CK26 nr04 - KU Leuven

Transcription

CK26 nr04 - KU Leuven
17 DECEMBER 2014
KULEUVEN.BE/CK
JG 26
04
25
JAAR
Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating
gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099
Antwerpen X
2099 Antwerpen X
n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
‘Bingewatching’
voor de wetenschap
“ik ben blij dat wilfried
dit eerbetoon krijgt”
Doctoraat analyseert humor in
House M.D. en The Big Bang Theory
Miet Smet over het nieuwe
Fonds Wilfried Martens
4
6
Toga op de groei
de psycholoog en de
‘vervloekte’ schilderijtjes
“ik heb een heilig
vertrouwen in de taal”
18
Filip Raes over zijn ‘crying boys’ en
zijn onderzoek naar depressie
Leven na Leuven: germanist en
dichter Charles Ducal
8
14
droomjob
Een foto van een knappe man heeft geen effect op de
financiële beslissingen van een vrouw, het aanraken
van zijn ondergoed wél. Dat blijkt uit het doctoraats­
onderzoek van Anouk Festjens.
“In eerdere experimenten werkte men enkel met
visuele prikkels, zoals seksueel getinte foto’s”, zegt
Festjens. Bij mannen hebben die effect – ze geven
sneller geld uit – maar bij
vrouwen niet.
“Wij hebben nu tactiele prikkels gebruikt door
vrouwen boxershorts te
laten aanraken. Wat bleek?
Die prikkels hebben wél
effect op het economisch
beslissingsgedrag van vrouwen. We lieten onze test-
personen boxershorts en
T-shirts aanraken, zogezegd
om de kwaliteit ervan te beoordelen. Daarna legden
we hen een aantal financiële kwesties voor. Vrouwen
die de boxershorts hadden
aangeraakt, waren meer gedreven om meer geld te verdienen dan de vrouwen die
de T-shirts hadden aangeraakt. Ze waren ook bereid
om méér geld in te zetten in
een fictief gokspel.”
Lees meer op P.04
alumnus en
‘wat als?’-scenarist
david vennix
heeft emmy beet
14
Daklozen
lopen niet warm
voor winteropvang
Er zijn maar weinig daklozen die gebruik maken van de winteropvang. Dat blijkt uit
een studie van professor Koen Hermans. Hoewel ze er tijdens de koudste maanden
van het jaar de nacht kunnen doorbrengen, zien velen het als een allerlaatste red­
middel. “Ze slapen nog liever in een station of een kraakpand.”
Pieter-Jan Borgelioen
V
De vettaks:
een mager beestje?
Eén Belg op twee is te dik en, nog alarmerender, één kind
op vijf heeft overgewicht. Hoog tijd voor een vettaks? Drie
experts plaatsen kritische kanttekeningen: “Zo’n taks is
symboolpolitiek. Je kan je ook obees eten aan appels.”
Lees meer op P.17
olgens een studie van Koen
Hermans, projectleider bij het
zorg- en welzijnskenniscentrum LUCAS en professor aan de Faculteit
Sociale Wetenschappen, maakten in de
maand januari van dit jaar 711 volwassen
en 53 kinderen gebruik van de winteropvang. Dat is weinig, zeker als je het totale
aantal van 5.378 dak- of thuislozen in acht
neemt. “En dat is maar het topje van de
ijsberg”, zegt Hermans. “We hebben enkel
de daklozen geteld die een beroep doen op
hulpverlening of aankloppen bij opvangcentra. Waarschijnlijk leven er dus nog een
pak meer mensen op straat.”
Explosieve mix
In Vlaanderen vind je 12 winteropvangcentra in 10 steden, waaronder Gent, Antwerpen en Leuven. Van november tot april
kunnen daklozen er een of meerdere keren
de nacht doorbrengen. Maar meer dan een
basisvoorziening is het niet.
“Tijdens de wintermaanden kunnen mensen er terecht voor een bed, een bad en
een brood”, zegt Hermans. “Ze kunnen er
maximaal vijf nachten op rij blijven. Overdag moeten ze het alleen zien te redden.
Uit getuigenissen van daklozen en hulp-
In de Belgische
winteropvangcentra
staan ook kinderbedjes.
Daar schrokken
mijn buitenlandse
collega’s van.
verleners blijkt dat de winteropvang de
laatste oplossing is die mensen verkiezen.
Vaak zijn ze bang om hun plekje in een station of kraakpand te verliezen. Bovendien
is het aantal plaatsen in de winteropvang
beperkt, wat op piekmomenten een probleem kan vormen. Zo is 593 keer de toegang tot de winteropvang geweigerd.”
Het is er ook niet altijd even aangenaam
vertoeven. “Je vindt er een heel explosieve mix van mensen”, zegt Hermans. “Denk
aan drugsverslaafden, alcoholici en psychiatrische patiënten. Wie nog maar pas dakloos is geworden, komt er terecht bij degenen die al langer in het circuit zitten. Veel
daklozen brengen de straatcultuur mee
naar het centrum. Hulpverleners doen er
hun best om een zekere gezelligheid te creëren, maar het kan er ruig aan toegaan.”
Hermans pleit er dan ook voor om kinderen uit de winteropvang te weren. “Mijn
buitenlandse collega’s schrokken ervan dat
er in de Belgische winteropvangcentra kinderbedjes staan. Dat moeten we absoluut
vermijden, bijvoorbeeld door gezinnen
met kinderen voor een nacht een hotelkamer aan te bieden.”
Lees meer op P.03
© KU Leuven | Rob Stevens
De ‘trigger’
in een boxershort
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
COLUMN Luc van Doorslaer is directeur
van CETRA, het Centre for
Translation Studies (KU Leuven).
Hij werkt ook al vele jaren als
tv-journalist.
“Ik vond het schrijnend dat er zo weinig steun kwam vanuit
het buitenland om de ebola-epidemie te helpen indijken”, zegt
viroloog Piet Maes (39) aan de telefoon, terwijl hij wacht op
een nieuwe lading bloedstalen. Met collega Sophie Duraffour
(34) is hij in Guinee om er hulp te bieden.
TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Miles Carrol
Smulder
H
et moet ergens eind jaren tachtig
geweest zijn. Ik was student literatuurwetenschap in Leuven en
ging kijken naar een poëzie-performance van
dichter Remco Campert en ex-voetballer Jan
Mulder. Het werd een Aha-Erlebnis. De breekbare, lichtjes zelfkwellende presentatiestijl van
Campert was nog enigszins klassiek te noemen.
Maar de zelfverzekerde én zelfrelativerende
stijl van Mulder maakte de poëzie wereldlijker
en soepeler.
Mulder was in Vlaanderen
altijd een beetje het genot
van fijnproevers. Tot 2014
en het WK voetbal.
Literatuur was uiteraard een favoriet object voor
mij. Ook wanneer die in onze colleges geanalyseerd, geabstraheerd en gecontextualiseerd
werd. Sommige medestudenten haakten dan
af, hun liefde voor de literatuur tolereerde maar
een beperkt uitbeenniveau. Zelf had ik daar weinig last van. Ik vond alleen dat het retorische niveau en de taalvaardigheid van een aantal proffen te wensen overliet. De prachtigste literaire
tekst wordt knoestig wanneer hij geanalyseerd
wordt in een hoekig, lichtjes strompelend discours vol regionaal gemarkeerde klankproductie. En dat gebeurde jammer genoeg wel eens.
Hoe zou het tegenwoordig nog zijn met de retorische gaven van de proffen?
En toen was er dus Jan Mulder. Een ex-voetballer, was dat niet iemand waar literatoren wat
neerbuigend over moesten doen? Maar net hij
stal de show. En stal dus ook een beetje Campert
en de literatuur. Mulder oreerde met een doelgerichtheid die aan zijn vroegere beroep deed
denken. Met een talige vanzelfsprekendheid die
sommige professoren degradeerde tot goedmenende liefhebbers. De spanning tussen de academie en de kunst, concreet gemaakt door een
voetballer met taalgevoel. Ik verliet de zaal met
een hoofd vol esthetica. Jan Mulder is altijd een
beetje smullen, dacht ik.
Jaren later, intussen als tv-journalist, trok ik
met een cameraploeg naar Hilversum om de
grote Jan Mulder zijn visie te laten spuien over
Euro 2000. Alweer in geweldig geïntoneerde
volzinnen, met dezelfde functionele theatraliteit als in zijn Camperttijd. Oersérieux met
een barokkerig taalsausje. Maar altijd kwam
ook het moment waarop die mondhoeken onbedaarlijk begonnen te trillen. En meteen was
zijn hele theatraliteit op een sympathieke manier weggerelativeerd. Ooit vertelde een prof sociale wetenschappen me dat hij bezig was met
inhoud, taalkundigen slechts met vorm. Hij
moet in zijn opleiding de oude Grieken hebben
overgeslagen, die de onafscheidelijkheid van de
twee al kenden. En hij had ongetwijfeld nooit
Jan Mulder gezien.
Mulder was in Vlaanderen altijd een beetje het genot van fijnproevers. Tot 2014 en het
WK voetbal. Enkele decennia te laat ontdekte Vlaanderen de kracht van taalhumor bij Jan
Mulder. Maar dan in de gepopulariseerde versie: elke dag opnieuw, het rolletje van de goedgebekte noorderling. Nog sympathiek, dat wel,
maar met minder retorische overweldiging. Hij
wordt sindsdien zowat overal in Vlaanderen opgevoerd, tot bij Ben Crabbé toe. Ik denk terug
aan de poëzie-performance. Een beetje elitair
was ook wel lekker. Zoals bij de literatuurprofs,
met mate. Jan Mulder wás altijd een beetje smullen, denk ik nu.
POSTDOCS TREKKEN NAAR GUINEE OM STALEN
TE TESTEN OP EBOLA
“We
moésten
iets doen”
S
ophie en Piet zijn postdocs
aan het Rega-instituut. Sinds
een week zijn ze beiden in
Guéckédou om een lab van het European
Mobile Laboratory Project te helpen bemannen – een drietal kamertjes in een
voormalig ziekenhuisgebouwtje. Ze testen er bloed- en andere stalen op de aanwezigheid van – onder meer – het ebolavirus. “Voor een viroloog is dit de ultieme
uitdaging”, zegt Sophie. In het Rega-instituut werkt ze met het pokkenvirus. “Met
ebola had ik geen ervaring. Maar we
hebben een speciale opleiding gekregen
in Duitsland. Vooral om te leren hoe we
ons in het veld moeten beschermen.”
Piet heeft al eerder gewerkt met het
ebolavirus, toen hij verbonden was aan
een militaire onderzoeksfaciliteit in de
VS. Sinds juni werkt hij op het Laboratorium voor Klinische en Epidemiologische Virologie. “Toen ik de vraag kreeg
om naar hier te gaan, zei ik meteen ja. Uit
wetenschappelijke interesse – ik wou zien
hoe men hier werkt – maar ook omdat ik
het pijnlijk vond hoe weinig respons er
aanvankelijk kwam van het buitenland.
De universiteit keurde onze vraag om op
missie te gaan naar Guinee meteen goed.
We worden gewoon doorbetaald.”
Niet bang
In de VS werkte Piet met veiligheidsniveau 4, hier in Guinee gaat het om niveau 2, af en toe niveau 3. “We komen
niet in contact met patiënten, dus zo’n
pak als je ziet op tv hoeven we meestal
niet te dragen. Dat doen we enkel als we
KANTTEKENING
Watervlo fluoresceert
bij verontreinigd water
Biologen van de Campus Kulak
Kortrijk werken aan een genetisch gewijzigde watervlo die fluorescent licht
afgeeft als ze toxische stoffen uit het water opneemt. Een verklikker dus, zoals
de kanarie in de mijn.
Nieuw boek Het geheugen van Rusland illustreert hoe Poetin de geschiedenis inroept om zijn beleid
te legitimeren.
Lees meer op P.12
Professor Ellen Decaestecker van de
Onderzoeksploeg Aquatische Biologie
doet al jaren onderzoek naar de watervlo Daphnia magna: “Eigenlijk is dat een
klein kreeftje, dat de stoffen in het water
sterk filtert. Dat kunnen parasieten of algen zijn, maar evengoed een breed scala
aan vervuilende stoffen, zoals zware metalen, hormoonverstorende stoffen en
nanomaterialen. Door die hoge gevoeligheid voor allerlei stoffen is de Daphnia een uitstekende sensor. Vergelijk het
met de kanarie in de mijn.”
De watervlo wordt dus een detectiekit
voor sanering: “We ontwikkelen nu verschillende lijnen van watervlooien: de
bedoeling is dat elke lijn anders oplicht,
met een andere fluorescerende merker
bij een andere vervuilende stof. We identificeren de genen van watervlooien die
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Samen met hun Britse
collega Ruth Thom
(rechts) gaan Sophie
Duraffour en Piet
Maes bloedstalen en
monduitstrijkjes na op
ebola. Een staal zit in
drie verpakkingen en
wordt in een glove box
opengemaakt.
stalen binnenkrijgen die niet afkomstig
zijn van Artsen zonder Grenzen, of van
het behandelingscentrum waar ons labo
aan verbonden is, zodat we er niet honderd procent zeker van zijn dat ze veilig
zijn verpakt. Of als we stalen ontvangen
van overleden patiënten. Die zijn enorm
besmettelijk.” De pakken zijn verre van
comfortabel: “Na vijf minuten ben je
drijfnat van het zweet. Maar meestal
volstaan dus een waterdichte labojas,
handschoenen, een veiligheidsbril en
een mondmasker.”
Samen met een paar lokale laboranten
en een buitenlandse collega gaan Piet en
Sophie in bloedstalen en monduitstrijkjes na of mensen die ziektesymptomen
vertonen ebola hebben, en of patiënten
die hersteld zijn, wel degelijk negatief
Piet Maes
De eerste
arts die hier
ebola opliep,
heeft zichzelf
geïsoleerd en
is moederziel
alleen
gestorven.
testen. “Daar wordt heel zorgvuldig mee
omgesprongen, pas na twee negatieve
tests krijgen ze een attest”, zegt Piet. De
volledige test uitvoeren duurt niet minder dan drie uur. Sophie: “Een staal zit in
drie verpakkingen en wordt in een glove
box opengemaakt – je komt er dus nooit
rechtstreeks mee in aanraking. Het wordt
in de glove box geïnactiveerd en vervolgens gedecontamineerd met javel. Zodra
het staal geïnactiveerd is, is het niet langer gevaarlijk. Ik ben dan ook helemaal
niet bang om besmet te raken. We weten
waar we mee bezig zijn.”
Slikken
Het testen gebeurt met de grootste zorg,
er hangen mensenlevens van af, zegt
Piet: “Tegelijk werken we zo snel moge-
lijk. Voor een wachtende patiënt maakt
het een groot verschil of het om ebola
gaat of om een andere ziekte met vergelijkbare symptomen. Het is heel fijn als
je het goede nieuws kan brengen dat een
kindje van zes maanden iets ánders onder de leden heeft. Anderzijds moeten
we vaak slikken als we de leeftijd horen
van een overleden patiënt van wie we een
staal onderzoeken.”
Heel vaak wordt er trouwens helemaal
niéts gevonden. “Er zijn waarschijnlijk
nog veel onbekende aandoeningen hier
in Afrika. En vanwege de ebola-epidemie worden mensen met ziekteverschijnselen die anders gewoon thuis zouden uitzieken, bijna verstoten. Elke zieke
is verdacht.”
Pijnlijk detail: de echtgenoot van de
vrouw die het hotel runt waar Piet en
Sophie verblijven, was vorig jaar, bij de
uitbraak van de epidemie, de eerste arts
die ebola opliep: “Hij verzorgde een paar
slachtoffers, nog voor iemand wist wat er
aan de hand was. Omdat hij voelde dat
er iets ernstig mis was, heeft hij zichzelf geïsoleerd en zo is hij moederziel
alleen gestorven.”
Begin januari gaan Piet en Sophie naar
huis. Piet: “Ik word vader in april, dus
het zal voorlopig bij deze missie blijven.”
Maar Sophie is van plan zo snel mogelijk terug te keren: “Mijn contract aan de
KU Leuven loopt ten einde en dan ga ik
voor Artsen zonder Grenzen werken als
epidemioloog. Veldwerk is nu eenmaal
mijn droom. En ik wil iets goeds doen
voor andere mensen.” Daklozen lopen niet warm
voor winteropvang
bij aanwezigheid van een toxische stof
een eiwit activeren. Dat eiwit kunnen we
fluorescent maken.”
De sanering zal de mens nog wel zelf
moeten doen, legt Decaestecker uit: “Ik
krijg dikwijls de vraag of die watervlooien
de vervuilende stoffen ook gewoon kunnen wegwerken. Maar dit zijn genetisch
gewijzigde organismen die we niet zomaar in de natuur kunnen loslaten.”(if)
De fluorescente watervlooien van professor
Decaestecker (i.s.m. prof. Hajime Watanabe,
Japan) zijn nog tot 8 februari te bekijken in
een opstelling op The Green Light District.
