periodiek tijdschrift zesentwintigste jaargang - nummer

Transcription

periodiek tijdschrift zesentwintigste jaargang - nummer
periodiek tijdschrift
zesentwintigste jaargang - nummer 2, juni, juli, augustus 2014
Verantwoordelijke uitgever en secretariaat :
Jean Verhaegen, Grote Snijdersstraat 119/1 9280 Lebbeke
Afgiftekantoor: 9280 Lebbeke 1 P 708707
Tijdslijn
57-51 v. Chr. veroveringen van Gallië door Caius Julius Caesar
43 v. Chr. stichting van Lyon
44 v. Chr. overlijden Caesar, Caius Iulius Caesar Octavianus wordt procurator
39 v. Chr. planning van het wegennet in Gallië door Agrippa
27 v. Chr. Caius Iulius Caesar Octavianus wordt Keizer Augustus,
27 v. Chr -14 na Chr. Augusteïsche periode
27 v. Chr. eerste volkstelling in Gallië
19-17 v. Chr. stichting Trier
20-11 v. Chr. stichting Bavay en tweede volkstelling (18-12 v. Chr.)
1 augustus 12 v Chr. inwijding te Lyon van een altaar gewijd aan Roma en
Augustus waar de Galliërs hun trouw aan Rome jaarlijks bevestigen
10-5 v. Chr. vroegste aantoonbare Romeinse aaanwezigheid in Vlaanderen en
oprichting van de militaire kampen in onder meer Velzeke en Tongeren
9 na Chr. nederlaag van Varus in het Teutoburgerwald
19 augustus 14 na Chr. overlijden van keizer Augustus
14-37 na Chr. Keizer Tiberius
40 na Chr. Vermoedelijke datum oprichting 1ste fanum Hofstade
41-54 na Chr. Keizer Claudius. Voltooiing gepland wegennet in Gallië
43 na Chr. verovering van Britania
50 na Chr. vermoedelijke datum stichting Waasmunster-Pontrave
54-68 na Chr. Keizer Nero
70-100 na Chr. Flavische keizers
172-174 invallen Chauci in onze streken
170-200 na Chr. forten opgericht langs de kust en Tongeren krijgt een nieuwe omheiningsmuur (170 Maldegem-Vake, 175-180 Aardenburg, 200 Oudenburg)
192-193 na Chr. Keizer Pertinax (jongste munt schat Mespelare)
313 na Chr. Edict van Milaan, gelijkstelling christendom met de erkende godsdiensten
Vanaf 350 na Chr. Franken vestigen zich boven de linie Boulogne-Bavay-Tongeren
410 na Chr. de Romeinse troepen teruggeroepen, ontruiming van onze streken
476 na Chr. troonsafstand Romulus Augustulus, laatste West-Romeinse keizer
Titelpagina fragment kaart van Vlaanderen van Pieter Van Der Beke uitgegeven mei 1538,
met stylische weergave van Dendermonde en de kerkdorpen Lebbeke, Wieze en Denderbelle
http://search.ugent.be/meercat/x/all?q=author:%22van+der+Beke%2C+Pieter%22
Overname uit dit tijdschrift met bronvermelding
ISSN=0778-06168
45
©Luc.Vermeiren
SPOREN VAN EEN
ROMEINSE WEG IN LEBBEKE
LEIDEN NAAR EEN
VROEG-ROMEINS STEUNPUNT AAN DE DENDER
Dendermonde
Dendermeander
t’Ooit
Zwijveke
Hofstade
Blekte
Aalst
Luc Vermeiren
Heemkring Lebbeke
2014
46
Fragment van de kaart van Gallia Novella uit de “Geographia” van Francesco Berlinghieri gedrukt te Firenze,
http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b55007623j/f92.item Deze kaart waarop Dendermonde is vermeld als “Term…”
en Vlaanderen als deel van Frankrijk wordt afgebeeld op basis van de kaarten van Ptolemaeus, wordt als een van de
oudste kaarten van Frankrijk beschouwd, gedateerd 1480-1482 en de eerste die de kennis van de antieke aardrijkskundigen combineerde met moderne kaarten, http://multimedia.bnf.fr/visiterichelieu/grand/cp04.htm. De kaart zou
echter pas rond het overlijden van Frederico di Montefeltro, op 10 september 1482, gedrukt zijn ( BROTTON J 2000,
‘Printing the world’. In Frasca-Spada M & Jardine N (eds.), Books and sciences in history, Cambridge Univeristy Press, 3548, 44) maar de drukdatum blijft een twistpunt (http://catalog.nypl.org/record=b14375248~S1,
http://www.bnto.librari.beniculturali.it/index.php?it/157/incunaboli ).
Recent dateerde men de druk in elk geval van na april 1482 en voor de winter van 1483 (ROBERTS S 2013, Printing a
mediterranean world, Florence, Constantinople an the Renaissance of Geography, President and Fellows of Harvard College, 112.
De kaart van Nicolaus Germanus (fig. 1. p. 52) is gedrukt op 16 juli 1482
(http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b55005954p/f299.image; http://www.worldcat.org/title/cosmographialatin/oclc/22397859).
Beide publicaties bevatten in elk geval de oudste gedrukte kaarten van modern Gallië (MEURER P. H. 1987,
Carthography in the German lands 1450-1650. In Woodward D, Cartography in het European Renaissance, University of
Chicago Press, 1181, http://www.geography.wisc.edu/histcart/series.html ). Ze volgen op de val van Constantinopel
in 1453 waardoor het doek viel over het Oost-Romeinse rijk.
Berlinghieri drukt in Latijnse letters en vermeldt steden zoals Gent, Mechelen, Kortrijk, Sint-Truiden die we niet terugvinden bij Nicolaus Germanus die in Gotisch schrift drukt. Grote steden worden aangeduid met een driehoek. Vele
plaatsnamen kregen een Italiaanse schrijfwijze.
Op keerzijde: kaarten van Dendermonde en Aalst van Jacob van Deventer van 1570. Detail: met de Dender tussen
Zwijveke en Aalst, Biblioteca Nacional de Espana, res.200 nr. 35, http://bibliotecadigitalhispanica.bne.es; de originele
schets van de kaart van Dendermonde gerealiseerd tussen 1550 en 1565 is bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van
België, http://lucia.kbr.be/mapview/index.php?image=/deventer/1588820.imgf; DAUWE J.2010a, 37-39.
47
Woord vooraf
Waarde leden van Heemkring Lebbeke,
Dit dubbelnummer van ons tijdschrift bevat een bijdrage van Luc Vermeiren over de Romeinse wegen in onze streek, het mondingsgebied van de Dender, en specifiek in Lebbeke.
In “Lebbeke in de 9de eeuw” lazen we dat de Sint-Baafsgoederen in Lebbeke gegroepeerd waren aan de Romeinse weg van Asse naar Zwijveke. Onze vraag naar meer informatie over
deze weg leidde tot deze studie over het tot nu toe nagenoeg niet onderzochte Romeinse
wegennet in de Denderstreek.
We maken kennis met de Romeinse cartografie via een primeur, twee kaarten uit 1482. Dit
zijn in elk geval de oudste kaarten in gedrukte vorm met de vermelding van Dendermonde
en waarschijnlijk zelfs van Vlaanderen en vele steden in de regio Vlaanderen. Het “moderne” Gallië van de 15de eeuw wordt er voorgesteld aan de hand van hertekende kaarten volgens de beschrijving door Ptolemaeus uit de eerste helft van de tweede eeuw.
Het totaalbeeld van het vroegste Romeinse wegennet in Vlaanderen wordt in deze bijdrage
fundamenteel vervolledigd. Het blijkt namelijk aan te sluiten bij oude routes waarbij het
wad te Denderbelle al millennia lang een sleutelrol speelde. De Romeinen namen het, kort
na de verovering van Gallië, in gebruik als een versterkt steunpunt op de Dender en integreerden het in de strategische verbinding tussen Keulen en Boulogne.
Te weinig is geweten dat de realisatie van dit Imperium Romanum aan het begin van onze tijdrekening gebeurde in bloed en tranen. De Gallische oorlogen die naar schatting het leven
eisten van 10% van de toenmalige bevolking van 10 miljoen mensen, waarvan dan nog eens
10% weggevoerd werd in slavernij, doen denken aan de recente geschiedenis. Wanneer we
in 2014 de honderdste verjaardag van het begin van de Grote Oorlog herdenken, is het niet
ongepast om ook even stil te staan bij de sterfdag van Keizer Augustus op 19 augustus 14,
tweeduizend jaar terug. Het Romeinse wegennet was een initiatief van Augustus die als de
eerste grondlegger van het moderne Europa mag beschouwd worden.
Pikant detail: uit die tijd van de Gallische oorlogen stamt een in Lebbeke gevonden gouden
munt van de Bellovaci, geslagen op 300 km. van de vindplaats, een unieke getuige van bovenlokaal verkeer via onze gemeente in de Gallo-Romeinse tijd!
Het knooppunt van de wegen in Noord-West Gallië was destijds Bavay, een Noord-Frans
stadje, waar de Romeinen de nieuwe hoofdstad van de Nerviërs vestigden. Opmerkelijk is
dat de heirbaan die van daaruit over Asse liep, niet op de Dendermonding gericht was.
Omdat in de vakliteratuur gesteld wordt dat Velzeke, Asse en Elewijt al in de Augusteïsche
tijd met elkaar verbonden moeten geweest zijn en dat die verbinding via Hofstade bij Aalst
zou hebben gelopen, zocht Luc Vermeiren eerst in die richting verder. Het bleek echter dat
het heiligdom in Hofstade pas werd opgericht vanaf 40 na Chr., dus vijftig tot zestig jaar na
de aanleg van de weg over Velzeke. Maar als we dit traject echter 5 km doortrekken, bekomen we direct aansluiting op de pre-Romeinse wegen aan de andere zijde van de Dender.
48
Bovendien ligt daar een site die op zijn minst met Asse kan wedijveren, namelijk Mespelare.
In 1607 kwam dit dorpje in het wereldnieuws: de tot dan toe grootste goudschat uit de
Romeinse tijd werd daar toen gevonden. Ook nadien kwam het Romeins verleden van Mespelare meermaals onder de aandacht onder meer omwille van de vele zware funderingen
waarop men stootte, maar telkens weer verdween de belangstelling. Er was immers geen
wegtracé van enige omvang bekend waar men Mespelare aan kon aan verbinden… Mespelare en Denderbelle, waar eveneens Romeinse vondsten worden gemeld, zijn wél een strategische en logische bestemming voor een hoofdweg uit het begin van onze jaartelling, een
weg die in Lebbeke aansluit bij de al meer dan duizend jaar oude route over het wad.
Maar ook in Lebbeke zelf hebben de IJzertijd en de Romeinse tijd sporen in het landschap
nagelaten. Daardoor krijgen we er voor het eerst zicht op hoe onze gemeente is ontstaan en
hoe het lokaal wegennet zich heeft ontwikkeld. Eerst waren er de haakse toegangswegen
van de Romeinse weg naar de aloude hoeven te Rossem, te Beugem, te Zeebroek. Pas nadien werd een weg aangelegd in de richting van ons huidig dorpscentrum. De auteur legt
uit waar de Romeinse weg kan hebben gelopen. Het komt ons zelfs voor dat die hoofdweg
werd aangesneden bij de aanleg van de Fluxis-gasleiding in 1997-1998!
In “Lebbeke in de 9de eeuw”, stelde Luc Vermeiren een terminus ante quem: de palimpsest van
800-811. Daar kon hij nu aan toevoegen dat Lebbeke ontstond vóór het in onbruik raken
van de Romeinse weg naar het wad en het aanleggen van de aftakking van die weg naar
Dendermonde. De huidige dorpskom ligt immers niet aan die weg maar op de splitsing van
de wegen richting Opwijk en Baasrode. Dit opent de mogelijkheid dat Lebbeke een oorsprong heeft die teruggaat tot het ontstaan zelf van het voorhistorisch kruispunt van de aloude Dender-Scheldeweg met de weg naar Opwijk.
Deze bijdrage kwam tot stand dank zij de niet aflatende steun en raad van prof. Hugo
Thoen, als geen ander een expert in het Romeinse verleden van Vlaanderen, van Luc Van
Durme die het toponymisch aspect adviseerde, van Kristine Magerman die als archeologe
de leiding heeft van het onderzoek naar het Romeinse Asse en van vele anderen die waardevolle suggesties aanbrachten. Aan hen allen, welgemeende dank.
Met dit artikel, “Sporen van een Romeinse weg in Lebbeke”, levert Luc Vermeiren andermaal een
fundamentele bijdrage aan de vroegste, totaal onbekende geschiedenis van onze gemeente.
In zijn opmerkelijke studie “Lebbeke in de 9de eeuw” kon hij al aan de hand van de tekst van
een Karolingisch palimpsest bewijzen dat deze gemeente veel ouder was dan de stad Dendermonde. Nu bestudeerde hij het lokaal wegennet uit het begin van onze tijdrekening en
komt tot het besluit dat onze gemeente toen niet het einde van de beschaafde wereld was,
maar integendeel, al in de vroeg-Romeinse tijd een belangrijk knooppunt.
Onze Heemkring is bijzonder fier deze magistrale bijdrage, die ook van belang is voor de
ontstaansgeschiedenis van alle dorpen in het Land van Dendermonde op de rechteroever
van de Schelde, te kunnen publiceren.
Jozef DAUWE
Voorzitter Heemkring Lebbeke
49
TIJDSLIJN
45
WOORD VOORAF
48
1 VOORAF
1.1 EEN ROMEINSE WEG IN LEBBEKE?
1.2 HOE KAN DIE ROMEINSE WEG IN LEBBEKE ER UITZIEN?
52
52
54
2 DE SITUATIE BIJ DE ROMEINSE VEROVERING
2.1 HET ROMEINSE WEGENNET BOUWT VERDER OP DE BESTAANDE
55
INFRASTRUCTUUR
2.2
NERVISCHE BEWONINGSPLAATSEN
55
58
3 DE OPBOUW VAN HET ROMEINS WEGENNET
3.1 HET ROMEINS WEGENNET, EEN MEESTERWERK
3.2 ASSE, EEN MILITAIRE SCHAKEL IN EEN PLANMATIG OPZET?
3.3 ASSE OP DE WEG VANUIT BAVAY
3.4 WEGEN MET ALS VERTREKPUNT ASSE
3.4.1 DE WEG NAAR HOFSTADE
3.4.2 ANDERE WEGEN VANUIT ASSE NAAR HET NOORDEN EN HET WESTEN
3.5 EEN WEG VANUIT VELZEKE NAAR HET NOORDOOSTEN?
3.6 EEN VERVOLG OVER DE SCHELDE VAN DE WEG VANUIT VELZEKE?
3.7 FORMULERING VAN EEN HYPOTHESE
60
60
61
64
66
67
67
69
71
72
4 HET MOGELIJKE TRAJECT HOFSTADE-DENDER
4.1 WEGGEDEELTEN TEN NOORDEN VAN DE “VIJFHUIZEN” IN AALST
4.2 HET VERDERE VERVOLG NAAR DE DENDERMONDING
4.3 MESPELARE EEN STRATEGISCH SCHARNIERPUNT?
4.4 SPOREN VAN HET ROMEINSE VERLEDEN VAN MESPELARE
4.4.1 FUNDAMENTEN DIE NIET TOT ÉÉN GEBOUW BEHOREN
4.4.2 EEN UITZONDERLIJKE EN GROTE SCHATVONDST
4.5 DE BESTEMMING VAN DE WEG VIA VELZEKE GEVONDEN?
73
73
74
75
76
76
77
77
5
DENDERBELLE RICHTPUNT VOOR EEN ROMEINSE WEG?
78
6
HET MOGELIJKE TRACÉ ASSE-DENDEROVERGANG
82
7
WAT KENMERKT EEN DOOR DE ROMEINEN AANGELEGD
WEGTRACÉ?
PAROCHIEGRENZEN EN OUDE VERSTERKTE PLAATSEN
DE VOORKEUR VOOR EEN LIGGING OP DE WATERSCHEIDING
TOPONIEMEN EN OUDE KAARTEN
BREEDTE EN GREPPELS
HOLLE WEGEN VOLLEDIG UIT DE HEUVEL GESNEDEN
RECHTLIJNIG
83
83
84
84
84
85
86
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
50
7.7
7.8
WISSELPOSTEN, PLEISTERPLAATSEN EN ANDERE ROMEINSE RESTEN 87
VOORKEUR VOOR VRUCHTBARE STREKEN
87
8 VAN DENDERBELLE TOT BAARDEGEM: ROMEINSE SPOREN? 87
8.1 EEN ROMEINSE WEG WORDT GEBRUIKT ALS GRENS
87
8.2 DE WATERSCHEIDING EN TOPONIEMEN
91
8.3 DE BREEDTE VAN DE WEG EN GREPPELS
93
8.4 VOLLEDIG UIT DE HEUVEL GESNEDEN HOLLE WEGEN
94
8.5 RECHTLIJNIG TRAJECT
95
8.5.1 BAARDEGEM
95
8.5.2 LEBBEKE-BAARDEGEM
95
8.5.3 KLEIN GENT
96
8.5.4 DE WAAITJENSSTRAAT
97
8.5.5 DE BLIJSTRAAT
98
8.6 (PRÉ)-ROMEINSE SPOREN EN EEN WISSELPOST
99
8.6.1 ALFSBERGEN
99
8.6.2 DE IJZERTIJD-SITE OP HET FONTEINTJE
100
8.6.3 VONDSTEN UIT DE OVERGANGSTIJD LATE IJZERTIJD-ROMEINSE TIJD 100
8.7 VOORKEUR VOOR LEEMGRONDEN EN OUDE CULTUURGRONDEN
100
9
BESLUIT: EEN VROEG-ROMEINSE HOOFDWEG IN LEBBEKE 101
10 ANNEXEN
10.1 ANNEX I ROMEINSE WEGEN BIJ HOFSTADE:
10.2 ANNEX II MESPELARE, EEN CENTRUM IN DE ROMEINSE TIJD
10.2.1 FUNDAMENTEN DIE NIET TOT ÉÉN GEBOUW BEHOREN
10.2.2 DE SCHATVONDST
10.2.3 BESLUIT OMTRENT MESPELARE
10.3 ANNEX III DE DENDER ALS ALTERNATIEF VOOR EEN WEG?
104
104
104
104
107
112
113
11 BIBLIOGRAFIE
INTERNETPUBLICATIES.
114
121
12 LIJST VAN FIGUREN.
122
51
1
Vooraf
We gebruiken niet de benamingen “heerweg” of “heirweg”. Dit zijn middeleeuwse wegen
waaraan, soms onterecht, Romeinse wortels worden toegeschreven.1
1.1
Een Romeinse weg in Lebbeke?
In “Lebbeke in de 9de eeuw, Van Vlaanderen naar Brabant” schreven we dat Lebbeke ouder
is dan algemeen aangenomen werd en dat het Sint-Baafsgoed te Lebbeke zich situeert aan
een Romeinse weg die Asse met Zwijveke verbindt.
Asse is de bekendste Romeinse woonplaats in de regio, Zwijveke staat aan de wieg van Dendermonde en heeft een Romeins verleden. Een veldweg in Baardegem en Lebbeke staat gekend als een lijnrecht restant van de weg van Asse naar Zwijveke.
Op een kaart van modern Gallië van Nicolaus Germanus (Donis) uit 1482, op basis van de
kaart van Ptolemaeus (87-150 na Chr.), is “Denromonde” aangegeven.2 Samen met de kaart
van Berlinghieri ( p. 47) is dit de eerste weergave van Dendermonde op een gedrukte kaart.3
Fig. 1: Fragment van de kaart van modern Gallië van 1482 van Nicolaus Germanus.4
“Heerweg” hoeft niet te duiden op een Romeinse weg of een weg voor het “heer(leger)”. In toponiemen betekent
“heerweg”, “interlokale weg”. DEVRIESE & DE GROOTE 2011, vn. 8; dikwijls verbinden “heirwegen” twee
middeleeuwse steden THOEN & VAN HOUTTE 2004, 178.
2 Ptolemaeus, Cosmographia, Ulm, Lienhart Holle, (1482) 1486, folio 81-82, X, 2012, Cat.nr. 25 I, kaart van Gallië, bij
Dendermonde “Tabu(l)la fl(umen)” voor (Wester)Schelde. In enkele wiegedrukken heet de Schelde “Tabuda(e)”. Bij
Plinius (eerste eeuw) heet de Schelde Scaldes; de Schelde mondde uit in de huidige Oosterschelde. De kaart van Ptolemaeus overleefde de Romeinse periode niet maar wel de beschrijving, op basis waarvan men de kaart in de Middeleeuwen wedersamenstelde. http://www.loegiesen.nl/landkaarten/kaarten-BBS-0000-1599.htm;
http://www.cultuurbibliotheek.be/publicaties/cartografie/ptolemaeus/P3B.php
3 Er is een kaart van Vlaanderen uit 1452 op handschrift, bewaard te Brugge, waarop ook Dendermonde is weergegeven, http://cabrio.bibliotheek.brugge.be/browse/webgaleries/MS685/index.html ,folio 208v.
1
52
De vraag die we in deze bijdrage proberen te beantwoorden is: hoe liep deze route als “het
oudste abdijbezit is ontstaan uit koninklijke schenkingen die uitsluitend langs de strategische
weg Wervik-Tongeren gelegen zijn” en er verduidelijkt wordt “Lebbeke is dan het logische
vervolg van de bezittingen van Sint-Baafs op die weg naar Asse, zij het via een zijsprong over
Lede...”?5
De meeste kaarten van Romeinse wegen die we hierna zullen zien, tonen een tracé AsseVelzeke dat eerst naar het noordwesten leidt, richting Hofstade/Lede, om vervolgens een
hoek van bijna 90° te maken naar het zuidwesten in de richting van Velzeke. Dit is niet het
doelgerichte verloop dat men verwacht van een Romeinse weg.
Misschien kan dit verloop van het oudste wegennet in onze streken uitgeklaard worden als
we er in slagen het plaatje van het wegennet scherp te stellen. Het Romeinse wegennet in de
regio Dendermonde is nog nauwelijks onderzocht.
Deze bijdrage wil hiertoe een aanzet zijn. We proberen door deductie en het samenbrengen
van literatuur, archeologische publicaties en kaartmateriaal een samenhangend beeld te geven
van het wegennet in de buurt van de Dendermonding.
Dit levert tevens een verrassing op. Onze kijk op het mondingsgebied van de Dender kort na
de verovering van het noorden van Gallië door Caesar vanaf 57 tot 51 v. Chr. wordt bijgesteld. Dit was niet het drassig einde van de beschaafde wereld maar blijkt een belangrijk
knooppunt te zijn geweest!
Fig. 2: Door P. Leman herwerkte kaart van Mertens uit 1957.6
Bibliothèque Nationale de France, http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b55005954p/f225.image
VERMEIREN 2012, 77, punt 14.1. en 83, punt 14.3.
6 LEMAN 2001.
4
5
53
1.2
Hoe kan die Romeinse weg in Lebbeke er uitzien?
Omwille van de ligging van Lebbeke in de Vlaamse Zandstreek, ver van grote centra, verwachten we niet dat de Romeinse weg die we hier zoeken die typisch Romeinse constructie
van een grote Romeinse weg zal hebben.
Een dergelijke weg is bolvormig in het midden voor de waterafvoer naar de belendende
grachten, verhard met (zand)stenen of grint op een bedding van keien, in Gallië meestal 1
meter dik en 5,8 meter breed,7 en verheven boven het omliggende.8
Grote stenen platen zoals in Italië of Zuid-Frankrijk moet men op het Belgische grondgebied
niet zoeken. Zelfs in steden als Tongeren was kiezel de gewone wegbedekking.9 Soms vindt
men toch een geplaveide weg zoals te Asse, Elewijt en Tienen 10, maar meestal treft men die
dan aan binnen de vicus.
In Vlaanderen, vooral in de Zandstreek, is er gering gebruik van natuursteen en werden de
grachten dikwijls enkel in de nabijheid van woonkernen aangelegd.11 De wegen zijn bij uitzondering verstevigd met houten palen of een houten raamwerk aangevuld met zand en kiezel. In 1906 vond men in Kester op de weg Bavay-Asse eiken palen als fundering in natter
gebied.12
Een amper verharde weg die niet is opgenomen in het moderne wegennet verdwijnt door
erosie of landbouwactiviteiten. Bij opgravingen getuigen soms enkel karrensporen van het
bestaan van deze wegen. Sporen van de grachten worden op luchtfoto’s herkend. 13 Grachten
worden, naast andere sporen, ook via terreinwerk gevonden.
De laatste jaren zijn er tientallen voorheen onbekende Romeinse wegen ontdekt dankzij
nieuwe technieken zoals luchtfotografie en intensief archeologisch onderzoek van bedreigde
sites (als gevolg van de conventie van Malta van 1992).
Bij onze zoektocht moeten we er rekening mee houden dat er ook in de Romeinse tijd categorieën van wegen bestonden. Er was een uitgebreid gamma gaande van grote wegen tussen
de belangrijkste centra tot lokale wegen naar een landbouwbedrijf.
Grote wegen uit de Romeinse tijd zijn meestal nog herkenbaar in het landschap of soms nog
in gebruik. Hun ontstaansgeschiedenis draagt ertoe bij dat ze kunnen worden teruggevonden.
Zowel de wegen als de centra zijn zorgvuldig ingepland in het veroverde gebied met het oog
op militaire controle en interventiemogelijkheden. Als we het wegennet uit de Romeinse tijd
in onze streken willen verkennen, moeten we vertrekken van die planmatige aanleg.
ROGGE 2004.
Vanwaar de benaming “highway”, THOMPSON 1997.
9 MERTENS 1987, 18.
10 MAGERMAN 2013, 19.
11 THOEN en VAN HOUTTE 2004, 178.
12 PROVE 2000, 29.
13 ROGGE & K. SAS 2006, 13; VERMEULEN 2004a, 136-137.
7
8
54
We mogen ook niet uit het oog verliezen dat de Romeinse aanwezigheid in onze streken een
periode van ruim vier eeuwen beslaat. De Romeinse overheersing begint in 51 v. Chr., wanneer volgens Julius Caesar Gallië veroverd was, en duurt tot 410 na Chr. 14 De Romeinse
troepen werden in dat jaar teruggeroepen naar Rome.
De vroegste Romeinse sporen in onze streken die archeologisch vastgesteld werden zijn echter niet ouder dan 10/5 v. Chr.15 Vanaf 350 n. Chr. namen de Franken het land in boven de
lijn Boulogne-Bavay-Tongeren.
Romeinse wegen zijn een dynamisch gegeven: de ontwikkeling van dit wegennet moet per
periode bekeken worden. Wegen werden aangelegd en heraangelegd. Illustraties daarvan vinden we in Velzeke waar vastgesteld werd dat sommige wegtracés een variabele datering kennen.16
Tenslotte houden we ook rekening met het feit dat onze streken bewoond waren bij de verovering en dat hier in de vóór-Romeinse periode al een wegennet bestond.
We leggen onze focus op de hoofdwegen van het Romeins wegennet zoals het zich vanuit
het zuiden ontwikkelde op de as Boulogne-Keulen, tussen Asse en Velzeke. We beperken
ons tot de periode tussen 15 v. Chr. en 70 na Chr., wanneer ten noorden Waasmunster ontstond.17 Rond die tijd was het grote wegennet voltooid.
