Kempensche Tydinghen nr. 32 (juni 2003)
Transcription
Kempensche Tydinghen nr. 32 (juni 2003)
België - Belgique P.B. _ P.P2300 Turnhout BC 2003 KerlepeHEsGhe Tydlmghem Driemaandelii ks ti_i dschrift van de Gidsenvereni ging Antwer.ose Kempen Verantwoordelijk uitgever: Leo Verheijen, Hoveniersstraat 38, 2300 Turnhout * F,roy,j rí,'ef, F,n*íltp ffibK*cëêfffiëê ^;/'1í 1/i,-2"-* Pagina Í. I 3 4 4 5 5 6 Het eerste "IJzeren gordijn" (slot) 18 Moet er geen zand zijn? lÀíoordje van de voorzitter Agenda van de volgende ledenverEadering Verslag van de vergadering van 27 januari 2O03 Verslag van de vergadering van 7 april 20O3 Di$es en datjes Osrze nieuwe grote baas Moeder, nog wat poeder! 19 Op middeleeuwse "poËten" 20 Gidsen in het begijnhof van FloogstraËen 21 lAfa rrewen ÊË ÁêFr n=f=È nn Yr' F-iEÈ r.. 24 Wanneer verrees Jezus? 24 FTG-vergadering te Turnhout 25 De Kempenaren 35 "6 en hun onderwijs Cultuurprijs Zoersel 2OO2 voor Frieda De R.uysser ?8 mei liJAc lrfaaF oan - rá_Ug:i !_.- fani.:cËicnha'FDÁ-áaa .s.-_--i-Vi-€ 35 lnfo- info - inf'o' ... Affikib, metee* $,FdS Beste collega's, Gidsen, lentekriebels, examens, op zoek naar gepaste vakantie al dan niet Ín het buitenland, ... en toch de tryd nemen om dit tijdschrift "Kempense TydÍnghen" te lezen. Bedankt, jongens en meisjes. Verschillende activiteiten zijn reeds achter de rug zoals een bezoek aan het begijnhof te Hoogstraten, de F.T,G.-vergadering in Turnhout, het bedrijfsbezoek aan Sibelco te Dessel en de TPA-daguítstap in de streek van Mol en Postel. Ondertussen zijn de examen-gidsbeuÊen, georganiseerd in het kader van de opleiding Ïoeristische Gids Antwerpse Kempen reeds gestart. Denk je dan ook terug aan je eerste gidsbeurt, die waarschijnlijk vol stress en zenuwen zat? op 14 september 2003 staan alle gidsen uiteraard aan dek en zijn ook de nleuwkomers natuurlijk welkom. Wilje die dag gidsen in Kalmthout, bel dan Gudrun Van TÍchelen op 03 620 22 66. Gaat je voorkeur naar een gidsbeurt in Turnhout, contacteer dan Karel Hendrickx op tel. 014 4170 73. Of wil je aan de slag in Rijkevorsel, bel dan Jan Backx op tel. 03 314 69 34 (e-mail Bíj "Open Monumentendag" jan, Baclo<@pandora. be) We ontvingen positieve berichten voor onze gidsenvereniging in de Antwerpse Kempen. Twee collega's werden namelijk opgenomen als ïurnhoutse stadsgids, daarnaast werden verschillende collega's aangewezen om te gidsen in het pas heropende "Nationaal Museum van de Speelkaart". Ik wens hen allen veel succes en reken natuurlíjk op een gratis rondleiding voor de collega's! Volgende ledenvergadering Ís gepland op maandag 15 september 2003 om 19.30 u. in de bekende locatie "het Steenge', Grote Markt 44 te Turnhout. Kom je ook onze nieuwe gidsen verwelkomenl Collega's, vooreerst wens ik jullie nog flink wat "gidsplezier" en een prettige en verdiende vakantie. DITIGIIDE OPEOID Er zijn nog steeds leden die hun oranje FTG-kaart niet hebben opgehaald. Lidkaarten komen zo maar niet vanzelf in de bus vallen. Kom dus naar de volgende ledenvergadering of maak snel een aíspraak rnet Leo Verheijen. fr Sclila b{,ettt c tsad,ctíu,; Q lt^Ve'&;'íh Í lsrl'.r, ctctá Sír,S fintu c tVr. A eh fcl't Wanneer? Op maandag 15 september 20O3 om 19.3O u Waar? Op het traditionele adres in "het Steentje" te Turnhout 1, 2. Verontschuldigde leden Kennismaking met de nieuwe collega's gidsen Bespreking verslag vorige vergadering Kasverslag door Herman Informatie over de voorb'rje activiteiten Kempensche Tydinghen door Frank, Bert en René Bijscholingen B. Rondleidingen o Varia 10, Rondvraag 11. Uitdeling FTG-kaaften 3. 4. 5. 6. 7. i,Í 1r'' irll;'i,i I |il:tlijfi.l;rlj ÍH Denk eraan dat de dag vóór de vergadering een speciale dag is! Uiteraard kunnen andere agendapunten altijd nog bezorgd worden aan Bert Bogaet of Leo Verheijen. Wij hopen natuurlijk, zoals altijd, dat bijna iedereen op post is. IreVcrrk;,í&h Uíe) Waren aanwezig: Leo Verheyen, Frans Schippers, Bea Mees, Marc Ailliet, Ludwig Cerstiaens, Lut Tatrai, Rita Luyten, Juliette Van Ermengem, Jos Engelen, Karel Hendrickx, Jos Peeters, Rik Eennaes, Frank Vermeren, Herman Knaeps en Eddy Braekmans, Hadden zich verontschuldigd : Bert Bogaert, Jeannine Meeus, John Janssens, Jos Mommen, José Verbreuken, Marleen Gabriels, Maria Macauter, Yvonne Helsen, Frieda De Ruysser, Jef Belmans. Voorzitter en penningmeester schijnen zich goed te * In de vorige verslagen van de ledenvergaderingen was bÍj de afiruezigen die zich hadden veront- amuseren. Gelukkig dat er nog één de zaken ernstig neemt. schuldigd niet de naam van Bert Bogaeft vermeld. Bert heeft zich telkens verontschuldigd dat hij niet aanwezig kon zijn op de vergaderingen. * Op verzoek van Bert Bogaert om de vergadering op een andere dag dan maandag, de vergaderingen te houden, is een stemming gehouden. De meeste leden aanwezig op de vergadering wilden de vergadering toch'op maandag houden. Dus de ledenvergaderingen en de algemene vergaderingen blijven op maandagavond behouden. * Er was sprake van dat de vergaderingen op termijn niet meer in 't Steen$e gehouden konden worden. Er is overleg geweest met de betrokkenen en voortaan kunnen de vergaderingen toch blijven waar het altijd is geweest, nl, in 't Steentje op de Grote Markt te Turnhout, .l De nieuwe FTG-kaarten zijn klaar en de meeste leden hebben de nieuwe kaarten al in hun bezit. Met de nieuwe kaarten heeft men ook een nieuw FTG-nummer ontvangen. Dit nummer staat op de kaart vermeld. * Nogmaals, onze nieuwe naam luidt: aanduiding "streekgids" vervalt dus. n * Herman Knaeps heeft het kasverslag gegeven en de kas ziet er gezond uit, * * GidsenvereniginE Antwerpse Kempen, 0e De kerststallentochten in december vielen tegen wat het aantal aanvragen betreft. Er waren er in totaal slechts zeven. Dit wijst er op dat de gidsen er zelf op uit moeten willen zij gídsen. De verplichting om erkende gidsen aan te nemen bij tochten met autocars en gidsbeurten in de privé-sector is geschrapt. Dit stuitte op bezwaren bij de eigenaars van de autocarbedrijven en de privé-sector. Op het aanbod van de taalcursussen zijn er B aanmeldingen binnengekomen. Wanneer en waar de cursussen gehouden worden wordt nog medegedeeld. Er wordt een nieuwe lijst naar Toerisme Vlaanderen in Antwerpen gestuurd, met de namen van de huidige ingeschreven en betalende leden. Er ís een vraag gesteld of een gids die in het buitenland woont dezelfde rechten en plichten heeft als een gids die in België woont. Deze vraag was toch niet direct goed te beantwoorden en zal voorgelegd worden aan het FTG. Als wij het antwoord weten zal dit medegedeeld worden. Op zaterdag 22 maart ís er een uitstap naar Hoogstraten gepland, waar het begijnhof bezocht wordt. Deze uitstap wordt aangeboden door het stadsbestuur van Hoogstraten. fudnó S€Átffëto Waren aanwezig: Bert Bogaert, Leo Verheijen, Jeannine Meeus, Karel Hendrickx, Lut Tatrai, Marc Ailliet, Jos Mommens, Eddy Braeck-mans, Rik Eennaes, Jef Belmans, Frank Vermeren, Herman Van der Borght, Herman Knaeps en Juliette van Ermengem Hadden zich verontschuldigd : Frans Schippers, René Claessen, Rita Luyten, John Janssen, Bea Mees, Frieda De Ruysser en Jo Peeters + n Het verslag van de vorige vergadering wordt goedgekeurd. Er zijn geen opmerkingen. Herman Knaeps licht de financiële situatie toe. Tot ieders opluchting is die meer dan gezond. Er werd zelfs nog een nieuw betalend lid ingeschreven. * Er z'rjn 2 gidsen naar Wuustwezel geweest, waar nog steeds sterke interesse voor gidsbegeleiding bestaat. Er wordt momenteel gewacht op een initiatief van het Wuustwezelse WV. Wuustwezel heeft geen gidsen die buiten de gemeente kunnen gidsen, en vandaar dat zij bij buitengemeentelijke tochten op gidsen van onze verenigÍng een beroep willen doen. * * In de lijst van de gidsen zijn 3 fou$es ontdek-t. Die worden rechtgezet. Onlangs vergaderden de veftegenwoordigers van 40 Vlaamse gídsgroeperingen te Turnhout, en dit in het kader van het lO-jarig bestaan van de Turnhoutse Gidsenvereniging. Gezien we zelfs onder budget bleven, is onze kas er zeker niet lichter op geworden (wat ook de bedoelíng was). Herman, Leo, Frank en René zorgden er voor een haftelijk clnthaal. * Van de nieuwe lichting kandidaat-gidsen zijn er 11 van de 24 ingeschrevenen voor module 1 geslaagd. Er waren 13 examinandi. De datums en thema's van de examen-gidsbeuten worden nog meegedeeld. * De respons op de enquête i.v.m. de taaicursussen worcjt veinruerkt. Het staat al vast dat men zal staften met cursussen Duits en Engels. Later worden daaraan nog Frans en Spaans toegevoegd. Iedereen die een lidkaart heeft wordt daarvan persoonlijk op de hoogte gebracht. * Op 27 september 2003 zullen Frank, Jos en Eddy een dagbezoek aan de Antwerpse haven organiseren. Er zal bij verschillende busfirma's prijs gevraagd worden. Ondertussen werd besloten om dit havenbezoek uit te stellen tot in november a.s. De ;'uiste datulrn za! vastgelegd worden tijdens de vergadering van 15 september a.s.. Schrap dus alvast 27 september uit je agenda. Er zgn slechts een 6 of 7 gidsen die regelmatig hun gidsbeurten ter veaekering aan Frans Schippers melden, Dit is wel jammer, omdat er uiteindelijk een flink deel van het lidgeld naar OMOB gaat. je gidsbeuÊen, vergaderingen, routeverkenningen, reistijden, enfin, alles wat iets met gidsen te maken heeft, VOORAF aan Frans te melden! Nog eens, doe het VOO-RAF, want anders is men niet Dus, beste collega's, vergeet in het veruolg niet verzekerd! Frans is bereikbaar.,. per post: Wezel 94, 240O Mol per telefoon: 014 81 28 2L perfax: 014 81 29 38 per (nieuwe) e-mail: [email protected] Ook het WV en de gidsengroepering van Malle willen zich niet onbetuigd laten en zijn bereid dit of volgend jaar hun toeristisch patrimonium open te smijten (lees: te gidsen) voor de collega's,. Men stelt zich vragen wat er nu wel en wat er nu niet in de vezekerÍngspolis staat. Wanneer gaat men in de fout of wanneer is men nalatig? Allemaal vragen die sommige gidsen bezighouden. Er wordt gevraagd om de polis op de een of andere manier te publiceren. -i; Linkervleugel (oppositiel) k u:*,*-<,u,' Rechtervleugel (meerderheid ?) vindt plaats op maandag 15 september 2003 om 19.30 uur in 't Steentje te Turnhout. Zie dat je erbij bent! De volgende vergadering Di{fes en de$es datje dat goed gaat doen. Van harte proficiat te Turnhout. Bea, Marq speel daar gerust jullre troeven uit en dan gaat dat zeker lukken" zien, daar gaat nu 't een en 't ander gebeuren. Onze nierrvve grote baas Wim Vanseveren werd begin dit jaar Administrateur Generaal van Toerisme Vlaanderen, de openbare Vlaamse overheidsinstelling voor toerisme. Wim Vanseveren is momenteel netmanager van W1 en was vroeger productiemanager en producer van vooral fictie- en jeugdprogramma's voor de VRT Televisie. Wim Vanseveren wordt per l januari 2003 aangesteld in zíjn nieuwe functie, maar blijft bij de VRT op post tot eind januari. Er is nog niet geweten wie hem zal opvolgen. Na zÍjn succesvolle loopbaan bÍj de VRï krijgt Wim Vanseveren als Administrateur Generaal van ïoerisme Vlaanderen andermaal een belangrijke taak in het Vlaamse sociale en culturele leven. Algemeen directeur televisie Chrístina von Wackerbarth heeft begrip voor zÍjn keuze: "Wim Vanseveren heeft een schitterend parcours afgelegd bij de VRï, maar deze nieuwe opdracht laat hem toe zijn vele kwaliteiten en managerstalenten toe te spitsen op een ander domein. Dat hij voor deze functie gevraagd is, wijst op het respect en de reputatie die hij op dat vlak venvorven heeft. ZÍjn vertrek gebeurt op een faire en correcte manÍer, zodat wij de volgende weken in alle sereniteit en kalmte naar een waardige opvolger kunnen zoeken. Samen met vele collega's en medewerkers wil ík Wim Vanseveren bedanken voor de fijne samenwerking en mijn waardering uitspreken voor het prachtige werk dat hij geleverd heeft voor W1 en de VRT'. Wim Vanseveren zegt over zijn veftrek: "Ik heb van meet af aan gesteld dat ik deze job mínimum drie en maximum zeven jaar zou doen. Het is dus niet verwonderlijk dat ik na vier en een half jaar deze mooie oppoftuniteít aangrijp, Toch is de keuze niet makkel'rjk geweest: ik weet wat en vooral wie ik achterlaat. Andezijds wil ik graag meewerken aan de dynamiek van toerÍstisch Vlaanderen, zeker nu de overheid er in verhoogde mate aandacht aan besteedt. Ik hoop de creatieve werkomgeving en de optimistische sfeer van vooruitgang die de openbare omroep de jongste jaren kenmerkt, te kunnen doortrekken Ín mijn nieuwe opdracht. ïk dank oprecht alle Wl-collega's en iedereen die meehielp aan de heropstanding van TV1 voor hun inzet en vakbekwaamheid. Ik bewaar vele warme herinneringen." Wim Vanseveren (o 1956) is Germanist van opleiding. Van 1982 tot 19BB was hij directeur van het Cultureel Centrum Gildhof te Tielt. In 1989 werd hij producer bij de Dienst Jeugd van de BRTN. HU maakte er vooral programma's voor kleuters en jonge kinderen, zoals Tik Tak, Dag Sinterklaas, Kulderzipken en Buiten de Zone. Hij was ook verantwoordelÍjk voor diverse coproducties met Nederland. In 1997 werd Wim Vanseveren als productiemanager de eindverantwoordelijke van kinder- en jeugdprogramma's, en van Wl-reeksen als Heterdaad, Windkracht 10 en lan Publiek. Sinds september 1998 is \lv'im Vanseveren netmanaEer van ïv'l. Vanseveren werd als programmamakei'vele keren bekroond. Hij was bestuurslÍd en voozitter van díverse EBU-commissies voor jeugdtelevisíe. Hij publiceerde over jeugdcultuur in het algemeen en jeugdtelevisie en -literatuur in het bijzonder. WÍm Vanseveren verlaat de VRT met een orgelpunt: voor het eerst sinds het ontstaan van de commerciële omroep in 1989 is TVl opnieuw marktleider in Vlaanderen, met 26.4o/o (over 24 uur gemeten, januari - 12 december 2002). Bij Vanseverens aantreden in 1997 was dat nog 2lo/o. Maar belangrijker nog is dat TV1 onder het bewind van Wim Vanseveren een nog frjner profiel kreeg, met kwaliteitsprogramma's die zich duidelijk onderscheiden van het aanbod op de andere zenders. W1 én Toerisme Vlaanderen kunnen de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Uit "De Standaard" van .. *iOEDER. NOG v\'AT POEDER T Het dragen van gepoederde pruiken was bijzonder populair, grosso modo van 1750 tot 1850. Maar waarom moest men die dingen zo nodig poederen? Deed men dit om de kleur van de pruik te corrigeren in functie van de heersende mode? Om glans te brengen op het doffe, dode haar? Poederde men alleen de binnenkant van de pruik om de hoofdhuid te sparen? Werd het gebruikt bij zowel heren- als damespruiken? Was het poeder gepaffumeerd? Kottom, waaÍvoor was in godsnaam dat poeder nodig?" Het dragen van pruiken startte tijdens het regime van Lodewijk XIII ("1601), die van 1610 tot 1643 over Frankrij[ regeeráe. Lodewijk wai kaal en uit géne droeg hij een" pruik, zelfs's nachts. Al snel volgde het pruík was dat hele hóf deie mode, die o-ok 200 jaar later nog bestond. Want het grote voordeel van de kaalheid als gevolg van ziektes als syfilis bedeK kon worden' In die 200 jaar werden de pruiken trouwens almaar groter, zo groot zelfs dat het soms niet meer mogelijk was om er een hoed op te dragen. Die werd dan maar onder de arm genomen of gewoon in de hand gehouden. Koetsen moesten hoger worden gemaakt om de pruiken bÍj het in- en uitstappen niet te beschadigen, Aanvankelijk hadden pruiken een natuurlijke kleur. Aan het begin van de t$de eeuw kwamen de witte pruiken in de mode. Zij werden gemaakt van natuurlijk haar dat gebleekt werd met chloor. Probleem hierbij was dat de pruik snel vergrijsde en daardoor vuil leek. Daarom werd de pruik met een dikke laag poeder bedekt. Rijke regenten lieten iedere dag de kapper langskomen om hun pruik op te zetten, te krullen en te poederen. Meestal had men daarvoor een apart pruiken- of poederkamertje. Vooral dat poederen stoof ontzettend. Mevrouw en meneer hielden daarbij een grote zak voor het gezicht om geen poeder op hun huid te kríjgen' Maar goed, het gebruik van het poederen verdween vrijwel volledig rond het jaar 1790. Toen begonnen de Enlelsen, de grootste poederleveranciers, belasting te heffen op het goedje. Bewindslui ontdekken nu eenmaal altijd een manier om een industrie te nekken. IJít "Gazet van Antwerpen" van 7-8ft2/2002 Hat aawta "3f zarcn Sodiin'? í.