Opmaak 1

Transcription

Opmaak 1
1 Klanken
Werkblad 1-1
Klankoefeningen 1 t/m 4
[ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden: man en maan
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
dat / daad
maag / mag
kas / kaas
laag / laag
aas / as
vlag / vlaag
Daan / Daan
bal / baal
kaas / kas
nar / naar
[ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden: man en maan
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
mevrouw Baal / mevrouw Bal
de heer Wals / de heer Waals
Niek Dams / Niek Daams
Kapitein Haak / Kapitein Haak
Igor Pal / Igor Paal
Douwe Kraat / Douwe Kraat
Nico Laat / Nico Lat
Lotte Naas / Lotte Nas
Niek Waal / Niek Wal
mevrouw De Klas / mevrouw De Klaas
[ɑr] en [ar] - voorbeeldwoorden: bar en baar
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
star / staar
nar / naar
dar / daar
klaar / klaar
waar / war
baard / Bart
paard / paard
zwaard / zwart (ontbreekt in 003.mp3)
haard / hart
laars / laars
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden: bos en boos
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
oom / om
bom / boom
doop / dop
god / goot
kook / kok
rot / rood
toon / ton
och / oog
rook / rok
dof / doof
[ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden: bos en boos
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
de heer Boot / de heer Bot
mevrouw Hof / mevrouw Hoof
Daan Rood / Daan Rot
Bakker Los / Bakker Loos
Niek Poot / Niek Pot
Daan Schol / Daan School
Bert Stok / Bert Stook
Loes Tonnen / Loes Tonen
café Pool / café Pol
Niek Zoon / Niek Zon
[ɔr] en [or] - voorbeeldwoorden: kort en koord
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
poort / port
nor / nor
dor / door
hoor / hor
koor / koor
voort / fort
stort / stoort
hoor / hor
word / woord
boord / bord
1 Klanken
Werkblad 1-2
Klankoefeningen 1 t/m 4
[ ] en [i] - voorbeeldwoorden: zit en ziet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
vies / vis
wil / wil
lid / lid
zien / zin
wiel / wiel
kil / kiel
bieden / bidden
tin / tien
kien / kin
wiel / wil
[ ] en [i] - voorbeeldwoorden: zit en ziet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Joop Biek / Joop Bik
de heer Giesbers / de heer Gisbers
Jan Wils / Jan Wiels
Daan Strik / Daan Striek
supermarkt Dikken / supermarkt
Dieken
Joop van der Grien / Joop van der Grin
Bakker Sliep / Bakker Slip
Lotte Sliek / Lotte Slik
mevrouw Kil / mevrouw Kiel
café Tien / café Tin
[ɛ] en [e] - voorbeeldwoorden: wet en weet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
en / één
welk / welk
been / ben
les / lees
veel / vel
meet / met
neem / neem
bed / beet
beeld / belt
beest / best
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[ɛ] en [e] - voorbeeldwoorden: wet en weet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
dokter Beek / dokter Bek
Joop Strek / Joop Streek
supermarkt Deen / supermarkt Den
Niek Rees / Niek Res
Lotte van der Steeg / Lotte van der Steg
Jan Weel / Jan Wel
dokter Deken / dokter Dekken
mevrouw van Lent / mevrouw van
Leent
Bakker Ben / Bakker Been
Daan van Sten / Daan van Steen
[e] en [i] - voorbeeldwoorden: weet en wiet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
heel / hiel
lied / lied
veel / viel
beet / biet
wiet / weet
vies / vies
keel / keel
krieken / kreken
geven / geven
weken / wieken
[ɛ] en [ ] - voorbeeldwoorden: wet en wit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
bed / bid
mist / mest
en / in
ken / kin
wek / wek
zin / zen
des / dis
vil / vel
wil / wil
vist / vest
1 Klanken
Werkblad 1-3
Klankoefeningen 1 t/m 4
[ɛr] en [er] - voorbeeldwoorden: ver en veer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