2
2.1
De situatie bij de Romeinse verovering
Het Romeinse wegennet bouwt verder op de bestaande infrastructuur
Vóór het Romeinse wegennet beschikte de oorspronkelijke bevolking, bij ons de Nerviërs, al
over verbindingswegen. Die bestaande wegen stelden Julius Caesar in staat dit deel van Gallië
aan een tempo van 40 tot 70 km per dag te veroveren en daarbij nog bagage te vervoeren.18
Bij de aanleg door het leger van de tactische wegen, werd er gebruik gemaakt van plaatselijke
wegen die men verbeterde. Dit gebeurde aan een razend tempo. Illustratief is de aanleg op 69
dagen van 119 km weg van Richborough naar de Thames.19
Jan Lindemans zag twee wegen op het huidige Opwijkse grondgebied in de richting van het
latere Lebbeke die zouden stammen uit voorhistorische tijden. Hij beschrijft ze als “smalle
jagerspaden die de moerassen ontweken”.20
MERTENS 1987, 21.
THOEN 1996a, 49 en informatie medegedeeld door prof. H. Thoen; de legerplaats te Kanne (rond 31 v. Chr.
VERHOEVEN 2008, 6 en NOUWEN 2009, 138) vormt hierop een uitzondering.
16 Een weg in Velzeke werd reeds in de Augusteïsche tijd aangelegd en verloor op het einde van de 1ste eeuw na Chr.
zijn betekenis waarbij het volledige wegdek werd afgegraven Medegedeeld door Johan Deschieter, PAM Velzeke.
17 THOEN 1966, 105, 112: Waasmunster kende onmiddellijk een grote bloei; 50 n. Chr. na nieuwe evaluatie van de site
door H. Thoen (Jaarverslag AWD, 1990, 45)
18 NOUWEN 2009, 128.
19 HUCKER 2009, 2-4
20 LINDEMANS 1937, 13 en 15.
14
15
55
Over de Nervische tijd meldt hij: “De banen hebben hun vaste ligging en zijn druk gebruikte
verkeerswegen”.
Hij situeert de wegen in Opwijk als volgt: “een baan komende van de Scheldeovergang te
Dendermonde, een tweede van de Denderovergang te Aalst … die in de andere richting verder loopt naar de belangrijke Dijle-overgang te Mechelen, na te Merchtem samengevallen te
zijn met de baan uit Asse”. De kruising van deze twee wegen werd aangeduid links onderaan
in figuur 3. Markedunum staat voor Merchtem.
Opwijksestraat
Fig. 3: De Opwijkse bodem in de Nervische tijd bij het begin van de jaartelling, volgens Lindemans
De weg naar Lebbeke die te zien is op de kaart, nu in Lebbeke de Opwijksestraat, beschrijft
hij niet. Deze weg zal in de hoge Middeleeuwen de hoofdbaan worden.21
Een derde oude weg die over het grondgebied van Lebbeke loopt is de Dender-Schelde verbinding naar Denderbelle en Baasrode.22
21
22
VERBESSELT 1969, VII, 87.
VERBESSELT 1969, VII, 79, 81 en 87; DAUWE 1983, 20; HOOGHE 2006,4-16.
56
Baasrode
Zwijveke
Lebbeke
Denderovertocht
Fig. 4: Het oudste wegennet in de regio volgens Verbesselt 23 waarbij “Dendermonde” dient begrepen
als Zwijveke24 en de Denderovertocht in Denderbelle.25
Uit die tijd stamt de stater26 van de Bellovaci27die een generatie geleden in Lebbeke werd gevonden. Deze munt, die een paard omgeven met sterren weergeeft, behoort tot de laatste
muntslag van dit volk dat woonde in de streek van Beauvaisis, gelegen op het traject van de
eerste Romeinse verbinding Lyon-Boulogne. Deze strikt lokale Gallische munt wordt zelden
ten noorden van de Somme gevonden. Lebbeke en een plaats in Henegouwen, zijn de meest
noordelijke punten waar ze werd aangetroffen.
Het Scheldebekken wordt pas tijdens de Gallische oorlog (57-51 v. Chr.) in de aktieve monetaire zone opgenomen.28 In deze periode heeft Caesar alle goudreserves uit Gallië weggevoerd waardoor vele prachtige gouden munten van de verschillende stammen uit de omloop
verdwenen en de goudprijs te Rome instortte. 29 Het is daarom niet onmogelijk dat deze munt
hier tijdens de Gallische oorlog verloren ging. 30
VERBESSELT 1964, II, 31.
LINDEMANS 1937, 17 en 18; VERMEIREN 2012, 72.
25 VERBESSELT 1969, VII, 81; VERBESSELT 1969, VII, 233; VERBESSELT 1969, VII, 262.
26 Een munt uit het oude Griekenland ter waarde van 2 drachmes, door de Kelten als voorbeeld gebruikt.
27 MARIEN 1980, 59.
28 SCHEERS 2004, 24.
29 MARIEN 1980, 52; ook duldde Rome geen muntslag in goud in veroverde gebieden SCHEERS 2004, 31.
30 Of kort nadien WELLINGTON 2005, 78.
23
24
57
Deze Gallische muntvondst suggereert verkeer te Lebbeke in de overgang van de IJzertijd
naar de Romeinse tijd. Voor het wegennet kunnen we hieruit slechts meer besluiten trekken
als er is geweten waar precies in Lebbeke deze gouden munt gevonden is. 31
Fig. 5: Gouden stater van de Bellovaci gevonden te Lebbeke.
2.2
Nervische bewoningsplaatsen
Lindemans noemt Asse als enige Nervische site die een richtpunt voor een weg kon geweest
zijn. Van Asse-Borgstadt wordt beweerd dat het een Nervische versterking is geweest, 32 één
van de zes bekende Keltische hoogteversterkingen in Vlaanderen.33
Beperkte opgravingen te Asse-Borgstad leveren aanwijzingen op van bewoning in de IJzertijd
in de periode Hallstat (700-450 v. Chr.), La Tène I (450-250 v. Chr.) en volgens Mariën ook
La Tène III (175-50 v. Chr.).34 Het gevonden materiaal is echter te beperkt om een hoogtenederzetting uit de IJzertijd aan te tonen. Er zijn ook geen aanwijzingen voor continuïteit
tussen de IJzertijd en de Romeinse periode. 35
Asse
Fig. 6: Deel van Gallia Belgica ten tijde van de verovering door Caesar.36
Op bovenstaande kaart is Asse aangeduid als de meest noordelijke versterking en met een
oppervlakte van naar schatting 2 tot 10 ha. Dat dit de enige Nervische versterking ten noorden van de Samber zou zijn,37 versterkt de twijfel dat er in Asse geen versterking was.
SCHEERS & CREEMERS 2012, 132; WILLEMS 2010. Dank aan de fam. Willems voor de foto’s.
DE GRAVE 1900, 46; http://users.skynet.be/hetgrotestort/pagina8/cicero.htm.
33 VERHOEVEN 2008, 46, de Kemmelberg, de Kesselberg, Kooigem, Caestert en Asse; elders wordt nog Kesterheide
/Kesterberg (Kester/Gooik) vermeld.
34 DECLIPPELE 2006, 11. Een latere bewoning vanaf de Flavische tijd (69-96 n. Chr.), wordt niet uitgesloten.
35 MAGERMAN 2008, 22.
36 WIGHTMAN 1985, 33.
37 WIGHTMAN 1985, 30
31
32
58
Caesar gaf de Nervii toestemming hun versterkingen opnieuw te bezetten 38 na een militair
treffen aan de Samber in het Naamse.39
Romeinse militairen zouden in de periode na de verovering door Caesar, Gallische hoogteversterkingen als garnizoensplaats hebben ingenomen. 40 Samen met het idee dat Asse een
Nervische hoogtenederzetting was, levert dit volgend fraai plaatje op.32
Fig. 7: Asse na de Romeinse verovering rond 54 v. Chr. volgens De Grave.
Asse als richtpunt voor een vroeg-Romeinse weg naar een Nervische hoogteversterking die
bezet werd door de Romeinen, vindt geen steun in de archeologie. 41 De excentrische ligging
tegenover de Nervische sites aan de Samber strookt met die bevinding. Daarenboven was
het de Romeinse strategie om zich niet te vestigen op de plaats van de vroegere hoogtenederzettingen, maar in de vallei of op de hellingen. 42
CAESAR, 1971, 2 (28), 215 “Nerviorum…Quos Caesar…oppidis uti iussit”
NOUWEN 2003, 93; SMITH 1857, 420; DE LAET 1974, 527.
40 NOUWEN 2009, 107, 122, 137.
41 Er werd geen verband gevonden tussen de Romeinse aanwezigheid en de aanleg van de versterking in de voorRomeinse periode, DE BEENHOUWER 2005, I, 36.
42 WINCKLER 2012, 108.; KING 1990, 73; bevestigd door Prof. Hugo Thoen
38
39
59
3
3.1
De opbouw van het Romeins wegennet
Het Romeins wegennet, een meesterwerk
De Romeinen voegden nieuwe elementen toe aan de wegenaanleg.
Ze bouwden wegen op planmatige basis. Dit uitgekiende wegennet ondersteunde tijdens de
regeringsperiode van keizer Augustus hun aanwezigheid als bezetter in Gallië. Bovendien
bouwden zij deze infrastructuur op een technisch hoogstand niveau (zo recht mogelijk, met
ongeziene stevigheid en met bijhorende kunstwerken).
Dat strategisch wegennet bouwde meestal verder op het vooraf door de militairen bij de verovering aangelegde tactische wegennet.43
Romeinse wegenbouwers ontwierpen hun wegen met visie en na verkenning van de natuurlijke mogelijkheden en problemen van het terrein. Ze hielden rekening met de hoogtelijnen
en zetten hun traject zo uit dat ze de hoogtes van het landschap volgden en waar het kon, de
waterscheiding. Uit veiligheidsoverwegingen bouwde men de wegen liefst over zo hoog mogelijk terrein.44 Zo werd de weg van Boulogne naar Keulen via Bavay op de waterscheiding
tussen Schelde en Maas aangelegd.45
In Gallië werd eerst Lyon gesticht in 43 v. Chr. Nadien volgde de planning van het wegennet
door Agrippa vanaf 39 v. Chr., met als basis Langres, en de uitbouw van Reims als wegenknooppunt. Trier werd gesticht in 19-17 v. Chr.46
Rond 15 v. Chr. waren zo de hoofdwegen uitgerold, met de hoofdsteden van de civitates als
wegenknooppunt en met een voorkeur voor een stichting op plaatsen aan een rivier waar die
gemakkelijk kon worden overgestoken of overbrugd. 47
Strabo48, een tijdgenoot van Augustus, beschrijft het wegennet in Gallië vanuit Lyon naar de
kust (Boulogne, van waaruit Groot-Brittannië werd veroverd) en naar de Rijn. Naar de kust
waren er twee wegen, één via Picardië, het gebied van de Bellovaci, één via Arras. De weg
naar de Rijn leidt over Metz en Trier naar Keulen. Vanuit Keulen werd de driehoek gesloten
via een verbinding naar Boulogne over Tongeren. 49
Het planmatige komt in Vlaanderen tot uiting in de aanleg van wegen tussen de door de Romeinen opgerichte of gereorganiseerde centra of legerkampen met als steunlijn de laatstgeHUCKER 2009, 3.
LAURIE s.d., 17.
45 DHAEZE W., VANHOUTTE S. & VANDERHOEVEN A., Onderzoeksbalans onroerend erfgoed Vlaanderen, 5.6.2.1
Het Wegennet, https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/romeinse_tijd/bronnen/archeologisch/
wegennet, consultatie 3 februari 2014.
46 NOUWEN 2009, 111-115.
47 WIGHTMAN 1985, 76; KING 1990, 73.
48 STRABO, Geographica, IV, 6, 11.
49 NOUWEN 2009, 130; BROMWICH 2003, 39.
43
44
60
Asse is op deze kaart enkel voor vondsten van aardewerk (TS, Terra Sigillata) aangeduid,
Velzeke als een Romeins legerkamp. De weg tussen beide is deels als waarschijnlijk (volle
lijn), deels mogelijk (stippellijn) aangemerkt.
De te Asse gevonden scherven van servies houden volgens sommigen, niet noodzakelijk verband met een militaire bezetting.59 Ook recente vondsten leverden een te beperkt aantal
voorwerpen op die in verband kunnen gebracht worden met Romeinse militairen om te kunnen spreken van een vroeg-Romeins kamp te Asse.60
Archeologisch is in elk geval geen bewijs gevonden voor een militair origine van de vicus of
een militaire aanwezigheid tot de laat-Augusteïsche periode.
Toch is militaire aanwezigheid te Asse niet uitgesloten omdat een vroege Romeinse weg een
militair doel dient en Arretijnse sigillata - Italisch sieraardewerk- meestal afkomstig zijn van
Romeinse soldaten.61 Ook nog na de nederlaag van Varus (9 na Chr.) 62 en zelfs nog tot de
tijd van Claudius (51-54 na Chr.), is een Romeinse militaire aanwezigheid in Asse mogelijk.
In 1967 stelde Vanderhoeven63 voor Asse de vroeg-Tiberische tijd (14-37 na Chr.) als oudste
datering voorop. Op basis van muntvondsten kwam ook Van Heesch tot het besluit dat de
Romeinse vicus Asse ontstond in die periode.64 Nu 10 maal meer numismatisch materiaal
beschikbaar is en enkele voorwerpen uit de periode vóór Claudius zijn gevonden, wordt aan
een laat-Augusteïsch ontstaan (1-14 na Chr.) gedacht. Er werden nog wel geen archeologische structuren uit die periode in de bodem aangetroffen. 65
Romeins Asse ontstond op basis van het vondstenmateriaal dus in de laat-Augusteïsche periode of eerder.66 Een voorafgaand legerkamp was er misschien niet maar wat was de betekenis
op militair vlak van Asse dan wel bij het ontstaan van de vicus?
Deze vraag hangt samen met die naar de mogelijk vroeg-Augusteïsche en met militair doel
aangelegde weg Asse-Velzeke. We willen dit uitklaren door die verbinding verder na te gaan.
Vanderhoeven toont in de Augusteïsche tijd enkel Elewijt en Kruishoutem als knooppunt
tussen Dijle en Leie.67 Mertens bestempelt de weg Boulogne-Cassel-Tongeren over Velzeke
Fragmenten van type IC en II zonder 1b of 1a zijn volgens Vanderhoeven onvoldoende, in Asse is enkel type Haltern 8 van servies II gevonden VANDERHOEVEN 1967, 221 en 225 verwijst naar MERTENS 1951b, 135; NOUWEN 2006, 80 is ook voorzichtig om een militair karakter aan de vondsten te Asse en Elewijt toe te schrijven.
60 MAGERMAN 2008, 23; MAGERMAN 2006b, 68; MAGERMAN & SAERENS 2006a, 47; MAGERMAN K.,
persoonlijke communciatie.
61 BRULET R. & THOEN H. 2004, XVIII.
62De militaire operaties zijn te situeren tussen 12 v. Chr. en 16 na Chr. Na de nederlaag van Varus (9 na Chr.) werden
de legerkampen verlaten, NOUWEN 2004, 25
63 VANDERHOEVEN 1967, 220 en 225.
64 VAN HEESCH 1998, 69.
65 MAGERMAN 2008, 61-65 en 72; VAN DURME & ROGGE 1995, 145 (na het opdoeken van de militaire infrastructuur onstonden de vici van Velzeke en Asse); MARTENS M. & MAGERMAN K. 5.6.2.3.2. Vici,
https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/romeinse_tijd/bronnen/archeologisc
h/civiele_nederzettingen/vici.
66 Volgens prof. H. Thoen wijzen de gevonden republikijnse munten op een vroeg-Augusteïsche en militair ontstaan.
67 NOUWEN 2003, 25.
59
62
en Asse als hypothetisch en totaal atypisch voor een Romeinse militaire weg. Het is volgens
hem een weg van gering belang.68
Een oost-west as via Kester69 vindt wél steun in de archeologie: daar is een kruising vastgesteld 70 met de weg Bavay-Asse.
Die nieuwe inzichten verklaren waarom er bij Mertens, die in 1957 nog enkel een weg toonde
die Asse via Hofstade met Velzeke verbond (zie Fig. 2), in 1968 een oost-west-as naar Velzeke over Kester verschijnt. De verbinding Velzeke-Hofstade vervalt.71 Mertens wordt hierin
gevolgd door in Guy De Boe in 1978 (zie Fig. 19).72
Merk wel op dat De Boe het traject Boulogne-Keulen over Kester als hypothetisch aangeeft!
Een mogelijk Romeinse weg te Vilvoorde-Houtem, 6.5 m breed tussen de greppels en zuidwaarts gericht, had misschien Kester als bestemming (zie Fig. 9 pijl bij Elewijt)?73
Beide wegen te Kester zouden echter stammen uit het begin van de 1ste eeuw74 en ze lijken
beide ook even belangrijk te zijn geweest, afgaand op hun stevige fundering.75
Fig. 9: Detail van Romeinse wegenkaart volgens Mertens in 1968.
Omdat de vicus Asse, voor zover ons nu bekend, pas in de laat-Augusteïsche tijd is ontstaan, was die vicus tot die tijd geen vertrekpunt voor een Romeinse weg. 76
Welke rol speelt Asse dan wel en vanaf wanneer? Dit onderzoeken we nu vanuit de steunlijn
die Keulen en Boulogne over Bavay verbindt vanaf 20-10 v. Chr.
MERTENS 1983, 69-81 en 79-80; CAI 1469 lijnsegment van de Romeinse heirbaan Asse-Elewijt geattesteerd in
1871 in Eppegem, SMEETS, BAKX & CLERBAUT 2012, 23-24.
69 VERMEULEN 2004a, 127.
70 PROVE 2000., 43-55, de gebouwen zijn echter geörienteerd langs de weg Bavay-Asse; PROVE 2000., 43 laat de weg
die kruist in Kester via Velzeke lopen, gedateerd begin 1ste eeuw(p. 55) naast een traject Asse-Velzeke (p. 43).
71 IN ’T VEN & DE CLERCQ 2005, 119 Romeinse wegen in België naar Mertens, 1968.
72 CAMPBELL 2012, 274.
73 IN ’T VEN & DE CLERCQ 2005, 117-119.
74 Deze laat-Augusteïsche datering zal hierna, als we het over Velzeke hebben, van groot belang blijken te zijn: de daar
aangetroffen doorgangsweg blijkt ouder te zijn en niet in de richting van Kester georiënteerd.
75 “een oost-west gerichte baan met een basis van verharde klei, een kern van zandsteenblokken en een bovenlaag met
kiezel, vermoedelijk een deel van de baan Tongeren-Cassel” DE BEENHOUWER 2005, 179.
76 Wat niet uitsluit dat Asse langs een eerdere verbinding kan hebben gelegen, waarop de weg vanuit Bavay later aansloot. Die aansluiting hoeft dan ook niet op de plaats van de kern van de nu gekende vicus te zijn geweest.
68
63
3.3
Asse op de weg vanuit Bavay
Bavay77 wordt vermeld door Ptolemaeus (87-150 na Chr.) en meermaals in het Itinerarium
Provinciarum Antonini, een reisgids uit het einde van de derde eeuw. 78
Bavay is ook vermeld op de Peutingerkaart uit 350-370 waarvan de basis dateert uit de tijd
van Augustus en die aangevuld is met latere aanpassingen. 79
Fig. 10: Peutingerkaart met centraal, Bavay, Bagacum Nerviorum, als Baca Conervio. 80
Asse is voor een weg vanuit Bavay uitstekend gelegen. Op een heuvelrug op de waterscheiding tussen het Denderbekken en het Zenne-Rupelbekken.81
De kern van Asse situeert zich aan de weg van Bavay naar het noordoosten, ter hoogte van
de afsplitsing richting Elewijt. De meerderheid van de Romeinse vici bij ons kennen een lintbebouwing en ook te Asse wordt die vermoed.82
Bavay is gesticht door de Romeinen in het tweede decennium v. Chr. 83 De weg Bavay-Asse
dateert uit het begin van de eerste eeuw en werd verder uitgebouwd in de richting van
Rumst. Was dit voor de militaire acties van Claudius (41-54 na Chr.)?84
Bij graafwerken in 1972 te Hazewinkel bleek dat die weg de Rupel bereikte aan het Hellegat.85 Het was een met stenen aangevuld knuppelpad, verstevigd met houten palen of een
houten raamwerk. Een vervolg naar Utrecht is mogelijk onvoltooid.86
De al eerder bewoonde plaatsen langs die weg wonnen later, in het midden van de eerste
eeuw, aan belang door de uitbouw van deze weg om militaire redenen.
Bavay was de hoofdstad van de Civitas Nerviorum, waartoe Asse behoorde.
1735, 377; SMITH 1857, 420.
79 De Peutingerkaart, een perkamentrol van 6,82 m lengte, is een kopie van de enige overgeleverde kaart uit de Romeinse tijd die ook onze streken toont. Asse en Velzeke worden niet vermeld, in 350 was dit deel van Gallië al opgegeven door Rome.
80 http://www.tabula-peutingeriana.de/tp/tpx.html.
81 DE BEENHOUWER 2005, 35; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21973.
82 MAGERMAN 2006b, 61-68, 64; MAGERMAN 2008, 24 en 31; http://www.archeonet.be/?p=2094, 13 juni 2007.
83 CARMELEZ 2001, 95-104.
84 MERTENS 1951a, 55; MERTENS 1951b, 140; NOUWEN 2003, 120 en MARIEN 1980, 82, wijzen in het algemeen op politiek van keizer Claudius ten aanzien van het wegennet en de uitbouw van de economische infrastructuur.
85 LAUWERS 1974.
86 VAN DE WEERD & DE MAEYER 1936-1938, I, 60.
77
78WESSELINGIO
64
Deze nederzettingen fungeerden als wisselposten voor het leger en de tot hun dienst rondtrekkende handelaars. De afstand Kester-Asse komt overeen met de theoretische afstand tussen twee mutationes (10 mijl).87 Dit bewijst echter nog niet dat er een baanpost was in Asse. 88
De aanleg van het vervolg van de weg in de richting van Rumst werd tijdens de opgravingcampagne van de K.U. Leuven in 2007 in Asse aangetroffen en kan mogelijk gedateerd
worden in de eerste helft van de eerste eeuw na Chr.89
Mertens deed al eerder een belangrijke vaststelling: “genoegzaam is bewezen dat Asse nooit
het eindpunt is geweest van de baan van Bavay naar het noorden, doch slechts één van de
vele stations die op regelmatige afstand aan de weg werden aangelegd”.90 Mertens zag het
bewijs van deze stelling in weggedeelten ten noorden van de vicus gevonden “juist in de verlenging naar het noordwesten van het tracé”.
Fig. 11: Situatie in Asse met het bewezen wegennet volgens Magerman91.
Asse is zoals vele kleinere plaatsen ontstaan aan een Romeinse weg en niet zoals de steden
aangelegd volgens een dambordpatroon.92 Asse was bij de aanvang geen centrum van waar,
uitwaaierend, wegen werden aangelegd.93 Daarnaast is het bewezen doorgaand traject uit de
laat-Augusteïsche tijd niet gericht op de Dendermonding.
PROVE 2005., 125.
MAGERMAN 2006b, 61-68, 65.
89 DE BEENHOUWER 2005, 36; MAGERMAN 2008, 28; LODEWIJCKX M., MAGERMAN K. & PEDE R. Archeologisch onderzoek te Asse-Krokegemseweg (Vlaams- Brabant), http://millennium.arts.kuleuven.ac.be/Wea/AsseKrokegemseweg/index.htm.
90 MERTENS 1955, 103.
91 CLERBAUT 2011, De kaart is van de hand van K. Magerman.
92 BISHOP 2011, 118 en 122.
93 WIGHTMAN 1985, 76.
87
88
65
3.4
Wegen met als vertrekpunt Asse
Dat Asse het centrum was van een pagus is een uit zijn tijdsverband gerukte conclusie uit de
vita Sanctae Berlendis, die de 9de-eeuwse burcht van Berlendis’ vader in Asse situeert.94
Pas tussen het midden van de eerste eeuw na Chr. en het begin van de derde eeuw na Chr. is
te Asse een belangrijke nederzetting van regionaal belang ontstaan en bleek bijvoorbeeld een
interne weg geplaveid.95 Van Asse verwonderde het dat er geen tempel aangetroffen was 96
maar die is nu mogelijk wel gevonden.97
Het is dan ook in die latere periode dat we de 5 diverticula (zijwegen) zouden kunnen situeren welke Verbesselt vanuit Asse laat uitwaaieren (zie Fig. 4).
Maar zelfs uit die tijd is er in Asse geen bewijs gevonden voor een verbinding naar het
noordwesten. In 2007 meende men nog dat één van de Romeinse wegen van Asse naar
Waasmunster-Pontrave leidde. Naar deze weg werd toen intensief gezocht.98
Geofysische onderzoek in 2011 toonde een 5,8 m brede, harde reflexie, wat aangaf dat de
Romeinse weg inderdaad doorliep in noordelijke richting. Men nam toen aan dat hij kan beschouwd worden als een interne (toegangs)weg naar de tumulus.99 (A4 op Fig. 11). Recenter
archeologisch onderzoek leverde voor die weg op de plaats van de reflexie echter geen bevestiging op. Dit is niet zo verwonderlijk omdat, buiten de vicus, wegen niet geplaveid en nauwelijks verhard werden. Er is in die buurt wel bewoning vanaf de tweede helft van de eerste
eeuw vastgesteld.100 Het is opmerkelijk dat die weg zich geheel buiten de tweede fase van de
ontwikkeling van de vicus bevindt.
Omdat er geen weg in noordwestelijke richting vanuit Asse is aangetoond 101 en:
* de Romeinse aanwezigheid te Hofstade er vermoedelijk pas rond 40 na Chr. is; 102
* het
fanum te Hofstade een door de Romeinen opgerichte fanum is; 103
* een zijweg vanuit de vicus Asse pas denkbaar is van zodra de vicus Asse zich ontwikkelde
nà 41 na Chr.; gaan we in 3.5 na of de Dendermonding eerder via Velzeke ontsloten werd.
X 1981, 4; GALESLOOT 1859, 259; Wanneer tot voor kort werd aangenomen dat men Odelard in de periode 870880 te situeren was, blijkt die in de periode 890-911 thuis te horen: VAN DROOGENBROECK 20007 en 2010.
95 MAGERMAN 2008, 28 en 72.
96 DERIEUW 2009, 102.
97 MAGERMAN 2008, 36-37. In 1986 werden uitbraaksporen aangetroffen van een gebouw nabij uitzonderlijke vondsten met religieus karakter zoals een ring in bergkristal. De hypothese is dat dit restanten zijn van een tempel.
98 “Ondertussen aan de Krokegemseweg in Asse…”, 13 juni 2007, http://www.archeonet.be/?p=2094;
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=JH1DK0UL.
99 MAGERMAN & LODEWIJCKX 2011.
100 MAGERMAN, VAN COUWENBERGHE, LODEWIJCKX & SAERENS 2013.
101 We houden geen rekening met de weg (MOROY R. 1880 en VERBESSELT 1966, V, 111) van de Koudetaveerne
in Asse via de abdij van Affligem naar Aalst. Die vormt te Affligem de grens en was vóór de 12 de eeuw de weg naar
Gent. MOROY R. meldt langs die weg Romeinse vondsten te Moorsel. Hiervan werd slechts één als Romeins geattesteerd. http://www.scriptiebank.be/sites/default/files/webform/scriptie/THESIS_Marit%20Van%20Cant.pdf De
weg sluit aan op de weg Bavay-Asse vóór Asse. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/20316
102 DE BEENHOUWER 2005, 169; DE BEENHOUWER 1995, 158; DE LAET 1952a.
103 De Romeinen namen er geen vooraf bestaande lokale cultusplaats in gebruik. Een IJzertijd-grafveld dat niet meer
zichtbaar was tijdens de Gallo-Romeinse bewoningsfase en de aanwezigheid van graven onder het vloerniveau van één
van de gebouwen pleit tegen continuïteit met de Voor-Romeinse periode, DE BEENHOUWER 1995, 155.
94
66
Vooraleer de focus te verplaatsen naar Velzeke, overlopen we volledigheidshalve toch welke
zijwegen vanuit Asse er vermeld worden in de litteratuur.
