INHOUDSOPGAVE
Transcription
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1. Participatieproces ................................................................................................................. 4 1.1. Principebeslissing colleges .................................................................................................................................... 4 1.2. Ambtenarenoverleg, in samenwerking met en onder begeleiding van Faro ............................................ 4 1.3. Overleg met lokale actoren ................................................................................................................................. 4 1.4. Gemeenteraadsbeslissingen ................................................................................................................................. 5 2. Omgevingsanalyse ................................................................................................................. 6 2.1. Situering en socio-demografische schets .......................................................................................................... 6 2.2. Land van Rode: een historische schets ........................................................................................................... 10 2.3. Erfgoed en erfgoedbeleid.................................................................................................................................... 20 2.3.1. Land van Rode: een landelijke regio.. .............................................................................................................. 20 2.3.2. …in de schaduw van de stad?! .......................................................................................................................... 28 2.3.3. Groeien in erfgoedbeleid .................................................................................................................................... 39 3. SWOT-Analyse ................................................................................................................... 45 3.1. Sterktes ................................................................................................................................................................... 45 3.2. Kansen ..................................................................................................................................................................... 46 3.3. Zwaktes .................................................................................................................................................................. 47 3.4. Bedreigingen .......................................................................................................................................................... 48 4. Missie en visie van de erfgoedcel ....................................................................................... 49 5. Strategische en Operationele Doelstellingen................................................................... 50 5.1. De erfgoedcel groeit uit tot hét expertisecentrum wat betreft het erfgoed van de regio ................ 50 5.2. De erfgoedcel stimuleert samenwerking, zowel tussen de lokale erfgoedactoren onderling als tussen erfgoedactoren en andere verwante sectoren. ........................................................................................... 52 5.3. De erfgoedcel werkt proactief om het aanwezige erfgoed te bewaren voor de toekomst. ............. 54 5.4. De erfgoedcel bouwt een brede publiekswerking uit in de regio in samenwerking met alle actoren, zonder hierbij in concurrentie te treden met reeds bestaande initiatieven. ..................................................... 55 5.5. De erfgoedcel ontwikkelt een doeltreffende communicatiestrategie voor de regio. .......................... 57 5.6. De erfgoedcel werkt gemeenschapsvormend om het sociaal weefsel in de regio te versterken..... 59 6. Plaats en organisatie van de Erfgoedcel............................................................................ 61 6.1. Projectvereniging en Erfgoedcel Viersprong – Land van Rode.................................................................. 61 6.2. Locatie ..................................................................................................................................................................... 61 6.3. Raad van Bestuur .................................................................................................................................................. 62 6.4. Platform erfgoedbeleid ........................................................................................................................................ 62 6.5. Projectwerkgroepen ............................................................................................................................................ 63 1 6.6. Erfgoedcel als bovenlokale actor ...................................................................................................................... 63 7. Begroting ............................................................................................................................. 64 8. Bijlagen ................................................................................................................................. 65 2 INLEIDING VIERSPRONG – LAND VAN RODE Viersprong. Dit eeuwenoude begrip spreekt meteen tot ieders verbeelding... Het is een plaats waar 4 wegen samenkomen; het is een kruispunt, een centrum. Maar het is ook een plaats van waaruit men opnieuw moet vertrekken. Een punt van waaruit men een nieuwe richting in moet slaan! Melle, delen van Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem maakten vroeger het grootste gedeelte uit van de baronie Land van Rode. Dit gemeenschappelijke verleden verbindt hen. Het begrip "Land van Rode" leeft nog steeds in het collectieve bewustzijn voort, maar in deze regio is er aan erfgoed zoveel méér. Nu willen deze gemeentes de krachten bundelen om het gedeelde erfgoed te bewaren, te beschermen en te beheren. Zij willen het ontsluiten en actief laten beleven. Zo komen ze uit 4 richtingen bij mekaar om samen op pad te gaan. Uit dit beleidsplan zal blijken hoe veelzijdig het aanwezige erfgoed in deze regio is. De inventaris omvat een rijke verzameling erfgoedelementen – sommige verraden gedeelde tradities, anderen zijn bijzonder uniek. Het zal verder blijken dat in deze gemeentes in het verleden reeds werk werd gemaakt van behoud en beleving van de geschiedenis in al haar aspecten. Vandaag is het onze intentie om dit samenwerkingsverband op te tillen naar een hoger niveau. Met "Viersprong – Land van Rode" stellen Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem een plan voor op basis waarvan een hedendaagse integrale en geïntegreerde erfgoedwerking van start kan gaan. Door het afsluiten van een erfgoedconvenant met de Vlaamse overheid willen zij garant staan voor een gedragen werking. Vier gebieden worden één. Samen geven zij hun erfgoed door aan de toekomst. 3 1. PARTICIPATIEPROCES Een beleidsplan schrijven doe je niet zo maar uit de losse pols. Het veronderstelt field research, politiek overleg, kennis van wat leeft in de regio, contact met lokale stakeholders, het verenigingsleven, de bevolking in het algemeen. Enkel wanneer deze behoefte aan informatie is ingevuld, kan een beleidsplan een waardevol werkstuk worden. Een erfgoedbeleidsplan moet ook opgesteld worden in synergie met andere beleidsplannen, in bijzonder het gemeentelijke cultuurbeleidsplan. De betrokken gemeenten beschikken alle vier over goedgekeurde cultuurbeleidsplannen waarin het erfgoedbeleid reeds aandacht kreeg. De intergemeentelijke samenwerking biedt mogelijkheden en kansen om dit beleid in de toekomst verder uit te breiden. 1.1. PRINCIPEBESLISSING COLLEGES Het licht werd op groen gezet voor de intergemeentelijke samenwerking in de betrokken colleges op volgende data: - principebeslissing te Melle d.d. 10 juni 2008 - principebeslissing te Merelbeke d.d. 19 juni 2008 - principebeslissing te Oosterzele d.d. 17 juni 2008 - principebeslissing te Sint-Lievens-Houtem d.d. 18 september 2008 1.2. AMBTENARENOVERLEG, IN SAMENWERKING MET EN ONDER BEGELEIDING VAN FARO Na het startschot voor de samenwerking werden een aantal vergaderingen belegd tussen een team van betrokken ambtenaren voor het opstellen van plan. Het team bestond uit: Bram Lentacker (cultuurbeleidscoördinator Melle), Jan Olsen (Museum Melle), Katrien Arnaut (Diensthoofd Archief Merelbeke), David De Landsheere (cultuurbeleidscoördinator Oosterzele) en Nele Buys (cultuurbeleidscoördinator Sint-Lievens-Houtem). Deze werden begeleid door Bart De Nil en Björn Rzoska van Faro, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Er werd vergaderd op volgende data: - 19 september 2008 - 24 september 2008 - 2 oktober 2008 - 14 oktober 2008 - 5 november 2008 - 13 november 2008 - 24 november 2008 Op 23 oktober 2008 brachten de betrokken ambtenaren een werkbezoek aan de erfgoedcel van het Meetjesland. 1.3. OVERLEG MET LOKALE ACTOREN Bij het uitwerken van een beleidsplan dat gedragen wordt door de samenleving waarvan het ten dienste staat, hoort een voldoende aantal overlegmomenten met een ruimer publiek. Dit betreft in eerste instantie een overleg met de gespecialiseerde lokale stakeholders, en in tweede instantie een bekendmaking aan een zo breed mogelijk publiek. 4 In Merelbeke werd een erfgoedenquête uitgevoerd. Dit ging nog vooraf aan de intentie van de erfgoedconvenant, maar bleek bij het schrijven van dit plan een zeer bruikbare tool. In de andere gemeentes zijn voorlopig (vooral wegens beperking in de tijd) nog geen uitgebreide erfgoedenquêtes afgenomen onder de bevolking, maar dit kan in de toekomst nog gebeuren. In Sint-Lievens-Houtem werd een losse vragenlijst opgesteld die beschikbaar werd gesteld tijdens het lokale overlegmoment en die later ook aangeboden werd via het internet. In elke gemeente werd wel een overlegmoment georganiseerd met de lokale erfgoedactoren: - In Melle gebeurde dit op 24 november 2008 In Merelbeke gebeurde dit op 19 november 2008 In Oosterzele gebeurde dit op 29 november 2008 In Sint-Lievens-Houtem gebeurde dit op 3 november 2008 Voor elk overlegmoment werden specifieke personen uitgenodigd die bijzonder geïnteresseerd zijn in de materie of lokale actoren die reeds langer met deze materie zijn begaan en dus beschikken over kennis ter zake, vooral met betrekking tot de eigen gemeente. De overlegmomenten waren daarnaast toegankelijk voor het ruime publiek. De beslissing om deze momenten niet gezamenlijk te organiseren was een bewuste keuze, om de lokale stakeholders met zekerheid te kunnen bereiken. Op deze bijeenkomsten werd voorgesteld wat een erfgoedconvenant precies inhoudt; welke intentie de betrokken gemeentes precies hebben; welke doelstellingen zij juist beogen. Via feedback van de aanwezige personen werd het plan verder aangevuld en verfijnd. 1.4. GEMEENTERAADSBESLISSINGEN Eens het erfgoedbeleidsplan geschreven was werd het ter goedkeuring voorgelegd aan de respectievelijke gemeenteraden: - in Melle op de gemeenteraad van 15 december 2008 - in Merelbeke op 16 december 2008 - in Oosterzele op 17 december 2008 - in Sint-Lievens-Houtem op 23 december 2008 5 2. OMGEVINGSANALYSE 2.1. SITUERING EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE SCHETS De vier gemeentes van Viersprong vormen een rechthoekig gebied dat in het verlengde van de E40 aanleunt tegen Gent. Bovenaan het gebied ligt Melle, gedeeltelijk vergroeid met Gent. De ringvaart, Benedenschelde en een druk wegen- en spoorwegnetwerk drukken hier sterk op de ruimte. De gemeente levert wel blijvend inspanningen om het schaarser wordende groen op te waarderen. Langsheen de hoofdverkeersassen, de Hundelgemse- en de Geraardsbergsesteenweg, liggen Merelbeke en Oosterzele, met hun rijke variatie aan landschappen, pittoreske dorpskernen en rijk bosbestand. Aan de zuidrand ligt Sint-Lievens-Houtem, waar het licht glooiende landschap de aankondiging vormt van de Vlaamse Ardennen. Waar in het noorden van de rechthoek de invloed van de grote stad Gent duidelijk op de streek een stempel drukt, vermindert deze impact naarmate men zuidwaarts trekt: de ruimte wordt landelijker, de wegen rustiger. Toch is de stad nooit veraf, en dat is ze nooit geweest. MELLE Melle is centraal gelegen in Oost-Vlaanderen. De gemeente bestaat uit 1 centrumgemeente en 2 woonkernen, Melle-Vogelhoek en deelgemeente Gontrode. Melle verenigt voorstedelijke kenmerken met meer rurale accenten. In het noordwesten loopt de stad Gent zo goed als naadloos over in Melle, en in het zuiden leunt de deelgemeente Gontrode nauw aan bij de landelijke regio rond Sint-Lievens-Houtem en Zottegem, de overgangszone naar de Vlaamse Ardennen. Behalve een groene zone rond Gontrode (Aalmoeseneiebos) en het natuurgebied Kalverhage heeft Melle weinig open ruimte. Een belangrijke troef van Melle is de bereikbaarheid. Enkele belangrijke wegen doorkruisen de gemeente: de E40, de R4 (Ring rond Gent), de N9 en de N465. Vele jaren terug was Melle net als Merelbeke, Wetteren en Destelbergen, een belangrijk centrum voor de plantenteelt. Nu zijn er nog maar enkele plantentelers actief. De vrijgekomen gronden zijn grotendeels verkaveld voor bebouwing, en de riante bloemistenvilla’s zijn in een aantal gevallen gesloopt of omgevormd tot bedrijfsgebouwen. Er is een beperkte landbouwactiviteit, voornamelijk in de deelgemeente Gontrode. Het aantal handelszaken in het centrum en in de deelgemeente Gontrode is de afgelopen jaren sterk afgenomen. Er is geen winkelkern die winkelaars aantrekt van omliggende woonkernen. Er is een beperkt aantal grotere winkelbedrijven aan de Brusselsesteenweg. Ondanks het relatief laag inwonersaantal en de nabijheid van grote woonkernen zoals Gent, Wetteren, Oosterzele en Merelbeke zijn er heel wat onderwijsinstellingen in Melle aanwezig. Naast enkele lagere scholen zijn er 3 instellingen voor secundair onderwijs en 1 afdeling van de Hogeschool Gent. Enkele demografische cijfers Melle telt 10550 inwoners op een oppervlakte van ca. 15 km². De bevolkingsdichtheid van 696 personen per km² ligt ver boven het Vlaamse gemiddelde (450 inw/km²). Het aantal jongeren (-20) in de populatie ligt iets onder het Vlaamse gemiddelde, het aantal senioren (+65) ligt hier iets boven. Het aantal niet6 Belgen steeg de laatste jaren, maar is eerder klein: 1,3% van de populatie heeft niet de Belgische nationaliteit (gegevens van 2005). Het gemiddelde inkomen van de Mellenaars ligt vrij hoog. Een mogelijke verklaring hiervoor is het hoge aantal pendelgezinnen dat bestaat uit tweeverdieners. MERELBEKE Met haar 36,64 km² is de gemeente vrij uitgestrekt. De gemeente wordt begrensd door : ten noorden en noordwesten: Gent (Ledeberg - Gentbrugge), ten noordoosten: Melle (Gontrode), ten oosten en zuidoosten: Oosterzele (Landskouter-Moortsele-Scheldewindeke), ten zuiden en zuidwesten: Gavere (Baaigem – Vurste), ten westen en noordwesten: de Schelde, met aan de overkant De Pinte (Zevergem) en Gent (Zwijnaarde). Merelbeke wordt van noord naar zuid doorkruist door de Hundelgemsesteenweg, een drukke provinciale weg tussen Gent en Brakel. Langs deze noord-zuidas verandert Merelbeke geleidelijk aan van een verstedelijkt naar een landelijk gebied. De meest noordelijke wijk, Flora, leunt aan tegen Gent en is dichtbevolkt en sterk verstedelijkt. Het Liedermeerspark, een natuur- en wandelpark aan de Schelde, is de groene long van de wijk Flora. Net voorbij de gemeentegrens, op het grondgebied van Gent, ligt het treinstation van Merelbeke. De wijk Flora is fysiek gescheiden van Merelbeke-Centrum door de Ringvaart. Net ten zuiden van de Ringvaart doorkruist de E40 Brussel-Oostende het grondgebied van de gemeente. Via het op- en afrittencomplex is er vanuit Merelbeke een snelle verbinding met de E40 naar Brussel en Oostende en via de R4 is er eveneens een snelle verbinding met de E17 richting Antwerpen. De faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Gent is vlakbij het op- en afrittencomplex gelegen. Het centrum van de gemeente oogt met zijn lintbebouwing vrij verstedelijkt. Vanaf de wijk Kwenenbos, een uitloper van Merelbeke-Centrum, krijgt de gemeente een meer landelijk uitzicht. De deelgemeenten Bottelare, Munte, Schelderode, Melsen en Lemberge zijn nog echte dorpskernen in een landelijk gebied. In het gehucht Makkegem, langs de Bosstraat en de Makkegemstraat, liggen heel wat bossen. Deze zijn grotendeels in privébezit. Enkele demografische cijfers Merelbeke is een typische woongemeente in de schaduw van de stad Gent. Tussen 1999 en 2007 steeg het inwonersaantal van 21.786 naar 22.734. Het gemiddelde inkomen ligt boven het Vlaams gemiddelde. Het hoge inkomenspeil is ook hier te danken aan de vele pendelinkomens. Er zijn weinig werklozen (2,56%) en ook weinig vreemdelingen (slecht 1,5%). De komst van een groot bedrijvencomplex én de vestiging van de afdeling diergeneeskunde van de Universiteit Gent zorgt recent voor een instroom van pendelaars en studenten. 23,2% van de Merelbeekse bevolking is jonger dan 20 jaar, 54% van de bevolking is tussen de 20 en de 59 jaar en 22,8 % is 60 jaar of ouder. De vergrijzing dient zich aan. OOSTERZELE Oosterzele bevindt zich op ongeveer 15km ten zuiden van het grootstedelijk gebied Gent en ten zuiden van de E40. De gemeente ligt in de driehoek gevormd door de stad Gent, de stad Zottegem en de gemeente Wetteren. Buurgemeenten zijn: in het noorden Melle, in het noordoosten Wetteren, in het 7 oosten Sint-Lievens-Houtem, in het zuiden Zottegem, in het zuidwesten Gavere en in het westen Merelbeke. Administratief ressorteert de gemeente onder het arrondissement Gent. Oosterzele is volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen gelegen in het buitengebied: een gebied waar een dynamische en duurzame ontwikkeling wordt gegarandeerd zonder het functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op het niveau van het buitengebied) aan te tasten. Oosterzele wist dus vrij goed te weerstaan aan het proces van verstedelijking rond de grootstad Gent. Dit heeft te maken met een bewuste keuze van het gemeentebestuur. Zo opteert onze gemeente sinds jaar en dag voor het behoud, de vrijwaring van open en groene ruimte. Dit neemt niet weg dat de gemeente niet goed ontsloten is: de spoorlijn Gent - Zottegem en de N42 vormen twee belangrijke noord-zuid verkeersassen in de gemeente. In noordelijke richting wordt de gemeente begrensd door kouters die afhellen naar de autosnelweg E40. Deze verkeersas en de hierop aansluitende N42 vormen de belangrijkste assen voor het autoverkeer in de gemeente richting Brussel, Oostende of Geraardsbergen. De Oudenaardse Steenweg (N46) situeert zich in het zuiden van de gemeente en kan als belangrijke ontsluitingsas vanuit Oosterzele richting Aalst en Oudenaarde worden beschouwd. De Hundelgemsesteenweg N444 ten westen van de gemeente is een belangrijke verbindingsweg met Gent. Door deze vrij gunstige ligging behoort de gemeente tot de forenzenwoonzone van Gent en Zottegem. Deze ligging zorgde ervoor dat onze gemeente de voorbije jaren evolueerde naar een gemeente waar pendelaars zich vestigen. Inwijkelingen uit meestal sterk geürbaniseerde regio’s komen graag in het landelijke Oosterzele wonen. Dat dit niet alleen een praktische maar ook bewuste keuze is, is het resultaat van een aantal bewuste beleidskeuzes. Oosterzele werd in 1976 door de federale overheid aangeduid als pilootgemeente van de fusiegemeente. Sinds een paar decennia ontwikkelt Oosterzele zich als het ambachtelijk industrieel gedeelte daarvan. Dit wordt mede verklaard door de uitstekende ligging langs een uitvalspoort van de E40. De gemeente huisvest het IZOO, de enige school voor secundair onderwijs in onze gemeente. Enkele demografische cijfers Oosterzele is een fusie van 6 gemeenten en telt ongeveer 13.250 inwoners. 3 deelgemeenten (de centrumgemeente Oosterzele samen met Balegem en Scheldewindeke) worden omschreven als de ‘grote’ gemeenten, de 3 overige als de ‘kleine’ (Gijzenzele, Landskouter en Moortsele). De groeiende bevolking kent vanaf 2003 een lichte terugloop door een negatief migratiesaldo. Een kwart van de bevolking is jonger dan 20 jaar, drie op tien jonger dan 25. Een ander kwart is ouder dan 60. De gemiddelde Oosterzelenaar geniet een degelijk inkomen. Het aantal leefloners is laag. Het aantal ouderen die genieten van een inkomensgarantie blijft nagenoeg gelijk. De meeste mensen hebben werk, maar ze moeten het wel buiten de gemeente gaan zoeken. Oosterzele telt weinig vreemdelingen (82 op 1 januari 2007). Ruim drie vierde daarvan zijn van Europese afkomst. SINT-LIEVENS-HOUTEM Sint-Lievens-Houtem ligt in het zuidelijk deel van Oost-Vlaanderen, tussen Schelde en Dender, op de drempel van de Vlaamse Ardennen. De dichtstbijzijnde stedelijke gebieden zijn het regionaalstedelijk 8 gebied Aalst in het oosten (11km), het kleinstedelijk gebied Wetteren in het noorden (9km) en het kleinstedelijk gebied Zottegem in het zuiden (6km). De gemeente wordt begrensd door de buurgemeenten Wetteren en Lede in het noorden, Erpe-Mere in het oosten, Herzele en Zottegem in het zuiden. In het westen grenst Sint-Lievens-Houtem aan Oosterzele. De fusiegemeente Sint-Lievens-Houtem telt vijf deelgemeenten: Sint-Lievens-Houtem, Bavegem, Letterhoutem, Vlierzele en Zonnegem. Ze heeft een oppervlakte van 2666 ha. Eind 2007 telde de gemeente ca. 9500 inwoners. Op een 17-tal km ten westen van Sint-Lievens-Houtem ligt Gent. De geografische nabijheid van deze stad en andere stedelijke centra in combinatie met de aanwezigheid van diensten en commerciële voorzieningen, bepalen de regionale gerichtheid van een landelijke gemeente. Sint-Lievens-Houtem is niet zozeer een gemeente in de directe schaduw van de stad Gent, maar is toch vooral gericht op Gent voor het vervullen van grootstedelijke functies. De gemeente wil echter meer zijn dan een slaapgemeente en investeert blijvend in de gemeenschap om het sociale weefsel te versterken. Daarom voorziet ze in tal van voorzieningen, ook op cultureel gebied. Het is de overtuiging van het plaatselijke bestuur dat een goede combinatie van zoveel mogelijk praktische maar ook ontspannende faciliteiten hieraan tegemoet kan komen. Enkele demografische cijfers Het aantal inwoners steeg lichtjes gedurende de laatste vijftien jaar: van 8925 inwoners in 1992 naar 9178 in 2003 tot 9516 inwoners in 2007. Daarvan zijn er slechts 84 niet-Belg (minder dan 1%). Het grootste deel daarvan is de groep tussen 26 en 55 jaar. Het aantal min-26-jarigen bedraagt op dit ogenblik 2969, en het aantal 55-plussers 2893. Het is belangrijk om op te merken dat de bevolkingsaangroei voor een groot deel ook gebeurt door instroom van buitenaf: meer en meer jonge gezinnen kiezen voor Sint-Lievens-Houtem als woonplaats. Hierbij speelt de combinatie: rust van het landelijk karakter + ligging in nabijheid van stedelijke gebieden hoogstwaarschijnlijk een belangrijke rol. De inkomstencijfers van onze gemeente zijn vrij gelijklopend met deze van het arrondissement, de provincie en Vlaanderen. De werkloosheidsgraad ligt wel lager dan op provinciaal niveau. De ondernemingen in Sint-Lievens-Houtem brengen 2861 arbeidsplaatsen voort. 1756 werknemers van de actieve bevolking zijn tewerkgesteld in de eigen gemeente. Het aandeel ouderen in Sint-Lievens-Houtem ligt hoger dan op provinciaal niveau. Vele van die ouderen maken, wanneer ze hulpbehoevend zijn, eerder gebruik van “mantelzorg” (een beroep doen op vooral familieleden) dan van gemeentelijke diensten, hoewel deze diensten voldoende aanwezig zijn. Dit betekent dat het familiale draagvlak sterk is. 9 2.2. LAND VAN RODE: EEN HISTORISCHE SCHETS Het land van Rode was een baronie in het land van Aalst. Het omvatte onder andere geheel het huidige Melle, 4 deelgemeenten van het huidige Merelbeke, volledig Oosterzele, en drie deelgemeenten van SintLievens-Houtem. Alle heerlijkheden in de baronie waren gerechtelijk zelfstandig, maar stonden fiscaal en bestuurlijk onder de baronie. De kern van dit gebied was Schelderode (nu deelgemeente van Merelbeke). De oudste gekende telg, Iderus van Rode, leefde omstreeks 1101. Het domein ging doorheen de geschiedenis van hand tot hand; zo was het ooit in het bezit van onder meer Robrecht van Kassel (2de zoon van Robrecht van Bethune, graaf van Vlaanderen), Marie de Luxembourg, Hendrik van Nassau, François de Bourbon. De laatste feodale heer was Charles-JosephAntoine Rodriguez de Évora y Vega, die in 1682 door koning Karel II van Spanje tot markies van Rode werd verheven. 1 2 De benaming ‘Land van Rode’ is in deze streek niet onbekend. Niet enkel is er een heemkundig genootschap naar vernoemd maar net zo goed een wandelvereniging, een fietsroute, een serviceclub, een district van de Vlaamse scouts en gidsen, en dies meer. Dit gemeenschappelijke stuk verleden ligt al even achter ons. Toch is het niet verloren gegaan in het collectieve bewustzijn. 'Plan figuratif du canton d' Oosterzeele composé de dixneuf [sic! er staan er wel 21 op!] communes y désignées avec leur limites respectives, ainsi que les routes et grand chemins qui traversent le canton', s.d.; in: RAG, Scheldedepartement, 8043. 2 WAEYTENS (G.), "Het land van Rode", in : Heemkundig genootschap van het land van Rode, Jaarboek I, 1969, p. 14. 