Dat is een project van ondernemers,
kunstenaars en wetenschappers, met een
expo, labs, lezingen en workshops in de
Budafabriek in Kortrijk.
Meer info op gld-kortrijk.tumblr.com
vervolg van P.01
Hermans vindt het goed dat er zoiets
bestaat als de winteropvang, maar volgens hem doet de overheid er beter aan
te investeren in alternatieve vormen
van opvang. “Denk bijvoorbeeld aan de
doorgangswoningen van het OCMW”,
zegt hij. “Daar kunnen mensen tijdelijk
verblijven tegen een lage kostprijs. Veertig procent van die huizen staat leeg! Dat
komt omdat er een heleboel reglementen
aan verbonden zijn. Zo moet je een band
hebben met de gemeente waar de doorgangswoning zich bevindt. Door goede
afspraken te maken zou al een deel van
het probleem opgelost kunnen worden.”
Ook ‘housing first’ moet volgens Hermans uitgebreid worden voor chronisch
daklozen. Dat is een proefproject dat
huisvesting met woonondersteuning
aanbiedt in leegstaande sociale woningen. “Bijzonder aan het project is dat
daklozen kunnen kiezen of ze hulpverlening of psychologische begeleiding willen of niet”, zegt Hermans. “Op die manier wordt de drempel om in zo’n woning
te trekken verlaagd. En door mensen
van de straat te plukken daalt het aantal
diefstallen en politie-interventies, gaan
de kosten van opvangcentra omlaag en
moeten er minder hulpverleners ingeschakeld worden. Het klinkt misschien
vreemd, maar het is goedkoper om chronisch daklozen een kleine woonst te geven dan ze op straat te laten leven.”
Winteropvang
in cijfers *
De studie ‘Nulmeting dak- en thuisloosheid in
Vlaanderen’ werd gevoerd in het kader van het
Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
_
van de gasten
zijn mannen
711 volwassenen en
53 kinderen maakten
_
gebruik van de winteropvang
593
_
keer werd de toegang
tot de winteropvang
geweigerd
1 op 5
_
is minder dan
twee maanden dakloos;
1 op 3 is meer dan
een jaar dakloos
85%
* Cijfers voor de maand januari van 2014.
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
© Fox Broadcasting Corporation
04
Dr. House (Hugh Laurie)
maakt zijn gevatte
opmerkingen met een frons
en een gekanteld hoofd,
gebaren die de grens tussen
ernst en humor aanduiden.
ONDERZOEK LEGT MECHANISMEN ACHTER HUMOR BLOOT
Het hoofdknikje van House
“Een dag zonder lachen is een verspilde dag”,
wist Charlie Chaplin. Ook de tv-series House
M.D. en The Big Bang Theory drijven op die
stelregel. Maar welke mechanismen gaan schuil
achter de sarcastische opmerkingen en snedige oneliners die de personages spuien? Sabina
Tabacaru onderzocht het voor haar doctoraat. Pieter-Jan Borgelioen
M
ijn onderzoek probeert niet uit
te leggen waarom iets grappig
is. Het was de bedoeling om de
mechanismen bloot te leggen die aan het werk
zijn in humor”, zegt Sabina Tabacaru. Ze doctoreerde begin deze maand in de linguïstiek en is
zowel verbonden aan de Franse universiteit Lille
3 als aan de Onderzoekseenheid Taalkunde van
de KU Leuven. Voor haar doctoraat bestudeerde ze conversaties uit de komische tv-reeksen
House M.D. en The Big Bang Theory.
“In totaal heb ik zo’n 850 gesprekken geanalyseerd”, zegt ze. “De inhoud van de twee reeksen is zeer verschillend. Dat is een grote sterkte
van het onderzoek. Zo moet The Big Bang Theory
het vooral hebben van situatiehumor. De grapjes bouwen verder op elkaar, terwijl ze in House
M.D. eerder sporadisch voorkomen. Omdat de
humormechanismen in een verschillende context gebruikt worden, kon ik ze beter vergelijken
en empirisch in kaart brengen.”
Onverwacht
Daarnaast zijn er ook gelijkenissen. In beide
series bleek sarcasme de vaakst gebruikte vorm
van humor te zijn. Tabacaru onderzocht onder
meer welke ‘talige mechanismen’ aan het werk
zijn wanneer iemand een droge of sarcastische
opmerking maakt. Ze ontdekte dat ongeveer een
vierde van die opmerkingen gepaard gaat met
metonymie of betekenisverschuiving.
“Dat is een stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord of
begrip gebruikt dat daarmee te maken heeft”,
zegt Tabacaru. “Originaliteit speelt daarbij een
grote rol. In een aflevering van House M.D. ramt
House zijn wandelstok op de voet van een personage. Vreemd genoeg blijft de man in kwestie
vriendelijk. ‘Het was vast een ongelukje!’, zegt
hij. Waarna House zich afvraagt of hij ‘a Canadian’ is. In dit voorbeeld wordt gespeeld met het
Noord-Amerikaanse stereotype van de ‘brave
Canadees’. Die verwijzing is erg onverwacht,
maar omdat we – of Amerikanen toch – over
Aanraken doet kopen
(of toch bij vrouwen)
Mannen geven sneller geld uit wanneer ze seksueel geprikkeld worden. Vrouwen ook, alleen
is daar nét iets meer voor nodig dan een foto
van een knappe man. Het is de opvallende conclusie van een al even opvallend onderzoek uit
het doctoraat van Anouk Festjens.
TEKST: Lien Lammar | ILLUSTRATIE: Joris Snaet
A
ls een man een sexy vrouw in bikini
op een motorkap ziet zitten, zal hij
meer geneigd zijn om geld uit te geven aan de auto eronder. Dat was – in een notendop – de conclusie van het doctoraatsonderzoek
van Bram Van den Bergh (Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen) enkele jaren geleden.
Onder de sappige titel Basic Instinct. Vurige verlangens in economische beslissingen onderzocht
hij de invloed van seksuele prikkels op de financiële keuzes die mannen maken.
“Mannen zijn bijzonder gevoelig voor visuele seksuele prikkels, vrouwen niet”, zegt Anouk
Festjens (Onderzoeksgroep Marketing). “Daar
kwam het in alle vorige onderzoeken op neer.
Vanuit evolutionair oogpunt klinkt dat heel logisch. Mannen kunnen zich onbeperkt voort-
planten en zijn ‘geprogrammeerd’ om een
vrouw te kiezen op basis van visuele informatie: hoe mooi, jong en gezond ziet ze eruit? De
kans om die vrouw aan te trekken is groter als de
man kan laten zien dat hij genoeg mogelijkheden
heeft om voor haar te zorgen. Want evolutionair
bekeken is de vrouw daarnaar op zoek. Als een
man visueel seksueel geprikkeld wordt, zal hij
zijn ‘rijkdom’ dus willen tonen, waardoor hij andere financiële beslissingen zal nemen. Vrouwen
zullen bij visuele seksuele prikkels misschien
andere keuzes maken op gebied van uiterlijk
en schoonheid – omdat ze weten dat mannen
daardoor aangetrokken worden – maar niet op
financieel vlak.”
NIEUWS 05
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
voldoende voorkennis beschikken om
te begrijpen wat er bedoeld wordt, vatten we de humor ook meteen. ”
Strategische gebaren
In de studie wordt verbale humor ook
gelinkt aan gebaren en gelaatsuitdrukkingen. “Erg belangrijk omdat we zo
nog een beter beeld krijgen van welke mechanismen op elkaar inspelen”,
zegt Tabacaru. Volgens het onderzoek
komen vier gebaren en gelaatsuitdrukkingen steeds terug. “Zo merk je dat
personages vaak knikken of het hoofd
een moment schuin houden wanneer
ze een grappige opmerking maken”, zegt
Tabacaru. “Soms fronsen ze of trekken
ze de wenkbrauwen op.”
En dat lijkt te kloppen. Een avondje
bingewatching leert ons dat Dr. House
Verschillende
vormen van humor
gaan hand in hand.
Sarcasme gaat
dikwijls samen met
overdrijving of bouwt
voort op fantasie.
er een handje van weg heeft zijn opmerkingen te plaatsen met een frons en een
gekanteld hoofd, en dat Sheldon uit The
De test met de boxershort
Maar klopt dat wel? Anouk Festjens
ging in haar doctoraat op onderzoek
uit. “In alle vorige onderzoeken werden
enkel visuele prikkels gebruikt, zoals
seksueel getinte foto’s. Wij hebben tactiele prikkels gebruikt door vrouwen
boxershorts te laten aanraken. Wat
bleek? Die prikkels hebben wél effect
op het economisch beslissingsgedrag
van vrouwen. We lieten onze testpersonen boxershorts en T-shirts aanraken,
zogezegd om de kwaliteit ervan te beoordelen. Daarna legden we hen een
aantal financiële kwesties voor. Vrouwen die de boxershorts hadden aangeraakt, waren meer gedreven om meer
geld te verdienen dan de vrouwen die de
T-shirts hadden aangeraakt. Ze waren
ook bereid om méér geld in te zetten in
een fictief gokspel.”
Vrouwen die
boxershorts hadden
aangeraakt, waren
bereid om méér geld
in te zetten in een
fictief gokspel.
Met andere woorden: een foto van een
knappe man zal een vrouw niet aansporen om haar financiële beslissingen te
veranderen, het aanraken van zijn ondergoed wél. “Iets aanraken is gewoon
een krachtigere trigger dan iets zien of
Big Bang Theory maar zelden in beeld
komt zonder opgetrokken wenkbrauwen. “Die gebaren zijn essentieel”, zegt
Tabacaru. “Omdat het niet gaat om een
mop die wordt verteld, maar om gesprekken waar grappen eerder spontaan
en subtiel komen, zijn die gebaren belangrijk: ze worden strategisch gebruikt
om de grens tussen ernst en humor aan
te duiden. De gesprekspartner krijgt als
het ware een signaal.”
Daarnaast maakte Tabacaru ook een
inventaris van verschillende soorten
humor. Daarvoor baseerde ze zich op
eerdere theorieën. “Al moet die classificatie niet strikt geïnterpreteerd worden”,
zegt ze. “Verschillende vormen van humor gaan hand in hand. Zo komt sarcasme dikwijls samen voor met overdrijving of bouwt ze voort op fantasie.”
Tabacaru wil die grenzen dan ook doorbreken en pleit voor een nieuwe en betere methode om humor te analyseren.
“Mijn multimodale studie is daar een
goed voorbeeld van”, zegt ze. “Het is
een systematische analyse van humoristische interacties, zowel verbaal als
non-verbaal. De eerste in zijn soort.”
Het onderzoek, een samenwerking tussen de
KU Leuven -Campus Kulak Kortrijk en Lille 3,
werd begeleid door professor Kurt Feyaerts
van de onderzoeksgroep MIDI (Multimodality,
Interaction & Discourse) van de OE Taalkunde,
en Maarten Lemmens, hoogleraar Engelse
Taalkunde aan Lille 3.
iets horen. Hoe dichter je bij de prikkel bent, hoe liever je het wil hebben.
Het is een pavloviaanse reactie. Het
klinkt misschien wat gek, maar boxershorts zijn wel degelijk een sterke seksuele stimulus. Hetzelfde experiment
met T-shirts, of met boxershorts waar
de vrouwen enkel naar mochten kijken,
had veel minder effect.”
Geprikkelde consumenten
Sex sells dus, ook bij vrouwen. Marketeers en winkeliers, verhuis uw lingerieafdeling naar de ingang van de winkel?
“We hebben hier zelf nog geen onderzoek naar gedaan, dus veel kan ik hier
niet over zeggen, maar er zou wel iets in
kunnen zitten. In de standaard economische theorie gaat men ervan uit dat
het geen verschil maakt of een consument beïnvloed wordt door visuele of
tactiele prikkels. Wij tonen aan dat het
wél belang heeft. Onze resultaten zouden ook kunnen impliceren dat echte
winkels nog steeds een voetje voor hebben op webshops, waar je de producten
niet kunt aanraken.”
Het experiment met de boxershorts
mag dan de aandacht trekken, het onderzoek van Anouk Festjens gaat veel
breder dan dat. In twee andere papers bestudeerde ze onder andere de
invloed van tijd en honger op het nemen van financiële risico’s. Anouk is
handelsingenieur van opleiding, maar
haar doctoraat gaat dus duidelijk verder dan de grenzen van de zuivere economie. “Psychologie en economie kun
je niet los zien van elkaar. Ik ben echt
gebeten door dit soort experimenteel
onderzoek: het is gewoon bijzonder
boeiende materie.”
10%
korting
Vanaf 8 personen
Kom je met een grote groep, dan voorzien wij graag een aparte
ruimte in onze gezellige orangerie. Wok Dynasty geeft bovendien
een speciale korting van 10%* voor groepen vanaf 8 personen en
op vertoon van deze bon. En dankzij de grote parking voor de deur
moet je nooit lang zoeken naar een plaatsje. Twijfel dus niet meer en
boek alvast jouw feesttafel!
L.E. Van arEnbErgpLEin 11-13 • HEVErLEE • t 016 200 160 • DagElijKs opEn
WWW.WoKDynasTy.bE
*Enkel geldig in Wok Dynasty Heverlee.
geldigheid: t.e.m. 27-02-2015, uitgezonderd zaterdagavond en feestdagen.
niet cumuleerbaar met andere acties. Deze bon uitknippen en afgeven bij aankomst.
06
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Miet Smet en
Wilfried Martens
in 2013, tijdens de
emeritaatsviering
van Johan Leman.
Fonds houdt
Europese erfenis
Wilfried Martens
levend
P
rofessor Van Hecke (Faculteit Sociale
Wetenschappen) is één van de initiatiefnemers van het fonds. Hij kende
Wilfried Martens vrij goed. “Als postdoc heb ik
ruim een jaar intensief met hem samengewerkt
toen hij in 2005-2006 zijn memoires schreef. Ik
werkte mee aan het deel ‘Europa mijn opdracht’
– de Europese politieke partijen zijn mijn onderzoeksdomein. Daarvoor nam ik verschillende interviews van hem af. We kwamen een
paar keer per maand samen, en mailden vrijwel
dagelijks. Dan ontstaat er een vertrouwensband,
“Blij dat
Wilfried zo
geëerd wordt”
“Wilfried zou deze erkenning vanuit zijn universiteit zeer op prijs hebben gesteld”, zegt
minister van staat Miet Smet, weduwe van
Wilfried Martens, op de hoofdzetel van de Europese Volkspartij (EVP) in Brussel.
Ine Van Houdenhove
Een straat of plein in zijn geboortedorp zal naar
hem worden genoemd, het Centre for European
Studies heet nu het Wilfried Martens Centre for
European Studies, het nieuwe gebouw van het
Europees Parlement in de Belliardstraat zal zijn
naam dragen ... En nu is er dus het fonds (zie artikel hierboven). Miet Smet is er zeker van dat haar
echtgenoot voor 200% achter de gekozen thema’s
zou hebben gestaan.
De ontwikkeling van de Europese politieke
partijen en studiediensten is er daar één van.
“We zaten wat Europa betreft helemaal op dezelfde lijn. Wilfried was in ‘76 één van de stichters van de EVP toen, in de aanloop naar de eerste
rechtstreekse Europese parlementsverkiezingen
drie jaar later, voor het eerst Europese partijen
werden opgericht. Tot dan werden leden van het
nationaal parlement afgevaardigd. Hij is voorzitter geweest van 1990, twee jaar voor hij uit de Belgische politiek stapte, tot vlak voor zijn dood en
heeft de partij uitgebouwd tot wat ze nu is. Het
partijwezen en de onderliggende ideologie – met
als basis de christendemocratische traditie – zijn
altijd heel belangrijk voor hem geweest.”
Ze benadrukt dat er niet zo heel veel zusterpartijen van de CD&V zijn in Europa: “In sommige
landen bestaat de christendemocratie als zodanig
niet eens.” Dat de EVP in het Europees Parlement
al bleef die steeds professioneel. Twee jaar na de
publicatie, in 2008, werkten we opnieuw samen
voor de Engelstalige versie.”
Van Hecke en Martens groeiden bovendien op
in hetzelfde dorp, het Oost-Vlaamse Sleidinge.
“Dat heb ik hem pas bij onze derde ontmoeting
verteld (lacht). Bleek dat mijn grootvader – die
kleermaker was – nog het kostuum voor Martens’ plechtige communie gemaakt had!”
Duwtje in de rug
Na het overlijden namen de EVP en Martens’ we-
de grootste fractie vormt, is dus niet zo evident.
Eenvoudig Europa
Ook het tweede kernthema van het fonds, European governance, lag Wilfried Martens nauw aan
het hart: “Er wordt weleens gezegd dat de Europese instellingen complex zijn, maar daar ben ik
het niet mee eens. Er treden veel verschillende
figuren op de voorgrond en dat maakt het soms
moeilijk om te volgen, maar eigenlijk is de constructie zelf, van Raad, Commissie, Parlement en
Hof van Justitie vrij eenvoudig.”
