik van de keuken door derden. De ruimte wordt verhuurd aan Stichting Eetcafé van de Kook, die eens per week een kookmiddag -en avond heeft en Stichting Prisma die allerlei activiteiten op de avond organiseert. Beide clubs maken gebruik van de keuken. Dit gebruik is vaak niet zoals we met elkaar afgesproken hebben. Zo worden verkeerde snijplanken gebruikt en spullen worden niet opgeruimd zoals het hoort. Er wordt ook vaak onvoldoende schoongemaakt. Als je de volgende ochtend binnen komt staan er ook soms volle wastobbes met was. Dat is heel storend. We moeten dat gebruik van de keuken door meerdere partijen, steeds opnieuw uitleggen aan de controleur van de GG&GD. Dat irriteert ons. Dit levert ook onderling veel wrijving op.” Onderzoeker: “Hoe verlopen jullie overleggen?” “Er zijn al veel overleggen geweest, veel beloftes gedaan, besturen vernieuwd en steeds komen er nieuwe vrijwilligers. Dat maakt het moeilijk om te communiceren en het lijkt onmogelijk om duidelijke afspraken te maken en aan die gemaakte afspraken te houden.” Begeleidingsplannen Gesprek met begeleidster Sylvia: De onderzoeker neemt met begeleidster Sylvia de cliënten door die werken in de keuken. Er is geen toestemming verleend aan de onderzoeker om in begeleidingsplannen en rapportages te kijken. Hierdoor zijn de persoonlijke leerdoelen onbekend en tevens de mate van handicap van de cliënten. Begeleidster Sylvia merkt op bij het kijken in de digitaal opgeslagen plannen, dat niet alle plannen up to date zijn. De plannen dienen van drie kanten gevoed te worden met informatie. “Zo werk je pas aan een volledig begeleidingsplan. Maar in de praktijk van alle dag gebeurt dat helaas niet altijd,” aldus begeleidster Sylvia. Begeleidster Sylvia: “Deskundigen hebben dit systeem bedacht en het werkt bij ons onvoldoende in de praktijk!” Begeleidster Sylvia: “Afgelopen week heb ik een gesprek gehad met de begeleiding van de thuis situatie van één van de cliënten, die aantekeningen moet ik er ook nog in verwerken. Maar goed je ziet het, het werkt op dit moment dus niet optimaal in de praktijk. We hebben geen computer in de keuken en er is onvoldoende tijd om naar boven te gaan. Nu is het wel zo dat er op dit moment gewerkt wordt aan nieuwe plannen, “het ECD,” (Elektronisch Cliënten Dossier). Maar goed dat was een pilote! En ja, dan plotseling hoor je daar niets meer van, helemaal niets!” 113 Doelen Onderzoeker: “Hoe werken jullie aan de gestelde doelen?” Begeleidster Sylvia: “Onvoldoende. Ik zou zo graag meer tijd willen hebben. Ik zou me zo graag veel meer willen verdiepen in de plannen. En weet je, dat is ook noodzakelijk! Maar nu zijn we vooral aan het overleven.” Overleg Onderzoeker: “Hebben jullie overleg hierover? Begeleidster Sylvia: “We hebben veel te weinig professioneel overleg! De belangrijkste zaken worden wel door gecommuniceerd. Dat wil zeggen, die hoor je wel! Maar heel veel dingen, die er echt toe doen, die hoor je gewoon niet! Weet je niet!” Ontwikkelen “Een deel van de cliënten die hier al langer zijn en ook wat ouder, gaan hun eigen gang, ze hebben een zinvolle dagbesteding gevonden en hebben het wel naar hun zin. Maar voor de jonge cliënten, die nu binnen stromen, kunnen we nog zoveel meer doen! Zouden we ook meer mee doen! Er is nog zoveel meer te ontwikken! En ja dat gaat nu niet. De keuken is een onderschoven kindje!!! Jammer hè!” 114 2.5 Dagcentrum Het Pallet Cordaan Door Hetty Meerdink 115 Beschrijving van Het Pallet Het Pallet is een werkvoorziening van Cordaan. Het is gevestigd in een voormalig schoolgebouw in Amsterdam. In Het Pallet wordt gewerkt met klei, pastelkrijt, potloden, steen, hout en verschillende verfsoorten. De kunstwerken die er worden gemaakt, zijn onder andere schilderijen, beelden, servies, keramiek en kaarten. Het gebouw bevat verder een restaurant met diverse zitjes, heeft internet tot de beschikking en er worden exposities georganiseerd. In theater Hermoso, eveneens in het gebouw, wordt les gegeven in mime, dans, improvisatie, drama en stemvorming. Daarnaast is er een band die muziek maakt en optreedt. Twee dagen in de week wordt er les gegeven in gedichten maken. Om te mogen werken in de werkvoorziening moet de werknemer minimaal achttien jaar oud zijn. De werkweek in de werkvoorziening loopt van maandag tot en met vrijdag. Visie en uitgangspunten “Over passende dagbesteding gesproken…Visie en uitgangspunten Stichting AGO 2005.” AGO bestaat inmiddels niet meer, maar de visie en uitgangspunten in dit stuk zijn overgenomen door en worden onderschreven door Cordaan: “Ieder mens, gehandicapt of niet, heeft behoeften, mogelijkheden, rechten en plichten. Bijvoorbeeld de behoefte aan privacy of de behoefte om iets te presenteren. Mensen willen serieus genomen worden; beleefd worden aangesproken, met respect worden behandeld. Ieder mens heeft mogelijkheden om te leren, om zichzelf te ontwikkelen en om zelf te kiezen. Ieder mens heeft rechten om zelf te beslissen over zijn/haar eigen leven, om deel te nemen in de maatschappij. Geen mens is het zelfde en niemand is beter dan de ander. Ieder mens heeft recht op gelijke behandeling. En ten slotte moeten, net als ieder ander, ook de mensen met een beperking zich aan regels en afspraken houden. Vermaatschappelijking Mensen met een beperking hebben het recht om, net als ieder ander, deel uit te maken van de samenleving. Zij moeten kunnen werken in een gewoon bedrijf, wonen in een gewone wijk, contacten leggen met buren. Zij moeten kunnen sporten of een hobby bedrijven samen met anderen. Samen met anderen iets ondernemen, vrienden hebben, kortom: erbij horen. Daar willen medewerkers van Cordaan hen bij ondersteunen. Binnen de dagbesteding van Cordaan worden activiteiten ontplooid die zinvol zijn en van belang voor de samenleving. Activiteiten waar mensen trots op kunnen zijn en waaraan zij een gevoel van status kunnen ontlenen. Door deze activiteiten krijgen niet alleen de cliënten een positiever beeld van zichzelf, maar ook de samenleving een positiever beeld van mensen met een beperking. 116 Zo gewoon mogelijk Bij het bieden van dagbesteding houdt Cordaan natuurlijk goed rekening met ieders beperking, maar ze zorgt er ook voor dat alles zo gewoon mogelijk is, net als in de “gewone” maatschappij. Zo vindt iedereen het heel gewoon dat hij/zij beleefd wordt aangesproken in begrijpelijke taal. Bij alles, bijvoorbeeld de keuze van activiteiten, de inrichting van de activiteitenruimtes, het schrijven van brieven, etcetera wordt de vraag gesteld: “Is dat wat we doen zo gewoon mogelijk?” Dagbesteding bij Cordaan is dus zoveel mogelijk hetzelfde als wat de meeste mensen overdag doen. Het moet zo gewoon mogelijk zijn en pas speciaal als het echt nodig is. Het is ook gewoon dat mensen die zelfstandig kunnen reizen op eigen gelegenheid naar de dagbesteding komen. Cordaan regelt speciaal busvervoer als mensen (nog) niet zelfstandig kunnen reizen. Het is heel gewoon als iemand zoveel mogelijk in zijn vrije tijd gebruik maakt van bestaande voorzieningen zoals een zwemvereniging, een cursuscentrum, de fysiotherapeut, enzovoort. Wanneer nodig worden door Cordaan speciaal activiteiten zoals vorming, beweging en behandeling geboden. Dagbesteding moet passen bij ieders mogelijkheden, wensen en interesses Dagbesteding moet passen bij wat iemand kan en wat iemand graag wil. “Wat wilt u worden? Waar wilt u werken? Welke activiteiten wilt u graag doen? Hoeveel ondersteuning en/of verzorging heeft u daarbij nodig?” Dat zijn vragen die aan iedereen worden gesteld. De cliënt staat binnen Cordaan centraal. Samen met elke cliënt en zijn ouders/ vertegenwoordigers zoekt Cordaan naar een passend dagbestedingsaanbod. Elke cliënt volgt daarbij zijn eigen traject. Er wordt steeds gekeken of iemand nog iets kan leren en een stapje verder kan doen. Er wordt regelmatig gekeken of iemand nog op de juiste plaats zit en nog tevreden is met zijn/haar dagbesteding.” Beschrijving van de locatie Vanaf de tram loop je direct de hoek om de straat in waar vanaf de weg zichtbaar een uithangdoek hangt met de tekst “kunstwerkplaats”. Het is een gebouw van steen met drie verdiepingen. Je komt binnen in de centrale hal, een grote open ruimte met aan de linker kant de toiletten, waar je jas kunt op hangen. Aan de rechter kant een expositieruimte met daar achter een ruimte waar spullen staan uitgestald. Achterin de ruimte staan lange tafels met stoelen waar mensen aan zitten en een kop koffie of thee te drinken. Links achterin is een keuken. Het is een drukte van mensen die heen en weer en in en uit lopen. Vooraan in de ruimte is een soort van receptie, een tafel met een telefoon en deze wordt bemenst door een van de cliënten. 117 Entree De onderzoekster meldt zich bij de receptie en vraagt naar de teammanager van Het Pallet. Zij wordt ontvangen door de consulent dagbesteding, Harry. Zij loopt naar hem toe en ze stellen zich aan elkaar voor. Direct vertelt hij aan haar dat de manager ziek is en hem gevraagd is om de onderzoekster op te vangen. Hij wijst naar de keuken waar koffie gehaald kan worden. In de keuken wordt de onderzoekster aangesproken door Hesther, zij vertelt dat zij in de keuken werkt en vraagt hoe de onderzoekster heet. Die geeft Hesther een hand en zegt haar naam. Meteen daarop zegt Hesther: “Dan zijn wij bijna naamgenoten.” Onderzoekster geeft aan dat dat klopt. Hesther vraagt: “Wil je gewone koffie of een cappuccino?”. “Lekker een cappuccino”, zegt de onderzoekster tegen haar. Tegen 10.00 uur lopen Harry en de onderzoekster naar boven naar de derde verdieping, waar zij in een ruimt met elkaar in gesprek gaan. Harry vertelt dat hij heeft doorgekregen dat onderzoekster, een dag in de week en dat drie weken lang , aanwezig is om te observeren. Tevens vertelt hij dat de onderzoekster een cliënt komt observeren. Verder heeft men de plek keramiek voor ogen en de keuken waar ook een persoon geobserveerd mag worden. Hiervoor is toestemming gevraagd aan ouders en belangenbehartigers. Er zijn twee cliënten benaderd en hun belangenbehartigers hebben toestemming gegeven. Er wordt gemeld dat het thuis observeren niet mogelijk is. Dit geldt ook voor de andere groepen. Men vindt het te onrustig. Harry vertelt: “De andere collega’s zitten er niet op te wachten dat er iemand mee loopt en observeert.” Harry vraagt aan de onderzoekster wat nu precies de bedoeling is van ’Beelden van Kwaliteit’. Zij geeft uitleg hierover en vertelt hoe zij te werk zal gaan. Er wordt afgesproken dat de onderzoekster het een en ander op papier zet en aan Harry toestuurt. Na het gesprek laat Harry de onderzoekster het hele gebouw zien en vertelt waar welke afdeling is en wat daar precies wordt gemaakt. Verder vertelt hij dat er gebruik gemaakt kan worden van de ruimtes op de derde verdieping. Deze ruimtes zijn in gebruik door hem en de teammanager. Als er vragen zijn, kunnen die gesteld worden aan Job, hij is de persoon die alles weet op ‘Het Pallet’. Lotte, de begeleidster van de keuken, vertelt dat er veel stress is in de keuken. Zij geeft aan dat het niet gelukt is toestemming te krijgen van de belangenbehartiger van de cliënt, waarvan zij willen dat die wordt geobserveerd. De onderzoekster vertelt aan Lotte de verdeling die is gemaakt en dat een collega-onderzoeker de volgende week start op de keukengroep. Na het gesprek met Harry meldt onderzoekster zich op de afdeling keramiek. Dit is de tweede verdieping van het gebouw. De onderzoekster wordt ontvangen door de begeleidster, Josje. Zij stellen zich aan elkaar voor en lopen door de ruimte terwijl Josje iedere cliënt aan de onderzoekster voorstelt. De begeleidster vertelt dat er één cliënt geobserveerd kan worden. Hiervoor is door zijn moeder toestemming gegeven. Het is niet mogelijk om hem thuis te observeren. 118 Beschrijving keramiekgroep De keramiekgroep bevindt zich op de tweede verdieping van het gebouw. Je kunt er komen met de lift of via de trap. De ruimte is verdeeld in drie groepen. Alle ruimtes hebben schuifdeuren die dichtgeschoven kunnen worden. Helemaal vooraan op de afdeling staat een bakoven in een aparte ruimte die afgesloten kan worden. Aan het eind van de afdeling is een ruimte waar een draaitafel staat. De ruimte daarvoor is de gietafdeling. Aangrenzend zijn de toiletten en staan kluisjes en bevinden zich de kapstokken waar je je jas kunt ophangen. Naast de drie groepen is een lange gang waar banken en een tafeltje staan en er is een computer aanwezig. Alle drie de groepsruimtes hebben aan beide zijden ramen. Aan de ene kant kijk je naar buiten en de andere kant kijk je naar de lange gang. Dagelijks zijn er zes tot acht cliënten per groep aanwezig. In totaal maken er 40 cliënten gebruik van de keramiekgroep. Doordat de cliënten ook andere werkzaamheden binnen of buiten ‘Het Pallet’ verrichten, wisselt de samenstelling per dag. De leeftijd van de cliënten varieert van ongeveer 25 tot ongeveer 55 jaar. De meeste cliënten hebben begeleiding thuis of wonen in een woonvoorziening. Op een enkeling na zijn alle cliënten ADL- zelfstandig en hebben hier geen hulp of begeleiding nodig. De cliënten komen zelfstandig of met een taxi naar ‘Het Pallet’. Op iedere groep staat een begeleider of begeleidster. De medewerkers Josje is een vaste begeleidster van groep 3. Zij werkt vier dagen, donderdag is haar vaste vrije dag. David is een vaste begeleider van groep 3 op de donderdag en op vrijdag werkt hij op afdeling 3 hoog voor: het atelier. Hij werkt twee dagen op ‘Het Pallet’ Hij was aanvankelijk aangenomen om cursussen te geven aan de cliënten en volgens thema’s te werken. Dit is gestopt en nu draait hij mee op de groepen. David vertelt dat het erg jammer is dat er door de bezuinigingen geen cursussen meer gegeven worden. Elles is stagiaire. Zij loopt stage vanuit de opleiding HBO-SPH. Zij werkt van maandag tot met donderdag op groep 3. Jules is een vaste begeleider van groep 2. Hij werkt drie dagen van dinsdag tot en met donderdag. Na een langdurige ziekte heeft Jules een aangepast werkrooster. Minke is vaste begeleidster van groep 2 . Zij werkt maandag, dinsdag en vrijdag. Hedwig is vaste begeleidster van groep 1. Zij werkt op woensdag, donderdag en vrijdag. Sinds kort is er een begeleidster van groep 1 overgestapt naar de afdeling theater op de eerste verdieping. Haar uren zijn gedeeltelijk ingevuld door de rest van de afdeling keramiek en gedeeltelijk niet meer opgevuld. De begeleiders vertellen dat de uren niet meer volledig zijn ingevuld vanwege bezuinigingen. 119 Er werken twee vrijwilligers op de afdeling keramiek, waarvan een vrijwilligster op groep 1 en een vrijwilligster, Lisbeth, op donderdag in groep 3. Lisbeth helpt de cliënten twee uurtjes op de donderdag met draaien. Activiteitenaanbod Op de keramiekafdeling werken cliënten met een verstandelijke beperking aan hun ontwikkeling op beeldend gebied met keramiek. Binnen de afdeling zijn er drie gebieden waar de cliënten zich in kunnen bekwamen: 1. beeldend vrij werken, 2. decoreren, 3. gietklei. Het werk van de cliënten is te koop in de galerie van ‘Het Pallet’ en op de keramiekafdeling. De openingstijden van de galerie zijn maandag tot en met vrijdag van 10.00 uur tot 17.00 uur. Op de keramiekafdeling van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 17.00 uur. De deelnemers van de keramiekgroep 3 Joris: Albert: Ron: Simone: Jane: André: Lodewijk: Fernao: Ilse: Robert: Norma: Fleur: Sabir: geboortedatum 1962. Joris is een man met het syndroom van Down. geboortedatum 1979. Albert is een man met het syndroom van Down. geboortedatum 1962. Ron is een man met een verstandelijke beperking geboortedatum 1973. Simone is een vrouw met psychiatrische problematiek. geboortedatum 1977. Jane is een vrouw van Surinaamse afkomst en zij heeft het Prader-Willi syndroom. geboortedatum 1972. André is een man met diagnose autisme PPD-NOS. geboortedatum 1958. Lodewijk is een man met het syndroom van Down geboortedatum 1972. Fernao is een man uit Portugal met een verstandelijke beperking. geboortedatum 1962. Ilse is een vrouw met een verstandelijke beperking en zij is zeer slechthorend. geboortedatum 1986. Robert is een man met een verstandelijk beperking, autistisch en het Fragile X syndroom. geboortedatum 1961. Norma is een vrouw uit Curaçao met een verstandelijke beperking. geboortedatum 1974. Fleur is een vrouw met het syndroom van Down en zij is slechthorend. geboortedatum 1983. Sabir is een man met verstandelijke beperking uit groep 1 De cliënt Sabir heeft de onderzoekster vermeld omdat het regelmatig voorkomt dat de begeleidster van groep 3 met hem te maken heeft. Sabir is een cliënt die veel heen en weer loopt tussen alle groepen door. Geregeld doet hij beroep op de begeleidsters van de andere groepen, zo ook op de begeleidster van groep 3. 120 Cliënt die gevolgd mag worden en de argumentatie daarvoor Joris is een man van 50 jaar en heeft het syndroom van Down. Hij woont bij zijn moeder. Joris heeft een voorkeur voor mannen. Hij heeft graag de begeleiding in zijn buurt, bij afwezigheid hiervan kan hij onrustig worden en is bang voor ruzie. Hij houdt zich tijdens de observatieperiode bezig met het maken van een beeld. In zijn ondersteuningsplan staat dat hij behoefte heeft aan arbeidsmatig kunstzinnig werk met duidelijke afgebakende taken om zo zelfstandig mogelijk te kunnen werken. Hij wil zijn mogelijkheden op de afdeling keramiek uitbreiden. Hij wil graag beelden maken, borden gieten en naar musea gaan. Hij geeft het zelf aan als hij iets nieuws wil. Hoofddoelen voor Joris zijn: uitbreiden van de mogelijkheden op keramiekgebied. Hij kan beter verwoorden wat er in hem omgaat. Punt van aandacht: regelmatig even kijken naar zijn werk en een praatje maken. De begeleidster geeft aan dat Joris gezellig is en het werk leuk vindt. Altijd verloopt alles goed met hem. Daarbij vertelt zij dat Joris de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Vijf jaar geleden was hij nog erg beschermd en niet in staat om zelfstandig iets te ondernemen. Hij heeft geleerd om zich te ontplooien. Deze observaties geven mogelijk een goed beeld van al dan niet aanwezige verbinding, ontwikkeling en zelfinitiatief. Methodiek Er wordt op de keramiekafdeling gewerkt volgens de methode “eigen initiatief model” (EIM). Enige jaren geleden hebben verschillende cliënten een training in de EIM gehad. Ook hebben medewerkers van ‘Het Pallet’ deze EIM-methodiek gevolgd. In de gesprekken met de medewerkers die de onderzoekster heeft gehouden, waarin dit onderwerp ter sprake kwam, werd verteld dat niet alle medewerkers van de keramiekafdeling de training EIM hebben gevolgd . Op de vraag: “Hoe is dit ontstaan?” kreeg de onderzoekster als antwoord: “Het kwam er niet meer van en het is ook inmiddels weggezakt.” Begeleider Jules benoemt het als volgt: “Het werd geïntroduceerd als het ei van Columbus. De ideeën onderstrepen we wel en we proberen het ook wel. Helaas lukt het niet altijd door tijdgebrek en neem je het toch snel even over van de cliënt. Het is begeleiden met de handen op de rug.” Begeleidster Josje vertelt: “Het uitgangspunt is een goed idee. Ondanks dat de cliënt het zelf bedenkt en dit in de praktijk brengt, is het toch moeilijk uit te voeren. Bij sommige cliënten lukt het en bij andere cliënten kom je niet veel verder in het proces. Ik zou graag meer uit de cliënt willen halen, meer willen werken met de methodiek EIM. Je moet er veel in stoppen en dan stopt het weer.” 121 Begeleidster Minke zegt: “Ik heb de training EIM gevolgd maar het is weer weggezakt. De hele hectiek van de dag maakt dat ik zo snel mogelijk aan het werk ga. Er zijn momenten dat ik het toepas. Bij de ene cliënt is het vanzelfsprekender dan bij de andere cliënt.” Begeleider David vertelt: “De methodiek pas ik toe als ik tijd heb. Het is fijn om één op één contact te hebben, dan lukt het om te activeren en te stimuleren.” Werkwijze en afspraken op de afdeling keramiek Er wordt gewerkt vanuit vaste structuur en schema’s. Tussen 9.00 uur en 10.00 uur binnenkomst in de centrale ruimte beneden. Begeleiders zijn beneden aanwezig en vangen de cliënten op. 10.00 uur 11.00 uur 12.20 uur 13.30 uur 15.30 uur 16.00 uur Alle cliënten en begeleiders gaan naar hun afdeling. Er wordt koffie gedronken, dit wordt gezet door een van de cliënten. Er wordt gezamenlijk gegeten in de kantine, enkele cliënten blijven boven en eten met een begeleider apart. Dit vanwege het beperken van prikkels voor de cliënt. De cliënten gaan weer naar boven en gaan weer verder met hun kunstwerkstuk. Cliënten ruimen op en maken hun werkplek schoon. Cliënten gaan naar beneden, sommige cliënten gaan meteen naar huis, anderen wachten op hun taxi die hen ophaalt. Een van de begeleiders gaat mee naar beneden en de anderen blijven op de groep om andere taken uit te voeren. Op vrijdag is de afsluiting van de week. In groep 2 komen om 15.00 uur alle cliënten bij elkaar. Er worden geen persoonlijke zaken besproken tijdens dit overleg. Hiervoor zijn andere gelegenheden zoals persoonlijke begeleidingsgesprekken. Er zijn ook toiletdiensten, sommige cliënten hebben hulp nodig bij het naar toilet gaan. De begeleiders spreken onderling af wie welke cliënt die dag naar toilet begeleidt. Afdeling keramiek groep 3 10.00 uur Het is donderdagochtend. De cliënten komen binnen op de afdeling keramiek groep 3. Josje, de begeleidster, loopt rond en kijkt of iedereen zo’n beetje op zijn of haar plek zit. Jules de begeleider van groep 2 komt aangelopen in groep 3 en vraagt: “Wie zijn er allemaal vandaag?” Aan Joris vraagt Jules: “Was je dinsdag vrij Joris?” “Nee” antwoordt Joris. “Ik was woensdag vrij.” “Heb je nog iets leuks gedaan woensdag?”, vraagt Jules. Joris vertelt aan Jules: “Ik heb een gesprek gehad met de MEE over als mijn moeder dood gaat, waar ik dan naartoe ga.” Jules knikt en zegt: “Ja, ja”en loopt iets dichter naar Joris toe. 122 Op dat moment komt Maud, een cliënt van groep 2, met veel geluid binnen lopen in groep 3. Jules loopt met haar mee naar haar eigen groep. Joris vertelt verder aan zijn overbuurman Albert, dat hij als zijn moeder is overleden beschermd gaat wonen. Joris loopt naar de onderzoekster en vertelt nogmaals zijn verhaal. De onderzoekster vraagt aan Joris: “Wat vind je hiervan?”. Joris zegt: “Dat vind ik helemaal niet erg, mijn moeder is al negentig jaar!“ Op dat moment komt Josje binnen en vraagt aan Joris: “Lukt het allemaal Joris en wat ga je doen vandaag?” Joris zegt tegen Josje: “Ik ben gisteren bij de MEE geweest en als mijn moeder dood gaat dan ga ik beschermd wonen!” Josje zegt tegen Joris: “Maar je moeder gaat toch niet dood, ze is gelukkig weer beter, toch Joris? “Gelukkig wel ”, zegt Joris. Josje vraagt vervolgens nogmaals aan Joris: “Ga je weer verder met je werkstuk Joris?” Joris pakt vervolgens zijn werkstuk en gaat hier mee verder. Joris maakt beelden van mensen uit zijn omgeving en hij maakt portretten van bekende mensen. Hij bouwt de beelden in cilindervorm op. Daarna bewerkt hij de beelden met een pen en hij graveert lijnen erin en maakt gaatjes als decoratie. Het liefst laat hij de beelden ongeglazuurd. Jules is begeleider van de keramiekgroep 2 . Maud is een jonge vrouw van groep 2. Maud zit alleen achter een woonscherm te werken aan een tafel. Geregeld staat zij op en loopt door de ruimte heen en weer. Jules zegt tegen Maud: “Gaat het goed Maud?” Maud zegt: ”Nee.” en roept dat zij gaat slaan en niet wordt opgehaald door de buschauffeur! Jules vraagt: “Wat bedoel je Maud?” Maud zegt: ”Ik word niet opgehaald door de buschauffeur!” Jules zegt tegen Maud: ”Kom even zitten dan kunnen we er rustig over praten.” Maud gaat naast Jules zitten, ondertussen heeft zij een papieren zakdoekje in haar hand dat zij meerdere malen heen en weer draait. Jules vraagt aan Maud: ”Wat zit je dwars Maud?” Maud gaat vervolgens huilen. Maud vertelt: “Het is allemaal stom met mama.” Direct daarop stopt Maud met huilen en staat op en loopt naar haar werkplek. Jules vraagt aan haar, terwijl zij wegloopt naar haar werkplek: ”Dus het gaat weer Maud?” Bij Maud verschijnt een lach op haar gezicht. Jules vertelt aan de onderzoekster dat er problemen zijn in haar thuissituatie en dat Maud hier niet mee om kan gaan. Zij is snel overprikkeld en werkt daarom achter een scherm. “Ik geef haar even aandacht op zo’n moment en dan kan ze vaak de dag weer door.”, zegt Jules. Sabir, een cliënt van groep 1, komt binnengelopen in groep 3 en roept Josje. Josje reageert: “Ik ben hierrrr… achter de computer in de gang”. Sabir zegt: “Moet ik nog lang wachten?” Josje reageert: “Ik moet even deze mail afmaken en dan kom ik bij je!” Waarop Sabir reageert:! “Struikel niet over je vingers!” Ondertussen staat Sabir met zijn mobieltje te spelen in zijn handen en kijkt lachend om zich heen. Josje zegt hierop: “Ik ben niet zo goed in typen, dus het duurt even!” Waarop Sabir reageert: “Ja, dat bedoel ik!” Als Josje klaar is met de mail, geeft zij aan Sabir een sleutel en zegt tegen hem: “ Het is nummer twee. Breng je vanavond de sleutel weer terug?” Sabir: “Ik hoop binnen drie minuten want ik word er gek van!” Josje legt later uit aan de onderzoekster, dat Sabir veel aandacht vraagt en de hele dag door met zijn mobieltje loopt te spelen. Hij kan nu zijn mobieltje in een kluisje leggen. Lisbeth - de vrijwilligster die alleen op de donderdagen twee uurtjes werkt - is inmiddels gearriveerd. Zij gaat met twee cliënten tegelijk naar de ruimte waar gedraaid wordt. 123 Afspraken met Sabir Jules vertelt aan de onderzoekster dat Sabir graag wil leren draaien. Lisbeth, de vrijwilligster, is aanwezig op donderdag en kan met hem kijken of het haar lukt om hem deze techniek aan te leren. Hiervoor is nodig dat er vooraf met Sabir afspraken gemaakt worden. Hij mag niet met zijn mobieltje spelen op zo’n moment en niet heen en weer gaan lopen door de ruimtes. Jules roept Sabir bij zich en vraagt aan hem of hij even tijd heeft om de afspraken met hem door te nemen over het draaien op donderdag. Jules gaat samen met Sabir apart zitten, op de bank in de gang. Jules vertelt aan Sabir: “Je weet, Sabir, dat er geen mobieltjes gebruikt mogen worden tijdens het draaien!” Sabir: “Ja, dat weet ik.” Jules: “En het is de bedoeling dat je, als je aan het draaien bent, ook op die plek blijft! Begrijp je dat ?” Sabir knikt naar Jules en vraagt hem: “Zijn het vijf hele dagen of vijf weken dat ik mag draaien, samen met Lisbeth?” Hierop reageert Jules: “Het zijn vijf halve dagen op de donderdag.” Sabir reageert door te zeggen: “Dat is goed! ” Jules vraagt aan Sabir: “Met wie ga je samen nog meer draaien op de donderdag?” Sabir: “Ik dacht met Winston?” Jules: “Jij kan hele mooie dingen maken!” Hierop reageert Sabir: “Als ik het maar zie zitten!” Jules zegt tegen Sabir: “Ik werk de afspraken uit op de computer voor je; dan kun je ze altijd nog doorlezen en staan ze vast.” 11.00 uur Joris loopt door de gang en vertelt al lopend aan de onderzoekster en de begeleider: “Het is 11:00 uur, tijd om koffie te drinken.” De cliënten pakken zelfstandig hun koffie en drinken dit staand op óf nemen het mee naar de zitbank in de gang en gaan daar zitten. Elles (stagiaire van groep 3) komt binnengelopen op groep 3. Elles vraagt aan Ilse, haar recht aankijkend omdat Ilse zeer slechthorend is: “Lukt het allemaal, Ilse? “ Ilse reageert met haar duim omhoog en zegt : “Ja, ja, kijk maar” en zij wijst naar haar werk. Elles reageert: “Dat gaat goed zeg Ilse.” Direct daarna vraagt Elles aan Joris en Albert: “Hoe gaat het hier? “ Daarop roept Joris met een glimlach op zijn gezicht: “Helemaal prima!”. Elles zegt in het algemeen: “Ik ga even pauze houden en roken beneden.” Elles is die ochtend bezig met het helpen inrichten van de ruimte beneden, in de centrale hal. Die middag, om 15.00 uur, vindt de opening van een expositie plaats van kunst, gemaakt door drie cliënten van ‘Het Pallet’. Voor deze opening zijn alle cliënten van ‘Het Pallet’ uitgenodigd. Er zijn ook uitnodigingen verstuurd aan de buurtbewoners. Na de koffie werken alle cliënten zelfstandig door aan hun werk. Norma en paardenkoppen Josje komt binnen en loopt naar Norma, die aan haar werktafel zit, en zegt tegen haar: “Het worden er wel veel hè Norma?” Waarop Norma antwoordt: “Ja”. Josje zegt tegen haar: “Hoeveel wil je er nog maken? Er staan al achttien paardenkoppen op de tafel om gebakken te worden!” Norma lacht naar Josje en wijst naar de tafel waar de paardenkoppen staan en gaat door met haar werk. Minke, de begeleidster van groep 2, roept Norma om te komen: “Norma, kom je er ook bij zitten?” Norma zegt tegen haar: “Nog een oog!” Minke zegt tegen Norma: “Dat is prima maar dan wel komen hoor. Je gaat al zo snel met al je paardenkoppen. Ze zien er prachtig uit 124 Norma!” Norma kijkt naar de onderzoekster en heeft een grote glimlach op haar gezicht. Snel maakt Norma het ene oog van de paardenkop af en pakt meteen een nieuwe bak met klei. Ze zet de bak met klei voor zich neer, loopt naar haar jas en gaat naar beneden. Ilse zit tegenover Norma aan tafel te werken. Zij staat op en loopt naar de tafel waarop alle paardenkoppen staan die Norma heeft gemaakt. Ondertussen wijst ze naar de onderzoekster en ze zegt: “Mooi hè?” Ilse wijst naar Norma en zegt tegen de onderzoekster: “Heeft Norma gemaakt.” Waarop Norma met haar vinger naar zichzelf wijst en lacht! Josje vertelt aan de onderzoekster dat Norma veel paardenkoppen kleit, enorm produceert en niet zo goed een rem kent. De onderzoekster stelt de vraag aan Josje: “Hoe ga je om met cliënten die geen rem hebben in hun werk? En hoe stimuleer je haar tot andere taken?“ Josje vertelt: “Bij Norma geef ik ongeveer twee weken van tevoren aan dat het tijd wordt om iets anders te gaan maken. Ik leg haar uit dat er genoeg paardenkoppen zijn gemaakt. De week erna zoek ik met haar de mooiste paarden uit, die dan worden gebakken. De overige paardenkoppen die niet geschikt zijn, worden gerecycled. Vervolgens vraag ik aan haar wat ze wil maken. Soms haalt zij inspiratie uit boeken of neemt ze zelf iets mee dat ze heeft gezien en leuk vindt. We kijken samen of het mogelijk is en maken een start met iets nieuws.” 12.15 uur David, begeleider van groep 3 en op dit moment werkzaam op groep 1, omdat de begeleidster van groep 1 met vakantie is, komt binnengelopen en vertelt aan iedereen dat er om 12.20 uur geluncht wordt. Daarbij geeft hij aan dat er op tijd opgeruimd moet worden om naar beneden te gaan. Joris reageert op David: “Ja David, dat weten we en we komen er aan!” Ondertussen ruimen de cliënten hun spullen op. Cliëntenraad Joris en Albert vertegenwoordigen de cliëntenraad namens de afdeling keramiek. Eén keer per veertien dagen is er op donderdagmiddag een cliëntenraadsvergadering van half twee tot half drie. Iedere afdeling heeft een afgevaardigde die de cliëntenraad vertegenwoordigt. Uit groep 3 van de keramiekafdeling is Albert als voorzitter en Joris als secretaris hierbij aanwezig. De vergadering wordt begeleid door één van de begeleiders van ‘Het Pallet’. Het doel is het oefenen in vergaderen. De onderzoekster heeft hier geen observaties van. Aan de onderzoekster wordt verteld door Josje: ”Joris heeft veel andere taken naast zijn eigenlijke werk. Hij zit bij speksteen verwerken, zwemmen op vrijdag en secretaris van de cliëntenraad. We zien allemaal dat hij ervan geniet. Vijf jaar geleden durfde Joris niet zo veel, maar hij heeft zich ontplooit in zijn ontwikkeling!” De onderzoekster vraagt: “Hoe hebben jullie dit aangepakt?” Josje vertelt: “We hebben Joris steeds een beetje meer laten doen, zodat hij vertrouwen heeft in zichzelf en zich op die manier kan ontplooien.” 125 14.30 uur Joris en Albert komen terug van de vergadering. Elles is aanwezig in groep 3 en vraagt aan Joris en Albert: “Hé, zijn jullie er weer? Hoe was het?” Joris antwoordt: “Het was heel gezellig.” Op dat moment komt David binnen en hij zegt: “Kijk, daar zijn ze weer.” Afvallen Elles zit samen met Fleur achter de computer. Elles vraagt aan Fleur: “Lees jij het voor, Fleur?” Fleur antwoordt: ”Dat is goed.” Zij leest een zin van het papier voor. Elles vraagt aan Fleur: “Heb je begrepen wat er staat Fleur?” Fleur zegt: ”Ja, ik snap het!” Waarop Elles antwoordt: ”Dat is mooi, dan ga ik het zo uitprinten en dan mag je er een handtekening onder zetten.” Fleur zegt: “Oké!” Vervolgens vraagt Fleur aan Elles: “Heb je nog zo’n mapje waar het in kan?” Elles zegt: “Ik zal even voor je gaan kijken.” Even later komt Elles terug met een mapje voor Fleurs papieren. Fleur lacht als zij Elles aan ziet komen. Elles zegt: “Deze is voor jou en hier mag je handtekening komen, dan zet ik de mijne hieronder!” Fleur zet haar handtekening onder het papier. Daarop zegt Elles tegen haar: “Mooi wijfie, die staat!” Fleur vraagt aan Elles: “Is Marije boven? Dan laat ik het haar zien.” Elles antwoordt: “Ja, Marije is boven en als jij het bij je houdt, dan neem je het met haar door als je haar weer ziet.” Fleur antwoordt: “Oké.” Elles vertelt aan de onderzoekster dat Fleur probeert om af te vallen. De vaste begeleiding heeft hier geen tijd voor om met haar dit op te pakken. De onderzoekster vraagt aan haar: “Hoe is dit ontstaan?” Elles vertelt dat Fleur thuis een conflict had gehad over haar overgewicht. “Ze vinden haar te dik. Fleur woont op zichzelf en heeft aangegeven op ‘Het Pallet’ dat ze wil afvallen. Ik heb dit met haar opgepakt en een lijst gemaakt met pictogrammen en een contract voor Fleur opgesteld. Dit neemt Fleur zelf door met begeleidster Marije van boven. Als Fleur zich prettig voelt, gaat het ook goed op haar werk. Dit werkt op alles door”, aldus Elles. 15.00 uur David komt binnengelopen op groep 1 en zegt: “We moeten opruimen mensen want de opening van de expositie begint zo!” “Jij komt toch ook mee?”, vraagt David aan de observator. “Dat lijkt mij erg leuk”, zegt de observator. Vervolgens ruimen alle cliënten hun spullen op en gaan naar beneden. Kleuren kiezen Josje vraagt aan Jane: ”Wat ga je vandaag doen, Jane?” Jane zegt tegen Josje: “Ik wil schilderen vandaag!” “Welke wil je schilderen vandaag?”, vraagt Josje. Ze pakt een beeld uit de kast en zet dit voor haar neer en loopt ondertussen even weg omdat er een andere cliënt iets aan haar vraagt. Jane valt in haar stoel in slaap. Kort daarop komt Josje terug en ze zegt tegen Jane: “Weet je al welke kleur je wilt gebruiken?” Jane zegt: “Ja!” Josje vraagt: ”Welke kleur dan? Een felle of een donkere kleur?” Jane zegt: “Ik wil geel!” Josje loopt weg, komt dan weer terug en zegt: ”Geel is op. Ik heb wel oranje. Lijkt je dat wat?” Josje loopt even weg en Jane valt in slaap op haar stoel. Josje komt terug met twee boeken in haar hand en zegt 126 tegen Jane: ”Kijk, dit is de oranje kleur. Zo ziet die eruit!” Josje neemt met Jane de boeken door waar alle kleuren verf in staan. Jane tegen Josje: “Ik wil graag geel; ik houd van felle kleuren.” Josje zegt tegen Jane: “Geel is op. Volgende week ga ik naar Keramikos en neem ik weer nieuwe potten met verf mee.” Josje bladert ondertussen in het kleurenboek en laat aan Jane verschillende kleuren zien. Jane schudt met haar hoofd “nee”en zegt: “Ik wil geel.” Josje tegen Jane: “Geel is er niet en kijk, deze komt er het dichtst bij.” Ze wijst de kleur oranje aan. Jane kijkt omhoog naar Josje en zegt: “Hmm.” Josje loopt met de kleurenboeken in de hand weg. Even later komt zij terug met een pot verf in haar hand. Jane is in slaap gevallen in haar stoel. Josje maakt bij de kraan de pot verf klaar, loopt naar Jane en zegt: “Hé Jane, wakker worden. Wil je een schort aan?” Jane kijkt op. Josje schuift de tafel waar Jane aan zit, iets voor haar dichterbij en zegt: ”Kijk, nu kun je er beter bij!” Jane pakt de verfkwast, die is neergelegd door Josje, en begint met schilderen. Joris ziet Josje bezig zijn met Jane en loopt op haar af. Hij geeft haar een stukje sinaasappel en stopt dit in haar mond. Waarop Josje tegen Joris zegt: ”Dank je wel Joris, kom ik gelukkig nog aan mijn vitamines vandaag. Je zorgt goed voor me!” Joris loopt weg met een glimlach op zijn gezicht. De week erop Josje zegt tegen Jane: “Wat gaat het worden vandaag, Jane?” Jane zegt tegen Josje: “Ik wil een mooie paradijsvogel verven met heel veel felle kleuren.” Josje zegt tegen haar: “Ik zal vast het boek pakken zodat je alvast kan kijken welke kleuren je wilt!” Even later zegt Josje tegen Jane: “Heb je al wat gezien uit het boek, welke kleur je mooi vindt?” Jane wijst naar een kleur en zegt: “Deze wil ik. Dit vind ik een mooie kleur!” Josje zegt tegen haar: “Het lijkt wel bruin.” Jane zegt: “Nee, ik wil allerlei kleuren blauw!” Josje zegt: “Kom, laten we even kijken welke kleuren mooi bij elkaar staan. Dan zal ik ze daarna voor je klaar maken!” Jane stemt hiermee in en vraagt aan Josje: “Kan ik er ook na de lunch aan beginnen?” Waarop Josje zegt: “Lijkt mij dat je ook voor de lunch alvast wat kan maken toch..?” Jane kijkt omhoog en zegt hier niets op tegen Josje. Josje en Jane hebben de kleuren gekozen en Josje zegt tegen Jane: “Ik ga even kijken of we deze kleuren nog hebben. Ik kom zo terug!” Direct daarop komt Josje met de juiste kleuren terug en maakt deze klaar voor Jane. Josje vertelt aan de onderzoekster: ”Er werd voorheen gewerkt met kleurenpaletten. Deze werden gemaakt voor de cliënten. De begeleiders hielden bij welke kleuren aanwezig waren en verfden dit op het palet. De cliënt had een gemakkelijk overzicht van de kleuren die op voorraad waren. Dit is nu vervangen door de kleurenboeken waarin alle kleuren staan. Het is alleen lastiger want je weet niet welke kleur aanwezig is. Het zou fijn zijn als wij een assistent zouden hebben die al dit soort klusjes zou uitvoeren. Dan kunnen wij ons meer richten op de cliënt.” De onderzoekster merkt op tegen Josje: “Ik zie dat Jane vanuit haar stoel meekijkt en jij heen en weer loopt!” Waarop Josje aangeeft dat het voor Jane juist goed zou zijn om met haar mee te lopen naar de kast. “Het kost veel tijd om dit met haar te ondernemen. Zoals je ziet, loopt zij achter een rollator en gaat alles heel traag. Hierdoor zou ik ook de andere cliënten van de groep te lang alleen laten.” 127 Toiletdienst Jane: ”Josje, ik moet naar de plee.” Josje komt in de ruimte van groep 3 en helpt Jane met naar het toilet gaan. Josje zegt tegen Jane: “Roep je als je klaar bent op het toilet, Jane?” Enige tijd later roept Jane: ”Josje, ik ben klaar!” Josje is niet aanwezig op de groep. Het is de onderzoekster even ontgaan waar Josje is gebleven. Jane roept met luide stem: ”Joehoeeeee, ik ben klaarrrrrrrrr!” Josje komt binnen en zegt: ”Riep iemand mij?” Jane roept uit het toilet: ”Ja, ik. Ik ben klaar. Was je mij vergeten?” Waarop Josje antwoordt: ”Ik was even bezig bij de oven, samen met een andere cliënt, maar nu ben ik er toch om je te helpen!” Beeld van Joris “Hoe gaat het met je beeld, Joris?” vraagt Josje. Joris antwoordt: “Dat gaat heel erg goed! Kijk maar, hoe ver ik al ben.” Josje zegt tegen hem: “Dat ziet er mooi uit, Joris!” Joris heeft inmiddels een plaatje gepakt van een bekende Nederlander dat hij als voorbeeld gebruikt en hij zegt: “Ik weet niet of het helemaal klopt, Josje.” Josje buigt voorover en kijkt met hem mee en ze zegt: “Het gaat erg goed en is volgens mij al bijna klaar!” Joris zegt: “Ja bijna wel hè? Nog even de haren!” Joris zegt tegen Elles die een tijdje later binnenkomt op de groep: “Kijk Elles, ik heb een verrassing!” Elles zegt: “Vertel, ik ben benieuwd!” Joris zegt tegen haar: “Hij is klaar!!” Waarop Elles verheugd reageert: “Is hij echt klaar?” Joris zegt: “Jazeker. En is die mooi geworden?” Elles zegt tegen hem: ”Hij is erg mooi geworden, hij ziet er prachtig uit!” De volgende dag Josje vraagt aan Joris: “Ben je weer opnieuw begonnen aan de haren? Ik dacht dat het beeld klaar was!” Joris zegt tegen Josje: “Dat dacht ik ook maar hij heeft een hersenschudding!” Josje lacht en zegt verbaasd: “Een hersenschudding?” Joris zegt: “Ja, een hersenschudding. Dus ik moest overnieuw beginnen.” Waarop Josje tegen Joris zegt: “Probeer je het beeld vandaag af te maken, Joris?” Joris zegt: “Dat komt goed, dat doe ik!” Joris roept: “Operatie Petticoat gaat beginnen”. Waarop Josje zegt: “Spannend, ik ben benieuwd Joris!” Aan het eind van de middag vraagt Josje aan Joris: “Hoe is het met de hersenschudding, Joris?” Joris zegt: “Die is helemaal over!” Josje tegen Joris: “Ik zou het beeld zo laten. De pop is al droog en als je er meer aan veranderd hebt, dan heb je kans dat hij stuk gaat.” Joris zegt tegen Josje: “Nee hoor, ik laat hem zo. Hij is klaar.” Joris pakt de prikpen en gaat opnieuw starten met het maken van kleine sneetjes in de klei. Hij zegt ondertussen hardop in de ruimte: “Nog even de haren en dan is ie klaar.” De lift Binnenkomst in de hal. Josje zegt: ”Ik ben benieuwd of Jane nog komt vandaag.” Op datzelfde moment komt Jane binnen. Waarop Josje zegt: ”Oh kijk, ze is toch gekomen.” Josje loopt op haar af en zegt tegen Jane: ”Fijn Jane dat je er bent.” Jane reageert met iets luide stem: “Ik ga niet met de lift!.” Josje zegt tegen Jane: “We gaan gewoon met de lift. Het is te 128 gevaarlijk om met de trap te gaan!” Jane zegt met luide stem en half huilend: “Ik ga met de trap!” Josje zegt tegen Jane: “Dat kan niet Jane. Dit is te gevaarlijk!” Waarop Jane met nog meer luide stem en huilend roept tegen Josje: “Je snapt er niets van. Ik moet bewegen!” Josje zegt resoluut tegen Jane: “Ik ga de discussie nu niet met je aan. Het is te gevaarlijk met de trap en het is beter om met de lift te gaan!!!” Ondertussen heeft Josje Jane lopend begeleid naar de lift. Wachtend bij de lift met een aantal andere cliënten, zegt Jane met stemverheffing: “Ik ga niet met de lift!” Josje staat naast haar en reageert hier niet op. Inmiddels is de lift aangekomen en zij stappen onder luid protest van Jane met een aantal andere cliënten in de lift. Jane komt boven aan en stapt als laatste uit de lift en loopt, al mopperend achter haar rollator, naar haar werkplek. Jane gooit haar jas neer op de tafel en gaat op haar stoel zitten. Josje komt binnen en vraagt aan Jane: “Zal ik je jas even ophangen, Jane?” Ondertussen pakt Josje haar jas en zij hangt deze aan een hangertje op, bij haar werktafel aan de kast. Josje vraagt aan Jane: “Wat wil je doen vandaag?” Jane antwoordt: “Ik wil schilderen.” Josje vertelt aan de onderzoekster dat de dag daarvoor de lift haperde met Jane erin. Jane had die dag besloten dat zij niet meer met de lift naar beneden zou gaan. Aan het einde van de dag is Jane naar de trap gelopen en heeft alvast een paar traptreden genomen. Josje besloot op dat moment dat zij deze verantwoordelijkheid niet op zich wilde nemen en zij heeft tegen Jane gezegd dat zij met de lift moest gaan. Het is te gevaarlijk; Jane is erg zwaar en de traptreden zijn anders dan bij haar thuis en de trapleuningen houden haar misschien niet. Uiteindelijk heeft zij de moeder van Jane gebeld, in de hoop dat zij Jane zou kunnen overreden om met de lift te gaan. Jane is veel te zwaar en heeft fysiotherapie om meer te bewegen. Jane zet het bewegen in om niet met de haperende lift te moeten. Josje vertelt dat er geregeld problemen met de lift zijn en dat dit leidt tot allerlei problemen. De onderzoekster vraagt aan Josje: “Zou je Jane, los van het liftverhaal, meer in beweging willen krijgen? Hoe tevreden ben je met de methodiek EIM en zou je deze methodiek kunnen toepassen?” Josje vertelt: “Ik zou graag meer willen doen met de methode EIM. Helaas heb ik niet altijd alle mogelijkheden hiervoor. Het lukt niet om altijd alert op de methode te zijn. Daarbij komt dat Joris en Albert veel voor Jane doen. Zij gaan er soms dwars doorheen; zij regelen veel voor Jane. Het is jammer dat er geen tijd is om mij hiermee bezig te houden.” Albert en Joris vertellen in de weekafsluiting op vrijdagmiddag dat zij het liftprobleem hebben besproken in de cliëntvergadering. Minke vraagt tijdens de afsluiting op vrijdag: “ Zijn er nog belangrijke punten, mannen, die besproken moeten worden vanmiddag?