bezoekersgids

Transcription

bezoekersgids
STEDELIJK MUSEUM LIER
EN KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
PRESENTEREN
BR
UE
GEL
LAN
D
BEZOEKERSGIDS
BR
UE
GEL
LAN
D
HET KONINKLIJK MUSEUM VOOR
SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN WORDT
MOMENTEEL VERBOUWD EN DE HER­
OPENING STAAT GEPLAND VOOR 2017.
DAT BETEKENT DAT MEN DE RIJKE
COLLECTIE NIET MEER IN HET BEKENDE
GEBOUW OP HET ANTWERPSE ZUID
KAN BEZOEKEN. TOCH BLIJFT DE VER­
ZAMELING DICHT­BIJ EN TOEGANKELIJK.
OP VERSCHILLENDE GASTLOCATIES
“Daar ik in den laatsten tijd een boeksken aan ’t schrij­
ven ben over Lier, en daarom veel in oude stadsgezichten
zit te zien, ben ik stilaan met het oude, en ook het ver­
dwenen Lier vertrouwd geraakt. Maar tegelijkertijd ben
ik ook een boeksken aan ’t schrijven over Peter Bruegel.
Het is een verbeelding van zijn leven. Er is van hem zo
weinig bekend, dat ik er kan over vertellen wat ik wil. Wat
ik ook zal doen. En ’t is de liefde voor de omgeving die
mij deed wensen dat Pieter ook te Lier zou komen, en ik
was besloten hem dat ook te laten doen.”
Felix Timmermans, Peter Bruegel te Lier, in: De Kroniek,
11, 1925, nr. 3
IN DE PROVINCIE ANTWERPEN KAN U
BELANGRIJKE ONDERDELEN VAN DE
VERZAMELING BEZOEKEN. AAN DE
HAND VAN TAL­RIJKE BRUIKLENEN UIT
HET KMSKA GAAT DE TENTOONSTEL­
LING BRUEGELLAND IN HET STEDELIJK
MUSEUM VAN LIER NA HOE VER DE IN­
VLOED VAN DE FAMILIE BRUEGEL OP DE
KUNST UIT DE LAGE LANDEN STREKT ...
Rode zaal
Wie kent de boerentaferelen van Pieter Bruegel de
oude niet? Ze staan in het collectieve geheugen gegrift
en zijn tot ver buiten onze landsgrenzen gekend. Wie
Bruegel zegt, denkt aan volkse humor, plezier maken en
tomeloos brassen. Niet zonder reden dragen dancings
en ijssalons zijn naam. Het kleurrijke beeld dat we van
de schilder hebben is grotendeels het werk van de Lierse
schrijver Felix Timmermans. Die publiceerde in 1928 een
geromantiseerde biografie van de schilder. De roman
leert ons echter meer over de verering van de eigenheid
in de Vlaamse kunst in de vroege twintigste eeuw dan
over de historische figuur Bruegel. Als schrijver kleurde
Timmermans immers zelf het plaatje in: met behulp van
zijn pen veranderde hij de intellectuele schilder in een
Pallieter.
Bruegels schilderijen konden al tijdens zijn leven op veel
belangstelling rekenen. Keizers en koningen betaalden
hoge bedragen voor de originelen. Om aan de grote
vraag te voldoen schilderden de zonen en kleinzonen
van de kunstenaar vele tientallen kopieën. Rijke burgers
kochten dergelijke taferelen als profilering tegen het on­
deugdelijke, volkse gedrag dat erop stond afgebeeld. Het
reproduceren gebeurde zelden naar de oorspronkelijke
composities. Vaak werden de getemperde aardkleuren
van Bruegel de oude vervangen door een feller en meer
commercieel palet. Ook in de details wijken de verschil­
lende versies af ten opzichte van elkaar.
1
ISIDORE OPSOMER
De schrijver Felix Timmermans 1936
KMSKA inv. nr. 2337
Felix Timmermans zegt in een voordracht, gepubliceerd
in 1943, naar aanleiding van Opsomers benoeming tot
baron: ‘… Dikwijls als hij mij zoo eens met zijn lichten blik
diep en lang bezag, zei hij “Fé gij hebt ne schoone kop…”.
Ik dacht dat het was om mij te vleien, maar hij voegde
er helaas bij: “een schoone kop om te schilderen, maar
’t portret is ’t moeilijkste dat er is”. ‘
2
PIETER BRUEGHEL II
Aanbidding door de koningen in de sneeuw
KMSKA inv. nr. 797
In 1567 schildert Pieter Bruegel I de aanbidding door
de koningen op een geheel nieuwe en gedurfde manier.
Hij laat het Bijbelse tafereel plaatsvinden in een hevige
sneeuwbui. In deze kopie van Pieter Brueghel II zijn de
dikke neerdwarrelende sneeuwvlokken weggelaten.
Het bonte gevolg van de koningen en het Vlaamse dorps­
leven krijgen opnieuw alle aandacht.
3
PIETER BRUEGHEL II
De kindermoord in Betlehem
KMSKA inv. nr. 832
De kindermoord in Betlehem, zoals verteld in het evan­
gelie van Matteüs, speelt zich op dit schilderij af in een
dorpje in het zestiende-eeuwse Vlaanderen. De soldaten
van Herodes doden ongenadig alle jongetjes van twee
jaar en jonger. Moeders en vaders smeken wanhopig om
medelijden. Pieter Brueghel II kopieert hier een schilderij
van Marten van Cleve die op zijn beurt een schilderij van
Pieter Bruegel I nabootste.
4
PIETER BRUEGHEL II
De prediking van Johannes de Doper 1924
Stedelijke Musea Lier inv. nr. 0044
Van deze prediking worden eenendertig versies toege­
schreven aan Pieter Brueghel II, zes daarvan zijn ge­sig­
neerd. Het origineel van Pieter Bruegel I uit 1561 be­hoorde
tot de kunstverzameling van aartshertogin Isabella en
wordt nu bewaard in Boedapest. De compo­sitie doet je
kijken als een voorbijganger die op een samen­scholing
stuit en wiens oog langzaam de diepte in getrokken
wordt naar de weinig opvallende persoon die spreekt:
Johannes de Doper.
Pieter Brueghel II - De kindermoord in Betlehem - detail
5
PIETER BRUEGHEL II
Bezoek aan de hoeve
KMSKA inv. nr. 5100
Het KMSKA bezit twee kopieën van het verloren origineel
Bezoek aan de hoeve van Pieter Brueghel I: een versie in
grisaille van Jan Brueghel I en deze versie in kleur van
Pieter Brueghel II. De titel van het schilderij verwijst naar
de scène die rechts in beeld is gebracht: een welgesteld
echtpaar op bezoek bij een boerenfamilie, mogelijk op
kraambezoek.
6
PIETER BRUEGHEL II
Spreekwoorden
KMSKA inv. nr. 5111
Van het spreekwoordenschilderij van Pieter Breugel I,
een van de allerbekendste zestiende-eeuwse Vlaamse
kunstwerken, zijn een twintigtal kopieën bewaard. Zowel
het museum in Lier als het museum in Antwerpen bezit
een kopie van de hand van zoon Pieter. Wie goed kijkt en
vergelijkt, ontdekt nogal wat verschillen. Zoek je mee?
Pieter Brueghel II - Spreekwoorden - detail
7
PIETER BRUEGHEL II
Spreekwoorden 1607
Stedelijke Musea Lier inv. nr. 0062
Het exemplaar van Lier is het oudst bekende van
de versies van Pieter Brueghel II. Mensen, dieren en
voorwerpen illustreren een honderdtal spreekwoorden
in een decor van een dorp aan een rivier. Ze verwijzen
naar de dwaasheid en de zinloosheid van menselijke
handelingen enerzijds en naar bedrog en huichelarij
anderzijds. Spreekwoorden waren een geliefkoosd
onderwerp in de literatuur en de kunst van de vijftiende
en zestiende eeuw.
9
PIETER BRUEGHEL II
Omdat de wereld is zo ongetrouw, daarom ga ik
in de rouw 1594
KMSKA inv. nr. 872/2
De figuren van de grijsaard in de rouw en de beurs­
snijdende, trouweloze wereld zijn een vrije interpretatie
van de personages in De misantroop van Pieter Bruegel I.
Het spreekwoord neemt de onbetrouwbaarheid van de
mens zwaar op de korrel.
10
PIETER BRUEGHEL II
8
PIETER BRUEGHEL II
Als de ene blinde de andere leidt vallen beiden in
de sloot
KMSKA inv. nr. 872/1
Dit spreekwoord is ontleend aan de Bijbel. In het evan­
gelie van Matteüs (15: 14) zegt Jezus over de Farizeeën:
‘Laat ze maar begaan: zij zijn blinden die blinden leiden.
Maar als de ene blinde de andere leidt, vallen beiden in
de kuil’. Geestelijk blind zijn zij want ze aanvaarden het
licht van het ware geloof niet. Wanneer de ene onbe­
kwame de andere onbekwame bijstaat, gaat het fout.
Als het kalf verdronken is, dempt men de
put
KMSKA inv. nr. 872/3
Een boer schoffelt op zijn erf de gemetselde waterput
dicht waarin zijn kalf verdronken is. Of: pas als het te
laat is, neemt men maatregelen. Je vindt deze bij­
zonder populaire spreuk ook uitgebeeld op het grote
spreekwoordenschilderij.
11
PIETER BRUEGHEL II
Vlaams spreekwoord
KMSKA inv. nr. 872/4
Totnogtoe is het spreekwoord dat bij deze voorstelling
hoort, niet gevonden. De betekenis ervan, namelijk dat
het dwaas is al zijn goed te verbrassen wordt evenwel
duidelijk door het bijschrift op de prent van Pieter van
der Heyden naar de oorspronkelijke tekening van Pieter
Bruegel I.
12
PIETER BRUEGHEL II
Wie weet waer omme de ganzen bervoets
gaan?
KMSKA inv. nr. 872/5
Het antwoord op deze vraag luidt: ‘Hierom en daerom
gaen de ganzen bervoets’. Alles op de wereld, of het nu
te verklaren is of niet, heeft zijn reden van bestaan.
Je kan ook een ander spreekwoord bedenken bij deze
voorstelling: ‘Ben ick niet geroepen om ganzen te
hoeden, laet het ganzekens wezen’. Krijg ik niet alles wat
ik wil, dan stel ik mij tevreden met minder.
13
PIETER BRUEGHEL II
Bruiloftsstoet
KMSKA inv. nr. 807
Volgens de gewoonte trekt de bruiloftsstoet langs
de molen om de vruchtbaarheid van het jonge
gezin te bevorderen. De bruidegom loopt achter de
doedelzakspeler op weg naar de kerk en de vader,
schoonvader en de rest van de mannen volgen.
Een tweede doedelzakspeler begeleidt de bruid en
de vrouwen. Achteraan bij de hoeves wordt het feest
voorbereid.
14
PIETER BRUEGHEL II
Sint-Joriskermis
KMSKA inv. nr. 644
Op 23 april vieren de schutters het feest van Sint-Joris.
De processie gaat net de kerk weer in maar iedereen
is al wild aan het feesten. Er wordt gedanst en de
herbergen zitten vol. De eerste ruzies barsten los terwijl
de schutters nog in volle gang zijn met het prijsschieten
om een nieuwe koning aan te duiden. Zoals vaak op deze
tafereeltjes naar Bruegel weet je niet waar eerst kijken.
15
ABEL GRIMMER
De vier seizoenen
KMSKA inv. nr. 831
Vier landschapjes vormen samen een seizoenenreeks.