1 10 Maar is er meer dan het Rodelandverhaal dat onze gemeenten bij mekaar brengt. Onze gedeelde geschiedenis is ook het verhaal van de verstedelijking, de invloed daarvan op het platteland waar het altijd al zwaar werken was. Het is een verhaal van hard labeur en constant zoeken naar oplossingen. Het is een dialoog met de stad door de eeuwen heen; het is de geschiedenis van industrie versus ambacht, de mobiliteit waaraan wel of niet kan worden ontkomen. Recent werd het ook: het verhaal van de herwaardering van het platteland in de wereld van vandaag. Het waarderen van de natuur, de rust, én de tradities die ermee samenhangen. Het is een verhaal van een regio die op zoek is naar een identiteit voor hedendaagse mensen, met respectvol beleven van het verleden als belangrijk ingrediënt van het samen leven op deze plaats. Elke gemeente heeft natuurlijk ook haar eigen verhaal. Hieronder een beknopte historische schets per gemeente van dit erfgoedgebied. MELLE De eerste sporen van menselijke bedrijvigheid in het gebied dat nu Melle heet situeren zich tussen 5000 en 4500 vC. Naast overblijfselen uit de prehistorie werden er ook sporen teruggevonden uit de GalloRomeinse tijd. Gedurende de middeleeuwen verwierven de St-Baafsabdij en de Sint-Pietersabdij, met de steun van de Frankische vorsten, veel goederen in de rand rond Gent, waaronder ook op Mels grondgebied. Op initiatief van deze abdijen werd vermoedelijk ook de eerste kerk in Melle opgericht tussen 700 en 800. De eerste vermelding van de plaatsnaam Melle werd teruggevonden in een akte uit 964 van Lothaar, koning van Frankrijk. Hierin staat te lezen dat de abdijgronden in Melle – na het terugtrekken van de Noormannen – werden teruggeschonken aan de Sint-Pietersabdij van Gent. Toen de vazaliteit in de tiende eeuw haar intrede deed in onze gewesten, ontstond de heerlijkheid Melle. De eerste heer van Melle die met zekerheid kan worden aangewezen, is Raas van Melle, vermeld in oorkonden tussen 1035 en 1090. Door het huwelijk van zijn afstammelinge Hildegarde met Geraard I van Schelderode kwam de heerlijkheid Melle in de dertiende eeuw in het bezit van het huis van Rode. In 1579 werd Melle verwoest door de geuzen tijdens de godsdienstperikelen. Ook in de verdere geschiedenis werden in Melle meermaals conflicten beslecht. Zo vond er in 1745 een veldslag plaats tussen de Franse legers en de geallieerde troepen van Engeland, Oostenrijk en Holland, de slag van Melle. De geallieerden verloren en lieten op het slagveld 700 doden achter. Door de strategische ligging in het spoornetwerk werd Melle zowel tijdens de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd. GONTRODE De oudste vermelding van de naam Gontrode gaat terug tot 980, als Rothen. Deze naam was afgeleid van het Germaanse "rothe", wat gerooid bos betekende. In 1189 vindt men de naam Guntroden terug. De Sint-Baafsabdij uit Gent, die het patronaatschap over de kerk had, richtte er tussen de 9de en 11de eeuw het "Hof van Roden" op als ontginningscentrum. Van de heerlijkeid van Gontrode, die tot het begin van de 13de eeuw toebehoorde aan de graaf van Vlaanderen, gingen in 1228 de rechten over aan Rodolf van Rode, in ruil voor diens bezittingen in Nieuwkerke en Merelbeke. Gontrode is door de eeuwen heen een landelijk gebied gebleven. Toch speelde het dorp een niet onbelangrijke rol in de Eerste Wereldoorlog, toen de Duitsers er een zeppelinbasis, later gebruikt als vliegveld voor bommenwerpers, aanlegden. 11 MERELBEKE De vroegste sporen van menselijke aanwezigheid in Merelbeke gaan terug tot de steentijd. Daarnaast werden er vondsten gedaan die dateren uit de brons- en de ijzertijd, waaruit af te leiden valt dat er toentertijd reeds sprake was van een min of meer permanente bewoning. Archeologische vondsten en sites wijzen tevens op een Gallo-Romeinse aanwezigheid en naderhand op een Frankische bewoning. Door de natuurlijke hoogten en vele waters vormde Merelbeke een interessant vestingsgebied. Rond ca. 966 is er voor het eerst sprake van een heerlijkheid of een dorp “Merelbeke”. Het maakte deel uit van het leengoed “Ter Steene”en van het graafschap Aalst. In het begin van het leenroerig stelsel behoorde het gebied toe aan een adellijk geslacht, waarvan ons de namen Robert van Merelbeke (rond 1118), Michiel van Merelbeke (rond 1302), Pieter en Jan van Merelbeke (rond 1351) bekend zijn. Naderhand ging de heerlijkheid over naar het geslacht Van der Cameren, aan wie het tot bij het begin van de 18de eeuw bleef toebehoren. De Gentse familie Triest volgde hen op. Na de dood van de kinderloze Theodoor Triest in 1740 kwam Merelbeke in handen van de familie Dammarijn, waarbij Willem-Antoon Dammarijn zijn intrede deed als heer van Merelbeke en Lemberge. Tenslotte kwam het toe aan de familie van den Bogaerde. Binnen Merelbeke lagen belangrijke bezittingen of “hoven”, zoals Hof Ter Hagen, het goed van Crombrugge (door de Sint-Pietersabdij in 963 verworven). De oude middeleeuwse dorpskern situeert zich rond de Pontweg. Op de plaats waar momenteel een kapelletje van “OLVrouw van Smarten” staat, werd in 1108 een romaanse kerk opgericht in opdracht van Robrecht de Fries, Graaf van Vlaanderen. Ze verving vermoedelijk een houten gebouw op deze plaats. Vanaf deze kerk, gewijd aan de Heilige Petrus en Sint-Eligius (Sint-Elooi), vertrok elk jaar een processie naar de Sint-Elooiskapel, waar een paardenzegening plaatsvond. De kerk werd in 1874 gesloopt. De dorpskern had zich inmiddels verplaatst naar de hoger gelegen gedeelten rond de Gaverse- en de Hundelgemsesteenweg; waar men een nieuwe kerk in neostijl had opgericht. De vierschaar waar het rechtsleven zich afspeelde, bevond zich aan het begin van de Sint-Elooisstraat; terechtstellingen werden uitgevoerd in de Molenkouter, waar de galg stond. Merelbeke had – gezien de interessante ligging op het kruispunt van wegen naar Gent, Aalst en Geraardsbergen – veel te lijden van de middeleeuwse troebelen. Zo grepen er een aantal veldslagen plaats, gericht tegen de Gentse stadstaat: onder meer in maart 1382 met Lodewijk van Male, in 1453 met de Bourgondische hertog Filips de Goede en op het einde van de 15de eeuw met de cavaleristen van Maximiliaan van Oostenrijk. Merelbeke bleef ook niet gespaard tijdens de periode van de beeldenstorm (1566). Spaanse soldaten die ketters moesten arresteren, sloegen hier in 1567 hun kampen op. Ook het bewind van Lodewijk XIV en diens expansiepolitiek liet zich in deze streken voelen en luidde een nieuwe onheilsperiode in. Omstreeks 1678 vergezelde hij zijn troepen die Gent belegerden, en verbleef hij zelf in het Verloren Broodhof. Ook wat later – in 1708 – vormde Merelbeke het hoofdkwartier voor de beruchte Marlborough. Deze en andere onlusten zorgden voor vernielingen, plunderingen en een verarming van de streek: de lokale bevolking werd er doorgaans toe gedwongen de oorlogvoerende partijen te bevoorraden. De Belgische onafhankelijkheid in 1830 luidde voor Merelbeke een slechte economische periode in. Er werd koren en graan verbouwd; onder de afgewerkte producten vinden we koolzaadolie en jenever. De Stationswijk werd bekend voor de serrebouw (bloemen). De oogsten mislukten jaar na jaar; er heerste aardappelplaag; levensmiddelen werden schaarser en duurder. Door de opeenvolgende periodes van hongersnood werden alle beschikbare gronden in cultivatie gebracht: dit bracht mee dat vele vijvers 12 en bossen verdwenen. Er brak cholera uit in 1847 en 1886 waardoor 80 personen stierven. In 1866 en 1890 lieten nog eens meer dan 100 mensen het leven.. BOTTELARE Bottelare was een van de parochies die in 1226 door de graaf van Vlaanderen in ruil voor bezittingen in Merelbeke en Niepkerke werden geschonken aan Rodolf, Heer van Rode. Vanaf dat moment tot het ancien régime maakte Bottelare deel uit van het land van Rode in de kasselrij van het land van Aalst. In 1565 werd het land van Rode verheven tot baronie, in 1682 tot markizaat. De Gentse Sint-Pietersabdij inde de meeste tienden in de parochie en bezat ook het patronaat over de parochiekerk die aanvankelijk aan Sint-Martinus was toegewijd. Met behulp van giften van het groeiend aantal bedevaartgangers naar de Sint-Annakapel werd in de 17e eeuw een grote nieuwe parochiekerk opgericht die tevens als bedevaartkerk zou fungeren en de naam Sint-Annakerk kreeg. Aan de kloosterlingen van het in 1667 gestichte karmelietenklooster in de grenshoek met Moortsele en Munte werd opgedragen te helpen bij de parochiale diensten, vooral ten bate van de Sint-Annaviering. De dorpskern rond de parochiekerk en het nabije dorpsplein profileerden zich in de 19e eeuw. Door de toenemende woningbouw vervaagde de scheiding tussen de bebouwde kern en kleine gehuchten steeds meer. Vooral pendelaars naar Gent en omstreken kwamen er zich vestigen. Bottelare was een landbouwgemeente. De industriële bedrijvigheid bleef er beperkt tot het traditioneel brouwen en stoken. MELSEN Uit geschriften blijkt dat Melsen reeds in 818 bestond. De heerlijkheid Melsen was een leen van het land van Rode in de kasselrij van het land van Aalst. De heerlijkheid droeg ook de naam “Ter Gracht”, naar de oudste Heren van de familie Vander Gracht die er gevestigd waren. Zij bewoonden er een kasteel dat op het eind van de 16e eeuw in puin lag. De familie Goubau kocht de heerlijkheid Melsen in 1650 en hield haar in bezit tot aan het eind van het ancien régime. Melsen omvatte nog andere heerlijkheden : Coudenhove was daarvan de grootste en de belangrijkste. De oudste vermelding van de dorpskerk vinden we terug in 1117, waarbij de bisschop van Kamerijk het patronaatschap schonk aan de abdij van Ename. Nabij de kerk – aan de rand van het dorpscentrum – stond het zomerverblijf van de Gentenaar J. Verhaeghe. Dit kasteeltje werd gebouwd in 1842 en in 1945 verbouwd tot villa; vandaag blijft er alleen het park van over. In 1823 verwierf Melsen gronden van Schelderode tussen de Schelde en de Gaversesteenweg in ruil voor de wijk Klein Melsen. SCHELDERODE Schelderode was de hoofdplaats van het Land van Rode in het graafschap Aalst. De Heer van Rode bezat er zijn foncier (het deel dat de heer rechtstreeks in eigendom had), met heerlijk kasteel. Sinds het midden van de 12e eeuw zijn de namen van de Heren van Rode bekend. Balegem, Beerlegem, Moortsele en Schelderode vormen de oudste bezittingen van de Heren van Rode. Door ruil in 1227 werd het land van Rode uitgebreid tot zeventien parochies. De lenen van Rode waren in vier leenhoven gegroepeerd: Schelderode, Melle, Oosterzele en Scheldewindeke. Het telde zeven schepenbanken waarbij Schelderode afhing van die van Bottelare. De Heer van Rode was één van de aanzienlijkste in het graafschap 13 Vlaanderen. In 1565 werd het Land van Rode verheven tot baronie en in 1682 tot markizaat. Het geslacht van Rode werd opgevolgd door dat van Kortrijk, van Kassel, van Bar, van Luxemburg en van Bourbon. Hendrik Bourbon, koning van Frankrijk, verkocht in 1602 het land van Rode aan Simeon Rodriguez d'Evora, een Antwerps koopman van Portugese afkomst. Schelderode telde nog andere heerlijkheden en lenen. De eerste vermelding van de parochiekerk, gewijd aan Sint-Maarten, dateert van 1108; het altaar behoorde toe aan de Gentse Sint-Pietersabdij. De dorpskerk was ingeplant aan de Gaversesteenweg (die het noorden van de gemeente met de dorpskom doorsnijdt), naast de site van het heerlijk kasteel van Rode aan de rand van de Scheldevallei. Het heerlijk kasteel van de Heren van Rode bestond niet langer in de 7e eeuw. In 1865 liet F. Van den Poele er een nieuw kasteel bouwen dat nu doorgaat voor hét kasteel van Schelderode. Dit kasteel, met zijn park eromheen, vormt een belangrijk element in het beeld van het dorpscentrum. Schelderode was ook steeds sterk bebost. MUNTE De vondst van een prehistorische silexbijl en van Romeins vaatwerk in de deelgemeente Munte wijzen op een vroege bewoning. De Heren van Munte – als geslacht bekend vanaf het jaar 1000 – verwierven sinds de 11e eeuw steeds meer aanzien. Het belang van dit geslacht blijkt uit de schenking die deze familie in 1200 deed aan de Sint-Pietersabdij. Door ruil kwamen bezittingen van de graaf van Vlaanderen en van de Gentse Sint-Pietersabdij in Munte, respectievelijk in 1226 en 1232, in de handen van de Heer van Rode. Er waren verscheidene heerlijkheden en kleinere lenen binnen Munte. De meeste daarvan zijn vandaag alleen nog in naam als hofstede of pachthoeve bekend. De kasteelsite van het heerlijk goed van Munte bleef bewaard. De oude parochiekerk is ingeplant ter hoogte van de Biest aan de Torrekensstraat te midden van de beschermde dorpskern. De kerk wordt voor het eerst vermeld in 1129, onder patronaat van de Gentse Sint-Pietersabdij. Ze werd begin 16e eeuw vervangen door een éénbeukige kerk. In 1850-1875 werd er meer oostwaarts – aan de rand van de bebouwde kom – een nieuwe parochiekerk opgericht, met een kerkplein ervoor. Door haar hoge inplanting domineert de kerk het landelijk dorpsbeeld. In 1930 werden er verscheidene bunkers gebouwd als onderdeel van de verdedigingsgordel tussen Leie en Schelde ten zuiden van Gent. LEMBERGE In 973 vinden we een oude vermelding van deze plaats terug als “Lintberga”. De heerlijkheid Lemberge hing af van het leenhof van Aalst. Vanaf het begin van de 17de eeuw was de heerlijkheid Lemberge met Merelbeke en andere heerlijkheden verenigd onder het geslacht Triest. Ze werden opgevolgd door de familie Dammarijn en de familie Van den Bogaerde. De heer van Lemberge benoemde de baljuw en schepenbank en bezat de drie graden van justitie. Andere delen behoorden toe aan de Gentse Sint-Pietersabdij, en nog andere aan de Sint-Baafsabdij (die de Lembergse gronden in cultuur bracht). Tot slot waren er nog delen in bezit van het Land van Rode. Lemberge telde een aantal oude hoeven, onder andere het Goed te Idegem, de voormalige pachthoeve van de Sint-Pietersabdij. De bisschop van Kamerijk schonk het patronaat van de kerk in 1126 aan de abdij van Ename. Tot 1834 bediende de pastoor van Bottelare de kerk. 14 Met de aanleg van een Duits vliegveld met loods werd Lemberge in 1914 een oorlogsdoelwit. De gemeente liep heel wat schade op. Er staat verder één kleine en moeilijk te lokaliseren éénkamersbunker op het grondgebied van Lemberge. Rijksstations van het ministerie van Landbouw nemen nu de goede landbouwgronden en het goed Ten Bossche op de grens met Gontrode in. OOSTERZELE De woonkernen die samen Oosterzele vormen zijn ruim twaalf à dertien eeuwen oud. De onafhankelijke heerlijkheid Oosterzele ging al in de 13de eeuw op in de veel ruimere heerlijkheid Rode. Het Aelmoezenijebos op de grens tussen Landskouter en Gontrode en het Hettingebos te Oosterzele vormen de groene longen van onze boomrijke gemeente. Begin 2004 werd door de gemeente het Balegemse Heidebos aangekocht, een waardevol stukje erfgoed met een bijzondere flora. Oosterzele kende net als de andere gemeenten in dit gebied nooit echt een grote industrie. Ook vandaag nog is hier wel een ambachtelijke zone aanwezig, strategische ingeplant langsheen de N42. Deze verbindingsweg tussen de E40 te Wetteren en Geraardsbergen is deels bepalend voor het Oosterzele van vandaag. De oudste vermeldingen luiden Ostresela (einde 9de eeuw) Ostresele (1042), ontstaan uit Austra (Oostelijk) + sali (Germaans, uit één ruimte bestaand huis). De onafhankelijke heerlijkheid Oosterzele met haar 50 achterlenen werd reeds in de 13de eeuw opgenomen in de heerlijkheid, later baronie, Rode). Het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Kamerijk en het kapittel van Sint-Veerle te Gent bezaten uitgestrekte domeinen te Oosterzele dat op initiatief van beide instellingen in 1230 tot een volwaardige parochie verheven werd. De Sint-Gangulfuskerk (1825-1830) vervangt een kerk uit 1724-1726, waarvan de toren en de westgevel in de nieuwe bouw geïntegreerd werden. Ze heeft een bescheiden 19de eeuws meubilair, uit de oude inboedel bleven evenwel het doksaal en het orgel door L.B. Van Peteghem (ca. 1790) bewaard. De Sint-Rochuskerk, oude devotiekapel voor de patroon der pestlijders, werd in 1814 vernieuwd. De moderne Sint-Oscar kerk in de wijk Anker dateert uit 1938. BALEGEM Balegem is de meest zuidelijke deelgemeente. Ze onderscheidt zich door haar natuurschoon en door haar rijkdom aan monumenten. De Balegemse steengroeven die ongetwijfeld de naam van deze deelgemeente tot ver buiten de provinciegrenzen tot begrip heeft gemaakt, worden nog steeds geëxploiteerd. Balegem is het molendorp bij uitstek. De Guillotinemolen en de Klepmolen zijn de stille getuigen van het agrarische leven van dit stukje Vlaanderen. De nog intacte watermolen situeert zich op één van de mooiste plekjes van deze gemeente. Balegem komt voor in een Franse bron als Badelengier, in 1181, terwijl men in 1210 Badelghem schreef. Dit toponiem is ontstaan uit Badulgina haim (Germ. ~ woning van de lieden van Badulo, afgeleid van ‘badwo’ of ‘strijd’). Sedert de 13de of 14de eeuw behoorde Balegem tot de heerlijkheid, later het markizaat Rode. Bij een erfenis (verdeling) van de heerlijkheid Rode (1697) werd Balegem als heerlijkheid toegewezen aan twee dochters van Lopez Rodrigo d' Evora y Vega. In 1728 kwam de familie de la TourTassis er in het bezit van. Verder trof men te Balegem nog de heerlijkheid Bottele (Waizegem) aan, evenals de heerlijkheden Ezegem en Vosbroek. 15 Balegem vormde met Moortsele en Scheldewindeke een vierschaar. Het behoort tot het Land van Rode, een onderdeel van het Land van Aalst. Balegem is befaamd geweest voor zijn steengroeven van zandige kalksteen, waarmee, vooral in de 15de en 16de eeuw, talrijke historische gebouwen in Vlaanderen opgericht werden. De groeven zijn thans uitgeput. In de laatste periode van de 19de eeuw richtte men te Balegem een weefleer werkplaats op. Tevens werden er vanaf de 18de eeuw veel thuiswevers aangetroffen. Vermelden we nog de Sint-Martinuskerk van 1866 die een sobere classicistische baksteenarchitektuur heeft. LANDSKOUTER Landskouter is de kleinste van de zes deelgemeenten. Het meest opmerkelijke bouwwerk is het imponerend romaans-gotische plattelandskerkje waarvan het oudste gedeelte meer dan duizend jaar oud is. Landskouter heeft iets met de kerk, twee lokale priesters werden door het gemeentebestuur van Oosterzele nog tijdens hun leven tot ereburgers verheven. De oudste vermelding, Landscoutre (1118 en 1177) is ontstaan uit Landas cultura (Germaans en Latijn = akkercomplex van Lando). De heerlijkheid Landskouter maakte samen met de dorpen Gontrode, Munte, Bottelare, Melsen, Schelderode, Gentbrugge en Melle tot in het begin van de 13de eeuw deel uit van de bezittingen der graven van Vlaanderen. Op 27 oktober 1216 ruilde gravin Johanna Van Constantinopel bovenvermelde dorpen met Radulphus van Rode voor diens bezittingen te Nieuwerkerken en Merelbeke. Landskouter zal tot het einde van het Ancien Regime tot de eigendommen der heren van Rode blijven behoren. De parochie werd bediend door de pastoor van Gontrode of van Moortsele, en sinds 1727 door die van Gijzenzele. De laat romaanse Sint-Agathakerk (12de eeuw) bleef vrijwel in haar oorspronkelijke toestand bewaard, in de 13de en de 15de eeuw werd de toren verbouwd, in de 16de eeuw werden de gewelven gestoken; de muurschotten in het hoogkoor en het doksaal werden in 1768 door Momein Cruyt geplaatst. GIJZENZELE Geen enkele deelgemeente draagt zo uitgesproken de sporen van de tweede wereldoorlog als Gijzenzele. Hier speelde zich een belangrijk moment af in de achtiendaagse veldtocht, waarbij zowel in Wetteren-Kwatrecht als in Gijzenzele heel wat soldaten sneuvelden. De bunkers zijn stille getuigen van deze tragische episode uit de geschiedenis. Gijzenzele wordt voor het eerst vermeld als Gisingasale (864) , ontstaan uit Gisinga sali (Germ. = uit één ruimte bestaande woning van de lieden van Giso). Ten laatste sedert de oudste vermelding was Gijzenzele bezit van de Sint-Baafsabdij en later opgevolgd door de bisschoppen van Gent. Als wereldlijke voogd trad de heer van Rode op. Het behoort tot het land van Rode in het Land van Aalst. De SintBaafskerk, met een vermoedelijke fundering uit de 10de eeuw, heeft een 13de-eeuwse koor en westtoren. In 1649 en 1680 en eind 18de eeuw werden vrij omvangrijke herstellingswerken uitgevoerd. SCHELDEWINDEKE Scheldewindeke zou men het economisch hart van onze gemeente kunnen noemen. Deze deelgemeente heeft een lange geschiedenis. Ooit zetelde hier de vierschaar. 16 Vuenteca 988, in een falsum ca 1.000, Vuenteka (955, in kopie midden 11de eeuw) Vintekke (1088), Windeke (1122). Scheldewindeke kwam einde 13de eeuw bij het Land van Rode en was de zetel van de vierschaar voor Balegem en Moortsele. Er was tevens een leenhof dat dezelfde dorpen bediende. Belangrijke heerlijkheden waren Ten Bossche en Berchem ten Spiegele dat in leen werd gehouden van het leenhof van de Gentse Sint-Pietersabdij. De Sint-Christoffelkerk werd uit Balegemse steen opgetrokken in de overgangstijd van romaans naar gotiek; koor en kruisbeuk volgden in de 14de eeuw, de kruisingstoren in 1699, in 1755 werd de sacristie toegevoegd en werden de beuken in 14de eeuwse stijl herbouwd. Thans bezit de kerk nog twee marmeren zijaltaren uit de abdij van Affligem en een verguld Sint-Christoffelbeeld. MOORTSELE Moortsele is de noordelijke toegangspoort tot onze gemeente. Deze deelgemeente met ongeveer 1.200 inwoners ontwikkelde zich rond het aantrekkelijke Sint-Amanduskerkje. Moortsele verwierf vooral bekendheid door zijn passiespel waarvan in 2006 de 31ste (en laatste) editie werd opgevoerd. De oudste vermeldingen luiden Mortsel (einde 9de - 10de eeuw) en Mortsella (1148). De Sint-Baafsabdij van Gent had reeds in de 11de eeuw bezittingen te Moortsele. De heerlijkheid van het dorp kan toebehoord hebben aan de familie van Moortsele, vervolgens maakte ze deel uit van het Land van Rode, om daarna met Balegem en Scheldewindeke een afzonderlijke heerlijkheid te vormen in de handen der familie Rodriguez d'Evora y Vega. Enkele kleinere heerlijkheden en lenen kunnen vermeld worden : het hof te Rattepade, Lusbeke en Ter Spiegel, alle afhangend van het leenhof van Scheldewindeke. De Sint-Amandus kerk (13de eeuw) vervangt een romaans bedehuis; van haar vroeg gotische aanleg bleven het koor en de zuid gevel van de kruisbeuk bewaard; de centrale toren en de noorderlijke traseptarm werden in de 16de eeuw herbouwd; kort voor 1688, het jaar waarin de altaren werden herwijd moet het schip ingrijpend zijn gewijzigd. SINT-LIEVENS-HOUTEM Het gebied dat nu Sint-Lievens-Houtem overspant, werd in de Middeleeuwen in twee verdeeld. Een gedeelte werd beheerd door de Sint-Baafsabdij van Gent, het ander behoorde tot het Land van Aalst, met eigen vierschaar. Vrij vroeg, precies in 976, was het domein Sint-Lievens-Houtem door ruil met een wereldlijk grootgrondbezitter in het bezit van de Sint-Baafsabdij te Gent gekomen. In het kader van de actieve domaniale politiek die de abdij toen voerde was Sint-Lievens-Houtem, door zijn ligging vlakbij Vlierzele, bestemd om de domeingroep waarvan Vlierzele tot dan toe het centrum was te vergroten. Sint-LievensHoutem werd van dan af het centrum van een rechterlijke omschrijving. De schout van deze omschrijving had er zijn standplaats. Vanuit domaniaal en administratief standpunt en natuurlijk ook in kerkelijk opzicht vormde Sint-Lievens-Houtem als afzonderlijk abdijdomein, een volkomen zelfstandige eenheid. De naam van het domein, Villa Holthem, wijst erop dat het oorspronkelijk overwegend uit bossen bestond. In 1003 was het bos nog dermate belangrijk dat het diploma waarbij de Duitse keizer Hendrik II de goederen van de abdij binnen het keizerrijk bevestigde het nadrukkelijk vermeldde: “villam Holthem 17 cum ecclesia ac silva”. Een overzicht van de toponiemen in Sint-Lievens-Houtem wijst erop hoe het grootste deel van het dorp minstens tot in de 12e eeuw onontgonnen was. Zelfs in de 13e eeuw worden nog wastinae in Sint-Lievens-Houtem vermeld en omstreeks het midden van de 18e eeuw omvatte het dorp ondanks de vroegere stelselmatig doorgevoerde ontginningen nog 550 bunder bos tegenover 500 bunder akkerland. Het dorp had in de middeleeuwen een belangrijke bedevaart en jaarmarkt. Deze Sint-Lievensbedevaart werd gehouden op 29 juni en herdacht het overbrengen van de relieken van Sint-Lieven van het dorp naar de Sint-Baafsabdij. Onder Karel V werd de bedevaart afgeschaft. Voor de overgang van de naam “Houtem” naar “Sint-Lievens-Houtem” is de H. Livinus verantwoordelijk. Tenminste, de bedenkers van deze Heilige, die ondertussen werd ontmaskerd als verzonnen figuur. Fictie of niet, de Livinuslegende ligt wel aan de oorsprong van de jaarmarkten van Houtem. Van zomer- en wintermarkt werd de winterjaarmarkt de grootste. Deze “Land- en Tuinbouwdagen” of “Houtem Jaarmarkt” zijn zowel een economisch als een cultureel spektakel. In september 2008 werd ze als Vlaams immaterieel erfgoed erkend (zie verder onder “Erfgoed en erfgoedbeleid”). Bij de gemeentelijke fusies van 1977 werden aan Sint-Lievens-Houtem de gemeenten Bavegem, Letterhoutem, Vlierzele (met uitzondering van het gehucht Papegem) en Zonnegem toegevoegd. Er werd ook een klein deel van de gemeente Oombergen aangehecht, meer bepaald de gehuchten Espenhoek, Cotthem en Hoogveld . LETTERHOUTEM Een charterboek van de abdij vermeldt een brief waarin abt Gozewijn van Anchin tussen 1138 en 1159 afstand doet van zijn rechten over de heerlijkheid Letterhoutem ten voordele van de Sint-Pietersabdij. Van zijn kant bezat de Heer van Rode de voogdij over Letterhoutem. In de 13de en de 14de eeuw voerde de familie Van Steelandt van de schouten van Assenede hier ook heerlijk gezag uit. Jan Van Steelandt was getrouwd met Geeraardine Van Gistel, vrouwe van Hansbeke, van wie de zoon de heerlijkheid te Assenede en te Letterhoutem in zijn bezit kreeg. De vermoedelijk hier bedoelde heerlijkheid Vrijen Eigendomme strekte zich ook op het grondgebied van Vlierzele en Bavegem uit. Een oorkonde van 1285 maakt melding van een hoeve, waarschijnlijk het Hof te Letterhoutem, dat in het jaar 1634 door de gezworen landmeter Jan De Cooman op verzoek van de abt van de SintPietersabdij werd opgemeten. Ze staat op een kaart van 1730. BAVEGEM De vestiging Vlierzele met in die tijd inbegrip van Bavegem-Papegem was voor de 10de eeuw bezit van de Sint-Baafsabdij, maar ging bij de invallen van de Noormannen verloren. Na tussenkomsten van abt Womar schonk keizer Otto II in 976 de villa aan de Sint-Baafsabdij terug. Tot het einde van het acien régime waren Bavegem en Vlierzele een dominale eenheid. Na 1540 kwam de feodale heerschappij over Bavegem in handen van de bisschoppen van Gent. De voogdij over de heerlijkheid behoorde toe aan de Heer van Rode. In 1719 werd Bavegem als Parochie gescheiden van Vlierzele. Bavegem bleef in de 19de eeuw een landbouwgemeente. Het dorp oriënteerde zich op de regio. Er bloeide vanouds een handel in varkens. In 18 de 20ste eeuw werden andere familiebedrijven opgericht. Aanvankelijk betrof het steenbakkerijen en houtzagerijen, maar na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de industrie zich in het verlengde van de landbouw: zuivelfabrieken en verwerking van de melkprodukten, slachterijen, de vetmesterijen, vleesverwerking en varkenskwekerijen. VLIERZELE Romeinse muntstukken en andere oudheidkundige vondsten leveren het bewijs dat ook hier zeer vroeg een woonplaats ontstaan is. Een Romeinse heerbaan van Asse, via Aalst naar Gent, liep ten noorden van het dorp. Deze gemeente was een van de oudste bezittingen van de Sint-Baafsabdij van Gent. Op de wijk Papegem bezat zij een van haar grootste pachthoeven. Maar de Sint-Pietersabdij bezat hier in 630 - 681 ook eigendommen. Op de eerste bladzijde van het charterboek van de St Pietersabdij te Gent komt Vlierzele in die periode voor onder de naam “Fliteritsale”. ZONNEGEM Zonnegem is een kleine deelgemeente in Sint-Lievens-Houtem. De naam is waarschijnlijk een patroniem van Frankische oorsprong en zou voortgekomen zijn uit Sunno/Sonno-gem (de thuisplaats van ene Sunno of Sonno, een Frankische naam). Op het hoogste punt prijkt de Sint-Stefanuskerk. In 1954 voerde pastoor Gaston De Smet de paardenommegang in. Deze traditie wordt nog steeds in ere gehouden. Elk jaar op de laatste zondag van september vindt de paardenommegang plaats ter ere van Nikolaas van Tolentyn. Er komen paarden, tractoren en koetsen voorbij en de huizen worden bevlagd. De paardenommegang is 4 km lang en elk jaar nemen er ongeveer 200 paarden aan deel. De paarden worden gezegend met wijwater. Na de paardenommegang gaan de mensen naar de mis waar ze een gewijd broodje in ontvangst nemen. Ook de dieren krijgen dan stukjes gewijd brood. 