“ Het godsdeeltje? Irritante onzin”

Transcription

“ Het godsdeeltje? Irritante onzin”
22 OKTOBER 2014
KULEUVEN.BE/CK
JG 26
02
25
JAAR
Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating
gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099
Antwerpen X
2099 Antwerpen X
n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
een reclamebord
in de ruimte
“tijdens de examens is
de pieptoon ondraaglijk”
Doctoraatsstudenten financieren
onderzoek met spacebillboard
Student Bert Lecomte wil
lotgenoten met tinnitus helpen
3
9
“Strafpleiters zijn
overgewaardeerd”
we gaan er
2OO procent voor!
Radio
is heerlijk
wendbaar
Leven na Leuven:
advocaat Walter Damen
Kan je fysiek écht
over je limiet gaan?
Studenten leggen
Jan Hautekiet
het zwijgen op
14
20
18
de droomjob
François Englert
na de nobelprijs
“Een dame vroeg me of ze niet
te dik zou worden als ze wat van
die bosonen opat.”
Buikgevoel
bepaalt te vaak
diagnose depressie
Vlaamse huisartsen gebruiken zelden gestandaardiseerde vragenlijsten om depressies vast te stellen. Ze vertrouwen liever op hun ervaring en buikgevoel. Dat blijkt uit
het doctoraatsonderzoek van Sophie Liekens.
Uit
interviews
met
31 Vlaamse dokters blijkt
dat ze het gebruik van vragenlijsten kunstmatig en
tijdrovend vinden. Liekens
vergeleek de diagnoses
van 136 patiënten die antidepressiva kregen voorgeschreven met hun resultaten op een depressieschaal.
Vijftien procent van de patiënten die door de artsen als
zwaar depressief werd omschreven bleek gezond volgens de test. Tegelijkertijd
werden zware depressies
vaak over het hoofd gezien.
Lees meer op P.4
Nobelprijswinnaar François Englert geeft lezing in leuven
“Het godsdeeltje?
Irritante onzin”
Een jaar nadat hij samen met zijn Britse collega Peter Higgs als eerste Belg de
Nobelprijs voor de Fysica kreeg, komt François Englert naar Leuven voor een
lezing over een minuscuul deeltje met een kolossaal belang. “Ik was een beetje
uit dat onderwerp toen ik de Nobelprijs kreeg, maar begrijp me niet verkeerd:
die erkenning was welkom.”
TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens
P
Ticketje toekomst
“Robots met een menselijk uiterlijk? Speelgoed. We hebben
toch ook auto’s uitgevonden, en geen mechanische paarden?”
In de reeks brainstormavonden Utopia Revisited wikken en
wegen professoren onze toekomstdromen. Campuskrant
kijkt mee in de glazen bol.
Lees meer op P.7
rofessor Englert staat ons te
woord in zijn kleine, eerder
spartaanse kantoortje middenin het groen van de ULB, zevenhoog
in het gebouw van wetenschappen. Hij
voelt zich wat vermoeid, zegt hij. “Eén
van de gevolgen van de Nobelprijs is dat
ik sindsdien heel vaak moet uitleggen wat
mijn onderzoek precies inhoudt, maar dan
wel ‘kort en bondig’. Dat doe ik graag, maar
na een paar honderd keer wordt het wel
wat vermoeiend.”
Toch kijkt hij uit naar zijn lezing in
Leuven. Hij onderhoudt goede banden
met zijn Leuvense collega’s. “Ik herinner
me dat ik in 1998 gevraagd werd om in
Leuven een voordracht te geven, de gebruikelijke aanpak. Maar toen ik daar aankwam, bleken de organisatoren een soort
verrassingsbijeenkomst geregeld te hebben. Ze hadden buiten mijn weten om ook
mijn goede vriend en collega Robert Brout
uitgenodigd, en er hing een heel feestelijke sfeer. Dat vergeet je natuurlijk niet. Ik
heb ook nu nog heel goede contacten, met
heel gewaardeerde collega’s als Raymond
Gastmans, Walter Troost en Antoine Van
Proeyen. Ik kom dus gráág naar Leuven.”
Wat kan zijn gehoor daar verwachten?
“Voor een algemeen publiek houd ik het bij
de basisconcepten van onze theorie, zonder me te verliezen in technische details of
wiskundige achtergrond, hoe belangrijk
die ook zijn. Het resultaat is onvermijdelijk
onvolledig, maar hopelijk wel nog inzichtelijk. Ik mik op een​​verantwoorde glimpse.”
Het heelal opslorpen
“Je moet je publiek laten aanvoelen dat er
meer is dan je kunt vertellen, maar tegelijk mag hun verbeelding geen te gekke
sprongen maken. Een dame die had ver-
nomen dat het Brout-Englert-Higgs- of
BEH-boson – die term is historisch correcter dan het nog altijd gangbare Higgs-­
boson – voor massa zorgde, vroeg me ooit
of ze toch niet te dik zou worden als ze wat
van die bosonen opat. Die bezorgdheid
was niet helemaal terecht.”
Zij was niet de enige die moeite had met
de BEH-theorie. Een rechtbank in Hawaii
kreeg het verzoek de opsporing van het
deeltje te verbieden, omdat die zwarte gaten zou kunnen veroorzaken, die de aarde
of zelfs het heelal zouden kunnen opslorpen. Anderen spraken dan weer van een
speurtocht naar het godsdeeltje. “Irritante
onzin,” zegt professor Englert, de handen
machteloos richting hemel tillend.
Lees meer op P.10-11
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
column Walter Pauli is redacteur
voor Knack. Hij studeerde oude
geschiedenis aan de KU Leuven.
River Deep,
Mountain High
E
lk nieuw academiejaar is Leuven het
decor van een oud en taai gebruik:
de studentendoop. Ik beken: dertig
jaar geleden, in oktober 1984, heb ik vlijtig geparticipeerd aan dat gedoop.
In onze kring, Klio (‘Klassieke Filologie’ en
‘Oude Geschiedenis’) had je trouwens weinig
keuze. Die indruk hadden toch wij, de eerste­
kanners, al werden we bij die gelegenheid aangesproken/afgeblaft als ‘schachten’. De preses van
Klio kwam ons vooraf inpeperen dat wie dacht
de doop te ontvluchten, moeilijke weken te
wachten stonden. Op een dag zouden ‘ze’ je tóch
te pakken krijgen, ergens in een toilet, en kon je
van de aula of de bibliotheek zonder broek naar
je kot. Of ze dat dreigement werkelijk zouden
hardmaken, ook met de meisjes, bleef een open
vraag. Maar het was in elk geval een ‘argument’
met overredingskracht. Ik was er in elk geval bij.
Zo’n doop situeert zich tussen een initiatie
en een ontgroening in, al helt het over naar het
laatste. Gelukkig bleef onze doop braaf, en dus
saai. Eerst moesten we collectief in pyjama door
Leuven hossen en opdrachtjes uitvoeren: haasje-over, ganzenpas, kruiwagen, met een meisje op de rug paardje lopen. Dan ging het naar
Zaal Lido, waar meer geïndividualiseerde ongein
volgde. De meest ‘gewaagde’ opdracht was voor
twee jaargenoten die in een fotocabine een selfie
van hun bloot achterwerk moesten nemen. Vervolgens keek heel Klio naar vier blote billen. Dat
was het dan.
Beetje flauw? Welja, twee jaar later vonden
wij dat ook, toen we zelf tot het presidium behoorden. Wij zouden beter doen, met “fijnere
humor” vooral dan onze voorgangers. Dat was
het doel van een besloten vergadering op het kot
van onze ‘preses sport’, Steven Martens. Vandaag is Steven de grote man van de Voetbalbond,
toen was hij nog een tennisser en tenniscoach in
wording. Terwijl de rest brainstormde, speelde
­Steven voortdurend luchtracket. Naar analogie
met de gekende ‘luchtgitaar’, zwaaide hij met een
denkbeeldig tennisracket, en riep ‘fieuw fieuw’
terwijl hij met back- en forehand imaginaire ballen uit de hoek van de kamer dook of over een
onzichtbaar net smashte.
Intussen probeerde preses Koen Doens de
­fijne humor concreet te maken. U kent hem niet,
maar na een mooie loopbaan in de diplomatie
en als kabinetschef van een paar eurocommissarissen is Koen, toch volgens zijn Twitter-­account,
‘head of @EU_Commission Spokespersons’ Service’. Falen was voor hem nooit een optie. Hij was
dus de geknipte man om onze doop op niveau
te tillen.
Ik zou die avond niet zelf meemaken. Onze
eerstejaars moesten namelijk in pyjama rondhossen door Leuven. Tijdens het paardje-rijdenmet-een-meisje-op-de-rug zakte een jongen
door zijn enkel. Ik moest mee naar Gasthuisberg.
Toen we terugkeerden met een medisch verdict
(een spierscheur) en een voet in het gips, was de
doop al voorbij. Het was saai geweest, en voorspelbaar. Alweer.
Maar zolang er eerstejaars zijn, en zolang ouderejaars de ambitie blijven koesteren om het beter te doen dan wat hen ooit is aangedaan, zal er
in oktober gedoopt worden. Eén troost voor wie
dit jaar aan de beurt is: nadien wordt Leuven alleen maar beter en leuker. River Deep, Mountain
High: haal de luchtgitaar maar boven.
Artsen van UZ Leuven zijn erin geslaagd om bij een baby van
één jaar een nieuwe hartklep in te brengen via een katheter.
Omdat op die leeftijd de aders nog te klein zijn voor het transport van de hartklep naar het hart, hebben de artsen een andere toegangsweg moeten gebruiken: de lever. De baby stelt
het goed en is inmiddels weer thuis. TEKST: Els Vandeborght | FOTO: UZ Leuven
Wereldprimeur
Baby krijgt
hartklep
via lever
D
e baby had al vlak na de geboorte een eerste nieuwe
hartklep gekregen via een
openhartoperatie. Cardioloog Marc
­Gewillig: “Die klep werd al snel ‘afgebroken’ omdat het afweersysteem van
baby’s nu eenmaal heel actief is. Na één
jaar was er daarom al een nieuwe hartklep nodig. Een tweede openhartoperatie zou erg belastend zijn en belangrijke
gezondheidsrisico’s inhouden. Vandaar
dat we een ingreep via een katheter
moesten overwegen.”
“Normaal gezien gaan we dan met de
katheter door de ader in lies of hals naar
het hart. Maar in dit geval was dat geen
optie: bij kinderen van minder dan tien
kilo zijn deze aders te klein voor zo’n katheter, die toch zeven à acht millimeter
breed is. Vandaar dat we een alternatieve
toegangsweg hebben gebruikt: de lever.”
Spons
De lever is een spons waarin relatief gemakkelijk openingen kunnen worden
gemaakt en is daarom een mogelijk alternatief voor katheterisatie. Toch zijn
er risico’s verbonden aan die aanpak.
Professor Gewillig: “De opening moet
achteraf goed gesloten worden om
KANTTEKENING
Onderzoekers wekken
Belgisch bier uit 1842
weer tot leven
Onderzoekers van de KU Leuven, campus Gent, zijn erin geslaagd om bier uit 1842
te reconstrueren. Daarvoor baseerden ze zich op flessen bier die in 2010 werden
gevonden in een 19de-eeuws scheepswrak voor de kust van Finland.
Gistcellen produceren aromastoffen die de smaak van bier en wijn mee bepalen. Wetenschappers
van VIB, KU Leuven en NERF ontdekten waarom ze dat doen: de gistcellen produceren die stoffen om
vliegen aan te trekken en zo een lift te krijgen. Door mee te reizen op de vliegenpootjes kunnen ze
nieuwe voedselbronnen bereiken.
© Marcus Lindholm | Visit Åland
Vier jaar geleden ontdekten duikers
145 flessen champagne en vijf flessen
bier in een scheepswrak voor de kust
van de Finse Ålandeilanden. Sinds 1842
lagen de flessen verborgen op de bodem
van de zee, zo’n 50 meter onder de zeespiegel. Om het bier te reconstrueren
klopten de Finnen aan bij de Onderzoeksgroep Brouwerijtechnologie van
de KU Leuven. In 2010 werden
145 flessen
champagne en
vijf flessen bier
gevonden in een
scheepswrak
voor de kust
van de Finse
Ålandeilanden.
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Eerste reclamebord
in de ruimte
Drie doctoraatsstudenten hebben een
wel erg originele manier bedacht om
hun onderzoek naar een nieuw type
van satellieten te financieren: ze bieden
bedrijven de mogelijkheid om te adverteren in de ruimte.
In 2016 zal vanuit Brazilië een satelliet
gelanceerd worden met daarop het eerste reclamebord in de ruimte: geïnteresseerde bedrijven kunnen voor 2.500 euro
een reclameblokje kopen. Particulieren
die een kreet van maximum 140 karakters buiten de dampkring kwijt willen,
kunnen dat voor 1 euro per karakter. Het
initiatief komt van Maarten Decat, Tjorven Delabie en Jeroen Vandewalle, drie
doctoraatsstudenten van de Faculteit Ingenieurswetenschappen.
Ze hopen op deze manier geld in
te zamelen voor het onderzoek naar
CubeSats: een nieuw type satellieten die
zo groot zijn als een schoendoos en amper twee kilo wegen. Omdat die gebouwd
worden met standaardcomponenten zoals in smartphones, kan de productie
Bij kinderen van minder dan tien kilo zijn de aders in lies of hals te
klein voor een katheter. Daarom gebruikten de artsen een alternatieve
toegangsweg: de lever. De opening in de huid meet slechts 7 millimeter,
en kan met één enkele hechting worden gesloten.
van het patiëntje.” Om er zeker van te
zijn dat de katheterisatieprocedure aangepast was aan de kleinere dimensies
van een eenjarige, werden onderdelen
van de ingreep vooraf gesimuleerd.
Soortgelijke operaties waren eerder al met kleine onderdelen gedaan,
maar nog nooit met een hartklep voor
een baby. Volgens professor Gewillig
is hiermee een belangrijke psychologische drempel voor artsen overschreden
en zullen ze de lever meer en meer gaan
zien als een toegangsweg tot het hart.
www.spacebillboard.com
Maarten Decat,
Tjorven Delabie
en Jeroen
Vandewalle met
een CubeSat:
een satelliet zo
groot als een
schoendoos.
© SpaceBillboard.com
bloedingen met mogelijk fatale afloop te
vermijden. Het sluiten is goed verlopen,
maar in elk geval stond een leverchirurg
stand-by om in te grijpen als er zich
een probleem zou voordoen.” Ook een
hartchirurg stond klaar voor het geval
de katheterisatietechniek niet zou slagen en er alsnog een openhartoperatie
nodig zou zijn.
Een bijkomende moeilijkheid was
het formaat van de kunstklep. Professor
­Gewillig: “De baby had een klep nodig
die standaard alleen in een groter formaat beschikbaar is. Daarom heeft een
collega de klep vooraf verkleind op maat
sneller en goedkoper dan bij traditionele
satellieten. Aan de KU Leuven wordt gewerkt aan het standbepaling- en controlesysteem, dat de oriëntatie van de CubeSat regelt en er bijvoorbeeld voor zorgt
dat de satelliet niet begint te tollen na de
lancering.
Het plan is om het reclamepaneel aan
boord te krijgen van een CubeSat die
voor het KMI metingen zal uitvoeren in
verband met de opwarming van de aarde. Bedrijven als Electrabel/GDF Suez,
­Microsoft, Kinepolis en Mobile Vikings
hebben al een paar vakjes gekocht. De
reclameblokjes staan ook op de website
van Spacebillboard, want fysiek zal de
reclame nooit zichtbaar zijn: het ruimtereclamebord meet slechts 10 op 10 centimeter. Maar volgens de jonge ingenieurs
levert het de bedrijven wel een innovatief
imago en bragging rights op, want hoeveel
concurrenten kunnen ermee uitpakken
dat ze adverteren in de ruimte?
Ilse Frederickx
Ruim 8 op 10
scheidsrechters
slachtoffer van agressie
Onder leiding van professor Guido Aerts
en brouwmeester Gert De Rouck werkte
de onderzoeksgroep een jaar lang aan
de reconstructie van het eeuwenoude
bier. Gert De Rouck: “Op basis van de
micro-organismen in de flessen konden
we nagaan welke soort gist en bacteriën
de brouwers in de 19de eeuw gebruikten.
Het bier bleek oorspronkelijk uit België
afkomstig te zijn.” Met de gevonden ingrediënten brouwden de onderzoekers een reeks proefbieren. “Volgens alle parameters die we kunnen controleren, benaderen deze bieren
het origineel zo goed mogelijk”, zegt De
Rouck. “We gebruikten alleen minder organismen, om een constant eindproduct
te kunnen garanderen.” Handgeblazen glas
Uit de proefbieren werd uiteindelijk het
bier met de beste smaak gekozen. Guido
Aerts: “Mout, de grondstof van bier, werd
in de 19de eeuw op een andere manier geproduceerd. Daardoor was het bier toen
vaak iets zoeter.” Het eindresultaat heeft
een lage bitterheid en een alcoholpercentage van 4,7%.
Het lab produceerde in totaal 1.500 liter van het bier. “Daarmee hebben we
ongeveer 1.700 flesjes gevuld”, zegt De
­Rouck. “De flesjes komen uit Finland en
zijn, net als het origineel, gemaakt van
handgeblazen glas. Dat was uitzonderlijk voor die tijd, want de meeste bieren
werden geleverd in vaten.”