$0ol) De elektrische draadverspering aan de Belgisch-Nederlandse grens tiidens de Eerste Vl/ereldoorlog Al,etxtVa'nnert'ta De organisatie van de bewaking aan de versperring Tot diep in de herfst van 1916 zouden eenheden van de genie op militair-politionele basis de strijd aanbinden tegen de niet-aflatende spionage en de smokkel aan de grensversperring. Daarna zouden diverse andeie eenheden - vooral samengesteld uit oudere soldaten - de aanvankelijk ingezette Wurttembergers veruangen. in de Duitse naoorlogse literatuur wordt meermaals gewezen op het feit dat deze eenheden vaak te goedmoedig waren. Zij zagen nogal dikwijls wat door de vingers en werkten niet zelden zelf mee aan ontsnappingspogingen, in ruil voor kostbare smokkelwaar, levensmiddelen of andere goederen en dÍensten. Heel wat passeursopdrachten in Hamont, in de buurt van Erkbeek, gebeurden met medeweten en met de medewerking van een Duits soldaat van Poolse afkomst en van een Nederlands staatsburger. Ook Loffeld meldt dat de grensbewakers bij Castelré, Hoogstraten en Wortel soms de draad uitschakelden om iemand te laten passeren - uiteraard níet zonder tegenprestatie: smeergeld'. Voor de Duitse militaire overheid is dat steeds een probleem geweest: dat heeft zij trouwens na de oorlog openlijk moeten toegeven. NÍet zelden werd een Duíts grenswachter geëxecuteerd nadat was uitgelekt dat hij gecollabcreerd had met grensgangers... Wanneer de te tolerante troepen werden afgelost, werden ze vervangen door soldaten die geen eruaring hadden met de lokale toestand: zij kenden de gepatenteerde smokkelaars en passeurs niet en hadden evenmin eruaring met de karakteristieken van het terrein. Allereerst waren de organisatie en werking van de elektrische draadversperring, de centrales en alle toebehoren uiteraard strikt geheim. Een wachtpost bestond uit een peloton soldaten dat verantwoordeliik was voor de bewaking van een zone langs de versperring. Het hoogspannings-commandoí een belangrijk hoger echelon, stond in voor de militaire en technische coordinatie van een aantal lokale wachtposten langs de draadversperring. Het was zowat een regionaal opperbevel van de versperrÍng". Alle militairen omgeving van de draadversperring, de wachtlokalen of het hoogspanningscommando droegen op de linkerarm een armband waarop een rode pijl was aangebracht, die in dienst waren in de in de vorm van een bliksemflits, De schildwachten patrouilleerden bínnen vooraf duidelijk afgebakende grenzen. Schildwachten die 's nachts aan de schijnwerpers stonden, moesten overdag patrouilleren. Om te bepalen welke soldaten buÍten de wacht optrokken en welke in het wachtlokaal bleven, werd er geloot. De schildwachten hielden altijd de wacht met geladen geweer en hadden als opdracht elk verkeer en elke vorm van communicatie in de omgeving van de grensversperring te verhÍnderen". De patrouilles hadden de forrnele opdracht om meestal zonder enige verwittiging - te vuren op alles dat - en iedereen die - in de buut van de versperring bewoog! Wanneer er míst hing of het ondank de verlichting van de schijnwerpers niet mogeh;-k was om eventuele personen in de nabijheid van de versperrÍng te herkennen, riepen de schildwachten: "Halt! Wer da! Naher heran". Indien de persoon nÍet reageerde of indien hij poogde te vluchten, moest er meteen geschoten worden - zonder enig voorafgaand verwittigingsschot. Wel moest zoveel mogelijk vermeden worden om in de richting van het Nederlands grondgebied te schieten. Aangehouden personen werden naar het wachtlokaal gebracht, De schÍldwachten mochten niets in ontvangst nemen en mochten tijdens hun wacht geen contacten onderhouden met Nederlanders of Belgen, tenzij in het kader van de uitoefening van hun opdracht. Wanneer hen goederen werden aangeboden, moesten zij dat meteen melden aan de hoofdwachter. Zij mochten alle brieven en pakketten in beslag nemen. Alles wat de patrouille tijdens haar rondgang opmerKe, moest meteen bij de aflossing van de wacht gemeld worden. in dringende gevallen - ongevallen aan de draad, een storing in de middelste versperrin!, een draad die stuk was, kettingen, koorden of andere draden die over de versperring heen werden geworpen enz. - moest het wachtlokaal onmiddellijk venarittigd worden. Wanneer de bovenste draad van de geëlektrificeerde versperring stuk was, moesten ook de verantwoordelijke Een Duitse schildwacht aan de doorgangspoorr zoneleider van het hoogspanningscommando (de compagnie of bijArendonk het eskadron) en de wachtposten aan de grensdoorgangen onmiddellijk op de hoogte gebracht worden - telefonisch of per fiets. Het was verboden om personen, dieren of voonruerpen weg te nemen die aan de hoogspanningsdraad gedood werden: dat was overigens levensgevaarlijk! Krengen van dieren die tegen de draad waren aangelopen, werden op geregelde tijdstippen weggehaald nadat de stroom was afgezet. Om dieren die door de stroomdraad geëlektrocuteerd waren weg te halen, staken de Duitsers een stok in de hals van een lege fles waarmee ze het dier van de versperring wegpeuterden. Het was voor alle schildwachten en patrouilleurs uiteraard verboden om de centrale versperring waar stroom op stond - heUij rechtstreeks heEíj door middel van een voorwerp aan te raken: dat kon immers fataal zijn. Het was ook niet steeds zonder gevaar om de draden aan te raken van een van de met de middelste versperring evenwijdig lopende versperring. In geval van dodelíjke ongevallen aan de draadversperring, mocht de hoogspanning slechts worden afgezet of opnieuw aangezet door de zoneleider van het hoogspanningscommando of door zijn veruanger. In elke geval dienden zonecommando en compagnie telefonisch verwittigd te worden. De startcodewoorden voor een dergelijk gesprek warenl Hochspannung, Lebensgefahr. Als personen aan de versperring gedood werden of als zij met duidelijk boosaardige bedoelingen schade aan de versperring hadden veroorzaakt, moesten de omstandig heden van het gebeurde vastgesteld worden door de Een verantwoordeliike test de spanning op plaatselijke technische medische verantwoordelijken, de versperring eventueel door het gerecht". In geval van een ongeluk met een Duitse militair werd er meteen een militaire afts b'lj geroepen. Ondeftussen werden de eerste zorgen aan en de gewonde verleend. met de schakelkasten werden dag en nacht speciaal bemand en bewaakt. de schakelkasten moesten 24 uur op 24 bijzonder aandachtig toezien dat de schakelaars allemaal dicht bleven. Wanneer een van de alarmlampen aanfloepte, moest de De schakelhuisjes Schildwachten aan verantwoordelijke aan de schakelkast vaststellen welke lamp het was om te weten in welke richting het alarm moest gegeven worden. Dan stuurde hij onmiddellijk de zich in het lokaal bevÍndende cyclÍst (fietser) of eventueel een man van het hoogspanningscommando in de richting van het alarm. De fiets van de cyclist in kwestie moest's nachts met een acetyleenlamp uitgerust zijn. De ryclist ging vaststellen waarom de controlelamp was aangefloept en bracht verslag uit in zijn wachtlokaal. Eventueel werd het hoogspanningscommando verwittigd índien er telefoon was - zo niet reed hij naar het dichtst bijzijnde wachtlokaal met telefoon om het betrokken hoogspanningscommando te verwittigen. Op diverse plaatsen werden zelfs nepschakelkasten aangebracht. Het hoogspanningscommando had als voornaamste opdracht de elektrische draadversperring te onderhouden en storingen te herstellen in functie van de verschillende binnenkomende meldíngen". De permanente controle bestond uÍt het dagelijks mínstens twee keer aflopen of affietsen van het gebied langs de draad waarvoor het hoogspanningscommando verantwoordelijk was, het regelmatig testen van de hoogspanning met de proefstaaf en het verzamelen van alle meldingen van storíngen. De periodes waarin de versperring onder stroom stond, werden voor de bevolking alsook voor de schildwachten absoluut geheim gehouden. Controles, aan- en aftetten gebeurden volstrekt willekeurig en moesten steeds onvoorzien blijven. Het hoogspanningscommando stelde elke dag een zogeheten Tagesbericht op voor het zonecommando, met de volgende vermeldingen: aard, ooaaak en uur van de storingen; het overstijgen of doorbreken van de draad door onbevoegden, met opgave van plaats, tijd en gebruikte middelen; het aantal dode dieren; de eventuele afsluiting van de aanvoerlijnen; andere waarnemingen en suggesties i.v.m. de versperring of de uitrusting ervan. Deze dagelijke verslagen werden 's anderendaags aan de technÍsche leiding overhandigd. De zone langs de versperring mocht enkel betreden worden door schildwachten en personeel van het hoogspanningscommando. Andere militairen moesten zich kunnen legÍtimeren. Allen moesten de bestaande wegen en paden gebruíken. Het militaír commando van het gebied verwittigde de bevolkíng dat het verboden was in de buuft van de versperring te komen, op een afstand van minstens 100 m van de draad'. Op wie zích zonder toelating in deze zone bevond, werd onherroepelijk geschoten". Het tracé van de draadversperring Typisch voor verschillende grensplaatsen is dat de versperring dÍe in het vooflaar van 1915 werd opgetrokken niet nauwkeuríg de grens volgde. Deze laatste maakt inderdaad op vele plaatsen nogal wat grillige kronkels die door de Duitse genietroepen meer dan eens recht op recht werden afgesneden. Zo werd de draadversperring eerst bezuiden de dorpskernen van Achel en Hamont geplaatst; pas ín 1916 werd de versperring verplaatst naar het rloorden. Daardoor deed er zich een zeer specífieke situatie voor in AchelBT: vanaf augustus 1915 lag het dorp ingesloten tussen de Nederlandse grens en de versperring, en was het afgesloten van het binnenland. Achel lag tussen de grens en de versperríng. Wij kunnen moeÍlijk aannemen, zoals pater Martial Lekeux beweeÊ, dat de Duitsers achter de draadversperring nog een soort niemandsland hebben opengelaten om de passeurs gemakkelijker te kunnen betrappen". Op het kaartmateriaal kan men duidelijk zien welke stukken Belgisch grondgebied afgesloten werden of, wat correcter is, ingesloten waren door de Een bord,ie met de tekst "Hoogspanning-doodsgevaar" kon de passeurs e.a. niet tegenhouden. versperríng en de Nederlandse grens - of de daarenboven soms ook met draad afgesloten grens, Om de smokkel tegen te gaan spanden de Nederlanders achter een dergelijk niemandsland immeÀ dikwijls zelf nog een níet-elektrische draadversperring op de grens zelf. De Nederlanders zouden er overigeni even aan gedacht hebben ook nog aan hun kant een eleKrische versperring op te trekkenl Het beltaan van een dergelijk dubbel ingesloten niemandsland had vaak nare gevolgen: dorpen zoals o.a. Essen, Smeermaas en Vroenhoven waren dubbel omheÍnd. Men zei dan ietwat cynisch dat de inwoners van Essen in het kíeke(s)kot woonden! Bewoners aan de Belgische kant - de zuidkant van de versperring werden gescheiden van familieleden aan de noordkant; geliefden konden elkaar niet meer ontmoeten; handelaars aan de noordkant raakten hun waar niet meer kwijt, enz. De gevolgen voor de burgers De draadversperring was een verschríkkelijke hindernis. Op klaarlichte dag was het zien alleen van deze grote barrière die het land afsloot bijzonder indrukwekkend: zelfs de dappersten rilden over heel hun lichaam. Die doodsdreiging slingerde zich door polders/ duinen, moerassen, dennenbossen, weíden, velden en heide. Hier en daar brak een alleenstaand huis de monotonie van die verschríkkelijke streep door het landschap. 's Nachts was het nog indrukwekkender. Boven op de door de Duitsers in sommige zones van de draadversperring gebouwde observatietoren$es - onder meer bij Knokke - flitsten vaak lichtbundels door de zwarte nacht, flikkerend op de porseleinen isolatoren of op de borden die de Duitsers langs de draad hadden aangebracht. Alsof de bevolking het nog niet wist, zou de gouverneurgeneraal von Bissing op 29 julí 1915 een officiële verklaring publiceren over de draadversperring. Hamont en Achel werden eigenlijk een bijna Een aangehouden spion of smokkelaar wordt weggevoerd door de ontoegankelijk grensníemandsland, afgeslogrenswachters. ten door wat sommigen het eerste "IJzeren Gordíjn" hebben genoemd 'De geschiedenis herhaalt zich'. Collegeleerlingen uit dat gebied konden nog moeilfik de school bereiken. Tijdens de kerstvakantie van 1915 konden de meeste internen van het college zelfs niet naar huis... Daarenboven had de Duitse overheid ook nog het gebruik van fietsen verboden in de grensstreek. Ook voor de lagere school van Sint-Huibrechts-Lille veroorzaakte de draadversperring heel wat hinder. De overste, zuster Augustíne Schrevens, schrijft dat enkele kinderen uit Sínt-Huibrechts-Lílle verplicht waren om naar Achel - naar de school te gaan; ook enkele Achelse kinderen moesten daardoor naar het schooltje van SintHuibrechts-Lille komen'. Enkele zeldzame burgers die in de buurt van de draad woonden, vooral boeren die velden hadden aan de ovezijde van de versperring, maar ook sommige handige smokkelaars, waren eigenlijk de enigen dle in de buutt van de draad mochten of dufden komen. De Duitsers deden er trouwens alles aan om de bevolking zo ver mogelijk van de draad te houden. De gecontroleerde doortocht van landbouwers was zeker niet gemakkelijk. Sommige boeren maakten hun beklag dat zij veel grond achter de draadversperring hadden liggen en volledig afgesloten waren van hun weiland, haver-, koren- en aardappelvelden. De draad veroorzaakte ook soms een ander soort ellende voor de grensbewoners. De vader van Theo Broers uit Moelingen - bij de aanvang van de oorlog naar Nederland gevlucht - heeft zo aan de ene kant van de draad moeten toezien hoe zíjn eigen vader ten grave werd gedragen aan de andere kant van de versperrín9... In het BelgÍsch gedeelte van Koewacht was op een dag een Het monument in Sippenaeken voor de gevallenen van de draadvrouw overleden; aangezien het kerkhof op versperring Nederlands grondgebied lag, moest het lijk over de grens gebracht worden. Belgen konden evenwel moeilíjk over de grens geraken; indíen zij daar al de toelating voor kregen, moesten zij meestal naar Zelzate of Kemzeke en dan langs de grote weg naar Sas van Gent of naar Hulst. Geen van de familieleden kreeg evenwel de toelating om de overledene te volgen tot aan haar laatste rustplaats. Na de begrafenismis werd het lijk naar de grens gebracht; onder leiding van een Duitse officier overhandigden enkele soldaten het aan de Nederlanders die veruolgens het lijk naar het kerkhof brachten. be kinderen staarden van ver naar de trieste stoet... In normale omstandigheden kon de pastoor van Koewacht, die Ín België woonde, ongehinderd de mis opdragen voor zijn Belgische parochianen. Zijn Nederlandse parochianen woonden evenwel achter de versperring' Daarom werd de doorgangspoorl's zondags meestal geopend en vormden de Duitse bezettingstroepen een soort haag van bajónettenl - om de Nederlanders naar de kerk te laten komen. Op dat moment mochten geen Belgen op straat komen en moesten alle huizen - vensters en deuren - gesloten blijven! De uit Nederland meégekomen kapelaan droeg dan de mís op. Pastoor en kapelaan mochten niet met elkaar spreken, Belgén en Nederlanders evenmin. Uiteindelijk werd achter de versperring een noodkerk gebouwd waàrop ook de Belgische pastoor naar Nederland verhuisde. De Belgen moesten nu in Stekene naar de mis gaan"... Een gevolg van het ptaatsen van de draadversperring was uiteraard de ernstige hinder die de brievLnsmokkel ondervond: de brieven raakten nog wel over de grens - in beide richtingen - maar dat glng nu niet meer zo gemakkelijk. Wanneer een frontsoldaat trouwens een brief schreef naar zijn familie, tcon tret stuk wel drie tot vier maand onderweg zijn. Wanneer brievensmokkelaars in de buutt van of op weg naar de draad een Duitse patrouille ontmoeften, moesten ze vaak snel de brieven wegwerpen om er nÍet mee betrapt te worden - er stonden immers zeer strenge straffen op brievensmokkel'. Maar het ergste was natuurl$k het rechtstreeks doodsgevaar zelf! De talrijke avonturen met dodelijke afloop aan de draad kenden hoofdzakelijk twee oorzaken. Ofiruel vielen de slachtoffers ten prooi aan de waakzaamheid van de Duitse wachtposten al dan niet na verraad - ofwel aan hun eigen onvoorzichtigheid. We denken hier o.a. aan de zesen- Een slachtoffer van de dodendraad... twintigjarige Eugène Cox van Achel, die aan werd op verraden de draad omkwam toen hij het ogenblik dat hU vluchtelÍngen overbracht. Hij had zelf de draad opengespannen om vluchtelingen door te laten: wanneer hij bijna door de draad heen was, werd hij door de Duitsers neergeschoten. Hij werd geraakt en viel op de grond: de Duitsers zouden hem opgepakt hebben en op de draad geworpen hebben.., Pastoor Van de Weyer vermeldt de Anderlechtenaar August Antoon Daout, aan het kanaal neergeschoten op 3 augustus 1915, Ferdinand de Burbure de Wezembeek, neergeschoten op 15 januari 1916 en Willem-Hector de Burbure de Wezembeek, gevonden en begraven op 9 februari 1916' Een zeventienjarige student van het Hoogstraats seminarie, Albert Van der Kelen, wilde tijdens het groot verlof zÍjn ouders vervoegen in Engeland, Op 7 augustus 1916 