19 2.3. ERFGOED EN ERFGOEDBELEID Voor een overzicht van het aanwezige erfgoed in de regio stelden we voor dit plan een inventaris op van het aanwezige erfgoed (zie bijlage). Hoewel er in het participatieproces met de lokale erfgoedactoren ruimschoots aandacht besteed werd aan het ontdekken van tot nu toe verborgen sporen van het verleden, maakt deze inventaris geenszins aanspraak op volledigheid. Het is een eerste aanzet om het erfgoed van het Land van Rode – zowel materieel als immaterieel, roerend als onroerend – volledig in kaart te brengen. Uit de inventaris kunnen we een aantal grote thema’s distilleren, die als een rode draad doorheen het verleden van Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem lopen. 2.3.1. LAND VAN RODE: EEN LANDELIJKE REGIO.. VAN HOEVEN, HOVEN, MOLENS Van oudsher is het Land van Rode een eerder landelijke regio. De vele hoeves, hoven, boerderijen en molens in het landschap verraden het agrarische verleden van het Land van Rode. Ze worden met elkaar verbonden door een uitgebreid netwerk van zogeheten ‘trage wegen’, oude buurtwegen die recentelijk werden geherwaardeerd. De bunkerroute in Oosterzele en het gondepad in Melle zijn daarvan mooie voorbeelden. Ook in Sint-Lievens-Houtem maakt men werk van heropwaardering van trage wegen in het kader van de ruilverkaveling. Een landelijk pronkstuk is de Merelbeekse Schelderodemolen. Deze is relatief jong: hij werd pas in 1907 gebouwd ter vervanging van een gesloopte staakmolen die dateerde van voor 1821. Zo is hij de jongste bovenkruier van Oost-Vlaanderen. In 1933 werd er een elektrische motor bijgeplaatst, in 1948 werd hij volledig elektrisch uitgerust en sinds 1965 werkt hij niet meer op windkracht. In 1991 werden de molen en de omgeving door de gemeente aangekocht en beschermd. De molen onderging in 1994 een maalvaardige restauratie en wordt eind 2008 nogmaals gerestaureerd. Deze constructie was zeer zeldzaam en in Oost-Vlaanderen uniek. Ze was een compromis tussen de traditionele molenbouw, met de in de 18de eeuw verspreide stellingmolens en recentere technologische evoluties in de baksteenarchitectuur. Het stampkot (Merelbeke) is een stenen olie- en graanmolen waar in 1902 een stoommachine werd bijgeplaatst. In oktober 1914 was in de molen een tijdelijk veldhospitaal voor soldaten ingericht. Rond 1945 werd de molen ontmanteld. Vanaf 1927 was in de molen een mechanische maalderij gevestigd. Deze werd vermoedelijk ook rond 1945 buiten werking gesteld. De molen is vandaag omgebouwd tot woning. Van het moleninterieur blijft niets meer over. Ook in Vlierzele was er vroeger een maalderij die aangedreven werd door een dieselmotor, maar ook hier is van de constructie niets bewaard gebleven. 20 In Munte, net voorbij de kerk aan de Ruspel, staat een wettelijk beschermd hoevegebouw. Het Hof van Quaethem bestaat uit een langgevelig hoevegebouw. Links bevindt zich het oorspronkelijk woonhuis (Ruspoel nr; 5). Een gedeelte van het huis was eveneens kleerwinkel, aangezien de vrouwen naaisters waren. Op 29 februari 2000 werd de hoeve als monument beschermd. In Houtem zijn er nog een aantal oude hoeves overgebleven in de dorpskern van Letterhoutem en Vlierzele. Ook aan de rand van Zonnegem, in het gehucht Cotthem en in Gontrode vinden we nog vele grote en kleine oude hoevegebouwen terug. Deze zijn allemaal in privébezit, sommige werden recent gerestaureerd, andere zijn in verbouwing. VAN OOSTERZELE, MOLENGEMEENTE VAN OOST-VLAANDEREN! Oosterzele mag zich met 2 stenen windmolens, 1 houten staakmolen en 2 watermolens de molengemeente van Oost-Vlaanderen noemen. De “Guillotinemolen”, een indrukwekkende stenen korenwindmolen, werd in 1798 gebouwd. Op de romp, boven de inrijpoort, staat: L’An VII de la R(épublique) Anno 1798. De molen ontleent zijn naam aan een ongeval tijdens het bouwjaar, waarbij Francies De Groote door een slag van de molenwieken om het leven kwam. De Klepmolen is eveneens terug te vinden in Balegem. In 1792 werd aan Jan de Wagenmaker de toelating gegeven om op de Kleppe, binnen de heerlijkheid Bottele, een korenwindmolen te bouwen. In 1889 brandde de molen echter af en diende heropgebouwd. In de tachtiger jaren van deze eeuw werden restauratiewerken uitgevoerd. Momenteel loopt voor de beide molens een restauratiedossier. De “Windekemolen” of “Visschersche molen” staat op de grens met Scheldewindeke. Het is een houten staakmolen en hij is met maar liefst 3 maalkoppels het grootste exemplaar in zijn soort in onze provincie. De vroegste vermelding van de molen staat in het Gentse wezenregister 1378. In 1908 brandde de molen af. Hector De Visscher liet in 1910 een molen uit Denderwindeke naar Balegem overbrengen. In 1975 werd de molen eigendom van de provincie. In 1978 werd hij een beschermd monument. In 1988 werd hij door de provincie opnieuw plechtig in gebruik genomen. De molen werd in 2006 in afwachting van een grondige restauratie omwille van veiligheidsredenen van zijn teerlingen gelicht. Op één van de meest pittoreske plaatsen in onze gemeente, het Muldershof, vinden we de eerste watermolen terug. Van de molen die dateert van 1446, bleef alleen het molenwiel bewaard. De molen van het bovenslagradtype werd in 1975 hersteld. Het voormalig molenhuis werd na het stilleggen van het rad in 1953 tot woonhuis omgebouwd. De onderbouw en de rondboogvormige zandstenen deuromlijsting zijn van Balegemse steen. 21 De tweede watermolen vinden we terug in Moortsele. De molen is eveneens van het bovenslagradtype. De oudste vermelding dateert van 1474. In die tijd was de molen eigendom van de Gentse familie Van der Sage. De molen en het hof waren afhankelijk van de vroegere heerlijkheid “Hof ter Lo”. Het maalwerk is nog intact. Er zijn twee steenkoppels en een graankuiser. In de maalderij, die met een dieselmotor wordt aangedreven, staan enkele cilindermolens. Het geheel van molen en woning is sinds 1993 beschermd als dorpsgezicht. VAN TUINBOUW EN BLOEMISTERIJ De gemeenten Melle en Merelbeke waren ooit centra van de tuinbouw. Toen in de negentiende eeuw de gronden in Gent te duur werden zochten bloemisten hun heil in de rand rond Gent. De architecturaal imposante bloemistenvilla’s die vandaag nog overblijven, zijn er nog de stille getuigen van. In Melle treffen we een Hoogstamboomgaard aan, een zeldzame en omhaagde boomgaard, een voorbeeld van cultuurtechniek van steen- en pitvruchten (appelen en peren) van voor 1930. Zicht op de bloemisterijvan De Coster – Verstraete, Brusselsesteenweg Melle Hoogstamboomgaard, Gontrode VAN BOEREN DIE MOESTEN KNOKKEN Onze regio is een landbouwregio, een streek van boeren. Toch is het op dat platteland nooit zomaar makkelijk en zeker niet idyllisch geweest. Het boerenleven was hard. Daarom was het ook een leven van steeds zoeken naar oplossingen, nieuwe teelten, seizoensarbeid. Vele boeren van deze regio waren in bepaalde periodes seizoensarbeiders. Ze gingen werken naar Frankrijk, sommige ook naar Brussel. In de Torrekensstraat te Munte bemerken we het beeldhouwwerk “De Muntenaar” van Firmin De Vos uit Destelbergen, dat op dit harde 22 leven alludeert. Het stelt de innerlijke Muntenaar voor als een wroetende landman met komen en gaan van seizoenen en mensen. In verband met dit laatste kijkt hij ook uit naar de plaats waar iedere Muntenaar tenslotte weer terecht komt nl. op het kerkhof, tussen de verdwenen kerk en het vroegere gemeentehuis (nu beide gesloopt). In Sint-Lievens-Houtem kent men zo het verhaal van “Jantje Witloof” of Jan-Baptiste Eduardus De Pauw, werd geboren in Vlierzele op 12 oktober 1881 te Morelgem, een gehucht van Vlierzele. Zoals vele streekgenoten werkte hij als seizoensarbeider in Frankrijk (bietenteelt) maar in de wintermaanden ging hij ook op zoek naar werk in Brussel. Zo vond hij in het begin van de 20ste eeuw werk bij een witloofkweker in Evere. In dit tijd was witloof in onze streek een nog ongekende groente maar het was Jan De Pauw die op een gegeven moment besloot om het hier ook te zaaien. Het begin was moeilijk: ongekend was onbemind, maar zijn moeder was, toen de eerste teelt geslaagd was, zo fier dat ze naar Aalst trok om de groente aan de man te brengen. Ze kreeg ze voor het eerst verkocht aan een zekere mevrouw Haerens uit de Stationsstraat die een kilo kocht voor 25 centimen. Zo geraakte ook vader Petrus overtuigd en in 1909 zaaide hij voor het eerst samen met zijn zoon witloof in Morelgem. De teelt was succesvol en de verkoop op de Vrijdagmarkt in Gent gaf een mooie opbrengst. Zo vond deze kweek ingang in onze streek, ook bij andere boeren, ondanks het ongeloof in het begin. Vandaag is de teelt net als andere gewassen niet meer zo zichtbaar; toch is er net in deze buurt nog een hedendaags witloofbedrijf. Het boerenbedrijf heeft vooral in dorpen als de onze in de voorbije eeuw enorme grote veranderingen ondergaan. Het is wel een industrie geworden, maar ze heeft het evenwel niet altijd even makkelijk heeft in onze contreien. Dit is uiteraard geen evolutie die op zich staat, maar die verweven zit in het zo complexe verhaal van de voorbije eeuw. Verstedelijking heeft het platteland versnipperd, nieuwe industrieën hebben de agrarische verdrongen naar andere landen, de opkomst van de dienstenindustrie, de mobiliteit, de vrijetijdssamenleving het zijn slechts enkele aspecten om te schetsen hoe anders alles is dan toen. VAN FEESTEN EN PROCESSIES Het moeilijke leven op het platteland wordt vergeten wanneer er wordt gefeest! Processies, jaarmarkten, carnavalsvieringen, paardenwijdingen, schietingen… ze zijn volop aanwezig in dit gebied en bieden een schat aan immaterieel erfgoed. De winterjaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem, recentelijk erkend als Vlaams immaterieel erfgoed, is hiervan het bekendste voorbeeld (zie verder). De jaarmarkt gaat terug op de verering van de heilige Livinus en is een mix van volksfeest, folklore en plattelandstradities. Dezelfde heilige gaf ook aanleiding tot de Livinusfeesten, die slechts éénmaal per 50 jaar worden georganiseerd. Het meest recente Livinusjaar was 2007. Ook de andere Vierspronggemeenten kennen een traditie van religieuze vieringen: zo is er de Barbaraprocessie in Gijzegem en de Sint-Anna-ommegang in Bottelare, zo zijn er de paardenwijdigen in Munte, Balegem, Merelbeke, Vlierzele en Zonnegem. Uiteraard mogen we de talrijke dorps- en wijkkermissen, elk met hun eigen gebruiken en tradities, niet overslaan. In Melle, 23 Oosterzele en Moortsele zijn er reuzen die vandaag nog steeds worden gebruikt. Ze herinneren plechtstatig maar plezant aan het feestrijke verleden van het Land van Rode. Ook bij het recentere Bacchusfeest in Houtem (de plaatselijke carnavalsviering; de huidige vorm dateert van de jaren ‘60) stappen reuzen mee in de stoet. processie te Gontrode VAN HOUTEM JAARMARKT Houtem Jaarmarkt vindt zijn oorsprong in de verering van de Heilige Livinus. De historische wortels van het gebeuren gaan terug op de Middeleeuwse concurrentiestrijd tussen de Sint-Pieters en de SintBaafsabdij. Recent onderzoek (o.a. J. Deploige 2007, P.J. Geary 1994, etc.) toont aan dat vooral de SintBaafsabdij daarbij zeer creatief zelf heiligen uitvond en inzette om de eigen machtspositie en de daarmee inherente bezittingen te legitimeren. De Middeleeuwse cultus rond Livinus is dan ook een schitterend voorbeeld van een ‘invented tradition’ (naar Hobsbawm en Ranger, 1984). Een vast onderdeel van de verering was de jaarlijkse Sint-Lievensprocessie van Gent naar Sint-Lievens-Houtem op 29 juni. Een recente archivalische vondst toont aan dat deze processie of bedevaart voor de Sint-Baafsabdij een van de belangrijkste was en ook model kan staan voor Mideleeuwse bedevaarten in het algemeen (P. Trio, 2007). Voor Sint-Baafs betekende de bedevaart een stevige bron van inkomsten. In de marge van de bedevaart ontwikkelde zich immers een bloeiende handel. In 1540 verbood Karel V de Sint-Lievensprocessie vanuit politieke motieven. Officieel omwille van de onlusten die de jaarlijkse processie met zich meebracht. De echte reden lag bij het gegeven dat de processie te vaak getuigde van openlijk verzet tegen de overheid. Intussen had zich parallel – vermoedelijk vanaf de 14de eeuw - ook een kleinere bedevaart ontwikkeld op 12 november, de sterfdatum van Livinus. En ook die bedevaart zorgde voor de nodige handelsactiviteiten. Tot diep in de 16de eeuw overheerste de zomerjaarmarkt de winterjaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem. Het ontbreekt aan historisch onderzoek om precies het kantelmoment waarop - en de juiste oorzaken - de winterjaarmarkt de zomerjaarmarkt overvleugelde aan te geven. Feit is dat de winterjaarmarkt vanaf de eerste helft van de 17de en tijdens de 18de eeuw uitgroeide tot een zeer gekend evenement waarbij de vee- en paardenmarkt steeds centraler kwam te staan. De opeenvolgende gemeentebesturen koesterden de winterjaarmarkt. In 1842 reageerde het gemeentebestuur van Houtem scherp toen Melle ook droomde van een veemarkt in november. Maar het origineel is altijd beter dan een kopie en Houtem Jaarmarkt hield stand. Midden de jaren 1980 kampte de winterjaarmarkt met een heuse identiteitscrisis. Toen in 1987 uit een publieksonderzoek bleek dat 33% van de bezoekers naar Houtem kwam voor de paarden en het vee, plaatsten de organisatoren dit onderdeel opnieuw centraal. Daarmee sloot Houtem Jaarmarkt terug aan op de traditie. In de jaren 1990 professionaliseerde de structuur achter het hele gebeuren. Een optie die het gemeentebestuur nam om het voortbestaan van de winterjaarmarkt te garanderen. Intussen blijft de winterjaarmarkt een ontmoetingsplatform, een feest, een ritueel en een traditie. Onlosmakelijk verbonden met de lokale (culturele) identiteit. Waarbij de participatie van de lokale bevolking essentieel is. Sinds een aantal jaren positioneert het gemeentebestuur de winterjaarmarkt als cultureel erfgoed. Het is momenteel de laatste grote vee- en paardenmarkt in openlucht in Vlaanderen. Dit op een marktplein dat met een oppervlakte van bijna 2 hectaren (± 195 aren), een lengte van 359 meter en als grootste breedte 80 meter wordt het aanzien als de grootste gemeentelijke dorpsplaats van het land! Voor een impressie zie www.houtemjaarmarkt.be. 24 VAN DORPSKERKEN EN KAPELLEN, PATERS EN NONNEN Het religieuze leven liet in de regio nog meer sporen na. Naast een arsenaal aan pittoreske dorpskerken en kapellen – al dan niet verbonden aan lokale legenden en volksverhalen, zoals bij de duivelskapel in Balegem – telt het Land van Rode talrijke pastorijen en kloosters. Vele hiervan kregen een nieuwe bestemming als school of ontmoetingscentrum. Zo ook de pastorij van Moortsele (Oosterzele), nu reeds een polyvalente ruimte waar wordt gewerkt rond erfgoedbeleid, en dus de ideale locatie voor de erfgoedcel Viersprong. Voor meer informatie zie “Plaats en organisatie van de erfgoedcel”. Ook de geschiedenis van het college van de Paters Jozefieten in Melle gaat terug op een oud klooster, gesticht in de vijftiende eeuw door de orde van de Augustijnen. Het college werd oin 1837 gesticht door kannunik Constant van Crombrugge en verwierf internationale faam. Het etnografisch museum - zeg gerust rariteitenkabinet - herinnert nog steeds aan de leerlingenpopulatie van over de hele wereld. Nog in Melle richtten de Zusters van Liefde in 1908 een nieuwe instelling voor geesteszieken op, nadat hun Sint-Jozefshuis in Gent moest wijken voor de stadsvernieuwing. Het nieuwe hospitaal in Melle was het eerste in België dat gebouwd werd volgens het paviljoenensysteem. Psychiatrisch centrum Caritas is een eclectisch complex bestaande uit diverse paviljoenen opgetrokken in rode baksteen. De bouw van de instelling getuigt van de veranderende visie op psychiatrische verpleegkunde in de twintigste eeuw, waarin de Gentse dokter Guislain een grote rol heeft gespeeld. Patiënten werden niet langer als “krankzinnigen” bestempeld, maar kregen de tijd en de ruimte om in de kalmte van het platteland te herstellen. hoofdgebouw van psychiatrisch centrum Caritas, melle Sinds 29/02/2000 is dorpskern van Munte met omgeving van monumenten (St.-Bonifatiuskerk, dorpsschool en twee hoeven) een beschermd dorpsgezicht. Het Munteplein fungeert ieder jaar opnieuw voor het rijke verenigingsleven als decor voor de Muntebollenworp, het Reuzenfeest (met Nonkel Miele, Tante Nitte, Margrietje en De Muntenaar), Palmpaas, de kermis, Herfst in Munte, kersttaferelen en evocatie, openluchttentoonstellingen, ambachtelijke markten… De huidige kerk uit 1867, toegewijd aan Sint-Bonifatius, is naar een ontwerp van de Gentse architect Edmond de Perre-Montigny en is gebouwd in een neoromaanse stijl. Muurankers verwijzen naar het jaar 1865 (oostgevel zijbeuk). Bonifatius wordt 25 als heilige met boek en zwaard als attribuut of als onthoofde missionaris afgebeeld, ofwel in het zijaltaar, tabernakel, communiebank of preekstoel. Ook een 18de eeuws verguld houten reliekschrijn is aan deze heilige gewijd. De relikwie en het gepolychromeerde beeld van de H. Appolonia uit de 2de helft van de 16de eeuw zijn hier echter belangrijker. De martelares uit de 3de eeuw wordt aanbeden tegen tandpijn en haar feestdag (9 februari) wordt in Munte nog steeds met Plonne-kermis gevierd (2de zondag van februari). Het kloosterhuis en de school, gesticht in 1905 door de Zusters van O.L.V.- Visitatie, vertonen de kenmerken van neogotiek. De zusters - en later het lekenpersoneel – zorgden voor onderwijs en parochiaal welzijn van generaties Muntenaren. De school sloot definitief op het einde van het schooljaar 2001-2002. De pastorie met achterliggende tuin, oorspronkelijk uit 1783, werd in 1856 met een bovenverdieping verhoogd en in 1976 zorgde een nieuwe bakstenen voorgevel voor het huidige uitzicht. Een 18de eeuwse marmeren schouwmantel en prachtig stucwerk in Lodewijk XVI-stijl zijn binnenin aanwezig. E.H. Neels, broer van striptekenaar Marc Sleen, was de laatste hier wonende pastoor van deze parochie. Rechtover de kerk zien we het café-restaurant Oud Munte. Dit was vroeger een afspanning en rustplaats voor de paarden van o.a. de postkoets. En de nog zichtbare “roepsteen” getuigt van de plaats vanwaar de gemeentelijke en kerkelijke ordonnanties door de veldwachter na de zondagsmis luidkeels afgekondigd werden. Het ernaast gelegen hoevetje, ook bekend als vroegere kolenhandel en dorpscafé “De Handboog” werd door de Christoforusgemeenschap aangekocht. Ook te Bottelare werd door de Zusters van de O.L.V.- Visitatie reeds aan het einde van de 19de eeuw een klooster met school opgericht. Dit gebeurde naar aanleiding van een conflict dat ontstond tussen het liberale gemeentebestuur van Bottelare en de pastoor, E.H. Constantin Van der Maeren, toen deze laatste niet langer gebruik kon maken van zijn lokaal in de gemeenteschool voor de zondagschool. Onder impuls van Baron Jean De Volder, pastoor Van der Maeren en Monseigneur Bracq kreeg de idee, om in het dorp een klooster met een school op te richten, definitief gestalte. Van Monseigneur Bracq zijn afbeeldingen te Bottelare terug te vinden in de kerk (votiefschilderijen) en in de school (marmeren muurplaat). Op 13 september 1866 ging de school van start met 9 leerlingen in de burgerschool en 3 leerlingen in de kantschool. De eerste schooldag werd gevierd in de kapel van het klooster. De school was een succes: in januari 1867 waren er reeds 50 leerlingen in de burgerschool en 34 leerlingen in de kantschool. Tussen 1905 en 1907 werd onder zuster (Mère) Marie Salomé de kostschool voor jongens gebouwd. Het ging om 3 lagere klassen en een kleuterklas. Er waren 60 internen en enkele externen. Er werd Frans gesproken onder de internen en etiquette aanleren stond hoog in het vaandel. Het Godshuis te Merelbeke of het Sint-Camiliusgesticht werd in 1859 met giften aangekocht. Als weeshuis en ‘hospice’ werd het beheerd door de Mariazusters van Franciscus uit Waasmunster. Men verzorgde er zieken en ouderen. Tevens werd in het gebouw een kost- en armenschool en speldewerkschool (kantklossen) voor meisjes opgericht. Het gebouw, in scheldesteen uit de plaatselijke steenovens, werd diverse malen verbouwd en uitgebreid. In een latere fase werd het een rusthuis van het O.C.M.W. In 2004 werd het gesloopt. Naast de plaats van het vroegere weeshuis zien we het “oud hospitaal”. Het gebouw in neotraditionele stijl werd in 1913 gebouwd, naar het ontwerp van architect Oosterlinck. Zusters Maricolen voor het gevierde godshuis te Merelbeke 26 Een bijzonder verhaal is dat van de kerk van Letterhoutem. Deze heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. Bovendien overkwam haar in de 20ste eeuw een ramp: ze brandde af. De periode tussen de brand en inwijding van een nieuwe kerk nam meer dan 10 jaar in beslag. De oorspronkelijke kerk van Letterhoutem zou een van de oudste geweest zijn van het Bisdom (volgens sommige bronnen zelfs 8ste-eeuws). Deze werd afgebroken in 1845 (waarschijnlijk o.w.v. slijtage?) en er werd een nieuwe gebouwd. De bouwwerken daarvan raakten voltooid in 1857. De plannen waren getekend door de bouwkundige J. Migom (uit Gent). Deze 2de kerk kreeg de naam “Kerk van de H. Kruisverheffing” en deed dienst tot 1936. Het is deze 2de kerk die in 1936 is afgebrand. Op de nacht van 21 op 22 juni was er een hevig onweer. De bliksem sloeg in langs de klokgaten en er ontstond een zeer hevige brand die niet geblust kon worden. Zelfs de klokken zijn toen door de hitte gesmolten. Er kon praktisch niets worden gered. Om de gemeenschap van een plaats te voorzien voor het houden van de misdiensten werd er een noodkerk opgericht. Deze werd in ijltempo gebouwd naast het toenmalige klooster van Letterhoutem. In feite was dit niet de enige “noodkerk” of “tijdelijke kerk” die deze deelgemeente ooit heeft gekend – ook na de afbraak van de 1ste kerk, in afwachting van het voltooien van de 2de, werd een kerk geïnstalleerd in een onderwijslokaal naast de pastorie. Zo heeft een hele generatie van Letterhoutem in feite 5 kerken gekend: 3 officiële, en 2 tijdelijke. Met de bouw van de huidige kerk werd begonnen in 1940. De 1ste steenlegging gebeurde op 10 november 1940 door Mgr. Coppieters, Bisschop van gent. Het bouwschema liep wel vertraging op, vooral door de oorlog en de bezetting. Het duurde tot 1947 vooraleer de kerk in gebruik werd genomen. Ze werd pas in 1956 ingewijd door Mgr. Calewaert. Het gebouw van de laatste noodkerk wordt vandaag nog steeds gebruikt, maar nu voor het verenigingsleven. Het zaaltje staat vaak ten dienste van OKRA, de Chiro, het Letterhoutems Toneelgezelschap, enz. Ook de buitenschoolse kinderopvang “Stekelbees” en de Academie voor Woord hebben hier hun stekje gevonden. Het is ondertussen eigendom van de gemeente en kan zo blijvend ten dienste staan van de gemeenschap. Ter herinnering aan de vroegere functie, heet men het in de volksmond nog steeds “ ’t Kerksken”. Verder zijn er nog heel wat religieuze ‘grotten’ in de regio te vinden. Een klein bedevaartsoord is toch wel de Mariagrot van Vlierzele, vlak naast de Kring. Deze Kring is nu een gebouw voor de gemeenschap. Het was echter de pastorij voor de huidige pastorij. Het gebouw van de Kring werd in de jaren ’80 beschermd. 