Het bier zal verder op grote schaal geproduceerd en verkocht worden door
de Finse brouwerij Stallhagen. Voor een
flesje van Stallhagen Historic Beer 1842
tel je zo’n 113 euro neer. Een deel van de
opbrengst gaat naar wetenschappelijke
projecten, zoals archeologisch onderzoek
in de Finse wateren.
Hoeveel voetbalscheidsrechters krijgen
tijdens hun loopbaan te maken met
agressie? En heeft voetbalgerelateerd
geweld een impact op hun functioneren
op en naast het veld? Dat zijn de vragen die Jonas Visschers zich stelde voor
zijn masterproef in de criminologische
­wetenschappen.
Hij bevroeg 672 actieve voetbalscheidsrechters over fysieke agressie, psychische
agressie en bedreiging. 85,9% gaf aan al
eens slachtoffer geweest te zijn van ten
minste één van deze vormen van agressie. 33,2% kreeg te maken met fysieke
agressie, 79,2% met psychische agressie
en 61,0% werd al eens bedreigd.
“Eén op de drie scheidsrechters zegt
dus ooit g­ eschopt of geslagen geweest
te zijn. Dat zijn onrustwekkende cijfers.
Ze liggen ook veel hoger dan een vergelijkbare studie die in Zweden is uitge-
voerd”, zei Visschers in Het Nieuwsblad.
Het onderzoek keek ook naar de impact van voetbalgerelateerd geweld op
scheidsrechters. Algemeen gesproken
was die zwak. Er waren wel verschillen naargelang de leeftijd. Bij jongere
scheidsrechters leden de prestatie, het
zelfvertrouwen op het veld en het onveiligheidsgevoel op het veld er meer onder
dan bij oudere scheidsrechters. Ook het
zelfvertrouwen naast het veld werd bij
jongere scheidsrechters sterker aangetast dan bij hun oudere collega’s.
Voor de impact van voetbalgerelateerd
geweld op de concentratie, de motivatie
en het onveiligheidsgevoel naast het veld
vond Visschers geen verschillen tussen
jongere en oudere scheidsrechters.
04
nieuws
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
© KU Leuven | Rob Stevens
De bewoners van woonzorgcentrum
Witte Meren in Mol kunnen
de hometrainer als eersten uittesten.
Virtuele fietstochtjes
maken ouderen gezonder
Onderzoekers van het Departement Computerwetenschappen en Groep T hebben een hometrainer ontwikkeld waarmee ouderen in rusthuizen virtueel door hun voormalige
woonplaats kunnen fietsen. De software kan zich aanpassen
aan de lichamelijke conditie van de gebruiker en vroegtijdig
mogelijke gezondheidsproblemen opsporen.
Pieter-Jan Borgelioen
D
e wetenschappers ontwikkelden
het prototype van de fiets samen
met het Vlaamse onderzoekscentrum VITO, dat de fysieke activiteit bij ouderen
wil stimuleren in het kader van preventieve gezondheidszorg. De bewoners van woonzorgcentrum Witte Meren in Mol kunnen de hometrainer als eerste uittesten.
“We maakten software waarmee ouderen een
route door een zelfgekozen omgeving kunnen
fietsen”, zegt Wannes Meert, onderzoeker bij
het Departement Computerwetenschappen.
“Daarvoor gebruiken we beelden van Google
Street View. Ingenieurs van Groep T koppelden
de software aan de hometrainer.”
Om de gebruiksvriendelijkheid te verhogen
ontwikkelde Meert complexe algoritmen die ervoor zorgen dat de straatbeelden elkaar sneller
opvolgen. Het systeem simuleert de dorpsomgeving en bepaalt de moeilijkheidsgraad van een
fietstochtje. Hoe fitter de fietser is, hoe harder hij
moet trappen om vooruit te komen.
Socialer en gezonder
Het programma houdt de senioren niet alleen
actief, het maakt hen ook socialer. Eén bewoner
fietst door zijn oude buurt terwijl anderen meekijken. Zij herkennen de straten en de huizen,
en dat zorgt voor heel wat gespreksstof. Op die
manier helpt de tool om verveling en zelfs eenzaamheid tegen te gaan.
De software kan vaak gebruikte routes voorspellen en afwijkingen registreren. “Elke gebruiker
heeft een eigen profiel”, zegt Roel Smolders van
VITO. “De gegevens die het systeem opslaat, vertellen ons iets over de gezondheid en de lichamelijke conditie van de bewoners. Zo kunnen we
vroegtijdig gezondheidsproblemen opsporen.
Als we bijvoorbeeld zien dat een bewoner tijdens
een virtueel ritje naar zijn oude huis opeens verloren rijdt, kan dat een teken zijn van dementie.”
Het project kreeg steun van de Koning
Boudewijnstichting en Voka Health Community.
Het won ook de tweejaarlijkse Janssen Open Innovation Award van de Kempense Innovatieraad
(KIR). “Nu schaven we het systeem verder bij en
gaan we op zoek naar een commerciële partner”,
zegt Jan Smolders, directeur van het woonzorgcentrum. “We hopen dat ook andere woon- en
zorgcentra, en eventueel particulieren van het
concept gebruik kunnen maken.”
Meer info over het project
vind je op de website
van het Departement
Computerwetenschappen:
dtai.cs.kuleuven.be
Buikgevoel arts bepaalt
vaak diagnose depressie
Even hoopte ik
dat P-Magazine
intelligentie zocht.
Het weekblad ging via een oproep aan
de studentenkringen op zoek naar
‘de knapste studente van Vlaanderen’.
Het adjectief ‘knap’ was niet bedoeld
zoals rector Rik Torfs gehoopt had.
Ook vicerector Katlijn Malfliet
protesteerde fel tegen de campagne.
(Twitter, 06/10/2014)
Vlaamse huisartsen gebruiken zelden gestandaardiseerde vragenlijsten om depressies vast
te stellen. Ze vertrouwen liever op hun ervaring. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek
van Sophie Liekens. Patiënten die zelf denken
nood te hebben aan medicatie krijgen een ernstigere diagnose toegeschreven.
Sophie Liekens van de Onderzoeksgroep
Klinische Farmacologie en Farmacotherapie
ging voor een deelproject van haar doctoraat
na hoe huisartsen depressies vaststellen en
wanneer ze geneesmiddelen zoals antidepressiva voorschrijven. Daarvoor interviewde ze
31 Vlaamse ­dokters.
Liekens ontdekte dat weinig huisdokters officiële richtlijnen zoals de depressieschaal van
Beck of de HADS-schaal raadplegen. Die laatste is een vragenlijst die wereldwijd gebruikt
wordt in klinisch onderzoek en die gevoelens
van angst en depressie weergeeft. “Dokters vinden zo’n test kunstmatig en tijdrovend”, zegt
Liekens. “Ze doen liever een beroep op hun ervaring of op het buikgevoel om vast te stellen of
patiënten depressief zijn.”
Maar het oordeel van de huisartsen komt niet
altijd overeen met de resultaten van een officiële vragenlijst. Liekens vergeleek de ernstgraad
van de diagnoses van 136 patiënten die antidepressiva kregen voorgeschreven met hun resultaten op de HADS-depressieschaal. 15 % van de
patiënten die door de artsen als zwaar depressief werd omschreven bleek gezond volgens de
test. Tegelijkertijd werden zware depressies vaak
over het hoofd gezien. Patiënten die zelf zeiden
dat medicatie hen zou helpen, kregen een ernstigere diagnose toegeschreven.
Volgens Liekens komt dat omdat de artsen
hun diagnose vooral baseren op wat de patiënt
hen vertelt en welke symptomen ze zelf waar­
nemen. Vaak is er echter een grondige analyse
nodig. “Een diagnose stellen is stukken gecompliceerder dan artsen aannemen”, zegt Liekens.
Ze stelt dan ook vragen bij de manier waarop
antidepressiva worden voorgeschreven. “Terwijl er vroeger te weinig werd ingegrepen, wordt
er nu misschien te snel voorgeschreven. Er is wel
degelijk sprake van een groeiende medicalisering van stress en soortgelijke problemen.”
Het onderzoek van Liekens maakt deel uit
van een groter project waarin ze de rol van de
apotheker bij de medicatiebegeleiding van patiënten met een depressie nagaat. Daarin pleit ze
onder meer voor een gestructureerde begeleiding van die patiënten en een betere samenwerking tussen apothekers en huisartsen.
Pieter-Jan Borgelioen
Nieuws 05
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Wielrenner Michal Kwiatkowski
over wetenschappelijke begeleiding
Professor Peter Hespel, coach
Koen Pelgrim en wereldkampioen
wielrennen Michal Kwiatkowski:
“Mijn zelfvertrouwen is gegroeid
omdat ik een beter zicht heb
op mijn prestaties.”
“Zonder Bakala
Academy
was ik geen
wereldkampioen”
B
akala Academy – Athletic Performance
Center is een hoog­
technologisch
centrum voor onderzoek, opleiding
en begeleiding van sporters en trainers.
Wetenschappelijk onderzoek wordt er ingezet
om de sportprestaties van topatleten te
bevorderen. Grote namen als Tom Boonen en
de broers Borlée zijn er kind aan huis, en ook
Coach Koen Pelgrim
Van elke minuut die
Michal op zijn fiets
doorbrengt, hebben
we gegevens.
­ ichal Kwiatkowski, wielrenner bij Omega
M
Pharma-Quick-Step en kersvers wereldkampioen, krijgt al enkele jaren begeleiding van de
Bakala Academy.
“Bakala was een kantelpunt in mijn carrière”, zegt Kwiatkowski. “Zonder de coaching die
ik hier kreeg, was ik nooit zo ver geraakt.” De
Poolse renner vindt het dan ook essentieel dat
topsport op een wetenschappelijke manier benaderd wordt. “Het is even belangrijk als trainen”,
zegt hij. “Door de begeleiding die ik hier krijg,
begrijp ik mijn lichaam beter. Ook mijn zelfvertrouwen groeit, omdat ik een beter zicht krijg op
mijn prestaties en omdat ik merk dat ze stelselmatig verbeteren.”
Blauwdruk
Je zou denken dat een wielrenner die het seizoen afsloot met een wereldtitel het tijdens de
winterstop wat kalmer aan doet. Maar daar
heeft Kwiatkowski geen oren naar. “Momenteel
analyseren we de resultaten van het afgelopen
jaar”, zegt hij. “Aan de hand daarvan kijken we
hoe ik mijn prestaties kan verbeteren.”
Dat doet Kwiatkowski samen met coach Koen
Pelgrim, die een opleiding kreeg aan de Bakala
Academy en er nu zelf de renners van Omega
Pharma-Quick-Step traint. “Van elke minuut die
Michal op zijn fiets doorbrengt, hebben we gegevens”, zegt hij. “Alles wat hij doet tijdens een
training of wielerwedstrijd wordt gemeten. We
vergelijken zijn prestaties met het doel dat we
aan het begin van het seizoen voor ogen hadden
en maken een soort van blauwdruk voor het volgende seizoen.”
In het centrum worden de renners getest op
kracht en uithoudingsvermogen, krijgen ze voedingsadvies en bekijkt een coach hoe hun houding op de fiets kan verbeteren. Volgens Pelgrim
zal het belang van centra zoals de Bakala Academy in de toekomst nog toenemen. “Er zal als-
© KU Leuven | Rob Stevens
“Door de wetenschappelijke begeleiding die ik hier krijg, begrijp ik mijn
lichaam beter.” Dat zei de Poolse wereldkampioen wielrennen Michal
Kwiatkowski toen hij op 15 oktober te gast was in de Bakala Academy,
het onderzoeks- en testcentrum voor topsport aan de KU Leuven.
TEKST: Pieter-Jan Borgelioen
maar meer prestatiebegeleiding komen”, zegt hij.
“En niet enkel in de sportwereld. Mensen willen
steeds meer te weten komen over hun lichaam en
hun gezondheid. Dat is een positieve evolutie.”
Ook Peter Hespel, professor bewegings­
wetenschappen en wetenschappelijk directeur
van de Bakala Academy, is ervan overtuigd dat
­ akala een meerwaarde geeft aan de sportbeleB
ving. “Niet alleen worden sporters beter opgevolgd, ze gaan ook beduidend beter presteren.
Zo’n wereldtitel is daar het beste bewijs voor.”
www.bakala-academy.com
10%
korting
Vanaf 8 personen
Kom je met een grote groep, dan voorzien wij graag een aparte
ruimte in onze gezellige orangerie. Wok Dynasty geeft bovendien
een speciale korting van 10%* voor groepen vanaf 8 personen en
op vertoon van deze bon. En dankzij de grote parking voor de deur
moet je nooit lang zoeken naar een plaatsje. Twijfel dus niet meer en
boek alvast jouw feesttafel!
Join the future of Automotive!
High tech Automotive region Eindhoven
System oriented education and research
• Smart mobility concepts
• Clean, efficient & smart vehicle technology
Visit the TU/e Master Event for more information
about the Master’s Program Automotive Technology.
Wednesday November 12, 18.00 - 21.30
Eindhoven University of Technology
-------------------------------------------------------------------------------------More info: [email protected] - www.tue.nl/masterevent
Where innovation starts
L.E. Van arEnbErgpLEin 11-13 • HEVErLEE • t 016 200 160 • DagElijKs opEn
WWW.WoKDynasTy.bE
*Enkel geldig in Wok Dynasty Heverlee.
geldigheid: t.e.m. 27-02-2015, uitgezonderd zaterdagavond en feestdagen.
niet cumuleerbaar met andere acties. Deze bon uitknippen en afgeven bij aankomst.
06
beleid
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Werkgroep pakt drempels voor personeel met functiebeperking aan
“We willen een
voortrekkersrol
opnemen”
Met ingrepen als een evacuatiestoel voor rolstoelgebruikers
en een lichtflitsalarm voor doven wil de Werkgroep Fysieke
Toegankelijkheid (WFT) ervoor zorgen dat iedereen met
een handicap probleemloos kan studeren én werken aan de
universiteit.
Pieter-Jan Borgelioen
H
et Departement Computerwetenschappen beschikt sinds kort over
een evacuatiestoel. Die is uitgerust
met zelfremmende rupsbanden, zodat een rolstoelgebruiker met hulp van een begeleider snel
en veilig de trap af kan, bijvoorbeeld bij brand
of een defecte lift. “We werken al lang aan de
drempelloze toegang tot onze gebouwen”, zegt
Sam Michiels, voorzitter van de WFT. “Met deze
oplossing zorgen we ervoor dat iedereen ook
weer buiten geraakt.”
De standaard evacuatieprocedure schrijft voor
dat personen met een motorische beperking in
het gebouw wachten op de brandweer – geen
prettig vooruitzicht, vond de WFT. Samen met de
Dienst Veiligheid – Gezondheid – Milieu (VGM)
ging ze daarom op zoek naar een betere oplossing. Via de Personeelsdienst werd bij de VDAB
steun verkregen om de aanvraag door het Departement Computerwetenschappen te financieren.
“We beseffen dat niet alle problemen met een
vingerknip opgelost kunnen worden”, zegt Michiels. “Ons wettelijk kader is minder strikt dan
in de Angelsaksische landen. Vandaar dat de
WFT sinds 2005 inzet op sensibilisering en vorming.” Dat resulteerde onder meer in concrete
verbeteringen op de werkvloer, aangepaste toe-
gankelijkheidsnormen voor nieuwbouw en een
toegankelijkheidsaudit van bestaande lesgebouwen. De WFT verzamelt ook expertise van personen met een handicap en van verschillende
universiteitsdiensten.
“Als universiteit nemen we graag een voortrekkersrol op en gaan we op zoek naar goede
voorbeelden in binnen- en buitenland”, zegt
Heidi Mertens van de Dienst Diversiteitsbeleid.
“Dat doen we overigens niet alleen voor rolstoelgebruikers. In de toren van de Centrale Bibliotheek werd onlangs een lichtflitsalarm geïnstalleerd dat dove personen waarschuwt bij gevaar.”
De WFT roept collega’s met een handicap op
om contact met hen op te nemen. “Zoals studenten zich vrijwillig kenbaar kunnen maken
bij de Cel Studeren met een Functiebeperking,
willen we via de WFT dezelfde mogelijkheid bieden aan personeelsleden. Zodat we problemen
kunnen identificeren en samen naar oplossingen zoeken.”
Personeelsleden met een handicap die meer
informatie zoeken of zich kenbaar willen maken
bij de WFT kunnen terecht op volgende website:
www.kuleuven.be/diversiteit/
fysieke-toegankelijkheid
Sam Michiels
demonstreert de
evacuatiestoel
met de hulp
van collega Bert
Lagaisse.
COLOFON
Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven
Een realisatie van de Nieuwsdienst
Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob
Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Pieter-Jan Borgelioen, Tine
Danschutter, Fran Herpelinck, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander
Elst, Inge Verbruggen | Freelancer Lien Lammar | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002,
3000 Leuven, T 016 32 40 13, [email protected] | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses,
Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, [email protected] | Grafisch ontwerp Jansen &
Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons
Joris Snaet | Illustratie Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15,
[email protected] | Oplage 33.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren.
Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. |
Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming.
Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 19 november.
BEELDIGE WETENSCHAP © Johan Billen
Futuristisch bos?
Zeegras in een stroming?