De kaarten van UGent104 en Dhaeze105, die vijf diverticula vanuit Asse suggereren, leveren
de grootste concentratie aan wegen vanuit Asse en Velzeke richting Dendermonding op.
Dendermonding
Asse
Velzeke
Kester
Fig. 12: Militaire sites volgens Dhaeze tijdens de campagne tegen de Chauci (172-174 na Chr.)
3.4.1
De weg naar Hofstade
Eén constante valt op: de verwoede pogingen van de kaartenmakers om een weg naar Hofstade te tonen, hetzij vanuit Velzeke, hetzij vanuit Asse, hetzij van Velzeke naar Asse met een
omweg106 via Hofstade. Het gaat over zoveel onderscheiden mogelijkheden dat we ze afzonderlijk oplijsten in Annex I.
3.4.2
Andere wegen vanuit Asse naar het noorden en het westen
Naast Hofstade zijn er nog mogelijke bestemmingen voor een weg naar het noord-westen.
We denken aan Zwijveke, Moerzeke of Waasmunster-Pontrave.
Het handelscentrum Pontrave werd rond het jaar 70 van onze jaartelling gesticht.107 Zwijveke
(Suiviacum/Suebiaco) en Moerzeke (Mauritiacum/Maur-is-acum) zijn vermoedelijk fundi 108
opgenomen in de census van Augustus van 27 of 18-12 v. Chr.109 Achter de namen op –
iacum gaat vaak een inheemse persoonsnaam schuil. 110
Verbesselt (Fig. 4) nummert 5 diverticula, zijwegen van de hoofdweg (Bavay-Asse) vanuit
Asse. Hij vermoedt onder meer een weg naar de Dender, nabij het huidige Erembodegem, en
een weg naar Dendermonde23, lees Zwijveke.24
DE CLERCQ 2011, binnenkaft.
DHAEZE 2009., 1233.
106 Dit was niet uitzonderlijk. Bavay lag ook niet op een rechte lijn tussen Boulogne en Keulen.
107 RAEPSAET & CHARLIER 1975, 164; VAN HOVE 1996a, 67; VAN HOVE 1996b, 24, dateert de stichting ca.70
ipv. 50 n. Chr. na nieuwe evaluatie van de site door H. Thoen (Jaarverslag AWD, 1990, 45).
108 Een fundus is een landbouwexploitatie met een gemiddelde opp. van 60 ha.
109 VAN DURME 1982, 191; VAN DURME 1986, I.
110 NOUWEN 2006, 82; VAN DURME 1996, 51.
104
105
67
De Beenhouwer vermoedt wegen richting Destelbergen, Gent en Pontrave. 111
Voor een weg naar Pontrave, kan een gelijkaardige redenering als voor een weg naar Hofstade gelden omdat er geen voorafgaande IJzertijdnederzetting is vastgesteld. 112
Zwijveke kent in de eerste helft van de 1ste eeuw bewoning maar geen vicus.
Liep er een weg tussen Dender en Zenne naar Hulst over Baasrode waar de Schelde doorwaadbaar was?113 We kennen geen enkel feit dat deze verbinding aan Romeinse aanwezigheid
kan koppelen.114 Verbesselt geeft aan dat het een oude weg betreft, maar geen diverticulum.
F. Hooghe merkt wel Romeinse aanwezigheid op aan de Schelde te Baasrode maar duidt de
weg vanuit Asse als middeleeuws.115
De vondsten uit de vroeg-Romeinse periode116 te Dendermonde-Hoogveld kunnen niet direct aan een traject over Baasrode of naar de Dendermonding gekoppeld worden. Het
Hoogveld ligt tussen beide mogelijke trajecten in.
De villa te Asbeek117, de vele (3de-eeuwse) vondsten te Erembodegem en te Mere kunnen
wijzen op een kruising van de Dender door een Romeinse weg tussen Asse en Velzeke. 118 Te
Mere werd recent nog gezocht naar de weg Velzeke-Hofstade.119 Omdat het vondsten uit de
3de eeuw betreft, hechten we hier verder geen belang aan.
We treden dan ook bij: “Over de aanwezigheid van verbindingswegen tussen Asse en Velzeke, Hofstade, Tienen, Doornik en Waasmunster-Pontrave bestaat nog geen archeologische zekerheid”.120
DE BEENHOUWER 2005, 36;
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.04.0006:entry=asse&highlight=hofstade.
112 VAN HOVE 1996a, 71.
113 REYGAERTS, internetpublicatie 2005, 36; BOSMAN 1996
114 In de ruime omgeving zijn er enkel 2 waterputten te Moerzeke DE BRANT 2009, 55, 67, en de munten en asurnes
die De Bast signaleert aan ‘s Heerensbos, DE BAST 1808, 427.
115 HOOGHE 2006, 4-16,”De oudste kernen van dit Karolingische domein lagen waarschijnlijk op de Briel, de heerlijkheid Kuitelgem waar de oude heerbaan, die Dender en Schelde … verbindt over Lebbeke, het dichtst bij de Schelde
passeert. Een andere weg uit Artesië en Henegouwen komt via Asse-Merchtem-Buggenhout nabij de Briel uit. De
meeste oude hoeven in Sint-Amands situeren zich in de nabijheid of langs de "Herbaene", de oudste weg die door
Sint-Amands liep.Deze…"Artesische Heerbaan" …niet…een Romeinse heirbaan, maar eerder…grote middeleeuwse
verkeerswegen. De Dendermondseheirbaan is immers jonger dan de Aalsterse, die als "Oude Heirbaan" bekend staat.
Zij sluit op de grens aan met de Bornemweg, de oude verbinding tussen de Schelde en de Rupelmonding.”
116 Crematiegraven en waterput http://www.archeonet.be/?p=9465; http://www.archeonet.be/?p=14371#more14371
117 http://www.asse.be/product/147/historiek-ontstaan-asse; In die richting zijn meerdere villae geprospecteerd wordt
geen hoofdweg vermoed. Een weg naar de Dender eindigt op een aanlegsteiger. (Info K. Magerman)
118 THOEN & DE SWAEF 1995, 164; DE VLAMINCK 1879, 78; LAUWERS 1974.
119 CHERRETTE & VANHOLME 2008.
120 MAGERMAN 2008, 28-29.
111
68
3.5
Een weg vanuit Velzeke naar het noordoosten?
Fig. 13: Wegen ten noorden van Velzeke volgens M. Rogge.121
Rogge benadrukt dat Velzeke niet is ontstaan op het kruispunt met een weg vanuit Bavay
maar, in overeenstemming met de aslijn van de nederzetting, aan een weg die zuidwestnoordoost is georiënteerd in de richting van Hofstade over Burst. 122
Voor het traject verderop naar Asse, verwijst Rogge naar de kaart van J. Mertens uit 1957. 123
We zagen echter dat Mertens al in 1968 een traject Velzeke-Asse niet meer weerhield.
Hoger toonden we aan dat die verbinding met Hofstade, die Mertens niet schrapte, enkel
steunt op vermoedens. Schrapte hij die niet omdat hij nog onwetend van de bevindingen betreffende de Augusteïsche weg die Rogge in 1980 publiceerde en omdat Hofstade, als een
door de Romeinen opgericht heiligdom, wel een verbinding met een vicus moet hebben gehad? Legt Mertens dit verband tussen beide sites omwille van gelijkaardige terracottabeeldjes
die ook in Asse zijn gevonden?124
Bij de Boe is de verbinding met Hofstade als hypothetisch aangegeven (Fig. 19).
Rogge dateerde oorspronkelijk, in 1971, die weg te Velzeke 2de helft van de 2de eeuw. In 1980
herzag hij die tijdsindicatie op grond van materiaalvondsten. Er is enkel Augusteïsch materiaal onder die verbinding te vinden.125 De aanleg van de legerplaats te Velzeke gaat zelfs terug
tot het laatste kwart van de 1ste eeuw v. Chr.126
http://www.didier-snauwaert.be/MUNKGESGRT.htm. beschrijft die weg: als een ‘terrasweg’, aangelegde op de
helling van een heuvel en licht ingegraven en verwijst naar I.D. MARGARY - 'Roman Roads in Britain', London, 1957,
II, 233 en V. GOLLANC, “The viatores, Roman Roads in the South-East Midlands, London 1964; PROVE 2000, 45.
122 ROGGE 1971.
123 MERTENS 1968, Annexe I, 22 fig. 11, weg nr. 23.
124 Mertens vergeleek de beeldjes van Asse, Elewijt en Hofstade PROVE 2000, 33 en 54.
125 ROGGE 1980, 138/74, vn. 20.
126 VAN HEESCH 2004a, 49.
121
69
Ook de legerplaats en de vicus Velzeke127 zijn dus zelf niet het doel van de weginfrastructuur
die in de vroeg-Augusteïsche tijd naar het noordoosten werd uitgerold in de richting van
Hofstade en de Dendermonding.128 Integendeel, ze zijn ontstaan aan en langs die weg. Het
doel van die weg zou dan wel eens een strategisch richtpunt uit de vroeg-Augusteïsche tijd
kunnen zijn dat het belang van Velzeke overstijgt.
Fig. 14 Het wegenknooppunt Velzeke volgens M. Rogge129
Een door de Romeinen rond 40 n. Chr. opgericht heiligdom zonder voorganger, 103 zoals
aangetroffen te Hofstade, was bezwaarlijk de eindbestemming van een weg,130 zeker niet van
een oudere en strategische vroeg-Augusteïsche weg. Een heiligdom wordt gewoonlijk ingeplant aan een weg of in de buurt van een nederzetting.
Religieuze sites zijn dikwijls ook gebonden aan rivieren en grenzen van een civitas. 131 Hofstade ligt niet aan de grens van de civitas Nerviorum, wel nabij de Dender. 132
Omdat de strategische weg via Velzeke naar het noordoosten veel ouder is dan het fanum
(vermoedelijk rond 40 na Chr.) terwijl een oudere vicus in Hofstade niet bewezen is, 133 moeten we de bestemming elders zoeken.
IJzertijdsporen maar geen continuïteit met de Gallo-Romeinse nederzetting aangetoond J. DE BEENHOUWER,
2005, 297; VAN DURME & ROGGE 1995, 145 (na het opdoeken van de militaire infrastructuur onstonden de vici
van Velzeke en Asse); informatie medegedeeld in het Gallo-Romeins museum te Velzeke.
128 ROGGE & SAS 2006, 26; VAN DURME & ROGGE 1995, 145.
129 ROGGE & SAS 2006, 28.
130 DERIEUW 2009, 21-31, 109, de tempel te Blicquy is de uitzondering, mogelijk de opvolger van een oudere traditie.
131 DE CLERCQ 2009, 375.
132 de bron van de Vondelbeek is op 800 m,DE LAET 1952b, 45.
127
70
3.6
Een vervolg over de Schelde van de weg vanuit Velzeke?
De Schelde was in die tijd gemakkelijker over te steken dan nu. Getijdewerking was er niet,
waardoor de Schelde te Temse 3 à 4 maal minder breed was in de Romeinse tijd. 134 Bovendien was de waterstand 3 m lager dan nu. Wegens de geringe diepte was de Schelde in de
Keltische en de Romeinse tijd op talrijke plaatsen tijdens het droge seizoen doorwaadbaar. 135
Pontrave, gelegen op een zandige opduiking in een meander van de Durme, ligt aan de basis
van 2 droge zandruggen, één noord-zuid gericht (naar Kemzeke) en één diagonaal door het
Waasland, naar Temse-Velle en Temse–Krekel tot in Melsele.136
De vicus Pontrave was het oudste contactcentrum van Romeinse en inheemse elementen in
het Waasland137 en mogelijk de hoofdplaats van een pagus in de civitas Menapiorum. 138
Onmiddellijk en pal ten zuiden van Pontrave, aan de overzijde van de Durme te Hamme St.Anna werden ook Romeinse resten (afvalkuilen, paalgaten, greppels met dakpannen en keramiek) gevonden die aangeven dat de Romeinse aanwezigheid op de site van WaasmunsterPontrave zich, minstens in de derde eeuw, ook uitstrekte ten zuiden van de Durme.139
De benaming van de vicus “Pont”- ”rave” (pont(on)) wijst nog het meest op een overgang
over de Durme en een mogelijke ontwikkeling vanuit het zuiden.
In Pontrave is een Romeinse weg gevonden. 140 Die weg doorsnijdt de site en is een noordzuid gerichte niet verharde toegangs- en mogelijke doorgangsweg in de richting van de Durme. Een weg die vanuit het zuiden ter hoogte van Pontrave het Waasland binnenkwam
wordt zelfs als de enige waarschijnlijke Romeinse weg in het Waasland aangezien. 141
Omdat de bestemming van de weg die zuid-west van Velzeke start, Augusteïsch is en een
militair doel dient, moet de bestemming strategisch zijn. Pontrave is niet ouder is dan 70 na
Chr. en was een burgerlijke vicus. Die (eerste) bestemming is dus niet in Pontrave te vinden.
Op de linker Scheldeoever zijn er de vondsten in Berlare en Zele Kamerhoek 142. De site in
Zele dateert men tussen 50 voor en 20/30 na Chr. 143 aan de hand van onder meer de gevonden terra rubra. Te Berlare dateren de vondsten uit de late eerste eeuw. 144 Dat tijdsvenster
MARTENS M. & VANHOUTTE S., onroerend erfgoed, 5.7.3. Religie,
https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/romeinse_tijd/samenleving/religie
134 THOEN 1989, 27, van 75 naar 250 m breed te Temse door verhoogde getijdewerking vanaf 1100-1200 n. Chr.
135 DE COEN 2008, 71-72.
136 THOEN 1989, 70, 74.
137 Vanaf het midden van de 1° eeuw na Chr. ontstond hier een belangrijke handelsnederzetting, THOEN 1967, V.
138 VAN HOVE 1996a, 68; VAN COUWENBERGHE 2007, 34; “Aan de rand van het Imperium (Gallo-Romeinse
tijd 50-400)”, Archeologische Dienst Waasland, http://www.a-d-w.be/ndl/page.php?id=135.
139 http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/Ruilverkaveling/Hamme/1999-08-14_Hamme_Fiets%20en%20wandelkaart.pdf p 7;
http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/Ruilverkaveling/Hamme/Monografie9912.pdf p 9.
140 DE BEENHOUWER 2005, I, 315; Van Hove 1996b, 71; VAN COUWENBERGHE 2007, 110
141 THOEN 1966, 111.
142 DE CLERCQ, VAN RECHEM, GELORINI, MEGANCK, TAATKE & TENCY 2005.
143 VAN DOORSELAER 2010, 51.
144 DE CLERCQ, CHERRETTE, DE MELDER, & VAN RECHEM 2005; IN ’T VEN &DE CLERCQ 2005, 86.
133
71
zou een argument kunnen opleveren voor een vroege weg maar die is er niet gevonden terwijl een kleine landbouwnederzetting ook geen doel van een grote weg verantwoordt. De
Romeinse invloeden uit 20 na Chr. die recent in het Waasland zijn opgemerkt145 betekenen
niet dat daar al Romeinse aanwezigheid was!
3.7
Formulering van een hypothese
Een verbinding van Augusteïsche oorsprong (tot 14 na Chr.) via Velzeke richting Hofstade is
een oplossing voor de vraag hoe Hofstade reeds in het jaar 40 van onze jaartelling een Romeinse stichting kon zijn.
Als we verder bouwen op de redenering dat het fanum 146 te Hofstade, zoals gebruikelijk,
langs een bestaande weg werd opgericht en omdat de aanleg van deze weg effectief van enkele decennia eerder dan het fanum blijkt te dateren, is het duidelijk dat deze weg voorheen al
verder doorliep. Een afbuiging naar Asse ter hoogte van of vóór Hofstade is dan geen optie.
Daarnaast verwachten we dat het eveneens oude wegennet op de andere Denderoever (Fig.
4), in westelijke richting een passend vervolg kende op de linkeroever van de Dender.
Daarom schuiven we volgende hypothese naar voren:
Er was een vroeg-Augusteïsche verbinding over Velzeke via Hofstade naar het noordoosten. Mogelijk sloot die verbinding verderop aan op een weg in de richting van Asse/Elewijt.
Als onderdeel van die verbinding was een tracé over het huidige Lebbeke dan mogelijk.
Het traject over Velzeke dat in de Romeinse tijd Keulen als bestemming had, 147 blijkt te passen bij een toen reeds twee millennia bestaande verbinding vanuit de Britse eilanden over
Boulogne naar Hamme en Temse en van daar verder naar het oosten.148
Om onze hypothese te toetsen exploreren we nu de ruime omgeving van de Dendermonding
en van Lebbeke.
Pas nadat die context scherp is gesteld, focussen we op de mogelijkheid van een weg die in
gebruik was in de Romeinse tijd te Lebbeke.
We inventariseren de (pré)Romeinse sporen van bewoning en activiteiten in de omgeving van
Lebbeke omdat een weg beoogt dat soort plaatsen te verbinden. 149
We gebruiken enkele methoden die toelaten vandaag nog kenmerken van een Romeinse weg
terug te vinden om ten slotte een valabele hypothese van een mogelijk tracé te formuleren.
Deze methoden lichten we in punt 7 toe om ze vervolgens in punt 8 toe te passen.
Dendrochronologisch onderzoek op een Romeinse waterput op Kluizemolen te Sint-Gillis-Waas door Bart Lauwers, medegedeeld door de Archeologische Dienst Waasland, de heer J. Van Vaerenbergh.
146 Oudere Romeinse constructies werden in Hofstade niet aangetroffen, zie vn. 103 en punt 4.1 hierna.
147 ROGGE & K. SAS 2006, 26-28.
148 DE LAET 1974, 270 en 325 over de Hilversum-cultuur + 1.600 v. Chr. “Het is wel opvallend dat, bij hun immigratie in de Lage Landen, deze inwijkelingen ongeveer dezelfde route (van de streek van Boulogene, over de Zuidvlaamse heuvels –Muziekberg te Ronse, Kluisberg te Ruien- naar de streek van Temse alwaar ze de Schelde hebben
overgestoken om in de Kempen te belanden) hebben gevolgd als hun verre voorouders van de Klokbekercultuur”.
149 VERMEULEN 2004a, 125.
145
72
4
4.1
Het mogelijke traject Hofstade-Dender
Weggedeelten ten noorden van de “Vijfhuizen” in Aalst150
Enerzijds zijn er in Lede gedeelten teruggevonden van een noordwest-zuidoost georiënteerde
weg die al in onbruik was geraakt in de 2de helft van de 1ste eeuw. 151
Anderzijds is er te Hofstade een weg geïndiceerd tussen het fanum en een 50 m hiervan
noordwestelijk gelegen 2de-eeuws gebouw.152 Die weg liep langs de westmuur van de tempel
en de voorgevel van het gebouw, die beiden op één lijn liggen.
De tempel is naar het oosten gericht met een afwijking van 17° naar het magnetisch noorden.153 Volgens die oriëntatie leidt die weg, zijdelings langs de linkeroever van de Dender in
de richting van Aalst (en dus niet naar Asse). Een Romeins gebouw op het Lindeveld 154, nabij de Blekte, 800 m zuidelijker, lijkt deze richting te bevestigen.
Gezien de identieke oriëntatie van de beide wegen, teruggevonden op het domein van Mesen
in Lede en vermoed te Hofstade, is het waarschijnlijk dat beide wegen haaks aansluiten op de
hoofdweg vanuit Velzeke.
Getuigt deze weg vanuit Velzeke in de richting van de Dendermonding van een typisch Romeinse landinrichting waarin lokale wegen, loodrecht op de hoofdweg geplaatst, de percelen
afbakenen?155
weg door
Domein
Mesen
weg tussen gebouw en fanum
mogelijk vervolg traject
Velzeke-Hofstade
2de-eeuws gebouw
fanum
tracé oude
Dender
Fig. 15: Kaart op basis van de digitale atlas van Harvard (rode stippellijn).156
Van waar het tracé van de weg Velzeke-Hofstade “verloren” is ROGGE 1971, 133.
PEDE, CLEMENT & CHERRETTE 2012; eerst gedateerd 2de-3de eeuw CLEMENT, DE MAYER & CHERRETTE 2009, 20.
152 DE BROUWER 1949, 18; DE LAET 1950; 27.
153 DE BEENHOUWER 1995, 154, 160; DERIEUW 2009, 28.
154 DE BROUWER 1968, 35; http://archeoblog-denderland.blogspot.be/2007/01/verslag-7de-werkdag-zaterdag06012007.html
155 NOUWEN 2009, 131.
156 http://darmc.harvard.edu/icb/icb.do?keyword=k40248&pageid=icb.page188868
150
151
73
4.2
Het verdere vervolg naar de Dendermonding
De weg doortrekken in de richting van de Dendermonding, leidt naar Zwijveke. Om Zwijveke te bereiken vanuit Hofstade moeten we de in een brede vallei meanderende en regengevoelige Dender (zie Annex III) in de buurt van Denderbelle dwarsen en een grote bocht maken rond de Steenbeek en het laaggelegen Denderbelle-Broek.
Is het aannemelijk dat Zwijveke, een landbouwnederzetting ten tijde van Augustus (zie hoger) en al bewoond in de “vroeg-Romeinse periode”,157 de bestemming van een onder die
keizer aangelegde grote weg was? We denken van niet, we gaan er van uit dat Zwijveke bereikbaar was via een gewone weg aan de andere, eigen, zijde van de Dender.
wad
Appels
zandrug
Hofstade
Gijzegem
fanum
Baasrode
zandrug
Fonteintje
Denderbelle
zandrug Zwijveke
DenderbelleBroek
wad Denderbelle
Lebbeke
Mespelare
zandrug
Kouter
Lebbeke
Opwijksestraat
Dender
Fig. 16 Bodemkaart met zandruggen (geel), kleipakketten (groen),158 weg naar Zwijveke en wegen Fig. 4
Als een Denderovergang het doel van de weg was vanuit Velzeke, bereiken we de Dender
over de zandleemrug die van Hofstade over Gijzegem tot Mespelare reikt. 159
Mespelare ligt op een scharnierpunt naar het Waasland. De Dender buigt hier af naar het
noorden waardoor dit het meest oostelijk punt is richting het Waasland zonder de Dender te
dwarsen.
http://willyvandamme.wordpress.com/2011/07/03/2000-jaar-oude-woning-in-dendermonde-ontdekt/
http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bodemkaart/
159 MOENS & QUINTELIER 2010, 41.
157
158
74
Zele Kamerhoek
Mespelare
Zwijveke
Fanum Hofstade
Burst
Fig. 17: Mogelijk vervolg van de weg Velzeke-Hofstade (Romeins wegen van digitale atlas van Harvard)
4.3
Mespelare een strategisch scharnierpunt?
Mespelare is een strategische plaats. Zijn ligging aan de monding van de Dender laat toe het
hinterland richting Velzeke te beschermen tegen indringers via het water. Een knooppunt
van water- en landwegen als bestemming, is kenmerkend voor een weg met een militair en
strategisch doel in vroeg-Romeinse periode.160
Romeinse wegen leidden in vele gevallen naar een haven of bevaarbare waterloop. Via een
waterweg was vervoer van goederen, met inbegrip van militaire bevoorrading,161 over de lange afstand het goedkoopst (zie annex III). Waterwegen waren van essentieel belang voor het
transport en de handelscontacten.162
Dat in Gallië het netwerk van waterwegen een grote rol speelde,163 daarvan getuigt het haventje van Pommeroeul.164 Mogelijk had Mespelare een vergelijkbare functie?
Misschien was de Dender, een regenwaterrivier met een sterk wisselend debiet, vanaf hier
bevaarbaar ongeacht het seizoen en ook nog gemakkelijk doorwaadbaar.
Het plan van de Romeinse legerkampen in de tijd van Augustus (Fig. 8), toont een hiaat in de
onder hem opgezette verdedigingslinie tussen Velzeke en Asse. Misschien kan Mespelare dit
hiaat, dat ook is opgemerkt in het wegennet (Fig. 18), invullen?
DHAEZE 2011, 38.
LAURIE s.d., 5-6 en 37 “the legion would have been very conscious of small ports along the coast where their supply ships could have berthed.”; KEHNE 2007, 328 en 332.
162 THOEN1966, 111.
163 Provincie Henegouwen aan een oude rivierarm van de Haine.
164 DE BOE 1980; CAMPBELL 2012, 263-278.
160
161
75
Fig. 18: Vroeg-Romeinse nederzettingen en wegen in Noord-Gallië (Rogge).165
De vondst van 2 bronzen Gallische muntstukken te Mespelare, 166 zou kunnen duiden op een
vroeg-Romeinse aanwezigheid. Er is echter twijfel over hun vindplaats, zo ver van hun herkomstgebied.167 Anders dan de Lebbeekse munt van de Bellovaci, vermoedelijk afkomstig
van Digeon, 300 km. ver maar nog in Gallia Belgica gelegen, zijn die munten vermoedelijk
afkomstig uit gebieden in Centraal Gallië.168
4.4
Sporen van het Romeinse verleden van Mespelare
Als Mespelare zich ontwikkelde als strategisch trefpunt tussen een waterweg en een hoofdweg, moeten daarvan toch sporen terug te vinden zijn?
We vinden inderdaad twee gekende en voor de hand liggende aanwijzingen voor verdere
ontwikkeling in de Romeinse tijd met een mogelijke bestuurlijke of militaire aanwezigheid.
Meer details betreffende wat nu volgt, vindt u in annex II.
4.4.1
Fundamenten die niet tot één gebouw behoren
In Mespelare zijn duidelijke Romeinse bewoningssporen teruggevonden en gedocumenteerd.
Nog in de 19de eeuw was de omgeving van de schatvondst, zie lager, bezaaid met resten van
typisch Romeinse dakpannen.
Mespelare ligt in de zandstreek met plaatselijk aanwezigheid van leem, buiten het gebied in
Vlaanderen waar men villae aantreft.169 Toch meende men in de 20ste eeuw dat de toen aangetroffen fundamenten afkomstig waren van een grote villa.
In het begin van de 17de eeuw waren delen van de gebouwen zelf nog aanwezig, en werden
ze aangezien voor de resten van een Romeinse versterking. In diezelfde richting wijzen de
funderingen die niet alleen zeer breed zijn maar ook uit niet-lokale natuursteen en verspreid
over een grote oppervlakte (15 ha). Dat pleit voor een combinatie van civiele en militaire
ROGGE 1980, 138/74.
DE BAST 1808, 409, I, 425-426. Afkomstig uit de regio van de Aedui en de Sequanes, STROOBANTS 2010, 67.
167 SCHEERS 2004, 35-36, twijfelt sterk precies omwille van de herkomst van de munten uit Centraal-Gallië.
168 Medegedeeld door prof. Simone Scheers.
169 Villae, grote landbouwdomeinen zijn er op de vruchtbare zand- en zandleemruggen van zuidelijk Oost- en WestVlaanderen Thoen 1996a, 50.
165
166
76
constructies want de grootste castella170 in Engeland en Duitsland hebben slechts een oppervlakte van 5,2 à 6 ha.171
De Romeinse nederzetting te Asse besloeg in haar bloeiperiode ongeveer 27 ha. 172
Stenen gebouwen zijn in Vlaanderen in de Romeinse tijd zeldzaam. 173 Gebouwen met diepe
funderingen dateren meestal niet later dan uit de 1ste tot de 3de eeuw.174
4.4.2
Een uitzonderlijke en grote schatvondst
De gouden munten en juwelen uit de 2de eeuw die men er in Mespelare in 1607 vond vormden
de grootste Romeinse goudschat tot dan in België gevonden.
Gouden munten sluiten het best aan bij een activiteit van de overheid. Er is een hoge correlatie van muntschatten in uitsluitend edelmetaal met de uitbetaling van donativa aan militairen.
Juwelen kunnen een onderdeel vormen van betalingen aan hoge militairen wier echtgenoten
dikwijls in het kamp verbleven.
