Vooruitzichten - Monitor - Flyer 2013

Transcription

Vooruitzichten - Monitor - Flyer 2013
Hoelang moeten we nog wachten op een gelijke man-vrouwverdeling?
Wat zijn de vooruitzichten?
Hoe hoger op de carrièreladder, hoe minder vrouwen in de universitaire wereld in Nederland
Pas over een halve eeuw gelijke man-vrouwverdeling
aan Nederlandse universiteiten?
Geringe stijging aandeel vrouwen in de wetenschap
tussen 2002 en 2012
100%
50%
90%
40%
80%
30%
70%
Vrouwen 2002
60%
Mannen 2002
50%
Vrouwen 2012
40%
Mannen 2012
20%
10%
0%
2002
2005
2010
2015
2020
2024
2030
2035
2040
2044
2050
2055 2058
Percentage vrouwelijke promovendi
30%
Percentage vrouwelijke universitair docenten
20%
Percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten
Percentage vrouwelijke hoogleraren
10%
0%
2002
2012
Studenten
Afgestudeerden
N=156.698
N=208.059
N=19.126
N=36.807
Promovendi
N=5.390
N=8.140
Universitair
docenten
Universitair
hoofddocenten
Hoogleraren
N=4.309
N=4.386
N=2.027
N=2.046
N=2.166
N=2.482
Man-vrouwverdeling bij studenten, afgestudeerden, promovendi, universitair docenten,
universitair hoofddocenten en hoogleraren1
In 2002 was circa 50% van de studenten en afgestudeerden aan Nederlandse universi­tei­
ten vrouw en in 2012 was dat nog steeds zo. Maar in wetenschappelijke functies neemt
het aandeel vrouwen bij iedere stap in de carrière nog altijd aanzienlijk af. Wel is de manvrouwverdeling sinds 2002 iets minder ongelijk geworden door een lichte stijging van het
aandeel vrouwen bij de universitair docenten (12%), de universitair hoofddocenten (9%)
en de hoogleraren (7%). Het aandeel vrouwen in deze functies is nu respectievelijk 35,3%,
22% en 15,7%.
Percentage vrouwen naar functiecategorie 2002-2012 en extrapolatie tot het jaar waarin
50% van deze functies wordt vervuld door vrouwen1
Het aandeel vrouwen in wetenschappelijke functies stijgt geleidelijk, maar langzaam. Deze
grafiek geeft weer hoelang we nog moeten wachten op een gelijke man-vrouwverdeling
als het aandeel vrouwen in universitaire functies in dezelfde mate stijgt als in de periode
2002-2012. Voor promovendi is dat dan te verwachten in 2020, voor universitair docenten
in 2024, voor universitair hoofddocenten in 2044 en voor hoogleraren pas over krap een
halve eeuw, in 2058.
Deze prognoses zijn berekend voor alle wetenschapsgebieden en alle universiteiten bij
elkaar. Per universiteit en per wetenschapsgebied kunnen er verschillen zijn.
Meer actuele cijfers over vrouwen in de wetenschap vindt u in de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012
www.stichtingdebeauvoir.nl/monitor
Vrouwelijke hoogleraren aan
de universiteiten in 2011 en 2012
Vrouwelijke hoogleraren aan de
universitair medische centra in 2012 en 2013
Seksesegregatie in de wetenschap
Glazen Plafond Index 2012
per universiteit
3,0
Radboud Universiteit Nijmegen
2,8
Taal & Cultuur
VU medisch centrum
2,6
Open Universiteit
2,4
Maastricht University
Universitair Medisch Centrum Groningen
Gedrag & Maatschappij
Universitair Medisch Centrum Utrecht
Recht
Academisch Medisch Centrum (UvA)
Gezondheid: studenten
UMC's: hoogleraren
Universitair Medisch Centrum St Radboud
Natuur
2,2
2,0
1,8
wind tegen ---->
Universiteit Leiden
1,6
Rijksuniversiteit Groningen
Universiteit Utrecht
1,4
1,2
<---- wind mee
1,0
Universiteit van Amsterdam
0,8
0,6
0,4
Vrije Universiteit Amsterdam
Leids Universitair Medisch Centrum
Economie
Erasmus Medisch Centrum
Techniek
Academisch Ziekenhuis Maastricht
Landbouw
0,2
Universiteit Twente
0,0
Tilburg University
Technische Universiteit Delft
Erasmus Universiteit Rotterdam
0%
Wageningen University
Technische Universiteit Eindhoven
0%
5%
10%
15%
20%
10%
15%
20%
25%
30%
0%
10%
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2011
Percentage vrouwelijke hoogleraren per universiteit in
2011 en 20121
Tussen 2011 en 2012 steeg het percentage vrouwelijke hoog­
leraren van 14,8 naar 15,7%. Deze lichte stijging vinden we
bij bijna alle universiteiten, alleen bij de Erasmus Universiteit
­Rotterdam, Tilburg University en Wageningen University is
sprake van een lichte daling.
De Radboud Universiteit Nijmegen heeft het hoogste per­
centage (21,8%), gevolgd door de Open Universiteit (21,5%)
en de Maastricht University (20,1%).
De technische universiteiten (Delft, Eindhoven en Twente),
met studies die van oudsher weinig vrouwen trekken, hebben
relatief lage percentages vrouwelijke hoogleraren.
30%
40%
50%
Percentage vrouwelijke hoogleraren (fte)