Een detailopname met een rasterelektronenmicroscoop van een stukje
middenpoot van Frieseomelitta varia,
een Braziliaanse bijensoort. “Het is een
tropische honingbij van nog geen centimeter groot – half zo groot als onze honingbij. Deze bijen hebben geen angel,
maar dat betekent niet dat ze zich niet
kunnen verdedigen: ze sproeien gif ”,
vertelt entomoloog – insectenkundige –
Johan Billen van het Laboratorium voor
Socio-ecologie en Sociale Evolutie van
het Departement Biologie.
Billen bestudeert sociale insecten die
in kolonies leven, zoals mieren en bijen.
“Sociale insecten spreken in parfumtaal
en ik onderzoek de klieren waarmee ze
die feromonen – geurstoffen – afscheiden. Die beestjes zitten boordevol klieren, ook op hun antennes en poten. We
kennen de functie van al die kliertjes
vaak nog niet: vermoedelijk dienen ze
niet alleen om te communiceren, maar
bijvoorbeeld ook om de gewrichten
te smeren.”
Bij mieren kunnen er zelfs tot twintig
soorten klieren in de poot voorkomen.
“We vroegen ons af of dat er bij wespen
en bijen ook zoveel zijn, wat inderdaad
het geval bleek. Ik heb zelf een paar van
die angelloze bijtjes meegebracht van de
universiteit van São Paulo en een studente heeft voor haar masterproef de
klieren geïnventariseerd. Omdat we dan
op zoek gaan naar de poriën waarin de
afvoerkanalen van de klieren uitmonden, nemen we foto’s: hier zie je gewoon
de borstelhaartjes op de middenpoot,
die er in dit geval spectaculair uitzien.”
Ilse Frederickx
Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en
maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s?
Mail ze naar [email protected].
maatschappij
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
07
Ticketje
toekomst
“Zelfs áls we een andere bewoonbare planeet vinden, zullen we daar niet
geraken.” Dat is alvast één utopie de wereld uit. Onze toekomstdromen
richten we dus maar beter op onze eigen aarde. En liefst nog met een
wetenschappelijke onderbouw. Dat is ook het opzet van een reeks brainstormavonden met de titel Utopia Revisited.
Ilse Frederickx
Philip Dutré
Computerwetenschapper
Machines slimmer
dan de mens?
Futuristische denkers voorspellen tegen het jaar 2020 of
2030 het moment waarop een
machine de hersenen van een
mens evenaart. Of wat later: het
moment waarop één machine
de hersenen van alle mensen
evenaart. Dat kantelpunt wordt
de ‘technologische singulariteit’
genoemd en is een inspiratiebron voor science fiction. Wat
als kwaadaardige machines zo
slim zijn dat ze zichzelf verbe-
teren en de mens niet meer nodig hebben?
Professor Philip Dutré van
het Departement Computerwetenschappen gelooft niet in
een technologische singulariteit als een big bang: “We bouwen almaar slimmere machines
en die nemen steeds meer taken
over van de mens. Maar dat gebeurt geleidelijk. Er bestaan al
medische apparaten met chips
die zelf de diagnose stellen.
Dertig jaar geleden was het ondenkbaar dat dat niet door een
arts zou gebeuren. En Google
experimenteert met zelfsturende auto’s. In sommige raden van
bestuur in de financiële sector
worden nu al computers ingezet om te beslissen, als de mensen het niet eens raken over zeer
technische kwesties. Ik kan me
voorstellen dat er in de toekomst ook computers worden
ingezet in de rechtszaal.”
Robots met een menselijk
uiterlijk ziet Dutré nog niet zo
snel in onze plaats komen: “Dat
is eerder speelgoed. De meeste
Rudi D’Hooge
Biologisch psycholoog
Jezelf blijven met
een hersenprothese?
“We worden geboren met ongeveer 100 miljard hersencellen. Daar moeten we het grosso
modo mee doen. Hersenen zijn
erg plastisch: we revalideren na
een beroerte of een psychiatrische aandoening en sommige
hersenregio’s kunnen zelfs
nieuwe cellen aanmaken. Maar
bij ernstige schade aan de hersenen door een ongeval of een
ziekte zijn we die hersencellen onherroepelijk kwijt”, zegt
professor Rudi D’Hooge. Als
hoofd van het Laboratorium
voor Biologische Psychologie
leidt hij onderzoek naar de
relatie tussen gedrag en hersenen: “Hoe sturen onze hersenen psychologische functies
zoals leren, en hoe verandert
ons gedrag als er hersencellen
verdwijnen?”
“Patiënten met alzheimer raken uiteindelijk een derde van
hun hersencellen kwijt. Als we
de diagnose vroeg genoeg zouden kunnen stellen, kunnen
we wellicht binnenkort de celsterfte stilleggen. Maar wat met
patiënten met vergevorderde
alzheimer of een andere vorm
van hersenschade? Zullen we
ooit in staat zijn deze mensen
nieuwe hersenen te geven?”
Synthetische
biologie,
stamcelonderzoek en de
neuro-elektronica kunnen op
termijn mogelijkheden bieden. Maar een hersenprothese is meer dan een staaltje mechaniek, volgens D’Hooge. “Je
individualiteit, met je emoties
en je karakter, ligt vervat in je
hersenen. Bij mensen met hersenschade zie je vaak persoon-
robots zijn machines die ergens
aan een lopende band worden
ingezet en die zien er helemaal
niet menselijk uit. We hebben
toch ook auto’s uitgevonden,
en geen mechanische paarden? Een huishoudrobot zullen we niet krijgen, maar wel
steeds slimmere stofzuigers en
vaatwassers. Het doel is niet
om menselijke intelligentie na
te bootsen, maar wel machinematige intelligentie die ons
­vooruithelpt.”
Om de technologische singulariteit te onderbouwen, verwijzen futuristen naar de Wet van
Moore: de capaciteit van rekenmachines – van ponskaarten tot chips – verdubbelt elke
twee jaar. Maar botst die niet
onvermijdelijk op een grens?
“Ik denk het niet: als de huidige chiptechnologie haar limiet
heeft bereikt, staat er een nieuwe technologie klaar. Als je alleen naar de hardware kijkt, is
2030 een realistisch scenario.
Maar het knelpunt is de software: rekencapaciteit is niet
hetzelfde als denkwerk. In het
domein van de artificiële intelligentie zijn er nog heel wat hindernissen te nemen.”
In de aanloop naar het
feestjaar voor 500 jaar
‘Utopia’ van Thomas More
in 2016 organiseert de
interdisciplinaire denktank
Metaforum Leuven een
reeks brainstormavonden.
Programma en inschrijvingen:
www.kuleuven.be/
metaforum/utopia
Enkele onderzoekers bloggen
over Utopia op
kuleuvenblogt.be/category/
opinie/utopia/
Conny Aerts
Sterrenkundige
lijkheidsveranderingen. Onze
hersencellen vormen met al
hun uitlopertjes een immens
netwerk. Hoe dat zich vormt,
is genetisch bepaald, maar ook
afhankelijk van omgevingsfactoren. Wat je meemaakt tijdens
je leven, stress bijvoorbeeld,
verandert ook je hersenen.
Je hersenen hebben dus een
unieke architectuur die constant wijzigt.”
“Stel dat je hersencellen kan
aanmaken en plaatsen waar
vervanging nodig is. Dat zal
misschien ooit technisch mogelijk zijn. Maar daarmee heb
je nog geen stukje brein dat
exact hetzelfde is als het origineel. Om hersencellen weer
te doen groeien, vertakt in dat
immense netwerk en met invloeden van genen én al wat
je in je hele leven hebt meegemaakt: dat is een droom. Een
utopie, waar we nu nog ver
vandaan zijn.”
Onze planeet is op,
tijd voor een nieuwe?
Slag om slinger ontdekken astronomen een nieuwe exoplaneet – een planeet buiten ons
zonnestelsel. Professor Conny
Aerts van het Instituut voor
Sterrenkunde krijgt geregeld
de vraag of er al een bewoonbare ontdekt is: “We schatten
dat er miljarden exoplaneten
zijn in onze melkweg. Daarvan zijn er nu al een duizendtal ontdekt, waarvan het gros
gasvormige planeten. Maar
we zoeken uiteraard het andere type: rotsachtige planeten,
zoals onze aarde.”
We hebben al weet van dergelijke rotsachtige exoplaneten, maar mogen niet te snel
hoera roepen. “Ze zijn te ver
weg: we moeten eerst exoplaneten vinden bij sterren die
dichterbij ons staan. We weten
ook niet of die planeten een
atmosfeer met water en zuurstof hebben. Om dat te meten,
hebben we een nieuwe ruimtemissie nodig: een satelliet
met infrarooddetector.” Aerts
gelooft wel dat die obstakels
te overwinnen zijn: “Er zijn
plannen – met de ruimtemissie PLATO van het Europese
Ruimteagentschap, in 2024
– om dichterbij te zoeken.
De resultaten hebben we ten
vroegste binnen vijftien jaar.
De volgende stap is dan atmosfeermeting. Technisch is dat
mogelijk.”
Wat als we binnen dertig
jaar een kopie van de aarde
vinden? “Het blijft een utopie
om er te geraken: het is ondenkbaar dat we met bemande
ruimtetuigen verder kunnen
vliegen dan ons eigen zonnestelsel. De dichtstbijzijnde
ster is al vier lichtjaren – veertig biljoen kilometer – verder!
Willen we ergens anders naartoe, dan is Mars de enige optie
qua vliegtijd, en eventueel ook
sommige manen van de planeten van ons zonnestelsel.”
Aerts betreurt de ondertoon van de discussie over
de zoektocht naar een tweede aarde: “De teneur is: ‘Deze
planeet is op, dus zoek ons een
nieuwe en zorg dat we er geraken’. Zelfs áls we er eentje vinden, zullen we er niet geraken.
Deze planeet mag niet naar de
vaantjes gaan, want we zijn
hier nog niet weg!”
08
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
OP
© KU Leuven | Rob Stevens
KOT
Ligging
Vaartstraat 94
Bewoners
12 op de verdieping,
255 in totaal
Oppervlakte
21,5 m2
Huurprijs
524 euro
Woon jij in het rommeligste,
grootste, meest multiculturele,
hoogst gelegen of
anderszins opmerkelijkste kot?
Laat het ons weten via
[email protected]
Het nieuwste kot
“Nederlanders blijken elkaar
blindelings te vinden”
Deze maand reiken we de titel ‘nieuwste
kot’ uit. Die eer valt ‘#94’ te beurt, het
voormalige, nu gestripte en als studentenresidentie heropgebouwde hoofdkantoor van AB Inbev, Leuvens trots
der bierverschaffing. In een kamer in de
zijbouw, zo ontdek ik na een (te) lange
zwerftocht door het mooi opgeknapte
gebouw met bizarre kamernummering,
begon Ellen De Zwart dit jaar haar Leuven-avontuur.
“Ik doe een master in de vergelijkende
en internationale politiek, met als keuzevakken Russian Politics en Geschiedenis
van Rusland. Dat is ook de richting die
m’n masterproef zal opgaan, en gelijk de
reden waarom ik naar België ben gekomen. Ik heb mijn bachelor in Nijmegen
afgelegd, maar daar is de opleiding sterk
op West-Europa gericht, en kon ik mijn
Rusland-fascinatie niet kwijt. Dat gaat
hier in Leuven wel, dus was de keuze
snel gemaakt.”
“Ik moest direct een kamer hebben, en
op Kotwijs vond ik niet meteen iets, dus
ben ik wat op Facebook gaan struinen
– zoekterm: kot Leuven –, en zo stootte
ik op deze nieuwe residentie. En het bevalt me prima. De kamer is niet reuzengroot, maar heeft een eigen badkamer, dat
vind ik al een flink pluspunt. En verder
is er ook een grote ontspanningsruimte
waar een pool-, pingpong- en voetbaltafel staan. Die moet nog geopend worden,
maar ziet er al zeer fraai uit, dus dat komt
wel goed. En ik heb toch al mensen leren
kennen, in onze gemeenschappelijke keuken bijvoorbeeld, en een Erasmusmeisje
in de lift. Verder zijn de Orientation Days
ook een goede hulp, en op de faculteit
blijken Nederlanders elkaar blindelings
te vinden (lachje).”
“Ik heb het voorlopig dus prima naar
mijn zin hier, en van de cultuurschok
waarvoor ik gewaarschuwd werd, merk
ik eigenlijk weinig. Of toch, op één vlak
wel: ik ben helemaal niet gewend dat er
eenrichtingsstraten voor fietsers bestaan,
en zo ben ik al door een zwaantje tegengehouden. Of ik wist wat ik fout had gedaan. Nee dus. Gelukkig waren ze nog in
hun waarschuwingsperiode, vooral voor
buitenlanders, dus kwam ik er met een
berisping van af. En oh ja, iemand achter
op de fiets nemen mag blijkbaar ook niet
hier. Weet ik dat ook weer.”
Rob Stevens
Oorsprong hiv-pandemie
ligt in Kinshasa
Racisme is een
vrij stabiele attitude.
Het is één van de
weinige vooroordelen die
over de generaties heen
amper verandert.
Twintigers hebben een open geest, maar de
scepsis over de multiculturele samenleving
blijft, zo blijkt uit een enquête. Socioloog
Marc Hooghe kijkt daar niet van op.
(De Morgen, 15/10/2014)
De wereldwijde verspreiding van hiv heeft
vrijwel zeker haar oorsprong in Kinshasa,
de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo (DCR). Het gigantische
netwerk van spoorlijnen en waterwegen
dat zich vanuit de stad vertakte, speelde
daarbij een grote rol.
Een internationaal team geleid door wetenschappers van de KU Leuven en ­Oxford
University reconstrueerde de genetische
geschiedenis van de hiv-1 groep M, de
variant van het virus die heel besmettelijk bleek voor de mens. De onderzoekers
brachten de verspreiding van hiv over het
Afrikaanse continent en vervolgens over de
rest van de wereld in kaart. Daaruit blijkt
dat de gemeenschappelijke voorouder van
de ziektegroep zeer waarschijnlijk voor het
eerst ­opdook in Kinshasa, rond 1920.
Het is bekend dat hiv minstens dertien
keer werd overgedragen van primaten en
apen op mensen. Het was pas met de overdracht die leidde tot hiv-1 groep M dat een
pandemie ontstond, met tot op vandaag 75
miljoen besmettingen. Eerder werd gedacht
dat enkel demografische groei of genetische
verschillen tussen hiv-1 groep M en andere
ziektestammen van hiv doorslaggevend waren bij de verspreiding van hiv. Nu wijzen de
onderzoekers veeleer naar sociale factoren
die tussen de jaren 1920 en 1950 samen mogelijk geleid hebben tot de verspreiding van
de ziekte vanuit Kinshasa.
Meereizend met mensen langs spoor- en
waterwegen zou de hiv-variant zich heel
snel verspreid hebben doorheen de DRC
– een land zo groot als West-Europa. De
Congolese onafhankelijkheid in 1960 bracht
heel wat sociale veranderingen met zich
mee. Waarschijnlijk maakte het virus toen
de overstap van kleine groepen geïnfecteerde mensen naar de ruimere bevolking,
om uiteindelijk de hele wereld­bevolking
te ­bereiken.
STUDENTEN 09
© KU Leuven | Rob Stevens
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Leven met Tinnitus
“Het geluid is niet
weg, maar ik kan
ermee leven”
Ine Van Houdenhove
H
et zijn drukke weken voor Bert.
Sinds hij zijn verhaal deed op de
blogpagina van de KU Leuven
heeft hij verschillende kranteninterviews gege­
ven. Bovendien is hij volop bezig met het oprich­
ten van een platform waar jongeren met tinnitus
terecht kunnen voor informatie en steun. “Alle­
maal leuk en ontzettend leerzaam voor mij als
student communicatiewetenschappen. En het
helpt me om in het reine te komen met mijn ei­
gen situatie.”
Joelende supporters
Sinds twee jaar is het nooit meer stil voor Bert.
IN BEELD
Dak van
de wereld
Op de flanken van de Kilimanjaro, in Tanzania,
staken studenten architectuur afgelopen zomer de handen uit de mouwen. Samen met
de lokale bewoners voerden ze zes weken lang
allerlei projecten uit om comfort en duurzaamheid van de huizen te verbeteren. Ze maakten
een varkenshok, voorzagen een mud hut van
fundering of ontwierpen en bouwden een volledig huis. De studenten gingen zelf op zoek
naar financiering voor hun projecten. Vaak gebruikten ze goedkope materialen op een innovatieve manier, zoals een douche gemaakt van
een ton en een vergiet. De studenten werkten
samen met C-re-aid, een ontwikkelingsorganisatie opgericht door oud-studente Freya
Candel, die architectuur inzet om aan armoedebestrijding te doen. Studente Pascale Willems:
“Kennismaken met de cultuur, lokale bouwtechnieken ontdekken, een bouwsite managen
en je eigen ontwerpen werkelijkheid zien worden ... Het was een geweldige ervaring.”
Meer info over de nieuwe reisbeurzen staat
binnenkort op www.kuleuven.be/internationaal
Na een fuif stond hij ’s morgens op met oorpijn
en een luide pieptoon in zijn hoofd. “Omdat
ik altijd al bang was voor tinnitus, was ik vrij­
wel meteen in paniek. De oorarts bevestigde
mijn ergste vermoeden: ik had onomkeerbare
gehoorschade opgelopen en de pieptoon zou
nooit meer weggaan. Vermoedelijk was een
combinatie van factoren de oorzaak: een gevoe­
ligheid die ik had overgehouden van een oorope­
ratie als kind, examenstress en dan de muziek
op die fuif.”