De samenstelling van de muntschat blijkt niet ongewoon voor die tijd zodat het hier niet
noodzakelijk om een selectie door een particulier gaat.
4.5
De bestemming van de weg via Velzeke gevonden?
Een versterking te Mespelare die de toegang tot de Dender kon bewaken en al in de tijd van
keizer Augustus de strategische bestemming was voor een weg uit zuidwestelijke richting via
Velzeke, lijkt de invulling van een ontbrekende schakel.
De afstand tussen Velzeke en Mespelare is 28 km, vergelijkbaar met afstand tussen Oudenburg en Aardenburg, 32 km, een dagmars.175
Mespelare kan al bij het begin van de jaartelling een militaire functie hebben gehad. Mespelare had die functie dan uiterlijk bij het ontstaan van Velzeke (10-15 na Chr. ten laatste) omdat
Velzeke ontstond aan de weg in deze richting.
Die datum verschuift nog verder naar het verleden als dit een onderdeel van de wegverbinding naar Keulen zou blijken te zijn. In dat geval was Asse immers van hieruit met Velzeke
verbonden vóór de weg vanuit Bavay Asse aandeed.
Een castellum is een 2de eeuwse versterking, voor hulptroepen (500 à 1000 man), medegedeeld door prof. Thoen.
THOEN 1991, 192.
172 MAGERMAN 2008, 23.
173 De gebruikte kalksteen was afkomstig uit Doornik en andere Henegouwse en Ardense gebieden. https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/romeinse_tijd/bronnen/archeologisch/r
oerend/steen.
174 BISHOP 2011, 73.
175 THOEN & VAN HOUTTE 2004, 182.
170
171
77
Rumst
Mespelare
Hofstade
Asse
Velzeke
Kerkhove
Kester
Fig. 19: Kaart De Boe176 aangevuld met wegen naar Mespelare en Kerkhove en de wegen uit Fig. 4.
Mespelare als steunpunt op de weg die aangelegd werd in de tijd van keizer Augustus, zoals
Rogge in Velzeke vaststelde, beantwoordt aan voormelde voorwaarde: “Rond 15 v. Chr. waren
de hoofdwegen uitgerold, met de hoofdsteden van de civitates als wegenknooppunt en met een
voorkeur voor plaatsen aan een rivier waar die gemakkelijk kon worden overgestoken of overbrugd.177” Deze weg sluit perfect aan op het oude wegennet op de andere Denderoever (Fig. 4)
dat zeker niet eindigde aan het wad.
5
Denderbelle richtpunt voor een Romeinse weg?178
Tussen Mespelare en Denderbelle lag een oversteekplaats, een wad. Dat is geen veer maar
een voorde, een plaats die met paard en kar kon overgestoken worden. 179
Een burchtmotte bewaakte dit wad tot 1380, het jaar waarin ze door de Gentenaars werd
verwoest. De Burcht op de Brusselweide was omringd door een gracht met de toepasselijke
naam grendelgracht.180 Over eventuele voorgangers van die burcht is niets geweten.
Op deze plaats is de Dender niet de scheiding tussen het Land van Dendermonde en het
Land van Aalst. Een strook Denderbelle lag tot in 1982 aan de linkeroever van de Dender.181
CAMPBELL 2012, 274.
WIGHTMAN 1985, 76; KING 1990, 73.
178 Uit Annex III blijkt dat een traject over de Dender naar Asse over die korte afstand economisch onrendabel was.
179 DE KIMPE 2002, 5, 7, 12, 16, 17; DE KIMPE 1999, 13.
180 BOVYN 1969,31.
181 Het Koninklijk besluit van 30 november 1982tot wijziging van gemeentegrenzen in Oost-Vlaanderen, B.S. 11 december 1982, 14.508, bekrachtigd bij wet van 23 december 1982, BS. 29 december 1982, 15.252, in werking op de dag
van publicatie.
176
177
78
Wanneer is deze bijzondere indeling ontstaan? Was hiervan al sprake nog voor het Land van
Dendermonde ontstond in de 9de eeuw uit delen van onder meer het oude graafschap Brussel
op de rechter Denderoever en het oude graafschap Biest-Aalst op de linker Denderoever?182
oude Denderarm?
opgravingen
1934
schatvondst
1607
voormalige
burchtmotte
enclave
grens Land
van Aalst –
Land van
Dendermonde
Fig. 20: Fragment van de Ferraris-kaart © Nationaal Geografisch Instituut – A3000.
We vinden een vermelding Denderbelle terug in 868. Het toponiem heeft Romeinse roots.
Belle is afgeleid van Baculiolum op zijn beurt afgeleid van balliolum wat “palissade” of
omheining betekent, het verkleinwoord van baculum (paal). 183
182
183
LINDEMANS 1937, 29.
GYSSELING 1960, 262 en 94.
79
Omdat de oorsprong van de naam “belle” ouder is dan de 9 de eeuw, lijken ons ook de
grenzen van de gemeente, zoals die van Wieze en Moorsel (zie 8.1) ouder dan de
middeleeuwse landinrichting in Land van Aalst en Land van Dendermonde.184
Een wijziging in de loop van een rivier is geen ongewoon gegeven. Kan een waterramp de
loop van de Dender hebben veranderd?185 Er wordt gesteld dat de Wijzerbeek te Oudegem
een oude Denderarm zou zijn.186 Indien deze informatie kan bevestigd worden187, kan de ouderdom van de grens tussen Denderbelle en Oudegem nader bepaald worden. Die grens lijkt
dan minstens te stammen uit de tijd waarin die Denderarm nog functioneerde.
De Denderovergang werd zeker ook bezocht in de Romeinse tijd want onmiddellijk ten
oosten van de Brusselweide ligt een plaats met als toponiem Steenkouter. Verbesselt stelt dat
dit dorpskoutercomplex en oudste kern, al bewoond was in de Gallo-Romeinse tijd.188 De
Potter en Brouckaert melden er vondsten van Romeinse penningen en fundamenten van oude gebouwen.189 Gezien vanuit het wad, is Zwijveke bereikbaar via de Steenkouter.
Deze Romeinse vindplaats is op erfgoednet vermeld als een Romeinse nederzetting.
Fig. 21: Lebbeke vermeld op erfgoednet. 190
Op de rechter Denderoever leidt de Pontweg, te Denderbelle Blijstraat en Molenstraat (nu
Molenveldstraat), naar de oversteekplaats (via de verlenging van de Hofstraat, nu de
Visstraat). Deze weg is bekend als de verbinding naar Asse en naar Baasrode. 191 Als we aannemen dat richting Baasrode in een latere Romeinse tijd ook richting Rumst betekende, zouden dit de middeleeuwse restanten kunnen zijn van de gezochte verbindingswegen.
Etymologisch dateert de naam van vóór het jaar 800 en Laat-Romeins, medegedeeld door Luc Van Durme.
VERBESSELT 1969, VII, 262.
186 Geen bronvermelding op de Wikepedia-pagina over Oudegem met die info http://nl.wikipedia.org/wiki/Oudegem
187 De Belgische Geologische Dienst beschikt volgens mevr. Frieda Bogemans, Geoloog bij het Royal Belgian Institute
of Natural Sciences, niet over detailinformatie over dit gebied. Het onderzoek van de Sigmawerken reikte tot Wichelen.
188 VERBESSELT 1969, VII 268.
189 DE POTTER & BROECKAERT 1887, Denderbelle, 5, 7
190 http://cai.erfgoed.net/cai_publiek/index2.html betreft de Steenkouter en steunt op een vermelding in de Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring van Dendermonde in 1969 (Bovyn 1969, Toponymie Denderbelle), werd ons
op 10 december 2013 medegedeeld door erfgoedonderzoeker archeologie Katrien Cousserier van de Centrale Archeologische Inventaris. Bovyn, put echter uit De Potter en Broeckaert, 1987, Denderbelle.
191 VERBESSELT 1969, VII, 262 en 268; DE KIMPE 1999, 9.
184
185
80
Met betrekking tot Wieze stelt Verbesselt expliciet dat de Denderovergang de doortrekking is
van de Romeinse baan over Baardegem en dat uit het wegennet blijkt dat die Denderovergang een zeer belangrijke rol speelde.192
Redenen voldoende om aan te nemen dat de Pontweg te Denderbelle het vervolg is op de
rechteroever van de Dender van het traject komende van het zuidwesten van Velzeke
richting Hofstade dat op de linkeroever leidt naar Mespelare. Denderbelle is daartoe dan de
(omheinde) toegangspoort.
Dat te Denderbelle de weg naar Dendermonde blijkbaar geen bepalende essentiële rol heeft
gespeeld in de aanleg van de dorpskom, 193 verhindert niet dat Zwijveke vanuit de richting
Asse goed bereikbaar was. Integendeel, de weg naar Asse volgde even de Denderweg richting
Zwijveke waarop de weg komende van het wad en de Steenkouter dan aansluit. Dat de latere
Sint-Maartenskapel die ook de patroon van de parochie is, op die aansluiting te vinden is,
achtte Verbesselt reeds opmerkelijk.
Steenkouter
enclave
Klein Gent Sint-Maartenskapel
restant
burchtmotte
(Popp nr.
372)
rechte vanuit
Baardegem
(zie rode lijn
fig. 36)
richting
Baasrode
buurtweg nr. 15
richting
Asse
Fig. 22: Denderbelle Atlas buurtwegen overzichtskaart zuidwesten. 194
Meteen kennen we al een stuk van het traject te Lebbeke-Denderbelle dat we als vertrekpunt
nemen voor het wegennet aan rechteroever van de Dender.
VERBESSELT J. 1969, VII, 233.
VERBESSELT J 1969, VII, 263.
194 Buurtweg nr. 15, in het verlengde van de weg richting Baasrode, is zeer breed (tot 11 m) en loopt in de richting
van Mespelare, maar daar vinden we geen vervolg in de atlas der buurtwegen. De Ferraris-atlas toont er nat weiland.
Deze weg leidt naar de Hoogstraat, de Denderweg, die gekruist wordt op de plaats genaamd Vier Uittersten.
192
193
81
6
Het mogelijke tracé Asse-Denderovergang
Omdat we er nu van uit gaan dat de weg, die vanuit Velzeke Keulen tot doel had, over Mespelare loopt en we deze weg aan de andere zijde van de Dender bevestigd zien, lijkt het logisch dat deze weg doorloopt, minstens naar Asse.
Vanuit de visie dat de oudste verbinding Boulogne-Keulen over Velzeke en Asse loopt en dat
Asse toen nog geen richtpunt vanuit Bavay was, is dit zelfs bijna een evidentie. Dit past in de
stelling dat de wegen die vanuit de hoofdplaatsen van de civitates (zoals Bavay) uitwaaieren,
na de hoofdwegen kwamen en dus van latere datum zijn. 195
Bij de beschrijving van de militaire kampen, bespreekt Nouwen de ligging van Asse, Velzeke
en Elewijt. Hij merkt op dat die locaties gelegen waren langs de oude weg van Boulogne via
Cassel naar Keulen die daarnaast ook Kortrijk, Kerkhove, Tienen en Tongeren aandeed. Hij
benadrukt dat in de tijd van Augustus die weg van uitzonderlijk belang moet geweest zijn. 196
Tussen Asse en Mespelare is een afstand van 13 km in vogelvlucht. Dat komt over de weg
overeen met de afstand tot een volgende wisselpost (zie punt 8.6).
De situatie te Mespelare/Denderbelle (Augusteïsche wegenis, bebouwing aan beide zijden,
muntschat die verwijst naar de overheid, de laat-Romeinse naamgeving van Denderbelle
“omheinde plaats, versterking”) doet spontaan denken aan het volgende citaat:
“Kleine permanente eenheden waren vaak gelegerd in wachtposten en torens nabij cruciale
plaatsen zoals…veerponten. Deze officiële wegposten krijgen een grotere rol in het Late
Keizerrijk wanneer belastingen steeds meer in natura dienden betaald te worden, gecentraliseerd en tijdelijk opgeslagen worden in de wisselplaatsen langs de weg.”197
Nu we aannemelijk hebben gemaakt dat een Romeins wegtraject richting Asse vanuit de Dendermonding, Lebbeke kan hebben aangedaan, trachten we het verder verloop van die weg te reconstrueren.
Het deel van het traject richting Asse vanaf Baardegem is zeer onzeker omdat het beginpunt
te Asse onbekend is. Daar is enkel een weg richting Rumst gevonden. 198
Omdat de bij Asse gelegen wegenis tevens niet het doel is van deze bijdrage die de eventuele
Romeinse wegen op het grondgebied van Lebbeke in kaart wil brengen, focussen we op het
deel vanaf Denderbelle tot het rechte stuk weg te Baardegem.
We stellen immers vast dat de voor-Romeinse199 weg naar Opwijk niet de kenmerken heeft
van een traject aangelegd of verbeterd in de Romeinse tijd. Tegenover het feit dat die weg in
WIGHTMAN 1985, 76
NOUWEN 2009, 141.
197 VERMEULEN 2004b, 135 en 136, het aspect douane schuiven we hier niet naar voren omdat hier geen grens van
het rijk, zelfs niet van een civitas was, anderzijds was er wel een toegang tot verafgelegen gebieden via de Schelde.
198 Was er een afsplitsing op de weg naar Rumst of liep die weg rechtstreeks vanuit Asse naar Baardegem?
199 LINDEMANS 1937, 13 en 15.
195
196
82
de Romeinse tijd waarschijnlijk in gebruik was, staat dat de bochtige Opwijksestraat niet over
de waterscheiding loopt, niet gekerfd is in het landschap, geen grenzen markeert en dat er in
de buurt geen enkele Romeinse vondst is gedaan. Dat Asse niet in het verlengde ligt van die
weg, is een laatste reden om die weg verder buiten beschouwing te laten.
De weg tussen Baasrode en Buggenhout (Mandekensstraat) zou ook een vóór-Romeinse
verbinding tussen Dender en Schelde zijn.200 Hoewel er goede redenen zijn om aan te nemen
dat dit een deel is van een latere Romeinse verbinding Mespelare-Rumst, gaan we ook hier
niet verder op in.201 Dit wegdeel vormt nochtans de gemeentegrens tussen Baasrode en Buggenhout en kan ook verklaren waarom Baasrode als bestemming van een Romeinse weg
wordt aangeduid202 De verbindingsweg vanuit het zuiden is in elk geval niet de weg waarlangs
Baasrode ontsloten werd want die weg blijkt van latere datum te zijn.203
Kortom, het stuk tussen Lebbeke en Baardegem sluit het best aan bij de verwachte
oudste verbinding naar Asse en voldoet het best aan de kenmerken van een Romeinse weg. Via het aftoetsen van deze kenmerken, verduidelijken we hierna onze keuze.
7
7.1
Wat kenmerkt een door de Romeinen aangelegd wegtracé?
Parochiegrenzen en oude versterkte plaatsen
Kenmerkend voor veel oude wegen is dat ze later de grenzen van parochies en gemeenten
vormen, zowel in Vlaanderen als op de Britse eilanden. 204 In onze streken blijkt dit echter
slechts het geval voor laat-Romeinse wegen.205
Houdt dit verband met het verdelen van de lasten voor het onderhoud van de weg over de
gemeenschappen langs die weg? Voor de publieke en militaire hoofdwegen was het onderhoud ten laste van de staat of van het leger. Enkel de regionale wegen werden hoofdzakelijk
gefinancierd door de plaatselijke overheden, de pagi.206
Een voorbeeld207 van een Romeinse weg bij ons die later als grensweg bleef dienst doen, is
de (holle) weg tussen Beerlegem (Zwalm) en Dikkelvenne (Gavere). Zuidelijker duikt die weg
op als grensscheiding tussen Beerlegem en Dikkele (Zwalm) en nogmaals met Munkzwalm
(Zwalm), wat het interlokale karakter benadrukt. Bovendien is die weg kaarsrecht en ingesneden in het landschap als een holle weg.
VERBESSELT 1964, II, 31 en 1969, VII, 81; HOOGHE 2006, 4-16.
Een weg in die richting kan misschien de voormelde munten en asurnen in Baasrode, de Romeinse aanwezigheid
aan de overzijde van de Schelde, te Moerzeke, en op de site Hoogveld te Sint-Gillis-Dendermonde helpen verklaren?
202 BOSMAN 1996; REYGAERTS, internetpublicatie 2005, 36.
203 HOOGHE 2006, 4-16.
204 VERHAEGHE 2002, 4.; LAURIE, internetpublicatie 2008; ROGGE 1971, 136; LINDEMANS1937, 2 m.b.t. de
1°-4°eeuw “nieuwe wegen komen tot stand. Misschien ontstonden toen ook de grenzen van de gemeenten.”
205 Medegedeeld door Prof. Hugo Thoen.
206 VERMEULEN 2004b, 132
207 DEVRIESE & DE GROOTE 2011, 241. Stellen dat “harde bewijzen ontbreken” maar p 256 genuanceerd ingevolge “archeologische bevindingen” door ROGGE 1971. ROGGE 130 haalt ook de grensweg tussen Rozebeke en St.Blasius Boekel (Zwalm) aan; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21615.
200
201
83
Deze grenswegen zijn zeer oud. Ze bestonden meestal al bij het ontstaan van de gemeenteen parochiegrenzen. Een weg aanleggen op de grens na hun ontstaan was niet evident onder
meer om financiële redenen. Bestaande wegen kwamen wel in aanmerking als grensweg.
Hun hogere ouderdom dan die gemeente- en parochiegrenzen wordt bevestigd als die weg,
zoals te Beerlegem, de grensscheiding blijkt te vormen tussen meerdere gemeenten.
Een deelaspect van het functioneren als parochiegrens is dat een Romeinse weg op de grens
soms ook een oude versterkte plaats of hof doormidden snijdt. Volgens Laurie was dat een
aspect van de verdeel- en heersstrategie van de Romeinse bezetter.208
7.2
De voorkeur voor een ligging op de waterscheiding
Onder 3.1 hoger lichtten we al toe dat de Romeinen rekening hielden met het reliëf en hun
wegtrajecten zo uitzetten dat ze de hoger gelegen delen van het landschap volgden zelfs zodat, waar het kon, ze de waterscheiding volgden. Zo is de weg Boulogne-Keulen op de waterscheiding tussen Schelde en Maas aangelegd. 209Uit veiligheidsoverwegingen bouwde men
de wegen liefst over zo hoog mogelijk terrein.210
7.3
Toponiemen en oude kaarten
Toponiemen zoals “Oude Gentsche Baene” 211 kunnen een oude weg aanduiden. We mogen
echter niet uit het oog te verliezen dat de benaming heerweg veelal op middeleeuwse wegen
slaat.
Als de naam van een weg de bestemming aangeeft, zoals in het voorbeeld hierboven, wordt
duidelijk het bovenlokale karakter van deze oude weg aangegeven. Is die bestemming een
plaats die in de Romeinse tijd al belangrijk was, en zeker als ook het vertrekpunt een Romeinse oorsprong heeft, is de kans groot dat die weg toen al als verbindingsweg werd gebruikt.
Deze wegen worden meestal ook aangeduid op oude kaarten. Zulke bronnen zijn dan zeer
nuttig voor het terugvinden van oude Romeinse wegen zoals het traject Bavay-Blicquy naar
Gent, dat nog bleek uit 19de-eeuwse kaarten.212
7.4
Breedte en greppels
De breedte van Romeinse wegen varieert tussen 7 en 2 meter, naar gelang de functie, gaande
van grote verbindingsweg tot toegangsweg tot een hoeve.213
De norm was 20 voet (6 m) en 10 voet (3 m) breedte voor het verharde middengedeelte. Inclusief de onverharde zijstroken was de voorgeschreven breedte 40 voet (11,8 m). De grach-
LAURIE, internetpublicatie 2008.
DHAEZE W., VANHOUTTE S. & VANDERHOEVEN A., Onderzoeksbalans onroerend erfgoed Vlaanderen,
5.6.2. Het Wegennet, http://www.onderzoeksbalans.be/book/export/html/28337, consultatie 1 april 2012.
210 LAURIE s.d., 17, 2.
211 ROGGE 1971, 136
212 THOEN 1993, 134.
213 VERMEULEN 2004b, 138.
208
209
84
ten kunnen op 20 m van de as van de weg liggen. 214 Zelfs bij gedegradeerde holle wegen is de
oorspronkelijke totale breedte van méér dan 11,8 meter soms nog zichtbaar. 215
De voormelde buurtweg te Beerlegem is breed (6 m tot 6,5 m) in vergelijking met andere
buurtwegen (3 m) aan de rand van de gemeente.
De weg naar Asse vanuit Bavay was 5,8 m breed en had een bovenlaag van zuid-Brabantse
kalkzandsteen.216
Te Asse richting noordwest was de weg 5 tot 6 m breed.120 Mogelijk was het een secundaire
weg binnen de Romeinse nederzetting van Asse. 217
Aan deze weg werden bij archeologisch onderzoek ook de typische grachten nog teruggevonden: “Een verhoging van het midden van de baan ten overstaan van de kanten, zorgde
voor een goede afwatering. Langs beide zijden van de weg werd een gracht aangetroffen.”
7.5
Holle wegen volledig uit de heuvel gesneden
Een Romeinse weg trotseerde gemakkelijk steile hellingen en liep niet in een boog er rond.
De helling kon genomen worden door mensen te voet, het leger en zwaar maar traag vervoer.218
Romeinse wegenbouwers verkozen een goed draagvlak. Daarom werd de weg volledig uit de
heuvel gegraven en niet zoals in latere tijden, voor de ene helft uitgegraven om met die massa
de andere helft op te vullen en op te hogen afwaarts de helling. 219
Schematisch
voorgesteld:
middeleeuwse snede en
opvulling
Romeinse
snede
ROGGE 2004, 177.
LAURIE, internetpublicatie 2011, 3.
216 ROGGE 2004, 177; E. Prové, o.c., 45
217 MAGERMAN 2008; “Archeologen K.U.Leuven stoten op geplaveide Romeinse weg in Asse” 18 februari 2008,
http://archive.is/99ks.
218 LAURIE s.d., 12,
219 LAURIE, internetpublicatie 2011.
214
215
85
Na verloop van vele honderden jaren toont een Romeinse weg zich door slijtage van het
wegdek en afkalving van de heuvelzijde zich als volgt:
Een holle weg is op zich is dus geen aanduiding, de meeste holle wegen zijn middeleeuws.
7.6
Rechtlijnig
Van Romeinse wegen is bekend dat ze zo rechtlijnig mogelijk werden aangelegd. Dit was
geen vrijblijvende zaak maar een verplichting als gevolg van een wet van volkstribuun Gracchus van 123 v. Chr. Het was werk van landmeters en ingenieurs onder meer met behulp van
een Groma, een antiek landmeterinstrument (uit Egypte) dat gericht werd op een paal in de
verte of op rookkolommen in bosrijke gebieden. 220
Anders dan middeleeuwse wegen, werden Romeinse wegen aangelegd met als richtpunt het
einddoel én de rechte lijn tussen de te verbinden punten. Na het nemen van een hindernis,
keerde men bijgevolg terug naar de oorspronkelijk uitgezette rechte lijn, en trok men geen
nieuwe rechte lijn naar het einddoel.221
Soms week men van dit principe af zoals de Steenstraat die de hoger gelegen gronden volgt
om de golf van Lo te ontwijken222 en zelfs de weg Bavay-Keulen die te Gembloers plots een
oude bochtige weg volgt.223
HUCKER 2009, 1-16; DE GRAEVE & MOSSELMANS 2004, 178.
LAURIE s.d., 31.
222 THOEN & VAN HOUTTE 2004, 180.
223 MARIEN 1980, 64.
220
221
86
Schematisch werkte dit als volgt:
Middeleeuwse
oplossing
hin
der
nis
7.7
Romeinse
oplossing
Wisselposten, pleisterplaatsen en andere Romeinse resten
Wisselposten (mutatio), in theorie elke 10 mijl (14,81 km), 224 en pleisterplaatsen (statio), in
theorie elke 30 mijl, maar ook andere resten van gebouwen of Romeinse aanwezigheid, kunnen het tracé van een Romeinse weg aangeven.
7.8
Voorkeur voor vruchtbare streken
De weg Boulogne-Keulen was niet de kortste verbinding maar werd aangelegd doorheen de
meest vruchtbare streken.225
8
Van Denderbelle tot Baardegem: Romeinse sporen?
Vanuit de besproken typische kenmerken van een Romeinse weg zetten wij onze speurtocht
verder naar sporen van een Romeinse weg te Lebbeke vanaf de Blijstraat te Denderbelle in de
richting van Asse.
Deze weg, die vroeger een hoofdweg moet zijn geweest maar vandaag niet meer zichtbaar is,
heeft hopelijk hier en daar een onuitwisbare voetafdruk nagelaten.
8.1
Een Romeinse weg wordt gebruikt als grens
Lebbeke is terug te vinden op de kaart van Vlaanderen van Mercator uit 1540. Dit is een politiek antwoord op de oudste bekende gedrukte kaart van Vlaanderen (na deze van Gallië uit
1482, Fig. 1) van mei 1538, afgebeeld op de voorpagina van dit tijdschrift. 226
Hierop is een stippellijn tussen Lebbeke en Wieze richting Zwijveke getekend die de Dender
bereikt in de omgeving van Denderbelle. Die lijn markeert de grens tussen het Land van
Dendermonde en het Land van Aalst.
ROGGE 2004, 176; MARIEN 1980, 66.
MERTENS 1987, 16.
226 van Pieter Van Der Beke, http://search.ugent.be/meercat/x/all?q=author:%22van+der+Beke%2C+Pieter%22;
BLONDEAU 1993, 51-52. Van der Beke drukte de eigenheid van de Vlaamse steden uit via hun blazoenen, vergrootte
Gent uit tegenover Antwerpen en drukte zo het Vlaamse onafhankelijksstreven tegenover Spanje uit.
224
225
87
Fig. 23: Fragment kaart van Vlaanderen van Mercator 1540. 227
Die grens en de gemeentegrens vallen volgens de atlas van Ferraris in het zuiden bijna samen
met het 800 meter lange kaarsrechte tracé van de “oude heerweg”(weg nr. 5 te Lebbeke). Deze grenzen liggen een tweehonderd meter naar het westen om de loop van de Schuurkensbeek, de Wiezebeek en vervolgens de Steenbeek te volgen.228
De grens van het Land van Dendermonde, valt echter niet samen met de gemeentegrens van
Lebbeke van vóór de fusies van de gemeenten. Hoewel Wieze in de Ferraris-atlas volledig bij
het Land van Aalst gerekend wordt, was Wieze oorspronkelijk in twee gedeeld en behoorde
Wieze-Kapittel tot Dendermonde.
Bovyn merkte op dat de grens tussen het Land van Aalst en het Land van Dendermonde,
ook een oude verbinding is van Moorsel over Gevergem naar het wad te Denderbelle.229 Die
grens loopt door Wieze via Bontegem, Wolvestraat, Olmendreef en Nieuwstraat.230
Ten noorden is de functie als grensweg wel duidelijk. Weg nr. 26, de huidige Blijstraat, loopt
op de grens, precies in het verlengde van weg nr. 5, de “oude heerweg”:
Kaart eigendom van de stad Antwerpen, museum Plantin-Moretus, Prentenkabinet – UNESCO, Werelderfgoed,
:http://www.collectieantwerpen.be/component/option,com_memorix/Itemid,2/lang,nl/task,result/mrxpopup,1/Col
lectionID,1/PhotoID,FAM001001387/RecordID,1646/ResultRecord,1/resultplugin,detail/do,1/
228 VERMEIREN 2012, 86.
229 BOVYN 1969, 30. Hij ziet ook een oude weg lopen van de Denderovergang te Denderbelle naar het Rooien via de
Pontweg op de grens met Moorsel; BOSMAN 1996, 21, meent dat de Pontweg vanuit Aalst naar Baasrode loopt.