raakte hij wel door de draad, maar werd nadien nog door de Duitsers in de rug neergeschoten... Hij werd begraven in Wortel. Vele slachtoffers vielen echter nÍet onder Duitse kogels, maar ten gevolge van hun eigen onvoorzichtigheid, paniek of het gebrek aan goede voorbereiding van de gewaagde oveÉocht. Wie in contact stond met de gronden de in de volksmond genoemde dodendraad maar heel even aanraaKe, werd onverbiddelijk doodgebliksemd - zoals men zegde'. Een buitengewoon dramatisch verhaal is dat van de zusters Toke en Joke Verheijen uit Castelré en Minderhout, Toke woonde in de ouderlijke woning in Castelré, Joke was dienstbode in Minderhout bij de kinderrijke familie van gerechtsdeurwaarder Matthieu aan de Hoogstratense Steenweg. De Duitsers - o,a. de goede grenswachter Karl stonden meestal oogluikend toe dat het Minderhoutse meisje nu en dan naar de draag ging om haar zuster te ontmoeten en er een en ander van haar in ontvangst te nemen. Op 9 oktober 1916 moet de Castelrése geprobeerd hebben om in de buurt van de Lange Beemden van Woftel een pakje waarschijnlijk een kanne$e, een fles petroleum of medicijn Een nuttig - maar ondoeltreffend - waarschuvoor de zieke moeder - over de hoogste draad te werpen. wingsbord aan de versperring Anderen beweren dat Joke klompen mee had om aan haar zuster te geven - in Castelré was er geen klompenmaker. Bij het overwerpen van de klornpen vielen er enkele tussen de beschermdraden, dicht bij de stroomdraad. Toen Joke dÍe klompen wilde oprapen, moet 10 ze met de haren of met haar voorschoot de stroomdraad geraakt hebben: zij werd meteen geëlektrocuteerd, De andere wilde haar arme zuster ter hulp komen en onderging hetzelfde lot. Beiden werden doodgebliksemd; volgens onrechtstreekse getuigen gebeurde dit voor de ogen van een grenswachter en van een derde meísje dat door de bewuste grenswachter van de slachtoffers werd weggehouden. Later vertelden getuígen die de slachtoffers gezien hebben dat de polsen, de handen en het gezicht van de twee juffrouwen zwart geblakerd waren... Joke was 37 jaar oud, Toke was er 32. Vleugels zou schrijven dat eens te meer de doodskreten van twee mensen het suizen van de draad had overstemd. Vele grensbewoners getuigen immers van het feit dat de versperringsdraden inderdaad leken te suizen ten gevolge van het spel van de wind,., Pijnlijk is ook het trieste verhaal van de Hoogstratenaar Jules De Koninck, een man díe bij Minderhout een eerste keer door de draad zou trekken om brieven over te smokkelen - zonder dat iemand van zijn familieleden er iets van afwist! Hij was in het gezelschap van Jef Wegner en van Edmond Bogaerts. In de namiddag van 4 september 1915 vond hij de dood aan de versperring. Op het : ! ogenblik dat hij door de versperring wilde kruipen, testte hij de draad om te zien of er stroom op stond; toen werd er door Duitse schildwachten geschoten. Blijkbaar moet hij dan in paniek de draad met slechts één hand hebben aangeraakt, .. .. want het lijk veftoonde enkel verschroeiingen aan de .: , : hand. neergeschoten worden door de Duitse Enkele dagen later zou jongeling in dezelfde buuft een Brusselse . ' grenswachters: hij had geen gehoor gegeven aan de waarschuwingen van de schildwachten". Er zijn ook verschillende Duitsers aan de draad doodgebleven: op 31 maart L9l7 worden er twee begraven die tussen en Kessenich aan de draadversperring zijn Molenbeersel blq-ven hangen. Zij waren op zoek naar Duitse desefteurs. Een andere Duitser overleed toen h'rj goederen uit Nederland binnensmokkelde: hij was met zijn tas aan de draad blijven haperen... De Duitse soldaat Adrian Beckman stierf hetzelfde jaar aan de versperring: hij lag lang begraven op het Achelse kerkhof onder een vierkante steen met een plat DuÍts bronzen kruís". Op een dag, bezuiden Essen, had de Duitse grenswachter Budt Heinrich - geboren in Greven (Westfalen) op 18 augustus 1BB9; Landsturmbataillon Hagen - een brief van thuis gekregen. Hij liep tussen B en 9 uur 's avonds op Een van de vele slachtofers aan de draad: de doortocht met êen primitieve passeursraam is fataal afgelopen. het patrouillepad en las al wandelend de brief; plots waaide het velletje papier uit zijn handen, tot net onder de draad; hij probeerde de brief naar zich toe te trekken maar raakte de versperríng - met zijn pinhelm? Hij stierf ter plaatse en werd in Kalmthout met militaire eer begraven", Duibe soldaten hebben ook de draad getrotseerd om te desefteren naar Nederland. Zo wordt gemeld dat er in juli of augustus 1918 in Lanklaar een zware Duitse wagen door de draadversperring heen reed om een opening te forceren en dat deze wagen gevolgd werd door een meute Duitse desefteurs. De Duitse staf moet goed op de hoogte geweest zijn van de ongevallen met Duitsers, want op 21 september 1915 publiceert generaal-gouverneur von Bissing de verordening "Nr, 756. Ongevallen aan de hoogspannÍngsversperring", waarin htj de Landsturmers tot discipline en voorzichtigheid aanmaant. De bekendmaking blijkt wel noodzakelijk te zijn geweest, want de grenstroepen díe instonden voor de bewaking aan de versperring namen niet altijd de nodige veiligheidsmaatregelen in acht'. Na een geslaagde oveftocht van vluchtelingen gingen de Duitsers meestal over tot strenge represailles: de bevolking mocht bijvoorbeeld niet meer op straat komen na 20 uur. Dat bepaalde passeurs in sommige grensgebíeden daarbíj niet aazelden om ín noodgevallen naar de wapens te grijpen, waarop de Duitsers represailles namen, kan men lezen in het volgend relaas van een geslaagde overtocht aan de draad, waarbij niet minder dan 75 vluchtelingen over de grens trekken:"Onze mannen gaan op stap met de hele bende. Zij komen aan de grens. Men zegt ons: "Ga líggen, jullie zÍjn op tien meter van de draad". Twee passeurs-gídsen gaan dan vooruit in de richting van de Duitse schildwacht, de revolver Ín de hand. Nauwelijks hebben ze enkele passen gedaan of de schildwacht schiet op hen; maar ze waren meteen gaan liggen, terwijl de schildwacht bleef rechtstaan met een elektrische lamp op de borst. Hij was een prachtig doelwit. De passeurs schoten op hem: eerst ging de lamp eraan, dan de Duitsers zelfl De línker schÍldwacht werd op dezelfde wijze neergeschoten, Dan gingen twee mannen de draad op de gebruikelijke wijze doorknippen, Een luitenant die zÍjn ronde deed, werd eveneens gedood alvorens hij de tijd had om van zijn fiets te stappen. Toen ging de deur van het wachtlokaaltje open: twee Duitsers verschenen in de deuropening. Zíj werden zeer ernstig gekwetst. Geen van de onzen liep enige kwetsuur 11 op. Dan beval men ons: "Rechtstaan!" Dan zijn wij over de grens gegaan. Het was precies middernacht..." Ook de rakker en spion J. Vleugels bericht over het gebruik van wapens aan de grensversperring, onder meer in het Meienbos tussen Turnhout en Merksplas. Bij dat alles is het nogal merkwaardig dát er in Belgiè slechts één enkel monument werd opgetrokken voor de slachtoffers van de dodendraad, met name in het bos bij het Belgische Sippenaeken, niet ver van het kasteel van Beusdaal, in de schilderachtige Voerstreek" Hoe gingen smokkelaars, grensgangers en spionnen de draadversperring te lijf? Honderden zijn er aan de draad dood gebleven.., Doch geen honderden, maar wel duizenden kropen onder de schrikdraad naar het vrije Nederland: spionnen, deserteurs, passeurs, oorlogsvrijwÍlligers, gewone burgers, smokkelaars.,. Voorzichtige schattingen laten ons toe te zeggen dat door, over of waarschunluk meer dan 30,000 Belgen over de grens trokken, waaryan vermoedelijk meer dan 20.000 door of onder de draad, en dit ondanks de zeer grote gevaren'.. In het begin probeerden de oplettende streekbewoners - daar waar mogelijk - de draad te ontwijken. In de buurt van Kanne, bijvoorbeeld, zijn heel wat vluchtelingen en oorlogsvrijwilligers door de gangen van de mergelgroeven naar Nederland gevlucht. Toen de Duitsers lucht kregen van deze geheime ontsnapfingsroute, lieten zij de groeven dichtmetselen, waardoor Kanne en Vroenhoven van het overige deel van hát bezette gebied gescheiden werden, Velen vluchtten langs duikers aan de grens. Toen ook deze routes ontdekt werden door de PruisÍsche grensbewakers, lieten zij de vluchtwegen speciaal streng bewaken' Dat de meeste grensbewoners niet meteen iets vonden om door de versperring te geraken en dat de mensen bijzonder bang waren voor de onschuldig uitzíende draad, was dus vooral te wijten aan het feit dat elektríciteit in België toen nog nieuw en uiterst schaars was", Precies omwille van het toen nog mysterieuze van elektriciteit voor de meeste Belgen, verwittigden de ouders steeds hun kinderen: zij moesten minstens op een paar honderd meter van de draad wegblijven! Ida Martens uit Luyksgestel vertelt overigens dat iedereen doodsbang was voor de draad. Ïoen zíj met haar hond in de buurt van de versperring kwam en het dier even aan de draad snuffelde, werden zijn tanden letterlijk uít zijn bek gebrand.,. Onvoorzichtige kinderen trokken soms naar de draad en gooiden er lange grassprieten op, die de grond bleven raken: blauwe vlammetjes en gensters dansten dan in het gras - net zoals dat het geval was toen passeurs een draad stukknipten die op de grond viel... Joris Leunen geboren in Wortel in maad 1909 - veftelde aan zijn zoon Marcel dat de onderwijzer van de gemeenteschool meer dan eens met de kinderen naar perioden tijdens dewelke er herstellingen werden uitgevoerd aan de versperring: dan Het passeursraam stond er evenmin stroom op. Tot slot waren er perioden waarin de Duitsers zelf problemen hadden met het genereren van elektrÍciteit en de versperring dus niet permanent onder stroom stond: dergelUke informatie werd soms ook door de passeurs van de grensposten afgekochte". Wij weten dat een Duitse wachtpost gemakkelijk 100 Mark vroeg - toen ongeveer 125 BF - per persoon. Vooral in tijden van voedselschaarste - die natuurlijk ook heerste bij de Duitsers - waren deze laatsten vaak tevreden met een hesp of een paar dozijn eieren.., Onder meer de vader van Jef Blockx (geboren in 1895) uit Hoogstraten heeft dat meer dan eens klaargespeeld met de hulp van een Duitser, de zogenaamde Dikke Frans: voor een goede tegenprestatie sloot deze laatste voor enige tijd de stroom af in een welbepaalde sector, zodat vluchtelingen of grensgangers vrij door de draad konden,.. Dat gebeurde overigens ook in de buurt van Neerpelt en Hamont. Ene Léon de Coninck had een belangr'rjke functie bij de Belgische Spoorwegen: op basis van internationale akkoorden kon hij zich - zelfs in oorlogstijd - tamelijk vrij bewegen op het Europees spoornet. Hij werd onder meer belast met de ondersteuning van naar Nederland gevluchte of aldaar geïnterneerde Belgische spoorwegbedienden, De man reisde veel binnen Nederland en ging zelfs naar Engeland - uiteraard beperkte hij zijn activiteiten niet tot die ondersteuning, maar werkte hij actief mee aan de geheime rekruterings- en berichtendiensten van de geallieerden, Zijn zwager reisde vaak samen met Léon Henri Pasteels, een Leuvenaar die met zijn familie naar Eindhoven gevlucht was. Pasteels en de Conínck gingen met sigaren naar grensposten ten zuiden van Eindhoven, om het L2 rookgerief voor een aantrekkelijk prrjsje te verkopen aan Duitse officieren. Zij deden dat zo vaak dat zij op de lange duur het vertrouwen wonnen van de Duitsers. Na enige tijd slaagden zíj erin om in ruil voor een tegenprestatie - sigaren of geld - op een nacht de stroom te laten uitschakelen op een welbepaald meerdere keren met de oudere Landsturmsoldaten... Soms trokken er 20 tot 30 jonge mannen over de grens... grensvak. Dat lukte nadien nog en soms goedmoedige Maar ondanks de aanwezigheid van de versperring ging op de eenzame heidevlakten, in de bossen en de vennen/ soms redelijk ver van de grens af, het intens verkeer tussen Nederland en België toch door. Kandidaten om door de draad te geraken, bleven zich aandienen, en blijkbaar reeds vrij snel na het optrekken van de versperring". De spionage, het overbrengen van brieven en de traditionele grenssmokkel moesten kunnen doorgaan. Smokkelaars, grensgangers en spionnen moesten er dus wel iets op vinden. Zowel de schaarste ín het gebied als de zin voor avontuur en de vaderlandsliefde waren zo groot, dat sommigen grote risico's wílden lopen, zelfs op gevaar af neergeschoten te worden, en dit ondanks het feit dat wie in de buuft van de versperring kwam, het reële risico liep te worden neergeschoten of aangehouden. Lukte een overtocht niet door het omkopen van de grenswachters, dan moesten de passeurs de grootste moed, creativiteit en behendigheid aan de dag leggen. De meest eenvoudige maar niet altijd toepasbare techniek bestond er natuurlijk in de Duitse grenswachten om te Wat je met een oude ton allemaal kon doen... kopen, Zij zorgden er dan voor dat een of andere strook van de versperring gedurende een bepaalde tijd niet onder stroom stond. In andere gevallen bezorgden bepaalde Duitsers aan de passeurs informatÍe over de Pasteels ving de jongelui op, bezorgde ze een ídentiteÍtsbewijs en een reiskaaÊje naar Rotterdam vanwaar zij naar Engeland trokken. Laten we even wat dieper ingaan op de andere technieken die spionnen, passeurs en smokkelaars gebruikten om aan de andere kant van de draad te geraken. Daarbij moet men eigenlijk twee fasen onderscheiden. Alvorens de grensbewoners - en vooral de spionnen, smokkelaars en passeurs - enig inzicht kregen in wat elektriciteít precies was, en dus de geschikte maatregelen konden nemen om er zich degelijk tegen te kunnen beschermen, gebruikten zij eerder rudimentaire middelen. De meest eenvoudige wijze bestond erin om onder de onderste draad een kuil of sleuf te graven en onder de draad door te kruipen, Om het onder de draad doorkruipen te vergemakkelijken en minder gevaarlijk te maken, zette men soms enkele stokjes op de grond, waarmee men de onderste draad kon optillen. Men moest dan uiteraard wel diep genoeg graven en bÍjzonder voorzÍchtig zijn. Een nadeel bij deze techniek was dat nÍet alle terreinen geschikt waren om onder de laagste draad te graven. Soms was de grond immers zo hard dat men amper kon graven. Verder is het zo dat de Duitse grenswachters na enige tijd de techniek ook kenden en de onderste draden met verticale stu$es draad vastmaakten in de grond zodat de onderste draad niet meer kon opgetild worden. Andezijds had men voor een dergelijke klus toch wel een beede tijd nodig, zodat het graafi,rrerk meestal in beurten moest gebeuren. Men moest dan maar wat geluk hebben dat een patrouillerende schildwacht de pas gegraven sleuf niet ontdekte. Daarnaast moesten de grensgangers natuurlijk bijzonder geruisloos te werk gaan. Anderzijds werd iemand die met een schop rondliep meestal zonder eníg argwaan bekeken door een of andere Duitser: het kon immers gewoon een boer zijn die naar zijn land ging. Een andere eenvoudige wijze om over de versperring te geraken was door het gebruik van een al dan niet dubbele ladder. Aan de ene zijde van de draad werd de ladder tegen de versperring geplaatst - meestal tegen een paal - zodat hij boven de hoogste draad uitkwam. Dan sprong de passeur aan de andere zljde naar beneden, In zeldzame gevallen kreeg men hulp van de andere kant en kon men met een andere ladder opnieuw naar beneden klauteren. Er waren verschillende nadelen aan deze zeer eenvoudige techníek: het leek o.a. allereerst en vooral verdacht dat een of meerdere kerels overdag of 's nachts met een ladder rondzeulden... Erger was dat met het gebruik van ladders regelmatig ongelukken gebeurden aan de draad: ladders waren immers niet zo stabiel, zij gleden makkelijk weg, het was moeílijk om aan de draad met grote ladders te werken, enz. Daarenboven was het gebruik van de ladder bijzonder gevaarlijk - zo niet onmogelijk - aan een versperring in een open vlakte: passeurs werden dan immers gemakkelijk opgemerkt door de schildwachten. Daar waar de centrale versperríng maar even hoog was als de twee buitenste versperrÍngen, en wanneer de afstand tussen de buitenste versperringen en de centrale versperring niet te groot was, plaatste men een trapladder aan elke kant van de buitenste versperring en legde men er 13 een plank bovenop: zo kon men goederen of personen eveneens over de draad brengen, Deze techniek werd onder meer toegepast in Stekene'Toen men merkte dat het gebruik van ladders nogal wat gevaren inhield, gebruikte men ook nog een andere techniek. Men zorgde voor een ton die men onderaan en bovenaan opensloeg. Die ton werd dan onder de onderste draad geplaatst of tussen twee andere draden. Door de ton heen raakte men dan aan de andere zijde van de draad. Het grootste nadeel was dat het weeral niet vanzelfsprekend was