Na de diagnose stortte de wereld in voor Bert:
“De dokters zeiden dat ik ermee moest leren le­
ven, maar dat lukte aanvankelijk helemaal niet.
Me concentreren op mijn cursussen bijvoor­
beeld is heel moeilijk. Het liefst van al studeer
ik in een stille ruimte, maar daar is de pieptoon
net het sterkst.”
Ook zijn sociaal leven leed eronder: “Naar een
voetbalmatch gaan is onmogelijk geworden, het
geluid van joelende supporters in het stadion
verdraag ik niet meer. Omdat ik bang was dat de
tinnitus nog erger zou worden, bleef ik ook weg
van fuiven en cafés. Op den duur durfde ik zelfs
niet meer zonder oordopjes naar de winkel, uit
angst dat er een radio te luid zou staan. De im­
pact op mijn leven was enorm. Ik werd gek van
die pieptoon. En ik was ontzettend bang dat ik
er nooit meer vanaf zou geraken.”
Hoop
Ongeveer een jaar geleden kwam er een klik. “In
het begin had ik voor mijn omgeving verzwegen
dat ik tinnitus had, ik was bang voor onbegrip.
Maar toen ik erover begon te praten kreeg ik
ontzettend veel steun. Ik volgde ook relaxatie­
therapie en leerde om me minder te focussen op
© Ellen Cleemput
Eén op vijf jongeren heeft te kampen met tinnitus, meestal als
gevolg van blootstelling aan te luide muziek. Student communicatiewetenschappen Bert ­Lecomte (20) – zelf tinnituslijder
– wil lotgenoten informatie en een luisterend oor bieden.
Bert Lecomte:
“Het geluid
van joelende
supporters in het
stadion verdraag
ik niet meer.”
Tips
om tinnitus
te voorkomen
Gebruik liever een
hoofdtelefoon dan oortjes.
Tijdens een concert of een fuif:
_ Draag goede oordopjes;
er zijn er al vanaf 20 euro.
_ Blijf op minimaal twee meter afstand
van de geluidsboxen.
_ Ga af en toe even naar een
rustigere ruimte.
_ Stel je gehoor de dagen nadien ook
niet te veel bloot aan luide geluiden.
die pieptoon. Het geluid is niet weg, maar ik slaag
er nu meestal in om het te negeren. Ik ga weer
uit, ik heb weer een sociaal leven, al heb ik mijn
oordopjes altijd bij me. Maar als ik onder stress
sta, blijft het erg moeilijk. Tijdens de examens is
het oorsuizen bijna ondraaglijk.”
Nu hij zelf met zijn tinnitus heeft leren om­
gaan, is het Berts droom om andere jongeren
met gehoorschade te helpen door een online
ontmoetingsplaats op te richten. “Hallucinant
veel jongeren hebben tinnitus, maar er is nog
niet echt een aanbod voor hen. Wij willen een
antwoord bieden op hun vragen en hen de mo­
gelijkheid geven om in contact te komen met lot­
genoten.” Er loopt een subsidiedossier en Bert
hoopt dat het platform in het voorjaar van start
kan gaan. Hij werkt intussen ook samen met een
audiologe en met studenten audiologie. “We wil­
len initiatieven uitwerken rond preventie en sen­
sibilisering. En op termijn wil ik ook een zelf­
hulpgroep oprichten voor jongeren met tinnitus,
want die is er nog niet.”
Dat hij iets kan betekenen voor lotgenoten
geeft hem veel voldoening: “Wie tinnitus heeft,
is vaak radeloos. Ik wil jongeren helpen inzien
dat er wél nog hoop is.”
Bert is nog op zoek naar
enthousiaste medewerkers voor
zijn platform. Geïnteresseerden
kunnen contact opnemen via
[email protected].
Lees Berts blogbijdrage op
kuleuvenblogt.be/2014/10/06/
oorlog-in-mijn-oren/
10
Dossier englert
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Het geheim van de massa
Een gewichtig
deeltje
In 1964 publiceerden Robert Brout en François Englert een
artikel met de niet meteen tot oh! en ah! inspirerende titel
Broken Symmetry and the Mass of Gauge Vector Bosons.
Hun theorie bleek onmisbaar om de meest fundamentele
aard van de materie te begrijpen. Experimenteel bewijs liet
evenwel bijna vijftig jaar op zich wachten, tot 2012. Toen lag
meteen ook de weg naar de Nobelprijs open.
D
TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens
e Brout-Englert-Higgs-theorie werd
in de zomer van 1964 gepubliceerd
door zes wetenschappers, onafhankelijk van elkaar. Op 31 augustus door Englert en
Robert Brout, een paar weken later door Peter
Higgs, en nog iets later door Guralnik, Hagen
en Kibble.
De kwantumfysica had al aardig wat kennis
opgebouwd van subatomaire of elementaire
deeltjes en van de krachten die op dat niveau een
rol spelen. Maar er waren twee problemen, ook
in de decennia na 1964. Er was een wildgroei aan
‘elementaire’ deeltjes ontstaan, waarvan er meer
dan tweehonderd ontdekt of gepostuleerd waren, zonder overtuigende systematiek. Die zou
er komen in wat het Standaardmodel ging heten.
Maar er was nog een tweede probleem, dat
sterk bleek samen te hangen met het eerste. Er
was nog geen plaats voor de idee van massa, terwijl die in het heelal toch duidelijk aanwezig is.
Inzicht in de meest fundamentele structuur van
de materie kon niet om een verklaring van de
massa heen. Hoe verwierven elementaire deeltjes die? “Onze theorie voerde daartoe het BEHveld in”, zegt professor Englert. “Dat veld is overal in het heelal aanwezig. Erg vereenvoudigd: via
fluctuaties in dat veld krijgen sommige elemen-
taire deeltjes een deel van hun massa. In dat proces is het BEH-boson actief, een heel kortstondig
bestaand deeltje.”
Waarom heeft het zo lang geduurd
om dat BEH-boson te vinden?
“We wisten niet wat de massa ervan was. Dat is
essentieel om een elementair deeltje te traceren.
Wel begrepen natuurkundigen gaandeweg dat
die massa groot moest zijn. Dat maakte de opsporing dan weer extra moeilijk: om die deeltjes
te maken en te detecteren heb je ook grote energie nodig. Zie Einstein: massa en energie zijn
aan elkaar gerelateerd. De deeltjesversnellers,
de installaties die we voor dat onderzoek nodig
hebben, werden pas rond de millenniumwissel
voldoende sterk om het BEH-deeltje te vinden.”
“Enige kans op slagen kwam er pas echt met
de Large Hadron Collider van het CERN, die in
2008 operationeel werd. In 2012 is dan het bewijs
uiteindelijk geleverd (zie kaderstuk hieronder).
Daar was ook een heel grote ploeg voor nodig.
De theoretische natuurkunde, mijn vakgebied,
kan je perfect in je eentje of met enkele geestesgenoten beoefenen. Het idee, de vonk, kan bij
één persoon ontstaan. Maar de praktische bewijsvoering is iets heel anders.”
Waarom is deeltjesfysica toch zo
moeilijk om te begrijpen?
“Het probleem, ook met onze theorie, is dat die
nogal wat wiskunde veronderstelt. Verder moet
je in de kwantumfysica denken met heel onconventionele begrippen, op een bijzonder kleine
schaal en tijd, waarin heel andere wetten spelen
dan die waaraan je gewend bent. Om een idee
te geven: het BEH-boson bestaat maar 10 tot de
min 20ste seconde. Dus een honderd miljoenste
van een miljoenste van een miljoenste van een
seconde. Het is niet eenvoudig om met dat soort
cijfers of met de onderliggende wiskunde om
te gaan.”
Waarin ligt het belang
van uw theorie?
“Het grootste belang is dat ze de sluitsteen van
het Standaardmodel is. Dat is de theorie over
alle bekende elementaire deeltjes en drie van
de vier basiskrachten in het heelal. Dat model
Het deeltje bestaat maar
een honderd miljoenste
van een miljoenste van
een miljoenste van een
seconde. Niet eenvoudig,
met dat soort cijfers
omgaan.
is nu voorzien van een verklaring van het massaconcept. En we hebben proefondervindelijk
bewezen dat het laatste deeltje dat door die theorie voorspeld wordt, ook echt bestaat. Voor de
natuurkunde is dat van het allergrootste belang.
Als het BEH-deeltje niét gevonden zou zijn, had-
den we onze meest fundamentele ideeën over de
materie uiteindelijk grondig moeten herzien.”
Verwachtte u de Nobelprijs?
“Gaandeweg was onze theorie fundamenteel
gebleken voor andere ontwikkelingen in de natuurkunde. Dat toonde dus ook de waarde ervan aan. Zo moest onze theorie kloppen in de
context van het onderzoek van de elektrozwakke kracht van Weinberg, in 1979 bekroond met
de Nobelprijs. Hetzelfde kan je zeggen over het
onderzoek waar ’t Hooft en Veltman in 1999 de
Nobelprijs voor kregen. In principe had het toen
al gekund.”
“Maar hun werk was natuurlijk geen rechtstreeks bewijs van onze theorie. Dat kwam er
dus pas in 2012. Toen hing de Nobelprijs natuurlijk wél in de lucht. Na al die jaren was ik wel een
beetje uit het onderwerp. Mijn onderzoek is heel
andere kanten uitgegaan. Maar uiteraard was de
erkenning nog altijd erg welkom.”
Wat vindt u van de Nobelprijs fyscia
2014, toegekend aan onderzoek
rond blauw ledlicht?
“Ik ben geen specialist in Nobelprijzen. De prijs
voor Peter Higgs en mezelf betrof meer fundamenteel onderzoek dan dit jaar, maar daar zit
geen waardeoordeel in. De technologie die dit
jaar bekroond werd, is rechtstreeks toepasbaar.
Dat is vanzelfsprekend ook belangrijk, en het
past perfect in de geest van de Nobelprijs.”
François Englert geeft op 27 oktober in Aula Pieter
De Somer een lezing met de titel ‘The origin of mass
and the Brout-Englert-Higgs boson’. De lezing is volzet, maar kan achteraf integraal bekeken worden op
nieuws.kuleuven.be/englert
Champagne in Genève:
© Belga | Benoît Doppagne
het bewijs
François Englert in het CERN met directeur Rolf Dieter Heuer, koning Filip en staatssecretaris Philippe Courard.
Het bestaan van het BEH-boson werd, met een
zeer hoge statistische betrouwbaarheidsgraad, in
2012 aangetoond in het CERN bij Genève. Dat
werd opgericht in 1954 als Conseil Européen pour
la Recherche Nucléaire. Momenteel participeren
21 lidstaten aan het centrum en hebben 7 landen
de status van waarnemer. De belangrijkste experimenten van het CERN gebeuren met deeltjesversnellers. De meest recente daarvan, waarmee
het BEH-deeltje uiteindelijk gevonden werd, is
de Large Hadron Collider, de opvolger van de
Large Electron Positron Collider of LEP.
Hoe werken die deeltjesversnellers? Twee versnelde protonenbundels worden in tegengestelde richting in een ondergrondse cirkelvormige
baan met een omtrek van 27 kilometer gebracht,
om dan in een detector met elkaar in frontale
botsing te komen. Bij die hoogenergetische botsing worden nieuwe deeltjes gevormd. De detector neemt de sporen van de gevormde deeltjes
waar, wat er met de energiehoeveelheid gebeurt,
enzovoort. Daarmee kunnen de eigenschappen
van deeltjes die we kennen, bijvoorbeeld hun
massa, beter bepaald worden. Soms leidt dat
ook tot onverwachte resultaten, die, als ze zich
herhaaldelijk voordoen, kunnen leiden tot het
ontdekken van nieuwe deeltjes.
Sporen van de minuscule deeltjes, die vaak
slechts een fractie van een fractie van een seconde bestaan, werden in het geval van BEH-onderzoek verwerkt door de Atlas- en de CMS-detector. De Atlas-detector is een machine ter
dossier englert
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
11
Een peperduur
deeltje:
weggegooid geld?
Duizenden natuurkundigen
werken tientallen jaren aan
de vraag of een deeltje al dan
niet bestaat. Rechtstreeks nut
is er niet, behalve voor nieuw
natuurkundig onderzoek. De
totale kostprijs, apparatuur en
werking inbegrepen, is meer
dan 10 miljard dollar. Is dat nou
zo nodig?
Twee gedachten ter overweging. Toen J.J. Thomson in
1897 het bestaan van het elektron ontdekte – waarvoor hij in
1906 de Nobelprijs zou krijgen
– beschouwde hij zijn ontdekking zelf als interessant, maar
verder volstrekt nutteloos. Alleen zou u niet op moderne
wijze kunnen werken, lezen,
luisteren of bewegen zonder
de fundamentele ideeën van
Thomson. Idem voor de ‘nut-
Englert
en Leuven
Wie is François Englert?
° 6 november 1932, Etterbeek
Gehuwd, vijf kinderen
Studies
1955 Burgerlijk ingenieur
elektromechanica, ULB
1958 Licentiaat natuurkunde, ULB
1959 Dr. in de natuurkunde, ULB
Carrière
1959 Postdoc en Assistant
Professor aan Cornell (tot ‘61)
1964 Hoogleraar aan de ULB
1980 Directeur (met R. Brout)
Groep voor Theoretische
Natuurkunde aan de ULB
1998 Emeritus
grootte van een gemiddeld appartementsblok,
7.000 ton zwaar, 25 meter hoog, 40 meter lang.
De CMS-detector weegt 12.500 ton, heeft een diameter van 15 meter en is 22 meter lang. CERN
koos ervoor om twee onafhankelijke experimenten op te zetten als controle.
De vereiste precisie is enorm. De relevante
metingen gaan zo ver ‘na de komma’ dat de onderzoekers rekening moesten houden met soms
onverwachte invloeden. Zo moesten ze de meetresultaten van de LEP corrigeren als gevolg van
de wisselende afstand van de maan en dus haar
variabele aantrekkingskracht op de apparatuur.
Op kwantumschaal heeft die een relevante invloed op de meetresultaten. Een stroomstoot bij
het opstarten van de TGV tussen Genève en Pa-
teloze’ ontdekking van James
Clerk Maxwell, die aantoonde
dat elektriciteit en magnetisme samenhoren in het elektromagnetisme. Nutteloos – tot
iemand de gsm, de computer,
de tv uitvond. O ja, en het internet, met onder andere het
wereldwijde Web. Dat laatste
werd trouwens ontwikkeld op
het CERN.
Robert Wilson, de baas van
de Amerikaanse tegenhanger
van het CERN, kreeg van senator Pastore de vraag waarom
zo’n deeltjesversneller zo nodig gebouwd moest worden.
Het droeg toch niks bij tot de
verdediging van de natie? Wilson antwoordde gevat: “It has
nothing to do directly with defending our country except to
make it worth defending.”
Onderscheidingen
1982 Francqui-prijs
2004 Wolf Prize in Physics
(met Robert Brout en
Peter Higgs)
2013 Nobelprijs voor
Natuurkunde
(met Peter Higgs)
rijs leverde vertekeningen op, net als een aardbeving in Turkije.
De gecorrigeerde gegevens van het BEH-onderzoek gingen over 300 biljard botsingen – dat
is 3 keer 10 tot de 14de macht. Er moest 15 petabyte
aan informatie verwerkt worden: 15 keer 10 tot
15de macht, omgerekend ruwweg 4 miljoen dvd’s.
Voor dergelijke grootschalige gegevens heb je
het Worldwide LHC Computing Grid nodig, de
rekenkracht van 170 computercentra uit 36 landen. Pas nadat die in de zomer van 2012 hun verzamelde conclusies gespuid hadden, kon gezegd
worden dat het BEH-boson gevonden was en dat
de theorie van Robert Brout en François Englert
uit 1964 bewezen was. De natuurkundigen van
deze planeet dronken champagne.
Professor Antoine Van Proeyen
van de Afdeling Theoretische
Fysica kent François Englert
al vele jaren. “De deeltjesfysici
van de KU Leuven, de VUB en
de ULB hebben een lange traditie van samenwerking. Dan
is het natuurlijk prettig dat
je iemand met de allure van
François Englert erbij hebt. Hij
is heel communicatief en het is
aangenaam werken met hem.”
“Een veelschrijver is hij bepaald niet. Hij neemt ook altijd
de nodige tijd om een publicatie goed te overdenken. Soms
begint hij op het moment dat
een artikel klaar is om ingediend te worden, opnieuw te
twijfelen. Die houding en zijn
uiterste liefde en zorg voor de
fysica hebben zijn uitstekende
resultaten mogelijk gemaakt.
We mogen gelukkig zijn dat hij
zijn werk heeft kunnen doen
op de manier waarop hij dat
nodig vond.”
“Het werk van Brout, Englert
en Higgs is de sluitsteen van het
Standaardmodel. Daarin krijgen, naast de elementaire deeltjes, drie van de vier fundamentele krachten hun plaats. Alleen
de zwaartekracht ontbreekt na
al die jaren nog. In de zogenaamde snaartheorie of string
theory proberen we die nu wel
onderdak te geven. Die stap is
de volgende grote sprong in de
natuurkunde. Ook François
Englert heeft daar heel wat toe
bijgedragen in het tweede deel
van zijn loopbaan.”