Dat het partnerschap met oostelijk Europa
het derde thema zou worden voor het fonds,
lag al evenzeer voor de hand: “Wilfried had
goede relaties met die landen die niet – of nog
Miet Smet:
“We hebben één
groot project en
dat is Europa.
Als Belg met
politieke verantwoordelijkheid
kan je niet anders
dan dat standpunt
verdedigen.”
duwe Miet Smet (zie interview hieronder – red.)
contact op met Van Hecke: “Omdat Martens altijd zijn erkentelijkheid had geuit tegenover zijn
‘opvoeders’ – van zijn eigen moeder tot inspirerende leraars op het college en geëngageerde
professoren – ontstond het plan om een fonds op
te richten dat onderzoeks- en onderwijsprojecten aan de KU Leuven zou financieren rond een
aantal thema’s die hem nauw aan het hart lagen.
Je zou het de nalatenschap van zijn Europese
politieke loopbaan kunnen noemen.” Die thema’s zijn onder meer European governance, het
EU-nabuurschap met landen uit oostelijk Europa en de verdere ontwikkeling van de Europese
politieke partijen en studiediensten.
Het fonds zal jaarlijks een thesisprijs uitreiken voor een masterproef die over één van die
thema’s gaat. “Dat zal in april voor de eerste keer
gebeuren. Zo geeft het fonds excellente studenten een duwtje in de rug. Daarnaast hopen we
vanaf volgend academiejaar minstens één student uit een niet-EU-land een éénjarige Engelstalige master aan de KU Leuven te laten volgen
met een beurs. Op die manier bekommert het
fonds zich dus ook om studenten die moeilijk
toegang krijgen tot kwalitatief hoogstaand onderwijs. Wie de biografie van Wilfried Martens
een beetje kent, ziet onmiddellijk het verband.”
Het startkapitaal voor het fonds is bijeengebracht door de EVP, maar uiteraard is het de bedoeling om ruimer fondsen te gaan werven: “Als
er voldoende middelen worden bijeengebracht,
zal het fonds ook wetenschappelijk onderzoek
gaan financieren. Maar nu focussen we op de
uitreiking van de masterproefprijs in april. En
hopen we snel één of meerdere studenten uit bijvoorbeeld Oekraïne of Moldavië aan de KU Leuven te kunnen verwelkomen.”
niet – tot de EU behoren. Europa is meer dan
West-Europa alleen ...”
Ze hoopt dat het fonds binnen de universiteit en daarbuiten de aandacht voor Europa zal
versterken: “De opbouw van de EU is iets fenomenaals. We hebben één groot project en dat is
Europa. Als we er niet in slagen de eenwording
verder te realiseren, zullen we eenvoudigweg niet
meer meetellen in de wereld. Als Belg met politieke verantwoordelijkheid kan je niet anders dan
dat standpunt verdedigen.”
blijven toedragen, zegt ze. “Toen hij nog op internaat zat, is men hem komen vragen om naar
het seminarie te gaan – zoals dat ging in die tijd
– maar hij wou naar de universiteit. Hij kwam uit
een gezin met weinig middelen, maar hij kreeg
een ‘beurs voor de meestbegaafden’. Ik herinner
me dat hij vertelde hoe hij op zondag soms met
de fiets naar Leuven trok.”
“Zat hij op kot in het Pauscollege? Dat wist ik
zelfs niet. Wilfried was in ieder geval een zeer geëngageerde student, voorzitter van verschillende
studentenverenigingen. Hij was sterk beïnvloed
door Dondeyne en diens Universitas-beweging.
De vrienden uit die tijd zijn een leven lang meegegaan. Hij zou deze erkenning vanuit de universiteit zeer op prijs hebben gesteld ...”
Fietsen naar Leuven
Het zou Wilfried veel plezier hebben gedaan dat
hij wordt geëerd door de universiteit waar hij gestudeerd heeft, en die hij altijd een warm hart is
Het KU Leuven Wilfried Martens Fonds steunen kan
op het rekeningnummer van KU Leuven, IBAN BE45
7340 1941 7789, met mededeling 400/0011/02405.
Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar.
Donateurs van giften boven de 250 euro worden mits
toestemming vermeld op een erelijst en worden
persoonlijk uitgenodigd op alle publieke activiteiten
die het fonds organiseert.
www.kuleuven.be/wilfriedmartensfonds
© KU Leuven | Rob Stevens
© KU Leuven | Rob Stevens
Wilfried Martens, oud-premier, minister van staat, oud-voorzitter van de EVP én alumnus rechten, overleed in oktober 2013.
Een jaar later wordt een fonds met zijn naam in het leven geroepen. “Daarmee willen we onderzoeks- en onderwijsprojecten
financieren rond een aantal thema’s die hem nauw aan het hart
lagen”, zegt professor Steven Van Hecke.
Ine Van Houdenhove
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
07
OP
© KU Leuven | Rob Stevens
KOT
Ligging
Mechelsestraat 202
HET VROOMSTE KOT
Bewoners
13
Oppervlakte
18 m2
Huurprijs
“Vrouwelijke studenten?
Tot nu toe nog niet, nee”
280 euro
De kamer van Gertjan Buyle in de abdij van Keizersberg van een passende
‘kot van de maand’-titel voorzien blijkt
bezwaard door te veel opties: kan het,
met zijn ruim honderdjarige bestaan,
het ‘nieuwste kot’ van vorige aflevering
spiegelen? Is het het vroomste kot? Of
gaan we toch maar voor ‘het hoogst gelegen’?
Woon jij in het rommeligste,
grootste, meest multiculturele,
hoogst gelegen of
anderszins opmerkelijkste kot?
Laat het ons weten via
[email protected]
Theologiestudent Gertjan zelf draagt in elk
geval, onbedoeld (en veelvuldig), een optie
aan: “Dit is het kot met het mooiste uitzicht
van heel Leuven!”, klinkt het een paar keer
als ik dat welverdiend epitheton zelf aanschouw door de twee boogvensters.
“Er zijn eigenlijk twee studentenverblijfplaatsen hier: een echte residentie in de zijvleugel, die volledig op zichzelf staat, en de
studentengemeenschap MonteCasino hier
in de abdij, waar we met 13 mensen zitten.
De meesten studeren theologie ja, maar we
hebben bijvoorbeeld ook een economieen een geneeskundestudent momenteel.”
“Het is hier prima wonen – én studeren:
het is echt niet zo dat we ons opsluiten, we
dalen ook regelmatig af naar het stads- en
nachtleven, maar hier vind je dan toch
de rust om weer even tot jezelf te komen.
Daarom trouwens dat er wel wat meer eerstejaarsstudenten de weg naar hier zouden mogen vinden, ik denk dat het een
ideale plaats is voor dat soms moeilijke
beginjaar.”
“Naast de rust heb je ook het samenleven: er wordt bijna altijd wel samen gegeten door wie er is, en één keer per week koken we ook echt voor elkaar. Verder doen
we één à twee keer per maand een activiteit
én eens per jaar maken we een groepsuit-
ENQUÊTE
Een seksuele stoornis
is niet altijd een probleem
Niet iedereen die met een seksuele stoornis
kampt, beschouwt dat ook als een probleem.
Zo blijkt uit een onderzoek bij bijna 2.000
Vlamingen en een online enquête bij 30.000
Vlamingen. Seksuologe Lies Hendrickx, die
haar doctoraat aan het onderwerp wijdde, ziet
een leeftijdsgebonden verband tussen seksuele
stoornissen en het ervaren van last.
In 2012 riep het VRT-programma Ook getest
op mensen op om deel te nemen aan een online
enquête over seksualiteit. Bijna 30.000 mensen
vulden de vragenlijst in. Aangevuld met eerdere
resultaten van de Sexpert-studie (KU Leuven en
UGent) uit 2011-2012, vormden de antwoorden
een basis voor academisch onderzoek naar sek-
suele gezondheid in Vlaanderen. Seksuologe
Lies Hendrickx ging met deze twee datasets aan
de slag en boog zich over de verwarring rond
seksuele stoornissen.
“Het lijkt een evidentie dat wie een seksuele
stoornis heeft die ook ervaart als een probleem
of last, maar in werkelijkheid is dat vaak niet het
geval. Een seksuele functiestoornis, zoals pijn bij
het vrijen of het herhaaldelijk uitblijven van een
orgasme, mag je immers niet vereenzelvigen met
een seksuele disfunctie”, stelt Hendrickx.
Volgens DSM-5, het handboek voor classificatie van psychische stoornissen, is er alleen sprake
van een disfunctie wanneer iemand een seksuele
stoornis ervaart én daar ook last van ondervindt.
“Mogelijk omdat men er jarenlang vanuit ging
dat elke seksuele stoornis als lastig beleefd werd,
werd die ervaren ‘last’ vaak niet gemeten in onderzoek naar seksuele stoornissen.”
stap, vaak naar een abdij of klooster elders
te velde in binnen- of buitenland.”
“We wonen in hetzelfde gebouw als de
paters, en komen hen in de gangen natuurlijk tegen, maar verder zijn de activiteiten
uiteraard gescheiden. Wel bidden enkele studenten elke dag de vespers met hen
mee in de kerk.”
“Vrouwelijke studenten?”, lacht hij. “Tot
nu toe nog niet, nee. Onze website vermeldt ook duidelijk: men only. Persoonlijk zou ik het wel een boeiende aanvulling
vinden voor de dynamiek, langs de andere kant heeft ‘mannen-onder-elkaar’ ook
wel iets, rust in het hoofd bijvoorbeeld
(lachje).” Een abdij, niet anders dan de
ware wereld.
Faalangst
Uit de resultaten die Hendrickx analyseerde
bleek dat 44 tot 49% van de bevraagde vrouwen
en 35 tot 48% van de mannen met een seksuele functiestoornis kampten. Met de vraag of
ze deze stoornis ook daadwerkelijk als een last
beschouwden, daalden die cijfers met de helft:
Jongeren zijn
waarschijnlijk gevoeliger
voor maatschappelijke
verwachtingen en
prestatiedrang.
22 tot 24% van de vrouwen en 12 tot 21% van de
mannen bleken met een seksuele disfunctie te
kampen. Een minderheid zag de stoornis dus
ook daadwerkelijk als een probleem.
TEKST en FOTO’s: Rob Stevens
“Specifiek bij vrouwen hebben we bekeken welke factoren samenhangen met het ervaren van
last”, vervolgt Hendrickx. “Naast de ernst van
de stoornis speelden vooral relationele factoren – zoals relatietevredenheid en communicatie met de partner over seks – en faalangst
over het seksuele functioneren een doorslaggevende rol.”
“Hoewel de meeste functiestoornissen opdoken op latere leeftijd, is het niet in de oudere
leeftijdsgroepen dat we de meeste probleemervaringen optekenden. Als jongeren geconfronteerd worden met een functiestoornis, lopen
zij meer kans om dat als lastig te ervaren. Een
mogelijke verklaring hiervoor ligt bij maatschappelijke verwachtingen en prestatiedrang.
Vanaf de puberteit moeten jongeren opboksen tegen een hoge norm en worden seksuele stoornissen als abnormaal beschouwd, door
de maatschappij en bijgevolg ook door de jongere zelf. Op latere leeftijd staat seks mogelijk
minder hoog op de agenda en zullen seksuele
stoornissen veel minder snel als een probleem
worden ervaren.”
08
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
In het Museum Dr. Guislain in Gent loopt de tentoonstelling Donkere kamers. Over melancholie en depressie. Ook
de collectie ‘huilende weeskinderen’ van professor Filip
Raes hangt erbij. Kitsch die perfect zijn onderzoek verbeeldt: hij probeert uit te zoeken welke cognitieve mechanismen mensen kwetsbaar maken of houden voor depressies.
TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens
© Koen Kennes
Het
verhaal
achter
de tranen
BEELDIGE WETENSCHAP Lichtgevende duizendpoot?
Wijsvinger onder stroom?
U kijkt naar een ontploffende oled – een
Organische Licht Emitterende Diode, het organische broertje van de led. Oleds worden
momenteel gebruikt in beeldschermen en
displays, en als lichtbron.
Koen Kennes werkt in de Afdeling Moleculaire Visualisatie en Fotonica van het Departement Chemie aan een doctoraat over
nieuwe materialen voor oleds, onder leiding
van de professoren Mark Van der Auweraer
en Johan Hofkens. Een oled bestaat uit verschillende lagen, legt hij uit. “Bij een oled zit
een laagje organisch materiaal – meestal een
polymeer – tussen twee stroomgeleidende
laagjes. De bovenste geleidende laag is hier
indiumtinoxide, de onderste aluminium. Als
er spanning wordt gezet op de stroomgeleidende laagjes, licht de organische laag op.”
Kennes experimenteert met een nieuw
materiaal om zilver uitgewisselde zeolieten in
de organische laag van de oled in te bouwen.
Dat zijn mineralen met een poreuze structuur waarin de normaal aanwezige positieve
ionen gedeeltelijk vervangen zijn door zilverclusters. “Het voordeel is dat de zilverclusters
zeer veel licht geven, waarvan de kleur varieert naargelang de grootte van de clusters. De
zeolieten bieden het zilver een stabiele struc-
tuur. Tezamen vormt dat een stabiel, duurzaam en goedkoop materiaal.”
Normaal gezien hoorde deze oled over heel
het oppervlak een groenblauw licht te geven,
vertelt Kennes. “Maar hier stond de stroom
te hoog ingesteld: dan wordt de oled onstabiel en ontploft die. Het organisch materiaal
vertoont een fel blauwwitte lichtflits; de bovenste laag aluminium wordt weggeblazen,
terwijl ze eventjes geel oplicht. Een misgelopen experimentje dat puur toevallig gefotografeerd werd: omdat de sluitertijd van de
camera ingesteld was op tien seconden, zie je
de weg die de minuscule stukjes aluminium
hebben afgelegd.” Ilse Frederickx
Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u
intrigerende wetenschapsfoto’s?
Mail ze naar [email protected].
P
rofessor Raes (Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie) verzamelt
sinds een paar jaar reproducties uit de
beroemde reeks portretten van huilende
kinderen – het zijn géén zigeuners – van
de Italiaanse schilder Giovanni Bragolin
(1911-1981): “Toen ik drie jaar geleden in
Museum M de tentoonstelling Parallellepipida bezocht, over de kruisbestuiving
tussen wetenschap en kunst, bedacht ik
dat elke onderzoeker eigenlijk zijn onderzoek in beeld zou moeten kunnen
brengen met kunst. Wat later stootte ik in
een kringwinkel op een schilderijtje uit
de reeks Crying Boys van Bragolin, ontzettend populair in de jaren zeventig. Het
zijn allemaal afbeeldingen van verdriet of
pijn. De schilderijtjes leken me geknipt
om mijn onderzoek in kunst – of in dit
geval kitsch – om te zetten.”
Met de schilderijen gaat een broodje aap gepaard. Wie ze in huis haalt zou
onheil over zich afroepen. “De geportret-
teerde weeskinderen – jongens én meisjes trouwens – zouden zijn omgekomen
toen het weeshuis afbrandde, en zinnen
op wraak. Het verhaal stamt uit de jaren
80, toen de Britse brandweer een aantal
keer vaststelde dat bij een brand enkel
een schilderij van Bragolin ongeschonden was gebleven – het bleek later door
de vernis te komen. Maar de stadslegende was geboren. Enkel door de schilderijen weg te schenken, of samen te brengen, zou je de vloek kunnen opheffen.
Daar verwees ik – met een knipoog - naar
toen ik twee jaar geleden in verschillende
media een oproep deed om schilderijtjes
te vinden. Ik kreeg massa’s telefoontjes
en postpaketten. Eén keer meldde een
vrouw dat ik te laat was, er was intussen
brand geweest ...”
Intussen is Filip Raes geslaagd in zijn
opzet om van de meeste varianten uit de
reeks één exemplaar te vinden. Zelfs nu
drie vierde van zijn collectie in Gent is,
hangen de muren van zijn kantoor nog
COLOFON
Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven
Een realisatie van de Nieuwsdienst
Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis,
Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Pieter-Jan
Borgelioen, Tine Danschutter, Fran Herpelinck, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah
Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert, Lien Lammar |
Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.
be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven,
[email protected] | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk
Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustratie Gudrun
Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, [email protected] |
Oplage 33.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met
milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen,
Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming.
Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 28 januari.
ONDERZOEK 09
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Professor Filip Raes met enkele van zijn huilende
weeskinderen. Zelfs nu drie vierde van zijn collectie in
Gent is, hangen de muren van zijn kantoor nog vol.
vol. “Ik staak mijn zoektocht dus, mensen hoeven me geen schilderijen meer te brengen ...”
Waarom ik?