om met een ton rond te lopen in het geval men door de Duitsers werd tegengehouden. In plaats van een ton gebruiKe men ook wel eens een wissen mand, een bak zonder bodem of een opvouwbaar kistje - dat echter al te gemakkelíjk dÍchtklapte - en heel vaak ook een houten fietsvelg die gemakkelijk tussen de onderste draad en de grond kon worden gespannen'. Niet zelden ontstonden rond een niet volstrekt kurkdroge mand of ton kleine vlammetjes. Echte acrobaten probeerden niet zelden om met een polsstok over de versperring te springen... Toen de passeurs dankzij agenten uit Engeland en/of Nederland inzícht kregen Ín wat elektriciteit was en hoe men er mee moest omgaan, ontwikkelden zij dan weer andere en meer gesofistikeerde technieken. Men kwam te weten dat het wíkkelen van droge wollen dekens rond de eventueel onder stroom staande draden geen of nauwelijk minder gevaar voor elektrocutie inhield. Een boven- en een onderdraad werden omwonden en men kroop dus door de dekens heen naar de andere kant. Dit was een vrij eenvoudige technÍek, maar zij kon pas 's nachts worden toegepast. De Duitsers wisten dat immers ook en duldden níet dat iemand met wollen dekens rondliep. Andezijds was een kleine regenbui voldoende om alle plannen in de war te sturen: natte of zelfs vochtige wollen dekens werden immers levensgevaarlijk... Deze techniek zou reeds van bij de allereerste overtochten gebruiK worden. Een nog beter inzicht in de werking van eleKriciteit deed de passeurs met metalen emmers naar de draad trekken. Zij vulden ze met water, groeven ze naast de versperring in, verbonden het vocht met de versperring of wierpen een koperdraad over de versperring, waaruan ze beide uiteinden in de emmers staken. Er ontstond dan een kortsluiting of een ernstige spanningsval, zodat het gevaar op elektrocutíe veel kleiner werd. Deze techniek was natuurl$k niet waterdicht en vergde heel wat voorbereidingswerk, Voor dat werk hadden de passeurs aan de draad evenwel niet altijd voldoende tijd. Als ze dan ook in de buutt van de versperring met emmers en draad werden betrapt, was hun rekenÍng vlug gemaakt... Soms gebruikten de passeurs kleine tafel$es die ze op porseleinen poo$es plaatsten. Als men op zo'n tafeltje stond, mocht men de draad gerust aanraken.,. Men moest dan nog wel handíg zijn om heelhuids aan de ovezijde te geraken. Op deze techniek bestond ook nog een niet-ongevaarlijke variante: men kroop onder de draad door, maar bevestigde aan handen, knieën en voeten porseleinen borden als isolatÍe. Naar het einde van de oorlog toe werden de technieken nog verfijnd en gebruikten sommige handige passeurs een zelf gemaakt gei'soleerd houten kader of raam dat tussen de draden kon opgespannen worden. Sommige auteurs beweren dat het Geheime berichten werden met onzichtpasseursraam enkel werd gebruiK om pakjes en brieven door bare inkt op speciaal papier geschreven. de draad door te geven: wíj beschikken evenwel over Door het papier te verwarmen werd de voldoende getuigeníssen over het gebruik van het rekst zichtbaar. f;:ï#"iil i: '';J'ï::::*oLiï"ï'1,0"ï,3:r"":'J.":'Jn roodsen. De kandidaar-vruchterinsen geëlektrificeerde draden niet aanraakten. Uit eigen ervaring hebben wij kunnen vaststellen dat het al altijd bijzonder moeilijk en gevaarlijk moet geweest zijn om met een dergelijk passeursraam door de draad te glippen. Bronnen getuigen echter dat de passeurs evenwel zo handig waren dat zij dat meestal klaarden: dat was onder meer het geval bij Paul Verhoeven, een notoir Neerpelts passeur, en zijn vriend Charel Willekens' Vanaf 1917 zouden de Engelsen pedect isolerende gummilaarzen en -matten bezorgen aan de passeurs. De Duitsers arresteerden echter meteen iedereen die in het bezit werd gevonden van dergelijk bezwarend materiaal. Brand Whitlock en Lekeux beweren zelfs dat de passeurs soms gewoon rubbertapij$es rond de draad legden om er tussendoor te kruipen'. Nog handiger waren de eveneens door de Engelsen geleverde grote kniptangen waarmee de al dan niet geëlektrificeerde draad gewoon werd doorgeknipt. Die techniek liet toe om zeer snel de overkant te bereiken, zelfs met grote groepen. De sporen waren evenwel duidelijk en in de schakelhuisjes werd meteen een alarmsignaal vastgesteld - maar dan was het meestal al te laat. L4 Ês" kt .,,.:1.: i/*'j -*{,-? ;-zr]\ <-{ .\f.' .,i._ . ?"i., ..:.,a,5 /,'a .i' ií:' :: _, r- . i Het tracé van de draadversperring tussen Wortel en Lommel Wat met de draadversperring aan het einde van de oorlog? Meteen na de oorlog hebben vooral Belgische grensbewoners onmiddellijk de draadversperring afgebroken; op bepaalde plaatsen werd de draadversperring zelfs reeds enkele dagen - soms zelfs weken - vóór de Wapenstilstand afgebroken... En dat gebeurde zeer vlug'! In bepaalde gemeenten gebeurde dat op last en onder de controle van het gemeentebestuur"'. Sommige gemeenten verkochten openbaar het materiaal van de draadversperring en verdienden er zodoende nog een flinke stuiver aan.., Op andere plaatsen gingen vooral de boeren of de plaatselijke bevolking meteen zelf over tot de ontmanteling van de versperring, De boeren konden de draad goed gebruiken: tijdens de oorlog hadden de Duitsers Ímmers meer dan eens prikkeldraad en andere draad opgeëist voor het bouwen en onderhouden van versperring. Zij gebruikten de draad en de stevige palen om hun eigen akkers, velden en weiden opníeuw af te palen. Zo zag men vaak nog lang rond sommige weiden palen staan waarin de sporen van kogels nog te zien waren of palen versierd met porseleínen isolatiepotjes... Nog op andere plaatsen vernielde de bevolking reeds op 11 november 1918 niet enkel de hele draadversperring, maar ook de schakelhuisjes en grensbarakken van de Duitsers. Veel materiaal rverd door de burgers of door Nederlanders weggehaald of soms gewoon feestelijk verbrand op een brandstapel! Toch zijn er ook daarop weer ui?onderingen. In Meer (bij Hoogstraten) had ene Jan Van Looveren een boerderÍj gekocht die aan de Nederlandse zr.1-de van de versperring stond. Toen de oorlog gedaan was, werd beweerd dat er geen stroom meer op de draad stond. Na de Wapenstilstand was Jan ongeduldig om zijn vader en familie, die aan de andere zijde van de draad in Wuustwezel woonden, te gaan veftellen dat híj een boerderij gekocht had. Toen hij evenwel probeerde of de draad inderdaad onder spanning stond, bleek dit wel het geval te zijn - met noodlottige gevolgen voor de arme man: hij werd op 12 november 1918 geëlektrocuteerd. Enkele van zijn vrienden, die hem begeleidden, hebben hem op een kruiwagen naar huis gebracht. Hij liet een vrouw en twee kinderen achter'. 15 Op plaatsen waar de draadversperring een stuk van de grens verwijderd was, lag een soort neutrale zone. Meteen na de oorlog hebben de Belgen vooral gendarmen - posities ingenomen aan de grens zelf. Op andere plaatsen hebben zii onmiddellijk de grenszone aan de draadversperring bezet, zodat het grensgebied nog enige tijd een soort verboden zone bleef Het belang van de draadversperring Er werd al een en ander geschreven - en vooral veel gefantaseerd - over de spionagediensten en over het passeurswerk aan de grensversperring. Vooral meteen na de oorlog werd de spionage nogal eens opgehemeld. De draadversperring op het platteland. Men onderscheidt duidelijk de porseleinen isolatoren. Het zijn dikwijls pakkende en boeiende verhalen, waarvan wij nu, aan het einde van de 20ste eeuw, amper de draagwijdte kunnen meten. Alles ligt reeds zo ver achter ons dat wij ook dikwijls moeite hebben om de juiste toedracht van de gebeurlenissen te kennen, laat staan te evalueren. Eerder hebben wij de zes voornaamste redenen vermeld waarom de bezetter België wilde afsluiten van Nederland met een elektrische draadversperring. Zijn de DuÍtsers er dan ook in geslaagd om door het plaatsen van die versperring de voor hen hinderlijke grensactiviteiten een halt toe te roepen? Een groot aantal oorlogsvrijwilligers was reeds naar Nederland getrokken alvorens de draadversperring gebouwd was. Talrijke bronnen getuÍgen evenwel dat de rekruteringsdiensten op bezet grondgebied ook na het voorjaar van 1915 bleven functioneren en dat grensgangers langs de gehele Belgisch-Nederlandse grens er bleven in slagen om vrijwillígers naar Nederland over te brengen. De creativiteit en de drieste moed van de passeurs lag aan de basis van het feit dat de aanvoer van vrijwilligers op het front niet werd stilgelegd - alleen werd alles een stuk moeilijker en gevaarlijker gemaakt, Hetzelfde geldt voor de spionage. Vooral naoorlogse bronnen wijzen op het feit dat de inlichtingsdiensten steeds doeltreffender gingen functÍoneren naarmate de oorlog vorderde. De agenten van de lokale netwerken wisten bijzonder goed wat hen te doen stond: duidelíjke instructies en opdrachten uit Nederland volstonden om de machíne verder te doen draaien - daar zou de draadversperring amper iets aan veranderen. Na de oorlog zouden de BrítLen verklaren dat de lokale netwerken bijzonder goed werk had geleverd voor de Geallieerden'zs Alle medewerkers hebben zich zo lang mogelijk van hun gevaarlijke taak gekweten - niet zelden tot het uiterste"'.., Hierdoor streden zÍj níet enkel voor de vrÍjheid van het land, zij redden ook talloze levens en droegen onrechtstreek bij tot de militaire overwinning van de Geallieerden. Na de oorlog zou ook de Duitse keizer verklaren dat de geallieerde spionagediensten een belangrijke hindernÍs waren voor de bezettingstroepen'. Zo ook de brievensmokkel geleden heeft onder de plaatsing van de draadversperring, blijft het als een paal boven water staan dat de formele en informele organisaties die voor de frontpost instonden tijdens de hele oorlog zijn blijven werken, Eerder werd reeds vermeld dat ook de grenssmokkel weinig geleden heeft ten gevolge van de plaatsing van de versperring, niet zelden dank zij de medewerking van Duitse grenswachters. De eníge constante bU dit alles is dat alle vernoemde activiteiten - ook het verzet bij de grens - uÍteraard hinder hebben ondervonden door de plaatsing van de versperring en dat deze laatste natuurlijke veel slachtoffers heeft gemaakt. In feite kan men gerust stellen dat alle organisaties - spionage, brievensmokkel, gewone grenssmokkel, enz. - vanaf het voorjaar van 1915 werden uitgebreÍd met een beperkt aantal nieuwe medewerkers, met name de passeurs of grensgangers: specialisten die alleen of met een groep vluchtelingen of oorlogsvrijwilligers de elektrische draadversperring moesten overschrijden... Hoewel wij ten volle inzíen dat het een vrij hachelijke onderneming is te bepalen hoeveel personen er door de draad werden gebracht, duruen wÍj hier toch een voozichtige schatting voorstellen op basis van een aantal min of meer gekende parameters. Met al haar kronkels loopt de grens tussen België en Nederland over een afstand van ruim 300 km, langs tientallen Belgische grensdorpen. Uitgaande van de gekende en her en der in de literatuur beschreven passeursopdrachten kunnen wij ervan uitgaan dat er zowat 25 tot 30 passeerzones of - gebieden waren. Er werd immers niet in alle dorpen gepasseerd, omdat er geen uitgebouwde plaatselijke organisatie was of omdat de terreinkenmerken of de intensiteit van de grensbewaking het niet toelieten. In sommige periodes werd weinig gepasseerd, in andere dan weer zeer intensief. Soms trokken passeurs maar met enkele personen door de draad, maar ook niet zelden met grotere groepen. Het lijkt ons dan ook helemaal nÍet overdreven 16 ervan uit te gaan dat gemiddeld 5 personen per week en per passeerzone door de draad werden geloodst. Voor de 167 weken vanaf 1 september 1915 tot begin november 1918 geeft dat een totaal van ongeveer 25.000 door de draad gesmokkelde personen,.. Anders uitgedrukt, wil dat zeggen dat er dagelijks - en over de hele Belgisch-Nederlandse grens - een twintigtal personen naar Nederland werden gebracht of maandelijks ruim 600. Door een plank te leggen op twee ladders die aan beide zijden van de laterale afsluitingen stonden, slaagde men erin in Oost-Vlaanderen om zakken vlas naar de overzijde van de draadversperring te brengen. Wat het aantal slachtoffers betreft die aan de draadversperring de dood vonden, menen wtj op basis van dezelfde gegevens te kunnen stellen dat het er minstens tussen 300 en 500 moeten geweest zijn. Met ons ondezoek hebben wij de aandacht wlllen vestigen op een weinig gekende en door de klassíeke geschiedschrijving zelfs vergeten (?) passage uit Eerste Wereldoorlog. De niet-zelden epische gebeurtenissen aan het lJzerfront waren inderdaad in vele opzichten zo tragisch en dramatisch dat talrijke andere feiten en gebeurtenissen uit de Groote Oorlog in de schaduw werden gesteld en minder of gewoon geen aandacht kregen. De spannende en vaak levensgevaarlijke avonturen die passeurs en spionnen aan de draadversperring beleefd hebben, verdíenen daarom al onze aandacht. "Dit fhet door, onder of over de draad gaanl vereiste een ongelooflijke moed zowel bij diegenen die tussen de draden moesten lopen als bij de man die hen erdoor loodste. Een indrukwekkende reek geheime handelingen heeft een geweldige invloed uitgeoefend op de militaire verrichtingen. Zonder de onverpoosde ijver van die mannen en vrouwen had men heel wat rampen niet kunnen voorkomen. Dat mag ons natuurlijk nooÍt doen vergeten dat in alle dorpen vele mensen waren die geen halsbrekende toeren uÍthaalden maar toch in stilte vezet pleegden: de burgemeester en de gemeenteraadsleden die voor hun burgers bleven vechten met de schaarse middelen die zij hadden; de geestelijkheid die materiêle en morele steun en zorg verleende aan de meest behoeftigen; de dokter en de veearts die de arme bevolking en de boeren in de kwaadste momenten bijstonden; de algehele bevolking die vaak ongezÍen maar doeltreffend verzet pleegde... En dat alles mag ons zeker ook niet doen vergeten dat aan de andere kant van het land dagelijk tientallen of honderden soldaten stieruen in het zware en sompige slijk aan het ondedussen legendarisch geworden lJzerfront,.. Het feit dat er aan de elektrische draadversperring aan de Belgisch-Nederlandse grens maar een 500-tal slachtoffers zou gevallen zijn, mag De versperring kruist de openbare weg in Klein-Meerdonk geen reden zijn om het belang van de versperring en van de grensactiviteíten te minimaliseren. Allereerst en voornamelijk sneuvelden díe pakweg 500 personen voor dezelfde goede zaak als de honderdduizenden aan het iJzerfront en op andere slagvelden. Maar vermeldenswaardig is dat inzonderheid vooral door toedoen van moedíge passeurs en spionnen, en van de grensbevolking in het algemeen - de dodendraad niet heeft kunnen verhinderen dat vrijwilligers naar het front bleven trekken, dat de inlichtíngsdiensten bleven werken, dat frontsoldaten en hun familieleden met elkaar konden corresponderen, dat vluchtelíngen uit het land raakten, dat de vaak zo levensnoodzakel'rjke smokkel bleef vooftgaan - kortom dat het verzet helemaal niet vleugellam werd gemaakt. Hopelijk kan verder onderzoek nog duidelíjk maken in welke mate dat alles heeft bijgedragen tot de ontwikkelingen tijdens de Groote Oorlog, L7 Moet er geeca zand ziin? Fotots orrer een bedriitsbezoek op 14 nrei 2oo3 aan $ibelco te Dessel Allemaal rnet de heltn geboren? Dan gaan we op stap! {-- En eenqie is zo braaf om alles op te schrijven * i; li: rl 9+-í! Een groepje gidsen rond Pas op... overal afblijven, want die grote buis is verdornd heet. Alleen op de wereld... met drie zandsilo's lr 4-t'- €:. 