“We ontmoeten elkaar heel
vaak. We hebben een gezamenlijk wekelijks seminarie,
afwisselend in Leuven en aan
de VUB en ULB. We werken nu
zelfs aan een Brout-Englert-Lemaître-Instituut, zeg maar het
BEL-Instituut, om de schaarse
financiële middelen van de natuurkunde zo optimaal mogelijk te gebruiken, buitenlandse
natuurkundigen naar hier te
brengen, enzovoort. In de vorige legislatuur heeft de Senaat
daar al zijn goedkeuring voor
gegeven. We hopen nu dat de
nieuwe regering, ondanks de
donkere budgettaire wolken,
die lijn zal willen doortrekken.
Tijdens de fase van de regeringsvorming hebben we geen
formeel engagement kunnen
afspreken, maar we blijven eraan werken. De deelnemende
universiteiten zijn het concept
heel genegen. Dat iemand als
François Englert mee aan de
kar trekt, is natuurlijk een goede zaak.”
12
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Welk wetenschappelijk
idee is volgens onze proffen
en onderzoekers rijp voor
de prullenmand?
VRAAG
v/h
© KU Leuven | Rob Stevens
JAAR Geograaf Gerard Govers
“Met geboortebeperking
los je armoede niet op”
T
homas Malthus schreef in het begin van de 19de eeuw al dat er onvoldoende voedsel op de aarde zou
zijn als de bevolking te sterk zou blijven groeien.
“Zijn ideeën bestaan nog”, zegt geo- en demograaf Gerard Govers. “Soms worden ze zelfs
omgezet in beleid, en dan heb je een enorm probleem. De aarde kan meer aan dan doemdenkers
weleens te kennen geven.”
Als je de grafiek van de
bevolkingsgroei bekijkt, blijft die
de hele tijd vlak, tot ze in de 19de
eeuw plots exponentieel omhoog
gaat. Dat is toch een probleem?
“Oppervlakkig bekeken wel, en in die zin kan
je Malthus wel volgen. Zelfs twee procent groei
leidt op lange termijn al tot cijfers die op het eerste gezicht dramatisch zijn. Die logica is echter
statisch: niet alleen de bevolking groeit, maar
ook de landbouwproductiviteit. Wat je vandaag
extrapoleert, houdt geen rekening met de toestand of de mogelijkheden van morgen.”
“De kernidee van Malthus leeft nog in sommige middens. Erger nog, ze wordt soms gebruikt
als basis voor een politiek van geboortebeperking,
die zogenaamd de armoede moet terugdringen.
Dat is gebeurd in China, in India – op Amerikaans
aangeven – en in een aantal Afrikaanse landen.
Telkens weer blijkt zo’n beleid niet te werken, en
leidt het tot schrijnende sociale toestanden.”
Waarom werkt zo’n beleid niet?
“Omdat het gebaseerd is op een foute kijk op de
oorzaak van het kinderaantal. Dat heeft eerst en
vooral te maken met een hoge kindersterfte: als
je die terugdringt, is het aantal noodzakelijke
geboorten sowieso lager. De onderliggende re-
denen hebben onder andere te maken met een
gebrek aan zekerheid voor de oude dag: meer
kinderen is meer kans op opvang voor ouderen.
Meer kinderen betekent ook meer arbeidskracht.
Er is vaak ook sociale en moreel-religieuze druk.
Als je in zo’n cultuur ouders met veel kinderen
gaat bestraffen, vraag je om moeilijkheden.”
“Je moet de logica omkeren. Het is niét zo dat
een groot kindertal zorgt voor armoede, maar
net andersom. Je moet dus eerst en vooral de armoede en de kindersterfte aanpakken. De cijfers
geven heel duidelijk aan dat dáárdoor het aantal
kinderen daalt. De bevolking groeit, maar ook
de draagkracht van de samenleving. Dat kan je
mooi volgen op de demografische website gapminder.com, waar je tal van parameters tegen elkaar kunt uitzetten, voor alle landen, en voor een
heel lange periode. Dat leert je dat een eenvoudige causaliteit zoals Malthus of moderne volgelingen – zoals Paul Ehrlich in The Population Bomb
– die voorstellen, niet juist is.”
Hoe pak je armoedebestrijding
dan het beste aan?
“Daar zijn natuurlijk heel wat wegen voor. Maar
het belangrijkste is, denk ik, naast het terugdringen van kindersterfte, empowerment voor
vrouwen. Als je ervoor zorgt dat vrouwen beter
opgeleid zijn, werken ze aan hun loopbaan en
verandert hun kijk op kinderen. Ze zullen hun
opleiding en hun economische kansen dan ook
willen doorgeven en dat kan veel beter als er
minder kinderen zijn. Verder wil je er natuurlijk voor zorgen dat er ondersteuning is voor geboorteplanning. Uiteraard is er meer nodig om
een samenleving een betere toekomst te geven,
maar betere mogelijkheden voor vrouwen zijn
wel een sleutelfactor.”
“Ik geloof niet in de dramatische conclusies van
de neomalthusianen. Maar dat belet niet dat het
kinderaantal een belangrijk gegeven is, en dat er
een verstandig beleid rond gevoerd moet worden. Maar nogmaals: niet met dwang, en niet als
oplossing van het armoedeprobleem. Investeringen, een vrouwvriendelijk klimaat, aandacht
voor goed onderwijs zijn veel belangrijker in de
strijd tegen de armoede.”
“De essentie is dat je de verhouding tussen
de mens en zijn omgeving als een dynamisch
fenomeen moet bekijken, niet als een statisch
­gegeven.”
Hebben geografen wel vaker te
maken met theorieën die rijp zijn
voor de prullenmand?
“Zeker: vaak gaat het om onverantwoorde
vereenvoudigingen. Neem bijvoorbeeld de
agro-ecologische landbouw. Die zou een alternatief zijn voor de ontwikkeling van ons
voedselsysteem. Zo eenvoudig is het niet. Er is
bijvoorbeeld een probleem van productiviteit.
Zogenaamd alternatieve landbouw hinkt hier
eenvoudig achterop, en kan daardoor op termijn
evengoed een hypotheek zijn op echte duurzaamheid. Bovendien mag je de hoogtechnologische landbouw niet met alle zonden Israëls
beladen. Ook die landbouw maakt volop gebruik
van biologische methodes en probeert zijn impact op het milieu om allerlei redenen heus wel
te beperken. Het gaat om complexe, dynamische
systemen. Simplisme is niet aan de orde.”
Ludo Meyvis
Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand?
Discussieer mee op Twitter via #Campuskrant
STUDIEDAG
Studie- en studentenbegeleiding aan de KU Leuven
Studiedag voor leerkrachten en studiekeuzebegeleiders uit het secundair onderwijs.
Vrijdag 7 november 2014, 9.00 - 15.30 u., Leuven
www.kuleuven.be/profieldag
ondernemen
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
13
Voor zijn start-up Turbulent ontwikkelt ingenieur Geert
Slachmuylders een nieuw soort waterkrachtturbine die
elektriciteit opwekt uit rivieren met een laag verval. Masterstudent Maarten Arits helpt hem daarbij. “Duurzame
energie is de toekomst”, zeggen de twee. “Bedrijfsleiders die
dat niet inzien, kunnen er maar beter met stoppen.”
TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens
Maarten Arits,
Geert Slachmuylders en
Maarten Vanierschot
bij een prototype van
de turbine.
Jonge starter produceert groene stroom met waterkrachtturbine
“Veel bedrijven blijven
blind voor duurzaamheid”
M
et initiatieven als het Postgraduaat Innoverend Ondernemen voor Ingenieurs en het
pas opgerichte ondernemingsplatform LCIE
(zie kader), zet de KU Leuven hoog in op studenten die een bedrijf willen beginnen. Geert
Slachmuylders is zo’n jonge ondernemer die
een duwtje in de rug kreeg. Tijdens zijn studie
elektromechanica aan Groep T richtte hij samen
met medestudenten al een eerste bedrijf op en
momenteel werkt hij aan de opstart van Turbulent, een project dat landelijke gebieden van
duurzame energie zal voorzien en dat voortkomt
uit zijn masterproef.
Slachmuylders ontwikkelt een waterkrachtturbine die elektriciteit opwekt uit rivieren met
een laag verval. Een systeem dat voordien niet
bestond. “Om energie te ontlenen aan water
maak je meestal gebruik van een stuwdam”, zegt
Slachmuylders. “Maar bij rivieren met een klein
verval is zo’n dam niet rendabel. Hele gebieden
in Zuidoost-Azië, Indonesië en Zuid-Amerika
blijven zo verstoken van groene stroom.”
Bedrijven maken het je
niet makkelijker omdat je
jong bent. Je moet keihard
onderhandelen.
Met de hulp van professor Maarten Vanierschot van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen deed Slachmuylders onderzoek en
ontwikkelde hij een eerste proefopstelling van de
turbine. Daarna ging hij op zoek naar investeerders om zijn project verder uit te bouwen. “Bedrijven maken het je niet makkelijker omdat je
jong bent”, zegt Slachmuylders. “Je moet keihard
onderhandelen en dat leer je niet op een dag.”
Blijven vernieuwen
Voor de uitwerking van het project riep
Slachmuylders de hulp in van masterstudent
Maarten Arits. De twee leerden elkaar kennen
via The Blue Academy, een Leuvens studentenplatform dat zich richt op duurzaam ondernemen. Arits verleent technische bijstand bij de
ontwikkeling van het prototype. “Het is een erg
nuttige ervaring”, zegt hij. “En nu pas zie ik wat
het inhoudt om een bedrijf te beginnen. Geert
heeft mij heel veel tips gegeven.”
Arits studeert elektronica-ICT en volgt het Postgraduaat Innoverend Ondernemen. Zelf werkt
hij ook aan een ambitieus project. “Ik heb een
bezorgdienst bedacht die inkopen doen minder
tijdrovend en milieuvriendelijker maakt”, zegt
hij. “In een appartementsblok wil ik een automaat installeren waarmee mensen hun bestellingen bij een supermarkt plaatsen. Niet alleen
bespaar je zo een hoop tijd, ook vervuil je minder omdat je de wagen niet hoeft te nemen. De
bestellingen worden afgeleverd aan huis en de
verpakking, of het afval dat overblijft, gaan terug
naar de automaat en worden gerecycleerd.”
Beiden zijn duidelijk erg begaan met ecologische
vernieuwing. Volgens hen ligt daar de toekomst
voor bedrijven. “Wie niet investeert in duurzaamheid zal vroeg of laat de boeken moeten
neerleggen”, zegt Slachmuylders. “Bovendien
biedt het alleen maar voordelen. Als je de kern
van je bedrijf duurzaam maakt, ga je er ecologisch en economisch op vooruit. Je bespaart
zowel op materiaal als op energie. Kijk naar
Turbulent. Mijn project betaalt zichzelf al na vijf
jaar terug.” Slachmuylder vindt het jammer dat
bedrijfsleiders vaak blind blijven voor dat soort
vernieuwing. “Bedrijven innoveren wel, maar
kijken meestal niet verder dan hun core business”, zegt hij.
Slachmuylders en Arits hopen dat student-ondernemers zich daardoor niet laten afschrikken
en blijven zoeken naar ideeën om de industrie
duurzamer te maken. Initiatieven zoals LCIE
juichen ze dan ook luidkeels toe. “Met een idee
ben je niets”, zegt Arits. “Je moet ook de mogelijkheid krijgen om het uit te werken. LCIE
kan studenten wegwijs maken in het ingewikkelde bedrijfswereldje en hen de mogelijkheid
bieden de juiste partners te ontmoeten. Het is
noodzakelijk dat ze die kans krijgen.”
LCIE geeft ondernemingszin
KU Leuven een boost
Ben je een student die van een eigen
bedrijfje droomt? Wil je als prof jonge
mensen enthousiast maken voor het ondernemen? Dan kan je vanaf nu terecht
bij LCIE, een nieuw platform waarmee
de KU Leuven de ondernemingszin van
studenten, onderzoekers en professoren
wil aanwakkeren.
De ‘Leuven Community for Innovation
driven Entrepreneurship’ (LCIE) ging
van start op 20 oktober. Het platform wil
studenten helpen een eigen bedrijfje te
starten, onder meer door het uitgebreide
netwerk van de universiteit ter beschikking te stellen. Daarnaast stimuleert LCIE
ondernemerschap bij mensen die niet het
typische CEO-profiel hebben. “We merkten dat er nood was aan een centrale hub
die bestaande initiatieven verzamelt en de
drempel voor ondernemen verlaagt”, zegt
coördinator Wim Fyen van LRD (KU Leuven Research & Development).
Kruisbestuiving
LCIE is in de eerste plaats een aanspreekpunt dat vragen behandelt en projecten
opvolgt. “Elk lid van ons kernteam heeft
een achterban van mensen naar wie hij of
zij kan doorverwijzen”, zegt Fyen. Naast
specialisten van de KU Leuven bestaat die
achterban uit externe partners zoals Leuven.Inc, iMinds, Flanders DC, het Innova-
tiecentrum, Belcham en Start it@kbc. “Zo
kunnen we ook hun professionele ervaring
delen met onze gemeenschap.”
Veel diensten die LCIE aanbiedt bestaan
al langer. Nu worden ze gebundeld in een
concreet platform dat de stap naar ondernemen makkelijker moet maken. “Studenten wisten vaak niet waar ze heen moesten. Daar brengen we nu verandering in”,
zegt Fyen. Dankzij een kruisbestuiving van
verschillende disciplines hoopt hij jaarlijks
tientallen projecten een duw in de rug te
geven. Een mooi voorbeeld daarvan is IusStart, dat juridisch advies geeft aan student-ondernemers.
Grensoverschrijdend
Voor de verdere ontwikkeling van het
platform kreeg LCIE 130.000 euro van
de KU Leuven en Leuven.Inc. De provincie Vlaams-Brabant deed daar nog eens
100.000 euro bovenop. Met dat geld stelt
LCIE een heleboel faciliteiten ter beschikking van de studenten. Denk daarbij aan
vergader- en werkruimtes. Naast reeds bestaande locaties zoals het Fablab komen er
LCIE-ruimtes verspreid over de Leuvense
campussen. Dat gebeurt onder impuls van
de universiteitsbibliotheken en leercentrum AGORA.
Fyen hoopt dat studenten van verschillende faculteiten elkaar leren kennen door
het gebruik van die gemeenschappelijke
ruimtes. “We merken dat studenten die
een onderneming beginnen vaak uit dezelfde richting komen”, zegt hij. “Dat is
jammer, want variatie kan een team juist
sterker maken. Drie juristen hebben vaak
een minder breed netwerk dan een jurist,
een burgerlijk ingenieur en een econoom.”
Dat LCIE over de faculteitsgrenzen heen
wil werken, blijkt ook uit de ondernemerschapsvakken waarvoor masterstudenten
uit verschillende richtingen zich vanaf
dit academiejaar kunnen inschrijven. Die
moeten hen voorbereiden op een ondernemende carrière in een groot bedrijf of
start-up. “Momenteel bieden we vier vakken aan”, zegt Fyen. “Die zijn goed voor 15
studiepunten. Studenten die slagen voor
alle vakken krijgen een certificaat.”
LCIE wil zich daarnaast ook internationaal profileren. “De KU Leuven heeft al
een goede reputatie op vlak van ondernemerschap”, zegt Fyen. “Maar die is vooral gebaseerd op de activiteiten van onze
onderzoekers en academici. Dat willen
we uitbreiden naar student-ondernemers.
Zo hopen we nog meer buitenlandse
partijen aan te trekken die op hun beurt
onze gemeenschap versterken. Dat is voor
iedereen een win-winsituatie.”
Pieter-Jan Borgelioen
www.lcie.be
14
Alumni
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
LEVEN
na
LEUVEN jurist en toppleiter Walter Damen
“Wij zijn niet
de sterren van de balie”
“Ik pleit even graag voor de politierechtbank als voor assisen”, zegt strafpleiter Walter Damen (43). “Waar het om
gaat, is dat je mensen bijstaat die in crisis verkeren. Of ze
nu een moord hebben gepleegd of twee keer door het rood
zijn gereden. En als ze na het proces verder kunnen met hun
leven, ben ik een tevreden man.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens
H
et herenhuis op de Elisabethlaan
in Berchem staat in de steigers;
advocatenbureau Damen heeft
tijdelijk zijn intrek genomen aan de overkant
van de straat. “Sinds een maand is mijn vrouw
Alexia vennoot. We wilden eigenlijk alleen haar
bureau opfrissen, maar het is uitgedraaid op
een renovatie van het hele pand”, lacht Walter
­Damen. Al zijn medewerkers zijn vrouwen,
ook de vennoten met wie hij kantoren heeft in
Turnhout en Leuven. “Dat is deels toevallig,
deels bewust: vrouwen zijn vaak secuurder. En
minder geneigd om er na een paar jaar vandoor
te gaan met de helft van je cliënteel. Waarmee ik
niét zeg dat ze minder ambitieus zijn. Al mijn
medewerksters kunnen binnen dit kantoor ook
hun eigen privépraktijk uitbouwen.”
Een leraar herinnerde hem er onlangs aan dat
hij al op zijn dertiende de advocatuur in wilde.