Percentage vrouwelijke hoogleraren april-juli 2012
Percentage vrouwelijke studenten (personen)
60%
70%
80%
Percentage vrouwelijke hoogleraren per universitair
medisch centrum in 2012 en 20132
Percentage vrouwelijke studenten en hoogleraren per
wetenschapsgebied in 2012 - 20131,2
Het percentage vrouwelijke hoogleraren bij de universitair
medische centra steeg tussen 2012 en 2013 met bijna 2%:
van 17% naar 18,7%. Slechts bij één universitair medisch
centrum is er een lichte daling: het Universitair Medisch
Centrum Utrecht. Koploper in het aandeel vrouwelijke
hoogleraren is het VU Medisch Centrum, waar ruim één
op de vier hoogleraren een vrouw is, gevolgd door het
Universitair Medisch Centrum Groningen (23,1%).
In alle wetenschapsgebieden is het percentage vrouwelijke
hoogleraren aanzienlijk lager dan het percentage
vrouwelijke studenten. Bij Techniek gaat het om circa 13%,
maar bij andere wetenschapsgebieden is het verschil
veel groter: Gezondheid 48%, Landbouw 47%, Gedrag
& Maatschappij 44%, Recht 38%, Taal & Cultuur 37%. In
de wetenschapsgebieden waar de discrepantie hoog
is, is extra actie nodig om het percentage vrouwelijke
hoogleraren te verhogen.
Deze tabel geeft de gegevens voor alle universiteiten bij
elkaar, het is mogelijk dat die hierin onderling verschillen.
Meer actuele cijfers over vrouwen in de wetenschap vindt u in de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012
Noten
1. Bronnen: studenten en afgestudeerden: 1cHO2002 en
1cHO2012, peildatum 1 oktober, in personen; wetenschappelijk
personeel: WOPI-data, VSNU, peildatum 31 december, in fte,
exclusief wetenschapsgebied Gezondheid.
2. Bronnen: opgaven afzonderlijke universitair medische centra,
peildata april-juli 2012 en september-oktober 2013.
3. Berekening Glazen Plafond Index (GPI) (zie Monitor Vrouwelijke
Hoogleraren 2012, p. 28, noot 6): percentage vrouwen in func­tie­
categorie X-1/ percentage vrouwen in functiecategorie X.
4. Zie Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012, p. 15.
20%
Vrouwen
Mannen
Promovendus  universitair docent
Promovendus  universitair docent
Universitair docent  universitair hoofddocent
Universitair docent  universitair hoofddocent
Universitair hoofddocent  hoogleraar
Universitair hoofddocent  hoogleraar
25%
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2012
5%
Percentage vrouwelijke hoogleraren sept-okt 2013
Deze poster is een uitgave van het Landelijk Netwerk
Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) en de Stichting de
Beauvoir. Hij is samengesteld door Marinel Gerritsen en
Thea Verdonk en is mede mogelijk gemaakt door de
Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
Een digitale versie van deze poster en de Monitor
Vrouwelijke Hoogleraren 2012 met meer cijfers
over vrouwen in de wetenschap vindt u op www.
stichtingdebeauvoir.nl en www.lnvh.nl/site/Publications.
Glazen Plafond Index per universiteit voor vrouwen en
mannen voor de carrièrestappen promovendus-universitair
docent, universitair docent-universitair hoofddocent,
universitair hoofddocent-hoogleraar1, 3
In deze grafiek is per universiteit de grootte van de
belemmeringen weergegeven die vrouwen en mannen
ondervinden bij de drie belangrijkste carrièrestappen in
de wetenschap. Dit is gemeten met de Glazen Plafond
Index.3 Deze index meet de ‘dikte’ van het plafond tussen
twee functiecategorieën. Een index van 1,0 betekent dat
er getalsmatig geen problemen zijn voor de onderzochte
groep (mannen of vrouwen): het aandeel vrouwen of het
aandeel mannen in opeenvolgende functiecategorieën is
dan nagenoeg gelijk. Is de index hoger dan 1,0, dan is dat
een indicatie dat er belemmeringen zijn in de doorstroom
van de onderzochte groep (mannen of vrouwen).
Een index lager dan 1,0 duidt op een gemakkelijke
doorstroming van de onderzochte groep.
De grafiek laat zien dat de index voor mannen altijd onder
de 1,0 ligt en voor vrouwen altijd boven de 1,0, behalve
voor de doorstroom van universitair hoofddocent naar
hoogleraar in Delft. Vrouwen ondervinden de meeste
belemmeringen bij de stap van universitair docent naar
universitair hoofddocent en de stap van universitair
hoofddocent naar hoogleraar. Voor deze carrièrestappen
zou actie ondernomen moeten worden om de doorstroom
van vrouwen te bevorderen.
De grafiek geeft de GPI per universiteit; uiteraard kunnen
de gegevens per wetenschapsgebied verschillen.4
Tekstredactie: Aggie Langedijk
Ontwerp poster: Helium, grafische vormgeving
December 2013

Similar documents

`Het grote verhaal`

`Het grote verhaal` promotie, vrouwen in dezelfde omstandigheden niet. Een hoogleraar vraagt haar promovenda, die vertelt dat ze zwanger is, of ze een abortus wil overwegen. Een andere zwangere vrouw krijgt te horen: ...

More information

Emancipatiebeleid voor universiteiten

Emancipatiebeleid voor universiteiten Een eerste theorie veronderstelt dat vrouwen en mannen verschillende eigenschappen, motivaties en ambities hebben die maken dat vrouwen minder geschikt zijn dan mannen voor hoge wetenschappelijke f...

More information

Emancipatiemonitor 2010

Emancipatiemonitor 2010 – Een ruime meerderheid van de bevolking vindt dat een buitenshuis werkende moeder net zo’n warme relatie met haar kinderen kan hebben als een moeder die niet werkt. Een voltijdbaan voor moeders w...

More information

M/V-VERDELING IN BESTUUR EN TOEZICHT BIJ

M/V-VERDELING IN BESTUUR EN TOEZICHT BIJ universiteiten en UMCs momenteel door wetgeving alsook in codes voor goed bestuur wordt gestimuleerd. Niet alleen verwijzen we daarbij naar de bepalingen die zich richten op een evenwichtige verdel...

More information