'Wachten op deveerman? --_| En smaken dat het achteraf deed... met uitzicht op het grootste meervanVlaanderen. A 1B het gloeiend zand te kijken f p middeleeuwse,,potten" ... of hoe de heren, paters en werkers het deden ,,Shit", dachten de Engelsen toen de Franse rÍdders op het einde van de twaalfde eeuw hun oninneembaar ,,Cháteau GaÍllard" aan de oevers van de Seine binnendrongen... via het toÍlet. Archeoloog Dirk Callebaut dompelt zich al enkele jaren onder in de geschiedenis van de middeleeuwse latrines. Daarbij ontdekte hij dat de heren er op het sanitaire vlak heel andere gewoonten op nahielden dan de geestelq-kheid en het volk. Dirk Callebaut is nauw betrokken bij de opgravingen Ín het oude Ename, aan de Schelde vlakbij Oudenaarde. Op basÍs van die archeologische vondsten, oude schilderijen en documenten kon hij zijn ei kwijt inzake de stoelgang van de middeleeuwer. De heren uÍt de vroege middeleeuwen woonden in donjons, massieve stenen torens. De latrines werden gewoon op de eerste of tweede verdieping tegen de toren aan gebouwd. De heren hingen dus met hun doorluchtíge achterste buiten de muur. Opwaartse winden Bij de belegering van een of andere burcht had een boogschutter van de aanvallers post gevat onder de opening waarlangs de ,,poep" van de heer naar beneden stortte. Toen er een stel blote billen verscheen, trof de kruísboogschutter raak. De heer overleed later aan zijn wrede venruondingen. De middeleeuwse toiletten waren allesbehalve comfoftabel. Een grote stenen plaat, ongeveer op borsthoogte zodat de mensen op het toilet moesten springen". BovendÍen zaten ze in de kou en konden ze slechts één behoefte tegelijkertijd doen door de víjftÍen tot twintig centimeter grote opening. Pas later werd de opening in de plaat,,verruimd" zodat iedereen simultaan kon ,,plasseJl" en ,drukken". We zullen het dan nog niet hebben over de stank en het gebrek aan hygiëne van dergelijke toiletten. Van toiletpapier was helemaal geen sprake. Stro en gladde koolbladen waren het weÍnig beníjdenswaardige maar enige alternatief. De brave lieden droegen ook geen ondergoed. De uitwerpselen kwamen ofiruel in de slotgracht terecht, ofiruel in een speciale vergaarbak die in de metersdikke muur zat. Regelmatig moest een lijfeígene de bak leegmaken. De man die dat stinkende kanvei uitvoerde, kreeg weleen driedubbel loon. Later werd het toilet in de muur ingebouwd en líep de drek langs een speciale koker door de muur naar beneden. Weg de koude (opwaartse) winden, de stank en de pijlen... Het gewone werkvolk liet alles vloeien u/aar ze het kwijt konden. Op verschillende schilderÍjen van (laat-)mÍddeleeuwse meesters staan mannen hun behoefte te doen tegen een of andere muur, buiten of gewoon in een hoek van een herberg. Geluid en reuk Later plaatsten propere herbergiers wel een ,,piskuip" in hun kroeg. De urine verkochten ze aan de volders en de lakenbereiders. De rest van de persoonlijke hygiëne gebeurde op straat. Iedereen droeg dan ook speciale schoenen om niet weg te glijden op de str...straten. Pas veel later neemt het gewone volk de latrines die tegen de muur werden aangebouwd, over van de rijke heren. De geestelijkheid hield er ook weer een aparte lozingstechniek op na. Er zijn plannen bekend van een abdij die een ,,necessarium" tonen, een noodzakeiijk" gebouw. Dat was een langwerpig bouwsel, los van de andere, meer geestelijke gebouwen, met tegen de twee langste zijmuren een grote plank met de noodzakelijke gaten in. Om dit gebrek aan privacy van deze gemeenschappelijk toiletten te compenseren, mochten de monníken wel de kap van de pU over hun hoofd trekken. Na een tijdje kenden ze hun buurman wel niet van gezicht, maar zeker van geluíd en reuk... De abdijen en woningen van abten waren wel meer hygiënisch. Onder de vloer liepen grote riolen om de troep af te voeren. Sommige abdijen hadden zelfs een grote aalput. In de toenmalige ziekenhuizen (gasthuizen) stonden de toiletten los van de andere gebouwen. 7o droeg zelfs de geestelijkheid haar steentje bij tot de vooruitgang van de achteruitgang. 19 4 a :Ï t Begijnen en beggaarden in snee f Kerkrock? Ne., baro(c)k! f I Het vieringtorenfie moclrt geen concurrent zijn van de Catharinatoren. De tijger is los, niet van Peter Koelewijn, wel van Alfred Ost. Als leerling aan het Hoger lnstituut voor Schone Kunsten te Antwerpen volgde Ost lessen in dierenschiicjering. De paarden die daar als model werden gebruikt boeiden hem niet. Welde forse boerenpaarden, symbolen van de vitale havenstad. Ook de exotische wereld van de Zoo kon hem boeien. Hij kopieerde de decoratieve schildering van de Egyptische tempel en maakte vele tekeningen met een lichte voorkeur voor de roofdieren. Door de goede contacten tussen Alfred Ost en de Zoo kwam in 1945, vlak voor zrjn overlijden, een schenking tot stand. Naarwaarnu? Pure Hoogstraatse poëzie + 7 p id S{ iii ,*,i + -3 g ii Eens iets anders: gidsen die luisteren. i: ;:1 Dames-onderonsje Deze tentoonstelling voert u langs de vele dieren die model stonden voor de kunstenaar. Foei! Binnengluren is niet nelies _j "Benik nuvoorvandaag verzekerd ofniet?" Eindpuntvan een schittererende rondleiding \À/e GËVEN ER EEN PáTáT oP... De papa maakte al vele eeuwen het basisvoedsel van de Inca's uit toen Spaanse veroveraars in het mídden van de zestiende eeuw het Peruaanse land overspoelden, hebberig op zoek naar goud en zilver. De Inca's, een bijna vegetarísch volk dat zich daarnaast ook met mar's en bonen voedde, had ín de wÍlde aardappel een plant gevonden die zich op de akkers dankbaar liet vermeerderen, De Inca's aten hun papa zowel gekookt, gebakken, gedroogd (chuno) en gestampt. Ook bakten ze van het aardappelmeel een brood of taart, chugnogenaamd. De eerste Spaanse veroveraar die in 1524 aan de Peruaanse kust aan land ging, Francisco Pizarro, had geen oog voor het aardknolletje. Hij had zoals bekend andere dingen te doen, Pas 26 jaar later konden geletterde Europeanen met de aardappel kennismaken, toen PÍerre Ciega de Léon er in zijn Spaanse krontek van Peru gewag maaKe. Een rol in de wereldgeschiedenis De eerste Europese aardappelteelt vindt plaats rond de Spaanse stad Sevilla, waarmee de monniken de voedselvooaiening voor hun eigen zÍekenhuis veiligstellen. De boeren in de regio volgen al snel. En zo kan het gebeuren dat Spaanse mÍlitaire strategen met deze grote voedselbron kennismaken. Met de zich steeds verplaatsende legers mee komt de aardappel op de lange duur in alle uÍthoeken van Europa terecht, De verbreiding is soms ook een partíkulier initiatief. In het jaar 15BB komt de aardappelplant voor het eerst naar Noord-Europa. De eígenaar, Charles de l'Ecluse, plant ze in Mechelen, in de tuin van de heren van Pistenburg. Brabant heeft daarmee de Noord-Europese primeur. Het is dezelfde I'Ecluse die Vincent Van Gogh en zijn aardappeleters. Volgens de schilder zelf ziin beste werk de plant in Nederland introduceeft, Dat gebeuft in het jaar 1601. Frankrijk maakt rond 1600 vanuit Italië kennis met de plant, met name in de Vogezen. Ruim 100 jaar zal de aardappel nodig hebben om de gehele Elzas te veroveren. In Duitsland zien we de aardappel rond 1640 aaaelend verschijnen en wel in Westfalen en Nedersaksen. De opmars in België Was de plant al in 1588 in België voor het eerst aangeplant, de algemene verbreiding was aanvankelijk een moeizame aangelegenheid. Pas een kleine honderd jaar later, gedurende de Negenjarige oorlog, leerden de boeren en soldaten de aardappel eten. De teelt gebeurde op dat moment vooral in de regio van het Westvlaamse Diksmuide. Vanaf 1702 begon de produktie plaatselijk serieuze vormen aan te nemen. Op de marK in Brugge werd het plantgoed aan de boeren verkocht. Langzaam maar zeker kon de aardappel zich in oostelijke en noordelijke richting verbreiden. De regio Gent-Eeklo was rond 1700 aan de beuft, gevolgd door Brussel (i730), Kalmthout (1733) en Turnhout (1750), Limburg volgde rond t775. De plotselinge groei was niet zo venrronderlijk. De winter van 1740 was namelijk zo streng geweest, dat 27 hongersnood worden de meeste granen afgevroren waren. Dankz'rj de aardappel kon de bevolking van de gevrijwaard. Een grote rol In Fránkrijk werd hij bekend onder de naam cartoefle, in Duítsland onder de naam kartoffelen in Italië als tartuffolo. zijn zowel de Franse als Duitse benaming een verbastering van de ltaliaanse. Het de terre' We komen een rechtstreeke vertaling van het huidige aaraappelís Nederlands-e peruna het Fins, krtola in het in Engels, het in Potato tegen. namen andere diverse door Europa nog noemen' wat te rnaar om in het Roemeens, en cartofla lers het Servisch, murphyin sinds zijn ontdekking in alle Europese landen een grote rol gespeeld. De explosief De aardappel'hàeft 'bevolking kon er mee worden gevoed en zelfs kunstenaars lieten zich inspireren. Het schilderij groeiende íDe aardappeleterí van Vincent van Gogh is hierbij een groot voorbeeld. Meer dan wie ook verwierven de bewoners der Zuidelijke Nederlanden de naam van patattenvreters.In Vlaanderen, maar ook in het Vermoedelijk woord huidige Nederlandse Bábant, bestond de voeding in de eerste helft van de 19' eeuw nagenoeg uitsltiitend uit aardappelen en karnemelk. Tot omstreeks 1B4B de aardappelziekte uitbrak' Het was toen nog niet bekend dat het uit den boze is om aardappelen op dezelfde plaats te telen. In lerland had diezelfde aardappelzÍekte gevolgen die de wereldgeschiedenis zouden beÏnvloeden. Aan het einde van de zestiende eeuw was de aardappel naar lerland gebracht door John Hougleton, die er een heel volk mee wist te redden van de wisse hongerdood. Maar toen later door bodemmoeheid in het gehele land de aardappelziekte uitbra( stieruen honderdduizenden leren alsnog van honger. Dit was de áirekte aanleiding uooide grootste volksverhuizing die ooit in de menselijke geschiedenÍs plaatsvond: ruíl drie miljoen leren ontvluchtten hun mooie land en reisden in volgepropte boten naar Amerika om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Het is een onmiskenbaar feit dat de aardappel zo indirekt heeft bijgedragen tot de grootwording van de Verenigde Staten' De anecdotes van Parmentier De naam van de Franse legerapotheker Antoine-Augustin Parmentier is aan tal van klassieke aardappelgerechten verbonden.bat heeft alles te maken met de leuke geschiedenis van de aardappel op Frans grondgebied. Parmentier had in 1757, in Duitse gevangenschap met de aardappel kennisgemaakt. Terug in eigen land kwam hij in de gelegenheid om aan een prijsvraag mee te doen. Die príjsvraag, van de Academie van BesanEon, droeg als titel: "Fen aanwiizing voor het veruangen, Ín geval van schaarste, van het dagefiks voedsel door andere voedselbronnerf'. Parmentier won met zljn aardappelen de wedstrijd en toen dat de Franse koning ter ore kwam, stelde hij Parmentier een stuk grond van verdere beschikking hecbren proefnemingen. Bij de akker werd een bord geplaatst; " Verboden toegang, Aardappelveld van de koningl'. In 1785 vond Permentier zijn ontwikkelingen dermate gevorderd dat hij zich bij de koning aanbood, vergezeld 40 voor ter van een mandje met kleine paarse bloempjes. De koning fronste ZJJN Het graf van Antoine-Augustin Parmentier, op het kerkhof van Pere Lachaise te Pariis. wenkbrauwen. Kennelijk had hij van de oplasser-alles-hongersnoden iets anders verwacht. Niettemin bleef hij beleefd en sprak tot Permentier de historische woorden: "Monsieur Parmentier, een man als u kan met niet met geld belonen. Laat mli uw hand drukken en geef de koningin een kul'. En Parmentier antwoorddei "Sire vanaf vandaag zullen er geen hongersnoden meer ziin'i Intussen had de koningin al een paar bloempjes in haar décolleté gestoken en liep er frÍvool mee rond. Uiteraard, want zo gaat dat nu eenmaal, liepen kort daarna alle Antoine-Augustin Parmentier, ook bekend van de gelijknamige soep. courtisanes en hofdames met paarse bloemetjes rond, Het ging zelfs veel verder. Binnen enkele dagen verschenen er vazen vol paarse bloeme$es in het paleis en edellíeden gingen en paars bloemetje op hun hoed dragen. Later schreef de koníng nog een brief aan Parmentier met de woorden: "Frankrijk zal nooit vergeten welk een voedsel gij voor de armen hebt gevonderí'. Kennelijk was Frankrijk nog niet rijp voor de aardappel, maar Parmentier zetle door. Hij opende in parijs een academÍe voor de bakkunst, waar hij het gebruik van aardappelmeel ging demonstreren. Eindelij( ía de revolutie, was het de intellígente Napoleon BonapaÉe die het nut van de aardappel inzag. Hij-bood Parmentier een hoge staatspositie aan en kon de aardappel aan zijn werkelijke Franse opmars beginnen. Op Parmentiers graf, te Parijs op het beroemde kerkhof Père Lachaise, bloeÍen de aardappelplantèn nog ieder jaar. Je kunt van de Fransen niet zeggen dat ze onsportief zijn. Van knolletje naar knol Het knollefle dat door de Inca's in het wild verzameld werd en op hun akkers werd geteeld, heeft sinds z$n komst in Europa een grote evolutie dooi'gemaakt. In de eerste honderd jaar was het voornamelijk de katholieke geestelijkheid die zich met de veredeling bezÍghield. In kloostertuinen werden elk jaar opáieuw de meest geschíKe aardappelen weerhouden om de volgende oogst weer te kunnen verbeteren. De eerste quasi-professíoneÍe veredeling vond plaats in het zuidwesten van Holland, aan het einde van zeventiende eeuw. De priester en botanícus Petrus Hondius wist na jarenlang kruísen, bestuiven en selecteren een aardappel te ontwikkelen van een mooi egaal groot formaat, met smaak en, belangrijk met een hoog gehalte aan vitamíne C. Vanaf dat moment kon de aardappel in de adelstand verheven worden. Zijn aardappelvariëteiten maakten een pijlsnelle opmars door heel Europa, zelfs tot in de verste uithoeken van het Russische R'rjk. Inmiddels zijn we tweehonderd jaar verder en hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Diverse aardappelrassen, elk met hun specifieke eigenheid, kregen hun plaats in de Ëuropese keukens. De hegemonie van het Bintje Het allerbekendste ras ontstond in een Fries klaslokaal. Een schoolmeester, De VrÍes genaamd, was in de klas altijd met experimenten bezig. Het was voor hem een manier om de Friese boerenkinderen lessen bÍologíe te geven. Telkens wanneer híj tot een leuk resultaat was gekomen, gaf hij zijn 'nieuwe'aardappel de naam van een van de schoolkinderen mee. Toen hij een prachtig exemplaar had gekweekt, vernoemde hij deze naar het liefste meisje van de klas: Bínde Jansma. Groot, rond, een mooie kleur en een fijne huid. Tel daarbíj op de enorme industriële mogelÍjkheden, een hoge opbrengst per hectare (in de polders tot wet 60 ton), goede bewaareigenschappen en een hoog gehalte aan droge stof, al vanaf de eerste dag stond vast dat het Bin$e een succesnummer zou worden. En dat is ook gebleken. Geen enkel ras is zo over de wereld verspreid, geen aardappel is in zulke grote hoeveelheden geteeld. Hoewel de oude rassen, zoals het Bin$e en de Eigenheimer, ídeale aardappelen zÍjn met uitstekende eigenschappen, staat de rassenontwikkeling om díverse redenen niet stíi, Zo Ís er een duídelijke tendens on het oebied van mlliert: rJe nrond iiiv'vL mnet JiLluJ helaqt- wAAnlon!' !'assên iivui:i nndin Éijii ziin iii=L mar steeds i;;;iiu!i minder y,,orden vïu'iu9ii u!igii/ íiuuivvui iqii!ii een hoge weerstand tegen ziektes en ongediefte. Een tweede reden ís de duídelijke diversifikatie van de vraa$. Zowel de industrie, de professionele kok als consument wensen aardappelen voor specifieke toepassingen. Producenten van potato-chips geven de voorkeur aan specifieke rassen die qua venruerking en bakgedrag bU hun behoeftes aansluiten. En voor de kok zijn beschikbaarheid in een bepaald seizoen, de eigenschappen bij het gebruík van diverse kooktechnieken en het kunnen kiezen tussen diverse smaakpatronen essentieel. In Vlaanderen wordt daarom een groot aantal rassen geteeld. Gelukkig is de tendens die Ín de toprestaurants startte, inmiddels doorgedronEen tot de consument. Was het pakweg vijf jaar geleden nog nauwelijks denkbaar, in de supermarkten liggen nu vijf of zes aardappelrassen. Aarciappeien teien De teelt van de aardappelen is voor de boer een bezigheid van het jaar rond. Voor de beschrijving van de ryclus beginnen we in maat. Het pootgoed wordt dan aangekocht en in de schuur opgeslagen bij 15oC. De pootaardappelen kunnen br3- deze temperatuur iets voorkiemen. In april wordt het pootbedbereid. De grond van de akker wordt losgemaakt en met mest verbeterd. In april gaat het pootgoed de grond in. Dat gebeurt machinaal. De pootmachine legt de aardappelen zo'n 35 cm van elkaar en de aanaarderschuift er de losse grond overheen. In mei worden de ruggen opgehoogd met een rij,enfrees. Zo krijgt de plant voldoende losse grond om knollen te vorrnen. Bovendien, doordat de planten op i'uggen gaan staan, zal dat de latei-e oogst vereenvoudigen. 23 In de maanden juni en juli zijn de aardappelvelden op hun mooist. Ondergronds worden woftels en zijstengels aangemaakt. Aan die zijstengels (stolonen) worden de nieuwe aardappelen gevormd, ongeveer 12 à 15 stuks per plant. beregend. W'tj zijn immers in de droge maand. In polders wordt ook wel het waternÍveau aangepast. ïn september volgt de oogst. De rooimachne haalt de knollen uít de grond en stot ze op de wagen. De aardappelen gaan direK de geventileerde schuur in om de oogst later op grootte te kunnen sorteren. In het donker en bij temperatuur van 7o C kunnen de meeste aardappelen tot een jaar bewaard worden. In oKober wordt de grond weer geploegd. Plantresten gaan onder de grond en de bodem wordt tot op 30 cm diepte losgemaakt. Het vocht in de waarde zal in de wínter door bevriezing verkruimelen. Zo maakt de akker zichzelf op voor een nieuw seizoen. In augustus wordt het aardappelveld vaak Wanneer verrees lezus? Twee astronomen van het Astronomisch Observatorium van Ciuj in Roemenië hebben het exacte tijdstip van Christus' overlijden en verrijzen achterhaald. Liviu Mircea en Tiberiu Oproiu gebruikten een computerprogramma om bijbelfra gmenten te combi neren met astronomische gegevens. Het duo kwam tot de slotsom dat Christus gestorven is op vrijdag 3 aprilvan het jaar 33 om drie uur's middags. Hij is verrezen op zondag v'rjf april van hetzelfde jaar om vier uur in de ochtend. in het Nieuwe Testament lazen de ondezoekers dat Jezus' sterfdag de dag was na de eerste volle maan, na de lentenachtevening. De twee bestudeerden astronomische gegevens van de jaren 26 tot en met 35 en zagen dat in die periode een volle maan na de lentenachtevening maar twee keer voorkwam. Op vrijdag 7 april van het jaar 30 en drie jaar later op vrijdag 3 april. Mircea en Oproiu zijn ervan overtuigd dat het 3 april 33 geweest moet zijn, omdat gegevens melding maken van een zonsverduistering boven Jeruzalem die dag. Ook in de bijbel staat dal er een zonwerduistering voorkwam tijdens Christus' kruisiging. Hoe ze erin geslaagd zijn het precieze tijdstip van de verrijzenis te bepalen, leggen ze niet nader uit. F.T"G.