“ Joris zegt: ”Jazeker, we hebben het probleem lift besproken!” Albert pakt de papieren van de vergadering erbij en leest voor: ”Er wordt een brief geschreven door ons aan het bestuur met de vraag waarom de lift nog steeds stuk is?” Minke zegt tegen Albert en Joris: “Wat goed dat jullie dit met elkaar oppakken!” Joris zegt lachend tegen Minke: “Ja, goed hè?!” Naar huis Joris komt aangelopen, door de gang, met zijn tas in zijn hand. Minke ziet hem lopen en zegt tegen Joris: “Hé Joris, ga je er al vandoor?” Joris zegt tegen Minke: “Ja, ik ga.” Terwijl hij dit zegt, krijgt Minke een dikke zoen op haar wang van Joris. En Joris zegt tegen Minke: “En de hartelijke groeten van mijn moeder!” Minke zegt tegen Joris: “Doe je aan haar de groeten 129 terug van mij?” Joris zegt tegen Minke: ”Zal ik doen. Zie ik je morgen weer? ” Minke tegen hem: ”Nee, overmorgen!” Joris tegen Minke: ”Oh… vrijdag, zie ik je dan!” Minke tegen Joris: ”Nou, tot vrijdag dan!” Gieten Josje zegt tegen Robert: “Wil je vandaag nog gaan gieten?” Robert zegt tegen Josje: “Ja, dat is prima, leuk!” Josje zegt tegen Robert: “Wil je een schort? Ik zou die maar omdoen om te voorkomen dat je mooie shirt vies wordt!” Robert pakt ondertussen een schort, trekt deze aan en loopt naar de ruimte waar je kunt gieten. Josje vraagt aan Robert: “Welke zou je willen gieten, de vierkante of de ronde?” Robert zegt tegen Josje: “Ik wil de ronde gieten!” Josje antwoordt tegen Robert: “Prima, doen we en giet ze dan alle drie maar.” Robert begint met gieten en kijkt ondertussen naar de plaatjes die aan de muur hangen. Dit zijn foto’s waarop de techniek in volgorde staat afgebeeld hoe te gieten. Josje zegt tegen Robert: “Dat gaat prima zo. Je doet het prima!” Robert vraagt aan Josje: “Hoe lang moeten ze zo staan?” Josje zegt tegen Robert: “Ongeveer vijftien minuten. Heb je een horloge?” Robert antwoordt: “Nee, die heb ik niet!” Josje zegt tegen Robert: “Lastig hè, als je geen klokje bij je hebt? Maar dan kijk je gewoon op de klok in de groepsruimte!” Ondertussen loopt Josje samen met Robert naar de groepsruimte en ze wijst naar de klok en vraagt aan Robert: “Weet je Robert, hoe laat het is op de klok?” Robert antwoordt: “Ja, dat weet ik wel. Het is kwart voor twaalf op de klok.” Josje zegt tegen Robert: “Heel goed en als de wijzers op de twaalf staan dan kun je het gietwerk afmaken. Gaat het lukken?” Robert antwoordt: “Ik denk het wel.” Bakjes Josje geeft uitleg aan Melissa, een cliënt van groep 2, over de bestelling die is binnengekomen. Het gaat om een grote hoeveelheid kleine bakjes te maken en te beschilderen. De bakjes worden gedraaid op de afdeling en moeten daarna vervolgens beschilderd worden. Melissa kan erg mooi schilderen. Josje roept Melissa en zegt tegen haar: “Melissa, dit zijn de bakjes die gemaakt moeten worden en nu moeten de bakjes beschilderd worden. Zou jij mij daarbij kunnen helpen?” Melissa antwoordt: “Ja hoor, dat kan ik wel. Maar wat een kleine bakjes.” Josje zegt tegen Melissa: “Tja, ze zijn wel klein, heel klein. Maar zou jij het kunnen op die kleine bakjes?” Melissa zegt tegen Josje: “Wat zou ik kunnen tekenen?” Ondertussen pakt Melissa haar plaatjesboek en ze laat een plaatje zien van een paard en zegt: “Zoiets, zou dat kunnen?” Waarop Josje tegen Melissa zegt: “Die zijn wel heel erg klein. Wat je ook zou kunnen doen, zijn die hartjes die je nu aan het maken bent op de schaaltjes. Die zijn niet zo groot en heel erg mooi. De hartjes zijn ook heel goed geschikt voor op de bakjes! De paarden moet je dan zo klein maken dat het wel heel veel gepriegel wordt.” Melissa legt haar boek weg en pakt het bakje van Josje en gaat meteen aan de slag. Even later roept Melissa Josje en vraagt aan haar: “Is dit goed, Josje?” Josje zegt tegen Melissa: “Het ziet er prachtig uit maar het mag ietsje groter!” Melissa zegt tegen Josje: “Oké, dat ga ik doen! ”en loopt lachend naar haar werkplek. 130 Kast opruimen Elles is samen met Albert zijn kast aan het uitzoeken. Elke cliënt heeft zijn eigen plank of kast waarin zijn of haar werkstukken staan. Als de werkstukken klaar zijn, dan gaan sommige werkstukken naar het grote rek in de gang. Elles vraagt aan de onderzoekster: “Heb je Albert zijn bruiloft al eens gezien?” De onderzoekster zegt tegen Elles: ”Nee, nog niet. Ik wil het graag zien, Albert!” Albert laat het aan de onderzoekster, met een blij gezicht, zien en vertelt wat elk beeldje betekent. De onderzoekster vraagt aan Albert: “En wat gebeurt er nu met deze mooie bruiloft?” Albert vertelt: “De beeldjes over de bruiloft bewaar ik en gaan terug in de kast. De andere beeldjes ga ik uitzoeken met Elles en doen we weg.” Elles zegt tegen Albert: “We zijn samen de kast aan het opruimen, hè Albert?” Albert zegt tegen Elles: “Ja dat klopt, en wat weg mag, zetten we op de kar!” Elles vertelt dat Albert ook in opdracht maakt en ook voor haar een opdracht heeft uitgevoerd. Albert vertelt aan de onderzoekster: “Ik heb een bankje gemaakt met personen erop!” Elles zegt Albert: “Laat maar zien. Ze staan in de kast in de gang.” Albert zegt tegen de onderzoekster: “Loop maar even mee naar de gang, dan kan ik ook meteen vertellen wat het is!” Samen lopen ze naar de gang waar Albert zijn kunstwerken laat zien. Teruggekomen gaat Albert verder met het uitzoeken van de kunstwerken die weggegooid kunnen worden. Even later komt Josje binnen en ze vraagt aan Albert: “Ben jij je kast aan het opruimen?” Albert antwoordt: “Jazeker. Kijk, wat er op het rek staat, mag weg en de rest gaat terug de kast in.” Josje zegt tegen Albert: “Je mooie bruiloft gaat toch niet weg?” Waarop Albert begint te lachen en zegt: “Nee, natuurlijk niet!” Plagen Jane en Albert zijn beiden aan het werk. Jane is aan het decoreren en Albert is aan het boetseren. Jane zegt tegen Albert: “ Jane gaat het huwelijk verpesten van Albert!” Albert zegt met boze stem tegen Jane: “ Dat doe jij niet!!!” Josje komt binnen en vraagt aan Jane: “Lukt het allemaal met je werk vandaag, Jane?” Jane zegt tegen Josje: “Ik ga de bruiloft van Albert verpesten.” Albert zegt met een heel boze stem: “Dat wil ik niet.” Josje zegt tegen Albert: “Wat denk je zelf, Albert? Zou ze dit echt doen?” Albert antwoordt: “Ik wil echt niet dat ze dat doet!!!” Jane reageert en zegt met een grote glimlach op haar gezicht en met een plagerige stem tegen Josje en Albert: “Ik ga het echt doen hoor!” Josje zegt tegen Albert: “Wat doen we dan meestal, Albert, als Jane zo tegen je doet?” Waarop Jane direct zegt: “Negeren.” Josje tegen Albert: ”Gewoon negeren Albert. Dat is het beste.” Waarop Jane zegt: ”Precies, gewoon negeren, maar dat doet Albert niet!” Josje zegt tegen Albert met een vriendelijke stem: “Je weet wie het zegt toch, Albert?” Albert zegt tegen Josje: “Ja, dat weet ik.” Waarop Jane zegt: “Ja, je weet het. Het is Jane hè, die het zegt!” Enige momenten later Josje komt binnengelopen op de groep waarop Jane direct aan Albert vraagt: “Ben je nog boos op me, Albert?” Albert gaat verder waar hij mee bezig is en reageert niet op Jane. Josje zegt tegen Jane: “Hou toch eens op. Laat die man toch eens met rust!” 131 Jarig Vandaag is Ilse jarig. De dag ervoor is er voor haar een Sarah-pop gemaakt, zijn er slingers opgehangen en is haar stoel versierd. Bij binnenkomst in de centrale hal wordt zij opgevangen door één van de begeleidsters van groep 3. “Daar is onze jarige job”, zegt Hedwig met vriendelijke stem en ze klapt in haar handen. Ilse lacht met haar hele gezicht en begint te klappen in haar handen. Hedwig begint “Lang zal ze leven” te zingen en Ilse klapt volop mee. Hedwig geeft haar drie zoenen op haar wangen. Ilse gaat naar boven met de lift. Ze moet enorm lachen en wijst naar de versierde stoel en de Sarah-pop. 11.00 uur David roept iedereen bijeen om koffie te komen drinken in groep 3 en de verjaardag te vieren van Ilse. David zet Ilse haar feestmuts op en als iedereen zit, wordt er met elkaar gezongen. Josje is ook gekomen en zegt tegen Ilse: “Je wordt ook maar één keer in je leven 50 jaar!” Ze geeft Ilse drie dikke zoenen op haar wangen. David vraagt of iemand anders nog een liedje wil zingen voor Ilse. Waarop Fernao zegt: “Zal ik het in het Portugees zingen?” en hij begint meteen in het Portugees te zingen. David vraagt: “Weet iemand anders nog een andere taal?” Direct erop wordt er ingezet door enkele van de cliënten in het Engels. Ilse staat op en pakt de gebakjes. Ze wordt hierbij geholpen door Hedwig en David, en geeft iedereen een gebakje. Als iedereen een gebakje heeft, krijgt Ilse haar cadeautje van de groep. Hedwig vraagt even de aandacht: “Jessy wil graag wat vertellen.” Jessy begint te vertellen en zegt: “Het is vandaag ook dierendag!” Hedwig zegt tegen Jessy: “Wat goed Jessy, dat je ons hieraan helpt herinneren!” Fernao zegt dat hij ook heel graag iets wil vertellen. David zegt tegen Fernao: ”Dat is goed, Fernao. Vertel maar aan de groep.” Fernao vertelt met een grote glimlach op zijn gezicht: “Ik word aanstaande zaterdag 40 jaar!” David loopt naar Ilse toe en vraagt aan haar: “ Wil jij ook nog wat vertellen, Ilse?” Ilse zit met een grote glimlach op haar gezicht en bedankt iedereen voor het mooie cadeau. Rapporteren Vraag van de onderzoekster: “Hoe wordt er omgegaan met het rapporteren? Hoe werken jullie met de doelen?” Begeleidster Josje: “ Alle cliënten hebben een ondersteuningsplan waarin ook de leerdoelen staan vermeld. Het lukt niet altijd om de tijd ervoor te vinden en goed te rapporteren op de doelen. In de ochtend, wanneer wij van 9.00 uur tot 10.00 uur de cliënten beneden opvangen, zou het misschien handig zijn om deze tijd te gebruiken voor het rapporteren. Het komt geregeld voor dat ik langer doorwerk en ik aan het eind van de middag, zo tegen half zes probeer te rapporteren op de doelen. Jaarlijks vindt er een evaluatie plaats waarbij de locatiemanager, coördinator dagbesteding, begeleider en cliënt aanwezig zijn. De evaluatie wordt gebruikt om de doelen te bespreken en aan te passen. Ik probeer dan vooraf het ondersteuningsplan op orde te hebben met de bijbehorende doelen.” Begeleider Jules: “Het is veel werk om de rapporten op orde te hebben. Het is veelal zo dat je het tussendoor even maakt. Dat voelt niet goed. Eigenlijk voelt het als een ballast als je er 132 niet aan toekomt. De jaarlijkse evaluatie is prima maar ik vraag mij wel af of het altijd een toegevoegde waarde heeft voor sommige cliënten. Het werken met de doelen is soms lastig; je komt er niet altijd aan toe. Een grote verbetering vind ik de verdeling van de drie groepen. Voorheen was het een grote groep wat veel onrustiger voor de cliënten was. Nu is het veel overzichtelijker voor de cliënt en voor de begeleiders. Je kunt gerichter bezig zijn met een cliënt.” Begeleidster Minke: “Het is veel werk om alle rapporten goed bij te houden en ik kom er niet altijd aan toe. Ik probeer er meestal in de middag aan te werken. Er zijn veel andere werkzaamheden die ook moeten worden gedaan. Neem nou de oven bijvoorbeeld. Deze moet ingeladen worden en dat is een precies werkje waar je in de middag naartoe werkt. Dit kost veel tijd. Je probeert ook een cliënt erbij te betrekken. Die krijgt een klein onderdeel in het geheel waar je je als begeleider dan ook mee bezig moet houden. Er is zoveel administratie wat erbij komt kijken, dat er ook nog wel eens iets bij inschiet.” De vraag van de onderzoekster: “De persoonlijk rapportages staan in de persoonlijke rapportage-map op de computer. Hoe verloopt dat?” Begeleidster Josje: “Dit verloopt nog wel eens rommelig. Bij de ene cliënt beter dan bij de andere cliënt . De overdracht en persoonlijke rapportage schieten er nog wel eens bij in. Ik denk dat als ik beter geïnformeerd zou zijn, ik beter zou kunnen inspelen op de situatie van een cliënt. Er is gesproken over het “elektronisch cliënten dossier” (ECD), het huidige systeem gekoppeld aan de woningen. Het is jammer dat dit nog steeds niet van de grond is. Dit zou een hoop kunnen opvangen en ik zou misschien beter geïnformeerd zijn over de cliënt. Helaas hoor je hier niets meer over.” Begeleider Jules: “ Dit lukt niet altijd om het goed bij te houden. Het is niet zo mijn ding! Er wordt veel overgedragen met schriftjes. Hierin wordt geschreven hoe het is vergaan met de cliënt op die dag. Veelal wordt er onderling mondeling overgedragen en dit werkt op zich prima. Er is gesproken over het ECD, de vernieuwde versie van het huidige systeem. Het ECD zou breed opgezet worden, maar helaas hoor je hier niets meer over. Jammer, want dat zou een goede manier zijn om elkaar op de hoogte te houden van de belangrijke zaken in de woningen, waar de cliënten verblijven.” Begeleidster Minke: ”We werken veel met schriften. Hierin schrijf ik over de cliënt aan de begeleiders van de woning wat van belang is. Verder wordt er veel mondeling overgedragen en dat blijft beter hangen bij mij. Het is jammer, dat er geen eenduidigheid is.” “Contact” Het is een gezellige drukte op de keramiekafdeling. Het lijkt erop dat begeleiders en cliënten blij zijn om elkaar weer te zien. Regelmatig omarmen begeleiders de cliënten. De onderzoekster hoort regelmatig gelach en er wordt vriendelijk en rustig gepraat tegen elkaar. Sommige begeleiders komen op hun vrije dag terug voor een cliënt omdat hij of zij een speciale leeftijd heeft bereikt. 133 De onderzoekster hoort regelmatig: “Hallo, wat leuk dat je er weer bent.” “Hé, goedemorgen, fijn dat je er weer bent.” ”Gaat alles goed met je? Fijn weekend gehad?” “Ben je weer terug?” “Heb je een goede vakantie gehad?” 134 2.6 Woonlocatie De Molenweg Cordaan Door Angeline Groenewoud 135 Beschrijving van de locatie De Molenweg 2, 4 en 6 zijn drie woonvoorzieningen geclusterd. De bewoners hebben naast een ernstig verstandelijke beperking een stoornis in het autistisch spectrum. Het bieden van een veilige en gestructureerde leefomgeving is belangrijk. Er worden beschermende (dwang) maatregelen, BOPZ, artikel 60 gehanteerd. Bewoners krijgen bij ongewenst of onaanvaardbaar gedrag, volgens de daarvoor geldende regels, een afzondering. De Molenweg 2 is één van de woonlocaties behorend tot de Kade, een wooncentrum voor mensen met een verstandelijke beperking in een wijk in Amsterdam Noord, onderdeel van de organisatie Cordaan. De Kade ligt midden in een woonbuurt en bestaat uit tien verschillende woonlocaties, in totaal 21 woningen. Naast woningen zijn er op twee plekken Dagbesteding, een Crisisopvang, een Restaurant waar de Soos wordt gehouden en een Kinderboerderij. Er is een centrale, wakende nachtdienst op De Kade, een nachthoofd en vier nachtmedewerkers. Op sommige kamers van bewoners hangt een camera of een uitluistersysteem. Locatie De Molenweg 2 Begeleiding merkt op dat de inrichting van de locatie mogelijk sober kan overkomen, maar dat dit bewust is gedaan; prikkelarm, geschikt voor de bewoners. Via de voordeur komt men in een halletje. Rechtsaf is er een donkere gang en rechtdoor de gemeenschappelijke huiskamer. Rechts in de gang is een ruimte voor het wasgoed, een slaapkamer, een kantoor waar de teammanager werkt en een toilet voor de begeleiders. Collega begeleiders, werkzaam op de Molenweg 4 maken soms gebruik van het toilet, zij hebben geen aparte toiletruimte. Links in de gang bevinden zich een kast, een grote badkamer met toilet en bad en een rustruimte; een kamer met twee grote ‘’snoezelkussens.’’ In deze ruimte kan een bewoner ‘’even tot rust komen, of zich helemaal uitleven’’, zo zeggen begeleiders. Bij de ingang links van de gang hangt een glazen langwerpige kast. In de kast hangen foto’s van medewerkers die aanwezig zijn. Sommige foto’s van deze medewerkers zijn grijs en niet scherp. De huiskamer In de huiskamer staat een grote achthoekige tafel, met een aantal stoelen. Een drie zit, twee zit bankstel, een fauteuil en een salontafel bij het raam met uitzicht op de tuin. Het bankstel heeft lichtblauwe leren kussens en een houten omspanning. Een kast tegen de wand met achter deurtjes een TV, Radio, CD speler en Cd’s. Aansluitend een hoge smalle kast met daarin spullen van één bewoner. 136 De openslaande tuindeuren van de huiskamer staan vaak open. Er is een hoekje bij deze deuren met een fauteuil en een kleine tafel. Eén bewoner rookt hier zijn sigaartjes. Achter dit hoekje staat een smalle tafel bij een zijraam, met aan de uiteinden elk een stoel, waarvan één trippel stoel. Op de vloer ligt marmoleum. Aan de wanden hangen twee grote fotocollages met foto’s van bewoners en drie smalle langwerpige picto borden voor drie bewoners. De keuken De grote keuken kan van de huiskamer worden afgesloten door een lage deur in het kozijn. De keuken heeft een zeer hoog plafond, hier en daar hangen spinnenwebben. Vanuit de keuken is er een deur die toegang verschaft tot de locaties Molenweg 4 en 6. Begeleiders die daar werken komen soms binnen op de locatie Molenweg 2. Dit gebeurt onder meer wanneer begeleiders een vraag hebben, gebruik maken van het toilet, de warme maaltijd komen halen, of het wasgoed komen brengen en halen. De sfeer De huiskamer is functioneel ingericht en veel gebruikt. Het eerste wat opvalt, is dat het decor kil aandoet. Het plafond is hoog met een verlaagd plafond eronder. Vanachter dit verlaagde plafond komt verlichting, die de hele dag aanstaat. Dit lijkt op de sfeer van TL verlichting. Aan de wanden hangt geen verlichting. Bij aanvang van het onderzoek hing er een fotocollage aan de wand. Tijdens het onderzoek zijn er recente foto’s in de lijst gezet. De lijst is gedurende de observatieperiode niet weer opgehangen. Daar waar de lijst is weggehaald zit een grote vlek op de muur. Over de twee verwarmingen is er een houten lambrisering. Bij navraag blijkt dat er elke dag door de week iemand ‘’oppervlakkig’’ schoon komt maken. De schoonmaker komt ongeveer een half uur per dag, voor het vegen en dweilen van de vloeren van gemeenschappelijke ruimtes en sanitair. Per dag heeft de schoonmaker een andere taak, zoals het vegen van de slaapkamers en dergelijke. Voor grondige schoonmaak is de begeleiding verantwoordelijk. De slaapkamers Beneden is er één slaapkamer. Via een donkerbruine trap komt men op de eerste etage, waar zich vier slaapkamers bevinden. De inrichting van de slaapkamers is eenvoudig, meestal beperkt tot een bed en een kledingkast, soms een TV. Op de eerste etage is er ook een grote doucheruimte en een apart toilet. Het toilet Aan het einde van de gang is er een toilet voor de medewerkers. De vloer laat spinnenwebjes zien en plekken, die doen vermoeden dat andere zaken dan schoonmaken soms prioriteit krijgen. 137 Het kantoor De deur van het kantoor staat vaak open. Eén bewoner loopt het kantoor in om een CD uit te zoeken, twee bewoners om een praatje te maken of even in het kantoor te kijken. In het kantoor bevinden zich onder andere toiletartikelen en tassen van de bewoners. De bewoners Aan de Molenweg 2 wonen vijf bewoners: Paul, Amit, Joop, Domani en Matthijs. Alle bewoners hebben een zorgzwaartepakket zeven, bij één bewoner is dit aangevuld met een toeslag extra zorgzwaarte. Overdag gaan vier bewoners naar de Dagbesteding in de buurt, één bewoner naar Dagbesteding in de Beemster. Bezoek blijft beperkt tot, vooraf afgesproken, één oma en één moeder van twee bewoners. Er zijn geen vrijwilligers actief. In geval van bezoek aan hun familie worden de bewoners bij de deur afgehaald. Vanuit het team komt de vraag om Domani en Matthijs extra te observeren. Matthijs als best case, waarbij begeleiders ervan uitgaan dat zij Matthijs op een eenduidige manier benaderen. Ten opzichte van Domani vermoeden begeleiders dat zij Domani verschillend benaderen. Begeleiding kiest Domani ook als best case omdat het ‘’qua ontwikkeling de goede kant opgaat met hem’’. Alle observaties zijn uitgevoerd in de huiskamer. De onderzoeker heeft zoveel mogelijk voor een zelfde plaats op de bank gekozen, deze af en toe verwisseld met een plaats aan de grote tafel. De medewerkers Het team bestaat uit acht tot tien medewerkers, variërend van helpende, meestal in opleiding van begeleider, begeleider, persoonlijk begeleider, teammanager en de locatie directeur. Contracten variëren van 20 tot 36 uur per week. Er zijn twee persoonlijk begeleiders, zij onderhouden de zorgdossiers, contacten met familie en andere hulpverleners. Tijdens een dag- of avonddienst werken er twee medewerkers. De werktijden van een dagdienst kunnen zijn van: 7.00 uur - 11.00 uur 7.00 uur - 15.00 uur Dagbestedingsdienst: deze komt een enkele keer voor: 8.30 uur - 16.30 uur De werktijden van een avonddienst kunnen zijn van: 14.30 uur - 22.00 uur 14.30 uur - 22.30 uur Als een aantrekkelijke kant van het werk noemen begeleiders de kleine successen, het soms onverwacht aandacht van de bewoners terug krijgen, het zoeken van de vraag achter de vraag. Als lastig benoemen zij dat bewoners agressie kunnen vertonen. Hierbij benadrukken de begeleiders dat dit gedrag voor de bewoners zelf lastig is omdat ze vaak niet kunnen 138 benoemen wat ze willen of wat ze dwars zit. Maar ook voor de begeleiding is dat gedrag soms lastig. Medewerkers zijn te allen tijde alert op gedrag van de bewoners omdat dit kan leiden tot escalaties, tussen bewoners, naar zichzelf, of naar medewerkers. Dit aspect maakt het werken bijzonder, vereist voortdurende alertheid en dwingt respect af. Doel de Molenweg 2 De primaire ondersteuningsvraag is het voorspelbaar maken van het leven op een wijze die de bewoner begrijpt, waarbij er zoveel mogelijk rust, kwaliteit en plezier gegeven wordt aan de bewoner. Een risico hierbij is een verlies van autonomie. Begeleiding realiseert zich dat er veel regels voor bewoners gelden die beperkend kunnen werken betreffende keuzevrijheid en of autonomie. Naast deze beperking zorgt begeleiding, daar waar mogelijk, dat de bewoner een keuze gegeven wordt en probeert begeleiding de bewoner zelfstandig te laten doen wat hij zelfstandig kan. Observaties Paul Paul, 30 jaar, een grote slanke man met een Afro Surinaams uiterlijk. Hij heeft een jongensachtige uitstraling, een atletische bouw en een verende sierlijke loop. Hij draagt sportieve kleding in Fleurige kleuren. Paul praat in staccato-achtige woorden, vraagt bevestiging van de begeleiding door woorden te herhalen. Nabijheid van anderen vindt hij vervelend, hij heeft ruimte om zich heen nodig. Paul is gek op geuren en wil dan ook overal aan ruiken. Wat betreft eten heeft hij begeleiding nodig die hem hierin beperkt. Dat geldt overigens voor alle bewoners. Paul heeft last van angsten en kan zich onveilig voelen. Dit kan hij uitten in slaan: zichzelf of anderen. Paul kan ‘’snel door zijn fases heen schieten’’, een escalatie ziet men niet altijd aankomen. Paul maakt gebruik van zijn pictobord, deze hangt in zijn kamer. Aan het begin van een dienst neemt de begeleider de picto’s met Paul door. Als Paul klaar is met een activiteit verwijst de begeleider hem terug naar het pictobord. Paul plakt een rood kruis over de picto van de activiteit die hij beëindigd heeft. De vader van Paul is al lange tijd niet in beeld. Bij benadering gaat Paul om het weekend naar zijn moeder, daar zijn soms ook broers en zussen aanwezig. Tussendoor hebben Paul en zijn moeder geen contact. Lang zal hij leven 19.00 uur. Paul drinkt zijn limonade aan de grote tafel. In het kantoor praten Sanne en Domani over de aanstaande verjaardag van Domani, de deur staat open. 139 Het gesprek krijgt een vervolg als Sanne de huiskamer binnenkomt en aan Paul vragen stelt over wat er bij een verjaardag hoort. Paul noemt: ’’Cadeaus, Taart.’’ Spontaan zingt Paul: ‘’Lang zal ze leven.’’ Hij doet dit op zachte en heldere toon. Sanne lacht naar hem en zegt: ‘’Mooi gedaan Paul!’’ Vogeltjes plagen Paul spreekt over ‘’Vogeltjes plagen’’ omdat hij bang is van alle beesten. Hij denkt dat de vogeltjes hem plagen. Vandaag is Paul gespannen uit de Dagbesteding gekomen. 16.30 uur. ‘’Ruik”, Paul komt van zijn kamer de huiskamer in. Jos poseert zich in het kozijn van de keukendeur. Zafira is in de huiskamer en vraagt Paul: ‘’Wat gaat Paul doen?’’ Paul: ‘’Fiets.’’ Paul loopt naar de kapstok, pakt zijn jas. Uit de schuur haalt Paul zijn fiets en gaat fietsen. Al snel komt Paul terug in de tuin. Jos staat naast de tuindeur te roken. ‘’Vogeltjes plagen, vogeltjes plagen’’, zegt Paul. Plotseling legt hij voor de tuindeur zijn fiets neer en loopt snel de woonkamer binnen. Hij lijkt afwezig. Zafira is in de woonkamer en zegt: ‘’Wat gaat Paul doen?’’ ze herhaalt dit een aantal keer, omdat Paul geen antwoord geeft. Paul loopt vanuit de woonkamer naar de keuken. Zafira: ‘’Wat gaat Paul doen?’’ ‘’Fietsen’’, zegt Paul. Paul loopt de tuin in, pakt zijn fiets en fietst weg. Zafira praat na met Jos. Ze vertelt hem dat hij zich beter niet te dicht in de buurt van Paul kan opstellen. Zafira doelt hierbij op het moment dat Jos bij de tuindeur stond en Paul van de fiets stapte en de huiskamer inliep. Jos luistert naar Zafira. Na enkele minuten komt Paul terug van het fietsen. ‘’Vogeltjes plagen.’’ Zafira antwoordt: ‘’Paul muziek?’’ Paul komt de huiskamer binnen, kiest een CD uit en gaat naar boven, muziek luisteren. Zafira vertelt later dat zij voor Paul het besluit neemt om hem korter te laten fietsen. Zij vindt het vandaag niet belangrijk dat Paul 20 minuten fietst, omdat hij gespannen is. ‘’Paul kan zich mogelijk beter ontspannen bij het luisteren naar muziek’’, zegt Zafira. Fruitontbijt 8.00 uur. Paul komt, nadat hij heeft gedoucht, de huiskamer in. Jolanda benoemt dat zijn ontbijt klaar staat. Paul gaat zitten, eet twee peren. Jolanda vraagt of Paul nog een mandarijn wil. ‘’Yogi?’’ vraagt Paul. Jolanda schenkt een beker yogi in. Paul: ‘’Chips eten, snoezelen?’’ Het is vandaag vrijdag. Vrijdagavond betekent chips, cola en voor Paul ook snoezelen. Jolanda: ‘’Wat doe je als je snoezelt?’’ ‘’Slaap’’, antwoordt hij. Paul: ‘’Mandarijn.’’ Jolanda: ‘’Jolanda of Paul schillen?’’ Paul: ‘’Paul schillen.’’ Paul: ‘’Eten.’’ Jolanda: ‘’Goed, zo.’’ 140 Paul schilt de mandarijn. Paul: ‘’Nog mandarijn?’’ Jolanda: ‘’Is klaar Paul, yogi drinken.’’ Paul: ‘’Pillen?’’ Jolanda geeft de medicatie aan Paul, die hij inneemt. Paul vraagt een tweede beker yogi, door het pak omhoog te houden. Jolanda knikt. Paul schenkt een tweede beker in, vraagt daarna: ‘’Yogi drink?’’ Jolanda: ‘’Is klaar.’’ Paul brengt zijn bord en beker naar de keuken. Jolanda staat in de huiskamer en houdt een doosje met Cd’s in haar hand. Paul kijkt en kiest een CD: ’’Die.’’ Jolanda: ‘’Dan gaan we eerst even de picto’s doen.’’ Jolanda wacht even totdat Paul halverwege de trap oploopt en komt hem dan achterna. Jolanda houdt afstand, geeft Paul de ruimte. Amit Amit, 27 jaar, heeft het uiterlijk van een Indische man. Hij draagt sportieve kleding, meestal een trainingsbroek en een trui. Zij postuur is stevig, iets gedrongen. Amit loopt met zijn buik vooruit, rug wat achterover, zijn romp en armen draaiend. Hij heeft soms een wat geforceerde lachende uitdrukking op zijn gezicht. Hij speelt met gezichtsuitdrukkingen, hij laat hiermee blijken hoe hij zich voelt en tevens probeert hij mensen te imponeren. Amit is verbaal vaardig. Amit kan achterdochtig zijn. Op het kantoor liggen spullen van Amit, hij loopt vaak het kantoor binnen, soms op zoek naar bevestiging of zijn spullen er nog steeds zijn. Amit vindt het leuk om mee te helpen met koken, of boodschappen halen. Verder heeft hij voorkeur voor passieve activiteiten. Amit kan opgaan in een eigen wereld en gedachtegang, staart dan voor zich uit en praat hardop. Begeleiding probeert hem te sturen om de focus te houden op datgene waar Amit mee bezig is. Het is nodig om Amit iets aan te bieden omdat hij zich anders verloren voelt en zich gaat vervelen, waardoor hij onrustig kan worden. Dit kan zich uitten in moeilijk gedrag of een epileptische aanval. Zijn ouders zijn gescheiden. Amit gaat het ene weekend naar zijn moeder, het andere weekend naar zijn vader. Naar vader vaak beide dagen, naar moeder meestal één dag. Op dinsdag en donderdag belt hij met allebei. Foto In de middag. Amit wordt door het busje thuisgebracht. In de huiskamer vraagt Jos aan Amit wat hij gedaan heeft op zijn werk. Amit antwoordt dat hij heeft geslapen. Jos zegt dat hij dat ook wel wat vindt ‘’slapen op je werk’’. Amit vraagt: ‘’Wat eten we vandaag?’’ Jos: ‘’Lasagne met zalm.’’ Amit herhaalt de vraag. Jos: ‘’Lasagne met zalm, vindt je dat lekker?’’ Amit: ‘’Ja.’’ Als Amit zijn thee inschenkt roept Jos: ‘’Twee zoetjes hè Amit, twee zoetjes!’’ Thea, een begeleidster van Molenweg 4 komt binnen, ze heeft een foto in haar hand. Op de foto staat Amit geschminkt als een vampier. 141 Amit, Sanne, Jos en Thea kijken naar de foto. Thea: ‘’Ik vind het een hele knappe man!’’ Iedereen lacht en knikt instemmend. Spruitjes In de middag. Amit komt de huiskamer binnen. Maud vraagt: ‘’Ken je die mevrouw nog?’’ Amit knikt in de richting van de onderzoeker. Maud vraagt of Amit een koekje wil, zegt: ‘’We hebben lekkere koekjes deze keer.’’ Zafira komt de woonkamer in: ‘’Goedemiddag Amit, heb je een fijne dag gehad?’’ Amit: ‘’Ja’’, eet zijn koekje en loopt de gang in. Maud vraagt of hij zijn jas wil ophangen. Amit doet dit. ‘’Amit, wil je even zitten op de bank?’’ vraagt Maud. ‘’Thee,’’ zegt Amit. Maud: ‘’De thee is nog warm, zal ik even water halen?’’ Amit geeft geen antwoord vraagt: ‘’Wat eten we?’’ ‘’Spruitjes’’, antwoordt Maud en vraagt Amit of hij wil helpen koken. Amit knikt. ‘’Je mag net zoveel spruiten eten als je oud bent’’, grapt Maud. ‘’Hoe oud ben je, Amit?’’ Zijn antwoord is 26. ‘’Dus 26 spruitjes’’, zegt Maud. Amit schudt wat met zijn hoofd, vraagt: ’’Hoeveel aardappels?’’ en wijst op de zak met aardappels. Hij bedoelt hiermee hoeveel aardappels hij moet schillen. Maud rolt het aantal aardappels op tafel uit. Even later vraagt Maud aan Amit of hij nog weet wat zij aan hem vroeg. ‘’Nee’’, antwoordt Amit. ‘’Of je even thee wilde drinken, daarna gaan we koken’’, zegt Maud. Amit drinkt zijn thee staande op, gaat daarna aan tafel zitten, Maud voegt zich bij hem. Samen schillen ze aardappels. Amit gebruikt een dunschiller, doet dit behendig. Tijdens het doorsnijden van een geschilde aardappel let Maud vol aandacht op of Amit dit voorzichtig doet. Maud: ‘’Goed man, wat kan je dat snel!’’ ‘’Hoeveel aardappels’’, vraagt Amit. ‘’Alle, die op tafel liggen’’, antwoordt Maud. ‘’Heb je de regenboog gisteren gezien?’’, vraagt Maud aan Amit. ‘’Nee’’, antwoordt Amit. Amit: ‘’Zal ik die doen?’’ Maud: ‘’Deze kleintjes doe ik wel, doe jij de grote.’’ Amit snijdt wat laconieker. ‘’Ben je boos?’’, vraagt Maud. ‘’Nee, nee’’, antwoordt Amit. ‘’Je moet wel heel goed blijven opletten’’, zegt Maud en loopt even weg. Wanneer Amit van het schillen opkijkt, lijkt hij naar een zelfde punt voor hem uit te staren. Maud komt terug: ‘’Wat ben je goed bezig’’, zegt ze rustig. Amit: ‘’Dat was hem, mmmhhh, goed hè. Alle aardappels zijn geschild.’’ Amit vraagt: ‘’Mmmhhh, knoflook?’’ ‘’Zullen we er uitjes door stampen?’’ vraagt Maud, ze gaat niet in op de vraag van Amit. Amit trekt hierbij wat met zijn gezicht, geeft geen antwoord. Terwijl Amit de derde ui snijdt kijkt Maud hem aan. ‘’Krijg je nu toch tranen in je ogen?’’ Amit lacht, maar ontkent dat hij traant. Ook Zafira geeft Amit complimentjes terwijl ze bij het hoekje van Joop gaat zitten en een sigaret opsteekt. 142 Onrustig 16.15 uur. Vanuit de keuken vraagt Maud op vriendelijke wijze of Amit nog een ‘’tweede bakje thee’’ neemt. Amit schenkt dit in en loopt met de beker thee naar de keuken. ‘’Weet je nog wat onze afspraak was……Even rustig gaan zitten’’, zegt Maud. Amit blijft heen en weer lopen. Maud: ‘’Zal ik even een muziekje opzetten, als jij dan gaat zitten.’’ Amit blijft staan. Maud loopt naar hem toe en herhaalt haar vraag: ‘’Zal ik een muziekje opzetten?’’ ‘’Ik ga plassen’’, zegt Amit. Maud knikt: ‘’Ga maar plassen Amit.’’ Als later Amit weer heen en weer loopt, vraagt Maud: ‘’Wil je wat doen? Een wierookje of kleurplaat?’’ Amit antwoordt niet. Amit heeft als activiteit ‘’een wierookje branden.’’ Maud: ‘’Wil je inkleuren, wil je muziek maken?’’ Amit geeft geen antwoord. Even later loopt Amit de keuken in. Hij spreidt zijn armen en zoekt lichamelijk contact met Maud, die dit beantwoordt met een omhelzing. ‘’Het is nu nog droog, kan je lekker schommelen Amit’’, zegt Maud. ‘’Waar is Domani?’’, vraagt Amit. ‘’Domani wordt gehaald, hij zal hier over tien minuten zijn’’, antwoordt Maud. De radio is door Maud zachtjes aangezet. Amit gaat eventjes op de bank zitten, loopt daarna heen en weer. Amit zegt dat hij naar boven wil. Maud legt uit: ‘’Als je nu naar boven gaat, mag je pas later beneden komen. Er wordt op een iets later tijdstip gegeten.’’ Ze probeert de tijd van de klok, al wijzend op de wijzers, uit te leggen aan Amit. ‘’Wil je misschien schommelen?’’ Amit knikt. Ze lopen naar buiten, komen snel naar binnen. Maud: ‘’Het is inderdaad frisjes.’’ Amit zet een CD van de Efteling op, gaat vlak naast de onderzoeker zitten. Amit loopt heen en weer, ploft daarna vlak naast de onderzoeker op de bank. Hij legt één been op de salontafel en blijft in een hangende positie op de bank zitten. Eén keer zegt Maud: ’’ Amit ga eens rechtop zitten.’’ Amit verandert niet van houding. Even later staat hij op, drukt de knoppen van de CD speler in waardoor kort na elkaar nummers te horen zijn, daarna stopt hij de CD. Maud zegt tegen Amit: ‘’Ga je terug naar boven?’’ ‘’Ja’’, zegt Amit. Maud loopt mee naar boven. Hand in broek 19.50 uur. Zafira vraagt aan Amit of hij fruit wil. ‘’Banaan’’, zegt Amit. Zafira reageert niet. ‘’Banaan?, vraagt Zafira nog een keer.’’ ‘’Ja’’, antwoordt Amit. ‘’Haal je je hand even uit je broek?’’, zegt Zafira tegen Amit. Zafira: ‘’Amit, wil je nog wat drinken?’’ Amit: ‘’Ja.’’ Zafira: ‘’Ga het maar pakken en gooi de bananenschil even weg.’’ ‘’Ga even m’n broertje bellen’’, kondigt Zafira aan en belt in de woonkamer. Nadat Zafira de vuilniszak heeft weggebracht komt ze de huiskamer in. 143 ‘’Haal je hand uit je broek Amit’’, zegt Zafira tegen Amit. Even later zit Amit weer met zijn hand in zijn broek. Zafira: ‘’Even je hand uit je broek halen, is niet zo fris waar iedereen bij is.’’ Als Zafira na vijf minuten langs loopt vraagt zij aan Amit: ‘’Zo, gaan we even douchen?’’ Amit mompelt wat. Zafira zet de TV uit, sluit het TV deurtje en doet dit op slot. Zafira en Amit praten nog wat, daarna wil Amit douchen. Zafira loopt mee om hem te helpen. In zichzelf 16.00 uur. Amit zit aan de grote tafel, schilt de aardappels. Zafira vertelt Amit dat de onderzoeker er vandaag weer is. Amit kijkt even op, schilt verder. Zafira tegen Amit: ‘’Ik ga even naar het toilet.’’ Als Zafira weg is praat Amit tegen zichzelf. Wim, de teammanager, komt binnen en loopt naar het kantoor. Amit schreeuwt: ‘’Ik zeg nee.’’ Niemand reageert. In het kantoor praten Wim en Kim, de deur staat open. Amit: ’’Moet me met rust laten, accepteren, houdt je bek!’’ Kim, vanuit het kantoor: ‘’Amit, wat ben je aan het doen, gaat het goed met de aardappels?’’ ‘’Ja’’, antwoordt Amit en praat zachtjes verder tegen zichzelf. Even later staat Kim bij Amit met haar arm om zijn schouder en zegt:‘’ Helemaal goed, hoef je geen zorgen te maken’’, Amit knikt. De begeleidsters bespreken iets over salarisstroken. Amit blijft tegen zichzelf praten, zegt vaak: ‘’Je moet je bek houden.’’ Van boven komt Joop op blote voeten de huiskamer binnen. Joop drinkt zijn koffie en rookt daarna zijn sigaartje. Amit blijft tegen zichzelf praten: ‘’Afblijven, laat me met rust.’’ Amit loopt de keuken in. Kim: ‘’Amit.’’ Amit loopt weer naar de grote tafel. ‘’Je moet je bek houden, je moet je mond houden’’……‘’Hé, mag ik wat vragen, mijn vader bemoeit de hele dag met mijn stiften’’, zegt Amit tegen Zafira. Zafira: ‘’Wat heeft Zafira daarover gezegd?’’ Amit: ‘’Dat het goed komt.’’ Zafira herhaalt haar zin. Amit knikt. Opeens zegt Joop: ‘’Is ie nou?’’ Zafira en Kim verdelen de was uit de was kar. Amit: ‘’Je moet je bek houden.’’ Zafira: ‘’Wat zeg je Amit?’’ Amit: ‘’Niks.’’ Joop: ‘’Ha, ha.’’ Kim: ‘’Je as Joop.’’ Kim bedoelt met deze zin dat Joop de as in de asbak moet doen. Amit loopt even de keuken in, komt terug, praat weer tegen zichzelf. ‘’We gaan nu alleen maar richten op wat we nu aan het doen zijn’’, zegt Zafira twee keer tegen Amit. 144 Even later. Zafira tegen Amit: ‘’Dat doe je hartstikke goed!’’, ze doelt op het schillen van de aardappels. Joop klapt in zijn handen en knijpt in zijn speelgoed. Zafira blijft verbaal contact houden met Amit. Zafira tegen Amit: ‘’Is echt de laatste jongen, is echt genoeg.’’ Zafira bedoelt de aardappels. Wim komt de huiskamer binnen, staat achter de was kar en legt Kim iets uit over de salarisstrook. Zafira praat voortdurend tegen Amit, geeft hem complimentjes, houdt hem in het ‘’hier en nu’’, zoals ze later toelicht. Een aanval Na het warme eten. Jos: ‘’Amit, wil je even de tafel schoonmaken?’’…… Amit doet de hele dag niks’’, voegt Jos eraan toe. Amit maakt een klein gedeelte van de tafel schoon. Amit: ‘’Ik wil niet meer, ik hou er niet van.’’ Jos, op besliste toon: ‘’Je kan best even de tafels schoonmaken Amit!’’ Amit: ‘’Ik wil dat niet meer doen!’’ Hij loopt naar buiten. Jos: ‘’Mooi, dan wordt er ook niet gewandeld….….Die jongen is lui.’’ Fleur: ‘’Domani doe jij even de tafel?’’ ‘’Nee’’, zegt Domani. Fleur: ‘’Je kunt wel je eigen plekje schoonmaken.’’ Domani moppert. Fleur: ‘’Wat zeg je Domani?’’ ‘’Nee, niks’’, antwoordt Domani. ‘’Dan doen we maar of we niks gehoord hebben’’, zegt Jos. Opeens komt Amit, vanuit de deur van de huiskamer, grommend naar binnen. Jos ziet dat Amit een aanval krijgt. Jos en Fleur leiden Amit naar de twee zitbank. Amit maakt harde geluiden, verzet zich hevig. Eenmaal zittend op de bank stellen Jos en Fleur Amit voortdurend gerust. Jos: ‘’Knijp maar in m’n hand… rustig aan…. ben je er weer een beetje..…rustig aan.’’ Jos doet de schoenen van Amit uit. Amit zit nu tegen Jos aangeleund met zijn benen bij Fleur op schoot. Terwijl dit alles gebeurt, kijkt Domani vanaf de drie zit bank toe. Jos: ‘’Hmm, grote vriend, knijp maar in mijn hand.’’ Fleur: ‘’Harstikke goed, je bent er bijna weer.’’ Zachtjes vraagt Domani: ‘’Wil je een glas water Amit?’’ ‘’Als het over is, het is bijna over’’, antwoordt Fleur. Jos: ‘’Ben je weer op adem?’’ Langzaam herstelt Amit zich. De aanval duurt twintig minuten, al deze tijd houden Jos en Fleur Amit vast en praten tegen hem. Een stem uit de portofoon, er wordt doorgegeven dat Kelly aanstaande vrijdag werkt. Fleur vraagt aan Amit of hij iets wil drinken, Amit beaamt dit. Een uur later krijgt Amit een tweede aanval die korter duurt. Jos en Fleur houden Amit weer vast en stellen hem gerust. Wachten 9.45 uur. De radio staat aan. Amit loopt heen en weer. Kim: ‘’Wat gaan we doen als jij muziek luistert?’’ 145 ‘’Zitten’’, antwoordt Amit. ‘’Goed zo’’, zegt Jos, die ook in de huiskamer is. Jos, Kim en Domani zitten aan de grote tafel. Amit zit op de bank en vraagt zachtjes iets aan Jos en Kim. Omdat de radio aanstaat, horen zij niet dat Amit iets vraagt. Amit herhaalt zijn vraag niet. ‘’Amit, morgen één uur komt de kapper’’, zegt Jos. Amit geeft geen antwoord. Amit staat op en loopt weer heen en weer, hijst zijn broek op. Hij heeft zijn hand voorin zijn broek en kijkt naar Jos. Jos zegt lachend: ‘’Zit ie er nog?’’ Amit wrijft over de stof van de voorkant van zijn broek, trekt daarna zijn broek hoog op. ‘’Ga je handen maar even wassen’’, zegt Jos lachend. Amit noemt het woord ‘’nat’’ en zegt licht geïrriteerd dat ‘’de bus laat is.’’ Amit wast zijn handen, komt uit de keuken en legt de handdoek op de salontafel. Jos houdt beide handen voor zijn gezicht en lacht. Het busje waarmee Amit naar de Beemster reist, komt meerdere ochtenden laat, deze ochtend rond 11.00 uur in plaats van 10.00 uur. Joop Joop, 50 jaar, een slanke man met zwart haar. Joop maakt harde geluiden ‘’oehoehoehoeh’’ afgewisseld met snuiven door de neus. Hij zegt soms woorden. Joop ondersteunt zijn geluiden door hard met zijn linkerhand in zijn rechterhand te slaan, daarna naar zijn handen te kijken. Joop ziet in zijn gezicht witjes, soms bleek. Als hij loopt, het liefst op blote voeten, draait hij zijn romp wat naar één kant, trekt daarbij zijn onderarmen omhoog. Naast de fauteuil van Joop, op de lambrisering van de verwarming, staat een bak met plastic knuffels. Joop ruikt aan deze knuffels en knijpt erin. Joop houdt ervan om begeleiders hard te knijpen, liefst in borsten en armen. Volgens de begeleiding heeft Joop gezondheidsklachten, maar wat er scheelt, is niet duidelijk. Joop drinkt graag koffie en rookt daarbij een sigaartje. Zittende in een hoekje van de huiskamer op een fauteuil, waarbij de tuindeuren open staan. Joop houdt van water, neemt ‘s morgens en ’s avonds een bad en zwemt twee keer in de week. De moeder van Joop komt, niet vaak en zonder regelmaat, tijdens een zaterdagmiddag op bezoek. Tussendoor hebben Joop en moeder geen contact. Wandelen? 17.30 uur. Joop en Amit zitten aan tafel, Amit eet tegelijkertijd met Joop, nu Domani op zijn kamer blijft. Amit maakt elke dag na het avondeten een wandeling, Joop gaat soms ook mee. ‘’Jopie, wil je straks wandelen?’’, vraagt Jos. Joop snuift een aantal malen. ‘’Ja’’, zegt Jos, hij lijkt een bevestiging uit het snuiven van Joop te horen. Jos: ‘’Joop, is je bord leeg, breng je dit naar de keuken?’’ Joop brengt zijn bord naar de keuken. Jos: ‘’Dank je wel, ga effe je sandalen halen, dan kan je even mee met Sanne.’’ Joop blijft in de huiskamer heen en weer lopen, pakt zijn sandalen niet. 146 Sanne komt van boven met sokken en sportschoenen van Joop. Joop maakt een ander geluid, zegt opeens ‘’Ja’’ en ‘’i’’ gevolgd door ‘’E.’’ Opeens zegt Sanne: ‘’Potverdorie’’ en loopt weg. Dit heeft te maken met Amit. Amit, met zijn jas al aan, stond klaar. Door het oponthoud met de schoenen van Joop loopt Amit heen en weer, is de huiskamer uit, Sanne zoekt hem. ‘’Doe je schoenen maar aan’’, zegt Jos tegen Joop. Joop doet zijn schoenen niet aan. Sanne komt de kamer weer binnen. ‘’Ja, sorry Joop’’, zegt Sanne en helpt hem met zijn schoenen. ‘’Niet doen”, zegt Sanne, Joop probeert Sanne te knijpen. Joop klapt daarna hard in zijn handen. Amit komt binnen en vraagt: ’’Mag de TV aan?’’ Jos antwoordt: ‘’Je gaat toch wandelen niet?’’ Amit geeft geen antwoord. Sanne helpt Joop nog steeds met zijn schoenen, zegt tegen Amit:’’ Even wachten totdat hij zijn schoenen aan heeft!’’ Jos: ‘’Die krijgt hij toch niet aan.’’ Joop heeft zijn schoenen aan en loopt met Sanne de huiskamer uit. Amit heeft zijn jas uitgedaan, volgt hen. Joop en Sanne staan al bij de voordeur. Sanne roept: ’’Joop blijft hier.’’ Sanne gaat met Amit wandelen, zonder Joop. De onderzoeker heeft niet kunnen achterhalen waarom Joop niet mee gaat wandelen. Wandelen Na de warme maaltijd. Maud wil gaan wandelen met Amit en Joop. Zafira komt de huiskamer binnen met de sokken en schoenen van Joop. Zij trekt de sokken aan bij Joop, zet de schoenen op de grond, laat Joop zelf zijn voeten in de schoenen zetten. Joop heeft daarbij wat hulp nodig, Zafira helpt hem. Eenmaal de schoenen aan knoopt Zafira de veters. Zafira vertelt en gebaart tegen Joop dat zijn broek strakker kan. Daarna trekt Zafira zijn riem aan. Zafira haalt de jas van Joop, reikt hem aan met de woorden: ‘’Joop, doe je je jas aan?’’ ‘’Alsjeblief’’, zegt Joop opeens. Amit heeft zijn jas open aan en loopt het kantoor in. Maud is naar iets op zoek en loopt snel naar boven. Joop loopt in zijn jas heen en weer in de kamer. Maud komt van boven en zegt: ’’Joop, kom maar mee.’’ Amit volgt, met zijn drieën gaan ze wandelen. Roken 19.25 uur. De TV staat aan. In de huiskamer loopt Joop heen en weer, kijkt naar zijn handen. Amit praat in zichzelf. Jos doet iets op zijn mobiel. Zafira veegt met een bezem de as van de sigaartjes van de vloer. Joop haalt uit naar Zafira. Zafira zegt lachend: ‘’Probeer het eens.’’ Jos: ‘’Niet aan de edele delen.’’ Joop lacht naar Zafira, lijkt haar uit te dagen, snuift. Zafira staat met ineengevouwen armen, tegenover hem, kijkt Joop lachend aan. Joop wordt rustig, onderneemt geen poging te knijpen. Zo staan ze elkaar een tijdje lachend en zonder geluid aan te kijken. Wat later krijgt Joop een sigaartje van Zafira. 147 Jos en Zafira steken ook een sigaret op. De tuindeur staat open. Het is bijna herfst, de wind waait de rook de huiskamer in. Wanneer de onderzoeker op een later tijdstip vraagt of de bewoners instemmen met het roken van Joop in de huiskamer, weet niemand van de begeleiders daar het antwoord op. Men zegt ‘’Joop rookt al vanaf dat hij vijftien jaar is’’. Wanneer Joop rookt zet men de tuindeuren open. In de winter staat één tuindeur open ‘’op een haakje’’, zo wordt gezegd. Joop tipt de as van zijn sigaar niet altijd in de asbak, soms op de grond. Als Joop rookt zeggen alle begeleiders iets in de trant van: ‘’As in de asbak Joop.’’ Liedje 15.35 uur. Bij de trap heeft Zafira Joop geroepen voor de koffie. Joop komt luidruchtig de huiskamer binnen, klapt hard in zijn handen, snuift en loopt op de onderzoeker af. Zafira ziet dit, wijst Joop naar zijn stoel. Joop lacht ondeugend. Als Joop op zijn stoel zit gaat Zafira voor hem staan, benoemt met duidelijke stem dat het niet de bedoeling is dat Joop aan de onderzoeker komt. Zij houdt hierbij de handen van Joop vast. Joop lacht weer, Zafira herhaalt haar woorden. Daarna vraagt zij tot vijf keer achter elkaar wat Joop wil drinken, Joop geeft geen antwoord. Zafira loopt weg van Joop. Jos, gezeten achter de grote tafel zegt: ‘’Wat wil je drinken Joop?’’ Nadat Jos deze vraag drie keer heeft gesteld zegt Joop: ‘’Thee.’’ Zafira: ‘’Je denkt dat hij meestal koffie wil.’’ Jos: ‘’Nee hoor, bij mij drinkt hij wel vaker thee.’’ Vanuit de keuken zingt Zafira: ‘’Berend Botje’’, Joop zingt tot twee keer een kort zinnetje mee. Jos en Zafira merken dit op en glimlachen naar Joop en elkaar. Later zingt Joop: ‘’Joop van Buren, Joop van Buren.’’ Deze tekst zingt Zafira elke dienst voor Joop. Als Joop zingt is hij rustig. Naar het werk 7.45 uur. Joop is in de huiskamer, hij maakt veel lawaai. Noah brengt hem zijn ontbijt, twee broodjes. Terwijl Joop eet, slaat hij hard op tafel. Noah: ‘’Ga maar gewoon eten.’’ Joop slaat een zestal keer op tafel. Noah merkt op: ‘’Ik had hem de vorige keer pap gegeven, dat lustte hij echt niet.’’ Als Joop klaar is loopt hij op Noah af. Noah pakt zijn beide polsen, zegt: ‘’Bord leeg, breng maar naar de keuken.’’ Even later vraagt Noah: ‘’Koffie Joop?’’ Als zij Joop koffie geeft: ‘’Wat zeggen we dan?’’ Joop: ‘’Dank.’’ Joop zingt: ‘’Joop van Buren, Joop van Buren.’’ Daarna nog twee keer. Joop loopt nu in de huiskamer. Noah zegt tegen Joop dat hij beter even kan gaan zitten. Noah legt de onderzoeker uit dat de begeleiders vanmorgen een half uurtje achterop het schema lopen. 148 Noah: ‘’Is wel een voordeel, hoeft Joop niet zo lang te wachten na het bad tot het moment dat hij gehaald wordt!’’ Als Joop naar Noah loopt pakt zij zijn armen en zegt: ‘’Pak maar een knuffel!’’ Dat doet Joop. Er heeft een integratie plaatsgevonden binnen wonen en werken. Na het opstarten van een dagdienst gaat één medewerker rond 10.00 uur met Joop van de woonvoorziening naar het Dagcentrum en vervolgt daar de dienst. Joop is rond 9.00 uur klaar met zijn ochtendritueel. Vanaf 9.00 uur wacht Joop totdat hij naar de Dagbesteding kan gaan. Verdriet 7.20 uur Jos heeft net gerookt, de tuindeuren staan open. Joop komt in pyjama beneden, lijkt te huilen, maakt daarbij geen geluid. Jos:’’ Zo is Jopie als hij mooie muziek heeft gehoord.’’ De onderzoeker vraagt aan Jos, of Joop zo vroeg naar mooie muziek luistert. ‘’Nee, weet niet wat er is’’, antwoordt Jos. Terwijl Jos dit zegt is Joop opeens stil. Joop steekt zijn hand uit, Jos geeft Joop een high five op de uitgestoken hand. Joop loopt heen en weer. Jos geeft Joop koffie, Joop drinkt zijn koffie gezeten in pyjama op zijn fauteuil. Na de koffie slaat Joop twee keer met zijn handen op tafel en laat geluiden horen ‘’Oeoeoeoehh.’’ Joop slaat vier keer op tafel, staat op, klapt luid met één hand in de andere en ploft daarna op zijn stoel. De geluiden die hij maakt zijn hard, afgewisseld met hoge klanken. Jos geeft Joop zijn ontbijt; een bakje pap. Joop eet en is rustig. Domani Domani, 22 jaar. Hij heeft zijn haar kort geschoren. Domani loopt langzaam, houdt daarbij zijn romp wat achterover en draait deze. Domani praat op zachte toon en is verbaal vaardig. Hij toont interesse in de begeleiding en de onderzoeker. Vanaf maart 2011 tot augustus 2012 heeft hij Psychomotorische therapie gehad (PMT). Zijn basisvertrouwen is daardoor verbeterd. Hij heeft geleerd emoties te benoemen en te praten over wat hem bezighoudt. Domani kan nu beter aangeven wanneer hij gespannen is. Een hulpmiddel hierbij is een rode picto die in de huiskamer bij de deur naar de gang hangt. Domani kan gebruik maken van deze picto, wanneer hij spanning voelt opkomen. De picto ondersteunt hem om de overgang van de huiskamer naar zijn eigen kamer te versoepelen. In zijn eigen kamer kan hij zich vervolgens ontspannen. Domani houdt van helpen met koken, boodschappen halen, taakjes in het huishouden, het opruimen van de waszakken, tafel dekken enzovoort. Andere hobby’s zijn fietsen en zingen. Als Domani zich goed voelt zoekt hij veel lichamelijk contact met begeleiding en begeleiding met hem. Contact in de vorm van een arm om een schouder, hand(en) vasthouden, een omhelzing, een aai over het hoofd. Dit gebeurt vriendelijk en zachtaardig, zowel door Domani als alle begeleiders. 149 Dit in tegenstelling tot wanneer Domani gespannen is. Hij kan agressief gedrag vertonen wat zich kan uitten in slaan, schoppen, schelden, spugen, vastpakken en het geven van kopstoten. Domani’s vader is overleden. Domani ziet zijn moeder en oma, om de week, in de Soos op zondag. Af en toe is daar ook andere familie bij. De oma van Domani komt soms op bezoek aan de Molenweg. Begeleiding heeft in principe alleen contact met zijn moeder en oma van vaders kant. Domani belt hen iedere zaterdag. Verjaardag Domani gaat op de fiets naar het Dagcentrum. Eén begeleider van de woonvoorziening begeleidt hem hierbij. Door de aanwezigheid van de begeleider verloopt de overgang van het wonen naar het werk makkelijker voor Domani. Vanmiddag haalt Jos Domani op. Vanachter het tuinhek roept Domani, zittend op zijn drie wielerfiets: ‘’Sanne, Sanne.’’ Sanne, de begeleidster loopt naar Domani toe en begroet hem. De onderzoeker kijkt vanaf de bank achterom en ziet dat Domani zwaait naar haar, ze zwaait terug. De begeleiding vertelt de onderzoeker dat Domani vanmorgen agressief is geweest. Mogelijk speelt de komst van de onderzoeker een rol of zijn komende verjaardag. Domani is binnenkort jarig. Hij viert zijn verjaardag drie keer, zaterdag 22 september op de woonvoorziening en de Soos en de dag van de verjaardag maandag 1 oktober. Domani vindt het vieren van zijn verjaardag leuk, maar het geeft hem ook spanning. Bij binnenkomst groet Domani de onderzoeker, zij groet terug. Domani legt zijn communicatie map op de drie zit bank. Voorop staat een foto van hem van jaren geleden. Op de foto heeft hij een blik met heldere ogen. Het contrast met zijn blik van nu is groot. Tijdens de thee bespreken Sanne en Domani de aanstaande verjaardag, ze zitten dicht naast elkaar, Sanne heeft een arm om de schouder van Domani geslagen. Na de thee gaat Domani naar zijn kamer en luistert naar muziek van Andre Hazes. Jos merkt op dat hij scheldwoorden hoort uit zijn kamer. Het avondeten staat klaar. Het wachten is op Domani. Wanneer bewoners schelden, eten zij de warme maaltijd niet in de huiskamer, maar in de eigen kamer. ‘’Dit is een gewoonte’’, zo vertelt de begeleider. Jos gaat de kamer van Domani binnen. Sanne staat met een alerte houding, armen in de zij, in de deur van de huiskamer te luisteren. Jos praat op rustige toon met Domani. Jos komt de kamer van Domani uit en sluit de deur. Domani slaat twee keer hard op zijn deur. ‘’Dat bedoel ik’’, zegt Jos. Jos zet een bord lasagne en het toetje op een dienblad, wat Sanne hem aanreikt. Jos brengt dit naar Domani. Sanne kijkt wederom toe in de deuropening. Jos: ‘’Eet smakelijk Domani, tot straks.’’ Jos doet de deur op slot. 150 Gezellig 19.00 uur. Domani en Fleur zitten op de twee zit bank. Domani heeft zijn arm om de schouder en nek van Fleur geslagen, drukt haar tegen zich aan. ‘’Voorzichtig’’, zegt Fleur als hij iets te veel druk geeft. Ze praten met elkaar. Joop zit ook op de bank. ‘’Roken, roken.’’ Fleur: ‘’Straks Joop.’’ Joop loopt wat heen en weer. Domani vertelt over een disco in het zwembad en dat hij dat leuk vond, hij lacht en draait daarbij met zijn handen en zijn hoofd. Jos pakt een sigaartje voor Joop. Joop gaat op zijn fauteuil zitten. ‘’Is een ander merk’’, zegt Jos tegen Fleur. Fleur knikt. Jos: ‘’Deze hebben ook een filter.’’ Jos steekt het sigaartje zelf aan en geeft deze vanuit zijn mond aan Joop. Fleur en Domani praten en lachen met elkaar. Fleur houdt af en toe een hand van Domani vast. Jos steekt nu zelf een sigaret op, zittend op de overkapping van de verwarming. Fleur loopt naar Joop en haalt de bak met knuffels weg vanwege brandgevaar. Domani en Fleur praten over de invulling van de aanstaande verjaardag. Domani vindt dit spannend, draait met zijn handen, lacht en schudt van opwinding. Het gesprek komt op de taart. Domani stelt een Andre Hazes taart voor. ‘’Super leuk’’, beaamt Fleur. Jos heeft de vorige keer samen met Domani een taart ontworpen op de computer. Omdat er veel mogelijkheden zijn komt Jos met het idee ’’Hazes en Domani, zou dat kunnen?’’ Domani en Fleur lachen. Verwarring 19.15 uur. Domani is in de huiskamer. Hij pakt, nadat hij toestemming aan begeleiding heeft gevraagd, de afstandsbediening van de TV uit het kantoor. Opeens zucht Domani en loopt met zijn handen op zijn oren de keuken in. Zafira praat met Domani in de keuken. Zafira komt de huiskamer in. Zafira vertelt de onderzoeker dat Domani ergens op het kantoor zijn naam gezien heeft. Dit maakt hem onzeker. Zafira zegt tegen Domani: ‘’Maar dat je naam daar staat, daar is niks mee aan de hand…." Goed dat je dit gezegd hebt……Nu weet ik waarom je onrustig was.’’ Koken Begeleiders bereiden de warme maaltijd ook voor de bewoners en medewerkers van de Molenberg 4. In de middag. In de huismaker aan de grote eettafel snijden Zafira, Maud, Amit en Domani de spruitjes. Zij hebben een gesprek over hoe lang bewoners wonen op de locatie. Domani noemt dat er ‘’een nieuwe’’ op zijn werk is. 151 Als begeleidster Noah van Molenweg 4 binnenkomt, vertelt hij haar dit ook. ‘’Pijn in mijn nek, vanavond een massage nodig, kan jij wel, toch?’’, vraagt Zafira aan Domani. Domani: ‘’Ja, ja.’’ Domani onderbreekt het schoonmaken van de spruitjes en loopt naar het kantoor waar Maud nu is. Hij zegt iets over een foto op de computer van de teammanager Wim. Domani: ‘’Of we die ophangen?’’ ‘’Dat weet ik niet hoor’’, antwoordt Maud. Maud loopt naar de grote tafel: ‘’Hoe gaat het hier?’’ Zafira: ‘’Het zijn toppers’’, ze doelt op Domani en Amit. Begeleidster Noah komt weer binnen. Domani: ‘’Hoi Noah’’, ga je helpen?’’ Noah: ‘’Ja, ik ga ballen draaien’’, ze bedoelt de gehaktballen. Domani lacht. Het onderwerp van gesprek wordt de aanstaande verjaardag van Domani. Zafira: ’’Domani, weet je nog vorig jaar?’’ ‘’Mag niet zoveel mensen komen’’, zegt Domani. Maud: ‘’Ja, dat heb je afgesproken met Fleur, zo groot is die ruimte ook niet.’’ Domani vertelt de onderzoeker dat Zafira op kickboksen zit en lacht. ‘’Domani’’, zegt Zafira, ze vraagt en krijgt een knuffel van Domani. ‘’Ga je wat drinken?’’, vraagt Zafira aan Domani. ‘’Ja’’, zegt hij, maar schenkt geen limonade in. Domani haalt nu een knuffel bij Maud. Zafira: ‘’Vanavond met je vraagtekenmoment kan je je verlanglijstje maken, dat hebben we afgesproken en wat we afspreken…’’. Domani: ‘’Jaa, jaa.’’ Zafira: ‘’Pak nog even limo, want dat hadden we ook afgesproken.’’ Bij het opruimen van de spruitjes en aardappels schenkt Domani limonade in zijn beker. Vanaf 20.30 uur ‘’heeft Domani een vraagtekenmoment’, hij kiest dan een activiteit zoals karaoke. Vanavond maakt hij een verlanglijstje. Foto zoek Begin van de avond. Domani en Kim zitten naast elkaar op de twee zit bank. Gisteren heeft Domani foto’s opgehangen van degenen die op zijn verjaardag komen. Er blijkt één foto te missen, hoe dit komt weten Domani en Kim niet. Dit geeft Domani onduidelijkheid en spanning. ‘’Ik kan er niet tegen’’, zegt hij meerdere malen. Hij huilt bijna. Kim omhelst hem. ‘’Ik kan het echt niet……uit mijn hoofd’’, zegt Domani. ‘’Wat ga je nog meer uitdelen?’’ , vraagt Kim om Domani af te leiden. ‘’Cake’’, antwoordt Domani. ‘’En eten?’’, vraagt Kim. Domani: ‘’Chinees’’ en lacht een beetje. Domani, lijkt verlegen, heeft een vraag voor de onderzoeker, zegt hij tegen Kim. Het duurt even voordat hij de vraag durft te stellen. Domani vraagt of de onderzoeker mee eet. De onderzoeker antwoordt: ‘’Graag!’’ Daarna zegt Domani tegen Kim: ‘’Mooie schoenen heb je Kim, nieuwe?’’ ‘’Nee, niet nieuw’’, antwoordt Kim. 152 ‘’Oh ja’’, zegt Domani en lijkt zich de schoenen te herinneren. ‘’Jij ziet het tenminste!’’, zegt Kim. Vanuit de tuin komt er veel klappend en schreeuwend geluid van bewoners van de nabijgelegen woning. Als Kim tegen Domani zegt dat ze samen bestek op de tafels gaan leggen drinkt Domani een beker limonade. Deze keer heeft Kim de limonade ingeschonken. Domani stelt aan Kim voor dat zij de servetten neerlegt, dan doet hij de placemats. De servetten en placemats zijn ter gelegenheid van het Surinaamse eten wat straks gebracht wordt. Kim laat Domani leiden, volgt hem. Domani glundert als hij de placemats op tafel legt. De dag na de verjaardag In de middag. Domani staat buiten aan het hek, zit op zijn fiets en belt. Hij zwaait. Bij binnenkomst begroet hij de aanwezigen. Vandaag is de dag na zijn verjaardag. Domani voelt zich niet goed, heeft bijna geen stem meer. Op het Dagcentrum heeft hij drie verschillende begeleiding gehad, vertelt hij. Hij zit stilletjes op de twee zit bank, heeft zijn hoofd afgewend. Hij trekt veel in zijn gezicht en beweegt met zijn hoofd van links naar rechts. Wanneer de onderzoeker vragen over zijn verjaardag stelt geeft hij vriendelijk antwoord en lacht. De sfeer in de huiskamer is somber, Domani is stil, Amit in zijn eigen wereld. Op vragen van de begeleiders reageert Amit nauwelijks. Jos: ‘’Hij luistert nooit…… Amit, je moet naar vrouwen luisteren!’’ Zafira vraagt Amit: ‘’Wil je even naar je kamer, DVD zien?’’ Amit knikt. Zafira: ‘’Zal ik meelopen?’’ Samen gaan ze de huiskamer uit. Domani komt deze avond niet naar de huiskamer, blijft op zijn eigen kamer. In de huiskamer 19.00 uur. De huiskamer. De TV staat aan. Zafira vraagt aan Domani: ‘’Weet jij waar het Waterlooplein is?’’ Domani: ‘’Bij Artis, wat moet je daar Zafira?’’ Zafira legt uit waarom zij dit vraagt. Kim: ‘’Sigaartje Joop?’’…. ‘’Dan moet je wel lief zijn voor mij.’’ Joop schreeuwt luid en slaat daarbij in zijn handen. Kim houdt afstand en zegt: ‘’Wacht even.’’ Pas als Joop gaat zitten steekt Kim het sigaartje aan. Joop maakt een grommend geluid, zegt daarna opeens drie keer ‘’Meissie.’’ Kim en Domani zitten, dicht naast elkaar, op de bank en praten met elkaar. Domani gezeten naast Kim op de bank zegt ‘’Zafira’’, terwijl Zafira nu op het kantoor zit. In de keuken spoelt Kim de kopjes, de koffie en thee kannen. Tussendoor kijkt Kim op haar mobiel. ‘’Ga je mee naar de wc Domani?’’ zegt Kim terwijl ze op haar mobiel iets leest. ‘’Kim, Kim’’, zegt Domani. ‘’Gaan we naar de wc?’’ ‘’Zal ik even meelopen?’’, vraagt Kim en samen lopen ze naar de wc. 153 Vanaf 19.30 uur heeft Domani ‘’een wc moment.’’ Hij krijgt gelegenheid om tot 20.30 uur op de wc te zijn. Dit is zo ingekaderd omdat toiletgang al van kleins af aan moeilijk en spannend is. Vaste toiletmomenten zorgen voor overzichtelijkheid en een afronding. Samen muziek maken 9.45 uur. Wanneer Noah werkt en Domani voor 9.30 uur klaar is, gaan ze samen muziek maken. Uit een kast in de gang pakt Noah een gitaar. Domani legt zijn map met bladmuziek op tafel. Noah merkt op dat één snaar van de gitaar mist. Domani zit op de twee zit bank, draait met zijn handen en hoofd. Hij verheugt zich op dit moment. Noah zit op de fauteuil tegenover Domani en stemt de gitaar. Domani kiest de liedjes uit, zingt achter elkaar een Engels liedje, Er is een Nacht, Proud Mary van T. Turner, Tulpen uit A’dam en een kort levenslied. De gitaar klinkt, ondanks het gemis van de ene snaar zuiver. Noah weet Domani zo te begeleiden dat hij ruimte krijgt om zo nu en dan even in te houden. Noah zingt op de achtergrond mee, anticipeert voor Domani op de soms, moeilijke, Engelse tekst. Domani zingt, in aanvang zachtjes maar naarmate hij vordert, uit volle borst met een glimlach op zijn gezicht! Na afloop van het kleine optreden zegt Noah: ‘’Volgens mij heb je iets verdiend, je was vanmorgen vroeg klaar!’’ Noah geeft Domani een duimpje. Domani krijgt een duimpje als hij voor 10.30 uur klaar is om naar de Dagbesteding te gaan. Als hij er acht heeft verdiend mag hij iets kopen voor een klein bedrag. Domani had veel moeite met het vertrek naar zijn werk, bleef treuzelen en hangen. Het beloningssysteem is een extra stimulans om te gaan en een beetje op te schieten. Domani treedt soms als zanger op in de Soos. Hij kan zich hierop zowel verheugen als er tegen opzien. Optreden is spannend en spanning is voor hem moeilijk te hanteren. Escalatie 8.50 uur. Domani heeft vanmorgen grote moeite om uit zijn bed te komen. Fleur loopt een aantal malen in en uit zijn slaapkamer, geeft hem hiermee ruimte om de dag te beginnen. Zij stelt op rustige toon vragen, bijvoorbeeld of er iets aan de hand is. Domani komt zijn bed niet uit. Hij reageert wel op anderen, zoals de chauffeur van een busje die even de gang binnenkomt. Na drie kwartier wil Domani praten. Domani brengt de griepprik ter sprake, maakt zich hier zorgen om. Tussendoor roept Domani ‘’Zafira?’ Fleur probeert Domani, door vragen te stellen, bij datgene te houden wat aan de orde is, namelijk opstaan. Naarmate de ochtend vordert wordt Domani iets spraakzamer. Fleur blijft hem rustig benaderen, loopt met tussenpozen in en uit zijn kamer. Tegen 10.00 uur is Domani klaar met douchen en aankleden, komt de huiskamer in. Fleur vraagt wat hij voor beleg wil. Domani kiest zijn beleg. Domani, schuin gezeten op zijn stoel, eet zwijgzaam. 154 Uit de portofoon komt deze ochtend het zoveelste bericht. Op Molenweg 4 wordt er door twee begeleiders gewerkt, de één is boven, de ander beneden. ‘’Via de portofoon hebben zij overleg’’, licht Fleur toe. Domani zit met zijn vinger in het kleine bekertje boter. Fleur zegt dat hij dit niet moet doen. Domani: ‘’Ja.’’ Fleur: ‘’Niet ja zeggen en nee doen.’’ Domani mompelt. Fleur: ‘’Domani, wil jij de spullen komen brengen want dan kan ik de vaatwasser aanzetten.’’ Domani legt het bestek op het bord maar blijft zitten. Fleur herhaalt haar vraag, Domani geeft geen antwoord. Fleur: ‘’Domani?’’ Fleur wacht het antwoord niet af, loopt de huiskamer uit, gaat even iets anders doen. Domani leunt nu nog meer naar rechts op de stoel, fluit wat, tikt met de vingers op de tafel. De wind fluit door de kamer, het is bijna herfst. Dan staat hij op, loopt naar de keuken en blijft in het gedeelte tussen Molenweg 2 en Molenweg 4 staan. Als de onderzoeker de huiskamer uit is loopt Domani vanuit de keuken scheldend naar Fleur en begint te slaan/stompen. Zafira, die op het geluid is afgekomen helpt Fleur om Domani naar zijn kamer te begeleiden, waar hij tot rust kan komen. Na het incident vertellen Fleur en Zafira de onderzoeker dat Domani aan Zafira kopstoten probeerde te geven en hij hard aan hun armen trok. Fleur en Zafira praatten na over het gebeuren en vragen aan elkaar hoe het gaat. Eenmaal tot rust gekomen hervatten zij hun werkzaamheden. Domani is op zijn kamer. Matthijs Matthijs, 43 jaar is een kleine man. Hij heeft zwart haar en donkere ogen. Hij hecht er belang aan zich goed te kleden. Matthijs uit gevoelens door een geluidenreeks waarbij hij verschillende toonhoogte gebruikt en van intonatie verandert; ‘’Mmmhhh Mmhhhh.’’ Matthijs maakt gebaren als zwaaien, tanden poetsen, wijzen. Hij geeft uiting aan plezier, heeft dan glimmende ogen, lacht en maakt hierbij lachende klanken. Binnen in huis geniet hij van muziek, hij heeft een eigen stereo op zijn kamer. Muziek is iets waarbij hij zich veilig voelt in combinatie met het op zijn eigen kamer zijn. Gezien zijn sterke afhankelijkheid van vaste patronen, ritmes en rituelen heeft hij blijvend behoefte aan een gestructureerde omgeving die hierop is aangepast. Zijn dagindeling wordt verduidelijkt met behulp van picto’s, na elke activiteit draait hij het desbetreffende pictogram om en kijkt naar de volgende. Matthijs vertoont dwangmatig gedrag betreffende toiletbezoek. Daarom maakt hij gebruik van een toilet sleutel, deze hangt in de woonruimte. Begeleiding geeft Matthijs deze sleutel. Deze manier zorgt ervoor dat hij niet te vaak naar het toilet gaat. Matthijs kan de bekende dingen redelijk zelfstandig. Hij heeft bij alle dagelijkse activiteiten begeleiding nodig die hem begrenst in zijn enthousiasme of ongeduld en bevestiging en duidelijkheid geeft in alles wat hij doet. Matthijs geniet van uitstapjes, wandelen en een ritje met de auto of de bus. Een wens van en voor Matthijs is een grotere slaapkamer op de benedenverdieping, Matthijs verblijft veel op zijn kamer. Een slaapkamer op de benedenverdieping maakt dat contact houden met de begeleiding beter is te realiseren. 155 De ouders van Matthijs zijn overleden. Matthijs heeft een broer, woonachtig in Duitsland, die Matthijs soms voor een paar uurtjes ophaalt, ze zien elkaar niet vaak. Kennismaking De onderzoeker heeft tijdens het kennismakingsgesprek gevraagd hoe zij zich kan voorstellen aan de bewoners. Fleur geeft aan bewoners niet te lang direct aan te kijken bij het handen schudden. ‘’Men is veel op zichzelf’’, wordt hierbij opgemerkt. Fleur heeft één dag van tevoren aan de bewoners verteld dat er een onderzoeker komt. 15.30 uur. Matthijs komt thuis, hangt zijn jas aan de kapstok en loopt de huiskamer in. Hij maakt neuriënde geluiden. ‘’Hoe is het met je?’’, vraagt Sanne en vervolgt: ‘’Vanavond eten we lasagne.’’ Matthijs antwoordt neuriënd, zwaait en loopt de huiskamer uit naar zijn kamer. Sanne: ‘’Dag, dag.’’ Elke middag na binnenkomst begroet Matthijs de begeleiding en gaat daarna naar zijn kamer; luistert naar muziek en rust uit van het werk. Rond 16.00 uur tikt Sanne met een sleutel tegen de trap in de gang, dit geluid is het sein voor Matthijs om beneden te komen. Matthijs drinkt zijn thee. Plotseling komt Matthijs op de onderzoeker af, kijkt haar aan en gebaart met zijn hand. Hij pakt de hand van de onderzoeker en geeft daar een kushandje op. Aansluitend maakt hij het gebaar van wuiven. De onderzoeker knikt en loopt even naar het kantoor, neemt later haar plaats weer in. Fleur vertelde al eerder dat Matthijs de komst van de onderzoeker moeilijk vindt. Matthijs geeft met het zwaaien en het kushandje een signaal aan de onderzoeker, hij vindt dat ze weg moet gaan. Televisie In de huiskamer zit Domani op de twee zit bank, leest in een TV gids. Amit kijkt TV. Maud rapporteert aan de kleine tafel. Matthijs komt in pyjama de huiskamer binnen. Maud groet hem. Matthijs geeft een neuriënd antwoord. Matthijs schenkt thee in voor zichzelf. Even later schenkt Matthijs zijn tweede beker thee in. Maud: ‘’Is wel je tweede beker, je kan dan geen koffie meer nemen.’’ ‘’Is er nog iets van muziek voor Matthijsje?’’, vraagt Maud. Domani zapt, zoekt op verschillende kanalen naar een muziekfragment. Matthijs reageert, verheugt op een muziekgeluid, als dit al zappend langskomt. Matthijs pakt niet zelf de afstandsbediening. Maud zegt tegen Domani: ‘’Kan je verder zoeken….Dan hebben jullie alle drie iets gehad!’’ Maud bedoelt hiermee dat zowel Domani, Amit en Matthijs iets leuks op TV kunnen zien. Domani vindt geen muziek kanaal. 156 Even later staat Matthijs op, draait drie picto’s om, waarbij hij op zijn tenen staat en loopt naar zijn kamer. Bij navraag vertelt een begeleider dat Matthijs op zijn kamer gebruik maakt van een afstandsbediening voor zijn radio. Tijdens de onderzoeksperiode heeft de onderzoeker niet gezien dat Matthijs in de huiskamer zelf de afstandsbediening kan hanteren. Matthijs straalde als er heel af en toe een programma werd ingesteld waarin muziek voorkwam. De afstandsbediening werd gebruikt door Domani en Amit. Twee dingen tegelijk 16.15 uur. Moniek, een invalkracht, komt beneden in de huiskamer. ‘’Daar is ze weer’’, zegt Moniek, zichzelf bedoelend, tegen Matthijs. Matthijs op verschillende toonhoogte: ‘’Mmmhhh, mmmhhuh, mmhh.’’ Hij staat op, maakt een afwerende beweging naar Moniek en brengt de koffiemelk naar de koelkast. Daarna drinkt Matthijs zijn koffie, langzaam aan, slokje voor slokje. Moniek: ‘’Is het lekker, ik zou ook genieten van een kopje koffie.’’ Als de beker leeg is zet Matthijs zijn beker op tafel, hij brengt dit deze keer niet naar de keuken. Matthijs loopt naar het stapeltje wasgoed op de kleine tafel. Terwijl hij bezig is zijn stapel schoongewassen kleding te pakken, zegt Moniek: ’’Die nog.’’ Moniek wijst daarbij op de picto’s. Matthijs versterkt zijn ‘’Mmmhhh’’, hij draait met zijn hoofd en kijkt met grote ogen om zich heen. Hij lijkt even niet te weten wat te doen. Hij legt de stapel wasgoed terug op de tafel. Daarna draait hij, staande op zijn tenen, drie picto’s om. Hij pakt de stapel kleding en loopt met stevige pas de huiskamer uit. Het pictobord van Matthijs hangt wat hoog, vandaar dat hij op zijn tenen staat als hij de picto’s omdraait. Ontbijt Het is ochtend. Kim heeft voor Matthijs de theekan, de zoetjes, het bestek en een beker klaargezet. Tijdens het theedrinken, maakt Matthijs gebruik van een kannetje water. Hij giet water uit het kannetje bij de thee, waardoor hij de thee sneller kan drinken. Matthijs komt de huiskamer in, schenkt thee in een beker. Kim loopt vanuit de keuken met een bakje pap naar Matthijs. Als Kim aankomt bij de kleine tafel maakt Matthijs veel geluid: ‘’Uuhh’’, spreidt zijn armen, gaat om Kim heen staan en pakt het bakje pap over van Kim. Door deze handeling zet Matthijs zelf het bakje pap op tafel. Matthijs vult het kannetje met water in de keuken. Daarna probeert hij water uit het kannetje bij de pap te gieten. ‘’Nee Matthijs, dat hoeft niet’’, zegt Kim. Jos ziet dat Matthijs aanstalten maakt dit nog een keer te doen. ‘’Nee, Matthijs,’’ zegt ook Jos. Matthijs loopt op Jos af, geeft hem een kushandje en kijkt blij. Matthijs eet geconcentreerd zijn pap, kijkt ondertussen vaak naar Jos die aan de grote tafel zit. Jos: ‘’Lekker hè.’’ ‘’Mmh, mmh’’, Matthijs begeleidt zichzelf op ontspannen wijze met het uitten van geluid. Deze klanken die hij voortbrengt verschillen van toonhoogte, hij zingt als het ware. 157 Terwijl hij pap eet, doopt hij zijn vingers in de pap, vist er kleine stukjes uit die hij aan de rand van het bakje afveegt. Plotseling gaat Matthijs staan, bukt en strikt een veter. Jos: ’’Die heeft een manier van veter strikken, duurt tien minuten, precies in het midden.’’ Jos doelt daarbij op de strik die Matthijs nauwkeurig en symmetrisch strikt. Tijdens de veter strikken, staat Matthijs krom. Als Matthijs klaar is staat hij op, straalt en gebaart naar Jos. Jos: ‘’Goed man.’’ Matthijs eet verder. Jos gaat naar het kantoor. Kim komt de huiskamer binnen. ‘’Lekker Matthijs?’’ Matthijs maakt een geluid en gaat door met het roeren in de pap. Hij haalt met zijn vingers stukjes uit de pap, likt aan zijn vingers, staat op, loopt naar de keuken en wast zijn handen. ‘’Blijf maar even zitten’’, zegt Kim. Matthijs antwoordt met neuriën. ‘’Lekker eten’’, zegt Kim. Als Matthijs klaar is met zijn ontbijt, wast hij aansluitend zijn handen, droogt ze niet af. Bij de kleine tafel staat Amit naast Matthijs. Matthijs tikt op zijn arm. Amit reageert niet. De onderzoeker vraagt een begeleider wat de betekenis hiervan kan zijn. Met het tikken op de arm van Amit gebaart Matthijs dat de kleine tafel ‘’zijn plek is’’ en niet die van Amit. Gespannen In de middag. Matthijs komt de huiskamer binnen en loopt naar de keuken, bijt in zijn hand, kijkt angstig. Hij nadert Fleur. Fleur, op duidelijke toon, met haar arm uitgestrekt, wijzend naar recht: ‘’Ga maar even naar de rustruimte!’’ Matthijs bijt nu in zijn arm. Jos helpt Fleur om Matthijs naar de rustruimte te begeleiden. De deur gaat niet op slot. Even later komt Matthijs terug. Hij staat in de deuropening van de huiskamer, wijst op de thee, bijt nog steeds in zijn hand en armen. ‘’Nee, je mag nog even naar de rustruimte.’’ Jos en Fleur brengen hem erheen, de deur gaat deze keer op slot. ‘’Ben ook een beetje gespannen’’, zegt Domani tegen Fleur als zij terug is. Fleur stelt Domani gerust en zegt dat wat Matthijs overkomt, niets te maken heeft met de andere bewoners. Er komen veel hoge geluiden uit de rustruimte. Fleur en Jos praten over die keer dat Matthijs ook erg gespannen was. Jos licht toe dat Matthijs vandaag op het werk al onrustig was. Jos: ‘’Straks komt hij er weer met zo’n smile uit, zoals laatst.’’ Na twintig minuten komt Matthijs de huiskamer in. Langzaam aan worden de geluiden die hij maakt zachter en lijken op neuriën. Kapotte veter 8.30 uur. Matthijs komt beneden. Jolanda is aan het bellen. Matthijs loopt naar de fotocollage, vorige foto’s zijn vervangen door recente foto’s. De lijst staat los van de wand. 158 Matthijs pakt de lijst en maakt opgewonden geluiden. Hij loopt naar Jolanda en raakt haar arm aan. Jolanda: ‘’Ja, hij moet opgehangen worden, maar ik heb geen schroeven draaier.’’ Dat stelt Matthijs gerust. Hij begint met zijn ontbijt, maakt een gebaar naar het waterkannetje. ‘’Ga maar zitten, Matthijs, komt eraan’’, zegt Jolanda uit de keuken. Matthijs bukt, trekt aan zijn veters, er breekt één veter. ‘’Oh, jee, de veter breekt’’, zegt Jolanda. Matthijs maakt hoge geluiden. Jolanda: ‘’Ga jij maar eten, doe je schoen maar uit, Jolanda maakt de veter.’’ Matthijs schenkt de thee in. Jolanda: ‘’Matthijs, doe je schoen maar uit.’’ ‘’Zo, dank je wel’’, zegt Jolanda, als ze de schoen van Matthijs aangereikt krijgt. Matthijs: ‘’Mmmhh, mmhhh’’ en neuriet. 8.40 uur, het brandalarm gaat af, wordt onderbroken, gaat weer af. Jolanda belt de collega van Molenweg 4, het alarm blijkt een vals alarm. Jolanda vraagt de collega of zij het alarm weet te resetten. Ook legt zij uit dat zij vanmorgen ‘’alleen staat’’ vanwege een ziekmelding. Matthijs eet rustig zijn pap, ook andere bewoners reageren niet op het brandalarm. Jolanda vertelt de onderzoeker dat het brandalarm zo vaak afgaat dat bewoners er niet op reageren. ‘’Pas als begeleiding hun haalt dan wel’’, zegt ze. Matthijs staat op, hinkt naar de keuken, omdat hij één schoen aan heeft. Jolanda lacht en zegt: ‘’ Je kan gewoon lopen hoor’’ terwijl ze de nieuwe veter in de schoen verdeelt. Matthijs loopt op de tenen van de ene voet zonder schoen terug naar de tafel. Jolanda: ‘’Is het lekker Matthijs?’’ Matthijs: ‘’Mmmhhh!’’ Matthijs slurpt een beetje als hij zijn thee drinkt. Jolanda is klaar met de veter en zegt: ‘’Kijk eens, alstublieft.’’ Matthijs laat een hoog geluid horen. Jolanda zegt: ‘’Goed zo, kan je zelf heel goed’’, ze bedoelt het aantrekken van de schoen en het strikken van de veter. Jolanda: ‘’Mooie strik maken.’’ Matthijs trekt zijn schoen aan, maakt een strik en gaat daarna zuchtend zitten. Jolanda vertelt dat ze even naar boven gaat en zo terugkomt. Mobiel 16.30 uur. In de huiskamer zitten Amit, Jos en Maud op het bankstel. Domani dekt de tafel. Uit de mobiel van Maud komt een geluid, ze zegt; ‘’Oh, ik zet ‘m uit.’’ Jos vertelt dat hij een andere ringtone heeft ingesteld op zijn mobiel, omdat bewoners de ringtone na gingen doen. ‘’Oh, welke had je dan?’’ vraagt Maud. Jos laat de vorige ringtone horen: ‘’ Wiihhh’’, een geluid van Elmo, uit Sesamstraat. De onderzoeker herkent dit geluid, deze ringtone is tijdens een vorige dienst van Jos meerdere malen afgegaan. 159 Domani is dicht naast Maud gaan zitten. Maud aait over zijn arm. Amit is onrustig, loopt heen en weer, praat tegen zichzelf. Nadat Amit voor de derde keer vanuit de huiskamer, de gang en de tuin terugkomt in de huiskamer zegt Maud: ‘’Ga even zitten Amit.’’ Amit gaat zitten. Even later ziet Maud vanuit de huiskamer dat Domani op een tuinstoel in de tuin staat. Ze loopt naar hem toe en zegt: ‘’We gaan even een Dvd’tje aanzetten.’’ In het voorbijgaan zegt Domani: ‘’Hé Maud, Amit mag ook wel op mijn fiets!’’ Amit reageert daar niet op. Maud: ‘’Wat aardig!’’ Amit en Maud lopen naar boven. 17.00 uur. Jos gaat naar de Plus, sigaretten halen. Maud eet haar meegenomen maaltijd en kijkt op haar mobiel. De onderzoeker vraagt waarom er geen bewoners beneden zijn. Maud legt uit dat ‘’Matthijs nog op het toilet is en dat zij Paul dan niet roept, de kans is groot dat beide heren dan tegelijk naar beneden komen en dit kan spanning geven’’. Matthijs komt de huiskamer binnen. Paul volgt. Matthijs wast zijn handen, loopt uit de keuken de huiskamer in, maakt een grote boog omdat Paul in zijn buurt is. Matthijs gaat aan tafel zitten. Nu loopt Paul naar de keuken en wast uitvoerig zijn handen, totdat Maud zegt: ‘’Paul, handen wassen klaar.’’ Paul ruikt boven de pan met chili con carne. Maud leidt hem af met de woorden: ‘’Wat mag Paul ruiken?’’ Maud bedoelt het bord met warm eten dat klaar staat voor Paul. Paul onderbreekt het ruiken in de keuken en gaat aan tafel. Matthijs en Paul eten, Maud eet, terwijl ze op haar mobiel kijkt. Er wordt onderling bijna niet gecommuniceerd. Met de bus 9.00 uur. De bel gaat. Een begeleider van het Dagcentrum komt Matthijs halen. Het is donderdag vandaag. De dag waarop Matthijs, met de begeleider een busrit naar de pont en weer terug maakt. Aansluitend gaat Matthijs naar het werk. ‘’Dit uitje vindt Matthijs prachtig’’, zegt de begeleider. Matthijs is klaar om te vertrekken. Fleur komt de huiskamer binnen en vertelt Matthijs dat de onderzoeker vandaag voor het laatst is. Bij een afscheid is het de gewoonte, de foto van degene die vertrekt, door te knippen. Matthijs luistert, heeft grote ogen. Hij lijkt ongeduldig, versterkt zijn neuriën. Fleur knipt de foto van de onderzoeker door. Snel gooit Matthijs de snippers in de prullenbak, trekt zijn jas aan, zwaait naar Fleur en gaat op weg naar de pont! 160 2.7 Woonlocatie Sliedrechtstraat Cordaan Door Marjan Huis 161 Beschrijving van de locatie De Sliedrechtstraat is gesitueerd in een rustige woonwijk. De woonlocatie is van een afstand te herkennen door een andere bouwstijl dan de overige huizen in de straat. Het complex bestaat uit vier woningen die elk een apart huisnummer (6, 8, 10 en 12) en een eigen voordeur hebben. De voorkant van het complex ligt aan de straatkant. Aan de achterzijde van de woningen is een gezamenlijke tuin die uitkijkt over een groenstrook met bomen en een brede gracht. De verschillende woningen zijn van binnen, zowel op de begane grond als op de bovenverdieping, met elkaar verbonden door een stelsel van deuren. Deze deuren zijn voorzien van een magneetslot. Woning 6 en woning 8 hebben een gedeelde bijkeuken en een gedeelde kleine kantoorruimte. Vanuit beide woningen kunnen deze ruimtes via een deur met magneetslot betreden worden. Woning 10 en woning 12 delen eveneens een bijkeuken en kleine kantoorruimte. Het grote kantoor bevindt zich in een kamer op de benedenverdieping van woning 8. Het kantoor is voorzien van een slot. De onderzoekster zal gaan observeren op woning 8. Tijdens het eerste bezoek van de onderzoekster aan de Sliedrechtstraat vertellen de manager en de teamleider dat deze locatie als risicolocatie is aangemerkt. Er is een verbetertraject in gang gezet om de kwaliteit van zorg te optimaliseren, waarbij extra aandacht is voor het implementeren van methodisch werken binnen de locatie. Op de eerste observatiedag van de onderzoekster blijkt dat de medewerkers niet op de hoogte zijn van deelname van de locatie aan het onderzoek Beelden van Kwaliteit. Woning 8 Op de bovenverdieping van woning 8 bevinden zich drie slaapkamers en een badkamer. In de gang op de benedenverdieping bevinden zich drie kamers. Twee daarvan zijn in gebruik als slaapkamer, één kamer doet dienst als kantoor voor alle medewerkers van de gehele locatie. De gang biedt tevens toegang tot een badkamer, toilet, personeelstoilet en een bergruimte. Aan het einde van de gang links is een deur waarachter woning 10 is gelegen. Aan de rechterkant van de gang is een deur die toegang geeft tot de woonruimte van de woning zelf. De woonruimte bestaat uit een grote keuken aan de tuinkant en een woonkamer aan de straatkant. De keuken is voorzien van een koelkast, kooktoestel en een magnetron. Op het aanrecht staat een waterkoker en een Senseo apparaat. De koelkast is leeg. In een grote keukenlade liggen theezakjes, koffiepads, suiker en zoetjes. In de overige laden en keukenkastjes zijn, behalve bestek en servies, geen levensmiddelen of etenswaren opgeborgen. Deze worden bewaard in de bijkeuken. De bijkeuken is toegankelijk via een deur met magneetslot. De cliënten zijn niet in het bezit van de sleutel. Naast de deur van de bijkeuken hangt een prikbord met daarop onder meer een vel papier met de tekst: 162 “Aanleren staat voor kunnen mislukken, herhalen en na lang proberen successen boeken binnen een vangnet van veilige begeleiders.” In de woonkamer staan een zwarte suède bank, twee groene leren stoelen waarvan de zittingen en leuningen versleten zijn, salontafel, twee kleine leunstoelen en een kast met daarop een televisie en spelcomputer. Ook staat er een piano in de woonkamer en op de kast naast de televisie staat een vissenkom met vier kleine goudvissen. Aan het plafond hangen twee stoffen papagaaien. Links naast de kast waar de televisie op staat, is een deur met magneetslot die toegang geeft tot een kleine kantoorruimte. Eén van de slaapkamers op de benedenverdieping van woning 8 is in gebruik door cliënt Vera die op woning 10 woont. Zij had voorheen een slaapkamer op de bovenverdieping van haar eigen woning, maar vanwege gezondheidsproblemen is ervoor gekozen om haar een slaapkamer op de begane grond te geven, dicht bij het kantoor. Op woning 8 wonen zeven cliënten. Drie van hen hebben geen slaapkamer in hun eigen woning. Cliënten Jill en Gregory hebben een slaapkamer op de bovenverdieping van woning 6 en cliënt Patricia heeft een slaapkamer op de bovenverdieping van woning 12. Zij zijn niet in het bezit van de benodigde sleutel om de tussendeuren op de bovenverdieping te openen. Cliënt Vera heeft wel een sleutel van de deur tussen woning 8 en woning 10. Begeleidster Esmee vertelt de onderzoekster dat de reden dat Vera een eigen sleutel heeft, samenhangt met het feit dat zij continue heen en weer loopt tussen haar slaapkamer en de woonkamer. Als ze geen eigen sleutel had, zou begeleiding steeds de deur voor haar moeten openen. Op de vraag van de onderzoekster waarom cliënten Patricia, Jill en Gregory geen sleutel hebben van de tussendeuren op de bovenverdieping vertelt Esmee dat het cliënten zijn die niet zo snel naar hun eigen kamer gaan. De cliënten van woning 8 De cliënten van woning 8 hebben allen een indicatie voor een zorgzwaartepakket (ZZP). De indicaties variëren van ZZP 5 tot ZZP 8. De ernst van de verstandelijke beperking van de verschillende cliënten varieert van overwegend matig verstandelijk beperkt tot licht verstandelijk beperkt. Jill Jill is een jonge vrouw van 24 jaar van Chinese afkomst. Ze heeft een lang en slank postuur. Ze heeft zwart halflang haar dat net boven haar schouders valt. Ze heeft een beetje een houterige motoriek. In haar zorgplan staat dat de aard en oorzaak van haar beperking niet duidelijk is, maar dat er wel sprake is van een hersenbeschadiging. Subayda Subayda is een Antilliaanse vrouw van 26 jaar met een stevig postuur. Ze heeft zwart kroeshaar dat in vlechtjes is ingevlochten. Ze draagt een bril en heeft een vriendelijke uitstraling. In de algemene werkmap staat dat Subayda niet altijd alles goed begrijpt en de neiging heeft tot het geven van sociaal wenselijke antwoorden. 163 Maarten Maarten is een man van 46 jaar. Hij heeft kort, donker haar. Als hij loopt, houdt hij zijn bovenlichaam vaak iets voorover gebogen. Maarten heeft een pervasieve ontwikkelingsstoornis en heeft moeite met het verwerken van prikkels. In het zorgplan van Maarten staat dat hij behoefte heeft aan een duidelijke dagstructuur. Hij wordt onrustig van drukte en trekt zich dan terug op zijn slaapkamer. Gregory Gregory is een Surinaamse man van 42 jaar. Hij heeft een vriendelijk gezicht. Hij draagt een bril en heeft bijna altijd een pet op in de kleuren van de vlag van Suriname. Hij praat meestal in zinnen van maximaal drie woorden. Gregory reist zelfstandig met de metro naar zijn dagbesteding. Gregory heeft het syndroom van Down. Cynthia Cynthia is een vriendelijke Surinaamse vrouw van 49 jaar. Ze heeft kort, overwegend grijs, kroeshaar. Ze heeft een stevig postuur. In verhouding tot haar bovenlichaam heeft ze dunne benen. Haar kleding ziet er altijd verzorgd en netjes uit. Cynthia is meestal vrolijk gestemd en houdt ervan om grapjes te maken. Patricia Patricia is een Surinaamse vrouw van 25 jaar. Ze heeft kort zwart kroeshaar. Ze draagt meestal een spijkerbroek, sweater en gympen. Ze werkt op een kinderboerderij in de buurt en reist daar zelfstandig met de metro heen. Jannie Jannie is een vrouw van 37 jaar. Ze heeft een zeer stevig postuur en kort, donker haar. Ze heeft een grote woordenschat en praat veel. Jannie heeft begeleiding nodig om haar emoties in bedwang te houden. In het zorgplan van Jannie staat dat zij gebaat is bij een huiselijke omgeving en dat zij niet tegen onrust en een hectische sfeer kan. Op de vraag van de onderzoekster welke cliënt tijdens de observaties extra gevolgd dient te worden vanwege zorgen over de persoonlijke ontwikkeling of complex gedrag noemt teamleider Christa cliënten Jill en Subayda. Er is geen cliënt genoemd die extra gevolgd diende te worden vanwege tevredenheid over geboekte resultaten met betrekking tot de persoonlijke ontwikkeling. De medewerkers Het team van de Sliedrechtstraat bestaat uit de volgende medewerkers: Christa: functie teamleider Merel: functie persoonlijk begeleider en als mentor verantwoordelijk voor de cliënten van woning 10 en woning 12 164 Nicole, Marga, Cindy, Sanya, Sara, Harold, Amina, Lucinda, Anja en Esmee: functie woonbegeleider of assistent begeleider Aria: functie persoonlijk begeleider met inhoudelijk specialisme. Zij ondersteunt de locatie bij het invoeren van methodisch werken Sophia, Amy, Kathleen en Daniëlle zijn medewerkers uit de flexpool en werken regelmatig op de Sliedrechtstraat Er is een vacature voor de functie persoonlijk begeleider voor de woningen 6 en 8. Tot er een nieuwe collega is aangenomen, neemt teamleider Christa deze functie voorlopig waar. In principe is de bezettingsgraad één begeleider per woning. Soms komt het echter ook voor dat men met twee of drie personen werkt, waardoor één begeleider verantwoordelijk is voor het begeleiden van cliënten van twee woningen. Visie en doelen Op de website van Cordaan wordt de locatie Sliedrechtstraat als volgt omschreven: “U kunt in de Sliedrechtstraat wonen als u ouder bent dan 18 jaar. Eén groep is voor jonge meiden die zelfstandig willen leren wonen. Een andere groep voor ouderen. Op twee groepen wonen mensen die houden van rust.” Op de vraag van de onderzoekster of dit woonprofiel herkend wordt, antwoorden verschillende medewerkers dat dit niet geheel het geval is. Het is wel zo dat op woning 12 en op woning 6 cliënten wonen die behoefte hebben aan structuur en aan een gedoseerd prikkelaanbod. Zelfstandig leren wonen is volgens de medewerkers voor geen van de cliënten haalbaar. Op de vraag welke algemene doelen voor de cliënten op deze locatie gelden, maakt een aantal medewerkers het verschil in ‘begeleiden’ en ‘verzorgen’. De cliënten op woning 10 en woning 12 zijn zelfstandiger en worden meer begeleid dan verzorgd, terwijl de cliënten op woning 6 en woning 8 meer verzorging nodig hebben. Teamleider Christa en persoonlijk begeleider Aria vertellen dat de groepssamenstelling van elke woning qua typering en woonprofiel wel één of meerdere uitzonderingen kent. Het komende jaar staat op de planning om de individuele cliëntbehoeften goed in kaart te brengen en dan een duidelijker woonprofiel per woning vast te stellen. Mogelijk zal dit tot gevolg hebben dat sommige cliënten uiteindelijk op een andere groep binnen de locatie gaan wonen. Op het intranet van Cordaan is in een aantal documenten informatie te vinden over de algemene visie van de organisatie ten aanzien van haar cliënten. Enkele citaten: “Met bejegening wordt niet alleen de omgang met mensen met een verstandelijke beperking bedoeld, maar ook de visie van waaruit zij benaderd worden. Bejegening komt tot uiting in de wijze waarop mensen met elkaar omgaan: het honoreren van ieders individuele rechten en de anders in zijn/haar waarde laten zijn belangrijke kenmerken van respectvolle bejegening. Hoeveel en welke dingen kun je een cliënt zelfstandig laten doen? Mag hij keuzes maken en wordt hij dan serieus genomen, dat wil zeggen wordt zijn keuze gerespecteerd?”19 19 Uit notitie Cordaan: ‘Uitgangspunten met betrekking tot bejegening’ 165 “Laten we zoveel mogelijk de cliënt en de mensen in zijn omgeving de dingen zelf doen die ze kunnen en sluiten we daar als professionals op aan? … Wanneer mensen volwassen worden, neemt het dragen van verantwoordelijkheid en het maken van keuzes een grotere plaats in. Het is op zo’n moment extra belangrijk om als medewerker na te gaan of de persoon wel voldoende ruimte geboden wordt om te leren en dat daarin ook fouten gemaakt mogen worden.”20 “Het is belangrijk dat mensen hun eigen keuzes maken. Het gaat om ‘eigen regie’. Regie is dat je elke dag opnieuw je eigen invloed ervaart.”21 Observaties Jill Jill is één van de cliënten die door de onderzoekster met extra aandacht gevolgd wordt tijdens de observatieperiode. Teamleider Christa heeft daarvoor als belangrijkste beweegreden genoemd dat begeleiders van de dagbesteding van Jill een toename van probleemgedrag signaleren. Dit gedrag uit zich in het frequenter voor komen van ‘boze buien’ bij Jill. Op de dagbesteding vermoedt men dat Jill daar in haar huidige groep wordt overvraagd. Mogelijk zal de dagbesteding daarom gaan uitproberen of Jill zich in een kleinere groep, van maximaal drie cliënten, prettiger voelt. Op de Sliedrechtstraat woont Jill op dit moment op één van de drukste groepen. Christa vraagt zich af of deze groep wat betreft de samenstelling van cliënten voldoende aansluit bij de ondersteuningsvraag van Jill. Jill is ongeveer tweeëneenhalf jaar geleden op de Sliedrechtstraat komen wonen. Voor die tijd woonde zij bij haar ouders. In het zorgplan van Jill staat onder het kopje ondersteuningsbehoefte dat zij behoefte heeft aan een rustige, veilige en vertrouwde omgeving. Ze heeft daarbij begeleiding en toezicht nodig om zich prettig te voelen. Jill wil een beetje rust Het is vrijdagochtend. Vanmorgen hebben begeleidsters Amy en Daniëlle dienst. Daniëlle zal de cliënten op woning 6 en woning 8 begeleiden. Amy komt uit de nachtdienst en begeleidt de cliënten op woning 10 en woning 12. 7.25 uur Aan de eettafel in de keuken zitten cliënten Maarten en Cynthia te ontbijten. Begeleidster Daniëlle is boven om andere cliënten te helpen met douchen en aankleden. Begeleidster Amy staat in de keuken. Jill komt de keuken in en maakt voor zichzelf een kopje Senseo koffie. Amy is inmiddels de woonruimte uitgelopen en komt even later weer binnen. Ze praat tegen de onderzoekster, waarop Jill reageert met: “Ik doe zelf, even rust.” Jill schudt daarbij haar hoofd heen en weer. Dan komt cliënt Jody, van woning 6, via de deur van de bijkeuken de woonruimte in. Ze vraagt Amy om haar medicijnen en samen lopen ze naar het kantoor op de gang. Even later komen ze terug en Jody vertrekt via de bijkeuken weer naar 20 21 Uit notitie Cordaan: ‘Uitgangspunten met betrekking tot bejegening’ Uit: ‘Beleidsdocument kernwaarden Cordaan’ 166 haar eigen woning. Amy begint een praatje met cliënt Maarten. Jill zegt: “Gek van haar!” Ze zucht diep en wijst naar Amy die de gang weer in loopt. Dan zegt Jill tegen Cynthia: “Wie staat hier op de groep? Daniëlle! Die doet het” en ze zucht nogmaals. Jody komt via de bijkeuken de woning weer binnen. Jill zegt: “Even rust” en ze zucht. Jody zegt wat tegen de onderzoekster en gaat dan weer via de bijkeuken terug naar haar eigen woning. Jill zegt: “Ik wil een beetje rust voor mezelf.” 