Niét het theater, ondanks de regisseurs en acteurs in de familie, onder wie nonkel Hubert
(Witse), nicht Katelijne en achternicht Karen (de
rosse van K3). “Iets daarvan zit toch ook in mij: ik
droom stiekem van een gastrolletje in een hoor-
spel van Het Geluidshuis. En net als een acteur
tracht een strafpleiter emotie over te brengen,
een standpunt te vertolken dat niet noodzakelijk het zijne is.”
woord. “Al had ik het vaak moeilijk om wakker
te blijven tijdens de les – we waren met zoveel
studenten dat we les kregen in Kinepolis, in die
comfortabele cinemazetels. Veel liever zat ik in
de bibliotheek opzoekingen te doen voor papers.
Ik heb er uren gesleten, want ik zat niet op kot.”
Zijn favoriete lessen waren die van wetsdokter
professor Van De Voorde: “Ik was altijd om acht
uur in de aula om de diaprojector klaar te zetten.”
Na zijn afstuderen – netjes op tijd deze keer –
ging hij aan de balie. Aanvankelijk hield hij zich
voornamelijk bezig met verkeersrecht en burgerlijk recht. Tot hij een strafzaak overnam van
een collega die met vakantie ging. Na het aanhoren van zijn enthousiaste pleidooi besloot
de procureur een kortere straf te eisen. Meester ­Damen had de smaak te pakken. “Nochtans
werd in die tijd een beetje neergekeken op straf-
Les in de cinema
Op zijn achttiende koos hij vooral voor rechten
om later nog alle kanten uit te kunnen. “Ik was
ook erg geïnteresseerd in hoe de maatschappij
draait, was lid van de CVP en actief in de lokale politiek.” Vanuit Deurne pendelde hij naar de
Ufsia in het centrum van Antwerpen. De eerste
drie jaar waren één groot feest: “Ik ben preses
geweest, en soms zag ik wekenlang pas tegen de
ochtend mijn bed.” Dat hij een jaartje bleef hangen was onvermijdelijk. Voor zijn licenties trok hij
met een hele groep naar Leuven. “We hadden niet
veel zin om naar de campus in Wilrijk te gaan, en
er waren toen ook wat problemen met de slaagcijfers. Antwerpen was een goede universiteit, maar
wel een heel jonge, en het had wel wat om in een
instituut als de KU Leuven terecht te komen.”
Hij had zich voorgenomen om ditmaal serieus aan de slag te gaan en hield zich aan zijn
Ik ben preses geweest,
en soms zag ik
wekenlang pas tegen
de ochtend mijn bed.
pleiters. Terwijl ze nu net overgewaardeerd worden, in mijn ogen. Strafpleiters zijn niet de sterren van de balie waar ze voor gehouden worden,
en elke rechtszaak is even belangrijk.”
Onbegrip
In 1999 startte hij een praktijk met een compagnon, een paar jaar later begon hij met zijn eigen
kantoor, dat inmiddels zeven medewerkers telt.
“We zijn een echt team, we maken er ook een
punt van om elk dossier met zijn tweeën door
te nemen. Sommige tellen tienduizenden pagina’s ... Als je dan bedenkt: om mijn eerste dossier
te vatten had ik een hele werkdag nodig – het was
ocharme vijftien pagina’s lang ... Snel informatie
verwerken is iets wat je wel leert als advocaat.”
“We proberen onze cliënten bijstand te bieden
in het hele spectrum van het burgerlijke domein.
Als je wil scheiden omdat je man je mishandelt
en je rijdt op weg naar de rechtbank door het
rood, dan hebben wij de expertise in huis voor
zowel het strafrechterlijke luik als de afwikkeling
van de scheiding en de verkeersinbreuk.”
Maar bekend werd hijzelf toch vooral vanwege een aantal ophefmakende strafzaken als de
sms-moord, de diamantroof van de eeuw en de
zaak rond buschauffeur Guido De Moor. Hij verdedigde slachtoffers van Kim De Gelder, en de
stiefdochtertjes van Daniela Mancini. Ruim twee
jaar was hij ook raadsman van Fouad Belkacem,
woordvoerder van Sharia4Belgium. “Ik heb ontelbare keren moeten uitleggen waarom ik dat
deed. Het is eenvoudigweg je plicht als advocaat.
Ik kan me eerlijk gezegd weinig zaken indenken
die ik zou weigeren.”
Kritiek kreeg hij ook met zijn voorstel voor het
oprichten van een databank waarin het DNA van
elke pasgeborene zou worden bijgehouden. “Dat
begrijp ik nog steeds niet. Het privacy-argument
is flauwekul, je bent vandaag al op duizend-enéén manieren traceerbaar. En zo’n databank zou
ontzettend veel speurwerk overbodig maken.”
Hij windt zich wel vaker op over onbegrip bij
het grote publiek. “Zoals het verwijt dat wij advocaten op zoek zijn naar procedurefouten om
kunstenares Ana Torfs
“Je hebt je eigen parcours niet in handen”
© Sven Laurent
Kunstenares Ana Torfs studeerde communicatiewetenschappen in Leuven, woont en
werkt in Brussel en is gefascineerd door de
wisselwerking tussen taal en beeld. Na talloze tentoonstellingen wereldwijd stelt ze met
­Echolalia voor het eerst een grote selectie werken voor in eigen land.
Een zicht op de installatie The Parrot
& the Nightingale, a Phantasmagoria
(2014) van Ana Torfs, momenteel te
bewonderen op Echolalia in WIELS.
Echolalia. De solotentoonstelling van Ana
Torfs (51) in WIELS, het Centrum voor Hedendaagse Kunst in Brussel, kreeg een bevreemdende titel mee. “Echolalia is geen woord dat
ik heb uitgevonden. Het staat voor een medische aandoening waarbij mensen dwangmatig
woorden en zinnen herhalen, maar het slaat
ook op het ‘papegaaien’ van een kind dat leert
spreken. Omdat ik zelf vaak met bestaande
teksten en beelden werk, vond ik het een heel
toepasselijke titel.”
Met Echolalia focust Torfs zich op haar recente oeuvre. Resultaat zijn zes uiteenlopende
installaties die op één na nooit eerder in België
te zien waren. Geluidsopnames, geprojecteerde
foto’s en video’s, prenten, zeefdrukken en zelfs
wandtapijten: Torfs maakt in haar installaties
gebruik van heel diverse media. “Ik verras mezelf graag. Het medium waarin een werk uiteindelijk ‘verschijnt’ is niet iets wat ik op voorhand beslis. Vaak weet ik pas na enkele weken
of maanden, als dingen zich beginnen te kristalliseren, hoe een werk er zal gaan uitzien. Dat
groeit allemaal organisch en langzaam.”
’t Stuc als leerschool
In die veelzijdige wereld kronkelt toch een rode
draad: woorden en taal. Al van kleins af is Torfs
gefascineerd door de menselijke stem. Ze houdt
van (hardop) lezen en zingen, volgt dictielessen en voordracht aan de muziekacademie en
droomt er stiekem van om actrice te worden.
Maar haar ouders hameren op het belang van
universitaire studies, dus trekt ze in 1981 van
Kontich naar ­Leuven. “Ik was een zelfstandig
iemand met een groot verantwoordelijkheids-
Alumni
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
15
Wie is
Walter Damen?
° 1971 Wilrijk
Gestudeerd
rechten (1996)
Loopbaan
stage bij balie van Brussel, Halle en
Antwerpen
1999 oprichting advocatenkantoor in
Berchem, sinds 2001 Damen & Op ’t Eynde,
met kantoren in Leuven (Damen & De Fré) en
Turnhout (Damen & Pepermans)
een dader vrij te krijgen. Terwijl dat misschien in
één op honderdduizend zaken gebeurt. Procedures zijn een garantie voor ieder van ons, zonder kom je terecht in de willekeur. En inbreuken
op de procedures moeten aan de kaak worden
gesteld. Dat dan af en toe een schuldige de dans
ontspringt moeten we erbij nemen – en het is
zeker niet zo dat je dan triomfeert als advocaat.”
Boeken
2009 Ik heb een mens vermoord
2010 Wij kregen levenslang
2011 Dagboek van een wetsdokter
2012 Dagboek van een gerechtspsychiater
2013 Moordvrouwen
Scheldpartijen
Hij hamert op de gelijkwaardigheid die er volgens hem moet zijn tussen cliënt en advocaat.
“En ik kan begrijpen dat cliënten hun redenen
kunnen hebben om de waarheid niet te vertellen in de rechtbank, maar ik eis wel dat ze tegen
mij eerlijk zijn. Anders houdt het op. Na achttien
jaar voél je ook of iemand de waarheid spreekt
of niet.”
Privé
Getrouwd met advocate Alexia Baetslé
Twee kinderen: Alexander en Clarisse
Niet alleen slachtoffers
en nabestaanden, maar
ook daders komen vaak
gelouterd uit een proces.
Zoals elke advocaat krijgt ook hij te maken
met scheldpartijen en bedreigingen: “Een mail
is ook zo snel verstuurd. Meestal mail ik terug en
raakt het zo wel opgelost. Ik heb nog nooit politiebescherming nodig gehad. Al hangt er wel een
camera bij de deur van het kantoor.”
“Maar het doet deugd als mensen je de hand
komen schudden na afloop van een proces. Ik
gevoel, en ik wilde graag alleen gaan wonen na
mijn humaniora. Communicatiewetenschappen was de enige studie die me interessant leek
en die niet in Antwerpen werd aangeboden,
waardoor ik wel op kot ‘moest’.”
Van de lessen herinnert Torfs zich weinig.
“De vakken rond filmtheorie en filmgeschiedenis vond ik boeiend, maar mijn belangrijkste
leerschool lag buiten de universiteit. De beste
herinnering bewaar ik aan het cultuurcentrum
’t Stuc – nu bekend als STUK – dat een uniek
programma had. In 1983, tijdens het eerste Klapstukfestival, zag ik Rosas danst Rosas, maar ook
voorstellingen van Jan Decorte en buitenlandse choreografen. Daarnaast waren er in de aula’s van pol & soc bijna wekelijks filmvertoningen, vaak retrospectieves. Zo leerde ik al vroeg
het werk kennen van Alain Resnais, Antonioni,
­Robert Bresson, ... Ik maakte tijdens mijn studentenjaren ook veel foto’s, die ik zelf afdrukte
in de donkere kamers die ’t Stuc voor een peulschil ter beschikking stelde.”
krijg nog steeds kaartjes van voormalige cliënten. Voor slachtoffers en nabestaanden kan een
proces een therapeutische functie hebben, maar
ook daders komen er vaak gelouterd uit. Als aan
het einde van de rit een cliënt weer verder kan
met zijn leven ben ik een contente advocaat.”
Sinds het proces rond de oordopjesmoord in 2006
heeft hij in totaal zes vrijspraken verkregen voor
Ik beslis niet op
voorhand over het
medium waarin een
werk zal verschijnen.
Thuiskomen in Brussel
Als twintigjarige volgt Torfs in ’t Stuc een workshop video-art met Chris Dercon, nu directeur
van Tate Modern in Londen. Twee jaar later
is ze zijn assistente bij de organisatie van zijn
eerste tentoonstelling Doch Doch in België, nog
een jaar later begint ze aan de opleiding film en
video op Sint-Lukas in Brussel. “Eigenlijk heb
ik altijd al geweten dat ik een artistieke richting
zou uitgaan. Maar hoe het leven en je parcours
precies verloopt, dat heb je nooit helemaal in
assisen: “Maar hoe een zaak ook uitdraait, het
belangrijkste is dat je jezelf niets te verwijten
hebt. Je persoonlijke verantwoordelijkheid is
groot, het gaat uiteindelijk om mensenlevens.”
Struisvogel
Een strafpleiter maakt lange dagen, maar Walter Damen bewaakt ook zijn privéleven. “Twee
handen. Veel hangt af van het toeval, van ontmoetingen. Dat maakt het leven ook zo mooi.”
Spijt van haar studententijd in Leuven heeft ze
niet. “Het waren vormingsjaren, waarin voor mij
duidelijk werd wat ik wilde en niet wilde. Toen
ik naar Brussel vertrok, wist ik al veel beter wat
ik belangrijk vond en stond ik steviger in mijn
schoenen. De Leuvense jaren waren dus allesbehalve verloren jaren.”
Sinds twee jaar is Torfs zelf docente op Sint-­
Lukas, waar ze als jonge twintiger les kreeg
van bevlogen mentors zoals Dirk Lauwaert, Jef
­Cornelis, Chris Dercon en Marc Didden. Vandaag wordt haar werk over de hele wereld tentoongesteld, van Chicago over Melbourne tot
Cartagena de Indias in Colombia. Met Echolalia
toont ze voor het eerst een grote selectie werken
in eigen land. “Uiteraard ben ik heel gelukkig en
vereerd dat WIELS me uitnodigde om een solotentoonstelling te maken. Brussel is de stad waar
ik intussen al bijna dertig jaar woon. Het voelt
een beetje als thuiskomen.”
Lien Lammar
avonden in de week hou ik vrij van afspraken
en op vrijdag haal ik de kinderen van school. Ik
kom tot rust door samen met hen ons pluimvee
te verzorgen, we hebben onder meer een kleine
struisvogel.” Zijn gezin is de hoofdreden waarom
hij zeven jaar terug ook uit de gemeentepolitiek
stapte: “Je kan niet alles combineren. Maar ik
sluit niet uit dat ik er ooit weer mee begin.”
Ontspanning vindt hij ook in het schrijven.
Hij publiceerde in vijf jaar tijd evenveel non-fictieboeken, steeds met een tweetal coauteurs. “En
ik waag me sinds kort ook aan thrillers, eentje
is klaar, een andere zit in de pijplijn.” Voor veertigplussers zijn er beslist nog interessante mogelijkheden, staat er op het verjaardagskaartje op
zijn bureau. Hij lacht: “Voorlopig wil ik vooral
consolideren. Maar als ik er even over nadenk:
lesgeven is iets wat ik graag ooit nog zou doen.
En mijn voormalige professor, de minister van
justitie, mag me ook altijd bellen!”
‘Echolalia’ loopt nog t.e.m.
14 december in WIELS. Info:
www.wiels.org
De expo ‘The Divided Body’
(14/11 – 7/12),
onderdeel van ‘Vesalius
1514-2014’, toont een
ouder werk van Ana Torfs.
Info: www.vesaliusleuven.be
16
PERSONALIA
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Bevorderingen,
aanstellingen
& benoemingen
in het ZAP 2014-2015 (*)
Bevorderingen
Faculteit Theologie en
Religiewetenschappen
Gewoon hoogleraar
Johan De Tavernier
Hoofddocent
Yves De Maeseneer
Hoger Instituut
voor Wijsbegeerte
Hoogleraar
Roland Breeur
Andreas De Block
Hoofddocent
Helder De Schutter
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Gewoon hoogleraar
Vincent Sagaert
Paul Schoukens
Hoogleraar
Evelyne Terryn
Hoofddocent
Geert De Baere
Stefan Sottiaux
Peggy Valcke
Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen
Gewoon hoogleraar
Johannes Van Biesebroeck
Buitengewoon hoogleraar
Christophe Crombez
Hoogleraar
Alexandra Van den Abbeele
Hoofddocent
Liesbeth Bruynseels
Marijke Verbruggen
Faculteit Sociale
Wetenschappen
Gewoon hoogleraar
Marleen Brans
Buitengewoon hoogleraar
Bart Maddens
Hoogleraar
Dirk De Grooff
Faculteit Letteren
Gewoon hoogleraar
Kurt Feyaerts
Hoogleraar
Hans Smessaert
Frederik Truyen
Hoofddocent
Koenraad Brosens
Elke D’hoker
Karen Lahousse
Gert Partoens
Faculteit Psychologie
en Pedagogische
Wetenschappen
Gewoon hoogleraar
Batja Gomes de Mesquita
Hoogleraar
Tom Beckers
Laurence Claes
Hoofddocent
Stefan Ramaekers
Wim Van Dooren
Faculteit Wetenschappen
Gewoon hoogleraar
Kristiaan Temst
Hans Van Winckel
Hoogleraar
Thomas Hertog
Erik Van der Eycken
Anton Van Rompaey
Karen Vanhoorelbeke
Hoofddocent
Koen Geuten
Guy Koeckelberghs
Maarten Loopmans
Johannes Nicaise
Faculteit
Ingenieurswetenschappen
Gewoon hoogleraar
Johan Driesen
Philip Dutré
Koenraad Van Balen
Peter Van Puyvelde
Hoogleraar
Marc Denecker
Gerda Janssens
Vincent Rijmen
Hoofddocent
Johan Meyers
Raphaël Vandebril
Faculteit Bioingenieurswetenschappen
Gewoon hoogleraar
Nadine Buys
Christophe Courtin
Deeltijds hoogleraar
Marie-Christine Peeters
Hoofddocent
Abram Aertsen
Faculteit Geneeskunde
Gewoon hoogleraar
Hugo Vankelecom
Buitengewoon hoogleraar
Frédéric Amant
Wim Vandenberghe
Hoogleraar
J­­an D’hooge
Deeltijds hoogleraar
Dominique Bullens
Steven De Vleeschouwer
Paul Enzlin
Dirk Ramaekers
Vincent Thijs
Mathieu Vandenbulcke
Vincent Vander Poorten
Séverine Vermeire
Caroline Weltens
Hoofddocent
Stein Aerts
Kathleen Freson
An Goris
Veerle Janssens
Sofie Struyf
Ilse Vanhorebeek
Thierry Voet
Deeltijds hoofddocent
Brigitte Decallonne
Ilse Degreef
Bart Depreitere
Maarten Naesens
Stefaan Nijs
Filip Rega
Peter Verhamme
J­an Jeroen Vranckx
Faculteit Farmaceutische
Wetenschappen
Hoogleraar
Erwin Adams
Deeltijds hoogleraar
Ludo Willems
Hoofddocent
Nathalie Charlier
Faculteit Bewegings- en
Revalidatiewetenschappen
Gewoon hoogleraar
Hilde Feys
Hoogleraar
Filip Boen
Hoofddocent
Ilse Jonkers
Aanstellingen
en benoemingen
Faculteit Theologie en
Religiewetenschappen
Hoofddocent
Stephanus van Erp
Deeltijds hoofddocent
Thomas Quartier
Docent
Mehdi Azaiez
Anna Vandenhoeck
Deeltijds docent
Frederiek Depoortere
Hans Geybels
Godelieve Watteeuw
Hoger Instituut
voor Wijsbegeerte
Hoofddocent
Julia Jansen
Docent
Jan Heylen
Sylvia Wenmackers
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Hoogleraar
Anton Vedder
Hoofddocent
Tom Daems
Michele Panzavolta
Docent
Niels Bammens
Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen
Buitengewoon hoogleraar
W. Robert Knechel
Hoogleraar
Johan Eyckmans
Tom Van Puyenbroeck
Deeltijds hoogleraar
Bram De Rock
Hoofddocent
Jeroen Belien
Els Breugelmans
Valérie Cappuyns
Liesje De Boeck
Rein De Cooman
Sophie De Winne
Kristof De Witte
Nico Dewaelheyns
Anneleen Forrier
Filip Germeys
Stijn Kelchtermans
Lien Lamey
Yves Segers
Tom Van Caneghem
Filip Van den Bossche
Docent
Elfi Baillien
Lieven Brebels
Johan Bruneel
Klaas De Brucker
Tim De Feyter
Simon De Jaeger
Simon Dekeyser
Bert D’Espallier
Tineke Faseur
Iris Kesternich
Koen Luwel
Francesca Melillo
Michel Meulders
Raf Orens
Karin Proost
Nicky Rogge
Sandra Rousseau
Peter Teirlinck
James Thewissen
Ilke Van Beveren
Anja Van den Broeck
Annick Van Rossem
Yves Van Vaerenbergh
Stijn Vanormelingen
Sandra Verbruggen
Dieter Verhaest
Faculteit Sociale
Wetenschappen
Hoogleraar
Steven Derk Aupers
Docent
Kathleen Beullens
Katja Biedenkopf
Cédric Courtois
Deeltijds docent
Johan Crompvoets
Ezra Dessers
Sander Happaerts
Ching Lin Pang
Karin Slegers
Heleen Touquet
Roel Vande Winkel
Faculteit Letteren
Hoofddocent
Luc van Doorslaer
Docent
Henri Bloemen
Barbara Bordalejo
Geert Brône
Adrien Carbonnet
Jeroen De Keyser
Lutgard Lams
Inge Lanslots
Michaël Opgenhaffen
Noëlla Peters
Paul Sambre
Myriam Vermeerbergen
Pieter Vermeulen
Deeltijds docent
Elke Brems
Freek Van de Velde
Faculteit Psychologie
en Pedagogische
Wetenschappen
Buitengewoon hoogleraar
Wilmar Schaufeli
Deeltijds docent
Patrick Meurs
Faculteit Wetenschappen
Gewoon hoogleraar
Jeremy Harvey
Patrick Wagner
Hoogleraar
Gerardus Johannes Weltje
Deeltijds hoogleraar
Thomas Duguet
Hoofddocent
Johan Deprez
Marco Zambon
Docent
Nikolay Bobev
Lino da Costa Pereira
Constanza Adriana Parra
Novoa
Thomas Van Riet
Deeltijds docent
Karl Farrow
Faculteit
Ingenieurswetenschappen
Hoogleraar
Bruno Crispo
Hoofddocent
Simon Kuhn
Tom Schrijvers
Georgios Stefanidis
Docent
Alexander Bertrand
Viviana d’Auria
Philipp Geyer
Konstantinos Gryllias
Edwin Reynders
Kim Vanmeensel
Katrien Verbert
Deeltijds docent
Michaël De Volder
Faculteit
Bio-ingenieurs­
wetenschappen
Docent
Rob Ameloot
Tara Grauwet
Faculteit Industriële
Ingenieurswetenschappen
Hoogleraar
Guido Aerts
Peter Hanselaer
Boudewijn Meesschaert
Greet Vanden Berghe
Kristiaan Willems
Deeltijds hoogleraar
Jan Genoe
Hubert Paelinck
Hoofddocent
Leen Braeken
Marc Coppens
Joseph De Brabanter
Luc De Cooman
Lieven De Strycker
Raf Dewil
Wim Dewulf
Toon Goedemé
Luc Labey
Greet Langie
Paul Leroux
Bart Lievens
Nele Mentens
David Moens
Albert Van Bael
Bart Vanrumste
Deeltijds hoofddocent
Dimitri Debruyne
Docent
Jeroen Boydens
Jan Cappelle
Johan Claes
Frederik Desplentere
Ralf Klein
Vincent Naessens
Davy Pissoort
Pieter Rauwoens
Hans Rediers
Wouter Ryckaert
Deeltijds docent
René Boonen
Aart Willem Van Vuure
Johan Van Waes
Faculteit Architectuur
Hoogleraar
Yves Schoonjans
Johan Verbeke
Hoofddocent
Pascal De Decker
Marc Dujardin
Fredie Floré
Rajesh Heynickx
Docent
Hans Leinfelder
Filip Mattens
Kris Scheerlinck
Sven Sterken
Els Verstrynge
Faculteit Geneeskunde
Hoogleraar
Henricus Janssen
Llewelyn Roderick
Deeltijds hoogleraar
Adrian Liston
Hoofddocent
Ariel Alonso Abad
Michel Koole
Massimiliano Mazzone
Juan-Jose Ventura
Deeltijds hoofddocent
Jan Jacobs
Docent
Tineke Cantaert
Ricard Lluis Farré Marti
Rik Gijsbers
Lies Langouche
Frederic Lluis Vinas
Gianluca Matteoli
Myles Mc Laughlin
Koen Nelissen
Celine Vens
Deeltijds docent
Tom Adriaenssens
Bram Bekaert
Marisol De Brabandere
Tom Depuydt
Nathalie Goemans
Jan Gunst
Harm Hoekstra
Daphne Hompes
Titia Hompes
Sandra Jacobs
Katrien Jansen
Marie Joossens
Ann Meulemans
Philippe Persoons
Rik Schrijvers
Ann Smeets
Patrick Thevissen
Paulus Thimister
Anja Van Campenhout
Hilde Vandenneucker
Kris Vanhaecht
Sandra Verelst
Robin Vos
Elske Vrieze
Peter Witters
Faculteit Bewegings- en
Revalidatiewetenschappen
Docent
Kaat Alaerts
Genevieve Albouy
Peter Iserbyt
(*) In deze lijst wordt ook
het onderwijzend personeel
(groep 3) van de geïntegreerde
hogeschoolopleidingen
vermeld dat op 1 maart 2014
via de éénmalige versnelde
ronde werd opgenomen
in het ZAP.
personalia
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Een prille emeritus blikt
terug op wat voorbij is en
trekt lessen uit een loopbaan.
“Kijk voorbij
de waan van de dag”
Enkele weken na onderstaand gesprek overleed professor
Jos Berghman, op de dag van wat zijn emeritaatsviering had
moeten worden. Hij sprak over zijn verleden, maar enthousiaster nog over zijn plannen, zijn promovendi, de cursussen die hij nog zou geven, en over Impalla, de internationale
manama in sociaal beleidsanalyse die hij met collega’s uit
Tilburg en Luxemburg had opgezet. Ludo Meyvis
D
at deel van het gesprek krijgt nu
een onwezenlijk karakter. Uit erkentelijkheid voor de overledene
en in overleg met zijn familie publiceren we het
artikel in aangepaste versie.
Overal thuis
Na zijn Leuvense studies sociaal beleid week Jos
Berghman een tijdlang uit naar Antwerpen, waar
hij de eerste onderzoeksassistent van Herman
Deleeck werd, pionier in het sociale onderzoek
in Vlaanderen. In 1985 vertrok hij naar Tilburg,
waar hij hoogleraar en later decaan werd. Pas in
1998 kwam Berghman terug naar Leuven. “Ik
heb me op alle drie de plaatsen thuis gevoeld.
Je leert andere werkomgevingen kennen. Ook
al is de geografische afstand klein, toch zijn er
wezenlijke verschillen. In Nederland gaat de be-
“Zorgzaam, aimabel
en inspirerend”
“Een wijze en aimabele collega, met
een sterk sociaal geweten, die doelgericht, met kracht en overtuiging
en tegelijk zachtmoedig beleid kon
maken, daarbij altijd geïnspireerd
door de zorg voor wat dat beleid
voor anderen als mens kon betekenen. Dat is het beeld en de herinnering die velen binnen de Faculteit
Sociale Wetenschappen van Jos
Berghman zullen bewaren nu hij ons
zo onverwachts, op de drempel van
zijn emeritaat, is ontvallen”, zegt professor Bart Kerremans, decaan van de
faculteit.
“Voor velen was hij ook een zorgzame vriend. En hij was inspirerend,
zeker ook voor de studenten. Gene-
raties hebben genoten van zijn zachte lesstijl. Jos had nog vele plannen.
Maar eerst wilde hij al die mensen die
iets voor hem betekend hadden, bijeenbrengen en bedanken. Daarvoor
bereidde hij zijn emeritaatsviering
nauwgezet voor. Het was geen toeval dat zoveel mensen zich inschreven. Het lot besliste echter anders. In
de vroege ochtend van 10 oktober
verloor de faculteit plotsklaps één
van zijn dragers, zowel als onderzoeker, onderwijzer als beleidsmaker. Het is moeilijk te vatten wat de
leemte is die ons nu overvalt. Het is
nog moeilijker te vatten dat we Jos’
aimabele aanpak nu definitief zullen
moeten ontberen.”
volking bijvoorbeeld anders om met het beleid
dan bij ons. Fundamentele discussies over de grote lijnen zijn bij ons moeilijk. Wij werken liever
met ad-hocmaatregelen, zonder geëxpliciteerde
basisvisie. In Nederland expliciteren ze zich een
breuk. Dat is veel transparanter, maar vaak ook
minder stabiel.”
“Toen ik begon te werken, vanaf 1971, waren sociologen bij ons nog meer met beleid en
beleidscommentaar bezig dan met echt academisch werk – nog een verschil met Nederland.
Dat heeft gevolgen. De overheid beschikt bij
ons nog maar sinds kort over betrouwbare en
grootschalige data. De pensioenadministratie,
bijvoorbeeld, kan nog niet zo heel lang zeggen
hoeveel pensioen een gezin ontvangt, of welke
pijlers daartoe bijdragen. Of liever: die gegevens
wáren er wel, maar ze waren verweven met de
logica van administratieve structuren, niet met
die van een vraagsteller. Het is een vrij recente
trend dat die gegevens helder genoeg zijn om er
macrogegevens uit af te leiden – essentieel om er
een beleid op te baseren. Tegenwoordig zijn het
dan weer vaker de privacyverplichtingen die de
bona fide onderzoeker dwarszitten.”
“Vroeger was sociologie meer beschrijvend,
veel minder empirisch en analytisch dan nu. En
je voelt ook meer het belang van comparatieve
analyse. Deleeck heeft me daar indertijd een jaar
voor naar Southampton gestuurd. Die aanpak
leidt haast vanzelf tot een meer innovatieve en
kritische invalshoek. Ik ben blij dat ik aan die ontwikkelingen heb kunnen bijdragen.”
“Of ik nog hetzelfde traject zou afleggen? Eerlijk: ik weet het niet. Ik ben graag prof en onderzoeker geweest, maar ik merk al jaren een sluipende en slopende bureaucratisering, bovenop
de publicatievloed. Het onderwijs is sterk gepedagogiseerd. Doceren doe je onder toezicht, waardoor het creatieve vermogen van de docent af​getopt wordt zonder dat daar wat tegenover staat.”
Vruchtbare dialoog
“Maar dat is geen zelfbeklag, hoor. Ik heb mijn
werk altijd graag gedaan. En ook mijn bijdrage
aan het publieke debat en aan beleidsondersteuning geven me veel voldoening. De laatste jaren
was dat bijvoorbeeld mijn werk als voorzitter van
het Beheerscomité Sociale Zekerheid, of in de Ex-
Samen kom je op
andere gedachten.
Meer info op www.MindMates.be
© KU Leuven | Rob Stevens
EMERITUS
EVANGELIE
17
Jos Berghman
Wijze
raad
“Zet onderzoek uit op lange
termijn. Dat is moeilijker te
financieren, maar het heeft
zoveel meer belang en geeft
zoveel meer voldoening dan
de ‘waan van de dag’.”
“Zoek naar een evenwicht
tussen maatschappelijke
relevantie en academisch
sérieux. Die leven soms op
gespannen voet.”
“Wees je bewust van sluipende
ontwikkelingen, van
onderstromen; die inspireren
voor de langere termijn.”
pertencommissie Pensioenen. In die commissie
hebben we als academici echt substantieel werk
kunnen verzetten. Ik denk dat we een vruchtbare
dialoog tussen de overheid en de sociale partners
bevorderd hebben. Dat is niet eenvoudig. De
sociale partners vinden sociale zekerheid hun
‘eigendom’. En de overheid, die er geld instopt,
vindt dat ook. Om die ernstig met elkaar te doen
praten en tot zinvolle conclusies te komen, heb
je solide argumenten en zo mogelijk empirische
validatie nodig.”
Professor Berghman sprak ook nog over zijn
werk als voorzitter van de raad van bestuur van
KOCA, het Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen. Dat richt zich op beter onderwijs voor dove en autistische kinderen, zowel in
de medisch-pedagogische sector als in buitengewoon en geïntegreerd onderwijs en thuiszorg. Hij
was bijzonder trots op zijn werk daar, en was van
plan het ook na zijn emeritaat verder te zetten. De
harde werkelijkheid dicteerde het anders.
18
studenten
de
DROOMJOB CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Student ontmoet alumnus
voor reality check.
Ella, Tessa en de radiopresentator
“Het is werken
en spelen tegelijk”
“Radio is wendbaar, intiem,
direct. Heel aangenaam”, zegt
radiopresentator Jan Hautekiet
(58). Hij kan erin komen dat
Tessa Van Obbergen (19) en
Ella ­Michiels (22) ervan dromen
om in zijn voetsporen te treden.
Ine Van Houdenhove
© KU Leuven | Rob Stevens
Studentes Ella
en Tessa leggen
Jan Hautekiet
tijdelijk het
zwijgen op.
T
essa zit in de tweede bachelor communicatiewetenschappen. Ella heeft
al een masterdiploma taal- en letterkunde op zak en studeert nu radio- en tv-journalistiek aan de Campus Brussel. Radio presenteren lijkt hen een droomjob. Ella: “Met je stem
kan je zoveel verbeelding opwekken. En ook de
band met muziek spreekt me aan.” Dat geldt ook
voor Tessa: “Ik zou het allerliefste een muziekprogramma presenteren.” Ze vermoedt dat een
presentator alles van A tot Z uitschrijft: “Anders
kunnen er stiltes vallen en dat mag natuurlijk
niet gebeuren.”
Ella klopte drie jaar geleden aan bij de Stadsradio van Aalst en mocht er anderhalf jaar lang Cultuur op woensdag presenteren. Nu werkt ze mee
aan studentenradio STRAKfm: “Ik heb de rector
al eens geïnterviewd en ook live gepresenteerd
van op de beiaardcantus. Afgelopen zomer heb
ik vijf weken voor Story FM gewerkt, een betaalde stage. Ik nam er het ochtendprogramma met
showbizznieuws voor mijn rekening. Jani Kazaltzis vertelde on air dat hij een televisiekanaal zou
opstarten. Dat was wel een leuke primeur!” Na
tien jaar dictie en stemcoaching wil ze binnenkort het VRT-stemattest proberen te behalen.
Maar eerst trotseren we op een druilerige
woensdagochtend de files richting Brussel om
om acht uur op de VRT te zijn, waar de redactie van Hautekiet en presentator Jan zich voorbereiden op de uitzending van negen tot tien. Ella
en Tessa hebben er geen enkele moeite mee. Ella:
“Voor de ochtendshow bij Story FM moest ik om
halfvijf opstaan. Dat vond ik eigenlijk best leuk.”
werk: Twitter-berichtjes doornemen, mensen
opbellen die willen reageren tijdens het programma. “Nadat gisteravond bekend werd dat de
pensioenleeftijd opgetrokken wordt, hebben we
besloten om daar ons eerste item van te maken.
Dat bereiden we nu voor.” Om vijf voor negen
worstelt Jan Hautekiet nog met de printer. Maar
van stress is weinig te merken. “Uiterlijke schijn,”
zal hij later zeggen. “Ik was een halfuur te laat
vanwege die gigantische file. Een beetje adrenaline is nodig, en het is allemaal gelukt, maar comfortabel is anders.”
Studente Ella
Om halfvijf opstaan,
ik vind dat eigenlijk
best leuk.
Samen met de studiogaste die het tweede ­thema
– borstvoeding – zal aankaarten, volgen we de
uitzending op scherm, tot we een halfuurtje later,
tijdens de nieuwsuitzending, even de studio in
mogen. “Inderdaad, ik doe de techniek niet zelf ”,
zegt Hautekiet als Ella hem ernaar vraagt. “Het
starten van de jingle wel, zo heb je net iets meer
controle. Maar niet zelf voor de muziek hoeven
te zorgen is een comfort. Ik hoor het ook als een
presentator het wel doet: je concentratie is anders
als je aan twee dingen tegelijk moet d
­ enken.”
niet van een leien dakje, het was hard werken om
het pensioenverhaal duidelijk verteld te krijgen.”
Heel veel pauze is hem niet gegund, over een
halfuurtje begint de redactievergadering om de
uitzending van morgen voor te bereiden. Is het
niet vreemd om het hoogtepunt van de dag nu
al achter de rug te hebben? “Dat is zo. Maar ik
vind tussen negen en tien het mooiste radio-uur
van de dag.”
En radiomaken is de mooiste job die hij zich
kan voorstellen, zegt hij. Toch kwam hij 35 jaar
geleden bij toeval op de VRT – toen nog BRT
– terecht: “Ik had Germaanse en filosofie gestudeerd en ook een avondopleiding journalistiek gevolgd. Een kotgenoot moest een cursiefje schrijven voor de radio en omdat hij niet veel
zin had, deed ik het in zijn plaats. Ik kwam het
hier inspreken en een paar weken later kreeg ik
de vraag om een muziekprogramma te presenteren, Wie niet kijken wil, moet luisteren. En ik ben
hier nooit meer weggeraakt.”
Hij stond in 1983 aan de wieg van Studio Brussel en maakte er onder meer het legendarische
Hallo Hautekiet, tot hij in 1998 nethoofd werd.
Vier jaar later werd hij nethoofd van Radio 1, en
in 2007 strategisch adviseur. Sindsdien maakt hij
ook zelf weer radio, inmiddels alweer twee jaar
voltijds Hautekiet. “Dit werk bevindt zich op het
snijpunt van journalistiek, taal, communicatie en
muziek, en dat vind ik interessant. Wat ook fijn is
aan radio is dat het zo wendbaar is. Bij tv ligt alles
vast in een script. Bij radio kan je zelf op elk moment beslissen welk straatje je inslaat. En radio
laat nog genoeg aan de verbeelding over.”
Het mooiste uur
Adrenaline
Een uurtje voor Hautekiet de lucht in gaat, is op
de vierde verdieping van de VRT de zeskoppige redactie rustig maar geconcentreerd aan het
Tijd voor het tweede deel van Hautekiet, Jan verdwijnt weer in de studio. Als we hem een halfuurtje later complimenteren met de uitzending,
blaast hij: “Het was hectisch. Het opbouwen ging
Bagage
Welke kwaliteiten moet een radiopresentator
hebben? “Zonder in clichés te willen vervallen:
een brede belangstelling en nieuwsgierigheid
zijn cruciaal. En oog voor vorm en taal. Ik merk
dat ik zelf meer en meer in radiotaal schrijf, zelfs
voor een column of langer stuk (lacht). Korte zinnen, spreektaal ... En je moet kunnen en durven
improviseren, al is dat ook weer niet in elk programma nodig. Ik hoor meteen of iets vooraf is
uitgeschreven of niet.”
Wie droomt van een carrière als presentator
raadt hij in ieder geval aan om niet meteen een
beroepsopleiding te volgen, maar eerst te zorgen
voor een goede basis. “Je hebt bagage nodig.” De
Radiomaker Jan Hautekiet
Je moet durven
improviseren. Ik hoor
meteen of iets vooraf is
uitgeschreven of niet.
afgelopen tien jaar heeft hij de mediaopleidingen
als paddenstoelen uit de grond zien rijzen. “Vroeger was er vrijwel niets, dus dat is een goede zaak.
Maar of al die studenten ook ergens een plaatsje
zullen vinden? Het is nu niet bepaald een expansieve sector ... Ik denk dat je je daarom het beste
voorbereidt op een aantal tussenstappen. En laat
zeker ook het toeval toe. Zo kom je vaak op de
leukste plekken terecht.”
En ziet hij zichzelf voor de microfoon zitten tot
zijn zevenenzestigste? “Ik pin me nergens op vast.
Maar ik ben heel blij dat ik dit kan doen. Voor mij
voelt radio maken nog steeds als werken en spelen tegelijk.”
Wat is jouw droomjob?
Laat het ons weten via [email protected]
personalia
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
Welke boeken vinden we op het
nachtkastje, in de boekenkast en op
het bureau van onze professoren en
onderzoekers?
© KU Leuven | Rob Stevens
BOEK:DELEN
19
Gert Laekeman
“Vertaling leidt
meestal tot
verarming”
I
k lees eerst en vooral over mijn eigen
vakgebied, de farmacologie, met inbegrip van de wetenschap van de kruidengeneeskunde. Veel tijd voor andere boeken heb
ik niet, maar ik lees gráág en vindt het belangrijk”, zegt professor farmaceutische wetenschappen Gert Laekeman.
Wat las u in uw jeugd?
“Ik ging vaak naar de bibliotheek van Stekene.
Ik las vooral graag Vlaamse literatuur. Ik heb
in Gent gestudeerd, zestien jaar aan de universiteit van Antwerpen gewerkt en heb Leuven
pas echt leren kennen nadat ik hier benoemd
was. Maar via Ernest Claes heb ik geleerd hoe
het oude Leuven eruit zag. Ik was student heeft
niets met de huidige situatie te maken, maar
blijft heel lezenswaardig. Van Stijn Streuvels
onthoud ik vooral Het leven en de dood in den
ast. Het is goed om in onze grote, open wereld
te kunnen lezen over mensen in een wereld van
enkele vierkante meter, waar overleven nog niet
­evident is.”
Is die historische
interesse gebleven?
“Ja, ik geniet heel erg van goed gedocumenteerde historische literatuur. Toppers vind ik
de werken van Larry Collins en Dominique
Lapierre. Ze interviewen soms honderden
mensen, hanteren massa’s bronnen, en maken
daar een grondig en toch leesbaar boek van.
Prachtig is Is Paris Burning?, over de spanning
tussen Hitler en generaal Von Choltitz rond
wat er met het bezette Parijs moest gebeuren.
Of O Jerusalem!, een diepgravende analyse van
de ontstaansperiode van Israël, de verhouding
in Memoriam
De universitaire
gemeenschap neemt
afscheid van:
Baron Olivier Vanneste
Emeritus Buitengewoon
Hoogleraar aan de Faculteit
Rechtsgeleerdheid
(18/05/1930 – 17/09/2014)
Professor Jos Berghman
Ere-Gewoon Hoogleraar
aan de Faculteit Sociale
Wetenschappen
(05/07/1949 – 10/10/2014)
met de Palestijnen, de internationale context
enzovoort. Freedom at Midnight gaat over de
onafhankelijkheid van India, opnieuw prachtig
gedocumenteerd en leesbaar verteld.”
van Groningen. Naar het schijnt zouden ze daar
sindsdien hun notulen tweezijdig afdrukken. In
elk geval: het is een prachtboek, erg humoristisch, en vol herkenningspunten.”
Is die leesbaarheid
essentieel voor u?
Wat ligt er momenteel
op uw nachtkastje?
“Ja, in die zin dat het verhaal me moet pakken.
Ik hou van een mooi verzorgde taal, maar niet
van holle taalkunstjes. Als een verhaal me echt
opslorpt, moeten ze me niet komen storen. Het
moet ook geloofwaardig zijn, al mag er natuurlijk een portie fantasie bij. The Da Vinci Code
van Dan Brown en The Green Mile van Stephen
King hebben me bijvoorbeeld erg geboeid.”
“Ik lees graag in de originele taal. Vertaling leidt meestal tot verarming. Als je iets in
het Engels leest, besef je ook hoe matig onze
taalkennis is. We geven dan wel les in het Engels, maar dat betekent nog niet dat we het ook
echt ­beheersen.”
Welk boek zou u aanbevelen om
toch iets van uw vakgebied
te weten te komen?
“Aspirin: The Remarkable Story of a Wonder
Drug van Diarmuid Jeffreys. Dat gaat niet alleen
over aspirine zelf, maar is ook een erg boeiend
medisch-historisch boek.”
Welk boek zou u de universitaire
gemeenschap aanraden?
“Zeker Onder professoren van Willem Frederik
Hermans, onmisbaar voor wie zelf aan de universiteit werkt. Hermans zou dat boek geschreven hebben op de achterkant van de vergaderingsnotulen uit zijn jaren aan de universiteit
“Ik lees nu July 1914: Countdown to War van
Sean McMeekin. Je kunt op dit ogenblik niet om
de Eerste Wereldoorlog heen, al begint er wat
verzadiging op te treden. Je moet al heel wat in
huis hebben om nog een origineel standpunt te
vinden. Verder hou ik het bij actualiteit: ik lees
heel trouw Time, en ik luister meer naar de radio
dan dat ik tv kijk.”
Leest u ook digitaal?
“Beroepshalve natuurlijk wel, maar verder hou
ik een boek graag in handen. Soms hou ik dingen ook bij uit sentimentele overwegingen. Zo
wilde mijn vrouw onlangs mijn verzameling van
Karl May weggooien. Daar heb ik toch een stokje voor gestoken.”
Men fluistert dat u zelf
ook creatief bezig bent.
“Toch niet als literair schrijver. Dat is aan mij
niet besteed. Wel houd ik me nogal intensief
bezig met volkscultuur en volksmuziek. Op dat
vlak heb ik een aardige verzameling, en ik publiceer er ook over in ons tijdschrift Volkskunst.
Soms waag ik me zelfs op het podium met mijn
accordeon. Maar ik hou het bescheiden hoor.”
5
Boeken
Tips
1
2
Ik was student
Ernest Claes
3
Onder professoren
Willem Frederik
Hermans
4
Aspirin:
The Remarkable Story
of a Wonder Drug
Diarmuid Jeffreys
5
July 1914:
Countdown to War
Sean McMeekin
Is Paris Burning?
Larry Collins en
Dominique Lapierre
Ludo Meyvis
Benoemd of
onderscheiden
• Professor Stephan Parmentier (Leuvens Instituut voor Criminologie) werd opnieuw verkozen tot secretaris-generaal van de International
Society for Criminology (ISC).
• Professor Marc Lodewijckx (Onderzoeksgroep Archeologie) werd verkozen tot secretaris van de European Association of Archaeologists (EAA) voor de periode 2014-2017 en
aangesteld tot waarnemend voorzitter.
• Professor Jan Van den Bulck (School voor
Massacommunicatieresearch) werd aangesteld
tot editor van de International Encyclopedia of
Media Psychology.
• De Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen heeft de EQUIS accreditatie verkregen. Die wordt uitgereikt door de European Foudation for Management Development
(EFMD).
• Emeritus professor Ludo Simons heeft de
tweejaarlijkse Frans Drijversprijs ontvangen.
Deze prijs wordt uitgereikt door de culturele
vereniging Vlaanderen Morgen Rotselaar.
• Professor Harco Willems (Onderzoeksgroep
Nabije Oosten Studies) werd benoemd tot
corresponderend lid van de Österreichische
­Akademie der Wissenschaften.
20
CAMPUSKRANT | 22 OKTOBER 2014
IN BEELD
Creatief met
kakkerlak
© KU Leuven | Rob Stevens
Op campus Gasthuisberg stroomden
op zaterdag 18 oktober een aula en verschillende seminarielokalen vol met
een iets jonger publiek dan gewoonlijk:
750 kinderen tussen 8 en 13 jaar namen
deel aan de tiende Kinderuniversiteit van
de KU Leuven. Bij deze jubileumeditie
werd het jonge grut ondergedompeld in
het thema ‘Van Kop tot Teen’. De kinderen volgden een college – geen les! – bij
een echte professor – geen meester of
juf! Daarna was het tijd voor workshops
in kleinere groepjes: sommigen wierpen
een blik op kleurrijke stamcellen, anderen
plozen de braakballen van een uil uit en
vonden muizenschedeltjes. De onderzoekers-in-spe op deze foto keken dan weer
gebiologeerd toe hoe de poot van een
kakkerlak een dansje deed op hedendaagse muziek.
OP DE LETTER
Ik ga er
200 % voor
Een beetje atleet leeft van grootspraak. Een
snelle blik in onze persdatabank leert dat sportmensen érg veel vertrouwen hebben in eigen
kunnen – en wij iets minder in hun rekenkunde. Er wordt gespurt aan 110 procent, gedaald
aan 120 procent, zelfs voor een inspanning van
200, 300 of 400 procent draaien sommige sporters hun hand niet om. Wouter Verbeylen
T
oegegeven: ook wij zijn al eens
200 procent overtuigd van ons gelijk. Maar kun je jezelf ook fysiek
overtreffen? Kunnen we ons op een uitgeslapen
dag misschien geen 200 procent, dan toch een
bescheiden 110 procent geven?
“Het korte antwoord? Onmogelijk”, zegt Peter
Hespel, professor inspanningsfysiologie. “Boven
je natuurlijke grenzen gaan, al is het maar dat
half procentje, kan enkel met doping. Als je het
in je hebt om een speer 90 meter ver te werpen,
dan zal die speer nooit 91 meter ver gaan, toch
niet zonder kunstgrepen. Honderd procent is
honderd procent.”
Meer zelfs, zegt Hespel: we zullen al moeite
genoeg hebben om die limiet van 100 procent
enigszins te benaderen. “Een mens is niet zomaar
in staat om zijn volledig fysiek potentieel uit vrije
wil te benutten. Daarvoor zit het mentale er voor
teveel tussen. Neem de leg press, een simpele test
waarbij je zoveel mogelijk gewicht duwt met je
benen. Onder hypnose zal je doorgaans enkele
procenten méér gewicht kunnen drukken dan
bewust.” Een andere truc, moeilijker te ensceneren: op een bouwwerf onder een balk belanden.
“In zulke situaties kan je je soms bevrijden, doordat er door de adrenaline krachten vrijkomen
waarvan je niet wist dat je ze in je had.”
Justine en Kim
Meteen ook hét verschil tussen een atleet en een
doorsnee sterveling: een atleet heeft geen balk
nodig om zijn duivels te ontbinden. Zijn potentieel ligt genetisch al veel hoger, en bovendien is
hij door training ook nog eens in staat om het
maximaal te benutten. “Een topatleet gaat probleemloos voorbij de 90 procent. Niet-sporters
gebruiken slechts een fractie van hun genetisch
potentieel bij fysieke prestaties.”
“Als je fysiek én mentaal kan pieken naar die
100 procent, werkelijk alles kan unlocken, dan
ben je wereldtop. Tennisster Justine Henin was
er een schoolvoorbeeld van. Ze was altijd top als
het erop aankwam, in de finales van de grote tornooien. Kim Clijsters verloor in haar beginjaren
bijna elke topmatch van Henin. Ongetwijfeld
was ze fysiek Henins evenknie, maar mentaal
sneuvelden er een paar procenten. Stress is nodig, te véél stress doet blokkeren.”
Pygmee op fiets
Wat denkt Peter Hespel van het gegoochel met
procenten bij wedstrijden, genre: ‘Ik kom met
80 procent aan de start van deze Tour’? “Dat is
allemaal onzin, zand strooien in de ogen van de
concurrentie. Iederéén start daar in topvorm,
dus boven de 95 procent van zijn kunnen. Als
je écht maar 80 procent bent, dan verlies je in de
eerste rit een halfuur. In topsport draait winst
en verlies om tiénden van procenten, om cijfers
achter de komma. Met 10 procent minder, laat
staan 20 procent, speel je gewoon niet mee.”
Over je limiet gaan is onmogelijk zonder doping. Dan maar met? “Dan breek je je lichaam
af ”, waarschuwt Peter Hespel. “Kijk naar Tom
Simpson (die in 1967 tijdens de Tour de France
overleed – red.). Die heeft zich letterlijk doodgereden. Hij ging voorbij de ‘100 procent’ met
behulp van amfetamines, en besefte het niet eens
omdat hij verdoofd was. Stimulerende middelen
stuwen je boven je mentale grenzen, en pijnstillers schakelen je natuurlijke alarmbellen uit. Kan
levensgevaarlijk zijn.”
En wat dan met historische limieten? Is een
wereldrecord niet automatisch verdacht? “Zeker niet, het zou zelfs onrechtvaardig zijn om
‘historische’ wereldrecords zomaar met doping
te gaan associëren. Door de professionalisering slagen atleten er nu beter dan ooit in om
het onderste uit de kan te halen.” Zit er dan nog
wel veel rek op, of zijn de wereldrecords weldra
opgedroogd? “Verre van”, zegt Hespel. “Op de
randvoorwaarden zit nog speling: begeleiding,
technologische ondersteuning, materialen ... En
vooral: in veel sporten ontginnen we nog lang
niet het genetisch talent dat wereldwijd aanwezig is. Een exotisch voorbeeld: stel dat pygmeeën
leren fietsen. Door hun specifieke lichaamsbouw
– klein, maar heel gespierd – ligt hun potentieel
in het gebergte hoger dan Contador & co. Maak
er goed getrainde wielrenners van en op een col
rijden ze iedereen naar huis.”