230 VERBESSELT 1969, VII, 232.
227
88
hof te Rossem
Lebbeke
Fig. 24: Lebbeke Atlas buurtwegen Blijstraat (straat nr. 26) en toegang hof te Rossem.
Op de kaart van Benedictus Peelman van 1763231 zien we dat wegel nr. 323 naar het hof te
Rossem leidt. Te Rossem is één van de twee Frankische toponiemen in Lebbeke en stond
mogelijk aan de wieg van Lebbeke.232 Dat hof wordt door de gemeentegrens doorsneden. Dit
is echter geen aanduiding voor de aanwezigheid van een oude weg in de gezochte richting
want de grens tussen Lebbeke en Denderbelle staat hier haaks op de Blijstraat.
De Blijstraat zelf loopt over 1 km. op de grensscheiding tussen Denderbelle en Lebbeke
waarop zich een toegangsweg (baan nummer 4, de nu recht getrokken Aalsterse straat) ent
naar het belangrijk hof te Zeebroek en het goed van Gent.
vondsten late
IJzertijd/1ste
eeuw n. Chr.
goed
van
Gent
Blijstraat
Denderbelle
Klein Brabant
Fig. 25: Lebbeke Atlas buurtwegen vervolg Blijstraat (nr. 26) en toegang hof te Zeebroek.
De grens ten westen tussen Lebbeke en Denderbelle ter hoogte van de Blijstraat is speciaal.
Op die plaats wringt het grondgebied van Denderbelle zich als een één kilometer lange
231
232
DAUWE 2010, 115 & bijlage I, Xde beloop.
VERMEIREN 2012, 83.
89
puntvormige wig tussen Lebbeke en Wieze tot het “Hoeksken” of “Klein Brabant”. Aan de
basis van die wig, richting Mespelare, op de grens met Wieze, bevindt zich het motteken dat
als een oude grensmotte wordt getypeerd.233 300 meter van die motte, te Wieze werden in
1872 overblijfselen gevonden van een, naar men vermoedt, Gallo-Romeins brandgraf.
Omdat de grensscheiding tussen de gemeenten ouder is dan de grens tussen het land van
Aalst en dat van Dendermonde, beide ontstaan op het einde van de 9de, begin 10de eeuw, 234
nemen we aan dat die weg dateert van vóór de 8ste eeuw. Mogelijk ontstonden de grenzen
van de gemeenten hier zelfs in de Gallo-Romeinse periode (1ste-4de eeuw).235
vondsten late IJzertijd/1ste eeuw n. Chr.
Alfsbergen
hof te Zeebroek
hof te
Beughem
goed
van
Gent
noord-zuiddeel Waaitjensstraat
oost-west
deel Waaitjensstraat
Dries
Klein
Gent
“Oude
heerweg”
Fig. 26: Atlas buurtwegen overzichtskaart Lebbeke volledige westgrens.
Op de overzichtskaart van de atlas van de buurtwegen bekomen we het groene tracé wanneer
we de buurtwegen volgen nabij de gemeentegrens. Merk op dat we nergens ver moeten
afwijken van de rechte lijn tussen de “oude heerweg”en de Blijstraat.
DE KIMPE 2002, 20-21.
LINDEMANS 1937., 28.;VERMEIREN 2012, 71 en 89.
235 LINDEMANS 1937., 17.
233
234
90
Een ander tracé (blauwe lijn) nabij het hof te Zeebroek en één van de vindplaatsen uit de late
IJzertijd/1ste eeuw n. Chr., loopt over de hoogste punten van de kouter te Lebbeke.
Omdat in onze streken enkel laat-Romeinse wegen gebruikt worden als grensscheiding en
omdat het bochtig tracé van de Blijstraat dat de grensscheiding volgt, niet Romeins is maakt
een traject dichter bij het hof te Zeebroek ook kans. In punt 8.5 verfijnen we dit voorstel.
8.2
De waterscheiding en toponiemen
De voorkeur van de Romeinen om hun wegen aan te leggen in hoog gelegen gebieden, sluit
aan bij de noodzaak van de vroegere bewoners om de moerassen te ontwijken.
Lindemans schrijft met betrekking tot de voorhistorische tijd: “Door dit bosland liepen
wellicht enkele wegen, veeleer smalle jagerpaden die de moerassen ontweken.” Hij tekent een
voorhistorische weg op ongeveer hetzelfde tracé als de “Oude heerweg.”236
Hierdoor wordt verder de heuvelrug op de waterscheiding gevolgd die te Asse de waterscheiding tussen het Denderbekken en het Zenne-Rupelbekken vormt.237
In Baardegem zien we op de foto (Fig. 27) genomen in de richting van Lebbeke (zie Fig. 32)
de waterloop die via het Leireken in de Klokbeek komt. Verderop, na het bosperceel links
wateren de percelen af via de Schuurkensbeek. 238
Fig. 27: Foto zuidelijk deel “Oude Heirbaan” te Baardegem
De beken wateren aan de ene zijde van het tracé af in de Dender (Schuurkensbeek,
Steenbeek, Wiezebeek). Aan de andere zijde (Brabantse Beek, Klokbeek, Kleine Beek)
monden ze uit in de Vondelbeek, die op haar beurt in de Dender uitmondt net voor haar
monding in de Schelde.239
LINDEMANS 1937, 13.
DE BEENHOUWER 2005, 35; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21973.
238 Zie de afstromingskaart op https://www.dov.vlaanderen.be/geonetwork/srv/nl/main.home
239 Situatieanalyse, 10, http://www.guidohome.com/files/Dender%20situatieanalyse.pdf
236
237
91
Dit is duidelijk zichtbaar op de atlas der waterlopen van Baardegem die met de toponiem
“Oude Heirbaan” ook aangeeft dat we hier voor een oude verbindingsweg staan:
Fig. 28: Atlas der waterlopen noordoosten Baardegem.
Hetzelfde beeld komt tot uiting in het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen:
Zwijveke
Mespelare
Denderbelle
Denderbelle Broek
fanum
Hofstade
wegtrace’s over
hoogste punten
Asse
Fig. 29: Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen.240
Uit een simulatie op dit model blijkt dat, zelfs in de richting van Velzeke, een weg via Hofstade over de heuvelruggen (blauw) niet veel korter is dan over Denderbelle. Het eerste stuk
dit traject zou gelijk lopen met een traject naar Denderbelle (rood).241 Richting Zwijveke is,
vanuit Asse, de route via Denderbelle uiteraard de kortste.
http://geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/DHM/#.
Zo is de afstand Asse-Hofstade zelfs 1,7 km verder dan Asse-Mespelare (14,2 km tegen 12,9 km). Tussen Hofstade
en Mespelare is 5 km. Per saldo richting Pontrave dus 6,7 km voordeel (op 13 km).
240
241
92
schatvondst
Hofstade
fanum
mogelijk Romeins wegtracé
Asse
Fig. 30: Overzichtskaart met waterlopen en overstromingsgebieden noordelijk Denderbekken.242
8.3
De breedte van de weg en greppels
De breedte van weg nr. 26 op de grensscheiding met Denderbelle (Blijstraat), tot 8 m, valt
op. De mogelijk Romeinse invloed is nadrukkelijker aanwezig bij het rechte stuk weg nr. 5 bij
de grens met Baardegem. De weg is hier uitzonderlijk breed, tot 12,6 m.
Dat het stuk ongewoon breed is blijkt verderop in de richting van Lebbeke. Plots treedt er
een wegversmalling op van 12,6 naar 9 m, net voor de Dries Klein Gent op het punt waar de
weg van de rechte lijn afbuigt naar het huidig centrum van Lebbeke. Op die plaats ligt een
ingewikkeld knooppunt van wegen. Wegel nr 234 lijkt wel een herinnering aan het
oorspronkelijk rechte traject.
Merk ook de vele verbindingen tussen wegel nr. 234 en wegel nr. 232 op en het feit dat deze
wegels evenwijdig lopen. Is dit een restant van een oude en dus mogelijk Romeinse
perceelsindeling (omwille van de loodrecht geplaatste grenzen)? Of is het een aanduiding dat
een oudere weg nog dichter tegen de grens gelegen was ( nr. 232) en nadien verplaatst werd
naar het tracé van weg nr. 5/nr. 234?
Weg nr. 232 valt voor een deel bijna gelijk met de rechte lijn op de stafkaart, met als basis het
rechtlijnig deel op de gemeente Baardegem van weg nr. 5. Volgen we weg nr. 5 een eindje
verder op Lebbeke, dan ligt weg nr 234 quasi in het verlengde van weg nr. 5.
BOECKX L. & DESCHAMPS M. & D'HAESELEER E & VANNEUVILLE W. & VIAENE P. & VAN EERDENBRUGH K. & MOSTAERT F. 2011, 31, kaart van de overstroomde gebieden langs de Dender op 14-15 november 2010.
242
93
Tevens valt op dat de perceelsgrenzen van nr. 132 en 133 gericht zijn op weg nr. 235 die
haaks staat op weg nr.232 en niet op de weg naar Lebbeke (Baardegemsestraat).
Deze afsplitsing van weg nr. 5 in de richting van de oude weg Dender-Schelde met de
eveneens oude weg Dender-Opwijk-Merchtem-Dijle (Opwijksestraat) lijkt verband te
houden met het ontstaan van Lebbeke. Omdat we het ontstaan van Lebbeke situeren in de
7de-8ste eeuw243, zou dit rechtlijnig deel nog ouder moeten zijn. Die aanduiding spoort dan
gelijk met de aanduiding onder punt 8.1. in verband met het ontstaan van de grenzen.
133
132
Fig. 31: Lebbeke Atlas buurtwegen detail zuidelijk deel weg nr. 5 (Baardegemsestraat).
8.4
Volledig uit de heuvel gesneden holle wegen
Holle wegen zijn niet noodzakelijk typisch Romeins maar mogelijk ook een gevolg van het
langdurig gebruik van een weg. Het typisch kenmerk zit, zoals eerder toegelicht, in de wijze
waarop de helling werd uitgesneden.
De eerste holle weg die we aantroffen op het mogelijk traject richting Asse, is de Seepscherf
te Baardegem en is het vervolg van het weggedeelte met de gracht op de waterscheiding.
243
VERMEIREN 2012, 89; VERBESSELT 1969, VII, 89.
94
Dit deel is aan beide zijden uit de helling gesneden en in de Middeleeuwen de weg naar Asse
maar we zullen hierna zien dat een hogere ouderdom onzeker is.
8.5 Rechtlijnig traject
8.5.1 Baardegem
Op Google Maps is goed zichtbaar dat de holle weg, volgens de atlas van de buurtwegen het
vervolg van weg nr. 1 tussen Lebbeke en Baardegem, niet door de indeling van de percelen
ondersteund wordt. De oriëntatie van de percelen op die weg indiceert een rechtlijnig vervolg
op het rechtlijnig traject van de “Oude Heirbaan”, waardoor dit een totale lengte van 1600
meter zou bekomen:
rechtlijnig traject
Baardegem-Lebbeke
geïndiceerd vervolg van
de weg vanuit Lebbeke
(buurtweg 21)
foto met
waterloop
(Fig. 27)
holle
weg
Fig. 32: Google Maps Baardegem.
De weg die rechtdoor lijkt te lopen is buurtweg nr. 21. Deze loopt parallel aan de grens met
Opwijk. Die grens loopt zelf ook recht tussen de brongebieden van 2 beken. Hier verliezen
we het tracé van de oude weg bij gebrek aan indicaties.
Omdat we ons tot het grondgebied van Lebbeke beperken, maken we geen keuze voor het
ene traject, het rechtlijnige, tegenover het andere, de holle weg. Onze voorkeur gaat echter
uit naar het rechtlijnig traject dat duidelijk veel meer in de richting van Asse loopt. Meteen
zou dit dan een aanduiding zijn voor een hogere ouderdom van de weg dan Baardegem zelf,
waarnaar de holle weg afbuigt.
8.5.2
Lebbeke-Baardegem
Bekijken we het stuk Lebbeke-Baardegem (Fig. 32), dan is het duidelijk dat we niet alleen wegens de breedte van die weg maar ook wegens zijn uitzonderlijke rechtlijnigheid, voor geen
gewone buurtweg staan en zelfs geen gewone interlokale weg.
95
Die weg was inderdaad in de Middeleeuwen de verbindingsweg Asse-Dendermonde tot in
opdracht van Keizer Jozef II in 1788 de huidige steenweg werd aangelegd.
De Romeinse aanleg blijkt hieruit dat die weg naar het wad te Denderbelle leidt en niet naar
Dendermonde. Een middeleeuwse weg die doelgericht van zijn doel zou afwijken, houdt een
te grote tegenspraak in zich. De bestemming was de voorheen belangrijker Denderovergang
en het wegennet dat van daaruit beschikbaar was.
Een tweede element dat eerder een Romeinse dan een middeleeuwse oorsprong veronderstelt, is de rechtlijnigheid waarmee die weg op dat doel gericht was.
Een derde aanwijzing is de voormelde wegversmalling van 12,6 meter naar 9 meter eens de
Baardegemsestraat van haar rechtlijnig traject begint af te wijken richting centrum Lebbeke:
hier gaat het ouder, volgens ons Romeinse, tracé over in de middeleeuwse verbindingsweg.
Tenslotte vond pastoor Vermeulen te Baardegem rond 1880 nog vele Romeinse 244 dakpannen en scherven in de buurt van deze weg. 245
Fig. 33: Einde in Lebbeke van de “Oude Heerbaan”. We kijken in de richting van Baardegem.
8.5.3
Klein Gent
Een andere aanduiding voor de hoge ouderdom van die weg is dat er ter hoogte van de
afbuiging naar het noord-oosten naar Lebbeke-dorp, bij het Klein Gent ook een afbuiging is
naar het noordwesten, richting Bontegem.
Bontegem is een deel van een zeer oud complex dat uit de vierde eeuw stamt.246
Met voorbehoud. Dakpannen van het Romeinse type bleven in gebruik tot de 12de eeuw zoals bleek te Ename
MOENS & QUINTELIER 2010, 48.
245 VERBESSELT 1966, V, 192 met verwijzing naar MOROY die echter enkel schrijft over Romeinse dakpannen te
Baardegem zonder te verduidelijken waar die gevonden zijn MOROY 1880, 184.
246 VERBESSELT 1969, VII, 235.
244
96
De weg naar het Denderwad lijkt hier, als toen al prominent aanwezige lijnstructuur, voor
de scheiding te hebben gezorgd tussen wat later Lebbeke zou worden en de te
Wieze/Baardegem en Moorsel gelegen nederzettingen (zie hierna punt 8.5.4).
Daardoor dient die weg een oudere, onvermijdbaar Romeinse, oorsprong te hebben.
De stelling van Lindemans “mogelijk ontstonden de grenzen van de gemeenten hier zelfs in
de Gallo-Romeinse periode (1ste-4de eeuw)”235, wordt dan opnieuw bevestigd.
8.5.4
De Waaitjensstraat
We verwachten dat het tracé gelijk of parallel loopt met het noordelijk deel van de Waaitjensstraat (buurtweg nr. 23) die in een winkelhaak loopt. Dit deel van deze straat volgt een bochtig traject met rechtlijnige stukken in de gezochte richting. De aansluiting van het oost-west
lopend deel van de Waaitjensstraat op de Pollepelstraat en de Romestraat 247 doet bovendien
uitschijnen dat deze nu tot een aardeweg herleide straat, vroeger de verbinding tussen de weg
naar Opwijk en die naar Asse verzekerde (de aansluiting op de Romeinse weg is dan in de
richting van de Wiezebeek te zoeken).248 De weg zou dan het vervolg zijn van de Weverstraat
en passen in de reeks “korte” en “lange” straten te Lebbeke (Breestraat, Minnestraat, Varenstraat) die alle de weg naar Opwijk verbinden met de “oude heerbaan”.
Die weg is later de toegangsweg tot dat enige andere Frankische hof te Lebbeke dat gelegen
is aan het verlengde van het oost-west lopend deel van de Waaitjensstraat (de huidige
Romestraat), het hof te Beugem (Bodingaheim).249
We situeren het traject van de Romeinse weg hier tussen dit noordelijk deel van de
Waaitjensstraat en het Hof te Zeebroek.
Dat de Waaitjensstraat dit verloop en die functie heeft gehad, wordt bevestigd door de overzichtskaart van Lebbeke in 1892 samengesteld aan de hand van een tot op heden niet teruggevonden kaart die via oorspronkelijk wellicht werd vervaardigd door landmeter Meijsman in
1667-1668.250
Hierop is te zien hoe de Waaitjensstraat, toen gespeld “Woijbusstraat”, een belangrijke wegverbinding vormde tussen Bontegem-Wieze en Lebbeke, dat die verbinding in Lebbeke startte
aan de huidige Opwijksestraat en daar via het hof te Beughem liep.
Tevens is het op die kaart duidelijk dat wat nu het noord-zuid deel is van de Waaitjensstraat
eveneens een belangrijke weg was die naadloos overging in de huidige Blijstraat. De haaks op
de Blijstraat staande verbinding naar het hof te Rossem is hier nog een doorgaande weg naar
het centrum van Lebbeke.
Volgens BOSMAN1996, 12, de weg naar Rome. Die weg heette echter Pollepelstraat zoals nu het verlengde van de
Molenstraat.
248 VERMEIREN 2012, 84;
249 Een andere tak van dit geslacht van Bodo vestigde zich blijkbaar in Moorsel, BOVYN 1957, 33 onder tw. Beugem.
250 Kopie uit 1892 kopie van gemeentesecretaris Heyndrickx uit 1892 op het schutblad van het kaartboek van B. Peelman van de kaart van Meysman kennelijk uit 1667-1668, DAUWE 2010, 19 en 208.
247
97
Aswegel
dorp
hof te
Rossem
Blijstraat
hof te Zeebroek
hof te Beughem
Waaitjensstraat
Fig. 34: Kaart P.A. Heynderickx uit 1892 naar P Meijsman uit 1667-1668.
8.5.5
De Blijstraat
De Blijstraat kent twee rechte stukken en een bocht naar het Klein Brabant. Daar komen
twee andere wegen naar het wad te Denderbelle samen.229 Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat
het bochtig deel van de Blijstraat een latere toegeving is in de richting van die wegen, die
minder oud schijnen te zijn (gezien hun vertrekpunt onder meer te Aalst 343).
Dat het begin van baan nr. 320 parallel loopt aan één van de rechte stukken van Blijstraat,
doet denken aan de wegverbreding van baan nr. 5 net vóór die een bocht richting Lebbeke
inzet. Hier zien we een aanduiding voor een ouder recht tracé.
In het verlengde van het tracé Lebbeke-Baardegem (rode lijn op Fig. 36) zijn 1ste-eeuwse sporen (zie punt 8.6.3) aangetroffen ongeveer in het verlengde van het ander recht stuk van de
Blijstraat.
De 1ste-eeuwse sporen nabij de Blijstraat zijn zeer sterke aanwijzingen dat deze straat een
restant is van de Romeinse weg naar het Denderwad, zoals Verbesselt al aannam. 251
251
VERBESSELT J. 1969, VII, 233; aan de Bellestraat werden bij werken in 2012, geen oude weggedeelten gevonden.
98
8.6
(Pré)-Romeinse sporen en een wisselpost
De afstand over het vermoede groene traject aangeduid op Fig. 30 van de plaats van de
schatvondst te Mespelare tot de weg naar Elewijt te Asse is 14.6 km (zie punt 7.7). Volgens
ons is het geen toeval dat dit bijna exact de theoretische afstand is tussen twee wisselposten:
14.81 km.
Over Mespelare is de afstand Asse-Velzeke 42.6 km, dicht bij de theoretische afstand tussen
pleisterplaatsen (30 mijl of 44.4 km), waardoor Asse als mogelijke legerplaats in beeld komt!
Er zijn in Lebbeke ook sporen van menselijke activiteit in de IJzertijd en de Romeinse tijd.
8.6.1
Alfsbergen
De plaatsnaam “Alfsbergen” is bijzonder. De oorsprong kan teruggaan tot de vóórRomeinse tijd maar kan ook middeleeuws zijn, zoals met de Alfsberg in Stekene het geval is.
De benaming zelf is niet voldoende om conclusies uit te trekken.
Het toponiem “Alfsbergen”(1499 “Alffberch”) te Lebbeke bij het hof te Zeebroek kan wijzen op een tumulus zoals te Kontich252 en andere gelijknamige plaatsen waar urnen opgedolven werden (Mol, Balen, Meerhout, Retie, Kastelee, Westerlo) 253.
De benaming “Alfsberg” is zeer oud en verwijst naar een “berg” waar Alven huizen. In elk
geval is een Alfsberg gekend als een oude ‘heidense’ plaats. 254
Bovyn255 verklaart “Berg” als volgt: hoger gelegen stuk waar een “alf”, elf of boze aardgeest
huist. Ter plaatse ging het verhaal dat ’s nachts “de palen” er door spoken verzet werden, dit
naast een verhaal over een witte gedaante en een doodshoofd. Alven of Alvermannen zouden te maken hebben met de dodencultus. ‘Deze plaatsen zijn te mijden of mogen niet verstoord worden, anders zullen de Alven zich zonder twijfel wreken,’ zo geloofde men. De benaming ‘Alven’ betekent letterlijk ‘witten’ (vgl. het Latijnse ‘alba’ dat ‘wit’ betekent). Meestal
worden ze beschreven als een soort natuurgeesten of geesten die aan een bepaalde plaats
verbonden zijn. Er zijn ook sterke overeenkomsten tussen de Alven en de geesten van de
overledenen.
De verhalen die Bovyn optekende bevestigen die betekenis te Lebbeke en bevatten sporen
van het conflict tussen een vroegere cultus en de christelijke godsdienst.
De Alfsberg bij het hof te Zeebroek ligt op 1 km van de IJzertijdsite op het Fonteintje.
ANNAERT & COOREMANS 1995/1996.
ANNAERT 1993.
254 HORCKMANS, internetpublicatie s.d.
255 BOVYN 1957, 22 en 23 onder tw. Ampoelveld
252
253
99
8.6.2
De IJzertijd-site op het Fonteintje
De IJzertijd-site op de plaats Fonteintje te Denderbelle dateert uit de overgang van de vroege
naar de midden-La Tène periode en bleef bewoond tot de late-La Tène periode, van 400 tot
200 v. Chr. De vondsten op deze site resulteerden in een beter beeld van het aardewerk uit
die tijd waarvoor “in westelijk Vlaanderen vooralsnog geen uitgebreide en betrouwbare
ceramologische aanknopingspunten voorhanden waren”. 256
Tussen de Alfsberg en de IJzertijdsite liep de verbinding vanuit Asse naar het wad, de
Blijstraat.
Ook elders werd waargenomen dat de Romeinen, als nieuwkomers, plaatsen met een
aantrekkelijk ligging voor bewoning (hier een droge zandrug) in gebruik namen ook al werd
daarbij geen continuïteit in bewoning tussen de IJzertijd en de Romeinse tijd vastgesteld.
8.6.3
Vondsten uit de overgangstijd late IJzertijd-Romeinse tijd
In Lebbeke zijn er weinig Romeinse vindplaatsen. Tussen het hof te Zeebroek en de site van
het Fonteintje te Denderbelle werd bij graafwerken in het kader van het project ‘Een Lijn
door het Landschap’ aardewerk uit de late IJzertijd of “vroeg-Romeinse periode”257 aangetroffen met de kenmerken van die laatste periode. De ene vindplaats ligt in het verlengde van
een recht stuk van de Blijstraat, tegen de rode lijn die beantwoordt aan een rechtlijnig uitgetekende weg van Asse naar het wad (zie hoger 8.5.5.). De andere plaats is op de waterscheiding.
De Romeinse vondsten in het kader van het VTN-project zijn geconcentreerd op het grondgebied van Lebbeke en Zele-Kamerhoek.258 Dergelijke vondsten waren met andere woorden
niet legio bij dit project maar uitzonderlijk en dus alle aandacht waard.
8.7
Voorkeur voor leemgronden en oude cultuurgronden
De oudste in cultuur gebrachte gronden (het vruchtbare Wemmeliaan259), vormen als volgt
een Nervische kern : “de Grote beek tot aan de Fochelstraat, de Opwijkse Heirbaan, De
Minnestraat, de Heirbaan op Asse, de Waaitjensstraat, Wieze, Denderbelle en Zwijveke waar
we de dorpskouter en het Meis-/Gemeenveld aantreffen.”260
DE CLERQ, VAN RECHEM & VAN STRYDONK 2005.
De periode vóór de Flavische tijd (69 n. Chr.) IN ’T VEN & DE CLERCQ 2005, 105, 256; dit project werd uitgevoerd in samenwerking met Fluxis.
258 IN ’T VEN & DE CLERCQ 2005, 105 en 245. “Het gerecupereerde aardewerk is schaars (5 scherven). Het is
overwegend handgevormd materiaal dat matig hard werd gebakken en relatief grof werd verschraald (tot ca. 3 mm).
De wandscherven zijn telkens oxiderend gebakken aan de buitenwand van de pot en reducerend aan de binnenwand.
Een datering van het kleine ensemble in de (late) IJzertijd of de vroeg-Romeinse periode lijkt ons opportuun. Voor de
jonge datering zou een klein wandscherfje in gladwandige kruikwaar kunnen pleiten. Gezien de gefragmenteerde toestand ervan en gezien de gebrekkige waarnemingsomstandigheden lijkt het ons wenselijk om de datering van de sporen
op deze vindplaats vooralsnog algemeen te houden.”
259 De bovenloop van de Steenbeek en Wiezebeek snijden deze watervoerende zanden van Wemmel aan ter hoogte
van de Oude Heerbaan DE SAEGER S., DELAFAILLE S, HEIRMAN J & PAELINCKX, D., 2000, 23 & 83.
260
BOVYN 1957, 11 en 15. BOVYN ziet de gemeente Lebbeke ontstaan op de oorspronkelijke dorpsdries, gevormd
door de banen Zwijveke-Opwijk (Merchtem) en de weg naar Baasrode.
256
257
100
9
Besluit: een vroeg-Romeinse hoofdweg in Lebbeke
Te Lebbeke vinden we sterke aanwijzingen voor een Romeinse weg van de “oude heerweg”
te Baardegem over het Klein Gent, de Blijstraat en verder over de Molenveldstraat, de
Kapellestraat en de Visstraat naar het wad te Denderbelle.
Het juiste tracé tussen de Baardegemsestraat vanaf het Klein Gent/Rooien en de Blijstraat is
niet bekend. We moeten het zoeken tussen het noord-zuid gerichte deel van de
Waaitjensstraat en het hof te Zeebroek.
Denderbelle was de versterkte toegangspoort aan het Denderwad, naar Mespelare enerzijds
en Zwijveke anderzijds. Mespelare was een steunpunt op een strategische weg vanuit de
richting Kerkhove-Velzeke. Indien archeologisch kan bevestigd worden dat de weg over
Lebbeke past in de oudste verbinding Boulogne-Keulen, dateert de aanleg ervan rond de
aanvang van onze tijdrekening onder keizer Augustus.
Het Romeinse wegennet zou er dan als volgt kunnen uitgezien hebben, aansluitend bij de
oude verbindingen (Fig. 4) en de verbinding vanuit Pontrave:
Dendermonding
Pontrave
Rumst
Zwijveke
wad
Hofstade
Lebbeke
Merchtem
Elewijt
Asse
Kerkhove
Velzeke
Fig. 35: Kaart Dhaeze aangevuld met weg Hofstade–Denderwad (Fig. 12) en de oude wegen uit Fig. 4.
Te Lebbeke stellen de mogelijkheden voor aan de hand van vier samengevoegde kaarten uit het
kaartboek van Benedictus Peelman uit 1763 . Deze kaarten zijn geprojecteerd op de atlas
buurtwegen en waterlopen. We situeren het Romeinse tracé in de zone tussen de rode en
blauwe lijn. De groene lijn stelt een tracé voor dat sterk aansluit bij de 18 de-eeuwse wegenis.