7.55 uur Begeleidster Daniëlle en cliënt Jannie komen de keuken in. Cliënt Gladys, van woning 6, komt via de tuindeur de woning in. Jill zegt: “Nee, je moet eigen groep.” Begeleidster Amy komt vanuit de gang de woning binnen en vraagt aan Gladys of ze even meeloopt naar het kantoor voor haar medicatie. Jill zucht en maakt met haar hand een draaiend gebaar boven haar hoofd. Ze zegt: “Pffff, ik eh…” Gladys komt vanuit de gang de woning weer binnen en gaat tegenover Jill staan. Jill zegt: “Laat me met rust Gladys. Even rust voor mij. Alsjeblieft.” Daniëlle vraagt aan Gladys waar ze gaat eten, hier of op haar eigen woning. Gladys wijst naar haar eigen woning en Daniëlle loopt via de bijkeuken met haar mee naar woning 6. Als ze weglopen zegt Jill: “Zo!” en ze kijkt Gladys na. Jill heeft een boze gezichtsuitdrukking en ze zucht. Gladys en Daniëlle komen even later via de bijkeuken de woning weer binnen. Amy is de keuken in gekomen en loopt naar Gladys. Ze vraagt haar of ze al gegeten heeft. Jill zegt: “Ik wil een beetje rust” en ze zucht. Amy neemt Gladys via de bijkeuken mee naar woning 6. Jill zegt twee keer achter elkaar: “Wat gaat heen en weer, ik word daar gek van, pffff.” Ze kijkt daarbij naar de deur van de bijkeuken en zucht diep. Amy komt door diezelfde deur de keuken weer in en begint tegen Jannie te praten. Jill zegt op geïrriteerde toon: “Ik word dit…” en ze beweegt met haar hoofd heen en weer tussen de deur van de bijkeuken en de plek waar Amy staat. Amy loopt de gang in, komt even later terug en loopt daarna de gang weer in. 8.00 uur Begeleidster Daniëlle en cliënt Jannie zijn met elkaar in gesprek. Begeleidster Amy komt vanaf de gang de woning in. Jill laat een boer en zegt op boze toon: “Zo! Jill wil rust.” In de gang staat de tussendeur tussen woning 8 en woning 10 open. Cliënt Usman, van woning 10, komt de woonruimte binnen en begint met Daniëlle te praten. Jill zegt tegen Daniëlle: “Ik heb het druk in mijn hoofd, komt door…” en ze maakt met haar hoofd een beweging in de richting van de deur van de bijkeuken. Dan legt ze haar hoofd op de schouder van cliënt Cynthia, die naast haar is komen staan. Cynthia geeft Jill een knuffel. Amy, die de woning inmiddels had verlaten, komt weer binnen. Ze zegt tegen Jannie, die in de woonkamer op de spelcomputer aan het spelen is, dat ze ’s ochtends niet op de computer mag. Ze vraagt: “Heb je de begeleiding gevraagd?” Jill kijkt naar Amy, schudt met haar hoofd en zegt: “Ik ga naar buiten. Lekker rust.” 8.20 uur Vanuit de gang zijn geluiden van woning 10 te horen: het geschuif van stoelen en luid gepraat. Jill zit aan tafel, lippen stijf op elkaar en zucht. Ze legt haar hoofd op tafel neer. Cliënt Usman, van woning 10, komt luid pratend de woonruimte binnen en roept twee keer hard: “Soepkip.” Jill zegt: “Usman, eigen groep.” Usman loopt naar de televisie en praat luid tegen cliënt Jannie. Jill zegt nogmaals: “Eigen groep.” Begeleidster Amy komt binnen en loopt weer weg. Dan komt ze opnieuw binnen en roept begeleidster Daniëlle. Ze lopen 167 samen de gang op en praten met elkaar. Jill zit met haar handen voor haar gezicht aan tafel en zucht diep. Als Daniëlle de woonruimte weer binnen komt, zegt ze tegen Jill: “Als je moe bent of als je het druk vindt, mag je ook altijd naar je eigen kamer gaan.” Jill zegt: “Heel druk.” Ze slaat zichzelf op haar hoofd, staat op en rent naar de woonkamer. Daar gaat ze op de bank zitten. De slaapkamer van Jill bevindt zich op de bovenverdieping van woning 6. Zij heeft zelf geen sleutel van de tussendeur op de bovenverdieping, die beide woningen van elkaar scheidt. Op woning 6 wonen onder andere cliënten Jody en Gladys. Daniëlle vertelt de onderzoekster dat dit één van de drukste locaties is waar zij als flexmedewerker werkt. Er is veel heen en weer geloop van cliënten van andere woningen. Ze vertelt dat ze dat nergens anders op deze manier heeft meegemaakt. Ze zegt: “Hier heerst weinig structuur. Het hele huis loopt door elkaar heen. Het is wel gezellig, maar ook druk. Vooral ook ’s middags, als iedereen thuiskomt.” Uit gesprekken van de onderzoekster met andere medewerkers over het deurenbeleid op de locatie komt het volgende naar voren: Begeleidster Marga zegt dat de deuren officieel dicht horen, hoewel ze zelf voor cliënten juist een meerwaarde ziet in het open laten staan van de deuren. Het is voor sommige cliënten gezellig om te kunnen aansluiten bij een andere groep. Daarnaast vormen de cliënten van alle woningen samen één hechte groep. Dat is goed te zien tijdens groepsvakanties, cliënten gedragen zich dan als één grote familie, een eenheid. Marga is daar trots op. Begeleider Harold vertelt dat de deuren eigenlijk dicht horen, maar dat sommige collega’s daar niet zo van houden. “Ik vind het wel druk hoor, het geeft onrust. Maar ja, voor sommigen is het ook heel gezellig om een beetje te kunnen rondlopen.” Begeleidster Anja zegt: “De deuren horen natuurlijk dicht. Ik weet eigenlijk niet of er echt afspraken over zijn.” Dan vraagt ze aan begeleidster Cindy: “Als anderen hier binnenkomen, moeten ze toch wel vragen of dat goed is?” Cindy antwoordt: “Het ligt eraan wie het is. Sommigen zitten hier meer dan op hun eigen groep.” Teamleider Christa zegt dat de deuren in principe gesloten moeten zijn. Daarbij loopt men echter ook aan tegen de beperkingen van het gebouw zelf. Als de tussendeuren dicht zijn, gebruiken cliënten de tuindeuren om bij elkaar de woning in te komen. In het document ‘Huisregels van de Sliedrechtstraat’ staat: “Iedereen blijft op zijn eigen groep, tenzij je wordt uitgenodigd of bij te weinig personeel.” Uitzendkracht Het is donderdag. Vandaag werkt uitzendkracht Lisa op woning 8. Begeleidsters Marga, Amy en Esmee werken op de andere woningen. Uitzendkracht Lisa zit aan de eettafel in de keuken. Cliënt Jill komt thuis van de dagbesteding en ze weigert haar schriftje aan Lisa te geven. Ze zegt: “Nee, ik ken jou niet. Aan Marga geven.” Begeleidster Marga zit in het kleine 168 kantoortje dat tussen woning 6 en woning 8 gesitueerd is. Jill loopt naar de deur van het kantoortje en tikt op het raam. Ze heeft haar schrift in haar hand. Marga reageert niet. Jill blijft voor de deur staan en zegt: “Ze luistert ook niet, ik probeer haar…” Lisa vertelt Jill dat Marga vandaag op een andere groep werkt. Intussen is Marga uit het kantoortje gekomen en staat in de woonkamer. Jill geeft haar schrift aan Marga. Marga pakt het schrift aan en leest erin. Dan zegt ze: “Volgens mij is Jill een beetje boos.” Jill zegt: “Nee, moe. Ik ben beetje moe, daarom.” Marga loopt de woonruimte uit, naar het grote kantoor op de gang. Jill gaat naast de onderzoekster aan de tafel in de keuken zitten, legt haar hoofd op de schouder van de onderzoekster en zegt: “Ik ken haar niet, ik moet een beetje wennen.” Als Lisa een poging doet om contact te maken met Jill, maakt Jill een kruisend gebaar met haar wijsvingers richting Lisa. Ze zegt: “Dat betekent rust” en kijkt Lisa daarbij niet aan. Jill blijft aan tafel zitten met een boze, fronsende mimiek. Dan komt Marga de woning binnen en loopt richting het kleine kantoortje. Jill kijkt naar haar, lacht en zegt: “Kiekeboe.” Marga reageert door ook kiekeboe te zeggen en loopt door. Marga loopt daarna een aantal keer heen en weer tussen de gang en het kleine kantoortje. Elke keer als ze de woning binnenkomt, probeert Jill contact met haar te maken. Ze roept: “Soepkip”, waarop Marga ook soepkip zegt en dan weer door loopt. Tijdens het avondeten blijft Jill contact met Lisa mijden. Ze maakt regelmatig opmerkingen als: “ik praat niet met jou”, “ik kan zelfstandig”, “je luistert niet” of “ik kan zelf beslissen”. Intussen zijn begeleidsters Marga en Esmee een paar keer de woonruimte in en uit gelopen. Jill heeft Esmee twee keer om haar medicijnen gevraagd. Esmee heeft gezegd dat Marga vandaag de medicijnen uitdeelt. Even later komt Marga de keuken in en geeft Jill haar medicatie. Jill doet het pilletje in haar mond en neemt een slok water. Dan zet ze met een ferme klap haar beker op tafel, kijkt naar Lisa en zegt: “Kijk, zo medicijn! Jij begrijpt niet.” Wat later op de avond zit uitzendkracht Lisa met de cliënten in de woonkamer. Jill heeft last van een ontstoken teen en daarom moet zij elke avond een tijdje met haar voet in een sodabadje zitten. Begeleidster Marga komt binnen. Ze zegt tegen Jill: “Heb je niet in je sodabadje gezeten? Ga je dat zo doen?” Jill zegt: “Ik weet niet, hoe krijg ik het eraf?” en ze wijst daarbij naar het verband om haar teen. Marga zegt dat ze het verbandje door kan knippen. Dan loopt ze de woning uit. Jill kijkt naar Lisa en vraagt of zij een schaar wil halen. Lisa vraagt: “Wil je nu je sodabadje?” Ze zegt tegen Jill dat het handiger is het verband er pas af te knippen als het sodabadje klaar staat. Jill zegt: “Nee, jij begrijpt mij niet. Je snapt me niet.” Dan komt Marga weer binnen. Jill vraag aan Marga of het verband er af moet. Marga zegt: “Ja” en loopt vervolgens via het kleine kantoortje naar woning 6. Jill zegt op boze toon tegen Lisa: “Zie je, ik heb gelijk. Zij zegt knippen.” Lisa loopt met Jill richting het grote kantoor op de gang om een schaar te halen. Als ze terugkomen is het verband van Jill’s teen verwijderd. Marga komt via de deur van het kleine kantoortje de woning binnen. Jill zegt tegen Marga: “Sojabadje?” Marga loopt het kleine kantoortje in en pakt het voetenbadje van Jill. Ze legt aan Lisa uit wat de bedoeling ervan is. Lisa loopt naar de keuken en vult het voetenbad met water. Marga heeft de woning weer verlaten. Terwijl Lisa bezig is in de keuken, begint de teen van Jill te bloeden. Cliënt Patricia schrikt daarvan en roept: “O, ik moet Marga halen.” Ze loopt naar Lisa en zegt: “Mag ik Marga storen? Ik moet Marga roepen.” Lisa komt kijken bij de teen van Jill en zegt dat zij het zelf zal oplossen en dat het niet nodig is om Marga te halen. Ze zegt op geruststellende toon tegen Jill: “Het is helemaal niet zo erg, ik ga even een gaasje voor je pakken.” Als Lisa met een gaasje terugkomt, kijkt Jill 169 haar aan en zegt: “Oplossing?” Lisa veegt voorzichtig met het gaasje het bloed van Jill’s teen. Jill zegt: “Heb jij opgelost.” Dan kijkt Jill naar Patricia en zegt: “Zij gaat oplossen.” Jill kijkt Lisa aan en lacht naar haar. Ze zegt dan: “Jij hebt goed opgelost hè?” Lisa stelt Jill gerust en zegt dat het allemaal wel meevalt. Jill kijkt Lisa recht in de ogen en zegt weer: “Jij oplossen. Je hebt opgelost.” De gezichtsuitdrukking van Jill is ontspannen en ze glimlacht. Dan komt Marga de woonruimte weer binnen en loopt naar het kleine kantoortje. Cliënten Jannie, Gregory en Cynthia zeggen haar gedag. Jill zit inmiddels met haar voeten in het voetenbadje. Ze reageert niet op de aanwezigheid van Marga. Ze kijkt naar Lisa die naast haar is gaan zitten en zegt: “Ah, lekker”, terwijl ze naar het voetenbadje kijkt. Ze lacht naar Lisa en heeft een ontspannen uitdrukking op haar gezicht. Later op de avond vertelt Lisa de onderzoekster dat het haar bij deze locatie opvalt dat er veel onrust heerst. Zij is van mening dat die onrust samenhangt met het continue in en uit lopen van cliënten van andere woningen én van begeleiders die eigenlijk op een andere woning werken. In haar visie doet dat de rust op de groep geen goed. Ze vindt dat de aanwezigheid van verschillende begeleiders in de woning onduidelijk is voor de cliënten. Teamleider Christa vertelt dat het een afspraak is dat het personeel zich strikt bevindt op de woning waar gewerkt wordt. Het is niet de bedoeling dat begeleiders andere woningen in en uit lopen. Daarentegen is dat roostertechnisch niet altijd te voorkomen, omdat er tijdens een dienst ook wel eens minder dan vier personeelsleden staan ingeroosterd. Wachten op een andere chauffeur Woensdag 19 september 7.40 uur Jill zit aan de eettafel in de keuken te ontbijten. Ze zegt tegen de onderzoekster, die ook aan tafel zit: “Ik krijg andere chauffeur, vind ik niet zo leuk. Uren gewacht.” Ze fronst daarbij met haar wenkbrauwen en zucht. Op dat moment komt begeleidster Anja binnen. Ze kijkt naar Jill, die met haar lippen op elkaar gedrukt voor zich uit staart en zegt: “Wat is er mop?” Voor Jill de kans krijgt om te reageren, loopt Anja langs haar heen naar het aanrecht en begint tegen cliënt Cynthia te praten. Jill zit op haar stoel, ze zegt niks. Ze kijkt naar Anja en dan naar Cynthia. Dan gaat ze verder met het eten van haar boterham. 7.55 uur Begeleidster Anja en cliënten Jill, Jannie en Cynthia zitten in de woonkamer. Jill en Cynthia hebben hun tas op hun schoot staan. Jill wijst naar het vest dat ze draagt en zegt: “Deze draag ik wel, van mijn moeder gekregen.” Anja zegt: “O, draag je die wel. Heb je die van je moeder gekregen?” Anja vraag vervolgens aan Jill: “Hoe is het met je teen?” Jill zegt: “Goed.” Ze vouwt haar benen over elkaar en pakt haar teen vast. Dan begint ze onverstaanbaar te mompelen, houdt haar lippen op elkaar gesloten en steekt ze naar voren. Anja zegt tegen Jill: “Je zegt dat het goed gaat toch, of niet dan?” Jill spant haar bovenlijf, duwt daarmee haar rug tegen de rugleuning van de bank en ze strekt haar bovenarmen gespannen omhoog. Jannie zit in de stoel naast Jill op de spelcomputer te spelen en zegt: “Doe niet zo spastisch, wat doe je.” Cynthia zegt tegen Jannie: “Laat haar met rust.” Anja houdt zich afzijdig en mengt zich niet in de woordenwisseling die zich tussen de drie dames afspeelt. 8.35 uur 170 Begeleidster Cindy komt de woonkamer binnen. Anja en Cindy praten met elkaar over de pomp in de vissenkom die kapot is. Jill zegt: “Ik heb andere chauffeur” en ze zucht. Anja zegt: “Heb je een andere chauffeur, is die andere op vakantie?” Jill reageert niet. Anja en Cindy praten verder over de pomp van de vissenkom. Jill kijkt naar het televisiescherm en zwijgt. Anja en Cindy praten inmiddels over het busvervoer van de cliënten. Ze hebben het over bussen die te laat komen of soms zelf helemaal niet komen opdagen. Jill kijkt op en zegt: “Gisteren ook, ik was boos op chauffeur.” Ze beweegt met haar bovenlijf heen en weer. Anja zegt: “O, gisteren ook?” Dan praten Anja en Cindy met elkaar verder over het busvervoer en delen hun frustraties rondom zaken die daarbij mis gaan. Jill kijkt naar buiten, kijkt naar het televisiescherm en de spierspanning in haar hele lijf neemt toe. 8.50 uur Cliënten Jannie en Jill zijn met elkaar aan het kibbelen. Jill zegt: “Ja, ik heb het ook druk in mijn hoofd. Ja toch?” en ze kijkt begeleidster Anja met een vragende blik aan. “Dat klopt toch?”, zegt Jill. Anja zegt: “Ja, niet ruzie maken.” Jill zegt: “Nee, ik heb het druk in mijn hoofd.” “Ja, dat kan, dat jij het druk in je hoofd hebt. Dan moet je een beetje rustig aan doen”, zegt Anja. Jill’s spierspanning neemt toe, ze zucht en toont trekkingen in haar gezicht. Anja zegt tegen de onderzoekster: “Ja, wachten op de bus, dat is het vervelendste. Voor hun en voor ons. Je wilt door.” 9.05 uur Het is stil in de woonkamer. Jill wiebelt met haar voet en soms is er sprake van verhoogde spierspanning in haar lijf. Cliënt Cynthia zit op de bank en kijkt naar buiten. Begeleidster Anja zegt tegen de onderzoekster: “Dat is vervelend, dat wachten. Je wilt eigenlijk aan de slag.” Dan arriveert de bus van cliënt Jannie. Jannie legt de afstandsbediening van de spelcomputer op de salontafel en loopt naar buiten. Anja staat op en zegt tegen Cynthia en Jill: “Ik ga naar boven, dan laat ik jullie even alleen, goed?” Ze verlaat de kamer. Jill pakt de afstandsbediening van de spelcomputer en stelt een nieuw spel in. Cynthia gaat verzitten op de bank en vraagt aan de onderzoekster: “Bus komt ook? Hoe laat?” 9.15 uur Er arriveert een bus in de straat. Jill en Cynthia springen op van de bank en rennen naar buiten. Wachten en afleiding vinden Zaterdag 29 september 12.30 uur Cliënten Jill en Jannie zitten in de woonkamer. Jill zit met haar jas aan en haar tas op schoot op de bank. Cliënt Jody, van woning 6, komt binnen en begint tegen Jannie te praten. Jill kijkt op en zegt: “Jill wil een beetje rust. Moet opletten.” Ze kijkt naar buiten. Jody praat door. Jill zegt: “Sssst, nee! Ik moet opletten, busje Connexxion. Even iets anders in mijn hoofd.” Ze zucht en wiebelt met haar voet. Ze ondersteunt haar hoofd met beide handen en heeft een fronsende mimiek. Begeleidster Marga komt de woning binnen en praat even met Jannie. Marga kijkt naar Jill en zegt: “En Jill wordt om 15.00 uur gehaald en zit al helemaal klaar. Maar eerst nog even lunchen hè, Jill.” Dan loopt Marga de woonruimte uit. Jill zucht. 12.45 uur 171 Jill zit nog op de bank. Ze pulkt aan haar vingers en bijt op de nagel van haar duim. Begeleidster Sanya komt de woning binnen. Ze zegt tegen Jill: “Niet pulken, Jill.” “Nee, ik wil even afstand”, reageert Jill. Sanya loopt de bijkeuken in. Jill staat op en volgt Sanya. Als Jill de bijkeuken uit komt, zegt ze: “Ze komen straks met het busje.” Dan gaat ze weer met haar tas op schoot op de bank zitten. Ze zucht nog eens diep. 13.00 uur – 13.30 uur Aan de eettafel in de keuken wordt geluncht. Jill zit te eten en heeft haar tas aan haar stoel gehangen. Als iedereen klaar is met lunchen, staat Jill staat op van haar stoel en hangt haar tas om haar schouder. Begeleidster Sanya vraagt wie wil helpen met het schoonmaken van de keuken. Jill zegt dat ze Sanya wil helpen. Sanya zegt tegen Jill: “Zet je tas maar even weg, de bus komt nog lang niet.” Jill hangt haar tas aan de leuning van een stoel en begint alle laden in de keuken leeg te ruimen. Daarna maakt ze de laden van binnen schoon. Cliënt Gregory is inmiddels bezig met het soppen van de koelkast en Sanya maakt de bovenste keukenkastjes schoon. Er worden grapjes met elkaar gemaakt en er heerst een vrolijke sfeer. Sanya vindt boven op één van de keukenkastjes een groot waterpistool. Ze houdt het vast en doet net alsof ze iedereen natspuit. Jill en Gregory moeten daar hard om lachen. Het uur dat volgt, is Jill druk bezig met schoonmaken. Sanya geeft Jill regelmatig een complimentje. Jill heeft een ontspannen uitdrukking op haar gezicht. Als ze klaar is, richt ze haar aandacht op het opruimen van de buffetkast. Geduldig haalt ze alle kopjes en borden uit de kast, veegt de planken netjes schoon en zet het servies vervolgens zorgvuldig weer terug. 14.30 uur Jill is klaar met het schoonmaken van de buffetkast. Ze pakt haar tas en wil op een stoel in de woonkamer gaan zitten. Dan kijkt ze naar buiten en ziet dat er een taxi voor de deur staat. Op verbaasde toon zegt ze: “Mij?” Ze loopt lachend naar buiten en stapt in de taxi. Subayda Subayda is op verzoek van teamleider Christa tijdens de observatieperiode extra gevolgd door de onderzoekster. De motivering die daarvoor is gegeven, is dat Subayda woont op een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking, hoewel het gedrag dat zij laat zien meer passend lijkt bij de diagnose niet aangeboren hersenletsel (NAH). Onlangs heeft de moeder van Subayda in een gesprek met Christa verteld dat tijdens de geboorte van Subayda inderdaad sprake is geweest van zuurstofgebrek. De onderzoekster heeft het zorgplan van Subayda niet kunnen inkijken, omdat het benodigde toestemmingsformulier niet was ondertekend. Water drinken Het is dinsdagmiddag. Cliënt Subayda staat in de keuken. Teamleider Christa komt via de tuindeur naar binnen. Subayda begroet haar. Buiten regent het hard en Christa zegt tegen Subayda dat ze niet vrolijk wordt van het weer. Subayda zegt tegen Christa dat zij wel altijd blij wordt als ze Subayda ziet. “Dus je hebt een keus”, zegt Subayda. “Naar buiten, niet vrolijk of mij zien, dan word je vrolijk.” Subayda en Christa lachen allebei. Christa beaamt dat ze inderdaad altijd vrolijk wordt als ze Subayda ziet. Ze steken de armen naar elkaar uit en 172 geven elkaar een knuffel. Christa vraagt aan Subayda: “Hoe was je dag?” “Niet zo goed vandaag”, reageert Subayda. Christa zegt: “Waarom niet, leg eens uit.” Subayda vertelt dat ze vanmorgen wakker werd en pijn in haar liezen en haar maag had. “Het deed echt heel erg pijn, ik wist niet wat ik ermee aan moest. Ik denk dat ik binnenkort maar eens naar de dokter ga.” Christa vraagt aan Subayda waar haar liezen zitten. Subayda wijst naar haar liesstreek en zegt: “En daar had ik pijn en ook in mijn maag. Wat is dat nou?” Christa zegt tegen Subayda dat ze daar niet direct een antwoord op heeft. Ze vraagt of Subayda wel genoeg drinkt. Dat weet Subayda eigenlijk niet. Christa zegt: “Is het dan een voorstel om eerst eens te kijken of jij voldoende drinkt?” Dat vindt Subayda een goed idee. Christa roept begeleidster Sophia erbij en vraagt haar of ze vanavond wil bijhouden hoeveel Subayda drinkt. Sophia zegt tegen Subayda: “Weet je hoe we dat kunnen doen? Als we nou zorgen dat jij vanavond uit een literfles drinkt, dan kunnen we eind van de avond kijken hoeveel je gedronken hebt. Dus dan drink jij vanavond als enige uit die fles. Vind je dat een goed plan?” Subayda bevestigt dat ze dit een goed plan vindt. Het is etenstijd en alle cliënten van woning 8 zitten aan tafel. Op tafel voor Subayda staat een plastic frisdrankfles, gevuld met water. Subayda kijkt naar de fles en zucht. Begeleidster Sophia stelt voor een streep te zetten op de fles, waarbij de streep aangeeft hoeveel Subayda van plan is te gaan drinken. Sophia vraagt of Subayda het daarmee eens is. Ze zegt: “Jij bent de enige die kan voelen hoeveel water goed voor je is. Ik ga je niet zeggen hoeveel je moet drinken. Als je de streep hoger of lager wil is het ook goed.” Subayda wijst een bepaald punt op de fles aan en Sophia zet daar vervolgens een streepje. Tijdens het eten schenkt Subayda uit haar fles een glas water in. Ze drinkt het glas helemaal leeg. Sophia complimenteert Subayda. “Moet je kijken hoever je al bent”, zegt ze terwijl ze naar de fles wijst “ik heb er vertrouwen in dat het je gaat lukken.” Subayda lacht en kijkt naar de fles. Even later schenkt Subayda nog een glas water in en neemt een paar slokken. Sophia zegt: “We gaan je gewoon met z’n allen aanmoedigen.” Cliënt Patricia, die tegenover Subayda zit, lacht en zegt: “Alweer een glas leeg!” Elke keer als Subayda een paar slokken water neemt, krijgt ze vervolgens een compliment van Sophia of van één van de cliënten. Conflict en eigen groep Het is dinsdagavond. Cliënt Subayda is eerder op de avond via de tuindeur vertrokken naar woning 6 om daar samen met cliënt Ramona koffie te gaan drinken. Ramona woont op woning 6. De onderzoekster zit aan de keukentafel. Er is op dat moment geen begeleidster in de woonruimte aanwezig. Subayda komt via de tuindeur woning 8 in. Haar ogen staan wijd opengesperd. Ze kijkt de huiskamer in en kijkt vervolgens de onderzoekster aan. Ze gaat op een stoel naast de onderzoeker zitten en zegt dat ze wil praten. Subayda pakt de hand van de onderzoekster vast en ze vertelt dat ze op de andere woning is bedreigd door cliënt Jody. Subayda vertelt dat ze daar erg van geschrokken is. Ze vertelt dat Jody dicht bij haar kwam staan en op een dreigende toon tegen haar zei: “Wat moet je nou, wat moet je nou?” Daarbij beeldt Subayda de lichaamshouding van Jody uit. Ze zwaait met haar handen richting de onderzoekster. Cliënten Jill en Patricia komen vanuit de woonkamer naar de keuken lopen en luisteren naar het verhaal van Subayda. Subayda zegt: “Ik snap het niet, ik ben bang. Ik was aan het praten met Ramona en ineens kwam Jody beneden en bedreigt mij. Ik had niets gedaan.” Patricia vraagt aan Subayda of Jody haar met een mes heeft bedreigd. Dat blijkt niet het geval te zijn. Patricia zegt: “Dat kan niet mensen bedreigen, dat doen we hier niet. Dan moet ze de consequenties van haar gedrag zien. Dan moet ze weg hier, of de politie 173 bellen.” Inmiddels is cliënt Ramona via de tuindeur de keuken binnengekomen. Ze gaat naast Subayda staan. Ramona bevestigt hetgeen Subayda net verteld heeft. Subayda zit beduusd aan tafel. Ze houdt de hand van de onderzoekster nog steeds vast en kijkt haar aan. “Ik weet niet wat ik moet, ik ben bang”, zegt ze. De onderzoekster zegt tegen Subayda dat het beter is als zij met een vaste begeleidster gaat praten. Patricia zegt daarop dat ze begeleidster Nicole zal halen. Ze loopt de kamer uit en gaat naar boven. Begeleidster Nicole komt de keuken binnen. Ze zegt tegen Subayda dat Patricia kort heeft verteld wat er zojuist gebeurd is. Ze zegt dat ze boven nog bezig is met een andere cliënt en straks met Subayda komt praten. Nicole vraagt aan Ramona of zij bij de situatie aanwezig was, waarop Ramona bevestigend antwoordt. Nicole vraagt of beide dames in het kleine kantoortje willen wachten. Dan komt begeleidster Sophia via de bijkeuken binnen. Cliënt Sandhia, van woning 6, loopt achter Sophia aan de keuken van woning 8 in. Sophia zegt tegen Nicole dat Sandhia haar wat wil vragen. Ze kijkt vervolgens naar Sandhia en zegt: “Toe maar.” Sandhia zegt niets en kijkt naar Sophia. Dan wendt ze haar blik af en kijkt naar de grond. Sophia zegt: “Je zou het zelf vragen, doe maar.” Sandhia zegt met een zachte stem: “Goede tijden.” Nicole vraagt of Sandhia bedoelt dat ze Goede tijden, Slechte tijden hier wil komen kijken. Sandhia lacht. Nicole vertelt Sandhia dat dit vanavond niet goed uitkomt, omdat zij maar tot 21.00 uur werkt. Ze heeft geen tijd om samen met de anderen televisie te kijken, want ze moet iedereen helpen met douchen. Sandhia kijkt teleurgesteld. Sandhia en Sophia lopen vervolgens door de deur van de bijkeuken terug naar woning 6. Terwijl ze weglopen zegt Sophia tegen Sandhia: “Je hebt het wel zelf gevraagd, goed van je joh.” Subayda zit ondertussen zwijgend aan de keukentafel. Dan brengt Nicole Subayda en Ramona naar het kleine kantoortje en zegt dat ze er zo aan komt om te praten. Nicole verlaat de woonruimte. Even later komt begeleidster Nicole terug en gaat het kantoortje binnen. Na enkele minuten komt Subayda het kantoortje uit. Ramona is via de andere deur in het kantoor naar haar eigen woning gegaan. Subayda gaat in de huiskamer op de bank zitten, met haar armen over elkaar geslagen. Cliënten Jannie en Patricia zitten ook in de woonkamer. De onderzoekster zit nog op dezelfde plek aan de keukentafel. Nicole roept cliënt Jill mee naar boven. Nicole vraagt aan de onderzoekster of zij in de woonkamer wil gaan zitten. Ze zegt: “Dat vinden ze fijn, ik moet nu naar boven.” De onderzoekster stemt toe en gaat in de woonkamer op de bank naast Subayda zitten. Subayda zegt tegen de onderzoekster: “Hier zit ik dan, mijn avond verpest. Ik weet niet wat ik moet doen.” De onderzoekster vraagt Subayda naar het gesprek dat ze zojuist heeft gehad met Nicole. Subayda zegt daarop dat Nicole ook niets kan doen aan de situatie. “Ik moet gewoon hier blijven en Jody daar” en ze wijst daarbij in de richting van woning 6. “Ik wil de politie bellen”, zegt Subayda. Jannie mengt zich in het gesprek. Ze zegt: “Gaat het Subayda? Kom eens hier.” Subayda zegt: “Laat me maar even Jannie.” Jannie zegt: “Ik bedoel het goed. Als ze nog een keer aan je komt, dan kom ik aan haar.” Jannie staat op van haar stoel en doet een karateschop met haar been in de lucht. Ze zegt: “Je moet het niet pikken, je moet van je afbijten. Als zij zegt ‘Wat moet je nou’ dan moet jij zeggen ‘Wat moet jíj nou!’” Jannie maakt daarbij boksbewegingen met haar beide handen. Subayda kijkt Jannie aan en zegt niks. Ze staart een beetje voor zich uit en zucht diep. 174 Begeleidster Sophia komt via de tuindeur woning 8 binnen. Ze gaat op een stoel in de woonkamer zitten. Cliënt Jannie begint tegen Sophia te praten en zegt dat mensen die dreigen hier niet thuishoren en dat die naar de crisisdienst moeten. Sophia nuanceert hetgeen Jannie zegt door te zeggen dat de crisisdienst heel naar is en dat je daar niet zomaar een cliënt naartoe stuurt. Sophia vertelt dat Jody inderdaad Subayda bedreigde, maar dat Ramona ertussen sprong. En dat Sophia vervolgens zelf direct beneden was gekomen en dat niemand een ander heeft aangeraakt. Toen heeft Sophia met Subayda afgesproken dat ze terug zou gaan naar haar eigen woning, om tot rust te komen. Terwijl Sophia dit verhaal aan Jannie vertelt, is Subayda gaan huilen. Sophia zegt dat Jody vandaag een slechte dag heeft gehad en dat Jody niet voor niets op woning 6 woont. Dat het daar een rustige groep is en dat Jody die rust ook nodig heeft. Sophia wendt zich tot Subayda en vraagt of zij straks nog even rustig wil verder praten. Dat wil Subayda graag. Sophia zegt dat ze nu eerst de medicijnronde moet doen en dat ze op een later moment zullen verder praten. Sophia verlaat dan de woning. Subayda huilt, ze doet haar bril af en snikt. De onderzoekster zit naast Subayda op de bank en legt haar arm om de schouder van Subayda. Subayda zegt: “Ik kan het niet van me afzetten. Ik weet niet wat ik moet doen.” Later komt cliënt Ramona via de tuindeur binnen. De onderzoekster vraagt of Ramona naast Subayda wil gaan zitten. De onderzoekster gaat op een andere plek in de woonkamer zitten. Ramona legt een arm om Subayda heen en Subayda begint nog harder te snikken. Ze heeft haar bril in haar ene hand en veegt met haar andere hand de tranen uit haar gezicht. Cliënt Jill is inmiddels in haar pyjama de woonkamer binnengekomen en aan de andere kant naast Subayda op de bank gaan zitten. Na een tijdje komt cliënt Jody via de tuindeur de woning binnen. Subayda ziet haar en gaat rechtop op de bank zitten. Er is geen begeleiding in de woonruimte aanwezig. Subayda kijkt de onderzoekster met grote ogen aan. Ook cliënt Ramona kijkt van Jody naar de onderzoekster. Jody komt de woonkamer in en gaat enkele centimeters voor Subayda staan. Subayda kijkt haar niet aan. Jody vraagt of Subayda boos is en Subayda zegt dat ze het niet leuk vond dat Jody haar bedreigde. Jody reageert daar niet op en zegt: “Waarom lach jij niet?” Ze wil de hand van Subayda vastpakken. Subayda trekt haar hand terug. Jody zegt: “Dat is niet leuk voor mij, boos.” Subayda zegt nogmaals tegen Jody dat ze het niet leuk vond dat zij haar bedreigde. Jody staat nu zo dicht voor Subayda dat hun benen elkaar raken en ze zegt: “Is niet leuk, is niet leuk.” Haar toon wordt daarbij dreigender en ze schudt haar hoofd heen en weer. Ramona grijpt in en probeert tussen de dames te bemiddelen. Ze legt Subayda uit dat Jody sorry wil zeggen, dat ze het goed wil maken. Ze vertelt Jody dat Subayda snapt dat Jody spijt heeft, maar dat ze nu even rust wil. Als zich tussen Jody en Subayda opnieuw een woordenwisseling begint af te spelen, grijpt Ramona weer in. Ze zegt: “Het is nu gebeurd, klaar. Jody heeft spijt en Subayda begrijpt dat.” Jody staat nu niet meer zo dicht op Subayda. Ze blijft wel in de woonkamer staan. Gedurende deze hele scène heeft cliënt Jill zich op de bank met haar rug naar Jody toegedraaid. Ze kijkt naar de grond en heeft haar handen in vuisten samengebald. Jill mompelt: “Is druk, ik wil rust.” Subayda staat op van de bank en komt op een stoel naast de onderzoekster zitten. Er is nog steeds geen begeleidster in de ruimte aanwezig. Jill mompelt herhaaldelijk: “Eigen groep, eigen groep.” Ze heeft haar capuchon op haar hoofd gezet en over haar ogen getrokken. Dan komt begeleidster Nicole vanuit de gang de woonruimte binnen. Jody begint direct op harde toon tegen Nicole te praten. Jill blijft zachtjes roepen: “Eigen groep, eigen groep.” Subayda zegt tegen de onderzoekster dat ze liever wil dat Jody naar haar eigen groep gaat. Ze zegt dat ze 175 zich niet veilig voelt en dat dit háár woning is. De onderzoekster zegt dat het verstandig is als Subayda dat tegen Nicole gaat zeggen. Subayda zegt dan: “Ik moet toch ook terug naar mijn eigen groep, waarom zij ook niet” en ze wijst daarbij naar Jody. Nicole en Jody zijn intussen nog met elkaar in gesprek. Subayda vraagt of de onderzoekster hoort wat Jill zegt. De onderzoekster zegt dat ze hoort dat Jill “eigen groep” zegt. Subayda glimlacht naar de onderzoekster en zegt: “Zij begrijpt mij.” Ze wijst daarbij naar Jill en kijkt vervolgens naar Jody die nog steeds in de woonkamer staat te praten met Nicole. De onderzoekster staat op en zegt dat ze naar huis gaat. Subayda loopt dicht achter de onderzoekster aan, langs Jody heen, de gang op. Dingen zelf leren doen Tijdens een gesprekje dat de onderzoekster met Subayda heeft, vertelt Subayda dat zij zich zelf heeft opgegeven om op de Sliedrechtstraat te komen wonen. Voor die tijd woonde zij bij haar moeder thuis. Subayda vertelt dat zij hier is komen wonen om nieuwe dingen te leren en om te leren dingen zelf te doen. Ze vertelt dat ze veel zelf kan. “Ik kan veel zelf. Boven doe ik alles zelf. Alleen mijn kamer opruimen doe ik samen met een begeleider. Dan weet ik niet zo goed hoe ik het aan moet pakken, daar helpen zij mij bij.” Donderdag 20 september Kookvrijwilliger Kees staat in de keuken te koken. Cliënten Patricia en Jaap zijn in de keuken en praten met Kees. Jaap is een cliënt van woning 10. Subayda zit met begeleidster Kathleen in de woonkamer. Ze praten met elkaar en hebben het over koken. Subayda vraagt aan Kathleen of ze goed kan koken. Kathleen zegt dat ze wel kan koken, maar niet zo lekker als Kees. “En jij? Kun jij koken?”, vraagt Kathleen. Subayda antwoordt: “Op zaterdag, dan ben ik bij mijn moeder thuis. Dan maak ik Antilliaanse pasteitjes, dat kan ik heel goed. Maar koken…Vroeger kon ik heel goed koken, kippensoep, alles. Maar ik ben ermee gestopt.” Kathleen zegt: “Hier op de groep word je verwend, daar wordt voor je gekookt.” Subayda zegt: “Ja.” Dinsdag 25 september Het is bijna etenstijd en de tafel is gedekt. Subayda staat in de keuken. Ze schenkt limonadesiroop in een kan en vult deze daarna met water. Dan zet ze de kan op tafel neer. Even later komt begeleidster Nicole de keuken in. Ze ziet de kan met limonade op tafel staan en zegt tegen Subayda: “We drinken water bij het eten.” Subayda kijkt Nicole aan en zegt: “Maar soms maken we ook siroop.” Nicole zegt: “Maar niet tijdens het eten. Het is niet zo goed om dan suikersap te drinken.” Subayda zegt zuchtend: “Waarom kan ik nooit iets doen…” Donderdag 27 september Het is bijna etenstijd. Subayda begint met het dekken van de tafel. Ze pakt borden uit de buffetkast en zet deze op tafel. Uitzendkracht Lisa kijkt op het prikbord welke cliënt vandaag de corvee taak heeft. Dat blijkt Maarten te zijn. Ze zegt tegen Subayda dat Maarten de tafel gaat dekken. Subayda zegt dat ze soms helpt en dat Maarten dat fijn vindt. “Als ik niets te doen heb, dan help ik”, zegt ze. Lisa zegt nogmaals dat het vanavond de taak van Maarten is en vraagt Subayda te stoppen met het dekken van de tafel. Subayda zegt op geïrriteerde 176 toon: “Als ik niets te doen heb, dan help ik hem. Dan heb ik wat te doen.” Dan loopt ze boos de keuken uit. Woensdag 26 september Vandaag is het de dag dat Subayda volgens het schema op het prikbord haar kamer moet opruimen. Begeleidster Cindy heeft tegen Subayda gezegd dat zij zelf moet beginnen met opruimen en dat ze later komt kijken of Subayda het goed heeft gedaan. Als Subayda na een tijdje weer beneden komt, zegt ze tegen Cindy: “Ik heb een verrassing voor je.” Cindy zegt: “Heb je je kamer schoongemaakt?” Subayda knikt en lacht. Even later gaat Cindy met Subayda mee naar boven. Ze bekijkt de kamer en zegt dat Subayda alles goed heeft schoongemaakt. De wasbak is schoon, haar schoenen zijn netjes opgeruimd en de vloer is gedweild. “Goed gedaan”, zegt Cindy. Ze vraagt of Subayda alleen nog even haar prullenbakje wil legen. Subayda kijkt blij. Ze neemt het prullenbakje mee naar beneden om het te legen. Beneden zegt Subayda tegen de onderzoekster dat ze eigenlijk haar kamer onder begeleiding moet schoonmaken, omdat ze zelf niet zo goed weet hoe ze het aan moet pakken. Bellen Het is donderdagmiddag. Subayda zit met uitzendkracht Lisa en cliënten Patricia, Maarten en Cynthia aan de eettafel in de keuken. Subayda begint met Lisa een gesprek over haar moeder. Ze zegt dat ze het leuk zou vinden als haar moeder wat vaker op bezoek zou komen. Lisa zegt tegen Subayda dat ze dat gewoon tegen haar moeder kan zeggen. Subayda wijst naar de deur van het kleine kantoortje en zegt: “De telefoon is daar. Als ik jou vraag om te bellen?” Lisa zegt dat ze dan eerst moet kijken of daar afspraken over zijn. Een tijdje later komt begeleidster Esmee de keuken in. Ze vertelt Lisa dat het vandaag de beldag is van cliënten Jannie, Cynthia en Maarten. Lisa vertelt Esmee dat Subayda haar moeder wil bellen. Esmee zegt tegen Subayda dat daar afspraken over zijn en dat het vandaag niet haar beldag is. Subayda zegt dat haar moeder haar gisteren zou bellen, maar dat niet gedaan heeft. Esmee zegt: “Dan rook ze zeker dat het goed met je gaat.” Subayda vraagt of ze voor één keer buiten haar beldag mag bellen. Esmee zegt: “Je hebt toch je mobiel?”, waarop Subayda vertelt dat haar beltegoed op is. Dan gaat de telefoon en Esmee loopt naar het kleine kantoortje om op te nemen. Cliënt Patricia zegt tegen Lisa: “De afspraak is dat cliënten ook met de gewone telefoon mogen bellen hoor.” “Ja, op hun beldag. Daar zijn afspraken over”, zegt Lisa. Cynthia wil koffie Vrijdag 21 september 17.15 uur Cliënt Cynthia is zojuist teruggekomen van de dagbesteding. Het is druk in woning 8. Cliënten Bram en Usman, van woning 10, lopen door de woonruimte heen. Begeleidsters Cindy en Daniëlle, die vandaag op woning 10 en woning 12 werken, zijn ook in de woonruimte aanwezig. Cliënten Jill en Patricia zijn de tafel aan het dekken en cliënt Gregory zit op een stoel aan de eettafel. Cynthia loopt rond. Ze pakt een lege beker van het aanrecht. Dan vraagt ze: “Mag ik een beetje koffie of zo?” Begeleidster Daniëlle zegt: “Maar je gaat eten zo. Na het eten krijg je koffie.” Cynthia loopt naar de onderzoekster en zegt: “Mag ik een beetje koffie?” De onderzoekster zegt dat Cynthia dat aan de begeleiding moet vragen. 177 Cynthia zegt: “Ik ga Harold vragen.” Harold is de begeleider die vandaag op woning 8 werkt, hij is niet in de woonruimte aanwezig. Cynthia loopt heen en weer in de keuken. Ze trekt een keukenlade open, kijkt erin en doet de lade weer dicht. Ze heeft de lege beker nog in haar hand. Na een tijdje heen en weer gelopen te hebben, gaat Cynthia op een stoel aan de eettafel zitten. De lege beker staat voor haar op de tafel. 17.30 uur Alle cliënten van woning 8 zitten aan de eettafel. Cynthia vraagt aan begeleider Harold of ze een beetje koffie mag. Harold zegt dat er eerst gegeten wordt en dat Cynthia na het eten koffie krijgt. 19.10 uur Cynthia staat in de woonkamer en heeft een lege beker in haar hand. Begeleider Harold komt vanuit de gang de woonruimte binnen. Cynthia zegt tegen Harold: “Harold, ik wil koffie.” “Ik kom zo”, zegt Harold en hij loopt de gang weer in. 19.15 uur Cynthia zit op de bank in de woonkamer. Ze heeft de lege beker in haar hand. Cliënt Sandhia, van woning 6, komt via de deur van de bijkeuken binnen en maakt voor zichzelf in de keuken een kopje Senseo koffie. Ze gaat dan naast Cynthia op de bank zitten. 19.20 uur Begeleidster Kathleen is de woonruimte binnen komen lopen. Cynthia vraagt Kathleen om koffie. Kathleen loopt naar de keuken en zet een kopje Senseo koffie. Ze roept: “Cynthia, je koffie is klaar.” Cynthia lacht en staat op van de bank. Cliënt Sandhia, die nog steeds naast Cynthia op de bank zit, zegt: “Cynthia mag geen koffie, dan kan ze niet slapen. Cynthia gaat spoken als ze koffie drinkt.” Kathleen zegt “O” en vervolgens gooit ze het zojuist gezette kopje koffie leeg in de gootsteen. Dan zegt ze: “Dan moet je thee drinken, Cynthia.” Kathleen verlaat de woonruimte. Begeleider Harold komt binnen. Hij vraagt aan Cynthia: “Wat wil jij? Wil je koffie?” Cynthia kijkt Harold vertwijfeld aan en zegt: “Ik wil thee.” Harold zegt: “Volgens mij staat daar een kan, laat je handen eens zien” en hij wijst daarbij naar de theekan die op de salontafel staat. Cynthia lacht en Harold zegt: “Zelf inschenken hè? Dat kun je goed.” Dinsdag 25 september 16.50 uur Cliënt Cynthia is thuisgekomen van de dagbesteding. Begeleidster Nicole is in de tuin een potje aan het voetballen met een aantal cliënten. Cynthia loopt naar het aanrecht en pakt een lege beker. Ze loopt met de beker in haar hand naar buiten en zegt: “Nicole, mag ik een beetje koffie?” Nicole zegt: “Nee, jij drinkt thee.” Cynthia loopt naar binnen en zegt dan: “Mag ik thee?” 17.15 uur Cliënten Cynthia, Jill, Subayda en Patricia zijn in de keuken. Begeleidster Nicole is niet in de woonruimte aanwezig. Cynthia zegt: “Beetje koffie?” Subayda zegt tegen Cynthia: “Straks krijg je koffie.” 178 19.00 uur Alle cliënten en begeleidster Nicole zitten in de woonkamer en drinken koffie of thee. Cynthia heeft een beker thee gekregen. Vrijdag 28 september 7.25 uur Aan de eettafel in de keuken zitten cliënten Maarten, Jill en Cynthia te ontbijten. Begeleidster Amy komt binnen. Amy zegt tegen Cynthia: “Heb je nog geen drinken gepakt?” Ze pakt een beker uit de kast en zet deze voor Cynthia op tafel. Dan zegt Amy: “Cynthia, waar wacht je op?” Cynthia zegt tegen Amy dat ze kaas op haar brood wil. Amy kan de kaasschaaf niet vinden en vraagt of Cynthia pindakaas wil. Cynthia zegt: “Kaas.” Dan zegt Amy: “Wil je smeerkaas?” en ze zet het kuipje smeerkaas voor Cynthia op tafel. Cynthia smeert smeerkaas op haar boterham, vouwt de boterham dubbel en begint te eten. Dan vraagt Amy nogmaals of Cynthia iets gedronken heeft. Cynthia zegt dat ze op het werk koffie gaat drinken. Amy zegt dat Cynthia nu ook iets moet drinken. Dan zegt ze op vragende toon: “Je kan zelf koffie zetten?” en loopt vervolgens de gang in. Even later komt Amy weer binnen. Ze zegt tegen Cynthia: “Ik denk dat jij iets vergeten bent”, waarop Cynthia vragend zegt: “Mijn jas?” Amy zegt: “Ja, ook. Maar ook wat drinken. Koffie drinken. Dat kun je alleen zetten.” Cynthia staat op en gaat naast Amy bij het aanrecht staan. Amy opent het Senseo apparaat en laat een gebruikte koffiepad zien. Ze vraagt: “Is dat goed?” Cynthia zegt: “Ja”, waarop Amy zegt: “Nee, die is gebruikt. Je moet een nieuwe pakken.” Cynthia pakt een nieuwe koffiepad en doet deze in de padhouder. Dan loopt ze weg. Amy roept haar en zegt: “Cynthia, kijk. Waar moet je drukken?” Cynthia drukt op de juiste knop en de koffie loopt door. Amy zegt: “Goed zo!” en loopt vervolgens de woonruimte uit. Cynthia gaat aan tafel zitten. Cliënt Jill zegt tegen Cynthia: “Waar is je beker?” Cynthia wijst naar de lege beker die voor haar op tafel staat. Jill zegt: “Nee” en ze wijst naar het Senseo apparaat. Cynthia staat op en pakt de beker koffie. Dan gaat ze weer aan tafel zitten en drinkt van haar koffie. Jill komt zo Het is dinsdagmiddag 16.00 uur. Begeleidster Kathleen zit met cliënten Cynthia, Gregory en Patricia in de woonkamer. Cynthia is vandaag een dagje thuisgebleven van de dagbesteding. Ze zegt: “Jill komt er zo aan. Ik ga deur openmaken. Wachten tot Jill komt.” Begeleidster Kathleen praat met cliënt Ramona, die op woning 6 woont en ook in de woonkamer zit. Patricia zit met haar hand onder haar kin en wiebelt met haar voet. Gregory pulkt in zijn oor en kijkt voor zich uit. Cynthia zegt: “Jill, Jill. Jill moet nog komen, is lang.” Kathleen reageert daar niet op en praat verder met Ramona. Cynthia gaat naast de onderzoekster aan de eettafel in de keuken zitten en zegt: “Jill is nog niet thuis. Komt later.” Kathleen en Ramona zijn nog aan het praten. 16.40 uur Begeleidster Kathleen loopt de woonkamer uit. In het voorbijgaan zegt ze: “Cyn.” Cynthia draait zich om en zegt: “Hoor ik mijn naam?” Kathleen is dan al in de gang. Cliënten Patricia en Gregory zitten in de woonkamer. Patricia pakt haar mobiele telefoon. Kathleen komt weer binnen en gaat op de bank zitten. Ze vraagt: “Lukt het, Patricia?” Patricia zegt: “Ja hoor.” Kathleen zegt: “Oké.” Dan is het stil, niemand praat. Cliënt Cynthia zit nog aan de eettafel en zegt: “Jill komt later.” Patricia ondersteunt haar hoofd met haar hand, zucht en 179 leunt achterover in haar stoel. Gregory kijkt naar buiten, zijn mond staat een beetje open. Kathleen zwijgt. 16.45 uur Cynthia kijkt vanaf haar stoel in de keuken naar buiten. Ze zucht. Patricia kijkt naar het televisiescherm. De televisie staat uit. Gregory bijt op de nagel van zijn pink en kijkt naar buiten. Hij duwt zijn bril omhoog. Cynthia staat op, loopt naar het raam in de woonkamer, kijkt naar buiten en zucht. Kathleen zit op de bank. Er wordt niet gesproken. 16.50 uur Cliënt Patricia zit met beide armen over elkaar geslagen. Haar ogen vallen soms even kort dicht. Cliënt Gregory zwaait vanaf zijn stoel in de woonkamer naar de onderzoekster die in de keuken zit. Cliënt Cynthia zit zwijgend op een stoel aan de eettafel. Ze pulkt aan haar vinger. Begeleidster Kathleen zit in de woonkamer. Er wordt niet gesproken. 17.00 uur Kathleen staat op en loopt naar de bijkeuken. Als ze uit de bijkeuken komt, zegt ze: “Cyn, zit je lekker?” en loopt vervolgens de gang in. Op het moment dat Cynthia reageert is Kathleen op de gang. Cynthia zucht, staat op en gaat op de bank in de woonkamer zitten. Cliënt Bram, van woning 10, komt binnen. Hij vraagt aan de onderzoekster wie er op zijn woning werkt. De onderzoekster zegt dat ze dat niet weet. Bram zegt dan: “Ik weet het ook niet.” Cynthia zegt zuchtend: “Nou Jill, kom nou. Jill komt zo.” 17.10 uur Begeleidster Sanya komt binnen en loopt via de bijkeuken naar woning 6. Cynthia zegt: “Straks komt Jill thuis.” Kathleen komt de bijkeuken uit en zegt, terwijl ze naar de gang loopt: “Hé schattie” tegen Cynthia. Begeleidster Cindy komt vanuit de gang de woonruimte binnen en gaat het kleine kantoortje in. Cliënten Gregory, Patricia en Cynthia zitten zwijgend in de woonkamer. Cynthia heeft een kleine pop op haar schoot en houdt het handje van de pop vast. Ze zegt: “Jill komt toch zo?” 17.15 uur Het is stil. Er is geen begeleider in de woonruimte aanwezig. Dan komt begeleidster Kathleen binnen en loopt het kleine kantoortje in. Cynthia zegt: “Jill komt zo zeker?” 