veer / ver
Geert / Gert
beheersen / beheersen
verte / verte
veren / verre
Vera / Vera
dertig / dertig
zeer / zeer
Weert / werd
ster / ster
[er] en [ir] - voorbeeldwoorden: veer en vier
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
speer / spier
bier / beer
deren / dieren
kieren / keren
vieren / vieren
meren / mieren
veertig / veertig
formuleren / formulieren
veren / vieren
kleren / klieren
[] en [y] - voorbeeldwoorden: hut en absoluut
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
fut / fuut
bussen / bussen
stuc / stuk
menu / menu
judo / judo
uur / uur
jullie / juli
jus / jus
duw / duw
hun / hun
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[] en [y] - voorbeeldwoorden: hut en absoluut
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
de heer Kun / de heer Kuun
Daan Dut / Daan Duut
bakker Duunk / bakker Dunk
Niek Kup / Niek Kuup
Lotte van der Muur / Lotte van der Mur
Jan Mus / Jan Muus
café Puus / café Pus
mevrouw Ruls / mevrouw Ruuls
bakker Buunk / bakker Bunk
Daan Buts / Daan Buuts
[] en [ ] - voorbeeldwoorden: hut en hit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
put / pit
kin / kun
gym / gum
sust / sust
list / lust
mus / mis
spil / spul
hit / hut
sist / sist
hip / hup
[yr] en [ir] - voorbeeldwoorden: muur en mier
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
dier / duur
kuur / kier
gier / guur
hier / huur
buur / buur
vier / vuur
nier / nier
versier / versier
muur / mier
bestuur / bestier
1 Klanken
Werkblad 1-4
Klankoefeningen 1 t/m 4
[ø] en [o] - voorbeeldwoorden: leuk en hoog
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
keus / koos
jeugd / jeugd
keuken / keuken
roos / roos
rook / reuk
koken / keuken
leuk / look
reuze / reuze
steun / steun
sleutel / sleutel
[ø] en [o] - voorbeeldwoorden: leuk en hoog
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
de heer Beun / de heer Boon
Daan de Goos / Daan de Geus
Van Heuf / Van Hoof
Niek van de Heuvel / Niek van de Hovel
Loes Bogen / Loes Beugen
Jan Beus / Jan Boos
café Loots / café Leuts
mevrouw Scheut / mevrouw Schoot
Bakker Loos / Bakker Leus
Daan Beum / Daan Boom
[ø] en [e] - voorbeeldwoorden: leuk en leek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
reu / ree
beuk / beek
leus / leus
geul / geel
snee / sneu
deun / Deen
steen / steen
breek / breuk
tegel / teugel
keuken / keken
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[ør] en [yr] - voorbeeldwoorden: kleur en duur
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
buren / beuren
leuren / leuren
beurt / buurt
guur / geur
steur / stuur
keur / keur
zeur / zuur
monteur / montuur
schuur / scheur
duur / deur
[ør], [yr] en [or] - voorbeeldwoorden: deur, duur
en door
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
boren / buren
keur / koor
uur / oor
kuur / keur
scheur / schuur
boord / beurt
koren / koren
sporen / speuren
gebeuren / geboren
duren / deuren
[o] en [u] - voorbeeldwoorden: goot en goed
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
loof / loef
hoes / hoos
koel / kool
room / roem
zoen / zoon
doel / doel
goot / goed
poos / poes
boeg / boog
toen / toon
1 Klanken
Werkblad 1-5
Klankoefeningen 1 t/m 4
[u] en [y] - voorbeeldwoorden: poes en excuus
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
buren / boeren
tuur / tuur
stoer / stuur
Loek / Loek
moer / moer
voeren / vuren
voer / vuur
moer / muur
broed / bruut
Ruud / roet
[u], [y] en [o] - voorbeeldwoorden: moet, minuut
en moot
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
boten / boeten
huren / hoeren
groot / groot
goed / goot
gewoon / gewoon
dood / doet
sturen / sturen