27 2.3.2. …IN DE SCHADUW VAN DE STAD?! De afgelopen twee eeuwen veranderde het uitzicht van de regio grondig door de toenemende industrialisatie en urbanisatie. De toenemende transportmogelijkheden en de verhoogde mobiliteit zorgden ervoor dat de landelijke regio steeds nauwer aansloot bij de stad Gent. De stad strekte zich uit en drong door in de landelijke omgeving. Maar de stad blijft de stad en het dorp blijft anders. Dit is een dialoog tussen stad en platteland in de turbulentie van de 20ste eeuw, vandaar: in de schaduw van de stad?! De relatie met de stad is een onmiskenbaar complex maar boeiend gegeven. TEXTIELNIJVERHEID De volledige Gentse regio ontpopte zich aan het einde van de negentiende eeuw tot en belangrijk centrum van de textielnijverheid, wat de stad de bijnaam ‘het Manchester van het vasteland’ opleverde. Dit drong door in de onmiddellijke omgeving, getuige daarvan de vele textielateliers die Melle en Merelbeke telden. Maar ook verder van Gent, tot in gemeenten als Oosterzele en Houtem, werd de textielnijverheid een belangrijke industrietak . Zo herinnert “Weverij Robeyns” in Balegem nog aan dit verleden. In Sint-Lievens-Houtem waren de “Etablissements Saey” gevestigd; op de site is nu het vrijetijdscentrum van de gemeente uitgebouwd. Het oude gebouw is verdwenen maar de locatie heet nog steeds “De Fabriek”, zowel officieel als in de volksmond. Het bewijs dat het recente verleden nog vers in het geheugen ligt. Het geheugen van de textielnijverheid reikt verder dan de gebouwen die vandaag nog al dan niet overblijven. We mogen niet vergeten dat de invloed van deze industrie op een bepaald moment enorm groot was. Naast de fabrieken was er in deze streek immers ook veel huisnijverheid op kleinere schaal. De verhalen van sociale ontvoogding, de geschiedenis van een fabriekstoneelgezelschap, de eetgewoonten in de kantine, de leefomstandigheden van de arbeiders… ze hebben een belangrijke stempel gedrukt op het leven in deze plaats. De textielindustrie is ondertussen net zoals elders in Vlaanderen afgekalfd en in dit gebied is ze zelfs compleet verdwenen. Het gaat daarbij om een relatief recente evolutie. Zo sloot de fabriek in Houtem pas in 1977 definitief de deuren. En nog maar 2 generaties terug was deze streek er een van boeren… of men werkte “in ’t fabriek”. Dat was dan zo goed als zeker een fabriek voor textiel. Het is bijzonder om vast te stellen dat we ook vandaag nog persoonlijke getuigenissen kunnen optekenen. Deze herinneren ons aan de turbulente veranderingen van de 20ste eeuw, die we nu vaak zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden. STENEN KAPPEN, STENEN BAKKEN ‘Steenkapperij’ en ‘Balegemse steen’ zijn een begrip in de geschiedenis van de bouwkunst. De Balegemse steen werd gedolven in Oosterzele, Gijzenzele, Landskouter en vooral in Balegem. Het gebruik van de steen herleeft sterk in de twaalfde eeuw om een hoogtepunt te bereiken in de Gotische periode, nl. van de 13de tot de 16de eeuw. De Balegemse steen is een Lediaanse zandsteen. In 1848 werd hij voor de aanleg van de weg Balegem-Scheldewindeke opnieuw ontgonnen en kwam sindsdien voor restauraties 28 opnieuw in de belangstelling. De groeve wordt momenteel uitgebaat door de familie Verlee. De Balegemse steen leent zich ook uitstekend voor beeldhouwwerk. Maar naast stenen “kappen” vinden we later in de geschiedenis van deze streek ook het verhaal van stenen “bakken”. Te Melsen (Merelbeke) waren de steenbakkerijen de enige nijverheid in de gemeente. Zij bestond er reeds in het begin van de 16de eeuw. Bij de afwerking van de nieuwe kerk van Bottelare in de tweede helft van de 17de eeuw werden daarvoor o.a. stenen gehaald te Melsen. De steenbakkerijen lagen alle aan of dicht bij de Schelde waar de alluviale gronden zeer goed geschikt waren voor het maken en het bakken van steen, gekend als “Scheldesteen”. De grond werd niet altijd tot op de volle diepte van de kleilaag uitgedolven wegens het grondwater en het gevaar van instorting van de kleiputten. Door dit uitdelven werd het niveau van de grond aanzienlijk verlaagd (wat we vandaag nog steeds goed kunnen waarnemen in het landschap) met het gevolg dat de uitgebakken gronden gemakkelijk onderhevig waren aan overstromingen, zodat zij niet meer als landbouwgronden konden gebruikt worden en weiden werden en in de 20ste eeuw bijna allemaal beplant werden met hoogstambomen. De scheldesteenbakkerijen waren als veldsteenbakkerijen afhankelijk van het weer aangezien al het werk in de open lucht gebeurde. Het waren arbeidsintensieve bedrijven waar geen enkele mechanische kracht werd gebruikt. Tot aan de schoolverplichting tot 14 jaar waren de “afdragers” meestal jonge kinderen van 11 à 12 jaar. Het eigenlijke steenbakkerijbedrijf was seizoenwerk, van april tot september. Tijdens die 6 maand werden ongeveer 1.000.000 stenen per tafel of werkgroep gemaakt. Het aantal steenbakkers dat hier te werk gesteld werd, is niet te bepalen. Na het steenbakkerijseizoen zochten de arbeiders werk in de suikerfabrieken, enkele in België zelf maar de meesten in Noord-Frankrijk, voor een periode van 2 à 3 maand. De grote overstromingen van 1878 waren de inzet van de achteruitgang van de belangrijkste nijverheid van de streek. Buiten het fabricatiewerk gaven de steenbakkerijen nog veel gelegenheidswerk van diverse aard. Op elke steenbakkerij was zavel nodig en die werd van elders aangevoerd. Voor het branden van de stenen waren steenbakkerijkolen nodig die per schip langs de Schelde werden aangevoerd en een ploeg kolenlossers had werk om het schip te lossen en de kolen over de tragel te dragen en uit te gieten vlak bij de plaats waar de steenoven zou gezet worden. Eens de stenen gebakken waren, moesten deze verkocht en geladen worden, meestal in een “steenschip”. In het tussenseizoen, voor zover het weer en de overstromingen geen beletsel waren, werd klei uit de bodem gehaald voor het volgende seizoen. BROUWERIJEN, STOKERIJEN, MELKERIJ Met het opkomen van de industrialisatie ontstonden er naast textielfabrieken ook andere moderne bedrijven die gebruik maakten van industriële techniek. Zo ligt in de dorpskern van Zonnegem de voormalige brouwerij Rubbens. Dit beschermde monument werd reeds grotendeels gerestaureerd en omgevormd tot enkele woningen. In de nabije toekomst is de aanpak van de voormalige brouwzaal gepland. Een herbestemming van dit gebouw tot cultuurzaal is de laatste fase van een succesvol conservatieplan. Vzw De Oude brouwerij maakte dit alles met liefdevolle inspanning mogelijk. De vzw organiseert nu reeds op regelmatige basis gezellige evenementen met een knipoog naar het verleden. Ter 29 herinnering aan de vroegere brouwerij produceert de organisatie ook een nieuw ontwikkeld bier: de “Zonnegemse zot”. Brouwerij Huyghe in Melle is wel nog steeds actief. De geschiedenis van de brouwerij gaat terug op brouwerij-mouterij Den Appel, gesticht in 1904 door stamvader Leon Huyghe. Vandaag produceert de brouwerij met fierheid Delirium Tremens, ooit verkozen tot ’s werelds beste bier. Het huidige complex, gebouwd in 1936, omvat een indrukwekkende brouwzaal die uitgevoerd werd in art deco. Er bevindt zich ook een brouwerijmuseum waar de geschiedenis van het brouwproces wordt toegelicht. Aan de rechterzijde van de Hundelgemsesteenweg (komende van Gent), stond tot in de jaren ‘70 van de vorige eeuw de brouwerij Hul. Op de plaats waar dit statige gebouw zich bevond, was oorspronkelijk de brouwerij van de familie Wauters - Meiresonne. Na het overlijden van René Meiresonne werd de zaak verkocht aan Emiel, Viktor, Leonce en Maurice Hul, zonen van Augustijn Hul die boomzager was te Baaigem. Zij lieten op dezelfde plaats in de jaren ‘30 een nieuwe brouwerij optrekken die niet alleen bier brouwde maar ook minerale wateren en limonade leverde. De brouwerij bleef in handen van de familie Hul tot 15 maart 1963. Toen werd ze verkocht aan de brouwerijen Krüger en Piedboeuf. Dit statig industrieel erfgoed werd afgebroken in de jaren ‘70. Vandaag bevinden zich op het oorspronkelijke terrein van de brouwerij het gebouw en de parking van een warenhuisketen. De bieren die gebrouwd werden door brouwerij Hul waren: Export, Extra Stout, Faro Tafelbier, Helder Tafelbier, Hul Export, Hul Munich, Hul Pils, Pale Ale, Special. Bij Van den Hende was het Bock bier en bij Wauters: Extra Stout Anglais en Scotch Ale. Naast de merknaam Hul treffen we vandaag ook flessen van andere brouwerijen aan met onder andere de namen “De Kroon”, “Het Anker”, “Brouwerij De Plataan”. De brouwerijen die te Merelbeke voorkwamen tussen het einde van de 19de eeuw en het midden van de 20ste eeuw zijn: Brasserie Ch. De Doncker (Potaardeberg, 1892-1906), Brasserie Walter De Doncker (1911), Brasserie La Couronne – De Doncker (tot 1925), Brasserie S.A. Van Durme et Demarez (tot 1936), E&F Van Durme – brouwerij De Kroon (1954), Brasserie E. Hul (1932-1940 en Brouwerij Hul NV (tot 1963), Brasserie Vande Keere & Verhaeghe (18991903), Brasserie Ivo Verhaeghe & Edmond vande Keere (1905), Brasserie Albert Marsureel & Edmond vande Keere (tot 1910), Brasserie Albert Masureel (tot 1925), Albert Masureel Van Driessche – Brouwerij De Plataan (tot 1927), Brasserie Vander Snick (Place 1899-1900), Brasserie Leon Decq (tot 1906), Brasserie Achille Wauters (tot 1914), WautersMeiresonne – Brasserie de l’Ancre (tot 1937), E. Van den Hende. Er was en is ook ander lekkers in de streek: jeneverstokerij De Stoop in Merelbeke, landbouwstokerij Van Damme in Balegem en de geklasseerde stokerij Van de velde in Oosterzele getuigen van een allicht geweldig gezellig verleden ter plekke… Boer Jozef De Backer wekte de Stokerij Van Damme in 1862 tot geestrijk leven op de plek waar ze nu nog staat: aan Issegem, in de deelgemeente Balegem. Vandaag is ze in handen van Ludo Lampaert, een afstammeling van de Van Dammes die de stokerij van de stichter overnam. Hij exploiteert Vlaanderens laatste landbouwstokerij samen met zijn vrouw Dominique. 30 Stokerij Van Damme werkt op basis van graan en volgens een aloude distilleertraditie. Malen, weken, gisten, stoken, rijpen en versnijden zijn de achtereenvolgende productiestappen. Van Damme heeft in zijn assortiment graanjenevers, citroenjenever, kriekenjenever, advocaat en graanjeneverpralines. Het bedrijf is eigenlijk een sluitende biologische cirkel. De boer teelt graan (tarwe, rogge, gerst). Het graan wordt verwerkt tot jenever. De spoeling, die overblijft na het stookproces, is dierenvoeding. Dieren worden ermee vetgemest. De mest gaat terug naar de akker en verzekert een goede graanoogst. Zo gaat het nog steeds op de stokerij Van Damme. Sinds kort biedt de stokerij ook mogelijkheden voor hoevetoerisme. Met medewerking van de provincie Oost-Vlaanderen heeft de familie Lampaert werk gemaakt van de realisatie van een dertigtal slaapgelegenheden. Minder geestrijk maar niet minder boeiend is de geschiedenis van de Inexfabriek in Bavegem, een typisch verhaal van schaalvergroting en industrialisering. Oorspronkelijk gestart als bescheiden melkerij SintMartinus in 1898, groeide het bedrijf uit tot de zuivelgroep NV Inex, een speler op de internationale zuivelmarkt. Anno 2008 staat het bedrijf nog steeds op die plaats waar de PVBA oorspronkelijk werd gevestigd. Naast het grote nieuwe bedrijf staat het voormalige gebouw waarin de fabriek zat voor de oprichting van Inex. GROTE WEGEN NAAR DE STAD Het verhaal van de urbanisatie van het werkingsgebied is een verhaal van trams en treinen, stations en steenwegen. De verstedelijking van de regio hing in het verleden nauw samen met de ontsluiting van de gemeenten. Zo is de geschiedenis van tramlijn 20, die van 1912 tot begin jaren zeventig Melle rechtstreeks verbond met Gent, alweer een aspect van die boeiende dialoog tussen landelijkheid en stedelijkheid in die snel veranderende moderne wereld. Meer dan een halve eeuw lang ratelde een tram tussen Gent-Zuid en Merelbeke. Vanaf 1873 kwam België in een economische crisis terecht, onder andere veroorzaakt door een tekort aan eenvoudige en goedkope transportmiddelen. De tram, die vrij goedkoop was, werd dan ook vanaf 1885 snel populair. De tramlijn Gent-Zuid - Merelbeke werd aangelegd in 1886. Er werd tevens een locatie gezocht om het trammaterieel onder te brengen. Na een poging om een tramstelplaats in de buurt van de Schelde op te trekken, viel de uiteindelijke keuze op het dorp van Merelbeke. Op de locatie van de tramstelplaats werden locomotieven nagezien, onderhouden en bevoorraad met kolen en water. De site omvatte een woning, een stelplaats voor de locomotieven en rijtuigen, een weegbrug voor goederen, een goederenmagazijn, een waterkasteel, een kolenopslagplaats, een “lampisterie”, een schilderwerkplaats en 31 een laad- en loskade. Net voorbij het dorpsplein van Merelbeke vertrok de stoomtrein in de richting van Herzele. Het tracé dat hierbij gevolgd werd, is tot vandaag in het landschap terug te vinden. In Sint-Lievens-Houtem kruisten 2 tramlijnen mekaar: een eerste tussen Wetteren en Zottegem: deze werd in gebruik genomen in 1903, en werd weggenomen in 1951. Een tweede tussen Gent en Geraardsbergen. Vanaf de jaren 50 werden hiervan bepaalde delen afgeschaft. De lijn werd definitief opgebroken in 1955. Deze laatste lijn overbrugde voor een tramlijn te zijn in feite een tamelijk grote afstand – een afstand waartussen anders een spoorweg werd aangelegd. Trams stonden immers meestal eerder in functie van interlokaal verkeer. De tram stond in Houtem in de eerste plaats ten dienste van de textielindustrie. Zo had de tramlijn Gent-Herzele-Geraardsbergen in de Edgard Tinelstraat een aftakking naar de fabriek. Deze lijn diende enerzijds om de kolen en de grondstoffen aan te voeren en anderzijds om de afgewerkte producten weg te voeren. De tramlijn liep met een wijde boog door de fabriekspoort om te eindigen in de magazijnen, nu de ingang van de bibliotheek. De trambaan liep gedeeltelijk parallel met de Wetterse Steenweg. Hierlangs is nog een gebouw dat vroeger waarschijnlijk als herberg/wachtzaal heeft gefunctioneerd. In het centrum van Houtem bevond er zich een tramstatie op de bovenzijde van de markt, maar daarvan kunnen we vandaag jammer genoeg niets meer zien. In de jaren ‘54-‘55 van de vorige eeuw schakelde men over op bussen die goedkoper en sneller waren. Zowel dieselbussen als gyrobussen kregen onderdak in de tramstelplaats. In mei 1998 werden alle activiteiten in de tramstelplaats definitief beëindigd en kocht de gemeente Merelbeke de gebouwen over van De Lijn (die eigenaar was geworden doordat de buurtspoorwegen daarin waren opgegaan). Grappig genoeg bevindt zich in Houtem precies langs een deel van het oude tramsporennetwerk nu een busdepot van De Lijn. Op deze plaats worden we een beetje herinnerd aan hoe de bus de tram heeft vervangen. In Melle vinden we dan weer erfgoed dat meer met de trein te maken heeft: het oude stationsgebouw, beschermd als monument in 2004, was één van de eerste bakstenen stations van het land. 32 Maar er was ook verkeer over het water. Gent ligt aan de samenvloeiing van de Schelde en de Leie, wat er voor zorgde dat de stad in de loop van de tijd uitgroeide tot één van de belangrijkste knooppunten voor binnenscheepvaart. In Merelbeke werd de Ringvaart aangelegd om Gent makkelijker langs de waterwegen te bereiken. Daarvoor was het immers niet zo evident: nauwe en kronkelende kanalen, 4 sluizen met handbediening, vele beweegbare bruggen waar de op- en afvaart beurtelings geschiedde,… Men sprak onder schippers dan ook van “de stop van Gent” omdat een doorvaart van slechts 11,2 km wel 3 à 4 dagen in beslag nam. Door de komst van de Ringvaart nam de toegankelijkheid dus enorm toe. Reeds in 1948 werd besloten om een Ringvaart rond Gent te graven: men voorzag een gestage groei van de economie en een verdubbeling van het aantal schepen in Gent wat zou leiden tot een dreigende oververzadiging. Inderdaad verdubbelde het aantal schepen in de periode 1948-1964. Wilde Gent geen onoplosbaar knooppunt worden, was er dringend een modernisering van het waterwegennet nodig. Bovendien wou men de grotere schepen gemakkelijker doorgang bieden. Dit zou enorme kosten met zich meebrengen: een nieuw tracé zou worden gevolgd, andere afmetingen werden gehanteerd (grote Rijnschepen zouden elkaar op eenzelfde plaats kunnen kruisen terwijl een derde schip aangemeerd zou liggen), nieuwe sluizen en vaste bruggen werden voorzien. Op 18 november 1969 werd de Ringvaart officieel ingehuldigd. De eerste hangbrug in voorgespannen beton te Merelbeke was de W13, beter gekend onder de naam “Bergwijkbrug”(opengesteld in 1957). Ze wordt ook wel de proefbrug genoemd voor de grotere bruggen te Mariakerke en de W12 of de “Ter Handbrug”. De bruggen werden gebouwd op het eind van de jaren 1950 en in het begin van de jaren 1960. Het was professor Vandepitte die als ontwerper van dit nieuwe type brug wereldwijd beroemd werd. Ook de aannemersfirma die het aandurfde deze bruggen te bouwen verwierf hierdoor grote bekendheid. PENDELARBEID Het dichte Belgische spoorwegennet, dat tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw werd uitgebouwd, bevorderde in grote mate de economische en commerciële ontwikkeling van België op het kruispunt van de Europese handelswegen. Maar de spoorwegen hadden tevens een blijvende impact op de samenleving. De snelle industrialisering, vanaf de jaren 1860, deed de vraag naar goedkope arbeidskrachten in de stedelijke industriekernen en Waalse mijnbekkens steeds toenemen. Gelijktijdig met een aanhoudende landbouwcrisis werden veel jonge landbouwgezinnen hierdoor naar de steden gedreven. De middenklasse zag hoe de, in hun ogen, idyllische plattelandsmoraal onder druk kwam te staan en de overbevolkte steden verloederden tengevolge van arbeidersopstanden en epidemieën. Uit angst voor de economische en morele gevolgen van een plattelandsvlucht subsidieerde de regering, in 1869, de invoering van goedkope treinabonnementen voor arbeiders. De fabrieksarbeiders, bouwvakkers, mijnwerkers en handarbeiders van ‘den buiten’ werden nu aangemoedigd om dagelijks naar hun werkplek te sporen en ‘s avonds veilig naar huis terug te keren. De zogenaamde ‘werkliedentreinen’ kenden vanaf de jaren 1890 een overweldigend succes. In 1907 reisden 43 % van alle spoorwegpassagiers met een werkmanstreinkaartje en in 1911 werden 78.304.104 werkmansbiljetten verkocht of zo’n 71 % van de totale verkoop van treinkaartjes. De Brusselse socioloog Ernest Mahaim maakte in 1910 een studie van de pendelarbeiders en zijn cijfers stellen ons in staat om, hetzij voor een beperkte periode, een beeld te krijgen van de geografische verspreiding en sectoriële differentiëring van de pendelarbeid in het werkgebied van Viersprong Lnad van Rode. Zoals men kan verwachten was Gent, als grootste Vlaamse industriestad in deze periode, een 33 belangrijke aantrekkingspool voor arbeiders uit de streek. Maar daarnaast vertrokken dagelijks arbeiders naar Brussel, Charleroi en grote contingenten kompels naar de Henegouwse mijnbekkens van Marchienne en Couillet. Door de in gebruik name, in 1907, van het tramtraject Herzele - Merelbeke hadden de arbeiders een bijkomend alternatief om zich te verplaatsen naar Gent, Zottegem of Aalst. Een mijnwerker die vanuit Moortsele dagelijks naar Marchienne-Au-Pont in Henegouwen moest sporen had een dagreis van zo’n vier uur. Dit met een ongewassen werkplunje in een wagon met houten banken en de constante rook en ‘geur’ van tabak en stoom. De eventuele verplaatsing naar het station, te voet of met een fiets- of tramrit, niet meegerekend. Toch hadden deze arbeiders er een slopende tocht voor over om terug te keren naar hun stede, waar ze verbonden bleven met hun traditionele leefpatronen. Het dorp waar ze konden vertoeven onder familie en vrienden en waar de kosten voor het levensonderhoud en een woning veel lager waren. De pendelarbeiders combineerden met de hulp van het gezin hun job in de industrie of mijnbekkens met een landbouwbedrijfje om hun inkomen aan te vullen. Hierdoor bleven ze mentaal boeren, gehecht aan de traditionele structuren en verhoudingen op het platteland. De spoorwegen ontsloten het platteland ook voor nieuwe ideeën uit de steden. Vooral de opkomende socialistische arbeidersbeweging zag in de pendelarbeiders een hefboom om door te breken op het klerikale platteland. De spoorweghalte of het dichtstbijzijnde café - op weekdagen waren dat de plaatsen waar de pendelarbeiders samenkwamen - waren de uitgelezen plaatsen voor de socialisten uit de steden om propaganda te voeren. De werkmanstreinen en het dichte Belgische spoorwegennet hielden de massale vlucht van arbeiders naar de industriekernen tegen en zorgde ervoor dat het sociaal leven op het platteland intact bleef. De dorpen zijn aldus actieve leefgemeenschappen gebleven waar ondanks de veranderende sociaaleconomische context een sociaal en cultureel verenigingleven kon groeien en bloeien. In tegenstelling met de ons omringende landen ontstonden op deze manier geen massale woonkernen rond de steden. Het pendelen is voor Vlamingen sindsdien altijd een alternatief gebleven voor het wonen in of rond een stad3. GROTE WEGEN WERDEN TRAGE WEGEN Voetwegen, veldwegen, kerkwegels, … allemaal benamingen die worden gebruikt voor de aanduiding van de mooie en rustige wegen die op het platteland en in de bebouwde omgeving zorgen voor veilige verbindingen van dorp tot dorp, van kerk tot kerk, van boerderij tot boerderij. Hun behoud is niet alleen omwille van de veiligheid van zwakke weggebruikers belangrijk, maar ook zinvol omwille van landschappelijke en cultuurhistorische redenen. Deze ‘trage’ wegen of buurtwegen, hebben in vele gevallen ook een toeristisch-recreatieve functie, of zouden dat na een beperkt onderhoud kunnen krijgen. Toch worden op dit ogenblik een groot aantal van deze wegen in hun voortbestaan bedreigd, door ontbrekend onderhoud en onrechtmatige inpalming, gecombineerd met onbruik. Waakzaamheid is geboden, maar het is nog niet te laat. Een nauwe samenwerking tussen lokale en provinciale besturen, verenigingen en burgers kan, nu nog, zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk waardevolle buurtwegen. 3 Tekst over pendelarbeid van de hand van Bart De Nil. 34 Zogenaamde buurtwegen, kerkwegels, land- en voetwegen verdienen in onze gemeente actueel bijzondere aandacht en zorg omwille van hun historisch, landschappelijk, cultureel, ecologisch, recreatief en agrarisch belang. Historisch gezien is hun ontstaan in eerste instantie te situeren in functie van de bevordering van de mobiliteit. Vandaag de dag zijn het – voor zover er nog sprake is van een netwerk – verkeersveilige lokale verbindingen op het platteland en in dorpskernen. Er stellen zich echter een aantal problemen die hoger vermelde waarden en het gebruik in het gedrang brengen. Deze wegen dreigen aan hoge snelheid te verdwijnen. Er bestaat geen actuele, globale inventaris. Antwoorden op een aantal concrete vragen zijn niet pasklaar voorradig: welke wegen bestaan nog? In welke toestand? Zijn er hiaten? Door ruimtelijke ontwikkelingen, zoals o.a. verkavelingen, ontstaan onderbrekingen in het netwerk zonder dat verlenging wordt doorgevoerd. Wegen worden eenzijdig afgesloten door eigenaars of aangelanden of zij worden beetje bij beetje ingepalmd, bvb. door omploegen. Deze doodlopende wegen zijn letterlijk ten dode opgeschreven. Met de oprichting van een aantal ‘werkgroepen voetwegen’ in de schoot van het gemeentebesturen is getracht een aantal knelpunten en aandachtspunten m.b.t. de hoger problematiek op een structurele wijze aan de orde te stellen. De structurele aanpak bestaat klaarheid wordt geschapen omtrent het volledige buurtwegennetwerk van de gemeente, voorkomen dat bepaalde wegen worden afgeschaft omwille van opportuniteitsredenen, gepoogd andere wegen die nu niet meer gebruikt worden opnieuw in ere worden hersteld. betrokken geschetste erin dat er dat wordt dat wordt Behoud van een voetweg is waar mogelijk, ook voor probleemwegen, de beste oplossing. Maar dit behoud impliceert dan ook het daadwerkelijk toegankelijk maken, met inbegrip van het opruimen van hindernissen, en later onderhouden van de weg. Het is overigens net die nalatige houding t.a.v. het onderhoud die in het verleden op termijn geleid heeft tot de teloorgang van de voetwegen. Een eerste aantal acties op het terrein zijn de bunkerroute (een thematische route die heel wat voetwegen in de deelgemeenten Landskouter, Gijzenzele en Moortsele ontsluit en valoriseert), het Gondepad in Melle, de Driesbeekvalleiroute in Merelbeke en het Cotthempad in Sint-Lievens-Houtem. OORLOGSPAD De gemeenten Melle, Gontrode, Gijzenzele, Landskouter en Moortsele tellen heel wat stille getuigen van het oorlogsverleden. De ‘Tête de Pont de Gand’ of T.P.G. – reeds gepland op het einde van de jaren ’20, maar uitgevoerd midden de jaren ’30 (1934 – 1935) - telt 227 bunkers tussen de Schelde bij Kwatrecht en de Schelde bij Semmerzake en Eke en loopt vandaar verder tot de Leie bij Astene. De T.P.G. diende tot ondersteuning van het bruggenhoofd ten zuiden van Gent en maakte deel uit van een nationaal verdedigingswerk met drie verdedigingsgordels in het geval van een vijandelijk offensief. 35 De bunkerlinie bezuiden Gent werd aangelegd op een haast ononderbroken heuvelrug die loopt van Kwatrecht over Melle, Gontrode, Gijzenzele, Landskouter, Oosterzele, Moortsele, Munte, Schelderode tot Melsen, Vurste en Semmerzaken. De meeste van de bunkers van deze linie bleven bewaard. De "versterkte linie van het Bruggenhoofd Gent" werd uiteraard aangelegd om een naar de stad Gent oprukkende aanvaller op te vangen en tot staan te brengen. 