Foto: Bruno Vandermeulen
En wat is het onderzoek dat zo mooi verbeeld
wordt door de huilende kinderen? “Ik probeer
uit te zoeken welke cognitieve mechanismen
mensen kwetsbaar maken of houden voor depressies. Een belangrijke factor is het fenomeen
van het over-algemene geheugen. Al in de jaren
80 stelde men vast dat mensen die depressief zijn
– of kwetsbaar zijn voor depressie – er niet goed
in slagen om concrete herinneringen op te halen
wanneer ze met een bepaalde emotionele term
geconfronteerd worden. Het lukt hen bijvoorbeeld niet meteen zich een situatie voor de geest
te halen waarin ze zich ontgoocheld voelden.
Ze hebben de neiging om vager, algemener te
antwoorden, bijvoorbeeld ‘als iemand me in de
steek laat’. Ze hébben die concrete herinneringen
wel, maar in eerste instantie geven ze makkelijk
een samenvatting van herinneringen. Uit ons onderzoek blijkt onder meer dat als dit fenomeen
uitgesproken is, mensen langer depressief zijn en
meer kans lopen op een nieuwe depressie.”
Wat veroorzaakt dat over-algemene geheugen? “Er bestaan drie hypothesen rond, die elkaar niet uitsluiten. De eerste is dat het gaat om
een soort coping-strategie om met pijnlijke herinneringen om te gaan, een aangeleerde manier
om emoties op afstand te houden, om niet te spe-
activiteit: ‘waarom ik?’, terwijl je bij het oproepen van concrete herinneringen net op zoek
moet gaat naar beelden. Die twee kunnen elkaar in de weg zitten. Ten slotte: wie depressief
is, heeft moeite om zich te concentreren – en
een specifieke herinnering opdiepen vergt meer
mentale inspanning dan een algemene, vage
herinnering oproepen.”
Bespreekbaar leed
Enkel door de schilderijen
weg te schenken, of samen
te brengen, zou je de vloek
kunnen opheffen.
cifiek terug te denken aan minder prettige dingen uit het verleden. Die strategie is op korte termijn zinvol, maar zal zich op termijn wreken.”
“Daarnaast hebben depressieve mensen de
neiging om veel te piekeren. Dat is een talige
“De tweede vraag is of we op dat mechanisme
van over-algemene herinneringen kunnen ingrijpen, en zo depressie voorkomen of behandelen. We hebben daartoe hier in Leuven een
innovatieve groepstraining ontwikkeld: de Memory Specificity Training, groepssessies waarin
mensen doelgerichte oefeningen krijgen om
steeds specifiekere herinneringen op te roepen.
Uit ons onderzoek blijkt dat de deelnemers aan
die sessies daar inderdaad beter in worden. Er
zijn ook aanwijzingen dat ze op langere termijn
minder depressieve klachten rapporteren.”
“De volgende stap is nu om deze interventie
te implementeren in een aantal Vlaamse set-
tings. Daarnaast willen we ook nagaan of ze perspectieven biedt voor het behandelen van de bipolaire stemmingsstoornis. Er zal ook een studie
worden opgezet naar het inzetten van dergelijke
training als terugvalpreventie.”
De installatie in het museum brengt het fenomeen van over-algemene herinneringen mooi in
beeld, zegt Filip Raes: “Aan de ene wand hangt
een hele reeks schilderijtjes, aan de tegenoverliggende wand slechts eentje. Zo wordt gespeeld
met het contrast en de spanning tussen generalisatie, veelheid en algemeenheid, en uniciteit,
singulariteit en specificiteit.”
Hij juicht een initiatief als deze expo toe:
“Vlaanderen heeft de hoogste suïcidecijfers –
elke dag plegen drie mensen zelfmoord. Er kunnen niet genoeg initiatieven zijn om psychisch
leed meer bespreekbaar te maken en onder de
aandacht te brengen.”
‘Donkere kamers. Over melancholie en depressie’,
nog tot 31 mei in Museum Dr. Guislain in Gent
www.museumdrguislain.be
De nieuwe jaarkalender is er!
Haal jouw exemplaar in de KU Leuven Shop.
www.kuleuven.be/jaarkalender
10
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
ARCHITECTEN IN DE BRES VOOR PALESTIJNSE VLUCHTELINGEN
Zijn vluchtelingenkampen gebaat bij architectuur? “Wel als ze
de leefomstandigheden van de bewoners kan verbeteren”, zeggen
Jasper Aerts en Valentine Gruwez. In hun masterproef schetsen
ze een toekomstplan voor een Palestijns vluchtelingenkamp. De
thesis dingt mee naar de Vlaamse Scriptieprijs. “Als we winnen
gaat het geld naar de vluchtelingen.” Pieter-Jan Borgelioen
Een
toekomst
voor
Camp Gaza
J
asper Aerts en Valentine Gruwez zijn
twee van de vier architecten die vorig
jaar naar het Jordaanse Gaza-kamp
voor Palestijnse vluchtelingen trokken. Ze
onderzochten hoe ze de leefbaarheid van het
kamp kunnen verbeteren. “Dat was hoognodig”,
zegt Gruwez. “Het is het meest problematische
kamp in Jordanië. We zijn erg geschrokken van
de omstandigheden daar. Toen we er aankwamen lagen de rioleringen gewoon open in de
straten! Daarnaast wordt het er stilaan overbevolkt. Met architecturale ingrepen willen we de
situatie verbeteren.”
De taal van het kamp
Gaza Camp werd opgericht in 1968. Wat oorspronkelijk een tentenkamp was, groeide geleidelijk aan uit tot een kleine stad. Maar omdat het
aantal vluchtelingen blijft stijgen en de grenzen
niet uitbreiden, dreigt het kamp uit zijn voegen
te barsten. “Momenteel leven er zo’n twintigduizend vluchtelingen op een kleine vierkante
kilometer”, zegt Aerts. “Ze wonen in krappe
woningen die vaak niet bereikbaar zijn voor
hulpdiensten. Daarnaast zijn er een heleboel
Palestijnen die ‘illegaal’ buiten de grenzen wonen. Dat zorgt voor spanningen tussen hen en
de Jordaanse bevolking uit het naburige dorpje.”
Om die problemen het hoofd te bieden, werkten de toenmalige masterstudenten architectuur
samen met de UNRWA, voluit United Nations
Relief and Works Agency for Palestine Refugees in
the Near East. Dat is een deelorganisatie van de
VN die humanitaire hulp verleent aan de vluchtelingen. “Voordien hield de UNRWA zich be-
zig met onderwijs en het leveren van basisvoorzieningen zoals vuilnisomhaling en ziekenzorg.
Maar die ingrepen volstonden niet langer. Het
was hoog tijd om de infrastructuur van het kamp
aan te pakken.”
Geen gemakkelijk opdracht, want hoe ontwerp je de architectuur voor een plek waar mensen niet willen blijven? De vluchtelingen hopen
nog steeds op een terugkeer naar Palestina. En
dat geldt ook voor de jongste generatie, die het
beloofde thuisland nooit heeft gezien. “Het is
echt wikken en wegen”, zegt Gruwez. “Het is
niet de bedoeling om er hippe gebouwen neer te
poten. Het gaat om ruwe, betonnen structuren
die de taal spreken van het kamp. Maar ze moeten natuurlijk ook een meerwaarde bieden voor
de bewoners.”
Blauwdruk
Gedurende tien weken brachten de architecten
het kamp in kaart en deden ze onderzoek naar
de historiek ervan. “Daarvoor hebben we veel
gesprekken gevoerd met de bevolking”, zegt
Aerts. “Maar dat was niet altijd zo evident. In
het begin mochten we niet alleen door het kamp
wandelen. De mensen van de VN hielden ons
voortdurend in de gaten. Langzamerhand gingen we het kamp meer op ons eentje verkennen,
en werden we bij de mensen thuis uitgenodigd.
Na twee maanden kenden we het kamp beter
dan de meeste bewoners (lacht).”
Daarnaast ontwikkelden ze ook een toekomststrategie voor het kamp. “Daarbij vonden
we het belangrijk om out of the box te denken”,
zegt Gruwez. “We wilden de inwoners betrekken
Hierboven: Tom Lanclus, Valentine Gruwez,
Jasper Aerts en Charlotte Dhollander.
Rechts en boven: het Gaza-kamp
in Jordanië. Momenteel leven in het kamp
zo’n twintigduizend vluchtelingen
op een kleine vierkante kilometer.
bij onze plannen. Het gebeurt vaak dat ngo’s geld
geven voor specifieke projecten. Maar dat zijn
niet altijd de projecten die de bevolking nauw
aan het hart liggen.”
Jasper Aerts:
Sommigen verblijven al
vijftig jaar in kampen.
Toch staat aan de deur
van hun huisjes nog
steeds een gepakte
koffer klaar.
Het team werkte drie conceptuele projecten uit
en baseerde zich daarbij op vier orgelpunten in
het kamp. “Dat zijn belangrijke ruimtelijke figuren. Denk bijvoorbeeld aan een hoofdweg. Omdat er veel kraampjes en winkeltjes zijn, biedt die
een economische meerwaarde. Op die plek kunnen we dus publieke ruimtes inrichten. Een heuvelrug die twee bossen verbindt, kan dan weer
een groene zone worden.”
Maar de architecten stellen geen bindende
projecten voor. “Ze moeten vooral een inspiratiebron zijn”, zegt Aerts. “Richtlijnen die de
UNRWA en de bevolking een platform bieden
om te discussiëren over hoe het kamp er in de
toekomst kan uitzien. Een blauwdruk die toont
hoe projecten gerealiseerd kunnen worden.”
In de schijnwerpers
Maar als de projecten niet bindend zijn, is er dan
voldoende zekerheid dat het werk zal opgevolgd
worden? “De UNRWA gaat sowieso aan de slag
met ons onderzoek”, zegt Gruwez. “En dit jaar
trekt er opnieuw een groep masterstudenten
naar het kamp. Zij doen nieuw onderzoek en
gaan ongetwijfeld verder met onze projecten.
Op die manier hebben we toch zeker bijgedragen
aan het bestrijden van de problematiek.”
Dat laatste doen de architecten ook in België. Omdat ze meer gehoor willen geven aan
hun werk in Jordanië, schreven ze zich in voor
de Vlaamse Scriptieprijs. Dat bleek een goede
zet, want de masterproef belandde op de shortlist (zie kader) en dingt met vier andere scripties
mee naar de geldprijs van 2.500 euro. “Mochten we winnen, dan gaat het bedrag naar het
kamp”, zegt Gruwez. “Dat vinden we maar logisch. Maar het belangrijkste voor ons was de
vluchtelingenproblematiek in de schijnwerpers
te plaatsen. Mensen hier beseffen nog steeds
niet in welke omstandigheden de vluchtelingen
moeten overleven.”
Dat vindt ook Aerts: “Wanneer de conflicten
in de Gazastrook oplaaien en in de media komen, stijgt ook de aandacht voor het lot van de
vluchtelingen. Maar jammer genoeg worden ze
daarna vaak vergeten.” De twee hebben dan ook
bewondering voor de hoop die de bewoners blijven koesteren. “Sommigen verblijven al vijftig
jaar in kampen”, zeggen ze. “Toch geven ze de
moed niet op. Aan de deur van hun huisjes staat
nog steeds een gepakte koffer klaar.”
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
11
NIEUW TOPSTUK UIT HET COLLEGIUM TRILINGUE
Een poëzie uit
de zestiende eeuw
“Het Collegium Trilingue is met straten voorsprong het hoogtepunt in de intellectuele uitstraling van de Leuvense universiteit”, zegt professor Jan Papy van de Onderzoeksgroep Latijnse
Literatuurstudie – Neolatijn. Voor universiteitshistorici is het
binnenhalen van een album amicorum uit de 16de eeuw dan ook
groot nieuws. De geschiedenis van het Collegium kan weer wat
beter gedocumenteerd worden.
Ludo Meyvis
I
Van spaarlamp
tot Sinterklaas
Naast de scriptie over het Gaza-kamp
(zie artikel hiernaast) zijn er nog
twee KU Leuven-eindwerken die
kans maken op de Scriptieprijs. Roel
Henckaerts (Ingenieurswetenschappen: wiskundige ingenieurstechnieken) ontwikkelde wiskundige modellen van de hersenen die hij gebruikte
om twee soorten epileptische aanvallen in kaart te brengen. En Daphne
Havaux (Chemical Engineering)
bedacht een efficiënte methode om
twee soorten ‘zeldzame aarden’ uit gebruikte spaarlampen te recupereren.
Ook op de shortlist voor de Agoriaprijs, de Klasseprijs en de Eos-prijs
zijn scripties van de KU Leuven terug
te vinden.
Ontdek de geselecteerde eindwerken op
www.scriptieprijs.be. De prijzen worden
op 18 december uitgereikt.
Een aantal oud-studenten zijn de
voorbije weken al in de (scriptie)prijzen gevallen:
Dafne Janssens (Theologie en Religiewetenschappen) won de scriptieprijs
Schoon Lier met haar thesis De Sint, de
vriend van ieder kind? Een historische
analyse van Sinterklaas, Zwarte Piet
en het sinterklaasfeest gelinkt aan de
sinterklaasbeleving van Lierse moslims.
Daan van Heesch (Kunstwetenschappen) ontving de Rogier van der Weyden Prize 2014 voor zijn masterproef
Het ‘Antwerpse Schetsboek’. Atelierpraktijken rond het tweede kwart van
de zestiende eeuw.
En Caroline Bijnens (Communicatiewetenschappen) won de Thesisprijs van de Vlaamse Regulator voor
de Media met haar eindwerk De publieke omroep in het digitale tijdperk:
stoorzender of katalysator? Een nieuwsframe-analyse van Vlaamse kranten.
n 1517 legateerde staatsman en mecenas
Hiëronymus van Busleyden een deel van
zijn grote fortuin aan de jonge Leuvense
universiteit, om er een collegium mee op te richten”, vertelt professor Papy. “Met het geld werd
in 1517 het Collegium Trilingue opgericht; van
de gebouwen zijn nog enkele restanten overgebleven op de Vismarkt. Het diende ook om
topprofessoren te betalen die er Latijn, Grieks
en Hebreeuws doceerden. Dat was immers het
baanbrekende doel van het Collegium: grondig en vernieuwd taalonderwijs, in eerste instantie om terug naar de bron van het Nieuwe
Testament te kunnen, zonder de omweg van de
Latijnse vertaling.”
“De verschillen tussen de oude teksten en de
al eeuwen gecanoniseerde vertaling werden snel
duidelijk. Filologie resulteerde dus in revolutionaire inzichten. Ook op tal van andere domeinen bleek de humanistische aanpak van Erasmus intellectueel dynamiet op te leveren, van
cartografie en recht tot geneeskunde en wetenschappen. Juist die terugkeer naar de bronnen
was de specialisatie van het Collegium.”
“Het trok dan ook razendsnel veel buitenlandse studenten aan. In zijn hoogdagen telde
het Collegium liefst 900 studenten! Er werd wel
eens gezegd dat er gedurende honderd jaar in
Europa geen intellectueel van enig belang was
die niét in Leuven gestudeerd had. Dat is misschien een beetje overdreven, maar ook weer
niet volledig ongegrond. Het Collegium vond in
elk geval navolging in heel wat andere universiteiten. Het heeft bestaan tot 1787. Een document
uit zijn oudere periode is voor onze universiteit
van evident belang.”
Netwerken
Een album amicorum is te vergelijken met een
poëzie, een boek waarin vrienden van de eigenaar een persoonlijke getuigenis achterlaten.
Het gaat niet om lange teksten. Meestal zijn
De tekeningen in het album
geven ook een idee van de mode
in die tijd.
het slechts enkele regels, soms niet eens van
de schrijver zelf. “Het album van de Nederlandse student Frederik van Reede van Amerongen is geconcentreerd op zijn vrienden en
professoren van het Collegium Trilingue uit
de periode 1570 tot 1572. Dat maakt het tot een
bijzonder tijdsdocument.”
“Frederik van Reede kreeg Latijn van Cornelius Valerius, Grieks van Canterus, en Hebreeuws
van Petrus Pierius a Smenga. Hun getuigenissen
vinden we in het album, samen met studiegenoten als Janus Dousa, die vijf jaar later één van de
medeoprichters van de universiteit van Leiden
werd. Verder tref je er ook heel wat zonen uit
adellijke families aan, de Croy, de Renesse enzovoort, naast een aantal tot nu toe onbekenden.
De meeste bladzijden beginnen met een wapenspreuk, gevolgd door het schild, of soms een eigen tekst, en de datum. Je kunt op basis van een
reeks van dergelijke albums heel mooi de intellectuele netwerken van die tijd reconstrueren.”