17.25 uur Begeleidsters Kathleen, Sanya en Cindy zitten in het grote kantoor op de gang. Cliënten Patricia, Gregory en Cynthia zitten nog in de woonkamer. Cynthia zegt tegen Gregory: “Is Jill niet gekomen?” Gregory zegt: “Nee.” Begeleidster Kathleen komt binnen en zegt tegen Gregory: “Hé schattie, ga je mee boodschappen doen?” Cynthia vraagt aan Kathleen: “Wat ga je doen?” Kathleen antwoordt: “Ik ga boodschappen doen Cynthia, samen met Gregory.” Cynthia zegt: “Kom je terug?” Kathleen zegt: “Natuurlijk, ik ga je niet in de steek laten.” 17.35 uur Er is geen begeleiding in de woonruimte. Cynthia zegt: “Waar is Jill. Jill is nog niet thuis. Nou, Jill kom nou” en ze zucht diep. Ze wijst naar de bank en zegt: “Jill gaat hier zitten hè? Ze moet zo komen.” 180 17.45 uur Cliënt Jill komt thuis van de dagbesteding. Cynthia loopt lachend naar haar toe en zegt: “Hé.” Jill zegt tegen Cynthia: “Ik ben kapot.” Wie staat hier? Het is dinsdagmiddag. Cliënt Jill is zojuist thuisgekomen van de dagbesteding. Begeleidsters Sanya en Cindy zitten in het kleine kantoortje, de deur is dicht. Jill staat bij de deur van het kantoortje en kijkt naar binnen. Ze zegt: “Wie staat hier? Ik weet niet wie hier staat” en ze kijkt naar Cynthia. Jill zegt weer: “Wie komt hier staan?” Jill vraagt aan de onderzoekster: “Wie hier?” De onderzoekster zegt dat ze dat niet weet. Begeleidster Cindy komt de woonruimte binnen, pakt iets uit de bijkeuken en loopt dan weer terug naar woning 10. Jill loopt naar de deur van het kleine kantoortje kijkt naar binnen, kijkt vervolgens de gang in en gaat dan zuchtend aan de eettafel zitten. Begeleidster Sanya komt binnen. Jill zegt: “Hé Sanya.” In het voorbijgaan vraagt Sanya: “Hé Jill, heb je al wat gedronken?” Dan loopt ze het kleine kantoortje in. Jill heeft geen antwoord gegeven. Als Sanya het kantoortje weer uit komt vraagt ze nogmaals aan Jill: “Heb je wat gedronken?” Jill zit met een glas in haar hand op de bank en laat het glas zien. Sanya loopt de gang in en gaat naar boven. Na een tijdje komt een auto de straat in rijden en parkeert voor de deur. Jill rent naar de voordeur, doet de deur open en rent naar buiten. Even later komt ze weer binnen, samen met begeleidster Kathleen en cliënt Gregory die terug zijn gekomen van boodschappen doen. Jill heeft wat boodschappen in haar hand. Ze zegt: “Ik heb beetje helpen. Gelukkig was begeleiding gekomen.” Ze kijkt naar Kathleen en lacht. Dan zegt ze: “Sanya staat daar” en ze wijst naar woning 6. Wie werkt hier? Het is woensdagmiddag. Vandaag werkt begeleidster Cindy op woning 8. Begeleidster Amy werkt op woning 6. Cindy en Amy zitten met cliënten Subayda, Patricia en Gregory aan de eettafel in de keuken van woning 8. Cliënt Jaap, van woning 10, komt de woonruimte binnen. Hij heeft zijn jas aan en een schrift in zijn hand. Hij loopt naar Cindy toe en geeft haar zijn schrift. Cindy slaat het schrift open en begint te lezen. Dan zegt ze tegen Jaap dat hij het schrift aan begeleidster Amina moet geven, omdat die vandaag op woning 10 werkt. “Ik werk hier”, zegt Cindy tegen Jaap. Jaap pakt zijn schrift en verlaat de woonruimte. Even later komt cliënt Maarten met zijn jas aan binnen. Hij loopt richting de eettafel en vraagt: “Wie werkt hier?” Cindy zegt: “Ik.” Maarten kijkt haar kant op en zegt: “Ben jij Cindy?”, waarop Cindy antwoordt: “Ja, ik ben Cindy.” Maarten kijkt naar begeleidster Amy en zegt: “Waar gaat die daar heen?”, waarna hij naar Amy wijst. Amy lacht. Ze staat op en loopt naar Maarten die inmiddels via de tuindeur naar buiten is gelopen. Ze zegt lachend tegen Maarten: “Ik ben niet die daar. Hoe heet ik Maarten?” Maarten zegt: “Amy” en hij loopt de tuin verder in. 181 Aan tafel I Vrijdag 21 september 13.00 uur Op woning 10 wordt geluncht met drie cliënten van verschillende woningen. Cliënten Marcelina en Vera zijn vandaag thuis en cliënt Gregory is net terug van de dagbesteding. Begeleidsters Marga en Daniëlle zitten samen met de cliënten aan de keukentafel. Gregory pakt twee boterhammen uit de broodzak en legt deze op zijn bord. Marga zegt tegen Gregory: “Nee Gregory, eerst één. Leg die andere maar terug, die pak je straks. Anders kun je niet smeren.” Gregory legt één boterham terug en belegt vervolgens de andere boterham met een plak worst. Hij vouwt de boterham dubbel en wil een hap nemen. Marga zegt: “Zeg, kun je niet met mes en vork eten? We doen geen sandwiches vandaag.” Ze zegt tegen Gregory dat hij ook eerst boter op zijn boterham moet smeren. Gregory vouwt de boterham weer open, haalt de plak worst eraf en smeert boter op zijn boterham. Dan legt hij de plak worst terug en snijdt de boterham doormidden. Hij pakt één doorgesneden stuk van de boterham, vouwt deze dubbel en begint te eten. Intussen kijkt Gregory naar Marga. Marcelina krijgt van Marga de boter aangereikt. Met trage bewegingen doet Marcelina boter op haar mes en begint haar boterham te smeren. Marga zegt: “Niet teveel, doe eens wat terug.” Marcelina smeert langzaam de boter uit. Het gaat traag, maar ze lijkt geconcentreerd bezig te zijn. Marga zegt: “Gaat het niet? Geef maar hier” en ze reikt over de tafel richting het bord van Marcelina. Marcelina kijkt op en geeft haar bord vervolgens aan Marga. Marga smeert boter op de boterham en vraagt aan Marcelina welk beleg ze op haar boterham wil. Marcelina wijst naar de salami. Marga belegt de boterham met salami en geeft dan het bord terug aan Marcelina. Marcelina snijdt met trage bewegingen haar brood in stukjes. Als ze een stukje heeft gesneden, prikt ze het op haar vork en brengt deze met trage bewegingen naar haar mond. Intussen zegt Marga tegen Vera: “Niet te snel eten Vera, rustig aan.” Marcelina vraagt met een zachte stem om nog een boterham. Marga pakt een boterham uit de broodzak en geeft deze aan Marcelina. Marcelina begint weer met het smeren van boter op haar boterham. Marga zegt: “Boter terug, dat is teveel!” Marcelina doet wat boter terug in het kuipje en gaat verder met smeren. Opnieuw vraagt Marga of het wel lukt. Marcelina geeft haar bord aan Marga. Marga vraagt wat Marcelina op haar boterham wil. Ze belegt de boterham met het gewenste beleg en geeft het bord weer terug. Marcelina begint met het snijden van de boterham. Bij de korsten kost dat haar moeite, maar ze gaat desondanks gestaag door. Marga zegt: “Lukt het niet?” Marcelina kijkt op en zegt dan: “Nee” “Geef maar hier”, zegt Marga en ze snijdt de boterham voor Marcelina in stukjes. Als de boterham op is, vraagt Marcelina om nog een boterham. Ze krijgt deze aangereikt. Marga staat op en vraagt aan begeleidster Daniëlle: “Wil jij hem smeren?” Dan verlaat Marga de keuken en loopt richting het kantoor. Daniëlle smeert, belegt en snijdt de derde boterham voor Marcelina. Als Marcelina deze op heeft, vraagt ze om nog een boterham. Daniëlle zegt: “Ik weet niet of dat mag. Zijn daar afspraken over?” Ze vraagt of Marcelina weet hoeveel broodjes ze tijdens de lunch mag eten. Marcelina zegt: “Weet ik niet.” Daniëlle zegt dat ze het aan Marga zal vragen, omdat ze het zelf ook niet weet. Daniëlle loopt richting het kantoor. Als ze terugkomt, zegt ze tegen Marcelina: “Marga zegt voor deze ene keer.” Daniëlle pakt voor Marcelina een boterham uit de broodzak, begint deze te besmeren met boter en vraagt wat Marcelina op haar boterham wil. 182 Aan tafel II Dinsdag 25 september 17.30 uur Het is etenstijd. De cliënten van woning 8 zitten aan tafel. Begeleidster Nicole schept voor iedereen het eten op het bord. Cliënt Cynthia heeft een kippenbout op haar bord liggen. Nicole loopt naar Cynthia toe en begint het vlees van de bout te snijden. Een begeleidster die op woning 6 werkt, komt via de bijkeuken binnen en neemt de plastic schaal macaroni mee. Als cliënt Maarten na een tijdje zijn bord leeg heeft, vraagt hij om een tweede portie macaroni. De bak met macaroni is nu op woning 6. Nicole zegt dat Maarten even moet wachten. Op tafel staat nog een bak met pasta en Nicole schept voor de andere cliënten een tweede portie op. Maarten wacht op zijn macaroni. Cliënt Patricia zegt tegen Nicole: “Zal ik daar” en ze wijst naar de deur van de bijkeuken, “de macaroni voor Maarten halen?” Patricia reikt naar de sleutelbos van Nicole. Nicole zegt dat zij het zelf haalt en maakt met haar sleutel de deur van de bijkeuken open. Ze loopt naar binnen en even later komt ze terug met de bak macaroni voor Maarten. Na het eten haalt Nicole uit de bijkeuken het toetje. De cliënten mogen kiezen tussen yoghurt en fruit. Cliënt Subayda pakt één van de pakken yoghurt en kijkt Nicole aan. “Mag ik?”, zegt ze. Nicole zegt tegen Subayda dat ze even moeten wachten. Vervolgens vraagt Nicole aan elke cliënt wat hij of zij voor toetje wil. Ze schenkt daarbij de kommetjes vol met yoghurt of reikt het gevraagde stuk fruit aan. Subayda kiest voor yoghurt en Nicole schenkt de yoghurt voor haar in. Terwijl iedereen nog aan tafel zit, stelt Nicole voor een spelletje te doen. Volgende week gaan de cliënten op vakantie naar Euro Disney. Ze spelen met elkaar het spelletje ‘Ik ga op vakantie en ik neem mee…’ Nicole gaat het rijtje af en de cliënten doen allemaal met een lach op hun gezicht mee met het spel. Als Cynthia aan de beurt is, weet ze niets te noemen. Ze kijkt Nicole vragend aan. Nicole helpt Cynthia een beetje. Ze vraagt Cynthia wat je nodig hebt onder de douche en ze maakt daarbij het gebaar van ‘wassen’. Cynthia lacht en zegt: “Zeep!” Nicole steekt haar duim omhoog en geeft Cynthia een compliment. Aan tafel III Woensdag 26 september 17.30 uur Het is etenstijd. Begeleidster Cindy en cliënt Patricia hebben het eten uit plastic bakken in stenen schalen geschept en op de eettafel gezet. De deur van de bijkeuken staat open. Alle cliënten zitten aan tafel en wachten af. Cindy zegt dat ze kunnen beginnen met opscheppen. Cliënten Patricia, Subayda, Jill en Gregory doen dat vervolgens. Cliënt Maarten wil zijn bord aan Cindy geven, waarop Cindy zegt: “Doe het maar zelf Maarten, dat kun jij wel.” Maarten zet zijn bord op tafel neer en schept zelf zijn eten op. Cliënt Cynthia blijft afwachtend zitten. Voor haar op tafel staat een leeg bord. Cindy zegt: “Cynthia, schep maar op.” Cynthia staat op en loopt met haar bord naar Cindy toe, die aan de andere kant van de tafel zit. Cindy zegt tegen Cynthia: “Doe maar zelf, dat kun je wel.” Cynthia blijft met het bord in haar handen staan en kijkt Cindy aan. “Zet je bord maar op tafel neer, dan kun je je handen gebruiken om op te scheppen.”, zegt Cindy. Cynthia zet haar bord op tafel neer en schept vervolgens uit verschillende schalen zelf haar bord vol. Na een tijdje zijn alle borden leeg. Een aantal cliënten kijkt naar het overgebleven eten in de schalen op tafel, niemand schept op. Cindy 183 zegt: “Als iemand nog iets wil, schep zelf maar op.” Alle cliënten scheppen vervolgens zelf hun tweede portie op. Wat gaan we eten? Het is zaterdagmiddag. Begeleidster Sanya zit in woning 8 met cliënten van woning 8 en woning 6 aan tafel. Ze vraagt aan de cliënten wat ze vanavond willen eten. Op zaterdag wordt er meestal zelf gekookt. Cliënten Jannie, Gladys, Gregory en Jill zeggen dat ze roti willen eten. Cliënt Maarten wil pannenkoeken en cliënt Jody wil bruine bonen met kip. Sanya stelt uiteindelijk voor om bruine bonen met kip te eten, omdat het maken van roti te veel voorbereidingen met zich meebrengt. De cliënten stemmen in met dit voorstel. Een half uur later komen begeleiders Harold, Sanya en Amy de woonruimte in en gaan aan de eettafel zitten. Ze stellen met elkaar een boodschappenlijstje samen. Op het lijstje worden de ingrediënten voor macaroni opgeschreven. Als de onderzoekster later vraagt naar de menukeuze, vertellen de begeleiders dat zij tijdens de overdracht met elkaar besloten hebben om macaroni te gaan maken, omdat dat “nu even makkelijker is”. Boodschappen doen Het is zaterdagmiddag en begeleiders Harold en Amy gaan met cliënten Jannie, Gregory, Gladys, Marcelina en Bep boodschappen doen. In de supermarkt aangekomen pakt Harold een boodschappenkar en duwt de kar de winkel in. Cliënt Bep gaat op haar rollator zitten en blijft bij de ingang wachten. In de winkel nemen Amy en Harold samen het boodschappenlijstje door. Ze kiezen met elkaar welke producten ze nodig hebben. De cliënten lopen achter Harold aan, die de boodschappenkar duwt. Cliënt Jannie gaat de volgende dag op vakantie en is meegegaan om pakjes drinken en drop uit te kiezen. Ze staat voor het schap met drinken en reikt naar de pakjes met chocomel. Harold zegt: “Geen chocomel.” Jannie kiest dan voor pakjes vruchtensap en legt deze in de kar. Bij de snoepafdeling kijkt Jannie naar al het snoep dat in de schappen ligt. Soms pakt ze een zakje snoep, bekijkt de snoepjes die erin zitten en legt de zak dan weer terug. Als ze een pakje kauwgom pakt, zegt Harold: “Nee, geen kauwgom. We moeten drop hebben.” Dan zegt Harold tegen Jannie dat het te lang duurt en dat hij zal kiezen. Harold pakt drie zakken drop en legt deze in de kar. Jannie kijkt van de schap met snoep naar de kar. Ze zegt: “Die lust ik misschien niet.” Ze bekijkt de zakken drop, terwijl Harold intussen met de kar doorloopt. Bij de kassa aangekomen, leggen Harold en Amy de boodschappen op de band. Harold betaalt en zet de boodschappen vervolgens weer in de kar. Bij de uitgang van de winkel doet Harold de boodschappen in een tas. Cliënt Gregory geeft soms iets uit de kar aan, terwijl Harold de tas verder inpakt. Dan zet Harold de boodschappenkar weer terug. Begeleiders en cliënten verlaten de winkel en lopen terug naar huis. Siroop maken Begeleidster Sophia en cliënt Gregory zitten aan de eettafel. Sophia vraagt aan Gregory wat hij wil drinken. Gregory’s antwoord daarop is siroop. Sophia pakt een kan en zegt: “Zal ik siroop maken?” Terwijl ze naar het aanrecht loopt, zegt ze tegen Gregory: “Of ga jij het 184 maken?” Gregory kijkt Sophia aan, zijn mond staat een beetje open en hij zegt niets. Sophia zegt: “Of zullen we het samen doen?” Gregory lacht en zegt: “Ja.” Ze lopen samen naar de bijkeuken en Sophia opent de deur met haar sleutel. Als ze terugkomen heeft Gregory een fles limonadesiroop in zijn hand. Gregory schenkt een laag siroop in de kan. Dan komt teamleider Christa zingend de woning in. Gregory loopt naar haar toe en gaat even om haar nek hangen. Ze lachen beiden. Als Christa de woning verlaten heeft, loopt Gregory terug naar het aanrecht en kijkt Sophia aan. Sophia moedigt Gregory aan om zijn taak af te maken. Gregory draait de kraan open en vult de kan. Sophia zegt: “Goed zo, even je taak afmaken hè?” Als de kan gevuld is, schenkt Gregory een glas limonade voor zichzelf in en zet de kan vervolgens in de koelkast. Sophia geeft hem een compliment en zegt: “Goed gedaan, dankjewel Gregory.” 185 Woonlocatie Windroos, team ouderen Cordaan Door Kirsten Beerens 186 Windroos Windroos is een locatie in Amsterdam Zuid Oost waar in totaal 64 mensen met een verstandelijke beperking wonen. Er wonen jongeren met een licht verstandelijke beperking, kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige beperking en ouderen die intensieve zorg nodig hebben. Het onderzoek richt zich op ouderen die intensieve zorg nodig hebben (ongeveer 12 personen). Visie van Cordaan Overgenomen uit het visiedocument van Cordaan: “Wij zijn er voor iedereen die extra ondersteuning en zorg nodig heeft: ongeacht de aard van de beperking, levensfase of fysieke of psychische gesteldheid. Onze zorg komt nooit in de plaats van wat iemand zelf kan en daarom ook zelf moet doen.” “Eigen keuzes maken: Het is belangrijk dat mensen hun eigen keuzes maken. Het gaat om ‘eigen regie’. Regie is dat je elke dag opnieuw je eigen invloed ervaart. Wij gaan uit van de mogelijkheden die mensen hebben. Dit komt tot uitdrukking in ’kleine’ keuzemogelijkheden in het dagelijks leven. Maar zeker ook in belangrijke beslissingen over ingrijpende zaken. Daarom maken wij afspraken in het persoonlijk plan.” Beschrijving van de locatie Windroos is een groot gebouw met verschillende ingangen. Vanuit de ingang Ouderen kom je in een hal met verschillende deuren. De deuren zijn op slot. Ze bieden toegang tot andere afdelingen. Het is moeilijk te zien waar je naartoe moet, er zijn geen wegwijsbordjes en het is niet duidelijk hoe de deuren open kunnen. Met een drukknop aan de achterkant van een pilaar gaan klapdeuren open naar een lift en een trap. Via de lift en de trap kom je op één hoog in een hal die links toegang geeft naar de Korenbloemen en rechts naar de Klaprozen. De klapdeuren naar de groepen zijn gesloten en kunnen met een magneetsleutel geopend worden. De Klaprozen en de Korenbloemen hebben elk een eigen huiskamer. In elke groep wonen zes cliënten. De cliënten hebben allemaal een eigen kamer. De kamers van de cliënten liggen aan een gang. De gang komt uit op de gezamenlijke huiskamer. In de gezamenlijke huiskamer met open keuken wordt ontbijt, lunch en avondmaal gegeten. De avondmaaltijd wordt op de groep gekookt door de begeleiders. In de nacht is er een nachtdienst in het gebouw. De nachtdienst wordt met sensors gewaarschuwd als er iemand uit bed is. Dan komen ze kijken. Huiskamer Klaprozen De huiskamer van de Klaprozen is een langwerpige kamer, met aan elk uiteinde een extra stukje er haaks op. Er zijn veel ramen. Er staat een grote eettafel met zes tot zeven stoelen bij de open keuken. De eettafelstoelen hebben armleuningen en een zachte zitting, breder dan gebruikelijk. Drie blauwe leunstoelen staan op een rij, voor de televisie en één in de 187 andere hoek van de kamer. Eén cliënt heeft een eigen leunstoel bij de televisie die hoger is en elektrisch verstelbaar zodat ze makkelijk op kan staan uit haar stoel. Er hangen twee kleurrijke schilderijen aan de wand van ongeveer één bij twee meter. Een open kast schermt de ‘tv-ruimte’ af van de toegang naar de gang. Aan de gang liggen de slaapkamers van de cliënten. In de open kast staan een aantal dozen. De bedoeling is dat iedere bewoner er een heeft waar spullen in zitten die ze prettig vinden en/of waar ze rustig van worden. Bijvoorbeeld foto’s van familie. In het extra stukje om de hoek staan wat stoelen en wat spullen, het ziet er uit als opslag. De bedoeling is dat dit een ruimte wordt waar bewoners zich wat terug kunnen trekken. Het andere extra stukje geeft toegang tot twee kamers van bewoners en een badkamer. Er staat ook een bureau met computer van de begeleiding. Naast het keukenblok zijn er twee klapdeuren die toegang bieden tot een kale hal waar de badkamer met bad aan grenst en het voorraadhok. Naast de klapdeuren is de deur naar het schoonmaakhok. Aan het eind van elke morgen komt de schoonmaakster naar deze kast om haar schoonmaakkar op te ruimen. Er is een deur met toegang tot het grote balkon. De cliënten bij de Klaprozen zijn meestal in de gezamenlijke huiskamer. Huiskamer Korenbloemen De huiskamer van de Korenbloemen heeft dezelfde soort meubels als de huiskamer van de Klaprozen. Hij heeft echter een vierkante vorm waardoor de ruimte anders aandoet. Er staat geen open kast bij de Korenbloemen. Er zijn geen andere deuren dan de toegangsdeur. De cliënten bij de Korenbloemen zijn minder vaak in de gezamenlijke huiskamer dan de cliënten bij de Klaprozen. Ze trekken zich vaker terug in hun eigen kamer. De meesten hebben minder verzorging nodig dan bij de Klaprozen. Begeleiders Ilse (PB’er), Beryl, Arlet, Joyce, Cayenne, Vincent, Dorien, Priscilla , Anton (leerling), Mariëtte (stagiaire) Cliënten van Windroos ouderen Afdeling Klaprozen Joop Joop is een man van 78 jaar. Joop is doof. Hij heeft witgrijs haar, beetje troebele ogen en flaporen. Hij draagt vaak een poloshirt, een lichtgrijze joggingbroek, hoog opgetrokken, over zijn shirt heen, sokken en sandalen. Hij draagt altijd een key-koord om zijn nek, met daaraan de sleutel van zijn kamer en een Cars-doosje met snoepjes erin. Hij zit altijd op dezelfde stoel, zegt de begeleiding. Hij kijkt regelmatig rond met grote ogen en zijn mond half open, zijn hoofd draait dan van links naar rechts. Op momenten gaat zijn tong in en uit zijn mond. 188 De begeleiding vertelt dat ze van de nachtdienst horen dat hij ’s nachts vaak op de rand van zijn bed zit. Joop ruimt vaak spullen op of gooit dingen in de prullenbak. Ook bijvoorbeeld de telefoon of pakjes sigaretten. Joop is ongeveer twee jaar geleden verhuisd van de Korenbloemen-groep naar de Klaprozen-groep. Hij sneeuwde onder op de Korenbloemen-groep. Sinds zijn verhuizing vertoont hij minder vaak geïrriteerd of agressief gedrag. Hij is meer gaan praten op de Klaprozen-groep. Logopediste vertelt dat ze met Joop met gekleurde plaatjes werkt (in plaats van pictogrammen), omdat die beter werken voor hem. Joop gooit bijvoorbeeld dingen weg die voor hem nutteloos zijn en met gekleurde plaatjes helpt ze hem om aan dingen te wennen. Ze vertelt dat het voor Joop nuttig is om met taal te ondersteunen, omdat je ook veel met je mimiek en je lichaamshouding uitdrukt als je er bij spreekt. Joop gaat naar interne dagbesteding op maandag en vrijdag. Joop is een cliënt waarbij de begeleiding vragen heeft hoe het met hem gaat en hoe ze beter bij hem kunnen aansluiten. In het ondersteuningsplan (bijgesteld in sept 2011) van Joop staat: “De begeleiding dient er zorg voor te dragen dat passiviteit niet de overhand neemt in Joops dag (programma). In plaats daarvan dient de begeleiding Joop te stimuleren activiteiten te ondernemen, zoals meehelpen in het huishouden. De televisie dient minder vaak te worden aangezet.” En: “Joop heeft bij de algemene verzorging enige tot veel ondersteuning nodig. Hij kan hierbij goed meewerken, vooral wanneer hem gearticuleerd en gebaard wordt welke handeling plaats gaat vinden. Wat hij zelfstandig kan, moet hij zelfstandig doen, maar dit zijn voornamelijk deelhandelingen. Hierin moet hij gestimuleerd worden door begeleiding.” In het persoonlijk plan van Joop (geschreven 14-03-2012) staat: “Vanwege zijn auditieve beperking vormt communicatie een zeer belangrijk onderdeel van het dagprogramma. “ Bij persoonlijke ontwikkeling: “Joop is graag op de hoogte van veranderingen. Als er veranderingen gaan plaatsvinden, moet hij hierin begeleid worden. Als Joop het niet begrijpt, kan hij boos worden. Communicatie ondersteunend materiaal als gebaren en pictogrammen spelen hierin een belangrijke rol.” En bij dagactiviteiten: “Joop ruimt ook de koffie- en theekopjes op bij de dagbesteding. Hij brengt deze met de kar naar het keukentje. Joop krijgt voornamelijk puzzels aangeboden op de dagbesteding; daar oogt hij het meeste plezier in en interesse voor te hebben. Af en toe stempelt hij met in verf gedoopte kurken op een vel papier. Voor stempelen is zijn motivatie sneller verdwenen dan voor het puzzelen. Recentelijk is door de begeleiding van de dagbesteding een plan opgesteld om Joop gestructureerd drie verschillende activiteiten per dagdeel aan te bieden. Deze activiteiten worden in een open kast voor hem neergezet. Elke activiteit staat op een andere 189 plank. Op die manier kan Joop van boven naar beneden werken en is het dag(deel)programma daarmee voor hem overzichtelijk.” Fotoboekje Begeleidster Joyce zit naast Joop aan tafel en kijkt met hem in het fotoboekje met foto’s van hem en zijn familie op vakantie. Joyce bladert en Joop wijst op sommige foto’s en kijkt dan naar Joyce. Joyce knikt dan naar Joop. Joyce zegt dat ze het warm heeft en loopt naar het raam. Joyce heeft een praatje over de temperatuur in de kamer met de onderzoeker dan doet ze de (vitrage)gordijnen open. Daarna loopt ze naar de wasruimte. Ze gebaart iets aan Joop onder het lopen. Joop kijkt rond en bladert niet meer in zijn boekjes. Joyce komt aanlopen en knikt naar Joop. Dan helpt Joyce Wim, een andere cliënt, even. Joop doet het fotoboekje dicht. Joyce vraagt met een gebaar: “Klaar?” Joop gebaart klaar. Joyce pakt een tijdschrift met auto's voor Joop. Even bladeren ze. Joop heeft weinig aandacht voor het tijdschrift. Joyce doet het dicht en Joop gaat weer kleuren. Goed zo! Joop slaapt in zijn leunstoel. Af en toe gaan zijn ogen een beetje open. Tegen half één staat hij op en gaat de tafel dekken. Dorien haalt de bordjes, bekers en bestek uit de afwasmachine en zet ze op de tafel voor Joop. Joop zet ze op hun plek. “Joop kan dat goed”, zegt begeleidster Dorien. “Ja hoor…”, zegt begeleider Anton. Als hij klaar is gaat Joop aan tafel zitten. Zijn tong gaat in en uit zijn mond. Als iedereen aan tafel zit gaan ze lunchen. Als Joop een kop koffie krijgt, zet Dorien de suikerpot bij hem neer. “Heet”, zegt Joop. “Ja”, knikt Dorien en ze wijst naar de suiker en dan naar het kopje. Joop doet een schepje suiker in z’n koffie. “Goed zo”, zegt Dorien en knikt vriendelijk naar hem. Wanneer Joop klaar is met eten staat hij op, hij kijkt naar zijn beker, gaat weer zitten, neemt de laatste slok en staat weer op. Hij zet zijn bord en beker op het aanrecht. Zijn koffie staat nog op tafel. Hij gaat weer aan tafel zitten en drinkt zijn koffie. Als zijn koffie op is, zet hij zijn kopje op het aanrecht, en legt de placemat, zonder schoonmaken, in de kast. Joop schuift zijn stoel tegen de tafel en loopt naar de leunstoel. Hij gaat zitten. Dorien kijkt naar Joop, ze geeft hem een compliment: “Goed, goed gedaan!” en steekt haar duim omhoog naar Joop. Joop zit in zijn leunstoel en draait zijn hoofd van links naar rechts. Als de televisie aangaat, kijkt hij naar de televisie: ‘Mega Mindy’. Verschonen In de middag komt Joyce met de rolstoel van Joop binnen. Ze begroet Joop en gebaart dat hij mee mag naar buiten. Joop knikt, doet zijn armen over elkaar en blijft zitten. Joyce begroet de anderen. Dan kijkt ze weer naar Joop en wijst ze naar de rolstoel van Joop. Joop staat op. Joyce ziet dat hij helemaal nat is. Ze loopt met Joop richting zijn kamer, waar ze zijn rolstoel neerzet. Joop blijft bij de rolstoel staan. Joyce wijst richting zijn kamer. Joop loopt richting 190 kamer. Meteen wijst Joyce naar de badkamer. Joop gaat daar naar binnen, terwijl Joyce in zijn slaapkamer kleding zoekt. Joop doet zijn broek naar beneden en gaat op het toilet zitten. Zijn tena-pants heeft hij nog aan. Hij trekt zittend op het toilet zijn schoenen en zijn trui en onderhemd uit. Joyce gaat een wasmand halen om zijn vuile kleding in te doen. Het duurt even. Joop blijft zitten. Hij kijkt in het rond. Als Joyce de wasmand heeft gehaald, doet ze zijn sokken en broek uit. Joop tilt zijn voet op als Joyce met haar hand naar zijn voet gaat. Joyce gebaart dat hij moet gaan staan. Joop staat op. Hij houdt zich vast aan de steunen naast het toilet. Joyce trekt zijn tena-pants uit. Hij gaat zitten op het toilet en laat een paar winden. Joyce vraagt zacht of hij moet drukken of plassen en maakt er gebaren bij. Hij hoeft alleen te plassen. Ze wast hem met zeep terwijl hij op het toilet zit. Dan gebaart Joyce hem om op te staan. Ze wast hem van onder. Dan wast ze hem met schoon water af en droogt hem af. Joop gaat weer zitten op het toilet. Hij krijgt een tena-pants en een joggingbroek tot aan zijn knieën. Weer doet hij zijn voeten op tijd omhoog. Joyce pakt de deodorant. Joop doet uit zichzelf zijn ene arm omhoog en daarna zijn andere arm. Hij krijgt een onderhemd en een nieuwe trui. Joyce haalt het prijskaartje van de trui af en legt het op de wasbak. Joyce pakt zijn sokken. Hij doet zijn voet omhoog. Zo wordt hij aangekleed. Joop komt ontspannen en rustig over. Joyce haalt een kam. Ze kamt de haren van Joop terwijl hij tegenover haar staat. Joop kijkt afwisselend naar haar gezicht en schuin naar beneden. Hij ziet er ontspannen uit. Joyce zet de zeep en kam weg, buiten de badkamer. Joop wacht staand in de badkamer. Hij gooit het kaartje van zijn trui weg dat op de wasbak lag en zet de kraan in het midden. Hij ‘drentelt’ in de badkamer, zijn gezicht ontspannen. Als Joyce weer komt, gaan ze de badkamer uit. Joop komt dicht bij Joyce lopen. Ze geeft hem een arm. Bij de rolstoel laat hij haar arm los en laat zich erin vallen. Hij rijdt een stukje naar achter, omdat de rolstoel niet op de rem stond. Joop reageert hier niet zichtbaar op. Als Joyce haar hand naar het voetenplankje gaat, gaat de voet van Joop direct omhoog. Als zijn voeten op de plankjes staan gaat Joyce achter de rolstoel staan. Joop zwaait tegen de onderzoeker. Ze gaan naar buiten. Kopje koffiemelk Joop heeft een kopje koffie met melk en een leeg kopje voor zich staan. Joop pakt het pak koffiemelk, formaat liter pak, dat op tafel voor hem staat en schenkt zijn lege kopje hiermee vol. “Nee, nee!”, roept begeleidster Ilse. Ze loopt snel naar hem toe en stopt hem snel in zijn handeling. Joop wijst naar Ilse en zegt boos: “Politie bellen!” Ilse schudt van nee. Ze zegt: “Dit is koffiemelk.” Ze wijst naar het pak en maakt het gebaar voor melk. Ze gooit het kopje leeg in de gootsteen. Dan pakt ze een pak yoghurtdrank uit de koelkast en wijst er naar. “Deze”, zegt ze. Ze zet het pak voor Joop neer met een schone beker. Joop schenkt zichzelf in en gaat drinken. 191 Boekje Als begeleidster Beryl in een kamer bezig is, ziet ze Joop in de huiskamer staan en met een boekje voor zich van haar wegdraaien. Beryl roept: “Hé, Joop! Niet weggooien! Laat los!” Beryl wijst naar Joop: “Mag niet! Ga zitten” en ze wijst naar zijn stoel. Joop wil richting de gang lopen, waar ook zijn slaapkamer is. Beryl zegt het nog een keer: “Ga zitten!” en wijst naar zijn stoel. Joop wijst terug. Hij heeft grote ogen en een vertrokken mond. “Mag niet”, zegt Beryl. Joop komt een stapje dichterbij Beryl, hij kijkt haar aan en trekt zijn rechterooglid een stukje naar beneden met zijn wijsvinger. Beryl wijst naar zijn stoel: “Ga zitten!” Joop loopt naar zijn stoel en gaat zitten. Beryl legt het boekje terug en gaat verder met waar ze mee bezig was. Weggooien Na de lunch legt Joop zijn placemat onder in de kast en doet de deur dicht. Meteen doet hij de deur weer open, pakt iets van de bovenste plank en gooit het in de prullenbak. Dan gaat hij zitten op zijn leunstoel. Begeleidster Dorien loopt naar het aanrecht, doet even iets en doet dan pas het deksel van de prullenbak open om te kijken wat hij heeft weggegooid. Hij heeft iets weggegooid dat weg mocht, een bekertje waar medicatie in heeft gezeten. Dorien vertelt over Joop dat hij minder weggooit dan op de andere groep. Ze zegt dat het het beste is om even te wachten met kijken wat hij heeft weggegooid. Ook als hij wegloopt met boekjes werkt het het beste om het hem in zijn eigen kast te laten leggen en daarna pas de boekjes mee terug te nemen naar de huiskamer en zeggen dat ze daar horen of van wie ze zijn. Je moet hem niet onverwacht ergens op aan spreken. Als hij je niet aan ziet komen, kan hij agressief reageren. Hij kan bijvoorbeeld een klap uitdelen. Dorien vertelt ook dat Joop houdt van graven. Hij werkt graag met bakjes en pasta. Dit doet hij bij de dagbesteding. Op de vraag van de onderzoeker of dat ook op de groep aangeboden kan worden, kijkt ze even verbaasd en antwoordt dan dat de materialen hiervoor niet aanwezig zijn en als ze er zouden zijn, zouden ze verdwijnen. Trees Trees is een vrouw van 80 jaar. Ze oogt jonger dan ze is en heeft een vriendelijk gezicht. Ze heeft krullend, kort grijs haar. Roze handtas. Ze draagt vaak een pantalon en een bRinzese of T-shirt met korte mouwen en een print, en één van haar vele kettingen. Ze heeft een tweeling zus Tineke die in een GVT woont. Trees heeft een luesinfectie gehad en als gevolg daarvan dementie. Trees loopt met kleine pasjes. Ze praat veel in zichzelf. Ze is moeilijk te verstaan voor mensen die haar niet goed kennen. Ze zegt vaak dat haar moeder overleden is, iets over haar dochter in het ziekenhuis en dat ze niet meer rookt. Ze kijkt graag naar foto’s van haar haar dochter, kleinkind of haar tweelingzus. Beryl zeg: “Als Trees “nee” zegt, bedoelt ze “ja”.” Dorien vertelt dat Trees reageert met pijn en au roepen, om aandacht te krijgen als ze niet ‘gehoord’ wordt. “Niet begrepen voelen, geeft onrust”, zegt ze. 192 Trees gaat op maandag en vrijdag naar interne dagbesteding. Borstelen Begeleider Anton haalt een haarborstel. Hij laat hem aan Trees zien en begint haar haar te borstelen. “Het is een andere borstel, hè?” Trees hangt met haar hoofd naar achter en zegt: “Aah!” Anton duwt haar hoofd naar de ander kant. “Aah”, zegt Trees. Anton is klaar met borstelen en zegt zonder Trees aan te kijken: “Nou, het blijft een beetje niks, hè, vandaag?” Altijd koud Trees zit in de leunstoel bij de televisie: “Wat koud, hè!” Wat later zegt ze: “Ik heb het koud!” Stagiaire Mariëtte: “Trees heb je het koud?” Trees antwoordt niet. Ze kijkt televisie. Reclame. Mariëtte gaat door met het inruimen van de vaatwasser. Een aantal minuten later zegt Trees: “Ik heb het koud, hè!” Niemand reageert er op. Een andere keer roept Trees weer: “Koud!” Begeleidster Beryl: “Trees heeft het altijd koud.” Trees heeft een onderhemd aan en een T-shirt. Trees heeft vaak een T-shirt aan met korte mouwen. Anderen hebben veelal een trui of een vest aan. Schoonmaakster “Trees, ik zal een doekje nat maken, dan kan jij de tafel schoonmaken”, zegt begeleidster Dorien. Ze geeft Trees een nat doekje. Trees loopt naar de televisie. Dorien kijkt naar haar en laat haar dan haar gang gaan. Trees maakt steeds hetzelfde stukje van de tv en het kastje eronder schoon. “Heel goed, kijk eens hoe schoon”, zegt Dorien, “en heb je je tafel (naast de leunstoel) al schoongemaakt?” Trees gaat door met schoonmaken. Dorien vertelt dat Trees vroeger schoonmaakster was bij de politie. Trees lacht: “Ha!” Trees loopt naar tafel: “Schoonmaken”. Dorien wijst placemats aan: “Maak die maar schoon.” Dat doet Trees en zegt: “Schoonmaken.” Dorien geeft nog een placemat aan. Trees gaat er met een doekje over heen. Dorien wijst: “Hier zie ik nog wat zitten.” Trees stopt meteen met de placemat schoonmaken en gaat met haar doekje over tafel. Ze geeft de placemats aan Dorien en die legt ze in de kast. Trees loopt langs de rand van de tafel en gaat er met haar doekje over. Daarna loopt ze naar de televisie: “Kijk, schoonmaken.” “Keurig”, zegt Dorien. Trees kijkt tevreden en gaat door met schoonmaken. Els Els is een vrouw van 71 jaar. Els is doof. Ze is een lange vrouw met donker grijs, kort haar. Ze heeft een bril op die vaak laag op haar neus hangt, haar ogen zijn dan zichtbaar boven haar bril. Ze draagt een key-koord om haar nek. Ze zit op haar eigen elektrisch bedienbare sta-op- 193 leunstoel in de gezamenlijke huiskamer. Ze loopt binnenshuis met een rollator, als ze naar buiten gaat, zit ze in een rolstoel. Els gaat naar externe dagbesteding. Tandarts De logopediste heeft verteld dat ze met Els met picto’s werken, omdat Els wordt afgeleid door kleuren. Els moet zo naar de tandarts om haar ondergebit aan te laten passen. Ze zal ergens in moeten ‘happen’ en ze moet haar ondergebit achter laten bij de tandarts. Begeleidster Ilse laat aan Els een blad zien met kleurenplaatjes over de tandarts en wijst ze één voor één aan. Els blijft er met een lach op haar gezicht naar kijken. Ilse zegt: “Ga je tanden maar poetsen.” en ze maakt er een gebaar bij. “Jij, zelf doen. Ga maar.” Ze wijst in de richting van de slaapkamer van Els. Els staat op en loopt met haar rollator richting haar kamer. “Het zal mij benieuwen”, zegt Ilse rustig, met een glimlach. Een tijdje later zit Els in haar rolstoel bij de klapdeur naar buiten, met het blad met kleurenplaatjes in haar handen. Ze kijkt er naar met een glimlach. Als Els weer terug komt van de tandarts, wijst ze op haar onderkaak en maakt geluiden. Ilse zoekt oogcontact met Els, wijst op haar onderkaak en wijst naar ver weg. Els knikt. Haar ondergebit is nog bij de tandarts. Zelf wegzetten Begeleidster Beryl pakt ontbijtspullen voor Els en laat haar kiezen tussen yoghurtdrink of limonade. Beryl laat de pakken drinken aan haar zien en Els wijst aan wat ze wil. Dan wit of bruin brood. Els kiest wit brood, ze smeert zelf. Als Els klaar is, staat ze op, zet haar bord, bestek en bekers op het blad van haar rollator, gooit zelf haar korsten weg en zet haar bord, bestek en bekers op het aanrecht. Dan loopt ze naar haar leunstoel. Na de lunch staat Els langzaam op van tafel. Als ze staat, loopt begeleidster Arlet langs. Ze maakt een gebaar met vlakke hand op haar buik: plassen. Els knikt. Arlet pakt de beker en het bord van Els, gooit de korsten weg en zet het bord op het aanrecht voor Els. Els gaat naar het toilet. Rennen, vliegen… Het busje van Els heeft gebeld, ze wordt opgehaald om naar de dagbesteding te gaan. Begeleider Anton komt haastig aanlopen met de rolstoel van Els. Anton zet de rolstoel vlak bij Els. Ze staat op en houdt zich vast aan haar rollator. Anton doet haar jas aan. Hij doet het snel, het gaat niet goed, haar arm zit er naast: “Oh, ik zit er naast.” Zodra Els in de rolstoel zit, zoekt hij haastig de riemen om haar vast te zetten. Hij kan ze niet vinden. Ze blijken achter de stoel aan elkaar te zitten. Ze zijn te kort, waardoor ze niet vast kunnen bij haar buik: “Dit gaat niet lukken! Veel te strak.” Hij duwt de arm van Els met een ongeduldig duwtje omhoog, om er bij te kunnen. Zonder Els aan te kijken zegt hij: “Nou, het lukt niet. Weet je wat, ik neem je zo mee, doe ik je straks vast. Wat is het warm. Veel te 194 warm hier op de groep altijd!” Anton heeft zweet op zijn voorhoofd staan. Terwijl Anton Els snel naar de deur rijdt, zegt hij: “Rennen, vliegen… elke dag hetzelfde liedje…” Rinze Rinze is een man van 67 jaar. Hij heeft kort, donkergrijs haar en heeft een bruine D&G bril op. Hij loopt met een rollator. Hij draagt vaak een poloshirt en een bandplooi broek. De begeleiding vertelt dat hij een autistische stoornis heeft. Rinze vraagt vaak of iets wat hij wil of doet, wel mag. Hij gaat een aantal dagen naar externe dagbesteding. Welke broer en zus? Begeleidster Dorien zit in de huiskamer en heeft een telefoongesprek waarin ze praat over niet komen en een broer en zus die er meteen een leuke dag van willen maken. “Dorien waar is de boter?” “Och, die had ik al opgeruimd…”, zegt ze en pakt de boter uit de koelkast. “O, had je die al op geruimd? Per ongeluk? Ja?”, vraagt Rinze, en dan erachteraan: “Welke broer en zus, Dorien?” Hij refereert aan het telefoongesprek dat Dorien net had. Dorien begrijpt hem: “Jouw broer en zus. Het was Inge van de dagbesteding. Ik zei dat je niet komt als je naar het ziekenhuis gaat met je broer en zus. Want anders wordt het teveel.” Rinze: “Ja, wordt het anders teveel?” Dorien: “Ja, want wat wil jij altijd doen als je naar het ziekenhuis geweest bent?” Rinze: “Koffie drinken.” Dorien: “En?” Rinze kijkt genietend en zegt: “Koek eten, dat heb ik met jou ook gedaan een keer.” Dorien: “Ja.” Koeken Rinze komt naar begeleider Anton toe die bij de keukenkast staat en kijkt naar hem. Anton vraagt wat hij wil: “Wil je de koeken die je gekocht hebt?” “Ja”, zegt Rinze. Anton antwoordt: “Okay, dat kan, het zijn jouw koeken. Ga je ze helemaal alleen opeten?” Anton geeft hem de koeken aan. Rinze zegt mompelend iets onverstaanbaars en loopt met zijn koeken richting zijn kamer. Anton: “Jaja, je ontwijkt mijn vragen…” Wim Wim is een man van 68 jaar. Hij is lang en wat aan de magere kant. Hij heeft grijs haar en draagt een bril met een dun, goudkleurig montuur. Wim beweegt traag. Hij heeft een schorre stem. Hij zegt niet veel en als hij wat zegt, is het vaak op norse toon. Wim houdt van schrijven en van lezen in tijdschriften en kranten. Zit vaak in een rolstoel, ook aan tafel. Soms loopt hij zelf naar tafel met ondersteuning van begeleiding. Wim is kortgeleden erg ziek geweest en heeft lang op bed gelegen. Hij had een zware darmontsteking en heeft last van chronische bloedarmoede, waar hij medicijnen voor krijgt. Hij heeft morfine pleisters. 195 Begeleidster Arlet vertelt dat Wim 60 jaar bij zijn moeder woonde. Hij heeft bij de fietsendienst gewerkt en ging zelfstandig met de tram naar zijn werk. Toen zijn moeder te oud werd kwam Wim hier wonen. Hij ging toen naar dagbestedingen en logeerde ook vaak bij zijn moeder. Nadat zijn moeder is overleden is het slechter gegaan met Wim. Hij werd onder andere incontinent en in het algemeen lichamelijk slechter. Begeleidster Ilse vertelt dat de negativiteit van Wim zijn manier van communiceren is. Hij zal altijd negatief reageren. Pas als hij niet reageert, ook niet in zijn lichaamshouding, dan is er wat aan de hand met hem. Het is zijn humor om zo bozig te doen. Vakantie Begeleidster Arlet gaat op tafel hangen met haar armen. Haar gezicht is voor dat van Wim. Ze vraagt aan hem of zijn zus Ans nog is geweest. Wim kijkt Arlet aan: “Ans? Ja.” Arlet vraagt of ze nog heeft verteld dat ze op vakantie gaat en of Wim nog weet waar naar toe? Wim zegt: “Griekenland”. Arlet: “Griekenland? Of Turkije?” dan voorzichtig: “Ik denk Turkije”. “Griekenland”, antwoordt Wim. “Ben jij daar wel eens geweest?”, vraagt Arlet. “Ja”, antwoordt Wim. “Hoe vond je dat?”, vraagt Arlet. “Afschuwelijk”, antwoordt Wim. Arlet herhaalt zijn antwoord met een glimlach. Ze strijkt Wim even onder zijn kin en loopt dan bij hem weg. Arlet wilde testen of Wim nog wist dat Ans dit weekend langs was geweest en had verteld dat ze op vakantie gaat. Ze gaan altijd naar Turkije, daarom vermoedt Arlet dat ze dit jaar weer naar Turkije zullen gaan. Vijftien jaar geleden is Wim met zijn familie naar Griekenland geweest en hij is toen heel ziek geworden. Hij heeft daar in het ziekenhuis gelegen. Boos Begeleidster Joyce komt na de lunch binnen, ze begroet iedereen met een hand. Wim geeft haar geen hand. Joyce zegt tegen Wim dat Beryl naast hem zit en dat hij daarom geen hand geeft. Begeleidster Beryl zegt lachend dat Wim Joyce nooit een hand geeft als Beryl naast hem zit. Wim kijkt op naar Joyce. Joyce kijkt naar hem van de andere kant van de tafel en vraagt rustig: “Ben je boos op mij?” “Ja!”, zegt Wim. Ze vraagt waarom. Hij geeft geen antwoord. “Omdat ik laat ben?”, vraagt Joyce rustig. Hij knikt en maakt een brommend geluid. Joyce glimlacht en knikt. Chocolademelk Wim zit aan tafel. Begeleidster Arlet schenkt chocolademelk voor hem in: “Drink maar op.” Ze tilt de beker op en raakt zijn hand er mee aan. “Hier drink op”, zegt ze. Arlet brengt de beker naar zijn mond en houdt hem tegen zijn mond aan. Hij neemt een slokje. Ze zegt: “Het gaat goed!” Wim zegt boos: “Nee! Het gaat niet goed!” 196 Arlet: “Jawél!” Wim, hard: “Niet!” Zijn gezicht staat strak. Arlet kijkt hem aan met een glimlach, met haar hoofd wat naar beneden. Dan loopt ze weg. Een uur later heeft Wim zijn chocolademelk bijna op. Lief Wim zit aan tafel. Zijn brood is op, maar zijn drinken staat er nog. Begeleidster Beryl vindt dat Wim nog wat moet drinken. Ze houdt de beker bij zijn mond. Wim doet zijn arm omhoog. Beryl zegt op opgewekte toon: “We gaan niet slaan, hoor.” Ze zet de beker neer. Ze houdt vrolijk zijn gezicht in haar handen. Wim lacht niet. Even later houdt Beryl nog een keer de beker bij Wim. Wim duwt haar hand weg. Beryl: “Wat is er? Je ben niet lief vandaag!” Een paar minuten later schenkt Beryl limonade in voor zichzelf. Rinze zegt dat dat wel mag. Beryl zegt: “Fijn Rinze, dat ik limonade mag. Jij bent lief tegen mij.” Rinze: “Ja, Beryl? Ben ik lief?” Beryl: “Ja, dat is fijn, want Wim doet lelijk tegen mij.” Wim: “Helemaal niet!” Beryl: “Okay, sorry dan…” Ze pakt de hand van Wim en beweegt zijn arm op de maat van de muziek. Rinze: “Wil je met me dansen, Beryl?” Beryl: “Ja maar, je bent aan het eten.” Rinze: “Ja, maar het kan zo” en hij houdt zijn arm op. Beryl pakt de hand van Rinze en beweegt zijn arm op de maat van de muziek. Die óf die Wim zit aan tafel. Begeleidster Dorien had al eerder tegen Wim gezegd dat hij nog wat moest drinken. Ze zegt het nog een keer op rustige toon. Wim zegt kortaf: “Nee!” Dorien: “Wil je niet?“ Wim: “Nee!” Dorien dringt niet verder aan. Als iedereen klaar is met eten gaat Dorien bij Wim staan. Ze zegt op rustige toon: “Je moet die óf die opdrinken…” Ze wijst naar de yoghurtdrink en de thee. Wim beweegt zijn hand een beetje richting de beker yoghurtdrink. “Wil je die?”, vraagt Dorien. Wim maakt een geluid. “Okay”, zegt Dorien en haalt de thee en zijn bordje bij hem weg. Clarence Clarence is een Surinaamse man van 60 jaar. Kalend, het haar dat hij nog heeft, is gemillimeterd. Hij zit voorover gebogen. Hij heeft een zilveren ketting om zijn nek met een kruis eraan. Een zilveren armband en zilveren horloge. Hij valt vaak in slaap in zijn stoel overdag. ’s Nachts loopt hij door de gangen. Hij is bang om te slapen in bed. Begeleiding is samen met AVG en een gedragsdeskundige op zoek naar een oorzaak en oplossing. Clarence heeft de ziekte van Parkinson. 