36 EN VERDER… In het gebied waren vroeger verscheidene Frankische nederzettingen (Ukkelgem, Cottemcouterken, Effelare,…) De monumentale toegangspoort van het Verlorenbroodhof (Pain-Perdu) duidt de plaats aan waar in 1268 het vrouwenklooster van Ter Hagen stond, dat tolvrijdom genoot in heel het graafschap. De Vlaamse graven beschermden het sticht en nog in 1430 verleende Filips de Goede het zijn "bijzondere sauvegarde". In de parochie Vlierzele werd door de eeuwen heen een lange strijd gevoerd over de juiste patroonheilige: moest het nu de H. Bavo zijn of de H. Fledericus? De eerste werd opgedrongen vanuit Gent, de laatste was meer naar de zin van de plaatselijke inwoners. Fledericus beslechtte het pleit. Naar aanleiding van politieke moeilijkheden te Gent, in 1450 – 1453, probeerde Filips De Goede de opstanden militair te onderdrukken. Het leger van Geraardsbergen haalde het Gentse leger in te Merelbeke nabij de plaats “draaiboom”. Cornelius Seyssone, ook Sneyssens genaamd, was op dat ogenblik de vaandrig van het Gentse leger. Het verhaal wil dat Sneyssens’ rechterhand gebroken was. Toch vocht hij dapper verder met zijn linkerhand. Een bijlslag brak zijn rechterbeen, maar Sneyssens vocht verder, steunend op zijn stok. Het leek of hij nog geen druppel bloed verloren had . Een nieuwe bijlslag brak zijn andere been en de held viel op zijn knieën. Toch weigerde hij zich over te geven of genade te vragen. Een ridder kapte zijn hand af, maar Sneyssens hield de vlaggenstok vast tussen de plooi van zijn arm. Toen er hulp kwam, was het te laat. Sneyssens stierf als een held, tussen vele andere strijdmakkers. In Bavegem staat een “spooklinde”. Rond deze oude boom, die als landschap werd beschermd, leven vele volksverhalen. Ook jan De Lichte zou er zich in hebben verstopt! Het onderwijs was grotendeels in handen van de plaatselijke geestelijkheid. De overbevolkte klassen, het onregelmatige schoolbezoek en het voortijdig verlaten van de school waren medeoorzaken van het grote aantal analfabeten. In 1749 was te Merelbeke een rederijkerskamer actief. In 1861 werd een zanggenootschap opgericht “De Scheldegalm” dat in 1865 vervangen werd door een fanfare. Heel wat adellijke families hadden in deze streek hier hun buitenverblijf (“huys van plaisance”), vooral in Merelbeke en Melle. Bij K.B. van augustus 1838 werd Merelbeke gemachtigd een jaarmarkt van paarden en hoornvee te houden. Ook in Melle dacht men over een veemarkt na. Deze werd echter afgeblokt ten voordele van Houtemse belangen! In 1870 werden een aantal Merelbekenaren gemobiliseerd om mee te vechten in de Frans-Duitse oorlog. Samen met de nijverheid, waarvoor in het Gentse talrijke fabrieken en werkplaatsen gebouwd werden, ontwikkelde zich een sociale arbeidersbeweging die zich van Gent uit over de streek voortplantte. Op 4 augustus 1914 brak de eerste wereldoorlog uit en werd Merelbeke vanuit Gent fel beschoten. Nadat de bruggen over de Schelde vernield waren, trokken de troepen zich terug op Deinze. In de periode tussen de twee wereldoorlogen werd door Gent en omstreken zwaar geleden onder de economische crisis. Bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog werd in mei 1940 een groot deel van de bevolking over de Schelde geëvacueerd. Op 23 mei lag Merelbeke in de vuurlijn van het Belgisch geschut. Toen de mensen na een week terugkeerden, vonden ze vele huizen in puin of geplunderd en lagen lijken tussen het puin. In het voorjaar van 1944 begonnen de geallieerden met de bombardementen die de landing in Normandië voorafgingen. Bij hun poging om het belangrijke rangeerstation in de Stationswijk te 37 verlammen, voerden Anglo-Amerikaanse vliegtuigen hun opdracht met zo weinig precisie uit, dat er onder de burgerbevolking van Merelbeke, Melle en Gentbrugge, meer dan 400 slachtoffers vielen. Hele wijken werden weggevaagd. In de jaren ’50 beschikte Vlierzele over een openluchtzwembad. Het was een privévoorziening, maar het werd door de eigenaar toegankelijk gemaakt voor de plaatselijke bevolking. De idee van vrije tijd en ontspanning ontlook, met alle nieuwsgierigheid vandien. Tot in de jaren vijftig van vorige eeuw kwamen elk jaar straatmuzikanten afgezakt naar de eeuwenoude winterjaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem. De oudere mensen herinneren zich bijvoorbeeld nog goed hoe de Eeklose marktzanger Tamboer (Lionel Bauwens) ieder jaar voor heel wat ambiance zorgde met zijn liedjesteksten. Hij schreef liedjes over de actualiteit, liet er blaadjes van drukken, en verkocht die liedjesteksten dan op de markt. Hij zong de liedjes en speelde ondertussen accordeon. Zijn zoon speelde drum, en zijn vrouw verkocht de blaadjes. Rond hen schaarde zich een ganse menigte die al gauw het refrein van de liedjes begon mee te zingen. In 2008 werd op de jaarmarkt opnieuw met de oude traditie aangeknoopt! Voetbal werd op het Europese vasteland gelanceerd in 1863, toen een Ierse student aan het College der Paters Jozefieten in Melle er de spelregels introduceerde. 38 2.3.3. GROEIEN IN ERFGOEDBELEID De vier gemeentes van het werkingsgebied Viersprong beschikken reeds over een integraal en geïntegreerd cultuurbeleid. Alle vier beschikken ze over een goedgekeurd cultuurbeleidsplan en maken ze op basis daarvan werk van de uitbouw van het culturele leven. In deze landelijke gemeentes in de "schaduw" van de stad is het niet altijd even makkelijk om een culturele identiteit te consolideren. En toch zijn dit gemeentes waarin het culturele leven bruist. Overal zijn vele socio-culturele verenigingen actief, zijn er heel wat verscheidene culturele voorzieningen, en voorziet de lokale gemeentelijke overheid in subsidies voor culturele, gemeenschapsvormende projecten. In de cultuurbeleidsplannen van deze gemeentes is overal specifieke aandacht voor erfgoedbeleid. In elke gemeente zijn er op dit gebied zelfs gespecialiseerde stakeholders. In samenwerking met hen wordt het steeds meer mogelijk om sterk in te zetten op Erfgoeddag Open monumentendag, enz. De vierspronggemeentes willen een echter een erfgoedconvenant afsluiten om deze werking uit te breiden en de erfgoedbeleving te doen groeien. Een korte schets van het cultuurbeleid in het algemeen en het erfgoedbeleid in het bijzonder in dit gebied. 2.3.3.1. CULTUUR- EN ERFGOEDBELEID IN DE VIERSPRONGGEMEENTES MELLE Het cultuurbeleid in Melle kent 3 grote pijlers: de dienst cultuur, het gemeentelijk museum, archief en documentatiecentrum, en de bibliotheek. Naast de gemeentelijke diensten zijn er twee afdelingen muziek en woord van de academie E. Hullebroeck uit Gentbrugge in de gemeente, en er zijn tal van verenigingen actief. Op het gebied van erfgoed werkt de dienst cultuur voornamelijk projectmatig, in nauwe samenwerking met het museum, archief en documentatiecentrum. Dit laatste herbergt een statische collectie (zie inventaris), met jaarlijks een wisselende tentoonstelling tijdens de zomermaanden. Dit vaste onderdeel van de zomerkermis kan jaarlijks op heel wat bezoekers rekenen. Het museum biedt eveneens onderdeel aan de lokale afdeling van de Vereniging voor Familiekunde (genealogie) en de heemkundige vereniging De Gonde. MERELBEKE Naast de dienst cultuur en de plaatselijke openbare bibliotheek zijn er nog andere actoren met een aanbod: dienst naschoolse vorming (Huis Hebbelynck), academie voor podiumkunsten en muziekateliers 39 (kasteel Rotsart de Hertaing), het jeugdcentrum, dienstencentrum het Wilgenhof,… Er zijn tal van verenigingen actief in Merelbeke: socioculturele-, senioren-, erfgoed-, carnaval-verenigingen... Naast de klassieke betoelaging via de subsidiereglementen, kunnen verenigingen en individuen ook beroep doen op projectsubisdies. Erfgoed kwam concreet op de agenda te staan met de aanwerving van een archivaris. Naast het beheer van het archief in het gemeentehuis, bouwt deze ook erfgoedactiviteiten uit: Erfgoeddag, de erfgoedcommissie, Open Monumentendag. Daarnaast werden in Merelbeke reeds geslaagde erfgoedprojecten op touw gezet zoals het krulbolproject (herbeleven van een volkssport door een educatieve tentoonstelling in combinatie met initiaties). Krulbol werd te Merelbeke in het leven geroepen door een groep senioren en vooral naar aanleiding van de bouw van het “lokaal dienstencentrum” van het OCMW voor alle socio-culturele en sportieve verenigingen en waar deze senioren samenkomen. Het is in dit dienstencentrum dat de reizende tentoonstelling Krulbol een onderkomen vond. De collectie werd trouwens aangevuld met een aantal zaken van een lokale verzamelaar die ook voorzitter is van de Merelbeekse erfgoedcommissie. OOSTERZELE Oosterzele ontwikkelde de voorbije jaren een vrij sterk residentieel karakter. Elke deelgemeente behoudt ruim 25 jaar na de fusieoperatie nog steeds zijn eigenheid en specifieke karakter. Dat blijkt uit wat ze er doen, hun taal, hun verenigingsleven en de tradities die ze er eerbiedigen. Toch heeft Oosterzele één hart en één ziel. Dit wordt uitgebeeld in de ‘Zuil van de Samenhorigheid’, een monument in Balegemse Steen op het dorpsplein in Oosterzele. In de gemeente Oosterzele is sinds 1 maart 1995 een cultureel medewerker in dienst. De dienst werd toen opgericht als de dienst cultuur en informatie. De culturele medewerker stond m.a.w. dus ook in voor het informatiebeleid van het gemeentebestuur. Eén van de eerste wapenfeiten was de opmaak van de cultuurbeleidsnota 1995 – 2000. De culturele medewerker had als taak de basis te leggen van een culturele coördinatie en volgde een aantal culturele commissies op, zoals de raad voor cultuurbeleid, de Oosterzeelse kunstenaarskring (op initiatief van de cultuurdienst opgericht in 1995) en Oosterzele in Europa (een werkgroep die als voornaamste taak had het begrip ‘Europa’ te laten doorsijpelen in de gemeente). In het licht van het nieuwe cultuurdecreet werd de cultuurconsulent in 2003 aangesteld als cultuurbeleidcoördinator en maakte de gemeente werk van de huur van feestzaal De Kring te Balegem, dat als gemeenschapscentrum werd ingericht. De aanvraag tot instappen in het decreet werd ingediend, maar omwille van het ontbreken van de kredieten op Vlaams niveau werd al snel van deze piste afgeweken. In 2005 besliste het gemeentebestuur – ingegeven door de innovatieve en dynamische werking van de erfgoedcel van de culturele raad – om de geklasseerde pastorie van Moortsele te renoveren en deze als erfgoedcentrum in te richten. De aanpalende zaal werd eveneens opgeknapt en kreeg een bestemming als gemeenschapscentrum. De mooie, maar verloederde pastorietuin kreeg eveneens een facelift en kan met een openluchtamfitheater tal van activiteiten een uniek platform bieden. Sedert begin 2007 werd het luik informatie van de dienst afgesplitst, werd de cultuurmedewerker door de nieuwe gemeenteraad in de functie van cultuurbeleidcoördinator bevestigd. De cultuurbeleidcoördinator is vanaf dan exclusief tewerkgesteld op het vlak van cultuur. Begin 2007 werd 40 de dienst uitgebreid met een extra medewerker die instaat voor het zaalbeheer en deels voor de archiefwerking. Vandaag staat de dienst cultuur in voor o.a. de programmering in het gemeenschapscentrum, de verhuur van de infrastructuur, het vormingsaanbod, de promotie en de begeleiding van de culturele raad. Voor deelname aan het cultureel leven bevindt Oosterzele zich op relatief kleine afstand van cultuurstad Gent. Ook de buurgemeenten Merelbeke en Sint-Lievens-Houtem bieden een gevarieerd aanbod aan podiumkunsten aan. Maar ook binnen de eigen gemeentegrenzen zorgt een waaier aan verenigingen voor een boeiend en gevarieerd cultureel en educatief aanbod. Voor de organisatie van al deze activiteiten kunnen verenigingen, instellingen en individuen terecht in zowel gemeentelijke als private infrastructuur. De gemeente beschikt over een gemeenschapscentrum dat gespreid is over drie gebouwen, nl. GC De Kring te Balegem, de gemeentelijke bibliotheek en GC André De Ganck te Moortsele. SINT-LIEVENS-HOUTEM Het gemeentebestuur tracht via een actieve lokale cultuurbeleving bij te dragen aan een sterk sociaal weefsel. Op cultureel gebied beschikt de gemeente over een gemeenschapscentrum CC De Fabriek met uitgebreide programmering en een gemeentelijke bibliotheek (die deel uitmaakt van het interbibliothecair samenwerkingsverband Route 42, waar onder andere ook Oosterzele aan participeert). Beiden bevinden zich samen met andere vrijetijdsdiensten (sportdienst en jeugdhuis) rond een verkeersvrije koer in het 41 centrum van Sint-Lievens-Houtem. Verder is er een gemeentelijk vrijetijdsatelier “de Kreazolder”, er is gemeentelijk kunstonderwijs maar ook een bijzonder Muziekcentrum, een alternatieve vorm van muziekonderwijs te Bavegem. Daarnaast zijn er nog meer grotere en kleinere lokalen waarvan regelmatig gebruik wordt gemaakt voor het organiseren van tal van evenementen. Voor Open Monumentendag, Week van de Smaak en andere initiatieven mikt de gemeentelijke cultuurdienst op samenwerking met lokale verenigingen, sommige omdat ze specifiek met erfgoed begaan zijn (bv vzw de oude brouwerij), sommige omdat een erfgoedaspect aan bod kan komen in hun eigen werking (vzw de pastorie, KWB,…). De toeristische attractiepolen van deze gemeente zijn vooral haar volkscultuur en haar landelijke natuur. Zowel de inwoners van de gemeente zelf als heel wat bezoekers van buitenaf weten wat Sint-LievensHoutem betekent: het is de drempel van de Vlaamse Ardennen, én het is de plaats van de onovertroffen winterjaarmarkt. Houtem Jaarmarkt: beschermd immaterieel erfgoed – en nu? Het gemeentebestuur doet reeds lange tijd grote inspanningen om het erfgoedgegeven van de unieke winterjaarmarkt te beheren en te laten beleven. Hiertoe werd reeds een uitgediepte tentoonstelling georganiseerd in 2004, er werd in 2005 ook een publicatie uitgegeven met historische studie en fotoreportage van Michiel Hendrickx, wordt steeds meer werk gemaakt van een hedendaagse invulling van vroegere culturele aspecten (culinaire gastregio, tamboer op de markt, ...). Om het culturele draagvlak rond de winterjaarmarkt nog te vergroten werd in 2008 voor het eerst de link gemaakt met het landelijk initiatief ‘de Week van de Smaak’. Op die manier willen de organisatoren recent genomen opties (het sinds bijna 14 jaar uitnodigen van een Europese regio om zich toeristisch en culinair te presenteren tijdens Houtem Jaarmarkt, i.s.m. EROV) nog beter valoriseren. Ook de groots aangepakte Livinusfeesten in 2007 (een evenement dat pas elke 50 jaar wordt gevierd en dat ook samenhangt met de geschiedenis van de markt) getuigt van de intentie om de geschiedenis te laten beleven via zowel wetenschappelijk onderzoek als een overdonderend volksfeest. In 2008 diende de gemeente een aanvraag in om erkend te worden als Vlaams immaterieel erfgoed, waar door de Vlaamse overheid positief gevolg aan werd gegeven. Op dit ogenblik werkt de gemeente aan de productie van een kwalitatieve historische documentaire om het verleden en het heden van de markt vast te leggen en te ontsluiten voor een internationaal publiek. Er wordt ook werk gemaakt van een safeguardingsplan, dat zal ontwikkeld worden in de schoot van een stuurgroep en een beschermingscomité. In het verleden werd reeds samengewerkt met het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw (nu FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw na de fusie met Culturele Biografie Vlaanderen vzw). FARO verklaarde zich bereid om ook in de toekomst mee na te denken over de verdere positionering 42 van de winterjaarmarkt. Momenteel lopen ook de eerste contacten met Volkskunde Vlaanderen in functie van de toekomstige promotie van de winterjaarmarkt als volksculturele manifestatie. 2.3.3.2. STAKEHOLDERS In de vierspronggemeentes zijn heel wat stakeholders terug te vinden die zich specifiek bezighouden met erfgoed. Naast een ruime groep algemeen geïnteresseerden en een verzameling vrijwilligers, zijn er ook een aantal welbepaalde verenigingen, particulieren, private instellingen, enz. Een kort overzicht van samenwerkingsverbanden met betrekking tot erfgoed in onze regio: - vzw de oude brouwerij (Zonnegem) vzw erfgoedhuis Moortsele Archeome (archeologisch onderzoek i.s.m provinciale musea te Velzeke en Eename) Darcos, vereniging voor archeologie en oudheidkunde te Sint-Lievens-Houtem De Gonde, heemkundige kring van Melle Land van Rode, heemkundige kring Oosterzele provinciaal documentatiecentrum VVF in Melle Gemeentelijk museum en documentatiecentrum van Melle erfgoedcommissie Merelbeke Werkgroep Bottelaars Erfgoed Merelbeke Huys De Cocker Merelbeke Koninklijke Sint-Jozefsgilde Merelbeke De Muntenaar (feitelijke vereniging) Merelbeke www.landvanRode.be Merelbeke Werkgroep rond Etienne De Brouwer Merelbeke -… Leeszaal van het gemeentelijk archief en documentatiecentrum Melle 43 Uiteraard komen de lokale stakeholders met inbegrip van het gemeentebestuur in contact met bovenlokale erfgoedfactoren, zoals Solva (mbt archeologisch onderzoek), Faro (mbt concrete erfgoedprojecten), enz... 2.3.3.3. PLANNEN VOOR DE NABIJE TOEKOMST In het recente verleden hebben deze gemeentes in het intergemeentelijke samenwerkingsverband "Vijf" voor vijf" werk gemaakt van algemeen cultureel-toeristische projecten. Door de intentieverklaring om in de toekomst samen te werken rond erfgoed worden vanaf nu gezamenlijk georganiseerde erfgoedprojecten uitgebouwd. Zo zullen de vier samen participeren aan Erfgoeddag 2009. Er zijn ook ideeën voor andere gezamenlijke initiatieven (lezingen, uitstappen,…). Verder wordt in de loop van 2009 het opstarten van een erfgoedcel in 2010 voorbereid. Dit gebeurt door dezelfde ambtenaren die actief gewerkt en geschreven hebben aan dit beleidsplan, in samenwerking met een zo ruim mogelijke groep lokale medewerkers. 44 3. SWOT-ANALYSE 3.1. STERKTES ¾ Ervaring op het gebied van intergemeentelijke samenwerking Voormalig intergemeentelijk samenwerkingsverband tussen dezelfde gemeentes: “Vijf voor vijf” (deze gemeentes samen met Gavere); interbibliothecaire samenwerkingsverbanden zoals Route 42 (met o.a. Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem), De Vijf (Merelbeke, Deinze, Melle en Destelbergen) ¾ Het aanwezige erfgoed is uitgebreid en divers - natuurgebieden, beschermde landschapselementen - trage wegen over het hele grondgebied van de regio - industrieel erfgoed op het platteland / in de schaduw van de stad (brouwerijen, stokerijen, verblijfselen van de vroegere mobiliteit…) - winterjaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem - paardenwijdingen te Munte (Sint-Hubertusviering), te Merelbeke (Sint-Elooi), te Vlierzele (H. Fledericus) en te Zonnegem (H. Nikolaas) - volksverhalen - uiteenlopende collecties - … Voor een exhaustief overzicht zie de inventaris van het aanwezige erfgoed. ¾ Kwaliteitsvolle publicaties en onderzoek mbt lokaal erfgoed Voor een overzicht zie inventaris. ¾ Lokaal actieve erfgoedactoren - Heemkundige kringen in Melle en Oosterzele (”De Gonde” en het “Land van Rode”) - Provinciaal documentatiecentrum VVF in Melle - Erfgoedcommissie in Merelbeke - Erfgoedhuis in Oosterzele - Particulieren, verenigingen en private instellingen ¾ Enthousiaste vrijwilligers Het erfgoedveld kan rekenen op een grote ploeg enthousiaste vrijwilligers en lokale amateur historici ¾ Lokaal cultuurbeleid De deelnemende gemeenten beschikken over goedgekeurde cultuurbeleidsplannen en stellen een cultuurbeleidscoördinator te werk. Dit zorgde voor een professionalisering van het lokale cultuurveld. ¾ Gedeelde geschiedenis Een gedeelde historische achtergrond (het Land van Rode) bindt de deelnemende gemeenten. 45 3.2. KANSEN ¾ Erfgoed = van “nu” De interesse voor erfgoed in de brede betekenis van het woord groeit voortdurend (cfr. Open Monumentendag, Erfgoeddag… waaraan in de deelnemende gemeenten zo vaak mogelijk wordt geparticipeerd en waar men steeds op aanzienlijke opkomst kan rekenen). Er bestaan daarnaast vandaag veel overkoepelende en gespecialiseerde stakeholders waarmee samenwerkingsverbanden mogelijk zijn (Universiteit Gent, Vormingplus, Tapis plein vzw, Contactforum VCM, enz.) ¾ Erfgoed = van “hier” De historische verbondenheid van de participerende gemeenten opent de weg naar gezamenlijke projecten. Er is gedeeld erfgoed aanwijsbaar: de geschiedenis van het land van Rode, de plattelandsgeschiedenis, erfgoed op gebied van mobiliteit en verstedelijking, verloren gegane of tanende tradities zoals processies en ommegangen, vergeten streekproducten e.a. ¾ Erfgoed = van “ons” Lokale verenigingen en particulieren tonen bezorgdheid over het lokale erfgoed; vrijwilligers dragen graag zorg voor de eigen geschiedenis. Maar bovendien is er interesse bij een ruim publiek, waaruit een wijd reikend draagvlak voor erfgoedbeleid kan groeien. De activering van dit draagvlak gaat hand in hand met het onderzoeken en uitbouwen van het educatieve, of het toeristisch-recreatieve, of het algemeen culturele potentieel. ¾ Erfgoed = van “later” De grote schoolpopulatie in het referentiegebied creëert mogelijkheden om een jong en nieuw publiek aan te boren. Dit is een troef voor het educatieve potentieel van de erfgoedwerking, maar het is tevens van belang voor een gedragen erfgoedzorg met oog op de toekomst. 46 3.3. ZWAKTES ¾ Gebrek aan zichtbaarheid De regio kent een beperkt aantal musea en ‘erfgoedtoppers’. Daardoor is het aanwezige erfgoed momenteel niet altijd even zichtbaar. Veel waardevol erfgoed is bovendien in private handen en daardoor te weinig gekend. ¾ Gebrek aan bewaring Niet elke deelnemende gemeente beschikt over een professionele archiefwerking. In het algemeen is er een tekort aan professionele erfgoedactoren in ons werkingsgebied, waardoor er te weinig werk wordt gemaakt van het degelijk registreren, ordenen, bewaren en ontsluiten van wat aanwezig is. ¾ Gebrek aan middelen Gemeenten afzonderlijk beschikken over te weinig mogelijkheden voor een toereikende vorm van registratie en bewaring van erfgoed, maar ook ontbreekt het hen aan middelen voor een efficiënte ontsluiting en publiekswerking (financieel, logistiek, personeel enz.). ¾ Gebrek aan originaliteit en continuïteit Door het ontbreken van een samenwerkingsverband zijn kennis en projecten momenteel te versnipperd. (Daaruit volgt) Er is bovendien een gebrek aan originaliteit en creativiteit bij de ontsluiting van erfgoed , wat de verborgenheid ervan in de hand werkt en de beleving ervan in de weg komt te staan. ¾ Het gebrek aan professionals en deskundigheid Wordt als zwakte onderkend omdat het nogal vaak dezelfde mensen zijn die vanuit verschillende hoeken bij het gebeuren betrokken worden. Logisch gevolg is de overbevraging van deze enkelingen. ¾ Beperkte deelname van moeilijk bereikbare groepen Jongeren participeren zelden, noch actief, noch passief, aan culturele erfgoedactiviteiten. De bevolking tussen 20 jaar en 40 jaar oud is weinig georganiseerd en uit recent onderzoek blijkt dat ook de ruime seniorenbevolking beperkt wordt betrokken bij het (erfgoed-)verenigingsleven. ¾ Communicatie Het communicatiebeleid kan heel wat beter. Nog te vaak gaat ruim 90% van de tijd naar de organisatie en wordt aan de communicatie van het aanbod – meestal (te) kort voor het gebeuren – te weinig aandacht besteed. 47 3.4. BEDREIGINGEN ¾ Vergrijzing Er is een vergrijzing onder de actieve erfgoedactoren. Het is moeilijk om jonge mensen te bereiken. ¾ Draagvlak Er bestaat een beperkt politiek draagvlak voor erfgoed. Bovendien merken we ook bij private actoren dikwijls een beperking in overtuiging, waarbij wantrouwen kan leiden tot gemiste kansen (weigering om de collectie of het eigendom te ontsluiten owv angst voor diefstal,…) ¾ Semantiek Momenteel wordt het begrip ‘erfgoed’ nog te eng opgevat. Men vergeet al te vaak culinair erfgoed, mondeling erfgoed, recent erfgoed,… Anderzijds is het niet steeds gemakkelijk het onroerend en roerend erfgoed te scheiden binnen de werksfeer van het culturele erfgoed ¾ Concurrentie Er bestaat onderlinge concurrentie tussen de verschillende (vnl. private) actoren waardoor het werkterrein en de ontsluiting beperkt blijven ¾ Commercie Commerciële intenties op gebied van erfgoed overschaduwen vaak unieke mogelijkheden ¾ Saturatie Het overaanbod (nationale initiatieven zoals open monumentdag, erfgoedweekend, …) is zo groot dat verzadiging dreigt. ¾ Financiële beperkingen Het lokale aanbod is afhankelijk van de beschikbare financiële, logistieke en infrastructurele middelen. ¾ Lange termijnplanning Een planning op langere termijn wordt vaak gedwarsboomd door het sterk variërend evenementieel karakter van de ‘consumptie’, waarop moeilijk kan geanticipeerd worden in het kader van een langere termijnplanning. 48 4. MISSIE EN VISIE VAN DE ERFGOEDCEL DE ERFGOEDCEL VIERSPRONG – LAND VAN RODE FUNGEERT ALS COÖRDINEREND ERFGOEDORGAAN VOOR DE REGIO MET HET OOG OP EEN PROFESSIONELE VALORISATIE, REGISTRATIE, BEWARING EN ONTSLUITING VAN HET ERFGOED VAN VANDAAG EN VAN DE TOEKOMST. Laverend tussen de stad en het platteland, de drukte en de rust, vormen de gemeenten Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Hotem een aaneengesloten gebied met een niet zo evidente culturele identiteit. Vandaag zijn ze Oost-Vlaamse cluster in de Vlaamse Ruit, ingebed tussen Schelde en Dender, misschien elk met een erg eigen verhaal. Maar ooit viel dit gebied voor een groot gedeelte samen met het vroegere land van Rode. Het laten heropleven van dit gedeelde verleden is zeker een opportuniteit, maar vormt slechts één van de redenen om de handen in elkaar te slaan. Samen willen we werk maken van een regio die meer te bieden heeft dan bouwgronden en verkavelingen in de schaduw van de stad. Wij delen vaak hetzelfde karakter, dezelfde sfeer en smaken. Het (her)beleven van ons erfgoed mag daarbij niet ontbreken. De erfgoedcel Viersprong wil het gezicht van onze gezamenlijke geschiedenis reconstrueren, door ons gedeelde erfgoed opnieuw zichtbaar te maken. Want dat wij kunnen bogen op eeuwenoude tradities, bijzondere collecties en sprekende verhalen is een feit. Volkscultuur is bij het begin van de 21ste eeuw interessanter dan vroeger, meent Jacobs. 