“Het boek dook op in de catalogus van antiquair Van de Wiele uit Brugge. Om een deel van
de aankoopkosten te dekken hebben we met
Lectio – het Leuvens Centrum voor de studie
van de transmissie van teksten en ideeën in de
Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance – op
3 december een benefietconcert georganiseerd,
in het kader van het Vesalius-congres. Maar het
zou mooi zijn als ook alumni met een milde gift
de mogelijkheden van de KU Leuven verruimen
voor de aanschaf van waardevol materiaal uit
haar eigen geschiedenis. In elk geval zal het album
een topstuk vormen bij de geplande tentoonstelling over het Collegium Trilingue in 2017. Schenkers zullen hun naam daar ook vermeld zien.”
U kunt de aankoop van dit album steunen door
een gift op het rekeningnummer van KU Leuven,
IBAN BE45 7340 1941 7789, met gestructureerde
mededeling 400/0010/76234. Voor giften vanaf
40 euro ontvangt u een fiscaal attest.
12
PUBLICATIE
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Poetin
Geen toogpraat
als
historicus
Wanneer Vladimir Poetin een toespraak geeft of zijn beleid
verantwoordt, spelen historische argumenten daarin vaak
een hoofdrol. “Geschiedenis heeft in Rusland een andere
inhoud en een andere plaats dan bij ons”, zegt slavist Wim
Coudenys, docent Russische geschiedenis. “In het licht van
de huidige wereldpolitiek doen westerse onderhandelaars
er goed aan zich daarvan bewust te zijn, en de achtergrond
van die geschiedenis te begrijpen.” Ludo Meyvis
W
im Coudenys publiceerde vorige
maand Het geheugen van Rusland. Een geschiedenis. Het gaat
niet om een klassiek historisch overzicht met
namen en jaartallen, maar om een ‘geschiedenis
van de geschiedenis’. “Het zat al een aantal jaren
te broeden. Ik vond het nu wel een geschikt moment om het te publiceren.”
“Voor ons is geschiedenis een poging om het
verleden te begrijpen. Uiteraard speelt het heden
daar een rol in, bijvoorbeeld om bepaalde accenten te plaatsen of bepaalde invalshoeken te hanteren – kijk bijvoorbeeld naar het genderaspect,
dat nu zo’n grote rol in onze geschiedschrijving
speelt. Maar niemand zal het bij ons in zijn hoofd
halen historische argumenten te gebruiken om
een beleid vorm te geven. Je maakt weinig kans
op een politieke carrière als je ervoor zou pleiten
om Frans- of Zeeuws-Vlaanderen maar weer bij
Vlaanderen te voegen, omdat dat vroeger zo was.”
“In Rusland ligt dat anders. De geschiedenis wordt er wel degelijk ingeschakeld om het
huidige beleid te dragen. Of liever: een bepaalde interpretatie van die geschiedenis. Er bestaat
een soort canon over wat het verleden is. Die
bevat niet noodzakelijk de wáre toedracht van
die historische feiten, maar een bepaald officieel goedgekeurd verhaal. In mijn boek beschrijf
ik een aantal pijlers van die canon, en hoe die
ontstaan zijn.”
“Rusland ziet zichzelf als anders dan het Westen.
Pogingen om Rusland de Europese logica te doen
volgen, liggen dan ook erg moeilijk. Een westerse
onderhandelaar die zich daar niet van bewust is,
en die nogal rechtlijnig zou proberen Rusland te
doen bijdraaien richting Westen, omdat dat toch
‘het gezonde standpunt’ zou zijn, holt dan ook
richting mislukking.”
“Ruslands ervaringen met het Westen inspireren Moskou tot argwaan. In de ogen van het
Kremlin en van vele Russen heeft het Westen
Rusland, dé overwinnaar van nazi-Duitsland, na
de Tweede Wereldoorlog een hak gezet. En Stalin
mag dan al geen lieverdje geweest zijn, maar de
Amerikaanse atoombom op Hiroshima is toch
veel misdadiger? Problemen in Oekraïne? Goed,
maar ten eerste was de Oekraïne zovele jaren
Russisch, en verder zit het daar vol met collaborateurs. Dat is geen toogpraat, maar een opvatting die je in heel ernstige gesprekken al na een
paar seconden te horen krijgt. Zo worden tal van
historische feiten geïnterpreteerd in een richting
die in Rusland met stelligheid geloofd wordt.”
De Russische Sonderweg
“De Russische ‘waarheden’ uit de historische canon bepalen dat Rusland een bijzondere koers
te volgen heeft, desnoods tegen het Westen in.
Die koers bevat elementen die in Washington
‘vreemd’ zijn, maar in Moskou de evidentie zelve.
Denk ook aan de opvatting dat Rusland autocratisch moét zijn: wij zien onmiddellijk een gevaarlijke dictator voor ons, Russen beschouwen zo iemand als hun léider. Voor Moskou is het Westen
een permanente dreiging, wat voortdurend door
‘historische feiten’ onderbouwd wordt: de Poolse
en Zweedse invasies tijdens de Tijd der Troebelen
(1598-1613), Napoleon in 1812, de Duitsers tijdens
de twee wereldoorlogen. Die canon heb ik in
mijn boek willen duiden.”
“De kern is daarbij niet dat de Russische visie ‘verkeerd’ zou zijn, maar wel dat die visie bestáát, en een beleidsvormende rol speelt. Vergelijk het een beetje met de evidentie waarmee bij
ons bepaalde ethische standpunten met onwrikbare stelligheid verkondigd werden in de periode
voor Vaticanum II. Die evidentie wás er. Hetzelfde geldt voor de historische ‘fundamenten’ waarop Rusland zijn huidige beleid en zijn huidige visie op de wereld grondvest.”
In de ogen van het
Kremlin heeft het Westen
Rusland, dé overwinnaar
van nazi-Duitsland,
na WO II een hak gezet.
“Wat ik in Het geheugen van Rusland heb willen
illustreren, is dat een goed besef van de rol van de
geschiedenis in Rusland van groot belang is als je
met Rusland wil kunnen praten – of onderhandelen. De geschiedenis is er ánders dan bij ons,
en ze heeft een andere rol. Pas als je dat begrijpt,
kan je misschien tot zinnige gesprekken komen.”
Wim Coudenys,
‘Het geheugen van Rusland –
Een geschiedenis’,
Leuven, Acco, 2014,
316 p., 34 euro.
Postgraduaat innoverend ondernemen voor ingenieurs
Innovate, design & create
Maak op een unieke manier kennis met de industrie door een innovatieproject en vul aan met een persoonlijk
opleidingsprogramma!
Doorheen het postgraduaat krijg je een intensieve en persoonlijke coaching van professionals uit het werkveld en
de universiteit. Je ontwikkelt naast technische ook innovatieve, ondernemende en professionele competenties. Zo
versterk je je profiel én carrièrekansen.
Voor...
Innovatieprojecten
Ingenieurs in spe
In-company project in een bedrijf
Na dit postgraduaat ben je beter in staat een beroepskeuze te maken en kun je
op een hoger niveau de arbeidsmarkt instappen. Het postgraduaat kun je na je
master opnemen, maar ook combineren.
“Ik koos voor twee korte bedrijfsprojecten om mijn eigen kwaliteiten te ontdekken
en om me een beter beeld te kunnen vormen van de werkomgeving waarin ik het
liefst wil werken.”
Joke ging voor twee korte in-company projecten
Professionals
Grijp de kans je verder te specialiseren in de meest innovatieve technologieën,
een project voor je bedrijf te realiseren, te heroriënteren of begeleid de eerste
stap te zetten naar je eigen onderneming.
Teamproject in de universiteit
“Door met bedrijven en sponsors te werken, heb ik gemerkt dat je met een
ingenieursdiploma zo veel meer richtingen uit kan.”
Bram, leader teamproject Formula 2014
Start-up project met als doel een onderneming op te richten
“De persoonlijke coaching die je krijgt is goud waard, evenals de toegang tot een
uitgebreid professioneel netwerk en hulp van zowel docenten als bedrijven.”
Christopher schreef een business plan
Stel je kandidaat!
www.innoverendondernemen.be
WETENSCHAP
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Welk wetenschappelijk
idee is volgens onze proffen
en onderzoekers rijp voor
de prullenmand?
VRAAG
“Herleid geschiedenis
niet tot voorgeschiedenis”
v/h
© KU Leuven | Rob Stevens
JAAR Historicus Jo Tollebeek
M
ensen hebben de neiging hun
eigen tijd en ruimte als standaard te hanteren. Daardoor
zijn ze blind voor de eigenheid van andere periodes en plaatsen, en maken ze die vaak bewust
– maar even vaak onbewust – ondergeschikt aan
hun eigen kader. Historicus Jo Tollebeek vindt
dat niet alleen wetenschappelijk fout, maar ook
moreel ondermaats.
“Het gaat om een aanvechtbaar idee dat op
meerdere vlakken aanwezig is, niet het minst bij
historici zelf. Hoe verantwoorden ze hun vakgebied meestal? Door te verwijzen naar het belang
van het verleden als verklaring voor het heden.
Je vindt dat soort denken vaak terug in theoretische geschriften, maar evengoed in financieringsaanvragen. Het verleden wordt dus ondergeschikt gemaakt aan het heden, en het wordt
alleen bestudeerd in de mate waarin het verklarend nut heeft voor dat heden. Dat kan leiden tot
grove vertekening.”
“Je ziet het vaak in geschriften uit nationalistische hoek. De historische roots van een bepaalde
entiteit, niet zelden gebaseerd op vertekende interpretaties, worden dan aangevoerd om het bestaansrecht ervan te verklaren. Het bestaan van
iets als ‘België’ wordt dan al ‘gezien’ in pakweg
de Middeleeuwen. Onzin, natuurlijk. Het hoeft
trouwens niet om een land te gaan, het gebeurt
evengoed met een gemeenschap, een groepering
of wat dan ook. Of een historicus voert een zogenaamde ‘lange voorgeschiedenis’ aan als verant-
woording voor een fenomeen uit zijn eigen tijd:
de ‘katholieke Middeleeuwen’, bijvoorbeeld, zijn
een constructie uit de 19de eeuw.”
Soms wordt het verleden ook
ingeschakeld als iets waartegen we
ons moeten afzetten.
“Inderdaad, dan krijg je een soort van emancipatorische inspiratie van het verleden. Maar ook
die omgang met het verleden is een vorm van
onderschikking ten aanzien van het heden. Het
heden laten primeren is vanuit moreel oogpunt
verwerpelijk. Het is een houding die getuigt van
egocentrisme. Je kunt het vergelijken met een
reiziger die geen interesse heeft in de culturen
die hij bezoekt, maar alleen oog heeft voor wat
hij kent uit de eigen cultuur. Concreet: je bezoekt Spanje, maar je voelt je alleen goed bij het
frietkot in Benidorm. Wie de geschiedenis enkel
bekijkt vanuit haar rol als ‘verklaring’ en dus als
aanzet tot beheersing van het heden, bevordert
een erg eenzijdig en waarschijnlijk ook verkeerd
beeld van ons verleden.”
Wat kan je vanuit strikt
wetenschappelijk standpunt
aanvoeren tegen die werkwijze?
“Dat ze uitgaat van een vaak zeer betwistbare
historische rechtlijnigheid: a komt voort uit b.
De geschiedenis is geen deterministisch proces. In veel gevallen is die veronderstelde causaliteit er helemaal niet: a komt misschien wel
Praten met studenten is altijd plezant:
ze zijn zo eerlijk over alles.
Bart, Leuvenaar
bij b terecht, maar dan via omwegen, kronkels,
toevalligheden enzovoort. De onvervuld gebleven mogelijkheden en afgesneden wegen
worden in studies meestal buiten beschouwing
gelaten. Anders gezegd: alle geschiedenis wordt
op die manier voorgeschiedenis. Dat is een zeer
reductionistische blik op het verleden, een blik
die in een wetenschappelijke context niet zou
mogen voorkomen. Door het verleden niét
die dienstbare rol te geven, kom je tot een rijker geschiedenisbeeld.”
Waarom laten we ons zo makkelijk
misleiden door die idee van een
ondergeschikt verleden?
“Omdat ze zo weinig geëxpliciteerd wordt. Als
je er daarentegen openlijk een lans voor breekt
om het verleden niet dienstbaar te maken, loop
je het risico dat men je verwijt een soort historische l’art pour l’art voor te staan, een vorm van
escapisme. Dat betwist ik. Het is er mij om te
doen het heden te overstijgen en de overschatting ervan tegen te gaan. Niet uit nostalgie, maar
als een poging tot meer zin voor realiteit, zowel
ten aanzien van het heden als van het verleden.”
TEKST: Ludo Meyvis
ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand?
Discussieer mee op Twitter via #Campuskrant
13
14
ALUMNI
LEVEN
na
LEUVEN CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
GERMANIST EN DICHTER CHARLES DUCAL
“Ik hou van al mijn kinderen”
Onze Dichter des Vaderlands studeerde in woelige tijden.
Leuven doopte hem, niet alleen politiek maar ook in de liefde en de schuchtere poëzie die daarbij hoorde. “De vraag
bij poëzie is hoezeer je je donkere, in de realiteit niet te tolereren kant naar boven laat komen. Ik denk dat ik de deur
wagenwijd heb opengezet.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens
I
k was een enthousiaste betoger op zes
november”, vertelt Frans Dumortier (62,
nom de plume Charles Ducal) terwijl hij
thee bijschenkt. Bij het begin van ons gesprek
had hij het gevraagd: “Graag een kop thee?” Precies zo: voorkomend en helder gearticuleerd.
Maar achter die bedachtzame buitenkant brandt
het vuur. Deze hete herfst raakt hem bijvoorbeeld diep. “Als ik zie hoe men vandaag werk
vernietigt, families in de miserie stort en dan nog
de werklozen verdacht maakt als profiteurs – dat
maakt me echt woedend.” Zijn pennenvruchten
als Dichter des Vaderlands vertrekken vaak vanuit verontwaardiging. “Elk goed gedicht begint
met een oprechte emotie.”
Zijn dieprode kleur stamt uit zijn studententijd, zegt hij, toen hij een marxistisch-leninistische militant was. “Leuven stond in brand. Mei
’68 was net voorbij en ik kreeg er mijn politieke doop. De mensen die me toen inzicht gaven
in de krachtsverhoudingen in de wereld en me
waarden als engagement en rechtvaardigheid
bijbrachten, ben ik immens dankbaar. Het zaad
van wie ik nu ben is toen gezaaid. Ik weet niet
hoe het vandaag zit met de studenten, maar ik
was blij dat er op de grote betoging een ruime delegatie was van linkse, kritisch denkende jongeren die verder kijken dan het eigen diplomaatje.”
ondanks hun opvoeding, breeddenkende mensen die ons veel experimenteerruimte gaven. Ik
herinner me wel dat mijn twee jaar oudere broer
thuis ruzie maakte omdat hij niet meer naar de
mis wou gaan. Waarop ik godsbewijzen begon
te verzinnen om hem duidelijk te maken dat hij
zich vergiste.” Hij glimlacht. Niet lang daarna
zwoer Frans zelf het kerkgaan af. De betogingen en meetings van de studentenvakbond SVB waar zijn broer hem mee naartoe troonde zaten daar voor veel tussen. “Ook
met mijn vrienden praatte ik veel over politiek.
En over literatuur. We waren trouwe bezoekers
van De Blauwe Schuit en De Keet, maar ons zat
drinken deden we niet. Ook na de kennismaking
met joints dacht ik: Frans, dat is niks voor u.” Hij
glimlacht bij de herinnering. Vanuit een sober fotokader naast de eettafel
blikt zijn moeder naar ons. “Ze wist niet dat ik in
mijn laatste jaar in Leuven met een meisje ben
gaan samenwonen. Het is te zeggen: we leefden
en sliepen voortdurend samen op één van onze
twee koten. Leuven was voor mij een hele openbaring wat liefde en seksualiteit betreft. Na zeven jaar op internaat, ik kan het u verzekeren …”,
lacht hij. “De relatie was na een halfjaar gedaan,
maar het was een goede leerschool.”
Poëzie schrijven was een middel om het te verwerken, maar het bleef erg studentikoos. Ik beheerste het métier nog onvoldoende en geloofde
nog dat romantische gevoelens vanzelf woorden
voldoende kracht geven om over te komen bij
iemand anders. Dat is natuurlijk heel fout. Alleen
de formulering overtuigt. Maar net zoals Gerrit
Achterberg de dode geliefde uit het dodenrijk
terug dicht, wilde ik met mijn poëzie mijn lief
terugkrijgen.” Hij kijkt bedenkelijk. “Gelukkig is
het lang geleden. Anders zou ik er niet zo over
zitten kletsen.”
Achterberg had hij leren kennen bij De Piere, een van zijn proffen in Germaanse. “De studie boeide me enorm. Ik ging trouw naar de les
en via vrienden die er redelijk beslagen in waren
leerde ik de wereld- en moderne literatuur kennen. We lazen elkaars teksten en stimuleerden
elkaar. Stilaan begon ik de zeef van literaire tijdschriften te doorlopen.”
Ik heb een heilig
vertrouwen in de taal.
De oplossing komt altijd.
Een forse duw in de rug kwam van professor
Hugo Brems. “Hij heeft op mij grote indruk gemaakt als een enthousiasmerende en bekwame
stem over poëzie. Dus toen hij mijn gedichten
goed vond, was dat heel hoopgevend. Het was
midden jaren tachtig, ik was al afgestudeerd en
had mijn gedichten anoniem aan Brems laten bezorgen.” Hij grinnikt. “Hij dacht dat ze geschreven waren door een oudere man. Een door het
leven gedesillusioneerde zak.”
Harten veroveren
Van kerk tot keet
Student Frans kwam uit een dorp, Huldenberg,
en was de derde van zeven kinderen van noeste,
katholieke varkensboeren. “Mijn ouders waren,
Wanneer het hart bloedt, wil ook de inkt wel
eens vloeien. “Anderhalf jaar na mijn laatste
jaar in Leuven sprong de relatie met één van de
liefdes van mijn leven af. Ik was daar kapot van.
Demonen
In zijn herkenbare verzen – vooral in zijn vroege – drijft Ducal inderdaad zijn demonen uit: de
strengheid van zijn ouders, de beproevingen van
het boerenleven, het verstikkende katholicisme,
de moeizame verhouding tussen man en vrouw.
“Ik denk dat ik het altijd als vanzelfsprekend
ervaren heb om te schrijven over de belangrijke
relaties in mijn leven. Maar in tegenstelling tot
wat veel mensen denken heb ik Het huwelijk (zijn
debuut uit 1987, hij was toen al 35 – red.) niet geschreven vanuit een conflicthuwelijk. Mijn relatie was vanzelfsprekend – dat gaf mij rust om
er afstand van te nemen, een voorwaarde om
erover te kunnen schrijven.”
Hij kijkt naar de foto aan de muur. “Ook van
mijn ouders heb ik gehouden, vooral van mijn
moeder. Maar ik heb de evidente gevoelens altijd
oninteressant gevonden om over te schrijven. Je
moet dat wat je in je diepste, diepste zelf verborgen houdt naar boven brengen. Neem nu Het
huwelijk. Ik wilde me binden, uiteraard, maar er
bestond ook een opstand tegen die binding, een
soort verlangen naar vrijheid. De vraag is hoezeer je je donkere, in de realiteit niet te tolereren kant naar boven laat komen. Ik denk dat de
kracht van Het huwelijk was dat ik die deur wagenwijd heb opengezet.”
Sommigen vinden zijn debuut nog altijd zijn
beste. Hij schudt het hoofd. “Ik hou van al mijn
kinderen en heb ze daarom in 2012 verzameld.
Ik wil niet aanstellerig klinken, maar toen zag ik
dat ik al in 1987 een vormprincipe had waar ik nu
nog altijd achter sta.”
We zijn er: bij zijn favoriete drie kwatrijnen.
Maar. “Omdat ik vaak die vorm gebruik, lijkt het
misschien alsof ik bij het schrijven een doosje
klaarzet en daar dan mijn inhoud in stop. Zo
werkt het niet. Ik kies niet de vorm; de vorm kiest
mij. In een goed gedicht moeten de klanken elkaar mooi opvolgen. Dat luistert heel nauw. Ik
heb een – ik zou bijna durven zeggen – instinct
waardoor ik weet wanneer het juist is.” Zoeken
naar dat ene alternatief voor een vloekend woord
of lelijke klank vraagt veel geduld. “Maar ik heb
een heilig vertrouwen in de taal. De oplossing
komt altijd.” Hij herhaalt het, bijna bezwerend.
“Altijd.”
ALUMNUS EN SCENARIST DAVID VENNIX
“Comedy schrijven
is pure wiskunde”
© KU Leuven | Rob Stevens
Met de programma’s Wat Als? en Safety First werkt productiehuis Shelter
stevig op de lachspieren van tv-kijkend Vlaanderen. De series zijn geliefd
bij het publiek, worden geprezen door de critici en vallen geregeld in de
prijzen. Alumnus David Vennix schreef mee aan dat succesverhaal.
David Vennix
poseert met
de Emmy voor
Wat Als?
“Op café hoor ik
weleens iemand
een sketch
navertellen
die ik zelf heb
verzonnen –
vaak verkeerd.”
Pieter-Jan Borgelioen
A
ls scenarist verzon Vennix tal van
sketches voor Wat Als? en stond hij
mee aan de wieg van de populaire
sitcom Safety First. Niet mis voor iemand die
daarvoor nog nooit een scenario had geschreven. Al had Vennix naar eigen zeggen altijd al
een voorliefde voor goede verhalen. “Dat was al
zo toen ik politieke wetenschappen studeerde”,
zegt hij. “Ik ging amper naar de lessen, maar de
proffen die mijn aandacht trokken, waren altijd
degenen die vlot konden vertellen.”
Toch werd Vennix eerder toevallig scenarist.
“Ik heb heel lang bij Telenet gewerkt”, zegt hij.
“Toen ik dertig werd, stelde ik me de vraag of ik
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Wakker
“Poëzie vraagt een gerust gemoed”, legt hij uit.
“Geconcentreerd wachten.” De drukte van het
Dichterschap des Vaderlands maakt dat niet evident. “Maar ik zou mezelf een grote dwaas vinden mocht ik het niet gedaan hebben. Dit project wil de drie taalgemeenschappen in ons land
op literair en cultureel gebied dichter bij elkaar
brengen en daar kan ik me helemaal in vinden.”
Dat kan niet gezegd worden van de criticasters. Dichter en N-VA-woordvoerder Dirk Van
Bastelaere verweet Ducal dat hij zich door de titel te accepteren tegen Vlaanderen en zijn moedertaal keert. Hij haalt zijn schouders op. “Ik heb
dat ervaren als een aanval – en dan nog een domme – op het project, niet op mijn persoon.”
Deze man maakt keuzes en laat die niet wankelen. Zo legde hij niet alleen een onafgebroken
parcours als dichter af, hij gaf ook 37 jaar Nederlands. “Ik zag geweldig op tegen mijn pensioen,
dat wilde blijven doen. Ik was al een hele tijd bezig met comedy en improvisatietheater, en wist
dat mijn talent daar lag. Via een vriend die hier al
werkte, ben ik bij Shelter terechtgekomen.”
Afvallingskoers
En dat draaide goed uit voor Vennix. Het klikte
meteen met Tim Van Aelst, de oprichter van het
productiehuis. De twee werkten onder meer samen aan Safety First, de komische tv-reeks over
een bewakingsfirma die gerund wordt door vier
amateurs. “Momenteel schrijven we een film gebaseerd op de reeks”, zegt Vennix. “Dat is heel
leuk, maar tegelijkertijd ook zwoegen en zweten.
Mensen denken soms dat we zomaar wat grappen bijeen gooien, maar tijdens het schrijven
gaan we erg wiskundig te werk. De personages
en de structuur zijn heel belangrijk. We moeten
constant puzzelen met de bouwstenen. De mopjes verzinnen we pas helemaal op het einde.”
Het maken van Wat Als? beschrijft Vennix dan
weer als een afvallingskoers. “We vertrekken van
meer dan duizend ideeën voor sketches”, zegt hij.
“De helft daarvan wordt uitgeschreven en passeert langs een leescommissie. Nog eens de helft
want ik wilde blijven lesgeven. Ik was ook bang
voor het zwarte gat, maar dat heb ik opvangen.
Als vrijwilliger begeleid ik anderstalige leerlingen op school, ik ben actief in de vzw Recht op
Migratie en speel amateurtoneel.”
Voor de combinatie met het Dichterschap des
Vaderlands spant hij zich graag in. Enthousiast vertelt hij over de fijne reacties van mensen
die zijn Lied van de arbeid in vakbondsbladen
lazen of over de progressieve priester die As in
de mond, over de Israëlische terreur in Gaza, als
inspiratie voor zijn homilie gebruikte. “Dat had
ik nooit kunnen dromen”, lacht hij. “Dit project
brengt poëzie in het maatschappelijke veld en
daar mogen we fier op zijn.” Ook na 2016 legt hij de pen niet neer. “Zo lang
een mens wakker is, analyseer je jezelf en de wereld. Daarvoor heb je een medium nodig en mijn
medium is de poëzie. Dat dat kan blijven doorgaan, vind ik heel mooi.”
wordt verfilmd en getoond aan een testpubliek.
Wat je ziet op tv is maar een minuscuul deel van
onze oorspronkelijke ideeën.”
Hard werken dus, maar een methode die
vruchten afwerpt. Wat Als? vindt vlot de weg
naar de buitenlandse markt en het tweede seizoen van de reeks werd bekroond met een
Emmy Award. Vennix was bij de gelukkigen die
het beeldje mochten ophalen in New York.
“Een fantastische gebeurtenis”, zegt hij. “Al
van bij het vertrek zat de sfeer erin. Toen we de
bemanning vertelden dat we genomineerd waren voor een Emmy mochten we achteraan in het
vliegtuig plaatsnemen en kregen we champagne.
In New York zelf reden we rond in limousines.
Niet om decadent te doen, maar omdat ze voor
een grote groep goedkoper waren dan taxi’s. Eigenlijk hadden we totaal niet verwacht dat we
gingen winnen. Het feestje achteraf was dan ook
extra uitbundig. Wat wil je als je continu gratis
gin-tonics krijgt? (lacht)”
Navertellen
Dat iedereen warm loopt voor de programma’s,
blijkt ook uit de hypes die errond ontstaan.
15
Wie is Charles Ducal?
Schuilnaam voor Frans Dumortier, ° 1952 in Leuven
Gestudeerd
Germaanse filologie (KU Leuven, 1974)
Loopbaan
1976-2013 leraar Nederlands in het Sint-Albertuscollege, Heverlee
1987-nu dichter
2014-2015 eerste Dichter des Vaderlands
Dichtbundels
Het huwelijk (1987); De hertog en ik (1989); Moedertaal (1994);
Naar de aarde (1998); In inkt gewassen (2006, Herman de Coninckprijs);
Toegedekt met een liedje (2009, Karel van de Woestijneprijs);
Alsof ik er haast ben (2012, verzameld werk); De buitendeur (2014)
Privé
Gescheiden en hertrouwd; één zoon. Woont in Kessel-Lo.
Denk bijvoorbeeld aan de populariteit van Safety First-bewaker ‘Smos’. Het personage gespeeld
door Matteo Simoni vergaart aan de lopende
band likes op Facebook en wordt door de fans
inmiddels beter gesmaakt dan het gelijknamige
broodje met kaas en hesp. De oneliners die Smos
opdist zijn meer dan eens van de hand van Vennix, maar zoals wel vaker het geval is bij scenaristen blijft hij op de achtergrond.
“Maar dat stoort mij niet”, zegt hij. “We hebben bewust gekozen voor topacteurs die de personages naar een hoger niveau tillen. Zonder
hen zou de serie niet half zo grappig zijn. Ze
verdienen die aandacht dus wel. Ikzelf geniet er
vooral van als ik mensen hoor lachen met mijn
grappen. Soms gebeurt het dat ik in een café zit
en het gezelschap aan de tafel ernaast een oneliner of sketch hoor navertellen die ik zelf heb verzonnen. Vaak vertellen ze die dan verkeerd. Dan
moet ik me inhouden om tussenbeide te komen:
‘Maar nee, dat gaat toch zó niet!’ (lacht)”
Door Google toe te laten
tijdens examens kun je als
professor of leerkracht
zien of een student in staat
is kritisch om te gaan met
die stroom aan informatie.
Als het van Harvard-professor Eric Mazur
afhangt, hoeven studenten niet langer
alles van buiten te leren en mogen ze
tijdens hun examen surfen naar Google.
Onderwijs­deskundige Ides Nicaise
juicht het voorstel toe.
(Het Nieuwsblad, 08.12.2014)
PERSONALIA
EMERITUS
EVANGELIE
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Een prille emeritus blikt
terug op wat voorbij is en
trekt lessen uit een loopbaan.
“Verlies het brede
plaatje niet uit het oog”
De band met de psychologische praktijk is volgens professor
Jozef Corveleyn de rode draad in zijn loopbaan. Het had
evengoed onderzoek, onderwijs, beleidswerk of maatschappelijke inzet kunnen zijn. “Dat klopt, maar dat andere werk
is net beter kunnen worden door die praktijk.” Ludo Meyvis
H
ij studeerde eerst filosofie, met
Samuel IJsseling, Antoon Vergote en Alphonse De Waelhens als
meest inspirerende proffen. “Toeval of niet, maar
zij gaven de meest ‘praktische’ vakken, richting
psychoanalyse of filosofische antropologie. Dat
opende voor mij de weg om er psychologie bij
te doen, en dat is sindsdien wie ik ben: ik voel
me psycholoog. Ik wilde iets tastbaars doen, met
mensen werken. Dat kwam goed uit, want juist
in die periode, midden jaren 70, kon je in de tot
dan toe strikt medisch-psychiatrische sector ook
als klinisch psycholoog zinvol terecht. Ik werkte
graag in interdisciplinaire teams: de psycholoog
met oog voor gedrag en beleving, de arts die het
somatische aspect bestreek, de sociaal werker die
de sociale inbedding van de patiënt in het oog
hield en de verpleegkundigen die de leefomgeving behartigden. Daardoor kon je méér doen
dan patiënten alleen maar ‘opbergen’. Ze konden
re-integreren, meestal niet echt genezen, maar
als mens opnieuw eigenwaarde beleven.”
“Ik werkte halftijds in Lovenjoel en daarna in de nieuwe psychiatrische spoeddienst in
Sint-Rafaël. De andere halftime werkte ik aan
mijn doctoraat bij Vergote, over religieuze waan,
mensen met een rechtstreekse lijn naar God,
meestal een soort grootheidswaan. Doctoreren
ging toen heel anders dan nu. Je kreeg de tijd om
je in te werken in je onderwerp, en er werd niet
verondersteld dat je meteen internationaal publiceerde – want dat kon je niet, was de idee. Nu
is het meer projectgebonden, en ook riskanter:
hoeveel doctores kunnen nog doorstromen naar
het academisch kader?”
“In mijn onderzoek heb ik me altijd geroepen
gevoeld tot een menswetenschappelijke inbedding van de psychologie, ook door mijn psychoanalytische training. Een aanzienlijk deel van de
psychologie heeft een positief-wetenschappelijke strekking. Dat heeft zijn grote verdienste,
maar je mag je niet blindstaren op de geïdealiseerde en geabstraheerde resultaten uit het labo
of vragenlijsten. Toen ik in 2001 decaan werd, tot
2007, heb ik me ingespannen om beide armen
van de balans in evenwicht te houden.”
In de marge
“Mijn bestuursjaren waren boeiend, maar veeleisend. Het was de periode van de overgang van
een eerder ambachtelijke, soms gezapige manier
van besturen naar doorgedreven professionalisering onder impuls van André Oosterlinck en
gegidst door Koen Debackere. Daarnaast kwamen we in een veel concurrentiëlere internationale omgeving, met meer aandacht voor meet-
© KU Leuven | Rob Stevens
16
Jozef Corveleyn
bare performantie. Die omslag voelde je ook
als decaan. In het begin was dat misschien een
halftijdse baan, maar dat zou nu zeker niet meer
kunnen. Je zou kunnen overwegen om beroepsbestuurders aan te trekken, maar dan niet als
eindverantwoordelijke. Onze universiteit blijft
toch beter een wetenschappelijk instituut, geleid
door ervaringsdeskundigen van onderzoek en
onderwijs: de proffen.”
“Een ander luik van mijn loopbaan heeft te
maken met de studie van armoede, ook over de
generaties heen. Niet zo vreemd voor een psycholoog: wie in transgenerationele armoede
verzeilt, krijgt altijd ook te maken met psychologische problemen. Ik heb er onderzoek rond
gedaan en begeleid, maar privé probeer ik ook
‘op straat’ wat aan de problematiek te doen. Zo
heb ik in Peru een aantal projecten lopen. Als
emeritus krijg ik misschien wat meer tijd om verder te zoeken naar manieren om wetenschappelijke inzichten ter beschikking te stellen van de
psychosociale noden van de vele mensen die gedwongen ‘in de marge’ leven.”
Dromen van Bildung
“Ik blijf dit academiejaar ook nog ombudsman
voor het personeel van de KU Leuven. Jaarlijks
betekent dat ongeveer 70 dossiers, over pestgedrag, scheefgegroeide werksituaties, gezagsverhoudingen waar iets niet mee in de haak is …
Het zijn heel menselijke en dus heel gevoelige
zaken, waarin ik via bemiddeling en dialoog probeer iets terug op het goede spoor te krijgen. Het
is werk achter de coulissen, zoals dat hoort voor
zo’n functie.”
“Als jongeling droomde ik van de universiteit
als een gemeenschap van mensen die veel weten
en daardoor met elkaar overeen komen. Dat was
Wijze
raad
“Hou de focus op je topspecialisatie in het onderzoek, maar
verlies het bredere plaatje niet
uit het oog: de andere wetenschappelijke disciplines, de
culturele en sociale context.”
“Maak van je studenten geen
vakidioten of kennisklanten.”
“Geef aan je onderwijs de
breedhoeklens van cultuur en
maatschappijkritische reflectie.
Laat je studenten de actuele én
oudere wereldliteratuur lezen.”
natuurlijk een naïeve droom: rationele kennis
leidt niet tot eensgezindheid. Maar de universiteit moet wel een plaats van Bildung zijn, algemene vorming en zo universeel mogelijke kennis en
interesse. Dat mag door de klemtoon op productie en performantie niet aangetast mag worden.
Maar dat is moeilijk …”.
“En nu? De psychologische kant van het armoedeprobleem blijft me intrigeren, ook in de
ontwikkelingssamenwerking. Met mijn echtgenote heb ik me al heel wat jaren ingezet voor
pleegkinderen, en dat blijven we doen. Ik hoop
ook dat ik opnieuw wat breder kan gaan lezen:
wereldliteratuur, geschiedenis, filosofie.”
IN BEELD
Lijf en rede
© KU Leuven | Rob Stevens
Danser en gewezen Faculty STAR Sander
Vloebergs gebruikt zijn lenige lichaam
om een verhaal te illustreren. Hij was
op 3 december één van de performers
tijdens I love your body. Dienst Cultuur
KU Leuven, museum M en drie studenten culturele studies sloegen de handen
in elkaar voor die M-useumnacht in het
teken van het Vesaliusjaar. Voor de gelegenheid waren de Vesalius- en Schinwaldtentoonstelling tot middernacht
te bezoeken. Daarnaast waren er doorlopend concerten, workshops ‘glow-inthe-dark painting’ en modeltekenen, en
konden bezoekers plaatsnemen onder
één van de vertelkabardoesjkes.
www.vesaliusleuven.be
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
DE
RAAD
17
De Amerikaanse obesitasepidemie heeft definitief voet aan wal gezet
in West-Europa. Eén Belg op twee is te dik, zo blijkt uit de recentste
Gezondheidsenquête. Nog alarmerender: inmiddels heeft ook één kind
op vijf overgewicht. Meteen stellen beleidsmakers de vraag of het geen
Een actueel vraagstuk
belicht vanuit 3 expertises
Obesitaks
tijd is voor een vettaks of een suikertaks. Maar zo’n tax shift van gezond
naar ongezond: spijst dat alleen de schatkist, of scheelt dat ook echt kilo’s
op de weegschaal?
TEKST: Wouter Verbeylen
ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
Erik Schokkaert
Economist
Wat baat het zolang je
frisdrank op school verkoopt?
“Als ik zelf minister was, zou ik
zo’n vettaks zeker niet van vandaag op morgen invoeren. Je
kan maar beter goed onderzoeken wat de effecten zijn alvorens
je belast. Vandaag weten we dat
echt nog niet voor België. Welke producten gaan we belasten? Als we vet belasten, zal het
verbruik dan niet gewoon verschuiven, van vet naar suiker?
Wat is het inkomenseffect: zal
zo’n maatregel de lagere inkomens niet veel zwaarder treffen
dan hogere? Zo’n taks kan ook
maar deel uitmaken van een
breder pakket aan maatregelen,
enkel de prijzen aanpassen lijkt
me niet voldoende.”
“Ik ben niet tégen sturende
belastingen, al vinden sommigen die betuttelend, en niet de
Theo Niewold
Expert voeding en gezondheid
taak van de overheid. Roken is
een goed voorbeeld. De overheid legt accijnzen op om de
levensstijl te beïnvloeden. Natuurlijk is dat voor een stukje
paternalistisch, maar verder
behoeft het weinig discussie dat
de overheid hier een rol moet
spelen: roken is niet alleen voor
de roker zelf, maar ook voor de
omgeving ongezond.”
Sociale mechanismen
zijn sterker
“Maar bij tabak tonen hoge accijnzen ook meteen hun beperkingen: wie verslaafd is, blijft
vaak gewoon roken, duur of
niet duur. De afgelopen decennia zijn steeds meer vrouwen
gaan roken, ondanks de steeds
hogere taksen (de Gezondheids-
Omer Van den Bergh
Gezondheidspsycholoog
Symboolpolitiek. Je kan
je ook obees eten aan appels
‘Gezonde smaak’
kan je aanleren
“Het labelen van bepaalde
voedingsmiddelen als ‘goed’ of
‘slecht’ is wetenschappelijk gezien onzin. Vet is op zich niet
slecht, suiker is niet slecht. In
de wetenschap telt alleen ‘hoeveelheid’. Je kan je ook uitstekend obees eten aan appels, als
je je niet inhoudt. In een land
als India zijn veel vegetariërs
te dik. En daar draait het toch
om: dat we te dik worden, of
dat nu van suiker, vet, of iets
anders is?”
“Als je dan een bepaald soort
voedsel extra gaat belasten,
geef je het verkeerde signaal.
Ik vind vet op zich heerlijk,
daar zitten de meeste smaakstoffen in. Waarom zou ik daar
meer voor betalen als mijn
buurman zich volstouwt met
suikers? De enige ‘eerlijke’ manier van belasten zou zijn: wie
te zwaar is, extra belasten, een
soort BMI-taks – dat is in de
VS trouwens ooit een serieus
voorstel geweest.”
“Zo’n vettaks werkt vooral bij
dat kleine deel van de bevolking dat ‘geldgevoelig’ is, en
dan nog alleen als je het voedsel fors duurder maakt: 30 procent of meer. Dat verbaast me
eerlijk gezegd niet. Want wat
antwoorden mensen als je hen
vraagt waarom ze eten wat ze
eten? Met stip op één: ‘Omdat
ik het graag lust’; en op twee,
drie en vier: ‘Omdat het gezond is, goedkoop en gemakkelijk’. En wat we graag lusten,
dat is biologisch gezien vooral
zoet en vet voedsel. Vroeger
was dat geen enkel probleem,
maar tegenwoordig leven we in
een land van melk en honing,
met spotgoedkoop voedsel op
elke straathoek, en een motor
onder je kont voor elke verplaatsing. Onze maatschappij
is ‘obesogeen’ georganiseerd.”
“Toch valt er wat aan te
doen: onze smaakvoorkeur is
dan wel aangeboren, maar niet
onveranderbaar. Het grootste
Stilzitten
is het echte probleem
“Nee, zo’n taks gaat voorbij aan
het echte probleem: we eten teveel voor onze sedentaire levensstijl. Mijn voorouders aten
spek met stroop als ontbijt, en
dat was geen enkel probleem,
want daarna stonden ze de hele
dag sloten te graven. Ik herinner me nog heel goed toen mijn
vader de overstap maakte van
de dienstfiets naar de dienstwagen: hij schoot van 80 kilo naar
110 kilo, want verder veranderde er niets aan zijn levensstijl:
hij bleef dooreten zoals vroeger. Als we dus iets moeten
doen, dan is het niet het eten
in de supermarkt meer belasten, maar de parking van die
supermarkt op 500 meter van
de ingang leggen.”
“In de VS is men ook obees
geworden op het moment dat
de hele openbare ruimte voor
de wagen werd ingericht. Plots
was het niet meer mogelijk
om de kinderen naar school te
laten fietsen. Die totale inactiviteit is nefast, je krijgt al massale obesitas bij de jeugd. Dat is
ook hier aan het gebeuren: het
verkeer is te gevaarlijk, je zet je
kind overal met de auto af, zelfs
bij de sportclub. Maar ingrijpen in de openbare ruimte, dat
kost enorm veel geld, en dat ligt
politiek veel moeilijker – ook al
zou het effectiever zijn.”
“Een vettaks als deel van een
groter plan? Nee, sorry: dat
zou nog altijd symboolpolitiek zijn. Dan leg je nog altijd
de schuld ergens anders dan
waar het echt om draait. Dat
verschilt in niets van dieetgoeroes die zeggen dat aardappels
slecht zijn en havermout goed.
Mensen zijn gewoontedieren,
en een gewoonte verander je
niet met een vettaks. Dat valt
in de categorie ‘te makkelijke oplossingen’.”
deel van ons eetgedrag is aangeleerd en vastgelegd door gewoontevorming. Veel volwassenen hebben geleerd om bitter
en pikant heerlijk te vinden. En
daar zit volgens mij een grote
fout: we doen tegenwoordig
bijzonder weinig met dat aanleren, we beschouwen wat we
lekker vinden te veel als ‘gegeven’. Meer zelfs, de dingen die
we toch al graag lusten en waar
we beter minder zouden van
eten, maken we nog lekkerder.”
Wortels als snoepjes
‘verkopen’
“Je moet van jongs af smaakvoorkeuren voor gezonde dingen aanleren en promoveren
tot gezonde gedragsgewoontes. Goede gewoontes hebben
de neiging te blijven bestaan.
Slechte ook trouwens: de invloed van kennis over calorieën en voedingsstoffen op
het gedrag wordt schromelijk
overschat. Die steak au poivre
enquête 2013 wees uit dat er
voor het eerst meer jonge vrouwen roken dan jonge mannen –
red.). De emancipatie kan hier
een belangrijke rol gespeeld
hebben. En zo zullen er altijd
sociale mechanismen zijn die
sterker zijn dan een eenvoudige
prijsverhoging.”
“Zoals gezegd: het geheel
moet vooral kloppen. De effecten van een kilometerheffing
op het milieu lijken me stukken evidenter dan die van een
geïsoleerde vettaks op de obesitasproblematiek. Zolang we,
ik noem maar wat, nog toelaten om frisdrankautomaten in
middelbare scholen te plaatsen,
lijken ideetjes als een vettaks
of een frisdranktaks me niet
echt prioritair.”
smaakt nog altijd even lekker,
ook al ken je het aantal calorieën. Dus is het niet onzinnig om
kinderen wortels te ‘verkopen’
door ze in snoeppapiertjes aan
te bieden, of voorkeur voor
witloof aan te leren door eerst
suiker toe te voegen en vervolgens te verminderen.”
“Trouwens, als we dan toch
bewust voor ‘gezond’ kiezen,
doen we dat vaak heel irrationeel. Op een pakje ‘cholesterolvrij’ zien staan is al voldoende
om het in het winkelmandje te
leggen, ook al zitten er massa’s
calorieën in. We zijn luie informatieverwerkers. En bedrijven
spelen daarop in door de grens
tussen medicatie en voeding
steeds troebeler te maken. Je
eet geen yoghurt, maar je eet
‘actieve bifidus’, en je drinkyoghurtje ziet eruit als een shotje
medicijnen: dat is allemaal
geen toeval.”
“Om maar te zeggen: ons
koop- en eetgedrag is héél
complexe materie. Wil je mensen richting gezond en gevarieerd sturen, dan heb je een
coherent programma nodig:
educatie, adverteren, aanbod,
enzovoort. Alleen met een vettaks los je zoiets niet op.”
18
STUDENTEN
de
DROOMJOB CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Student ontmoet alumnus
voor reality check.
TRISTAN EN DE PROFESSOR
“Het is
een hobby”
“Vroeger dwong een professor automatisch
respect af. Tegenwoordig moet je je blijven bewijzen. Dat is natuurlijk minder comfortabel”,
zegt professor Paul De Grauwe. Comfortabel of
niet, bachelorstudent Tristan (20) hoopt ooit
professor Vandevelde te worden. Ine Van Houdenhove
Concurrentie
De tijd dat een prof automatisch werd opgevolgd
door zijn, veelal enige, assistent, heeft Paul De
Grauwe niet meer meegemaakt. “Toen werd je
Student Tristan
kijkt al even of
de outfit van
een professor
hem wel staat.
“Ik heb zelf niet
eens een toga”,
zegt professor
Paul De Grauwe.
prof als je maar lang genoeg wachtte (lacht).”
Maar toen hijzelf als jonge en niet van ambitie
gespeende onderzoeker ging vragen of hij geen
docent kon worden, kreeg hij te horen dat hij
twee jaar te vroeg was. “Daarvoor moest je dertig
zijn. Zes jaar later werd ik dan weer automatisch
hoogleraar. Vandaag telt wat je gepresteerd – gepubliceerd – hebt, leeftijd en anciënniteit spelen
geen rol meer.”
Student Tristan Vandevelde
Ik wil op mijn beurt
studenten kunnen
bezielen, een dialoog met
hen aangaan, die weer
kan leiden tot nieuwe
inzichten.
De kans dat je ooit prof wordt aan de universiteit
waar je hebt gestudeerd, is ook zeer klein geworden, zegt hij: “Dat voorkomt wetenschappelijke
inteelt. Je moet eigenlijk bereid zijn eender waar
te beginnen. In de Angelsaksische landen zijn
nog veel mogelijkheden, maar ook bijvoorbeeld
aan Franstalige universiteiten in ons land. Doctoreren gebeurt tegenwoordig sowieso meestal
in het buitenland, omdat voor een aanstelling als
prof vaak internationale onderzoekservaring gevraagd wordt. Je stelt je het best niet enkel kandidaat bij de topuniversiteiten, maar ook bij de instellingen die daar net onder zitten. Zo vergroot
je je kansen.”
© KU Leuven | Rob Stevens
T
ristan Vandevelde zit in de derde bachelor economische wetenschappen.
En in de tweede bachelor wiskunde:
“Wiskunde doe ik als zelfstudie. Het boeit me
en het lijkt me een nuttige aanvulling bij zuivere
economie.” Al sinds de allereerste les aan de universiteit droomt hij ervan zelf ooit professor te
worden: “Ik wil steeds meer te weten komen over
mijn vakgebied, en dan op mijn beurt studenten
kunnen bezielen, een dialoog met hen aangaan,
die weer kan leiden tot nieuwe inzichten.”
Tot nog toe discussieert Tristan vooral met
medestudenten: “Ik zorg voor de nodige lectuur
vooraf – economie, wiskunde, filosofie ... – en
die bespreken we dan. Daar tijd voor maken,
of voor het schrijven van een opiniestuk, vind
ik heel belangrijk. De voorbije twee jaar was
ik niet zozeer op jacht naar goede punten,
maar wel op zoek naar welk domein me nu
eigenlijk het meest interesseert.” Dat blijkt
mechanism design te zijn: “Het subdomein van
micro-economie en speltheorie dat bestudeert
hoe je oplossingen kunt implementeren voor
problemen waar tegengestelde belangen bij
komen kijken. De technische onderbouwing dus
van normatieve economie.”
Het was tijdens de lessen economie op school
dat Tristans belangstelling werd gewekt: “Ik begon in mijn vrije tijd te lezen, onder meer artikels en boeken van Johan Van Overtveldt en
Paul De Grauwe.” Daarnaast deed hij mee aan
welsprekendheidstornooien: “Ik kan er wel van
genieten om iets naar voren te brengen.” Nu volgt
hij het traject ‘onderzoeksvoorbereiding’. Volgend jaar wil hij naar Louvain-la-Neuve voor de
master: “Daar zit een professor die een autoriteit
is op het vlak van mechanism design. En daarna
zou ik willen doctoreren.”
Maar eerst gaan we naar het kantoor op de
tweede verdieping van de Faculteit ETEW, waar
professor Paul De Grauwe (68) nog één dag per
week te vinden is. De overige tijd is hij professor
aan de London School of Economics.
Zelf doctoreerde De Grauwe aan het prestigieuze Johns Hopkins, om nadien, na een stagejaar
bij het IMF, onmiddelijk een vaste aanstelling te
krijgen in Leuven. “Nu gaat dat heel anders. Eerst
ben je een paar jaar postdoc, en daarna volg je
een tenure track, waarin je moet bewijzen wat je
in je mars hebt. De concurrentie om een benoeming te krijgen is groter, en dus ook de druk om
te presteren. Dat is natuurlijk enkel leuk als je de
beste bent ...”
Het liefst is hij zelf bezig met wetenschappelijk onderzoek: “Dingen ontdekken en proberen
uit te diepen met studenten.” Maar bij het grote
publiek is hij vooral bekend van zijn vele optredens als expert in de media, zijn tientallen boeken en zijn columns in De Morgen en de Financial Times. Geen ivoren toren voor De Grauwe:
“Ik vind het heel belangrijk om naar buiten te
treden. Academici focussen vaak te zeer op onderzoek, omdat – helaas – vooral dát gehonoreerd wordt bij het uitbouwen van een carrière.”
Discriminatie
Moet je de slimste van de klas zijn om prof te
worden? “Je moet vooral creatief zijn, nieuwe
dingen kunnen zien. Maar een sterk analytisch
vermogen helpt natuurlijk. In andere domeinen,
zoals geneeskunde, moet een prof ook een goede
manager zijn, fondsen kunnen binnenhalen en
een team aansturen. Maar hier speelt dat minder. Al moet je toch ook je doctorandi kunnen
enthousiasmeren, en opbeuren als dat nodig is.”