197 Opstaan In de ochtend hangt Clarence erg voorover in zijn stoel, het ziet er uit of hij kan vallen. De onderzoeker vraagt aan begeleider Anton of het goed gaat als Clarence zo zit. Anton: “Soms valt Clarence. Een vorm van aandacht trekken…” Clarence: “Ik moet naar de wc.” Anton: “Kom op, zet je handen op de leuning.” Anton is naast Clarence gaan zitten en zegt: “Kom maar, ik weet dat je het kan.” Zijn toon klinkt eerder ‘dwingend’ dan uitnodigend. Anton wacht en zegt tegen de onderzoeker: “Hij kan het wel.” Clarence lacht. Anton gaat voor Clarence staan, steekt zijn handen uit en Clarence legt de zijne erin. Clarence staat op, in een vloeiende beweging. Anton zegt op hoge toon: “Nou doe je het zo! Ik deed niet eens iets”. Dan tegen de onderzoeker: “Ik deed niet eens iets!” Clarence loopt naar het toilet. De deur blijft open. Op het toilet zegt Clarence iets. Anton zit achter zijn computer en zegt: “Er zitten niet voor niets leuningen aan het toilet, die moet je gewoon gebruiken! Hoe doe je dat als wij hier ’s nachts niet zijn dan?” Anton werkt door achter de computer. “Hé, het is gelukt!”, zegt hij als Clarence weer de huiskamer in komt. In de middag staat Priscilla aan het aanrecht. Ze is bezig en praat met iemand. Ze kijkt even om, de kamer in en roept tegen Clarence: “Kom op Clarence, je kan het!” Clarence zit een tijdje voorover gebogen. Dan lukt het hem om op te staan. Hij loopt naar zijn kamer. Broodje kopen Clarence had gevraagd of begeleidster Ilse naast hem kwam zitten aan tafel. Dat doet ze. Ilse overlegt met hem dat ze samen weggaan naar het ziekenhuis. “We kunnen ook eerder weggaan dan kunnen we daar ergens nog lunchen.” Ze wacht niet op antwoord. “We kunnen ook een broodje kabeljauw kopen op de terugweg. Heb je nog zakgeld?” Clarence: “Ik weet niet hoeveel.” Ilse: “Dan moet je het straks even tellen, hoeveel je nog hebt.” Clarence is met Ilse naar het AMC geweest. Hij heeft een broodje pom gekocht en dat eet hij aan tafel op. “Hij heeft een horloge gezien”, vertelt Ilse. Maar het was duur. “Ja”, zegt Clarence, “Het was te duur.” Ilse heeft dezelfde soort horloges ook gezien bij de Blokker. Daar zijn ze betaalbaarder. Onder een tientje. Ilse vertelt tegen Clarence dat ze geld voor hem zal regelen. Dan kan hij morgen met Arlet het horloge gaan kopen. Hij kan dan kiezen welke kleur hij wil. “Ja”, zegt Clarence, en hij noemt twee kleuren. Eetcafé De Klaprozen hebben vanavond een uitje. Ze gaan eten bij eetcafé Van de Kook. Clarence heeft daar lang gewerkt, tot twee jaar geleden. Hij is gespannen om er weer naar toe te gaan, denk begeleidster Arlet. Clarence komt de huiskamer binnen en zegt dat het gebeurd is. Dat hij dood is. 198 Begeleider Anton zegt dat hij nog leeft. Clarence: “Nee hoor. Ik voel het.” Anton, quasi geschrokken: “Dus hier zit een geest?!” Hij rent weg door de klapdeuren: “Oehh!” en komt lachend terug. Clarence kijkt nog steeds serieus. Arlet gaat dicht bij hem zitten, kijkt naar hem en zegt vriendelijk: “Nee hoor, je leeft nog. We gaan eten bij het eetcafé dus blijf er nog even bij.” Clarence: “Ik denk dat ik met een rolstoel naar het eetcafé moet, want mijn voeten doen het niet.” Arlet denkt dat het ook goed gaat als hij lopend gaat, het is maar een klein stukje, want ze worden voor de deur afgezet. Voor de zekerheid zal Arlet een extra rollator meenemen. Die avond is Clarence lopend naar binnen gegaan en heeft iedereen die hij kende begroet. Arlet zit naast Clarence en zegt: “Hij heeft het heel goed gedaan! Ik ben best een beetje trots op hem.” De rest kan hij zelf Clarence zit aan tafel. Begeleidster Ilse is voor ontbijt aan het zorgen voor hem. Ze wordt weggeroepen en vraagt aan begeleider Anton: “Kun je een klontje boter op het broodje van Clarence doen? De rest kan hij zelf.” Anton gaat naast Clarence zitten en smeert zijn broodje met boter en doet er kaas op: “Alsjeblieft, een broodje kaas.” Onder het eten vallen de ogen van Clarence dicht. De helft van zijn broodje komt op de grond terecht, onder tafel. Zelf smeren Begeleidster Beryl vraagt aan Clarence of hij nu wil ontbijten of met Trees? Clarence wil nu ontbijten. Beryl zet het voor hem klaar. Hij krijgt twee bruine boterhammen op zijn bord. Beryl zegt: “Ga smeren dan!” Clarence smeert zelf, hij gebruikt veel boter. Uitsmeren kost hem moeite. Hij krijgt ook twee witte boterhammen, die legt hij op tafel. Hij haalt wat boter van zijn bruine boterhammen en smeert dat op de witte boterham. “Zoveel boter!” zegt Beryl. Clarence zit aan tafel met een kopje thee. Hij vraagt de suiker aan begeleider Vincent. Vincent schuift de suiker in het zicht van Clarence en wat dichter naar hem toe. Clarence doet suiker in zijn thee. Hij smeert boter op zijn brood. Vincent kijkt ernaar en zegt rustig: “Ik denk dat je zo wel genoeg boter hebt. Smeer het maar even goed uit.” “Ja”, zegt Clarence. Vincent geeft hem een plakje kaas aan: “Leg het er zelf maar goed op.” Korenbloemen Mevrouw Samuel Seyonara Samuel is een Surinaamse vrouw van 82 jaar. Ze spreekt met een zware, hese stem. Ze heeft kort kroeshaar. Haar onderlip staat iets naar voren en naar boven. Ze heeft altijd een knuffel-aap op haar schoot, Apie, waar ze mee praat en knuffelt. Ze praat ook via Apie. Bijvoorbeeld: “Apie heeft slaap” als mevrouw Samuel zelf slaap heeft. 199 Ze wordt meestal mevrouw Samuel genoemd, maar soms ook bij haar voornaam, Seyonara of alleen bij haar achternaam, Samuel. Mevrouw Samuel woont ongeveer twee jaar bij Windroos. Toen ze er een week was, heeft ze in de badkamer haar heup gebroken. Ze heeft toen lang in het ziekenhuis gelegen en daarna in een verzorgingshuis. Toen ze terugkwam, kon ze niet meer lopen. Ze zit nu in een rolstoel die ze zelf met haar handen voortbeweegt. De Surinaamse begeleiding praat af en toe in het Surinaams met mevrouw Samuel. Priscilla vertelt dat mevrouw Samuel niet zo heel goed Nederlands spreekt. Ze willen haar niet ontmoedigen of dwingen om Nederlands te spreken. Ze gaat een aantal dagen naar externe dagbesteding. Niks te doen Begeleidster Beryl zit samen met de cliënten mevrouw Samuel en Jantien aan tafel te eten. Mevrouw Samuel wil niet naar de dagbesteding, zegt ze. Beryl zegt tegen haar: “Maar het is toch leuk op de dagbesteding?” Mevrouw Samuel geeft antwoord in het Surinaams. Beryl: “Is dat zo Jantien? Ze zegt dat er bijna niks te doen is?” Jantien: “Valt wel mee. Je kan van alles doen, wat je wilt.” Beryl vraagt of je ook kan borduren. “Dat kan ook”, antwoordt Jantien. Mevrouw Samuel zegt ook iets in het Surinaams. Jantien zegt dat zij het zelf wel leuk vond, maar dat zij er niet meer naartoe gaat. “Nee, jij werkt!”, antwoordt Beryl. Na een pauze zegt Beryl rustig: “Misschien bedenkt ze zich wel, als ze morgen op staat.” Zingen “Mevrouw Samuel wil geen thee drinken, ze wil zingen op haar kamer”, zegt begeleider Vincent na het avondeten. Hij vertelt dat ze soms ook ’s nachts zingt. Ze stoort dan andere bewoners, die er niet van kunnen slapen. Hij zegt: “Ik heb het de anderen wel uitgelegd, dat het haar manier van uiten is. Maar ja, als je vroeg op moet voor je werk of dagbesteding en je kunt niet slapen…” Thee Het ontbijt is opgeruimd. “Thee, mag ik ook thee? “, vraagt mevrouw Samuel. Begeleidster Dorien buigt zich richting mevrouw Samuel: “Wilt u thee??” “Ja!”, zegt mevrouw Samuel. “O, dan ga ik dat voor u maken”, antwoordt Dorien. “Hé Samuel, wil je d’r suiker in?” Als Dorien thee heeft gemaakt, zet ze het op de hoek van het aanrecht: “Samuel, ik zet het even hier neer… ik had er al wat koud water bij gedaan, maar het moet nog even afkoelen, anders is het te heet.” Mevrouw Samuel: “Jah.” Na een tijdje krijgt mevrouw Samuel haar kopje thee aangereikt. 200 Beetje problematisch… Mevrouw Samuel zit tijdens de lunch bij de Klaprozen aan tafel. Ze jammert. Er is iets veranderd in haar (pijn)medicatie en nu heeft ze pijn aan haar benen. Begeleidster Dorien vraagt meelevend: “Waar doet het pijn?” Mevrouw Samuel wijst naar haar been. Dorien wrijft over het been: “Deze weer?“ “Ja!” “Hè! Wat vervelend toch, hè?”, zegt Dorien. Mevrouw Samuel: “Ja!” “Die kramp toch”, zegt Dorien terwijl ze over het been wrijft. Mevrouw Samuel wordt rustig. Als Dorien opstaat om op te ruimen, begint Mevrouw Samuel weer te jammeren. Dorien vraagt of ze al naar de andere kant wil. Begeleider Anton: “Ja, ze is een beetje problematisch vandaag…” Dorien kijkt hem even aan en zegt: “Nou nee, maar ze heeft gewoon pijn, dat is heel vervelend.” Naline Naline is een Surinaamse vrouw van 69 jaar. Naline is doof en zit in een rolstoel die ze zelf met haar handen voortbeweegt. Er zit een blad voor op haar rolstoel, dat er van Naline niet af mag. Ook niet om aan tafel te kunnen eten. Ze krijgt haar eten op het blad voor haar. De begeleiding vertelt dat Naline graag een stukje van de tafel af staat met haar rolstoel, omdat anderen onsmakelijk kunnen eten en ook omdat zijzelf dingen uit haar mond laat vallen die ze niet kan kauwen. Ze wil niet dat anderen dat zien. Naline had een spraakcomputer, maar die is vernieuwd en moet helemaal opnieuw ingesteld worden en dat duurt lang. Tijdens de observatieperiode had Naline geen spraakcomputer. Naline gaat een aantal dagen naar externe dagbesteding. Gebaren Begeleidster Arlet zegt iets tegen Naline. De onderzoeker vraagt of Arlet gebarentaal kent. Arlet vertelt dat ze niet zo veel gebaren kent. Maar dat ze wel veel leert van de bewoners. Ze geeft als voorbeeld dat er een bewoner naast de kamer van Joop was overleden en dat Joop dat door had gehad en een gebaar maakte wat Arlet voor doet aan mij: met de hand langs de keel, alsof je de keel doorsnijdt. Naline ziet dit en kijkt met grote ogen en maakt een geluid en wijst. Arlet reageert niet op haar. Gesprekje Begeleidster Joyce heeft een gesprek in gebaren met Naline. Naline lacht en maakt geluiden en gebaren. Een vrijwilliger vraagt wat aan Joyce. Joyce draait zich weg van Naline naar de vrijwilliger toe en praat even met haar. Als Joyce zich wegdraait van de vrijwilliger blijft Naline naar haar kijken. Joyce gaat naar de keuken en kijkt niet meer naar Naline. 201 Sociaal doen Het is lunchtijd bij de Klaprozen. Naline heeft zichzelf achter de open kast neergezet met haar rolstoel. Begeleider Anton loopt naar haar toe. Ze gebaart dat ze achter de open kast wil eten. “Nee”, roept Anton naar haar, “We gaan niet daar eten! Sociaal doen!” Hij brengt haar dichter bij de tafel, maar laat haar nog wel een stukje van de tafel af staan. Paul Paul is een man van 58 jaar. Hij is kalend en heeft een buikje. Hij draagt vaak een spijkerbroek en een T-shirt. Af en toe komt zijn buikje onder zijn T-shirt uit. Hij praat hard en met veel bravoure. Hij gebruikt veel krachttermen. Paul kan zelfstandig naar buiten. Paul heeft een platonische relatie met Anneke. Ze helpen elkaar en doen dingen samen. Samen bezoeken ze ook gezamenlijke vrienden. Paul eet niet in de gezamenlijke huiskamer, maar eet samen met Anneke op zijn of haar eigen kamer. Paul werkt. Kos Paul is terug van vakantie naar Kos. Als iemand vraagt hoe het was, zegt hij dat het 36 graden was. Begeleider Vincent bewondert de kalender en de folder die hij heeft meegenomen. Vincent herkent sommige plekken, hij is er ook eens geweest. Iemand zegt dat hij bruin is geworden in zijn gezicht. Vincent zegt dat hij inderdaad verkleurd is in zijn gezicht. Paul zet zijn bril af en wrijft over zijn gezicht en kijkt Vincent aan. Anneke staat schuin achter hem. Dan loopt Paul weer naar zijn kamer. Anneke loopt met hem mee. Terwijl Vincent het eten aan het opscheppen is, komt Paul binnen lopen met een formulier. “Dit moeten we ook nog invullen!”, zegt hij hard. Vincent zegt dat hij er straks naar kijkt. Paul herhaalt: “Ja, dit moeten we ook nog invullen.” Vincent: “Leg het maar bij de computer” en wijst op de tafel met de computer. Paul legt het formulier bij de computer neer en gaat naar zijn kamer. Paul komt opnieuw binnen lopen. Anneke loopt achter hem. Ze zegt niks maar blijft een beetje achter hem staan. Paul praat op luide toon en zegt iets over vaseline die niet meegegeven was op vakantie. Vincent zegt dat dat klopt. Hij vraagt of het goed gegaan is met zijn been. “Ja”, zegt Paul. Hij vertelt dat er iets was met zijn been op vakantie. Hij doet zijn broekspijp omhoog. Vincent kijkt er even naar en zegt dat hij vanavond nog naar zijn been zal kijken. Paul gaat terug naar zijn kamer. Paul komt de huiskamer weer in. Met luide stem roept hij: “Vincent! Hier ben ik ook nog geweest! Vulkaan! Heel hoog!” Vincent zegt dat de vulkaan het gelukkig niet deed en bekijkt de foto. Dan loopt Paul weer weg. 202 Aleid Aleid is een vrouw van 70 jaar. Ze draagt een vrij grote bril en heeft lang grijs haar dat ze in een dunne vlecht draagt. Aleid is tenger en aan de kleine kant. Ze loopt met een rollator. Vaak heeft ze een blauw fleece-vest aan. De begeleiding vertelt dat Aleid zich teveel bemoeit met andere cliënten. Aleid heeft een aantal dagen in de week externe dagbesteding. Wel netjes Aleid zit in de huiskamer. Mevrouw Samuel is klaar met ontbijten en zit nog aan tafel met haar ontbijtspullen voor zich. Aleid knikt richting het bord van mevrouw Samuel en vraagt of ze haar bord even weg zal doen. Begeleidster Ilse antwoordt dat mevrouw Samuel dat zelf kan doen. Aleid zegt dat ze het vorige keer gedaan heeft. Ilse legt uit: “Maar ze kan het zelf en ik zou het heel fijn vinden als ze dat zelf zou willen blijven doen.” Aleid: “Ja”. Ilse: “Ze kan het zelf op het aanrecht zetten. In de vaatwasser kan ze niet. Dus als jij dat dan straks wil doen…” Ilse vraagt aan mevrouw Samuel of ze het op het aanrecht wil zetten. Aleid: “Ze doet het wel netjes.” Ilse: “Ja, hè? Daarom wil ik dat ze dat blijft doen.” Borstelen In de ochtend zet begeleidster Ilse de muziek aan voor Aleid en zegt dat ze in het schriftje van mevrouw Samuel gaat schrijven en daarna het haar van Aleid gaat borstelen. Ilse gaat aan tafel zitten naast mevrouw Samuel met haar schriftje: “Wat gaan we schrijven? Het Apie-verhaal?” “Ja, Apie.” Ilse: “Okay.” Terwijl Ilse in het schriftje schrijft zegt Aleid dat ze haar zus heeft gesproken aan de telefoon. Ilse vraagt hoe het met haar was. Ze praten even over haar zus. Aleid zegt dat ze gisteren samen met Els de enige was bij de dagbesteding. Ilse: “Oh, dan konden jullie lekker naar buiten zeker of zijn jullie niet naar buiten geweest?” Aleid antwoordt dat Els zo nodig mee naar buiten moest om kaas te halen. Ilse antwoordt dat ze dat ook aardig kan zeggen: Els mocht deze keer mee. “Jullie mogen om de beurt mee toch?” Aleid: “Ja.” Ilse gaat achter Aleid staan en zegt: ”Zo.” Ze borstelt het haar van Aleid. Aleid kijkt voor zich met een tevreden glimlach om haar mond. Ze praten over wat er vanmorgen buiten te zien was, of de kinderen al opgehaald zijn aan de overkant en of de hond ook mee was. Als Ilse het haar van Aleid heeft gevlecht, zegt ze dat ze haar borstel mag wegleggen. Ilse: “Alleen de haren moeten er nog wel heel even uit, Aleid.” Aleid: “Ja dat weet ik. Dat doe ik altijd daar in de bak eruit.” Snijden Tijdens de lunch wil Aleid graag het eten snijden van de andere bewoners. “Zal ik het snijden?”, vraagt ze. Het is aan haar te zien dat ze het heel graag wilt. Begeleidster Cayenne vraagt aan Trees of ze dat goed vindt. Ze schudt haar hoofd. “Nee, ze wil het niet”, zegt Cayenne. 203 Cayenne vraagt het ook aan Joop. Joop knikt. Cayenne schuift het bord van Joop naar Aleid, zodat ze zijn eten kan snijden. Dan schuift Rinze zelf zijn bord naar Aleid toe. Zodat ze zijn eten ook kan snijden. Aleid kijkt tevreden. Pannenkoeken Er worden pannenkoeken gegeten. De sfeer aan tafel is rustig en prettig. Begeleidster Priscilla vraagt aan Aleid of ze nog een pannenkoek wil. Aleid antwoordt dat het zo goed is. Ze wil niet meer. Priscilla vraagt of ze het zeker weet. Aleid: “Ja, het was goed zo.” Priscilla vraagt aan Jantien of ze nog wil. Jantien: “Ik heb er al drie op…” Priscilla: “Je mag er nog één, hoor.” Jantien: “Ja? Zal ik er nog eentje nemen? Ik neem er nog één!” Aleid vraagt meteen: “Mag ik er ook nog eentje Priscilla?” Priscilla: “Tuurlijk mag dat…!” Anneke Anneke is een vrouw van 66 jaar. Ze heeft kort grijs haar en oogt vriendelijk. Ze draagt een bril en heeft een gehoorapparaat. Anneke kan zelfstandig naar buiten. Ze heeft een platonische relatie met Paul. Ze helpen elkaar en doen dingen samen. Samen bezoeken ze ook gezamenlijke vrienden. Anneke eet niet in de gezamenlijke huiskamer, maar eet samen met Paul op haar of zijn eigen kamer. Ze heeft altijd gewerkt en is nu met pensioen. Ze wil nu geen verplichtingen meer, ze wil doen waar ze zelf zin in heeft, zoals televisie kijken en bij vrienden op bezoek gaan. Dit staat ook in haar persoonlijke plan. Wel zal begeleiding haar stimuleren tot kleine activiteiten om passiviteit en eenzaamheid te voorkomen. Anneke is een cliënt waar de begeleiding van vindt dat het goed met haar gaat. Ze is heel zelfstandig en gaat haar gang. “Maar misschien komt er nog wat verrassends uit de observaties.” Omdat Anneke veel op haar eigen kamer is, heeft de onderzoeker haar niet zo vaak gezien. Spaghetti Anneke kijkt naar het eten. Begeleidster Beryl maakt spaghetti. Anneke houdt niet van spaghetti en zegt dat ze wel een sneetje brood zal eten en loopt naar de gang. Beryl roept haar achterna: “Anneke, ik hoor niet wat je zegt?” Anneke zegt nogmaals dat ze wel een sneetje brood eet, dat ze toch niet zo’n trek heeft. Beryl: “Oh, maar ik heb aardappelpuree voor je, met gehakt.” Anneke: “Nee, hoeft niet. Hoef je voor mij niet te doen.” Beryl: “Oh, maar kijk ik had dit al klaar liggen voor je…” Ze laat een pakje aardappelpuree zien. Anneke kijkt er naar: “Oh ja, doe dat maar! Dat is wel goed!” “Okay”, zegt Beryl. Later komt Beryl er nog een keer op terug. Ze vraagt aan Anneke of ze misschien aardappels wil. Anneke: “Hè?” Beryl laat een zak aardappels zien: “Omdat je zei dat je geen puree wilde…?” Anneke: “Oh uh, nee, geef maar puree, dat is goed.” 204 Op vriendelijke toon zegt Beryl: “Okay.” Plantjes Anneke roept naar mede-cliënt Jantien of ze mee wil om de vuilniszak weg te gooien. Begeleidster Beryl kan Jantien horen vanuit de gang, ze zegt: “Ze komt zo, zegt ze”. De onderzoeker vraagt aan Anneke of de afwas doen haar taak is. Anneke antwoordt dat ze het doet omdat Aleid het niet begrijpt. Anneke en Aleid hebben samen een soort strijd in wie mag helpen. Beryl vertelt dan dat Anneke ook de plantjes altijd water geeft. “Dat vindt ze leuk hoor, met die gietertjes…” Beryl pakt twee gieters en loopt er een stukje mee terwijl ze blij kijkt. Ze kijkt plagerig naar Anneke en lacht. Anneke zegt: “Wacht maar! Ik ga het jou laten doen! Dan ga ik lachen!” Beryl: “Ga jij lachen?” Anneke: “Ja.” Beryl richt zich naar de onderzoeker en zegt: “Nee, ze helpt graag mee. Ze is een lieve vrouw.” Beryl richt zich naar Anneke: “Je bent een lieve vrouw.” Anneke trekt even wat met haar gezicht en kijkt de andere kant op. Haar arm gaat even omhoog van de armleuning waar ze tegen aanhangt en valt dan terug. Anneke en Jantien gaan samen de vuilniszakken naar beneden brengen. Anneke krijgt de sleutel van Beryl om naar de andere groep te lopen om daar de vuilniszak ook op te halen. Anneke haalt ook de vuilniszak bij de groep beneden op. Het weerbericht is op tv. “Zaterdag en zondag regen”, zegt Anneke. “Niet toch?” “Ssst!” zegt Anneke, met haar vinger tegen haar lippen, “Kan ze de plantjes water geven!” Beryl lacht breed en steekt haar vinger in de lucht en gaat er kort mee heen en weer. “Pas op!” Anneke lacht hoorbaar. Beryl: “Je bent stréngg!” Anneke: “Ik moet je toch aan het werk zetten?!” Beryl vraagt van wie. Anneke: “Van Vincent!” Helpen Anneke komt de huiskamer binnen. Ze gaat bij de tafel staan. Haar handen op de rugleuning van de eettafelstoel. Ze blijft staan. De anderen eten. Naline is klaar met eten. Anneke vraagt aan Priscilla of ze het weg mag halen en wijst naar het bord van Naline. Priscilla: “Ja, hoor.” Anneke: “Anders mag dat nooit.” Priscilla zegt rustig: “Als ik toestemming geef, dan mag het.” Anneke doet een schone vuilniszak in de vuilnisemmer. Ze kijkt af en toe naar het gesprek tussen Clarence en mevrouw Samuel. Tegen Naline zegt ze: “Ga er maar bij zitten, Naline!” Naline reageert niet. 205 Insuline-pen In de ochtend komt Anneke binnen in haar pyjama: “Goedemorgen.” Begeleidster Dorien: “Goedemorgen, An, lekker geslapen?” Anneke vraagt of Dorien wil kijken of haar insuline-pen goed staat. Dorien is bezig en zegt dat ze zo komt. Anneke gaat naast Joop zitten, naar hem toe gekeerd. Ze steekt op een vriendelijke manier haar tong uit naar hem, met een lach op haar gezicht. Joop kijkt de andere kant op. Dan komt Dorien naar haar insuline-pen kijken. Het is goed. Anneke gaat weer naar haar kamer. Jantien Jantien is een vrouw van 58 jaar. Ze heeft blauwe ogen en half lang blond haar met een pony. Ze heeft vaak een trui aan en een wijde spijkerbroek. Beryl vertelt dat Jantien niet te vertrouwen is alleen buiten de deur. Wanneer Beryl met haar boodschappen gaat doen, praat Jantien tegen alle mannen en zegt tegen ze dat ze er leuk uitzien. “Die mannen denken zeker dat ze op zoek is naar een vriend. En dat is niet veilig voor een vrouw die er zo goed uitziet. De hele tijd. Ik moet tegen haar zeggen: en nu hou je op hoor!” zegt ze lachend. Jantien woonde altijd bij haar moeder. Nadat haar moeder overleden is, heeft ze veel schulden gekregen en is ze uit huis gezet. Toen ze op Windroos kwam had ze niets meer. Snoep Jantien zit alleen in de woonkamer. Ze kijkt televisie, telekids. Ze vertelt dat ze geslapen heeft vanmiddag. Ze was misselijk. Ze heeft drie keer overgegeven gisteren. Ze zegt tegen begeleidster Beryl dat begeleider Vincent vanmiddag geen boodschappen gedaan heeft, terwijl ze daar recht op heeft. Beryl vraagt rustig en vriendelijk: “Waar heb je recht op Jantien?” Jantien: “Op snoep toch, op woensdag?!” Beryl: “Vincent zei dat je nog snoep op je kamer had.” Jantien: “Mijn busje is leeg!” Beryl: “Vincent zegt dat er snoep op je tafel lag.” Jantien: “Ja, víer snoepjes!” Beryl: “En je hebt mentos.” Jantien: “Ja, één rol!” Beryl: “Maar je moet ook niet snoepen als je misselijk bent.” Jantien: ”Ik ben inderdaad wel aldoor misselijk…” Beryl: “Dan moet je niets snoepen…” Jantien: “Nee! Dat heb ik ook niet gedaan! Dat heb ik ook niet gedaan!” Beryl: “Oh.” Jantien: “Ik mag ook vanavond een sigaret roken. Ik heb maar drie sigaretten gekregen van Vincent!” Beryl: “Dan ga ik je na het eten nog een sigaret geven.” 206 Vincent vertelde me eerder dat Jantien financieel krap zit, dat ze een fervent rookster is en dat ze daarom afgepast sigaretten krijgt om zo elke dag toch wat te roken te hebben. De sigaretten maakt ze onder begeleiding zelf van shag en sigaretten hulzen. Roken Na het avondeten gaat Jantien op haar kamer roken. Dan komt ze weer terug in de huiskamer en gaat televisie kijken met een kopje koffie. Begeleider Vincent gaat bij haar zitten met een kopje thee. “Je vindt me niet te dik, hè?”, vraagt Jantien. “Nee, hoezo?”, vraagt Vincent. Jantien zegt dat Ilse zegt dat ze te dik is. “O ja, nou, ja, hoe zal ik dat zeggen. Je mag wel wat minder snoepen”, zegt Vincent. Ze praten over snoepen en dat ze volgende keer wel weer snoep wil kopen op woensdag. “Mag ik weer een sigaretje gaan roken, Vincent?”, vraagt Jantien. “Alweer? Ja”, zegt Vincent. Een tijdje later, komt Jantien bij Vincent sigaretten vragen. Hij vraagt of ze op zijn. En of ze écht op zijn. Jantien laat haar lege sigarettendoosje zien. Ze lopen naar kantoor om nieuwe sigaretten voor haar te pakken. Douche Kom dan! Trees komt uit haar kamer met afgezakte tena-pants: “Ah, doet zeer!” Begeleidster Beryl vraagt wat pijn doet en zegt er meteen achteraan dat ze er zo aan komt. Ze gaat Els helpen met het ontbijt. Als Els ontbijt heeft loopt Beryl naar Trees in haar slaapkamer. Trees: “Doet zeer!” Beryl vraagt waar. Trees wijst op haar hoofd. Beryl vraagt of ze hoofdpijn heeft en houdt haar voorhoofd even in haar hand. “Gaat wel over schat.” Trees: “Ik heb shampoo gekocht.” Beryl zoekt kleding voor Trees bij elkaar in haar kamer, terwijl Trees op haar bed zit. Beryl pakt doucheschuim en loopt naar de badkamer. Trees volgt haar. Beryl loopt weer uit de badkamer en zegt tegen de onderzoeker dat ze even naar de andere groep moet, omdat degene die daar staat de medicatie niet mag geven. Hij is nog in opleiding. Trees loopt even later ook uit de badkamer. Trees zit in de leunstoel naast Els. Beryl heeft de medicatie gedaan en komt weer terug: “Zo. Trees, kom dan!” Beryl loopt richting de badkamer. Trees volgt haar. Beryl gaat naar de slaapkamer van Trees om iets te pakken. Trees volgt Beryl naar haar slaapkamer. Beryl tegen Trees: “Ga naar de badkamer!” Trees heeft een flinke buik, die naar beneden hangt. Haar buik moet opgetild worden om haar goed te kunnen wassen. Onder het wassen van haar buik zegt ze: “Au doet zeer!” Beryl zegt: “Ik doe het voorzichtig toch.” 207 Bij het schoonspoelen onder de buik van Trees zegt Trees weer : “Au!”. Dat zegt ze ook bij het afdrogen van haar buik. Beryl legt aan de onderzoeker uit dat de buik van Trees dik is en dat er smetplekken ontstaan als het niet goed droog gemaakt wordt. Beryl geeft Trees een handdoek. Beryl droogt haar ondertussen af. Trees vertelt iets. Beryl wacht even met het afdrogen van haar haren. In de badkamer zegt Trees regelmatig: “Ik ga niet meer roken.” Beryl antwoordt dan: “Nee, Trees.” of “Dat weten we allemaal.” of “Je rookt toch niet meer.” Als Trees aangekleed is zegt Beryl: “Kom naar de slaapkamer.” Beryl pakt de deodorant in de slaapkamer van Trees: “Kom Trees. Tréés!” “Waar is je borstel?”, vraagt Beryl terwijl ze deodorant onder haar oksels doet. Beryl ziet de borstel op de kast liggen en kamt de haren van Trees. “Au!” zegt Trees. Trees wil de kamer uitlopen. “Je mag kralen uitzoeken”, zegt Beryl. “O ja!”, zegt Trees en loopt naar haar kettingen en armbanden. Ze zegt iets vragends tegen Beryl en die antwoordt dat ze zelf mag uitzoeken, want het zijn haar kralen. Trees loopt naar de deur. “Kom Trees dan krijg je nog lipstick”, zegt Beryl, en Trees keert terug voor de lipstick. Dan loopt ze naar de tafel voor ontbijt. Zit op! Clarence loopt over de gang met een afgezakte tena-pants. Begeleidster Beryl zegt tegen hem: “Ga maar naar je kamer, ik kom je straks helpen.” Even later gaat Clarence naar zijn kamer. Hij gaat in zijn stoel zitten. Er staat harde muziek op in zijn kamer. Hij zingt, neuriet mee. Als Beryl een half uur later naar hem toekomt, moet ze hem wakker maken in zijn stoel. Beryl loopt de kamer van Clarence binnen: “Clarence, zit je te slapen in je stoel?!” Clarence: “Ik moet eerst loskomen.” Hij lacht. Beryl: “Nou lach je…” Beryl zoekt kleding uit, laat een broek zien en vraagt of hij die aan wilt. In de douche scheurt Beryl zijn luierbroekje los. Hij gaat zitten op de douchestoel. Beryl vraagt hem zijn T-shirt uit te doen. Clarence blijft zitten. Beryl: “Je kan het zelf toch?” Een paar seconden later trekt Beryl zijn T-shirt uit: “Voor je het doet is het vijf uur!” Beryl zet de kraan aan met de douchekop richting muur en wacht tot het water warm is. Ze sproeit op de hand van Clarence. Hij zegt: “Warmer.” Beryl: “Nog warmer?! Maar het water is warm genoeg!” Beryl: “Ik ga je hoofd nat maken.” Ze wast zijn hoofd met shampoo. Daarna wast ze zijn lichaam met een washandje en doucheschuim terwijl hij zit. Ze vraagt hem op te staan: “Houd je goed vast!” Ze wast hem verder. Ondertussen praten ze over het stadsdeelkantoor, waar Clarence gisteren voor niks naartoe is geweest, omdat het gesloten was. Clarence heeft een ‘verse’ kras op zijn linker bil vanaf zijn bekken. Beryl geeft hier geen zichtbare aandacht aan. Als Clarence afgedroogd is door Beryl, lopen ze naar zijn kamer, waar ze hem scheert. Clarence zit op zijn bed. Als hij achterover leunt, zegt Beryl gebiedend tegen hem: “Zit op! Zit op!” Ze praten over het horloge dat iemand voor hem heeft gekocht. Er klinkt een lied over kerstfeest. Beryl zegt met een lach: “Het is nog geen kerst..!” Clarence lacht. Hij zegt dat zijn moeder met kerst jarig is. Beryl: “Kerstkindje. Trouwens ze leeft niet meer.” 208 Clarence staat bij de wastafel, hij krijgt een handdoek om. Beryl staat schuin naast hem en poetst zijn tanden vrij stevig. Als hij uitspuugt is de tandpasta rood. Dan poetst ze zijn tong. Clarence kokhalst een paar keer. Beryl haalt de handdoek van zijn nek en ze waarschuwt: “Rustig lopen!” Zijn voeten staan gedraaid als hij gaat lopen, hij struikelt over zijn eigen voet. Hij valt, langzaam zakt hij op de grond. Beryl: “Ik zei toch rustig lopen! Altijd haast.” Clarence kijkt omhoog naar haar en steekt zijn arm uit. Beryl zegt dat hij zichzelf op moet trekken aan de bedrand, omdat het te zwaar is: “Als ik jou de hele tijd op moet tillen…” Gewone broek Begeleidster Dorien douchet Clarence. De deur van de douche staat op een kier. Dorien: “Zo, doe maar even je broek [tena-pants] uit.” Dorien: “Hier, voel eventjes, warm genoeg?” Clarence: “Ja hoor.” Dorien: “Nou, dan gaan we eerst eventjes je haar doen.” Dorien: “Washandje voor je ogen, dan spoel ik het even uit… komt ie… Joe.” Dan opgewekt: “Nou, dan gaan we er een zeepmannetje van maken.” En: “Nou, het is goed genezen, hè? Die haal?” Clarence: “Ja.” Dorien: “Dan mag je even gaan staan. Dan mag je je even van onder wassen.” Clarence zegt niets. Dorien: “Okay.” en daarna: “Even afspoelen en dan mag je gaan zitten.” Dorien veegt het water weg: “Voetjes omhoog… zo…” Dorien: “Je mag even gaan staan. Ga ik je verder afdrogen... Ga ik je van onder afdrogen... Nou…” Clarence stapt naar achter. Op rustige toon zegt Dorien: “Even wachten hoor, even de stoel goed.” Als Clarence zit, zegt ze: “Dan weer je gewone broek. Gaat goed hè?” Clarence: “Ja.” Dorien: “Kunnen we zo meteen op je bed je voeten doen. Mag je staan. Ene, tweeën... huppakeeën.” Ze lopen naar zijn slaapkamer. Later vertelt Dorien dat Clarence van haar geen tena-pants aan hoeft overdag. Ze vindt dat hij zelf naar de wc kan en dat dat ook een goede beweging is voor hem. “En”, zegt ze, “als hij een ongelukje heeft, dan moet ik hem toch zelf helpen. Toch?” Ook zegt ze: “Ik krijg soms het verwijt dat ik in de ochtend te lang bezig ben met de mensen. Maar ik vind het belangrijk om wat extra aandacht te geven terwijl ik ze was en aankleed. Dan hebben ze die aandacht tenminste gehad, als het er de rest van de dag bij inschiet.” Was-ie lekker? Mevrouw Samuel kan niet lopen, ze moet met een tillift in en uit haar stoel gezet worden. Ze ligt in bed en is wakker. Begeleidster Ilse wenst haar goedemorgen. “Nou, even de lift halen”, zegt Ilse en ze komt terug met de lift: “Daar is-tie…” Mevrouw Samuel heeft een lang kussen in bed naast zich liggen. Terwijl Ilse het weghaalt zegt ze vriendelijk: “Kussen…, het grote kussen.” 209 Mevrouw Samuel: “Ja.” Ilse vertelt de volgende stap: “Gaan we zitten…” Ze helpt mevrouw Samuel omhoog in haar bed, met haar benen over de rand. Ze kijkt naar mevrouw Samuel en vraagt of ze goed zit. Dat bevestigt mevrouw Samuel. “Voeten goed?”, vraagt Ilse. Mevrouw Samuel zegt wat in het Surinaams. Ilse: “Volgens mij versta ik geen Surinaams…” Dan zegt ze vriendelijk: “Nachthemd uit…” Mevrouw Samuel: “Ja.” Ilse: “Doe maar uit, dan doe ik de knoopjes los.” Ilse doet de knoopjes los en mevrouw Samuel trekt het nachthemd over haar hoofd uit. Ilse pakt de lift. Ze rijdt hem voor mevrouw Samuel en vertelt stap voor stap wat ze doet. Terwijl ze mevrouw Samuel vastmaakt zegt ze tegen haar dat ze voor zich mag kijken. Mevrouw Samuel kijkt naar beneden. Ilse vriendelijk maar beslist: “U mag naar mij kijken, ik wil uw gezicht zien, dan kan ik zien of het goed gaat.” Als mevrouw Samuel naar beneden kijkt, herhaalt ze deze zin. Als ze in de douchestoel is gezet, zegt Ilse: “Dan gaan we naar de badkamer.” Ze rijdt mevrouw Samuel de badkamer in en vraagt of ze zo wil staan. Mevrouw Samuel: “Ja.” Ilse zet de douche aan, houdt de douchekop vast, met de straal van mevrouw Samuel af, laat hem even lopen en voelt met haar hand aan de straal. Dan laat ze het water over de voeten van mevrouw Samuel lopen: “Is het warm genoeg?” Mevrouw Samuel wacht even en zegt dan: “Nee.” Ilse vraagt of ie warmer moet. “Ja”, antwoordt mevrouw Samuel. Ilse vraagt of het goed is zo. “Ja!” Mevrouw Samuel heeft de fles doucheschuim vast. Ilse zegt: “We gaan ruilen!” Ze geeft mevrouw Samuel de douchekop en neemt de doucheschuim van haar over. Ze doet schuim op een washand en geeft hem aan mevrouw Samuel. Mevrouw Samuel wast haar armen en buik. “Je gezicht”, zegt Ilse. “Ja”, zegt mevrouw Samuel en gaat verder met haar armen inzepen. “Nee, je gezicht”, herhaalt Ilse. Mevrouw Samuel zeept haar gezicht in. Ilse wast de rug van mevrouw Samuel. Dan geeft ze de douchekop aan mevrouw Samuel zodat ze zichzelf af kan spoelen. Ze slaat haar gezicht over. Ilse zegt dat ze haar gezicht niet moet vergeten. “Ja”, zegt mevrouw Samuel en gaat verder met haar lichaam. Ilse gaat op ooghoogte van mevrouw Samuel staan. Ze zegt: “Kijk eens” en zoekt oogcontact. Ilse tikt op haar eigen wang: “Maak eens schoon. Er zit zeep op.” Mevrouw Samuel houdt haar gezicht omhoog, ogen half gesloten en wacht. Ilse neemt de douchekop over, zegt vriendelijk: “Ogen dicht!” en sproeit voorzichtig water over haar gezicht. Ilse spoelt haar lichaam helemaal af. De kraan gaat uit. Mevrouw Samuel krijgt een handdoek. Ilse heeft ook een handdoek en droogt haar af. “Dan gaan we naar de kamer om je aan te kleden.” Onder het naar binnenrijden zegt Ilse: “Was-ie lekker of was-ie lekker?” Mevrouw Samuel op een genietende toon: “Jah!” Dagbesteding De interne dagbestedingsruimte is een klein lokaal. Eén wand heeft ramen met uitzicht op de tuin. Langs één muur staan kasten met materialen. In de ruimte staan twee tafels met brede eettafelstoelen met armleuningen. Tegen een muur staat een bureau. 210 Aan het plafond hangt een mobiel met kralenkettingen. Er hangen lijstjes met afbeeldingen en een spiegel aan een wand. Daar hangt ook een whiteboard. Links onder in de hoek van het whiteboard staan tijden in twee rijtjes met picto’s onder de tijden van het eerste rijtje. Sommige picto’s hangen scheef en sommige zijn omgedraaid. Er staan ook tijden onder de rijtjes. De onderzoeker heeft niet gezien dat de picto’s gebruikt worden. Het whiteboard is niet helemaal schoon geveegd. Verspreid op het bord hangen ronde magneten in verschillende kleuren en een tekening. Tegen de muur waar het whiteboard hangt, staat een laag kastje met daarop kopjes en een waterkoker. De interne dagbesteding is teruggebracht van vijf dagen in de week naar twee dagen in de week. Begeleidster Cayenne werkt op de dagbesteding. Pasta Joop sorteert pasta. Hij heeft een hoge witte bak met drie kleuren pasta in de vorm van een wokkel (fusilli) en pasta in de vorm van een schelp, door elkaar. Hij doet de fusilli in een kleinere witte bak en de schelpvormige pasta’s in een andere kleinere witte bak. Als de grote bak leeg is, gooit hij de kleinere bakjes er weer in en begint hij opnieuw. Hij ziet er ontspannen uit. Bouwpakket Begeleidster Cayenne legt een vel met een bouwpakket bij Clarence neer en zegt dat ze dit zo in elkaar gaan zetten. Het moet een skatebaan worden. Cayenne gaat naast Clarence zitten en leest voor hoe het bouwpakket in elkaar moet. Clarence reageert niet. Cayenne: “Dus zo moet het.” Clarence kijkt alleen. Cayenne praat met de andere cliënten en zet ondertussen het bouwpakket in elkaar. Als ze klaar is met in elkaar vouwen zegt ze: “Kijk dit is het, zo moet ie worden…” Kleurplaat Trees heeft een kleurplaat gekregen om te kleuren voor Gerda, een vrouw die haar soms bezoekt. Ze heeft de kleurplaat omgedraaid en tekent op de achterkant met de kleurpotloden. Begeleidster Cayenne was even de kamer uit gegaan en komt weer binnen lopen: “Trees…! Je moet aan de andere kant kleuren!” Ze draait de kleurplaat met de afbeelding naar boven. Trees: “Voor Gerda!” Cayenne: “Ja, voor Gerda.” Trees kijkt naar de kleurplaat. Cayenne loopt bij haar vandaan. Trees draait de kleurplaat weer om en gaat verder met tekenen op de lege zijde van het papier. Zingen Begeleidster Cayenne zegt dat ze zo gaan zingen. Clarence mag de dj zijn, hij mag de radio knop bedienen. Cayenne zegt hem dat ze hem zo naar de radio zal brengen, want de radio kan niet bij hem komen, omdat de draad te kort is. “Het is wel een lastige radio, maar ik zal het je uitleggen. Het is maar één knop.” 211 Cayenne: “Dan gaan we kijken of jij de liedjes kent, Rinze. Ik weet dat je heel veel liedjes kent!” Rinze: “Ja.” Even later zegt Cayenne dat het bijna half twaalf is, dus dat ze gaan beginnen met zingen. Rinze: “Gaan we zingen?” Cayenne: “Ja, en dan gaan we langzaam afsluiten.” Cayenne: “Clarence, ik ga je leren hoe je die radio moet doen.” Cayenne pakt de instrumenten. Ze deelt ze uit. Ze laat een gele tamboerijn zien aan Joop. Joop kijkt op en knikt. Hij pakt hem aan, legt hem op tafel en gaat door met sorteren. Cayenne: “Clarence, opstaan!” Clarence: “Ik kan niet opstaan.” Cayenne, een beetje ongeduldig: “Hoezo niet?” Clarence antwoordt niet en Cayenne gaat door met instrumenten uitdelen: “Trees is dit wat voor jou?”, Trees schudt haar hoofd. “Nee?”, zegt Cayenne en legt het weer weg. Ze legt een sambabal naast Trees neer. Clarence is opgestaan. Hij zit nu naast de radio, hij mag de muziek aan zetten. “Druk op die knop”, zegt Cayenne. Clarence kijkt naar de radio en blijft zitten. Cayenne drukt de knop in. Cayenne zingt mee met de muziek. Rinze kijkt stralend. Hij heeft een brede lach op zijn gezicht. Zijn ogen stralen. Hij schudt met zijn instrument op de maat van de muziek. Mevrouw Samuel schudt af en toe met haar instrument, een kalebas/pompoen met schelpjes eromheen, ze kijkt neutraal, haar blik omlaag. Ze tikt de maat mee met haar voet of met haar hand. Cayenne vangt de blik van Joop en schudt met het instrument van Joop. Joop schudt één keer zijn hoofd. “Nee?”, zegt Cayenne en gaat verder met het lied. Het hoofd van Clarence valt op zijn borst. “Een slapende dj?”, zegt Cayenne. Clarence kijkt op. Cayenne schuift onder het zingen de thee van Trees naar haar toe en zegt: “Drink je thee Trees.” Dan schudt ze met haar tamboerijn bij het oor van Trees. Trees draait haar oor weg. Cayenne: “Clarence je mag een andere… nee, deze mag je drukken…” Cayenne drukt het knopje in. Ze luistert naar de muziek welk nummer speelt en drukt het knopje nog een keer in. Afbouwen Cayenne: “We gaan langzaam afbouwen dus dit is het laatste lied.” Als het lied afgelopen is zegt Cayenne: “We gaan afbouwen. We gaan weer naar boven. Diep adem halen…” Ze ademt haar borst omhoog, “en dan weer naar beneden.” Ze spreidt haar armen en ademt uit. Ze richt zich naar Joop, kijkt hem aan en doet de in- en uitademing nog een keer voor hem. Joop kijkt weg. Cayenne: “Rinze, even je buurman aanstoten.” Rinze stoot Joop aan. Cayenne maakt een gebaar dat het afgelopen is. Joop herhaalt dit gebaar met een vragende blik en kijkt om zich heen. Als hij ziet dat Rinze opstaat, staat hij ook op. Terwijl de anderen de lift in gaan om naar boven te gaan, neemt Clarence de trap. Cayenne kijkt verrast naar hem. “Dat doet hij anders nooit”, zegt ze, “alleen samen met de fysiotherapeute…” Tegen Clarence zegt ze er niks over. 212 Stempelen Bij binnenkomst, een week later, in het lokaal van de interne dagbesteding, gaat Joop de pasta sorteren die op zijn tafel staat en krijgt Mevrouw Samuel van begeleidster Cayenne kralen en de ketting waar ze al eerder aan begonnen was. Dan gaat Cayenne thee zetten. Na ongeveer tien minuutjes vraagt Rinze: “Moet ik wachten?” “Nee”, zegt Cayenne, “wat wil je doen?” Rinze zegt dat hij wil stempelen. Cayenne: “Stempelen?!” Rinze: “Ja, mag dat wel??” Cayenne: “Ja, dat mag.” Ze pakt een vel. Ze vraagt of hij wil stempelen met een kurk of met een spons. Rinze: “Maakt niet uit!” Cayenne: “Zullen we het combineren?” Rinze: “Ja!” Cayenne pakt de verf: “Kijk, dan doe ik bruin deze keer.” Ze zet de kurk in de bruine verf op het schoteltje: “En wat wordt het, blauw of rood?” Rinze kiest rood. Rinze stempelt een rij rood met het sponsje en eronder een rij bruin met de kurk. Cayenne komt binnen met Clarence. Rinze kijkt snel om zich heen, zijn handen in zijn schoot. Cayenne tegen Rinze: “Je mag verder gaan, een rij om en om.” “Ja?”, zegt Rinze en gaat verder met stempelen. Na een tijdje zegt Rinze dat hij van stempelen houdt en dan iets over buschauffeurs die ook stempelen. Cayenne zegt terwijl ze bezig is met wat anders: “De buschauffeurs stempelen niet meer, Rinze!” Rinze: “Nee?” Cayenne: “Nee, je zult een ander beroep moeten zoeken!” Rinze: “Ja?” Cayenne: “Ja, er is nu de chipkaart.” Rinze: “Gaan ze chippen nu?” Cayenne: “Ja, nu gaan ze chippen.” Rinze: “En vroeger stempelen.” Cayenne: “Ja, jij kan ook lekker blijven stempelen.” Er komt iemand binnen waar gezamenlijk een praatje mee gemaakt wordt. Daarna kijkt Rinze om zich heen. Zijn vel is vol gestempeld, om en om een rode rij met spons en een bruine rij met kurk. Tien minuutjes later herhaalt Rinze iets wat Cayenne zegt. Cayenne kijkt om naar Rinze: “Vind je mens-erger-je-niet leuk?” Rinze: “Ja.” Cayenne vraagt of hij mee wil doen. Rinze antwoordt: “Ja?” Cayenne schuift Trees met stoel en al een plekje op, van het speelbord af. Dan tegen Rinze: “Kom Rinze, dan mag je hier zitten…” Rinze: “Nee, ik vind er niks aan.” Cayenne: “Nee?” Rinze: “Nee.” Cayenne: “Maar je zit te slapen.” Rinze: “Nee, nee hoor!” Cayenne: “Wat wil je doen? Stempelen?” Rinze: “Ja!” Cayenne geeft hem een nieuw vel papier en doet verf op het schoteltje voor hem. Tien minuten later is Cayenne aan de telefoon. 213 Terwijl Cayenne aan de telefoon is pakt Rinze de fles bruine verf. Hij doet zonder knoeien een beetje op zijn schoteltje. Hij doet er nog wat bij en doet dan de dop op de fles met verf. Dan gaat hij verder met stempelen. Verfen Als Naline een half uur in het lokaal zit, krijgt ze van Cayenne een werkje van ijsstokjes waar ze al eerder aan gewerkt had. Er ligt een krant onder. Ze heeft nog geen verf. Naline kijkt rond. Cayenne geeft Naline verf. Ze krijgt twee kleuren. Cayenne wijst aan welke kleur ze waar moet schilderen op het werkje. Als ze af gaan ronden gaat Cayenne bij Naline staan en vraagt: “Klaar?” en kijkt naar haar werkje. “Ow, je hebt het gecombineerd...”, zegt ze. Dan legt ze het werkje ergens anders om te drogen. Iedereen gaat het lokaal uit. Met de lift gaat iedereen weer naar boven voor de lunch. Er kunnen geen twee rolstoelen in de lift, dus Naline moet wachten tot de anderen boven zijn. 214 3. Het Kwaliteitspanel van Cordaan in gesprek met een afvaardiging van de geobserveerde teams 215 Het Kwaliteitspanel van Cordaan in gesprek met een afvaardiging van de geobserveerde teams Samenstelling Panel Het kwaliteitspanel bestond uit tien leden22 uit de Cordaangeledingen, te weten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Netty Arendse, teammanager Marisja de Best, consulent dagbesteding Mariska Boekestein, beleidsadviseur kwaliteit Connie Bremer, verwant Mireille Buree, cliënt Han van Esch, directeur VGZ Marleen van den Hengel, accountmanager Agis Cobi Nomes, gedragsdeskundige Marloes de Ruiter, programmamanager VGZ Tamara Streng, Opleider Cordaanacademie Vanuit Beelden van Kwaliteit: 1. Hans Reinders, voorzitter van het panel 2. Lydia Helwig Nazarowa, projectleider Beelden van Kwaliteit Het panel voerde, vanwege acht te bespreken locaties, op twee verschillende dagen gesprekken met de afvaardiging van de teams. Doelstelling van de bijeenkomsten Het kwaliteitspanel geeft door middel van vragen over de observaties een oordeel over de geleverde kwaliteit van zorg. De vragen en de daarop volgende gedachtewisseling kunnen voor het team handvatten opleveren om de kwaliteit door te ontwikkelen. Werkwijze Voorafgaande aan de gesprekken met de afvaardiging van de geobserveerde teams, kreeg het panel eerst gedurende een dagdeel een inwerksessie. Daarin ‘oefenden’ de leden om het eigen referentiekader bij lezen van de verslagen bewust te hanteren. Zij werden geïnformeerd over de achtergronden van het project, de drie onderzoeksvragen en ze kregen de kans om via vragen een beoordeling te geven. Het panel heeft geen opdracht om tot overeenstemming te komen. De panelleden kregen de opdracht mee om vragen te formuleren naar aanleiding van concrete passages en paginanummers. Daarna kregen de panelleden de verslagen mee naar huis. Op de dag van de gesprekken met de teams wisselden de panelleden hun bevindingen uit en werd het geven van de pluimen en thema’s volgens onderwerp onder de panelleden verdeeld. 22 Niet alle Cordaanleden waren bij ieder gesprek aanwezig. 