De blauwe lijn staat voor een tracé dat de waterscheiding volgt. De rode lijn is het zo recht
mogelijke vervolg van de rode lijn in Fig. 22, de aansluiting van de Pontweg op Denderweg,
naar de “Oude Heerbaan” te Baardegem. Vanuit Baardegem gezien volgt deze lijn perfect de
richting van de “Oude Heerbaan” om precies op het Klein Gent in Denderbelle uit te komen.
101
Door dit nu duidelijk beeld op het oudste wegennet te Lebbeke wordt een nieuwe belangrijke
schakel aangeleverd die helpt het ontstaan van onze gemeente te verklaren.
De huidige dorpskom ligt op de splitsing van de voorhistorische wegen richting Opwijk-Zenne
en Baasrode-Hellegat. De latere afbuiging van de weg naar Asse kruist deze voorhistorische
wegen vóór die splitsing en loopt via de Asweg richting Dendermonde.
Verbesselt veronderstelt een eerste dorpscentrum dat hij situeert in de buurt van het hof te
Canteele (de Mot), dat later verplaatst is.262 Dat deze Asweg een latere afbuiging naar Dendermonde is, toont integendeel aan dat Lebbeke niet aan die latere kruising werd opgericht. Lebbeke is immers ouder dan de weg die in de richting van Dendermonde werd aangelegd vanaf
het einde van de negende eeuw, wanneer Dendermonde ten vroegste ontstond. Nu we weten
dat Lebbeke ouder is dan Dendermonde, is dit ook logisch.
In “Lebbeke in de negende eeuw”, bekwamen we een terminus ante quem voor de ouderdom
van Lebbeke, het palimpsest van 800-811.263 Daar kunnen we nu aan toevoegen dat Lebbeke
ontstond vóór het in onbruik raken van de Romeinse weg naar het wad en het tot stand komen
van de afleiding van die weg naar Dendermonde.
Dit opent de mogelijkheid dat Lebbeke, los van de benaming die een Germaanse stam bevat 264,
een oorsprong heeft die verbonden is met de voorhistorische splitsing van de aloude DenderScheldeweg en de weg naar Opwijk. Het valt op dat de eerste bewoningskern niet ontstaan is
aan de bij de landname nog functionerende vroeg-Romeinse weg waarrond zich wel de hoven
te Rossem en te Beughem (Bodingaheim) in Lebbeke en de Frankische nederzettingen in
Wieze, Moorsel en Baardegem zouden scharen.
Verbesselt geeft voor die hoge ouderdom van Lebbeke een sterk argument wanneer hij vaststelt dat de dorpskom te Lebbeke zeker niet ontstaan is in functie van de kerk. Hij doet de “essentiële vaststelling” dat de kerk er alleen nog een voldoende plaats heeft gevonden. 265
Dat de Asweg Lebbeke-dorp niet aandeed blijkt uit de kaart van Lebbeke uit 1667-1668.266
Het palimpsest van Freising informeert ons van het bestaan van een kerk te Lebbeke in 800811. Omdat de dorpskom van Lebbeke al gevormd was toen Lebbeke nog geen kerk had,
moeten we deze ontwikkeling dus situeren lang vóór 800-811.
De bouwlegende van de kerk bevestigt dit gegeven en de vaststelling van Verbesselt: de
plaatselijke gemeenschap die toestemming vroeg een kerk te bouwen was er al veel eerder.
Voert het ontstaan van de dorpskern van Lebbeke ons verder terug naar de tijd vóór de kerstening in de 7de-8ste eeuw?267 De pre-Romeinse ouderdom van de wegsplitsing aan welke de
dorpskern ontstond wijst in die richting.
VERBESSELT 1969, VII, 80 en 89; de Asseweg liep via de Molen(straat), nabij het huidig adminstratief centrum.
VERMEIREN 2012, 40 en 74-88.
264 GYSSELING 1960, 114 en 599.
265 VERBESSELT 1969, VII, 90.
266 DAUWE 2010, 19 en 208; zie Fig. 34, de Asschewegel volgt een traject van het Hoeksken te Lebbeke via het Ampoelveld en het Overnest; zie ook weg nr . 301 op Fig. 36.
267 DAUWE 1983, 35; LINDEMANS 1937, 25.
262
263
103
10 Annexen
10.1
Annex I Romeinse wegen bij Hofstade:
Het belang van Hofstade inspireerde de kaartenmakers om ervan uit te gaan dat Hofstade
een belangrijke schakel in het wegennet moet zijn geweest. Dit gaf aanleiding tot bijna evenveel visies als kaarten.
De kaart van Mertens uit 1957 (Fig. 2) toont zoals Wightman (Fig. 8) een verbinding AsseVelzeke via Hofstade. Ook Rogge laat het traject over Hofstade naar Velzeke lopen. 268 Vermeulen toont in 1992 dezelfde weg, maar ook een weg langs de Dender.269
De kaarten van Wightman270 en De Boe (Fig. 19) vermelden zoals Mertens in 1968 (Fig. 9)
enkel een verbinding Asse-Hofstade. Wightman toont hier met betrekking tot een latere tijd
ook een weg naar de Dendermonding. Van Durme en Rogge vermoeden in 1995 een weg
naar het Gentse over Hofstade naast een weg naar Velzeke. 271 De digitale atlas van Harvard
laat die eerste weg in Hofstade eindigen.272
Nog een andere combinatie vinden we terug op de kaart van UGent273 die in 172-174 na Chr.
vijf diverticula vanuit Asse suggereert, zoals Van Durme en Rogge. Hier eindigt op de weg
richting Gent in Hofstade, een weg vanuit Velzeke. Dat levert de grootste concentratie aan
wegen vanuit Asse en Velzeke naar het noorden op.
Vermeulen ging al in 2004 van die oplossing uit.274
Bij Rottier wordt het in 1996 zoals bij Mariën in 1980, een weg naar Pontrave naast een weg
naar Destelbergen over Hofstade en een weg naar Doornik. 275
10.2
10.2.1
Annex II Mespelare, een centrum in de Romeinse tijd
Fundamenten die niet tot één gebouw behoren
Te Mespelare zijn Romeinse constructies in zandsteen en Doornikse kalksteen op een 15 ha
groot bebouwd terrein gevonden.276 De omvang van de bouwwerken wijst op een belangrijke
Romeinse aanwezigheid. Het gebruik van natuursteen laat transport vanuit het Doornikse 277
en Brabant of zuid Oost-Vlaanderen vermoeden.278
RAEPSAET & CHARLIER 1975, 69, 157, 224 verwijst naar ROGGE 1971.
F. VERMEULEN, Tussen Leie en Schelde, Archeologische inventaris Vlaanderen, Buitengewone reeks nr. 1, Zingem, 1992 aangehaald door DE BRANT 2009, 62.
270 WIGHTMAN 1985., XII.
271 VAN DURME & ROGGE 1995, 150
272 http://darmc.harvard.edu/icb/icb.do?keyword=k40248&pageid=icb.page188868.
273 DE CLERCQ 2011, binnenkaft.
274 VERMEULEN 2004a, 127, maar een kaart samen met Rogge uit 1993 vermeldt Hofstade niet, THOEN, 1996a, 50.
275 Overgenomen door MAGERMAN 2008, 12; MARIEN 1980, 67 en 474.
276 VAN MOSSEVELDE 1939.
277 Doornikse kalksteen werd ontgonnen vanaf de Claudische tijd (41-54 n. Chr.) VAN COUWENBERGHE 2007, 61.
278 In Asse is een fundering en eerste opgaande laag uit de tweede eeuw aanwezig in Ledische kalkzandsteen DE
BEENHOUWER & MAGERMAN 2011, 8 en 9; MAGERMAN, VAN COUWENBERGHE, LODEWIJCKX &
SAERENS 2013; de fundering van de weg Bavay-Asse bevat niet-lokale Zuidbrabantse kalkzandsteen, Prové 2000, 45.
268
269
104
Dat te Mespelare aangetroffen fundamenten uitzonderlijk breed zijn, uit natuursteen en verspreid over een grote oppervlakte blijkt uit volgende getuigenissen. Telkens wordt verwezen
naar een Romeinse oorsprong.
De Deyn279 steunt zijn fantasierijk verhaal over Mespelare bij Dendermonde, dat volgens
hem in de Romeinse tijd Bagynem heette en de hoofdstad van de Nerviërs was die in de vijfde eeuw werd verwoest, op “Te Mespelare, pas onder de oppervlakte des gronds, vindt men
nog allerwegen de puinen der vesting…”.
Van Mossevelde280 meldt ”zware muren en gangen die tussen kerk en Dender in oostelijke
richting nog bestaan…onder een laag kleigrond van ongeveer 1,5 m dik”.281
Hij citeert daarnaast een oude beschrijving: “Men heeft er muren gevonden van een tot twee
meters dikte, zodanig gegoten met plaaster en arduin, dat het onmogelijk was er iets in zijn
geheel uit te krijgen, waaraan men denkt dat het zware batimenten zijn die er gestaan hebben.
De arduin is vol versteende dieren, meest zeeslakhuizen en versteende diereneieren. Er is in
Mespelare geen huis gebouwd of de fundamenten zijn van deze steen … Al deze voornoemde partijen liggen aan elkander en zijn te samen groot ongeveer 15 hectaren, palen aan de oude Dender en aan de kerk …”
Opgravingen 1934
Plaats schatvondst en
grondvesten Galesloot
Fig. 37: Plattegrond van Mespelare en situering van de schatvondst op “De Hoef” 282
Van Mossevelde verhaalt dat hij veel dergelijke blokken heeft opgegraven in 1934. De grote
blokken arduin werden nadien gebruikt om een mestvaalt af te boorden. 283 Die vindplaats ligt
In de beide heiligdommen te Velzeke is Doornikse kalksteen en Balegemse kalkzandsteen gebruikt, DE BEENHOUWER 2005, 307 en 311; in een groeve te Balegem bevestigt een breekijzer ontginning in de 2de-3de eeuw : CNUDDE,
DEWANCKELE, DECEUKELAIRE, EVERAERT, JACOBS & LALEMAN 2009, 44.
279 DE DEYN 1847, tw. “Gyseghem”.
280 VAN MOSSEVELDE 1939, 57
281 Mogelijk eigen waarneming van Van Mossevelde want hij verwijst naar DE VLAMINCK 1879, 79 die doorverwijst
naar Lindanus, De Bast, Galesloot en Miraeus waar die details niet terug te vinden zijn.
282 STROOBANTS 2010, 68 en 71, lokaliseerde die plaats op “De Hoef” naar de Dender toe tussen kadastraal perceel
200 l en 198 f.
105
350 m van de kerk. Omdat Galesloot (zie Fig. 39) grondvesten op “De Hoef” (zie Fig. 37)
heeft aangetroffen en zeker indien er ook aan de kerk én op de “singel” 284 zijn, kan het om
een bebouwd terrein van 15 ha gaan!
Is uit die stenen de romaanse kern van de kerk van Mespelare gebouwd? De buitenmuren
zijn grotendeels uit blauwe Doornikse kalksteen, in onregelmatig verband. 285 Mooi gekapte
Doornikse kalksteen vinden we aan de binnenzijde van de toren.
Waren die stenen zo overvloedig aanwezig dat de kerk de stenen torenspits kreeg 286 die we
zien op een 17de eeuw schilderij? De spits is in kalkzandsteen.287
Fig. 38: 17de-eeuws schilderij uit de kerk van Mespelare.
De informatie in de tekst door Van Mossevelde aangehaald, dat geen huis in Mespelare is gebouwd zonder fundamenten uit de steen van de ruïne, sluit daarbij aan. In 1749 werd de
Dambrug gebouwd uit witte stenen gerecupereerd uit de ruïnes. 288 Witte steen is ook in de
kerk verwerkt. Het zou gaan om zandsteen van Meldert289 en kalkzandsteen.290
De hierna volgende beschrijving door Galesloot, 291 verduidelijkt dat hier minstens één groot
bouwwerk met een zeer symmetrische indeling stond en dat er Romeinse 292 dakpannen te
vinden waren. Deze vaststelling door een beslagen archeoloog is een afdoend bewijs van de
Romeinse origine:
Medegedeeld door Raf Meganck, kerkbeheerder te Mespelare.
De “Singel” is in elk geval niet bezaaid met fundamenten want IN ’T VEN & DE CLERCQ 2005, I, 98-101 melden
er geen vondsten hoewel men door dit terrein ging, http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/gwp/
285 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/48603.
286 Schilderij in de kerk. De stenen spits werd in 1744 door de bliksem getroffen DE POTTER & BROECKAERT
1889, Mespelare,11.
287 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/48603.
288 GALESLOOT 1859.
289 BELLON 1940, 100-113, 102.
290 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/48603; onderscheid zandsteen en kalkzandsteen: VAN DER
KELEN, internetpublicatie 1996.
291 GALESLOOT 1859, 264-266.
292 VANHOUTTE & VAN THIENEN 2013, 166-174.
283
284
106
10.2.2
Fig. 39: Beschrijving door Galesloot van de site Mespelare.291
De schatvondst
De vondst in 1607 van gouden munten en enkele juwelen bewijst ontegensprekelijk Romeinse aanwezigheid in Mespelare. Deze vormden de tot dan toe grootste Romeinse goudschat in
België gevonden van minimaal293 453 gouden munten.294 Volgens sommige bronnen zijn het
er tot 1600 maar waarschijnlijk eerder een 900-tal.295
Van deze munten zijn er een 50 bekend als afkomstig van die schatvondst. Ze waren vooral
aanwezig in de verzameling van Nicolaas Rockox. 296
Dit is de maandsoldij voor 600 infanteristen (225 denarii per jaar297, 25 denarii= 1 aureus).
Een cohorte beschikte over 500 tot 1.000 manschappen. 298 Soldij verschilde echter, afhankelijk van rang, tijdvak en regio299en werd zeker niet alleen in aurei uitgekeerd aan alle militairen.
De aanwezigheid van juwelen en edelstenen (volgens Lindanus robijnen: rutilantes pyropi en
preciosi lapilli genus, cameeën300), wijst op het eerste zicht niet op een militaire schatkist.
Toch gebeurde het dat hoge functionarissen uitbetaald werden én in geld en in goederen
waaronder juwelen.301 De betalingen aan hoge functionarissen liepen op. In een van de voorbeelden ging het om een voorschot van 250 goudstukken naast een aantal goederen waaronder juwelen.
optelsom van de aangetoonde munten in het proces omtrent die munten: HUET & GRIETEN 2010, 16-32.
X 1972, deel XLVII, deel 2; RAEPSAET & CHARLIER 1975, 42.
295 VAN HEESCH 1998, 87 en 271; THIRION 1967, 121 nr. 1698.
296 THIRION 1967, 121; heden is echter geen enkele munt meer terug te wijzen tot die schatvondst zoals onder meer
blijkt uit een mail van Ulrike Bornestaf van 17/2/2014 van het Zweeds muntenkabinet en STROOBANTS 2010, 73.
297 VAN HEESCH J. 2004a, 42.
298 THOEN 1991, 192.
299 CHEESMAN 1914.
300 LINDANUS GANDAVENSIS 1612, 224.
301 VAN HEESCH 2012, 109.
293
294
107
Ook is niet uitgesloten dat juwelen van de vrouwen van de officieren samen met de schatkist
verborgen werden. Die vrouwen verbleven in het kamp zoals het grafveld te Oudenburg en
brieven uit het kamp Vindolana, in Brittannië, nabij de muur van Hadrianus aantonen. 302
Fig. 40: Onyx gepubliceerd door De Bast.303
De Bast publiceerde deze Onyx als afkomstig van de schat van Mespelare. 304
In België is slechts één andere schat met goudstukken en juwelen ontdekt, te Aubechies/Blicquy.305 Ook hier zijn er slechts 2 juwelen naast 203 zilverstukken. De sluitmunt is
van 260 na Chr.
Die geldmiddelen overschrijden bijna zeker het privatieve maar zouden evenmin duiden op
een verzamelpunt voor de inning van belastingen.306 Aurei waren in die tijd immers niet in de
gewone circulatie en er is de aanwezigheid van de juwelen. Tevens werden belastingen vooral
in natura betaald. Men stelt dat belastingen vooral onder de vorm van munten werden geïnd
maar dit gebeurde veeleer in de steden.307
Muntschatten enkel in goud of zilver zijn in elk geval te koppelen aan een activiteit van de
overheid. Er is een hoge correlatie van muntschatten in uitsluitend edelmetaal met de uitbetaling van donativa aan militairen. Particulieren bezaten gewoonlijk munten in twee of drie metalen, goud zilver en brons. De betalingen van donativa (extra betalingen naar aanleiding van
een gebeurtenis van nationaal belang) waren gewoonlijk in zilver of goud. Grote goudschatten suggereren niet verdeelde betalingen voor een hele groep.308
De samenstelling van de schatmunten die tot 80 jaar tevoren zijn geslagen en de aanwezigheid van bv. Diva Faustina-munten- is niet ongewoon. Het percentage Diva Faustinamunten (2 of 18,2% van de 11 munten geslagen onder Antonius Pius door De Bast opgelijst)
bijvoorbeeld, benadert het percentage in muntschatten van nà 180 na Chr., namelijk 21.5%
van 563 gouden munten uit 12 goudschatten.309
SAS 2002b, 116; http://vindolanda.csad.ox.ac.uk/exhibition/people-2.shtml;
http://www.britishmuseum.org/explore/highlights/highlight_objects/pe_prb/w/tablet_with_a_party_invitation.aspx
303 DE BAST 1821, 5.
304 GALESLOOT 1875, I, 235.
305 SAS & H. THOEN 2002a, 220, nr 195.
306 Ook een functie van een Romeins fort, DHAEZE 2011., 53.
307 BISHOP 2011, 7 en 25.
308 DUCAN-JONES 2006, 68-69, 78, 82-87, 248, 257.
309 ROWAN 2011, 994; DE BAST 1808, 420 toont een foute afbeelding van één van de Faustina-munten, de correcte
afbeelding is te zien in het Maagdenhuis te Antwerpen ( eenhuet.wordpress.com/2011/02/15/kop-en-munt-en-liedje/
) en in een boek van 1608 van ( RUBENS 1608, 87), minder dan een jaar na de vondst van de muntschat. Het gaat om
een Diva Aug.-munt, naar aanleiding van het huwelijk van Faustina II in 145 (BECKMANN, internetpublicatie 2009.
Philip Rubens, broer van Pieter Paul Rubens, werd op 14 januari 1609 stadssecretaris van Antwerpen.
302
108
Wegens muntontwaarding werden de “goede” munten achtergehouden zodat een aantal
munten uit de eerste eeuw niet ongewoon was in schatten uit de 3 de eeuw.310 De samenstelling leidt dus niet noodzakelijk naar bijzondere selectie door een particulier die deze munten
als een spaarschat zou verborgen hebben. 311
Dat rond 194 schatten verborgen zijn wegens de devaluatie van de denarius312 is omwille van
de juwelen en het feit dat er geen zilveren stukken zijn gemeld uit deze schat, hier vermoedelijk evenmin een verklaring.
Fig. 41: Faustina-munt uit de schat van Mespelare volgens Ph. Rubens, in 1608.309
De vroegere inschatting van het tijdstip waarin die schat werd verborgen (rond 175), was gebaseerd op munten van Marcus Aurelius (161-180) en van Commodus met de titel Germanicus313 (geslagen tussen 15 oktober 172 wanneer Commodus die titel bekwam en 175). 314
Later bleek uit de catalogus van de Antwerpse burgemeester Nicolaas Rockox dat de schat
een munt van Pertinax (keizer van dec. 192 tot 28/03/193) bevatte.315
Daardoor kunnen noch de pestepidemie van 165-180 na Chr. waarover Miraeus schrijft noch
de invallen van de Chauci (172-174) de oorzaak zijn van het verbergen van de schat. De schat
moet immers verborgen zijn geweest na 193.
10.2.2.1
De invallen van de Chauci, voorbeeld van een onrustige tijd
De schatvondst van Mespelare werd voorheen, vanwege de foute datering van de sluitmunten tussen 161-180 en 172-175, soms verbonden aan de invallen van de Chauci. Het blijft
nuttig melding te maken van deze invallen. Ze waren de aanleiding voor de uitbouw van de
hierna vermelde fortengordel. Ze zijn ook illustratief voor de vele invallen die nog zouden
volgen en die aanleiding gaven tot noodschatten.
BISHOP 2011, 148.
Prof Duncan-Jones deelde in dit verband op 23 december 2013 het volgende mee: “I don't think it is possible to
identify a 'military hoard from the individual coin-types that it contains. Nor do I think that finding hoards that are (in
my view) probably the remains of government bonus-payments (called donativa, not congiaria, when the recipients are
soldiers) at a particular place need suggest that the army was located at that place. Soldiers were very mobile, and may
have buried coin for safe-keeping almost anywhere they happened to be.“
312 THIRION 1967, 16. THIRION was op p. 27 al tot het besluit gekomen dat de schat ook te laat komt om veroorzaakt te zijn door de invallen van de Chauci.
313 Datum waarop Commodus de titel Germanicus bekwam, COOLEY 2012, 494; de titel augustus bekwam hij in 177
maar “L AVREL COMMODVS CAES AVG FIL GERM” (zie munt nr. 37 DE BAST 1808, 424) staat voor Commodus, keizer (Caesar) en zoon (filius) van Augustus http://www.forumancientcoins.com/dougsmith/voc3.html.
314 Wildwinds, Browsing Roman imperial coinage of Commodus,
http://www.wildwinds.com/coins/ric/commodus/t.html; Jugement des concours, WALTZING 1909, 121.
315
HUET & GRIETEN 2010, 30; VAN HEESCH 2004b.
310
311
109
In 172-174 na Chr. vielen de Chauci, een Germaanse stam die langs de Waddenzee leefde,
onverwachts onze streken binnen.316
De gevolgen zijn catastrofaal: Velzeke en grote hoeven nabij Doornik worden verlaten, Arras
wordt tot as herleid. Terwaan en Bavay moesten herbouwd worden. In diezelfde tijd is ook
Hofstade317 verwoest en is in Merchtem de villa in brand opgegaan.318
Zekerheid dat al die brand- en puinlagen aan de Chauci moeten toegeschreven worden is er
niet. Ook andere oorzaken kunnen aan de basis liggen van sommige verwoestingen en schatten. Omdat de datering van die verwoestingen niet steeds even scherp is, is een samengaan
met de invallen van de Chauci evenmin gegarandeerd.319
10.2.2.2
Een legerkamp?
De Potter en Broeckaert zaten op het spoor van een militaire origine van de schat en verwijzen naar Miraeus en De Bast: “staat de eerstgemelde ontdekking in verband met het verblijf
of met den doortocht van een Romeinse troep hier ter plaatse?” 320
Van Mossevelde schrijft ook over een “hoef of kasteel”.
We herinneren ook aan de dikte van de muren, de grote bebouwde oppervlakte, dat we ons
in de zandstreek bevinden waar weinig villa’s zijn en de schatvondst.
Omdat het in het Romeinse rijk niet toegelaten was een versterking aan te leggen op privaat
initiatief zonder instemming van de militaire overheid, kan het ook niet zomaar een private
versterking zijn.321
Fig. 42: Miraeus (1635)“het kasteel waarvan men de grondvesten ter plaatse nog kon zien”. 322
Miraeus schrijft dat men de grondvesten van een kasteel ter plaatse nog kon aantreffen en
heeft het daarbij over een plaats waar men overwinterde, een fort dus.
28 jaar eerder – op de laatste pagina, de vondst gebeurde één jaar vóór de publicatie- schrijft
Miraeus323 nog niet over die grondvesten zodat mag aangenomen worden dat hij die persoonlijk heeft vastgesteld of minstens informatie ingewonnen van iemand die bekend was
THOEN 1998, 3; THOEN 1991, 197; DHAEZE W. 2011., 58 en 74.
DE BEENHOUWER 2005, I, 169, III, 830: de afbraak van het oude fanum werd recent gedateerd na 160-170
318 MAGERMAN 2008, 67.
319 DHAEZE 2011., 80.
320 DE POTTER & BROECKAERT1989, Mespelare, 2.
321 DE CLERCQ, HOORNE &VANHEE 2008, 69.
322 MIRAEUS 1635, 457.
323 MIRAEUS 1608, 120.
316
317
110
met Mespelare en dan de beschrijving heeft aangevuld. 324 Lindanus herhaalt in 1612 wat Miraeus in 1608 schreef.325
Een ijzeren draak, “4 duim groot”(10 cm) gevonden aan de Ouburg, ten noorden van Mespelare zou, volgens De Bast, de versiering van een helm zijn geweest.326
Fig. 43: IJzeren draak, gevonden aan de Ouburg.
De draak is echter middeleeuws en dit type is afkomstig uit Gent. 327 Van de Romeinse militaire eenheden is bekend dat ze de adelaar gebruikten als insigne. 328
De Bast twijfelt alvast niet dat het gaat om een militaire vesting in Mespelare voorzien van
een gracht in de vorm van een halve maan. 329 Voor die gracht is er een waarschijnlijker verklaring dan een vestinggracht. In Mespelare werd in de 15 de en 16de eeuw steen gebakken.
Kleiwinning kan dan die gracht veroorzaakt hebben. 330
De mogelijkheid van kleiwinning was wel een pluspunt voor Romeinse steenbouw.
10.2.2.3
In welk tijdvak past die stenen constructie?
Een stenen fort was ongewoon in onze streken tot 260 na Chr. Historici gaan er van uit dat
stenen versterkingen kampen pas sinds de regering van keizer Claudius (41-54 na Chr.) in
gebruik werden genomen wanneer de Rijngrens een meer permanent karakter kreeg. 331
Een fort uit de tijd van keizer Augustus (tot 14 na Chr.) is dus niet aan de orde maar een
voorganger in hout is, gezien de ligging en de datering van de weg, mogelijk.
Deze locatie past evenmin in de militaire verdedigingswerken opgericht door Hadrianus
(117-138) want deze werden opgericht langs de kust.332
Op het einde van de tweede eeuw werden meerdere forten aangelegd als reactie op de invallen van de Chauci: Aardenburg, Oudenburg en Aalter-Maldegem terwijl tezelfdertijd de vloot
HUET & GRIETEN 2010, 28.
LINDANUS GANDAVENSIS 1612, 223.
326 DE BAST 1808, 409 en 428.
327 Medegedeeld door prof. Thoen. Is er een verband met de verwoesting in 1380 van de burcht van Denderbelle door
de Gentenaars?
328 Medegedeeld door prof. Thoen.
329 DE BAST 1808, 152 en 426.
330 X 1893.
331 NOUWEN 2003, 216; NOUWEN 2009, 101.; TEICHNER 1994, 200-205.
332 DHAEZE 2011, 7.
324
325
111
aanwezig was te Rumst en te Rijmenam.333 Te Kerkhove werd de basis van het logistiek centrum334 heropgebouwd in steen.
Een fort aan de Dendermonding kan dan een schakel zijn tussen de forten opgericht langs de
zee tussen 175 en 200 na Chr. en het stationeren te Rumst en Rijmenam van de vloot, de
Classis Germanica, die normaal langs de Rijn opereerde.316
Met de Sperforten in steen langs de weg Kortrijk-Velzeke-Tienen-Tongeren in de derde
eeuw335 houdt het zeker geen verband. Onze streken waren toen al opgegeven en de schatvondst is uit het einde van de tweede eeuw.
10.2.2.4
Was het een verzamel- en verdeelcentrum?
Als verzamel- en verdeelcentrum voor graan voor de legerkampen aan de Rijn, zoals van
Kerkhove aan de Schelde wordt vermoed, kan het ook dienstig zijn geweest.
