Met kennis van feiten
Transcription
Met kennis van feiten
P H A R O S Vluchtelingen, nieuwkomers en gezondheid in cijfers Met kennis van feiten Samenstelling David Engelhard PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 1 Met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 2 Colofon ‘Met kennis van feiten. Vluchtelingen, nieuwkomers en gezondheid in cijfers’ is een uitgave van Pharos – Kennis- en adviescentrum vluchtelingen, nieuwkomers en gezondheid. Pharos Postbus 13318, 3507 lh Utrecht Telefoon 030 234 98 00 Fax 030 236 45 60 E-mail [email protected] Website www.pharos.nl Voor eerder verschenen publicaties van Pharos zie pagina 117 en www.pharos.nl. isbn 978-90-75955-61-3 Bestelnummer 9P2007.05 Vormgeving Studio Casper Klaasse, Amsterdam Druk A-D Druk, Zeist © 2007, Stichting Pharos, Utrecht Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 07-11-2007 17:05 Pagina 3 Met kennis van feiten Vluchtelingen, nieuwkomers en gezondheid in cijfers PH • m.kennis.v.f Samenstelling David Engelhard P H A R O S PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 4 Inhoud Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Wie is wie en wat is wat? 1 Definities en begrippen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 David Engelhard 2 Migranten in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 David Engelhard 3 Migratie en gezondheid: achtergrond en theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 David Engelhard Nieuwe onderzoeksresultaten 4 Gezondheid: slechter of beter ervaren? De ervaren gezondheid van vluchtelingen vergeleken met de grote migrantengroepen en de Nederlandse bevolking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Jan van den Brand, Walter Devillé 5 Gezond geïntegreerd Gezondheid van vluchtelingen in relatie met diverse achtergrondkenmerken . . . . . . . . 52 Roelof Schellingerhout, David Engelhard 6 ‘Het is vies als twee jongens met elkaar vrijen’ Seksuele gezondheid van ‘overig niet-westerse’ jongeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 David Engelhard, Hanneke de Graaf, Jos Poelman, Bram Tuk Geestelijke gezondheid 7 Vluchten en psyche . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70 Geestelijke-gezondheidsproblemen onder asielzoekers en vluchtelingen Evert Bloemen PH • m.kennis.v.f 8 07-11-2007 17:05 Pagina 5 Ingrijpende gebeurtenissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Geestelijke gezondheid en ontwikkelingsbehoeften van ama’s Tammy Bean 9 ‘Somber en triest?’ ‘Ja’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 Gezondheid en welzijn in asielzoekerscentra Renske Elshof Doelgroepen 10 De jeugd van tegenwoordig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Gezondheidsproblemen bij jongeren en de maatschappelijke gevolgen Marola Sproet, Bram Tuk 11 Traumatisch besneden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 De gevolgen van meisjesbesnijdenis (fgm) Agnes Verhulst 12 Met recht illegaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 De toegankelijkheid van zorg voor illegale migranten Marjan Mensinga 13 Oud in den vreemde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 De positie van oudere vluchtelingen Nies van Grondelle Conclusie 14 Wat weten we wel, en wat weten we niet dat we wel zouden moeten weten? . . . . . . . . .104 Evert Bloemen Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Over de auteurs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 6 Inleiding r bestaat een relatie tussen migratie en gezondheid. Die relatie is veelzijdig en complex. Mensen met een relatief goede gezondheid kunnen makkelijker besluiten om te migreren – en daarom zijn migranten soms gezonder dan de autochtone bevolking. Het migratieproces zelf kan echter door factoren als stress en verlieservaringen tot een slechtere gezondheid leiden – en mede daarom zijn migranten soms ongezonder dan anderen. Migranten in Nederland zijn voor een aantal gezondheidsaspecten slechter af dan de autochtone bevolking, maar op andere aspecten is hun gezondheid soms juist weer beter. Een speciale groep migranten betreft vluchtelingen, asielzoekers en illegalen. Van hen is minder bekend dan van de vier grote migrantengroepen in Nederland: Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Onderzoekers schrijven kleine etnische groepen meestal weg als ‘overig niet-westers’. Vluchtelingen en asielzoekers komen vaak onder deze restgroep terecht. In deze publicatie draaien we de focus om: vluchtelingen, asielzoekers en illegalen staan centraal, de overige migranten nemen we mee als referentiekader. Dit boek geeft allereerst antwoord op vragen als hoeveel en wat en gaat minder in op waarom en hoe komt dat. We bundelen in dit boek een deel van de telbare kennis op dit terrein. Waar mogelijk leggen we een link naar andere bronnen met data, feiten, cijfers en kennis, in gedrukte vorm of online. Het doel is een toegankelijke bron te hebben als eerste referentiekader bij het opstellen van kennisdocumenten en project- of onderzoeksvoorstellen. Niet alleen ‘kenniswerkers’, ook antropologen, artsen, verpleegkundigen, docenten, mentoren en vrijwilligers kunnen hun werk beter doen wanneer zij dat ‘met kennis van feiten’ doen. e De opbouw van de bundel Deel 1 Wie is wie en wat is wat? begint met een overzicht van groepen mensen, organisaties en wetten en verdragen. Als u niet precies het verschil kent tussen een asielzoeker en een vluchteling, of tussen het coa en de ind, moet u hier beginnen. Daarna volgt een hoofdstuk met enkele tabellen en uitleg over de demogra- PH • m.kennis.v.f 7 07-11-2007 17:05 Pagina 7 met kennis van feiten fische en sociaal-economische aspecten van migranten in Nederland en de belangrijkste data met betrekking tot gezondheid. Dit deel sluit af met een korte inleiding op de achtergronden van de gezondheid van migranten. Deel 2 Nieuwe onderzoeksresultaten vormt het hoofdgerecht van deze bundel. Door samen te werken met andere organisaties hebben we originele onderzoeksgegevens kunnen opnemen. Hoofdstuk 4 is door het nivel aangeleverd. Het gaat om onderzoeksdata uit de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk, waaruit een aanvullende analyse van ruim duizend vluchtelingen is gemaakt. Hoofdstuk 5 is afkomstig van het Sociaal en Cultureel Planbureau met onderzoeksgegevens uit de spva-studie naar de integratie van vluchtelingen. Daarin waren ook vragen gesteld over de ervaren gezondheid en artsenbezoek, maar die waren tot nu toe nog niet geïnventariseerd. Het derde originele onderzoeksmateriaal betreft hoofdstuk 6 over de seksuele gezondheid van jonge nieuwkomers in Nederland. Het ging om een omvangrijk onderzoek – Seks onder je 25ste – waarvan de data van de groep ‘overig niet-westers’ nog niet apart bekeken waren. Wij zijn blij dat we samen met nivel, scp, de Rutgers Nisso groep en Soa Aids Nederland dit alsnog hebben kunnen doen en de resultaten kunnen publiceren. Deel 3 Geestelijke gezondheid bundelt drie kleinere hoofdstukken. Het eerste, van de hand van Evert Bloemen, biedt een inleidend overzicht van de bestaande kennis op dit gebied. Het tweede hoofdstuk behandelt de resultaten van het onderzoek van Tammy Bean naar de geestelijke gezondheid van ama’s. Het deel sluit af met de resultaten van een stageonderzoek naar de ervaren (psychische) gezondheid van asielzoekers. Deel 4 Doelgroepen behandelt de meer gestolde kennis van een aantal belangrijke doelgroepen, die vaak in het nieuws zijn. Het begint met de niet-westerse jeugd in Nederland, die te maken heeft met extra gezondheidsrisico’s en diverse voetangels en klemmen op het pad naar volwassenheid. Hoofdstuk 11 zoomt in op een speciaal risico van sommige meisjes: vrouwelijke genitale verminking (female genital mutilation). Het betreft een bijzonder aandachtsgebied van Pharos en hoewel er maar weinig onderzoek naar is gedaan, vatten we de belangrijkste data samen. Illegalen hebben vooral te maken met moeilijke toegankelijkheid van zorg. Dat is ook de insteek van hoofdstuk 12, waarin uit de doeken wordt gedaan dat illegalen wel degelijk bepaalde rechten hebben, zeker wat betreft gezondheidszorg. We sluiten dit deel af met de gezondheid en de wijze waarop hulp wordt georganiseerd voor oudere vluchtelingen. Zijn deze geneigd zijn om terug te keren naar hun land van herkomst? Evert Bloemen, door een psychiater eens ‘onze steun in bange tijden’ genoemd, heeft de conclusie geschreven aan de hand van de vraag: Wat weten we wel, en wat weten we niet dat we wel zouden moeten weten? PH • m.kennis.v.f 8 07-11-2007 17:05 Pagina 8 inleiding Alle hoofdstukken, zowel de grote als de kleinere, hebben dezelfde opbouw: een korte inleiding wat er in het hoofdstuk te vinden is, vervolgens de feiten, meestal in tabelvorm, en een uitleg van de tabel, soms gevolgd door nog een korte interpretatie. Enkele tabellen zijn nogal lang en dan wordt in de tekst de kern eruit gelicht. We hebben ervoor gekozen zoveel mogelijk data in de tabel te houden, zodat het als naslag bruikbaar is. Om die reden is er ook voor gekozen om – anders dan bij de meeste wetenschappelijke artikelen – de onderzoeksverantwoording in een apart kader op te nemen aan het begin van het hoofdstuk. Wie data zoekt, kan ze zo gemakkelijker vinden en hoeft niet eerst door de methodologische uitleg heen. Soms kan het wel nodig zijn om vooraf deze onderzoeksverantwoording door te nemen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat cijfers verkeerd worden geïnterpreteerd. Volledig en betrouwbaar Dit boek is niet volledig. Een kenmerk van kennis en cijfers is dat deze in principe oneindig zijn, anders dan dit boek dat bijna 120 pagina’s telt. Er staat dus een hoop niet in. Pharos wil echter regelmatig een nieuwe editie uitbrengen, met geactualiseerde data en nieuwe thema’s. De tekst zal ook op de website beschikbaar zijn. Daar kunt u ook commentaar kwijt en aanvullingen. We zullen de webtekst regelmatig updaten. Deze publicatie valt of staat met de betrouwbaarheid en accuratesse van de data. Daarom is het concept grondig gelezen en van commentaar voorzien door een meeleescommissie van deskundigen. Dat zijn Wim Amptmeijer (voorheen arts bij Pharos, nu bij Altrecht en psychiater in opleiding), dr. Walter Devillé (programmaleider migranten en speciale doelgroepen bij nivel), Hanneke de Graaf (onderzoeker bij de Rutger Nisso Groep), Marten Hoekstra (socioloog en voorheen projectleider ggz aan asielzoekers bij ggz Nederland), dr. Maria van den Muijsenbergh (huisarts, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en sinds september 2007 tevens aan Pharos), dr. Roelof Schellingerhout (onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau) en prof. dr. Karien Stronks (hoogleraar sociale geneeskunde bij UvA/amc); en enkele collega’s van Pharos: Monica van Berkum, Evert Bloemen, Nies van Grondelle, Marjan Mensinga, Marola Sproet en Bram Tuk. Mijn dank is bijzonder groot voor hun bereidheid om het manuscript van hun kritisch en deskundig commentaar te voorzien. Zij hebben mij behoed voor fouten en missers en goede suggesties gedaan voor verbeteringen. Tot slot wil ik ook Pharos-uitgever en redacteur Tinus Heijmans bedanken voor zijn nauwgezette eindredactie van de teksten en zijn engelengeduld bij het doorvoeren van alweer nieuwe wijzigingen. Pharos blijft uiteraard verantwoordelijk voor de feiten, inclusief de eventuele foute feiten. Als u de laatste tegenkomt, meldt u dat dan bij ons. Wij kunnen de PH • m.kennis.v.f 9 07-11-2007 17:05 Pagina 9 met kennis van feiten data natrekken en zonodig gelijk op de website en bij een volgende editie verbeteren. Op onze website (www.pharos.nl) actualiseren en verbeteren we de data steeds en breiden we ze uit. Deze publicatie – zowel op papier als op internet – is niet het einde van een project, maar het begin. David Engelhard Onderzoeker Pharos PH • m.kennis.v.f 10 07-11-2007 17:05 Pagina 10 inleiding Wat is een odds ratio? Hoe meer je kennis samenvat in een tabel, hoe abstracter het wordt. Sommige wetenschappers zijn erg goed in het abstraheren van hun kennis op zodanige wijze dat alleen hun directe collega’s het nog kunnen begrijpen. In deze publicatie is ervoor gekozen de feiten en data zo te presenteren dat de leek het nog kan snappen. Het enige abstracte dat tot onduidelijkheid kan leiden voor mensen die niet gepokt en gemazeld zijn in statistiek, is de odds ratio (or). Daarom hier een korte uitleg. Een or is te beschouwen als een getal waarmee de kans op een risico wordt weergegeven, hoewel het eigenlijk iets complexer is. Bij een getal groter dan 1 is de kans groter, bij een getal kleiner dan 1 is de kans kleiner op – bijvoorbeeld – een ziekte of slechte ervaren gezondheid. Er is altijd een referentiegroep die een or van 1 krijgt. Voorbeeld: stel dat vrouwen een or hebben van 1,2 ten opzichte van mannen (die hebben dan een or 1,00). Dat is voor leken te vergelijken met 20 procent meer kans op een slechte ervaren gezondheid. Een ander voorbeeld: vluchtelingen hebben een or van 3,59 ten opzichte van autochtone Nederlanders; zij hebben dus meer dan drieenhalf keer (‘359 procent’) zoveel kans op een slechte ervaren gezondheid. Bij eenheden als jaren (leeftijd en verblijf in Nederland) gaat het om de toe-/afname per eenheid per jaar. Meestal wordt er bij or’s nog een betrouwbaarheidsinterval gegeven. 95 procent betrouwbaarheidsinterval betekent dat in 95 procent van de gevallen deze specifieke kans binnen de gegeven marge zal vallen. Voorbeeld: een or van 4,13 voor Irakese vluchtelingen met een 95 procent betrouwbaarheidsinterval van 2,38-6,03 betekent dat er slechts 5 procent kans bestaat dat de or voor Irakese vluchtelingen beneden de 2,83 of boven de 6,03 valt. Wanneer een or van 1,00 (= geen verschil in kans) niet in het betrouwbaarheidsinterval ligt, dan is deze or statistisch significant; of andersom: als or 1,00 wel binnen het betrouwbaarheidsinterval ligt, is er 95 procent kans dat er geen verschil is, en luidt de conclusie dat er geen significant verschil is. Deze laatste zin is gegarandeerd de moeilijkste van het hele boek! PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 11 Wie is wie en wat is wat? met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 1 17:05 Pagina 12 Definities en begrippen david engelhard n dit hoofdstuk verklaren we de aanduidingen van groepen en andere relevante begrippen en voorzien we deze van een context. Een aantal relevante organisaties, wetten en verdragen komt eveneens aan de orde. i Wie is wie Dit is een kort overzicht van enkele relevante termen en aanduidingen van groepen mensen. We geven een definitie en een korte uitleg. allochtonen Letterlijk is een allochtoon iemand die ‘elders’ geboren is. Hiermee wordt een onderscheid gemaakt met ‘autochtoon’: iemand die ‘hier’ geboren is (naar de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs): personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar ze zelf zijn geboren). Het woord ‘allochtoon’ is in zwang geraakt, toen het woord ‘buitenlanders’ politiek beladen werd. Het klonk aanvankelijk wetenschappelijk en neutraal, maar is inmiddels evenzeer beladen. In sociologische studies wordt het woord het meest gebruikt in de definitie van het cbs: personen die woonachtig zijn in Nederland (opgenomen in de Gemeentelijke Basisadministratie) en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (cbs 2005). Deze definitie klopt niet met de letterlijke betekenis, zoals aangehaald in de eerste zin van deze paragraaf. Vaak wordt nog een onderscheid gemaakt tussen ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ allochtonen. ‘Westerse’ heeft in dit verband als herkomst Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië (Australië en Nieuw-Zeeland), Indonesië en Japan. ‘Niet-westers’ is de rest: Turkije, Afrika, Midden- en Zuid-Amerika, en Azië (exclusief Indonesië en Japan). De uitzonderingen hebben een historische achtergrond. Japan gold lange tijd als het enige niet-westerse land dat wel een ‘moderne’ economie (en democratie) voerde. Door Japan in de categorie PH • m.kennis.v.f 13 07-11-2007 17:05 Pagina 13 met kennis van feiten ‘westers’ te plaatsen blijkt de indeling eigenlijk te gaan om ‘modern’ versus ‘niet-modern’. Indonesië valt in de categorie ‘westers’, omdat veel ‘Nederlanders’ geboren zijn in voormalig Nederlands-Indië. De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf (als het gaat om de eerste generatie migranten) of dat van de moeder (als het gaat om iemand uit de tweede generatie, die dus zelf in Nederland is geboren), tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval is gerubriceerd naar het geboorteland van de vader. Er zijn ‘eerste generatie allochtonen’ (persoon is zelf in het buitenland geboren, met ten minste een ouder die ook in het buitenland is geboren); en ‘tweede generatie allochtonen’ (persoon is in Nederland geboren, met ten minste een ouder die in het buitenland is geboren). Overigens worden personen die zelf in het buitenland zijn geboren uit twee in Nederland geboren ouders, tot de autochtone bevolking gerekend, maar hun eigen kinderen zijn weer allochtonen (cbs 2005). In deze publicatie worden de definitie en indeling van het cbs gebruikt, omdat die het meest gangbaar zijn. Zie voor meer informatie www.cbs.nl. a sielzoekers Een asielzoeker is iemand die om uiteenlopende redenen zijn land van herkomst heeft verlaten en asiel (bescherming) heeft aangevraagd. Er is nog niet vastgesteld of hij of zij voldoet aan de vereisten voor een verblijfsvergunning asiel (definitie van de ind). De Nederlandse overheid kan dat vervolgens bij monde van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (ind) toekennen (inwilligen) of niet. Asielzoekers worden opgevangen door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (coa). In Nederland wordt wel eens gesproken over ‘echte’ en ‘onechte’ asielzoekers. Dat onderscheid bestaat in werkelijkheid niet, want iedereen kan asiel aanvragen. Personen van wie het asielverzoek wordt ingewilligd, krijgen een verblijfsrechtelijke status en worden dan niet meer beschouwd als asielzoeker, maar als vluchteling. Voor 1 april 2001 bestonden de verblijfsrechtelijke statussen onder meer uit een a-status, vtv en vvtv (voorlopige vergunningen). Met ingang van 1 april 2001 (Vreemdelingenwet 2000) worden slechts vergunningen voor bepaalde tijd en voor onbepaalde tijd verleend. Zie voor meer informatie www.ind.nl, www.coa.nl. ama’s Alleenstaande minderjarige asielzoeker. Soms wordt ook gesproken over amv’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen). Het gaat om kinderen en jongeren die meestal apart worden begeleid in hun asielprocedure en apart worden gehuisvest in de centrale opvang. Alle ama’s staan onder voogdij van PH • m.kennis.v.f 14 07-11-2007 17:05 Pagina 14 [1] – definities en begrippen Stichting Nidos. Voor een permanente verblijfsvergunning is echter altijd de toetsing aan de Vreemdelingenwet van toepassing. Een (medisch-ethisch omstreden) botonderzoek kan medebepalend zijn voor het antwoord op de vraag of iemand minderjarig is. Ama’s hebben veel (politieke) aandacht gekregen in de periode dat bijna 20 procent van de asielzoekers uit ama’s bestond (tot 2000). Daarna is hun aantal zowel absoluut als percentueel sterk afgenomen. Zie voor meer informatie www.nidos.nl, www.samah.nl. vluchtelingen Volgens het Vluchtelingenverdrag van Genève uit 1951 is een vluchteling iemand die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit vrees voor vervolging, niet wil vragen. De unhcr (het Vluchtelingencommissariaat van de Verenigde Naties) hanteert de volgende definitie: Vluchtelingen zijn personen erkend onder de Conventie (verdrag) betreffende de status van vluchtelingen uit 1951, het Protocol uit 1967, (...) en personen erkend conform het unhcr-statuut, personen die een aanvullende vorm van bescherming genieten en personen die tijdelijke bescherming genieten. Deze definities kennen een aantal beperkingen. Vluchtelingen die op de vlucht zijn in het land waarvan zij de nationaliteit bezitten, vallen buiten de definitie. Zij heten internally displaced persons (idp’s). In het Nederlandse taalgebruik wordt bovendien met ‘vluchteling’ meestal iemand bedoeld die via de asielprocedure een verblijfsstatus heeft verkregen. Dat kan zijn omdat het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, maar het komt vaak voor dat een asielzoeker niet erkend wordt als vluchteling, maar toch een (permanente) verblijfsstatus krijgt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer terugkeer inhumaan is, of wanneer terugkeer niet mogelijk is vanwege een medische behandeling in het migratieland. Bij het afbakenen van de groep is het moeilijk te bepalen hoe lang iemand een vluchteling blijft na de inwilliging van het asielverzoek. Sommigen zullen zich om psychosociale redenen altijd een vluchteling blijven voelen. Soms wordt een tienjaarslimiet gehanteerd (unhcr), of een ‘vage’ afbakening als het moment dat de veiligheidssituatie een terugkeer mogelijk zou maken (maar de betreffende persoon in Nederland blijft). Het cbs trekt de lijn bij de naturalisatie tot Nederlander. Wij volgen deze definitie van het cbs (Schmeets e.a. 2003): ‘(...) iemand die een verblijfsvergunning heeft omdat hij in zijn vaderland gegronde vrees heeft voor vervolging, vanwege een godsdienstige of politieke overtuiging, nationaliteit, ras of het behoren tot een bepaalde sociale groep, en nog niet de Nederlandse nationaliteit heeft.’ In hoofdstuk 4 geldt een iets andere afbakening. Die wordt daar toegelicht. PH • m.kennis.v.f 15 07-11-2007 17:05 Pagina 15 met kennis van feiten Zie voor meer informatie www.unhcr.org en voor een behandeling van de medische zaken in de asielprocedure: Bloemen 2007. migranten ‘Migrant’ is in dit rijtje de meest neutrale term; ze wordt in Nederland weinig gebruikt. Volgens Van Dale is een migrant iemand die naar een andere streek of een ander land verhuist. De vraag hoe lang iemand vervolgens beschouwd kan worden als migrant, is pas te beantwoorden als we invulling geven aan het proces van verhuizen (migreren). Dat kan een lang, zo niet levenslang, proces zijn. Meestal wordt er een onderscheid gemaakt tussen migranten en vluchtelingen door te wijzen op het gedwongen karakter van de migratie van vluchtelingen (de vlucht). Dat is ook het onderscheid dat Pharos hanteert. In de praktijk gaat het meestal niet om twee strikt gescheiden groepen, maar betreft dit onderscheid twee uitersten van een continuüm (Faist 2000). illegalen Voor ‘illegaal’ bestaat geen wettelijke definitie, het illegaal zijn betreft immers het ontbreken van een eigenschap, namelijk het hebben van een rechtmatige verblijfsvergunning. Dat is dan ook de meest gangbare definitie: iemand die in Nederland verblijft zonder over geldige verblijfspapieren te beschikken. De definitie is gebaseerd op een juridisch feit en niet op een inherente eigenschap van mensen. Het cbs geeft als definitie: ‘Illegalen zijn alle vreemdelingen die zonder geldige vestigingsvergunning vier maanden of langer in Nederland verblijven.’ (Schmeets e.a. 2003). In Nederland wordt de term illegalen geassocieerd met allerlei sociale en maatschappelijke problemen. Sommige organisaties, zoals Defence for Children, kiezen er daarom voor om de term tussen aanhalingstekens te plaatsen (‘illegaal’), daarmee aangevend dat de geassocieerde betekenis niet wordt bedoeld. Soms ook wordt de term vervangen door ‘ongedocumenteerden’ of ‘mensen zonder papieren’ (sans papiers). Wij kiezen ervoor om in deze publicatie het woord illegaal te gebruiken, in de definitie van het cbs, zonder aanhalingstekens; hoewel met enige tegenzin vanwege het stigmatiserende aspect. We doen dat omdat het een ingeburgerd woord is en de alternatieve benamingen niet veel beter zijn. Zie voor meer informatie www.lampion.info, www.picum.org. statelozen Statelozen zijn personen die door geen enkele staat worden erkend. In het geval van Nederland betreft het ook degenen die behalve een Nederlands paspoort tenminste drie paspoorten van andere landen bezitten (unhcr). In de praktijk van de asielopvang in Nederland gaat het meestal om Palestijnen. PH • m.kennis.v.f 16 07-11-2007 17:05 Pagina 16 [1] – definities en begrippen vreemdelingen Een vreemdeling is een persoon die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld (ind). Een vluchteling of migrant die de Nederlandse nationaliteit heeft (verkregen), is dus geen vreemdeling, maar wel een ‘allochtoon’. De term wordt overigens alleen in een juridische context en in ambtelijke stukken gebruikt, omdat het in gangbaar Nederlands een typische connotatie heeft (‘’t is een vreemdeling zeker...’). Zie voor meer informatie www.minjus.nl. Wie doet wat? In dit overzicht staan enkele relevante organisaties in Nederland en een enkele internationale organisatie. Zoveel mogelijk hebben we de omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden overgenomen van de organisaties zelf. Er zijn geen Europese (koepel)organisaties opgenomen, omdat de lijst dan onnodig lang zou worden. Op de websites van deze organisaties staan vaak veel links naar nationale en internationale organisaties. De volgorde is alfabetisch. amnest y international Amnesty International zet zich sinds 1961 in voor de naleving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Op de afdeling Vluchtelingen van Amnesty International werken juristen en landenresearchers. Zij bieden ondersteuning aan advocaten en rechtshulpverleners door landinhoudelijke en juridische informatie te verstrekken. Ten behoeve van asielprocedures schrijven zij rapportages over de mensenrechtensituatie in herkomstlanden. Vrijwillige artsen – verenigd in de Medische Onderzoeksgroep – verrichten op verzoek medisch onderzoek bij asielzoekers ten behoeve van de asielprocedure. www.amnesty.nl centrum ’45 Stichting Centrum ’45 is het landelijke centrum voor de medisch-psychologische behandeling van verzetsdeelnemers, oorlogsgetroffenen en slachtoffers van georganiseerd geweld. In De Vonk in Noordwijkerhout worden sinds 1994 getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers behandeld. In Amsterdam (tegenwoordig in Diemen) bestaat sinds 2001 een afdeling voor ambulante traumabehandeling aan volwassen en jeugdige asielzoekers en vluchtelingen (al dan niet in gezinsverband wonend). Het betreft de voormalige hulpverleningsafdeling van Pharos, die in oktober 2001 naar Centrum ’45 is overgegaan. www.centrum45.nl PH • m.kennis.v.f 17 07-11-2007 17:05 Pagina 17 met kennis van feiten centra al orga an opvang a sielzoekers (coa) Het coa is de centrale organisatie in Nederland voor opvang en begeleiding van mensen. Het coa biedt hun in opdracht van het ministerie van Justitie tijdelijke huisvesting in asielzoekerscentra en ondersteunt hen in de voorbereiding op hun toekomst, in Nederland of elders. Het gaat vooral om asielzoekers en vluchtelingen, en om specifieke groepen zoals alleenstaande minderjarige vreemdelingen. www.coa.nl cogis Stichting Cogis is het landelijke kenniscentrum vervolging, oorlog en geweld. Het omvat de activiteiten van het voormalige Icodo en de onderzoeksprojecten en cursussen van Sinai Centrum en Centrum ’45. Cogis biedt uitgebreide informatie over ervaringen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, vluchtelingen en asielzoekers en andere door geweld getroffenen, psychische en sociale gevolgen van vervolging, oorlog en geweld, en behandelmethoden. www.cogis.nl defence for children Defence for Children International Nederland (dci Nederland) is onderdeel van een internationale onafhankelijke organisatie met 42 nationale secties in alle werelddelen, die wereldwijd opkomt voor rechten van kinderen. Door onderzoek, voorlichting, belangenbehartiging, actie en rechtshulp verdedigt dci Nederland de rechten van kinderen en stelt schendingen daarvan aan de kaak. Leidraad van het werk is het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. www.defenceforchildren.nl immigratie- en naturalisatiedienst (ind) De ind is verantwoordelijk voor de uitvoering van het vreemdelingenbeleid in Nederland. De dienst beoordeelt de aanvragen van vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of Nederlander willen worden. Het kan gaan om vluchtelingen, maar bijvoorbeeld ook om au pairs, die tijdelijk in Nederland willen werken. Of om mensen die al zo lang in Nederland wonen dat zij willen naturaliseren. Voor de medische beoordelingen in vreemdelingenzaken kent de ind het Bureau Medische Advisering (bma). www.ind.nl internationale organisatie voor migratie (iom) iom is in 1951 opgericht en had toen als taak om zorg te dragen voor ontheemde vluchtelingen en migranten uit Europa. Inmiddels is iom uitgegroeid tot PH • m.kennis.v.f 18 07-11-2007 17:05 Pagina 18 [1] – definities en begrippen een wereldwijde organisatie met meer dan 100 lidstaten en enkele waarnemende landen en organisaties. Sinds 1991 is iom ook in Nederland actief en richt ze zich op velerlei migratievraagstukken, waaronder het vervoer van personen naar of uit Nederland, (her)integratie, bestrijding van mensenhandel, arbeidsmigratie, migratie en ontwikkeling, en migratie en gezondheid. iom werkt alleen als er sprake is van vrijwillige terugkeer en is geen partner in de uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers. www.iom.int, www.iom-nederland.nl l andelijk ongedocumenteerden steunpunt (los) Stichting los is een steunpunt voor mensen die ongedocumenteerden helpen. los geeft informatie over de levensomstandigheden van ongedocumenteerden in Nederland en wil de omvang en diversiteit van de hulpverlening aan ongedocumenteerden zichtbaar maken. Ze verschaft achtergrondinformatie over het leven van ongedocumenteerden, is bereikbaar voor organisaties die in aanraking komen met ongedocumenteerden en informeert de media. www.stichtinglos.nl medische opvang a sielzoekers (moa) De ggd’s hebben voor de preventieve gezondheidszorg voor asielzoekers en de toegeleiding naar de reguliere zorg de stichtingen Medische Opvang Asielzoekers (moa) opgericht. Hierin werken sociaal-geneeskundigen en sociaal-verpleegkundigen agz en jgz, gvo-functionarissen, praktijkverpleegkundigen en administratief medewerkers samen. Het Landelijk Service Bureau moa, onderdeel van ggd Nederland, is verantwoordelijk voor de landelijke ondersteuning en advisering en voor de bewaking van de landelijke kaders. www.ggd.nl nederl ands migratie instituut (nmi) Aan alle personen en groepen die voor de keuze staan om hier te blijven of terug te gaan naar het herkomstland, geeft het nmi samenhangende en objectieve informatie, counseling en begeleiding. Het nmi biedt informatie over de combinatie van een remigratie-uitkering met andere (exporteerbare) uitkeringen, zoals bijvoorbeeld de wao en aow. Verder kan het nmi informeren over ontwikkelingen in het socialezekerheidsstelsel. www.nmigratie.nl nidos Stichting Nidos is een landelijk werkende voogdij-instelling specifiek voor alleenstaande, minderjarige vluchtelingen en asielzoekers. Wanneer een jonge- PH • m.kennis.v.f 19 07-11-2007 17:05 Pagina 19 met kennis van feiten re naar Nederland komt zonder ouders (of andere wettelijke vertegenwoordiger), moet er op basis van de Nederlandse wet een voogd voor de jongere worden benoemd. Voor alleenstaande minderjarige asielzoekers is dat Nidos. Voor een deel van de jongeren regelt de organisatie ook de opvang. www.nidos.nl pharos Pharos is het landelijke kennis- en adviescentrum op het gebied van de gezondheid van vluchtelingen en nieuwkomers. Het ondersteunt professionals en organisaties die de zorg- en dienstverlening aan deze groepen willen verbeteren en hun gezondheid willen bevorderen. Daartoe ontwikkelt het praktisch toepasbare kennis en interventies die door informatie, training en (beleids)advies beschikbaar worden gesteld. Pharos werkt zowel nationaal als internationaal. De expertise is gebaseerd op wetenschappelijke kennis en op jarenlange praktijkervaring en intensieve samenwerking met vluchtelingen en nieuwkomers. www.pharos.nl samah samah staat voor Stichting Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers Humanitas. De organisatie zet zich in voor de rechten, belangen en positie van alleenstaande jonge asielzoekers in de leeftijd van 15-25 jaar. samah ondersteunt de jongeren, uitgaande van hun eigen kracht, bij de invulling van hun leven en toekomstperspectief. Ze is de enige landelijke belangenorganisatie voor ama’s. www.samah.nl stichting koppeling De Koppelingswet (ingevoerd op 1 juli 1998), koppelt het recht op gemeenschapsvoorzieningen aan de vraag of iemand legaal in Nederland verblijft. Personen zonder verblijfsvergunning zijn onder meer niet verzekeringsplichtig volgens de Zorgverzekeringswet en kunnen daardoor geen basisverzekering afsluiten. Stichting Koppeling stelt zich ten doel knelpunten in de gezondheidszorg voor onverzekerde vreemdelingen op te lossen en te voorkomen. Ze bemiddelt onder meer in de financiering van de eerstelijnszorg voor illegalen. www.stichtingkoppeling.nl stichting mondiale samenleving (sms) sms is een organisatie van en voor vluchtelingen in Nederland. sms is een initiatief van drie vluchtelingenorganisaties en Kontakt der Kontinenten (een non-profit trainings- en adviescentrum). www.sms-vluchtelingen.nl PH • m.kennis.v.f 20 07-11-2007 17:05 Pagina 20 [1] – definities en begrippen unhcr Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (United Nations High Commissioner for Refugees – unhcr) is in 1950 opgericht. De organisatie is gemandateerd om leiding te geven aan internationale acties om vluchtelingen te beschermen en problemen met de opvang van vluchtelingen op te lossen. De primaire taak is het beschermen van de rechten en het welzijn van vluchtelingen. De unhcr-website bevat een grote database met statistisch materiaal. www.unhcr.org vluchtelingenorganisaties nederl and (von) von is de landelijke belangenbehartiger van vluchtelingen in Nederland. Meer dan vierhonderd organisaties van vluchtelingen hebben hun krachten in von gebundeld. www.vluchtelingenorganisaties.nl vluchtelingenwerk nederl and VluchtelingenWerk Nederland zet zich met vrijwilligers in voor bescherming van asielzoekers en vluchtelingen. Dat gebeurt door het bieden van persoonlijke steun en belangenbehartiging bij hun toelating, opvang en integratie. Bescherming houdt meer in dan alleen de mogelijkheid bieden asiel te zoeken en te krijgen. Het betekent ook voorkomen dat iemand wordt teruggestuurd, als deze gegronde vrees heeft voor vervolging, of het risico loopt slachtoffer te worden van foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of straf. Bescherming betekent tenslotte ook het bieden van toegang tot de samenleving en de mogelijkheid om een zelfstandig bestaan op te bouwen. www.vluchtelingenwerk.nl wereldgezondheidsorganisatie (who) De Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization – who) is het coördinerende bestuursorgaan van de Verenigde Naties op het gebied van de gezondheid. De who is verantwoordelijk voor de begeleiding van wereldomvattende gezondheidskwesties, formuleert onderzoeksprogramma’s, bepaalt internationale standaarden en beleid, verstrekt ondersteuning aan landen en monitort gezondheidsontwikkelingen. www.who.org Zowel internationaal als nationaal zijn er nog talloze andere instellingen, organisaties en websites die zich richten op vluchtelingen, migranten, illegalen, integratie enzovoort. Zie onder meer www.pharos.nl voor meer verwijzingen. PH • m.kennis.v.f 21 07-11-2007 17:05 Pagina 21 met kennis van feiten Verdragen, wetten en regelingen In deze paragraaf komen enkele internationale verdragen, wetten en regelingen aan de orde. De Vreemdelingenwet 2000 is maatgevend voor de wet- en regelgeving voor onze doelgroepen en is in overeenstemming met internationale verdragen. Voor de volledigheid noemen we er echter een aantal, omdat deze vaak worden aangehaald. vluchtelingenverdrag van genève In dit verdrag, officieel Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, is afgesproken dat alle vluchtelingen recht hebben op bescherming. Het verdrag is in 1951 in Genève tot stand gekomen. Er zijn later enkele protocollen aan toegevoegd. Nederland behoorde tot de eerste landen die het verdrag mede ondertekenden. Inmiddels is dat door bijna 150 landen gedaan. Enkele andere relevante internationale bepalingen en verdragen die de rechten van (illegale) migranten en vluchtelingen beschermen, zijn eveneens van kracht. Daaronder vallen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Anti-folterverdrag. In deze verdragen wordt expliciet verboden migranten terug te sturen als zij vervolging te vrezen hebben (verbod op refoulement). vreemdelingenwet 2000 De Vreemdelingenwet 2000 (van kracht sinds april 2001) is ontworpen om te zorgen voor kortere procedures en minder verschillende statussen en minder (langlopende) beroepsprocedures. In de Vreemdelingenwet is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de asielprocedure en de reguliere immigratieprocedures. De reguliere procedures gelden voor immigratie in het kader van gezinshereniging, huwelijk, werk of studie. Een aanvraag voor medische behandeling, ook van een asielzoeker, valt onder de reguliere procedure. De uitvoering van de Vreemdelingenwet ligt in handen van de ind. verdrag inzake de rechten van het kind Dit verdrag is door de Verenigde Naties aangenomen in 1989 en door Nederland geratificeerd in 1995. Het is de juridische weerslag van pedagogische inzichten hoe er met kinderen dient te worden omgegaan. Zo wordt er gesproken over de bescherming en zorg die nodig zijn voor het welzijn van het kind en over het recht op leven en ontwikkeling. Op grond van dit verdrag en de Nederlandse leerplichtwet geldt dat alle kinderen die in Nederland wonen of langdurig verblijven, ongeacht nationaliteit of religie, naar school moeten (dus ook kinderen die geen verblijfsvergunning hebben om in Nederland te verblijven). Zie voor meer informatie www.defenceforchildren.nl. PH • m.kennis.v.f 22 07-11-2007 17:05 Pagina 22 [1] – definities en begrippen recht op gezondheid Er zijn verscheidene internationale verdragen die ingaan op het recht op gezondheid; daartoe behoren de Oprichtingsverklaring van de who en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Als houvast voor lidstaten is het belangrijkst het general comment op Artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Daarin wordt bepaald hoe het recht op de hoogst haalbare standaard van gezondheid moet worden ingevuld. In Nederland zijn deze verdragen actueel in het licht van de gezondheidszorg voor illegalen. Zie voor meer informatie het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties: www.ohchr.org. genera al pardon Het ‘generaal pardon’ is eigenlijk een ‘specifiek pardon’; het gaat immers om een specifieke groep die ‘pardon’ (kwijtschelding) krijgt en niet om een gehele groep. Naar schatting krijgen 25.000 tot 30.000 mensen die ten tijde van de oude Vreemdelingenwet (dus vóór 1 april 2001) een asielaanvraag hebben ingediend en nog steeds ‘in procedure’ zijn, een verblijfsvergunning in het kader van de pardonregeling. Voorwaarde is dat de aanvrager vanaf 1 april 2001 ononderbroken in Nederland is geweest. Mensen die een gevaar voor de openbare orde vormen, komen niet in aanmerking. Zie voor meer informatie het ministerie van Justitie: www.minjus.nl. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 23 2 Migranten in Nederland david engelhard oeveel vluchtelingen zijn er in Nederland? Het lijkt een makkelijke vraag voor iedereen die kan tellen, maar in de praktijk is een eenduidig antwoord niet mogelijk. ’t Is maar hoe je het bekijkt... – het is een dooddoener, maar wel het enig juiste antwoord op dergelijke vragen. In dit hoofdstuk kijken we er op een aantal manieren naar en zetten daarbij de getallen op een rij. Concreet gaat het om drie aspecten van migranten in Nederland: demografische cijfers; sociaal-economische gegevens en data over integratie; gezondheidsgerelateerde cijfers. h 1 2 3 Demografische cijfers In 2006 bedraagt het aantal allochtonen in Nederland 3.147.615, ofwel 19,3 procent van de bevolking. Dit getal is sterk afhankelijk van de vraag wie er wordt meegeteld. In tabel 1 staat een overzicht van de groepen mensen die kunnen worden meegeteld. Zie hoofdstuk 1 voor de definities van deze groepen. Tabel 1 ‘Typen allochtoon’ in 2005 Groepsaanduiding % nl-bevolking Bevolking totaal 100 Allochtonen 18,8 Aantal 16.357.992 Opmerkingen Per 1 jan. 2007* Betreft eerste en tweede generatie, met ten minste een ouder geboren in het buitenland; in 2006: 19,3 %** Allochtonen eerste 9,9 1.610.194 Per 1 jan. 2007* generatie Geen Nederlandse nationaliteit 4,1 Betreft mensen zonder Nederlands paspoort** PH • m.kennis.v.f 24 07-11-2007 17:05 Pagina 24 [2] – migranten in nederland Groepsaanduiding Dubbele nationaliteit % nl-bevolking Aantal 10,0 Opmerkingen Betreft mensen met een paspoort van Nederland en van een ander land** Vluchtelingen 118.189 unhcr-definitie*** 136.740 Optelsom van de ingewilligde asielverzoeken van 1995-2004* Asielzoekers 14.664 unhcr-definitie*** 28.732 Bezetting in centrale opvang van het coa (waaronder ook statushouders en afgewezen asielzoekers)**** Statelozen 6.500 Europese illegalen 40.791 Meestal Palestijnen*** 12.000-70.000 met 95 % betrouwbaarheid; sterkgedaald sinds de uitbreiding van de eu***** Niet-Europese illegalen 88.116 62.320-113.912 met 95 % betrouwbaarheid***** Illegalen totaal 75.000 Schatting (95 % betrouwbaar- 185.000 heidsmarge) van het aantal illegalen in de periode april 2005-april 2006***** * cbs-website. ** cbs 2005. *** unhcr-website. **** coa-website. ***** Van der Heijden e.a. 2006. Beperken we ons tot de groep allochtonen, dan kunnen we een indeling maken naar generatie en land van herkomst. Zoals in hoofdstuk 1 te lezen valt, is een allochtoon uit de eerste generatie niet in Nederland geboren, en is een allochtoon uit de tweede generatie in Nederland geboren uit een (of twee) ouder(s) die niet in Nederland is (zijn) geboren. Het land van herkomst (herkomstgroepering) is toegekend aan de hand van de definitie van het cbs: de herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland zelf (eerste generatie), of dat van de moeder (tweede generatie); in het geval dat de moeder in Nederland is geboren, wordt er ingedeeld naar het geboorteland van de vader (cbs-website). Voorbeeld: een in Amsterdam geboren kind uit een Nederlandse moeder en een Turkse vader, komt volgens deze definitie uit Turkije (tweede generatie). Tabel 2 Allochtonen naar land van herkomst en generatie (2006) Allochtonen eerste generatie 1.604.259 Westers 584.268 Niet-westers 1.019.991 Marokko 168.504 Ned. Antillen en Aruba 80.102 Suriname 187.483 PH • m.kennis.v.f 25 07-11-2007 17:05 Pagina 25 met kennis van feiten Turkije 195.711 Overig Allochtonen tweede generatie 388.191 1.543.356 Westers 843.297 Niet-westers 700.059 Marokko 154.735 Ned. Antillen en Aruba 49.581 Suriname 144.407 Turkije 168.622 Overig Allochtonen eerste en 182.714 3.147.615 tweede generatie Westers 1.427.565 Niet-westers 1.720.050 Marokko 323.239 Ned. Antillen en Aruba 129.683 Suriname 331.890 Turkije 364.333 Overig 570.905 Bron: cbs/Statline. nb: Getallen kunnen per tabel enigszins afwijken omdat het soms om verschillende meetmomenten gaat (bijvoorbeeld 2005 en 2006). De eerste generatie allochtonen in Nederland is met 38 jaar gemiddeld bijna even oud als het gemiddelde van de totale bevolking. De tweede generatie is gemiddeld 14 jaar, maar vooral in de vluchtelingengroepen is ze nog erg jong (Integratiekaart 2006). In de meeste publicaties wordt volstaan met een overzicht van de vier grote migrantengroepen in Nederland, daarom geven we hier een overzicht van ook de kleinere landen van herkomst. Opgenomen zijn alle landen waarvan meer dan duizend personen in Nederland verblijven. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 26 Tabel 3 17:05 Pagina 26 [2] – migranten in nederland Niet-westerse allochtonen naar land van herkomst, leeftijdsgroepering, alle landen met meer dan duizend personen afkomstig uit dat land (2006) Land van herkomst Totaal 0-20 jaar % 20-65 jaar % 65+ % Afghanistan 37.246 44 54 2 Algerije 7.375 38 60 1* Angola 10.476 50 50 0 Argentinië 4.195 30 64 6 Bangladesh 1.065 56 44 0 Brazilië 13.091 41 58 1 Burundi 2.661 30 69 0 Chili 4.777 35 62 3 China 44.713 29 67 4 Colombia 10.335 42 57 1 Kongo 1.585 48 52 0 Kongo (Dem. Rep.) 8.124 47 52 0 Cuba 1.462 34 63 3 Dom. Republiek 10.115 40 59 1 Ecuador 2.015 42 57 1 Egypte 18.995 42 57 1 Ethiopië 10.339 37 62 0 Filippijnen 13.499 36 62 1 Ghana 19.537 40 60 0 Guinee 3.177 31 69 0 Guyana 4.035 31 64 5 Hongkong 18.132 23 73 4 India 14.682 30 66 3 Irak 43.757 38 60 2 Iran 28.722 28 69 3 Ivoorkust 1.030 39 61 0 Jamaica 1.330 30 63 8 1.436 38 59 3 Kaapverdië 20.103 33 63 4 Kameroen 2.156 35 65 0 Kenia 2.561 45 54 1 Koeweit 1.624 42 58 0 Libanon 4.648 43 55 2 Liberia 3.165 40 60 0 Maleisië 4.649 31 66 3 Marokko 323.239 42 55 3 3.067 34 65 1 129.683 36 62 3 Nigeria 8.037 46 54 0 Pakistan 18.184 39 60 1 Jordanië Mexico Ned. Antillen en Aruba PH • m.kennis.v.f 27 07-11-2007 17:05 Pagina 27 met kennis van feiten Peru 3.899 36 62 1 Rwanda 1.398 44 56 0 Senegal 1.395 42 58 1 Sierra Leone 6.177 25 75 0 Singapore 4.203 30 67 3 Soedan 6.913 33 67 0 Somalië 19.893 46 53 1 Voormalige Sovjet-Unie 4 46.001 30 65 Sri Lanka 9.724 38 61 2 Suriname 331.890 31 65 5 Syrië 9.191 41 57 2 Taiwan 2.295 26 73 0 Tanzania 1.633 44 55 1 Thailand 13.112 34 65 1 1.593 33 66 0 Togo 8.031 38 61 1 364.333 38 59 3 Uganda 1.236 33 65 2 Uruguay 1.011 34 62 4 4.216 42 57 1 18.271 32 66 2 Tunesië Turkije Venezuela Vietnam Zambia 1.012 46 53 1 Zimbabwe 1.507 46 53 1 Zuid-Afrika 15.487 42 54 4 Zuid-Korea 3.889 49 50 1 Bron: cbs/Statline. * Door afrondingen tellen de horizontale rijen niet altijd precies op tot 100. Let wel, het gaat hier alleen om niet-westerse allochtonen. Er leven in ons land ook bijna 400 duizend mensen die in Indonesië zijn geboren (voornamelijk geboren in voormalig Nederlands Indië uit Nederlandse ouders), 76 duizend vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië en ruim 7.000 Japanners. meer informatie Voor een exacte geografische omschrijving van een aantal landen van herkomst verwijzen wij naar www.cbs.nl. Daar is ook een overzicht te vinden van herkomstlanden met minder dan duizend migranten in Nederland. Er is in heel Nederland bijvoorbeeld één migrant uit Nauru. Er zijn nog meer demografische gegevens beschikbaar van migranten, allochtonen, vluchtelingen en andere groepen in Nederland, bijvoorbeeld over leeftijd en geografische spreiding. Veel actuele data zijn gemakkelijk ‘op te halen’ op de website van het cbs (www.cbs.nl). Het databestand (statline) is onder meer opge- PH • m.kennis.v.f 28 07-11-2007 17:05 Pagina 28 [2] – migranten in nederland bouwd aan de hand van een ‘themaboom’, waardoor het relatief gemakkelijk is om tabellen te genereren met de gewenste cijfers, als die tenminste beschikbaar zijn. Er is ook een dossier ‘allochtonen’ met daarin allerlei rapporten en een groot aantal tabellen die zijn ‘voorgeprogrammeerd’ uit de themaboom. Daarnaast bestaan enkele publicaties met demografische cijfers. VluchtelingenWerk heeft de afgelopen jaren Vluchtelingen in getallen uitgegeven, met data over asielaanvragen en aanverwante zaken. Ze zijn te downloaden op www.vluchtelingenwerk.nl. Het omvangrijke databestand van VluchtelingenWerk staat op www.vluchtweb.nl, maar is alleen voor abonnees toegankelijk. De unhcr kent eveneens een groot databestand dat betrekkelijk gemakkelijk toegankelijk is op haar website (www.unhcr.org); de toegang is per land of werelddeel. In de jaarrapporten staan de belangrijkste cijfers, sinds kort ook in overzichtelijke grafieken (als een toevoeging op lange tabellen). iom kent eveneens cijfermatige overzichten, zoals het lijvige World migration: costs and benefits of international migration 2005, met informatie over Nederland. Op de website van de Nederlandse vestiging (www.iom-nederland.nl) staan cijfers over onder meer terugkeer en hervestiging. Veel rapporten en publicaties, bijvoorbeeld van het Sociaal Cultureel Planbureau (www.scp.nl), bevatten onder meer demografische cijfers over allochtonen. Sociaal-economische cijfers Sociaal-economische cijfers vormen een indicatie voor de sociaal-economische status (ses) van mensen. Er bestaat een verband tussen deze status en de (ervaren) gezondheid (De Hollander e.a. 2006). Sociaal-economische cijfers betreffen meestal de genoten opleiding, het inkomen en data met betrekking tot werk. Tabel 4 Arbeidsparticipatie en werkloosheidscijfer naar opleiding (2006) Onderwijsniveau/ Herkomst -richting Basisonderwijs Autochtonen W.o.** avo onderbouw, totaal Netto arbeids- Werkloosheids participatie (%)* cijfer (%) 35,4 10,1 Niet-westerse allochtonen 24,3 23,3 Autochtonen 42,6 8 Niet-westerse allochtonen 32,8 23,7 Havo, vwo, mbo, totaal Autochtonen 70,1 5,1 Niet-westerse allochtonen 55,9 15,4 W.o. mbo 4, totaal Autochtonen 78,4 4,3 Niet-westerse allochtonen 70,7 12,3 Autochtonen 55,1 7,2 Niet-westerse allochtonen 45,2 17,2 W.o. havo, vwo, totaal PH • m.kennis.v.f 29 07-11-2007 17:05 Pagina 29 met kennis van feiten Hbo, wo bachelor, totaal Autochtonen 80,7 3,5 Niet-westerse allochtonen 78,1 6,4 w.o. master, Autochtonen 85,2 3,3 doctor, totaal Niet-westerse allochtonen 59,8 16,9 Bron: cbs. * Netto arbeidsparticipatie: Werkzame beroepsbevolking in procenten van de bevolking. ** W.o. = Waaronder (een uitsplitsing van de categorie daarboven). Uit bovenstaande tabel blijkt dat de arbeidsparticipatie toeneemt en de werkloosheid afneemt met een hogere opleiding, maar niet met een academische opleiding. Voor die laatste groep gelden juist ongunstiger cijfers. Deze cijfers betreffen alle niet-westerse allochtonen. We kunnen wat betreft arbeidsongeschiktheid ook uitsplitsen naar migratiemotief en jaar van vestiging. Zo ontstaat een indruk van de arbeidscarrière van groepen migranten. Tabel 5 Werk, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid naar jaar van vestiging en migratiemotief , in 2003, in procenten Werknemers/ Werkloosheids-/ Arbeidsongeschikt- zelfstandigen bijstandsuitkering heids- of overige uitkering Migratiemotieven Vestigingsjaar % % % Totaal alle motieven 8 Arbeid Gezinshereniging Gezinsvorming Asiel 1990 52 15 2003 34 5 1 1990 69 10 9 2003 69 1 1 7 1990 47 15 2003 26 13 1 1990 53 17 8 2003 27 5 1 1990 48 27 13 2003 16 13 1 Bron: cbs. Uit bovenstaande tabel blijkt dat van alle migranten die sinds 1990 in Nederland zijn, ruim de helft als werknemer of zelfstandige aan het arbeidsproces deelneemt. Bij arbeidsmigranten is dat percentage veel hoger, bij (voormalige) asielzoekers (vluchtelingen) is het lager. Migranten die via een asielprocedure in Nederland zijn gekomen, ontvangen vaker dan andere migranten een bepaalde uitkering. Behalve naar migratiemotief zijn deze cijfers tevens uit te splitsen naar diverse landen van herkomst. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 30 Tabel 6 17:05 Pagina 30 [2] – migranten in nederland Werk, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid naar jaar van vestiging en land van herkomst, in 2003, in procenten Werknemers/ Werkloosheids-/ zelfstandigen Geboorteland Vestigingsjaar Arbeidsongeschiktheids- bijstandsuitkering of overige uitkering % % % 8 Nederland Totaal alle geboorte- 1990 52 15 landen 2003 34 5 1 Afghanistan 1990 x* x x 2003 11 12 0 1990 59 6 7 België China Duitsland Irak Iran Marokko Polen Somalië Suriname Turkije Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Voorm. Joegoslavië Voorm. Sovjet-Unie eu-15 2003 53 1 2 1990 64 10 4 2003 19 1 0 1990 51 5 4 2003 47 2 1 1990 x x x 2003 13 23 1 1990 x x x 2003 13 10 1 1990 43 21 9 2003 30 12 2 1990 54 11 8 2003 49 1 0 1990 x x x 2003 26 29 2 1990 63 15 6 2003 36 5 0 1990 47 22 12 2003 37 6 1 1990 66 7 6 2003 66 1 1 1990 57 4 7 2003 36 0 0 1990 60 15 13 2003 26 6 1 1990 x x x 2003 17 3 0 1990 60 6 5 2003 57 2 1 Niet-Europese oeso- 1990 58 4 6 landen** 2003 44 0 0 PH • m.kennis.v.f 31 07-11-2007 17:05 Pagina 31 met kennis van feiten Niet-westerse landen 1990 48 20 2003 27 8 1 1990 60 7 6 2003 45 2 1 Westerse landen 9 Bron: cbs. * x = geen gegevens bekend bij cbs, zie voor aanvullende informatie onder paragraaf Vluchtelingen. ** Organisatie van diverse landen op het vlak van economische en sociale ontwikkeling; zie www.oecd.org. De uitsplitsing naar land van herkomst laat verscheidene grote verschillen zien. Migranten uit Marokko en Turkije kennen een relatief lage arbeidsparticipatie en hoge uitkeringsgraad. Dit gegeven hangt nauw samen met de migratiegeschiedenis van gastarbeiders uit deze landen en met economische en sociale hervormingen in Nederland en valt verder buiten het bestek van deze publicatie. Een relatief hoge arbeidsparticipatie is te zien onder Chinezen, Polen en Surinamers (afgezien van de migranten uit West-Europese landen). Migranten uit (voormalig) Joegoslavië kennen zowel een hoge arbeidsparticipatie als een relatief hoog percentage met een uitkering. De Integratiekaart 2006 concludeert eveneens dat het percentage werkenden sterk verschilt per bevolkingsgroep. Kaapverdiërs, Hongkong-Chinezen en Surinamers benaderen de arbeidsparticipatie van autochtonen, terwijl Somaliërs en Irakezen het meest achterblijven. Personen uit herkomstgroepen waartoe veel vluchtelingen behoren, zijn relatief weinig werkzaam en hebben relatief vaak een bijstandsuitkering (Integratiekaart 2006). Een van de oorzaken van uitval bij werk is ziekteverzuim. Daarover zijn naar herkomstgebied de volgende cijfers beschikbaar. PH • m.kennis.v.f 32 Tabel 7 07-11-2007 17:05 Pagina 32 [2] – migranten in nederland Gemiddelde verzuimduur en -frequentie door ziekte, naar herkomstgebied (2005*) Herkomst Ziekteverzuimpercentage** Ziekmeldingsfrequentie*** Totaal 4,0 0,99 Autochtonen 3,9 0,96 Westerse allochtonen 4,2 1,09 Westerse allochtonen, 1ste generatie 4,3 1,08 Westerse allochtonen, 2de generatie 4,2 1,09 Niet-westerse allochtonen 4,6 1,16 Niet-westerse allochtonen, 1ste generatie 5,0 1,19 Niet-westerse allochtonen, 2de generatie 3,2 1,09 Bron: cbs. * Voorlopige cijfers. ** Het ziekteverzuimpercentage is het aantal door ziekte verzuimde dagen, in procenten van het totale aantal beschikbare dagen van de werknemers in de verslagperiode. *** Het gemiddeld aantal ziekmeldingen per werknemer binnen een werknemerspopulatie, omgerekend naar jaarbasis. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verschillen in ziekteverzuimduur en ziekmeldingsfrequentie niet bijzonder groot zijn. Niet-westerse allochtonen zijn wat vaker ziek en wat langer, wat overeenstemt met de gezondheidsachterstanden onder deze groepen. Zowel de ziekteverzuimduur als de ziekmeldingsfrequentie is van de grotere migrantengroepen hoger dan van de kleinere groepen, waaronder vluchtelingen (niet in de tabel). integratie Informatie, cijfers en kennis over het containerbegrip ‘integratie’ staan in de recente Integratiekaart 2006 van cbs en wodc (zie www.cbs.nl). Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (wodc) van het ministerie van Justitie heeft de Integratiekaart samen met het cbs opgesteld. Het meet de integratie af aan diverse sociale kenmerken, waarvan arbeidsmarkten onderwijsparticipatie de belangrijkste zijn. Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat niet-westerse allochtonen gemiddeld in alle stadia van de onderwijsloopbaan slechter presteren dan autochtonen. Voorzover bekend lijkt het erop dat de verschillen afnemen, bijvoorbeeld wat betreft het slagingspercentage in het voortgezet onderwijs en de diplomaverwerving in het hoger onderwijs. Verder merkt het wodc op dat migranten uit de kleinere herkomstgroeperingen, waaronder asielmigranten, in vergelijking met de grotere migrantengroepen in buurten wonen met een aanzienlijk deel autochtone buurtgenoten. Daardoor lijkt de kans op het ontstaan van sociale buurtcontacten met de autochtone bevolking bij de kleinere groepen groter dan bij de klassieke herkomstgroepen (Integratiekaart 2006). PH • m.kennis.v.f 33 07-11-2007 17:05 Pagina 33 met kennis van feiten Ook de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (acvz) presenteert cijfers over integratie in een publicatie over de migratiesamenleving anno 2025 (acvz 2007). Ze baseert zich op de data uit de spva uit 2003, waarop ook de onderzoeksanalyses in hoofdstuk 5 gebaseerd zijn. Ten aanzien van de integratie van vluchtelingen concludeert ze dat de arbeidsintegratie zeer moeilijk blijft, ondanks de betrekkelijk hoge opleiding van vluchtelingen. Wel lijkt de hoge opleiding door te werken in de schoolprestaties van de tweede generatie, die (veel) beter zijn dan die van de grotere groepen (arbeids)migranten met een lagere opleiding. Zo ligt de Iraanse tweede generatie, die met 50 procent vwo/havo volgt, zelfs vóór op de autochtone bevolking. Wat betreft de integratie op de arbeidsmarkt doen zich bij vluchtelingen verscheidene problemen voor. Voor lager opgeleide vluchtelingen spelen vooral de gebrekkige resultaten die met de inburgering worden bereikt en de grote afhankelijkheid van laagwaardig en veelal tijdelijk werk een rol. Vluchtelingen met een gemiddeld hoog opleidingsniveau stromen evenmin probleemloos door naar de arbeidsmarkt. De achtergrond van deze problematiek heeft vooral betrekking op gebrekkige beoordeling van competenties, geringe mogelijkheden om aan maatgerichte trajecten deel te nemen en onvoldoende kennis van de Nederlandse taal (Klaver e.a. 2007). Uit onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (swz) in 2003 blijkt dat de nettoarbeidsparticipatie van vluchtelingen laag is. Slechts 35 procent van de vluchtelingen die kan en wil werken, heeft betaald werk. De acvz noemt de arbeidsmarktpositie van vluchtelingengroepen zelfs alarmerend slecht (acvz 2007). De situatie is al naar gelang de etnische herkomst van vluchtelingen wel zeer verschillend. Zo is de arbeidsparticipatie van Ethiopiërs en Eritreërs veel hoger dan van Afghanen. Iraniërs en Somaliërs nemen een tussenpositie in. De arbeidsparticipatie van vluchtelingen blijkt tevens toe te nemen naarmate de verblijfsduur toeneemt. De duur van de werkloosheid is bij vluchtelingen langer dan bij andere werkzoekenden: 47 procent van de werkzoekende vluchtelingen is langer dan drie jaar werkloos, tegenover 32 procent van alle bij het cwi ingeschreven werkzoekenden (Van den Tillaart e.a. 2000). Naast de lage arbeidsparticipatie en de hoge werkloosheid blijkt bovendien de helft van de werkende vluchtelingen, beoordeeld op basis van het gevolgde onderwijs in het land van herkomst, in banen onder hun niveau te werken. VluchtelingenWerk heeft in maart 2007 zijn tweede Integratiebarometer gepubliceerd met onderzoeksdata over de integratie van vluchtelingen en de mening van autochtone Nederlanders daarover (Klaver e.a. 2007). Dit onderzoek is via www.vluchtelingenwerk.nl beschikbaar. Via de database van het cbs is een veelheid aan sociaal-economische data, waaronder inkomensgegevens, direct toegankelijk. PH • m.kennis.v.f 34 07-11-2007 17:05 Pagina 34 [2] – migranten in nederland Gezondheid In deze paragraaf presenteren we enkele data over de gezondheid van een aantal allochtone groepen. De gezondheid van vluchtelingen komt hierbij nauwelijks aan bod, omdat dat uitgebreid gebeurt in de hierop volgende hoofdstukken. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet wat de theoretische samenhang is tussen migratie en gezondheid. allochtonen De gezondheidssituatie van allochtonen in algemene zin komt aan de orde in de vierjaarlijkse Volksgezondheid Toekomst Verkenning (vtv) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (rivm) , waarvan de laatste in 2006 verscheen (De Hollander e.a. 2006). De publicatie vormt een soort bloemlezing van de belangrijkste onderzoeksresultaten.1 Hieronder volgt een korte samenvatting, aangevuld met data uit de Zorgbalans (Westert & Verkleij 2006). Allochtonen vormen een kwetsbare groep, waarvan één van de indicatoren de relatief hoge kindersterfte is. De gezondheid van de vier grootste allochtone groepen in Nederland is over het algemeen minder goed dan die van de autochtone bevolking. De ervaren gezondheid is ook slechter. Deze etnische gezondheidsachterstanden zijn in de laatste jaren niet veranderd. Onder bepaalde groepen ouderen komt depressie vaker voor (zie ook hoofdstuk 13) en de geestelijke gezondheid van kinderen (internaliserende en externaliserende klachten) is slechter dan onder autochtone jeugd. De gezondheidsachterstanden van etnische minderheden vormen echter wel een divers beeld en er bestaan grote onderlinge verschillen. Deels hangen de verschillen samen met de sociaal-economische achterstand van de groepen. Ook kan er sprake zijn van minder (kwalitatief goede) zorg die allochtonen ontvangen. Risicogedrag als roken en weinig bewegen is eveneens relatief ongunstig bij allochtonen, waardoor overgewicht onder sommige populaties vaker voorkomt. Vooral de Turkse en Marokkaanse jeugd heeft meer te maken met overgewicht dan andere groepen. Allochtone moeders hebben een verhoogd risico op complicaties en sterfte rond de geboorte (Westert & Verkleij 2006). Het zorggebruik onder allochtonen ligt iets hoger, hetgeen begrijpelijk is gezien de mindere gezondheid. Zorggebruik, vooral van de huisarts, is hoger dan onder autochtonen, maar dit wordt grotendeels verklaard door andere factoren, zoals de lage sociaal-economische status. Turken en Marokkanen kennen overigens een onderconsumptie van intramurale zorg. Een nieuwe en nog niet verklaarde bevinding is die van ondergebruik van medicatie onder allochtonen (Westert & Verkleij 2006). Allochtonen voelen zich in contacten met zorgverleners, vooral met de huisarts en de ggz, vaker onbegrepen of niet serieus genomen. Ook zorgverleners ervaren de zorg aan allochtonen vaak als belastend. Communicatieproblemen kunnen PH • m.kennis.v.f 35 07-11-2007 17:05 Pagina 35 met kennis van feiten vervolgens gemakkelijk leiden tot minder adequate zorg en als zodanig weer een nadelige invloed hebben op de therapietrouw en vervolgens op de gezondheid. De Zorgbalans constateert dat de toegankelijkheid voor allochtonen en mensen met een lage sociaal-economische status ongeveer gelijk is aan die voor autochtonen. Wel geldt voor subgroepen soms ondergebruik, zoals voor oudere Turken en Marokkanen (Westert & Verkleij 2006). De medische zorg in achterstandswijken en voor marginale groepen in de samenleving (asielzoekers, illegalen en dak- en thuislozen) is meer dan gemiddeld complex door de omvang, de aard van de gezondheidsproblemen en de samenhang daarvan met andere problemen, zoals de verzekeringsstatus. Er bestaat een urgentie om de toegankelijkheid van medische zorg voor de genoemde marginale groepen continu te monitoren, aldus het rivm (De Hollander e.a. 2006). Het rivm constateert in de vtv 2006 (De Hollander e.a. 2006) dat kennis over de gezondheid van allochtonen relatief schaars is, waardoor nuances en onderlinge verschillen nauwelijks bekend zijn. Van nieuwkomers is al helemaal weinig betrouwbaar materiaal voorhanden. De vergelijking van informatiebronnen is moeilijk door bijvoorbeeld verschillende definities en onderzoeksmethoden. Bij epidemiologisch of sociologisch onderzoek is de culturele validiteit van het onderzoeksinstrument soms onbekend, waardoor resultaten niet altijd gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Het rivm pleit voor meer onderzoek en voor de opname van etniciteit in de zorgregistraties, omdat dezelfde knelpunten steeds weer optreden. a sielzoekers In de bij Pharos verschenen metastudie over de gezondheidssituatie van asielzoekers en vluchtelingen (Grotenhuis 2003) constateert Bartels een sterk verhoogde sterfte onder asielzoekers. Deze wordt veroorzaakt door tbc, aids, meningitis en hepatitis, ofwel endemische ziekten uit het land van herkomst. Asielzoekers en vluchtelingen lopen extra risico, omdat ze gezondheidsproblemen kunnen meenemen uit het land van herkomst (De Hollander e.a. 2006). De prevalentie van psychiatrische problemen, waaronder posttraumatische stressstoornissen (ptss), verschilt sterk per onderzoek. Een recent review-onderzoek concludeert dat 9 procent van de vluchtelingen die opgevangen worden in westerse landen, gediagnosticeerd is met een ptss en 5 procent met een depressie. Daarmee heeft de vluchtelingenpopulatie in westerse landen een tien maal zo grote kans om ptss te ontwikkelen als leeftijdgenoten in hetzelfde land (Fazel e.a. 2005). Zie voor een bespreking van de geestelijke gezondheid van asielzoekers en vluchtelingen hoofdstuk 7 in deze publicatie. 1 Pharos heeft voor de vtv een paragraaf over de gezondheid van asielzoekers en illegalen aangeleverd. Deze tekst is deels ook hier weer opgenomen (zie De Hollander e.a. 2006, p. 210). PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 36 17:05 Pagina 36 [2] – migranten in nederland Annette Gerritsen van het vu Medisch centrum heeft samen met het nivel een omvangrijke studie verricht naar de gezondheid en het zorggebruik van asielzoekers en vluchtelingen (Gerritsen e.a. 2005). Deze studie wordt als belangrijkste bron voor de gezondheid van asielzoekers vaak geciteerd. De onderzoeksgroep bestond uit zowel asielzoekers als vluchtelingen uit Afghanistan, Iran en Somalië. Gerritsen constateert dat asielzoekers vaker een algemene slechte gezondheid hebben dan vluchtelingen (59 versus 42 procent), met gelijkelijk (48 procent) ‘meer dan één chronische klacht’. De meest genoemde klachten zijn ernstige nek- en schouderklachten, ernstige en chronische rugklachten, migraine en hevige hoofdpijn. Asielzoekers hebben vaker last van ptss dan vluchtelingen, met het hoogste percentage onder Iraanse asielzoekers. Deze laatste groep heeft ook het meest last van angststoornissen en depressieve klachten. Wat betreft zelfgerapporteerd zorggebruik vindt Gerritsen geen verschillen tussen vluchtelingen en asielzoekers. Somaliërs maken van de drie groepen het minst gebruik van zorg. Dat Somaliërs een relatief gunstige gezondheid en een laag zorggebruik hebben, komt ook in de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voren (zie hoofdstuk 5). Tabel 8 Samenvatting van onderzoeksresultaten Gerritsen e.a. 2005 (gecorrigeerde or’s, ongecorrigeerde %) Slechte ervaren Chronische Ptss- Depressie/angst gezondheid klacht > 1 symptomen symptomen Status Vluchtelingen 1,00 (42 %) 1,00 (47 %) 1,00 (11 %) 1,00 (39 %) Asielzoeker 1,85 (59 %) 1,25 (48 %) 2,49 (28 %) 2,63 (68 %) Land van herkomst Somalië 1,00 1,00 1,00 1,00 Afghanistan 0,79 1,81 3,08 2,89 Iran 1,66 2,55 18,46# 11,11# Geslacht Mannen 1,00 1,00 1,00 1,00 Vrouwen 1,29 3,02# 3,45 2,42 Leeftijd 18-27 jaar 1,00 1,00 1,00 1,00 28-37 jaar 1,53 2,14 1,45 1,02 38-47 jaar 3,79 3,03 2,58 1,04 48 jaar en ouder 3,50 8,47# 1,45 1,71 Traumata* Trauma 0-3 1,00 1,00 1,00 1,00 Trauma 4-7 1,59 1,65 4,82 4,05# Trauma 8 of meer 2,51 3,44# 12,18# 6,38# PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 37 17:05 Pagina 37 met kennis van feiten Postmigratie stress** > 2,5 1,00 1,00 1,00 1,00 ≥ 2,5 1,90 1,45 4,31# 4,48 >3 1,00 1,00 1,00 1,00 ≤ 3 0,98 1,04 3,51 2,78 Sociale steun*** Thuis voelen in Nederland Veel 1,00 1,00 1,00 1,00 Weinig 2,31 1,01 2,04 1,71 Bron: Gerritsen e.a. 2005. Significantie: x,xx = p < .005; y,yy# = p < .001 * Aantal traumatische gebeurtenissen meegemaakt, zoals ‘gedwongen gescheiden te zijn van familie’ of het meemaken van een ‘onnatuurlijke dood van familie of vriend’. Totaal 17 mogelijke gebeurtenissen. ** Gemiddelde score (1-4) voor stressoren die na de migratie naar Nederland zijn opgetreden, zoals ‘onvrede over de lange asielprocedure’ en ‘onzekerheid over een verblijfsvergunning’. *** Gebaseerd op een somscore van zes items. Onderzoek toont aan dat ama’s significant hoger scoren op internaliserende klachten en ptss dan Nederlandse jongeren en vluchtelingenjongeren die met hun ouders in de opvang verblijven. Hieraan zijn behalve demografische factoren ook subjectieve factoren als angst voor terugkeer debet. Van hen rapporteert 60 procent een psychosociale hulpbehoefte, die echter meestal niet wordt waargenomen door omringende volwassenen (Bean e.a. 2005). Engels onderzoek laat bij ruim een kwart van de vluchtelingenjongeren psychische klachten zien, drie keer meer dan het nationaal gemiddelde (Fazel & Stein 2003). (Zie ook hoofdstuk 8 en 10.) Asielzoekers melden zich bij gezondheidsklachten meestal eerst bij een moa-verpleegkundige. Het is onduidelijk of de moa-verpleegkundige leidt tot een efficiënter gebruik van de huisarts of juist tot ondergebruik vanwege de extra drempel. In de onderzoekscentra (oc’s) wordt extra huisartsentijd besteed, het werk is ook extra belastend door onder meer een grotere proportie van psychische problemen, moeilijke communicatie en emotionele belasting (Westert & Verkleij 2006). De Inspectie is over de medische opvang van asielzoekers over het algemeen positief, behoudens enkele kritische kanttekeningen (over telefonische besluiten en afhankelijkheid van grote inzet van individuele hulpverleners). Asielzoekers zelf lijken ontevreden over de bereikbaarheid (volgens een pilotonderzoek geciteerd in Westert & Verkleij 2006). Met onderzoek onder twee groepen asielzoekers met verschillende verblijfsduur is aannemelijk gemaakt dat psychiatrische problemen toenemen na een langdurig verblijf in de centrale opvang (Laban e.a. 2005). PH • m.kennis.v.f 38 07-11-2007 17:05 Pagina 38 [2] – migranten in nederland illegalen In 1995 rapporteerde de Nationale Raad voor de Volksgezondheid dat de feitelijke gezondheidssituatie van illegale vreemdelingen voor een groot deel onbekend is. Op een enkel oriënterend onderzoek naar de leefsituatie van illegalen na kan alleen maar afgegaan worden op gegevens van illegalen die zich bij de gezondheidszorg aandienen. Op basis van literatuuronderzoek is op te maken dat de gezondheidsklachten van illegalen vooral infectieziekten en psychische problemen betreffen. De meest genoemde lichamelijke klachten zijn soa, tbc, aandoeningen van de ademhalingswegen, huidziekten en letsel na ongevallen. De belangrijkste psychische klachten betreft angsten, slapeloosheid, nervositeit en verslavingsproblemen (Verkleij 1999; Wildschut e.a. 2003) en stress en depressiviteit (Burgers & Ten Dam in Burgers & Engbersen 1999). De gepresenteerde ziekteproblemen zijn bovendien van acute of psychosomatische aard en vaak ernstiger dan bij andere patiënten (Verkleij 1999), mede doordat illegalen langer wachten met het inroepen van medische hulp. De problemen worden ernstiger naarmate de illegale status langer voortduurt (Burgers & Ten Dam in Burgers & Engbersen 1999). Onderzoek onder Rotterdamse huisartsen maakt aannemelijk dat slechte woonomstandigheden, gevoelens van onbehagen, stress ten gevolge van de onzekere situatie en angst voor uitzetting uit Nederland de belangrijkste oorzaken zijn van de psychische gezondheidsklachten van illegalen (Ten Dam e.a. 1996). Vos e.a. constateren na interviews met illegalen in Den Haag dat veel psychische problemen samenhangen met heimwee, familieproblemen en spanning in verband met een mogelijke uitzetting (Vos e.a. in Ten Dam e.a. 1996) en Singels voegt toe dat omstandigheden en ervaringen in het land van herkomst ook kunnen doorwerken (Singels in Ten Dam e.a. 1996). Zie voor de toegankelijkheid van de zorg voor illegalen hoofdstuk 12. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 39 3 Migratie en gezondheid: achtergrond en theorie david engelhard ver het algemeen geldt dat migranten te maken hebben met gezondheidsachterstanden ten opzichte van de autochtone bevolking, hoewel zij op sommige aspecten een betere gezondheid rapporteren (De Hollander e.a. 2006). Soms gaat het om specifieke gezondheidsproblemen, zoals sikkelcelanemie onder mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit een malariagebied, of oorlogstrauma’s bij vluchtelingen, maar ook de sterftekans en ervaren gezondheid kunnen slechter zijn. (Zie voor een inhoudelijke bespreking hoofdstuk 2.) Zoals altijd moeten we voorzichtig zijn met generalisaties, want de gezondheidsachterstanden zijn complex en lang niet altijd eenduidig. Mackenbach wordt geciteerd in een publicatie van ZonMw met de relativerende woorden: ‘niet alleen zijn er grote verschillen tussen de herkomstlanden, ook zijn de groepen die hierheen gemigreerd zijn waarschijnlijk sterk verschillende selecties uit de bevolking in de landen van herkomst. Die heterogeniteit maakt het onmogelijk een uitspraak te doen over de gezondheid van ‘de allochtoon’ in Nederland en bemoeilijkt het vinden van een meer algemene verklaring voor gezondheidsverschillen’ (Mackenbach & Van der Veen 2004). o Verschillende verklaringsmodellen Hoe zijn verschillen in gezondheid tussen migranten en de autochtone bevolking dan te verklaren? Deze veelomvattende vraag is op verschillende niveaus te analyseren. Het is mogelijk te kijken naar factoren in het land van herkomst, zoals de prevalentie van sommige ziekten of naar factoren in het migratieland, zoals de organisatie van de zorg. Maar ook individuele factoren zoals genetische verschillen, en eventuele trauma’s opgelopen voorafgaand of tijdens migratie en vlucht spelen mee, evenals leefstijlfactoren of sociaal-economische verschillen die doorwerken in de integratiemogelijkheden. In dit kader is ook de suggestie van CantorGraae en Selten van belang dat discriminatie en de positie van een sociale on- PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 40 17:05 Pagina 40 [3] – migrantie en gezondheid: achtergrond en theorie • • • • • • derklasse (social defeat) een mogelijke oorzaak zijn van een verhoogde kans op schizofrenie onder migranten (Cantor-Graae & Selten 2005). De vraag naar de achtergronden van de gezondheid van migranten is ook vanuit een medisch-antropologische invalshoek te beschouwen. Welke culturele verschillen kunnen er bestaan in de etiologie, ziektebeleving en zaken als klachtpresentatie en zorggebruik? Simpel gezegd: wat de een ‘ziek’ vindt (zoals het horen van stemmen), kan voor de ander een normaal verschijnsel zijn of juist een teken van wijsheid. Het feit dat mensen uit een ander land afkomstig zijn is op zichzelf nooit ‘de’ verklaring voor het vóórkomen van gezondheidsproblemen. De relatie tussen etnische herkomst en gezondheid verloopt via andere variabelen en is zeer divers. Deze variabelen zijn onder meer arbeidsomstandigheden, gezondheidsgedrag, psychosociale stress, baat bij zorg en de financiële situatie. En deze variabelen zijn weer afhankelijk van taal, migratiegeschiedenis, cultuur en zaken als toegankelijkheid van zorg en informatiestromen (Evenblij in Mackenbach & Van der Veen 2004). In de theorievorming over de relatie tussen migratie en gezondheid (of allochtonen en gezondheid) wordt gebruik gemaakt van algemene gezondheidsmodellen uit de openbare gezondheidszorg. In het (met name door de ggd) veelgebruikte model dat de Canadese minister van gezondheid Marc Lalonde in de jaren zeventig introduceerde, worden vier beslissende determinantengroepen geïdentificeerd: leefstijl en gedrag (zoals voeding, beweging, seksueel gedrag); biologische en genetische factoren (zoals aanleg en aangeboren gezondheidsproblemen); omgevingsfactoren (zoals woon- en werkomstandigheden); gezondheidszorg (zoals toegankelijkheid, vraagsturing). Specifieke groepen, zoals migranten, kunnen te maken hebben met een verhoogde kwetsbaarheid op één of meer van deze determinanten. Deze verhoogde kwetsbaarheid leidt dan uiteindelijk tot een slechtere gezondheid. Wolffers heeft gekeken naar de kwetsbaarheid waar speciaal migranten mee te maken hebben, en komt tot de volgende differentiatie (vrij naar Wolffers in Wolffers & Van der Kwaak 2004): Migranten kunnen minder beschermd zijn tegen gezondheidsbedreigingen, bijvoorbeeld omdat ze minder participeren in gezondheidsvoorlichting. Migranten kunnen meer risico lopen, bijvoorbeeld omdat ze werk verrichten of verkeren in een omgeving die gevaarlijker is. Zeker vrouwen kunnen extra risico lopen als zij slachtoffer worden van seksueel geweld of afhankelijk zijn van prostitutie. Migranten zijn soms afkomstig uit gebieden met een hoge prevalentie van ziekten en zijn daardoor in epidemiologische zin extra kwetsbaar. Migranten kunnen te maken krijgen met discriminatie in de zorg. Migranten kunnen te maken krijgen met een uiteengevallen sociaal netwerk, zodat sociale steun schaars is en informatie-uitwisseling achterblijft. Migranten kunnen de economische middelen of kennis ontberen om goede zorg te organiseren, zeker voor illegaal verblijvende migranten is dit een PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 41 17:05 Pagina 41 met kennis van feiten groot probleem. • Migranten kunnen politieke slagkracht missen, bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende vertegenwoordigd zijn. Migratiegeschiedenis 1 2 3 4 5 6 Karien Stronks en collega’s (1999; Stronks in Wolffers & Van der Kwaak 2004) vatten de factoren die op de gezondheid van allochtone groepen van invloed zijn, in een conceptueel model samen. Zij plaatsen de specifieke determinanten van gezondheid, die aansluiten op het model van Lalonde, in een model dat vaak wordt aangehaald. De etnische gezondheidsverschillen in de bevolking zijn deels te begrijpen doordat etnische groepen verschillend scoren op de gezondheidsbepalende determinanten, maar dat is maar een deel van het verhaal. Om deze verschillen in determinanten te begrijpen, is het van belang te kijken naar veranderingen in het risicoprofiel. Als we deze onderliggende processen er niet bij betrekken, blijft het moeilijk te verklaren, waarom de metertjes van deze determinanten bij allochtonen relatief vaak in het rood staan. Dat komt, aldus Stronks in de uitleg bij haar model, door de volgende zes processen die specifiek voor migranten gelden: genetische invloeden; migratiegeschiedenis (die de fysieke omgeving kan beïnvloeden en kan leiden tot bijvoorbeeld psychosociale stress); culturele kenmerken (die onder meer leefstijl en zorggebruik kunnen beïnvloeden en tot psychosociale stress kunnen leiden); etnische identiteit (die de fysieke en sociale omgeving kan beïnvloeden en kan leiden tot psychosociale stress); sociale cohesie (zoals integratie); positie in het gastland (met name discriminatie en sociaal-economische positie kunnen van invloed zijn op alle algemene gezondheidsdeterminanten). Zie voor een schematische uitwerking van het schema Stronks (in Wolffers & Van der Kwaak 2004). Veel van deze factoren komen op de enigerlei wijze terug in de (onderzoeks)hoofdstukken in deze publicatie. Het is kenmerkend voor de doelgroepen die wij hier behandelen, dat zij te maken hebben gehad met een migratiegeschiedenis. Stronks wijst terecht op de gevaren van het wonen in een andere fysieke omgeving. Denk aan het verkeer of het risico van verdrinking in Nederland, een risico dat voor migranten in Nederland niet altijd gelijk duidelijk zal zijn. Waarschijnlijk belangrijker is echter dat migratie een bron van stress kan zijn. Zowel de migratie zelf als het leven in een andere geografische en meestal ook culturele omgeving dan voorheen vereist een vorm van aanpassing, die in PH • m.kennis.v.f 42 07-11-2007 17:05 Pagina 42 [3] – migrantie en gezondheid: achtergrond en theorie deze context dikwijls acculturatie wordt genoemd. Berry (1991) ontwikkelde een veelgeciteerde theorie over acculturatie. Het acculturatieproces kan leiden tot assimilatie of integratie, wanneer migranten voldoende aansluiting vinden bij de nieuwe samenleving, maar ook tot segregatie of marginalisatie wanneer aansluiting bij de nieuwe en soms ook de oude sociale verbanden moeilijk blijft. Dit acculturatieproces kan zo een bron van stress zijn en daarmee tot gezondheidsrisico’s leiden. Voor vluchtelingen gelden nog extra stressoren die samenhangen met de migratie, zoals het gedwongen en soms overhaaste vertrek uit het land van herkomst. Bartels (in Grotenhuis 2003) wijst op de ingrijpende gebeurtenissen en stressvolle omstandigheden waaraan vluchtelingen zijn blootgesteld, en de invloed hiervan op het psychische welbevinden. Hierbij gaat het om de stressoren, zoals traumatische gebeurtenissen, en de manier waarop iemand daarmee omgaat (onder andere copingstrategieën). Zie verder over de psychische gezondheidsrisico’s van vluchtelingen hoofdstuk 7. Concluderend, migranten kunnen door diverse processen en kenmerken slechter, maar soms ook juist beter ‘scoren’ op de belangrijkste gezondheidsdeterminanten. Zowel voor de openbare gezondheidszorg als voor de individuele zorg- en hulpverlener is het van belang hier rekening mee te houden. Kennis over migratiegerelateerde gezondheidsklachten kan een arts of andere zorgverlener helpen om een juiste diagnose te stellen en een behandelplan te formuleren, of in algemene zin bij de communicatie met deze patiënt. Daarbij blijft natuurlijk het uitgangspunt dat een migrant een individuele patiënt is als ieder ander en niet slechts een representant van een bepaalde groep of cultuur. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 43 Nieuwe onderzoeksresultaten met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 44 4 Gezondheid: slechter of beter ervaren? jan van den brand, walter devillé Onderzoeksverantwoording De gepresenteerde gegevens zijn afkomstig uit de Tweede Nationale Studie, die door nivel (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg) en rivm (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) in 2000-2001 is gehouden. Er is een landelijke steekproef van 104 huisartsenpraktijken getrokken. Bijna driehonderdduizend patiënten (respons van 76 procent) die bij een van deze praktijken waren ingeschreven, hebben een vragenlijst ingevuld. Persoonlijke kenmerken en een enkelvoudige vraag naar de ervaren gezondheid (vijfpuntschaal) waren daarin opgenomen. Het aantal contacten, geclusterd naar ziekteepisode, werd geregistreerd gedurende het jaar dat het onderzoek liep. De vluchtelingen in de steekproef zijn geïdentificeerd aan de hand van het land van herkomst. Van een aantal landen van herkomst is met behulp van openbare achtergrondinformatie bepaald of het aannemelijk is dat in een bepaalde periode de migranten uit dat land als vluchteling kunnen worden beschouwd. Uiteindelijk zijn 1292 vluchtelingen uit 19 landen meegenomen in deze studie. De vluchtelingen zijn ook onderverdeeld naar regio van herkomst omwille van de kleine aantallen per land in sommige regio’s. Migranten zijn eerstegeneratiemigranten, afkomstig uit Marokko, Turkije, Suriname en de Nederlandse Antillen (n = 6197); van de Nederlandse bevolking is een representatieve steekproef genomen (n = 8055). Tabel 9 Vluchtelingen naar land van herkomst en regionale indeling Land van herkomst Afghanistan Aantal vluchtelingen 171 Regio Afghanistan Totaal regio 171 Iran 215 Iran 215 Irak 183 Irak 183 Afrika 237 Angola 18 Kongo (Brazzaville) 23 PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 45 17:05 Pagina 45 met kennis van feiten Kongo (Kinsjasa) 11 Ethiopië 16 Eritrea 17 Liberia 16 Sierra Leone 8 Somalië 97 Soedan 31 Armenië 15 Libanon 12 Syrië 21 Vietnam Bosnië-Herzegovina 98 256 Kroatië 13 Servië & Montenegro 71 Totaal Midden-Oosten Vietnam Voormalig Joegoslavië 48 98 340 1.292 statistische analyse De zelfervaren gezondheid is gemeten met een enkelvoudig item op een vijfpuntschaal, maar bij de analyse onderverdeeld in twee categorieën. ‘Zeer goed’ en ‘goed’ versus ‘matig’, ‘slecht’ en ‘zeer slecht’. Een logistische regressieanalyse is uitgevoerd om rekening te houden met de relatieve verschillen in de persoonskenmerken per groep. Het aantal ziekte-episoden van de groepen is onderling vergeleken met een anova-analyse. Deze analyse is vervolgens ook gebruikt om te bepalen of de persoonskenmerken en de zelfervaren gezondheid onafhankelijk en significant in verband konden worden gebracht met het aantal ziekte-episoden. De analyse is uitgevoerd door de eerste auteur als stagiair verbonden aan Pharos/nivel, onder leiding van de tweede auteur. it hoofdstuk behandelt de ervaren gezondheid en het huisartsbezoek van vluchtelingen en migranten uit de vier grote migrantengemeenschappen in vergelijking met de Nederlandse bevolking in zijn geheel. De zelfervaren gezondheid is door de respondenten gerapporteerd door middel van één vraag met 5 antwoordmogelijkheden. Bij de analyse werden de antwoorden samengebracht in twee categorieën: ‘zeer goed’ en ‘goed’ versus ‘matig’, ‘slecht’ en ‘zeer slecht’. De onderzoeksvragen betreffen het verschil in de ervaren gezondheid en het zorggebruik van de huisarts tussen vluchtelingen, migranten en de Nederlandse bevolking. De ervaren gezondheid is een belangrijke indicator voor gezondheid en ziekte van mensen. Migranten en vluchtelingen hebben te maken met hardnekki- d PH • m.kennis.v.f 46 07-11-2007 17:05 Pagina 46 [4] – gezondheid: slechter of beter ervaren? ge gezondheidsachterstanden, die vaak moeilijk in te halen zijn. Ook bestaat er veel discussie over de vraag of de gezondheidszorg in Nederland voldoende toegankelijk is voor vluchtelingen en migranten (Uiters e.a. 2005; Stronks e.a. 2001; Gerritsen e.a. 2006). We weten dat de ervaren gezondheid een belangrijke determinant is voor het huisartsbezoek (Stronks e.a. 1999; Devillé e.a. 2006), maar het is niet afdoende bekend of dit voor migranten en vluchtelingen in gelijke mate zo is. De data zijn afkomstig uit de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk, uitgevoerd door nivel en rivm (Lindert e.a. 2004). In de publicaties van dat onderzoek was nog weinig aandacht besteed aan de data over vluchtelingengroepen. Zie verder de paragraaf Onderzoeksverantwoording. Ervaren gezondheid onderzoek sgegevens De verdeling van de vijf verschillende antwoordcategorieën van de ervaren gezondheid over de verschillende groepen ziet er als volgt uit: Grafiek 10 Ervaren gezondheid naar doelgroep 70% autochtoon 60% migrant 50% vluchteling 40% 30% 20% 10% 0% heel goed goed matig slecht heel slecht Wanneer deze vijf categorieën ervaren gezondheid ingedeeld worden in slecht (matig tot heel slecht) en goed (goed tot heel goed), krijgen we in tabel 11 de percentages slechte ervaren gezondheid te zien, de ruwe percentages en de percentages gecorrigeerd voor verschillende persoonskenmerken. De drie PH • m.kennis.v.f 47 07-11-2007 17:05 Pagina 47 met kennis van feiten ruwe percentages verschillen statistisch significant van elkaar (p < 0,000). De gecorrigeerde percentages bij de vluchtelingen en migranten verschillen statistisch niet meer van elkaar, maar wel van de autochtone Nederlanders. Tabel 11 Slechte ervaren gezondheid, drie groepen vergeleken, 2000/2001 (in procenten met 95% betrouwbaarheidsinterval) Vluchtelingen Migranten Autochtone Nederlanders Niet gecorrigeerd 34,2 (32-37) 39,7 (38-41) 20,3 (19-21) Gecorrigeerd* 41,1 (38-44) 39,6 (37-42) 15,1 (14-16) * Gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, verblijf in Nederland, burgerlijke status, werksituatie. We kunnen de landen van herkomst van de vluchtelingengroepen en migranten verder uitsplitsen en rangschikken volgens slechte ervaren gezondheid van laag naar hoog (grafiek 12). Grafiek 12 Slechte ervaren gezondheid naar land van herkomst (gecorrigeerde percentages*) 60% 50% 40% afghanistan turkije iran irak marokko midden-oosten antillen suriname afrika 0% vietnam 10% nederland 20% voormalig joegoslavië 30% * Gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, verblijf in Nederland, burgerlijke status, werksituatie. In de volgende tabel staan dezelfde percentages, gecorrigeerd voor verschillen tussen de groepen in geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, duur van verblijf in Nederland, burgerlijke status en werksituatie. In de rechterkolom staan de betrouwbaarheidsintervallen rond deze percentages. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 48 Tabel 13 17:05 Pagina 48 [4] – gezondheid: slechter of beter ervaren? Slechte ervaren gezondheid onder verschillende autochtone Nederlanders, migranten van de eerste generatie en vluchtelingengroepen (in gecorrigeerde percentages*) Persoonskenmerk bevolking % 95 % betrouwbaarheidsinterval Autochtone Nederlanders (ref.) 15,1 14- 16 Vier grote migrantengroepen (totaal) 39,6 37 - 42 Suriname 34,3 31 - 37 Nederlandse Antillen 34,8 31 - 39 Marokko 41,9 38 - 46 Turkije 48,4 45 - 52 Vluchtelingen (totaal) 41,1 38 - 44 Vietnam 24,8 16 - 36 Afrika 34,3 27 - 42 Midden-Oosten 37,2 23 - 53 Joegoslavië (voormalig) 40,3 35 - 46 Irak 44,7 37 - 53 Iran 47,9 40 - 56 Afghanistan 52,5 44 - 61 * Gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, verblijf in Nederland, burgerlijke status, werksituatie. De tabel laat zien dat vluchtelingen en migranten een duidelijk minder goede gezondheid rapporteren dan autochtone Nederlanders. Het percentage vluchtelingen dat de eigen gezondheid als slecht waardeert, is 2,5 keer groter dan dat van de autochtone Nederlanders. Dit verschil is significant. Vluchtelingen en allochtonen melden onderling als groep geen significant verschillende gezondheid. Wel zijn de verschillen tussen de landengroepen groot. Afghanen voeren duidelijk de boventoon. Meer dan de helft rapporteert een relatief slechte gezondheid, tegenover personen van Vietnamese herkomst van wie net geen kwart een slechte gezondheid rapporteert. Nota bene: deze verschillen zijn gecorrigeerd op alle andere persoonlijke verschillen, zoals eerder vermeld. Uit de analyses bleek ook dat de ervaren gezondheid significant verbetert naarmate men langer in Nederland verblijft (gecorrigeerd voor leeftijd en andere persoonskenmerken). Huisartsbezoek De volgende gegevens gaan over het huisartsbezoek. Het huisartsbezoek is samengevat in het aantal ziekte-episoden per jaar.1 PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 49 17:05 Pagina 49 met kennis van feiten onderzoek sgegevens Tabel 14 Gemiddeld aantal ziekte-episoden per jaar1 (95 % betrouwbaarheidsinterval) Vluchtelingen Migranten Autochtone Nederlanders Niet gecorrigeerd 3,21 (3,0 - 3,4) 3,60 (3,5 - 3,7) 3,06 (3,0 - 3,1) Gecorrigeerd* 3,74 (3,6 - 3,9) 3,66 (3,5 - 3,8) 3,45 (3,4 - 3,6) Het aantal ziekte-episoden verschilt significant tussen alle drie de groepen, maar eenmaal gecorrigeerd voor verschillen in persoonskenmerken verschillen vluchtelingen en migranten onderling niet meer in het aantal ziekte-episoden per jaar. De volgende tabel geeft het gemiddeld aantal ziekte-episoden per herkomstgroep per jaar, eveneens gecorrigeerd voor dezelfde persoonskenmerken. Tabel 15 Gemiddeld aantal ziekte-episoden1 per bevolkingsgroep (gecorrigeerd*) Bevolking Gemiddeld aantal 95 % betrouwbaar- ziekte-episoden heidsinterval Autochtone Nederlanders 3,45 3,4 - 3,6 Vier grote migrantengroepen (totaal) 3,66 3,5 - 3,8 Suriname 3,69 3,5 - 3,9 Nederlandse Antillen 3,45 3,2- 3,7 Marokko 3,60 3,4 - 3,8 Turkije 3,68 3,5 - 3,9 Vluchtelingen (totaal) 3,74 3,6 - 3,9 Vietnam 2,59 1,9 - 3,2 Afrika 3,91 3,5 - 4,4 Voormalig Joegoslavië 3,15 2,8 - 3,5 Midden-Oosten 3,66 2,8 - 4,5 Irak 4,34 3,9 - 4,8 Iran 3,93 3,5 - 4,4 Afghanistan 4,59 4,1 - 5,1 Slecht 4.24 4.1 - 4.3 Goed 2.99 2.9 - 3,1 Ervaren gezondheid * Gecorrigeerd voor persoonskenmerken die verschillen tussen de groepen: geslacht, leeftijd, opleiding, burgerlijke staat, werksituatie, ervaren gezondheid en verblijf in Nederland. 