-vergader3mg Ée fwrnhocst drs mei 2oo3) Karel als gids vandienst ---p René is hele- maal ÍrJe$es makerr kruipt in de relax I Y knieën J Onze voorzitter is als sprekert eeht niet te onderschatten. Veiligheidsagenten waren op_ /f alles voorbereid. De burgemeester van Turnhout en de voorzitster van F.T.G. beze- A gelen een geslaagde dag. En dan h'as er receptie... I "0* ,ft-,1,.,p en ahq'u'".{t^,^^ a*&***4a Redadie en samenstellíng: Eugeen van Autenboer, Míchel De 1ont, 1àn Gorís, Harry de Kok, Menno van der Laan, Stijn Verbeeck en Paul Vos. Beeldredactíe : Walter Raeymaekers. Tekst: GuÍdo Landuyt. Uit "Waar is de Tijd" (De archieven in de Kempen) in 1649 werd Valerius Andreas voor de tweede keer gekozen tot rector van de Leuvense universiteit, H"rj was geboren als Walter DrÍes in Dessel, had zijn eerste Lat'rjnse lessen daar gekregen en was via het jezuiètencollege van Antwerpen en de universiteit van Douai in Leuven terechtgekomen. Een jongen van de Kempen had het geschopt tot de hoogste wetenschappelijke positie van het land. De basis daarvoor was gelegd in het onderu'rijssysteem van de Kempen" De geschÍedenis van dat onderwijs kent een eenvoudig en sober begin. Tussen 1100 en 1200 werden in de Kempen drie belangrr;-ke abdijen gesticht: Averbode, Tongerlo en Postel. Behalve voor de ontginning van woeste gronden zorgden de voor het monniken eerste behoorlUk ondenruijs. Bovendien bepaalde de Kerk dat er in alle parochies een school moest komen. Meteen verschenen ook de eerste in de Kempen. Van een vast dorpsscholen programma was geen sprake. Leraar was ln de normaalschool van de Zusters der Christelijke Scholen te Vorselaar (sinds 1958 Kardinaal Van Roey-lnstituut) werden ook de eigen zusters opgeleid tot lerares. Hier zien we zusters en enkele leken van het derde jaar Lager Normaalonderwijs in de klas wetenschappen tijdens het schooljaar 1946-1947. de pastoor of in grotere gemeenschappen een priester. In kleine gemeenten of gehuchten bleef deze situatie soms bewaard tot omstreeks 7795. in Eindhout bijvoorbeeld onderwees de kapelaan de kinderen tot 1787. Koft na 1650 werden in de Balense gehuchten Schoor, Rosselaar en Gerheide kapellen opgericht met daarnaast een huis waarin de dienstdoende priester tevens school moest houden" Ook deze regeling bÍeef bestaan tot aan de Franse Revolutíe. Meestai beperkte het oncienvijs zich tot het ieren van een aantai gebecien en wat catechismus. Aan de meest getalenteerde leeriingen werd lezen, schrijven en rekenen bijgebracht. Midcielbare schoien waren er toen nog niet. De minstbegoeden bleven zelfs helemaal verstoken van elke vorm van ondenruíjs. Dat waren de kinderen van knechten en bedienden in de steden en op het platteland díe van kleine boeren en landarbeiders. Elementair onderwijs werd zowel gegeven in de 'laege school' of 'cleyne school' maar ook in de eerste jaren van de Lat$nse school. Naast lezen, schrijven en zingen, kregen de scholíeren ook nog rekenen en de ailereerste begínseien van het Latíjn voorgeschoteld. Dit programma was bestemd voor kinderen die jonger waren dan acht of negen jaar. Voor de leerlingen die naar de 'Grote School'wilden overstappen, duurde dit basisonderwijs nog één of twee jaar, Zijdie een ambacht gingen leren, verlieten de school pas als ze konden lezen en schrÍjven én enig godsdienstonderrÍcht hadden ontvangen. Wanneer ze als leerjongen bij een baas werden geplaatst, eindigde de schooltijd. Wíe naar de Latijnse school ging, moest kunnen lezen en schríjven. Deze Latijnse scholen waren een eerste vorm van vooftgezet ondenruÍjs en bereidden de leerlingen voor op de uníversiteÍt of op een loopbaan in de Kerk. In de Kempen gaven een aantal van de pastoor-leraars aan hun beste leerlingen ook de eerste beginselen van het Latijn. Hieruit groeiden echte Latijnse scholen in Geel, Hoogstraten en Herentals. Catech!smus leren Na 1500 kregen de scholen het moeilijk, Het werd een eeuw van oorlog, geweld en plundering. Pas in het begin van de volgende eeuw zou de rust weerkeren. Opnieuw nam de Kerk het initiatief voor de 25 CÁTE C HT S F{t] c!ï jlLYliL LEI:il"l\GA, Uc(lc\'li in v5f Deelcrl cn cÈn-cncrt..'. , -,^.:o.. ;.,.'-. . _tcu|itr. '...;.\, - ':, i.uf CI ini S1 i' ..i. ..::r,'1..r.t-:r',.. :,: i:r.\::::i-ili:-i '::. .:r -1.. i: :,:: ..;. Il':'1::rr,.n ,itr i'rr'.i.-ic ïir i\J,. trLr s. 'f-:l \ ï \1: E R F li N lL ,i \ C D' i: r .::r:- Í crr ll0r;3ï- -I ';....,i..;t .. ...i; :- r:cri.r r,i^. r.. Hoe konden de waarheden van het geloof het best aangeleerd en onthouden wordenl Op een schoolse manier! Na het concilie van Trente ( I 545- I van het ondenrus. Alle parochies moesten organisatie S' 563) werd dergelijke metho- een zondagsschool stichten. Als er geen geschiK lokaal beschikbaar was, mochten de lessen in de kerk worden gegeven. Geen enkele school mocht worden opgericht zonder toelating van de bisschop of zíjn plaittsveryanger. Om de kinderen naar de school te krijgen werden probate middelen aanbevolen zoals het uitsluiten van de weldadigheid voor gezinnen die hun kinderen niet naar de zondagsschool stuurden, of gemeentel'rjke reglementen waarbij het verboden was op straat te spelen tijdens de schooluren. In 1609 verscheen de eerste versie van de Mechelse catechismus. Het was een vraag-en'antwoordboek/ grotendeels geschreven doorjan Driedo uit Darisdonk, een gehucht van Oud-ïurnhout. De hele leer van de roomse kerk werd erin uiteengezet. In de 'cleyne scholen' moest het Íees- en schrijfonderricht gebeuren aan de hand van het onze vader, het weesgegroet, de geloofsbelijdenis en de tien geboden. Nadat de leerlingen het ABC onder de knie haddenr werd de catechismus ter hand genomen. De greep van de Kerk op het gemeentel|k onderwfis nam tussen 1600 en 1700 sterk toe, te meer daar veel heren de benoeminEen van de schoolmeesters overlieten aan de plaatselijke geestelUkheid. BU hun aanstelling moesten de onderwijzers de geloofsbelijdenis en een eed afleggen in handen van de deken. Deze moest toezÍen op de rechtgelovigheid van de onderuUzers. Dít leidde wel eens tot conflicten. Zo weigerde in 1765 de schoolmeester van Herselt botweg zijn eed af te leggen bíj de deken van Herentals. de aangewend in de catechismusles. Taak van de schoolmeester Meestal werd tussen de overheid en de schoolmeester een contract opgesteld waarin soms zeer nauwkeurig de plichten vên de meester werden vastgelegd. Daarnaast werden schooluren, vakantiedagen, schoolgeld en allerlei praktische zaken geregeld. Op het platteland duurde het schooljaar meestal slechts een half jaar: van oktober iot Pasen. In Hoogstraten werd kort na 1600 alleen school gehouden tijdens de winter. De rest van het jaar moesten de kinderen helpen bij het werk op het land. Tijdens de zomermaanden kwamen er zo weinig kinderen naar school dat er voor de schoolmeester onvoldoende verdiensten :r::rr::. ln de zeventiende eeuw werd nog op dezelfde wiize les gegeven als in de eeuwen eryoor. Alle kinderen zaten door elkaar, maar kregen wel stuk voor sruk 'hoofdelilk' onderwiis, Om de discipline te waarborgen, werd een strenge tucht gehanteerd. De jongen rechts heeft iets misdaan en krijgt er van langs mer de plak Het meisje achter de tafel li.ikt dat meteen satanisch genoegen te vervullen. Jan Steen schilderde deze schoolklas. waren om een behooriijk bestaan te leícjen. De ondenrvijzers wisselden dan de pen voor arbeid op het veld of een ambacht. Om zijn leerlingen in toom te houden en te waarschuwen dat hij gesteld was op discipline, voerde of zwaaide de schoolmeester vooral onder het Ancien Régime (vóór 1800) de plak De plak bestond uit een korte stok met aan het uiteinde een schijf waarmee men op het binnenste van ,l^ L^^J -t^^uc r rdr ru JrvEË. In de meeste scholen werd in de voormiddag drie uur les gegeven en in de namiddag nog drie uren" Op zondagen en kerkelijke feestdagen was er vrijaf. Meestal waren er ook twee vi-ge namiddagen per week, dikwijls op dinsdag en donderdag. Voor de schoolmeester .yvas ei'lveinig vrije tfld. HU moest toezicht houden tijdens díensten in de kerk of bij de catechísmusles van de pastoor. En ook op straat werd de leraar geacht zijn leerlingen te bewaken. De ondenryijzer van Meerhout moest ervoor zorgen dat zijn leerlíngen op straat 26 niet tíerden, níet met stenen wierpen of schoten en vooral dat ze niet speelden of ruzie maakten met de kÍnderen die niet naar school gingen. In Hoogstraten moest de onderwijzer er zelfs voor zorgen dat de schoolkinderen hun hoed afnamen voor de notabelen. Daarnaast vermeldden vele contracten nog andere taken voor de schoolmeesters zoals het bespelen van het orgel in de kerk, het voozingen in de mis of het dÍrigeren van het koor en eryoor zorgen dat de torenklok werd opgewonden en juist gezet. Constant geroezemoes Er werd níet klassikaal les gegeven. Men maakte gebruik van wat de hoofdelijke methode wordt genoemd. Alle leerlingen zaten verspreid in één klaslokaal, meestal een grote kamer van de woning van de schoolmeester, Ieder was bezig met het leren van de eigen lessen. Geregeld werden de leerlingen naar de lessenaar geroepen om hun les op te zeggen of hun schríjfirverk te laten zien. Wanneer men het leesstukje voldoende vlot kon lezen, kreeg men een nieuwe tekst om te oefenen, Naast de catechismus leerde men eerst spellen. Slechts wanneer men de letters kende, mocht men met lezen starten, nadien volgde het schrijven. Als men dít onder de knie had, leerde men tellen en rekenen. Bij vele schoolmeesters heerste er ook constant geroezemoes. Ondenrrrijzers meenden dat kinderen die stil waren, zaten te dromer of te niksen, WÍe zat te dromen kreeg een bol vodden de 'duif, naar zijn hoofd geslingerd. Belhamels werden met roede of plak tot betere gevoelens gebracht. In Retie vertelde de dorpsondenruíjzer, Tommezes Hein, nog in de vorige eeuw: 'Met slaag i5 er de "dugd" in te houden' of 'De geleerdheid niet met plak en roede ingeslagen ís geen centepik waard.' Dat straffen nodig waren, daar was vrijwel iedereen van oveftuigd, tenzij het sorns de eigen kinderen betrof. SpecÍfieke schoolmeubelen ontbraken. De leerlingen zaten op zitbanken of op de grond. Wie aan schrijven toe was, legde zijn houten boekenkistje op de knieën. Omgaan met de kan der wijsheid of driemaandelijks moesten de kinderen schoolgeld betalen. Het schoolgeld varieerde met de leerstof. Wie leerde schrijven of cijferen betaalde meer. Ook kinderen van buiten de gemeente moesten meer betalen. Ouders konden ook in natura betalen. Van de leerkrachten werd een onberispelgk gedrag verwacht. Soms werd daarom aan de schoolmeester verboden om een ander beroep uit te oefenen, Meestal kon een onderwijzer ander werk doen zolang dit in de klas gedaan kon worden en eerbaar was. Een herberg houden was uit den boze, zeker wanneer deze zoals te Oud-Turnhout in 1647 voor een huis van plezier werd aangezien. Men vreesde voor drankmisbruik. In Olen kwamen in 1712 de kinderen thuis met de boodschap: 'Onsen meester is soo sat dat hij ging slaepe in de schole,' Daar rezen opnieuw problemen in 1731. Dat jaar werd Gaspar Vereist die voordien onderwijzer was in Zoerle-Panruijs, benoemd tot schoolmeester, koster en organist. Vermits de gemeente geen woonst ter beschikking stelde, huurde hij een huis waar een herberg was gevestigd. Hij bekommerde zich, Maandelijks zoals zijn voorganger Michiel Heylen, om het ondenruijs en zijn vrouw om de herberg. Bisschop d'Espinoza van Antwerpen wenste in 1736 de verwijdering van Gaspar Vereist uit het ambt van schoolmeester. Die riep de voorspraak in van schepenen, van de pastoor en zelfs van de deken van l-lerentals. Allen bev'estigden dat Gaspar zich goed van zijn taak kweet, dat de inkomsten van koster alléén onvoldoende waren en dat in de herberg nooit iets onstichtelijks gebeurde. De bisschop gaf toe en Gaspar Vereist werd in zijn ambt Een Kempische houten schooltas uit de vorige eeuw. Zo'n schooltas werd ook op de knieën gelegd om als schri,iíblad te dienen. bevestigd. Erger was het wanneer de ouders vreesden dat de eerbaarheíd van hun dochters op het spel stond. In 1626 verlieten bijna alle meisjes de school in Vorselaar toen de onderwijzer ervan verdacht werd sommige meísjes met prenten en speldenkussens tot ontucht te hebben verleid. jr7 Van vader op zoon Vele scholen waren gevestigd in de onmiddellijke omgeving van de kerk en vele werden zelfs op het kerkhof gebouwd zoals te Dessel, Eindhout en Woftel of de Latijnse scholen te Meerhout, Hoogstraten, Mol, Westerlo en Turnhout. Na 1700 verbeterde het onderwijs ín de Kempen, Het ambt van onderuvijzer begon nu ook van vader op zoon over te gaan. In sommige gemeenten kan men van echte schoolmeestersgeslachten spreken. Zo leverde de familie Thijs meer dan honderd jaar schoolmeesters te Beerse, de familie Bongaerts te Mol, de familie Verelst-Daems te Olen. De familie Boeclc< uit Poppel leverde níet alleen onderwijzers aan het gebooÊedorp maar ook aan Weelde, Ranst, Breda en Eindhoven. Sommigen onder hen wisten op te klimmen op de sociale ladder. Zo werd onderwr;-zer Jan Gilles Daems in 1808 burgemeester van Olen. Daarenboven had het onderwijs in de Kempen een behoorlijke kwaliteit. In een rapport dat omstreeks 1800 verscheen, vermeldde de Mechelaar Wíllem F.G. Verhoeven dat vele dorpen in de Kempen talrijke bekwame en goed betaalde schoolmeesters hadden. Naast de gemeentescholen moet ook een aantal privé-onderwijzers actief geweest zijn, vooral i de steden. De inkomsten waren zo onzeker dat een Iangdurig privé-onderwijzerschap riskant was. Soms was hun kennis beperkt. Zo is van de kluizenaarschoolmeester die in L743 op Geel-Ten-Aaft les gaf geweten dat hij zelf amper kon lezen. Overal een Latijnse school In niet minder dan achttien gemeenten in de Turnhoutse Kempen trof men een Latijnse school aan. Belangrijke Latíjnse scholen waren er in Geel, Hoogstraten, Herentals, Meerhout, Mol en Turnhout. Daarnaast fungeerden er nog kortere of langere tijd Latijnse scholen in Arendonk, BaarleHeftog, Balen, Dessel, Eindhout, Gierle, Herselt, Hulshout, Kasterlee, Lichtaaft, Retie en Westerlo. De bedoeling van ondenvijs in het Lat$n was leerlingen voorbereiden óf op een carrière als priester óf op studies aan de universiteÍt. Het zou tot na 1800 duren eer het Frans het LatÍjn als taal voor de intelligentsia verdrong. in de Latijnse school onderscheidde men zes klassen. De hoogste twee klassen werden poësis en retorica genoemd. Deze benamingen bleven bestaan tot in 1993 de Griekslatijnse afdelingen verdwenen. Sluitstuk van de opleiding was de 'retorica', waar verondersteld werd dat men een redevoering kon houden en stellingen kon bewijzen en verdedigen. Dit werd zowel mondeling als schríftelijk geoefend. Het ínítiatief voor de oprichtíng van een Latijnse school werd dikwijls genomen door het gemeente- of stadsbestuur. Het zag in de aanwezigheid van een dergelijke school een dubbel voordeel. Het bood aan de kinderen van de eigen gemeente de kans op de universiteit en daarnaast zou het verblijf van vreemde studenten een welkome bron van inkomsten zijn voor de ingezetenen. Toen in 1730 in Arendonk de rector overleed, vroegen de gemeentenaren aan de schout een nieuwe recLor te zoeken. In 1752 herhaalden ze hun verzoek. Ze beklaagden zích dat de handel verdwenen was die vroeger door de aanwezigheid van buitenstudenten werd bevorderd. Om leeriÍngen te trekken was de faam van de school zppr helanoriik Van Wolrtpr van Stinhnr rf racfnr fa Trrrnhnrrt /16?7-164q) vertelde man d:| hii ziin ' '9'?"' leerlingen zo goed voorbereidde dat ze rechtstreek naar de universiteit konden gaan. Om de naam van zijn school te vergroten organiseerde hij publieke examens en