troepen / tropen
turen / toeren
moet / moot
[ɛi] en [e] - voorbeeldwoorden: gein en geen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
kijken / keken
meid / deed
mee / mee
reden / rijden
zij / zij
glijd / gleed
krijg / kreeg
leken / leken
rijzen / reizen
kneep / kneep
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[œy] en [ø] - voorbeeldwoorden: luik en leuk
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
buik / beuk
Teun / tuin
huis / heus
keuken / kuiken
schuit / scheut
teut / tuit
zuiver / zuiver
leus / luis
schuiven / schuiven
schuit / scheut
[œy] en [ɑu] - voorbeeldwoorden: ruit en goud
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
lauw / lui
ruim / ruim
hout / hout
zout / zuid
buit / bout
kuit / kuit
stout / stuit
kuis / kous
trouw / trouw
goud / goud
[ai], [oi] en [ui] - voorbeeldwoorden: draai, dooi
en doei
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
haai / hooi
boei / baai
ooit / ooit
bloei / bloei
zooi / zaai
vloeien / vloeien
vermoeid / vermoeid
moeite / moeite
aai / ooi
groei / graai
1 Klanken
Werkblad 1-6
Medeklinkers
[p] en [b] - voorbeeldwoorden: pak en bak
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Jan de Pond / Jan de Bond
poen / boen
bakken / pakken
pas / bas
pad / pad
beer / peer
beuk / peuk
bier / bier
café Buur / café Puur
prei / brei
[p] en [b] - voorbeeldwoorden: pak en bak
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
pont / bont
restaurant Paar / restaurant Baar
pijl / bijl
blind / plint
bruin / bruin
pakt / bakt
Helga van Poort / Helga van Boord
bouw / pauw
prul / brul
paard / paard
[t] en [d] - voorbeeldwoorden: tak en dak
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
toen / doen
Bakker Dor / bakker Tor
tof / tof
taal / daal
dop / top
doof / doof
tik / dik
dam / tam
Luuk Tas / Luuk Das
toe / toe
[t] en [d] - voorbeeldwoorden: tak en dak
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
[v] en [f] - voorbeeldwoorden: vel en fel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
vaal / vaal
vee / fee
Jan Vloot / Jan Floot
fier / fier
fel / vel
vier / vier
bakker Vorst / bakker Forst
vrezen / vrezen
vinnen / Finnen
vriezen / Friezen
[v] en [w] - voorbeeldwoorden: vel en wel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Uitspraaktrainer in de les
turf / durf
diep / typ
taal / taal
duit / tuit
drein / trein
dienst / dienst
toch / doch
douw / touw
denken / tanken
kader / kater
wel / vel
volk / wolk
Roy van der Vaart / Roy van der Waard
wier / wier
vinden / winden
waak / vaak
vals / wals
vil / vil
dokter Van der Vaal / dokter Van der
Waal
geveld / geweld
1 Klanken
Werkblad 1-7
Medeklinkers
[v] en [b] - voorbeeldwoorden: vies en bies
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
voor / boor
been / veen
mevrouw Vink / mevrouw Bink
vuur / buur
vent / vent
de heer Blok / de heer Vlok
baas / vaas
vuil / buil
boer / voer
bent / vent
[w] en [b] - voorbeeldwoorden: wiet en biet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
wij / bij
Sonja Walter / Sonja Balter
baas / waas
wol / bol
boord / woord
wit / wit
bel / wel
war / bar
bang / wang
wrok / brok
[s] en [z] - voorbeeldwoorden: saai en zaai
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
zet / set
kruisen / kruizen
cent / zend
sein / zijn
zonde / sonde
saven / zeven
Canadese / Canadezen
zussen / zussen
ijzer / ijzer
doseren /doceren
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[h] en [ɣ] - voorbeeldwoorden: hoed en goed
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ha / ga
gek / hek
hout / goud
geel / geel
haat / gaat
hoed / hoed
geen / heen
hulde / gulden