Langs die wegen was zoals te Kerkhove een groot hinterland beschikbaar waar landbouw bedreven werd. In 2013 werd in Opwijk bewoning uit de tweede eeuw aangetroffen. 336 Lindemans meldt er 2 schatvondsten die vermoedelijk dateren uit de eerste helft van de tweede
eeuw.337 In Merchem was er een grote villa op het einde van de eerste eeuw/begin tweede
eeuw.318 In Burst werd na een eerste periode waarin één van de waterputten werd aangelegd
(157-182 na Chr.) vastgesteld dat het omliggend land intensief in cultuur was gebracht. 338 We
verwijzen ook naar de gebouwen in Hofstade, naast het fanum en de twee villa’s te Lede.339
Het kan later ook, zoals Kerkhove, een opslagplaats zijn geweest met een mansio: elke 30
mijl was er een dergelijke plaats waar men kon overnachten, de paarden kon stallen en waar
een smidse aanwezig was.224 De afstand van Kerkhove naar Mespelare, 33 Romeinse mijl, is
echter slechts vanaf het midden van de 1ste-eeuw relevant.340
Bij een fort hoorde steeds een opslagplaats met voorraad voor een heel jaar, dikwijls aan de
oever van een rivier.341 Grote gebouwen met opgaande stenen muren die geen fort waren,
verwachten we in onze streken maar vanaf 260 n. Chr.
10.2.3
Besluit omtrent Mespelare
Mespelare was in de vroeg-Romeinse tijd waarschijnlijk een schakel in de route BoulogneKeulen. Hier waren onder meer overheidsfuncties aanwezig. Op 14.6 km van Asse verwachten we hier minstens aan een wisselplaats. Op een dagmars van Velzeke en aan de Dender,
kan daar ook een versterking of opslagplaats tot stand zijn gekomen.
THOEN 1991, 192; THOEN H. 1996b.
Zowel een baanpost als een staatsmagazijn waar de belastingen geïnd in natura werden opgeslagen, X 1982, 202.
335 VANHOUTTE, internetpublicatie 2011, 2.
336 http://www.adede.com/nederlands/opwijk2013.asp.
337 LINDEMANS 1937, 18.
338 ERVYNCK, DESENDER & POLLET 1991,131; datering: HANECA 2010, 8; PIETERS 1991; DEBRUYNE,
ERVYNCK & HANECA 2013.
339 DE BROUWER 1983, 4.
340 Kerkhove dateert uit die tijd https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22018
341 KEHN 2007, 328 en 332.
333
334
112
10.3
Annex III De Dender342 als alternatief voor een weg?
Vici343 ontbreken in de Denderregio. Was het wegennet en het vervoer dan misschien gericht
op een toegang tot de Dender en verliep (een deel van) het vervoer via het water in plaats
van over de weg? De loop van de Dender zag er toen wel helemaal ander uit.
We sommen de voor- en nadelen op:
- een weg over land vraagt een investering in de aanleg ervan als die bruikbaar moet zijn voor
goederentransport, vraagt onderhoud en is minder veilig dan een waterweg,
- vervoer over land is tot tien maal duurder344 dan over water, heuvels zijn hinderpalen,
- een snelstromende regenwaterrivier als de Dender is moeilijk stroomopwaarts te bevaren en
in de zomer onbevaarbaar omwille van een laag debiet. Nu zijn er sluizen maar tot de 17 de
eeuw verliep het scheepsverkeer vooral stroomafwaarts. Een minimaal debiet van 10à 12m3
per seconde zou nodig zijn geweest345 voor bevaarbaarheid door lichte schepen terwijl de
91% regengevoelige Dender in de zomer slechts een debiet van 4m3 per seconde heeft, 346
- de Dender was niet gekanaliseerd en bochtig waardoor afstanden over de rivier ongeveer
dubbel zo lang waren dan tegenwoordig,
- Asse was niet gelegen aan een waterweg en dus niet strikt afhankelijk daarvan,
- tijdverlies: de goederen dienden overgeladen,
- de afhankelijkheid van een ander vervoermiddel en een andere vervoerder die ook niet
steeds beschikbaar zal geweest zijn en die terug stroomopwaarts moest.
Alles samen genomen is vervoer over een rivier vijfmaal goedkoper,347 wat echter geen
voordeel oplevert als er slechts een kort traject over land wordt “uitgespaard”.
Een gelijkaardige redenering is blijkbaar gevolgd voor de weg Velzeke-Gent. Ook daar koos
men niet voor een verbinding via de Schelde over het Oudenaardse.
De Dender kreeg haar naam, Tanara of Tanera, in de prehistorie (medegedeeld door Luc Van Durme).
Er zijn vondsten te Aalst maar geen geconcentreerde bebouwing bewezen DE BEENHOUWER 2005, 169.
344 LAURIE s.d., 14, hanteert een vergelijking op basis van een vervoer over 200 mijl!; VAN COUWENBERGHE
2007, 25 steunt de these dat vervoer over land aangewezen is voor korte trajecten
345.CAMPBELL 2012, 207.
346 http://www.water4all.be/site/downloads/algemeen/dender.pdf
347 DHAEZE 2004, 139.
342
343
113
11
Bibliografie
ANNAERT R. 1993. ‘Een viereckschanze op de Alfsberg te Kontich (prov. Antwerpen): méér dan een cultusplaats’.
In Archeologie in Vlaanderen III, 53-125, https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVT/3/AIVT003-003.pdf
ANNAERT R. & COOREMANS B. 1995/1996. ‘De Alfsberg te Kontich (prov. Antwerpen) Eindrapport’. In Archeologie in Vlaanderen V, 41-68, https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVT/5/AIVT005-002.pdf
BELLON R. 1940. ‘Bouwgeschiedenis van de kerk van Mespelare’. In Gedenkschriften Oudheidkundige Kring Dendermonde,
3de reeks, deel 1, 3de afl., 100-113, 102.
BISHOP L. 2011. The Transformation of Administrative Towns in Roman Britain. Masterproef, University of Victoria, s.l.,
http://dspace.library.uvic.ca:8080/bitstream/handle/1828/3536/Bishop_Lara_MA_2011.pdf?sequence=6
BLONDEAU R.A. 1993. Mercator van Rupelmonde. Tielt, Lannoo.
BOSMAN E. 1996. De Romeinse heerbanen naar Baasrode. Wieze.
BOVYN M. 1957. Toponiemie van Lebbeke. De Cuyper.
BOVYN M. 1969. ‘Denderbelle –Toponymie’. In Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde, 3e Reeks, Deel XVIII (1969),1-32, 33-80, 81-119.
BROMWICH J. 2003. The Roman remains of Northern and Eastern France, a guidebook. Routledge, Londen,
http://books.google.be/books?id=TGd2npX8lpkC&pg
BRULET R. & THOEN H. 2004, “l’Ouest de l’empire romain”. In POBLOME J. TALLOEN P., BRULET R. &
WAELKENS R., Early Italian Sigillata. The chronological framework and trade patterns. Proceedings of the First International
ROCT-Congress Leuven, may 7 and 8, 1999. Babesch Bulletin Antieke Beschaving, supplement 10. Leuven-Paris-Dudley,
MA, Peeters 2004, XIV-XIX.
CAESAR C. J. 1971. Veldtocht in Gallië. H. Dessain, s.l.
CAMPBELL J.B. 2012. Rivers and the power of ancient Rome. The University of North Carolina Press, s.l.,
http://books.google.be/books?id=iznJ_d6mQagC&printsec
CARMELEZ J-C. 2001. ‘Le forum de Bavay, une création Augustéenne’. In Belgian Archaeologie in a European setting II,
LODEWIJCKX M. (ed.) 2001. Acta archaeologica Lovaniensa Monografiae, XIII, Leuven, Leuven University Press, 95-104.
CHEESMAN C.L. 1914. The auxilia in the Roman imperial army. Oxford University Press, Oxford, heruitgave 2012 als
ebook2, Tales End Press, http://books.google.be/books?id=bfzRBrbfY68C&pg
CHERRETTE B. & VANHOLME N. 2008. Erpe-Mere containerpark Keerstraat, Archeologisch vooronderzoek. Solva, Aalst,
http://www.so-lva.be/projectfiles/Rapport4Erpe-MereContainerpark.pdf
CLEMENT C., DE MAYER W. &, CHERRETTE B. (red) 2009. Lede domein Mesen, archeologisch vooronderzoek. Solva,
Aalst, http://www.so-lva.be/projectfiles/Rapport5LedeDomeinMesenVooronderzoek.pdf
CLERBAUT T. 2010. Een inleiding tot de Gallo-Romeinse pottenbakkersovens in Gallia Belgica en Germania Inferior: Inventaris,
spreiding en morfologie. Proefschrift U-Gent, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/525/RUG01001457525_2011_0001_AC.pdf
CLERBAUT T. 2011. ‘Recent onderzoek naar de lokale aardewerkproductie in de Gallo-Romeinse vicus van Asse. De
vicus van Asse als artisanaal centrum in ‘Belgische context’. In Archeologie, 2011, 5-7, recent archeologisch onderzoek in
Vlaams-Brabant, http://www.vlaamsbrabant.be/binaries/publicatie-archeologie-2011_tcm5-74141.pdf
CNUDDE V., DEWANCKELE J., DECEUKELAIRE M., EVERAERT G., JACOBS P.& LALEMAN M.-C. (red)
2009. Gent…steengoed. Gent, Academia Press, http://books.google.be/books?id=wFBxi5ts9BMC&pg
COOLEY A. E. 2012. The Cambridge manual of Latin epigraphy. Cambridge University Press, Cambridge.
http://books.google.be/books?id=3JRKRl9uT2IC&pg
DAUWE J. 1983. Geschiedenis van de verering tot O.L. Vrouw van Lebbeke. Lebbeke, Mariaal Jubelcomité.
DAUWE J. 2010. Land en kaartboek van Lebbeke. Heemkring Lebbeke en Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Lebbeke.
DAUWE J.2010a. Dendermonde in beeld, Iconografie van de stad Dendermonde (13de eeuw-1914).J. Dauwe, Dendermonde.
DE BAST M.J. 1808. Recueil d’antiquités Romaines et Gauloises. A.B. Stéven, Gent,
http://books.google.be/books?id=a4taAAAAQAAJ; http://books.google.be/books?id=eFk-AAAAcAAJ,
http://www.europeana.eu/portal/record/03486/A75E34CFF7599B4FFF311C9D0D66D96D8B8D6184.html
DE BAST M. J 1821. Ancienneté de la ville de Gand, établie par des chartes et par d'autres monuments authentiques. A.B. Stéven,
Gent,
114
http://books.google.be/books?id=a4taAAAAQAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad
=0#v=onepage&q&f=false
DE BOE G. 1980. ‘De schepen van Pommeroeul en de Romeinse binnenvaart’.In Hermeneus,52, 1980, 140-146,
http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2052/5202/5202.pdf
DE BEENHOUWER J. 1995. ‘De Gallo-Romeinse tempel van Hofstade-Steenberg (prov. O.VL.)’ In
LODEWIJCKX M (red) 1995. Archaeological and historical aspects of West-European societies”, Album amicorum André Van
Doorselaer, in Acta archaeologica Lovaniensa Monografiae, VIII, Leuven, Leuven university press, 153-163,
http://books.google.be/books?id=2NAAS5jBI-IC
DE BEENHOUWER J. 2005. ’De Gallo-Romeinse terracottastatuetten van Belgische vindplaatsen in het ruimer kader van Noordwest-Europese terracotta-industrie’. proefschrift, Leuven, https://lirias.kuleuven.be/bitstream/1979/189/2; https://lirias.kuleuven.be/handle/1979/189
DE BEENHOUWER J. & MAGERMAN K. 2011. “Restanten van een Romeinse steenbouw langs de Nerviërsstraat
te Asse”. Archeologie, 2011, 8-11, recent archeologisch onderzoek in Vlaams-Brabant
http://www.vlaamsbrabant.be/binaries/publicatie-archeologie-2011_tcm5-74141.pdf
DE BRANT R. 2009. Waterputconstructies in de Belgische Civitas Menapiorum. Proefschrift U-Gent,
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/415/085/RUG01-001415085_2010_0001_AC.pdf
DE BROUWER J. 1949. Geschiedenis van de gemeente Hofstade (Vl.). Sacré, Merchtem.
DE BROUWER J. 1968. Demografische evolutie van het Land van Aalst, 1570-1900. In reeks Historische uitgaven”Pro Civitate”XVIII, Brussel, Gemeentekrediet van België.
DE BROUWER J. 1983. Geschiedenis van Lede, Het dorpsleven, het parochieleven, het volksleven. Heemkundige kring Lede.
DEBRUYNE S., ERVYNCK A. & HANECA K 2013. Waterputten als archeologische informatiebron. Onroerend erfgoed,
Brussel, http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/waterputten-als-archeologische-informatiebron-1
DE CLERCQ W., VAN RECHEM H., GELORINI V., MEGANCK M., TAATKE E. & TENCY H. 2005. ‘Een
meerperioden-vindplaats langs de Schelde te Zele Kamershoek’. In IN ’T VEN I & DE CLERCQ W. (red.) 2005, II,
177-231.
DE CLERQ W., VAN RECHEM H., VAN STRYDONK M. 2005. ‘Activiteiten in een landschap uit de 4de-3de eeuw
v. Chr. te Denderbelle, plaats Fonteintje (gem Lebbeke)’. In IN ’T VEN I & DE CLERCQ W. (red.) 2005, II, 231-257.
DE CLERCQ W., CHERRETTE B., DE MELDER G.& VAN RECHEM H. 2005. ’Een waterput uit de vroege IJzertijd en een gebouw uit de Romeinse tijd in Belare-N445 (gem. Berlare)’. In IN ’T VEN I & DE CLERCQ W. (red.)
2005, II, 155-176.
DE CLERCQ W., HOORNE J.& VANHEE D. 2008. ‘Een inheems-Romeinse boerderij en versterking. Preventief Archeologisch
onderzoek te Knesselare-Kouter (2005-2006)’ KLAD rapport nr 8. Aalter, Kalie-Leie archeologische dienst,
http://www.deklad.be/wp-content/uploads/2010/07/Kladrapport08-Knes-K-05-061.pdf.
DE CLERCQ W. 2009. ‘Lokale gemeenschappen in het Imperium Romanum, Transformaties in de rurale bewoningsstructuur en materiële cultuur in de landschappen van het noordelijk deel van de civitas Menapiorum (provicie Gallia-Belgica,ca. 100 v.Chr.-400n. Chr.)’
Proefschrift U-Gent, https://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&recordOId=2096483&fileOId=2096487.
DE CLERCQ W. 2011. ‘Over vlees en bloed, Menapische boeren en soldaten aan de rand van het Romeinse Rijk.’ Stichting Kunstboek, Oostkamp.
DECLIPPELE T. 2006. ’Borgstad, een oppidum uit de IJzertijd?’. In MAGERMAN K. & SAERENS S. (red.) 2006.
Feniks 1 – Jaarboek van de archeologische vereniging van Asse. Asse, Agilas VZW, 7-13.
DE COCK S. 1996. ‘Van archeologische site tot openluchtmuseum. De Gallo-Romeinse baanpost en Merovingische
nederzetting van Kerkhove. Ca. midden 1ste eeuw-midden 8ste eeuw n. Chr.’ In VAN ROEYEN J.P. (red),1996. Uit
Vlaamse Bodem, 10 archeologische verhalen. Sint-Niklaas, 79-87.
DE COEN I. 2008. ‘De eeuwige Schelde? Ontstaan en ontwikkeling van de Schelde, Waterbouwkundig laboratorium 1933-2008’.
S.l., Vlaamse Overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium,
http://www.watlab.be/nl/documentatiecentrum/digitale-bibliotheek/e-publicaties-1/bestanden/de-eeuwige-scheldeontstaan-en-ontwikkeling-van-de-schelde-print.
DE DEYN L. 1847. ‘Vaderlandsche geschiedenis, Bagynem’. Avoux-Vander Eeckt, Steenhuyze,
http://books.google.be/books?id=IowUAAAAQAAJ&.
DE GRAVE D. 1900. Geschiedenis der gemeente Assche. Gent.
DE GRAEVE J. & MOSSELMANS J 2004. ‘De Romeinse landmeters en het Romeins wegennet. Hun instrumenten
en methodes’. In MEULEMEESTER L (red.), 2004. Alle wegen leiden naar…Romeinse wegen in Vlaanderen. In Kunsttijdschrift Vlaanderen, 2004, 158-168.
115
DE KIMPE F. 2002. ‘De kronijcken van de heerlijkheid en de gemeente Denderbelle’. Denderbelle, Comité Belle 2000, De
Kimpe Frans.
DE KIMPE1999. ‘De kronijcken van de kerck van Denderbelle’. Denderbelle, Comité Belle 2000, De Kimpe Frans.
DE LAET S.J. 1947, ‘Romeinse oudheden gevonden te Hofstade bij Aalst’. In l’Antiquité Classique, XVI, 1947, 287-306,
http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/antiq_0770-2817_1947_num_16_2_2803.
DE LAET S.J. 1950. ‘Oudheidkundige opgravingen te Hofstade’ In Het Land van Aalst, 1950, 22-27.
DE LAET S.J.1952a, ‘Hofstade in de voorhistorische en in de Romeinse tijd’. In Het Land van Aalst, 1952, 152-162.
DE LAET S.J.1952b, ‘Le fanum de Hofstade-lez-Alost (Flandre Oriëntale) et la culte de la déesse gauloise de la fécondité’. In Latomus, 1952, 45-56.
DE LAET S.J. 1974. ‘Prehistorische Kulturen in het zuiden der Lage Landen’. Wetteren, Universa.
DE POTTER F. & BROECKAERT J 1887.‘Denderbelle’. In Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, 4e
reeks, IV, Gent.
DE POTTER F. & BROECKAERT J 1889.‘Mespelare’. In Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, 4e
reeks, II, Gent.
DERIEUW M. 2009. ‘Romanisatie van het religieuze landschap, Rurale en suburbane heiligdommen in de civitates Nerviorum en Tungrorum’. Eindverhandeling, U-Gent, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/891/RUG01001414891_2010_0001_AC.pdf
DE SAEGER S., DELAFAILLE S, HEIRMAN J & PAELINCKX, D., 2000, ‘Biologische waarderingskaart, verklarende
tekst bij kaartbladen 23’. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, http://www.inbo.be/files/bibliotheek/19/168119.pdf
DE VLAMINCK A. L 1879. ‘Geschiedenis der heeren van Dendermonde’. In Gedenkschriften van de Oudheidkundige
Kring, Dendermonde, 2de reeks, III (1873-79), 64-299.
DEVRIESE L. & DE GROOTE M. 2011. ‘Ganda, Gandavum, De Romeinse nederzetting te DestelbergenEenbeekeinde en de naam Gentbrugge’ In Jaarboek XLVIII, Heemkundige kring De Oost-oudburg, 2011, 240-268.
DHAEZE W. 2004. ‘Het wegennet en het Romeins leger’. In MEULEMEESTER L (red.), 2004. Alle wegen leiden
naar…Romeinse wegen in Vlaanderen. In Kunsttijdschrift Vlaanderen, 2004, 137-140.
DHAEZE W. 2009, ‘The military occupation along the coasts of Gallia Belgica and Germania Inferior, from AD 170
to 275’ In Morillo A., Hanel N & Martin E. (eds) 2009. Limes XX, Estudios sobre la frontera Romana. Roman frontier studies,
Madrid, III 1231-1243,
http://www.academia.edu/2100246/Dhaeze_W._2009_The_military_occupation_along_the_coasts_of_Gallia_Belgic
a_and_Germania_Inferior_from_ca._AD_170_to_275._In_Morillo_A._Hanel_N._and_Martin_E._eds._Limes_XX._
Estudios_Sobre_la_Frontera_Romana._Roman_Frontier_Studies._Volumen_III_Madrid_1231-1243
DHAEZE W. 2011. ‘De Romeinse kustverdediging langs de Noordzee en het Kanaal van 120 tot 410 na Chr. Een onderzoek naar de
rol van de militaire sites in de kustverdediging en drie casestudies over de militaire versterkingen’. Proefschrift U-Gent,
http://www.academia.edu/2172159/Dhaeze_W._2011_De_Romeinse_kustverdediging_langs_de_Noordzee_en_het_
Kanaal_van_120_tot_410_na_Chr._Een_onderzoek_naar_de_rol_van_de_militaire_sites_in_de_kustverdediging_en_drie
_casestudies_over_de_militaire_versterkingen_..._unpublished_PhD_Ghent_University
DUCAN-JONES R. 2006. ‘Money and government in the Roman Empire’. Cambridge, Cambridge University Press,
http://historiantigua.cl/wp-content/uploads/2011/07/MoneyandGovernmentintheRomanEmpire.pdf
ERVYNCK A., DESENDER K. & POLLET M 1991. ‘Organisch resten uit waterput D te Burst (gem. Erpe-Mere)’.
In Archeologie in Vlaanderen, 1991, I, 129-133, https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVT/1/AIVT001-010.pdf
GALESLOOT M.L. 1859. ‘La Province de Brabant sous l’empire Romain’ In Revue d’histoire et d’archeologie, I, 1859, 176193 en 252-284, http://books.google.be/books?id=ZpxUAAAAcAAJ
GALESLOOT M.L. 1875. ‘Fouilles et découvertes d’antiquités Romaines, à Assche –Details inédits sur le trésor de
Mespelaer’. In Bulletin de l’académie royale des sciences des lettres et des beaux arts de Belgique, 1875, I, 217,
http://archive.org/stream/mobot31753002103817#page/n1/mode/2up
GYSSELING M. 1960. Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226).,
I. S.l., Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, http://www.wulfila.be/tw
HANECA K. 2010. ‘Bekisting van een Romeinse waterput uit Burst’ in Rapporten Natuurwetenschappelijk onderzoek VIOE, 2010-009.
HOOGHE F. 2006. ‘Van Baceroth tot Baasrode en Sint-Amands: evolutie van een Karolingisch domein (8ste-15de
eeuw)’. In PEE L. (red.), Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde, vierde reeks, XXV
(2006) 7-156.
116
HUCKER R. A. 2009. ‘How did the Romans achieve straight roads? Summary’. Eilat, International Federation of Surveyors,
2009, http://www.fig.net/pub/fig2009/papers/hs01/hs01_hucker_3471.pdf
HUET L. & GRIETEN J. 2010. ‘Nicolaas Rockox 1560-1640 burgemeester van de gouden eeuw’. Meulenhof/Manteau, Antwerpen.
IN ’T VEN I & DE CLERCQ W. (red.) 2005. ‘Een lijn door het landschap, Archeologie en VtN-project 1997-98’ In
Archeologie in Vlaanderen, monografie 5, Brussel, VIOE, 2005, I https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVM/5/AIVM005-001.pdf en II https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVM/5/AIVM005-002.pdf
Jaarverslagen AWD (Archeologische Dienst Waasland), 1989 tot 2001.
KEHNE P 2007, ‘War- and Peacetime logistics: Supplying Imperial Armies in East and West’ In ERDKAMP P (red)
2007. A Compagnion to the Roman Army, Malden Oxford en Victoria, Blackwell Publishing, http://www.ereading.bz/bookreader.php/136732/A_companion_to_the_Roman_army.pdf
KING A., 1990. ‘Roman Gaul and Germany’. USA, University of California Press,
http://books.google.be/books?id=IWV5flrUtpYC&pg
LAURIE P. s.d. ‘Draft adventures in the Roman mind. Roman campaign roads in west dorset’.
http://alsystems.algroup.co.uk/results/roman_roads/RmRd3.pdf
LAUWERS P. Dr. L. 1974. ‘Romeinse wegen in en rond Asse’ In Ascania, 1974-3, https://sites.google.com/site/heemkringascania/documenten/ascania-varia/Romeinse-wegen-in-Asse
LEMAN P. 2001. ‘Les voies Romaines de la Belgique: les carrefours occidentaux: Bavay, Cambrai, Arras, Tournais et
Cassel’ In LODEWIJCKX M (red) 2001. Belgian Archaeologie in a European setting II in Acta archaeologica Lovaniensa Monografiae, XIII, Leuven, Leuven University Press, 89-94, http://books.google.be/books?id=Xul5nQp3rv8C
LINDANUS GANDAVENSIS D. 1612. ‘De Teneraemonda libri tres’. Antwerpen, H. Verdussi,
http://books.google.be/books?id=5l1AAAAAcAAJ&printsec.
LINDEMANS J. 1937. Geschiedenis van Opwijk. Brussel, Hessens.
MAGERMAN K. & SAERENS S. 2006a. ‘Een beschouwing rond de munten van de vicus van het Vlaams-Brabantse
Asse’. In MAGERMAN K. & SAERENS S (red.) 2006. Feniks 1 – Jaarboek van de archeologische vereniging van Asse. Asse,
Agilas VZW, 43-54.
MAGERMAN K. 2006b. ‘De vici. Een inventarisatie en functionele analyse van enkele zogenaamde vici in Vlaanderen
tussen het begin van de 1ste eeuw n.C. en het einde van de 4de eeuw n.C’. In MAGERMAN K. & SAERENS S (red.)
2006. Feniks 1 – Jaarboek van de archeologische vereniging van Asse, Asse, Agilas VZW, 61-68.
MAGERMAN K. 2008. ‘Asse, Weg van het verleden, Asse in de Romeinse periode en de vroege Middeleeuwen, Tentoonstellingscatalogus’. Asse.
MAGERMAN K. & LODEWIJCKX M. 2011. ‘Een 1ste-eeuwse pottenbakkersoven en andere sporen langs de Nerviersstraat te Asse’ In Archeologie, 2011, recent archeologisch onderzoek in Vlaams-Brabant, 12-16,
http://www.vlaamsbrabant.be/binaries/publicatie-archeologie-2011_tcm5-74141.pdf
MAGERMAN K., VAN COUWENBERGHE B., LODEWIJCKX M. & SAERENS S. 2013. ‘Asse-Nerviërsstraat en
Asse-Kalkoven 2012, Het vicusverhaal gaat verder...’. In Signa, 2013, 105-110,
http://signaromana.files.wordpress.com/2012/03/signa-2013.pdf
MAGERMAN K. 2013. ‘De vici van Vlaams-Brabant, Een kennismaking,’ In BIESBRUCK B. & DEGREYSE H
(red.), 2013. Tussen stad en platteland. De vici van Vlaams-Brabant. Leuven, 2013, 10-27.
MARIEN M. E. 1980. ‘Belgica Antica, De stempel van Rome’. S.l.,.Mercatorfonds.
MERTENS J. 1951a. ‘Asse (Brabant) Romeinse baan’. In l’Antiquité Classique, XX, 1951a, 158-159,
http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/antiq_0770-2817_1951_num_20_1_3448
MERTENS J. 1951b. ‘Archeologisch onderzoek van een Romeinse straat te Asse’. In Eigen Schoon en De Brabander,
1951, 129-140.
MERTENS J. 1955. ‘Gallo-Romeins in West-Brabant’. In Eigen Schoon en De Brabander, 1955, 102-110.
MERTENS J. 1968. ‘La Belgique à l’époque Romaine’. Brussel, Service Nationale des Fouilles.
MERTENS J. 1983. ‘Elewijt, Site Augustéen’. In Bulletin des Musées royaux d’art et d’histoire, 1983, 69-81, 79-80.
MERTENS J. 1987. ‘De weg Boulogne-Keulen op Belgisch grondgebied’. In STUART P. & De GROOTH M.E.TH.
(red.), 1987. Langs de weg,. Maastricht,Thermenmuseum Heerlen en Bonnenfantenmuseum, 16-22.
MIRAEUS A. 1608. ‘Rerum toto orbe gestarum chronica a Christo nato ad haec usque tempora’. Antwerpen, H. Verdussium,
http://books.google.co.uk/books?id=z7wWAAAAQAAJ&printsec
117
MIRAEUS A. 1635. ‘Belgicacum Chronicon’. Antwerpen, G. Laestanium,
http://books.google.co.uk/books?id=3VRbAAAAQAAJ&printsec
MOENS J. & QUINTELIER K 2010. ‘De voorlopers van de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk te Hofstade (Aalst,
prov. Oost-Vlaanderen). Archeologisch noodonderzoek en fysich-antropologische studie’. In Relicta, 2010, 41-68, https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/RELT/6/RELT006-002.pdf
MOROY R. 1880, ‘Over Romeinsche oudheden in de omstreken van Aalst, in Vlaanderen’. In Jaarboek Davidsfonds
1880, Gent, 177-185.