216 3.1 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van Woonlocatie Rozenstraat Onderzoeker: Mirjam Veldt Namens het team zijn aanwezig: de teammanager, een Persoonlijk Begeleider (PB’er) en een assistent begeleider. Na een verwelkomende introductie van de voorzitter en het voorstellen aan elkaar, stelt de voorzitter twee vragen. “Staan jullie goed op de foto?” “JA! Heel duidelijk!” “Wat heb je aan zo’n verslag?” “Ik zie terug hoe collega’s en cliënten reageren. Leuk om terug te lezen. Bejegening is goed om terug te lezen. De dingen zie je zelf niet meer zo duidelijk. Je wordt met je neus op de feiten te gedrukt. Het is een spiegel.” “In het begin was het vreemd zo’n onderzoekster. Maar we waren er na twee keer al helemaal mee vertrouwd.” De voorzitter nodigt de panelleden uit tot het geven van: Pluimen Pagina 45: Opscheppen (consulent dagbesteding) “Mooi om te zien hoe Lisanne en Milan samenwerken. Hij krijgt erkenning en daarmee ook een rol.” Pagina 38: Vaatwasser (programmamanager) “Ook dit is een goed voorbeeld van ontwikkeling stimuleren via samenwerken. Isabelle werkt met Jurgen goed samen en bevestigt hem.” Pagina 33: Vuilniszak (beleidsadviseur) “Anando wordt gestimuleerd de vuilnis buiten te zetten. Dat doet hij op zijn eigen moment en zelfstandig.” Pagina 34 en 35: Mama op bezoek (teammanager) “De manier waarop Anouk Anando uit zijn ongemak haalt en hem weet te betrekken bij de maaltijd is knap en mooi.” Thema’s 217 Pagina 33: Ontbijt (programmamanager) “Jullie hebben kennelijk bepaalde regels. Het ontbijt staat klaar en ieder mag niet meer dan twee broodjes. De cliënten moeten op hetzelfde moment naar boven om te rusten, ze krijgen allemaal halve toetjes en dezelfde hoeveelheid yoghurt.” Antwoord: “Ze hebben zelf geen grens, ze blijven dooreten en anderhalf uur later komt het eruit. Ze zijn allemaal aan de stevige kant, dus wij vinden dit een mooi begin als ontbijtje. Ook in het weekend houden ze zich eraan.” Panel: “Is dit terug te vinden in de persoonlijke doelen?” Antwoord: ”Nee, maar dat zou een aandachtspunt kunnen zijn.” Pagina 34: Zus op bezoek (consulent dagbesteding) “Anando krijgt ’s morgens twee broodjes en hij mag zelf eten en ’s avonds krijgt hij ook twee broodjes vanwege hoge verbranding. Zit hier wel een doel achter?” Antwoord: “Onze ervaring leert, dat hij dan rustig slaapt ’s nachts. Ja dus daar zien we wel een klantgerichtheid, kan dat niet?” Pagina 41-49 Rusten (opleider) “Na de thee en het avondeten gaan alle cliënten naar hun kamer. Sommige lopen dan onrustig heen en weer. Wat is de gedachte hierachter?” Antwoord: “We nemen dan de dag dan samen als collega’s door en als de cliënten hun thee en koffie op hebben, dan kunnen ze even een half uur voor zichzelf hebben. Dat is voor een aantal van hen echt een behoefte.” Panel: ”Een aantal geeft aan dat ze dit niet willen.” Reactie: ”Er gaat dan ook in zo’n situatie een begeleider mee naar boven. Een begeleider kan dan even met haar een lijntje houden.” Panellid: ”Stel je voor dat mijn vrouw zegt: ”Ga jij maar even rusten.” We constateren hier toch een groepsbenadering en vaak wordt gezegd: “De afspraak is… . ”Is die structuur er voor bijvoorbeeld Milan of voor de begeleiders? Van wie is dit huis eigenlijk: van de begeleiders of van de bewoners?” Teammanager: ”Ja dat valt mij ook op: wat is daar de achtergrond van? Dat bespreken we ook naar aanleiding van dit verslag.” BP’er: “Ja dat zijn ingesleten gewoontes, goed om daar weer eens naar te kijken.” Panel: ”Het lijkt alsof dat wat geldt voor enkelen aan allen wordt opgelegd.” Pagina 41, 42 en 43: Was (verwant) “Wij vinden jullie soms een beetje streng. Bijvoorbeeld de bestraffende toon bij de was: “Kijk eens wat ik allemaal hier vind…. en…je bent ongevraagd in de kamer van een cliënt bezig geweest.” Antwoord: ”Zij verstopt haar spullen omdat ze bang is dat de was kwijt raakt.” Panel: ”Hoe zouden jullie haar kunnen helpen?” Antwoord: “We proberen de stapjes kleiner te maken, zodat ze alles zelf in haar wasmand kan doen. Devika is een cliënt die vaak vrolijk is. Ze kan veel fantasieverhalen hebben, waar ze zelf ook in gelooft.” Panel: ”Zou Devika zelf de was kunnen doen?” Antwoord: “Ja op zichzelf wel, maar dan moeten we iets regelen met de begeleiding wie er wat doet. Dat kost wel tijd van ons in het begin.” 218 Pagina 52: vechten (consulent dagbesteding) “Drink je thee op, ga je handjes wassen en tafel dekken”, zeggen jullie tegen een cliënt van achter in de veertig. Vinden jullie dit vanzelfsprekend? En de beveltoon onder het kopje: ”hectiek”?” Antwoord: ”We zijn wat bang voor hectiek en hoe we hiermee om kunnen gaan. Een week voor deze observaties spraken we met de gedragsdeskundige erover dat we duidelijk moeten zijn naar haar.” Pagina 44: Douchen (consulente dagbesteding) “Esmee let goed op privacy, maar na het douchen gaat Milan in zijn onderbroek naar zijn kamer.” Antwoord: “Zijn kamer is precies tegenover de douche. We zijn al blij dat hij een onderbroek aan heeft.” “Voorspelbaarheid lijkt heel belangrijk te zijn bij deze cliënten. Hoe denken jullie dan om te kunnen gaan met eigen tijd? Bijvoorbeeld Sara. Weten cliënten zichzelf dan nog wel te vermaken en hebben ze de ruimte om zelf ontdekkingen te doen?” Antwoord: ”Sara wil meteen na het eten alles doen. We hebben met haar zussen afgesproken dat ze om 7 uur alles doet. Vandaag heeft ze het pictobord opgehouden en we werken met timetable.” “Ik krijg de indruk dat Anouk niet echt van Sara houdt, zo lijkt het. Een cliëntgerichte visie en bejegening is wel van belang.” Antwoord: ”Punt van zorg van ons is de gebrekkige formatie. In principe horen we met ons tweeën te zijn. De cliënt met de zwaarste behoefte bepaalt in feite wat er voor de anderen gebeurt. Als je cliëntgericht wilt werken kom je in de knoei. Gedrag wordt steeds moeilijker.” “Worden er van jullie zaken gevraagd die je niet kunt leveren met te weinig mensen?” Antwoord: ”Ja dat klopt, we kunnen bijvoorbeeld niet met personen naar de markt, die dit wel leuk vinden. Stagiaires staan soms alleen. Ja, dat kan nu niet meer. Er is geen BOPZ erkenning. Dus eigenlijk mag het hier niet. Limonade is afhankelijk van het budget. We horen van het nieuwe locatiehoofd toch nieuwe zaken. De nieuwe teammanager kijkt meer naar: waar de cliënt recht op heeft. We mogen nu gewoon meer geld gebruiken voor eten. We weten zeker dat het nu echt vooruitgaat met de nieuwe teamleider. De gedragsdeskundige is weinig aanwezig terwijl het een behandellocatie is. De mensen ervaren hem een prettige man die duidelijke adviezen geeft.” Pagina 48 en 49: Eten en Agenda (accountmanager) “Is het niet een wat merkwaardige manier om zo met de schriftjes om te gaan? Hoe pakken de schriftjes uiteindelijk uit voor de cliënten zelf?” “Wat is er met jullie en Karli aan de hand? Wat kunnen de ouders wat jullie niet kunnen?” Antwoord: Karli krijgt nu broekjes; we onderzoeken hoe dat kan. We hebben het ook medisch laten uitzoeken.” Panel: ”We vermoeden dat de locatie door haar onveilig ervaren wordt. Het lijkt niet als haar huis te voelen.” Reactie: ”We maken haar om 23.30 uur nog eens extra wakker voordat de nachtdienst ingaat. ’s Morgens heeft zij nog maar net geplast…ze kan in principe naar het toilet lopen.” Pagina 41, 42, 43: Was (verwant) 219 “Er is veel stuk.” Antwoord: “Het ligt bij facilitair, maar het gebeurt niet. Nu zijn we afhankelijk van het budget. Het is afschuwelijk om bijvoorbeeld onze stoelen te zien. Via de investeringscommissie moet het binnenkomen. Bijvoorbeeld in de douche die doorsijpelt, kun je uitglijden. Dat geeft een groot risico. We hebben geen douchegordijn en dan loopt het door. Het hele sanitair werkt niet goed. In zeven jaar veranderde er niets.” Panel: ”Het klinkt alsof jullie boven op een oude studentenkamer wonen.” Antwoord: ”Ja, dat is ook zo. Geen visitekaartje voor Cordaan.” Pagina 30: Gang, slaapkamers en kantoor (verwant) “Lees ik het goed dat de rookruimte voor cliënten in de werkruimte voor de begeleiders is?” Antwoord: ”Ja, we hebben geen andere ruimte. Het zijn mensen die daar hun pijpje en sigaret roken. Op de eigen kamer mag het wel.” De voorzitter bedankt de afvaardiging en vraagt: “Hoe was deze ervaring en wat neem je mee?” “Ik vond het heel prettig. Het zijn goede punten om over na te denken. Een heel fijn gesprek.” “Mee eens. Ik heb flink de spiegel voorgehouden gekregen.” “We zullen er een goede lange vergadering aan besteden. Dank jullie wel!” 220 3.2 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van woonlocatie Gerard Davidstraat Onderzoeker: Bob Sas Namens het team zijn aanwezig vier medewerkers en de teammanager (die een meer toeschouwende rol inneemt, omdat ze zelf ook onderzoeker is geweest op een locatie bij een andere organisatie tijdens deze observatieperiode) . Na een verwelkomende introductie van de voorzitter en het voorstellen aan elkaar, stelt de voorzitter twee vragen. “Staan jullie goed op de foto?” “Het is een momentopname. Niet alomvattend. Er is zoveel meer dan dat er in het verslag staat.” “Bijvoorbeeld: Het komt heel vaak voor dat meerdere cliënten tegelijkertijd een vraag stellen.” De voorzitter moedigt aan om vooral het hele verhaal te vertellen, wanneer dit aan de orde is. “Jullie hebben er recht op om het beeld compleet te maken.” “Ik zie wel veel hele herkenbare beelden.” “Wat hebben jullie aan het verslag?” “Het geeft ons stof tot nadenken.” “Overlegmomenten zijn schaars. Je werkt vaak alleen, nu konden we zien: “Oh, dus jij doet het zo…”; dat geeft ons wel inzicht.” “Onderling hebben we al wel veel over gesproken. Het is ook confronterend.” De voorzitter nodigt het Kwaliteitspanel uit tot het geven van: Pluimen Pagina 72: Tompouce (directeur) “Een leuke wandeling eindigt in de kroeg. De cliënt Maartje krijgt zelf de kans om te bepalen waar ze naar toe gaat. De beelden geven een goed inzicht in de relatie tussen Sonja en Maartje en het stimuleren van zelfinitiatief van Maartje.” Pagina 60: Brood halen (opleider) “Mooi om te zien hoe Doortje haar taak heeft en het gesprek erover voert…leuk om te volgen hoe deze cliënt weet waar ze mee weg moet en haar verantwoordelijkheid krijgt en neemt.” Pagina69: Piepje (opleider) 221 “Het maakte indruk op me hoeveel Sonja geduld heeft om met Eduard naar de droger toe te gaan….hij wil er steeds iets van terughoren… totdat ze terugzijn gaat het er steeds over: Sonja doet echt recht aan Eduard die zorg voor de was heeft. Hij wordt serieus genomen.” Pagina 73: Bijpraten “Een goed voorbeeld van verbinding tussen Roberto en Naazmin, die belangstellend naar elkaar informeren. Straks even bijpraten…is er nog post? Iemands talent wordt gezien en erkend.” Pagina 74 en 74: Collage (directeur) “We zijn getuige van een mooi moment waarin begeleidster Nadine fotos’s laat zien van een rondvaarttochtje met cliënten. Het is een mooi voorbeeld van samen delen.” Thema’s Pagina 68: Straks (opleider) “Eduard komt het kantoor binnen en vraagt aandacht….”straks” krijgt hij te horen en het is duidelijk dat hij afgewezen wordt. Hij wordt daarmee wat geplaagd door medebewoners en begeleidster. De begeleiding zit in kantoor, cliënten mogen daar langs komen, krijgen reactie en dan gaat de deur weer dicht…Het geeft het beeld dat het kantoor de centrale plek is en niet de huiskamer… .” Reactie: “We hebben wel zicht op de huiskamer… .” Reactie: “Ik ben steeds keuzes aan het maken: ik doe mijn kantoorwerk en ik moet steeds afwegingen maken met aandacht geven aan cliënten… .” Pagina 64: Eten (opleider) “Het kantoortje is ook een plek waar de begeleiding de tijd neemt voor hun eigen eten, los van de cliënten. Vinden jullie dit vanzelfsprekend? Je bent er voor de cliënten, we kunnen hier lezen: begeleiders eten hun eigen meegebrachte eten in het kantoor… .” Antwoord: ”Over het algemeen eten begeleiders niet apart….We hebben verschillende rondes van eten…mensen die boven rustiger willen eten, kunnen samen met begeleiding eten.” “Tijdens het eten wordt ook medicatie uitgedeeld….vinden jullie dat gewoon?” Antwoord: ”De begeleider zit er wel bij maar de cliënten zitten met de ruggen naar haar toe….We zijn er een oplossing voor aan het zoeken…we willen dit veranderen… .” Team: ”We hebben een volledig ingerichte keuken, maar die is afgekeurd. Het is nog onduidelijk of de locatie blijft bestaan… .” (programmamanager) “Het kwam niet over als een gezellig moment van eten: ovenschalen met eten…op de kar…en van daaruit opscheppen voor iedereen. Waarom niet op tafel?” Antwoord: “Dit is ingezet vanuit een beheersmatig oogpunt: Als de verkeerde het meeste opschept heeft de rest niets meer… .” Panel: ”Dan heb je een ontwikkelingspunt…zoals met Eduard. Daar kun je dan toch aan werken?” 222 (orthopedagoog) “Het gesprek met bewoners vindt op kantoor plaats omdat het logistiek niet past om op de kamers het gesprek te voeren….?” Antwoord: ”Een locatie met 21 cliënten waar ZIN woningen vanuit Cordaan begeleid worden. De meeste ZIN woningen horen nog bij de wending. De teams zijn nog wat innig met elkaar. De kas staat er nog. Het team van de Wending biedt in de avonduren nog wel begeleiding.” Aanvulling: ”Als de bewoners thuiskomen zijn de meeste begeleiders weg.” Panel: ”Maar dan is het toch juist nodig? Is het huis er nu voor de cliënten of voor de teams? Wat doe je als begeleider als de cliënten weg zijn?” Antwoord: “Ik heb in de wijk ook een aantal cliënten….ik ondersteun de woonbegeleider die uit de slaapdienst komt. Vaak zijn het woonbegeleiders die met de cliënten meekomen….” Doortje (directeur) “Wat is jullie doel in de begeleiding van Doortje? Ik lees in het verslag hoe zij vaak herhaalt, zich zorgen maakt, maar ook dingen opmerkt?” Antwoord: ”Stabiliseren van dat wat er is… .” Panel: “Heeft er iemand belangstelling voor het zorgen maken over haar zus…?” Antwoord: “Zij heeft regelmatig één-op-één begeleiding.” Panel: ”Kan Doortje daar blijven wonen? Heeft ze meer veiligheid nodig….?” Antwoord: ”Ja, ze zit goed in haar vel, er is meer structuur, ze komt uit deze wijk… .” Pagina 72: Pesten (consulent dagbesteding) “Eduard wordt gepest. Hoe helpen jullie Eduard meer voor zichzelf op te komen?” Antwoord: ”Dat weten we nog niet.. We vragen de gedragskundige om advies hierover….Het is wel onderdeel van gesprek… Hij is de aanleiding geweest om het onderwerp pesten op de agenda te zetten. Vanavond hebben we daarover een gesprek met de gedragskundige.” Aanvulling: ”Het grootste deel herken ik wel. Ik schrik dan dat hij zo gepest wordt en dat het over is als de begeleider binnenkomt.” Panel: “Dit lijkt op een signaal dat de behoefte er wel is aan begeleiding van de pesters, niet alleen van Eduard.” Pagina 64 e.a.: (programmamanager) “Cliënten krijgen nogal eens een label. Op deze pagina bijvoorbeeld: ”Eduard is ongeduldig” of……”oh daar komt onze koffiemolen weer” “…we lezen het zo door het verslag heen …”. Antwoord:”gewoon eenmalig grapjes, zit niets achter… .” Pagina 66: Even wachten (orthopedagoog) “Cliënt Hugo wordt uitgenodigd om met zijn bord te komen…en moet uiteindelijk naar boven zonder eten…Komt zoiets vaker voor?” Antwoord: “Als het zo is gebeurd, dan is het niet juist….” Panel: ”Iemand moet toch bedacht hebben: we eten met teveel in een te kleine ruimte...We moeten rondom eten toch iets afspreken, waardoor we kunnen voorkomen om in de beheersstand te komen… .” Antwoord: ”Ja, daar kunnen we over nadenken. We zijn afhankelijk van de ruimte.” 223 Panel: ”Hebben jullie wel het gevoel dat jullie aan het werk zijn met betrekking tot de ontwikkeling van cliënten?” Antwoord: “Individueel wel, integraal kan het beter… .” “We geven mensen wel zelf de kans om meer te doen…bijvoorbeeld zelf nootjes, chips kopen enzovoort…..en zelf uitdelen, het is wel hun ding… .” “We weten nog niet wat we met de locatie gaan doen….; dat is een nare situatie, te kleine kamers voor cliënten… Dat bootsen we na door zo te verdelen dat er meer appartementen komen…Er is meer begeleiding nodig, maar we kunnen ze nog niet binnenhalen omdat er nog geen besluit is gevallen.” Panel: ”Dit geeft een rommelig effect, in de inrichting, in de toekomstplanning… .” Antwoord: ”Neem het voorbeeld van de logee, die twee meubelstukken in de woonkamer heeft staan. Hij gaat verhuizen waardoor de meubels binnenkort op zijn kamers kunnen… .” Het panel vraagt aan de teamleider: ”Hoe lang kun je nog zo werken met deze onzekerheid?” Teamleider: ”Er zijn een aantal onzekere factoren zoals het lange termijn huisvestingsplan… wat gebeurt er met de zzp’s 2 en 3?” Teamlid: ”We willen wat moeilijkere cliënten binnenkrijgen. We zoeken als team een nieuwe uitdaging…We hebben cliënten die het bij ons relatief goed doen.. onder andere met niet agressieve zzp 6.” Panel: “Dat bestaat niet… .” Verwant: ”Als je moeilijk te begeleiden cliënten binnenhaalt, dan verstoor je toch de rust van de andere cliënten? Zo’n prikkel lijkt me ongewenst… .” Antwoord: ”De mensen die er nu wonen zijn bijvoorbeeld dakloos geweest. Iemand die overgeplaatst werd, doet het bij ons goed.” Directeur: ”We kunnen het eten weer oppakken: “ bakken” op tafel…? Het is een woning van cliënten….! Hier wordt wel een grens bereikt… .” Tip: ”Misschien kan het kantoor anders ingericht worden.” De voorzitter geeft aan dat de tijd voorbij is en vraagt: Hoe hebben jullie deze bijeenkomst ervaren? Antwoord: ”Het Joegoslavië-tribunaal is er niets bij… .” Antwoord: ”Wel prettig om te horen wat er opvalt. Meerdere punten die de aandacht krijgen en waar we over kunnen nadenken.” Antwoord: ”Onze manier van omgaan met dossiers, deze moeten we gaan we beveiligen.” Antwoord: ”Interessant om te zien welke punten opvallend zijn bij jullie…. Hier gaan we zeker wat mee doen…goed om een andere blik op ons werk aangereikt te krijgen… .” 224 3.3 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van woonlocatie Het Vlindertje Onderzoeker: Fatima Namouli De voorzitter stelt de beide afgevaardigden, de teammanager en een woonbegeleidster, op hun gemak en geeft de werkwijze aan. Na het voorstellen stelt hij de vraag: “Staan jullie goed op de foto?” Antwoord: “We hebben als doelgroep ook cliënten met dubbele diagnose, dat hebben we inmiddels aangepast in de conceptversie. Verder geeft het wel goed de kleur en sfeer van het team weer. We herkennen de observaties.” “Wat hebben jullie aan zo’n verslag?” Antwoord: ”Het geeft een goed beeld van hoe we werken en begeleiden. We zien ook momenten, die ik anders gedaan zou hebben. Mensen werken bijvoorbeeld ’s avonds alleen. Je ziet elkaar dan niet in contact met cliënten. Daardoor mis je nogal eens hoe het feitelijk gaat. We zien wat concrete dingen, waar we iets mee moeten. Het is ondanks dat wel goed om te zien welke uitwerking bepaald gedrag op cliënten heeft.” De voorzitter nodigt het panel uit tot het geven van: Pluimen Pagina 82: Bram en de fotoprinter (teammanager) “Mooi om te zien hoe ontwikkeling en zelfinitiatief gestimuleerd worden bij “fotograaf Bram”. Prachtig om 35 afdrukken te mogen maken om zijn wens in vervulling te brengen.” Pagina 81: Avondritueel (consulent dagbesteding) “Het contact tussen Cor en Bram geeft een mooie communicatie weer. Ze sluiten mooi op elkaar aan en het is een goed voorbeeld van het stimuleren van eigen inbreng. Mooie interactie!” Pagina 79: Tim (directeur) “Het maakt indruk op me dat jullie Tim gestimuleerd hebben om zelf uit te leggen aan de groep dat hij Multiple Sclerose (MS) heeft en wat MS voor hem betekent.” Pagina 84: Toetje (teammanager) “Mooi hoe Sara , begeleidster, gewoon kan zeggen dat ze iets vergeten is. Vervolgens benut ze het door te vragen aan de cliënten: “Wie werkt er in de horeca?” En ze volgt de suggesties van hen op en waardeert ze….. Het maakt goed duidelijk hoe je vanuit een goede relatieontwikkeling en zelf initiatief kan stimuleren.” Pagina 85: Heren onder elkaar (Opleider): 225 “Wat een plezierige sfeer en een grappige dialoog vindt hier plaats. Ieder wordt serieus genomen. Het gaat over niets en toch over iets. Flapper met je oren, dan is ieder blij en Levi voelt zich gezien en gewaardeerd.” Het panel constateert eensgezind dat het een verslag is waar veel humor uit sprak. Het is een bindmiddel dat goed werkt en een goede sfeer stimuleert. Maar het herbergt mogelijk ook een risico, want niet alle humor wordt door iedere cliënt begrepen. Reactie: ”Ja, het klopt. Er heerst hier een goede sfeer. Deze is bewust ingezet, het leven is al zwaar genoeg. Je leert wel wanneer je het in kunt zetten en bij wie wel of niet.” De woonbegeleidster voegt toe: ”Ik kom vanuit een andere groep en moest wel leren schakelen met dit humorniveau. Bij Bram werkt het goed. Wij hebben veel mensen met een disharmonisch profiel en dan vraagt het toch nauwkeurigheid.” Thema’s Pagina 85 en onderaan op het pagina 86 geen corvee (consulente dagbesteding) “Klopt het dat eigen inbreng onder andere bij het koken op locatie wel belangrijk gevonden wordt, maar dat centraal toch praktischer gevonden wordt? Het is praktischer, het is een sociaal gebeuren en er is minder stress. Wat is precies de bedoeling? Het lijkt alsof de begeleiders toch alles op zich nemen. Hoe verhoudt zich dat tot het zelf doen van cliënten?” Antwoord: “Bij één groep is dit zo, een structuurgroep, daar betrekken we cliënten bij, maar wel op vrijwillige basis. We letten dan erop dat de kwaliteit van het eten goed is en de geur sterk is, waardoor zij het koken toch beleven. We hebben corvee afgeschaft: dit leidde tot sfeer en spanningen (picto’s die verwisseld werden enzovoort). Nu gaan we het weer wat meer opbouwen; het is wat rustiger geworden. In eerste instantie overvroegen we.” Panellid: “Kan het ook op individueel niveau?” Antwoord: “Wij vragen wie er komt helpen. Iedereen brengt netjes het bord naar de keuken. Er zijn mensen die niet mee eten omdat de spanning te groot is, anderen zijn we aan het leren te verzelfstandigen. We stimuleren mensen wel individueel, maar de valkuil is wel dat we de neiging hebben om hen te beschermen.” Panellid: “Het lijkt alsof mensen kunnen in- en uitlopen: hoe zie je dan gezamenlijkheid?” Antwoord: “We wachten totdat iedereen klaar is. Bij iemand die schizofreen is, loopt soms de spanning op, dan staat hij op, gaat weg en komt weer terug.” Het panellid reikt de suggestie aan dat het mooi zou zijn om wat meer individueel te begeleiden. Pagina 87: Spelletje (regiomanager) “Het komt wat merkwaardig over dat Violet de door Tim gevraagde kleur pion niet geeft. Vraag is of dit een bewuste keuze van haar is. Mogelijk wil ze hem onbewust prikkelen. Maar dit is niet per se iets dat past in zijn doelen. Als het bewust is, dan zou het niet gepast zijn.” 226 Antwoord: ”Hij is de persoon met MS, hij bouwt bepaalde spanningen op. Hij kan zich een paar uur van te voren ergens druk over maken en dan toch niet er naar toegaan of meedoen.” Panellid: “De vraag die opkomt: waarom bepaalt zij de kleuren? Tim wordt wel geconfronteerd met het feit dat hij cliënt is en tijd kost. Het is vaktaal.” Antwoord: “Ja, dat klopt wel. Ons taalgebruik sluit vaak niet aan bij de bewoners. Het had hier wel gekund maar dan had je moeten zeggen dat het spelletje wel aan tijd gebonden is. Dit kunnen we anders oppakken.” Pagina 80: Bram (orthopedagoog) “Bram heeft een ‘laag niveau’. Hoe houden jullie rekening met zijn niveau? Bijvoorbeeld op bladzijde 6 wordt de vraag gesteld: “Wat wil je morgenavond doen?” Sluiten jullie op zijn niveau aan?” Antwoord: “We denken van wel. We hebben er een logopediste bij betrokken. Dat zijn we nu aan het verfijnen. Ook in breder verband:”Hoe vertalen we paramedische adviezen voor het hele team?” Daar willen we dit verslag voor gebruiken. Het zijn soms ook ingewikkelde woorden, die we gebruiken. De ene medewerker is daar beter in dan de andere. Dat laat het verslag ook zien. We kunnen daarin leren van elkaar.” Panellid: “Hij heeft een picto klok. Een suggestie: mogelijk kan het ook een losse time-timer zijn.” Voorzitter: “Bram voelt zich een echte fotograaf: het leven van iemand wordt echt anders als je hem in staat stelt hem ook op een andere manier te zien dan cliënt. Hij is echt de fotograaf. Dat is goed te stimuleren.” De afvaardiging van het team bevestigt deze conclusie. “Er zitten bij hem echt talenten in bijvoorbeeld bij Levi. Al staat die er zonder hoofd op: hij leert hij daarover iets. Communicatie bij Bram gaat via het doen….” De woonbegeleidster geeft aan dat Bram van haar een foto gemaakt heeft ,vervolgens uit zichzelf naar boven ging en met een print terugkwam.” Het panel geeft waardering voor het zien en stimuleren van ontwikkelen en zelfinitiatief. Pagina 79 Lola: (accountmanager) “De beschrijving van Lola komt wat merkwaardig over en lijkt ingegeven te worden door specifieke beeldvorming: ze wil met jongere mensen wonen en is daar niet assertief voor. Aan weerbaarheid is toch te werken? Op blz. 11 blijkt dat Lola weinig met de groep interacteert. Als ze dan in de keuken komt krijgt ze opmerkingen over haar lange afwezigheid.” Reactie: “Het is een specifieke vraag aan de observator om Lola te volgen. Ze is een angstige jonge vrouw, ( randje LVG) die van huis komt en vier jaar hier woont. Haar beleving staat vaak haaks op die van de begeleiders. Er is een vriendenkring waar we met haar naar toe gaan. Haar wens om te verhuizen is legitiem. Liefst een huis aan de overkant, waardoor ze de veiligheid van ons heeft. Daarover zijn we met haar in gesprek: wat zou je dan moeten kunnen? Ze heeft bijvoorbeeld een leuk werkproject bij de Molen. Echt Leuk. Een uur later komt ze terug. Overvraagt ze zichzelf? Zij vindt dat ze het allemaal kan. Zij ziet zichzelf bij Mac Donalds werken.” 227 Panellid: “Lola wordt beschreven in de termen van kwetsbaarheid. Mogelijk is een weerbaarheidstraining een goed hulpmiddel. Psychosociale hulpverlening. Liefst in een groep, samen met andere meiden.” Antwoord: “De vraag die daarbij komt kijken is in hoeverre de begeleiding dan op afstand moet staan en waar we nabij kunnen zijn. Zij heeft de wereld op haar nek, heeft een vriendje….” “In de geschiedenis van Seneca kreeg de persoon met het hoogste gillen de aandacht (stoel door het raam). De stillen krijgen minder de aandacht. Er is al een wereld van verschil, maar het kan beter… .” Panel: “Het lijkt alsof het bij Lola gaat over het ervaren, niet over de feitelijkheden. De suggestie is: dubbel checken….en uitleggen waarom je iets doet….leren verantwoordelijkheid te nemen. Het team moet dit gaan leren zien, er is een groot aanbod van trainingen. Er is een positieve sfeer. Het moet toch goed mogelijk zijn bij jullie… .” Pagina 88: Compartimentenbus (directeur) “Waarom zit Levi, tegen zijn zin in, in zo’n bus?” Antwoord:“Hij heeft sterk seksueel grensoverschrijdend gedrag. In de autistengroep had hij begeleiding van ‘1-op-3’. Hij is van de structuur: we zijn er wel over in gesprek: Hoe kunnen en mogen we hem stimuleren? Hij kan niet in een reguliere bus. Binnen de woning kunnen we wel meer ontwikkelen. De compartimentenbus is één van de kaders, de taxi ook, altijd in een mannengroep en naar de soos gaat er altijd iemand mee.” “Verrijkend voor mezelf. Ik ga dit overdragen aan het team en ga dit met het team bespreken: Hoe zien jullie dit en hoe zou het anders kunnen? Hier hebben we nog werk aan. Het flinke brok werk zit erin om ieder op één lijn te krijgen. En op: Hoe zetten we de beleving van cliënten centraal en daar onze stijl en ons aanbod op aanpassen. Altijd open voor tips… .” Het panel bedankt en waardeert de afvaardiging en wenst het veel succes bij de verdere ontwikkeling. Het panel geeft aan waardering te hebben voor de bereidheid om door te ontwikkelen: ”Het verslag is duidelijk de opmaat van een leerproces…..Mooi!” De teammanager en de woonbegeleider bedanken het panel en geven aan dat ze het als een prettig, goed, informatief en stimulerend gesprek ervaren hebben. Ze willen de inhoud graag delen met de collega’s. 228 3.4 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van Dagcentrum Het Pallet Onderzoeker: Jan S. Boudewijn De voorzitter stelt de twee afgevaardigden, de teammanager en een begeleidster, op hun gemak en geeft de werkwijze aan. Na het voorstellen stelt hij de vraag: “Staan jullie goed op de foto?” “Ja! Het geeft een aardig beeld van de kwaliteit. Viel wel op dat Ago vaak genoemd wordt, we zijn toch al een paar jaar Cordaan!” “Wat heb je aan dit verslag?” “Ik zou wel aanbevelingen hebben willen zien.” Voorzitter: ”Als de onderzoeker dit gedaan had, zou hij op zijn kop gekregen hebben.” “Ik heb er heel veel aan. Dit geeft weer hoe de interactie tussen begeleiders en cliënten verloopt. Het is voor mij een bevestiging van betrokken begeleiders en betrokken cliënten.” De voorzitter nodigt de panelleden uit tot het geven van: Pluimen Pagina 100: Dat maken we zelf (consulent dagbesteding) ”Sophie, de vrijwilligster komt heel positief over. Het gesprekje met Mohammed laat haar echte belangstelling zien en het sluit helemaal aan bij daar waar Mohammed mee bezig is.” Pagina 101: Joke prinsesje (orthopedagoog) “De manier waarop de begeleidster Lotte fluisterend zegt: ”Joke prinsesje” is warm, betrokken en doeltreffend. Ze houdt de goede intentie vast en voorkomt daarmee in een machtsstrijd terecht te komen.” Pagina 106: We moeten gaan (beleidsadviseur kwaliteit) “Mooi om te lezen hoe Dominique cliënten bij het samenstellen van het lijstje betrekt. Hier zie je goed hoe initiatief geprikkeld en gehonoreerd wordt.” Pagina 102: Beelden ochtendprogramma (beleidsadviseur kwaliteit) “Hester is helemaal in haar element als gastvrouw. Een duidelijke en zelfstandige taak. Van daaruit maakt ze veel verbinding. Mooi om te zien hoe ontwikkeling en initiatief vanuit verbondenheid tot stand kan komen, ook vanuit cliënten naar elkaar.” De voorzitter vraagt: ”Hoe was het om zo’n onderzoeker over de vloer te hebben?” “Goed! Hij is een aardige man die veel ziet. Cliënten accepteerden hem goed en vonden het prettig dat hij er was en kwam kijken hoe ieder het deed. Hij voerde een aantal leuke gesprekken.” 229 Thema’s Pagina 92: Observaties (Orthopedagoog) “Wat was er met de toestemming aan de hand? Wie gaf er geen toestemming waarvoor, op grond van wat? Antwoord: “Er is voor gekozen door ons. De cliënt waar we wat zorgen over hadden, gaf geen toestemming. De ander wel, maar we vonden het beter om eenzelfde lijn te trekken. Er is in de communicatie iets niet goed gelopen.” Pagina 94: Menu en boodschappen en pagina 15 Soep maken en pagina 18 we moeten gaan (consulent dagbesteding en orthopedagoog) “Hoe gaat het met de betrokkenheid van de cliënten met betrekking tot het meebepalen van het menu en welke boodschappen er worden gedaan? En is stress over het vervoer daarop van invloed? Soms maken begeleidsters zelf een lijstje? Lotte lijkt altijd zelf het lijstje te maken en op pagina 15 een stagiaire en een begeleidster.” Antwoord: “Meestal wordt er van te voren overlegd.” Panel: ”Is het toevallig dat we dat hier dan nu zo lezen?” Voorzitter: ”Op pagina 18 lezen we dat de stagiaire Dominique cliënten betrekt bij het boodschappenlijstje. Dit is anders dan het verhaal.” Antwoord: ”Nee, dat doet Lotte allemaal. De ene dag zijn er andere cliënten dan de andere dag.” Panel: ”Bij ons ontstond een wat hectisch beeld.” Antwoord: ”Ja dat klopt; het is ook wel hectisch. Meestal komen er tussen 80 en 100 eters. Dat is wel veel.” Consulente: “Misschien is het toch een idee om nog eens naar die planning te kijken. Wanneer doen we wat? Bijvoorbeeld op pagina 103:”Heb jij een recept of heb je wat in je hoofd?” Dat ziet er niet gepland uit.” Orthopedagoog: ”Is dat een onderwerp van gesprek onderling? Hebben jullie een planbord?” Antwoord: ”Nee, we hebben geen pictobord. Panel: ”Je ziet de vraag vaak terugkomen wie er wat gaat doen.” Pagina 25 en 26: Begeleidingsplannen en Doelen (orthopedagoog) “We lezen hier dat jullie vooral aan het overleven zijn. Er is te weinig tijd en te weinig overleg. Daardoor kunnen jullie te weinig doen voor de jongere cliënten. Kun je het tij ook keren?” Antwoord: ”Dit is wat ik ook met twee collega’s besproken heb. Ieder heeft een werkdoel. Iedereen weet wat hij/zij moet doen.” Panel: ”Zit het dan meer in het hoofd dan op papier?” Antwoord: “Ja!” Panel: ”Op pagina 99 zegt Lotte niet zo direct een doel te hebben met Joke: ”Je moet haar erbij houden”.” Antwoord: ”Ze heeft hele concrete taken op een dag. Het team doet zichzelf tekort met die opmerkingen.” Panel: ”En voor Hester? In het kader van doelen stellen: is er genoeg variatie voor Hester? Zijn daar ook andere doelen?” 230 Antwoord: ”Ja, die zijn er ook.” Panel: ”Hester: vindt dat ze niet zoveel meer leert. Kunnen cliënten zoals Hester en Mohammed niet een stapje verder komen en doorontwikkelen?” Antwoord: ”Hester is al van twee naar vier dagen gegaan. Ze is naar een meer zelfstandige functie doorgestroomd. En Mohammed heeft verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Hij zou het kunnen als hij het zou willen. Hij wil niets kwijt. Hij wil niet geëvalueerd worden. Er was een idee met hem. Een mooi voorbeeld: er is een bakkerijtje bij ons. Daar doet hij ook wat voor. Bertina wilde dat hij bij haar kwam werken. Door bezoekjes te brengen, proberen we hem daar naar toe te begeleiden. Zij wil hem graag hebben.” Pagina 92 en 93: niveaus (programmamanager en orthopedagoog) “De drie niveaus: Hoe komen jullie aan deze indeling?” Antwoord: “Iedere cliënt heeft een vastgelegd niveau.” Panel: ”Hebben jullie hoog en laag en midden in gedachten als je met hen samenwerkt?” Antwoord: ”Eigenlijk hebben wij iedereen zoveel mogelijk aangenomen. Teveel laag niveau kan niet. We hebben een goede mix nodig.” Panel: ”Cliënten met wat lager niveau: heb je daar materiaal voor?” Antwoord: ”Ja voor één cliënt hebben we een pictoboek.” Panel: ”Het verbaasde ons dat jullie ze in drie groepen indelen. Terwijl het toch gaat om de ontwikkeling van individuele cliënten.” “Wat is jullie aanpak om aan te sluiten bij de verschillende cliënten? Of gaat jullie aandacht toch vooral uit naar het bereiden van die lunch?” Antwoord: ”Het hoofddoel is wel de cliënt, het zou het eigenlijk moeten zijn. We hebben voor de hele groep wel voldoende afwisseling, bijvoorbeeld dat niet iedereen altijd de komkommer schilt. Ieder werkt mee aan de soep en daarbinnen wisselen we af in wat je klaar maakt voor die soep. We proberen hen echt bij het koken te betrekken.” Panel: ”Eigenlijk zouden jullie de nadruk meer op eigen doelen kunnen leggen. We hebben methodes in huis die hen ook een stimulans geven. Zoals de Eigen Initiatief Methode (EIM).” Panel: ”Je voelt je als begeleiders verantwoordelijk om die lunch klaar te hebben. Het is heel wat om zoveel mensen te bedienen, maar het lijkt alsof de aansturing van cliënten, daarbij achterblijft .Het zou wel eens kunnen zijn als jullie daar meer aandacht aan besteden, je ook minder in de knoei komt met je planning.” Antwoord: ”Toch geldt ook dat als er een andere begeleidster komt, ze allemaal weten wat ze wel en wat ze niet moeten doen. Ze pakken dan allemaal duidelijk hun verantwoordelijkheid.” Panel: ”Mooi! Dat geeft dan meteen perspectief voor verdere ontwikkelingsdoelen.” Panel: ”Het is voor jullie zelf eigenlijk ook zo jammer. Op pagina 113 en 114 zeggen jullie dat je te weinig professioneel overleg hebt. ”De keuken is een ondergeschoven kindje.” Dan doe je jezelf en de cliënten toch ook tekort?” De voorzitter zegt: ”Jullie horen dit kwaliteitspanel regelmatig vragen naar hoe het precies werkt en wat jullie nodig hebben. Jullie zeggen dat het wel in jullie hoofd zit en dat je weet waar je mee bezig bent, maar je bent zelf er wel ongelukkig mee.” Reactie: ”Er is ontevredenheid , dat komt in de gesprekken terug. Maar ik ben het niet ermee eens dat de keuken een ondergeschoven kindje is. Naar mijn gevoel is dit echt niet zo.” Panel: ”Bijvoorbeeld: Jullie geven aan dat jullie dingen moeten invoeren, daarvoor moeten jullie naar een computer die niet werkt. Of is dit een lullig voorbeeld?” 231 Antwoord: ”Ja, dat is een lullig voorbeeld.” Panel: ”Het EIM wordt gemist. We hebben het vermoeden dat daar waar het personeel ook weet wat het is om zelf initiatieven te nemen, we dit ook kunnen terugzien in de ontwikkeling van cliënten. Zorg voor planning, tijdswinst en opfrismomenten: het komt jullie zo toe… .” Antwoord: ”Er is geen ruimte voor scholing: niet voor cliënten en niet voor ons.” Panel: ”Jullie kracht zit in het onderlinge contact en in de relatie. Dat kunnen jullie veel meer benutten ten behoeve van ontwikkeling en zelfinitiatief.” “Als je Gordon Ramsey ziet is het eerste dat hij in een keuken aanpakt de organisatie!” “Wat is het doel: eten klaar maken of werken aan eigen doelen van cliënten? Jullie zijn een arbeidsmatige groep, dus de vraag:”Hoe kunnen we dat beter oppakken?” is heel bedrijfsmatig.” De afvaardiging knikt en kijkt voor zich uit. Het panel vervolgt: “Was naar jullie gevoel vroeger de keuken beter? Is het minder geworden? Staat de kwaliteit van jullie werk onder druk?” Antwoord: ”Nee, ik denk het niet. We hebben wel meer werk erbij gekregen waaronder ook veel administratieve dingen.” Panel: ”Zijn je cliënten veranderd in de loop van de jaren?” Antwoord: ”Een aantal wel en een aantal niet. Meer zelfstandigen zijn doorgestroomd.” Panel: ”Vinden jullie onze vragen herkenbaar?” Antwoord: ”Ik denk dat jullie er weinig kijk op hebben.” Panel: ”Wat zien we dan anders?” Antwoord: ”Nou, dan zie je dat we met EIM bezig zijn.” “Er zijn dingen misschien ook niet helemaal goed geïnterpreteerd: bijvoorbeeld op pagina 94 over de kroketten...Dat kan niet zo gezegd zijn.” Panel: ”Krijg jullie nu wel aanbevelingen?” Antwoord: ”Ja, de aanbevelingen hoor ik wel.” “ ’s Middags hebben wij meer tijd voor de computer.” “Eerder beginnen is busjes technisch onmogelijk. We zouden het heel graag willen. Dan zouden we minder onderdruk staan en weten we beter waar we aan toe zijn. Maar… de toekomst met betrekking tot vervoer staat alleen maar meer onder druk. Er gaat gekort worden en 75% van de medewerkers komt met het busje. Dit en de overheveling naar de WMO verhoogt de druk bij ons.” Panel: ”Zou je dit niet juist kunnen benutten? Bijvoorbeeld door er een eigen bedrijf van te maken?” Antwoord: ”Ik ben sinds 2010 teammanager. Viel toen onder de horeca. De cliënten zijn onder onze hoede gekomen (Het Palet). We denken wel erover na bijvoorbeeld of je voor buurtbewoners koffie wilt schenken of wat zouden we in samenwerking kunnen doen met de welzijnsorganisatie. Ik ben wel bezig met ideeën.” Panel: ”Is het een idee om de keuken bijvoorbeeld anders in te richten, ruimtelijk. Het is heel open, iedereen komt maar binnen. Is niet zo praktisch. Het cliënt-panellid die daar regelmatig 232 komt, bevestigt dit: “Soms is het er een heel gedoe en soms is het wel gemakkelijk.” Ook voor de veiligheid is het wel van belang”. Voorzitter: “Hoe heb je dit uurtje ervaren?” “Ik heb alles wel gezegd wat ik wilde zeggen en neem een paar punten mee om over na te denken.” “Voor mij heeft het opgeleverd dat we zien waar de zwakke plekken liggen. Wat kunnen we met de planning doen en de pieken en dalen? Heel nuttig en waardevol!” 233 3.5 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van Dagcentrum Het Pallet Onderzoeker: Hetty Meerdink De voorzitter stelt de teammanager en de begeleidster op hun gemak en geeft de werkwijze aan. Na het voorstellen stelt hij de vraag: “Staan jullie goed op de foto?” “Ja, zeker wel! Volmondig een ‘ja’!” “Een goede weergave met hier en daar wat opmerkingen.” “Wat heb je aan zo’n verslag?” “Leuk om te lezen hoe een buitenstaander naar ons kijkt. Bepaalde dingen doe je niet zoals je zou willen doen. Dit komt meestal door tijdgebrek en personeelsgebrek. Goed om de beelden zo op papier te hebben en ik hoop dat daar naar gekeken wordt. Wij kijken er ook naar, maar wij kunnen als begeleiders weinig aan doen, zoals bijvoorbeeld beschikbare uren.” Pluimen Pagina 124 en 125: Norma en paardenkoppen (consulente dagbesteding) “Eigenlijk zijn het twee pluimen in één. Prachtig om te lezen hoe Josje professioneel Norma stimuleert en waardeert voor haar werk: het kleien van achttien paardenkoppen. Tegelijkertijd houdt zij ook het ontwikkelperspectief voor ogen door het remmen van alleen maar het maken van paardenkoppen en dit om te zetten in een andere productie.” Antwoord: “Het is een bewuste methode.” Panel: ”Het laat ons ook goed zien hoe je de verandering van perspectief rustig aan kunt opbouwen en het samen met de persoon kan doen.” Pagina 124: Afspraken met Sabir (programmamanager en consulente dagbesteding) “Een mooi voorbeeld van communicatie en aansluiten bij de ontwikkeling van een cliënt: het voorbereiden van nieuw werk, condities vaststellen, met wie je gaat werken en afspraken maken. Sabir mag het zelf dan ook nog eens rustig nalezen.” Panellid: “Even een ongevraagde tip: bij het voorbereiden en het doornemen van de afspraken met Sabir zou je het ook aan hem kunnen vragen: ”Benoem nog eens even de afspraken?” Pagina 131: Plagen (orthopedagoog) “Een leuk stukje over het plagen. Josje sluit goed aan bij Albert door het voor hem op te nemen. Daarmee heft ze de spanning op en voorkomt ze een machtsstrijd.” Pagina 131: Kast opruimen (programmamanager) “Heel vindingrijk en waarderend stimuleert Ellis dat Albert zijn bruiloftsbeeldjes laat zien. Ze stimuleert zijn trots. Het is dan ook goed samenwerken door Albert zelf te laten bepalen wat 234 weg kan en wat niet. Ze laat het hem zelfstandig doen en hij pakt het zeer serieus en met resultaat!” Pagina 126: Afvallen (orthopedagoog) “Fleur krijgt goede aandacht op afvallen. Goede bejegening door de stagiaire. Fijn voor Fleur!” Pagina 118: Entree (consulent dagbesteding) “De wijze waarop de onderzoekster door de begeleider aan iedere cliënt wordt voorgesteld, is een goed voorbeeld van respectvolle bejegening.” Pagina 128: De volgende dag (orthopedagoog) “Wat een vondst van Joris om een hersenschudding in zijn beeld te bedenken als rechtvaardiging voor het langer eraan doorwerken. Ik heb ervan genoten!” Pagina 124: Cliëntenraad (verwant) “Heel aardig om te lezen hoe de cliëntenraad de zaken oppakt.” Thema’s Pagina 116 en 117: Stichting AGO? Het verbaast het panel dat er veel materiaal uit 2005, de periode van de stichting AGO, ligt en geen Cordaan uitgangspunten en -visie. “Dit zijn de stukken die er nog liggen. Er liggen nog geen nieuwe visiestukken.” Het panel beveelt nadrukkelijk aan om goede visiestukken te maken! Pagina 118: Entree Het panel geeft aan verbaasd te zijn dat de onderzoekster Harry nog eerst goed moest informeren. Het komt uiteindelijk wel allemaal goed. Maar kennelijk is de uitgebreide voorbereiding niet bij dit team aangekomen. Reactie: “De onderzoekster heeft zich wel gericht op Joris en de interactie tussen andere deelnemers en begeleiders beschreven. Het klikte ook tussen de onderzoekster, de cliënten en ons. Het ging heel natuurlijk. Er was alleen in het begin verwarring over.” Het panel vraag zich af of de constatering juist is dat er vroeger dingen gebeurde die nu gemist worden, zoals cursussen. Antwoord: ”Ja klopt. Harry is keramist van beroep en kwam om specifieke thema’s uit te werken met cliënten. Nu moet hij de groep draaien, bijvoorbeeld als ik er niet ben.” Teammanager: ”Er zijn geen extra uren boven de begeleidingsuren. Dit heeft wel invloed op de ontwikkeling van cliënten ( en van begeleiders). Nu hebben we een vrijwilliger gevonden, die de draaischijf hanteert op donderdag voor twee uur. Een aantal van hen wil dit heel graag doen. Op woensdag komt er ook een vrijwilliger voor twee uur. Dat soort extra dingen zoals vroeger, kan tegenwoordig niet meer, of mondjesmaat, dank zij vrijwilligers.” “We maken wel bekend dat we dit missen en geven dit aan bij bijvoorbeeld de vrijwilligerscoördinator of in dit geval via een advertentie.” 