prijsuitdelíngen. Daarnaast beijverden de Latijnse scholen zich in het brengen van toneel. Ander promotiemateriaal werd aangedragen door de resultaten van de leerlingen aan de universíteit. Behaalde een van de leerlíngen de titel van 'primus' aan de universiteit, dan werd daaraan de nodige bekendheid gegeven. De faam van de Latijnse school van Geel was zo groot dat leerlÍngen van andere Latijnse scholen zich na hun opleÍding nog een of twee jaar vervolmaakten aan de Geelse instelling alvorens naar de universiteit van Leuven te vertrekken. Het leerlingenaantal van de meeste Latijnse scholen was beperkt. De Latijnse school van Hoogstraten telde tijdens haar bloei een vÍjftigtal leerlíngen, Geel 200 à 300, Turnhout ongeveer 150, Mol ongeveer 130 en Meerhout een honderdtal. De andere scholen bleven beneden de vijftig leerlíngen. Aan de gebruikelijke zes kiassen werci Ín Geei nog een zevende kias toegevoegd, d€ 'díaieciica', een stoomcursus ter voorbereiding op de universiteit. Het succes van de Geelse school kan grotendeels toegeschreven worden aan het bestaan van deze klas. Tussen 1500 en 1700 werd het onderricht doorgaans gegeven door priesters of gestudeerde leken. In Hoogstraten door minderbroeders, in Herentals door Augustijner erem$ten en in Turnhout door Augustijner kanunniken van Korsendonk. Kost!'rulzen Verrnits geen van de Latqnse schclen cver een internaat beschikte, verbleven de vreemde studenten bij partículieren. Soms waren dit maar enkele jongens, maar soms groeiden er echte kosthuizen. Zo huisvestten in 1755 Juffrouw Judit van Gennep in Mol en rector Coorens in Geel elk vijftien studenten. Onderpastoor Valerius van Gool huurde in Mol het door de karmelitessen verlaten klooster van de Rozenberg om er een kosthuis voor vijftien studenten in onder te brengen. Te Turnhout hadden de kanunniken een tehuis voor hun leerlingen in de Begijnenstraat. Vele rectoren van de Latijnse scholen en onderwijzers vulden hun wedde aan met het herbergen van een aantal leerlingen. Overal bestonden reglementen die het leven van de studenten organiseerden, zegden wanneer er moest gestudeerd worden en onbehoorlijk gedrag sanctioneerden. In Geel werd explÍciet vermeld dat er niet met kaarten gespeeld mocht worden. Herbergbezoek was uiteraard uit den boze. Pieter Oosterbaan uit Leiden, die in 1785 leerling was in de poësis van ïurnhout, werd door een van de professoren op Pinksterdag in een herberg betrapt. Uit schrik vluchtte hij, zonder nog langs zijn kosthuis te gaan, naar Herentals. Pogíngen om daar verder te studeren aan de plaatselijke Latijnse school werden gedwarsboomd door de Turnhoutse rectoren dÍe zich hieruoor berÍepen op een circulaíre van 1779. Hierin was bepaald dat men geen leerling van een andere Latijnse school mocht aannemen zonder bewijs van goed gedrag van deze school. En de meisjes? De meeste meisjes gingen naar de gemeenteschool. In de Kempen waren de gemeenten te klein om afzonderlijke jongens- en meisjesscholen op te rlchten. Zelfs in Turnhout kon geen onafhankelijke meisjesschool worden onderhouden. In 1550 had Maria van Hongar$e de schepenen van Turnhout de toelatíng gegeven een meisjesschool op te richten. Vanaf 1648 bestond er ook te Mol een meÍsjesschool dÍe evolueerde tot een kantschool. In Dessel werd in !7L4 een meisjesschool opgerÍcht. Zij nroesten er leren lezen, schrijven, cijferen, naaierl en stoppen. Kantwerk aanleren was om morele redenen verboden: 'De arme meisjes zouden met hun werk goed geld verdienen en beginnen zich op te tutten en gaan pronken. Zo zouden ze als lokvÍnkjes de studenten en jeugd verleiden.'Toch zou tegen het midden van de eeuw ook het kantklossen aangeleerd worden, De school moest opengehouden worden door een ongehuwde vrouw. Zij diende afgezet te worden als ze verkering kreeg of op herbergbezoek gÍng. In 1662 werd in ïurnhout de priorÍj van het Heilig Graf opgericht. Aan het klooster werden een betalende dagschool en een kostschool voor meisjes verbonden. De leerlingen leerden er lezen en schrijven, handwerk, muziek en Frans. De dagschool was voor de kinderen van ln de internaten, zoals hier bi| de Ursulinen van Gierle sliep men op grote 'dortoirs' met zogenaamde 'couchetten' of 'chambrettes'. Dat waren houten venrekies die werden afgesloten met gordijnen om de internen de illusie te geven dat zii een eigen kamenje hadden. Overdag was dit meest intieme plaatsie in die verre, grote school verboden terrein. De internen verbleven meestal het hele jaar, behalve de schoclvakantres, in hei institiiut. de gegoede burgers van Turnhout. Er was een eerste klas voor kinderen tot twaalf jaar en een tweede en derde klas waar een vorm van voortgezet onderw'rjs werd gegeven, De kostschool nam leerlingen op vanaf de leeftijd van zeven jaar. Meer dan de helft van de leerlingen kwam uit Noord-Brabant. Sommige begijnen hielden zich bezig met het bíjhouden van kleuters, de 'kleinkinderscholen', anderen gaven wat spel- en leesonderricht. Om Ín hun onderhoud te vooaien openden begijnen ook kosthuizen waarin meisjes Frans leerden en al wat nodig was voor een katholieke vrouw. Een halve eeuw onrust Omstreeks 1775 maakten de ideeën ,yan de Ver'lichte filosofen opgang. Zij waren voorstanders van drastische onderwíjshervormingen, Zij stonden een verbredíng van de leerprogramma's voor. Deze moesten dichter aansluiten bij de werkelijkheid en veel 'nuttÍger' worden. Daarnaast propageerden zij een brede opvoeding van het gehele volk. Onder invloed van deze ídeeën gingen de vorsten zich bemoeíen met het onderwijs. Zo voerde keizerin Maria-Theresia in 7774 de schoolplicht in, verdeelde de scholen in drie klassen en heruormde de Latijnse scholen. Alleen wie over een diploma beschiKe of geëxamineerd was, mocht nog school houden. De schuchtere pogingen tot hervormingen elders Ín het land kenden ín de Kempen geen navolging. Evenmin als de hervormingen voor het lager onderwijs kenden de hervormingen van de Latijnse scholen veel succes. Wel betekendenze het begin van heteinde van vele Lat'ljnse scholen in de Kempen. Op 1 oktober 1795 werd ook de Kempen bij Frankrijk ingelijfd. Van dan af was de Franse onderwijswetgeving ook in de Kempen van toepassing. Men beoogde een goedkoop tot kosteloos onderwijs. 29 Daarnaast wenste men de invloed van de Kerk terug te dringen. Het Franse systeern werd een fiasco. Geld voor kosteloos onderwijs, alsook de nodige onderwijzers ontbraken. Het schoolsysteem stortte in, Tegen het einde van de Franse overheersing was het aantal analfabeten onrustwekkend toegenomen" In 1796 begon de vervolging van de Kerk en de clerus. Vele Latijnse scholen verdwenen. Slechts één rector te Mol en één te Hulshout legden de eed van trouw aan de republiek af. Het duurde tot 1801 vooraleer het middelbaar onderwijs weer wind ín de zeilen kreeg. Keizer Napoleon regelde met de paus de verhoudingen tussen Kerk en Staat. In dat jaar reeds heropenden de Latijnse scholen van Geel en Mol. Turnhout volgde in 1806. in Turnhout begon ook Pieter de Nef in zijn woning Latijns onderricht te geven terw'rjl de Zusters van het H. Graf hun dag- en kostschool heropenden. Pennenwetter Na 1815 moest iedereen die ondenruijs wenste te geven, beschikken over een akte van bekwaamheid. Hiervoor organiseerde een jury examens waaraan schoolmeesters en ondermeesters konden deelnemen. De kennis van veel ondenruijzers was bedroevend laag. Op een examen door de jury georganiseerd in Antwerpen antwoordde een onbekend gebleven Kempisch onderwijzer op de vraag: 'Welk zÍjn de drie geslachten van het woord?': 'hemel, hel en vagevuur' in plaats van mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Om de ondenruijzers te bekwamen werd in Lier een normaalschool opgericht. Ook werden onderwg-zersgezelschappen gestícht in Turnhout, Herentals, Geel, Hoogstraten en Zoerle-Parwijs. BÍjna ovei'al werd nog de hoofdelijke methode toegepast. Het uitoefenen van een andere job, zelfs tijdens de klasuren, hoefde geen beletsel te z'rjn. de Een winkelier kon kinderen overhoren tussen het bedienen van de klanten en de kleermaker kon rustíg op zijn tafel zitten werken. In de winter de lokalen overvol. In waren Rijkevorsel gaf de schoolmeester les aan 120 kinderen in een kamer van zes bij zeven meter. Er stonden drie tafels en zeven banken. Het lokaal had vier kleine vensters en werd verwarmd met een kachel waarvoor de gemeente het ln moderne klaslokalen valt het licht langs links binnen. Aan de wanden Tot einde iaren vijftig was de getrouwde vrouw taboe in het Vri,j Katholiek Onderwiis" ln de andere onderwiisnetten, zoals hier in de gemeenteschool van Arendonk, was dat niet hangen didactische prenten. het geval. In hout leverde. andere gemeenten zorgden de kindei'en vooi'cje brancistoi. In Tongerlo zaten 140 kinderen in een lokaal van negen bij vijf meter, het was er muf en donker, de banken bestoncien uit planken op houten schragen. Eíndhout bezat de kleinste school. Soms zaten er 70 kinderen in een klein lokaal. w ;- -l I ffi j' '::'' it,' rïij, j I Ij ,j -;' . Een ganzenveer en de fles inkt inktln De meeste scholen keerden terug naar het hoofdelijk onderwijs of stapten over op de klassikale methode, die door de overheid werd gepropageerd en in Nederland haar vruchten bewezen had. Het klaslokaal was van borden voozien waarop de meester met kríjt schreei. De leerlingen zaten ín banken met een schríjfblad, allen met hun gezicht naar het bcrd. In grotere gemeenten als Geel, Herentals, Mol en Turnhout was het programma uitgebreÍd met Frans, aardrijkskunde en geschiedenis. \roor het leren schi'ijven en cijferen maakte men gebruik van lei en griffel. Een belangrijke taak was ook het versnijden van de pennen. Tenvijl vanaf 1820 het gebruik van stalen pennen zich veralgemeende, zou het gebruik van veren ín de scholen nog tot omstreeks 1840 in zwang blÍjven, Het versnijden van pennen behoorde tot het vaste programma van de vergelijkende examens bij de aanwerving van een ondenvijzer. In sommige Kempische dialecten spreekt men nog steeds van 'pennenwester' in plaats van potloodslijoer (pennen wetten is de waarmee de onderwijzer de ponen van de leerlingen vulde. cie eerste heift van de negentiende gênz€flveef versnijden). eeuw deden de metalen pennen Vele scholen gaven enkele weken vakantie hun intrede in de zomermaanden en een week met Pasen, Kerstmis en in de kermistijd, In de regeÍ was er 30 elke week een halve dag vrij en was de school gesloten op zon- en feestdagen. In de meeste gemeenten was het de gewoonte de ondenvijzer met Sint-Thomas, 21 december, buiten te sluiten. Híj mocht de klas slechts binnen als hij een extra halve dag vrij gaf. Om aan het ondenvijs meer luister te geven werden jaarlijks prijsuitdelingen georganiseerd. Soms werd er ingeoefend. De ouders werden uitgenodigd maar vooral de aanwezigheid van het gemeentebestuur, de pastoor en de plaatselijke notabelen werd op prUs gesteld. Tijdens het Koninkrijk der Nederlanden waren er Latijnse scholen in Geel, Meerhout, Mol, Herentals en Turnhout. In 1823 ondernam inspecteur Wijnbeek Tot het gereedschap van het lagere-schoolkind een reis door de Kempen. Hij oordeelde dat de kleine behoorde ook de pennendoos om onder meer Latijnse school$es onmiddellijk moesten sluiten. De griffels, potloden, pennen en pennenstokken, penandere scholen moesten hun reglementen en nenlikker en gom in op te bergen. Ze was meestal programma's in overeenstemming brengen met de van gevernist hout en mooi versierd. bepalingen van de overheíd. Van de talrijke Latijnse scholen in de Kempen bleven er uiteÍndelijk slechts vier over: Turnhout, Geel Mol en Herentals. In ïurnhout ontstond naast de stedelíjke ook de Latíjnse school van De Nef. Hiermee wou hij jongeren voorbereiden op het priesterschap en vooral op de katholieke míssies in Nederland en Amerika. Onder impuls van de jezui'et Donche gaven vanaf 1822 enkele dames les aan arme kinderen in het kasteel van gravin van de Werue te Vorselaar. De dames stonden ingeschreven als huispersoneel, maar droegen op het kasteel wel het kloosterhabijt. Men leerde er de meisjes vooral handwerk. De school werd door de schoolopzieners geprezen: 'men heeft in de maatschappij niet alleen behoefte aan lezers, schrijvers en cÍjferaars'. Vanuit Vorselaar werd in 1826 een school geopend in Lille. Om de overheid te verschalken liepen de zusters in wereldlijke kledíj. Een goede twee jaar later veftrokken de nonnen weer. Niemand vermoedde dat dit de start was van de bloeiende onderwijscongregatie van de zusters van Vorselaar. een toneel$e Vijftig jaar vrijheid van onderwijs Met de onafhankelijkheid van 1830 vielen de controlerende instanties voor het onderwt;-s weg. Het aantal scholen nam sterk toe. Een aantal, soms onbekwame, onderwijzers maakte van de vrijheid gebruik om opnieuw het onderwijzersschap op te nemen. Op het gehucht de Hokken in Arendonk kwam zo de school van een zekere Narres, een oude vrijgezel, gehuchtsprofeet en barbier. Hij bepaalde zijn schoolgeld op één stuiver voor kinderen uit huÍzen met één venster en één schouw en twee stuivers voor de rijkeren. Hij leerde de kinderen de eerste Eebeden, tellen en hun naam schrijven. Aan sommigen gaf hij enige lessen lezen en schrijven. Klas werd gehouden in de voorkamer. Deze werd met een haard venryarmd, waaruoor de kinderen de brandstof moesten meebrengen. Rechts zaten de de meisjes. De kleinsten zaten vooraan op hun hurken, de groten zaten achteraan op wankele bankjes díe de schoolmeester zelf had gemaakt, Kwam tijdens de lesuren een klant bínnen dan _iiooC q 'iË*rr. A,Q_ werd er haar gesneden, '!,'ant', meende de meester, 'grote mensen gaan altijd Panoramisch zicht van het Klein Seminarie te Hoogstraten op een voor', staalgravure van omstreek 1880. Het Klein Seminarie, een instelling In 1842 werd het lager onderwíjs opnieuw van het aansbisdom, was toegewijd aan de Moeder Gods. De zeer georganiseerd met de 'eerste organieke ruime speelplaats (35 bij l18 m) werd begrensd door de landerijen en de hoeve van het Klein Seminarie. Links was de Engelse tuin. wet op het lager onderwijs'. De wet erkende dat het lager ondenvijs godsdienstig moest zijn, maar alleen de godsdienst van de meerderheid zou onderwezen worden. Het benoemingsrecht van de onderwijzers kwam in de handen van de gemeentebesturen. De gemeenten konden de katholieke parochiescholen erkennen als gemeenteschool, wat alle Kempische gemeentes deden" De lagere scholen kregen langzaam een organisatíe die zou blíjven bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog. Het klassikaal onderwijs werd veralgemeend, klassikale leermiddelen, handboekjes, leÍ en griffel behoorden tot het jongens, links 31 dagelijk alaam van de school. De kinderen zaten met vijf of zes op één bank. Langzaamaan verschenen ook een aantal meisjesscholen, geleid door zusters, zoals bijvoorbeeld in Hoogstraten, Arendonk, Oosterlo, Herentals en Geel, De wet voorzag ook dat in de hoofdplaatsen van de arrondissementen een RÍjks Lagere Hoofdschool zou opgericht worden. De Turnhoutse school van Sanders voldeed aan de voorwaarden en werd aanvaard, In 1851 werd zij omgevormd tot R'rjksmiddelbare school. Het werd een 'école moyenne' met een voorbereidende afdeling met het Frans als voertaal. Opnieuw schoolstrijd De rust in het lager onderwíjs werd plots verstoord door de radicale liberale regering van 1878. De inmenging van de Kerk in het onderwijs was hun al lang een doorn in het oog. In 1879 werd een nieuwe schoolwet uitgevaardigd, De gemeentelijke autonomie werd beperkt. Elke gemeente moest een officiële school bezitten. Godsdienst behoorde er níet tot het leerprogramma. Wel mochten de pastoors er de lesuren. De gemeenten mochten geen vrije scholen moesten een diploma hebben van een ofíiciële Alle onderwijzers subsidiëren. aanvaarden normaalschool. De kerkelijke overheden reageerden onmiddellijk tegen wat zij de'scholen zonder God' noemden. Wie meewei'kte aan de officíële school werd van de eredienst uitgesloten en de pastoors kregen de opdracht in elke parochie een vrije school op te richten. in Balen nam hulponderwíjzer Verbeeck ontslag en richtte een katholieke school op. De meeste leerlingen van de gemeenteschool volgden hem. In Geel telde het gemeentelijk onderw'rjs vóór de schoolstrijd 1721 leerlingen. Het aantal daalde naar 148 in 1880. Om het tij Ín Geel te keren besliste de overheid een meisjesschool te doen bouwen tegen de beslÍssing van de gemeenteraad in. Ook in Mol verplichtte de overheid de gemeente een school te bouwen in de gehuchten Rauw en Wezel. Het was de liberaal Van der Gracht de Rommersmael die de centrale overheid het idee influisterde. H'rj stelde de grond ter beschíkking voor de bouw van de school, maar niet zonder de bíjbedoeling zijn gronden daar in waarde te doen stijgen. In de hele Kempen werden de gemeentelijke scholen verlaten en namen de ondenruijzers massaal ontslag. Bij de rrerkiezingen van Badplaatsen met wasbakken, 'bidets' en 1BB4 werden de liberalen verpletterend verslagen. Het lager badkuipen werden meermaals gebruikt in ondenruijs kwam opnieuw onder het beheer van de de reclameprospectussen van scholen. Hier gemeentebesturen, die opnieuw vrije scholen mochten zien we de stiilvolle wasbakken van het aannemen en besturen. Z4 mochten besllssen of godsdienst al Sint-Victorinstitrrut van Trrrnhorrf. dan niet als vak op het leerprogramma zou voorkomen en zij werden opnieuw vrij in de benoeming van de leerkrachten. In Eindhout werd de gemeenteschool gesloten in oktober 1BB4 en op 27 december werd als een van de eerste van het land de vrije school aangenomen door de gemeente. Het gemeentebestuur had er reeds voordien een katholiek standpunt ingenomen" Zo hadden ze de meubelen van de gemeenteschool overgebracht naar de vrije school en had het armenbestuur de leerÍingen van de gemeentelijke school uitgesloten van steun. Wat waren de resultaten van deze schoolstrijd? Het offícieel ondenvijs kwam nergens, behalve in ïurnhout, van de grond. Na 1BB4 zouden vele onderwijzers hun vroegere ambt in de gemeenteschool weer opnemen. De jongens zouden naar de gemeenteschool gaan. De meisjes gingen naar de parochieschool die dikwíjls door zusters werd godsdienstonderricht komen geven buiten of gehouden, Van Latijn naar Frans Op het instituut van De Nef te Turnhout na werden alle scholen gepatroneerd door gemeentelijke In Hoogstraten werd in 1835 de traditie van een Latijnse school heropgenomen. Aanvankelijk opgericht als een college met het Nederlands als voeftaal werd het reeds het volgende schooljaar gehecht aan het Klein Seminarie van Mechelen en verfranste het. Het instituut van De Nef werd in 1845 overheden. door de jezuiêten overgenomen. Tot de jaren .,,ijftig ven .,,crige eeu!J was er geen eensgezinCheid cver de vraag '"^;at de beste voertaal zou zijn: Frans of Latijn. Reeds onder het Oostenrijks bewind aan het einde van de achttiende eeuw was het Frans in opkomst als ondenvijstaal in het mÍddelbaar onderuuÍjs. Tot 1850 werd er in de Kempen ín de hoogste klassen nog steeds in het Latijn les gegeven. Nog in 1840 werd in het Klein Seminarie van 32 Hoogstraten het belang van het Nederlands hoger geacht dan dat van het Frans, twee jaar later was het Frans de ovenruegende voedaal. De vefransing van het middelbaar ondenvíjs was begonnen. 7íj zou duren tot in de jaren dertig van deze eeuw. Waar die níet bestonden, werden aan de colleges voorbereidende afdelingen opgericht om aan de kínderen voldoende Frans te leren om het middelbaar ondenruíjs .t: Het signunr l lct siq-rlunt lirrg'r.uc, ook rlrl hcr roilcl-e . ;: q.,,.r*i,,cl. lrcst,irrd lcccls in cle rchtticu.le eeus'. 1)c lccrlinq'crl li iircn r crplicht riiticns tie t'crtc:lrics [-atijir. ]rrtl,r Frrrns t:e sprcl.cn, L)e sun.cillrinr rlji: ccn irtr'ling- Nc,ie rlind-{ liooriie s1lt.el.ctig:rfilctlritetsiglrrrnr.J.1ctsiglrrrnrrr.lls ce tt snirl rrirkjc 1::rpie r \\,ii0r{)i) rle nrrlttt \,ilir rlc .1\,cr'tri--ileï-\ \'cr.len genotci-'fLl rr: rl:tt ïerr.olgens rvr:rcl opge:'r,ltl. \\"ic het siqnriirr hrr<[, kon tlir ... . i1,lorgt-r't.-tti1:1i1eel1,.rlrtIcrcstudcl1t.rt..rrrneer.ilii .lei:.: be tr',rpte. llelsr .r,cr,-l Jc !]iirlti op het stuk p ecr-r on r.enlrtch t 1t:r llic r airq-c rclien rl. C) nrÍ,iirËr'ri krr'lnr tie r-rp, ;rrcitct eri'r. :.. \'rarlrJ lt.'t signnn 'vcticrlilnCs geen enkele rijksschool opgericht. Om zich sterker op te stellen nam de kerkelijke middelbare scholen voor jongens. In einde van de eeuw starlten zij het sigtrltittliir.iittcgerlke;r.qcl,l.uiktti]]ens()l.])s t.rj*irritt.te]icc.ettttrctlcli:eililrgirrder'..rl]okttn : dagen de gebeden reeds in het Frans konden meebidden. Evenals voor het lager onderwijs beijverde de radicaal liberale regering zich in 1BB1 om ook het middelbaar ondenruijs te hervormen. Het r'rjk zou een aantal middelbare scholen oprichten waar het dit nodig achtte. In de Kempen werd buiten Turnhout voorlopig Mol openden de Broeders van Liefde in 1878 een lagere school en een norrnaalschool die na enkele jaren weer werden gesloten. Op het r-rp hct siunurrl n. lircqcrr tl,rn bortert c.rfsti':ri n, Onr lre t ,luor lrcrri jrr irct jaar herdoen om Frans te leren. Van de leerlingen werd verwacht dat ze na enkele overheid het ínitiatief en verschenen er nieuwe jc l)e snrilcnrcn n'icr lunrerr storrrle te kunnen volgen. De buitenkinderen hadden meestal de dorpsschool volledig afgemaakt, maar moesten één of twee Sint- Victorinstituut te Turnhout" Begonnen met een afdeling drukken, groeide de school uit tot een :r:ln te spre l;cn. In 1' moderne humaniora. 1900 opende het bisdom het Sint -lan Berchmanscollege te Mol. Alleen in Herentals bleef het systeem van de kosthuizen bestaan. Ernest Claes vertelde over het studentenkosthuis bij Fien Janssens, Fien Janssens was modiste en híeld een specerijenwinkel, Centraal in het studentenleven was de ruime zítkamer die eveneens dienst deed als werkkamer voor de modiste, studeerkamer, eetkamer en in de wínter ook nog als keuken. De sfeer van saamhorigheid tussen de studenten en de gernoedel'rjkheid van het kosthuis met zijn vrijheid maakten voor vele studenten de overgang van de dorpsschool naar het college draaglijk. In de meeste andere scholen werd gekozen voor een internaat. Zeker wie gevoelig was, had het daar soms moeilijk. Zo veftelt jozef Simons in 'VÍctor Ceuleman': 'Het eerste wat Victor op kostschool leeft, is rnissen en denyen. Missen de rn,aak;ame zorg r,,an moeder, het vriendelirik ocg van vader, de gemoedelijke huiselijkheíd, het vetrouwde dagehjkse leven van heel het dorp.' Om toch iets van die veftrouwdheid te creëren werden de leerlingen in Hoogstraten georganiseerd in compagnies, Een compagnie waren leerlingen uit dezelfde streek. Op de speelplaats, in de refter, in de slaapzaal, speelde men, at men of sliep men tussen streekgenoten. In het kosthuis of ín de compagnie werd men ingeleid in het schoolleven, Íeerde men wie mild was, wie streng, hoe men het Frans spreken kon ontwijken en :::::::.r:' dergelijke. : : ::,,'i:'::'. : .t-t-.'',,,: : t,ta::,.,:,-,1 :l In de colleges traden ook de eerste tekenen van Vlaams vezet op. Vlaamsgezinde studentenbonden kwamen tot leven in de Kemplsche colleges. In het Heilíg Graf van Turnhout werd de kostschool tussen 1905 en 1910 vernederlandst. Daarmee was zÍj de eerste school in Vlaanderen waar ín het Nederlands les werd gegeven. De hele twintigste eeuw zou het Heilig Graf van Turnhout als een van de eerste vernieuwÍngen doorvoeren, ln de rnoedeÉaal De eerste normaalschool in de Kempen groeide uit de school van Juffrouw van Heertuin te Herentals, In 1B4B werden er de eerste normaalleergangen georganiseerd. De voertaal van de school was het Frans. In Turnhout werd in 1911 in het Heilig-Grafinstituut de Middelbare Normaalschool voor meisjes opgericht. Het was de eerste Vlaamse normaalschool waar regentessen ',verden gevormd om in de moedertaal les te geven. g^i^i^-^^L^r^.,^^ ,{^ ^^^^^}i^^,{^ n^ l-ra+ ,.^-^^^-^^.{a-.,ii^ t ^;^,.1^ ^^}-}^^,.1 ^^^ ^È gilrLJg vv^ rrsL vsrvsPJvrruclvYUS vrrL)LU|ru oorl rrgl voll ug ilggcilLtcl tuÉ ^^,,,., c;c:uvv, l-lc; lllcl)tr>)LllulËll .\alz ^-^-J^uPËllucl I hierop huishoud-, landbouw- en kantklassen. Aanvankelijk dienden deze om meisjes te ontvangen díe zich op het huwelljk voorbereidden, maar weldra werden ook leerlingen van twaalf jaar aangenomen, Voor jongens werden zondag- en avondleergangen georganiseerd om hen voor te bereiden op een beroep. 33 Hieruit ontstonden de latere technische scholen, zoals te Turnhout v'raar de Katholieke Volksbond in 1897 het initiatief nam om cursussen te organiseren waaruit de vrÍje nijverheÍdsschool groeíde. Een vak leren Het ondenvijssysteem dat in de Kempen gegroeid was gedurende de negentiende eeuw werd in onze eeuw verder uitgebouwd met een behoorlijk technisch ondenvíjs. In 1921 beslisten de gemeenten Balen, Meerhout, Mol en Olmen samen een en nijverheidsschool op te richten, HeEelfde gebeurde in Hoogstraten. Het Sint-Aloysiuscollege van Geel begon met een landbouwschool en later met een handelsschool. In Mol had het college aanvankelijk last om tot bloei Le komen. Naast een lagere school waren er enkele klassen middelbaar onderwijs, De situatie verbeterde pas na 1927. Het werd de eerste Nederlandstalige humaniora voor jongens in de provincie Antwerpen. ïn het Heilig Graf te Turnhout was men in 19LB met een oude humaniora voor meisjes begonnen. De instructies van de bisschop hadden in 1906 een gedeeltelijke vernederlandsing van het onderwijs meegebracht. Een gedeelte van de lessen werd in het Nederlands gegeven. De taal ln l9l9 werd in Geel de Vak- en Niiverheidsschool tijdens de vrije tÍjd bleef aanvankelijk het Frans, opgericht. Hieruit ontstond in 1957 het Hoger lnstituut nadien werd gedurende enkeíe dagen aan de der Kempen. Op de foto het atelier werktuigkunde in leerlingen toegelaten Nederlands te spreken. Het de Peperstraat in I 925. waren weer de leraars van Hoogstraten die het voortouw namen. In 1919 organiseerden zij bij de leraars van de verschillende colleges een petitionnement voor de verdere vernederlandsing van het onderwijs naar voorbeeld van het officiële onderwijs. In Hoogstraten tekende bijna het volledige lerarenkorps. Dit hoeft ook niet te verwonderen. Velen van hen waren zelf oud-leerling van Hoogstraten en lid van de Vlaamse studentenbond geweest en kenden zelf slechts eenvoudig Frans. Kardinaal Mercier wees de vragen van de hand. Hijzelf had nochtans een deel van zijn jeugd Ín een landbouwersgezin te Retie doorgebracht om Nederlands te leren. Hij was echter van oordeel dat het Nederlands niet geschikt was voor de wetenschap noch om denkwerk te verríchten. In deze stellingen werd hij aangevallen door Frans van Cauwelaert, oudleerling van het Klein Seminarie van Hoogstraten. De vernederlandslng was nlet meer af te stoppen, Tussen 1930 en 1935 schakelden alle colleges over op een volledig Nederlandstalíg onderricht. intercommunale vak- r,trljheid van school keuze Door het invoeren van de leerplicht nam het eantal leerlÍngen in de lagere scholen sterk toe. Lagere tot in de kleinste gehuchten. Gemeente- en parochíescholen werden uitgebreid met een vierde graad. In 1921 was Ímmers de in 19L4 ingevoerde leerplicht van twaalf op veertien jaar gebracht. Meestal trof men in de scholen werden opgericht grotere gehuchten een jongens- en een meisjesschool aan, in de kleínere plaatsen een gemengde school. in 1954 verloren de katholieken de verkiezingen. werd een socialístisch-liberale regering gevormd onder Achiel Van Acker. Op d augustus 1955 werden nieuwe wetten voor het ondenvijs Er -' ::: ..4, :r l::: t-:' :''"-::: i -' . -***#*t ïegen de Wet Collard uk 1955 kwam de ganse kaóolieke bevolking in opstand. Ëen nieuwe schoolstrijd onórandde, met het schoolkind als inzer. Hier is de rijkwacht op post in de Turnhoutse Spoonvegstraat om rellen te voorkomen. 34 gepubliceerd, Voorop stond schoolkeuze. De subsidies de vrijheid van voor het vrij, hoofdzakelijk katholiek onderwijs, werden sterk teruggeschroefd. De wedden zouden vooftaan rechtstreek aan het ondenruijzend personeel worden uitbetaaÍd. Reeds bij het indienen van de wet in februari kwam het katholieke deel van het land en de Kempen in vezet. Op een betoging manífesteerden 250.000 mensen in Brussel, onder wie een sterke Kempische delegatie. Kardinaal Van Roey hield eraan de Kempische bevolking te bedanken voor de steun díe het leverde tijdens de schoolstrijd. Onder de slogan 'Weg met Collard' werden tijdens de hevigste Ciintract voor dc schooimeest-er |r Dcssel rlelrl oi: J. sel",lcrnircr. l7l-l ecn c()ntt:rct qemlrck r nr ct d e sr:ltciolilrrcsleL $-rl lr.i rr z j n t:rkcrr u [s rnc:estcr/]<u s rijr \\'errlen r,;t gesom.i. Nrrrrsr liet hinrclc:r vrn ,,]e schc,oi lnoesr: hij het orq'el lres1:tcleu en ile kerLklcrk r.,pru,intlen" .\ls rrtrtlsni iÍzcr nr,rcst hij: * rle kir-rdcleu icrcn lez-eir. scirrijr,cn cn cijf'er.en. * opr z.;tel-rl:rgnrorq-cn urrn cle lccr-lingen, zclri.el :rrn dczc lau l)essel ..rls r,;rrr btriren de geit'tee,r ie. tle Gregr-rri,rrritsc gcztnq.cn itauleren. op - z()n- cn fee.stthgcn r,ls rlc l;Jok u.crr,l selui(1, nroc,st hij g,-rcls.lienstlcs in ,.lc lierk g.cte n: hct onze vrtiJer en de beginselcn r.:rn het gelt)rif, - tle Hntlerc:r irr lii rr:r..rr de lierl; l:rlr{en i-ooi Itct I'ijrr',,:telr r-ltr tlc lt,rr,-grrris. íncÍdenten in de Kempen bomen omgezaagd. Na de publicatie van de wet bleef de strijd, zij het i minder spectaculair, verdergaan. De regering beijverde zich voor het oprichten van rijksonderwijs. Zo kwamen er rijkscholen voor lager en middelbaar onderurijs in bijvoorbeeld Geel en Balen en lagere scholen in Hoogstraten en Veerle. In ïurnhout werden de hoogste jaren van het Rijk Technisch Instituut omgevormd tot het HORITO, Hogere Rijkinstítuut voor Technisch Onderwijs. Na de Tweede Wereldoorlog werd het vootgezet ondenruijs massaal gevolgd. Nergens waren de veranderingen zo groot als in het ondenvijs. De tijd waarín het Klein Seminarie in Hoogstraten, het 'pastoorsfabriekske' genoemd werd, was voorbij. De strenge schocltucht van de colleges met de talrijke kerkdiensten verdween, zoals ook de priesters uit het onderwijs verdwenen. Vroeger werden zij door de Kempenaren de professors of 'pefessers' van het college genoemd. En tot ongeveer 1950 dachten heel wat Kempenaren dat wie als arme jongen Latijn '' nrlitsr hct i,cs1-lriert vur ltet c,r.gcl. r;toest hij ,:ok rle lror.,q-irris zilq'cl_. t:r,ezicht hr,ucicn rrP ric' kirtrler.en rijclcns ile crccli errstcri r, - .)p zo11-: heiliqen, crr lcusttiirsen nruest hij lrm hrilfiu,ee iir rie n;ruricld:rg rlc kirrclerer-r nllr clc school i:rren liotncn cn onrlen.rlqerr. I Ii I rr.rrs |cr:r ut\-uo|r i n g I'ersel'rrl l.ii gd rl;rn clc fcct(,)L llll'r tle L:rLijnsc -*chrr.,1 tlie ter.ens r'lc rector of hr:t l-roufil rvrs vrn tlc I)ietsr scl.rorLl. I studeerde zeker pastoor ging worden. Nu is studeren in plaats van een voorrecht een verplichting geworden. De tijd staat niet stil. Cultuurpriis Zoersel 2OOZ voor Frieda De Rugsser Zoals reeds koft vermeld in ons vorig nummer, ontving onze collega Frieda meer dan verdiend de Cultuurprijs Zoersel 2A02. De uitreiking van deze prijs vond plaats op 12 januari 2002 in het Cultureel Centrum ie Zoersei. Frieda ís de gedreven voozitster van de lokale Gidsenbond en bestuurslid van de nieuwe milieu- en natuurvereniging Natu urpu nt-Voorkem pen. Vanaf de stichting van de Zoerselse Gídsenbond in 1990 heeft Fríeda zich met hart en ziel ingezet als gids. Zo is zij een bezige bij Ín het Lindepaviljoen, kent als geen ander de gebeeldhouwde Lindeboom, de Lotelíng-takken en de wandelingen doorheen Zoersel. Ook voor het jaarlijkse kerstspel op Einhoven staat zij steeds op post om alles piekfijn te organiseren. Honderden personen van buiten Zoersel komen elk jaar in contact met Frieda en als CusCanig is zíj vooi- velen dan ook het gezicht van Zoersel, Naast haar engagement in de Gidsenbond, was Frieda ook vele jaren secretaris van de Wielewaal, afdeling Brechtse Heíde. Daarbij was ze erg begaan met het aspect educatie. Zo gaf zij zelf verschillende cursussen over vlínders, orchídeeën, vleermuizen, roofuogels, ... enz. Nu de Wíelewaal is opgegaan in Natuurpunt blfift ze zich als bestuurslid van Natuur- punt-Voorkempen (Malle-Zoersel) ten volle verder inzetten voor de educatieve aspecten rond milieu- en natuurbehoud. Nog eens Frieda, van harte gefeliciteerd. En dat je ook gÍdsen nog lang een collega mag blijven. 35 brl* de Malse ?E cmeÊ wae nryeer eegÊ ËaEaÉasÉÊseËae ?FA,'dag Staan we hier nu aan het Zilverstrand of aan het Zilverrneer, .11 that's the question. :'a: "! ..i '1r :la l -*': Enzeggendatdezewerf A binnen t,5 week zou moeten zljn. af I Schipper, niet zo wild door die sluis of miin soep ligt over mijn broek Busje komt Zo'n beierendeMolse ldok vlak boven je hoofdisnietalles. f^ z" * ::.:!:,::::Fi;l .: .:::.:r :;: - i::i w:. . :.. I - 'i;.;'. , ": Ë :,ii':iii.,,;i En nu een Postel pakken A = ffir\i'ÈÏ,-:* In napraten op een terrasje z[in we a]tijd heel goed Pyramiden in de Kernpen? gew'eest. 4 T EnFe-infio-fiHSO.--federeen die bijkomende informatie wenst over een 'hot item" zoals bv. - de tekst van de voordracht van Walter Janssens (Acerta) over "Het sociaal en fiscaal statuut van zelfstandige gidsen" - de tekst van de brochure 'Veiliger op twee wielen" kan hiervoor terecht bij Frank Vermeren die het je dan mailt of opstuurt. 36 ifl_":::l-*+ "t*"ÏJ iÏ".1: