full article
Transcription
full article
EEM op detailniveau Detailleren met DIANA Bij het ontwerp van een staalconstructie worden de verbindingen vaak afzonderlijk ontworpen, terwijl het werkelijke gedrag van knooppunten van invloed kan zijn op het gehele systeem. Het is raadzaam dit gedrag mee te nemen in de analyse van het gehele staafwerkmodel, vooral daar waar normen geen handvatten bieden. Temeer omdat hoogwaardige EEM-rekenprogrammatuur inmiddels voorhanden is waarmee de interactie tussen verbinding en staafmodel kan worden blootgelegd. Volwaardig modelleren in 3D is voor dagelijkse toepassing bewerkelijk, maar zou op zijn minst een ambitie voor de toekomst moeten zijn. eerste niveau. Het is dan ook aan te bevelen om het globale gedrag van de constructie te controleren met het werkelijke gedrag van de verbinding. Momenteel bestaat de mogelijkheid om de interactie tussen verbinding en staafwerkmodel volwaardig te modelleren. DIANA is een materiaalonafhankelijk rekenbrein, ontwikkeld aan de TU Delft, dat voornamelijk wordt gebruikt bij betonconstructies. Het programma is ook in opmars in de staalindustrie. In Duitsland is het al jaren in trek en inmiddels ook bij de grotere Nederlandse staalconstructiebedrijven. De software vraagt echter nogal wat rekenvermogen, en dus tijd. Het is daarom (nog) geen gewoongoed bij reguliere ontwerp- en rekensessies door ingenieursbureaus, behalve bij specialistisch werk zoals schadegevallen. ing. O. Joostensz en ing. M.M. van der Hulst PMSE In detail nabootsen DIANA is een ‘open pakket’, waarin elke constructie als het ware kan worden geboetseerd. Het pakket rekent niet-lineair, zowel fysisch als geometrisch. De werkelijke afmetingen worden gedefinieerd met 3D volumeelementen. Elk element bevat knopen op de hoekpunten. Deze knopen vormen de basis voor de berekening, terwijl het element zelf de materiaaleigenschappen beschrijft. Zoals veel EEM-pakketten rekent DIANA met de verplaatsingsmethode: de gevolgen van een beweging in de ene knoop wordt verplaatst naar de andere. Vanuit de onderlinge verplaatsingen wordt een evenwicht gezocht. Ostar Joostensz is adviseur civiele techniek en Matthijs van de Hulst is constructeur, beiden bij ABT in Velp. Het constructief ontwerp van staalconstructies wordt traditioneel vanuit twee verschillende niveaus uitgevoerd. Op het eerste niveau wordt het globale gedrag van de constructie beschouwd; op basis van sterkte, stijfheid en stabiliteit worden profieltype en –afmeting bepaald. Op dit niveau worden staafwerkmodellen gebruikt. De verbindingen tussen de staven worden hierin geschematiseerd als scharnier of (verende) inklemming. De staafverbindingen worden op een tweede niveau uitgewerkt op basis van de systeemlijnen en gekozen profieltypen. Aspecten als transport, montage, uitvoerbaarheid, kosten en soms specifieke expertise van de staalbouwer bepalen het detail zodat een maakbare verbinding ontstaat, die voldoet aan de geldende normen. Het gedrag van de verbindingen uit het detailontwerp zal in de meeste gevallen echter afwijken van de schematisering uit het 58 Praktijkvoorbeeld Afbeelding 1 toont een praktijkvoorbeeld met een rekenmodel. Om het aantal elementen te beperken zijn symmetrieassen gebruikt. De verbinding bestaat uit een HEA 120-hangkolom met een aangelaste kopplaat van 17 mm dik. De kolom is bevestigd met bouten M12 tegen een IPE-A 600-ligger. Bij een aantal van deze verbindingen zijn extra vulplaten van elk 10 mm dik toegepast, zoals op de bovenste impressie te zien is. Het doel van deze berekening is het bepalen van de rotatiestijfheid van de verbinding. Bijzonder aan dit model is dat ook de bouten 1:1 in het model zijn meegenomen. De interactie tussen bout en het omliggende materiaal is gemodelleerd met interface-elementen. Een interface-element bevat geen fysieke dikte, maar beschrijft enkel het contactgedrag tussen twee vlakken. Zowel rond de boutsteel, als onder de boutkop is het contactgedrag als ‘no-tension’-interface beschreven, dus zonder trekkracht. Hierdoor kan, onder meer, het wrikgedrag van de bouten in de berekening worden meegenomen. Verificatie rekenmodel Voor de vergelijking met het DIANA-model is gebruik gemaakt van NEN-EN 1993-1-8. Uit artikel 6.3 kan de rotatiestijfheid worden bepaald van de staalverbinding. Aangezien deze verbinding buiten de rekenregels valt, is een versimpeld model opgemaakt zonder vulplaten. Voor de rotatiestijfheid (Sj) geldt de algemene formule: Sj = Ez Σ i 2 1 ki Waarin: k istijfheidscoëfficiënt(en) binnen de verbinding zhefboomsarm In tabel 1 staat een uitwerking van de stijfheidscoëfficiënten (of flexibiliteiten) op basis van de normberekening volgens artikel 6.3.2. Hierbij is uitgegaan van een ‘geboute liggerkolomverbinding met kopplaten, tweezijdig – momenten niet gelijk met één boutenrij op trek’. De nummering van de stijfheidscoëfficiënten komt overeen met de in de betreffende norm gehanteerde nummering. Hoe lager de stijfheid (of hoe hoger de flexibiliteit), hoe geringer de invloed ervan december 2013 | BOUWEN MET STAAL 236 2 2 3 4 8 3 4 8 6 6 symmetrie-as 2 1 symmetrie-as 3 4 8 1 2 2 3 6 4 5 3 7 4 5 6 7 6 symmetrie-as 1 3 4 8 8 6 1 symmetrie-as als ingeklemd einde model, gemodelleerd 2 IPE 660 3 vulplaten drie stuks t = 10 mm 4 aangelaste kopplaat t = 17 mm 5 bouten M12, 8.8 6 HEA 220 7 belasting 8 bouten M12 met boutkophoogte 12 mm 4 5 3 4 5 7 6 48 1 1 1 einde model, gemodelleerd als ingeklemd 2 IPE 3 660 vulplaten drie stuks t = 10 mm 3 4 5 aangelaste kopplaat t = 17 mm 5 bouten M12, 8.8 6 HEA 220 7 belasting 1 IPE 660 bouten M12 met boutkophoogte 2 vulplaten 3 stuks t = 10 mm 12 mm 8 3 aangelaste kopplaat t = 17 mm 4 bouten M12 8.8 5 HEA 220 2 IPE 660 3 vulplaten drie stuks t = 10 mm 4 aangelaste kopplaat t = 17 mm 5 bouten M12, 8.8 moment (KNm) 2 3. Bezwijkmechanisme van de verbinding. BOUWEN MET STAAL 236 | december 2013 IPE 660 3 vulplaten drie stuks t = 10 mm 4 aangelaste kopplaat t = 17 mm verificatie modellen verificatie model vsp - 1 MPa verificatie model vsp - 0,1 MPa zonder vulplaten DIANA bouten M12, 8.8MPa verificatie vsp - 100 6 model220 zonder vulplaten conform NEN-EN 1993-1-8 HEA 7 belasting model met 3 vulplaten - boutkop 12 mm model met 3 vulplaten - boutkop 4 mm modellen } veerstijfheid met vulplaten DIANA bouten M12 met boutkophoogte 12 mm 5 6 einde model, gemodelleerd als ingeklemd einde model, gemodelleerd als ingeklemd 2 6 8 3 1. DIANA-model van een verbinding met hangkolom. Voor het blauwe deel van de bout geldt: contactgedrag tussen bout en aanliggend staallichaam, gemodelleerd als interface zonder trekcapaciteit. Op druk oneindig stijf gedrag, 8 met Mohr-Coulomb-relatie voor wrijvingseigenschappen. Contacteigenschappen zijn gemodelleerd zowel onder de boutkop, als rondom de bout, bij de vul- en kopplaten. 1 5 2 7 1 8 2 2 4 3 2 1 0 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 hoekverdraaing (mrad) 2. Moment-rotatiediagrammen van verschillende modellen. Groen: vereenvoudigd model (zonder vulplaten) volgens de norm (Sj = 1254 kNm/rad). Bruin, donkerblauw en oranje: vereenvoudigd model (zonder vulplaten) volgens DIANA (Sj = 2254 kNm/rad). Lichtblauw: model met drie vulplaten volgens DIANA (Sj = 832 kNm/rad). 59 op de totale stijfheid (Sj) van de verbinding. De stijfheid van de verbinding kan worden bepaald uit de grafiek van afbeelding 2, tabel 1 geeft inzicht in de invloed van de verschillende onderdelen. weergegeven in afbeelding 2. Het betreft hierbij de blauwe grafieken. Duidelijk is te zien dat het model met drie vulplaten een minder stijf gedrag laat zien dan uit het vereenvoudigde model volgt. Tabel 1. Overzicht flexibiliteiten (ki) van verschillen- Waarom EEM op detailniveau Met een EEM-berekening kan van elke willekeurige verbinding de capaciteit worden berekend. Deze ‘ontwerpvrijheid’ is een van de grote voordelen. Voor de gevoeligheidsanalyse zijn varianten doorgerekend met verschillende diktes van de boutkoppen. Uit de resultaten blijkt dat de dikte weinig invloed heeft op het gedrag van de verbinding. Naast de afmeting van de boutkop kunnen uiteraard nog meer verschillende variabelen worden onderzocht. Het tweede voordeel van de EEM-berekening is dan ook dat een parameteronderzoek betrekkelijk eenvoudig kan worden uitgevoerd. Uit de berekening kan het maatgevende bezwijkmechanisme van de verbinding de onderdelen in praktijkvoorbeeld. nr. ki locatie + omschrijving k1 33,3 lijf IPE-A op afschuiving (niet verstijfd) k2 3,52 lijf IPE-A op druk (niet verstijfd) k3 1,75 lijf IPE-A op trek (een boutrij op trek) k4 87,8 flens IPE-A op buiging (een boutrij op trek) k5 48,3 kopplaat op buiging (een boutrij op trek) k10 9,95 bouten op trek (een boutrij op trek) Een vergelijking van de resultaten, op basis van de rotatiestijfheid, staat in afbeelding 2. De groene grafiek betreft de normberekening, de grijze lijnen het verificatiemodel in DIANA van dezelfde verbinding. In beide gevallen is te zien dat de stijfheid van de verbinding afhankelijk is van de belasting. In de DIANA-berekening is tegelijkertijd de invloed van de voorspankracht in de bouten meegenomen. Deze factor speelt geen rol in de berekening volgens de norm. De resultaten van de DIANA-sommen bevestigen deze aanname. Uit afbeelding 2 volgt dat de stijfheid volgens de DIANA-berekening hoger is dan de identieke berekening volgens de norm. Dit kan worden verklaard uit het feit dat een aantal flexibiliteiten in de norm wordt bepaald op basis van de volledige hoogte over de snedes. In DIANA is niet de volledige liggerhoogte meegemodelleerd. Uit de spanningtrajectoriën van de DIANAberekening volgt namelijk dat de krachten lokaal worden ingeleid, dus slechts over een deel van de ligger. De rotatie van de verbinding als geheel door lokale krachtsinleiding is dus kleiner. Dit levert een grotere stijfheid. Voor de in de praktijk aangetroffen verbinding (afb. 1) kan alleen met een eindig-elementenmodel inzicht worden verkregen in de rotatiestijfheid. Het moment-rotatiediagram van het model van de verbinding is 60 worden bepaald. Afbeelding 3 toont aan dat, in dit geval, de verbinding met de drie vulplaten bezwijkt op trek in de bout. Daarbij genereert een eindig-elementenmodel een nagenoeg oneindige hoeveelheid aan rekenresultaten. Van elk element is de toe- of afname van de spanning te lezen over de diverse belastingstappen. Dit is ook mogelijk met de verplaatsingen van de knopen of de verschil-verplaatsingen tussen knopen. Dit geeft inzicht in het mechanisme van willekeurig welke verbinding, en daarmee de invloed ervan op het gehele constructieve systeem. Een constructie zoals weergegeven in afbeelding 4 is momenteel misschien nog te bewerkelijk voor praktische toepassingen. Maar het zou toch op zijn minst een ambitie voor de toekomst moeten zijn. • 4. Staafwerkmodel met verbindingen in 3D-solid-elementen. december 2013 | BOUWEN MET STAAL 236