'Door het proces van mondialisering wordt de lokale identiteit overal belangrijker; mensen zoeken opnieuw houvast in hun eigen cultuur.' Ook op internationaal niveau speelt volkscultuur steeds meer mee. Sinds 2001 kan immaterieel erfgoed door de Unesco ook erkend worden als werelderfgoed, naast monumenten en landschappen. 4 De zoektocht naar ‘nieuwe vormen van samenwerking’ is een steeds terugkerend discours binnen de erfgoedsector. Het is immers een dynamische sector die steeds moet kunnen inspelen op het opduiken van nieuwe vormen, bijvoorbeeld digitaal erfgoed, of thema’s zoals culturele diversiteit. Met steeds in het achterhoofd de zorg voor een goede ontsluiting en bewaring van het cultureel erfgoed als fundament voor de bekendmaking bij een breder publiek. De vzw Erfgoedhuis te Oosterzele beoogt juist deze doelstelling. Namelijk: een goede zorg voor ons erfgoed en het ondersteunen van een werking rond welbepaalde erfgoedthema’s in een open structuur die toegankelijk is voor verenigingen, individuen en erfgoedinstellingen. En dit alles met een bovenlokaal perspectief. Het erfgoedbeleid in het Land van Rode buigt op een heel aantal spelers. Gemeenten en al dan niet georganiseerde vrijwilligers leveren inspanningen om erfgoed te bewaren en te doen herbeleven. Elke actor legt hierbij verschillende klemtonen en zet in op zijn eigen sterktes. De diversiteit van het lokale veld is een troef die de erfgoedcel wil benutten. De versnippering van middelen en inzet komt de efficiëntie en professionaliteit echter niet altijd ten goede. De erfgoedcel wil dan ook optreden als coördinerend erfgoedorgaan, en werk maken van een integraal en geïntegreerd erfgoedbeleid. Een duurzame en verregaande samenwerking tussen alle betrokken actoren kan de impact en reikwijdte van het erfgoedbeleid alleen maar vergroten. Het doel is hierbij geenszins bestaande initiatieven weg te concurreren of te stroomlijnen tot “erfgoedeenheidsworst”, wel om door vorming, afstemming en overleg stimulansen te bieden tot een gedegen en professioneel erfgoedbeleid voor het Land van Rode. 4 Tekst van Marc Jacobs m.b.t. gemeenschapsvormend karakter van erfgoedbeleid 49 5. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 5.1. DE ERFGOEDCEL GROEIT UIT TOT HÉT EXPERTISECENTRUM WAT BETREFT HET ERFGOED VAN DE REGIO ¾ In kaart brengen en inventariseren van het aanwezige erfgoed, zowel materieel als immaterieel ¾ Contacten uitbouwen met lokale actoren en in kaart brengen van de aanwezige behoeften ¾ Organisatie van vorming voor erfgoedactoren ¾ Uitgroeien tot kenniscentrum en aanspreekpunt voor zowel gespecialiseerde actoren als een zo breed mogelijk publiek 50 De erfgoedcel moet expertisecentrum worden; ze moet zicht hebben op het erfgoed van de regio: het erfgoed op zich, de lokale actoren, de kennis die voorhanden is. Daarenboven moet ze die kennis uitbouwen; ze moet interessante studies en projecten mogelijk maken door intensieve erfgoedwerking. Vervolgens moet ze deze kennis ontsluiten. In de omgekeerde richting moet ze het aanspreekpunt zijn voor alle erfgoedgerelateerde vragen met betrekking tot lokale en bovenlokale erfgoedkwesties. De erfgoedcel moet dit verwezenlijken door voortdurend te zorgen voor bijscholing en uitdieping, zowel voor de erfgoedcoördinatoren als voor andere erfgoedactoren, als voor het brede publieksveld. Participeren aan studiedagen, uitbrengen van publicaties, informatiemomenten op regelmatige basis, vormingsdagen, een soort spreekurensysteem, werkbezoeken e.d. moeten zowel de gespecialiseerde erfgoedmedewerkers als het brede publiek de mogelijkheid geven om steeds verder opgeleid te worden in de praktijk van de mondelinge geschiedenis, alsook te groeien in het besef van het belang van deze materie. 51 5.2. DE ERFGOEDCEL STIMULEERT SAMENWERKING, ZOWEL TUSSEN DE LOKALE ERFGOEDACTOREN ONDERLING ALS TUSSEN ERFGOEDACTOREN EN ANDERE VERWANTE SECTOREN. ¾ Aanmoedigen van de uitwisseling van expertise ¾ Efficiënt inzetten van mensen en middelen met aandacht voor de lokale sterktes ¾ Organisatie van structurele overlegmomenten voor de lokale erfgoedactoren ¾ Ontwikkelen van samenwerkingsverbanden met het toerismebeleid in de regio ¾ Onderwijsinstellingen en bibliotheken in de regio actief betrekken bij de werking van de erfgoedcel ¾ De band tussen erfgoed en de (amateur)kunstensector verdiepen 52 De erfgoedcel moet ervoor zorgen dat er meer dynamiek in het veld komt: ze moet de reeds aanwezige lokale actoren in kaart brengen; ze moet met lokale en bovenlokale actoren contacten uitbouwen om het erfgoednetwerk te verstevigen; ze moet stimuleren tot samenwerkingsverbanden en – acties. Dit kan gerealiseerd worden door het organiseren van ontmoetingsmomenten, wisselende werkgroepen, archiefoverleg, enz. Het uitbouwen van een actief netwerk gaat hand in hand met regelmatige informatie-uitwisseling tussen zowel specifieke erfgoedactoren als een zo breed mogelijk publiek. Het is de bedoeling dat de erfgoedcel ook bij dat ruime publiek bekend wordt als het expertisecentrum met betrekking tot het regionale erfgoed. Hiermee gaat samen dat de erfgoedcel dit ruimere publiek meer bewust maakt van wat erfgoed precies is. Dit kan gerealiseerd worden door sensibiliseringscampagnes, publicaties, nieuwsbrieven, enz. 53 5.3. DE ERFGOEDCEL WERKT PROACTIEF OM HET AANWEZIGE ERFGOED TE BEWAREN VOOR DE TOEKOMST. ¾ Actief op zoek gaan naar en inventariseren van het aanwezige erfgoed, zowel materieel als immaterieel, met het oog op het ontwikkelen van een gepaste conservatiestrategie ¾ Toezien op het professionele behoud en beheer van het erfgoed, ook wanneer het gaat om beheer door derden ¾ Werk maken van een centraal depot en documentatiecentrum waar particulieren private collecties in bewaring kunnen geven in samenwerking met de provincie. De erfgoedcel moet blijvend werk maken van de inventarisering van erfgoed en moet hieruit proactief maatregelen afleiden die moeten genomen worden in functie van goed behoud en beheer. Dit betekent in eerste instantie aanzetten tot het zo goed mogelijk bewaren. Dit kan zowel door het zelf voorzien in behoud (vb. archiefwerking, documentatiecentrum,…) als door het samenwerken met lokale of bovenlokale actoren (vb. depotbeheer op provinciaal niveau in ontwikkeling). Verder is de erfgoedcel het aanspreekpunt voor praktische vragen met betrekking tot collectiebeheer door particulieren of verenigingen. Op gebied van mondeling erfgoed heeft de praktijk van het conserveren nog een inhaalbeweging te maken. Tenslotte moet duurzaam samenwerken met het oog op bewaren stimuleren tot sensibilisering, zowel bij beleidsmakers als in het brede veld. 54 5.4. DE ERFGOEDCEL BOUWT EEN BREDE PUBLIEKSWERKING UIT IN DE REGIO IN SAMENWERKING MET ALLE ACTOREN, ZONDER HIERBIJ IN CONCURRENTIE TE TREDEN MET REEDS BESTAANDE INITIATIEVEN. ¾ Bewust maken van een grotere groep mensen van de waarde van het aanwezige erfgoed ¾ Stimuleren dat het brede publiek deelneemt aan initiatieven zoals OMD, Erfgoeddag, Nacht van de geschiedenis, Week van de Smaak etc. en hierbij optreden als regionaal coördinator ¾ Uitbouw van projectwerking gestoeld op gedeelde erfgoedelementen ¾ Uitbouw van een educatieve werking afgestemd op de moeilijk bereikbare doelgroep van kinderen en jongeren. ¾ Waken over de publieksvriendelijkheid van de aanwezige erfgoedactoren en -instellingen 55 Erfgoedprojecten kunnen educatief zijn maar net zo goed ontspannend. Met het oog op het aanspreken van het grote publiek, het aanwakkeren van groeiende interesse, kennis en bewustwording moeten erfgoedprojecten aantrekkelijk worden gemaakt. Het besef moet groeien dat erfgoed gewoon “leuk” kan zijn, zonder aan inhoudelijke kwaliteit in te boeten. Aandacht voor plezierige “doe”-projecten kan een groter draagvlak creëren. Bovendien bereikt men op die manier gemakkelijker bepaalde groepen. Het ontwikkelen van spelletjes, leerrijke zoektochten, het geven van initiaties, het op touw zetten van wedstrijden, wandeltochten, internetprojecten, leuke lesmappen of leerkoffers voor het onderwijs enz… kunnen voorbeelden zijn van zulke activiteiten. 56 5.5. DE ERFGOEDCEL ONTWIKKELT EEN DOELTREFFENDE COMMUNICATIESTRATEGIE VOOR DE REGIO. ¾ Uitwerken van een herkenbare huisstijl en een eigen gezicht voor erfgoed in de regio ¾ Op elkaar afstemmen van de communicatie van de erfgoedactoren ¾ Aanboren van nieuwe doelgroepen door aandacht voor nieuwe media en interactiviteit 57 Een professioneel uitgebouwde communicatiestrategie staat ten dienste van een geslaagde hedendaagse publiekswerking. Een website is functioneel informerend maar helpt ook bij het stimuleren tot participatie. Aandacht voor nieuwe media kan ook betekenen: een interactieve beeldendatabank, het installeren van een blog, een goede digitale nieuwsbrief... Een bepaalde vorm van digitaal forum is belangrijk voor het gemeenschapsvormende aspect vandaag de dag. Hier kunnen zowel gespecialiseerde scholen als andere doelgroepen niet alleen elkaar ontmoeten, ze kunnen ook samen aan de slag gaan! 58 5.6. DE ERFGOEDCEL WERKT GEMEENSCHAPSVORMEND OM HET SOCIAAL WEEFSEL IN DE REGIO TE VERSTERKEN. ¾ Koppelen van erfgoedbeleving aan gemeenschapsvormende activiteiten ¾ Actief betrekken van het verenigingsleven in de werking van de erfgoedcel ¾ Micro- en macrolokale identiteit herwaarderen en bevestigen 59 Erfgoedwerking is pas effectief wanneer de (her)beleving nadien verder doorgegeven wordt. Dit maakt dat ze, net als de culturele werking in de brede zin, ingebed moet zijn in het sociale weefsel van de gemeenschap. Erfgoedwerking kan ook ingezet worden in functie van dit sociale weefsel, door het herwaarderen en verstevigen van de eigen identiteit. Dorpsgerichte projecten, nieuw leven geven aan zeer plaatselijke tradities, feesten, sporten brengt mensen bij mekaar. Samen erfgoed met plezier herontdekken is leerrijk, maar ook aangenaam samenzijn. Samen het verleden herbeleven laat vriendschap in de toekomst ontstaan. 60 6. PLAATS EN ORGANISATIE VAN DE ERFGOEDCEL 6.1. PROJECTVERENIGING EN ERFGOEDCEL VIERSPRONG – LAND VAN RODE De projectvereniging stelt zich tot doel een intergemeentelijk erfgoedbeleid op te zetten door middel van een intensieve samenwerking tussen de gemeentes Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-LievensHoutem. Bij de opmaak van het beleidsplan 2009-2014 zijn er nog geen erfgoedcoördinatoren tewerk gesteld. Het plan werd opgesteld door de bevoegde ambtenaren volgens het participatieproces zoals hierboven beschreven. Wanneer Viersprong – Land van Rode een erfgoedconvenant met de Vlaamse overheid kan bekomen zal de projectvereniging 2 coördinatoren in dienst nemen voor het uitvoeren van het beleid, zoals voorzien in het decreet behoudend intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001. De opstart van de erfgoedcel zal in de loop van 2009 uitgestippeld worden door dezelfde ambtenaren die bij het planproces waren betrokken. Zij zullen de opstart faciliteren via het voorbereiden van enige concrete projecten die door de erfgoedcoördinatoren vanaf 2010 kunnen worden uitgewerkt (zoals bijvoorbeeld het uitbrengen van een eerste publicatie). In de loop van 2009 zullen de betrokken gemeentes voor het eerst gezamenlijk participeren aan erfgoeddag. Op deze wijze geven de betrokken ambtenaren een aanzet tot een structureel intergemeentelijke samenwerkingsverband. Ook na de opstartfase van de erfgoedcel blijven zij nauw betrokken bij de werking. 6.2. LOCATIE De erfgoedcel Viersprong – Land van Rode zal gevestigd worden te Oosterzele in de gebouwen van het Erfgoedhuis P.a. Sint-Antoniusplein 10, 9860 Moortsele (Oosterzele). Op de Oosterzeelse gemeenteraad van 24 september 2003 werd de principebeslissing houdende de opdracht tot renovatiewerken van het pastorijgebouw te Moortsele goedgekeurd. Deze beleidsdaad vormde de basis van een ambitieus en innovatief erfgoedproject. Het concept kadert binnen het cultureel beleidsplan en beoogt een maximale invulling van het hoofdstuk cultureel erfgoed. De initiële doelstelling van de renovatie van de Pastorie was om onderdak te bieden aan het gemeentearchief en om binnen de deelgemeente Moortsele een polyvalente ruimte te creëren die door de verenigingen kan worden aangewend. Maar vlug groeide het idee om dit huis maximaal te benutten door het tevens aan enkele sterke ‘erfgoed-actoren’, actief binnen een bepaald werkveld, als ‘thuisbasis’ aan te bieden. Deze ‘bewoners’ zouden het ‘erfgoedhuis’ mogen gebruiken als uitvalsbasis voor hun eigen 61 activiteiten en tegelijk meewerken aan de uitbouw van de site als een platform voor lokale en regionale erfgoedprojecten. Dit project is geen beleidsdaad van een supra-lokale overheid, een professionele erfgoedinstelling of een steunpunt binnen de erfgoedsector. Het is daarentegen het initiatief van een lokaal bestuur, enkele vrijwilligers en verenigingen. Met andere woorden: van onder uit. Het resultaat van deze samenwerking is een innovatief erfgoedproject waardoor waardevol onroerend erfgoed een herbestemming kreeg die relevant is voor de samenleving. De pastorie (Sint-Antoniusplein, nr. 10) werd opgetrokken in 1781 en is representatief voor de 2de helft van de 18de eeuw. In het laatste kwart van de 19de eeuw werd het pand uitgebreid en opgetrokken waardoor het een representatief voorbeeld van evoluerende architectuur wordt. De interieurindeling en aankleding (stucwerk, schrijnwerk, schouwmantels, vloeren, hang- en sluitwerk, ...) uit beide periodes bleven bewaard binnen één gebouw wat uitzonderlijk is. De pastorie is ingeplant in een landschappelijk aangelegde tuin met vijver met brugje. Sinds 2 maart 2003 is de site voorlopig beschermd. De pastorie werd door de gemeente Oosterzele gerenoveerd en omgevormd tot een zeer goed uitgerust erfgoedcentrum, met ondermeer: bureaus, archiefdepots, vergaderruimten, een leeszaal en een polyvalente zaal. Ze is ingeplant in een landschappelijk aangelegde tuin met vijver met brugje. Samen met de renovatie werd de landschapstuin heraangelegd en werd er een groot terras en een auditorium voorzien. Ideaal voor openluchtactiviteiten. 6.3. RAAD VAN BESTUUR De Raad van Bestuur van de projectvereniging bestaat uit stemgerechtigde leden en leden met een raadgevende stem. De stemgerechtigde leden zijn de schepenen voor cultuurbeleid van de deelnemende gemeentes. De voorzitter wordt gekozen uit de stemgerechtigde leden. Daarnaast duidt ook elke deelnemende gemeente één afgevaardigde aan, als lid met een raadgevende stem. Deze afgevaardigden zijn steeds raadsleden in de deelnemende gemeentes, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het OCMW. De Raad van Bestuur zet de lijnen uit voor de inhoudelijke en praktische werking van de erfgoedcel Viersprong. Een lijst met de leden van de raad van bestuur is opgenomen in bijlage. 6.4. PLATFORM ERFGOEDBELEID In het Platform erfgoedbeleid komt het bestuur samen met de betrokken ambtenaren; dit zijn de respectievelijke cultuurbeleidscoördinatoren en/of andere ambtenaren die specifiek werken rond erfgoed in de participerende gemeenten (bijvoorbeeld archivarissen). Wanneer de erfgoedcel is opgericht worden ook de erfgoedcoördinatoren toegevoegd aan dit platform. Het platform bedenkt, geeft aanzet tot, schuift concrete projecten naar voor. Deze worden hier voorgelegd en verduidelijkt aan het bestuur. 62 Het verder uitwerken van de goedgekeurde projecten gebeurt door projectgerichte werkgroepen, die gecoördineerd en begeleid worden door de erfgoedcel. Bij het overleg in het platform kunnen steeds externen uitgenodigd worden die later in deze werkgroepen terecht komen. 6.5. PROJECTWERKGROEPEN Met het oog op de uitvoering van het beleidsplan (en de daaruit voortkomende actieplannen) worden in functie van projecten of thema’s werkgroepen samengesteld. Deze werkgroepen bestaan uit telkens andere lokale actoren, die aangevuld kunnen worden met deskundigen, betrokken ambtenaren, enz. Werkgroepen komen samen afhankelijk van de te nemen/coördineren initiatieven. Het gaat dus niet om structurele verbintenissen, maar om ad hoc werkgroepen die afhankelijk van projecten worden opgericht, en die samengesteld worden naargelang de noodzaak. Ze worden begeleid door de erfgoedcel. 6.6. ERFGOEDCEL ALS BOVENLOKALE ACTOR In de nabijheid van verscheidene groot- en kleinstedelijke gebieden zal de erfgoedcel Viersprong - Land van Rode zich ontfermen over het erfgoed van een gemeenschap die haar landelijk karakter koestert. Het dynamiseren van de lokale immateriële geschiedenis speelt een belangrijke rol in de versterking van het sociale weefsel. Voor deze regio die haar identiteit moet uitbouwen in de schaduw van de stad zal een intensieve erfgoedwerking een belangrijke stimulans zijn voor het brede socio-culturele veld. De stad moet echter niet gezien worden als bedreiging maar juist als complementaire realiteit. Niet alleen hebben deze gemeenten doorheen de geschiedenis een connectie gehad met (vooral) de stad Gent, ook vandaag nog zijn heel wat inwoners uit deze regio op Gent gericht voor de grootstedelijke functies. In die zin moet het opbouwen van een relatie met de Gentse erfgoedcel voor onze erfgoedcel Viersprong niet alleen gezien worden als opportuniteit maar meer nog als noodzakelijkheid. Uiteraard moet deze bijzondere connectie gekaderd worden in het overleg binnen het ruime veld van erfgoedcellen in het bijzonder en erfgoedactoren in het algemeen. Tot slot betekent de erfgoedcel Viersprong voor dit gebied een dynamische aanvulling voor het breder cultureel veld, wat moet resulteren in een continue kruisbestuiving. Voor de lokale en bovenlokale professionele erfgoedactoren is de erfgoedcel zowel partner, adviseur, mediator als leerling. Ook voor de niet-professionele erfgoedactoren wil de erfgoedcel deze rollen op zich nemen. 63 7. BEGROTING Begroting werkingsjaar 2009 Het werkingsjaar 2009 betekent de opstart van de projectvereniging Viersprong Land van Rode. Een concrete jaarwerking dient nog te worden uitgewerkt, maar de grote krijtlijnen zijn er reeds. De begroting gaat uit van de inkomsten, die voor dit werkingsjaar bestaan uit de inbreng van de 4 partnergemeenten. Per gemeente wordt 0,10 EUR per inwoner voorzien, waarbij het bedrag afgerond werd naar het volgende honderdtal. In een volgende fase wordt de begroting verfijnd. INKOMSTEN Omschrijving 2009-2010 Financiële inbreng van de partnergemeenten Merelbeke Melle Oosterzele Sint-Lievens-Houtem 1100,00 EUR Totaal 5800,00 EUR 2300,00 EUR 1400,00 EUR 1000,00 EUR UITGAVEN Omschrijving Werkingskosten 2009-2010 Activiteiten Erfgoeddag Uitstap Lezingen Drukwerk en promotiekosten 2900,00 EUR 2900,00 EUR Totaal 5800,00 EUR 64 8. BIJLAGEN - inventaris van het aanwezige erfgoed overzicht van publicaties m.b.t. erfgoed in de regio lijst van de leden van de raad van bestuur lijst van geraadpleegde werken enquêteformulier Merelbeke formulier bevraging Sint-Lievens-Houtem 65 Inventaris van het aanwezige erfgoed INVENTARIS ERFGOED MELLE I) Materieel erfgoed a) onroerend erfgoed NB: Onroerend erfgoed aangeduid met een sterretje* behoort tot het beschermde erfgoed. 1. Bouwkundig - religieuze architectuur Parochiekerk St.-Martinus met waardevol en beschermd orgel* (Van Peteghem) Melle Neo-romaanse plattelandskerk, ingewijd in 1841, gebouwd naar een ontwerp van Louis Minard. Parochiekerk St. Bavo met waardevol en beschermd orgel* (Lovaert), Gontrode Neogotisch kerkgebouw, ingewijd in 1855, gebouwd naar een ontwerp van E. H. Jan-August Clarysse Parochiekerk OLV-Onbevlekt Ontvangen, Melle-Vogelhoek Ingewijd in 1871, in oorsprong een kapel, parochiaal horende bij Merelbeke-Flora en sinds 1967 een autonome parochiekerk. O.L.Vrouwkapelletjes in de Wezenstraat, op de hoek van de Pontstraat en de Kloosterstraat, de Kloosterstraat, het Dorpsplein, de Lindestraat, aan het Lammeke, de Driesstraat, de Schauwegemstraat, de Vossenstraat, de Collegebaan, Kalverhagestraat en de Kapellendries. De pastorijen in Melle-Centrum, Melle-Vogelhoek en Gontrode - plattelandsarchitectuur (hoeves, molens, bakhuizen, melkerijen,…) Hoeve Verbrande Bosstede Erf Cleyn Begijnhofstede Hoeve Hof ter Geerbos Hof ter Eiken Scheldehoeve Cruysvelthoeve Hof ter Camere Hoeve De Langeminte Rossaerthoeve*, Gontrode. (Thans ingericht als proefhoeve van de faculteit landbouwwetenschappen aan de UGent) Avertuunstede Hof van Ghinderomme Mullemhoeve Schauwboshoeve Goed ten Abeele e.a. -industriële architectuur (fabrieken, brouwerijen, steenbakkerijen, stokerijen,…) Brouwerij Huyghe (voorheen brouwerij en mouterij Den Appel) Voormalige textielfabrieken en ateliers 66 - - funerair erfgoed Kasteel de Potter d’Indoye* Kasteel De Varens* Kasteel De Bueren* Kasteel Ter Camere Kasteel Pycke de ten Aerde Villa des Palmiers, Melle Villa Céline, Melle publieke architectuur (sociale woningen, scholen, gemeentehuizen, tramstelplaatsen, enz) - gemeentelijke begraafplaats en kerkhof aan de Sint-Martinuskerk met enkele waardevolle (familie)graven burgerlijke gebouwen (privéwoningen, kastelen, bijzondere woongebieden) Melle telt een aantal kastelen op haar grondgebied. Gezien de regio vroeger fungeerde als centrum van de bloementeelt, zijn er ook een heel aantal riante bloemistenvilla’s uit de 19e-20e eeuw. - Koperslagerij Van Der Loef, familiebedrijf dat teruggaat op 8 generaties Psychiatrisch centrum Caritas Woon- en zorgcentrum Kannunik Triest met o.a. glasramen uit de gewezen kapel van het vroegere klooster H. Hart Tuinbouwschool, voormalig kasteel Zwaenhoek, met opmerkelijke oranjerie* in neo-classicistische stijl College van de paters Jozefieten*, voormalige priorij van het augustijnenklooster OLV-Ten Hole Voormalig stationsgebouw NMBS*: één van de oudste bakstenen stations van België Oud-Gemeentehuis, thans museum, archief en documentatiecentrum Dorpsschool Sint-Vincentius, Gontrode oorlogserfgoed Voormalige zeppelinbasis uit de Eerste Wereldoorlog in Gontrode, later gebruikt als vliegveld voor bommenwerpers. 2. Landschap & natuur - - landschapselementen hoogstamboomgaard te Gontrode Aalmoesenijbos Scheldeoever en oevers van de Ringvaart Molenbeekvallei trage wegen (geïnventariseerd door Leen Voet, dienst Verkeer) - dorpszicht 67 kasteelpark de Potter d’Indoye b) roerend erfgoed 1. Archieven en inventarissen Gemeentelijk Het grootste deel van het oud archief wordt bewaard in het Rijksarchief. Wat nog rest aan modern archief van Melle en Gontrode wordt bewaard in het gemeentelijk archief. Behoudens wat traditioneel onder archiefstukken wordt begrepen wordt divers documentatiemateriaal over Melle en Gontrode en haar bewoners bijeengebracht en ontsloten in het Gemeentelijk Archief en Documentatiecentrum. Ook een aantal Melse verenigingen deponeerden hier hun archief. Kerkelijk Archieven van de parochies en de kerkfabrieken. Een deel van het oud kerkarchief van Gontrode wordt bewaard in de pastorij van de Sint-Bavoparochie en werd volledig gedigitaliseerd door medewerkers van het Gemeentelijk Archief en Documentatiecentrum. - Instellingen Zowel psychiatrisch centrum Caritas als het college van de paters jozefieten beheren een eigen archief. Het archief van het vroegere klooster H. Hart is ondergebracht bij de Zusters van Sint-Vincentius a Paulo te Sint-Denijs-Westrem. - Verenigingen de Heemkundige Vereniging De Gonde eigen archiefbestand, tijdschrift ‘De Gonde’, tijdschriften collecties van alle OostVlaamse heemkundige en geschiedkundige kringen en genootschappen, zelf uitgegeven boeken en brochures, heemkundige voorwerpen, affiches, boeken in verband met plaatselijke geschiedenis en archeologie etc.. De Heemkundige Vereniging De Gonde legde in haar publicaties een groot deel van het sociale, culturele en godsdienstige leven in de gemeente Melle vast. Vlaamse Vereniging voor Familiekunde (VVF), afdeling Melle boeken in verband met genealogie documentatiemappen per familie tijdschriften collectie doodsprentjes en –doodsbrieven (index raadpleegbaar op internet) en overlijdensberichten uit de kranten collectie communieprentjes, geboortekaartjes en huwelijksaankondigingen Particulieren Het gemeentelijk museum huisvest een fotoarchief (gedigitaliseerd, ca. 7500 foto’s m.b.t. Melle en Gontrode) en een bescheiden film- en klankarchief. Hiernaast zijn ook een aantal archieven particulier bezit, in hoofdzaak van adellijke families. 