NOUWEN R. 2003. ‘Caesar in Gallie’. Leuven, Davidsfonds, 93.
NOUWEN R. 2004. ’Roman Politics and Local History: Augustus and his Military Policy in the Low Countries’. In
VERMEULEN, F., SAS K. & DHAEZE W. 2004. Archaeology in confrontation: Aspects of Roman military presence in the
northwest, studies in honour of prof. em. Hugo Thoen, in reeks Archaeological reports Ghent University II, Academia Press, Gent,
17-30, http://books.google.be/books?id=zY4g1kfWvCMC
NOUWEN R. 2006. ‘De Romeinen in België (31 v. C.-476 n. C.)’. Leuven Davidsfonds.
NOUWEN R. 2009. ‘Keizer Augustus en de Lage Landen’. Leuven, Davidsfonds.
PEDE R., CLEMENT C. & CHERRETTE B. 2012. ‘Romeinse begraving en bewoning in het Domein Mesen te Lede
(O.-Vl.)’. In Signa, 2012, 111-117, http://signaromana.files.wordpress.com/2012/03/signa-2012.pdf
PIETERS M. 1991. ‘Een vierde, Romeinse waterput te Burst (gem. Erpe-Mere)’. In Archeologie in Vlaanderen, 1991, I,
125-128, https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/AIVT/1/AIVT001-009.pdf
PROVE E. 2000. ‘Archeologische streekbeschrijving van Gooik: de vicus Kester’. Proefschrift, KULeuven, m.i.v. Mertens J. s.d.
Romeinse overblijfselen te Kester (Brabant), niet uitgegeven, http://www.heemkundegooik.be/images%5Cabook/books%5CThesis%20vicus%20Kester.pdf
RAEPSAET M. & CHARLIER G. 1975. ‘Gallia Belgica et Germania Inferior, Vingt-cinq années de récherches historiques et archéologiques’. In EMPORINI H. & HAASE W. (Hrsg.) 1975. Aufstieg und Niedergang der Römischen Welt,
Politische Geschichte (Provinzen und Rändvolker: Gallien (Forts.), Germaniën). Berlin, W. De Gruyter,,
http://books.google.be/books?id=JUBkfuu5lpcC.
ROGGE M. 1971. ‘Een bijdrage tot de studie van het Gallo-Romeins wegennet in de streek tussen Schelde en Dender’. In “Helinium”, 1971, XI, Wetteren,.
ROGGE M 1980. ‘Een legerplaats uit de Vroeg-Romeinse tijd te Velzeke’, In Hermeneus 1980, 52, 135-139,
http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2052/5202/5202.pdf
ROGGE M. 2004. ‘Het wegennet van de Romeinen in Gallië en Germanië’. In MEULEMEESTER L (red.),2004. Alle
wegen leiden naar…Romeinse wegen in Vlaanderen. In Kunsttijdschrift Vlaanderen, 2004, 174-177; Internetversie,
http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2073/7302/7302.pdf, 102-114.
ROGGE M. & SAS K. 2006. ‘Quo vadis? Het wegennet van de Romeinen, een verenigd Europa’. Zottegem, Marc Rogge.
ROWAN C. 2011. ‘Communicating a consecratio: The deification coinage of Faustistna I’. In Proceedings of the XIVth
numismatic congres. Glasgow, The Internationation Numismatic Council, 2011, 991-998, http://www.unifrankfurt.de/fb/fb09/archwiss/provroem/abteilung/Muenze_und_Geld/Mitarbeiter/RowanFaustina.pdf
RUBENS Ph. 1608. ‘Electorum libri II in quibus antiqui ritus, emendationes, censurae. Eiusdem ad Iustum Lipsium poemata’. Antwerpen, Ioannem Moretum, http://search.ugent.be/meercat/x/bkt01?q=900000088538
SAS K. & THOEN H. (eds) 2002a. ‘Schone Schijn. Brillance en prestige. Romeinse juweelkunst in West-Europa. La joaillerie romaine en Europe occidentale’. Leuven, Peeters.
SAS K. 2002b. ‘Juweelarcheologie in België’. In SAS K. & THOEN H. (eds) 2002a. 105-120.
SCHEERS S 2004. ‘Keltische munten’. In M. ROGGE, L.BEECKMANS (eds.) 2004. Geld uit de grond, Zottegem,
PAM Velzeke, 19-36.
SCHEERS S. & CREEMERS G. 2012. ‘The gold hoard of Heers’. In ROYMANS M., CREEMERS G & SCHEERS
S. (red.) 2012. Late Iron Age Gold Hoards from the Low Countries and Caesarian Conquest of Northern Gaul. Amsterdam, University Press, 125-170, http://books.google.be/books?id=lIJiKnZrJAsC&pg=RA1-PA132&lpg=RA1-PA132&dq
SMEETS M., BAKX R. & CLERBAUT T. 2012. ‘Archeo-rapport 134, De archeologische opgraving aan de Kreupelstraat te Eppegem (gem. Zemst)’. Kessel-Lo, Studiebureau Archeologie, http://www.studiebureauarcheologie.be/projects/Archeo%20Rapport%20134%20Bundel.pdf
SMITH W. 1857. ‘Dictionary of Greek and Roman geography’. London, Walton and Maberly,
http://books.google.be/books?id=SyhOAAAAcAAJ
STRABO, ‘Geographica’, IV, Engelse vertalingen:
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0239,
http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Strabo/4F*.html
118
STROOBANTS A. 2010. ‘De Romeinse muntschat van Mespelare’ In Dendermonde, van metaaltijden tot vroege Middeleeuwen, STROOBANTS A. (red.) 2010. Dendermonde, Stadsbestuur Dendermonde, 67-74.
TEICHNER F. 1994. ‘Zur chronologie des Römischen Obernburg A. Main, LKR Miltenberg, Unterfranken’. Bonn, Rudolf Habelt Verlag, http://www.academia.edu/966397/Zur_Chronologie_des_romischen_Obernburgs_a._Main
THIRION M. 1967. ‘Les trésors monétaires gaulois et romains trouwés en Belgique'. Brussel, Cercle d’Etudes NumismatiquesTravaux 3.
THOEN H. 1966. ‘Bewoning en bodemgesteldheid in het Land van Waas in de Romeinse tijd’ In Helinium VI, 1966,
97-116.
THOEN H. 1967. ‘Een Gallo-Romeinse nederzetting in Waasmunster-Pontrave’ In Oudheidkundige Repertoria, reeks B,
de verzamelingen, III (1967), Brussel, Nationaal centrum voor oudheidkundige navorsingen in België.
THOEN H. 1989 (red.), ‘Temse en de Schelde. Van IJstijd tot Romeinen’. Brussel, Gemeentekrediet.
THOEN H. 1991. ‘Römische Militäranlagen im westbelgischen Raum. Ein status quaestionis’. In Trier B (Hrsg.), 1991.
Die Römische Okkupation Nördlich der Alpen zur Zeit des Augustus. Kolloquium Bergkamen 1989. Vorträge (=Bodenaltertümer
Westfalens, 26) Münster, 49-59.
THOEN H. 1991. ‘Le camp Romain de Maldegem (Flandre orientale, Belgique) et les invasions de Chauques en 172174 de notre ère’. In “THOEN H., BOURGEOIS J., VERMEULEN F., CROMBE Ph. & VERLAEKT K. (eds.)
1991. Studia Archaeologica. Liber Amicorum Jacques Nenquin, Gent, RUG Seminarie voor archeologie, 185-200.
THOEN H. 1993. Romeinen in de Vier Ambachten’ In De Kraker A.M.J., Van Royen H. & De Smet M.E.E., (red),
1993. Over Den Vier Ambachten. 750 jaar Keure -500 jaar Graaf Jansdijk. Kloosterzande, 133-136.
THOEN H. & DE SWAEF W. 1995. ‘A terra sigillata cantharos from Erembodegem (Prov. East Flanders)’. In
LODEWIJCKX M (red), 1995. Archaeological and historical aspects of West-European societies, Album amicorum André Van
Doorselaer, in Acta archaeologica Lovaniensa Monografiae, VIII, Leuven, Leuven university press,, 164-173,
http://books.google.be/books?id=2NAAS5jBI-IC
THOEN H. 1996a. ‘Onze gewesten in de greep van Rome.’ In VAN ROEYEN J.P. (red) 1996. Uit Vlaamse Bodem, 10
archeologische verhalen. Sint-Niklaas, 49-53.
THOEN H. 1996b. ‘Het Romeins kamp van Maldegem-Vake”’. In DE BOE G. (red), 1996. Archeologie in Vlaanderen,
1996-3, 21-22.
THOEN H. 1998.’Phasen der Germanisierung in Flandern in der mittel- und spätrömischen Zeit’. In Bridger C.. Gilles K.-J ( Hrsg) Spätrömische Befestigungsanlagen in den Rhein- und Donauprovinzen. Beitrage der Arbeidsgemeischaft 'Römische Archäologie' bei der Tagung des West- und Suddeutschen Verbandes des Altertumsforschung in Kempten 08.06.-09.06.1995. BAR International Series 704. Oxford, 1998, 1-12.
THOEN H. & VAN HOUTTE S. 2004. ‘De Romeinse wegen in het Vlaams kustgebied’. In MEULEMEESTER L
(red.), 2004. Alle wegen leiden naar…Romeinse wegen in Vlaanderen. In Kunsttijdschrift Vlaanderen, 2004, 178-184
THOEN H. s.d. ‘Romeinen in de Lage Landen, Plunderaars, veroveraars of ‘beschavers’?. S.l., Davidsfonds Universiteit Vrije
Tijd, onuitg.
THOMPSON L. 1997. ‘All roads lead to Rome, tribute to a phenomenon that held a world empire toghether. But who
built them and how were they planned and maintained’. In History today, vol. 47, II 1997,
http://www.historytoday.com/logan-thompson/roman-roads
VAN COUWENBERGHE B. 2007.‘Algemene tendensen in de Civitas Menapiorum gebaseerd op de bewoning, eindverhandeling’.
U-Gent, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/029/RUG01-001414029_2010_0001_AC.pdf
VANDERHOEVEN M. 1967.’De terra sigillata te Tongeren, 3. De Italische terra sigillata’ In Helinium, 7, 1967, 32-64,
193-228.
VAN DE WEERD H. & DE MAEYER R. 1936-1938. ‘De Romeinsche overheersching’. In geschiedenis van Vlaanderen.S.l., NV Standaard Boekhandel, I, 17-109.
VAN DOORSELAER A. 2010. ‘En toen kwamen de Romeinen’. In STROOBANTS A. (red.), 2010. Dendermonde, van
metaaltijden tot vroege Middeleeuwen. Dendermonde, Stadsbestuur Dendermonde, 41-53.
VAN DROOGENBROECK F. J. 20007. ‘Identificatie van de burcht Humberch uit de Vita Berlendis’ In Eigen Schoon
en De Brabander, 20007, 459-468.
VAN DROOGENBROECK F. J. 2010. ‘Paltsgraaf Wigerik van Lotharingen, inspiratiebron voor de legedarische
graaf Witger uit de Vita Gudilae’ In Eigen Schoon en De Brabander, 2010, 113-136.
VAN DURME L. 1982. ‘Toponiemie van Velzeke-Ruddershove en Bochoute’. U-Gent, skriptie,
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/316/803/RUG01-000316803_2010_0001_AC.pdf
VAN DURME L. 1986. ‘Toponiemie van Velzeke-Ruddershove en Bochoute’. Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse
Taal- en Letterkunde.
119
VAN DURME L. & ROGGE M. 1995. ‘Het Romeinse wegennet en de romanizering resp. germanizering van noordelijk Henegouwen en Zuidelijk Oost-Vlaanderen’ In LODEWIJCKX M. (red), 1995. Archaeological and historical aspects of
West-European societies, Album amicorum André Van Doorselaer, in Acta archaeologica Lovaniensa Monografiae, VIII, Leuven,
Leuven university press, 145-152, http://books.google.be/books?id=2NAAS5jBI-IC
VAN DURME L. 1996. ‘De erfenis van Rome (van Caesar tot Antonius Pius, 57 vóór tot -160 na Chr.)’ In LAMARCQ D. & ROGGE M. (red.), 1996. De taalgrens. Van de oude tot de nieuwe Belgen. Leuven, Davidsfonds, 49-58.
VAN HEESCH J. 1998. ‘De muntcirculatie tijdens de Romeinse tijd in het Noordwesten van Gallia Belgica’. Brussel, Koninklijke
Musea voor Kunst en Geschiedenis.
VAN HEESCH J. 2004a. ’Het geld van de Romeinen’ In ROGGE M. & BEECKMANS L. (eds.), 2004. Geld uit de
grond. Zottegem, PAM Velzeke, 39-44.
VAN HEESCH J. 2004b. ‘De schat van Mespelare’. In ROGGE M. & BEECKMANS L. (eds.), 2004. Geld uit de grond.
Zottegem, PAM Velzeke, 83-84.
VAN HEESCH J. 2012. ‘Het zilver en goud van de Romeinse keizers’. In ‘Argentum rapitur’, 2004. Velzeke, PAM Velzeke, 104-115.
VANHOUTTE S. & VAN THIENEN V. 2013. ‘Het Romeins castellum van Oudenburg. De studie van het ceramisch bouwmateriaal’. In Signa, 2013, 166-174,
http://www.academia.edu/4588571/Vanhoutte_S_Van_Thienen_V_2013_Het_Romeins_castellum_van_Oudenburg
_De_studie_van_het_ceramisch_bouwmateriaal
VAN HOVE R. 1996a. ‘Het Gallo-Romeinse grafveld van de vicus Waasmunster-Pontrave. Stille getuige van de dodenzorg binnen een relatief welvarende handelsnederzetting’. In VAN ROEYEN J.P. (red), 1996. Uit Vlaamse Bodem,
10 archeologische verhalen. Sint-Niklaas, 67-78.
VAN HOVE R. 1996b. ‘De Gallo-Romeinse vicus Waasmunster-Pontrave: “staddorp” aan de Durme”’. In DE BOE
G. (red) 1996. Archeologie in Vlaanderen, 1996-3, 24,
http://www.tento.be/sites/default/files/tijdschrift/pdf/OKV1996/Archeologie%20in%20Vlaanderen.pdf
VAN MOSSEVELDE M. 1939. ‘Een merkwaardige gemeente uit geschiedkundig oogpunt: Mespelare.’ In Gedenkschriften oudheidkundige kring van het Land van Dendermonde, 3de reeks, deel I (1939), tweede aflevering, 54-60.
VERBESSELT J. 1964. Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, Tussen Dender en Zenne. Pittem, Geschieden oudheidkundig genootschap van Vlaams Brabant, II.
VERBESSELT J. 1966. Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, Tussen Dender en Zenne. Pittem, Geschieden oudheidkundig genootschap van Vlaams Brabant, V.
VERBESSELT J. 1969, Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, Tussen Dender en Zenne. Pittem, Geschieden oudheidkundig Genootschap van Vlaams Brabant, VII.
VERHAEGHE L. 2002. ‘Hoe Romeins is de Romeinsesteenweg op de Mutsaard?’. In Uil en Spiegel, 2002, september,
http://www.heembeek-mutsaard-ingezoomd.be/magazine/201111111435_Scannen0007.pdf
VERHOEVEN M.P.F. 2008. Studieopdracht naar een archeologische evaluatie van het plateau van Caestert (Riemst, Provincie Limburg). Weert, Archeologisch Adviesbureau RAAP-rapport 1769, http://www.agiv.be/gis/getDownload.ashx?id=686
VERMEIREN L. 2012. ‘Lebbeke in de 9de eeuw, Van Vlaanderen naar Brabant’. In Heemkring Lebbeke, 2012, 33-96.
VERMEULEN F. 2004a. “Roads for soldiers and civilians in the Civitas Menapiorum”. In VERMEULEN F. & SAS
K. & DHAEZE W. (red.) 2004. Archaeology in confrontation: Aspects of Roman military presence in the northwest, studies in honour
of prof. em. Hugo Thoen, in reeks “Archaeological reports Ghent University II”. Gent,Academia Press, 136-137,
http://books.google.be/books?id=zY4g1kfWvCMC
VERMEULEN F. 2004b. ‘Het Romeins wegensysteem’, In MEULEMEESTER L (red.), 2004. Alle wegen leiden
naar…Romeinse wegen in Vlaanderen. In Kunsttijdschrift Vlaanderen, 130-136, 135 en 136,
http://www.dbnl.org/tekst/_vla016200401_01/_vla016200401_01_0030.php
WALTZING J.P. 1909. ‘Faire l’histoire des invasions en Belgique au moyen de l’étude systemétatique des dates fournies par les trouvailles de monnaies dans les ruines des villas, dans les tombeaux et dans les trésors enfouis’. In Bulletin
de la classe des lettres et des sciences morales et politique et de la classe des beaux arts, Brussel, Hayez, 1909, 100-139,
http://scans.library.utoronto.ca/pdf/1/15/bulletinmededeli1909acaduoft/bulletinmededeli1909acaduoft.pdf
WELLINGTON 2005, ‘Gifts to the Gods? Votive deposition in north-eastern France from 250BC to the age of Augustus, a numismatic perspective, proefschrift’, University of Durham, http://kmi-web23.open.ac.uk:8081/download/pdf/108464.pdf
WESSELINGIO P. 1735. Vetera Romanorum Itineraria sive Antonini Augusti Itinerarium cum notis, Itinerarium Hierosolymitanum et Hieroclis Synecdemus. Amsterdam, Wetstenium&Smith, http://books.google.be/books?id=slk_AAAAcAAJ
WIGHTMAN E.M. 1985. Gallia Belgica. Berkeley, University of California Press,
http://books.google.be/books?id=aEyS54uSj88C
120
WILLEMS A. F. 2010. ’Wat vertellen ons de munten?’. In STROOBANTS A. (red.), 2010. Dendermonde, van metaaltijden
tot vroege Middeleeuwen, Stadsbestuur Dendermonde, Dendermonde, 62-66.
WINCKLER K. 2012. ‘Between symbol of power and customs station: early medieval fortifications in the eastern Alps
according tot written sources’. In Accademia Roveretana degli Agiati, Rovereto, A.A. CLXII (2012), Serie IX,Vol II(II), A,
107-127, http://www.agiati.it/UploadDocs/5072_art_05_winckler.pdf
X 1893. ’Mespelaarsche steenbakkerijen’, In Gedenkschriften Oudheidkundige Kring Dendermonde, 2de reeks V (1893), 386388, http://archive.org/stream/gedenkschriften01dendgoog#page/n414/mode/2up.
X 1972. ‘Tentoonstelling Koninklijke Bibliotheek Albert I, Penningkabinet, De muntschat van Luttre-Liberchies’. In
Tijdschrift van de Nationale Bank, 1972, deel XLVII, deel 2,
http://www.nbb.be/doc/ts/publications/economicreview/1972/1972.07.01-TIJD.pdf
X 1981. Asse waar de Romeinen thuis waren. E Scheltens (red.), 1981. Gemeentebestuur Asse, Asse,.
X 1982. ‘Kerkhove: archeologisch onderzoek resulteert in openluchtmuseum’. In Hermeneus, vol. 54, 1982, 201-204.
X 2012. The exhibition and anniversary cataloque 25, part I.Kunstantikvariat Pama, Oslo,
http://www.antiquemaps.no/catalogues/exhibition_2012-1.pdf
Internetpublicaties.
BECKMANN M., 2009. The coinage of Diva Faustina I,
http://www.academia.edu/874791/_The_Coinage_of_Diva_Faustina_Proceedings_of_the_INC_Conference_Glasgo
w_2009
BOECKX L. & DESCHAMPS M. & D'HAESELEER E & VANNEUVILLE W. & VIAENE P. & VAN EERDENBRUGH K. & MOSTAERT F. 2011. Wasgebeurtenissen 11-16 november 2010: Beschrijving hydrologische gebeurtenissen.
Versie 2_0. WL Rapporten, 738_03. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België,
http://www.vliz.be/imisdocs/publications/08/224008.pdf
HORCKMANS E., s.d. De Alfsberg te Kontich, https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=3&ved=0CDQQFjAC&url=http%3A%2F%2F
www.traditie.be%2Fartikels%2FDe%2520Alfsberg%2520te%2520Kontich.doc&ei=ZbyZUq7rJIezyAPK8oHgAw&us
g=AFQjCNHbZp7b4E5CwkNwtWbo348MQOgM6g
LAURIE P. 2008. Parish boundaries in Dorset: could some have been drawn by the Roman: a conjecture, Abottsbury heritage research project, http://alsystems.algroup.co.uk/archaeology/parish_boundaries9.pdf
LAURIE P. 2011. Evolutionary paths of a Roman road, http://alsystems.algroup.co.uk/archaeology/evolution.pdf
REYGAERTS J. 2005. ’Pajottenland, Historisch-geografisch streekonderzoek’,
http://www.lionsasse.be/OnzeClub/PublicatiesVanOnzeLeden/Pajottenland%20Jacques%20Reygaerts.pdf
VAN DER KELEN I. 1996. ‘Steengroeven te Houtem’. Darcos,
http://www.freewebs.com/darcos/Steengroeven%20te%20Houtem.pdf
VANHOUTTE S. 2011. Romeinen onder druk en in conflict. Militaire sites uit de Romeinse periode in Vlaanderen,
http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/thematekst_sofievanhoutte.
pdf
121
12
Lijst van figuren.
Fig. 1: Fragement van de kaart van modern Gallië van 1482 van Nicolaus Germanus. .......................... 52
Fig. 2: Door P. Leman herwerkte kaart van Mertens uit 1957. ........................................................ 53
Fig. 3: De Opwijkse bodem in de Nervische tijd bij het begin van de jaartelling, volgens Lindemans ........... 56
Fig. 4: Het oudste wegennet in de regio volgens Verbesselt: “Dendermonde” = Zwijveke en Denderbelle. .... 57
Fig. 5: Gouden stater van de Bellovaci gevonden te Lebbeke. .............................................................. 58
Fig. 6: Deel van Gallia Belgica ten tijde van de verovering door Caesar. ............................................... 58
Fig. 7: Asse na de Romeinse verovering rond 54 v. Chr. volgens De Grave. .......................................... 59
Fig. 8: Gallia Belgica met plaatsen en wegen ten tijde van Augustus. ................................................... 61
Fig. 9: Detail van Romeinse wegenkaart volgens Mertens in 1968. ..................................................... 63
Fig. 10: Peutingerkaart met centraal, Bavay, Bagacum Nerviorum, als Baca Conervio. ........................... 64
Fig. 11: Situatie in Asse met het bewezen wegennet volgens Magerman................................................. 65
Fig. 12: Militaire sites volgens Dhaeze tijdens de campagne tegen de Chauci (172-174 na Chr.) ............... 67
Fig. 13: Wegen ten noorden van Velzeke volgens M. Rogge. .............................................................. 69
Fig. 14 Het wegenknooppunt Velzeke volgens M. Rogge .................................................................. 70
Fig. 15: Kaart op basis van de digitale atlas van Harvard (rode stippellijn). .......................................... 73
Fig. 16 Bodemkaart met zandruggen (geel), kleipakketten (groen), weg naar Zwijveke en wegen Fig. 4...... 74
Fig. 17: Mogelijk vervolg van de weg Velzeke-Hofstade (Romeins wegen van digitale atlas van Harvard) ... 75
Fig. 18: Vroeg-Romeinse nederzettingen en wegen in Noord-Gallië (Rogge). .......................................... 76
Fig. 19: Kaart De Boe aangevuld met wegen naar Mespelare en Kerkhove en de wegen uit Fig. 4. .............. 78
Fig. 20: Fragment van de Ferraris-kaart © Nationaal Geografisch Instituut – A3000. ........................ 79
Fig. 21: Lebbeke vermeld op erfgoednet. ......................................................................................... 80
Fig. 22: Denderbelle Atlas buurtwegen overzichtskaart zuidwesten. .................................................... 81
Fig. 23: Fragment kaart van Vlaanderen van Mercator 1540. .......................................................... 88
Fig. 24: Lebbeke Atlas buurtwegen Blijstraat (straat nr. 26) en toegang hof te Rossem. .......................... 89
Fig. 25: Lebbeke Atlas buurtwegen vervolg Blijstraat (nr. 26) en toegang hof te Zeebroek. ....................... 89
Fig. 26: Atlas buurtwegen overzichtskaart Lebbeke volledige westgrens. ............................................... 90
Fig. 27: Foto zuidelijk deel “Oude Heirbaan” te Baardegem ............................................................. 91
Fig. 28: Atlas der waterlopen noordoosten Baardegem. ..................................................................... 92
Fig. 29: Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen. ................................................................................... 92
Fig. 30: Overzichtskaart met waterlopen en overstromingsgebieden noordelijk Denderbekken. ................... 93
Fig. 31: Lebbeke Atlas buurtwegen detail zuidelijk deel weg nr. 5 (Baardegemsestraat). .......................... 94
Fig. 32: Google Maps Baardegem. ............................................................................................... 95
Fig. 33: Einde in Lebbeke van de “Oude Heerbaan”. We kijken in de richting van Baardegem. .............. 96
Fig. 34: Kaart P.A. Heynderickx in 1892 naar P Meijsman uit 1667-1668...................................... 98
Fig. 35: Kaart Dhaeze aangevuld met weg Hofstade–Denderwad (Fig. 12) en de oude wegen uit Fig. 4. ... 101
Fig. 36: We zoeken het tracé op de kaarten van het kaartboek Benedictus Peelman (1763). .................. 102
Fig. 37: Plattegrond van Mespelare en situering van de schatvondst op “De Hoef” ................................ 105
Fig. 38: 17de-eeuws schilderij uit de kerk van Mespelare. ................................................................. 106
Fig. 39: Beschrijving door Galesloot van de site Mespelare. .............................................................. 107
Fig. 40: Onyx gepubliceerd door De Bast. .................................................................................... 108
Fig. 41: Faustina-munt uit de schat van Mespelare volgens Ph. Rubens, in 1608.309 ............................ 109
Fig. 42: Miraeus (1635)“het kasteel waarvan men de grondvesten ter plaatse nog kon zien”. ................. 110
Fig. 43: IJzeren draak, gevonden aan de Ouburg. .......................................................................... 111
122
HEEMKRING LEBBEKE DANKT
Kantoor te Lebbeke
Grote plaats 12A •Tel. 052/33.92.60 • Fax 02/565.04.06
DE ZETELKLINIEK
Lange Weverstraat 7 - 9280 Lebbeke
GSM 0475 37 24 03 • Tel.: 052 41 33 50
Aalstersestraat 77 - 9280 Wieze-Lebbeke - Tel. 053 21 50 93
AGENTSCHAP LEBBEKE
052/40.91.10
BANKSERVICE - SPAREN - LENEN - VERZEKEREN
Kantoorhouder : Geert De Wilde
Koningin Astridplein 13 - Lebbeke 052/41.08.05
HET GEMEENTEBESTUUR VAN LEBBEKE
BIESEMANS VERZEKERINGEN
Grote Plaats • 9280 LEBBEKE
AD DELHAIZE LEBBEKE
052/41 16 95
Stationsstraat 14 LEBBEKE
Seniorie Ter Minne
Rusthuis voor valide
en semi-valide bejaarden
Tel. 052/35 17 62
VERZEKERINGSKANTOOR Eddy COOREMAN
Lebbeke, Baasrodestraat 14 - Tel. 052/41.17.68
Buggenhout, Kerkstraat 79
ALLE VERZEKERINGEN - LENINGEN - BELEGGINGEN