hou / gauw
begeren / beheren
[ɣ] en [k] - voorbeeldwoorden: goed en koek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
dag / dak
kat / gat
oog / oog
kras / gras
mevrouw Keesing / mevrouw Geesing
geel / keel
klad / glad
volken / volgen
kraan / graan
café Gielen / café Kielen
[ɣ], [h] en [j] - voorbeeldwoord: goed, hoed en joet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
jas / gas
gong / jong
ga / ga
hagen / jagen
jouw / gauw
gij / jij
mevrouw Gagel / mevrouw Hagel
hij / jij
jarig / harig
jaag / jaag
1 Klanken
Werkblad 1-8
Medeklinkers
[l] en [r] - voorbeeldwoorden: lied en riet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
lezen / rezen
Betty Lust / Betty Rust
kras / klas
plaat / praat
gevel / gever
lees / lees
ruik / luik
krat / klad
wier / wier
meneer Ader / meneer Adel
[l] en [r] - voorbeeldwoorden: lied en riet
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
lezen / rezen
welk / welk
kras / klas
plaat / praat
gevel / gever
race / race
ruik / luik
krat / klad
wier / wier
ader / adel
[m] en [n] - voorbeeldwoorden: maar en naar
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
hem / hen
kan / kan
duimen / duinen
Luuk Mat / Luuk Nat
rennen / remmen
gummen / gunnen
linnen / Limmen
macht / nacht
nier / mier
naakt / maakt
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[ŋ] en [ŋk] - voorbeeldwoorden: bang en bank
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
restaurant Ling / restaurant Ling
bank / bang
zinken / zingen
drank / drank
dringen / drinken
engel / enkel
slank / slang
Tina King / Tina Kink
stang / stank
blink / blink
[sp] en [spr] - voorbeeldwoorden: spuit en spruit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
spits / sprits
spuit / spuit
spaken / sprake
mevrouw Spot / mevrouw Sprot
Gerard Sprong / Gerard Spong
spraak / spaak
sproet / spoed
spuiten / spruiten
sprookje / spookje
spint / spint
[st] en [str] - voorbeeldwoorden: stam en stram
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
strik / stik
boekhandel Stip / boekhandel Strip
stek / strek
stak / strak
steven / steven
stek / stek
staf / straf
strelen / stelen
stroom / stroom
stralen / stalen
1 Klanken
Werkblad 1-9
Medeklinkers
[st] en [str] - voorbeeldwoorden: stam en stram
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
streek / streek
strand / strand
staat / straat
stam / stam
meneer Stook / meneer Strook
streven / steven
stond / stond
Generaal Stik / Generaal Strik
stand / strand
strop / stop
[sx] en [sxr] - voorbeeldwoorden: schaal en schraal
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
schoot / schroot
schapen / schrapen
schrede / schede
schrijf / schijf
schrokken / schrokken
schrijnen / schijnen
schrik / schik
geschrift / geschift
schikken / schrikken
schrijf / schrijf
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
[sx] en [sxr] - voorbeeldwoorden: schaal en schraal
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
schraap / schaap
schijven / schrijven
de heer Scha / de heer Schra
schrap / schap
schijnend / schijnend
schrokken / schokken
schrik / schik
schop / schrob
scheef / schreef
meester Schrik / meester Schik
1 Klanken
Werkblad 2A
Wat zeg/hoor je?
De [ei] van kijk en de [ee] van keek
De [ei] van kijk en de [ee] van keek
Cursist A
Stap 1
Stap 2
Lees zin 1 t/m 5 voor aan je medecursist.
Kies het woord dat je medecursist voorleest.
1
Ik begrijp het.
1
2 Waar kijk je naar?
3 Ik kreeg vaak post.
4 Ik reed te hard.
5 Waarom blijf je niet?
We –––––––– elkaar vaak.
A schreven
B schrijven
2 Het –––––––– me erg.
A speet
B spijt
3 Hoe lang –––––––– jullie?
A bleven
B blijven
4
jullie het?