1 Ziekte-episoden zijn een verzameling contacten met de huisarts of praktijkmedewerker geclassificeerd per diagnose (gesteld door de huisarts). PH • m.kennis.v.f 50 07-11-2007 17:05 Pagina 50 [4] – gezondheid: slechter of beter ervaren? Zoals verwacht leidt een slechte zelfgerapporteerde gezondheid gemiddeld tot een significant hogere frequentie van huisartsbezoek. Alle vluchtelingengroepen hebben significant meer ziekte-episoden per jaar vergeleken met autochtone Nederlanders, behalve vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië en uit Vietnam. Deze laatste hebben zelfs significant minder ziekte-episoden per jaar bij de huisarts vergeleken met autochtone Nederlanders. Vluchtelingen uit Afghanistan presenteren significant meer ziekte-episoden bij de huisarts dan alle andere herkomstgroepen, behalve ten opzichte van de vluchtelingen uit Irak. Dat verschil is niet significant. Deze laatsten kennen echter ook significant meer ziekte-episoden dan de migrantengroepen en autochtone Nederlanders, voormalig Joegoslaven en Vietnamezen. Bespreking Deze studie laat zien dat vluchtelingen en migranten een significant slechtere gezondheid rapporteren dan autochtone Nederlanders. De ervaren gezondheid van meerdere groepen vluchtelingen is echter beter dan die van de Turkse en Marokkaanse migranten in ons land. Dit is opvallend omdat de vluchtelingen die zijn opgenomen in deze studie gemiddeld pas ruim 8 jaar hier verbleven, en de migranten al bijna 20 jaar. De gezondheidsachterstand van migranten blijft dus aanwezig, ook al verblijven deze hier reeds een hele tijd. Overigens is er in dit onderzoek geen verslechtering per jaar gemeten (eerder een lichte verbetering), zoals bij de studie gepresenteerd in hoofdstuk 5 Gezond geïntegreerd onder asielzoekers wel het geval is. De verschillen in ervaren gezondheid gemeten naar etniciteit zijn groot. Migranten en vluchtelingen uit Turkije, Afghanistan, Iran en Irak rapporteren het vaakst een slechte gezondheid. Vluchtelingen uit Vietnam en Afrika melden het minst vaak een slechte ervaren gezondheid, hoewel nog altijd anderhalf tot twee keer zoveel als autochtone Nederlanders. Individuele persoonskenmerken, zoals geslacht, leeftijd, werksituatie en opleiding verklaren de gevonden verschillen niet afdoende. Er zijn dus nog verborgen determinanten bij vluchtelingen en migranten die een negatieve invloed hebben op de ervaren gezondheid. Zoals ook elders in deze bundel is opgenomen, kan het daarbij gaan om culturele factoren (welk aspect van ons welzijn rekenen we eigenlijk tot het domein van de gezondheid; is het de gewoonte om te ‘klagen’ of juist om de tanden op elkaar te zetten?) of methodologische factoren. In het laatste geval gaat het dan meestal om de validiteit (nauwkeurigheid) van het meetinstrument voor een bepaalde groep. Het lijkt er namelijk op dat ook hier validiteit een probleem kan zijn bij het meten van verschillen in ervaren gezondheid tussen groepen (Agyemang e.a. 2006). De migratie zelf is te beschouwen als een risico voor de ervaren gezondheid (Stronks e.a. 1999; Razum e.a. 1998; Van Wersch e.a. 1997). Deze cijfers laten PH • m.kennis.v.f 51 07-11-2007 17:05 Pagina 51 met kennis van feiten zien dat wanneer alle andere bekende determinanten zijn genivelleerd, een gezondheidsrisico voor migranten blijft bestaan. Elders is dit effect verder uitgediept en van een verklarend theoretisch kader voorzien (zie Berry 1991; Stronks e.a. 1999). Ook bij het aantal ziekte-episoden, ofwel het huisartsbezoek, is de status van vluchteling of migrant bepalend; deze groepen gaan significant vaker naar de huisarts dan autochtone Nederlanders, ook wanneer is gecorrigeerd voor andere factoren. Maar dit blijkt sterk te verschillen tussen de verschillende etnische groepen onderling. Ook het verband tussen slechte ervaren gezondheid en het huisartsbezoek blijkt te verschillen tussen de groepen. Vluchtelingen uit Afghanistan, Irak en Iran melden het vaakst een slechte ervaren gezondheid en komen ook het vaakst bij de huisarts. Vluchtelingen uit Afrika vertonen meer ziekte-episoden en vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië vertonen er minder dan men op basis van hun ervaren gezondheid zou mogen verwachten. Dit kan duiden op een ander besluitvormingsproces om de huisarts te consulteren, ofwel de neiging om bij bepaalde klachten sneller naar de huisarts te gaan dan anderen bij vergelijkbare klachten (Devillé e.a. 2006). Het verschil in bezoekfrequentie kan echter ook te maken hebben met een lagere effectiviteit van het bezoek, hetgeen tot herhaalbezoeken kan leiden. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:05 Pagina 52 5 Gezond geïntegreerd roelof schellingerhout, david engelhard Onderzoeksverantwoording databestand De Sociale Positie en Voorzieningengebruik van Allochtonen (spva) is een grootschalig survey en kent verschillende edities. In de survey worden onder meer thema’s als onderwijs, arbeid, inkomen, sociale en culturele integratie en beeldvorming behandeld. In de spva uit 2003 is gekozen voor onderzoek onder de zogenaamde nieuwe groepen. Deze editie is gebruikt in dit onderzoek. Hiernaar wordt verwezen als de spvn’03 (spv-Nieuwe groepen uit 2003). De spvn’03 bevat gegevens over circa 3.500 huishoudens. Om vertekening in het bestand te corrigeren is er gewogen naar een aantal populatiegegevens, zoals bevolkingsgroep, leeftijd, geslacht en generatie. De spvn’03 is mondeling afgenomen door autochtone enquêteurs. Respondenten zijn getrokken via de gba (gemeentelijke basisadministratie) door de gemeenten waarin het onderzoek plaatsvond. In dit onderzoek is geselecteerd op personen van 64 jaar en jonger, het aantal 65-plussers in het bestand was namelijk te klein. Tabel 16 geeft een overzicht van de aantallen respondenten per groep, uitgesplitst naar leeftijd. Het aantal respondenten per groep ligt tussen de 600 en 650 personen. Tabel 16 Respondenten naar groep en leeftijdscategorie, 2003 (selectie 65-minners) Afghanen Irakezen Iraniërs Voormalig Somaliërs Totaal Joegoslaven 18-34 jaar 324 305 227 295 390 1541 35-54 jaar 248 313 377 286 193 1417 55-64 jaar Totaal 35 32 45 66 18 196 607 650 649 647 601 3154 Bron: scp/iseo (spvn’03) PH • m.kennis.v.f 53 07-11-2007 17:06 Pagina 53 met kennis van feiten Op basis van de uitkomsten van de vragenlijst zijn twee indicatoren van gezondheid berekend: de ervaren gezondheid en de psychische gezondheid. De ervaren gezondheid werd gemeten door middel van de vraag ‘Hoe is het op dit moment met uw gezondheid’? Antwoordmogelijkheden waren ‘uitstekend’, ‘goed’, ‘niet goed en niet slecht’, ‘slecht’ en ‘zeer slecht’. In de analyses is gekeken naar de groep die een minder dan goede ervaren gezondheid heeft, hetgeen een samentrekking is van de laatste drie antwoordcategorieën (‘niet goed en niet slecht’, ‘slecht’ en ‘zeer slecht’). scha alconstructie psychische gezondheid Deze schaal is gebaseerd op de volgende vragen: (antwoordmogelijkheden ja, nee, soms) a Voelde u zich de afgelopen vier weken kalm en rustig? b Voelde u zich de afgelopen vier weken erg energiek, had u zin om dingen te doen? c Voelde u zich de afgelopen vier weken neerslachtig en somber? d Voelde u zich de afgelopen vier weken erg zenuwachtig, nerveus? Deze vragen zijn afkomstig uit de sf-12 (Ware 2002), maar de antwoordcategorieën die in het huidige onderzoek zijn gebruikt, verschillen. De items a en c vormen samen de schaal mh (geestelijke gezondheid), item b is een indicatie voor Vitaliteit (vt). Deze sf-12 dimensies kunnen echter niet volgens de standaard scoreprocedure worden berekend, omdat het aantal antwoordcategorieën en de omschrijving van de categorieën afwijkt. Besloten werd om te kijken of het mogelijk was om te komen tot een schaal ‘psychische gezondheid’. Alle vier bevraagde items behoren immers tot de algemene maat van geestelijke gezondheid (niet te verwarren met de mh-schaal). Hiertoe werden de variabelen op de volgende manier opnieuw gecodeerd: • bij alle variabelen werd van ‘soms’ de middencategorie gemaakt; • de items ‘neerslachtig’ en ‘zenuwachtig’ werden gespiegeld, op deze manier geeft een hogere score een slechtere psychische gezondheid aan. De opnieuw gecodeerde variabelen werden onderworpen aan een factoranalyse. Er bleek een factor onder de items te liggen, die 61 procent van de variantie verklaart. De items hadden factorladingen van respectievelijk (volgens de volgorde hierboven) 0,75; 0,71; 0,83 en 0,82. De factorscores zijn uiteindelijk omgezet in een driepuntschaal, namelijk een ‘goede’, ‘gemiddelde’ of ‘slechte’ psychische gezondheid. it hoofdstuk behandelt de (psychische) gezondheid en het zorggebruik van nieuwe migrantengroepen. De data hebben betrekking op de ervaren gezondheid, de ervaren psychische gezondheid en het zorggebruik (huisarts, specialist en ziekenhuis). De gezondheid en het zorggebruik worden afgezet tegen verscheidene achtergrondkenmerken, met name met betrekking tot integratie. Integratie kan vele aspecten van het leven beslaan, variërend van sociaal-economische aspecten, het aanhangen van morele waarden, tot taalbeheersing. Wij concentreren ons in dit onderzoek op taalvaardigheid, opleiding, inkomen en arbeidsmarkt- d PH • m.kennis.v.f 54 07-11-2007 17:06 Pagina 54 [5] – gezond geïntegreerd positie, het voltooien van een integratiecursus en contact met autochtonen. Andere variabelen betreffen onder meer verblijfsduur, leeftijd bij immigratie, het familiesysteem en de terugkeerwens. De doelgroep betreft nieuwkomers die behoren tot de grootste groepen onder de vluchtelingen: Afghanen, Irakezen, Iraniërs, (voormalig) Joegoslaven en Somaliërs. De respondenten waren tussen de 18 en 64 jaar oud. Integratie is een thema dat volop in de belangstelling staat. Van nieuwkomers wordt tegenwoordig meer dan vroeger verwacht dat zij actief integreren in de Nederlandse samenleving. Er is echter maar weinig bekend over de samenhang van integratie en de ervaren gezondheid. In dit hoofdstuk worden onderzoeksresultaten gepresenteerd van een grootschalige survey onder nieuwe migrantengroepen, de spva-03. (Zie verder de onderzoeksverantwoording aan het begin van dit hoofdstuk.) Dit onderzoek heeft reeds geleid tot een omvangrijke studie met betrekking tot de integratie van deze groepen (Maagdenburg 2004). In die publicatie waren echter de data met betrekking tot de gezondheid nog niet meegenomen. Dat is hierbij alsnog gebeurd. In de onderzoeksverantwoording staan verdere details over de onderzoeksdata en analyses. Gezondheid en zorggebruik In onderstaande tabellen zijn de belangrijkste kerngegevens samengevat. Het betreft de percentages van de verschillende landengroepen die een minder dan goede gezondheid rapporteerden. Minder dan goed wil zeggen: ‘niet goed en niet slecht’; of ‘slecht’; of ‘zeer slecht’, op de vraag ‘Hoe is het op dit moment met uw gezondheid?’ De andere mogelijkheden waren: ‘uitstekend’; of ‘goed’. De psychische gezondheid betreft een schaal op basis van vier verschillende vragen (zie de onderzoeksverantwoording), waarbij mensen uiteindelijk ingedeeld kunnen worden bij een ‘goede’, ’gemiddelde’ of ‘slechte’ psychische gezondheid. Hier gaat het om dat deel van de mensen dat een slechte psychische gezondheid rapporteert. Somaliërs hebben de beste ervaren (psychische) gezondheid, Irakezen de slechtste. Tabel 17 Ervaren gezondheid en psychische gezondheid naar etnische groep (18-64 jaar), 2004, in procenten Afghanen Irakezen Iraniërs Voormalig Somaliërs Totaal Joegoslaven Ervaren gezondheid: minder dan goed* 32,2 36,7 30,7 27,7 21,3 29,8 21,1 32,2 23,1 17,3 11,5 21,2 Ervaren psychische gezondheid: slecht* * Significant verschil tussen de landengroepen (significantie p < 0.05.chickwadraat toets). PH • m.kennis.v.f 55 07-11-2007 17:06 Pagina 55 met kennis van feiten De volgende tabel geeft een overzicht van het gebruik van enkele medische voorzieningen door de verschillende landengroepen. Tabel 18 Bezoek huisarts, medisch specialist en ziekenhuis naar etnische groep (18-64 jaar), 2004, in procenten Afghanen Irakezen Iraniërs Voormalig Somaliërs Totaal 40,7 44,0 42,7 35,7 39,1 40,5 24,8 24,5 20,1 18,7 21,9 13,9 15,3 10,8 10,7 12,9 Joegoslaven Bezoek huisarts (afgelopen 2 maanden)* Bezoek medisch 21,3 specialist (afgelopen jaar)* Bezoek ziekenhuis 13,7 (afgelopen jaar) * Significant verschil tussen de landengroepen (significantie p < 0.05.chickwadraat toets). Irakezen komen het meest bij de huisarts en de medisch specialist, op korte afstand gevolgd door Iraniërs. Voormalig Joegoslaven en Somaliërs zijn het minst vaak bij huisarts en medisch specialist te vinden. Achtergrondkenmerken Welke achtergrondkenmerken van deze groepen vluchtelingen hebben een significante relatie met de ervaren gezondheid, de psychische ervaren gezondheid en het zorggebruik? Dat laat de onderstaande tabel zien. Die bevat zowel percentages als odds ratio’s. Let wel, de odds ratio’s zijn per variabele gecorrigeerd, hetgeen zoveel wil zeggen dat er geen invloed van andere determinanten meer is te verwachten. Bij percentages is deze rekenkundige toepassing niet uitgevoerd. De percentages in de tabel houden dus geen rekening met de eventuele vertroebelende invloed van andere determinanten.3 3 Voorbeeld: 37 procent van de vrouwen ervaart een relatief slechte gezondheid, tegen 26 procent van de mannen. Het kan zijn dat andere determinanten die de gezondheid beïnvloeden (zogenaamde confounders), zoals leeftijd of opleiding, dit verschil meer verklaren dan het sekseverschil. De odds ratio’s zijn echter gecorrigeerd voor confounders. De hogere odds ratio voor vrouwen is dus alleen toe te schrijven aan het sekseverschil. Vrouwen hebben 1,4 maal zoveel kans op een relatief slechte ervaren gezondheid. De odds ratio’s geven daarom een veel zuiverder beeld van de invloed van een bepaalde determinant. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 56 Tabel 19 17:06 Pagina 56 [5] – gezond geïntegreerd Determinanten van ervaren gezondheid, mentale gezondheid, bezoek huisarts, medisch specialist en ziekenhuis,2003 (in percentages en odds ratio’s) A minder dan goede ervaren gezondheid B slechte psychischegezondheid ## C huisarts### D medisch specialist### E ziekenhuis#### Percentages A B Odds Ratio# C D E A B C D E Etnische groep Afghanen 32,2 21,1 40,7 21,3 13,7 1 1 1 1 1 Irakezen 36,7 32,2 44,0 24,8 13,9 1,18 1,86 1,04 1,08 0,94 Iraniërs 30,7 23,1 42,7 24,5 15,3 0,98 1,19 1,09 1,11 0,91 Voorm. Joegoslaven 27,7 17,3 35,7 20,1 10,8 0,89 0,95 0,80 0,84 0,68 Somaliërs 21,3 11,5 39,1 18,7 10,7 0,34 0,32 0,99 1,01 0,75 18-34 jaar 18,0 16,4 33,5 15,8 10,0 1 1 1 1 1 35-54 jaar 38,4 24,3 46,4 26,0 15,2 1,67 1,27 0,78 1,03 1,33 55-64 jaar 59,1 35,4 53,8 41,4 19,7 1,94 1,60 0,67 1,28 1,54 Man 26,4 18,6 35,7 19,7 11,4 1 1 1 1 1 Vrouw 37,4 26,9 51,6 27,1 16,4 1,41 1,75 1,87 1,16 1,29 Leeftijdsklasse Geslacht Verblijfsduur Max. 4 jaar 19,7 17,8 35,0 14,6 8,9 5-9 jaar 31,2 23,6 41,8 22,8 13,8 1 1 1 1 1 1,95 1,14 1,50 1,54 1,43 10-14 jaar 29,7 20,8 40,6 21,4 12,8 3,03 1,42 1,52 1,50 1,41 15 jaar of langer 30,6 18,3 40,1 26,3 15,0 4,57 1,51 1,90 1,96 1,59 < 12 jaar 5,1 10,1 22,2 12 1 1 1 1 1 12-17 jaar 15,4 13,9 32,7 15,0 12,6 5,68 1,13 1,55 1,98 3,42 18-20 jaar 21,7 16,1 36,0 15,4 12,5 7,95 1,28 1,66 1,61 2,89 21-24 jaar 26,1 20,9 35,9 19,7 11,4 8,90 1,58 1,56 1,95 2,17 25-29 jaar 27,7 22,2 42,3 23,5 13,9 9,23 1,71 2,12 2,46 2,38 Leeftijd bij migratie 2,5 30-39 jaar 42,7 26,5 48,0 26,8 15,6 12,42 1,65 2,31 2,30 1,94 Vanaf 40 jr 56,5 32,2 57,2 37,2 17,4 14,36 1,43 2,93 2,69 1,66 38,9 29,6 45,9 23,8 15,0 1 1 1 1 1 1,24 Inkomen Tot 750 750-950 39,9 24,5 46,3 27,7 17,7 0,90 0,66 0,91 1,27 950-1.150 32,9 20,8 44,7 22,4 12,8 0,79 0,63 1,20 1,08 1,00 1.150-1.350 17,3 15,2 30,7 15,7 8,7 0,58 0,63 0,99 1,10 0,97 1.350-1.550 10,9 6,6 32,3 18,0 7,4 0,34 0,24 1,21 1,39 0,92 vanaf 1.550 12,6 9,8 26,0 14,6 10,6 0,39 0,36 0,76 1,24 1,33 PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 57 17:06 Pagina 57 met kennis van feiten Percentages A B Odds Ratio# C D E A B C D E Arbeidsmarktpositie Niet werkzaam 31,1 22,9 41,7 20,4 12,3 1 1 1 1 1 Geen beroepsbev. 45,1 29,8 50,3 29,5 17,7 1,99 1,13 0,92 1,10 1,14 Werkzaam, lager 18,6 15,8 32,4 16,9 12,3 0,51 0,63 0,69 0,86 1,23 Werkzaam, gelijk of 14,4 11,7 30,9 15,4 8,0 0,63 0,64 0,77 0,95 0,85 Max. basisonderwijs 34,4 24,8 43,5 23,0 14,2 1 1 1 1 1 Vbo/mavo 33,6 18,7 37,8 21,4 13,4 0,92 0,72 0,84 0,87 0,86 Mbo/havo/vwo 28,2 21,4 39,7 24,1 14,4 0,78 0,92 0,93 1,16 1,02 Hbo/wo 25,2 19,6 41,2 19,2 10,1 0,58 0,82 1,13 0,82 0,76 29,8 15,1 35,7 18,5 11,7 1 1 1 1 1 33,4 25,1 44,8 23,3 15,2 0,87 1,66 1,31 1,57 1,26 Weet niet 26,5 19,6 36,9 20,7 11,9 0,81 1,30 1,10 1,51 1,08 Wil niet terug 29,1 21,0 40,9 22,4 12,5 0,71 1,30 1,23 1,63 0,94 52,0 31,0 18,7 1 1 1 1 1 functieniveau* hoger functieniveau* Hoogst voltooide opleiding** Terugkeerwens Wil terug en heeft mogelijkheden Wil terug, ziet geen mogelijkheden Nederlandse taalvaardigheid*** Laag 50,3 33,6 Gemiddeld 40,7 26,0 45,1 25,5 15,7 0,96 0,97 1,02 1,02 0,94 Hoog 22,8 17,5 37,2 19,3 11,1 0,71 0,86 1,10 1,07 0,78 27,1 19,9 38,9 20,8 12,3 1 1 1 1 1 44,8 28,5 50,2 28,9 16,5 1,38 1,39 1,07 1,00 1,16 Familiesysteem Volledig familiesysteem Onvolledig familiesysteem**** Ervaren gezondheid***** Goed/uitstekend x x 27,6 11,3 7,6 x x 1 1 1 Minder dan goed x x 71,4 47,0 25,6 x x 5,57 6,96 3,67 29,8 21,2 40,5 21,9 13,0 x x x x x x x x x 29% 17% 24% 25% 13% Gemiddeld R2 Nagelkerke (in %) x #Een odds ratio van '1' geeft de referentie-categorie aan ##schaal, gebaseerd op vragen afkomstig uit de sf-12 (zie onderzoeksverantwoording) ###bezoek in de afgelopen 2 maanden ####bezoek in het afgelopen jaar *dan in het land van herkomst **in Nederland of in land van herkomst ***oordeel van de enqueteur ****partner of kinderen in het land van herkomst *****vijfpuntschaal PH • m.kennis.v.f 58 07-11-2007 17:06 Pagina 58 [5] – gezond geïntegreerd Bespreking De eerste tabel laat zien dat het percentage mensen dat zelf een minder dan goede gezondheid rapporteert, zeer hoog is. De onderlinge verschillen zijn groot, maar het gaat gemiddeld om ongeveer 30 procent bij de algemene gezondheid, terwijl dat voor de Nederlandse bevolking in totaal in 2003 bijna 20 procent bedroeg (cbs). Bij de ervaren psychische gezondheid is het percentage nog hoger. Een op de vijf zit aan de onderkant van de schaal van psychische gezondheid. Voor de Nederlandse bevolking als geheel zijn geen vergelijkbare cijfers voorhanden, maar ook zonder vergelijking is dit een verontrustend hoog aantal. De gemeten invloed van de persoonskenmerken is het grootst op de ervaren (psychische) gezondheid. Zorggebruik kent enige variatie voor wat betreft het bezoek aan de huisarts, maar het bezoek aan de medisch specialist en aan het ziekenhuis wordt alleen beïnvloed door de ervaren gezondheid. • • • • • • • • • • • De invloed van de significante achtergrondkenmerken op de ervaren (psychische) gezondheid is in woorden als volgt: Etniciteit: Somaliërs hebben de beste ervaren gezondheid, Irakezen rapporteren het meest een slechte (psychische) gezondheid. Leeftijd: hoe ouder, hoe slechter de ervaren gezondheid. Geslacht: vrouwen ervaren een slechtere (psychische) gezondheid dan mannen; vrouwen bezoeken vaker de huisarts (dus onafhankelijk van de ervaren gezondheid). Verblijfsduur in Nederland: hoe langer het verblijf in Nederland, hoe slechter de ervaren gezondheid; mensen die langer dan 15 jaar in Nederland verblijven, bezoeken vaker de huisarts. Leeftijd bij migratie: hoe ouder men was bij immigratie, hoe slechter de ervaren gezondheid en hoe vaker men de huisarts bezoekt. Inkomen: hoe hoger het inkomen, hoe beter de ervaren (psychische) gezondheid. Arbeidsmarktpositie: mensen die werken voelen zich beter dan mensen die niet werken. Opleiding: hoe hoger de opleiding, hoe beter de ervaren (psychische) gezondheid. Terugkeerwens: mensen die terug willen keren en daartoe geen mogelijkheden zien, hebben een slechtere psychische gezondheid. Mensen die niet terug willen, hebben een betere ervaren gezondheid. De medisch specialist wordt het minst bezocht door mensen die terug willen en daartoe mogelijkheden zien. Taalvaardigheid: hoe beter de (Nederlandse) taalvaardigheid, hoe beter de ervaren gezondheid. Familiesysteem: mensen met een onvolledig familiesysteem (met een partner en/of kinderen in het land van herkomst) hebben meer risico op een slechte (psychische) gezondheid. PH • m.kennis.v.f 59 • • • • • 07-11-2007 17:06 Pagina 59 met kennis van feiten Ervaren gezondheid: een slechte ervaren (psychische) gezondheid leidt tot een hogere kans op het gebruik van gezondheidszorg. Na analyse bleken de volgende determinanten geen significante invloed op de ervaren gezondheid en het zorggebruik te hebben: Verblijfsduur in de centrale opvang: de lengte van het verblijf in de asielopvang indertijd als asielzoeker (vaak ook al lang geleden). Inburgeringscursus: het al dan niet meedoen en/of voltooien van de inburgeringscursus. ‘Moderniteit’: het al dan niet aanhangen van westerse, moderne opvattingen. Contact met autochtonen: het hebben van meer of juist minder contact met autochtone Nederlanders in vergelijking met contact met de eigen groep. Vooral ten aanzien van de relatie tussen integratie en gezondheid is het relevant te melden dat bovenstaande persoonskenmerken blijkbaar geen significant verband hebben met de (ervaren) gezondheid en het zorggebruik. Bij de interpretatie van deze verbanden is de causaliteit (wat veroorzaakt wat) niet bij voorbaat duidelijk. Zo hebben mensen die niet werken een slechtere ervaren gezondheid dan mensen die wel werken. Werken zij niet, omdat zij zich slecht voelen of voelen zij zich slecht, omdat ze niet werken? Evenzo kan het zijn dat mensen vanwege hun slechte gezondheid zijn afgehaakt bij de taalcursus en daarom een lagere taalvaardigheid bezitten. Het is duidelijk dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de etnische groepen onderling. Dit is in lijn met andere studies (bijvoorbeeld Gerritsen e.a. 2005; Van den Tillaart e.a. 2000; zie ook hoofdstuk 4), hoewel de onderlinge verdeling niet altijd gelijk is. In het onderzoek van Gerritsen bijvoorbeeld scoren de Somaliërs wel ‘beter’ dan de Iraniërs, maar weer minder dan de Afghanen. Bij Van den Tillaart rapporteren de Somaliërs (in vergelijking met Afghanen, Iraniërs en vluchtelingen uit Ethiopië/Eritrea) evenals hier het minst vaak een slechte gezondheid. In de verklaring van deze verschillen wordt vaak gewezen op culturele verschillen in de beleving van ziekte (zie bijvoorbeeld Van Willigen 1992; Hondius 1992), maar ook op contextuele en methodologische problemen (o.a. Bartels in Grotenhuis 2003). Het kan bijvoorbeeld zijn dat het binnen een bepaalde etnisch-culturele groep minder sociaal geaccepteerd is om te ‘klagen’ over de gezondheid dan in andere groepen. Ook kan het zijn dat mensen verschillende aspecten van hun welzijn betrekken bij een vraag over ‘gezondheid’. Niet alleen de huidige leeftijd is van belang bij de gezondheidsbeleving, ook de leeftijd ten tijde van de immigratie in Nederland speelt een rol. Een verklaring zou kunnen zijn dat het voor oudere mensen moeilijker is om zich aan te passen aan de omstandigheden in het nieuwe land. Daarbij hebben oudere migranten vanzelfsprekend een langere periode doorgemaakt in het land van herkomst en daarbij soms onvoldoende gebruik kunnen maken van goede gezondheidszorg. PH • m.kennis.v.f 60 07-11-2007 17:06 Pagina 60 [5] – gezond geïntegreerd Opvallend is dat de verblijfsduur in Nederland een negatieve uitwerking heeft op de ervaren gezondheid (gecorrigeerd voor de actuele leeftijd!). Een lineair integratiemodel (hoe langer mensen ergens wonen, hoe meer ze gaan lijken op de autochtone bevolking) verliest hier dus zijn waarde. Wellicht is het zo dat migranten na verloop van tijd juist meer risico lopen op factoren die de gezondheid in gevaar brengen, zoals werkloosheid, armoede, heimwee, sociale uitsluiting et cetera. Dit resultaat is overigens in tegenspraak met de resultaten van de Tweede Nationale Studie (zie hoofdstuk 4), waarin een minieme positieve invloed zichtbaar is. Aanvullend onderzoek, zowel kwalitatief als kwantitatief van aard, zal meer duidelijkheid moeten scheppen in dit fenomeen. Inkomen en opleiding (aspecten van integratie), net als geslacht, correleren met de ervaren gezondheid zoals verwacht kan worden.Vrouwen voelen zich over het algemeen slechter dan mannen, werk hebben en een hoge opleiding hangen samen met een goede ervaren gezondheid. Deze resultaten zijn geheel in lijn met andere data (zie De Hollander e.a. 2006 en cbs). Bij de terugkeerwens als determinant is interessant dat er een verschil optreedt bij de ervaren (somatische) gezondheid en de ervaren psychische gezondheid. Mensen die terug zouden willen, maar daartoe geen mogelijkheden zien, voelen zich psychisch slecht. Een verklaring zou kunnen zijn dat zij zich psychisch slecht voelen juist omdat ze graag terug zouden willen, maar daartoe geen mogelijkheid zien. Ook is het omgekeerde mogelijk: zij blijven in Nederland omdat zij zich psychisch slecht voelen. Mensen die niet meer terug willen, hebben vaak een goede ervaren gezondheid. Wellicht hebben zij zich neergelegd bij hun situatie en voelen zij zich daardoor goed. Er is verder geen onderzoek bekend dat deze twee variabelen op deze manier verbindt. Uit een verkennend onderzoek onder oudere Chinezen blijkt dat mensen met een goede ervaren gezondheid juist vaker een terugkeer overwegen (Engelhard 2007). Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau onder allochtone ouderen geeft aan dat gezondheid en leeftijd even zo vaak als reden wordt aangevoerd om te willen blijven als om terug te willen keren (Schellingerhout 2004; zie ook Van den Tillaart e.a. 2000; Engelhard 2004). Het al dan niet voltooien van een integratiecursus heeft geen effect op de ervaren gezondheid, evenmin als het aanhangen van westerse, moderne opvattingen (over bijvoorbeeld man-vrouwverhoudingen, seksualiteit, plichten van kinderen et cetera). Ook sociaal contact met autochtonen, hoe gezellig dat ook kan zijn, heeft geen aantoonbaar effect op de ervaren gezondheid. Overigens is het wel zo dat sociaal-economische integratie invloed heeft op de ervaren gezondheid. Mensen die werken en die een hogere opleiding hebben, voelen zich beter. Vaak hangt sociaal-economische integratie sterk samen met de eerder genoemde aspecten (zoals moderne opvattingen, contacten met autochtonen), PH • m.kennis.v.f 61 07-11-2007 17:06 Pagina 61 met kennis van feiten die men als sociaal-culturele integratie zou kunnen omschrijven (Dagevos 2001b). De taalvaardigheid is een belangrijke ‘integratie’-variabele met een significante uitkomst. Mensen met een hoge taalvaardigheid hebben vaak een goede ervaren gezondheid. Mensen met een betere taalbeheersing in het Nederlands gaan even vaak naar de huisarts en de specialist (hoewel zij dus een betere gezondheid hebben). Omgekeerd kan men dus stellen dat mensen met een slechtere beheersing van het Nederlands minder gebruik maken van zorg dan op grond van hun gezondheid verwacht kan worden. Dit kan weer negatief doorwerken op hun gezondheid. Ook is het waarschijnlijk dat mensen met een goede taalvaardigheid eveneens vaardiger zijn in het omgaan met hun gezondheidsproblemen en daardoor een betere gezondheid rapporteren. De taalvaardigheid is overigens gemeten naar het oordeel van de enquêteur, dus niet door de respondent zelf aangegeven. Wanneer mensen hun directe familie om zich heen hebben, werkt dat gunstig door in de ervaren gezondheid. Dat lijkt een logische verklaring voor de uitkomst met betrekking tot het familiesysteem. Er is echter gevraagd of mensen een partner of kinderen in het buitenland hebben. Bij ‘nee’ als antwoord wordt een volledig familiesysteem verondersteld. Ook alleenstaanden vallen daar dus onder. Hier is dus niet zozeer naar de steunfactor van familie in Nederland gevraagd, maar naar de ‘stressfactor’ die familie in het buitenland oplevert. Uit het onderzoek naar de ervaren gezondheid onder asielzoekers (zie hoofdstuk 9) blijkt dat juist het om zich heen familie hebben negatief uitwerkt op het welzijn. Hier zou evenzeer de stress die (al dan niet zieke) partners en kinderen in de kleine behuizingen in het asielzoekerscentrum met zich meebrengen, een rol kunnen spelen. Vanzelfsprekend is de ervaren gezondheid zelf de belangrijkste (en bijna enige) determinant van het zorggebruik. Wie zich ziek voelt, gaat vaker naar de dokter. Een van de in het oog springende determinanten van gezondheid in dit onderzoek betreft de taalvaardigheid. Verondersteld kan worden dat met een betere taalbeheersing ook vaker een hogere opleiding en beter betaald werk in zicht komen, hetgeen weer gunstig doorwerkt op de gezondheid. Voor de bevordering van de gezondheid van vluchtelingen is het dus verstandig te investeren in taalvaardigheid. Ook is het van belang extra aandacht te besteden aan oudere migranten en mensen die al langer in Nederland verblijven. Familiehereniging is een belangrijke mogelijkheid om het welzijn en de gezondheid van migranten te ondersteunen. Meer onderzoek naar de verschillen bij etniciteit en de negatieve invloed van de verblijfsduur is nodig om zicht te krijgen op de complexiteit van deze determinanten. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 62 6 ‘Het is vies als twee jongens met elkaar vrijen’ david engelhard, hanneke de gra af, jos poelman, bram tuk Onderzoeksverantwoording De gemeten aspecten van de seksuele gezondheid zijn opgebouwd uit gemiddelde scores (op een vijfpuntschaal) op diverse vragen, die thematisch aan elkaar verwant zijn. Zie voor een overzicht van de items en de homogeniteit van de aspecten De Graaf e.a. 2005. We volstaan hier met de volgende inhoudelijke uitleg bij enkele aspecten: • ‘Gezinsklimaat’ heeft betrekking op de inschatting dat vader en moeder weten wanneer je het moeilijk hebt, je hulp en steun geven, weten wie je vrienden zijn en wat je doet na schooltijd en of zij laten weten dat ze van je houden. • ‘Informatie van (gezondheids)zorg’ heeft betrekking op de hoeveelheid informatie die mensen hebben afkomstig van onder meer de school- en huisarts, ggd of jongerenwerker. • ‘Interactiecompetentie’ heeft betrekking op de vaardigheid te kunnen praten over seksualiteit met de eigen partner, assertiviteit, controle en zelfvertrouwen. • ‘Schuld- en schaamtegevoelens’ heeft betrekking op schaamte omtrent seksuele gevoelens en masturberen, het vies vinden van seks en de inschatting nog niet toe te zijn aan seks. • ‘Permissieve attitude’ heeft betrekking op positieve opvattingen over vrije seks, zoals het hebben van seks voor het huwelijk. • ‘Conservatieve houding’ ten aanzien van man-vrouwverhoudingen heeft betrekking op de mening dat jongens meisjes horen te versieren, en niet andersom; dat meisjes minder ‘gemakkelijk’ moeten zijn dan jongens; dat het voor meisjes belangrijker is om maagd te blijven. • ‘Negatieve houding’ ten aanzien van homoseksualiteit heeft betrekking op het afkeuren van twee meisjes of twee jongens die samen vrijen; het verbreken van een vriendschap bij homoseksualiteit van de beste vriend(in); het vies vinden als twee jongens of twee meisjes met elkaar vrijen. Zie De Graaf e.a. 2005 voor een verantwoording van het onderzoek Seks onder je 25ste. PH • m.kennis.v.f 63 07-11-2007 17:06 Pagina 63 met kennis van feiten ebben allochtone jongeren uit niet-westerse landen een achterstand in kennis op het gebied van seksuele gezondheid? Hoe staan zij ten opzichte van homo’s en man-vrouwverhoudingen? In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van een aanvullende analyse van het onderzoeksmateriaal uit Seks onder je 25ste. Het gaat daarbij om de seksuele gezondheid van jongeren uit ‘overig niet-westerse landen’ (De Graaf e.a. 2005). Dit onderzoek betreft een in 2005 door Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland uitgevoerd onderzoek naar de seksuele gezondheid onder jongeren en jong volwassenen tussen 12 en 25 jaar met een steekproef van bijna 5000 jongeren. Seksuele gezondheid betreft het kunnen voorkómen van soa en hiv, en van ongewenste zwangerschap. Maar het omvat tevens de afwezigheid van morele en fysieke dwang en de afwezigheid van emotionele belemmeringen (zoals schaamte- en schuldgevoelens), en de afwezigheid van seksuele disfuncties. Seksuele gezondheid omvat ook het vermogen te genieten van seksualiteit. h Kennis en houding In tabel 20 is een aantal gemiddelde schaalscores opgenomen van diverse aspecten van seksuele gezondheid. Zie voor een bespreking van de schalen en doelgroepen de onderzoeksverantwoording aan het begin van dit hoofdstuk. Uit de tabel blijkt dat de groep jongeren uit de ‘overig niet-westerse’ landen (verder: onw-jongeren) in vergelijking met de Nederlands autochtone en westers allochtone jongeren minder kennis hebben op het gebied van seksualiteit; een minder ondersteunend gezinsklimaat kennen; minder met de ouders praten over seksualiteit; minder vaardig zijn in het aangeven van eigen behoeften en grenzen in het seksuele verkeer; meer schaamte- en schuldgevoelens kennen; een conservatievere opvatting hebben over seksualiteit en man-vrouwverhoudingen en negatiever staan ten opzichte van homoseksualiteit. De onwjongeren hebben echter over het algemeen meer kennis en zijn minder conservatief dan de jongeren van Marokkaanse en Turkse afkomst. Informatie van de gezondheidszorg krijgen alle groepen evenveel, alleen de Antilliaanse groep significant meer. Schuld- en schaamtegevoelens zijn bij de onw-jongeren en Turkse en Marokkaanse jongeren het hoogst en alle niet-westerse allochtone jongeren scoren (veel) hoger op conservatieve attitudes en staan negatiever ten opzichte van homoseksualiteit. Meisjes hebben over het algemeen meer kennis dan jongens, kennen iets meer schaamte- en schuldgevoelens, zijn nog wat conservatiever wat betreft de man-vrouwverhoudingen en zijn iets minder homofoob. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 64 Tabel 20 17:06 Pagina 64 [6] – ‘het is vies als twee jongens met elka ar vrijen’ Gemiddelde schaalscores op aspecten van seksuele gezondheid (2005) Marokkanen** onw* Turken Surinamers Antillianen Totaal* nl/ Westers*** j m j m j m j m j m j m gem min max Kennis van voortplanting, anti-conceptie en soa 3,13 4,48 1,98 3,11 2,29 2,55 3,82 4,86 4,25 5,22 4,77 5,69 4,8 -8 8 2,62 2,74 2,79 2,67 2,74 2,47 2,59 2,62 2,50 2,74 2,76 2,7 1 4 1,44 1,46 1,54 1,63 1,90 1,94 1,64 1,88 1,7 1 5 2,56 2,54 2,66 2,82 2,76 3,09 2,31 2,58 2,4 1 5 Gezinsklimaat 2,60 Praten met ouders over seksualiteit 1,47 1,57 1,31 1,35 Praten met vrienden over seksualiteit 2,54 2,62 2,22 2,27 Informatie van (gezondheids)zorg 1,51 1,46 1,48 1,51 1,49 1,57 1,63 1,63 1,87 1,44 1,55 1,5 1 5 4,08 3,88 3,94 3,82 3,76 4,23 4,28 4,20 4,29 4,31 4,28 4,3 1 5 2,92 2,14 2,76 1,81 2,09 1,80 1,96 1,76 1,93 1,9 1 5 2,53 1,98 2,89 2,72 3,05 2,85 3,15 3,07 3,0 1 4 3,61 2,65 2,98 2,65 2,82 2,18 2,30 2,44 1 5 3,38 2,82 2,34 2,71 2,45 2,22 1,90 2,27 1 5 1,63 Interactiecompetentie 4,18 Schuld- en schaamtegevoelens 1,96 2,30 2,50 Permissieve attitude t.a.v. seksualiteit 2,86 2,70 2,48 1,92 Conservatieve houding man-vrouwverhoudingen 2,75 2,86 3,00 3,59 3,14 Negatieve houding t.a.v. homoseksualiteit 2,96 2,50 3,49 3,45 3,19 Vetgedrukte cijfers zijn significant verschillend t.o.v. autochtone Nederlanders en westerse allochtonen (voor jongens en meisjes samen) (Scheffé test < .005). * onw = overig niet-westers. Het betreft een veelheid aan landen van herkomst. ** Etniciteit is bepaald conform de definitie van het cbs, dus op basis van het geboorteland (van een van de ouders). *** Het gaat hier om de autochtone Nederlanders en de westerse allochtonen (Europa (niet Turkije), Noord-Amerika, Indonesië en Japan). **** In deze kolom staan eerst de gemiddelde scores van de totale onderzoekspopulatie; gevolgd door de minimum- en de maximumscore. Bij ‘kennis’ kan de score –8 zijn als alle vragen fout zijn en 8 als alle vragen juist zijn. Een gemiddelde score van 0 kan voortkomen uit allerlei scorepatronen; iemand die bijvoorbeeld de helft goed en de helft fout heeft, komt uit op 0. Nieuwkomers in de puberteit Informatie over seksuele gezondheid wordt op school over het algemeen in de vroege puberteit gegeven. Van de jongste nieuwkomers mag daarom verwacht PH • m.kennis.v.f 65 07-11-2007 17:06 Pagina 65 met kennis van feiten worden dat zij net als andere kinderen voldoende informatie krijgen op school; oudere nieuwkomers (13 jaar en ouder) zouden belangrijke informatie over seksuele gezondheid kunnen missen. Tabel 21 Kennis van voortplanting, anticonceptie en soa in gemiddelde schaalscores (2005) Leeftijd heden Immigratie tot Immigratie vanaf 13 jaar (n*) 13 jaar (n) nl/westers(n) 12 – 14 jaar 2,21 (116) – ** 3,18 (1173) 15 – 17 jaar 4,15 (108) 3,00 (33) 5,68 (932) 18 – 20 jaar 5,01 (62) 3,98 (38) 6,21 (997) 21 – 24 jaar 5,43 (41) 5,25 (46) 6,40 (927) Totaal 3,79 (327) 4,13 (120) 5,25 (4030) * n = aantal respondenten. ** Deze groep betrof slechts 3 personen en is daarom niet opgenomen. Als we kijken naar de leeftijdsgroepen in totaal, dus afgezien van de huidige leeftijd, dan scoort de groep die na de dertiende verjaardag in Nederland is komen wonen, juist beter dan de migranten die als jonge kinderen zijn gekomen. Dat is echter te verklaren uit het feit dat de groep ‘oudere’ migrantenjongeren ten tijde van het onderzoek gemiddeld ouder waren dan de groep ‘jongere’ migrantenjongeren (respectievelijk 20 versus 17 jaar). Bekijken we de gemiddelde kennis per leeftijdsgroep, dan blijkt dat de oudere nieuwkomers wel een forse kennisachterstand hebben. Deze lopen zij pas in na hun twintigste jaar vergeleken met de groep die op jonge leeftijd is ingestroomd. De kennisachterstand ten opzichte van de Nederlandse en westers allochtone jongeren is en blijft groot. Zelfs de jonge allochtone twintigers moeten het nog afleggen tegen de Nederlandse (westers allochtone) tieners tot 17 jaar als het gaat om kennis. Op de andere gemeten gemiddelde scores van seksuele gezondheid zijn geen significante verschillen gevonden. overig niet-westers onderverdeeld Als we de onw-ers nader bekijken, is er een aantal landen van herkomst met voldoende respondenten om een voorzichtige inschatting van gemiddelde scores te kunnen maken. Met nadruk wijzen we erop dat de aantallen per land geen harde uitspraken rechtvaardigen. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 66 Tabel 22 17:06 Pagina 66 [6] – ‘het is vies als twee jongens met elka ar vrijen’ Gemiddelde schaalscores (n), naar land van herkomst (2005) (zie voor minimale en maximale score tabel 20) Land van Kennis van voort- Gezins- Permissieve Conservatieve Leeftijd herkomst planting, anti- klimaat attitude houding man- (gem.) seksualiteit vrouwverhouding conceptie en soa Afghanistan 3,00 (28) 2,94 (28) 2,22 (27) 2,95 (27) 16,8 Bosnië* 2,38 (14) 2,58 (14) 2,83 (14) 2,89 (14) 17,1 China 4,66 (24) 2,45 (24) 2,76 (22) 2,68 (22) 16,7 Indonesië** 5,87 (84) 2,76 (83) 3,17 (82) 2,30 (81) 19,4 Irak 1,88 (16) 2,85 (16) 2,25 (16) 3,12 (16) 16,5 Kaapverdië 3,44 (42) 2,59 (42) 3,02 (39) 3,03 (39) 16,0 Pakistan 2,46 (12) 2,93 (12) 2,54 (12) 2,69 (12) 17,6 Rusland 5,27 (11) 2,65 (11) 3,20 (11) 2,58 (11) 17,9 Zuid-Afrika 4,10 (12) 2,59 (12) 2,89 (12) 2,37 (12) 19,2 Nederland 5,26 (3798) 2,76 (3793) 3,11 (3641) 2,22 (3633) 18,6 * Bosnië is volgens de gangbare definitie van het cbs een westers land; het is hier opgenomen als zijnde een belangrijk herkomstland van asielzoekers in de jaren negentig. In tabel 20 zijn de jongeren afkomstig uit Bosnië meegeteld onder Nederlands/westers. ** Indonesië is volgens de gangbare definitie van het cbs een westers land; het is hier opgenomen vanwege de regionale spreiding en het relatief hoge aantal respondenten uit dat land. Zoals gezegd laten de aantallen per land geen ‘harde’ vergelijking toe en om die reden is ook geen significantieberekening uitgevoerd. Een voorzichtige inschatting wijst in de richting dat er vooral in kennis verschillen bestaan tussen de landen van herkomst. Irakezen scoren laag in kennis, hetgeen niet geheel door hun leeftijd kan worden verklaard. Dat is bij de hoge scores van jongeren uit Indonesië en Zuid-Afrika waarschijnlijk wel het geval. Ook de Nederlandse jongeren zijn relatief iets ouder. De Russen scoren hoog op kennis, hoewel zij jonger zijn dan de Nederlanders. Zij koppelen dat aan een hoge permissiviteit, zelfs hoger dan de Nederlandse jongeren. De tieners uit Kaapverdië kennen ook een hoge permissiviteit, echter gekoppeld aan een vrij conservatieve attitude in man-vrouwverhoudingen en gemiddeld kennisniveau. De Chinese jongeren scoren goed op kennis, zeker gezien hun relatief jonge leeftijd. Concluderend valt het op dat alle allochtone groepen, behalve de Antilliaanse, een achterstand hebben op het kennisniveau. De onw-jongeren scoren wel significant beter dan de jongeren van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst. Vooral de Marokkaans- en Turks-Nederlandse jongens hebben een enorme achterstand in kennis. De relatief oudere nieuwkomers hebben gedurende hun gehele tienertijd te PH • m.kennis.v.f 67 07-11-2007 17:06 Pagina 67 met kennis van feiten maken met een forse kennisachterstand ten opzichte van de nieuwkomers die al voor hun puberteit in Nederland zijn komen wonen. Hoewel zij deze kennisachterstand later wel inhalen, is het aannemelijk dat zij dan al een aantal jaren seksueel actief zijn zonder voldoende kennis van voortplanting, anticonceptie en seksueel overdraagbare aandoeningen. Immigratie als adolescent betreft dus een extra risicofactor voor de seksuele gezondheid. Het gezinsklimaat is een verzamelmaat voor de onderlinge band tussen ouders en kinderen. Gemeten is bijvoorbeeld wat de kinderen hun ouders vertellen en in hoeverre ouders op de hoogte zijn van het reilen en zeilen van hun kinderen. De verschillen zijn onderling niet groot, maar de Marokkaanse en Turkse jongeren scoren op dit aspect vergelijkbaar met de autochtone groep. Dat is opmerkelijk, omdat juist ten aanzien van deze groepen de indruk bestaat dat het gezinsklimaat weinig aansluit bij de Nederlandse samenleving. Op aspecten als praten over seksualiteit, informatieopname en interactiecompetentie zijn wel enkele (significante) verschillen, maar liggen de scores toch redelijk dicht bij elkaar. Anders is dat bij wat ze toelaatbaar achten in het seksuele verkeer. Het gaat dan om zaken als seks voor het huwelijk en traditionele man-vrouwverhoudingen. Daarin zijn autochtone jongeren duidelijk toleranter dan allochtone jongeren. De negatieve houding ten opzichte van homoseksualiteit is bij de Nederlandse jongeren al niet gering, maar bij de allochtone (inclusief uit de onw-landen) jongeren – met name de Marokkaanse en Turkse groepen – nog fors hoger. PH • m.kennis.v.f 68 07-11-2007 17:06 Pagina 68 [6] – ‘het is vies als twee jongens met elka ar vrijen’ PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 69 Geestelijke gezondheid met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 70 7 Vluchten en psyche evert bloemen n dit hoofdstuk staan de belangrijkste bevindingen van onderzoek naar het vóórkomen van psychiatrische aandoeningen onder asielzoekers en vluchtelingen in Nederland. De kern is dat de psychische gezondheid van veel asielzoekers en vluchtelingen slecht is. De toegankelijkheid van zorg lijkt zonder structurele problemen, maar interculturalisatie blijft nodig. i Prevalentie van psychiatrische gezondheidsproblemen Recent onderzoek over de psychische gezondheid van asielzoekers en vluchtelingen geeft voldoende aanknopingspunten om enkele uitspraken te doen over het voorkomen van ptss en andere psychische problematiek bij deze groepen (Gernaat e.a. 2002; Laban e.a. 2004; Laban e.a. 2005; Gerritsen e.a. 2006). Tabel 23 Psychiatrische aandoeningen onder Irakese asielzoekers (Laban e.a. 2005), in procenten Kort in Nederland Lang in Nederland Ptss 32 42 Depressieve stoornissen 25 44 Angststoornissen 14 31 Somatoforme stoornissen* 5 13 Alcoholafhankelijkheid 0 7 Eén of meer psychiatrische aandoeningen 42 66 Gemiddelde verblijfsduur 2,5 maanden 36,7 maanden Bron: Laban e.a. 2005. *Somatoforme stoornissen zijn lichamelijke klachten (zoals rugpijn, vermoeidheid, hoofdpijn), die lang aanhouden en waarvoor geen duidelijke lichamelijke oorzaak is te vinden. PH • m.kennis.v.f 71 Tabel 24 07-11-2007 17:06 Pagina 71 met kennis van feiten Psychiatrische aandoeningen onder asielzoekers en vluchtelingen (2006), in procenten Asielzoekers Vluchtelingen Ptss-symptomen 28 11 Depressie- of angstsymptomen 68 39 Gemiddelde verblijfsduur 3,4 jaar 8,8 jaar Bron: Gerritsen e.a. 2006. Zie voor een uitgebreid overzicht van de resultaten van Gerritsen e.a. pagina 35-37 (paragraaf Asielzoekers). Het onderzoek dat de psychiater Kees Laban uitvoerde, had betrekking op twee groepen Irakese asielzoekers: een groep (1) van 143 asielzoekers die net in Nederland waren (korter dan zes maanden, gemiddeld tweeënhalve maand), en een andere groep (2) van 151 asielzoekers die al langer in afwachting zijn van de beslissing over hun asielaanvraag (langer dan twee jaar, gemiddeld drie jaar). In de eerste groep blijkt bij 42 procent van de asielzoekers een psychiatrische stoornis aanwezig te zijn, en in de tweede groep – degenen die al langer in Nederland zijn – bij niet minder dan 66 procent. Het vermoeden dat veel hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor asielzoekers al langer uitten, namelijk dat de lange asielprocedure een ziekmakend effect heeft, is hiermee verder bevestigd. Verontrustend is verder de forse problematiek van asielzoekers die recent in Nederland zijn aangekomen: 14 procent heeft angststoornissen, 25 procent depressieve stoornissen en 31 procent een posttraumatische stressstoornis (ptss). Dit kan ook interfereren met het vermogen om aan de ind over het asielrelaas te vertellen. Dit onderzoek betrof alleen asielzoekers, die nog geen zekerheid over hun status hadden. Behalve dat de Irakese asielzoekers die al langer in de Nederlandse opvang verbleven, extra risico liepen om psychiatrische aandoeningen op te lopen, hadden ook vrouwen een hoger risico en de personen die een ingrijpende gebeurtenis hadden meegemaakt. Een kanttekening bij dit onderzoek is de longitudinale relatie die er gelegd wordt tussen twee metingen in twee verschillende groepen; men weet van de langer aanwezige groep namelijk niet hoeveel problemen zij hadden bij aankomst. Gerritsen en anderen hebben in een gezamenlijke studie van het vu-medisch centrum en het nivel aangetoond dat asielzoekers meer symptomen van ptss en depressie- en angstsymptomen ondervinden dan vluchtelingen. Somaliërs laten een iets gunstiger beeld zien dan Afghanen en Iraniërs; en mannen iets gunstiger dan vrouwen. Het meemaken van meer traumatische gebeurtenissen staat in negatieve zin in verband met alle gemeten gezondheidsverschillen. PH • m.kennis.v.f 72 07-11-2007 17:06 Pagina 72 [7] – vluchten en psyche Meer postmigratiestress en minder sociale steun leiden tot een hogere kans op ptss en depressie- en angstsymptomen (Gerritsen e.a. 2006) (zie ook tabel 8). De hoge prevalentie van psychiatrische aandoeningen correspondeert met de uitkomsten van eerder onderzoek onder Afghaanse vluchtelingen in Nederland met een verblijfsvergunning (Gernaat e.a. 2002) en onder Somalische asielzoekers en vluchtelingen (Roodenrijs e.a. 1998). Deze onderzoeken laten zien dat asielzoekers, en na statusverlening ook vluchtelingen, veel psychiatrische symptomen en aandoeningen hebben. Een belangrijk deel daarvan betreft ptss. Een vergelijkende meta-analyse van internationale onderzoeken onder vluchtelingen (van wie een deel verblijfszekerheid had) laat een iets gunstiger beeld zien (Fazel e.a. 2005). Na correctie op diverse variabelen blijven 11 procent ptss en 5 procent depressie onder asielzoekers/vluchtelingen over. Het is mogelijk dat er door de onderzoeksmethodologie en het psychiatrische kader van de dsm iv-diagnostiek sprake is van een verkeerde diagnose. Vluchtelingen en asielzoekers kunnen ook lijden aan vormen van neurologische en psychologische uitputting, wat in de icd-10 als neurasthenie wordt beschreven. In de dsm iv is de analoge diagnose een ongedifferentieerde somatoforme stoornis. Het zijn ziektebeelden met een relatief slechte prognose en veel somatische symptomen. Dit correspondeert met het hoge aantal lichamelijke klachten bij een aantal vluchtelingen. Ook deze diagnose is overigens weer een gebrekkige manier om klachten te vangen in een syndroomaal beeld, maar kan ons toch verder helpen in het begrijpen en behandelen van vluchtelingen en asielzoekers. Een verkeerde inschatting van de klachten kent het risico dat niet de meest geschikte behandelingen worden voorgeschreven. In de praktijk blijkt dat deze groep vluchtelingen niet altijd geholpen is met de reguliere depressieprotocollen. Ggz-zorggebruik Gezien de aard van de problematiek van asielzoekers is (de toegankelijkheid van) de ggz van groot belang. Daartoe sloot zorgverzekeraar vgz in 1999 een convenant met ggz Nederland voor een landelijk dekkend ggz-aanbod voor asielzoekers. Daarbij werd ervan uitgegaan dat 10 procent van de asielzoekers ggz-hulp nodig zou hebben (Zorgverzekeraar vgz 2003). Het percentage van de asielzoekers dat bij de ggz behandeld wordt, is niet bekend. De indruk bestaat dat dit percentage de laatste jaren is toegenomen. Dit wordt bevestigd door de cijfers over de gemaakte kosten voor de ggz-zorg voor asielzoekers. Daaruit blijkt dat door de afname van asielzoekers de kosten een dalende trend laten zien, maar dat de kosten per verzekerde asielzoeker juist toenemen (Jongedijk & Hoekstra 2005). Dit kan een aanwijzing zijn voor de toename van (de ernst van) ggz-problematiek onder asielzoekers. Het gebruik van psychof- PH • m.kennis.v.f 73 07-11-2007 17:06 Pagina 73 met kennis van feiten armaca is onder asielzoekers drie maal hoger dan onder het totale verzekerdenbestand. Er blijkt een sterke samenhang tussen gebruik van ggz-voorzieningen en duur van verblijf in de opvang. Toegankelijkheid van ggz-zorg Een onderzoek naar de toegankelijkheid van de ggz concludeerde dat de ggz voor asielzoekers in de meeste regio’s voldoet aan de uitgangspunten van het convenant dat hierover is afgesloten. Er is in alle regio’s een basisaanbod van ggz, maar er zijn grote verschillen tussen regio’s en in sommige regio’s moet nog een inhaalslag worden gemaakt (Stants e.a. 2003). Uit onderzoek onder 34 asielzoekers en vluchtelingen die in behandeling zijn bij de ggz, bleek de behandeling een positief effect te hebben op de mate van angstklachten, ptss-symptomen en de algemene gezondheid. De cliënten waren redelijk tevreden over de contacten met de ggz (De Graaff e.a. 2005). In het algemeen zijn er geen aanwijzingen dat de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor asielzoekers een groot of structureel probleem is. Natuurlijk stellen de specifieke problemen van asielzoekers, de context van de asielprocedure en het interculturele karakter extra eisen aan de zorg. Mede daarom zijn er altijd verbeteringen mogelijk. Dit vraagt van hulpverleners en hun instellingen een zelfkritische en lerende houding. De vraag is gerechtvaardigd of het aanbod van zorg aansluit bij de verwachtingen van asielzoekers en vluchtelingen. De suggestie is dat sommige vluchtelingen en asielzoekers moeite hebben met het abstracte denken over de begrippen ziekte en gezondheid. De rol van de verschillende schakels in de eerstelijnszorg (moa, huisarts) is voor hen bovendien niet altijd duidelijk en leidt tot ontevredenheid. Zij vinden dat lichamelijke klachten serieuzer onderzocht moeten worden en het liefst door een specialist. Het behandelen van psychische klachten door erover te praten met professionals zijn veel asielzoekers niet gewend, en zij vinden het ook niet passen bij hun cultuur. Schaamte en eergevoel maken dat psychische klachten worden gemeden, of binnen de familie of het sociale netwerk in stilte worden opgelost (Jukema & Wilts 1996). Dit verklaart ook ten dele de discrepantie tussen de geconstateerde ggz-problematiek en het ggz-zorggebruik. Slechts een deel van de asielzoekers die een ptss of andere ggz-problematiek heeft, vraagt daarvoor professionele hulp en komt in behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 74 8 Ingrijpende gebeurtenissen tammy bean Onderzoeksverantwoording Het onderzoek betrof een longitudinaal onderzoek met twee meetmomenten met een tijdsinterval van twaalf maanden, in de jaren 2002-2004. Bij het eerste meetmoment (T1) zijn 920 ama’s betrokken, bij het tweede (T2) 582. Daarnaast zijn ook voogden (T1=557; T2=501), leerkrachten (T1=496; T2=272) en ggz-hulpverleners (T1=85; T2=27) bij de twee meetmomenten betrokken. Het onderzoek was kwantitatief van opzet, waarbij gebruik is gemaakt van diverse psychologische meetinstrumenten. Ama’s uit 48 verschillende landen hebben deelgenomen, met een meerderheid uit Angola, China, Sierra Leone en Guinee. De jongeren waren tussen de 8 en 21 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar. Van hen was 70 procent jongen en een op de vier had familie in Nederland. Het proefschrift ‘Assessing the psychological distress and mental healthcare needs of unaccompanied refugee minors in the Netherlands’ dat over dit onderzoek is geschreven, is beschikbaar op https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/4921. Het Nederlandse eindverslag en de vertaalde vragenlijsten zijn beschikbaar op de website van Centrum ’45 www.centrum45.nl/research/amaenggz/ukamintro.htm. at is de hulpvraag van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) en hoe groot is de omvang van hun psychosociale problematiek? In dit hoofdstuk wordt een aantal resultaten gepresenteerd van een promotieonderzoek onder een steekproef van bijna duizend ama’s. Conclusie: ama’s rapporteren zeer veel psychosociale klachten in vergelijking tot andere adolescenten. Dit wordt toegeschreven aan het feit dat zij ernstige ingrijpende levenservaringen hebben meegemaakt. w PH • m.kennis.v.f 75 Tabel 25 07-11-2007 17:06 Pagina 75 met kennis van feiten Aantal meegemaakte ingrijpende gebeurtenissen door ama’s (eerste meetmoment) Meisjes Jongens Totaal N % N % Ingrijpende verandering in gezin 142 65.1 371 65.8 513 Scheiding van ouders/ ontvoering 136 61.0 422 70.8 558 68.1 Verlies van dierbare 187 83.1 555 89.1 742 87.5 Levensbedreigende ziekte 68 30.6 220 36.9 288 35.2 Ernstig ongeluk 23 11.6 80 14.8 103 13.9 Ramp 44 20.3 180 30.3 224 27.6 139 59.4 443 71.0 582 67.8 Oorlog of gewapend conflict N % 65.6 Fysieke mishandeling (zelf ervaren) 136 54.2 410 61.3 546 65.4 Fysieke mishandeling (getuige zijn van) 142 64.8 453 76.0 595 73.0 99 43.0 75 12.6 174 21.0 Overige (zelf ervaren gebeurtenis) 157 72.0 456 76.3 613 75.1 Overige (getuige van een gebeurtenis) 117 55.7 377 64.9 494 62.5 Seksuele mishandeling De percentages spreken voor zich. Vooral de gebeurtenissen die betrekking hebben op verlies van ouders en dierbaren, maar ook die van mishandeling zijn verontrustend hoog. Het valt op dat jongens systematisch meer gebeurtenissen melden dan meisjes, behalve waar het gaat om seksuele mishandeling. Internaliserende klachten en posttraumatische stress Ama’s rapporteren een hogere gemiddelde score voor internaliserende klachten dan voor externaliserend gedrag (zoals ruziemaken, stelen, drugsgebruik). Verder blijkt dat ama’s aangeven het meest last te hebben van posttraumatische stressklachten. In vergelijking met andere bevolkingsgroepen blijkt dat ama’s significant hogere scores op internaliserende klachten en posttraumatische stressklachten rapporteren dan Nederlandse en Belgische jongeren en migranten- en vluchtelingenjongeren die korter dan één jaar in Nederland of België verbleven. Na een jaar is er geen verandering opgetreden in het door de ama’s gerapporteerde klachtenniveau. Dit lijkt erop te duiden dat de klachten van ama’s een chronische aard aannemen. Ama’s hebben een 10,5 keer grotere kans om aan de criteria van een posttraumatische stressstoornis te voldoen dan Nederlandse jongeren (van vmboen roc-scholen). Ook de subjectieve beleving van ama’s over hun leven in Nederland en hun toekomstperspectief, inclusief de spanning over een verblijfsstatus of angst voor terugkeer, hangen sterk samen met hun klachtenrapportage. PH • m.kennis.v.f 76 07-11-2007 17:06 Pagina 76 [8] – ingrijpende gebeurtenissen Hulpvraag Ama’s hebben in veel grotere mate behoefte aan psychosociale hulp dan Nederlandse leeftijdgenoten. Maar liefst 60 procent van de ama’s geeft aan hulp nodig te hebben, tegen 8 procent van de jongeren in de referentiepopulatie. Ama’s met ernstige psychosociale problemen geven vaker aan psychosociale hulp te wensen dan ama’s met geringe problemen. Voogden en leerkrachten nemen echter in maar 30 procent van de gevallen de hulpvraag van de hulpbehoevende ama waar. De behoefte van de overige 70 procent wordt vaak niet gezien, omdat de aard van de problemen (depressief zijn, angstig voelen, nachtmerries hebben) vaak moeilijk waarneembaar is voor buitenstaanders als de jongeren het niet laten blijken. Begeleiders kunnen wel goed het onderscheid maken tussen ama’s die psychosociale hulp nodig hebben voor algemene emotionele problemen en zij die geen problemen hebben. Begeleiders vinden het echter veel moeilijker om het onderscheid te maken tussen ama’s die veel last hebben van posttraumatische stress en zij die daar geen last van hebben. Ama’s hebben te maken met veel psychosociale problemen. De kans dat een zodanig hoog klachtenniveau leidt tot belemmeringen in het dagelijkse functioneren, is zeer groot. Kinderen en adolescenten die regelmatig met heftige emoties geconfronteerd worden, bijvoorbeeld door traumatische ervaringen, en die bovendien onvoldoende begeleiding krijgen in het omgaan met die emoties, kunnen inadequate aanpassingsstrategieën ontwikkelen. Ama’s moeten leren omgaan met ingrijpende gebeurtenissen, zoals stress, verlies en angst. Daardoor kunnen zij emotioneel competent worden en beter met hun heftige emoties omgaan. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 77 9 ‘Somber en triest?’ ‘Ja!’ renske elshof Onderzoeksopzet Het onderzoek bestond uit een kwantitatief en een kwalitatief deel. Voor het kwantitatieve deel werd de internationaal gestandaardiseerde vragenlijst sf-12 (Short Form 12) gebruikt, aangevuld met enkele andere vragen. De vragenlijst betreft de ervaren gezondheid en het ervaren van beperkingen in het dagelijkse leven. Uit de vragenlijsten is een samenvattende maat voor de fysieke gezondheid (pcs) en voor de psychische gezondheid (mcs) berekend volgens de standaarden van Ware e.a. (2005). Waar mogelijk zijn de resultaten vergeleken met gegevens van het cbs wat betreft de Nederlandse bevolking. Het kwalitatieve deel van het onderzoek bestond uit semi-gestructureerde diepte-interviews en richtte zich vooral op de verklaringen voor de klachten en de gezondheidsbevorderende acties. Het onderzoek is verricht bij Pharos, in het kader van een afstudeerscriptie voor medische antropologie en geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam in 2005. Het onderzoek is uitgezet in twee asielzoekerscentra, azc Schagen, gericht op terugkeer, en azc Dronten, gericht op oriëntatie en inburgering. Tijdens het wekelijkse ‘stempelmoment’ is aan asielzoekers persoonlijk gevraagd de vragenlijst ter plekke in te vullen. De lijst was beschikbaar in zes talen, waardoor een diverse groep benaderd is. In beide centra heeft uiteindelijk bijna 40 procent van de op dat moment aanwezige volwassenen de vragenlijst ingevuld. Verwacht werd dat met een onpersoonlijke benadering al dan niet van een a-selecte steekproef of van de totale populatie in het centrum, de respons veel lager zou zijn. Na analyse bleek de respondentengroep voldoende representatief voor de op dat moment in Nederland verblijvende asielzoekerspopulatie wat betreft leeftijd, geslacht en herkomstland. Er zijn 242 vragenlijsten ingenomen, de respondenten zijn afkomstig uit 41 landen. Er zijn 11 diepte-interviews afgenomen. Het rapport is bij Pharos op te vragen. at is de ervaren gezondheid en welke beperkingen ondervinden asielzoekers in de centrale opvang? Waar wijten asielzoekers zelf hun slechte gezondheid aan? In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van w PH • m.kennis.v.f 78 07-11-2007 17:06 Pagina 78 [9] – ‘somber en triest?’ ‘ja’ een onderzoek met zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve methodologische aanpak. Ervaren gezondheid In tabel 26 staan de uitkomsten van een eenheidsmaat voor de fysieke gezondheid en de psychische gezondheid.1 Deze eenheidsmaten lopen van 1 tot 100; de Amerikaanse bevolking is geïndexeerd op 50. Zie voor meer informatie de onderzoeksverantwoording. Tabel 26 Fysieke en psychische gezondheid van asielzoekers vergeleken met de Nederlandse bevolking, 2005, in eenheidsmaten Asielzoekers Nederlanders* Fysieke gezondheid pcs 45 50 Psychische gezondheid mcs 34 53 * Alle cijfers met betrekking tot de Nederlandse bevolking komen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In tabel 27 staan de uitkomsten van een aantal vragen over de eigen gezondheid en het psychische welbevinden. Ook deze uitkomsten zijn vergeleken met die van de totale Nederlandse bevolking. Tabel 27 Ervaren gezondheid en welzijn van asielzoekers vergeleken met de Nederlandse bevolking, 2005, in procenten Item Asielzoekers Nederlanders Ervaren gezondheid: minder dan goed 53 20 Ervaren gezondheid: slechter dan een jaar geleden 49 – Fysieke pijn: veel 48 – Rustig en tevreden: ja 20 80 Veel energie: ja 22 69 Somber en triest: ja 54 6 Ervaren beperkingen In tabel 28 geven we de percentages van respectievelijk asielzoekers en de Nederlandse bevolking die positief antwoorden op vragen naar beperkingen in het dagelijkse leven of beperkingen onder invloed van pijn. PH • m.kennis.v.f 79 Tabel 28 07-11-2007 17:06 Pagina 79 met kennis van feiten Beperkingen ervaren door asielzoekers vergeleken met de Nederlandse bevolking, 2005, in procenten Asielzoekers Nederlanders Beperkingen bij dagelijkse activiteiten: ja 55 22 Minder activiteiten door lichamelijke gezondheid: ja 22 19 Minder activiteiten door emotionele problemen: ja 46 12 Beperkingen in dagelijkse activiteiten door pijn: ja 69 36 Bespreking Asielzoekers rapporteren een slechte gezondheid, meer dan twee keer zoveel als de Nederlandse bevolking. De psychische gezondheid is er het slechtst aan toe: de samenvattende maat hiervoor (mcs) is 34, terwijl die voor de Nederlandse bevolking 53 is. Het grootste verschil tussen asielzoekers en de Nederlandse bevolking betreft somberheid: de groep asielzoekers die zich somber en triest voelt, is bijna tien keer zo groot als de groep Nederlanders. Ook voelen vier keer zoveel Nederlanders zich rustig en tevreden als asielzoekers. Asielzoekers ervaren twee keer zo veel beperkingen in hun dagelijkse activiteiten. De oorzaak hiervan ligt vooral bij emotionele problemen en pijn; asielzoekers en Nederlanders dragen in ongeveer gelijke mate lichamelijke gezondheidsproblemen aan als oorzaak voor een vermindering van activiteiten. determinanten Belangrijke determinanten van een slechte zelf gerapporteerde gezondheid zijn het geslacht en de leeftijd (vrouwen en ouderen rapporteren een slechtere gezondheid), maar vooral de lengte van het verblijf in het asielzoekerscentrum: hoe langer het verblijf, hoe slechter de gezondheid. Het land van herkomst, het soort asielzoekerscentrum (gericht op terugkeer of integratie) en het opleidingsniveau houden niet significant verband met de ervaren gezondheid. Ook bij de beperkingen blijkt de lengte van het verblijf significant. Hoe langer het verblijf, hoe meer beperkingen mensen ervaren. Verder ervaren vrouwen significant meer beperkingen dan mannen, laag opgeleiden meer dan hoog opgeleiden en voelen asielzoekers met overgewicht (hoge bmi Body Mass Index) zich vaker beperkt dan asielzoekers met een normale of lage bmi. Een verrassende uitkomst is dat asielzoekers met familie in Nederland meer beperkingen ervaren dan asielzoekers zonder familie in Nederland. Niet van invloed zijn het soort asielzoekerscentrum en de leeftijd. 1 pcs: Physical Component Summary en mcs: Mental Component Summary. PH • m.kennis.v.f 80 07-11-2007 17:06 Pagina 80 [9] – ‘somber en triest?’ ‘ja’ wa ara an wijten a sielzoekers hun slechte gezondheid? Asielzoekers geven aan dat de huidige leefomstandigheden bijdragen aan een slechte gezondheid. In de directe woon- en leefomgeving gaat het dan om een eventuele slechte staat van de woningen en het gebrek aan privacy. Ook de ligging van het asielzoekerscentrum, bijvoorbeeld ver buiten de bebouwde kom, en de sociale en interculturele spanningen in het centrum worden door asielzoekers als risicofactor aangewezen. Door een gebrek aan arbeidsmogelijkheden, zinvolle dagbesteding en financiële middelen zijn de dagen gevuld met ‘niks doen’, wat een gevoel van verloren tijd oplevert en tot passiviteit leidt. Dit gevoel neemt toe als het wachten op een uitspraak lang duurt. Op familieniveau spelen dikwijls problemen met de rolveranderingen of spanningen binnen het gezin, maar ook zorgen over achtergebleven familieleden en de onzekere toekomst van de kinderen. Sommige asielzoekers zoeken actief naar oplossingen of activiteiten om de gezondheid op een positieve manier te beïnvloeden. Deze activiteiten bestaan onder meer uit (zwart) werk zoeken, zich richten op studie of religie, of actief hulp en steun zoeken bij de (geestelijke) gezondheidszorg of andere professionele hulpverlening. De bevindingen uit deze studie sluiten aan bij die van Bloemen (2000) en Koenders (2002), die eveneens concluderen dat asielzoekers relatief meer psychische dan lichamelijke klachten ervaren. Gerritsen e.a. presenteren in hun studie naar de zelfgerapporteerde gezondheid van asielzoekers vergelijkbare cijfers (Gerritsen e.a. 2005; zie ook hoofdstuk 2; zie ook Laban e.a. 2004). Laban heeft eveneens aangetoond dat de lengte van het verblijf negatief doorwerkt op de psychische gezondheid (Laban e.a. 2004). Dat de woonomstandigheden een risicofactor kunnen vormen voor de gezondheid van asielzoekers wordt eveneens in andere studies bevestigd (Van Dijk e.a. 2001; Laban e.a. 2004). Dat asielzoekers mét familie in Nederland zich slechter voelen en meer beperkingen ervaren dan asielzoekers zonder familie in Nederland, is een verrassend resultaat uit dit onderzoek. Over het algemeen rapporteren gehuwden of samenwonenden namelijk een betere gezondheid dan alleenstaanden (cbs) en ook voor vluchtelingen geldt dat familie een beschermende factor is (zie hoofdstuk 5). Dat het bij asielzoekers anders is, kan komen door de spanningen die zich regelmatig binnen de familiesfeer voordoen in de centra. Deze spanningen zijn vaak het gevolg van eerder doorgemaakte gebeurtenissen in het land van herkomst of van de beperkte en veranderde leefomstandigheden in Nederland. Een relatievering van het gevonden resultaat is dat veel alleenstaande asielzoekers (die dus ‘geen familie’ hebben) jonge mannen zijn; en die hebben sowieso relatief minder kans op gezondheidsproblemen. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 81 17:06 Pagina 81 met kennis van feiten Conclusie Meer dan de helft van de asielzoekers voelt zich slecht, is somber, triest, onrustig, ontevreden of energieloos. Asielzoekers ervaren ook veel beperkingen in het dagelijkse leven, vooral door psychische klachten. De lengte van het verblijf heeft hierop een grote invloed. Hoe langer de duur van het verblijf in een asielzoekerscentrum, met alle daarbij horende levensomstandigheden, hoe slechter ze zich gaan voelen. Als het doel is om de gezondheid van asielzoekers te ondersteunen, dan is op basis van dit onderzoek de meeste winst te verwachten van een zo kort mogelijk verblijf in asielzoekerscentra, gecombineerd met activering en sociale participatie. PH • m.kennis.v.f 82 07-11-2007 17:06 Pagina 82 [9] – ‘somber en triest?’ ‘ja’ PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 83 Doelgroepen met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 84 10 De jeugd van tegenwoordig marol a sproet, bram tuk ederland telt bijna vier miljoen mensen jonger dan 20 jaar. Ongeveer 22 procent hiervan – in de grote steden oplopend tot 55 procent – is allochtoon (cbs). Over de Nederlandse jeugd met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond wordt vaak geschreven, maar hoe zit het met de jongere, die hier als alleenstaande minderjarige asielzoeker (ama) of als kind van asielzoekers kwam? In dit hoofdstuk worden belangrijke risicofactoren genoemd, de gezondheids- en opvoedingsproblemen van jongeren met een asielachtergrond, en de mogelijke maatschappelijke gevolgen daarvan. n Welke risicofactoren bedreigen jongeren met een asielachtergrond? De bronnen om de gezondheid van etnische groepen, nieuwkomers of vluchtelingen vast te stellen zijn beperkt. De registratie van etnische herkomst in de diverse voorzieningen heeft – om stigmatisering te voorkomen – lang in de taboesfeer verkeerd. In het algemeen kunnen we echter stellen dat kinderen en jongeren die als asielzoeker naar Nederland komen, blootstaan aan risicofactoren in het kader van hun gezondheid. Zij hebben te maken met verlieservaringen en onzekerheid die kunnen leiden tot stress, vooral als het vertrek uit het land van herkomst gedwongen en onaangekondigd is geweest. Asielzoekerskinderen worden geconfronteerd met enerverende omstandigheden in het land van herkomst, zoals (het zien van) fysiek geweld, vluchtervaringen, verlies en ontworteling, slechte leefomstandigheden en onvoldoende ouderlijke zorg. Het soms jarenlange verblijf in een asielzoekerscentrum, de vele gedwongen verhuizingen (tussen asielzoekerscentra) en de veranderingen in school en sociaal netwerk als gevolg daarvan, kunnen gezondheidsrisico’s voor kinderen met zich meebrengen. Bepalend voor het welzijn van kinderen in moeilijke omstandigheden is de mate waarin ouders hen kunnen ondersteunen en beschermen. Ouders die zelf ernstige psychische problemen hebben, zijn daartoe minder goed in staat. PH • m.kennis.v.f 85 07-11-2007 17:06 Pagina 85 met kennis van feiten Resultaten uit onderzoek van Pharos (Gerritse 2003; Sproet & Jasperse 2004; Baan 2005; Verduijn 2006; Tuk 2005) en van anderen (Van Willigen 2003; Bean e.a. 2005; Braat 2004; Pels & De Gruijter 2005; Sokal 2001) laten zien dat de genoemde cumulatieve risicofactoren ertoe kunnen leiden dat bij vluchtelingenjeugd meer ptss en stressgerelateerde klachtenpatronen voorkomen dan bij hun Nederlandse leeftijdgenoten. Ama’s zijn tijdens hun vlucht en als asielzoeker extra kwetsbaar. Zij missen de belangrijke beschermende en steunende factor, die ouders en familie kunnen bieden. Gezondheidsproblemen • • • • • • • • • • • • Als gevolg van de genoemde risicofactoren verschillen de gezondheidsproblemen van de vluchtelingenjeugd van die van de gemiddelde Nederlandse jeugd door hun omvang, diversiteit en aard. Geclusterd naar ontwikkelingsgebieden gaat het vooral om de volgende problemen: lichamelijk: gebitsproblemen, overgewicht, groeistagnatie, motorische problemen, parasitaire infecties en hepatitis; cognitief: concentratieproblemen, stagnatie cognitieve ontwikkeling, afwijkende werkelijkheidsbeleving; affectief: emotionele problemen, nachtmerries, bedplassen, regressie, parentificatie; sociaal: problematische binding: kinderen gaan alleen oppervlakkige relaties aan en hebben geen vertrouwen in anderen, negatieve omgangsvormen, gedragsproblemen, problematische omgang met regels, druk, agressief en veel onderlinge conflicten. Onderzoek van Sokal (2001) onder jonge asielzoekerskinderen (4 tot 12 jaar) toont aan dat ruim de helft last heeft van psychische problemen, van wie het bij 5 procent ernstige problemen betreft; bijna een derde last heeft van slaapproblemen; ruim een kwart gedragsproblemen kent; en 15 procent last heeft van bedplassen. Bij tieners (12 +), inclusief ama’s, gelden de volgende cijfers: meer dan een kwart kent psychische klachten, dat is drie maal zoveel als autochtone jongeren (Fazel & Stein 2003); ruim drie kwart heeft psychische en psychosomatische problemen, gedragsproblemen en stagnatie en regressie in de ontwikkeling (Van Willigen 2003); ongeveer 40 procent leidt aan een posttraumatische stressstoornis (ptss) (Richman in Van Willigen 2000); de meest voorkomende diagnose betreft depressieve stoornissen (o.a. Gerritse 2003; Bean 2005; Tuk 2005; Sproet e.a. 2006). PH • m.kennis.v.f 86 07-11-2007 17:06 Pagina 86 [10] – de jeugd van tegenwoordig De verschillen hebben te maken met de verschillende opzetten van onderzoeken of met afbakening van de doelgroep. Duidelijk is echter dat bij asieljongeren veel meer ptss en stressgerelateerde klachtenpatronen voorkomen dan bij hun Nederlandse leeftijdgenoten. In de meeste gevallen gaat het om met elkaar samenhangende problemen, die aan acute stress gerelateerd zijn en te maken hebben met traumatisering. Met name bij adolescenten dreigt ten gevolge van ernstige psychische, psychosomatische en sociale problemen hun ontwikkeling vast te lopen. Uitgaande van de dsm iv-classificatie wordt bij veel jongeren op As i een stemmings- of angststoornis vastgesteld, of een combinatie van beide. Daarnaast zijn er op As iv vaak meerdere, bijzonder belastende factoren te noemen, zoals verlies en rouw daarover, beperkt sociaal netwerk, problemen met de asielprocedure, gemis aan zinvolle dagbesteding en ontoereikende woonomstandigheden. Ama’s hebben veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en kampen daardoor met een zeer hoog psychosociaal klachtenniveau (zie verder hoofdstuk 8). Een speciale risicogroep vormen de ex-ama’s. Er is in de afgelopen jaren veel gesproken over hun verblijfsstatus en zaken als leefgeld en ondersteuning bij behuizing en scholing. Nadat zij vaak jarenlang geconfronteerd werden met gedwongen terugkeer, kunnen zij nu soms alsnog blijven als gevolg van de pardonregeling. Bij ama’s en ex-ama’s komen ongewenst en jong ouderschap veel voor. Hun jonge kinderen bevinden zich evenwel in een kwetsbare positie. Een cumulatie van risicofactoren is zeer waarschijnlijk, waaronder een mogelijk slechte psychische gezondheid van de ouders, alleenstaand moederschap, een marginale maatschappelijke positie en slechte sociale omstandigheden (Tuk e.a. 2006). Een kwetsbaar deel van de gezondheid is de seksuele gezondheid (zie ook hoofdstuk 6). Abortus komt relatief veel voor onder vluchtelingenvrouwen. Het abortuscijfer van vrouwen (15-44 jaar) in een asielzoekerscentrum is 15,3 per 1000 vrouwen per jaar. Dit is waarschijnlijk nog een onderschatting van het werkelijke abortuscijfer onder asielzoeksters. Het cijfer is hoger dan het algemene Nederlandse abortuscijfer (8,7 per 1000 per jaar in 2004). In de leeftijdsgroep 15-19 jaar bedraagt het abortuscijfer 23,5 per 1000 per jaar. Voor vrouwen uit Centraal Afrika en het merengebied, West-Afrika, Centraal Azië en Oost-Azië werden beduidend hogere abortuscijfers gevonden dan het gemiddelde voor asielzoeksters (Goosen 2006). Uit een kleinschalig onderzoek komt de inschatting dat het aantal zwangerschappen en abortussen onder ama’s zeer hoog is en dat het merendeel zwanger raakt tijdens hun verblijf in Nederland (Mubarak & Lathouwers 2006). Mogelijke gevolgen Gezondheidsproblemen zijn in de eerste plaats belastend voor de direct betrokkenen en hun omgeving. Wanneer het met jongeren niet goed gaat in opvoe- PH • m.kennis.v.f 87 07-11-2007 17:06 Pagina 87 met kennis van feiten ding en welzijn, kan dat echter ook leiden tot maatschappelijke overlast en criminaliteit. Hoewel jongeren uit etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn onder degenen die voor overlast zorgen, zijn er weinig gegevens die bevestigen dat de vluchtelingenjeugd daar deel van uitmaakt. De schoolprestaties van vluchtingenleerlingen in het basisonderwijs zijn in vergelijking met andere allochtone kinderen beter. Een uitzondering zijn Somalische kinderen die in het basisonderwijs slechter presteren dan andere allochtone kinderen (Hulsen & Mulder 2005). Een recente studie naar asielmigratie en criminaliteit (Boom e.a. 2006) wijst uit dat asielzoekers (12 jaar en ouder) vaker worden verdacht van criminaliteit dan de autochtone bevolking, maar minder vaak dan andere allochtone groepen, zoals Marokkanen en Antillianen. Wat kunnen wij eraan doen? Volgens het vn Kinderrechtenverdrag, dat door Nederland is ondertekend, hebben alle kinderen recht op gezondheidszorg en onderwijs. Het erkent ook het recht op een levensstandaard die toereikend is voor een goede lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en sociale ontwikkeling van het kind. De primaire verantwoordelijkheid voor de gezondheid en evenwichtige ontwikkeling van het kind ligt bij de ouders, maar de overheid moet daar wel de condities voor creëren. Als er sprake is van problemen en tekortkomingen in de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen en jongeren daardoor bedreigd wordt, is het belangrijk om randvoorwaarden als veiligheid, toegang tot onderwijs en (preventieve) gezondheidszorg te verbeteren. In asielzoekerscentra wordt gewerkt aan die verbetering. Ook dient de sociaal-pedagogische infrastructuur rond jeugdigen en gezinnen versterkt te worden. Het is daarbij nodig dat problemen van jeugd en ouders in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd en beoordeeld. En vervolgens moeten zij erop kunnen rekenen dat benodigde zorg snel wordt verleend en samenhang kent. Preventieve gezondheidszorg is bijzonder belangrijk om deze gezondheidsproblemen voor te zijn. Daarnaast kunnen onder meer gemeenschapsactiviteiten en ondersteuning van scholen helpen het isolement te doorbreken (Hjern & Jeppsson 2005). Vluchtelingenouders en jeugdigen zijn sterk gemotiveerd om te integreren in de Nederlandse samenleving en hebben hoge verwachtingen ten aanzien van onderwijs, werk, sociaal netwerk, gezondheid en welzijn. Ook hebben ouders in veel gevallen behoefte aan informatie over het opvoeden van kinderen en pubers. Daaronder ligt soms de vraag hoe zij het beste kunnen omgaan met de traumatische ervaringen van hun kinderen (Pels & De Gruijter 2005). De nieuwe centra voor jeugd en gezin zouden daar een belangrijke rol in kunnen spelen. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 88 11 Traumatisch besneden agnes verhulst it hoofdstuk bevat een aantal data over vrouwen- of meisjesbesnijdenis. We beperken ons tot enkele demografische data, de wettelijke kaders en de lichamelijke en psychosociale gevolgen voor de besneden vrouwen. Omdat de besnijdenis bijna altijd plaatsvindt in de kindertijd, spreken we over meisjesbesnijdenis. d Wat is meisjesbesnijdenis? • • Meisjesbesnijdenis is een gebruik waarbij de clitoris (deels) wordt besneden of verwijderd. Het komt voor in Afrikaanse landen rond de Sahara en in migrantengemeenschappen uit deze regio. Er zijn verschillende vormen van besnijdenis: Sunna-besnijdenis: Sunna betekent ‘traditie’ en betreft meestal het bijsnijden of inprikken van de clitoris, en wordt gezien als een relatief milde vorm. In Soedan staat het echter voor een ingrijpender vorm van besnijdenis. Faraonische besnijdenis (infibulatie): dit is de meest drastische vorm van besnijdenis waarbij de gehele clitoris wordt verwijderd. Soms worden ook de kleine schaamlippen en (delen van) de grote schaamlippen weggesneden en de wonden aan elkaar genaaid. Er blijft dan een kleine opening open voor urine en menstruatie. De meest gangbare vorm van meisjesbesnijdenis is het besnijden van de clitoris en de kleine schaamlippen (80 procent van alle gevallen). Infibulatie, de meest drastische vorm, wordt in 15 procent van de gevallen uitgevoerd. Meisjesbesnijdenis is diep geworteld in de cultuur van risicogroepen. De argumenten die aangehaald worden om vast te houden aan het culturele gebruik zijn divers: religieuze overtuiging, bescherming tegen de lustgevoelens van meisjes, argumenten rondom reinheid en schoonheid, rondom het veilig stellen van de toekomst van het meisje (huwbaar maken) en de behoefte om een goede ouder te zijn, waar het besnijden van dochters een elementair onderdeel van is. PH • m.kennis.v.f 89 07-11-2007 17:06 Pagina 89 met kennis van feiten Nederlands standpunt In Nederland is elke vorm van meisjesbesnijdenis sinds 1993 verboden. De Raad voor de Volksgezondheid (rvz) heeft in 2005 een advies uitgebracht over de wijze waarop meisjesbesnijdenis kan worden bestreden (rvz 2005). Naar aanleiding van dit advies heeft het kabinet een duidelijk standpunt ingenomen over vrouwelijke genitale verminking of meisjesbesnijdenis: het is ‘een vorm van geweld waar het kabinet zo snel mogelijk een einde aan wil maken in Nederland’. Meisjesbesnijdenis is een bijzondere vorm van kindermishandeling en bij de wet verboden, ook als het tijdens een vakantie in het land van herkomst wordt uitgevoerd. Er zijn tot nu toe in Nederland geen processen gevoerd. Pharos werkt al sinds begin jaren negentig met de Federatie van Somalische Associaties Nederland (fsan) samen om meisjesbesnijdenis tegen te gaan. In 2005 heeft het ministerie van Volksgezondheid Pharos aangewezen als het landelijke kenniscentrum op het gebied van meisjesbesnijdenis. Nienhuis e.a. 2007 en de website van Pharos bieden hier meer en actuele informatie over. Vóórkomen meisjesbesnijdenis De Wereldgezondheidsorganisatie (who) schat dat er 100 tot 140 miljoen vrouwen besneden zijn. Elk jaar lopen ongeveer drie miljoen meisjes het risico besneden te worden (who 2006). We weten niet hoeveel meisjes er jaarlijks in Nederland besneden worden, maar de rvz schat het aantal op minimaal 50. Van de Somalische vrouwen die in Nederland wonen, weten we zeker dat het allergrootste deel afkomstig is uit bevolkingsgroepen waar besnijdenis gebruikelijk is. We hebben onvoldoende zicht op de (veranderende) attitude over meisjesbesnijdenis onder deze bevolkingsgroepen, maar ook op het risico op een besnijdenis uitgevoerd in Nederland en de mogelijkheid dat meisjes tijdens een vakantie in het land van herkomst worden besneden. We kunnen alleen een inschatting maken van de grootte van de risicogroep. Tabel 29 In Nederland wonende vrouwen afkomstig uit landen waar 75 procent of meer vrouwen besneden zijn (2007) Land Aantal Land Aantal Somalië 8.776 Eritrea 466 Egypte 7.280 Mali 123 Ethiopië 4.837 Soedan Sierra Leone 1.813 Guinee Bissau 119 Djibouti 103 Guinee 964 Totaal Bron: cbs (2007). 2.452 26.933 PH • m.kennis.v.f 90 07-11-2007 17:06 Pagina 90 [11] – traumatisch besneden De Somalische bevolking is geconcentreerd in Amsterdam (bijna 4.000), Rotterdam (2.500), Den Haag (bijna 2.000), en enkele honderden in Utrecht, Tilburg en Eindhoven. Gevolgen van meisjesbesnijdenis Uit onderzoek blijkt dat vrouwen en meisjes van Afrikaanse afkomst die een besnijdenis hebben ondergaan, uiteenlopende reacties laten zien op de besnijdenis. Voor sommigen is het zonder meer een traumatiserende gebeurtenis (Lockhat 2004), terwijl anderen spreken over de trots door de statusverhoging en het plezier en de cadeaus naderhand (Chalmers & Omer- Hashi 2000). De kans op lichamelijke klachten en medische complicaties is groot, tijdens de ingreep maar ook daarna. Directe gevolgen tijdens en na de ingreep zijn onder meer extreme pijn (wanneer de ingreep zonder verdoving plaatsvindt), urineklachten (pijn bij plassen, ophoping urine in de blaas), overmatig bloedverlies en kans op infectie. Op de langere termijn doen zich de volgende medische complicaties voor: medisch ingrijpen om seksuele gemeenschap en bevalling mogelijk te maken, menstruatieklachten en moeilijke en/of pijnlijke urinelozing, urineweginfecties, chronische pijn in de onderbuik, onvruchtbaarheid door gynaecologische infecties, littekenvorming en problemen bij inwendig onderzoek (uitstrijkje). Uit onderzoek blijkt dat veel vrouwen die zich hebben laten besnijden, lijden aan chronische pijn en mobiliteitsproblemen (Lightfoot-Klein 1993; Whitehorn e.a. 2002). Allerlei psychische klachten, gerelateerd aan een posttraumatische stressstoornis (ptss), kunnen eveneens optreden. Volgens de who gaat het om psychische gevolgen als depressie, angst, frigiditeit en psychose. Ook in sociaal opzicht kunnen vrouwen beschadigd raken, hetgeen zich uit in schaamte, vervreemding, boosheid, wantrouwen en isolement. Uit onderzoek in Nederland naar besnijdenis kwam naar voren dat de vrouwen vooral last hadden van de lichamelijke gevolgen ‘en in mindere mate psychische gevolgen’ (Dekkers e.a. 2006). Seksueel en relationeel zijn de volgende problemen te verwachten: identiteitsverwarring en onzekerheid en schaamte over het eigen lichaam. Vrouwen kunnen zich zorgen maken over hun genitaliën (Toubia 1994), last hebben van stoornissen in seksueel verlangen (waaronder verminderd seksueel verlangen en seksuele aversie), stoornis in de seksuele opwinding, orgasmenstoornis en pijnstoornis (dyspareünie en vaginisme). PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:06 Pagina 91 12 Met recht illegaal marjan mensinga at is een illegaal en bestaat die wel? Illegalen worden gedefinieerd in juridische termen. Wat betreft gezondheid is er weinig wat hen bindt, behalve het feit dat zij moeilijk toegang hebben tot gezondheidszorg – hetgeen op zich van invloed kan zijn op de gezondheid. In dit hoofdstuk gaat het om de rechten van illegalen, inclusief het recht op gezondheidszorg. In hoofdstuk 2 zijn de data opgenomen met betrekking tot gezondheid. w Definitie Dé illegaal bestaat niet en mensen zijn niet van zichzelf illegaal. Mensen kunnen wel illegaal (dus onwetmatig) in een land verblijven, wanneer zij geen geldige verblijfsvergunning hebben. Dat is een juridisch feit en geen eigenschap van bepaalde mensen. Sinds Bulgarije en Roemenië lid zijn geworden van de Europese Unie (1 januari 2007) zijn de staatsburgers van die landen die voorheen illegaal in Nederland waren, geen illegaal meer. Deze verschuiving van status met oud & nieuw illustreert het politiek-juridische aspect van illegaliteit. Wij beschouwen illegalen als mensen die geen geldige verblijfsvergunning hebben om zich te bevinden in het land waar zij zich bevinden. De term illegalen is in het maatschappelijk gebruik besmet geraakt als zou het gaan om een categorie mensen die illegale (lees: criminele) activiteiten onderneemt. In Europees verband wordt meestal gesproken over ‘ongedocumenteerden’ (zie Bicocchi & LeVoy 2004). Om pragmatische redenen gebruiken wij wel de term illegalen (zie ook hoofdstuk 1). Demografie Volgens de meest recente schatting wonen er tussen de 75 en 185 duizend illegalen in Nederland. Het gaat daarbij om ruim 88 duizend niet-Europese en ruim 40 duizend Europese illegalen (Van der Heijden e.a. 2006). Eerdere PH • m.kennis.v.f 92 07-11-2007 17:06 Pagina 92 [12] – met recht illega al schattingen kwamen iets hoger uit (Leerkes e.a. 2004). Het aantal Europese illegalen is sterk gedaald, onder meer vanwege de uitbreiding van de eu. Het betreft een schatting, omdat illegalen vanzelfsprekend niet of nauwelijks geregistreerd zijn. Aan de schatting ligt een interessante methode (de vangst-hervangstmethode) ten grondslag. Van der Heijden e.a. geven daarvan een toegankelijke uitleg, inclusief de beperkingen ervan. De marge blijft daarom relatief groot en de methode lijkt niet goed bruikbaar om kleine jaarlijkse veranderingen vast te stellen (Van der Heijden e.a. 2006). De grootste groep bestaat uit arbeidsmigranten en uitgeprocedeerde asielzoekers. Illegalen wonen vooral in achterstandswijken in de grote steden. Daarnaast zijn bepaalde agrarische gebieden zoals het Westland populair, omdat daar de (zwarte) werkgelegenheid groot is (Leerkes e.a. 2004; Benseddik & Bijl 2005). Asielzoekers die uitgeprocedeerd raken, blijven vaak in de buurt van het asielzoekerscentrum wonen waar ze het laatst gewoond hebben. Ze kennen de omgeving daar en kunnen soms terugvallen op bestaande netwerken van VluchtelingenWerk of kerken. Koppelingswet In Nederland waren er tot 1998 allerlei soorten illegalen (‘witte’ en ‘grijze’), omdat het tot die tijd mogelijk was om – bijvoorbeeld – geen verblijfsvergunning te hebben, maar wel een sofinummer waarmee legaal premies en belasting werden betaald. Sinds de invoering van de Koppelingswet (waarmee de koppeling van databestanden mogelijk werd gemaakt) in 1998 is het niet meer mogelijk om ‘enerzijds wel’ en ‘anderzijds niet’ legaal in Nederland te verblijven. Sindsdien hebben illegalen daarom ook geen recht meer op overheidsvoorzieningen. De overheid heeft dit in vrijwel alle wetten vastgelegd. Ze wil niet dat een illegaal een schijn van legaal verblijf kan wekken, doordat hij een beroep kan doen op overheidsvoorzieningen. Op deze wijze wil ze ook het verblijf in Nederland ontmoedigen. Een illegaal heeft daarom geen recht op bijstand, huursubsidie, kinderbijslag en een woonvergunning. Een werkgever mag een illegaal niet in dienst nemen en een illegaal kan zich niet bij een zorgverzekeraar verzekeren. Toch rechten • • • Het juridische feit dat iemand geen recht heeft op overheidsvoorzieningen, maakt hem of haar nog niet vogelvrij. Op deze uitsluiting van overheidsvoorzieningen worden enkele uitzonderingen gemaakt. Illegalen hebben recht op rechtsbijstand. Illegale kinderen vallen onder de leerplicht. Illegalen hebben recht op medisch noodzakelijke zorg. PH • m.kennis.v.f 93 07-11-2007 17:06 Pagina 93 met kennis van feiten Bij het recht op rechtsbijstand gaat het vooral om (beroeps)procedures met de overheid (ind), waarbij de illegaliteit of verblijfsstatus zelf onderwerp van dispuut is. Ook kan het natuurlijk zijn dat illegalen in andere juridische verwikkelingen terechtkomen waarbij zij de hulp van een advocaat nodig hebben. Bij het recht op onderwijs geldt dat elk kind in Nederland tussen 5 en 17 jaar geheel of gedeeltelijk leerplichtig is. Scholen mogen dus een kind niet weigeren, omdat het geen verblijfsvergunning heeft. Ook mogen kinderen niet van school verwijderd worden om die reden. De toegang tot onderwijs hoeft dus geen probleem te zijn. Wel is met de feitelijke inschrijving op school nog niet geregeld dat het kind ook boeken heeft, een schooltas en andere benodigdheden. Een aantal gemeenten kent een fonds dat voorziet in leermiddelen voor illegaal verblijvende kinderen. Uit onderzoek van Defence for Children International (dci) (Braat 2004) blijkt dat de toegankelijkheid van onderwijs voor illegale kinderen soms te wensen overlaat. ‘Mensen uit het onderwijsveld zijn onvoldoende op de hoogte van de wet- en regelgeving omtrent ‘illegale’1 kinderen, waardoor zij vaak niet weten dat ‘illegale’ kinderen tot hun 18de mogen instromen in het onderwijs. Ook wordt soms gedacht dat het illegaal is om aan ‘illegale’ kinderen les te geven.’ (Braat 2004, p. 43). Veel kinderen gaan niet naar school omdat hun ouders bang zijn voor de registratie van de kinderen, zodat ze eventueel door de politie uitgezet kunnen worden. Het recht op medische zorg is in het kader van deze publicatie het meest van belang en tevens juridisch en politiek het meest heikele recht. Artsen zijn op grond van hun eed verplicht om iemand te helpen die ziek is, waarbij de patiënt de plicht heeft om voor deze dienst te betalen. Het is aan de arts om te beoordelen of het gaat om medisch noodzakelijke hulp. Alleen artsen zijn immers bevoegd om een diagnose te stellen, niet juristen of politici. De overheid streeft ernaar om de reikwijdte van noodzakelijke zorg in te dammen, omdat ook dit recht de schijn van legaliteit van verblijf kan oproepen en de kosten meestal uit overheidspotjes worden betaald. • • • • In elk geval behoort tot medisch noodzakelijke zorg: zorg ter voorkoming van levensbedreiging of verlies van essentiële functies; zorg ter voorkoming van een gevaar voor derden, zoals bij infectieziekten of psychische stoornissen die gepaard gaan met agressief gedrag; perinatale zorg; preventieve jeugdgezondheidszorg en vaccinaties (vws 1997, in Kulu Glasgow e.a. 2000). 1 dci kiest ervoor om illegaal en daarvan afgeleide termen altijd met aanhalingstekens (‘ ’) te schrijven. PH • m.kennis.v.f 94 07-11-2007 17:06 Pagina 94 [12] – met recht illega al De laatste drie punten zijn tamelijk concreet, maar vooral het eerste punt blijft onderwerp van discussie. Het tweede punt is van belang in het kader van de openbare orde, maar ook voor de volksgezondheid. De beperkte toegang van illegalen tot zorg die is gericht op besmettelijke ziekten als tuberculose en hiv/aids kunnen in principe leiden tot besmettingsrisico's voor anderen (Reijneveld & Van Herten 2000). De commissie Medische zorg aan (dreigend) uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale vreemdelingen (Commissie Klazinga), die is ingesteld door de medische beroepsorganisaties, komt eind 2007 met haar rapport, waarin onder meer richtlijnen worden gegeven over de invulling van het begrip ‘medisch noodzakelijke zorg’. Financiering van de zorg Artsen en hulpverleners in de eerstelijnszorg die medisch noodzakelijke zorg hebben verleend aan illegale patiënten, kunnen een beroep doen op de Regeling Stichting Koppeling (ook wel Koppelingsfonds of Illegalenfonds genoemd) voor een financiële vergoeding (Stichting Koppeling 1998, in Kulu Glasgow e.a. 2000). Instellingen die door de awbz gefinancierd worden, kunnen sinds 1 januari 2005 geen beroep meer doen op het Koppelingsfonds. Het fonds staat uitsluitend open voor subsidieverzoeken vanuit een regionaal samenwerkingsverband op het gebied van zorgverlening aan ongedocumenteerden. Deze mogen niet uit de Europese Unie komen (Polen en Tsjechen vallen erbuiten, Surinamers kunnen wel onder het Koppelingsfonds vallen). Om een beroep op de regeling te kunnen doen, moeten artsen, hulpverleners of instellingen werkzaam zijn in een regio vanwaaruit een beroep op de Stichting Koppeling is gedaan. Voorwaarde voor een vergoeding is dat aannemelijk gemaakt moet zijn dat het kosten betreft voor medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen, welke kosten niet ergens anders verhaalbaar zijn (bij de patiënt zelf, familieleden, charitatieve instellingen) of binnen de reguliere financiering gedekt kunnen worden. Op enkele uitzonderingen na wordt in de regeling uitgegaan van de zorg zoals omschreven in het basispakket. Daarbij is het primair de zorgverlener die de medische noodzaak van de zorgverlening bepaalt. Algemene ziekenhuizen, alsook ambulancediensten, die onder het regime van de Wet Tarieven Gezondheidszorg (wtg) vallen, kunnen geen beroep doen op het Koppelingsfonds. In het kader van de wtg-richtlijnen hebben deze instellingen de mogelijkheid om een vergoeding te krijgen voor hun onbetaalde rekeningen via de budgetpost afschrijving kosten ‘dubieuze debiteuren’. Sinds de invoering van de Koppelingswet wordt de grootte van het budget ‘dubieuze debiteuren’ jaarlijks bepaald, tevoren was dat elke drie jaar (Johannes Wier Stichting 2000 in Kulu Glasgow e.a. 2000). Sinds het nieuwe zorgverzekeringsstelsel in werking is getreden, wordt het PH • m.kennis.v.f 95 07-11-2007 17:06 Pagina 95 met kennis van feiten voor illegalen steeds moeilijker om hulp te krijgen. Voorheen sjoemelde men nog wel eens met de ziekenfondskaart van een familielid. Sinds de plicht tot identificatie bij de zorgverzekeringspas is dat erg moeilijk geworden. In de loop van 2008 komt er naar alle waarschijnlijkheid een Waarborgfonds waaruit alle zorg voor illegalen wordt bekostigd. Dit geldt dus ook voor ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en verpleeghuizen. Het Koppelingsfonds en de speciale regeling ‘dubieuze debiteuren’ vervallen in dat geval. Hoe dit nieuwe Waarborgfonds er precies uit gaat zien, is nog onduidelijk. Verscheidene organisaties, waaronder Stichting Koppeling, Lampion en Pharos hebben hun ideeën over het voorstel van het ministerie van vws kenbaar kunnen maken. Zie verder de informatie van Lampion op www.lampion.info. Toegankelijkheid van zorg • • • • tno Preventie en Gezondheid heeft op verzoek van het ministerie van vws onderzoek gedaan naar de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor illegalen in Nederland. De conclusies van het onderzoek luiden (Reijneveld & Van Herten 2000): De eerstelijnszorg is goed toegankelijk voor illegale patiënten. Met name in de eerstelijnszorg hebben zorgverleners tamelijk vaak contact met illegale patiënten; bijvoorbeeld een kwart van alle huisartsen ziet wel eens illegale patiënten. Het grootste deel van de zorg voor deze groep is echter geconcentreerd bij een beperkt aantal zorgverleners, vooral in de vier grote steden. Knelpunten in de toegankelijkheid van de zorg voor illegalen betreffen in het bijzonder dure zorg, complexere zorg en tweedelijnszorg; daarnaast zijn de geestelijke gezondheidszorg en nazorg en revalidatie waarschijnlijk beperkt toegankelijk. De inzet en het zorgnetwerk van eerstelijns zorgverleners zijn bepalend voor de mate waarin verdere zorg toegankelijk is voor illegale patiënten. Kulu Glasgow e.a. (2000) vermelden in het nivel-onderzoek naar de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor illegalen: ‘De conclusie is gerechtvaardigd dat hulpverleners problemen ervaren in de zorg voor illegalen: communicatieproblemen, problemen bij doorverwijzing en de financiële problematiek lijken het belangrijkst.’ Artsen en vrijwilligers die veel te maken hebben met illegalen, maken melding van verminderde toegankelijkheid van de medische zorg voor illegalen (Van den Muijsenbergh 2004; Van den Muijsenbergh e.a. 2006a; Lampion 2007). Er bestaat nog slechts een beperkte wetenschappelijke onderbouwing van deze indruk (Van den Muijsenbergh e.a. 2006b; Husejnova 2007). Ook de onderzoeken van tno en nivel stelden vast dat illegalen drie maal zo vaak met een levensbedreigende aandoening bij de huisarts kwamen en dat verloskundigen vaak problemen hadden met het doorverwijzen van zwangere illegale vrouwen. PH • m.kennis.v.f 96 07-11-2007 17:07 Pagina 96 [12] – met recht illega al Uit de Zorgbalans (Westert & Verkleij 2006), waarin de prestaties van de gezondheidszorg in 2004 worden behandeld, blijkt dat in wijken met relatief veel illegalen, sommige hulpverleners juist veel en anderen helemaal geen illegalen helpen. Er is dus sprake van afhankelijkheid van illegaal-vriendelijke hulpverleners. Sommige hulpverleners beperken zich tot ‘medisch noodzakelijke zorg’ of eisen eerst een financiële garantstelling. Van de medisch noodzakelijk geachte verwijzing naar de tweede lijn werd 20 tot 25 procent niet gerealiseerd. De medische zorg in achterstandswijken en voor marginale groepen in de samenleving (asielzoekers, illegalen en dak- en thuislozen) is meer dan gemiddeld complex door de omgang en de aard van de gezondheidsproblemen en de samenhang daarvan met andere problemen, zoals de verzekeringsstatus. Er wordt daarom gepleit voor continue monitoring van de toegankelijkheid van medische zorg voor marginale groepen (Westert & Verkleij 2006). Financiële ontoegankelijkheid ontstaat als mensen het gebruik van noodzakelijk geachte zorg beperken of uitstellen vanwege (te) hoge zorgkosten. Verzekerd zijn is een belangrijke garantie voor financiële toegang. Er is weinig bekend over de samenstelling van de groep onverzekerden, maar het betreft relatief veel jongeren, zelfstandigen en miljonairs (!); dak- en thuislozen vormen maar een klein deel. De overheid acht monitoring van groot belang wat betreft de ontwikkeling van het aantal onverzekerden (Westert & Verkleij 2006). PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 97 13 Oud in den vreemde nies van grondelle igranten en vluchtelingen worden ouder en daarmee neemt de behoefte aan inzicht in de positie en problematiek van deze doelgroepen toe. We bieden enkele data over de omvang van de groepen, onderzoeksresultaten naar gezondheid en zorg en naar de inkomenspositie. We sluiten af met enkele cijfers over de terugkeergeneigdheid. m Ruim 85 procent van de vluchtelingen in Nederland behoort tot de leeftijdscohort 18-50 jaar (Mattheijer 2000). Jongeren (15-24 jaar) en ouderen (65+) maken een relatief klein deel uit van de populatie vluchtelingen (Martens & Weijers 2000). Toch is er uit enkele niet-westerse landen nog een aanzienlijk aantal ouderen en toekomstige ouderen. Het aantal vluchtelingen ouder dan 55 jaar wordt geschat op 22 duizend (Van Grondelle in Moerbeek e.a. 2005). Daarnaast zijn er 34 duizend vluchtelingen tussen de 40 en 55 jaar, die over een tiental jaren ook tot de 55+-groep behoren. Tabel 30 biedt een overzicht van de grootste groepen niet-westerse oudere migranten, waarin speciaal een aantal vluchtelingenlanden is opgenomen. De ouderen uit de vier grote migrantengroepen in Nederland zijn veruit in de meerderheid, en ook de ouderen uit voormalig Joegoslavië en uit China vormen een aanzienlijke groep. De leeftijdsopbouw is zeer verschillend, hetgeen te zien is in de laatste kolom met de percentages 65-plussers (van de 40-plussers). Zowel in absolute aantallen als in percentage zijn er relatief veel oudere Surinamers; ook de Marokkanen en Chinezen zijn gemiddeld al wat ouder dan de andere oudere migranten. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 98 Tabel 30 17:07 Pagina 98 [13] – oud in den vreemde (Toekomstige) oudere migranten en vluchtelingen, 2005 Land van herkomst 40+ 50+ 65+ percentage 65+ (van 40+) Suriname 106.694 54.226 14.137 13 Turkije 81.249 39.035 10.066 12 Marokko 66.748 35.027 9.176 14 Nederlandse Antillen/Aruba 32.318 16.175 2.955 9 Voormalig Joegoslavië 23.299 12.956 2.303 10 China/Hongkong* 16.774 8.918 2.359 14 Irak 10.192 3.689 828 8 Iran 9.380 3.289 660 7 India/Pakistan 8.488 3.886 507 6 Afghanistan 7.262 2.955 745 10 Vietnam 5.071 1.779 360 7 Afrika (excl. Marokko) 39.659 12.714 1.873 5 Amerika (excl. usa, Canada, 15.362 6.497 1.241 8 Antillen en Suriname) Bron: cbs/Statline 2006. De grootste oudere migrantengroep wordt gevormd door de ouderen die zijn geboren in voormalig Nederlands-Indië. Toch zien we deze groep nergens vermeld in onderzoeken naar migranten, omdat zij geen erkende etnische groep zijn. De groep zelf heeft deze erkenning ook nooit geambieerd, omdat zij ook in Indië werden gezien als Nederlanders. Formeel kunnen we hen dan ook geen migranten noemen, zij worden ‘repatrianten’ genoemd. Het zijn wel ‘bijzondere’ Nederlanders met soms een andere culturele achtergrond, andere gewoonten en soms ook een andere taal. De Molukse groep heeft wel een etnische erkenning gewild en gekregen. Het aantal repatrianten in de naoorlogse jaren wordt geschat op 300 duizend (Nipo 2003). Volgens Schellingerhout (2004) wonen er 6.500 Molukse ouderen van 55 jaar en ouder in Nederland. Tabel 31 Absolute aantallen Indische Nederlanders en Molukkers in Nederland Indische Nederlanders Molukkers Eerste generatie 162.200 26.200 Tweede generatie 253.700 15.900 Totaal 415.900 42.100 Bron: Schellingerhout 2004. PH • m.kennis.v.f 99 07-11-2007 17:07 Pagina 99 met kennis van feiten Gezondheid Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft onderzoek gepubliceerd naar gezondheid en welzijn onder de vier grootste migrantengroepen, de Molukkers en autochtonen (Schellingerhout 2004). Over de gezondheid en het welzijn van oudere vluchtelingen is veel minder onderzoek beschikbaar. Gezondheid wordt in het onderzoek van het scp op verschillende manieren gemeten, waarvan in tabel 32 een kort overzicht. Tabel 32 Gezondheid van oudere allochtonen, naar etniciteit Gemeenschap Ervaren Chronische Geestelijke Fysieke gezondheid* klachten** gezondheid*** beperkingen**** Turkse 71 3,4 42 46 Marokkaanse 81 2,8 42 57 Surinaamse 61 2,3 46 25 Antilliaanse 44 1,6 50 12 Molukse 41 1,5 46 11 Autochtone 35 1,7 52 15 Bron: Schellingerhout 2004. * In percentages dat zich matig/slecht voelt, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. ** Gemiddeld aantal, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. *** In eenheidsmaat van 1-100 (hoe hoger de score, hoe groter het geestelijk welbevinden; betreft onder meer geestelijk welbevinden, vitaliteit en sociaal functioneren). **** In percentages ‘ernstig beperkt’, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. De gezondheid van veel allochtone ouderen is relatief slecht. Met name de Turkse, Marokkaanse en, in minder ernstige mate, de Surinaamse ouderen hebben te maken met een veel slechtere gezondheid dan de andere groepen. De oorzaken daarvan hangen veelal samen met de lagere sociaal-economische status, opleiding en waarschijnlijk ook met leefgewoonten. Ook het niet (gehad) hebben van werk blijkt een belangrijke determinant voor een slechtere gezondheid. De autochtonen en de Antillianen kenmerken zich door een relatief hoog geestelijk welbevinden, de Turken en Marokkanen scoren lager op deze schaal. Diabetes wordt onder deze groepen meer gerapporteerd dan bij autochtonen, evenals hypertensie en ernstige gewrichtsproblemen en rugklachten. Kanker komt echter weer minder voor onder ouderen van Marokkaanse, Antilliaanse en Molukse afkomst. Zie voor meer informatie Schellingerhout 2004. PH • m.kennis.v.f 100 07-11-2007 17:07 Pagina 100 [13] – oud in den vreemde Zorg en hulp Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse ouderen bezoeken de huisarts vaker dan Molukse ouderen en autochtone ouderen, als alleen rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijd en geslacht. Als ook rekening wordt gehouden met ervaren gezondheid, gaan alleen de Surinamers vaker naar de huisarts dan autochtonen. Turkse en Marokkaanse ouderen maken tijdens hun reizen naar het land van herkomst het meest gebruik van de geneeskundige hulp daar. Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen hebben een grote draaglast omdat zij relatief veel zelfzorgproblemen hebben. Het inkomen is voor velen van hen geen hulpbron om hun draagkracht te vergroten, maar het sociale netwerk wel. Omdat er maar weinig Turkse en Marokkaanse ouderen alleenstaand zijn, is de groep kwetsbare ouderen bij hen niet veel groter dan onder andere ouderen met een relatief gunstiger gezondheid. Het netwerk van oudere vluchtelingen is juist kleiner, en daarom zijn de mogelijkheden om de draagkracht te versterken vanuit het sociale netwerk beperkt (Lahm 2006). Dat betekent dat de oudere een risico loopt om onvoldoende steun te krijgen en de mantelzorgers overbelast kunnen raken (Van Grondelle & Lahm 2006).Voor zowel vluchtelingen als allochtone ouderen uit de vier grote groepen geldt dat ze oplossingen voor de zorg allereerst uit eigen kring verwachten. Ongeveer de helft van de zelfstandig wonende Marokkaanse 55-plussers en 30 procent van de Turkse ouderen ontvangt informele hulp, veelal van thuiswonende kinderen of partner. Bij de andere ouderen ligt het aandeel dat deze hulp ontvangt lager. Allochtone mantelzorgers hebben extra taken op het terrein van begeleiding en tolken. Veel allochtone mantelzorgers lopen een verhoogd risico op overbelasting. De mantelzorger van een oudere vluchteling heeft te maken met een opeenstapeling van risicofactoren, omdat vaak sprake is van een complexe zorgsituatie en er veel emotionele aandacht wordt gevraagd, terwijl er een zeer beperkt sociaal netwerk is (Van Grondelle & Lahm 2006). Bijna een op de vijf Surinamers maakte in 2004 gebruik van thuiszorg. Bij Turken, Marokkanen en Molukkers liggen de percentages ouderen met thuiszorg significant lager (tussen 1 en 8 procent). Voor de Marokkanen kan het geringe gebruik samenhangen met een ruimere beschikbaarheid van informele hulp, van de Turken bleek 65 procent nooit van thuiszorg te hebben gehoord. Vluchtelingen blijken ook vaak onbekend met het aanbod van zorg en welzijn. In een onderzoek in Utrecht naar behoeften van oudere vluchtelingen op het gebied van wonen en welzijn bleek twee derde niet tot nauwelijks bekend met het aanbod (Meeuwisse 2004.) In de vier grote steden vindt voorlichting over voorzieningen ter ondersteuning van ouder wordende migranten al regelmatig plaats in de eigen taal voor de vier grote doelgroepen. Vluchtelingen en ouderen uit kleine niet-westerse taalgroepen worden nog niet of slechts beperkt bereikt. PH • m.kennis.v.f 101 07-11-2007 17:07 Pagina 101 met kennis van feiten De intramurale voorzieningen (verzorgings- en verpleeghuizen) en dagopvang zijn voor veel migranten onbekend. De laatste jaren is hierover in plaatselijke projecten voorlichting gegeven in de vorm van excursies, waardoor het negatieve beeld minder ‘afschrikwekkend’ wordt (Kloosterboer 2004). Veel ouderen zouden echter als ze naar een verzorgingshuis moeten gaan, de voorkeur hebben voor een apart verzorgingshuis voor hun eigen etnische groep of een islamitisch huis. Dit heeft te maken met de angst voor communicatieproblemen. Voor de Molukse, Turkse en Chinese gemeenschap is een dergelijke cultuuren taaleigen woonvorm op diverse plaatsen gerealiseerd. Inkomen en sociale zekerheid Veel migranten, en vooral vluchtelingen, hebben te maken met een korting op de aow. De aow is een basispensioen dat wordt opgebouwd met twee procent per jaar dat iemand tussen zijn 15de en 65ste levensjaar in Nederland heeft gewoond. Vluchtelingen die bijvoorbeeld op 45-jarige leeftijd in Nederland komen wonen, ontvangen maar 40 procent van de aow-uitkering als zij 65 worden. Momenteel heeft 15 procent van de ouderen een gekorte uitkering. Dit betreft 434 duizend personen. Volgens een prognose van de Sociale Verzekeringsbank (svb – de instelling die onder meer de aow uitkeert) zal in 2015 ruim een kwart van de aow-ers een onvolledige aow ontvangen. Het gaat daarbij om migranten en vluchtelingen, teruggekeerde emigranten en degenen die tijdens hun ‘opbouwjaren’ voor een deel in het buitenland hebben gewoond (voor zover zij zich niet vrijwillig verzekerd hebben, of de verloren jaren hebben ‘bijgekocht’). Wanneer het inkomen door de korting onder het sociaal minimum zakt, is een bijstandsuitkering mogelijk. Lang niet alle migranten en vluchtelingen zijn op de hoogte van deze mogelijkheid en leven derhalve in grote armoede. Een bijstandsuitkering (wwb) limiteert het aantal weken dat men in het buitenland kan verblijven (omdat men in principe een sollicitatieplicht heeft). Tot 60 jaar (of met een partner jonger dan 57,5) is dit maximaal 4 weken, vanaf 65 jaar is het 13 weken. Voor migranten die graag pendelen naar het land van herkomst, bijvoorbeeld om hun kinderen te zien, is dit soms een probleem. Terugkeergeneigdheid Onderzoek naar de terugkeerbehoefte van oudere migranten in Nederland is schaars (Engelhard 2006). Onderzoek van Van den Tillaart e.a. wijst op 22 procent met zekere remigratieplannen. Deze wens loopt uiteen van 35 procent onder Marokkanen tot 13 procent onder Bosniërs. Een in omvang vergelijkbare groep heeft de wens te remigreren, maar twijfelt over de realisatie daarvan (Van den Tillaart e.a. 2000). De wens om in het land van herkomst oud te wor- PH • m.kennis.v.f 102 07-11-2007 17:07 Pagina 102 [13] – oud in den vreemde den en te sterven is een belangrijke motivatie om remigratie te overwegen, maar onder meer de gezondheidszorg in Nederland weerhoudt hen hiervan (Van den Tillaart e.a. 2000; Engelhard 2004). Ook het feit dat kinderen en kleinkinderen in Nederland wonen, draagt daaraan bij. Onderzoek van Peeters geeft aan dat de meerderheid van de 55-plussers afkomstig uit de vier grote minderhedengroepen in Nederland (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) in Nederland oud zal worden (Peeters e.a. 2005). PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 103 Conclusie met kennis van feiten PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 104 14 Wat weten we wel? Wat weten we niet? evert bloemen e meeste deelconclusies van de onderzoeken die in dit boek besproken zijn, spreken voor zich. De cijfers leiden tot kennis en overzicht, maar het verbinden van deze kennis met de praktijk van bijvoorbeeld zorg, welzijn, onderwijs en arbeid is lastig. Daarom eerst een casus uit de praktijk van de zorg. d Ali is 43 jaar, komt uit Irak en is twaalf jaar geleden naar Nederland gevlucht. Na zes jaar verblijf in een azc kreeg hij een verblijfsvergunning als vluchteling. In Irak heeft hij in de jaren tachtig gevochten in de oorlog tussen Iran en Irak. Daarna heeft hij als opposant van Saddam Hoessein gevangen gezeten en is hij gemarteld. Sinds deze ervaringen is hij nooit meer de oude geworden, zegt zijn omgeving. Hij heeft diverse gezondheidsproblemen: hoge bloeddruk, overgewicht, pijnklachten aan rug en ledematen; hij rookt grote hoeveelheden sigaretten. Verder is hij depressief, heeft regelmatig herbelevingen van zijn oorlogs- en geweldservaringen en is prikkelbaar tegenover zijn vrouw en kinderen. Door dit alles is het nooit gelukt goed Nederlands te leren en werk te vinden. Hij leeft een geïsoleerd bestaan temidden van zijn gezinsleden. Deze casus sluit aan bij de onderzoeksresultaten in dit boek. Vluchtelingen ervaren een significant slechtere gezondheid dan autochtone Nederlanders. Wel zijn de onderlinge verschillen groot en is de ervaren gezondheid van vluchtelingen soms nog beter dan die van de meer gevestigde migranten in Nederland. Zo is de ervaren gezondheid van Turkse en Marokkaanse Nederlanders slechter dan die van vluchtelingen uit delen van Afrika en uit onder meer Vietnam. Wanneer op determinanten als leeftijd en geslacht wordt gecorrigeerd, blijken beide groepen migranten zich te kenmerken door een bijna algemeen ervaren gevoel van slechte gezondheid en welzijn. Enerzijds moeten we daarbij letten op de onderlinge verschillen en de grote mate van diversiteit van de gezondheidsproblemen onder migranten. De hoog opgeleide Turkse vrouw, recent naar Nederland gekomen na een huwelijk met een Turkse dorpsgenoot die al jaren in Nederland verbleef, zal haar depressieve klachten anders uiten en hier hulp voor vragen, dan een oudere Marokkaanse vrouw die al 25 jaar in Nederland verblijft, nadat haar man ooit als gastarbeider kwam. Een ex-kindsoldaat uit Sierra Leone zal anders met zijn huisarts PH • m.kennis.v.f 105 07-11-2007 17:07 Pagina 105 met kennis van feiten communiceren over zijn posttraumatische psychische klachten dan een universitair docent gevlucht uit Iran. We kunnen dus onmogelijk spreken over dé vluchteling, dé allochtoon, dé Turk of dé Somaliër. Net zo min als we spreken over dé autochtoon of dé Nederlander. Anderzijds moeten we in onze poging om meer grip te krijgen op trends en ontwikkelingen wel onderzoek doen naar groepen. Dit boek laat zien welke factoren onderzocht zijn als het om onderlinge verschillen tussen de verschillende groepen gaat. Dan blijkt dat migranten in algemene zin een slechtere gezondheid ervaren die niet afdoende verklaard kan worden met bekende determinanten als de sociaal-economische situatie, leeftijd en werksituatie. In het inleidende deel van deze bundel is een aantal factoren benoemd die ten grondslag kunnen liggen aan de gezondheidsachterstand van migranten. Migranten hebben – zo blijkt telkens weer – te maken met extra kwetsbaarheid voor de gezondheidsondermijnende factoren. Zeker in het hedendaagse Nederland is het daarbij van belang te wijzen op zaken als sociale uitsluiting, discriminatie en het behoren tot een minderheid die veelvuldig wordt aangevallen in het publieke discours. Dat dit kan bijdragen aan ernstige problematiek laten recente onderzoeken naar het ziektebeeld schizofrenie onder migranten zien. Bij dit psychiatrische ziektebeeld wordt steeds meer aangenomen dat naast de biologische aanleg ook sociale uitsluiting een causale relatie heeft met het frequenter voorkomen bij bepaalde groepen migranten. Ervaren gezondheid is een doeltreffende indicator van gezondheid, die bovendien aansluit bij de subjectieve beleving van de patiënt. Ook biomedische gezondheidsindicatoren komen steeds meer in kaart (bijvoorbeeld het voorkomen van diabetes, Vitamine D-tekort of genetische bepaalde aandoeningen als sikkelcelanemie of thalassemie). Onderzoek is van belang, omdat veel gezondheidsproblemen nu vaak worden weggeschreven op het conto van ‘migratiestress’, waarbij de vraag opdoemt of dit allemaal terecht is. Met wat we weten over de gezondheidsachterstanden en de oorzaken daarvan, kunnen we als professionals aan de slag met gezondheidsbevorderende acties, methoden en instrumenten. De kennis die zich geleidelijk ontwikkelt, moet leiden tot maatwerk voor groepen en individuen. Als bepaalde standaardwerkwijzen, protocollen of richtlijnen niet blijken aan te slaan, moeten we zoeken naar effectieve aanpassingen. Kennis van feiten kan hierbij helpen. Wat weten we niet dat we wel zouden moeten weten? Het is moeilijk om te weten wat je niet weet. Toch voelt iedereen die werkt met vluchtelingen of migranten, zich wel eens machteloos over het niet bereiken van bepaalde doelen. Er is weinig bekend hoe het met deze groep in de somatische (ziekenhuis)zorg gaat. We weten weinig van de langetermijngevolgen van migratie in de hoofden en harten van migranten. Als daar dan ook nog, zoals bij PH • m.kennis.v.f 106 07-11-2007 17:07 Pagina 106 [14] – wat weten we wel? wat weten we niet? veel vluchtelingen het geval is, geweldservaringen bij komen, wordt het nog complexer. Dan geven psychiatrische diagnoses nauwelijks weer wat er individueel speelt. Het gaat dan meer over zaken als rouw, verdriet, gemis, ontworteling, niet thuis voelen, zingeving, een plek vinden in een samenleving. Deze emoties vragen niet alleen om kennis van feiten maar ook om inzicht in zaken als individuele verhalen, drijfveren, angsten, taboes, innerlijke worstelingen en angsten. Dit vraagt om kwalitatief onderzoek en de ander willen leren kennen en begrijpen door ontmoeting. Dit levert kennis op die helpt om de verschillende perspectieven van hulpverlener en hulpvrager nader tot elkaar te brengen, die helpt om hulpvragen en hulpaanbod beter op elkaar aan te laten sluiten, die helpt om onduidelijke of afwezige hulpvragen te snappen en die helpt bij beter onderling begrip. Dit moet leiden tot een betere ‘gezamenlijke taalvaardigheid’, beter begrijpen wat de ander bedoelt of aankan. Een illustratie. Rose is 34 jaar, komt uit Congo en is acht jaar geleden gevlucht naar Nederland. Na vier jaar verblijf in een azc kreeg zij een verblijfsvergunning als vluchteling. In Congo zijn haar man en twee dochters gedood door militairen en is zij zelf verkracht. Dit heeft geleid tot een hiv-infectie en chronische psychische klachten. Voor beide is zij in behandeling. Haar behandelaars ervaren dat het moeilijk is haar klachtenpatroon te doorbreken. Het slachtofferschap heeft zich diep in haar geworteld en leidt tot apathie, zowel fysiek als geestelijk. Het lukt pas dit voorzichtig te doorbreken als de behandeling gaat over existentiele vragen: Hoe onherstelbaar is het leven kapot gemaakt? Hoe ziet zij zichzelf, als slachtoffer of als overlevende? Geven geloof en bidden haar kracht of opluchting? Kan zij een zin aan haar leven benoemen? Deze thema’s helpen om haar rouw en leegte te zien en geven de behandeling inhoud. Langzaam lukt het met behulp van rouwrituelen en religieuze hulp om de vrouw te activeren. Ze gaat sociale contacten aan en maakt voorzichtig plannen voor de toekomst. Deze casus laat zien hoe gezondheidsproblemen aangepakt kunnen worden door het invoegen bij de leefwereld en de betekenisgeving van de vrouw zelf. Daarmee combineert de professional de vaardigheden van diagnostiek (wat is er aan de hand) met het invoegen bij de vrouw als het gaat om het zoeken naar beweging en oplossingen. Het samenbrengen van kennis van meerdere disciplines is daarbij cruciaal. Dan komen de cijfers uit dit boek samen met antropologische kennis, interculturele vaardigheden en hulpverleningsmethodieken. Hiermee kan verder invulling worden gegeven aan het terugdringen van gezondheidsachterstanden en het recht op goede gezondheid(szorg) bij deze zeer diverse groep. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 107 Literatuur acvz (2007). Nederland migratiesamenleving 2025: studiecongres. Den Haag: Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Agyemang, C., Denktas, S., Bruijnzeels, M. & Foets, M. (2006). Validity of the single-item question on self-rated health status in first generation Turkish and Moroccans versus native Dutch in the Netherlands. Public Health, 6, p. 543-550. Baan, J. e.a. (2005). Eindrapport project ‘signalering specifieke gezondheidsdeterminanten bij kinderen uit niet-westerse culturen’. Utrecht: Pharos. Bean, T., Eurlings-Bontekoe, E. & Spinhoven, Ph. (2005). Alleenstaande minderjarige asielzoekers en de ggz. Deel II: eindverslag. Oegstgeest: Centrum ’45. Benseddik, A. & Bijl, M. (2005). Onzichtbaar achter glas: onderzoek naar de bijdrage van illegalen in de glastuinbouw van het Westland. Den Haag: Okia, Stichting voor stad en kerk. Berry, J.W. (1991). Managing the process of acculturation for problem prevention. Maryland: National Institute for Mental Health (hoofdstuk 12 uit: Mental health services for refugees p. 189-204). Bicocchi, L. & LeVoy, M. (2004). Undocumented migrants have rights!. An overview of the international human rights framework. Brussels: picum. Bijl, M. (2005). Onzichtbaar achter glas: illegalen in het Westland. Epidemiologisch Bulletin, 3, p. 11-18. Bloemen, E. (2000). Huisarts en vluchteling. Bijblijven, 6, p. 7-20. Bloemen, E. (2007, 2de druk). Een briefje van de dokter: medische zaken in de asielprocedure. Utrecht: Pharos. Boom, J., Engbersen, G. & Leerkes, A. (2006). Asielmigratie en criminaliteit. Den Haag: Elsevier. Bouwman, E., Jansen, W., Lovera Reivas, R., Niet, D. de, Reesink, G. & Schreuder, M. (2004). Geestelijke gezondheid bij asielzoekers in Noord-Nederland. Een epidemiologisch onderzoek in de provincies Groningen, Drenthe en Friesland. moa Noord-Nederland, Groningen. Braat, K.C. (2004). Ik ben er wel, maar ze zien me niet: ervaringen van ‘illegale’ kin- PH • m.kennis.v.f 108 07-11-2007 17:07 Pagina 108 literatuur deren in Nederland. Amsterdam: Defence for Children International Nederland. Burgers, J. & Engbersen, G. (red.) (1999). De ongekende stad: illegale vreemdelingen in Rotterdam. Amsterdam: Boom. Cantor-Graae, E. & Selten, J-P. (2005). Schizophrenia and Migration: A MetaAnalysis and Review. Am J Psychiatry 162, 1, p. 12-24. cbs (2005). Enquêteonderzoek onder allochtonen. Problemen en oplossingen. Voorburg: cbs. Chalmers, B. & Omer-Hashi, K. (2000). 432 Somali women’s birth experiences in Canada after earlier female genital mutilation. Birth, 4, p. 227-234. Dagevos, J. (2001a). De leefsituatie van allochtone ouderen in Nederland: stand van zaken, ontwikkelingen en informatielacunes. Den Haag: scp. Dagevos, J. (2001b). Perspectief op integratie. Over de sociaal-culturele en structurele integratie van etnische minderheden in Nederland. Den Haag: wrr. Dagevos, J. & Schellingerhout, R. (2003). Sociaal-culturele integratie: contacten, cultuur en oriëntatie op de eigen groep. In J. Dagevos, M. Gijsberts & C. van Praag (red.), Rapportage minderheden. Onderwijs, arbeid en sociaal-culturele integratie. p. 317-362. Den Haag: scp. Dam, J. ten, Liefhebbers, S. & Linders, B. (1996). Illegalen in de Nederlandse gezondheidszorg. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg, 6, p. 245-250. Dekkers, W., Hoffer, C. & Wils, J-P. (2006). Besnijdenis, lichamelijke integriteit en multiculturalisme: een empirische en normatief-ethische studie. Budel: Damon. Devillé, W., Uiters, E., Westert, G. & Groenewegen, P. (2006). Perceived health and consultation of GPs among ethnic minorities compared to the general population in the Netherlands. In G. Westert, L. Jabaaij, F. Schellevis (eds.), Morbidity, Performance and Quality in Primary Care: Dutch general practice on stage. p. 85-96. Abingdon: Radcliffe. Dijk, R., Bala, J., Ory, F. & Kramer, S (2001). ‘Now we have lost everything’: asylum seekers in the Netherlands and their experiences with health care. Medische Antropologie, 2, p. 284-300. Elshof, R. (2006). Iets zwaars drukt op mijn schoudersÖ: een gecombineerde kwantitatieve en kwalitatieve studie naar de ervaren gezondheid van asielzoekers. (masters scriptie) Amsterdam: UvA. Engelhard, D. (2004). Zorgen over terugkeer: terugkeermigratie met gezondheidsproblemen. Utrecht, Pharos. Engelhard, D. (2006). Pendelen op je oude dag: pendelmigratie en gezondheid bij oudere migranten. Cultuur Migratie Gezondheid, 1, p. 15-25. Engelhard, D. (2007). No Place Like Home? Return and Circular Migration among Elderly Chinese in the Netherlands. iias Newsletter 45. Engelhard, D., Vos, N. de, Pieterse, S. & Sellmeijer, M. (2006). Gezondheidsmonitor allochtone ouderen: methode voor het monitoren van de gezondheidssituatie van allochtone ouderen (rapport van een voorstudie). Utrecht, Amersfoort: Pharos, ggd Eemland. PH • m.kennis.v.f 109 07-11-2007 17:07 Pagina 109 met kennis van feiten Faist, T., (2000). The Volume and Dynamics of International Migration and Transnational Social Spaces. Oxford: Oxford University Press. Fazel, M. & Stein, A. (2003). Mental health in refugee children: comparative study. British Medical Journal 327, p. 134. Fazel, M., Wheeler, J. & Danesh, J. (2005). Prevalence of serious mental disorders in 7000 refugees resettled in western countries; a systematic review. The Lancet, 9467, p. 1309-1314. Feldmann, C.T. (2006). Refugees and general practitionars – partners in care? Amsterdam: Dutch University Press. Gernaat, H., Malwand, A., Laban, C., Komproe, I. & Jong, J. de (2002). Veel psychiatrische stoornissen bij Afghaanse vluchtelingen met verblijfsstatus in Drenthe, met name depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 24, p. 1127-1131. Gerritse, L. (2003). Toeleiding van vluchtelingenjongeren naar de jeugdzorg : perspectieven vanuit het Voorportaal, de Poortwachter en de Jeugdzorg. Utrecht: Pharos. Gerritsen, A., Ploeg, H. van der, Devillé, W. & Lamkaddem, M. (2005). ‘Gevlucht- Gezond?’: een onderzoek naar de gezondheid van, en het zorggebruik door asielzoekers en vluchtelingen in Nederland. Amsterdam, Utrecht: vumc, nivel. Gerritsen, A., Devillé, W., Linden, F. van der, Bramsen, I., Willigen, L. van, Hovens, J. & Ploeg, H.M. van der (2006). Psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen van en gebruik van zorg door Afghaanse, Iraanse en Somalische asielzoekers en vluchtelingen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 36, p. 1983-1989. Goosen, S. (2006). Abortus onder asielzoeksters in de centrale opvang: Registratie door de Medische Opvang Asielzoekers over de periode september 2004 – augustus 2005. Utrecht: lsb moa ggd Nederland. Goosen, S., Asselt, A. van & Koppenaal, H. (2005). Sterfte en doodsoorzaken onder asielzoekers in 2002-2003. Utrecht: ggd Nederland. Graaf, H. de, Meijer, S., Poelman, J. & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. Graaff, D. de, Kamperman, A., Komproe, I. & Jong, J. de (2005). GGz hulpverlening aan asielzoekers en vluchtelingen in Nederland: een evaluatiestudie met herhaalde metingen (gedurende een periode van 3 maanden). Amsterdam: tpo. Grondelle, N. van & Lahm, M. (2006). Mantelzorgers van oudere vluchtelingen: risico’s op overbelasting zijn evenredig groot. Phaxx, 2, p. 17-18. Grotenhuis, R. (red.) (2003). Van pionieren tot verankeren: tien jaar gezondheidszorg voor vluchtelingen. Utrecht: Pharos. Heijden, P. van der, Gils, G. van, Cruijff, M. & Hessen, D. (2006). Een schatting van het aantal in Nederland verblijvende illegale vreemdelingen in 2005. Utrecht: Onderzoekcentrum iops, Universiteit Utrecht. Hjern, A. & Jeppsson, O. (2005). Sociale steun adequater dan traumagerichte aanpak: geestelijke gezondheidszorg voor vluchtelingenkinderen in ballingschap. Phaxx 3-4, p. 15-17. PH • m.kennis.v.f 110 07-11-2007 17:07 Pagina 110 literatuur Hollander, A. de, Hoeymans, N., Melse, J., Oers, J. van & Polder, J. (red.) (2006). Zorg voor gezondheid: Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Hondius, A. (1992). Vluchtelingen en gezondheid. Deel ii: Empirisch onderzoek naar de psychische klachten van vluchtelingen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Hulsen, M. & Mulder, L. (2005). Speciale doelgroepen in het basisonderwijs. Nijmegen: its, Radboud Universiteit. Husejnova, V. (2007). Welke belemmerende factoren ervaren zwangere vrouwen zonder verblijfsvergunning in de toegang tot verloskundige zorg. (Verslag onderzoeksstage Rotterdam; niet gepubliceerd). Integratiekaart 2006 (Cahier 2006-8). Bijlage bij de Jaarnota Integratiebeleid 2006. Den Haag: cbs, wodc. Jehoel-Gijsbers, G. (2004). Sociale uitsluiting in Nederland. Den Haag: scp. Jongedijk, R. & Hoekstra, M. (2005). Ondanks krimp toch groei?: een quick scan naar behoefte en gebruik van geestelijke gezondheidszorg door asielzoekers in Nederland. Amersfoort: ggz Nederland. Jukema, J. & Wilts, N. (1996). Gezondheidszorg door de ogen van vluchtelingen: een pilot-onderzoek naar de ervaren toegankelijkheid en verwachtingen met betrekking tot de Nederlandse gezondheidszorg door Patiënten/Consumenten Platform Zwolle. Zwolle: Patiënten/Consumenten Platform. Kingma, J.H. (2003). Toegankelijkheid huisartsenzorg asielzoekers. Den Haag: Inspectie voor de Gezondheidszorg. Klaver, J., Odé, A. & Gent, M. van (2007). Vluchtelingenwerk integratiebarometer 2006 – Eindrapport. Amsterdam: Regioplan. Kloosterboer, D. (2004). Wij komen er aan, wensen, behoeften én ambities van oudere migranten in Nederland. Utrecht: Landelijke Overleg Minderheden (lom). Koenders, P. (2002). De gezondheidstoestand van asielzoekers in het asielzoekerscentrum Nijmegen. Nijmegen: P. Koenders. Kulu Glasgow, I., Bakker, D. de, Weide, M. & Arts, S. (2000). Illegalen aan de ‘poort’ van de gezondheidszorg: toegankelijkheid en knelpunten in de zorg van huisartsen, verloskundigen en spoedeisende hulpafdelingen. Utrecht: nivel. Laban, C., Gernaat, H., Komproe, I., Schreuders, B., Jong, J. de (2004). Impact of a long asylum procedure on the Prevalence of Psychiatric Disorders in Iraqi Asylum Seekers in The Netherlands. Journal of Nervous and Mental Disease, 12, p. 843-851. Laban, C., Gernaat, H., Komproe, I., Schreuders, G., Jong, J. de (2005). Invloed van de duur van de asielprocedure op de prevalentie van psychiatrische stoornissen bij Iraakse asielzoekers in Nederland. Tijdschrift voor Psychiatrie, 11, p. 743-752. Lahm, M. (2006). ‘Maar gelukkig is zij tevreden’: mantelzorg bij oudere vluchtelingen: een kwalitatief onderzoek. Utrecht: Pharos. Lampion (2007). Jaarverslag Lampion 2006. Utrecht: Lampion. Leerkes, A., San, M. van, Engbersen, G., Cruijff, M. & Heijden, P. van der PH • m.kennis.v.f 111 07-11-2007 17:07 Pagina 111 met kennis van feiten (2004). Wijken voor illegalen: over ruimtelijke spreiding, huisvesting en leefbaarheid. Den Haag: Sdu. Lightfoot-Klein, H. (1993). Disability in female immigrants with ritually inflicted genital mutilation. Women Therapy, 3-4, p. 187-194. Lindert, H., Droomers, M. & Westert, G.P. (2004). Tweede nationale studie naar de ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde gezondheid en zorggebruik. Bilthoven, Utrecht: rivm, nivel. Lockhat, H. (2004). Female genital mutilation: treating the tears. Middlesex: Middlesex University Press. Maagdenburg, V. van den (2004). Arbeid en Inkomen. In Jaarrapport Integratie 2004. Rotterdam: iseo. Mackenbach, J., Veen, E. van der & Evenblij, M. (red.) (2004). Gezondheid in kleur: nieuwe inzichten uit het onderzoeksprogramma Cultuur & gezondheid. Amsterdam: Aksant. Martens, E. & Weijers, Y. (2000). Integratiemonitor 2000. Rotterdam: iseo/eur. Mattheijer, M. (2000). De toelating van vluchtelingen in Nederland en hun integratie op de arbeidsmarkt: aias research report 2. Amsterdam: Amsterdam Institute for Advanced Labour Studies. Meeuwisse, M. & Arts, L. (2004). Verslag van een onderzoek naar behoeften van oudere vluchtelingen op het gebied van wonen en welzijn in Utrecht. Utrecht: VluchtelingenWerk Utrecht. Moerbeek, S., Grondelle, N. van, Huijbregts, V. & Ruuk, N. de (2005). Ongekend bijzonder: oudere vluchtelingen in beeld. Amsterdam: Stichting bmp. Mubarak, J. & Lathouwers, I. (2006). Epidemiologisch onderzoek naar de zwangerschap van ama meisjes op twee locaties in Brabant en Zeeland. Tilburg: Stichting moa Brabant & Zeeland. Muijsenbergh, M. van den (2004). Ziek en geen papieren. Gezondheidszorg voor mensen zonder geldige verblijfspapieren. Utrecht: Pharos. Muijsenbergh, M. van den, Lagro-Janssen, T. & Assmann, P. (2006a). Illegaal moet ook geholpen. Ook zonder papieren heeft een mens recht op medische zorg. Medisch Contact 61, p. 1068-1070. Muijsenbergh, M. van den, Schoevers, M. & Lagro-Janssen, T. (2006b). Health and access to health care for female illegal immigrants in Dutch cities and the practicability of a patient held medical record for these women and their general practitioners. bf12.3 abstract book woncaEurope 2006, Florence p. 27. Occhio Clinico, supplement to no 6, September 2006. nipo (2003). Wensen en behoeften van Indische Nederlanders en Molukkers. Amsterdam: nipo. Oort, M. van, Kulu Glasgow, I., Weide, M. & Bakker, D. de (2001). Gezondheidsklachten van illegalen: een landelijk onderzoek onder huisartsen en Spoedeisende Hulpafdelingen. Utrecht: nivel. Oort, M. van, Devillé, W. & Bakker, D. de (2003). Monitoring huisartsenzorg aan asielzoekers. Utrecht: nivel. PH • m.kennis.v.f 112 07-11-2007 17:07 Pagina 112 literatuur Peeters, A., Walker, A., Weidekamp-Maicher, M., Reichert, M., Polverini, F., Lamura, G., Bouwman, B., Knipscheer, K., Andersson, L. & Walker, C. (2005). Growing older in Europe. Maidenhead: Open University Press. Pels, T. & Gruijter, M. de (red.) (2005). Vluchtelingengezinnen: opvoeding en integratie. Opvoeding en ondersteuning in gezinnen uit Iran, Irak, Somalië en Afghanistan in Nederland. Assen: Van Gorcum. Razum, O., Zeeb, H., Akgun, H. & Yilmaz, S. (1998). Low overall mortality of Turkish residents in Germany persists and extends into a second generation: merely a healthy migrant effect? Tropical Medicine & International Health, 4, 297-303. Reijneveld, S.A. & Herten, L.M. van (2000). Toegankelijkheid van zorg voor illegalen. Leiden: tno Preventie en Gezondheid. Roodenrijs, T., Scherpenzeel, R. & Jong J. de (1998). Traumatische ervaringen en psychopathologie onder Somalische vluchtelingen in Nederland. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 3, p. 132-142. rvz (2005). Bestrijding vrouwelijke genitale verminking: beleidsadvies. Zoetermeer: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Schellingerhout, R. (2004). Cijferrapport allochtone ouderen: werkdocument 105. Den Haag: SCP. Schmeets, H., Reep, C. & Snijders, G. (2003), Afbakenen van moeilijk waarneembare bevolkingsgroepen. Bevolkingstrends, 3de kwartaal 2003, p. 62-68. Sikkel, D., Heijden, P. van der & Gils, G. van (2006). Methoden voor omvangschattingen van verborgen populaties, met name illegalen. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Snel, E., Boom, J. de, Burgers, J. & Engbersen, G. (2000). Migratie, integratie en criminaliteit: migranten uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in Nederland. Rotterdam: Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek. Sokal, D. (2001). Psychische problemen van asielzoekerskinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar. Scriptie sociale geneeskunde. Utrecht: nsph. Sproet, M. & Jasperse, A. (2004). The making of ‘more than six flags’: een groepsbehandeling waarbij jongeren niet afhaken. Phaxx 3-4, p. 30-32. Sproet, M., Jasperse, A. & Vos, R. (2006). Care, Cure en boterhammen, Methodiek effectieve groepstherapie vluchtelingenjongeren. Utrecht: Pharos. Stants, F., Zwan, I. van der & Tankink, M. (2003). ggz-zorgaanbod aan asielzoekers, een evaluatie van de ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg aan asielzoekers. Utrecht: Pharos. Stronks, K., Ravelli, A.C. & Reijneveld, S.A. (2001). Immigrants in the Netherlands: equal access for equal needs? Journal of Epidemiology and Community Health, 1, p. 701-707. Stronks, K., Uniken-Venema, P., Dahhan, N. & Gunning-Schepers, L.J. (1999). Allochtoon, dus ongezond? Mogelijke verklaringen voor de samenhang tussen etniciteit en gezondheid geïntegreerd in een conceptueel model. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 1, p. 33-44. PH • m.kennis.v.f 113 07-11-2007 17:07 Pagina 113 met kennis van feiten Tillaart, H. van den, Olde Monnikhof, M., Berg, S. van den & Warmerdam, J. (2000). Nieuwe etnische groepen in Nederland: een onderzoek onder vluchtelingen en statushouders uit Afghanistan, Ethiopië en Eritrea, Iran, Somalië en Vietnam. Nijmegen: its. Toubia, N. (1994). Female circumcision as a public health issue. The New England Journal of Medicine, 11, p. 712-716. Tuk, B. (2005). Gezondheid, veiligheid en ontwikkelingscondities van jonge asielzoekers – Kennisdocument Pharos. www.pharos.nl. Tuk, B. (red), Thiel, T. van, Schell, P. & Grondelle, N. van (2006). Preventieve ggz voor vluchtelingen met een status; beleidsdocument gemaakt in opdracht van het landelijk overleg ggz preventie vluchtelingen. Utrecht: Pharos. Uiters, E., Devillé, W., Foets, M., Westert, G.P., Verheij, R.A. & Groenewegen, P.P. (2005). Is er samenhang tussen stedelijkheid en etnische verschillen in zorggebruik? Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 4, p. 205-212. Verduijn, M. (2006). Over-leven in Nederland: een kwalitatief onderzoek naar hoe asielzoekers en professionals de Nederlandse leefsituatie van asielzoekerskinderen ervaren, met het oog op integratie. (Doctoraalscriptie algemene pedagogiek Rijksuniversiteit Groningen) Utrecht: Pharos. Verkleij, H. (1999). Monitoring de gezondheidstoestand van illegalen. Den Haag: Ministerie van vws. VluchtelingenWerk Nederland (2005; 2006). Vluchtelingen in getallen: 2005. Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland. Ware, J.E., Kosinski, M., Turner-Bowker, D. & Gandek B. (2002) How to score Version 2 of the SF-12 Health Survey. Lincoln: QualityMetric Incorporated. Wersch, S. van, Uniken-Venema, H., Schulpen, T. (1997). De gezondheidstoestand van allochtonen. In J. Mackenbach. & H. Verkleij (red.), Volksgezondheid Toekomst Verkenning ii. Gezondheidsverschillen (p. 199-223). Bilthoven: rivm. Westert, G. & Verkleij, H. (red.) (2006). Zorgbalans: de prestaties van de Nederlandse gezondheidszorg in 2004. Houten, Bilthoven: Bohn Stafleu Van Loghum, rivm. Whitehorn, J., Ayonrinde, O. & Maingay, S. (2002). Female genital mutilation: cultural and psychological implications. Sexual and Relationship Therapy, 2, p. 161-170. who (2006). Female genital mutilation – new knowledge spurs optimism. www.who.int/reproductive-health/hrp/progress/72.pdf. Wildschut, J., Lempens, A., Most, D. van der & Knibbe, R. (2003). Asielzoekers, vluchtelingen en illegalen in de Utrechtse harddrugsscene: een onderzoek naar de omvang, kenmerken en positie van niet-westerse harddrugsgebruikers die afkomstig zijn uit andere dan de Nederlandse immigratielanden. Rotterdam: Instituut voor onderzoek naar leefwijzen en verslaving. Willigen, L. van (1992). Vluchtelingen en gezondheid. Deel I: theoretische beschouwingen omtrent de medische klachten van vluchtelingen in de eerstelijnszorg. Proefschrift Universiteit Leiden. Lisse: Swets & Zeitlinger. PH • m.kennis.v.f 114 07-11-2007 17:07 Pagina 114 literatuur Willigen, L. van (red.) (2000). Health hazards of organized violence in children (ii): coping and protective factors. Utrecht: Pharos. Willigen, L. van (2003). Gevluchte kinderen – preventie van ziekte en bevordering van gezondheid. Arnhem: moa Oost Nederland. Wolffers, I. & Kwaak, A. van der (2004). Gezondheidszorg en cultuur. Amsterdam: vu Uitgeverij. Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S. & Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag, Leiden: scp, tno Kwaliteit van Leven. Zorgverzekeraar vgz & ggz Nederland (2003). Voorwaarden convenant vgz ggz Nederland: ggz-zorgaanbod asielzoekers. websites www.cbs.nl www.coa.nl www.pharos.nl www.unhcr.org www.who.int PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 115 Over de auteurs Tammy Bean is postdoctoral research fellow bij de University of Pittsburg, Medical Center (usa), en werkte voorheen als onderzoeker bij Centrum ’45. Zij is gepromoveerd op haar onderzoek naar de geestelijke gezondheid van ama’s. Evert Bloemen (Pharos) is arts en senior adviseur bij Pharos en tevens hulpver- lener bij ggz-instelling Altrecht (Utrecht). Hij schreef onder meer Een briefje van de dokter. Medische zaken in de asielprocedure (Utrecht: Pharos, 2007, 2de druk). Jan van der Brand (voorheen nivel) deed de analyses in hoofdstuk 2.1 in het ka- der van een bachelorstage biomedische wetenschappen aan de Universiteit Nijmegen. Walter Devillé (nivel) is arts-epidemioloog en Programmaleider International and Migrant Health bij het nivel. Hij publiceert veel over gezondheid(szorg) van niet-westerse migranten. Zie www.nivel.nl voor een overzicht. Renske Elshof (voorheen Pharos) is arts-in-opleiding bij het amc. Het onder- zoek dat zij in deze bundel presenteert, verrichtte zij in het kader van een masters-stage medische antropologie aan de UvA. David Engelhard (Pharos) (sinoloog) is senior onderzoeker en programmaleider Volwassenen en Ouderen bij Pharos. Hij publiceert vooral over terugkeermigratie en bereidt een proefschrift voor over de gezondheidsaspecten van pendelmigratie van oudere Chinezen. Hanneke de Graaf (Rutgers Nisso Groep) is onderzoeker bij de Rutgers Nisso Groep. Zij is eerste auteur van het onderzoek Seks onder je 25ste: seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Nies van Grondelle (Pharos) is senior onderzoeker/methodiekontwikkelaar bij PH • m.kennis.v.f 116 07-11-2007 17:07 Pagina 116 over de auteurs Pharos. Zij houdt zich bezig met thema’s rond oudere vluchtelingen, zoals mantelzorg en palliatieve zorg. Marjan Mensinga (Pharos) is senior adviseur/trainer bij Pharos en coördinator van Lampion, het landelijk informatie- en adviespunt over zorg aan illegalen. Jos Poelman (Soa Aids Nederland) is Programmaleider jongeren Soa Aids Nederland. Hij is betrokken geweest bij het onderzoek-en actieprogramma Seks onder je 25ste, de ontwikkeling van het lespakket Lang leve de liefde en de publicatie Jongeren seks en islam. Roelof Schellingerhout (Sociaal en Cultureel Planbureau) is senior wetenschap- pelijk medewerker allochtone ouderen en wmo bij het scp. Hij is onder meer auteur en redacteur van de publicatie Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen (Den Haag: scp, 2004). Marola Sproet (Pharos) is senior onderzoeker/methodiekontwikkelaar en pro- grammaleider Jeugd bij Pharos. Zij is onder meer co-auteur van Care, cure en boterhammen. Methodiek effectieve groepstherapie vluchtelingenjongeren (Utrecht: Pharos, 2006). Bram Tuk (Pharos) is senior preventiefunctionaris bij het programma Jeugd van Pharos. Hij houdt zich voornamelijk bezig met de doelgroep ama’s en seksuele gezondheid. Agnes Verhulst (Pharos) is programmaleider Vrouwelijke genitale verminking en focalpoint meisjesbesnijdenis. Zij houdt zich vooral bezig met communicatieprocessen in multiculturele preventieactiviteiten. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 117 Eerder verschenen boeken Voor een volledig overzicht en meer informatie zie www.pharos.nl. Gerda Nienhuis, Marina Hendriks, Zahra Naleie, Zware dingen moet je voorzichtig duwen. Achtergronden, gevolgen en aanpak meisjesbesnijdenis. Pharos, 2007. Bestelnr. 9P2007.04. Django Sterman, Een olijfboom op de ijsberg. Een transcultureel psychiatrische visie op en behandeling van jonge Noord-Afrikanen en hun families. Pharos, 2007. Bestelnr. 9P2007.03. Jelly van Essen & Julia Bala, Als glas in lood. Integratieve behandeling van vluchtelingenkinderen en -gezinnen. Pharos, 2007. Bestelnr. 9P2007.02. Evert Bloemen, Een briefje van de dokter... Medische zaken in de asielprocedure. Pharos, 2005-2007. 2de druk. Bestelnr. 9P2007.01. René Bruin, Marcelle Reneman & Evert Bloemen (Editors), Care Full. Medicolegal reports and the Istanbul Protocol in asylum procedures. Pharos, 2006. Bestelnr. 9P2006.06. Marola Sproet, Adriana Jasperse & Roelof Vos, Care, cure en boterhammen. Methodiek effectieve groepstherapie vluchtelingenjongeren. Handleiding en Werkboek. Pharos, 2006. Bestelnr. 9P2006.01. Jan Baan, Nou... dag maar weer. Afscheid nemen van asielzoekerskinderen in de klas. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.10. David Engelhard & Inge Goorts, God zal voor mij zorgen. Religieuze coping van vluchtelingen met gezondheidsproblemen. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.09. Erick Vloeberghs & Evert Bloemen, Uit lijfsbehoud. Lichaamsgericht werken met vluchtelingen in de ggz. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.08. Evelien van Asperen, Intercultural Communication & Ideology. Engelse editie. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.07. Gezond blijven in moeilijke situaties. Methodiek voor psycho-educatief groepswerk met asielzoekers- en vluchtelingenvrouwen. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.06. Gezond denken en gezond doen. Methodiek voor psychosociale groepsvoorlichting aan asielzoekers. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.05. Gezond blijven door onderlinge steun. Methodiek voor het opzetten van steungroepen van asielzoekers en vluchtelingen. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.04. Breg van Baars, Vrije Vogel. De voor- en doormethode toegepast in een preventieproject voor asielzoekers. Pharos, 2005. Bestelnr. 9P2005.01. Maria van den Muijsenbergh, Ziek en geen papieren. Gezondheidszorg voor mensen zonder geldige verblijfspapieren. Pharos, 2004. Bestelnr. 9P2004.05. David Engelhard, Zorgen over terugkeer. Terugkeermigratie met gezondheidsproblemen. Pharos, 2004. Bestelnr. 9P2004.04. Mirjam Blaak, David Engelhard, Frenny de Frenne & Marola Sproet, De smaak van noedelsoep. Begeleiding van Chinese ama’s in opvang en onderwijs. Pharos, 2004. Bestelnr. 9P2004.02. PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 118 Sander Kramer & Marianne Cense, Overleven op de m2. Veiligheidsbeleving en strategieën van vrouwen in de centrale opvang voor asielzoekers. Pharos/TransAct, 2004. Bestelnr. 9P2004.01. René Grotenhuis (samenstelling), Van pionieren tot verankeren. Tien jaar gezondheidszorg voor vluchtelingen. Pharos, 2003. Bestelnr. 9P2003.08. Evelien van Asperen, Interculturele communicatie & ideologie. Pharos, 2003. 2de druk. Bestelnr. 9P2003.03. Guus van der Veer, Training counsellors in areas of armed conflict within a community approach. Pharos, 2003. Bestelnr. 9P2003.02. Admira, Getuigenis en verbondenheid. Oorlogsverkrachting en huiselijk geweld in voormalig Joegoslavië. Trainers over hun werk voor de hulpverlening. Pharos, 2003. Bestelnr. 9P2003.01. Guus van der Veer, Gevluchte adolescenten. Ontwikkeling, begeleiding en hulpverlening. Pharos, 1998-2002. 2de druk. Bestelnr. 9P2002.04. Ien van Nieuwenhuijzen, met bijdragen van Bram Tuk, Bijvoorbeeld de liefde. Forumtheater bij voorlichting en educatie aan vluchtelingenjongeren. Pharos, 2002. Bestelnr. 9P2002.02. Marola Sproet, Vitamine C. Preventiemethode met creatieve werkvormen. Pharos, 2002. Bestelnr. 9P2002.01. Maartje Goudriaan, Met de dood in het hart. Rouw bij migranten- en vluchtelingenjongeren. Pharos, 2001-2003. 2de druk. Bestelnr. 9P2001.02. Ton van Dijk (m.m.v. Godelieve van Hugte), Wat doe je vanavond? Methodiek sociale steun vluchtelingenjongeren. Pharos, 2001. Bestelnr. 9P2001.01. Sjef de Vries, Psychosociale hulpverlening en vluchtelingen. Pharos, 2000-2002. 2de druk. Bestelnr. 9P2000.04. Patricia Schell & Paulien Muller, Terugkeren: een levenslang dilemma. Methodiek voor psychosociale ondersteuning van vluchtelingen. Pharos, 2000. 2de druk. Bestelnr. 9P2000.01. Truus Wertheim-Cahen (red.), Huizen van karton. Creatieve therapie met asielzoekers, mogelijkheden en onmogelijkheden. Niet meer verkrijgbaar; beschikbaar als pdf op www.pharos.nl. Hans Rohlof, Mia Groenenberg & Coen Blom (red.), Vluchtelingen in de ggz. Handboek voor de hulpverlening. Pharos, 1999-2001. 3de druk. Bestelnr. 99.005. Ildis Santini & Cristina Marsal Roig, De deur van de hoop. Integrale multidimensionele groepstherapie voor vluchtelingen. Pharos, 1999. Bestelnr. 99.003. Ton Haans (m.m.v. Harry van Tienhoven), Het labyrint van Ares. Werkbelasting door hulpverlening aan geweldsoverlevenden. Pharos, 1998-2004. 4de druk. Bestelnr. 98.003. kenniscentrum v lu c h t e l i n g e n e n g e zo n d h e i d PH • m.kennis.v.f 07-11-2007 17:07 Pagina 119