235 “We willen ook voorkomen dat we er teveel mensen hebben rondlopen. Dus daarom kiezen we mensen voor specifieke activiteiten. Stageplaatsen van de kunstacademie willen we graag, maar die willen zelf niet zo graag.” Pagina 121: Client die gevolgd mag worden (orthopedagoog) “Joris en zijn ontwikkeling is hier aan de orde. Het uitbreiden van mogelijkheden op keramiekgebied en het leren verwoorden wat hij wil. Er is bij hem wel meer werk aan de winkel zoals: zelfstandigheid en emotionele ontwikkeling.” Antwoord: ”Ja dat klopt. Mijn doel is: meer zelfstandigheid in het functioneren. Hij ontwikkelt zich sinds een paar jaar heel goed. Dit komt door zijn goede relatie met andere cliënten. Hij heeft hier een goede vriend, die redelijk zelfstandig woont. Zijn vriend neemt hem mee. Kort geleden was zijn vriend met vakantie en vroeg hij: ”Kan ik even een boodschap doen?” Natuurlijk was ons antwoord: “Ja, graag Joris.” Vaak zie je dat cliënten zich aan elkaar optrekken. Dit stimuleren we. Joris woont bij zijn moeder. Eigenlijk is de situatie: “De lamme helpt de blinde.” We bespreken dit ook met elkaar.” Pagina 128 en 129: De Lift (orthopedagoog) “Jane wil niet met de lift uit angst maar ook vanuit haar behoefte om meer te willen bewegen. De trap is echter te gevaarlijk. Wat is hier aan de hand?” Antwoord: ”Dat was een soort machtsstrijd aan het worden. Ze weegt 180 kg. Ieder ander stimuleer je om meer te lopen. Maar zij niet. Als het niet anders had gekund, zou het wel gemoeten hebben. Zij had gehoord dat de lift het niet doet. Ze weigerde om naar boven te gaan. De lift geeft haar het gevoel van veiligheid, maar dan moet het ook veilig zijn. En het was veilig. We gaan dan met haar mee, met telefoon voor het geval dat…. Uiteindelijk heb ik haar moeder gebeld. Dan vraag ik of zij toestemming geeft. De moeder wilde absoluut dat ze met de lift ging. En daardoor lukte het uiteindelijk.” Pagina 127: Kleuren kiezen (programmamanager en orthopedagoog) “Op basis van de eerste alinea op pagina 13: ”Wat kan Jane zelf?” Antwoord: “Je moet haar wel helpen, want je ziet dat het anders te lang gaat te lang duren!” Panel: ”Hoe werk je aan de ontwikkeling van haar met betrekking tot bewegen?” Antwoord: ”Op 126 en 127 zie je dat bij het kleuren kiezen de dialoog tussen de twee prima gaat. Jane valt in slaap. Dan heeft ze wat calorieën verbrand. Het is lastig om haar in beweging te krijgen. Andere cliënten lopen vaak voor haar.” Panel: ”Hoe zijn jullie met haar gezondheid bezig?” Antwoord: ”We letten op haar dieet. Vroeger ging ze naar de sigarenwinkel op de hoek om van alles te kopen. Het eten hebben we inmiddels goed in de gaten. Het bewegen minder. Wandelen wil zeggen: tot de hoek van de straat. En dat kost een half uur. Hier zouden we graag een vrijwilliger voor hebben.” Panel: ”Is er een moment dat je moet vaststellen: zij kan hier echt niet meer ’uit de voeten’?” Teammanager: ”Een terechte vraag. Wat te doen bij brand bijvoorbeeld?” Collega: ”Ze ontwikkelt zich goed op keramiekgebied. Ze maakt steeds mooiere dingen. Het gewicht is in de loop van de jaren behoorlijk toegenomen. Prader Willey is pas ontdekt toen ze 25 was. De moeder werkt wel mee.” Panel: ”Hebben jullie wel eens brandoefeningen?” “ Ja!” 236 Pagina 121 en 122: Methodiek Panel: “Er wordt gesproken over de cursussen hiervoor. Hoe zit dat in jullie beleving?” Antwoord: ”Met de cliënten werken we hier wel aardig aan. Maar neem zo’n voorbeeld als met Jane, dan zie je dat je op twee benen hinkt. Het merendeel neemt wel zelf initiatief. En is zich er in gedrag en houding wel bewust ervan.” Panel: ”Zit er een administratieve kant aan?” Antwoord: “Nee dat doen we niet, we houden het wel bij.” “Bij sommige mensen zie je dat ze een andere prikkel nodig hebben.” “Er zit geen prikkel van productie moeten draaien. De beelden die mensen maken, daar blijven we vanaf.” Pagina 122: Programma-indeling (consulente dagbesteding) “Zien we het goed dat er een marge van een uur werken is. En een uur en 10 minuten pauze?” Antwoord: “Ja, dat klopt. Sommigen gaan zelfstandig een wandelingetje maken en anderen gaan met begeleiding wandelen. Als je verder wilt wandelen kan dat ook.” Pagina 132 en 133: Rapporteren (verwant) “Er is geen gelegenheid om de plannen bij te werken.” Antwoord: ”Ja, keramiek is ook veel werk voor ons. Ovens vullen , enzovoort.” Pagina 133 vervolg: (beleidsadviseur kwaliteit) “Iedereen is parttimer. Is dat een lastige combinatie met rapporteren? Hoe ga je om met overdracht?” Antwoord: ”Op papier, maar ook veel mondeling wisselen we belangrijke dingen met elkaar uit.” “We zien elkaar wel in wisselende samenstelling.” Panel: “Jullie geven aan soms wel meer te willen weten van een cliënt.” Antwoord: ”In sommige gevallen wel. We werken in drie ruimtes. Je wilt regelmatig wel wat meer weten van een cliënt. Tussen wonen en dagbesteding werkt het niet goed. Dit vergt veel van onze energie.” Kwaliteitspanel: “Het is duidelijk dat jullie informatie missen en daar wel behoefte aan hebben. Het is jammer dat er geen eenduidigheid is. Met je team kun je daar afspraken over maken.” Antwoord: “Ja, dit doen wijzelf wel vrij eenduidig en zo reageren wij op de non-respons van wonen. We zouden meer overleg willen. Soms komen er wel begeleiders van wonen mee naar een opening. Daar zijn we dan al heel blij mee. Het is ook belangrijk voor cliënten.” “Hoe hebben jullie dit gesprek ervaren?” “Er zit groei in. Contact tussen bewoners en begeleiders wordt gezien en gewaardeerd: daar word ik vrolijk van!” “Dit gesprek zet aan tot denken.” “Heel erg leuk”, zeggen beiden in koor. 237 3.6 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van woonlocatie De Molenweg Onderzoeker: Angeline Groenewoud De voorzitter stelt de drie afgevaardigden, de teammanager en twee persoonlijke begeleiders ( PB’ers) op hun gemak en geeft de werkwijze aan. Na het voorstellen stelt hij de vraag: “Staan jullie goed op de foto?” Pb’er: “Ja heel herkenbaar zowel de algemene beschrijving als de verslagen. De onderzoeker heeft veel gezien en ook met een scherp oog gekeken.” “Wat heb je aan dit verslag?” PB’er: “Leuke observaties, soms wel anekdotisch. Goed om te lezen en van elkaar te zien hoe we het doen.” Teammanager: ”Ik mis een kader van waaruit de onderzoeker kijkt naar momenten van begeleiding. Ik zou graag types van begeleiding hebben willen zien. Mijn referentiekader is anders want ik werk pas drie maanden in de gehandicapte sector.” De voorzitter legt uit dat we nadrukkelijk instrueren om dit niet te doen. De drie onderzoeksvragen zijn leidend en daarnaast volgt de onderzoeker personen, die het team zelf heeft aangegeven. Pb’er: ”Iedereen vond het heel interessant. Er komen situaties naar voren die we heel erg herkennen. Bijzondere momentjes en er komen ook dingen naar voren die meer onze aandacht verdienen. Er komt dan wel wat naar boven waar we goed en waar we minder goed in zijn.” PB’er: ”Via de ogen van een ander lezen over jezelf, is bijzonder om te lezen. We moeten met sommige dingen als team echt wat meer afstemmen.” De voorzitter merkt op dat de start aanvankelijk wat aanloopprobleempjes kende. “Hoe was het om zo’n pottenkijker over de vloer te hebben?” PB’er: “Ik was in het begin wel huiverig en uiteindelijk is het heel erg goed gegaan.” De voorzitter nodigt de panelleden uit tot het geven van: Pluimen Pagina 142: Spruitjes (beleidsadviseur kwaliteit) “Het helpen bij koken geeft mooie voorbeelden hoe je cliënten kunt stimuleren en contact kunt leggen. Cliënten krijgen veel complimentjes. De begeleiding neemt de tijd en heeft gerichte aandacht. Relatie, ontwikkeling en initiatief in één pakket.” Pagina 140 en 141: Fruitontbijt (programmamanager) “We zien hier veel interactie en een geolied team. Heel mooi om te lezen!” 238 De programmamanager vervolgt: Pagina 154: muziek maken “Het steeds maar positief bekrachtigen, maakt indruk.” De beleidsadviseur sluit daarop aan: “Het moment met Noah en Domani: zij zijn duidelijk samen en op elkaar inspelend. De glimlach op het gezicht van Domani als hij uit volle borst zingt, raakte me. Je ziet en voelt dat er iets gebeurt! Op pagina 20 en andere pagina’s zie je dat ook.” Pagina 151: gezellig (orthopedagoog) “Een hele gezellige groepssfeer, waarin de verbondenheid opvalt, emoties teruggegeven kunnen worden en de sfeer naar de komende verjaardag van Domani uitgaat. Mooie aandacht voor hem. Ook leuk dat hij zijn taart zelf kan ontwerpen.” Programmamanager: beeldvorming. “Ik vind het leuk dat er een onderzoeker bij jullie is geweest. Altijd gaat alles dat ik hoor van jullie over incidenten en agressie. Leuk om dit te lezen: het geeft een ander beeld… .” PB’er: “We hebben ook een 180 graden omwenteling gemaakt in vergelijking met een paar jaar geleden. Er is nu veel aandacht voor wie de bewoners zijn.” Panel, de leden wisselen elkaar af: “Ademloos gelezen… .” “Heeft de beeldvorming ook te maken met beeldvorming in hoe jullie je naar buiten toe opstellen? Of niet gemakkelijk mensen binnenlaten…versterkt dat het beeld niet?” Antwoord: “Ja, we hebben wel de neiging om bescherming te bieden aan de heren met storingen uit het autismespectrum… .” Panel: “Mogelijk kunnen we deze kier benutten…Wel goed om je hierover te bezinnen. Jullie inspectierapport was anderhalve jaar ook op orde.” Reactie: “We horen weinig positieve verhalen terug…Ook nieuwkomers zijn wel behoorlijk geschokt…samen doen we het als team wel goed… .” Teammanager: “We hebben ook met een financieel plaatje te maken. Dat is mijn zorg. Methodisch werken daar zijn we goed mee bezig.” Directeur: “Goed hoe jullie nabijheid en distantie vanuit balans weten te hanteren. Jullie komen ook dicht bij cliënten: knap en goed!” Thema’s Pagina 154: Escalatie (directeur) “Domani heeft voorkeur voor Safira, die voorkeur wordt niet gehonoreerd. Hij heeft moeite met zijn bed uitkomen. Zou Safira hem iets anders geboden hebben? Is hier ruimte voor?” PB’er: ”Hij riep haar omdat hij iets nog niet goed had afgesloten de vorige dag. Wij spreken altijd af wie er met wie werkt.” Panel: ”Hoe sturen jullie op voorkeuren?” PB’er: ”Is afhankelijk van de dag. Ons beeld is om er juist niet op in te gaan: ik begeleid hem, dan zul je het met mij moeten doen.” 239 Panel: ”Kunnen zij dat, via picto’s bijvoorbeeld, ook volgen? In de gang hangt wel een fotobord, bij één cliënt wel met picto’s, maar niet met Domani.” Panellid: ”Op pagina. 17 benoemt Domani goed dat hij onzeker is. Je ziet dat hij een groei doorgemaakt heeft. Jullie zijn goed bezig, maar juist daardoor zie je dat er veel meer te ontwikkelen valt dan dat je aanvankelijk vermoedt.” Pagina 149: Domani (beleidsadviseur) “Mooi om te zien hoe de psychomotorische begeleiding doorwerkt in de begeleiding… Prachtig…ook op pagina 17 bij verwarring, waar hij zelf aangeeft dat hij onzeker is.” Portofoon Het viel het panel op hoeveel geluiden er de hele dag door te horen zijn: vele soorten ringtonen van mobieltjes, vaak van begeleiders. Veel aandacht gaat uit naar roken. En regelmatig gaat de communicatie tussen begeleiders per portofoon. “Is dat niet storend voor jullie en voor de cliënten?” Antwoord: ”Het is ons veiligheidssysteem. Alleen indien nodig. Het is ook een coördinatiesysteem. De enige cliënt die er op reageert is Domani. Anderen reageren er niet op.” Panel: ”Op pagina 145 wordt per portofoon geroepen of Kelly op vrijdag werkt, dat wordt als het ware omgeroepen; dat moet je niet doen via de portofoon.” Pagina 145 en 146: Wachten (teammanager) “Welke begeleiding is er ten aanzien van seksualiteit? Amit heeft tijdens het wachten zijn hand in zijn broek en vindt dat comfortabel. Hij moet van Jos zijn hand uit zijn broek doen. Hij lijkt wat uitgelachen worden. Is hierover beleid?” Antwoord: ”Wij proberen hem duidelijk te maken dat het ongepast is als hij met zijn hand in zijn broek zit.” Panel: “Hier seksualiseert een begeleider dat wat niet seksueel geduid wordt… .” Antwoord: ”We denken dat dit een ongelukkige opmerking was, niet echt een thema.” Panel: ”Seksuele behoefte is dat een thema?” Antwoord: ”Een paar zijn er wel zo nu en dan mee bezig. Dan wel op de eigen kamer of in de douche. Dit is niet op ons als vrouwen gericht.” Pagina 146: Panel: “Het busje komt een uur later. Zal niet goed zijn voor Amit. Zijn er ook andere oplossingen voor Amit om op een andere manier te bewegen, bijvoorbeeld per fiets? Hij kan fietsen op een driewieler.” Antwoord: “De weg naar buiten is een stuk moeilijker voor deze cliënten. Wij proberen zowel met Domani als met Amit naar buiten te gaan. Het is niet een werkdoel, maar we doen het wel door met deze twee bijvoorbeeld naar de supermarkt te gaan. Domani wil ook graag deelnemen aan het gewone leven; hij wil bijvoorbeeld graag naar Ajax. Maar wat heeft hij eraan en hoe lang heeft hij daarna nodig om te herstellen? We doen wel wat, maar het staat niet in de werkdoelen.” De voozitter verduidelijkt dat ontwikkelen en ontdekken hier aan de orde is. Antwoord: ”Ja dat zouden we best kunnen benutten.” Pagina 157: initiatieven 240 Programmamanager: ”Op deze pagina zie je aantal goede voorbeelden van het stimuleren van eigen initiatief bij Matthijs zoals het kannetje met water.” Pagina 137: de sfeer Panel: Het viel meerdere panelleden op dat ‘oppervlakkig schoonmaken’ vanzelfsprekend lijkt. Frisheid en hygiëne springt er niet echt uit. Integendeel. ”Dat moet toch ook een minder prettig effect hebben op het hele klimaat en het onbewust negatief beïnvloeden?” Antwoord: ”Ja is een punt van herkenning. Begeleiding herkent en erkent dit. Het is niet prettig voor personen die er wonen en ook niet voor ons als begeleiding.” De teamleider vraagt zich af of er op een andere manier ingekocht wordt en wil dit onderzoeken. Pagina 145 - 147 en andere pagina’s: andere begeleidingsstijl Diverse panelleden: “We zien wel verschil in begeleidingsstijlen. Eén van de begeleiders springt er in dit opzicht helaas uit. Hij lijkt niet echt stimulerend te zijn, bijvoorbeeld bij het stimuleren om schoenen aan te trekken. Hij geeft wel vaker negatieve, veroordelende en invaliderende opmerkingen. Ook met dubbele bodems.” Antwoord: ”Dit is ook een punt waar we met de begeleider aan werken. Hij schrok er zelf ook van. Hij is zich er niet bewust van geweest. We gaan het wel verder met elkaar bespreken.” Beleidsadviseur en anderen: “We zijn behoorlijk positief over jullie in dit verslag. Jullie ook?” Antwoord: ”Ik heb er meer gelezen wat we anders kunnen doen zoals bejegenen, rookpauzes, mobiele telefoon, meer aandacht voor woning, spullen, veel meer huiselijk maken. Fotolijst die weggehaald wordt en een plek achterlaat enzovoort.” “De basis moeten we ook eerst aanpakken….Er is dringend behoefte om iets aan de woning te doen. Tot nu toe gaat alles wat we voorstellen- vaak letterlijk- in rook op…. .” Teamleider: ”Mensen werken er al zo lang maar geen begeleider of cliënt die opmerkt dat de verf eraf is en dat het bladdert… .” De voorzitter vraagt: ”Wat nemen jullie mee uit dit gesprek?” Teammanager: ”Zoveel positieve punten. Ik nam het voor gewoon aan. Ik realiseer me dat ik daar meer aandacht aan mag schenken. Heel fijn om dit te horen.” “Zijn jullie niet te perfectionistisch?” “Ja, misschien wel. Positieve feedback ontvangen horen we niet zo vaak.” 241 3.7 Het kwaliteitspanel in gesprek met een afvaardiging van het team van de Sliedrechtstraat Onderzoeker: Marjan Huis Namens het team zijn aanwezig: De teamleider, locatiemanager van woonlocatie Sliedrechtstraat, en een persoonlijk begeleider specialiste (PBS). Het verslag als foto “ Ja, dit zijn wij!” luidt volmondig het antwoord van beide locatievertegenwoordigers op de vraag: “Is dit observatieverslag jullie foto?” “Wat hebben jullie aan dit verslag? ”, zo vraagt de gespreksleider. De teamleider, aangevuld door de PBS, geeft aan dat hij heel blij is met het verslag. “Dit is waar het voor de zorg om draait: kwaliteit van zorg is meer van belang dan andere kwaliteitsonderzoeken. Hij vervolgt: “We kijken in de spiegel. Confronterend, maar niet verrassend. Er zijn veel kwesties waar we de vinger niet op krijgen. Het geeft me nu veel handvatten om concrete zaken aan te pakken.” Er is waardering voor de onderzoekster: “Een prettige persoonlijkheid die gepast aanwezig was. Cliënten vonden het leuk dat ze er was en het gaf het team de gelegenheid om soms op een rustige manier de dingen met haar te bespreken.” Pluimen Het kwaliteitspanel start met een aantal pluimen: Pagina 172 en 173: Water drinken (teammanager, accountmanager Agis, opleider) De communicatie tussen begeleidster en bewoonster is een mooi voorbeeld van hoe je iemand serieus neemt. Doorgaans wordt er weinig op deze manier op ingegaan met vragen en doorvragen. Een mooi voorbeeld: “ik heb pijn aan mijn liezen…” en de vraag van Christa waar de liezen zitten. Het positief stimuleren van water drinken werkt. Voorbeelden van ontwikkeling in een goede relatie. Pagina 171 en 172: Wachten en afleiding vinden (beleidsadviseur kwaliteit) Jill wacht al om 13.00 uur op de bus die om 13.00 uur komt en begint uit zichzelf met het schoonmaken van de lades. Een mooi voorbeeld van zelfinitiatief. Pagina 170: Wachten op een andere chauffeur (beleidsadviseur kwaliteit) De teenverzorging en het vertrouwen dat bij de cliënte geleidelijk gewonnen wordt door respectvolle bejegening laat een mooi resultaat zien. Aanvankelijk wilde de cliënte niets weten van Jill. Mooi voorbeeld van een goede relatie ontwikkelen. 242 Pagina 176: Dingen zelf leren doen (directeur) De stimulans van de begeleidster om een cliënte alvast te laten beginnen met haar kamer opruimen en het compliment dat daar vervolgens op volgt. Prachtig voorbeeld van zelfinitiatief. Gespreksthema’s Naar aanleiding van onder andere pagina 173 en verder: De algehele sfeer van onrust. De consulente dagbesteding doet de aftrap: Er is veel onduidelijkheid over de aan- en afwezigheid. Veel binnenlopen en weggaan terwijl bijvoorbeeld de cliënt meerdere keren aangeeft rust te wensen. Het lijkt onvoldoende serieus genomen te worden…. Andere panelleden haken hierop in. Er bestaat onduidelijkheid waar de begeleiding is. In faciliterend opzicht is het gebouw onhandig, maar dat rechtvaardigt niet deze onduidelijkheid. Begeleiders die zich regelmatig niet houden aan afspraken. “Elke woongroep heeft zijn eigen doelgroep. Dat lees ik niet terug.” De locatiemanager reageert:”Ik mis constant begeleiding op de groep. Weet je waarom? Ik denk dat dit een klein onderdeel is van een groter probleem: wie doet er wat wanneer? We willen het omdraaien, maar we moeten eigenlijk helemaal van onderaan af beginnen. Het vergt een cultuurslag. Er is te weinig structuur, te weinig dagprogramma’s en misschien te weinig opleiding. Er ligt een afspraak: per huis een medewerker. Dit verslag heeft ertoe bijgedragen dat we nu vaste medewerkers vanuit een vaste pool inzetten. Mocht er iemand niet zijn dan wordt een groep verdeeld over de andere drie, afhankelijk van hoe cliënten in hun vel zitten.” Teammanager e.a. leden uit het kwaliteitspanel reageren: “Dan moeten begeleiders wel heel veel kunnen.” Er zijn vier groepen met drie verschillende doelgroepen. Men lijkt met betrekking tot alle groepen over alle vaardigheiden te moeten beschikken. Dat is veel en het lijkt te complex om te behappen voor begeleiders. “Een overdracht van 21 cliënten naar vier groepen is in de praktijk nauwelijks te doen.” Het panel is het erover eens dat dit niet kan. Locatiemanager: “In het verleden zijn er mensen aangesteld zonder zorginhoudelijke opleiding. Er is een duidelijke weerstand in het team om te ontwikkelen. Veel wisselend management in de afgelopen jaren. Ze hebben met elkaar hun eigen visie ontwikkeld. Met dit verslag kunnen we inhoudelijk verder.” 243 De locatiemanager geeft aan dat het gesprek over wat begeleiders onder kwalitatief inhoudelijke zorg verstaan, dringend gevoerd dient te worden. “Zodra je de basis op orde hebt, komt er veel naar boven. Rooster vooruit roosteren, overlegstructuur herzien, twee teams kleiner maken, zodat je in overleg kunt met je persoonlijk begeleider. Zo krijgen geleidelijk aan de zorgplannen aandacht, maar we zijn nog niet op 20% van daar waar we naar toe moeten. En als medewerkers zeggen dat het goed gaat, verstaan ze daaronder dat de cliënten hun natje en hun droogje krijgen. Eigenlijk een oud gezinsvervangend tehuis, met een lege koelkast. Medewerkers willen een soort gezellige gezinssfeer.” Gedragsdeskundige: onveiligheid “Eigenlijk zeg je dat je van betrekking naar inhoud wilt gaan. Je spreekt de medewerkers erop aan. Het lijkt moeilijk voor hen te zijn dat je hen erop aanspreekt. Er is onveiligheid in het team, onder andere door het op non-actief stellen van twee collega’s door een incident na de observatieperiode. Medewerkers zijn angstig om een en ander te vertellen en open te zijn. Cliënten hebben hiermee te maken en die hebben er last van. Ze zullen in verwarring zijn. Het zal de relatie tussen beiden geen goed doen. Er is sprake van seksueel overschrijdend gedrag in woord en gebaar. Normen en waarden zijn uit het oog verloren. Kun je hen dan wel aanspreken op hun functioneren?” De locatiemanager bevestigt dat dit ook geen eenvoudige zaak is. Op dit moment lijken medewerkers vooral voor hun eigen belangen te staan, niet op die van de cliënten. Opleider: opnieuw beginnen? “Stel: Als je het morgen anders mag doen: gebouw plat en een fris team kan starten. Hoe ziet dat er dan uit naar jullie idee?” De locatiemanager geeft aan dat ze dit dan met elkaar goed zouden oppakken vanuit een houding die “pal voor de cliënten” zal staan. Medewerkers zullen zelf hiertoe initiatief moeten nemen en hun eigen belangen ondergeschikt maken aan die van de cliënten. “Ervaren jullie steun?” “Ja”, antwoordt de locatiemanager op de vraag van het panel: “Wij worden gesteund door directie en bestuur! Dit is zo groot, hier leren we van, dit is zwaar, hier worden we sterk van en het is fijn dat de directie steunt.” “Hoe concreet steunt de directie?” , zo vraagt het panel. “Als ik iets vraag krijg ik het, bijvoorbeeld bij verwanten als ik moet uitleggen wat de situatie is, dan is de directeur ook aanwezig op zo’n avond.” 244 De locatiemanager geeft aan dat op dit moment op alle vragen hetzelfde antwoord komt:”hier zijn we mee bezig…. .” Hij verwacht dat dit ontwikkeltraject waarschijnlijk tussen de 1 en 1,5 jaar zal lopen. Het panel stelt hier vragen bij. De gedeelde conclusie van het panel luidt: “voor een risicolocatie duurt dit te lang!” Directeur: Het panel pakt het voorbeeld “drukte” nog eens op. Jill zegt steeds: …“ik wil rust, laat me met rust….” , er wordt geen vervolg aan gegeven. Men weet dat de deuren dicht moeten. Men doet het gewoon niet. Men weet wat het beleid is, maar de reactie is: “we vinden het zo wel gezellig… .” De locatiemanager en de PBS’er bevestigen dit. “We weten vanuit het management wel goed wat we willen, maar het werkt niet zo als we er niet zijn. Er is weerstand tegen ‘het management’. We hebben een paar medewerkers die wel willen, maar die nog verder gecoacht moeten worden. Maar ze worden wat tegengehouden door anderen die het willen laten zoals het is…We onderzoeken of we ‘coaching on the job’ kunnen krijgen.” De opleider vraagt:”hoe lang moet je de hardnekkige kern tolereren? De locatiemanager reageert en kijkt peinzend voor zich uit: “Bij de overdracht, toen ik de zoveelste nieuwe manager werd, zei mijn voorganger: ”Deze mensen zijn verwaarloosd: koester ze en leg ze in de watten… .” Zo startte ik, maar ik zie inmiddels dat dit averechts werkt. Als ik bijvoorbeeld aanmerkingen maak op te laat komen dan krijg ik vrijwel altijd te horen: “Ik loop mijn stinkende best te doen. Ik kom een kwartier te laat, maar ik blijf ook wel een half uur langer… .”” Het panel constateert dat men de hele dag in het kantoortje zit en vraagt zich af wat daar de hele dag gebeurt. Men ziet de complexiteit van een cultureel verworven traditie in werkopvattingen en een glijdende normvervaging. Het vraagt een goede begeleiding. Dat verdient dit team ook. Het panel meent dat er sprake is van een crisissituatie met verhoogd risico welke op korte termijn om een oplossing vraagt. Misschien met mensen van buiten af in samenwerking met gedragskundige, locatiemanager, directeur en de PBS. De beide afgevaardigden geven aan:”We zullen het in het kernteam en met de PBS’er bespreken. We kunnen hier iets mee en we moeten hier iets mee. Het biedt voldoende houvast om hen voor te houden: ”Dit is het kader. Kun en wil je hieraan voldoen? Hoe kunnen we dat merken?”… Ik twijfel niet aan de intentie van medewerkers. Ik zie ook goede dingen..zoals jullie in het begin ook opmerkten. Ik denk dat de culturele afkomst een rol speelt op de locatie. Een groot deel van de begeleiding en van de cliënten is Surinaams. Dat vraagt van ons om hier goed op in te spelen, bewust van onze eigen normen. Het is vrij gecompliceerd.” Het panel vermoedt dat de non-actiefstelling ook benut kan worden om een frisse wind te blazen door het geheel. Ouders en verwanten zullen hier ook vragen over hebben. Ook zij zullen de normvervaging constateren…en hier verandering in willen. 245 Zaken onder de mat werken gaat niet helpen. Alle betrokkenen hebben recht op openheid. De locatiemanager geeft op de vraag wat de afvaardiging meeneemt uit dit gesprek aan: “Wat ik meeneem is een signaal afgeven bij directie. Misschien is er een drastischer oplossing mogelijk. Ik trek het nog wel even…” De PBS-er :“Ik merk hier tijdens dit gesprek dat wij het al normaal zijn gaan vinden wat er gebeurt, misschien kunnen we het versnellen.” Beiden:“Er is ook een extern onderzoek aan gekoppeld. Onderzoek naar alle cliënt gerelateerde zaken.” Het panel vraagt zich af: “Wat de vraagstelling is van dit onderzoek?…. En concludeert:” Jullie weten het al. Waarom weer een externe deskundige? Het gaat om een maatregelenpakket dat breder moet zijn dan personele bezetting. Het gaat om doelgroepsamenstelling, methodisch werken en omgaan met culturele diversiteit. De huisvesting is niet ideaal, maar het zit niet vooral in de stenen, maar in de cultuur die in 12, 13 jaar is ontstaan.” Het panel adviseert: “Niet meer tijd besteden aan diagnostiek , maar aan aanpak. Een nieuwe start is op kort termijn noodzakelijk!” In de nabespreking van het kwaliteitspanel is er grote waardering voor beide afgevaardigden. Zij staan voor een zware opgave. Het panel vraagt het team van BvK of zij mogelijkheden zien om hierin te ondersteunen. Het verslag biedt veel aanknopingspunten voor het team, dat zichzelf herkent in het verslag. Vanuit dit verslag kunnen de aanknopingspunten voor verandering benut worden. Mogelijk kan de onderzoeker daar nog een rol in spelen. 246 3.8 Het Kwaliteitspanel Cordaan in gesprek met de afvaardiging van woonlocatie Windroos, team ouderen. Onderzoeker: Kirsten Beerens Namens het team zijn aanwezig de teammanager en een Persoonlijk Begeleider (PB’er). Na een verwelkomende introductie van de voorzitter en het voorstellen aan elkaar, stelt de voorzitter twee vragen. “Staan jullie goed op de foto?” Enthousiast geven de twee afvaardigen een duidelijk: ”Ja. Dit zijn wij!” en vervolgen met: “Het was een feest om te lezen. Briljant . Dit zijn wij.” “Wat heb je aan zo’n verslag?” Afwisselend nemen de twee afgevaardigden het woord. “Je wordt bevestigd in dat wat je doet. Het is objectief beschreven. Geen oordeel en geen mening van onderzoeker. En toch is het heel feitelijk. Het leeft overal bij ons. Mensen worden aangesproken met de gefingeerde namen. We beschouwen het als een feest. De collega’s hebben het er veel over. We puzzelen met elkaar, wie er wie is en ook wat we van elkaar nog kunnen leren.” Op uitnodiging van de voorzitter start het panel met het geven van de Pluimen Pagina 203: Wel netjes en Borstelen (gedragsdeskundige) “In het middenstukje staat mooi beschreven hoe begeleider Ilze twee bewoners met respect en uitnodigend een bewoner aanzet tot ontwikkeling en de ander tot betrokkenheid. In de twee paragrafen zie ik een duidelijk voorbeeld van verbinding, initiatief en ontwikkeling.” Pagina 202: Kos (cliënt) “Ik vond het mooi om te lezen hoe Paul kan vertellen over zijn vakantie in Kos. De begeleider gaat hier goed in mee. Ze hebben gewoon een goed gesprek. Ik vind het een mooie verbinding tussen die twee.” Pagina 190: Fotoboekje (opleider) “Mooi om te lezen hoe rustig en gebarend Joop wordt uitgenodigd door de begeleidster Joyce. Ze hebben een mooie communicatie samen.” Pagina 193: Schoonmaakster (programmamanager) 247 “Hier zie je goed hoe iemand erkend wordt in haar levensgeschiedenis en in haar kwaliteiten, die ze gewoon kan inzetten. Zelfinitiatief lijkt zo heel vanzelfsprekend.” Pagina 209: Was-ie lekker? (gedragsdeskundige) “Mooi voorbeeld hoe je samen met mevrouw Samuel kunt douchen, haar voorbereid op de handelingen, met haar samen bekijkt wat ze zelf kan doen en haar bevraagt wat ze het liefste heeft zoals”Precies warm genoeg?” Ilse draagt zorg voor een veilige situatie, heeft respectvol contact en geeft de ruimte voor initiatief aan mevrouw Samuel.” Nadat de beide teamleden de waardering tevreden in ontvangst namen, maakt de voorzitter ruimte voor de gespreksonderwerpen. Thema’s Pagina 199: de rest kan hij zelf en zelf smeren (directeur) “Er worden verschillende boodschappen uitgezonden , de begeleider die het overneemt, heeft andere ideeën.” Team:“Ja, hij was, toen hij het las er zelf ook verbaasd over. Hij kon het zich niet meer herinneren, maar nam het wel ter harte.” Pagina 192: boekje en weggooien (programmamanager) “Zoals we eerder konden lezen, houdt Joop niet van onverwacht aanspreken en toch gebeurt het hier nogal strak.” Team: “We hebben dit in ons teamoverleg besproken. We hebben ons gerealiseerd dat je allemaal wel je eigen karakter kunt behouden en toch eenzelfde begeleidingsstijl kunt hebben. Dit willen we meer profileren. Daar helpt dit verslag goed bij.” Consulent dagbesteding vult aan: “Het lijkt dat Joop niet mag weggooien, terwijl hij dat wel wil. Hij gooit ook gehoorapparaten weg. Zou hij in die kwaliteit van dat weggooien ook niet een rol kunnen krijgen?” Reactie: “We laten hem niet schrikken. Hij stroopt ook slaapkamers af en gooit dan bijvoorbeeld armbanden enzovoort weg. Hij heeft 1500 auto’s, daar mag hij wel van weggooien. We gaan erover in gesprek met orthopedagogen.” Programmamanager: Klopt het dat er geen pasta op de woning is en wel op de dagbesteding? Klopt het ook dat we verschillende benaderingen tegenkomen? Antwoord: ”We hebben het samen ook gelezen en besproken. Het blijven denken in wonen en dagbesteding is hardnekkig en opmerkelijk. We willen juist die materialen wel naar boven. Dit helpt ons. Ik ervaar dit als schokkend. Het is echt nodig dat we toewerken naar meer eenduidigheid in de begeleidingsstijl.” Pagina 199 en 200: mevrouw Samuel ( programmamanager) “Mevrouw Samuel is 82 jaar. Is het nodig dat zij nog steeds naar dagbesteding moet gaan? Doen jullie ook aan pensioenleeftijd?” Antwoord:” Ja, dat doen we; ze ontvangt drie keer per week externe dagbesteding.” Directeur: ”Op pagina 16 zie je een voorbeeld van het verschil in benaderen. Mevrouw Samuel wordt ook verschillend, niet altijd even respectvol, aangesproken zoals: ”Hé Samuel.” 248 Dorien gaat heel liefdevol om met het been van mevrouw Samuel en geeft Anton feed back. Goed dat zij dit doet.” De beide afgevaardigden zijn het hier mee eens. ”Soms uiten mensen die een flap uit zijn, zich niet altijd even correct. Dat is wel bespreekbaar.” Pagina 201: Naline (directeur) “Arlet kent niet zoveel gebaren. Dat lijkt de communicatie met de dove Naline te verstoren. Hier hebben we scholing voor.” Antwoord: ”We gaan ‘gebaar’ introduceren bij overdracht. Iedere dinsdag komt er iemand die ons ‘het gebaar van de week’ leert. Er zijn geen begeleiders die het wel goed kunnen. Het is wel een team dat veel op zorg gericht is en snel geneigd is om over te nemen. Het is één van de prioriteiten. Er zal ook andere deskundigheid ingevlogen moeten worden. We moeten een slag maken met wisseling van het team om expertise in huis te halen.” “Zo hebben we twee ernstig zieke cliënten (onder andere Naline), de logopediste werkt de communicatie helemaal uit, ook met picto’s. Dit wordt wel aan het team uitgelegd, zodat medewerkers weten hoe ze kunnen communiceren.” Directeur: ”We hebben hier ook spraakcomputers voor.” Antwoord: ”Ja, dat is wel een hoofdpijndossier. Want wie stelt die in? En als we die hebben blijkt deze niet op het blad te passen. De logopediste komt eens per week en loopt vast omdat of het goede blad niet beschikbaar is of er is iets met de software… .” Consulent dagbesteding: ”Hoe zou je hier een best practise van kunnen maken en patronen kunnen doorbreken?” Het team zou hier graag over willen nadenken. Pagina 207 (gedragsdekundige): Privacy thema’s “Mogen wij allemaal zo maar mee met douchen, badkamer, wc bezoek enzovoort? Hoe gaan jullie hiermee om?” Antwoord:“We hadden afgesproken dat de observator op Joop zou letten. Daarvoor hebben we, mede op verzoek van de observator, toestemming voor gevraagd. Juist bij ADL kun je veel zien met betrekking tot ontwikkeling, relatie en initiatief. We hebben hier van te voren goed over gecommuniceerd.” Gedragsdeskundige:”Eigenlijk zou je voortaan in je rapport moeten opnemen hoe je de privacyregel gebruikt.” 23 Pagina 213: Stempelen (consulente dagbesteding) “Hoe reageren medewerkers op wat cliënten zelf willen? Bijvoorbeeld Rinse wil stempelen. Zijn zelfinitiatief lijkt geremd te worden.” Antwoord: ”Ja, fijn dat hij dit zelf doet. Ik vind het choquerend dat de activiteitenbegeleider het te vaak overneemt. We hebben hier toch speciaal cursussen voor.” Pagina 202: eigen initiatief als thema (cliënt) 23 Deze tip gaat worden overgenomen door BvK. 249 “Ik zou hier eerlijk gezegd liever niet willen wonen. Er wordt niet altijd geluisterd als mensen roepen of schreeuwen. Ik zie heel vaak dat er niet gestimuleerd of aangemoedigd wordt. Bijvoorbeeld op bladzijde 194: ”Zal ik het op het aanrechtblad zetten?” Dat kan ze ook heel goed zelf en ze wil dat ook. Er zijn grote verschillen tussen begeleiders. Bijvoorbeeld als Rinse wil stempelen, wil de begeleiding een spelletje doen. Of op bladzijde 202 het formulier van Vincent: ”Leg maar bij de computer neer.” Mensen worden toeschouwer van hun eigen bestaan. En ook de taal: ”We gaan douchen”, bladzijde 202; ”We gaan niet daar eten, we gaan sociaal doen.” Dat is wel een leerling, maar dat wordt niet verbeterd door anderen. Of bij muziek: één of twee personen vinden het leuk maar de anderen zitten er maar bij.” Andere panelleden sluiten daarbij aan: “Het heeft allemaal natuurlijk wel een context: maar de begeleider is aan het koken; op een andere manier kan het ook”, vindt het panel. Pagina 202: “We” gaan sociaal doen. Waarom moet iemand opeens sociaal doen…? Antwoord : ”De methode Urlings doen we met het hele team (ook met verschillende disciplines). Dan hoop ik ook dat begeleidingsstijlen op eenzelfde lijn komen. Dan kunnen we een slag maken. Ben heel blij met het verslag, want dat stimuleert ons extra.” Panelvraag:“Zorg en begeleidingskoppeling: Hoe zien jullie dit?” Antwoord: ”Het is altijd begeleidend. Net zoals Wonen en Dagbesteding een koppeling is. Daarbinnen heeft wel ieder de eigen expertise.” “We hebben veel wisseling van managers gehad, zeven verschillende managers in korte tijd. Suzan is er nu een jaar. Dat geeft veel meer rust en vertrouwen.” Accountmanager:”Goed hoe jullie aanknopingspunten zien en de vragen stellen over de verschillen van benadering.” Reactie: ”Men erkent de andere rol: we leren van elkaar en van de verschillende stijlen.” Accountmanager: ”Als bewoner mag je niet afhankelijk zijn van de tena of van broodje wel of niet zelf smeren, afhankelijk van welke begeleider er is.” Reactie: ”Ja, daar zijn we het mee eens. Er waren zes fte teveel en er was veel ziekteverzuim. We moeten nu een gezonde balans zien te krijgen. Dorien is van ver gekomen, zij is een door en door zorgpersoon, die het heel zwaar heeft gehad. Nu staat zij in haar kracht. Veiligheid is nu van belang en dat schept uiteindelijk ook voor iedereen vertrouwen.” “We zijn wel blij met de pluimen.” De suggestie wordt gegeven om de pluimen te verzamelen op een blog…. “Hoe was het om hier te zitten?”, vraagt de voorzitter. De afvaardiging geeft aan dat het al snel ontspannen was en goed te doen. “We zijn goed gezien en het is heel nuttig zo’n verslag en gesprek. We willen echt Kirsten een pluim geven voor haar observaties. Ze viel niet op. Ze viel in.” Verschillende panelleden geven aan dat zij het een mooie terugkoppeling vinden. Ze waarderen dat “jullie het zo tot op het bod laten doordringen.” De afvaardiging staat open voor suggesties en vult zelf ook aan. Veelbelovende basishouding die vertrouwen geeft voor de doorontwikkeling van het team. 250 Teammanager:”We hebben nieuwe expertise nodig.” Panellid:”Wat ga je daarop doen?” Antwoord: “Voortaan doorvragen!” 251 4. Terugblik met de bestuurder van Cordaan Henk Kouwenhoven 252 4.1 Nabeschouwing met Henk Kouwenhoven, lid Raad van Bestuur en met Marloes de Ruiter, programmamanager gehandicaptenzorg. Enthousiasme Meteen bij de eerste algemene vraag naar de ervaringen met dit project, reageert de bestuurder: “Deze pilot volgde ik met enthousiasme; echt een project waarin het over de hele lijn gaat over kwaliteit. Van de week was ik nog op één van de geobserveerde locaties. Ik constateer dan hoe nauwkeurig de beschrijvingen in dat verslag overeenkomen met mijn bevindingen.” Drie positieve lijnen Op verzoek licht de bestuurder zijn enthousiasme toe langs drie lijnen. 1. “De informatie in de verslagen geeft een nauwkeurig beeld van de kwaliteit die er op de locaties aan de orde is. Informatie waar we graag naar op zoek gaan. De intensiteit van de verslagen geeft een goed inzicht in dat wat goed gaat en dat wat beter kan. De kwaliteit van de relaties bevat op de verschillende locaties veel managementinformatie. 2. Het leert medewerkers kijken. Het is een van de meest effectieve manieren om naar kwaliteit te kijken en over kwaliteit te spreken. Als je ergens lang werkt zie je vaak niet meer dat wat er niet werkt. Zo’n verslag is aanleiding om weer even wat afstand te nemen om te kijken naar je werk. Goed vergelijkbaar met het ambacht van een houtbewerker die even op een paar passen afstand gaat staan om naar zijn resultaat te kijken. De verslagen laten zien dat medewerkers soms zaken normaal zijn gaan vinden, die echt niet normaal zijn. Je krijgt zo de werkelijkheid goed onder ogen. De locatie waar ik recentelijk was en waar ook een observatie plaats vond liet goed zien dat er sprake was van verwaarlozing. Het gaf ons informatie over de cultuur, over de professionaliteit en over het management. Dit verschaft ons veel kwaliteitsinformatie en vraagt een gerichte sturing. 3. Door zo scherp in beeld te brengen hoe de relatie tussen cliënten en medewerkers eruit ziet, versterkt dit de intrinsieke motivatie van medewerkers. Bovendien geeft het hen ook een gevoel voor dat wat kwaliteit is, anders is dan de ‘afvinklijstjes’ waar ze mee te maken hebben. Dit gaat over henzelf en stimuleert hun eigen professionaliteit.” Op de vraag of er ook kritische kanttekeningen te maken zijn geeft Henk Kouwenhoven aan stil te willen staan bij twee “ongemakkelijke zaken”. Twee ongemakkelijke thema’s. - “Ten eerste vraagt het project een grote intensiviteit. Voor kwaliteitsbeoordeling is het misschien wel te intensief. Daar staat tegenover dat het wel veel 253 - - deskundigheidsbevordering oplevert.” Marloes de Ruiter vult aan dat ook de onderzoekers die opgeleid zijn om te observeren het traject heel inspannend vonden. “Het vergde, weken achtereen een enorme concentratie. Ze zouden het ook voor geen goud hebben willen missen. Ze geven aan veel geleerd te hebben dat ze nu in hun alledaagse werk toepassen. En….ze zouden hier graag mee door willen gaan, maar dan wel graag iets minder intensief.” Henk vervolgt met zijn tweede ‘ongemakkelijkheid’. “De focus die je krijgt in deze pilot geeft richting, met de drie onderzoeksvragen. Maar je zou ook andere thema’s kunnen nemen, bijvoorbeeld ‘veiligheid’. We zouden, na deze ervaring, zelf de thematiek willen bepalen, afgestemd op de vraagstukken van iedere locatie. Dat kan betekenen dat er bij iedere locatie van te voren andere thema’s worden vastgesteld om te onderzoeken. Je kunt de thema’s dan verbreden, bijvoorbeeld met betrekking tot inclusie zou je accenten kunnen aanbrengen. Ook zou je vraagstukken per leeftijdscategorie of doelgroep kunnen aanbrengen. Zoals bijvoorbeeld bij jongeren : hoe kunnen zij van hun omgeving gebruik maken op een veilige en verantwoorde manier? Om dit goed te kunnen observeren is een goede relatie tussen begeleider en cliënt een voorwaarde. Dan kan de focus ook gericht zijn op kwaliteit van leven. Daar gaat het uiteindelijk toch om.” Ontwikkeling We maken even een uitstapje. Hoe relevant is de onderzoeksvraag naar ontwikkeling? De bestuurder stelt: “Ik vind ontwikkeling voor sommigen wel aan de orde en voor anderen niet. Het moet me van het hart dat veel mensen in de Verstandelijk Gehandicapten (VG) sector doorspekt zijn met pedagogiek. Dit ontwikkelparadigma is doorgeschoten. We kunnen er bijna niet meer van genieten als een cliënt die ook muzikant is, veel plezier heeft in zijn muziek en van daaruit veel plezier met andere cliënten maakt. De pedagogiek doorspekt onze hele benadering. Cliënten leren zich sociaal wenselijk te gedragen. De verschillende gaven en kwaliteiten van individuele cliënten worden in de pedagogische gedachte zo ondergewaardeerd. Daarmee doen we cliënten tekort.” Marloes geeft aan dat zij via Beelden van Kwaliteit een ander ontwikkelconcept voor ogen heeft: “In Beelden van Kwaliteit is het juist wel aan de orde dat mensen hun eigen ervaring verruimen en daarvan kunnen genieten; ongeacht de leeftijd van iemand. Dat is niet zo zeer een pedagogische benadering, als wel een visie op het stimuleren van de verschillende ervaringen en kwaliteiten van iemand.” ‘De vreugde van het loslaten van de pedagogiek’ Henk glimlacht, kijkt ons veelbetekenend aan en beëindigt het thema ‘ontwikkeling’ met de oneliner: ”Ik gun jullie de vreugde van het loslaten van de pedagogiek.” Marloes blijft alsnog stilstaan bij nog een ander aspect van ontwikkeling. “In de gesprekken met het kwaliteitspanel gaven medewerkers terug hoe belangrijk zij het vonden om te lezen hoe hun collega’s werken. Dit stimuleerde het onderlinge gesprek en de nieuwsgierigheid naar elkaar. De verslagen werken als een spiegel en leiden uiteindelijk tot verbeterpunten. Ik vond het wel mooi om te horen hoe een team de absoluut verkeerde opmerking van een collega humoristisch oppakte door bij ‘ foute opmerkingen’ voortaan te zeggen: ‘een echte Karel opmerking’. Dit stimuleert het collectieve leren.” 254 Henk beaamt: “Dat is zeker een belangrijk punt. Dat zie ik ook. Daarom ben ik er ook blij mee. Het is een geweldige investering in medewerkers. Ik ben dan ook nieuwsgierig om de verslagen van het kwaliteitspanel te lezen en de veranderinformatie op te pakken. Ik kan die nu nog niet overzien. Maar al zou het tegenvallen, dan zou ik dat wel jammer vinden, maar het is niet de kern van de zaak. Belangrijker is dat medewerkers anders leren kijken. Ik gun ze graag dat ze meer rust in hun werk hebben, meer gericht op de onderzoeksvragen en hun collega’s aanspreken op wat ze zien van elkaar. Zowel in waarderende als in corrigerende zin. Bewuster van eigen handelen en geleerd hebbend niet te oordelen. Dan krijgen we ook een andere cultuur.” Extra trainingen Henk vervolgt: “Dit betekent dat ze leren kijken naar zichzelf en naar anderen, ze leren observeren. Zoals de eerder genoemde meubelmaker die zijn vak verstaat. Hij bekijkt zijn product en uiteindelijk verfijnt hij het of stelt hij bij. Ik zou eigenlijk wel het liefst op iedere locatie twee mensen extra willen trainen in deze wijze van observeren. Het zal een enorme waarde toevoegen. We kunnen ze dan ook kleine beelden laten maken op andere locaties. Daar leren ze van en de geobserveerde locatie ook. In aansluiting met de waarde van het kwaliteitspanel dat hen attent maakt op een bepaalde mate van bepaalde bedrijfsblindheid. Het zou mooi zijn als ze weer goed leren zien en kijken. Ik gun dat hen en de cliënten.” Verantwoording “Hoe ziet de bestuurder dit traject in het kader van het verantwoorden van kwaliteit?”, zo vraagt de interviewster. “Dit project staat het dichtste bij kwaliteit. De methodologische gedachte is lastig: Het ziet af van objectiveerbare vergelijkbaarheid. Het feit dat je deze benadering verkiest, zou eigenlijk bij de inkoop extra waardering verdienen. Niet zozeer op de uitkomst maar op het proces. De uitkomst is een ingewikkeld vraagstuk. Je doet er iets mee. Dat wat eruit komt leg je voor aan een panel, desnoods leg je de monitoring terug bij dit panel. Dat is voldoende. Je maakt je kwetsbaar door het in publieke ruimte te laten zien. Je legt het voor aan een panel en na een jaar kijkt het panel weer. Dat is een aantoonbaar bewijs dat je aan kwaliteitsverbetering doet. Het grootste voordeel daarvan is dat het echt over kwaliteit gaat. En het is openlijk te volgen.” Het is even stil. Beschouwend, maar ook overtuigend, gaat hij verder: “Stel dat men vasthoudt dat een 8 meer is dan een 7. Dan is dit geen oplossing. Deze kwalitatieve richting is ook de VGN ingeslagen. Met wat men nu doet is de vergelijkbaarheid op output weg. Je kunt op processen volgen. En dat brengt de kwaliteit per organisatie goed in beeld. Hierop kunnen klanten goed kiezen. Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen als de verslagen op de website geanonimiseerd geplaatst worden. Ik hecht er ook grote waarde aan om het rapport met ouders en met medewerkers door te nemen. Ook per geobserveerde locatie met de verwanten. Hier kun je niet open genoeg over zijn.” 255 Inspectie “We hebben een aantal ingewikkelde trajecten met de inspectie lopen. De inspectie heeft de kwaliteitsdefinitie aangepast. Ze hebben deze definitie verengd naar veiligheid en het voorkomen van risico’s. Het gaat dan om technische kwaliteit, vaardigheid en protocol. Methodisch werken is voor hen geen doel op zichzelf. Wel het hebben van een risicoanalyse. Deze werkelijkheid van de inspectie heeft zin als het ook bijdraagt aan kwaliteit van leven. Ik zou graag het gesprek met de inspectie voeren over het belang van de goede relatie tussen medewerkers en cliënten. Als die relatie goed is, zullen er ook minder risico’s te overwinnen zijn. Het zou mooi zijn als zij bereid zijn om ook op een andere wijze te kijken. Het is jammer dat de inspectie niet in het kwaliteitspanel plaats neemt. Een inspecteur uit Maastricht kan toch prima bij ons in het kwaliteitspanel zitten? Het zou mooi zijn als we de hoofdinspecteur kunnen uitnodigen voor het symposium en met haar daarover van gedachte wisselen op een geaggregeerd niveau.” Nieuw vakgebied De bestuurder geeft aan dat hij de verslagen op wel meer terreinen zou willen benutten. “Deze pilot geeft aan dat we aan een volgende fase toe zijn in het ontwikkelen van kennis. De verslagen zeggen veel over de kwaliteit van de relatie tussen cliënt en medewerker. Hoe brengen we de kennis over wat goede zorg is verder? We zijn toe aan meer kennisontwikkeling over de relatie zelf en hoe je deze kunt versterken. Dat is een nieuw vakgebied. Over bijvoorbeeld vraagsturing en inclusie hebben we nu wel voldoende materiaal in huis.” Vervolgtraject Marloes de Ruiter geeft aan dat het proces dat deze pilot genereert zo’n andere energie oproept als het systeem van de zorgverzekeraar dat vraagt om op geaggregeerd niveau doelrealisatie bij te houden en te laten zien. “Het zou goed zijn als daar een brug tussen te slaan is.” We staan nog even stil bij het vervolg. Marloes geeft nogmaals aan dat de opgeleide onderzoekers razend enthousiast zijn en de meeste van hen verder willen op kort termijn. “Ook zijn er nogal wat locaties die ook voor observeren in aanmerking willen komen.” De interviewster geeft aan dat we mogelijk de pilot kunnen uitbreiden door ook te experimenteren met observeren op gewenste thema’s. Dat sluit aan. Marloes: “We zouden graag een vervolgopleiding willen doen en een nieuwe shift, bijvoorbeeld persoonlijk begeleiders-specialisten, opleiden. We zouden daarin graag samenwerken met collega organisaties in de buurt.” “Het zou mooi zijn als we samen met een aantal organisaties een pool hebben van eigen onderzoekers die inzetbaar zijn voor korte trajecten en die we kunnen raadplegen.” Ze lacht, als ze hoort dat dit ooit een gedachte was van de initiatiefnemers van dit traject. De programmamanager vat haar ervaring nog eens samen. “Ik popel om hieraan verder te werken. Tot slot wil ik nog kwijt dat ik heel blij word van dit traject. Het was zo goed om in 256 het kwaliteitspanel te zitten. De laatste tijd was ik bezig met overzichten en lijstjes. Lijkt allemaal nodig te zijn. Maar dit project laat zien waar kwaliteit over gaat. Dat verbindt. Ik zal de gesprekken met de teams niet snel vergeten. Je raakt hen omdat het werkelijk gaat over henzelf en hun relatie tot kwaliteit van bestaan. Dat raakt mij ook. Het zet me bovendien weer aan tot scherp denken. Ik vond de verslagen vaak beeldend en knap. Ik herkende de locaties goed. Zo is één van de vragen die mij weer op scherp gezet heeft: “Is dit het huis van de cliënt of van de medewerker?” 257