A Begrepen
B Begrijpen
––––––––
5 We –––––––– niet goed.
A keken
B kijken
Stap 3
Controleer tot slot jullie antwoorden.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 2B
Wat zeg/hoor je?
De [ei] van kijk en de [ee] van keek
De [ei] van kijk en de [ee] van keek
Cursist B
Stap 1
Stap 2
Kies het woord dat je medecursist voorleest.
Lees zin 1 t/m 5 voor aan je medecursist.
1
Ik –––––––– het.
A begreep
B begrijp
2 Waar –––––––– je naar?
A keek
B kijk
3 Ik –––––––– vaak post.
A kreeg
B krijg
1
We schrijven elkaar vaak.
2 Het speet me erg.
3 Hoe lang blijven jullie?
4 Begrijpen jullie het?
5 We keken niet goed.
Stap 3
4 Ik –––––––– te hard.
A reed
B rijd
5 Waarom –––––––– je niet?
A bleef
B blijf
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
Controleer tot slot jullie antwoorden.
1 Klanken
Werkblad 3
Zuid of zout?
1
Is dit Zuid / zout?
a Nee, Centraal.
b Nee, zoet.
12 Vladimir is een reus / Rus.
a Hij is toch niet zo groot?
b Nee, het is een Oekraïner.
2 Onze zon / zoon is eigenlijk niet zo groot.
a Maar wel groter dan de aarde.
b Maar wel groter dan zijn zus.
13 Is dit vies / vis?
a Nee, dit is lekker.
b Nee, dit is vlees.
3 Hij heeft de staatsprijs / stadsprijs gekregen.
a Ja, van de koningin?
b Ja, van de burgemeester?
14 Is dit jullie baas / bas?
a Ja, dit is onze chef.
b Nee, dit is onze tenor.
4 Zijn er veel bieren / beren in België?
a Ja, en ook veel café’s.
b Nee, die zijn uitgestorven.
15 Is dat doosje van goud / hout?
a Nee, van zilver.
b Nee, van metaal.
5 Is de veiligheid / vuiligheid op straat
toegenomen?
a Ja, de straten zijn rustig.
b Ja, de straten zijn vies.
16 De bevolking / bewolking is hier erg dicht.
a Ja, wat een mensen!
b Ja, de zon is weg.
6 Er komt een bij / bui aan.
a Ja, maar ik hoop dat hij doorvliegt.
b Ja, ik hoop dat het droog blijft.
17 De lijken / rijken liggen op het strand.
a Ja, wie gaat ze begraven?
b Ja, en de armen werken.
7 Wil je bidden / bieden?
a Ja, maar alleen in de kerk.
b Ja, maar niet meer dan tien euro.
18 (Twee biologen in het laboratorium)
Zal ik je een goede rat / raad geven?
a Nee, ik heb een muis nodig.
b Ja, wat adviseer je me?
8 Hij geeft / heeft een prachtig boek.
a Ja, Anneke krijgt veel boeken.
b Ja, hij heeft veel mooie boeken.
19 Is het een eend / eind?
a Nee, het is een kip.
b Nee, het is dichtbij.
9 Wat een prachtig gebied / gebit!
a Ja, dit is een heel mooie streek.
b Ja, wat een schitterende tanden!
20 Wat doet hij?
Hij zit / ziet nog even.
a Ja, hij is nog moe.
b Ja, hij neemt nog geen besluit.
10 Heb je zin in een eitje / uitje?
a Ja, lekker. Hardgekookt graag.
b Ja, leuk. Waar gaan we naartoe?
11 Dat is stom / stoom.
a Nee, dat is slim.
b Nee, dat is rook.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
21 Probeer je te lenen / lijnen?
a Ja, ik heb geen geld.
b Ja, ik ben te zwaar.
22 Wat betekent ‘negen’ / ‘neigen’?
a Dat is een getal, dat weet je toch wel!
b In het Engels is het ’to incline’.