In de lente wordt een tuin aangelegd, in de zomer het
koren geoogst, in de herfst een varken geslacht en in de
winter is het tijd voor ijspret. De landschapjes werden
geschilderd naar prenten van Pieter van der Heyden.
Voor de lente en zomer baseerde deze prentkunstenaar
zich op tekeningen van Pieter Bruegel I, voor de herfst
en de winter op werken van Hans Bol.
Pieter Brueghel II - Sint-Joriskermis - detail
Groene zaal
Adriaen Brouwer vernieuwt de Bruegeltraditie door
zich te verdiepen in de psychologie en het gedrag van
de volkse figuren. Hun gezichten drukken blijdschap en
dronkenschap uit, woede of pijn. In Vlaanderen oefent
hij invloed uit op Van Craesbeeck en Teniers, maar ook
in Holland kent hij vele bewonderaars, zoals blijkt uit de
herbergtaferelen van Van Ostade en de huishoudens
van Jan Steen. De kleine spitante voorstellingen beant­
woorden ook aan de smaak van de vele kunstliefheb­
bers in de achttiende eeuw die er hun kabinetten mee
verlevendigen. Daardoor blijft het schilderen van genre­
taferelen een succesformule tot laat in de negentiende
eeuw. Maar om de burgerij uit die tijd niet voor het hoofd
te stoten, worden onderwerpen zoeter en worden al te
rauwe details vermeden.
16
JAN STEEN
Huwelijksfeest
KMSKA inv. nr. 339
In de zeventiende eeuw werden bruiloften gevierd
met overvloedige maaltijden, danspartijen en ander
vermaak, dat dagen kon duren. In dit schilderij brengt
Jan Steen zo’n uitbundig huwelijksfeest in beeld, geheel
in de traditie van de bruegeliaanse bruiloft. Grappige
personages en vermakelijke scènes bezorgen de toe­
schouwer volop kijkplezier.
17
JAN STEEN
Vechtende boeren
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0059
Het kaartspel was een geliefde tijdspassering, maar ook
de oorzaak van dronkenmanvechtpartijen. Een razende
man heeft het mes getrokken en houdt de andere bij het
haar. De voorstelling is een zinnebeeld van Ira of woede.
18
JOOS VAN CRAESBEECK
De vijf zintuigen
KMSKA inv. nr. 377
Sommige kunstenaars stellen de zintuigen voor als vijf
vrouwen met hun kenmerkende attributen, anderen
gebruiken voor het thema portretten of taferelen uit
het dagelijkse leven. Hier zijn de vijf zintuigen verbeeld
als een vrolijk gezelschap in een herberg. Het flirtende
paartje stelt het gevoel voor, de man met de bierpot de
smaak, het zingende duo het gehoor, de roker de reuk en
tenslotte het jongetje met de telescoop het gezicht.
19
NAVOLGER VAN ADRIAEN
BROUWER
Dorpskermis
KMSKA inv. nr. 5021
De nette stadslui die doorgaans zulke schilderijen kopen
willen zich hiermee duidelijk distantiëren van het onbe­
houwen volk. Een dorpskermis lijkt de plek waar alle
be­schaving ontbreekt. Ruzies worden uitgevochten,
er wordt volop gevreeën, mensen verliezen door over­
matig drinken de controle over hun lichaam en geven
over. En alles gebeurt in het openbaar, zomaar op straat,
zelfs in de buurt van de kerk.
20
DAVID TENIERS II
Oude vrouw die tabak snijdt
KMSKA inv. nr. 348
Rond het midden van de zeventiende eeuw is het roken
door­gedrongen in alle lagen van de bevolking maar
evenzeer de tweeslachtige houding tegenover tabak.
En al werd tabak aanvankelijk als medicijn aangeraden,
toch heerst er wantrouwen want tabak bedwelmt en de
burger was heel bezorgd de controle over zijn bestaan te
verliezen want dat kon grote gevolgen hebben voor zijn
welzijn en welstand.
21
DAVID TENIERS II
De jaloerse vrouw
Stedelijke Musea Lier inv. nr. 0061
In een armzalig interieur legt een man liefkozend zijn arm
over de schouder van een jongere vrouw. Ze zit­ten wat
afzijdig aan een geïmproviseerde tafel en wor­den van
achter een tussenschot bespied door een oude vrouw.
Is de uil op het houtwerk een symbolische verwijzing
naar dingen die het daglicht niet verdragen, of gaat
het om een momentopname van het volksleven in de
zeventiende eeuw?
22
DAVID TENIERS II
Het boerenerf
Stedelijke Musea Lier inv. nr. 0069
David Teniers II was getrouwd met een kleindochter van
Pieter Bruegel I. Het werk van beide schilders vertoont
thematische gelijkenissen; wat stijl betreft leunt Teniers
aan bij zijn leermeester Adriaen Brouwer. Aanvankelijk
schilderde hij sombere herbergtaferelen, maar later ver­
koos hij ideale countryscènes vol harmonie en charme.
Dit schilderij werd vroeger Het dorp Perk genoemd,
om­dat Teniers in Perk een landgoed had gekocht van
de tweede man van Helena Fourment, de weduwe van
Rubens.
23
DAVID RIJCKAERT III
Boerenmaaltijd
KMSKA inv. nr. 322
David Teniers II - De jaloerse vrouw - detail
Iedereen zit buiten en lijkt zich te amuseren: er is eten,
drinken en muziek om op te dansen. Waarschijnlijk
is het Pinksteren en is het meisje met de kroon een
Pinksterbruid. Het is een middeleeuws gebruik dat
jonge huwbare mannen het mooiste meisje uitkiezen
en haar kronen, als symbool van een nieuw begin. In de
zeventiende eeuw is dit feest verwaterd tot een kinder­
feest, waarbij jonge pinksterbruidjes met vrienden zing­
end langs de huizen gaan en bedelen om snoepgoed of
geld.
24
CORNELIS DUSART
Interieur
KMSKA inv. nr. 125
Op de voorgrond zit een familie aan de broodmaaltijd en
achteraan zit een gezelschap rond een tafel. Het ziet er
allemaal rommelig en smoezelig uit en de figuren op de
achtergrond boezemen ook niet meteen veel vertrouwen
in. De gebroken pijpjes, de kannen, het kandelaartje
op de schouw, het hele repertoire van de populaire
herbergscènes is aanwezig. Dusart volgt hierbij de
voorbeelden van zijn leermeester Adriaen van Ostade.
26
HENDRICK MARTENSZ. SORGH
De drinker
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0045
De Rotterdamse schilder Sorgh specialiseerde zich in
kroegtaferelen. De herberg was in de Nederlanden de
plaats waar een belangrijk deel van het sociale leven
van de kleine man zich afspeelde. Eten, drinken en roken
duiden moraliserend op vluchtigheid en vergankelijkheid.
27
KOPIE NAAR FRANS VAN MIERIS
25
ARY DE VOIS
Oude vrouw met fles
KMSKA inv. nr. 70
Deze oude vrouw is een piskijkster en dat is meteen te
herkennen aan de vorm van de fles, of matula, die op de
blaas lijkt. De uroscopie is al eeuwenlang een belangrijk
onderdeel van het medische onderzoek maar geeft ook
aanleiding tot kwakzalverij. Rondtrekkende nepdokters
stellen lichamelijke diagnoses maar voorspellen ook
geluk in de liefde en deze vrouw, met haar karikaturale
uiterlijk, lijkt in deze laatste categorie thuis te horen.
De drinker
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0141
Een corpulente soldaat zit buiten de herberg “In de
vergulde vrijheijt” aan een tafel met drank, eten, pijp en
tabak. In zijn hand houdt hij een groot glas wijn. Wie lui
is, geniet van dag tot dag en denkt niet aan morgen.
28
ADRIAEN VAN OSTADE
De roker 1655
KMSKA inv. nr. 466
Een man zit lui achterover bij het open raam een pijp te
roken. Op tafel staat een glas en wat losse tabak in een
papier gevouwen met een aansteeklont ernaast. De witte
stenen pijpen werden vooral in Gouda gemaakt en waren
heel breekbaar. Het is geen realistisch beeld: de man
past niet in een interieur met kostbaar glas in lood en
de breekbare lange pijp werd ook alleen gebruikt door
hogere standen. Dit tafereel stelt mogelijk de reukzin
voor en de bedwelmende rook laat daarenboven zien hoe
ijdel of ijl het bestaan is: alles gaat op in rook.
29
ADRIAEN VAN OSTADE
Lezende man
KMSKA inv. nr. 5062
Deze man heeft een papier vast en dat hij leest ligt voor
de hand. Maar bij het bekijken van het oeuvre van Van
Ostade en van andere genreschilders, komt een gelijk­
aardige figuur vaak voor bij concertjes. Naast mensen
die instrumenten bespelen zijn er in deze scènes ook zij
die zingen en die worden geregeld afgebeeld met een
liedtekst in de handen. Misschien is het tijd om deze man
niet meer te laten lezen maar om hem te laten zingen.
Adriaen van Ostade - De roker 1655 - detail
30
JAN JOSEF HOREMANS II
Het kaartspel
KMSKA inv. nr. 5060
Ook in de achttiende eeuw heeft het kaartspel een
slechte reputatie. Hoofdzonden zoals hebzucht, luiheid,
gulzigheid en onkuisheid worden hiermee verbonden,
maar de sfeer is anders. De duistere kroeg is nu een
luchtige en lichte kamer. Een beschaafd interieur met de
familieportretten aan de muur en een vrouw heeft alle
troeven in de hand.
31
JAN JOSEF HOREMANS II
Het thee-uurtje
KMSKA inv. nr. 5061
Koffietafels en vieruurtjes met thee of chocolade
blij­ven in de achttiende eeuw het voorrecht van de
rijke­re standen en hier rond ontstaat zelfs een nieuwe
eti­quet­te. Thee of koffie wordt in een salon geserveerd in
speciale kopjes op lagere tafels met lage stoelen. Nieuwe
woorden ontstaan zoals gezelligheid en een geanimeerd
gesprek hoort erbij.
Jan Josef Horemans II - Het kaartspel - detail
32
IGNATIUS JOSEPHUS VAN
REGEMORTER
Kroegtafereel, 1828
KMSKA inv. nr. 3210
Schilderen over schilders is in de mode in de
negentiende eeuw. Anekdotes en verhaaltjes waarin
het kunstenaarschap verbonden wordt met overvloedig
drankgebruik of losbandig gedrag. Een beeld van de
schilder of artiest dat ook nu nog doorleeft. Hier vraagt
Jan Steen aan zijn vrouw om de kruik nog eens te
vullen? Frans van Mieris houdt het glas ondersteboven.
Ze hebben nog dorst.
33
IGNATIUS JOSEPHUS VAN
REGEMORTER
Ruzie bij het kaartspel
KMSKA inv. nr. 1161
Bij het kaarten kunnen de emoties hoog oplopen, ook
vandaag nog leidt het kaartspel tot ruzie en soms zelfs
tot veel erger. Voor een schilder is het een uitgelezen
motief om te laten zien hoe gemakkelijk de mens alle
remmen losgooit en de controle over zichzelf verliest.
Het kansspel wordt gelinkt aan ondeugden als nijd,
woe­de of hebzucht. Ook in een negentiende-eeuws jasje
blijven deze in de zeventiende eeuw ontstane thema’s
heel populair.
34
IGNATIUS JOSEPHUS VAN
REGEMORTER
Philips Wouwerman verbrandt zijn
werken 1833
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0100
De Haarlemse schilder Philips Wouwerman (1619-1668)
gunt zijn zoon, die ook artistieke aspiraties had,
zijn erfenis niet. Net voor zijn overlijden liet hij zijn
schetsen en tekeningen verbranden. Hij wilde dat zijn
zoon zelf zijn weg zou zoeken.
35
FERDINAND DE BRAEKELEER I
Rustende jager
KMSKA inv. nr. 1783
Ferdinand De Braekeleer I is bekend als historieschilder
maar is, samen met Madou, een belangrijk vertegen­
woordiger van de Belgische negentiende-eeuwse
genrekunst. Mooi geschilderde zoete verhaaltjes met een
grapje. De jager zit te dutten op een bankje in de zon en
merkt niet dat de mooie herbergierster hem besteelt.
De hond doet trouwens ook niets en laat haar begaan.
36
FERDINAND DE BRAEKELEER I
De druivendief 1850
Stedelijke Musea Lier, inv. nr. 0096
Een kleine jongen wordt betrapt terwijl hij druiven
steelt. De diagonale lijnen in de compositie en de
gelaatsuitdrukking van zowel de jongen als de oude
vrouw, benadrukken de dramatiek van het moment.
De Braekeleer verwierf grote faam met het schilderen
van scènes uit het leven van de gewone mens.
37
FERDINAND DE BRAEKELEER I
De dorpsschool 1854
KMSKA inv. nr. 1509
In dit schilderij brengt Ferdinand De Braekeleer het
thema van de strenge schoolmeester op een levendige
manier in beeld. Een norse, oude onderwijzer maakt
gebruik van de roede om orde en rust te scheppen in zijn
overvolle klas. De satirische prent De ezel op school naar
Pieter Bruegel I was een invloedrijke visuele bron voor
de verbeelding van de chaotische schoolklas.
Ferdinand de Braekeleer I - De druivendief 1850 - detail
38
HENRI LEYS
Vlaams bruiloftsfeest in de 17de eeuw 1839
KMSKA inv. nr. 1094
De genodigden en bruidspaar verzamelen voor het huis.
De feesttafel staat buiten voor de deur. Het houten
poortje met de begroeiing en trouwens de hele opbouw
van de scène doet denken aan het werk van David
Teniers II. Ook accessoires als de koelemmer en het
stilleven in de rechterbenedenhoek getuigen van Leys’
bewondering voor deze zeventiende-eeuwse schilder.
39
HENRI LEYS
De mis is uit 1866
KMSKA inv. nr. 1370
Later zal Leys zich vooral richten op de zestiende
eeuw. Met heel veel zorg probeert hij een nauwkeurig
beeld van het stadsleven weer te geven. Dat geldt voor
gebouwen en voor de kleding. Hier hebben we geen diep
landschap of doorkijk meer. De figuren worden op een
vrij smal voorplan geplaatst. De kerk, geïnspireerd op
de Gratiekapel in Antwerpen, en een paar huisjes doen
dienst als een scherm.
Henri Leys - De mis is uit 1866 - detail
40
42
41
43
HENRI LEYS
De gilde van de boogschutters ontvangt
Margareta van Oostenrijk 1860
KMSKA inv. nr. 211
Henri Leys is een van de meest invloedrijke schilders
van het historisch genretafereel. Als een ware oudheid­
kundige reconstrueert hij in zijn werk dagdagelijkse
taferelen uit het Antwerpse verleden. Voor een schilderij
over het leven van Margareta van Oostenrijk kiest hij
geen belangrijke historische gebeurtenis, maar gewoon
het bezoek van de jonge aartshertogin aan de schutters
van de Sint-Sebastiaansgilde.
HENRI LEYS
Interieur 1845
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0046
Een moeder die haar jonge kind toont, een oude man
die zijn pijp stopt, een gedekte tafel met net genuttigde
maaltijd, een hond die slaapt, alles straalt rust uit in dit
historisch interieur dat Henri Leys bewust archaïserend
samenstelde.
JOSEPH LIES
De rampen van de oorlog (1858)
KMSKA inv. nr. 1990
In de negentiende eeuw groeide de behoefte om het
verleden vorm te geven. Uit de zorg waarmee men
kleding en wapens gaat schilderen blijkt dat men ook de
oude schilderkunst goed bestudeert. Maar het blijven
hoe dan ook toneeltjes. Academiestudenten worden
aangemoedigd om “uitstraling en glans te geven aan
de wieg van ons ontwakend vaderland” en niet om de
grauwe en harde werkelijkheid weer te geven.
JOSEPH LIES
Een contrast (1862)
KMSKA inv. nr. 1189
Een jong gezin stapt vrolijk voorbij na een dag op het
land. Aan de linkerkant is alles anders. Een man zit
aan een tafel te dutten in een parkachtige omgeving.
Zijn vrouw kijkt verveeld of is het jaloers naar het
boeren­stel. Het gaat niet goed met die twee. Is het
rijk tegenover arm of blasé tegenover eenvoudig, lui
tegenover werklustig? De hele enscenering verwijst naar
de zeventiende eeuw overgoten met een negentiendeeeuws sentimentele saus.
44
JOSEPH LIES
Minnepraatje aan het water
Stedelijk Museum Lier inv. nr. 0109
Aan het water ligt een jongeman die dromerig verliefd
kijkt naar een breiend meisje. De achtergrond van dit
romantisch tafereel is een levendig rivierlandschap.
Joseph Lies was leerling van Nicaise De Keyser en
volgeling van Henri Leys.
45
JEAN BAPTISTE MADOU
Ruiters bij een herberg 1856
KMSKA inv. nr. 1938
Deze ruiters sluiten aan bij het populaire zeventiendeeeuwse thema. De kleding en omgeving lijken ook nog
naar die tijd (of wat later) te verwijzen maar de sfeer is
hier anders. Pittoresk is een woord dat vaak gebruikt
wordt bij het werk van Madou. Amusante en brave
tafereeltjes als uitlopers van een eeuwenlange traditie.
Gele zaal
In de negentiende eeuw blikken tal van kunstenaars
terug op de kunst uit de Lage Landen. Henri Leys
poogt het Antwerpen van de gouden eeuw te doen
herleven en bij het kiezen van zijn thema’s laat Henri
De Braekeleer zich inspireren door de openstaande
deuren en vensters bij de Hollandse meesters. Om­
streeks 1900 herontdekte de nieuwe generatie Bruegel
de oude. Aan hem ontleent Van De Woestyne zijn
scherp omlijnde stijl en poëzie. Smits, Laermans en
De Saedeleer schilderen hun maagdelijk witte land­
schappen met in het achterhoofd Jagers in de sneeuw.
Onder invloed van Bruegel vereenvoudigt Permeke zijn
boerenfiguren tot monumentale, hoekige gestalten in
schrale aardkleuren. Dat de plattelandsesthetiek tot op
heden geliefd blijft, blijkt uit de verkavelingen met fer­
mettes waarin vele Vlamingen wonen.
46
FRANS VAN KUYCK
Een familie Kempense houthakkers 1888
KMSKA inv. nr. 1158
Bij valavond keert een familie naar huis met een
voorraad hout. Frans Van Kuyck geeft deze familie
kracht en allure: het meisje dat voorop loopt, de man
die de takken op zijn rug draagt en de vrouw die op een
indrukwekkende, klassieke manier een zak boven het
hoofd houdt. Hun silhouetten tekenen zich scherp af
tegenover de bewogen lucht. De vrij lage horizon verheft
hen boven de heide alsof ze op een voetstuk staan.
47
JOZEF LAURENT DYCKMANS
De blinde bedelaar 1852
KMSKA inv. nr. 1520
De Lierse genreschilder Dyckmans toonde De blinde
bedelaar voor het eerst aan het publiek op het
Antwerpse Salon van 1852. Het zoete, sentimentele
tafereel, uitgevoerd in een haarfijne schilderstechniek,
kende er grote bijval. Dankzij de prent die Jean Baptiste
Michiels naar het kunstwerk maakte, verwierf het ook
internationale faam.
48
ALFRED STEVENS
Toegelaten bedelarij
KMSKA inv. nr. 1930
Twee bedelende meisjes bij een winkel die een rijk
cliënteel aantrekt. Armoede als tegenpool van het succes
van de burgerij. Een opeenvolging van mislukte oogsten
bracht hongersnood in Vlaanderen en duizenden trokken
naar de stad. Alfred en zijn broer Joseph Stevens waren
de eersten die de bedelaars in Brussel schilderden en
toonden op het Salon in 1848.
49
EUGÈNE LAERMANS
De blinde 1898
KMSKA inv. nr. 1941
In de sombere doeken van Eugène Laermans krijgen de
misbedeelden in de samenleving een belangrijke plaats.
Hier leidt een klein meisje met vlugge passen een blinde
man langs een lange, schemerige weg. Het werk van
Pieter Bruegel I was een belangrijke inspiratiebron voor
Laermans. Dit geldt zeker voor De blinde: het onderwerp
verwijst niet alleen naar Bruegels Parabel van de blinden
maar ook het panoramische landschap herinnert aan de
oude meester.
50
CHARLES MERTENS
Spinster 1889
KMSKA inv. nr. 2112
Als jonge kunstenaar schildert Charles Mertens genre­
stukken in de traditie van Henri De Braekeleer. Een­
voudige mensen in hun gewone doen en laten behoren
tot zijn favoriete onderwerpen. Hier is een huisvrouw aan
het spinnen in het gezelschap van een pijprokende man.
Het schilderijtje getuigt van een nauwkeurige observatie
en een scherpzinnige aandacht voor houdingen en
uitdrukkingen.
51
53
JAKOB SMITS
Molen in de Kempen (1923)
KMSKA inv. nr. 2027
De Kempen, het barre en desolate land met zijn oude
molens en schamele huisjes onder de hoge, over­
weldi­gende lucht, fascineert Jakob Smits uitermate.
In meesterwerken als De put en Molen in de Kempen
spreekt hij over de tegenstelling tussen de sombere
aarde en de lichtende hemel en de nietigheid van mens
en natuur ten opzichte van het universum. Met dikke,
korrelige verflagen laat Smits het licht stralen en baadt
zo zijn landschappen in een irreëel symbolisch licht.
CHARLES MERTENS
Maaltijd
KMSKA inv. nr. 2113
Drie mannen zitten samen aan de eettafel. Op de achter­
grond is een vrouw aan het breien. Alles is rust en vrede
in de eenvoudige woonkamer. In dit kleine werk toont
Charles Mertens zich een groot colorist. De rode jas van
de rugfiguur brengt het intieme, huiselijke tafereeltje,
dat is uitgevoerd in schakeringen van bruin en groen, tot
leven.
52
JAKOB SMITS
De put 1920
KMSKA inv. nr. 2730
54
HENRI DE BRAEKELEER
Interieur (1861)
KMSKA inv. nr. 1777
Henri De Braekeleer is een interieurschilder bij uitstek.
Rond zijn eenentwintigste maakt hij deze Vrouw bij
de Leuvense stoof die nog sterk aansluit bij de aloude
traditie. Allerlei mobilair en lijstjes overal aan de muur
eisen veel aandacht op en het gebruik van een donkere
lijnvoering met gedempt coloriet is een manier van
werken die De Braekeleer later zal veranderen.
55
HENRI DE BRAEKELEER
Ketellapper 1861
KMSKA inv. nr. 1776
De Ketellapper, oorspronkelijk bekend als de Koperslager,
is een uit een lange rij voorstellingen van ambachtslui
aan het werk in hun werkplaats. Hier valt op hoe het licht
binnen valt en het koper doet glimmen. Typisch voor De
Braekeleer is dat de toeschouwer de kamer recht inkijkt,
zodat de achterwand een rechthoek vormt. De lijnen van
de zijwanden, zoldering en vloer die loodrecht op het
beeldvlak staan lopen toe naar een punt.
56
57
HENRI DE BRAEKELEER
Plaatdrukker 1875
KMSKA inv. nr. 1360
Dit schilderij valt op door en zeer precieze techniek en
kleurgebruik. De stofweergave is uitzonderlijk. De spons
naast de fles op het stoeltje linksonder. De inktvodden
en spullen op het tafeltje rechts. Elk detail is met een­
zelfde zorg uitgewerkt tot de drukker toe. Lichtinval en
schaduw versmelten de verschillende elementen tot een
geheel en brengen alles in evenwicht: het vel papier op
de kist rechts beneden en het schap linksboven. Het glas,
hoog op de kast, en de pigmenten in het mandje op de
boeken.
.
HENRI DE BRAEKELEER
Spinster (1862-1863)
KMSKA inv. nr. 1774
In de eerste genrestukjes van Henri is het verband
met het werk van zijn vader Ferdinand overduidelijk,
op een punt na: het verhaaltje. Deze spinster sluit qua
onderwerp meteen aan. Maar het gaat niet zozeer over
de vrouw zelf, maar over compositie en hoe je invallend
licht in een interieur schildert en waar je je figuren het
best plaatst voor een maximaal effect.
58
HENRI DE BRAEKELEER
De man in de stoel (1875)
KMSKA inv. nr. 1845
De Braekeleer heeft vaak het Brouwershuis in Antwerpen
als decor gebruikt. Ook zijn oom Henri Leys en vele
anderen schilderden deze zaal. Het goudleer, de marmer­
vloer en de ramen zijn uiterst geschikt om techniek en
kunnen te laten zien.
Dit schilderij werd door baron Georges Caroly gekocht
en vervolgens in 1920 aan het Antwerpse museum
geschonken.
59
HENRI DE BRAEKELEER
Schilderijenhertoetser (1876)
KMSKA inv. nr. 1359
Een schilderij over het schilderen, over het ambacht.
De scène is heel herkenbaar de stoelen, de vazen en
pot­ten op de kast rechts, maar uiteraard vallen zijn
schilderijen meteen op. De Braekeleer schildert wel meer
schilderijen in schilderijen en toont zich zo als een groot
kopiist en niet uitsluitend van zijn eigen werk maar in
ander werk ook van oude meesters.
60
HENRI DE BRAEKELEER
Stillevenbenodigdheden (1885)
KMSKA inv. nr. 2701
Een stilleven van stillevenbenodigdheden. Een tafel met
aardewerk en porselein, mooie voorbeelden van textiel
op de stoel. Typisch voor zijn laatste jaren schildert hij in
kleine vlekjes en veegjes, een weelderige techniek die de
voorwerpen vult met licht en kleur. Het lijkt een oefening
en inderdaad veel van deze voorwerpen en elementen
komen terug in de interieurscènes.
Gustave Van De Woestyne - De slapers 1918 - detail
61
ALBERT SERVAES
Het boerenleven 1920
KMSKA inv. nrs. 2114-2125
In de Vlaamse kunstgeschiedenis staat Albert Servaes
bekend als de vader van het Vlaamse expressionisme
en als vernieuwer van de moderne godsdienstige kunst.
Het leven van de christelijke boer, later ingekort tot Het
boerenleven bestaat uit vier triptieken. Elk drieluik toont
een belangrijk godsdienstig moment in het leven van
de gelovige boer, in eenklank met een seizoen en een
levensfase.
Het eerste triptiek verbeeldt het sacrament van de
communie, de jeugd en de lente. Een communicante
verlaat het huis, samen schrijden de communicanten in
een feestelijk landschap naar de dorpskerk waar zij de
hostie ontvangen.
Het tweede triptiek toont het sacrament van het huwe­
lijk, de volwassenheid en de zomer. Op het rechterluik
vindt de verloving plaats, links trekt de bruiloftstoet naar
de kerk waar het huwelijk wordt ingezegend.
Het derde triptiek is gewijd aan het sacrament van
het doopsel, de rijpe levensjaren en de herfst. Op het
linkerluik komt de kraamvrouw op bezoek, rechts trekt de
doopstoet naar de kerk waar het kindje gedoopt wordt.
Het vierde en laatste triptiek toont de begrafenis, de
ouderdom en de winter. De dode wordt gekist en de
lijkstoet trekt naar de kerk waar de lijkdienst plaatsvindt.
62
FRITS VAN DEN BERGHE
Het leven (1924)
KMSKA inv. nr. 2527
Vanaf 1924 verschijnt het thema van de stad in het
oeuvre van Frits Van den Berghe. Het rustige Leieland­
schap voldoet niet meer als achtergrond voor de com­
plexe gevoels- en gedachtewereld van de kunstenaar. Wat
hem bezighoudt is het eeuwige conflict tussen man en
vrouw, dat hij in een stedelijk decor plaatst.
63
.
GUSTAVE VAN DE WOESTYNE
De slapers 1918
KMSKA inv. nr. 2685
Tevergeefs probeert een jongeman slapende boeren
die hun kudde verwaarlozen te wekken. Op de achter­
kant van het doek verklaren twee Bijbelverzen de
voor­stel­ling. Zoals Pieter Breugel I Bijbelse verhalen
naar het zestiende-eeuwse Vlaanderen vertaalt, brengt
Gustave Van De Woestyne het verhaal van Jezus en zijn
leerlingen in Getsemane in relatie met de eigen tijd. Zijn
slapende boeren sluiten de ogen voor het oorlogsgeweld.
64
CONSTANT PERMEKE
De boer 1934
KMSKA inv. nr. 2720
Timmermans zegt over Permeke: “… Maar dan komt
Permeke voor den dag. Permeke, die als een holbewoner
vierduizend jaar gesla­pen heeft en dan ineens wakker
wordt, buiten komt met een knots in plaats van een
borstel, in een primitieve roes de schilderijen wild en ruw,
maar daverend van brand uit den grond klopt…”
65
CONSTANT PERMEKE
Kermis 1921
KMSKA inv. nr. 2688
In de vroege jaren twintig willen mensen de oorlog zo
gauw mogelijk vergeten en ook schilders gooien zich
op het vermaak en vrije tijd als familie-uitstapjes en
kermis. Het is donker en vier figuren komen aanlopen
uit een drukte van mensen en huisjes achteraan.
Permeke experimenteert met diepte en ordening, met
vorm en vervorming, met kleur en techniek. Het gaat
over het schilderen zelf en dat is heel anders dan de
oude kermissen met verhalende elementen en vaak
moraliserende verwijzingen.
66
CONSTANT PERMEKE
Het gebakkraam (1922)
KMSKA inv. nr. 2991
Vanuit een redelijk hoog standpunt wordt het
gebakkraam geschilderd. Links zit een man naast het
fornuis een pijp te roken. Rechts vooraan zien we een
vrouw met de uitgestalde smoutebollen en appelen …
Opzij is er een doorkijkje naar de verbruikzaal. Het hele
oppervlak is gevuld. De vormen zijn zwaar getekend en
sterk vereenvoudigd. Donker- en lichtcontrasten worden
verlevendigd met groene, gele en rode accenten.
67
CONSTANT PERMEKE
Winterlandschap 1912
KMSKA inv. nr. 1929
De schilder bekijkt dit landschap van op een zekere
hoogte zodat hij mooi het landschap kan opdelen in
verschillende niveaus of plans met een vrij lage horizon.
Rechts vooraan een hoger stukje, als een driehoek, met
bomen. Dan volgt een lager plan met de hoeve … De
blik gaat zigzaggend heen en weer en daardoor lijkt het
sneeuwlandschap heel weids, net zoals Bruegel het ooit
bedacht.
68
ANDREAS SCHELFHOUT
Winterlandschap
Stedelijke Musea Lier inv. nr. 0049
Een bevroren rivier, schaatsers en sleeën op het
ijs, een boerderijtje met rokende schouw, een koeken-jeneverkraampje met de Hollandse vlag en een
windmolen aan de horizon. Dit lijkt een schilderij over
de Hollandse identiteit. Schelfhout was een van de
beroemdste Nederlandse schilders van dit genre in de
negentiende eeuw.
Constant Permeke - Het gebakkraam (1922) - detail
69
71
.
CONSTANT PERMEKE
De Pelgrims (1913)
Stedelijke Musea Lier, inv. nr. 0113
Vijf monumentale figuren staan als donkere schaduwen
op het voorplan. De weg en het huis achter hen
symboliseren de verlaten woonst en afgelegde tocht.
Krachtige borstellagen in sombere bruine kleuren
accentueren hun harde levensaard. De sterk statische
houding van de personages geven de toeschouwer een
gevoel van verpletterende stilte.
70
.
FLORIS JESPERS
Harlekijn 1925
Stedelijke Musea Lier, inv. nr. 0124
Het thema van de harlekijn of clown staat in het werk
van de Antwerpse schilder Jespers symbool voor de
kunstenaar. De achterglasschildering is als techniek
afkomstig uit de Duitse en Oostenrijkse volkskunst en
herontdekt door de Duitse expressioniste Gabriëlle
Munter. De werkwijze verloopt omgekeerd: je begint met
de details en eindigt met de grondlaag.
EDGARD TYTGAT
Bohemiens 1922
Stedelijke Musea Lier, inv. nr. 0127
Het werk van Tytgat straalt een volkse eenvoud uit en
is van een ontwapenende frisheid en ongekunsteldheid.
Tytgat laat hele dimensies van het bestaan buiten
beschouwing om steeds opnieuw de vertrouwde wereld
van zijn dromerijen en jeugdherinneringen op te roepen.
Daarom kan je hem tot op zekere hoogte vergelijken met
de schrijver Felix Timmermans.
72
73
GUSTAVE DE SMET
Hoeve (1939)
KMSKA inv. nr. 3021
GUSTAVE DE SMET
Witte hoeve (1938-1943)
KMSKA inv. nr. 2677
74
ISIDORE OPSOMER
Gezicht op Lier (1937)
KMSKA inv. nr. 2718
Opsomer is een schilder die in Lier opgroeide en
er veel mooie hoeken en kantjes van de oude stad
schilderde. Daarnaast was Opsomer een belangrijk
figuur in het Antwerpse kunstleven, eerst als leerling
aan de academie, na de eerste wereldoorlog als leraar
en nog later als directeur. Hij maakte deel uit van
de bijzondere commissie van het Koninklijk Museum
voor Schone Kunsten Antwerpen en zo heeft hij een
stempel gezet op het beleid van deze instelling. Vanuit
een hoog perspectief schilderde hij de stad Lier zoals
die vermoedelijk was in de zeventiende eeuw. Op de
voorgrond staat de nu afgebroken Molmolen.
COLOFON
Tekst: Siska Beele, Luc Coenen,
Nanny Schrijvers, Nico Van Hout en
Griet Van Opstal
Vormgeving: zap.be
Mei 2011
v.u. Guido Van den Bogaert
STEDELIJK MUSEUM WUYTS-VAN CAMPEN
EN BARON CAROLY
FLORENT VAN CAUWENBERGHSTRAAT 14, LIER
T: +32 (0)3 8000 396 - F: +32 (0)3 489 26 54
[email protected]
WWW.BRUEGELLAND.BE