68 2. Musea - Gemeentelijk museum, archief en documentatiecentrum Brusselsesteenweg 393-395 Een beknopt overzicht van de collectie: -Heemkundig kamertje (meubels, gebruiksvoorwerpen en alaam, vooral uit het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw) -Afdeling archeologie (resultanten van de archeologische opgravingscampagnes georganiseerd door de Heemkundige Vereniging De Gonde) met als topstukken o.a. een aardewerken ruiterstatuette uit de 14de eeuw, komende van het Tempelhof te Gent … -Afdeling rond het leven en werk van de Melse beeldhouwer Jules Vits (18681935), deze kunstenaar werkte inhoudelijk vooral rond religieuze thema’s, maakte stukken om in te passen bij woningbouw, ontwierp ettelijke oorlogsmonumenten in de periode van het Interbellum, was uiterst bedreven in de portretkunst en creëerde pareltjes van funeraire kunst. Qua stijl werkte hij vooral monumentaal realistisch met hier en daar accentjes die verwijzen naar de art-nouveau en de art-déco. Zijn werk is tot op vandaag over het gehele land, vaak in de publieke ruimte nog te bewonderen. Tevens is heel wat van zijn artistiek werk richting buitenland gegaan (Frankrijk, Nederland, Ierland …). Met meer dan 130 maquettes en modellen biedt ons museum een mooi overzicht van zijn oeuvre, zijn eerste en zijn laatste werk steken eveneens in de collectie. Jules Vits ontving bij zijn afstuderen aan de kunstacademie te Gent een gouden medaille en was een tijdje in de leer in het atelier van Aloïs De Beule. -In opbouw: afdeling ronde het ambachtelijk deel van de pijlenmakerij van de familie Gyselinck die sinds half de 17de eeuw deze bedrijvigheid in onze gemeente ontwikkelde. -een gedeelte van de collectie rouwborden komende uit de Sint-Martinuskerk te Melle. -De oude vaandels van de Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia. -De processieklederen, -beelden en bijhorende pancartes van de Sint-Martinusparochie te Melle. -Een 18de eeuws gepolychromeerd houten beeld van Sint-Antonius-abt uit de oude Sint-Martinuskerk te Melle. -De gietijzeren klok uit het torentje van de kapel op Melle-Vogelhoek (19de eeuws). - Brouwerijmuseum Geraardbergsesteenweg 14B Het museum wordt uitgebaat door brouwerij Huyghe en is enkel open op afspraak. Het verhaalt de geschiedenis van de brouwerij en het Deliriumbier. - Etnografisch museum van het college van paters jozefieten Brusselsesteenweg 459 Dit ‘rariteitenkabinet’ bevat een zeer diverse collectie objecten die door de jaren heen aan de school geschonken zijn. Ze geven een goed beeld van het internationale verleden van de school. 3. Roerende landschapselementen 69 het monument ter ere van de in oktober 1914 gesneuvelde Franse marinesoldaten*,1934, Gemeenteplein. Lieveke, 1986, Gemeenteplein n.a.v. 50 jaar na het overlijden van de Melse kunstenaar Jules Vits. de gerestaureerde schandpaal, 1987, Gemeenteplein. H. Hartbeeld (Dorpsplein / 1938). het monumentale kruisbeeld aan de Collegebaan van de beeldhouwer Aloïs De Beule, 1934, op initiatief van ‘de Vrienden van het Kruis’ de Vijflink (wijk Park ten Hove / 2000) het Vogelmonument (wijk Vogelhoek / 2000) het Sint-Bavobeeld (voor de gelijknamige kerk in Gontrode / 2005) Moeder en jongetje (pleintje voor het O.C.M.W.-gebouw / 1995). Daarnaast zijn er ook een heel aantal kleine erfgoedelementen, die al dan niet deel uitmaken van het onroerende erfgoed: bvb. voetschrepers, deurbeslag, waardevolle bomen, hekkens. De Heemkundige Vereniging De Gonde en Foto- en Diaclub Iris plant hierrond een erfgoedproject dat in 2010 zal uitmonden in een tentoonstelling. 4. Archeologische vondsten Een aantal archeologische vondsten uit Melle worden bewaard en tentoongesteld in het Gemeentelijk Museum. Het zijn de resultaten van opgravingen door de Heemkundige Vereniging De Gonde verricht op volgende sites te Melle: -Cortrosine, de walgracht van de burcht van de heren van Melle, verwoest in de 16de eeuw (Ovenveldstraat). -Boomgaard in de Tuinbouwschool (gedeelte van de gewezen begraafplaats van het klooster Nonnenbos). Ook de de Oost-Vlaamse provinciale archeologische dienst (opgravingen op de gronden van de Venecoverkaveling, omgeving Geraardsbergsesteenweg), het Bijlokemuseum te Gent en het Vleeshuis te Antwerpen bewaren archeologische vondsten uit Melle (artefacten uit de Schelde uit de verzameling van Hasse). In verband met deze archeologische opgravingen zijn ettelijke artikels verschenen in het heemkundig tijdschrift ‘De Gonde’. 5. Collecties Kerkelijke collecties: Een aanzienlijk deel wordt bewaard in het gemeentelijk museum (zie boven) of is in particuliere handen. Particuliere collecties: De adellijke familie de Potter d’Indoye bezit een aanzienlijke collectie, met ondermeer een schilderij dat de Slag van Melle verbeeldt 70 2) Immaterieel erfgoed 1. Feesten en rituelen -kermissen: De gemeentelijk zomerkermis (weekend met de eerste zondag van juli) en de winterkermis ontstaan n.a.v. de feestdag van de H. Hubertus (3 november), de tweede patroonheilige van de SintMartinusparochie. Tevens ook een aantal diverse wijkkermissen met een zeer lange en volkse traditie (Drieswijk, Elsdries, Kapellekenswijk, Gontrode, Vogelhoek) -gebedsstonden aan de verschillende kapelletjes in de meimaand -Tot in de jaren ’60 kende Melle een aantal processies in het centrum van de gemeente en in Gontrode, bij voorbeeld naar aanleiding van Sacramentsdag in juni. Deze processies zijn momenteel in onbruik geraakt. -reuzen: de oude reuzen Lobbe en Sefa en dochter Odette dateerden van begin de jaren 1900 maar verdwenen eind de jaren 1940. Melle kreeg naar aanleiding van de zomerkermis van 1986 drie nieuwe reuzen: Ruud en Mapoe, gemaakt naar twee Melse volksfiguren, die toen nog leefden. Tevens was er ook Odette, hun zogenaamde dochter, refererend naar de oude reuzen. Over de reuzin Mapoe verscheen in ‘De Gonde’ (36ste jg.,2008, nr. 1) een uitgebreide bijdrage en rond deze figuur werd in maart 2008 de Nacht van de Geschiedenis georganiseerd. 2. Volksverhalen en legendes Een aantal plaatselijke verhalen werden beschreven in o.a. ‘Melle avant le déluge’ (1930) van auteur Camille Melloy, pseudoniem van de Fransschrijvende priester-dichter Camille De Paepe (1891-1941), en in de ‘Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen’ half de 19de eeuw geschreven door Frans De Potter en Jan Broeckaert. Tevens werden er enkele besproken in artikels verschenen in het heemkundig tijdschrift ‘Het Land van Rode’, 18de jaargang (1990) nrs. 2 en 3 en in het heemkundig tijdschrift ‘De Gonde’ (zie o.a. de artikelenreeks van André Vervust over het leven in de Drieswijk). 3. Volkssporten schuttersmaatschappijen (o.a. Sint-Sebastiaangilde) duivensport (o.a. de Zuiderbond) Delirium Tremens 4. Culinair erfgoed 5. Families en Figuren Beeldhouwer Jules Vits Schrijver Camille Melloy 71 Familie de Potter d’Indoye de familie Gyselinck (pijlenmakers) e.a. 6. Talig erfgoed -lapnamen bewoners: een lijst uit de periode van voor en na Wereldoorlog II werd opgemaakt door André Vervust (bestuurslid van de Heemkundige Vereniging De Gonde) en bevindt zich in de reeks ‘documentatiemappen Melle’ van het Gemeentelijk Archief en Documentatiecentrum (Melle/39). -de plaatselijke toponiemen werden uitgebreid behandeld in het boek ‘Bijdragen tot de geschiedenis van Melle, deel III: de evolutie van het Melse landschap’, uitgegeven door de Heemkundige Vereniging De Gonde in 2005, auteur: August De Baets. In de volksmond leven verder nog namen als moordenaarsdreef, schauwenhoek en pispotstraat verder. 7. Muzikaal erfgoed -harmonieën en fanfares: voor de geschiedenis van de diverse muziekmaatschappijen die Melle kende en kent verwijzen we naar een uitgave van het heemkundig tijdschrift ‘De Gonde’, zie 1990 nr. 2 en de uitgave ‘Vreugd in Deugd, 1898-1978’ over de gelijknamige muziekmaatschappij van op MelleVogelhoek. -muziekstukken: Oscar François (1899-1965), gewezen leraar aan het College van de Paters Jozefieten te Melle, componeerde o.a. de H. Hartcantate op tekst van Camille Melloy. Deze werd uitgevoerd op het Dorpsplein naar aanleiding van de onthulling van het H. Hartmonument op 26 juni 1938. 72 INVENTARIS ERFGOED MERELBEKE 1. MATERIEEL ERFGOED a) onroerend erfgoed I. Bouwkundig - Religieuze architectuur Sint-Pietersbandenkerk en pastorie (Merelbeke) Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkranskerk (Merelbeke Flora) Sint-Hendricuskerk (Merelbeke Kwenenbos) Kapelletjes (Merelbeke, zowel in het centrum als op Flora, Lemberge, Bottelare, Melsen, Munte, Schelderode) Site oude kerk (Kerkhoek en donk Merelbeke) Abdij Ter Hagen, abdijhoeve Te Pain-perdu (Merelbeke Flora, Verlorenbroodstraat 6) Voormalig Karmelietenklooster (Bottelare, Diepestraat 11-13) Kloosterhuis (Schelderode, Gaversesteenweg) Kloosterhuis en Visitatie dorpsschool (Bottelare, Ridder Stas de Richellelaan 9) Kloosterhuis en dorpsschool (Melsen, Gaversesteenweg 851) Sint-Eligiuskerk (Merelbeke) Sint-Annakerk (Bottelare) Kapellen Sint-Anna ommegang (Bottelare) (De oude (ommegang)kapellen zijn beschermd, de twee nieuwe (1982) niet. Volgens pastoor Leo Rooms worden er stappen gezet om de ommegang in zijn geheel (nieuwe kapellen inbegrepen) te klasseren. Pastorie (Bottelare, Dorpsstraat 2) Sint-Aldegondiskerk (Lemberge) Pastorie (Lemberge, Burg. Van Gansberghelaan 83) Sint-Stephanuskerk (Melsen) Pastorie (Melsen) Sint-Bonifatiuskerk (Munte) Kloosterhuis en dorpsschool (Munte) Kerkhof en motte met grafkapel (Munte, Torrekensstraat) Sint- Martinuskerk (Schedlerode, Gaversesteenweg) Pastorie (Schelderode, Gaversesteenweg 512) - Plattelandsarchitectuur (hoeven, molens, bakhuizen, melkerijen,…) Hoeven naast de Sint-Elooiskapel (Merelbeke, Brandegems Ham 8-10) Olie- en korenwindmolen (Merelbeke, Lembergsesteenweg 106) Voormalige hoeve met stokerij (Merelbeke, Lembergsesteenweg 124) Voormalige kasteelhoeve bij kasteel Mijleke (Merelbeke, Lembergsesteenweg) Schuur aan de vroegere “haven” langs de Schelde (Merelbeke, Oude Gaversesteenweg) Duiventoren (Merelbeke, Lembergsesteenweg) Melkerij (Lemberge, Lembergsesteenweg) 73 Boerderij (Schelderode, Langeweide 4) Stenen olie- en korenwindmolen (Melsen) Hoeve met oliemolen (Munte, Ruspoel) 2 huisjes en bakhuis (Munte, Zink 1-3) Melkerij (Munte, Hundelgemsesteenweg) Voormalige hoeve (Schelderode, Gaversesteenweg 478) Stenen windmolen “Witte wachter” (Schelderode, Molenstraat) - Industriële architectuur (fabrieken, brouwerijen, steenbakkerijen, stokerijen,…) - Burgerlijke gebouwen (privéwoningen, kastelen, bijzondere woongebieden) Kasteel Krombrugge (Merelbeke, Bergbosstraat 259) Kasteel Bergwijk (Merelbeke, Bergstraat 16) Kasteel De Populieren (Merelbeke, Fraterstraat 212-Hundelgemsesteenweg 135141) Kasteel Ter Wallen (Merelbeke, Gaversesteenweg 285) Château Bayard (Merelbeke, Gaversesteenweg 431) Kasteel Gentbos (Merelbeke, Gentbos 17, 7-8 en 9, Poelstraat 188) Villa La Moineaudière (Merelbeke, Heidestraat 4) Site van oud kasteel Ten Lasse, aanhorigheden en kasteelhoeve (Merelbeke, Heidestraat 17-21) Villa des Lauriers (Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 1 en 1a) Villa Mijne Rust (Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 276) Burgerhuis en werkhuis Sint-Lucasschool (Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 276) Kasteel Wisselbeke (Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 588) Huis Hebbelynck (Hundelgemsesteenweg 620-622) Campagne Groot Hollebeek (Hundelgemsesteenweg 649) Villa Nieuwe Zakelijkheid (Merelbeke, Kerkstraat 7) Kasteel Stas de Richelle (Merelbeke, Kerkstraat 73-75) Kasteel Ter Heide (Van Laetestraat 1, 1a en 1b) Kasteel Blauwhuis (Merelbeke, Oude Gaversesteenweg) Villa Rodenbuck (Bottelare, Koningin Astridlaan 19) Notarishuis (Bottelare, Ridder Stas de Richellelaan 8) Villa des Jasmins (Bottelare, Ridder Stas de Richellelaan 25) Voormalig kasteel van Stas de Richelle (Bottelare, Poelstraat) Kasteel Ter Jacht (Lemberge, Vatestraat 4-6) Burgerhuis met voortuin van familie De Cocker (Melsen, Gaversesteenweg) Clays van Muntstede (Munte, Ruspoel 14) Kasteel Ter Zink (Munte, Zink 13) Huis (Schelderode, Gaversesteenweg 611) Kasteel van Schelderode (Schelderodeplein 8) - Publieke architectuur (sociale woningen, scholen, gemeentehuizen, tramstelplaatsen, enz.) Ter Handbrug, Bergwijkbrug en sluizencomplex (Merelbeke, ringvaart) Station Merelbeke Eerste sociale woningen (Merelbeke, Fraterstraat 85-95 en 97-101/°1921 door Merelbeekse Sociale Woningen) 74 Oud-gemeentehuis (Merelbeke, vandaag vredegerecht) Voormalig meisjespatronaat (Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 736) Oud hospice (nu dienstencentrum OCMW)(Merelbeke, Poelstraat 37) Voormalig zendstation Radio Vlaanderen (Merelbeke, Schaperstraat 44) Woning van de stationschef/tramstelplaats (Merelbeke) Gemeentehuis en dorpsschool (Lemberge, Burgemeester Van Gansberghelaan 22) Provinciaal Zorgcentrum Lemberge (Lemberge, Salisburylaan 100) Gemeentehuis, schoolhuis en dorpsschool (Melsen, Gaversesteenweg 881) Dorpsschool (Schelderode, Gaversesteenweg) Gemeentehuis (Schelderode, Gaversesteenweg) Bunkers (zowel in beton als gecamoufleerde huisjes)(Munte) 2. Landschap en natuur - Landschapselementen Linde op het dorpsplein (Bottelare) Gentbos (Bottelare, provinciaal domein) Vrijheidsboom (Bottelare, Poelstraat/Stas de Richellelaan) 53 ha bos, aansluitend bij Harentbeekbos en Bruinbos (Melsen) 2 afgesneden Scheldemeanders (Melsen) Makegembos (68 ha) (Melsen) Langs de Schelde waren in de 19de eeuw verschillende steenbakkerijen gevestigd, waaraan de onder water gelopen kleiwinningsputten nog herinneren (Melsen, Schelderode) Scheldemeersen (Merelbeke, Schelderode, Melsen) Van de eertijds bosrijke omgeving bleven ca. 114 ha bossen bewaard, nl. Bruin-, Neren- en Harentbeekbos (Schelderode) Hoeve met omgeving (Hof ter Wallen-pachthof) (Merelbeke, Kerkstraat 30) - Trage wegen (kasseiwegen en andere) Trage wegen (Merelbeke en alle deelgemeenten) Kasseiweg (Munte, Asselkouter) - Zichten, zowel landschappelijk als dorpszicht Dorpskern Munte Roepsteen (Munte, Munteplein) Dorpskern Schelderode (Grepstraat, dorpsplein, Scheldewegel) Omgeving windmolen “De witte wachter” (Molenstraat) b) roerend erfgoed I. Archieven en inventarissen Een groot deel van het archivalisch erfgoed wordt buiten onze gemeente bewaard zoals in het Rijksarchief Gent, AMSAB, Kadoc. 75 - Gemeentelijk Merelbeke: -archief van de gemeente Merelbeke -archief OCMW Parochies: archief van de kerkbesturen - Kerkelijk - Privé Parochies: archief van de pastoor per parochie Merelbeke: Koninklijke Sint-Jozefsgilde (boeken, dia’s, foto’s, films) Merelbeke:Verzameling documentatie betreffende bouwvakambachten (Koninklijke Sint-Jozefsgilde) Bottelare: o.a. Gerard Lemmens, archief van de kloosterorde Visitatie over het klooster, de school en het internaat, Herman Van den Meersschaut Melsen: Huys De Cocker Munte: Jos Ottermans Familiearchieven: nog terug te vinden bij bvb. adellijke families 2. Musea De gemeente Merelbeke beschikt niet over musea. Ze beschikt wel over een natuureducatief centrum, het NEC, gevestigd in het vogelasielcentrum aan het Liedermeerspark. 3. Roerende landschapselementen - Beeld “De Muntenaar” (Torrekensstraat te Munte) Beeld “Komen en Gaan” (Ruspoel te Munte) Oorlogsmonument (Schelderode, Melsen, Bottelare op kerkhof en Munte op kerkgevel) Oorlogsmonument (Merelbeke centrum en Flora) Pomp (Merelbeke) Oorlogsmonument (Lemberge) 4. Archeologische vondsten In Merelbeke werden enkele losse vondsten gedaan uit de steentijd, de bronstijd en de Romeinse tijd. - Merelbeke Axxes: archeologische vindplaats met grondsporen die wijzen op een kleine nederzetting uit de vroege bronstijd en een cirkelvormige gracht die wijst op een grafheuvel. - Merelbeke Caritas: archeologische vindplaats met sporen uit verschillende periodes. Er werd een greppelconfiguratie waargenomen die algemeen geplaatst kan worden in de vroege middeleeuwen, daarnaast werden ook sporen gevonden van een van nederzetting uit de Karolingische periode en een Merovingisch grafveld met meer dan 120 graven. Verder werden ook twee kuiltjes met aardewerk uit de late ijzertijd aangesneden en een Romeinse waterput. - Merelbeke-Dijsegem: sporen van minstens 7 Romeinse houten gebouwen en perceelsgrachten die wijzen op een kleine nederzetting. Te Munte is belangrijk te vermelden: de motte Klein Walleken. Te Schelderode is vermeldenswaardig: de Motte van Schelderode 76 5. Collecties Foto’s Privé-collecties (o.a. Koninklijke Sint-Jozefsgilde, Antoine Sedeyn, Cecile De Rieck, Jos Ottermans, Huys De Cocker, Etienne De Brouwer, Marcel De Riek, Herman Van den Meersschaut, Gerard Lemmens, Paul Coupé, Frans Timmerman,..) Beeldbank dienst archief gemeente Merelbeke Postkaarten Beeldbank dienst archief gemeente Merelbeke Privé-collecties (zelfde personen als bij foto’s: gemengde collecties) Doodsprentjes Privé-collecties (o.a. Antoine Sedeyn, Cecile De Rieck,…) Film Privé-collecties (o.a. Koninklijke Sint-Jozefsgilde, mevr. Remue, Luc de meyer) Vlaggen en vaandels Vaantjes: Jos Ottermans Sint-Annavaantje (Bottelare) Vaandel OSB Bottelare (Oud strijders en oud soldatenbond) (Herman Van den Meersschaut – Bottelare) Sint-Elooivaantje (Merelbeke) Wapenschilden Wapenschilden van elke gemeente Kaarten en plans Privé-collecties (o.a. Antoine Sedeyn, Huys De Cocker, prof. Karel Van Acker) Dienst publieke ruimte van gemeente Merelbeke: Atlas der voetwegen, Atlas der buurtwegen Heemkundige voorwerpen Privé-collecties (o.a. Erwin Ketels) Bouwmaterialen Privé-collectie: Koninklijke Sint-Jozefsgilde Bussen en trams Privé-collecties (o.a. Alain Bondroit, Erik De Keukeleire) Landbouwmateriaal Privé-collectie: Erwin Ketels Pottenbakkersmateriaal Privé-collectie: Huys De Cocker Kerkelijke schatten In elke kerk en onder de verantwoordelijkheid van de kerkfabrieken Æ Sint-Apolloniabeeld (Sint-Bonifatiuskerk te Munte) Æ orgel (geklasseerd) (kerk Melsen) 2. Immaterieel erfgoed I. Feesten en rituelen Merelbeke - laatste zondag van juni: kleine kermis - tweede zondag van september: grote kermis met jaarmarkt - 3 weken voor Pasen: carnavalstoet 77 - Paardenwijding aan de Sint-Elooiskapel - Merelworp Bottelare - Pinksteren: kleine kermis - Tweede zondag van augustus: grote kermis - Bedevaart van Deerlijk (Pinksterzondag) - 26 juli (feestdag van de H. Anna): Sint-Anna-ommegang en zondag erna: plechtige ommegang - Bierfeesten (1959-1974 en georganiseerd door de harmonie Voor God en Vaderland) (bestaan niet langer maar zijn nog steeds gekend) Melsen - Eerste zondag van juli: kleine kermis - Derde zondag van september: grote kermis - Meimaand: Mariabedevaart aan de Boskapel Munte - Paardenwijding: 2de zondag van oktober - Staande wip - Elke zondag na 9 februari: Sint-Apollonia kermis - Elke derde zondag van september: grote kermis met Muntebollenworp - Zondag voor Pasen: Palmpasen - Eerste zondag van mei: Reuzenmeifeest - Tweede zondag van oktober: Herfst in Munte - Weekend voor Kerstdag: Kerst in Munte - Zondag voor 11 november (om de twee jaar): Betonnen getuigen, stille getuigen (bunkers) Schelderode - 14 dagen na pinksteren: kleine kermis (slakermis genoemd) - Vierde zondag van september: grote kermis - Vroeger bestond de traditie dat boeren van Schelderode op kermisavond in benden naar Merelbeke kwamen om et de zweep te kletsen en hun buren op deze manier het gemeentefeest aan te kondigen. - Driekoningen kaarting 2. Volksverhalen en legenden Merelbeke - Het heroïsche verhaal van Cornelius Sneyssens In april 1452 werd in de buurt van de molen de achterhoede van het opstandige Gentse leger, 800 man sterk, door het leger van de Bourgondische hertog Filips De Goede in de pan gehakt. Hierbij sneuvelde de Gentse vaandeldrager Cornelius Sneyssens, die heldhaftig tot het laatste ogenblik zijn vaandel verdedigde. De namen “Molenhoek” en “Cornelius Sneyssenslaan” verwijzen naar deze historische feiten. De Cornelius Sneyssenslaan wordt in de volksmond “’t leegtje” genoemd. - Sage: Bij de vroegere hofstede van Joost van der Cruyssen (Lamstraat – Schaperstraat) stond vroeger een met bomen beplant pleintje. Het was weleer een legerplaats van Duitse soldaten die vaak hun vrouwen bij zich hadden. Twee ervan, van de stam der Giptenaars overleden er en werden op de legerplaats begraven. In hun kist werden een klein wit brood en een aantal koperen muntstukken gelegd. Sindsdien spookt het op deze plaats. Er werden geesten gezien in de gedaante van dieren als paarden, beren, honden, konijnen,.. Verbasterd wordt de plaats ook het Iptessen- of Septessenplein genoemd. 78 - Spreekwoord: “ik hou mij gelijk Boudewijn” verwijzende naar ene Boudewijn die zoveel te laat kwam voor de mis dat deze reeds voorbij was en wanneer hem aangeraden werd tot Gent te gaan om zijn plicht te vervullen, antwoordde hij “neen, ik hou mij”, iets als “ik hou het erbij”. - Carnavalreus Mondje Wollaert - Reus: Mondje Wollaert Schelderode - Spotnaam: “Jeneverdrinker” - Kleine kermis: “Saladekermis” / “slakermis” Munte: Reuzen Nonkel Miele, Tante Nitte, Margrietje en De Muntenaar 3. Volkssporten Bolbanen (2 te Merelbeke) Staande wip (Munte) Voetbalclubs (diverse vriendenclubs) 4. Culinaire tradities Bottelare Slagerij: “Bottelaars hammetje” en (gesuikerde) “bloedtriepen” (bloedworst). Munte: Confituur en appelsap Merelbeke: Neva’s koffie Jenever De Stoop 5. Families en figuren Er zijn zowel adellijke families als industriëlen, vernieuwers, een koster, pastoors die een belangrijke rol speelden in de Merelbeekse geschiedenis. - “Tsjeef” (Roger Schepens) (bekende Merelbekenaar o.a. met carnaval), Merelbeke - Monseigneur Hebbelynck, Merelbeke - Jan Verwest, (kunstenaar), Merelbeke - Ambachtslieden: pottenbakkers en keramiek (Willy en Claire Luwaert) glazenier (Catharina Everaert) hoefsmid (te Bottelare) 6. Verenigingen Fanfares: Bottelare: Koninklijke harmonie voor God en Vaderland (opgericht in 1908) Merelbeke: Sint-Cecilia 7. Talig erfgoed Merelbeke: Website “Het Merelbeeks woord” door Marc Van Den Broecke verzamelt het Merelbeekse dialect in één werk. Er is ook een forum voorzien: het forum “Meirelbeeks”. De site is gelinkt aan de site van de gemeente Merelbeke via “Het Merelbeeks auditief woordenboek”. 79 INVENTARIS ERFGOED Oosterzele I) Materieel erfgoed a) onroerend erfgoed 1. Bouwkundig - religieuze architectuur Parochiekerk St.-Gangulphus met Van Peteghemorgel, Oosterzele Parochiekerk St.-Martinus, Balegem Parochiekerk St.-Bavo, Gijzenzele (geklasseerd) Parochiekerk St.-Agatha met Van Peteghemorgel, Landskouter (geklasseerd) Parochiekerk St.-Christoffel, Scheldewindeke (geklasseerd) Parochiekerk St.-Amandus, Moortsele (geklasseerd) Parochiekerk St.-Ancharius, Ankerwijk Oosterzele O.-L.-Vrouwekapel, Issegem, Balegem Duivelskapel, Duivelskapelweg, Balegem O.-L.-Vrouwekapel, Keiberg, Oosterzele H. Barbarakapel, Sint-Lievensstraat, Gijzenzele Pastorij Oosterzele Erfgoedhuis Moortsele (voormalige pastorij Moortsele, beschermd) Pastorij Balegem (geklasseerd) Tussenhuis OC De Beweging (voormalige pastorij Gijzenzele) Pastorij Landskouter Mariagrot Gijzenzele (OC De Beweging, voormalig klooster Gijzenzele) Voormalig klooster Gijzenzele, nu OC De Beweging Voormalig klooster Moortsele, nu VB Moortsele Voormalig klooster Landskouter, nu VB Landskouter Voormalig klooster Oosterzele, nu VB Oosterzele Klooster Scheldewindeke Gemeentelijke begraafplaatsen Diverse kapelletjes - plattelandsarchitectuur (hoeves, molens, bakhuizen, melkerijen,…) Oosterzele beschikt over heel wat plattelandsarchitectuur onder de vorm van hoeves, boerenhuisjes e.a. Verscheidene hiervan werden opegenomen op de lijst van onroerend erfgoed van het VIOE. Hieronder de meest bijzondere. “’t Hof van Juge Janssens”, semigesloten hoeve, Gijzenzele Neerhof van kasteel “Hof van Boechoute”, Oosterzele “”Schinckehoeve”, gesloten hoeve, Frankenbos, Balegem “Hof te Koekenboot”, semigesloten hoeve, Balegem “Waterhof”, semigesloten hoeve, Walzegem, Balegem (geklasseerd) “Hoeve Van Durme”, uitzonderlijk goed bewaard boerenhuis, Gijzenzele (geklasseerd) “Hoeve Steenput” met bakhuis, Hettingen, Scheldewindeke “Hof te Scheldewindeke”, semigesloten hoeve, Stationsstraat, Scheldewindeke 80 “Walhoeve”, gesloten hoeven, Schaperstraat, Scheldewindeke Voormalig molenhuis met watermolen, Muldershof Balegem Neerhof met watermolen van het voormalig hof ter Loo, Watermolenstraat, Moortsele (geklasseerd) Stenen molen “De Klepmolen”, Balegem (geklasseerd) Stenen molen ‘Guillotinemolen”, Balegem (geklasseerd) Stenen molenromp, Uilhoek, Moortsele Stenen molenromp, Roosbloemstraat, Oosterzele (nu omgevormd tot privéwoning) Houten staakmolen “Visscherse molen”, Scheldewindeke (geklasseerd) - industriële architectuur (fabrieken, brouwerijen, steenbakkerijen, stokerijen,…) Landbouwstokerij Van Damme, Balegem (is nog in bedrijf) Voormalige weverij Robijns en later voormalige brouwerij “De Fontein” te Balegem, nu gerestaureerd en aangepast tot privéwoning. Voormalige stokerij Van De Velde, nu gerestaureerd en omgevormd tot woonerf (geklasseerd) Voormalige brouwerij en afspanning “De posterije”, Oosterzele Voormalige graan- en bloemmaalderij Meireleire, Balegem Voormalig schoolhuis en later voormalige smidse, Gootje Balegem - burgerlijke gebouwen (privéwoningen, kastelen, bijzondere woongebieden) Burgerhuizen op volgende adressen: Windekekouter 31, Kasteelstraat 7, Moortselestraat 78, Lange Munte 30, Marktplein 1, 4 en 5, Stationsstraat 98 Villa Dr. Leus, Oosterzele “Villa der Hortensias”, Driesstraat, Balegem Villa “’t Wit Kasteel’, Hauwsestraat, Scheldewindeke “Villa Belle – Verspieren”, Spiegel, Scheldewindeke Villa “Pierre Blanche”, Van Thorenburghlaan, Scheldewindeke “Landgoed ten Berg’, voormalige villa van vrederechter Langlois, Oosterzele Stede ter Hulst, versterkt poortgebouw met walgracht, Hoek ter Hulst, Moortsele (geklasseerd) Kasteel Smissenbroek, Oosterzele Kasteel Verschaffelt”, Moortsele Kasteelpark met bijgebouwen van het voormalig “Blauw kasteel’, Schaperstraat, Scheldewindeke - publieke architectuur (sociale woningen, scholen, gemeentehuizen, tramstelplaatsen, enz) Marktplein Scheldewindeke Gemeentehuis Oosterzele, voormalig vredegerecht Voormalig gemeentehuis te Scheldewindeke, momenteel administratieve ruimte POB Station Balegem Dorp en stationwachterhuis Station Scheldewindeke Voormalige smidse, Gootje Balegem 81 2. Landschap & natuur - landschapselementen Hettingebos, Oosterzele Heidebos, Balegem Aelmoezenijebos, Landskouter Oude linde , Issegem, Balegem, geklasseerd landschap Molenbeekvallei (Balegem, Scheldewindeke, Moortsele, Landskouter) Kasteelpark voormalig Blauw Kasteel, Schaperstraat, Scheldewindeke - trage wegen (kasseiwegen en andere) De gemeente beschikt over een inventaris van de gemeentelijke trage wegen (2005) die de inventaris van de atlas der buurtwegen evalueert. Een eerste resultaat van de evaluatie was de realisatie van de bunkerroute, een thematocht langs een gedeelte van het Bruggenhoofd Gent (bunkerlinie bezuiden Gent) over hoofdzakelijk trage wegen. - zichten, zowel landschappelijk als dorpszicht watermolen Moortsele en omgeving lange Munte, Scheldewindeke (kasseiweg) Molenbeekvallei te Balegem, Scheldewindeke, Moortsele en Landskouter Natuurgebied Groot Bewijk met overstromingsgebied, Moortsele Scheldewindeke b) roerend erfgoed 1. Archieven en inventarissen - gemeentelijk De gemeente beschikt over een archief dat is ondergebracht in het gemeentehuis en dat momenteel in afwachting is van herorganisatie. - Kerkelijk Archieven van de 6 parochies. - Privé Er is nog geen uitgebreid zicht op belangrijke privéarchieven. Er zijn vele verenigingen die allicht beschikken over een archief, er zijn wellicht erfgoedamateurs die over archieven beschikken die nu nog niet zijn gekend. Meer onderzoek moet worden verricht. Gekende archieven zijn evenwel: Archief Dirk De Ganck, amateur historicus, Kerkstraat , 9860 Gijzenzele, Tel. 09 363 08 85: foto’s, teksten, genealogische informatie m.b.t. Gijzenzele Archief Heemkundig Genootschap Land van Rode, Erfgoedhuis, St.