1 Klanken
Werkblad 4
Weg met de [ə]!
pen en papier
honger en dorst
vlees noch vis
jong en oud
’s zomers en ’s winters
vroeg of laat
man en vrouw
suiker en melk
mens en dier
noord en zuid
oost en west
water en vuur
gezond en lekker
klein maar fijn
kind noch kraai
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 5
De stamboom
Jaap
x
Roos
x
Carla
Lodewijk
x
Nico
x
Ruud
Liesbeth
Kees
x
x
Rik
Familieleden:
Bas, Greetje, Jan, Joop, Karin, Mirte, Mona, Pieter, Riet, Trees, Trudie, Willem
Naar: Hewings, M. (2004), Pronunciation Practice Activities. A sourcebook for teaching English pronunciation. Cambridge etc.;
Cambridge University Press.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 6A - voor de luisteraar
De route
1
2
3
4
5
6
A
kat
wel
dit
zon
dus
gaaf
B
naar
veel
diep
droog
duur
leuk
C
gauw
jij
stoel
met
lijf
leef
D
gek
dun
dip
rol
trui
trouw
E
heup
hoop
kas
kaas
keus
kus
F
mee
mij
doen
vier
de
veer
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 6B - voor de spreker
De route
1
2
3
4
5
6
A
dak
les
pil
pot
nul
haak
B
slaap
steeds
Piet
knoop
buurt
neus
C
jou
reis
boek
ben
hij
hé
D
men
hut
lid
rots
ui
au
E
reuk
rook
man
maan
geul
gul
F
zee
zij
hoed
hier
ze
heer
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 7A
4
4
4
3
4
4
3
4
4
3
2
2
Waar gaan we naartoe?
Naar: Hancock, M. (1963), Pronunciation games. Cambridge: Cambridge University Press.
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
Winsum
4
3
1
Uitspraaktrainer in de les
Wimmenum
Sevenum
Renkum
Meerlo-Wanssum
Marum
Lottum
Loppersum
Houten
Hilversum
Castricum
Bussum
Brunssum
Blaricum
Bedum
Bakkum
Uitspraakreis klanken
1 Klanken
Werkblad 7B
Uitspraakreis klanken
4
4
4
3
4
4
3
4
4
3
2
3
2
1
_____________________________________
Naar: Hancock, M. (1963), Pronunciation games. Cambridge: Cambridge University Press.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
4
1 Klanken
Werkblad 8-1
Uitspraakreis klanken
links = [a]
rechts = [aa]
vb
nam
naam
1
2
3
4
vlaggen
zakken
verslappen
gappen
vlagen
zaken
verslapen
gapen
links = [a]
rechts = [aa]
vb
nam
naam
1
2
3
4
Tal
Ram
Nas
Nar
Taal
Raam
Naas
Naar
links = [a]
rechts = [aa]
vb
nam
Naam
1
2
3
4
Kas
Hak
Bas
Al
Kaas
Haak
Baas
Aal
vb
1
2
3
4
Wat is het e-mailadres
van professor
We gaan luisteren naar een
presentatie van meneer
Directeur
Vanmiddag is er een lezing
door dr. M.
Uitspraaktrainer in de les
links = [a]
rechts = [aa]
de heer Has
de heer Haas
Al
Aal
?
Bas
Baas
.
Val
Vaal
Kar
Kaar
is wegens fraude veroordeeld
tot twee jaar gevangenisstraf.
.
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 8-2
Uitspraakreis klanken
vb
1
links = [a]
rechts = [aa]
de heer Has
de heer Haas
Wanneer is het tentamen
‘Inleiding’ van mevrouw
Heeft mevrouw
Er is telefoon voor Anneke
In boekhandel
Kas
Kaas
?
Nar
Hak
Ram
Naar
Haak
Raam
vandaag nog gebeld?