Drie jaar geleden ging professor De Grauwe
met emeritaat, al was dat niet van harte. “In Londen heb ik een contract van onbepaalde duur
gekregen, daar gaat men ervan uit dat iemand
dwingen te stoppen vanwege zijn leeftijd dis-
criminatie is. Hier in Leuven geef ik als emeritus-met-opdracht nog een half vak in het tweede
semester. Net genoeg om mijn bureau te houden (lacht). Ik blijf het allebei doen zolang ik het
leuk vind.”
Nog steeds een droomjob dus? “Zeker, al is
er natuurlijk de beruchte administratieve overlast. Vroeger was de academische vrijheid van
een prof absoluut, niemand moest daar zijn neus
Professor Paul De Grauwe
Ik heb nog nooit een
dag tegen mijn zin
gewerkt. Voor mij
is maandagochtend
even prettig als
zondagnamiddag.
komen insteken. Nu krijg ik in Londen de vraag
mijn objectieven vast te leggen voor de komende vijf jaar. Performantie moet worden gemeten,
met alle bureaucratisering vandien. Dat is minder leuk, het kost tijd, maar het hoort erbij. Ik
heb in ieder geval nog nooit een dag tegen mijn
zin gewerkt. Voor mij is maandagochtend even
prettig als zondagnamiddag. Een job als deze is
een hobby.”
Wat is jouw droomjob?
Laat het ons weten via [email protected]
PERSONALIA
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
Welke boeken vinden we op het
nachtkastje, in de boekenkast en op
het bureau van onze professoren en
onderzoekers?
© KU Leuven | Rob Stevens
BOEK:DELEN
19
“Schrijven is
je nek uitsteken”
T
egenwoordig ben ik vooral een va­
kantielezer”, zegt vicerector Katlijn
Malfliet. “Mijn werk brengt veel
avondactiviteiten met zich mee. Boeiende din­
gen, maar je houdt geen tijd over om veel te le­
zen. Jammer, want dat doe ik dolgraag.”
In haar kinderjaren nam haar vader haar
vaak mee naar de bibliotheek van Wezem­
beek-Oppem. “Daar liep meneer Vaguené rond,
zo’n typische bibliothecaris van enkele genera­
ties geleden, een gepensioneerde onderwijzer
in stofjas, belezen tot en met. Hij leerde me de
Vlaamse literatuur kennen. Dat mag je niet on­
derschatten, in die tijd en op die plaats, in de ver­
franste gordel rond Brussel. Ik heb Felix Tim­
mermans onthouden, met De zeer schone uren
van Juffrouw Symforosa, begijntjen. Het blijft iets
hebben, hoe Symforosa niet ongevoelig is voor
de charmes van de hovenier, maar uiteindelijk
toch kiest voor een hogere roeping.”
Hoe bent u in uw vakgebied beland?
“Ik ben eerder toevallig in aanraking gekomen
met Oost-Europese politiek en recht. In het laat­
ste jaar rechten gaf professor Robert Vandeputte
een keuzevak waarvoor we het burgerlijk recht
van een bepaald land moesten bestuderen. Ik
koos de Sovjet-Unie. In Leuven vond ik weinig
materiaal, maar in Leiden leerde ik vakgenoten
kennen – en het werk van Harold Berman, een
Amerikaanse jurist die het Sovjet-recht heel
goed kende. Zijn boeken hebben mijn hele loop­
baan vormgegeven. Justice in the U.S.S.R. dateert
al van 1963, maar blijft een aanrader voor wie
de geest van het Russische recht wil leren ken­
nen. Berman schetst hoe het recht past in het
marxisme, dat hij uitlegt als een surrogaat voor
een religieus kader.”
in Memoriam
De universitaire gemeenschap
neemt afscheid van:
Professor Louis Baeck
Emeritus Gewoon Hoogleraar
aan de Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen
Ere-Gedelegeerd Bestuurder
van de Universitaire Stichting
(03.06.1928 – 29.11.2014)
Maarten De Vogelaere
Student Master in de Industriële
Ingenieurswetenschappen aan de
KU Leuven – Technologiecampus
Gent
(10.03.1991 – 25.11.2014)
Povilas Paulius Norkunas
Student Master of European Studies:
Transnational and Global Perspectives
aan de Groep Humane Wetenschappen
(28.04.1991 – 13.11.2014)
Leest u ook rond uw
bevoegdheidsdomeinen?
“Zoveel mogelijk, al zijn het wel gebieden waar­
over enorm veel literatuur bestaat. Alleen al
over de genderproblematiek vind je bibliothe­
ken vol. Ik heb er nogal wat over verzameld. Ik
denk natuurlijk aan Simone de Beauvoir, met
Le Deuxième Sexe, dat een bijbel blijft. In ons
taalgebied was Anja Meulenbelt met haar au­
tobiografische boek De schaamte voorbij grens­
verleggend. En Marilyn French heeft met Een
vrouwelijke geschiedenis van de wereld uitvoerig
geïllustreerd hoe vrouwen ontbreken in het ge­
schiedenisbeeld, en hoe dat de vrouwen beroofd
heeft van hun heden. Wel even doorzetten: het is
meer dan 1300 bladzijden dik. We zouden meer
van dat soort feministische geletterdheid moe­
ten hebben. Misschien bereiken we dan het punt
waarop feminisme niet langer een strijdpunt is,
maar een evidentie. Daarom vind ik het ook zo
goed dat er nu een feministische studentengroep
is opgericht.”
Verzamelt u ook boeken uit andere
domeinen?
“Misschien is het wat eigenaardig, maar ik ver­
zamel zoveel mogelijk over bijen … Ik ben noch­
tans geen imker, maar ik vind bijen ook vanuit
de sociale wetenschappen geweldig dankbaar.
Ze zijn schitterend georganiseerd. Eigenlijk leeft
een bij in functie van het overleven van de groep.
Als decaan heb ik de bijenkorf dan ook vaak
gebruikt als metafoor voor de Faculteit Sociale
Wetenschappen. En nu is de bij gelanceerd als
icoontje voor ons nieuwe duurzaamheidsbeleid.
Er bestaat heel wat literatuur over. Vorig jaar nog
was Carol Ann Duffy in Leuven, een Schotse
dichteres, die onder andere The Bees publiceerde.”
Katlijn Malfliet
Wat leest u momenteel?
“Ik heb net Stoner uit, van John Williams. Voor
iemand met de universiteit als leefwereld is dat
een prachtboek. Het drukt je met de neus op de
feiten en wijst je op dingen uit het academische
leven die toch niet zo vanzelfsprekend zijn. Een
voorbeeldje, dat je misschien niet luidop mag
zeggen: we zéggen wel vaak dat we ‘excellent’
zijn, maar zijn we dat ook?”
“Nu lees ik het Het brilletje van Tsjechov van
Michel Krielaars. Dat gaat over alle plaatsen
waar Anton Tsjechov ooit geweest is – en ikzelf
in veel gevallen ook. Je herkent er zo de Russi­
sche grootheid in, maar evengoed ook de kwa­
len. Je leest over het platteland, waar het er vaak
nog middeleeuws aan toe gaat.”
“De grote Russen, zoals Dostojevski en Go­
gol, zou ik graag opnieuw lezen, maar daar is
het nu wat te druk voor. Ik heb een grote boon
voor Dode zielen van Nikolaj Gogol, over een
ambtenaar die overleden lijfeigenen opkoopt
bij landeigenaren die er nog belastingen voor
moeten betalen. Het doet denken aan een tech­
niek die in Rusland nog altijd bestaat als ver­
kiezingsfraude: overleden burgers als stem­
gerechtigden opnemen …”
Hebt u zelf ook schrijfplannen?
5
Boeken
Tips
1
De zeer schone uren van
Juffrouw Symforosa,
begijntjen
Felix Timmermans
2
3
4
5
Justice in the U.S.S.R.
Harold Berman
Le Deuxième Sexe
Simone de Beauvoir
The Bees
Carol Ann Duffy
Dode zielen
Nikolaj Gogol
“Schrijven is je nek uitsteken, en daar hou ik van.
Maar het is ook een kwestie van tijd. Wie weet.
Misschien ooit zelfs een roman? Of iets in de lijn
van Nog vechten voor vrede? Dat boek, over de rol
van de vredesbeweging, schreef ik in 1997, toen
ik aan het hoofd stond van Pax Christi. De pers
deed het af als ‘naïef pacifisme’. Wel, misschien
heeft de wereld daar net nood aan …”
Ludo Meyvis
Benoemd of
onderscheiden
• Koen Abts (Centrum voor Sociologisch On­
derzoek) ontving de Frans Van Cauwelaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie
van België voor Wetenschappen en Kunsten
(KVAB), voor zijn doctoraatsonderzoek naar
de relatie tussen maatschappelijk onbehagen en
etnopopulisme.
• Het boek Zingend brons. 500 jaar beiaardmuziek in de Lage Landen en de Nieuwe Wereld
(2010) van universiteitsbeiaardier Luc Rombouts is bekroond met de Provinciale Prijs
voor Geschiedenis en Volkskunde ter waarde
van 2.500 euro.
• Professor Johan Suykens (Departement
Elektrotechniek) is benoemd tot Fellow van
het Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE), een erkenning voor zijn bijdrage
tot de ontwikkeling van least squares support
vector machines.
• Professor Helder De Schutter (HIW) ontvangt
de Brian Barry Prize 2014 for Political Science
van de British Academy voor zijn essay Mandatory Citizenship for Immigrants.
Cultuurgeschiedenis vanaf 1750) ontving de
Pieter Van Foreest aanmoedigingsprijs. Die
wordt tweejaarlijks uitgereikt aan jong talent
in het domein van de medische humaniora.
• Vicerector Katlijn Malfliet ontving de Grote
Prijs Miet Smet van de Leuvense afdeling van
Vrouw & Maatschappij, voor haar inspannin­
gen om gelijke kansen te bevorderen binnen en
buiten de universiteit.
• Sam Alloing (LIBIS), Demmy Verbeke (Lette­
ren), en de Dienst Digitalisering van de Uni­
versiteitsbibliotheek ontvingen de SUCCEED
Award van het Support Action Centre of Competence in Digitisation.
• Tot de meest geciteerde wetenschappers we­
reldwijd (2002-2012) behoren volgens de web­
site highlycited.com van Thomson Reuters pro­
fessoren Jan Delcour, Bart De Moor, Robert
Fagard, Wolfgang Glänzel, Bernd Nilius, Ronald Rousseau, Paul Rutgeerts, Jan Staessen,
Gert Van Assche, Eric Van Cutsem, Frans Van
de Werf en Séverine Vermeire.
• Professor Jan Delcour (Centrum voor Levens­
middelen- en Microbiële Technologie) heeft de
Zweedse Bertebos-prijs ter waarde van 300.000
kronen ontvangen voor zijn onderzoek naar
voedingsadditieven, die tal van toepassingen
hebben in de cereal-based food industry.
• Joris Vandendriessche (Onderzoeksgroep
20
CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014
IN BEELD
Interimkracht
© KU Leuven | Rob Stevens
Voor een nieuwe documentairereeks over
De werkende mens, volgend jaar op Canvas,
nodigde programmamaker Lode Desmet
onderzoekers uit om met hun robots een
bezoekje te brengen aan Alma 2. Service­
robot PR2 toonde hoe hij mensen kan
helpen om objecten te dragen, in dit geval
een dienblad met eten. Dat kan hij dank­
zij de aansturing die de Robotics Research
Group van het Departement Werktuigkun­
de ontwikkelde. PR2 maakt geen voorge­
programmeerde bewegingen, maar krijgt
een aantal beperkingen opgelegd. De ro­
bot “voelt” in zijn armen in welke richting
de mens wil bewegen. Daarnaast vermijdt
hij obstakels en kijkt hij steeds naar het
plateau. Als de mens het dienblad loslaat,
houdt de robot het voor hem vast. PR2 kan
ouderen bijstaan in het huishouden of ar­
beiders helpen om zware lasten te dragen.
OP DE LETTER
Do They
Know It’s
Christmas?
Ten vierden male laat Bob Geldof de meezingervoor-het-goede-doel Do They Know It’s Christmas?
op de wereld los. Al sinds 1984 struikelt men over
de tekst van het lied: clichématig, etnocentrisch,
wereldvreemd. TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Joris Snaet
E
n ja, ook nu is het raak. ‘BREAKING
NEWS: Africans know it is Christmas. Really, they do’, reageerde Peter
Bouckaert van Human Rights Watch fijntjes via
Twitter. Om maar meteen de bal terug te kaatsen: weten wij, geseculariseerde westerlingen,
zelf nog wel wat Kerstmis is?
“Kerstmis is hier inderdaad een pak minder
‘christelijk’ dan vroeger. Het gaat nu over vrede
op aarde, over verbondenheid”, zegt godsdienstsocioloog Dick Houtman. “Soms klinkt er dan
kritiek, dat het ‘problematisch’ is dat die ‘echte’,
christelijke betekenis verloren gaat. Maar of dat
nu echt erg is? Ongewoon is het niet, feesten die
loskomen van hun levensbeschouwelijke traditie. Kijk naar Sinterklaas: er wordt gediscussieerd over Zwarte Piet, maar niemand moppert
erover dat er aan het hele feest niets christelijks
meer is. Het levenbeschouwelijke is helemaal
weggeretoucheerd.”
Zalig Suikerfeest
Sommigen vinden het maar niks, zo’n geur-,
kleur- en smaakloos Kerstmis. Nochtans heeft
zo’n make-over ook evidente voordelen, zegt
Dick Houtman. “In de VS vieren ze in november Thanksgiving. Dat is nooit echt religieus geweest, en dat verklaart meteen het succes ervan:
het is de enige feestdag die werkelijk iedere Amerikaan meeviert. Kerstmis heeft dat minder: het
heeft er een meer expliciet christelijke identiteit,
en iemand zomaar ‘Merry Christmas’ wensen is
er problematisch in bepaalde middens. Ik denk
niet dat er bij ons veel mensen nog aanstoot aan
nemen als je ze ‘Fijne kerstdagen’ toewenst.”
Vaak is zo’n evolutie onvermijdelijk, zegt
Houtman. “Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat het islamitische Suikerfeest ook die weg
opgaat. Dat wordt op steeds meer Nederlandse
scholen gevierd. Specifiek islamitische aspecten
worden wat naar de achtergrond gedrukt, zodat
het ‘leuk’ wordt voor alle kinderen.”
Wat is het eindpunt? Eén grote plurastische
‘wereldspiritualiteit’? “Dat geloof ik niet, het
gaat altijd twee kanten op. Als de grenzen van
tradities poreuzer worden, zijn er altijd mensen die de hakken in het zand zetten – zie de
zwartepietendiscussie in Nederland: ‘Zwarte
piet is van ons’. Wil je je verbinden met de rest,
of je er juist tegen afzetten, daar draait het al-
tijd om. Kijk naar de fundamentalistische islam:
die vindt haar oorsprong niet in vroeger tijden,
zoals men soms denkt: het is juist een modern
verschijnsel, een reactie op het oprukken van de
westerse moderniteit.”
Geen sjamanen meer
Kerst en Sinterklaas verloren hier veel van hun
pluimen. Maar vergis je niet: de wereld wordt er
niet minder religieus op. “In de rest van de wereld floreert religie. Die secularisering is een exclusief westers verschijnsel. Sociologen hebben
zich daar stevig aan mispakt. Tot de jaren 1980
dacht men: de samenleving wordt moderner en
rationeler, en premoderne zaken zoals traditie
en religie gaan op de schop. ‘We hebben geen
sjamanen meer nodig om een ziek kind te genezen, geef een aspirientje en alles komt goed. De
rest van de wereld zal ons daarin volgen.’ Dat getuigde van een diep etnocentrisme, de waanidee
dat wij in het westen de voorlopers waren van
de beschaving.”
Nu weten we beter. Zelfs in het westen moeten
we met twee woorden spreken. “Ook hier blijft
religie belangrijk”, zegt Houtman. “Mensen heb-
ben hooguit afstand genomen van het institutionele. De kerken zijn leeggelopen, maar ook
vandaag noemen velen zich misschien minder
religieus, maar wel nog spiritueel. Het hangt er
maar van af hoe breed je de zaken wil definiëren.
Verschilt een fenomeen als mindfulness bijvoorbeeld echt zo hard van religie?”
Is een terugkeer naar religie in enge zin nog
mogelijk? Kan een charismatische figuur zoals
de paus, zoniet Kerstmis redden, dan toch de
kerken weer voller doen lopen? “Je kan dat niet
uitsluiten. We leven in de 21ste eeuw, ook in religie draait het in toenemende mate om media,
om marketing, om verleiding. De dalai lama
heeft het boeddhisme hier quasi op zijn eentje
populair gemaakt met zijn vrolijke en optimistische uitstraling. Paus Franciscus lijkt een vergelijkbare aantrekkingskracht te hebben. Maar
hij zal moeten kiezen: hoe graag wil ik dat de
Kerk weer groeit, en hoe hard houd ik vast aan
eigenheid en traditie? Want blijf je jezelf, dan
blijf je klein.”