-Antoniusplein 10, 9860 Oosterzele Fotoarchief van Noël De Schampeleire, foto’s van Scheldewindeke vroeger en nu Archief van Daniël Van Heegde, amateur historicus, Hoeksken , 9860 Scheldewindeke: foto’s, teksten, genealogische informatie m.b.t. Scheldewindeke 82 Film- en fotoarchief van Danny De Lobelle, amateurcineast (filmmateriaal uit de jaren ’80 tot heden) 2. Musea (De gemeente Oosterzele beschikt niet over musea. Men kan wel terecht bij de informatiedienst van het heemkundig Genootschap Land van Rode in het Erfgoedhuis). 3. Roerende landschapselementen Zuil van Samenhorigheid, monument in Balegemse zandsteen en brons opgericht om de samenhorigheid van 6 deelgemeenten die de fusiegemeente Oosterzele vormen te accentueren Brug der Eeuwen, monoliet in Balegemse zandsteen dat de band tussen de deelgemeente Balegem en de steengroeve benadrukt. De Vijflink, monument in hardsteen en brons n.a.v. het vijfjarig bestaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband “vijf voor vijf” De Amazone, een bronzen buste gemaakt door de bewoners van ontwenningskliniek De Pelgrim n.a.v. het project Kunstdeuren Standbeeld Eskimopater Ataata Vinivi Franz Van De Velde n.a.v. het toekennen van het ereburgerschap Poëziezuilen uitgevoerd in hardsteen en plexi op diverse plaatsen n.a.v. het project Poëzie in het Dorp Het duivenmonument uitgevoerd in Balegemse zandsteen en metaal n.a.v. het project duivensport, een gevleugelde liefhebberij Een monoliet in Balegemse steen n.a.v. de expo Balegemse steen Ploegmonument, stalen ploeg, bekroond met stalen kraaien n.a.v. het verdwijnen van de populatie landbouwers in de gemeente 4. Archeologische vondsten - Archeologische vondsten Uilhoek Moortsele Opgravingen Blauw Kasteel 5. Collecties Kerkelijke collecties: met o.a. relieken, oude religieuze drukken, beelden, orgels, vaandels, liturgische objecten en gewaden. 2) Immaterieel erfgoed 1. Feesten en rituelen 83 Eén van de belangrijkste feesten in Oosterzele zijn de festiviteiten rond ‘Sinksenkermis’ in de centrumgemeente. Evenzeer vermeldenswaard is het tweejaarlijkse Bruisend Balegem, een muzikaal, kunstig, gastronomisch en artisanaal evenement in het verkeersvrije centrum van Balegem. En al even traditioneel zijn de stokerijfeesten in en om stokerij Van Damme te Balegem. Maar er zijn meerdere feesten in onze gemeente. Een overzicht: Kermis Gijzenzele Kermis Moortsele Kermis Landskouter Kermis Balegem Kermis Scheldewindeke Paardenommegang Balegem Duivenmarkt Balegem Kerstboomverbranding Scheldewindeke Uilenschieting Gijzenzele Barbaraprocessie Gijzenzele Ploegfeesten Landskouter Mega Open Air Landskouter Parkconcerten pastorietuin Moortsele Diverse kermiskoersen in de verschillende deelgemeenten Wat in dit overzicht niet opgenomen is, zijn de verloren gegane stoeten en processies. Er is echter materiaal overgeleverd over vele inhuldigingen (pastoors en burgemeesters), stoeten ter ere van de 100jarigen, religieuze processies, passiespel, en dies meer. 2. Volksverhalen en legendes Spookverhalen rond de Duivelskapel Spookverhalen rond de oude linde bij Issegem. De reuzen van Oosterzele De reuzen van Moortsele Verhalen rond de Balegemse haringeters Verhalen rond de steenkapperij in de Balegemse steengroeven Duivensport Stekbollen Schietingen Kaarten 3. Volkssporten 4. Culinaire tradities Balegemse jenever Spitfire bier 84 Bronwater Ginstbronnen …….? 5. Families en Figuren De seizoensarbeiders De familie Van Damme De familie Van De Velde Pastoor De Vos Kardinaal Joos Eskimopater Franz Van De Velde Verschaffelt Serrure Van Thorenburgh Dr. De Ganck ……….? 6. Verenigingen De geschiedenis van diverse verenigingen (muziekvereniging, koren, jeugdverenigingen, vrouwenbonden en gezinsverenigingen, enz). Een beknopte geschiedenis van heel wat verenigingen werd opgenomen in de publicatie Oosterzele 1950 – 2000, een tijdsbeeld. 7. Talig erfgoed In de schoot van de vzw Erfgoedhuis werden de vrienden van het Oosterzeels dialectwoordenboek opgericht, een kerngroep rond prof. Em. Johan Taeldeman die het Oosterzeelse dialect in kaart brengt en op termijn een woordenboek van het Oosterzeels dialect wil realiseren. 85 INVENTARIS ERFGOED SINT-LIEVENS_HOUTEM I) Materieel erfgoed a) onroerend erfgoed 1. Bouwkundig - religieuze architectuur Parochiekerk St.-Onkomena (of St.-Wilgefortis), Bavegem Parochiekerk H. Kruisverheffing, Letterhoutem Parochiekerk St.-Michaël, Sint-Lievens-Houtem Parochiekerk St.-Fledericus, Vlierzele Parochiekerk St.-Stephanus-vinding, Zonnegem O.-L.-Vrouwekapel, Klein Zottegem, Letterhoutem O.-L.-Vrouw-van-Bijstandskapel, Dries, Bavegem Sint-Lievenskapel met St.-Lievensbron, Kapellekouter, Sint-Lievens-Houtem Sint-Reinildiskapel, Oordegemstraat, Vlierzele Sint-Jozefkapel, Oordegemstraat, Vlierzele Pastorij Bavegem Pastorij Letterhoutem Pastorij Sint-Lievens-Houtem Pastorij Vlierzele Pastorij Zonnegem De Kring te Vlierzele (voormalige pastorij, beschermd) Mariagrot Vlierzele Mariagrot Cotthem Voormalig klooster en voormalige noodkerk, Rot, Letterhoutem Voormalig klooster en katholiek internaat, St.-Lievensinstituut, Marktplein, SintLievens-Houtem Gemeentelijke begraafplaatsen (kapelletjes aan te vullen) - plattelandsarchitectuur (hoeves, molens, bakhuizen, melkerijen,…) Sint-Lievens-Houtem beschikt over heel wat plattelandsarchitectuur onder de vorm van hoeves, boerenhuisjes e.a. Verscheidene hiervan werden opegenomen op de lijst van onroerend erfgoed van het VIOE. Hieronder de meest bijzondere. “St.-Pietershof”, of zgn. “hoeve Tavernier”, gesloten hoeve, Letterhoutem “Hof te Bruysbeke” of “’s Gravenhof”, hoeve, Bruisbeke, Sint-Lievens-Houtem “Hof te Bussegem”, gesloten hoeve, Bussegem, Vlierzele “Hof ten Diepenborre”, gesloten hoeve, Zonnegem “Sanders’ hof”, gesloten hoeve, Zonnegem “Moorhof”, gesloten hoeve, Zonnegem Bijzondere oude hoeves en boerenhuisjes in het gehucht Cotthem Watermolen, Meulestraat, Bavegem Oude bakoven, centrum van Bavegem Korenwatermolen, Eiland, Sint-Lievens-Houtem 86 - industriële architectuur (fabrieken, brouwerijen, steenbakkerijen, stokerijen,…) Lakenweverij Saey, textielfabriek, Fabrieksstraat, Sint-Lievens-Houtem (slechts klein deel van de gebouwen bleef bewaard – maar de site is wel gekend: nu is dit het gemeentelijke vrijetijdscentrum) Voormalige melkerij Inex (jaren ’50), naast huidig bedrijf te Bavegem Voormalige zwavelputten, Vlierzele Voormalige brouwerij “Rubbens” te Zonnegem, geklasseerd gebouw, nu gerestaureerd en aangepast tot privéwoningen. Vestiging van vzw de oude brouwerij. Voormalig huis “Faquet”, klein textielatelier, nu privéwoning (Vlierzele dorp) - burgerlijke gebouwen (privéwoningen, kastelen, bijzondere woongebieden) Burgerhuizen op volgende adressen: Kerkkouterstraat 8, Marktplein 82, Polbroek 2 en 27, Oordegemstraat 6 Villa Verbrugghen (familie Verbrugghen) te Sint-Lievens-Houtem Villa van voormalig burgemeester Verstraete te Vlierzele, Oordegemstraat - publieke architectuur (sociale woningen, scholen, gemeentehuizen, tramstelplaatsen, enz) Marktplein Sint-Lievens-Houtem = grootste gemeentelijke marktplein van België (vroeger plein met poel, gracht, en Baljuwhuis. Oud kaartmateriaal is overgeleverd. Fundamenten blootgelegd bij archeologisch vooronderzoek in 2008) De “Slote”, een voormalig cachot, Cotthem Voormalige gemeentehuizen te Vlierzele en Zonnegem Vermoedelijk voormalige tramstatie, Wettersesteenweg, Sint-Lievens-Houtem 2. Landschap & natuur - landschapselementen Eilandbos, Eiland, Sint-Lievens-Houtem Dikke linde (Spooklinde) in Bavegem, geklasseerd landschap Hemelrijk (bos in Vlierzele) Weide met oude knotwilgen (Zonnegem) Molenbeek - trage wegen (kasseiwegen en andere) De gemeente beschikt over een recente inventaris van de gemeentelijke trage wegen (2008) die de inventaris van de atlas der buurtwegen evalueert. Belangwekkende trage wegen: voormalige heirbaan voormalige trambaan - zichten, zowel landschappelijk als dorpszicht gehucht Cotthem gehucht Morelgem (bakermat van de witloofteelt in deze regio) dorpskern Letterhoutem dorpskern Zonnegem 87 b) roerend erfgoed 1. Archieven en inventarissen - gemeentelijk De gemeente beschikt over een archief dat momenteel in afwachting is van herorganisatie. Een deel van dit archief werd reeds overgebracht naar een nieuw lokaal naast de gemeentelijke bibliotheek; een deel is nog in afwachting van herschikking. Dit deel bevindt zich momenteel op het gemeentehuis. - Kerkelijk Archieven van de 5 parochies. - Privé Er is nog geen uitgebreid zicht op belangrijke privéarchieven in de gemeente Sint-LievensHoutem. Er zijn vele verenigingen die allicht beschikken over een archief, er zijn wellicht erfgoedamateurs die over archieven beschikken die nu nog niet zijn gekend. Meer onderzoek moet worden verricht. Gekende archieven zijn evenwel: Archief Frans Duquet, amateur historicus, Mgr. Meulemanstraat 31, 9520 SintLievens-Houtem, Tel. 053/62 49 60: foto’s, teksten, genealogische informatie Archief van de vereniging Darcos, dienst voor archeologie en oudheidkunde te Sint-Lievens-Houtem, Kapellekouter 50, 9520 Sint-Lievens-Houtem, Tel. 053/62 49 60 Fotoarchief van Roel Verleyen, amatuer fotograaf, foto’s van Sint-LievensHoutem vroeger en nu Filmarchief van de Bacchusvereniging (filmmateriaal uit de jaren ’60 en ’70 – overgemaakt aan de cultuurdienst van de gemeente) 2. Musea (De gemeente Sint-Lievens-Houtem beschikt niet over musea. Ze beschikt wel over een natuureducatief centrum, het NEC, gevestigd in de voormalige pastorij van Zonnegem.) 3. Roerende landschapselementen Sint-lievenskruis: Kruis op het marktplein van Sint-Lievens-Houtem, gewijd aan de H. Livinus (zie volksverhalen en legendes) Moordkruis: monument opgericht ter nagedachtenis van de moord op Francies Van Der Heyden, voerman, omgebracht in 1913, zie ook “Liedje van ‘Cies Boave’” bij volksverhalen en legendes. en ander kruis (grens Letterhoutem en Vlierzele) Belleman, beeld aan de kerk van Letterhoutem De Romein 88 4. Archeologische vondsten - zie Solva - zie voormalige opgravingen (uit te werken) 5. Collecties De collectie Verbrugghen, de literair-artistieke collectie van Jo Verbrugghen, notaris en kunstliefhebber, spil van een artistiek salon in Sint-Lievens-Houtem. Een deel werd in 2008 als legaat werd geschonken aan de gemeentelijke bibliotheek van Sint-Lievens-Houtem, een ander deel werd geschonken aan het AMVC, die ook de daarbij horende persoonlijke documenten zal beheren. Kerkelijke collecties: met o.a. relieken, oude religieuze drukken, beelden, orgels (o.a. een beschermd orgel (vermoedelijk Van Peteghem) in de kerk van Vlierzele), vaandels, liturgische objecten en gewaden. (verder onderzoek moet worden verricht) 2) Immaterieel erfgoed 1. Feesten en rituelen Het belangrijkste feest in Sint-Lievens-Houtem is de winterjaarmarkt of “Houtem Jaarmarkt”. Deze werd in 2008 opgenomen op de lijst van Vlaams immaterieel erfgoed. (wordt uitgewerkt) Maar er zijn meerdere feesten in deze gemeente. Een overzicht: Winterjaarmarkt Sint-Lievens-Houtem, 11 en 12 november Zomerjaarmarkt Sint-Lievens-Houtem, laatste weekend van juni Livinusommegang (Livinusfeesten, worden slechts elke 50 jaar gevierd! 2007 was een Livinusjaar) Kermis Sint-Lievens-Houtem Kermis Vlierzele Kermis Zonnegem Kermis Bavegem Bacchusviering (carnaval) Paardenommegang Vlierzele Paardenommegang Zonnegem Wat in dit overzicht niet opgenomen is, zijn de verloren gegane stoeten en processies. Er is echter materiaal overgeleverd over vele inhuldigingen (pastoors en burgemeesters), stoeten ter ere van de 100jarigen, religieuze processies, passiespel, en dies meer. 89 2. Volksverhalen en legendes Spookverhalen rond de Dikke Linde (o.a. m.b.t. Jan de Lichte) H. Livinus, heiligenlegende, de oorsprong van zomer- en winterjaarmarkt. Liedje van “Cies Boave”, de vermoorde voerman (zie roerende landschapselementen) De zigeunerkoningin De reuzen van Bacchus ………..? ……. 3. Volkssporten 4. Culinaire tradities Livinusbier Witloof ……. 5. Families en Figuren De arbeiders van de fabriek De seizoensarbeiders (bieten in Frankrijk; witloof in Brussel) De familie Verbrugghen De familie Verstraete Edgar Tinel Jantje Witloof Tamboer ………. 6. Verenigingen De geschiedenis van diverse verenigingen (muziekvereniging, koren, Bacchusvereniging, jeugdverenigingen, vrouwenbonden en gezinsverenigingen, enz). Hieraan werd tot nu toe nog geen publicatie gewijd. 7. Talig erfgoed (toponiemen, dialecten, uitdrukkingen…) 90 Lijst van geraadpleegde werken Deze lijst omvat ook heel wat publicaties m.b.t. erfgoed in de regio. - Aelterman, M. ‘t Is Melle, 1978, fotobrochure, uitgave Koninklijke Vereniging Sport & Nering Melle vzw Arnaut, K., Het drama van Merelbeke: honderden burgers komen om tijdens geallieerde bombardementen, 2007 [getuigenissen] Centrum Caritas, 200 jaar psychiatrische zorg door de Zusters van Liefde van J.M., 2008, uitgave in eigen beheer De Baets, A., Bijdragen tot de geschiedenis van Melle, 1996, uitgave van heemkundige vereniging de Gonde De Baets, A. Bijdragen tot de geschiedenis van Melle 2: Kleine hofsteden en hun bewoners, 2001, uitgave van de heemkundige vereniging de Gonde De Baets, A. Bijdragen tot de geschiedenis van Melle 3: Evolutie van het Melse landschap, 2005, uitgave van heemkundige vereniging de Gonde De Baets, A. De geschiedenis van Melle, oude stenen en namen vertellen ons, 1957, uitgave in eigen beheer De Baets, J. Gontrode, 1978, uitgave in eigen beheer De Baets, A. Staten van Goed van Melle en Gentbrugge, deel 1: 1673-1758, 1985, uitgave heemkundige vereniging de Gonde De Baets, A. Staten van Goed van Melle en Gentbrugge, deel 2: 1759-1796, 1985, uitgave heemkundige vereniging de Gonde De Cocker, J. Geschiedenis van Melsen De Graeuwe, G. Dorpsbeelden uit het verleden: Melle – Gontrode, 1994, fotoboek, uitgave De Klaroen De Keukeleire, E., Het openbaar vervoer der provincie Oost-Vlaanderen, trams in Merelbeke De Keukeleire, E., Het experiment met de gyrobus op de lijn Gent (Zuid) – Merelbeke: 1956-1959, 1986 De Keukeleire, E., Trams in Merelbeke (1886-1921), 1998 De Keukeleire, E. Tram 20, terugblik op een stadslijn met buurtspoorwegallures 1912-1973, 2007, uitgave in eigen beheer De Potter, F., en Broeckaert, J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen arrondissement Gent, deel 5 De Smet, G., Geschiedenis van Zonnegem De Ruyver, L. Bewerking van de parochieregister van Sint-Bavo / Gontrode, dopen, huwelijken en overlijdens: 1641-1900,1999, uitgave Digitaal Archief / VVF De Ruyver, L. Bewerking van de parochieregisters van Sint-Martinus / Melle, dopen: 1804-1900, 1999, uitgave Digitaal Archief / VVF De Ruyver, L. Bewerking van de parochieregisters van Sint-Martinus / Melle, huwelijken: 1804-1900, 1999, uitgave Digitaal Archief / VVF De Ruyver, L. Bewerking van de parochieregisters van Sint-Martinus / Melle, overlijdens: 1804-1900, 1999, uitgave van Digitaal Archief / VVF De Ruyver, L. Bewerking volkstelling 1796 van Melle en Gontrode, 1999, uitgave Digitaal Archief / VVF De Vos, Jacques, De bunkers van Munte: hun komst, hun korte oorlogshistorie en hun langzame aftakeling, 2000 De Vuyst, H. e.a., SFI leeft! 1871-1996, 125 jaar oderwijs voor meisjes in het Sint-Franciscusinstituut te Melle-Vogelhoek, 1996, uitgave in eigen beheer Dienst archief, Erfgoedwandeling: oude wortels, nieuwe bomen door gemeentebestuur Merelbeke, 200809-26 91 - diverse auteurs, Terug naar de toekomst: 1808-1908-2008, 100 jaar Psychiatrisch Centrum Caritas, 200 jaar psychiatrische zorg door de Zusters van Liefde van J.M., 2008, uitgave in eigen beheer diverse auteurs, Terug naar de toekomst: 1808-1908-2008, 100 jaar Psychiatrisch Centrum diverse auteurs, 150 jaar Sint-Martinuskerk te Melle, 1991, uitgave van de stuurgroep 150 jaar SintMartinuskerk en de heemkundige vereniging de Gonde diverse auteurs, De Processie. Heiligenverering en volksvermaak in middeleeuws Vlaanderen. Livinus en de Sint-Lievensprocessie. Van Gent naar Sint-Lievens-Houtem, publicatie als deel LXI van de Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent diverse auteurs, heemkundig driemaandelijks tijdschrift ‘De Gonde’, 36 jaargangen (van 1972 t.e.m. 2008) Duquet Frans, Zo was Sint-Lievens-Houtem, Letterhoutem, Bavegem, Vlierzele Evrard, Sander, Herinnering (Merelbeke ’44), 1994 [getuigenis] Galle, G. Tussen Gonde en Schelde, verhalen – anekdoten – belevenissen, 1995, uitgave De Klaroen Gedenkboek College Melle : 1837-1987, 1987, uitgave in eigen beheer Journal de guerre de la Maison de Melle: 1914-1918, 1920, uitgave in eigen beheer Lefevre, N. De geschiedenis van Steevliet, 2001, uitgave in eigen beheer Melloy, C. Melle avant le déluge, 1930, uitgegeven door la Maison de Melle Neckebroeck, Norbert, Een beeld van een fabriek. Een geschiedenis van de Etablissements Saey 19111977. Olsen, J. Beeldhouwer Jules Vits (1868-1935), leven en werk, 1998, uitgave gemeentelijk museum en Heemkundige Vereniging de Gonde Olsen, J. m.m.v. De Baets, J. en Van Rolleghem, N. 150 jaar Sint-Bavokerk Gontrode (1855-2005), 2005, uitgave stuurgroep 150 jaar Sint-Bavo OMD 2003: Steen [brochure over het oorlogsverleden in Melle n.a.v. OMD], 2003, uitgave werkgroep OMD OMD 2008: Het twintigste-eeuwse Melle in 20 km [fietsroute], 2008, uitgave cultuurdienst en gemeentelijk museum Rzoska, Björn, mmv. Jan Mertens en Koen De Keukeliere, Sfeer! De winterjaarmarkt van Sint-LievensHoutem, uitgave Gemeentestuur Sint-Lievens-Houtem Steenweg 300: uitgave naar aanleiding van 300 jaar Brusselsesteenweg te Melle, 2004, uitgave gemeentelijk museum en gemeentelijke cultuurraad Steunpunt voor werkgelegenheid – arbeid – vorming 2002, aps Vlaanderen en bevolkingsregister Merelbeke Timmerman, Frans, Merelbeke [fotoboek] in 2 delen, 1992-1994 Van Acker, K.G., Middeleeuws Merelbeke Van Zaalhof over Krombrugge tot Merelbeke Van Acker, K.G., Merelbeke bijdrage tot de geschiedenis Van den Meersschaut, Herman, Van toeten en blazen: honderd jaar muziekmaatschappij “Voor God en Vaderland” Bottelare, 2008 Van den Meersschaut, Herman, Bottelaarse kroegen: over de herbergen, afspanningen, tavernes, estaminets en cafés van Bottelare tijdens de vorige eeuw, 2006 Van Oostende, G. Illustratie over de gebeurtenissen te Melle-Wetteren 1914-1918 en 1940-1945, 1985, uitgave in eigen beheer Verbist, H. Geschiedenis van Melle, 1962, uitgevrij A. Dewallens Jules Vits: Kruisweg – Anton van Wilderode: gedichten, 1985, uitgave gemeentelijke culturele raad Vreugd in deugd 1898-1978: de geschiedenis van de muziekvereniging, 1978, uitgave in eigen beheer + 36 jaargangen (van 1972 t.e.m. 2008) van het heemkundig driemaandelijks tijdschrift ‘De Gonde’, diverse auteurs + diverse thesissen en 92 Lijst van de leden van de raad van bestuur 93 Enquêteformulier Merelbeke Gelieve deze lijst aan te vullen met zoveel mogelijk door u bekende informatie. Let op: het gaat enkel over grondgebied Merelbeke en deelgemeenten! Bvb. kunst/archieven,… kunnen ook privé-collecties zijn Caféleven: (verdwenen) volkscafés Sport: duivensport,… Verhalen: legendes over bepaalde plaatsen,… Roerend erfgoed - Archieven - bibliotheken - kunst - film - fotocollecties - postkaarten - andere? Immaterieel erfgoed - verhalen - (religieuze) feesten/stoeten - Caféleven - Tradities - sport/spel 94 - dialecten - plaatsnamen - andere? Onroerend erfgoed - monumenten - dorpsgezichten - industriële panden - arbeidershuisjes - graven - boerderijen - agrarisch erfgoed - wegen - archeologische vindplaatsen Erfgoedverenigingen/organisaties 95 Formulier bevraging Sint-Lievens-Houtem ERFGOED: OPROEP AAN DE LOKALE BEVOLKING Midden september besloot Sint-Lievens-Houtem om samen met Melle, Merelbeke en Oosterzele in te stappen in een erfgoedconvenant. Dit betekent dat deze 4 gemeentes in de toekomst samen willen werken rond het thema erfgoed. Als de convenant goedgekeurd wordt door de Vlaamse overheid, krijgen we hiervoor extra middelen ter beschikking. Bij dit plan is uw stem belangrijk. Erfgoed is meer dan archeologische vondsten, oude gebouwen of beschermde monumenten. Erfgoed is ook: feesten en tradities, verhalen uit uw familie, het streekgerecht dat uw overgrootmoeder leerde van haar grootmoeder indertijd, de geschiedenis van uw vereniging! Hieronder hebben wij een lijst met slechts enkele vragen opgesteld. Antwoorden op die vragen kunnen ons helpen met het uitstippelen van een goed erfgoedbeleid. Uiteraard zou de lijst nog veel andere vragen kunnen bevatten. Daarom bevindt zich op het einde een open vraag. U kan immers bij ons terecht met alle vragen, opmerkingen of suggesties, wat betreft het plan voor erfgoedbeleid in onze gemeente en regio (het intergemeentelijke samenwerkingsverband). Meer nog: wij hopen op uw enthousiaste medewerking! Ter voorbereiding van de erfgoedconvenant, blijft de dienst cultuur uw lokale aanspreekpunt. Onderstaande vragenlijst kunt u dan ook terug aan ons bezorgen. Aarzel niet om ons te contacteren! CONTACTINFO Dienst Cultuur Sint-Lievens-Houtem Nele Buys - Cultuurbeleidscoördinator Fabrieksstraat 19 9520 Sint-Lievens-Houtem T: 053 60 72 35 [email protected] ERFGOED: LOKALE BEVRAGING Sint-Lievens-Houtem Enige vragen die u en ons op weg kunnen zetten. Wat is het erfgoed van onze regio? Waar bevindt het zich? Wie kent het nog? Wie wil het doorgeven? Enige losse ideeën en plaats voor uw eigen visie. !! OPGELET Na deze lijst kan u de inventaris lezen van het erfgoed van Sint-Lievens-Houtem. Dit is een VOORLOPIGE inventaris. Met deze zaken hebben wij al rekening gehouden. Wat volgens u ontbreekt, kan u via dit formulier aan ons doorgeven. 96 VRAGENLIJST Bent u bezig met familiekunde en heeft in die zin een collectie aangelegd? …………………………………………………………………………………………………………. Hebt u ooit aan stamboomonderzoek gedaan, of heeft iemand in uw familie het gedaan? Hebt u daar de resultaten nog van? …………………………………………………………………………………………………………. Kent u de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde? Bent u misschien zelfs aangesloten, of hebt u daarvoor interesse? …………………………………………………………………………………………………………. Verzamelt u iets dat iets verteld over het plaatselijke verleden, of over uw verleden? Bijvoorbeeld: bidprentjes, huwelijksaankondigingen, foto’s van vroeger, bepaalde voorwerpen (vb oude landbouwwerktuigen)? …………………………………………………………………………………………………………. Indien u bij een vereniging aangesloten bent: weet u iets over het verleden van die vereniging?Zijn er mensen in verenigingen die het materiaal van de vereniging bewaren (publicaties, foto’s,…)? …………………………………………………………………………………………………………. Kent u nog de geschiedenis van bepaalde huizen in de gemeente? Of woont u misschien zelf in een huis waaraan een bijzondere geschiedenis is verbonden? …………………………………………………………………………………………………………. Kent u nog bepaalde streekgerechten? Heeft u nog het recept? …………………………………………………………………………………………………………. Speelde u ooit een volkssport? Of speelden uw grootouders in deze gemeente zo’n sport in ploegverband? Heeft u daar nog foto’s over: Duivensport? Schutters? Caféspelen? …………………………………………………………………………………………………………. 97 Weet u iets over het plaatselijke dialect: bijzondere woorden die men nu nog maar weinig of niet meer hoort, kent u lapnamen van bewoners, plaatselijke uitdrukkingen, andere? …………………………………………………………………………………………………………. Hebt u weet van bijzondere verhalen, volkslegendes? Vertelden uw ouders of grootouders niet zo’n verhalen? …………………………………………………………………………………………………………. Hebt u interesse in het oprichten van een heemkundige vereniging? Of zou u er graag lid van zijn? …………………………………………………………………………………………………………. Wil u graag meewerken aan tentoonstellingen of andere projecten m.b.t. ons verleden, ons erfgoed? …………………………………………………………………………………………………………. Wil u graag meewerken aan Open Monumentendag, Erfgoeddag, e.d.? Wil u graag bij de projecten betrokken zijn of wil u graag als vrijwilliger meehelpen op deze dagen zelf? …………………………………………………………………………………………………………. Wij hebben een bijzondere interesse in de jaarmarkt: we willen het verleden van de jaarmarkt bewaren, dat betekent ook: alle legendes die daarmee gepaard kunnen gaan, alle verhalen, allerlei mogelijke tradities, foto’s, filmmateriaal, voorwerpen, enzovoort. Heeft u iets in uw bezit dat hiermee te maken heeft? Wil u het graag met ons delen? Laat het ons weten, wij bespreken het met u. …………………………………………………………………………………………………………. Heeft u nog voorstellen voor projecten, vragen bij uw collectie, opmerkingen over de toekomst van ons erfgoed, ideeën voor de erfgoedcel… Alle reacties zijn welkom! …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 98