.
kun je alle boeken krijgen die op
de lijst staan.
links = [ei]
rechts = [ee]
vb
mij
mee
1
2
3
4
bekijken
rijden
eind
knijpen
bekeken
reden
eend
knepen
links = [ei]
rechts = [ee]
vb
mij
mee
1
2
3
4
begrijpen
bijten
verdwijnen
rijden
begrepen
beten
verdwenen
reden
2
3
4
vb
1
2
3
4
Ze
We
Ze
Uitspraaktrainer in de les
links = [ei]
rechts = [ee]
mij
mee
Schrijven
blijven
krijgen
kijken
Schreven
bleven
kregen
keken
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
jullie veel e-mails?
altijd thuis.
geen huiswerk.
graag naar oude foto’s.
1 Klanken
Werkblad 8-3
Uitspraakreis klanken
links = [i]
rechts = [ie]
vb
ik
ziek
1
2
3
4
vis
wil
zin
bidden
vies
wiel
zien
bieden
vb
1
2
3
4
Onze student Nico
Ik denk dat Joop
De wedstrijd is gewonnen
door Edgar
In café
Uitspraaktrainer in de les
links = [i]
rechts = [ie]
Dik
Piet
Dimmen
Strik
Wils
Diemen
Striek
Wiels
is de beste van allemaal.
gaat winnen.
uit Alkmaar.
Tin
Tien
is het altijd gezellig.
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 9
Ja hoor, kom maar.
1
Heb je even tijd?
- Ja hoor, kom maar.
2
Zal ik op je wachten?
- Nee hoor, ga maar.
3
Kan ik dit weggooien?
- Ja hoor, doe maar.
4
Ben je nog lang bezig?
- Nee hoor, zo klaar.
5
Zal ik je even helpen?
- Nee hoor, laat maar.
6
Is er nog koffie?
- Ja hoor, neem maar.
7
Is het moeilijk?
- Nee hoor, kijk maar.
8
Doe je dit met opzet?
- Nee hoor, zomaar.
9
Kan ik wat later komen?
- Ja hoor, zie maar.
10
Zal ik maar stoppen?
- Nee hoor, ga maar door.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 10A
Erg graag
Deel 1
1
Nederland heeft vaak grijze luchten.
Maar vandaag is het wel erg grijs.
2
Iedereen wil graag met de docente praten.
Maar Harry wil wel erg graag.
3
Een groene broek kan mooi zijn.
Maar deze is wel erg groen.
4
Ik hou van grof brood.
Maar dit brood is wel erg grof.
5
De koningin draagt vaak grote hoeden.
Maar deze is wel erg groot.
Deel 2 / cursist A
1
Iedereen wil graag met de docente praten.
2
De koningin draagt vaak grote hoeden.
3
Nederland heeft vaak grijze luchten.
4
Een groene broek kan mooi zijn.
5
Ik hou van grof brood.
6
Kees heeft vaak een grauwe kleur.
7
Hans is vaak wat grof.
8
Anneke heeft een grillig karakter.
9
Sjef is een gretige eter.
10
Veel kleine kinderen houden van griezelverhalen.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam
1 Klanken
Werkblad 10B
Erg graag
Deel 1
1
Nederland heeft vaak grijze luchten.
Maar vandaag is het wel erg grijs.
2
Iedereen wil graag met de docente praten.
Maar Harry wil wel erg graag.
3
Een groene broek kan mooi zijn.
Maar deze is wel erg groen.
4
Ik hou van grof brood.
Maar dit brood is wel erg grof.
5
De koningin draagt vaak grote hoeden.
Maar deze is wel erg groot.
Deel 2 / cursist B
1
Maar Harry wil wel erg graag.
2
Maar deze is wel erg groen.
3
Maar vandaag ziet hij wel erg grauw.
4
Maar deze is wel erg groot.
5
Maar vandaag is ze wel erg grillig.
6
Maar dit brood is wel erg grof.
7
Maar vandaag is hij wel erg gretig.
8
Maar vandaag is het wel erg grijs.
9
Maar dit verhaal is wel erg griezelig.
10
Maar vandaag is hij wel erg grof.
Uitspraaktrainer in de les
© 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam