Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands

Transcription

Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands
“Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands”
Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur
Leerstoelgroep Gender Studies
Faculteit der Geesteswetenschappen/Letteren
Universiteit Utrecht
auteurs
Prof. dr. Gloria Wekker
Dr. Cecilia Åsberg
Drs. Iris van der Tuin
Drs. Nathalie Frederiks
Colofon
Dit onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door de Wetenschapswinkel Letteren en de
Leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht.
Omslagontwerp en art-direction: Tadberg Design BNO, Laren NH
Digitaal printen en afwerken: Drukkerij Image Team, Eemnes
Inhoud
Dankwoord
1
Inleiding
3
1 Doel- en Vraagstelling
6
2 Leeswijzer
9
Hoofdstuk 1
Geadopteerden van kleur? Begrippen en Achtergronden
11
Inleiding
1 Definities van etniciteit en etnische identiteit
15
2 Begripsbepaling en terminologie rond transnationale en interetnische adoptie
2.1 De “stille” migratie
18
21
3 Het Nederlandse wetenschappelijk debat over interlandelijke adoptie, in het bijzonder
ten aanzien van de etnische identiteiten van transnationaal geadopteerden
3.1 Overzicht van relevant onderzoek over adoptie
3.2 Opvattingen over de etnische identiteit van geadopteerden
24
25
26
4 Beknopt overzicht van Nederlandse organisaties van en voor geadopteerden van kleur
30
5 Aanbevelingen
33
Hoofdstuk 2
‘Je wordt er steeds aan herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf
kent.’ Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur
35
1 Inleiding
35
2 Verantwoording
2.1 Doelstelling interviews
2.2 Inhoud en samenstelling interviewvragen
2.3 Profiel van geïnterviewden
2.3.1 Achtergrond en samenstelling adoptiegezin
2.3.2. Motieven van adoptieouders voor keuze voor adoptie
2.3.3 Keuze voor een bepaald land van herkomst van adoptiekind
2.4 Keuzen van respondenten ten aanzien van het zoeken naar en contact met
hun biologische familie
36
37
37
37
38
38
38
39
3 Het onderhandelen van een “third space” identiteit
3.1 Donkere huid, witte familie: de rol van etnische herkomst in het adoptiegezin
40
41
3.1.1 Bespreekbaarheid van de betekenis van geadopteerd zijn in het adoptiegezin
3.1.2 Diversiteit bespreekbaar gemaakt als “cultureel anderszijn” in Nederlandse
adoptiegezinnen
3.2 Subject positionering: ervaringen met als Anders gezien worden door de omgeving
3.2.1 Vragen over afkomst: wijzen van positionering van geadopteerde subjecten
door vertogen van ‘ras’ en seksualiteit
3.3 Geadopteerde subjecten: het verenigen van tegenstrijdige termen
3.3.1 Vaardigheden en strategieёn ontwikkeld door geadopteerden van kleur
3.3.2 Eigen terminologieёn over etniciteit, kleur en nationaliteit als strategieёn
van macht of onmacht
43
45
47
48
52
54
55
4 Conclusies
57
5 Aanbevelingen
58
Hoofdstuk 3
Duale verbondenheid, imaginaire gemeenschappen: collectieve
identiteitsformatie on line onder volwassen geadopteerden van kleur
59
1 Inleiding: Culturele identiteiten van Nederlandse geadopteerden van kleur on line
59
2 Zes landelijke websites in kaart gebracht
2.1 Arierang
2.2 Chicolad
2.3 Inesh
2.4 Kiran
2.5 Peruacha
2.6 Shapla
61
63
64
65
66
67
68
3 De politiek en praktijk van naamgeving
3.1 Imaginaire gemeenschappen, verbondenheid en identiteit
3.2. “Een brug tussen vroeger en nu”
69
70
71
4 Conclusie: nieuwe verbanden, nieuwe verwantschappen
73
5 Aanbevelingen
75
Samenvatting
76
Bijlagen
79
Bijlage A Vragenlijst interviews
Bijlage B Samenstelling adoptiegezin van respondenten
79
81
Bibliografie
82
De auteurs
92
Dankwoord
De auteurs bedanken de volgende personen en organisaties voor hun bijdrage aan de totstandkoming van het rapport. De Wetenschapswinkel Letteren van de Universiteit Utrecht
maakte het bijzondere, interdisciplinaire soort onderzoek waarvan dit rapport een voorbeeld is
mogelijk. Door de toekenning van een subsidie voor Niet-Routinematig Onderzoek (NRO) eind
2005, is ons onderzoek naar Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur in april 2006 van
start gegaan. Wij danken mw. drs. Joleen Schipper, coördinator van de Wetenschapswinkel
Letteren en tevens lid van de begeleidingscommissie, voor haar enthousiasme en steun tijdens het
onderzoeksproject.
Onze speciale dank gaat uit naar de geadopteerde studenten in het college Gender, Etniciteit en
Cultuurkritiek: Inleiding Vrouwenstudies. Hun persoonlijke verhalen gaven ons oorspronkelijk het
idee voor dit onderzoek en tijdens het onderzoek bleven zij ons inspireren. Daarnaast een woord
van dank aan de studenten die deelnamen in het college Historiography of Feminist Ideas, die
gemotiveerd raakten om over hun adoptiegeschiedenissen te reflecteren en te schrijven. Deze
positieve wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek, individuele levensverhalen en vraagstukken
van transnationale adoptie, laat zien dat het onderwerp van identiteitsformaties van
geadopteerden van kleur een duidelijke maatschappelijke relevantie heeft die ons heeft
gestimuleerd tijdens de totstandkoming van het rapport.
In het bijzonder bedanken wij de tien (jong)volwassen geadopteerden die in het kader van het
onderzoek zijn geïnterviewd zeer hartelijk voor hun enthousiaste respons op de interviewoproep
en voor hun inzet, enthousiasme en betrokkenheid bij de vaak intense interviews die regelmatig
meer dan twee uur duurden. Bovenal bedanken wij hen voor de indrukwekkende openheid
waarmee zij de vaak persoonlijke vragen hebben beantwoord over de rol die hun meervoudige
etnische identiteit speelt in hun levens en families. Ook bedanken wij de geadopteerden die
reageerden op de oproep maar die door de beperkte omvang van het onderzoek niet konden
worden geïnterviewd.
De opdrachtgever van het onderzoek, Stichting Adoptievoorzieningen te Utrecht maakte het
mogelijk nieuwe onderzoeksperspectieven ten aanzien van adoptie en de meervoudige
identiteiten van geadopteerden te exploreren. Dit verkennende onderzoek vanuit een
interdisciplinair, feministisch perspectief heeft mede ten doel een bijdrage te leveren aan de
verbreding van onderzoeksperspectieven.
Prof. dr. Rosemarie Buikema, directeur en leerstoelhouder van de leerstoelgroep Gender Studies,
Universiteit Utrecht, ondersteunde het onderzoeksvoorstel vanaf het prille begin. In dit
onderzoek zijn wij in belangrijke mate geïnspireerd door het werk van dr. Lee-Sam Dol/ Tobias
Hübinette, een Zweeds onderzoeker op het terrein van Koreaanse Studies, schrijver en politiek
activist, die zich in zijn onderzoek richt op vraagstukken van transnationale adoptie en migratie
en in het bijzonder op transnationale adoptieve Koreaanse identiteiten. Zijn interdisciplinaire,
kritische perspectief ten aanzien van internationale adoptie maakt, net als dit rapport, gebruik van
feministische, Postkoloniale en Culturele Studies. Zijn onderzoek heeft op radicale wijze visies
ten aanzien van adoptieonderzoek in Zweden veranderd. Tevens bedanken wij dr. Cecilia
Lindgren, die werkzaam is bij de vakgroep Child Studies van het Tema Institute, Linköping
University te Zweden, voor haar steun bij het onderzoek.
De leden van de begeleidingscommissie van het onderzoek willen wij danken voor hun
waardevolle commentaar en advies, dat zij ieder vanuit hun verschillende disciplines hebben
gegeven: mw. drs. Joleen Schipper; dhr. dr. Joost Dankers, coördinator Contractonderzoek bij het
1
Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit
Utrecht; mw. dr. Hester Storsbergen is als adoptieonderzoeker, gezondsheidspsycholoog en
orthopedagoog verbonden aan de capaciteitsgroep Kinder- en Jeugdstudies van de Opleiding
Pedagogiek, Universiteit Utrecht; mw. Mea Coppens is werkzaam als maatschappelijk werkster bij
Stade Fiom Utrecht en is sinds vele jaren betrokken bij de problematiek van afstand en adoptie
en de postadoptieve hulpverlening aan (jong)volwassen geadopteerden. Van de Stichting
Adoptievoorzieningen waren de volgende personen betrokken bij de begeleidingscommissie: dhr.
Hein Paul Siebinga, (voormalig) teamleider voorbereidingen, mw. Madelon Misasa, medewerkster
afdeling communicatie en mw. Liliane Waanders, hoofdredacteur van het Adoptietijdschrift. Mw.
drs. Maayke Botman, promovenda Gender Studies, Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en
Cultuur, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht zijn wij dank verschuldigd
voor het kritisch proeflezen van een eerdere versie van het rapport.
Wij willen de verenigingen voor buitenlands geadopteerden Arierang, Peruacha, Chicolad, Shapla, en
Inesh buitengewoon bedanken voor hun toestemming voor het gebruiken van materiaal van hun
websites. Onze speciale dank gaat uit naar de volgende personen: Milan Vis en Milou van Uden,
Arierang; John Jairo Ayala Hoekema, Chicolad; Jurrijn Tack, Peruacha; Noëlle de Dreu, Inez
Tuerlings en Farida van Toledo, Shapla; Nimal van Oort, Inesh.
Verder bedanken wij de volgende personen voor hun advies: Hoogleraar Adoptie mw. prof. Dr.
Femmie Juffer, Universiteit Leiden en mw. dr. Anneke Vinke, coördinator van het
Adoptiedriehoek Onderzoeks Centrum (ADOC), Universiteit Leiden; Marja van Starrenburg,
maatschappelijk werkster Vereniging Wereldkinderen. Tenslotte dank aan Hilbrand Westra,
United Adoptees International Nederland, (UAI NL); Erika Blikman van Stichting &tree en
David ter Avest voor het delen van hun persoonlijke en professionele inzichten in de
problematiek van identiteit en etniciteit van geadopteerden van kleur.
2
Inleiding
In televisieprogramma’s zoals Spoorloos (KRO) en Vermist (TROS) en het radioprogramma Adres
Onbekend (KRO) wordt al jarenlang en met aanzienlijke populariteit aandacht besteed aan de
zoekacties van geadopteerden naar hun biologische familie en naar informatie over hun
adoptiegeschiedenis. In deze programma’s spelen geadopteerden een dubbele rol – zij zijn zowel
toeschouwer als subject. Met andere woorden: terwijl de populariteit van de programma’s bij de
gemiddelde kijker vooral voortkomt uit hun amusements- en emotionele waarde heeft de
zoekactie van de Indonesische geadopteerde die op zoek gaat naar haar biologische familie in
Spoorloos voor andere Indonesische en (buitenlands) geadopteerden een andere lading. Voor deze
kijkers biedt een geslaagde zoekactie hoop en herkenning.1
In 2006 is in Nederland een breed inhoudelijk debat over adoptie opgelaaid. De aanleiding
hiervoor is meervoudig. Er is wereldwijd veel media aandacht geweest voor de controversiële
adoptie door de popster Madonna van het Malawische jongetje David Banda en de adopties van
filmsterrenkoppel Angelina Jolie en Brad Pitt. Er worden in het debat over Madonna en Jolie
kritische vragen gesteld over het adoptiekind als mogelijk ‘modeaccessoire’ van sterren die door
hun financiële middelen en status een kind kunnen ‘kopen’, schijnbaar zonder zich te hoeven
houden aan regels die gelden voor interlandelijke adoptie in betreffende landen van herkomst.
Dit heeft er onder andere toe geleid dat politici zoals de voormalige minister van
Ontwikkelingssamenwerking van Ardenne zich tegen de adoptie door Madonna heeft
uitgesproken. Het fenomeen van transnationale of interlandelijke adoptie is dus in het kader van
globalisering geagendeerd.
Het debat ontstond ook omwille van een meer formele reden. In 2006 bestond de Nederlandse
adoptiewet uit 1956 50 jaar. Deze wet regelt dat het geadopteerde kind juridisch volledig het kind
van zijn of haar adoptieouders wordt: de familierechtelijke banden tussen het kind en de
biologische ouders worden geheel verbroken (Hoksbergen 1991). De ‘verjaardag’ van de
adoptiewet is in het najaar van 2006 en begin 2007 de aanzet geweest voor een debat over het
huidige bestaansrecht van interlandelijke adoptie in relatie tot de verschillende belangen en
perspectieven van partijen die betrokken zijn bij adoptie.2 In dit debat over adoptie staat het
vermeende universele belang van het kind binnen interlandelijke adoptie, zoals dit is
geformuleerd in het Haags Verdrag uit 1993, centraal. Dit verdrag is opgesteld ter bescherming
van de rechten van het buitenlandse adoptiekind en geldt als wettelijke richtlijn voor de
samenwerkende landen die betrokken zijn bij interlandelijke adoptie, die dit verdrag ondertekend
hebben. Volgens dit Verdrag biedt interlandelijke adoptie een kind dat niet binnen zijn eigen
familie, cultuur en land kan opgroeien een kans om op te groeien in een adoptiegezin.
Jonge en (jong)volwassen geadopteerden kunnen zich ook wenden tot tijdschriften zoals Adoptietijdschrift (Bohn
Stafleu Van Loghum) en het blad Wereldkinderen van de Vereniging Wereldkinderen. Deze tijdschriften besteden
aandacht aan de identiteiten van jonge en jongvolwassen geadopteerden in speciale rubrieken waarin geadopteerden
geportretteerd worden. Tevens geven andere media, zoals websites van verenigingen voor en door buitenlands
geadopteerden en meer algemene websites over adoptie, zoals de portal adoptietrefpunt
(http//www.adoptietrefpunt.nl) geadopteerden de mogelijkheid zich gerepresenteerd te zien (zie hoofdstuk drie van
dit rapport). Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden geeft twee magazines uit: Uri Shinmun
en Uri Cosmo voor haar leden.
2 Er zijn verschillende organisaties die zich bezig houden met de diverse praktijk en problematiek van adoptie.
Organisaties als Stichting Ambulante Fiom en de Riagg instellingen bieden groepsgerichte en individuele
hulpverlening aan (jong)volwassen geadopteerden zoals gespreksgroepen. Ook biedt de Fiom in samenwerking met
de International Social Service (ISS) begeleiding bij zoekacties van buitenlands geadopteerden naar hun biologische
ouders en informatie over hun herkomst. De landelijke Stichting Adoptievoorzieningen biedt middels de afdeling
WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg, informatie en advies aan adoptiekinderen, volwassen geadopteerden en
adoptiegezinnen. Ook vergunninghouders, de organisaties die bemiddelen bij interlandelijke adoptie zoals de
Vereniging Wereldkinderen, bieden nazorg aan jong volwassen geadopteerden door hulpverlening bij zoekvragen en
het aanbod van rootsreizen naar het land van herkomst. Zie hoofdstuk 1 voor een beknopt overzicht van organisaties
waar geadopteerden terecht kunnen met identiteitsvragen.
1
3
Wiens of welk belang is gediend met de historische praktijk van interlandelijke adoptie, is
besproken in verschillende Nederlandse kwaliteitskranten en opiniërende televisieprogramma’s en
tijdschriften. In dit debat werden enkele volwassen buitenlands geadopteerden opgevoerd als
ervaringsdeskundigen die vanuit hun persoonlijke ervaring een nieuw perspectief bieden op
geadopteerd zijn. Zo heeft Eén Vandaag (Tros, AVRO, NOS) aandacht geschonken aan de visies
en ervaringen van volwassen geadopteerden met een item over de oprichting van UAI NL
oftewel United Adoptees International Nederland middels een interview met Hilbrand Westra.3
De UAI is een nieuwe belangengroep voor en door geadopteerden in Nederland die zich niet
richt op één bepaald land van herkomst. Momenteel wordt adoptie breed bediscussieerd, ook
omdat het kabinet Balkenende IV zich heeft uitgesproken over (binnenlandse) adoptie als
alternatief voor abortus. De Stichting Ambulante Fiom sprak zich uit tegen dit kabinetsstandpunt
– hulp aan ongewenst zwangere (jonge) vrouwen en moeders zou een betere oplossing zijn4.
Een novum in het hedendaagse debat over interlandelijke adoptie is dat geadopteerden
participeren. Naast de UAI kan het initiatief van de Koreaans geadopteerde Kim Verhaaf
genoemd worden. In februari 2006 heeft Verhaaf een brief aan voormalig minister van Justitie
Donner geschreven als protest tegen het voorstel voor een wetswijziging in de Wet ter Opneming
Buitenlandse Kinderen ter Adoptie (WOBKA). Dit voorstel behelste het verhogen of laten
vervallen van leeftijdsgrenzen van aspirant adoptieouders in het geval van interlandelijke adoptie.
Verhaaf pleit voor de inspraak van geadopteerden als ervaringsdeskundigen in de beleidsvorming
ten aanzien van interlandelijke adoptie die nu volgens haar eenzijdig gedomineerd wordt door de
lobby van adoptieouders. Donner heeft in een memorie van toelichting (juli 2006) laten weten
minimale leeftijdsgrenzen te zullen hanteren voor aspirant adoptieouders.5 Ook is Verhaaf op
internet een petitie gestart om handtekeningen voor haar actie te verzamelen. Zij heeft inmiddels
189 handtekeningen van medestanders opgehaald.6
In de Forum reeks ‘Adoptie ja/nee?’ van de Volkskrant (december 2006 - februari 2007)
verschenen bijdragen van vertegenwoordigers van adoptieorganisaties en wetenschappelijk
onderzoekers naar adoptie (waaronder van de auteurs van het onderhavige onderzoek).7
Daarnaast verwoordden twee bijdragen van volwassen geadopteerden ieder een ander perspectief
op de identiteit die geadopteerden van kleur bezitten. De auteur Stephan Sanders beargumenteert
dat geadopteerden zelf keuzes maken over wie zij willen zijn (de Volkskrant 29-01-07, p. 7). Dat
geadopteerden van kleur opgroeien in een wit gezin is geen obstakel bij het ontwikkelen van een
eigen besef over hun etnische identiteit. Sanders maakt een vergelijking tussen de formatie van
een gekleurde etnische identiteit van geadopteerden in een wit gezin en de ontwikkeling van
Zie ook een interview in de Leeuwarder Courant, (3-02-07, p. 9).
In het regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV wordt voorgesteld dat adoptie als alternatief kan dienen voor
vrouwen die abortus overwegen. In diverse kwaliteitskranten is door organisaties zoals de Fiom en de Vereniging van
het Ongeboren Kind, VBOK, maar ook door vrouwen die zelf afstand hebben moeten doen van hun kind in het
verleden, afwijzend gereageerd op dit voorstel. Het voorstel wordt enerzijds beschouwd als bevoogdend jegens
vrouwen omdat het hen het recht zou ontnemen zelf hierin keuzen te maken. Anderzijds wordt betoogd dat het
afstaan van een kind ter adoptie geen werkelijk alternatief is voor abortus, omdat afstand doen een traumatisch en
levenslang proces is voor vrouwen. Dit punt wordt onderstreept door interviews met vrouwen in de Volkskrant (103-07, p. 1) en Trouw (5-03-07, p. 2-3) die vertellen over de ingrijpende betekenis die het afstand doen van hun kind
heeft op hun leven en de grote problemen die zij ervaren met het verwerken van dit verlies.
5 De memorie van toelichting van juli 2006 van het Ministerie van Justitie heeft betrekking op de WOBKA. Deze
memorie is te lezen op de website van de adoptievereniging de Rode Draad, een belangenvereniging voor aspirantadoptieouders die kinderen adopteren uit China en Taiwan
(http//www.rodedraad.com/downloads/5427882_mvt.pdf, laatst geactiveerd 6-04-2007).
6 Zie http://www.petiononline.com/arierang/petiton.html (laatst geactiveerd 14-03-07).
7 Met ons artikel ‘Mentaliteit witte adoptieouders moet veranderen’ in de Forum serie ‘Adoptie Ja/ Nee?’ wilden wij
het perspectief van interetnisch geadopteerden van kleur aan het gevoerde debat toevoegen (de Volkskrant 8-01-07, p.
7). Dat perspectief ontbrak op dat moment aan de discussie die vooral ging over het morele bestaanrecht van
interlandelijke adoptie. De ervaringen van geadopteerden met betrekking tot een gekleurde etnische positionering
laten het belang zien van aandacht voor de meervoudige identiteit van deze groep en voor de multietnische gezinnen
die door interetnische adoptie gevormd worden.
3
4
4
homoseksuele kinderen die opgroeien bij heteroseksuele ouders. Deze zouden ook geen ‘hulp’
ontvangen van hun ouders. Volwassenheid geeft volgens Sanders geadopteerden de vrijheid om
hun eigen keuzes te maken.8 De Koreaans geadopteerde journaliste Anouk Eigenraam vertelt in
haar bijdrage over de discriminerende vragen en opmerkingen die zij regelmatig krijgt te horen
over haar uiterlijk die haar ermee confronteren niet-Nederlands te zijn in de ogen van anderen (
de Volkskrant 9-02-07, p. 11). Dit staat in tegenstelling tot haar eigen gevoel: “Ik voel me zo
Hollands als maar kan.” Zij benoemt deze opmerkingen als ‘irritant’ en geeft ook weer dat
Nederland niet wil erkennen dat het een veelkleurige samenleving is geworden. Zij koppelt haar
ervaringen nadrukkelijk niet aan een problematische visie op adoptie; ze beschouwt haar adoptie
als “verrijking” en als deel van haar identiteit. Beide bijdragen vertellen over de individuele
keuzen die deze volwassen geadopteerden hebben gemaakt en de strategieën die ze hebben
ontwikkeld ten aanzien van het exploreren van een etnische identiteit (Sanders) en ervaringen met
discriminatie (Eigenraam). Echter het geloof in de individuele keuze, hoe strijdbaar of
overtuigend ook, toont hoe geadopteerden zelf moeten leren omgaan met sociale betekenissen
van een gekleurde etniciteit in relatie tot een witte norm. Deze sterk individuele vertogen tonen
de afwezigheid van een gemeenschappelijk vertoog over hun ervaringen en vragen. In plaats van
dat elke geadopteerde voor zichzelf een manier vindt om om te kunnen gaan met ervaringen die
samenhangen met identiteitsvragen ten aanzien van adoptie en etniciteit, lijkt het ons
maatschappelijk meer productief om deze in kaart te brengen en uit te wisselen. Op deze manier
kan er zichtbaarheid worden gegeven aan de rol die de etnische afkomst van geadopteerden
speelt in de ontwikkeling van hun meervoudige interetnische identiteit.
De laatste tijd nemen geadopteerden op een minder individuele manier deel aan de
betekenisvorming rond adoptie, vanuit een perspectief dat wij duaal of meervoudig zullen
noemen. Deze manier is gericht op het delen van ervaringen. Geadopteerden geven niet alleen
binnen de kaders van de genoemde debatten vorm aan hun ervaringen en ideeën. De afgelopen
jaren zijn er verschillende culturele producties van interlandelijk geadopteerden verschenen die
bijdragen aan een nieuw perspectief op interetnische adoptie en de identiteitsformatie van
geadopteerden. We geven een aantal voorbeelden:
•
•
•
In de muzikale theatervoorstelling “Black in Bakkum” (mei 2007) van de spoken word
performer en zangeres Jeannine Valeriano i.s.m. Orkater, verbindt zij verhalen over
haar jeugd als geadopteerd zwart meisje dat opgroeit bij een NederlandsIndonesische familie in het Noord-Hollandse dorp Bakkum, met de zoektocht die zij
als puber onderneemt naar haar roots in Curaçao.
Het NRC Handelsblad publiceerde van februari tot eind april 2007 een wekelijkse
column van de geadopteerde Kyung-Soon van Gelder: “een jonge geadopteerde
vrouw schrijft over haar ervaringen met Nederlandse mannen.” In deze columns
werd op een provocatieve wijze bericht over de explosieve relatie tussen etniciteit en
gender.
De Koreaans geadopteerde filmmaker In-Soo Radstake heeft de documentaire film
Made in Korea: Een enkeltje Seoul-Amsterdam? (Fu Works, 2006) gemaakt over zijn
adoptiegeschiedenis en zijn zoektocht naar de groep Koraanse adoptiekinderen die in
1980 samen met hem in Nederland aankwamen. Deze film is vertoond op het
In verschillende publicaties heeft Stephan Sanders autobiografische elementen verwerkt uit zijn
adoptiegeschiedenis: Liefde is voor vrouwen (2002); Ai Jamaica (1991) en Buitenwacht (1995). Het kritisch onderzoeken
van noties van een meervoudige etnische, (homo)seksuele en familiale identiteit vanuit het perspectief van afgestaan
en geadopteerd zijn, is een terugkerend thema in zijn werk. De visie die Sanders in zijn literaire werk uiteenzet over
de individuele worsteling die geadopteerden kunnen doormaken, lijkt in tegenspraak met de boodschap die spreekt
uit het Volkskrant artikel “Paternalisme, dat is het adoptiedrama” waarin hij de specifieke betekenis van een
adoptieve identiteit minimaliseert (29-01-06, p. 7).
8
5
•
•
•
•
•
Internationaal Filmfestival Rotterdam in 2007 en is geselecteerd voor vertoning door
verschillende buitenlandse filmfestivals;
In 2006 is een bundel met autobiografische verhalen van Nederlandse binnen- en
buitenlandse geadopteerden verschenen onder redactie van René Hoksbergen:
Vertraagde Start: Geadopteerden aan het woord (Uitgeverij Aspekt);
In november 2005 heeft kunstenaarscollectief Stichting &tree in Amsterdam de
meerdaagse kunstmanifestatie ‘Remi’ georganiseerd over internationale adoptie en de
culturele identiteiten van geadopteerden. Deze kunstmanifestatie was een initiatief
van de Koreaans geadopteerde beeldend kunstenaar Erika Blikman;
Het boek Eindelijk leef ik echt! Een verhaal over innerlijke pijn, boulimia, adoptie, zelfacceptatie
en overwinning van de Koreaans geadopteerde auteur Joey Yoon (Uitgeverij Aspekt,
2004);
De Koreaans geadopteerde Eun-mi Postma heeft met Leo Knikman in 2002 de NPS
radiodocumentaire Omma en Mama gemaakt over haar adoptiegeschiedenis en
zoektocht naar haar Koreaanse biologische moeder en familie en haar relatie met
haar Nederlandse adoptiemoeder. De documentaire won de Prix d’Europe voor
beste radiodocumentaire in 2002;
Buitenlands geadopteerden hebben verenigingen opgericht voor geadopteerden die
afkomstig zijn uit Europese en niet-westerse landen van herkomst en manifesteren
zich op collectieve wijze op internet door middel van websites (zie hoofdstuk 3).
De bijdragen van volwassen geadopteerden aan debatten over adoptie en hun interventies via
radio, tv, boeken, internet en kunstuitingen laten zien dat zij een nieuw, eigen perspectief op
adoptie vormgeven en een unieke bijdrage kunnen leveren aan de opinievorming rond adoptie.
Hun uitingen geven blijk van een nieuwe subjectiviteit waarbij dit onderzoek aansluit.
1 Doel- en vraagstelling
Dit rapport is het resultaat van het onderzoeksproject ‘Identiteitsformaties van Geadopteerden
van Kleur’ dat is uitgevoerd in opdracht van de Stichting Adoptievoorzieningen. De Stichting
Adoptievoorzieningen is voortgekomen uit de fusie tussen het Bureau Voorlichting
Interlandelijke Adoptie (VIA) en de Stichting Werkverband Adoptie Nazorg (WAN) in 2002. De
stichting biedt, ten eerste, informatie en voorlichting aan aspirant-adoptieouders, waaronder de
verplichte voorlichtingscursus die aspirant-adoptieouders binnen de procedure van
(interlandelijke) adoptie volgen. Ten tweede wordt opvoedingsondersteuning geboden aan
adoptiegezinnen in de eerste drie jaar na aankomst van hun adoptiekind. Tenslotte wordt
informatie en advies gegeven over de diverse problematiek van adoptie voor geadopteerden,
adoptieouders en professionals, waaronder op het gebied van identiteit en ontwikkeling.
In dit rapport beargumenteren wij dat het vraagstuk van de identiteitsformatie van geadopteerden
van kleur geen zogenaamd minderheidsprobleem is en niet alleen interessant is voor een stichting
als Adoptievoorzieningen. De kwesties die worden opgeworpen in relatie tot adoptie gaan ons
allen aan in Nederland. Interlandelijke adoptie verwijst niet alleen naar de adoptie van één kind
uit een ander land, maar geeft betekenis aan de praktijk van interetnische adoptie: de adoptie van
kinderen met een andere etnische positionering, uit niet-westerse landen, door witte, westerse
adoptieouders. In internationaal onderzoek wordt interlandelijke en interraciale adoptie
aangeduid met de termen transnationaal en transraciaal om de politieke betekenis van de
eenzijdige migratiestroom van adoptiekinderen naar het Westen te benoemen. Wij zullen de term
interetnisch gebruiken voor de praktijk van transraciale adoptie, vanwege de problematische
connotaties van ‘ras’ en ‘raciaal’ die wij willen deconstrueren. Met ‘interetnisch’ verwijzen wij niet
alleen naar de identiteit van geadopteerden, maar ook naar de socialisatie van geadopteerden van
kleur in ‘witte’ adoptiegezinnen. In hoofdstuk 1 zullen wij kwesties rond terminologie met
betrekking tot etniciteit en adoptie verder uiteen zetten.
6
Interetnische adoptie legt het spanningsveld rond individuele identiteit en etnische achtergrond
bloot. Het toont het belang van familierelaties en afstamming in zowel genetische als culturele
zin. Het onderstreept kwesties van ‘ras’/etniciteit in het hart van Nederlandse samenleving, de
familie. Adoptie draagt bij aan de duale, meervoudige of gefragmenteerde identiteiten die in onze
postkoloniale tijden worden gevormd. Het brengt individuen bij elkaar die verschillen in etnische
en nationale achtergrond. De identiteiten die tot stand komen door afstand en adoptie stellen de
meest progressieve conceptualisaties van identiteit ter discussie, waaronder de begrippen die
circuleren binnen Gender Studies.
Vertrekpunt voor dit onderzoek waren de reacties van een groep studenten, jongvolwassen
geadopteerden van kleur, binnen het college ‘Gender, Etniciteit en Cultuurkritiek: Inleiding
Vrouwenstudies’ op het gebruik van bestaande termen en conceptualiseringen van etniciteit.
Deze studenten vertelden dat zij zich niet konden herkennen in de term ‘witheid’ voor het
beschrijven van de dominante etnische positie, noch konden zij zich identificeren met de termen
‘zwart, migrant en vluchteling’ als beschrijving van gemarginaliseerde etnische posities in de
Nederlandse samenleving. De betekenissen die de geadopteerden toekennen aan hun eigen
etnische identiteit bleken niet aan te sluiten bij het gehanteerde begrippenapparaat. Bovendien
bleken de geadopteerden in staat het begrippenapparaat aan de hand van hun eigen ervaringen
van kritische kanttekeningen te voorzien. Dit riep de vraag op hoe geadopteerden van kleur
zichzelf positioneren en benoemen in bestaande vertogen over etniciteit, die overigens altijd
gekoppeld zijn aan gender.9
De reacties van studenten gaven een eerste inzicht in de interetnische ervaringen van
geadopteerden van kleur die zijn opgegroeid in ‘witte’ families. Deze ervaringen geven legitimiteit
aan schijnbaar tegengestelde betekenissen en ervaringen waarin ‘raciale’/etnische scheidslijnen
worden overschreden.10 Geadopteerden van kleur nemen grofweg drie posities in: ze vertellen
zich te identificeren als wit of Nederlands zonder zich verbonden te voelen met hun etnische
herkomst, zich verscheurd te voelen, of ze voelen zich verbonden met zowel hun Nederlandse
identiteit als met hun land van herkomst, omdat zij zich willen identificeren met de verschillende
gemeenschappen, families en geschiedenissen waar zij als geadopteerden deel van uitmaken. Deze
identificaties van geadopteerden van kleur geven stof tot nadenken over diepgewortelde,
essentialistische aannames over identiteit, over vooronderstellingen ten aanzien van fysieke
kenmerken die signaleren dat iemand ‘zichtbaar’ tot een bepaalde etnische achtergrond behoort.
De mogelijkheid van het innemen van een subjectpositie die een meervoudige identificatie van
etniciteit en cultuur voorstaat en die dus anders is dan bestaande, elkaar uitsluitende noties van
witheid en zwartheid geeft inzicht in de realiteiten van het leven tussen de termen zwart en wit. De
strategieën en vaardigheden van geadopteerden van kleur leggen vaak onbespreekbare grenzen
bloot om op eigen termen invulling te geven aan een complexe identiteit. De wijzen waarop de
etnische herkomst van geadopteerden van kleur wordt beschouwd en de waarde die hieraan
wordt toegekend door instituties, adoptieouders, families en de sociale omgeving is van invloed
op de manier waarop geadopteerden zichzelf op hun eigen termen kunnen zien.
We willen hier kort stilstaan bij een belangrijke term die gebruikt wordt in dit rapport: de
complexe en in Nederland ongebruikelijke notie ‘van kleur’ wanneer we over interetnische
geadopteerden spreken. Deze term heeft een eigen politieke geschiedenis en een specifieke
betekenis in dit rapport. De feministische cultureel theoretica Ruth Frankenberg (1993) stelde de
notie ter discussie dat alleen mensen van kleur een etnische positionering hebben. In deze zin gaf
9 Het begrip gender verwijst naar sociale en culturele betekenissystemen die ten grondslag liggen aan machtsrelaties
en verschillen tussen mannen en vrouwen en naar betekenissen die worden toegekend aan mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Betekenissen van gender verhouden zich altijd tot betekenissen van etniciteit doordat deze elkaar,
afhankelijk van de sociaalhistorische context, beïnvloeden. De wetenschap die zich toelegt op de bestudering van
gender heet Vrouwenstudies of Gender Studies.
10
In navolging van Hall gebruiken we ‘ras’ en etniciteit als twee kanten van dezelfde medaille (2000). In hoofdstuk 2
komen we daar uitgebreider op terug.
7
zij gehoor aan de reeds lang noodzakelijke taak van het problematiseren van witheid als etnische
positie. Haar doel was om witheid zichtbaar te maken, een etnische positionering die voorheen
schijnbaar onzichtbaar was voor degenen die de privileges ervan ervaren. Wij willen benadrukken
dat iedereen in de Nederlandse samenleving op - asymmetrische manieren - wordt beïnvloed
door ‘ras’ en racisme.
In dit rapport wordt de notie ‘van kleur’ gebruikt om betekenis te geven aan de donkere
huidskleur/pigmentatie van geadopteerden en wel om twee redenen. Ten eerste om te
onderschrijven hoe pigmentatie ertoe doet als markering van zichtbaar anderszijn van
geadopteerden van kleur in de Nederlandse samenleving. Wij zullen laten zien welke rol kleur
speelt voor geadopteerden in de wisselwerking tussen identiteitsformatie en racisme. De
postkoloniale theoretica Gayatri Spivak benoemt deze specifieke vorm van racisme als
“chromatisme," het maken van onderscheid op basis van het zichtbare verschil in huidskleur
(1986: 235; zie ook Ahmed 1998). Sara Ahmed gaat in op de racistische betekenisgeving van
huidskleur en beschrijft het culturele verschil tussen hip getint, olijfkeurig of “gebrandmerkt ” te
zijn als zwart. De betekenisgeving van die verschillende nuances in huidskleur ligt niet voor eens
en altijd vast, maar ondergaat verandering in de tijd. Wij veronderstellen dat in Nederland de
‘receptie’ van donkerharige, olijfkleurige Zuid Europeanen, zoals Grieken, Italianen en
Spanjaarden, in de loop van de tijd veranderd is en ook naar regio verschilt. Slechts door
empirisch onderzoek kunnen dergelijke veranderingen en verschillen vastgesteld worden. Dat is
niet de bedoeling van dit rapport, maar voor zover bijvoorbeeld Grieks geadopteerden zich al of
niet herkennen in de ervaringen zoals beschreven in de volgende hoofdstukken, draagt dit alleen
maar bij aan een verfijning van ons begrip van de werking van chromatisme in de Nederlandse
samenleving. Geracialiseerde etniciteit is dat wat ‘van kleur’ is, waardoor witheid als universeel,
onzichtbaar en ongemarkeerd blijft gelden waartegen Anders zijn wordt gemarkeerd.
Chromatisme opereert niet in gelijke mate voor alle etnische minderheden. Het is afhankelijk van
de wijze waarop de nationale of regionale context witheid definieert. De mate waarin
bovengenoemde groepen als Anders gezien worden is ook afhankelijk van het totale etnische
landschap en of er Andere Anderen zijn, die zich nog intenser als afwijkend van de witte norm
laten kenschetsen. Dit is de algemene theorie of sociale logica die de geleefde ervaring van
geadopteerden beïnvloedt en waarmee zij moeten omgaan. De tweede reden voor het gebruiken
van de term geadopteerden ‘van kleur’ is dat wij deze term als interventie willen inzetten in het
geïndividualiseerde vertoog rond geadopteerd zijn, waarin elk geadopteerd persoon zelf
strategieën moet bedenken voor het omgaan met kwesties van ‘ras’ en etniciteit zonder te
beschikken over kritische termen of instrumenten om dit te doen. In Nederland is het nog weinig
gebruikelijk om na te denken over ‘ras’/etniciteit als een persoonlijk en maatschappelijk
organisatieprincipe, waardoor geadopteerden van kleur steeds weer ieder voor zich het wiel uit
moeten vinden. Met de inzet van de term ‘van kleur’ hopen wij bij te dragen aan de formatie van
een ‘imaginaire gemeenschap’ van geadopteerden van kleur, die ondanks onderlinge verschillen
met betrekking tot etniciteit, gender, klasse en nationale herkomst, overeenkomsten vertonen in
hun geleefde ervaringen en identiteitsformaties.
Dit onderzoek is uitgevoerd door de leerstoelgroep Gender Studies van de Faculteit der
Geesteswetenschappen/Letteren aan de Universiteit Utrecht. Wij willen een bijdrage leveren aan
bestaande kennisproductie over adoptie en de identiteitsformaties van geadopteerden van kleur,
alsmede aan kennisproductie binnen interdisciplinaire Gender Studies. Wij maken gebruik van
een kwalitatieve set van interpretatieve praktijken die afgeleid zijn van de overlappende terreinen
van feministische theorie, Postkoloniale en Culturele Studies (Franklin, Lury and Stacey 2000). In
dit soort onderzoek nemen kwantitatieve kwesties van representatieve legitimiteit die van belang
zijn in andere wetenschappelijke disciplines een minder belangrijke plaats in. Wij houden ons
bezig met diepgaand kwalitatief onderzoek naar de culturele categorieën die ten grondslag liggen
aan discoursen, representaties en identiteitsformaties. Kenmerkend aan onze benadering van de
8
identiteitsformaties van geadopteerden van kleur is onze focus op dominante en hun eigen
representaties van wie zij zijn en op de discoursen waarvan daarbij gebruik gemaakt wordt.
In meer algemene zin wil dit onderzoek een bijdrage leveren aan onderzoek en theorievorming
over identiteit en aan de wijzen waarop termen zoals etniciteit worden geconceptualiseerd. Er is
relatief veel Nederlands onderzoek verricht naar interlandelijke adoptie en jonge interlandelijke
geadopteerden in vergelijking met het weinige onderzoek naar (interetnische) binnenlandse
adoptie. Volwassen buitenlands geadopteerden zijn nog relatief weinig aan bod gekomen in
Nederlands wetenschappelijk onderzoek. Dit geldt zowel voor volwassen geadopteerden als
onderzoeksgroep, als voor onderzoek naar betekenissen van de etnische afkomst van buitenlands
geadopteerden11. Twee studies waarin identiteitsvorming van volwassen geadopteerden en
etnische afkomst wordt onderzocht zijn die van René Hoksbergen et al. en van Hester
Storsbergen over de identiteitsvorming van jongvolwassen Grieks geadopteerden (Hoksbergen et
al. 1995; Storsbergen 2004).
Onderzoek naar de rol van etniciteit in de individuele en collectieve identiteitsformatie van
geadopteerden van kleur vanuit een feministisch geesteswetenschappelijk perspectief is om
verschillende redenen zinvol. Enerzijds omdat in de gangbare sociologische en psychologische
studies naar de ontwikkelingsproblematiek van buitenlandse adoptiekinderen en jongvolwassen
geadopteerden vaak belangrijke essentialistische noties als ‘ras’ als ongeproblematiseerde
categorieën fungeren en het zogenaamd biologische fundament van deze termen niet ter discussie
wordt gesteld. Anderzijds kan dit geesteswetenschappelijk perspectief een belangrijke bijdrage
leveren aan het conceptualiseren van een kader van waaruit op een nieuwe manier nagedacht kan
worden over de subjectiviteiten die door transnationale en interetnische adoptie worden
gevormd. Bovendien kan deze benadering ruimte bieden voor het stellen van belangrijke, andere
identiteitsvragen die voortkomen uit realiteiten die buiten de disciplinaire grenzen van een meer
traditioneel identiteitsbegrip vallen.
Onderzoek dat de complexe identiteitsvorming van geadopteerden van kleur nadrukkelijk aan de
orde stelt kan ook bijdragen aan het uitbreiden van bestaande feministische intersectionele
theorievorming ten aanzien van gender, etniciteit, en identiteit. Intersectionele theorie gaat er
vanuit dat ervaringen en betekenissen nooit alleen over ‘ras’/etniciteit gaan, maar altijd
tegelijkertijd ook over gender en andere categorieën van maatschappelijke betekenisgeving zoals
klasse, seksualiteit en generatie (Wekker en Lutz 2001). Voor subjecten die zich identificeren als
noch wit noch zwart, of zich dan weer als zwart en dan weer als wit zien is er tot nu toe weinig
wetenschappelijke aandacht geweest.
2 Leeswijzer
Dit rapport “Je hebt een kleur, maar je bent Nederlands.” Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur,
vormt een kritische, interdisciplinaire verkenning van noties en representaties van etniciteit en
identiteit van jongvolwassen geadopteerden van kleur. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe
identificeren volwassen geadopteerden zich in relatie tot vertogen over kleur, ‘ras’/etniciteit en
gender? Hoe zien zij zichzelf? Hoe worden zij en hun andere identiteit beschouwd, in individuele,
maatschappelijke en politieke zin? Dit rapport beantwoordt deze vragen aan de hand van de
volgende deelvragen:
• Wat zijn de verschillende discoursen over etnische identiteit met betrekking tot
geadopteerden van kleur, over etnische en culturele verschillen en interlandelijke adoptie
die circuleren in de Nederlandse samenleving in het algemeen en in het Nederlandse
wetenschappelijke debat over adoptie in het bijzonder? (hoofdstuk 1).
11
Een voorbeeld van Nederlands onderzoek naar volwassen Nederlands geadopteerden is het longitudinaal
onderzoek naar de effecten van zoekacties van volwassen Nederlands geadopteerden door Dymphie van Berkel en
Myriam Kaptein uit 2004.
9
•
•
Hoe veranderen identificaties van geadopteerden van kleur bestaande sociale aannamen
over hun identiteiten en loyaliteiten? En hoe stelt de specifieke positionering van
geadopteerden van kleur vanzelfsprekende aannamen over de aard van verwantschap en
familie in de Nederlandse samenleving ter discussie? (hoofdstuk 2).
Van welke zelf-representaties maken geadopteerden van kleur gebruik en wat zijn de
kenmerken van hun collectieve zelfidentificaties, zoals die op hun eigen websites tot
uitdrukking worden gebracht? (hoofdstuk 3).
10
1. Geadopteerden van kleur? Begrippen en Achtergronden.
Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken we de term ‘geadopteerden van kleur’ en het theoretisch
kader en de inbedding van het onderzoek. Tevens geven we een beknopt overzicht van
de wijzen waarop in het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie met het
concept etnische identiteit is omgegaan.
‘Geadopteerden van kleur’ is een term die wijzelf ontworpen hebben. Nieuwe termen
komen tot stand in wetenschappelijk onderzoek wanneer bestaande terminologie
ontoereikend is en bepaalde fenomenen niet in alle complexiteit weet te vatten. De
situatie waarin buitenlands geadopteerden met een donkere huidskleur zich bevinden is
complex. In dit rapport laten we zien hoe (jong)volwassen geadopteerden van kleur met
ideeën over kleur, ‘ras’ en etniciteit omgaan die leven binnen het adoptiegezin en in de
Nederlandse samenleving (hoofdstuk 2). Ook gaan we in op de wijze waarop zij samen
met andere geadopteerden, vormgeven aan eigen ideeën over hun herkomst en de
migratie naar Nederland ten gevolge van afstand en adoptie (hoofdstuk 3).
Wij gaan er vanuit dat geadopteerden van kleur zich met ideeën over kleur, ‘ras’ en
etniciteit geconfronteerd zien binnen het gezin en in het publieke domein. Deze twee
‘sferen’ bestaan nadrukkelijk niet los van elkaar. Het eigen denken van geadopteerden
over zichzelf in termen van kleur, ‘ras’ en etniciteit wordt beïnvloed door deze ideeën –
ook wel ‘vertogen’ genoemd – en kan hetgeen algemeen geldend is van kritisch
commentaar voorzien.
De op Martinique geboren sociaal filosoof en psychiater Frantz Fanon gaf in zijn boek
Black Skin, White Masks (1952) een beroemd geworden persoonlijk voorbeeld van een
confrontatie tussen een individu met een donkere huidskleur en een racistisch vertoog, in
dit geval geuit door een jongetje. Dit voorbeeld halen wij hieronder aan.
Look, a negro!
Fanon loopt in Parijs op straat en komt een wit kind met zijn moeder tegen. Het witte
kind staart naar de man uit Martinique en wendt zich tot zijn moeder: “Mama, kijk een
neger! Ik ben bang” (Fanon 1967: 112).1 Fanon voelt zich op afschuwelijke wijze ontleed
worden door de witte ogen die naar hem staren en die zijn individualiteit vernietigen. Dit
type racisme, – chromatisme zoals we gezien hebben – reduceert de persoon van kleur tot
niets meer dan zijn/haar huidskleur. Zulke daden, waarin de zwarte persoon wordt
gereduceerd tot de Ander in relatie tot de witte norm, laten zien dat zwarte identiteit in
westerse samenlevingen wordt gecreëerd door witte of zogenaamd ‘kleurloze’ mensen.
Zwarte mensen worden gecast in hun rollen, maar, zo betoogt Fanon, zij zouden hun
witte maskers af dienen te werpen en trots moeten zijn op hun geschiedenis en zichzelf.
De hypothese van dit onderzoek luidt dat de erkenning van zwarte en meervoudige
identiteiten en geschiedenissen waartoe Fanon oproept wel eens van groot belang zou
kunnen zijn voor geadopteerden van kleur die opgroeien in ‘witte’2 families in Nederland,
in een gemeenschap met een witte norm voor Nederlands zijn en in een land dat
gekenmerkt wordt door een niet uit te wissen verleden als koloniale macht. Fanon
theoretiseerde de positie van zwarte subjecten in een door de witte etniciteit
gedomineerde samenleving als een onmogelijke, dubbele positie. De manier waarop hij
Vertaling van auteurs
De termen ‘wit’ en ‘zwart’ verwijzen niet naar werkelijke huidskleuren, maar respectievelijk naar
dominante en gemarginaliseerde etnische positioneringen in de samenleving.
1
2
11
schrijft over zwarte subjecten – ‘black skin, white masks’ – kan de manier waarop
geadopteerden van kleur in de Nederlandse samenleving gepositioneerd zijn
verduidelijken.
In feite geeft Fanon, die een achtergrond heeft als psychiater, een groepsdiagnostiek van
‘raciale’ en etnische identiteit, waarin de hiërarchische tegenstelling of dialektiek tussen
personen met een zwarte en witte huidskleur een beknellende vorm van collectieve
geestelijke ziekte gecreëerd heeft. Zowel witte als zwarte personen zitten gevangen in hun
aparte identiteiten, maar zwarte identiteit wordt gemarkeerd door een innerlijke
gespletenheid. Zo’n ongezonde gespletenheid komt voort uit de vervreemding die de
zwarte man3 ervaart doordat de wijze waarop hij spreekt en zich gedraagt afhankelijk is
van de witte of zwarte mensen die hij tegenover zich vindt. ‘Black skin, white masks’ drukt
de gespletenheid uit die wordt opgedrongen aan zwarte mensen ten gevolge van een
racistisch koloniaal regime. Fanon wilde een oplossing bieden voor deze culturele ziekte
en volgens hem was het theoretiseren ervan de eerste stap in de richting van een einde
aan racisme. Direct verwijzend naar Sigmund Freud die vroeg ‘Wat wil de vrouw?’ stelt
Fanon de vraag: ‘Wat wil een zwarte man?’ Zijn antwoord was: de zwarte man wil wit
zijn. Dit ongezonde verlangen wordt opgedrongen door de witte cultuur, kolonialisme,
slavernij, een exclusieve witte wijze van het vertellen van geschiedenis, waarin witheid de
impliciete standaard is voor zaken als menselijkheid, schoonheid, educatie en
vooruitgang. De keerzijde van deze medaille is dat witte mensen gevoed worden in hun
geloof dat zij superieur zijn, in hun denken dat zij behoren tot de enige traditie van
progressieve civilisatie. Deze opvoeding tot witheid versus zwartheid komt voort uit
dominante versies van de westerse cultuur, vanaf het moment dat wij taal leren als
kinderen of als immigranten. Kenmerkend voor het Nederlandse raciale regime is
bovendien de stelselmatige ontkenning van de betekenis van ‘ras’ (Goldberg 2006).
Fanons analyse kan worden vertaald naar de individuele en collectieve psyche van
geadopteerden van kleur; vanaf het moment dat zij arriveren in Nederland worden zij
onbewust getraind in het verlangen naar de witte norm die hen omringt. Zij nemen witte
maskers aan en een Nederlandse nationale identiteit. Tegelijkertijd worden zij in de
spiegel of door anderen herinnerd aan hun andere huidskleur en andere etnische afkomst.
Fanon zou zeggen dat geadopteerden van kleur trauma’s ontwikkelen door confrontaties
met een neerbuigende witte wereld.4 In dit onderzoek gaan wij er vanuit dat personen,
waaronder geadopteerden van kleur, op impliciete en expliciete wijze commentaar leveren
op deze witte norm. Het theoretisch fundament hiervoor geeft onder andere Patricia Hill
Collins. Waar Fanon een founding father van de culturele studies is, kan van Collins gezegd
worden dat zij één van de founding mothers van de anti-racistische feministische
epistemologie is.
Collins kenschetst de subjectpositie van zwarten in een door de witte norm gekenmerkte
context als die van zogenaamde outsiders within’ (Collins 1991). Zwarte vrouwen in een
door witte mannen (en vrouwen) gedomineerde samenleving kennen twee werelden van
binnenuit, namelijk de zwarte gemeenschap en de witte samenleving. In de samenleving
zijn zij buitenstaanders die op basis van een vaak gemarginaliseerde positie functioneren
en zodoende een speciale kennis verwerven van dominante contexten, die stilzwijgend
voor ‘universeel’ en ‘normaal’ doorgaan. Collins draaide de situatie van onderdrukking of
de structurele machtsongelijkheid tussen zwarte vrouwen en witte mannen/vrouwen om,
3 Fanon, als kind van zijn tijd, gebruikte het mannelijk subject als norm, – een praktijk die nog steeds
veelvuldig voorkomt.
4 Hoewel er – min of meer – consensus bestaat over het feit dat ‘ras’ geen empirische referent heeft, wil dat
niet zeggen dat racisme daarmee verdwenen is (Gilroy 2000). Mensen van kleur hebben daardoor
traumatische ervaringen. Fanon: “Voor iemand wiens enige wapen de rede is, is er niets neurotischer dan
contact met onredelijkheid” (Fanon 1952: 118; vertaling door auteurs).
12
net zoals de filosoof Hegel dat deed met de Meester en de Slaaf. Epistemologe Sandra
Harding systematiseerde dit gedachtegoed in het feministische standpuntdenken
(Harding 1991). Het standpuntdenken benadrukt het belang van de historische en
materiële gesitueerdheid van kennis en kennisproductie om zo zichtbaarheid te geven aan
de specifieke stemmen en kennis van gemarginaliseerde groepen.
Een situatie van onderdrukking wordt in de handen van Hegel, Harding en Collins een
situatie die bijzonder geschikt is voor kennisproductie – een sociaal nadeel houdt een
epistemologisch voordeel in (Harding 2004). Het zijn volgens Collins juist zwarte
vrouwen in ongunstige posities die precies weten hoe de witte samenleving in elkaar steekt
– juist omdat zij er wel én geen deel vanuit maken. Een voorbeeld geven wij hieronder.
Outsiders within
Een voorbeeld dat laat zien op welke wijze zwarte vrouwen over méér kennis dan
gebruikelijk beschikken is dat van de zwarte of moslim schoonmaakster die de
infrastructuur van het gebouw waarin zij werkte van binnenuit kende en tegelijkertijd
deconstrueerde als ingegeven door ongelijke gender- en ‘raciale’/etnische verhoudingen.
‘Infrastructuur’ blijft vaak onzichtbaar – het is het meest vanzelfsprekende onderdeel van
het dagelijks leven (Star 1991). De schoonmaakster echter moest het directietoilet
schoonmaken en vervolgens vele verdiepingen naar beneden afleggen om zelf naar de wc
te gaan. Toen zij inzag dat deze situatie niet natuurlijk of vanzelfsprekend was, maar
ideologisch van aard en ingegeven door structurele machtsongelijkheid, en zij er
vervolgens tegen optrad door wèl van het directietoilet gebruik te maken, werd de
infrastructuur blootgelegd en de vanzelfsprekendheid ervan gedeconstrueerd (Collins
1991: 28). Het zij opgemerkt dat deze kennis pas boven water komt als kennis met de
zelfbenoeming ‘van kleur’ of ‘outsider within’ en door uitwisseling met andere
gemarginaliseerde vrouwen (Harding 2004).
Collins’ term ‘outsiders within’ is een inspiratiebron geweest voor de auteurs van het boek
Outsiders Within: Writing on Transracial Adoption (Trenka, Oparah and Shin, eds. 2006). In
dit boek wordt de theorie van Collins als uitgangspunt genomen voor het articuleren van
het perspectief van zogenaamd ‘transraciaal’ geadopteerden ten aanzien van hun
identiteiten en ervaringen.5 Zij hebben ervoor gekozen zichzelf als transraciaal te
benoemen om de kritische rol die ‘ras’ en raciale identiteit spelen binnen transnationale
en transraciale adoptie te benadrukken. De kennistheoretische inzichten die deze
geadopteerden bieden door hun positionering zowel binnen als buiten het dominante
vertoog, bieden tegenwicht aan het debat over adoptie dat volgens de auteurs in de
Verenigde Staten tot op heden eenzijdig was, want vanuit het perspectief van
adoptieouders óver geadopteerden ging. Het merendeel van de auteurs is zelf transraciaal
geadopteerd en verbindt hun ervaringen of hun betrokkenheid bij transraciale adoptie,
met hun diverse professionele achtergronden en interesses als wetenschapper, activist,
schrijver en kunstenaar.
Ons project sluit aan bij dat van het boek Outsiders Within. Met het ontwerpen en inzetten
van de term ‘geadopteerden van kleur’ hanteren wij de strategie van zwarte feministen en
van standpuntdenkers als Hegel, Harding en Collins. Met de term zelf bouwen wij voort
op de term ‘vrouwen van kleur’ die in de jaren ’60 en ’70 is ontworpen door
(Amerikaanse) zwarte feministen. Zij wilden recht doen aan hun specifieke positie binnen
Zie ook de multidisciplinaire bloemlezing In Search of Belonging: Reflections by Transracially Adopted People
(Harris ed. 2006) Hierin worden de verhalen en ervaringen van 57 ‘transraciaal’ geadopteerden uit GrootBrittannië weergegeven. De publicatie is uitgegeven door BAAF, British Association for Adoption and
Fostering.
5
13
een door witte feministen gedomineerde vrouwenbeweging en een door witte mannen
gedomineerde samenleving. Zij haakten in op de in opkomst zijnde politieke betekenis van
de termen ‘van kleur’ en ‘zwart’ als aanduidingen van een bewustzijn van de gemarkeerde
positie van zwarte en anderszins ‘gekleurde’ mensen. Het achtervoegsel ‘van kleur’ geeft
een bewustzijn aan van de structureel ongelijke sociale positie van een bepaalde groep die
tot een andere etniciteit behoort dan degenen die maatschappelijk worden geïdentificeerd
als wit of ‘kleurloos’/universeel en het epistemologische voordeel dat daarmee gepaard
gaat. Zwarte feministen kozen zelf de term ‘vrouwen van kleur’ en gaven de term een
positieve, politieke connotatie mee. Met ‘vrouwen van kleur’ werd een politieke strategie
aangeduid die sociale uitsluiting op basis van gender en een zwarte of gekleurde
positionering wilde blootleggen en tegengaan (Moraga and Anzaldúa eds. 1981). Het
achtervoegsel ‘van kleur’ had dus ook een kennistheoretische betekenis: de ongunstige
sociale positie van zwarten in een witte context werd omgezet in een gunstige positie
voor de productie van kennis over die ongemarkeerde context. Wij zetten de term
‘geadopteerden van kleur’ in om in ons onderzoek vaak goed verborgen kennis en
vaardigheden van geadopteerden die in Nederland leven naar boven te halen. Ondanks
verschillen tussen geadopteerden van kleur gebruiken wij de overeenkomsten in hun
subjectpositie om een (impliciet) commentaar op de Nederlandse context op het spoor te
komen in hun handelen, spreken en schrijven. Deze commentaren bespreken wij in
hoofdstukken 2 en 3.
Bij het ontwerp en gebruik van nieuwe termen is voorzichtigheid geboden. Elke nieuwe
term roept nieuwe in- en uitsluitingsmechanismen in het leven, waarvan de onderzoekers
zich bewust moeten zijn.6 Duidelijk moet ook zijn dat ook een nieuwe term een constructie
is en geen natuurlijk gegeven. Tegelijkertijd is het zo dat wij met de term ‘geadopteerden
van kleur’ willen inzoomen op de overeenkomsten tussen buitenlands geadopteerden die in
Nederland wonen. Deze overeenkomsten (en verschillen) zijn tot nu toe grotendeels
onderbelicht gebleven. We veronderstellen dus dat onze constructie een zekere
werkelijkheid kan blootleggen die zonder tussenkomst van onze terminologie niet boven
water was gekomen vanwege de ‘infrastructuur’ van de Nederlandse samenleving.
Dit onderzoek kenmerkt zich door zekere tijds- en ruimtebeperkingen, maar het is
noodzakelijk om enkele sleutelbegrippen en -debatten te bespreken en van
Een voorbeeld vormt de representatie van binnenlands geadopteerden. Dit onderzoek richt zich op
buitenlands geadopteerden. Op basis van dit gegeven kan de ongefundeerde conclusie worden getrokken
dat alleen buitenlands geadopteerden ‘van kleur’ zijn en binnenlands geadopteerden ‘wit.’ Binnenlands
geadopteerden van kleur hebben vooralsnog geen specifieke aandacht gekregen in onderzoek of literatuur
over adoptie (met uitzondering van onderzoek naar adoptie van Joodse kinderen van Flim 1992 in
Hoksbergen et al. 1995; Van Dorp en Venema 1994). De onzichtbaarheid van binnenlands geadopteerden
van kleur wordt versterkt door het feit dat instanties in het verleden geen gegevens hebben bijgehouden
over het aantal Nederlandse adoptiekinderen van kleur, ook zijn er geen gegevens over het plaatsingsbeleid
ten aanzien van deze groep adoptiekinderen. Redenen voor deze lacune kunnen zijn het niet documenteren
van hun specifieke etniciteit, mede omdat de Nederlandse namen van deze kinderen op papier niet
verwijzen naar deze afkomst. Een andere reden is het historische “gesloten adoptiesysteem” (Coppens et
al. in De Leeuw & van Tuyll (red.), 1997: 33) waarin de banden tussen biologische moeder of ouders en het
afgestane kind definitief als verbroken werden beschouwd door afstand ter adoptie. Net als de biologische
herkomst zou de etnische achtergrond van het adoptiekind gezien kunnen worden als behorend tot het
verleden en niet als onderdeel van de nieuwe identiteit die door adoptie tot stand komt. Erkenning van de
praktijk van binnenlandse interetnische adoptie als verschillend van enerzijds binnenlandse intra-etnische
adoptie en anderzijds transnationale interetnische adoptie verandert de (representatie van de) historische
praktijk van Nederlandse, binnenlandse adoptie. Daarmee verandert ook het eenduidige, normatieve beeld
dat domineert in onderzoek, literatuur en de hulpverlening met betrekking tot Nederlandse adoptie van
binnenlands geadopteerden als een homogene witte groep ( zie bijvoorbeeld Bannink 2000; Hoksbergen
1997; Coppens et al. in De Leeuw & van Tuyll 1997: 37).
6
14
kanttekeningen te voorzien. In dit hoofdstuk leggen we eerst uit wat we onder de termen
etniciteit en etnische identiteit verstaan (paragraaf 1). Daarna volgt een kritische
bespreking van het adoptie concept en van een aantal andere, veel gebruikte, verwante
termen, zoals buitenlandse en interlandelijke adoptie. Wij beargumenteren waarom wij de
term transnationale adoptie, met zijn sterke connotatie van asymmetrische verhoudingen
tussen ‘ontvangende’ en ‘zendende’ landen en families, hanteren. Vervolgens zoeken we
aansluiting bij recente, voornamelijk Angelsaksische theorievorming op het terrein van
transnationale adoptie met behulp van het begrip the silent migration (paragraaf 2). Een
volgend aandachtspunt vormt het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie,
waarbij we ons met name richten op de verschillende aannames ten aanzien van het
vraagstuk van de etnische identiteit van transnationaal geadopteerden. Hier maken wij
aannemelijk waarom een geesteswetenschappelijk perspectief, aandacht voor de eigen
stemmen van (jong)volwassen geadopteerden en voor een inclusieve, intersectionele
benadering belangrijke interventies zijn (paragraaf 3). Tenslotte geven wij een beknopt
overzicht van de diverse Nederlandse organisaties en verenigingen waar volwassen
geadopteerden van kleur terecht kunnen met identiteitsvragen die samenhangen met
etniciteit en adoptie (paragraaf 4).
1 Definities van etniciteit en etnische identiteit
Binnen Genderstudies, Postkoloniale Studies en Culturele Studies gebruiken we de term
etniciteit in plaats van ‘ras’ om structurele verschillen en machtsongelijkheden tussen
mensen aan te duiden die te maken hebben met herkomst, uiterlijk, cultuur, taal, religie,
etc.. De term ‘ras’ uit de biologie is decennialang gebruikelijk geweest in de mens- en
geesteswetenschappen, die op onkritische wijze de idee van een ‘taxonomie’ van
mensenrassen overnamen. Inmiddels weten we dat deze taxonomie geen empirische
referent kent – het is een constructie van wetenschappers ingegeven door ideologie.
Spreken van meerdere mensenrassen betekent het naturaliseren van bestaande door
kolonisatie, slavenhandel en oriëntalisme ingegeven structurele machtsongelijkheden.
Deze processen zijn door feministische en anderszins kritische onderzoekers inmiddels
gedeconstrueerd (Zack 2002). ‘Ras’ is dus een problematisch begrip met een
problematische geschiedenis. In het gebruik van ‘ras’ als ordeningsprincipe van witte,
zwarte en gekleurde groepen mensen op basis van fysieke kenmerken sluimert
vermeende inferioriteit van zwarte en gekleurde mensen en superioriteit van witte
mensen. In dit rapport gebruiken we de term ‘ras’ daarom altijd tussen aanhalingstekens
om te refereren aan een achterhaald biologisch begrip van raciaal verschil dat het Anders
zijn van geadopteerden van kleur definieert op basis van uiterlijke en vermeende
genetische kenmerken. Stuart Hall (2000) is van mening dat ‘ras’ en etniciteit twee kanten
van dezelfde medaille zijn; waar bij ‘ras’ meer de nadruk gelegd wordt op biologische,
onveranderlijke verklaringen van verschil, zoekt etniciteit zulke verklaringen in het
culturele. Waar cultuur echter ook opgevat wordt als min of meer onveranderlijk, zijn we
volgens Hall weer terug bij ‘ras’.7
In dit rapport gebruiken we ‘ras’ dus om naar de problematische wijze te verwijzen
waarop het wordt gebruikt in Nederlands wetenschappelijk onderzoek en literatuur en in
andere vertogen over transnationale adoptie en buitenlands geadopteerden. Waar wijzelf
spreken, wordt de term etniciteit gebruikt. Van deze laatstgenoemde term zijn
verschillende definities in omloop. Etniciteit verwijst in meest algemene zin naar het
behoren tot een bepaalde groep en het delen in de bestaansvoorwaarden van die groep
(Anthias en Yuval-Davis 1992). Deze definitie die vooral in de sociale wetenschappen
7 Het begrip ‘race’ is gebruikelijk binnen de Angelsaksische literatuur, maar in Nederland wordt het begrip
‘ras’ sinds de Tweede Wereldoorlog grotendeels vermeden.
15
gebruikt wordt, verwijst naar gemeenschappelijke kenmerken als taal, religie, de
overtuiging een gemeenschappelijk verleden en een toekomst te delen, huidskleur en
andere kenmerken die een gevoel van groepsidentiteit in stand houden. Het is
onmiddellijk duidelijk dat deze definitie, die statisch genoemd kan worden, problemen
opwerpt voor geadopteerden van kleur die het immers vaak ontbreekt aan kennis over
hun afkomst en aan een gevoel van gemeenschappelijkheid met een specifieke groep.
Bovendien identificeren geadopteerden van kleur die opgroeien in witte gezinnen zich
mogelijk met meerdere etnische groepen en gemeenschappen. De culturele invulling die
geadopteerden geven aan hun etnische herkomst en identiteit stelt de aanname dat kleur
overeenkomt met een bepaalde, biologisch gegeven etnische identiteit of nationaliteit ter
discussie. In haar onderzoek naar transraciaal geadopteerden van (gemengde) AfrikaansAmerikaanse afkomst schrijft Sandra Patton (2000) over de verregaande sociale
geconstrueerdheid van de meervoudige etnische identiteit van geadopteerden. Dit
verandert traditionele noties van zowel etniciteit als identiteit. Volgens Patton wordt
transraciale (interetnische) adoptie gekenmerkt door twee factoren: geadopteerden
groeien niet op bij hun biologische familie en zij groeien op in een witte omgeving waarin
zij geen of beperkte toegang hebben tot etnisch meer diverse gemeenschappen om zo
kennis en ervaring over hun etnische identiteit te verkrijgen. Deze factoren hebben
invloed op de manier waarop geadopteerden hun etnische identiteit construeren en
ervaren. Uit ons onderzoek blijkt dat geadopteerden van kleur een andere, nieuwe
individuele betekenis toekennen aan hun etnische identiteit door hun socialisatie in
adoptiegezinnen, waar kennis over hun etnische en culturele achtergrond ontbreekt. We
hebben dit hierboven ook behandeld in de bespreking van de discussie over
interlandelijke adoptie in de Volkskrant.
De etnische identiteit van interetnisch geadopteerden onderscheidt zich van een
traditioneel begrip van etnische identiteit door het ontbreken van een gemeenschappelijk
en intergenerationeel cultureel erfgoed. Voor geadopteerden worden kennis van en
toegang tot deze culturele waarden bepaald door adoptiespecifieke aspecten die hun
identiteit constitueren. Tot deze factoren behoren onder andere de breuk in biologische
en familiale verwantschap ten gevolge van het afgestaan en geadopteerd zijn, ervaringen
van transnationale migratie, het verwerken van de adoptiestatus en het ervaren van een
duale verbondenheid ten aanzien van zowel het land van herkomst als het land waarin
geadopteerden opgroeien. Deze gemeenschappelijke aspecten die geadopteerden van
kleur met elkaar delen zijn echter onvoldoende zichtbaar in bestaand onderzoek, omdat
de belangrijkste benadering behelst dat interetnische adoptie nog steeds beschouwd
wordt als individuele keuze van echtparen en gezinnen en niet als een institutionele wijze
van gezinsformatie, die consequenties heeft voor identiteitsformaties. Ook geadopteerd
zijn wordt gezien als de individuele problematiek van geadopteerden. Wij willen
beargumenteren dat de notie van de andere etnische identiteit niet los kan worden gezien
van (de invloed van) de dominante Nederlandse etnische identiteit en de witte opvoeding
van geadopteerden, maar dat deze moeten worden beschouwd als aspecten die in
complexe relatie tot elkaar de meervoudige identiteit van geadopteerden van kleur
vormen.
Daarom gebruiken wij in dit rapport “ ‘Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands.’
Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur” een andere, dynamischer definitie
van etnische identiteit, die uit Cultural Studies afkomstig is. Identiteit wordt vaak gebruikt
in alledaagse conversaties, maar heeft binnen verschillende wetenschappelijke scholen
andere sets van betekenissen. De Latijnse wortel van identiteit idem betekent “hetzelfde”
en verwijst naar een begrip van het zelf als onveranderlijk; de ervaring van het hebben
van een kern die ten grondslag ligt aan iemands zijn. De notie van dit onveranderlijke zelf
16
is geproblematiseerd in feministische post-structuralistische theorie, waarbinnen identiteit
juist wordt begrepen als procesmatig, als veranderlijk door de tijd, als historische entiteit,
die binnen een discursieve context tot stand komt, en zelfs als performance (Butler 1990).
Vanuit deze benadering geeft het begrip identiteit betekenis aan individuele, sociale
(gedeelde en collectieve) en culturele ervaringen. In navolging van theorievorming in
Culturele Studies beschouwen wij de identiteitsformatie van individuele geadopteerden
als plaatsvindend in brede sociale en discursieve contexten.
Een andere manier van conceptualiseren van de culturele vorming van het Zelf is door
gebruikmaking van de notie van subjectiviteit. Met deze term duiden wij de dubbele
positie van individuen aan. Enerzijds komen individuen tot stand door de structuren van
de samenleving, door de taal en discoursen, door de betekenissen die aan belichaming, bijvoorbeeld is men man of vrouw; behoort men tot de dominante etnische groep of tot
een gemarginaliseerde? – gegeven worden. In die zin zijn wij dus allemaal onderworpen aan
alle sociale krachten van onze tijd en plaats. Anderzijds zijn individuen actieve subjecten
van de geschiedenis, zij hebben agency, de mogelijkheid om te denken en te handelen en
overgeleverde patronen en machtsongelijkheden te veranderen, vanuit hun specifieke
gepositioneerdheid. Stuart Hall spreekt over etnische identiteit als een ‘productie’ die
nooit is afgerond en die voortdurend opnieuw tot stand komt binnen – en niet buiten- de
representatie (1991). De term etniciteit erkent de plaats van geschiedenis, taal en cultuur
in de constructie van subjectiviteit en identiteit. Zij erkent dat wij allen spreken “vanuit
een bepaalde plaats, geschiedenis, ervaring en cultuur en in die zin allemaal etnisch
gelokaliseerd zijn” (1991: 177). De manieren waarop we tot subject gemaakt worden in
de dominante representatieregimes hebben het vermogen ons onszelf te laten zien als
Zelf of als Ander. In deze benadering is de interne inhoud van etnische identiteit – taal,
cultuur, etc. – minder belangrijk dan de processen waardoor grenzen tussen etnische
groepen gecreëerd en in stand gehouden worden. Tenslotte is belangrijk in ons gebruik
van etniciteit dat het zich altijd met gender, klasse en seksualiteit verbindt. In hoofdstuk 2
wordt dit nader toegelicht.
Vanaf de jaren vijftig tot eind jaren zeventig van de twintigste eeuw gold de praktijk van
gesloten adoptie in Nederland. Dit hield in dat er tussen de ongehuwde, biologische
moeder en de adoptieouders geen contact of uitwisseling bestond in het vermeende
belang van beide partijen. De afstandsmoeder werd geacht haar leven zonder kind weer
op te pakken; de adoptieouders begonnen een nieuw leven met hun adoptiekind. Deze
praktijk is in de loop der tijd veranderd naar een praktijk waarin er meer openheid wordt
betracht in relatie tot de verschillende belangen van elk van de drie partijen die betrokken
zijn bij de zogenaamde “adoptiedriehoek”: de afstandsmoeder, geadopteerde, en de
adoptieouders (Sorosky, Baran & Pannor 1978). Centraal bij deze openheid staat de
verbondenheid tussen deze partijen die na afstand en adoptie blijft bestaan (Bannink
2000).8 Voor geadopteerden met een andere etnische achtergrond dan hun adoptieouders
betekent het afgestaan en geadopteerd zijn naast het verlies van de biologische familie
ook het verlies van de mogelijkheid om op een intieme en persoonlijke wijze hun
De sociaal-politieke ideologie die ten grondslag ligt aan het denkbeeld dat afstand en adoptie in het belang
was van alle partijen - de ongehuwde afstandsmoeder, het adoptiekind en de adoptieouders - is mede
veranderd omdat Nederlandse afstandsmoeders begin jaren tachtig van de twintigste eeuw naar buiten
traden met getuigenissen over hun traumatische ervaringen van afstand doen van hun kind ter adoptie (zie
De Leeuw & van Sebille 1991). Afstandsmoeders begonnen zich uit te spreken over het trauma van afstand
doen in gespreksgroepen en wilden informatie verkrijgen over hun afgestane kinderen bij instanties als de
Fiom waar zij in het verleden begeleid waren in het proces van afstand doen. Tevens dienden
geadopteerden zich aan met zoekvragen over hun biologische familie en herkomst bij instanties. Deze
ontwikkeling veranderde het denken over de traditionele praktijk van gesloten adoptie en daarmee de
hulpverlening aan betrokken partijen (Bannink 2000; De Leeuw & van Tuyll (red.) 1997).
8
17
etnische en culturele herkomst te kennen, ervaren en onderzoeken. Voor de meeste
buitenlands geadopteerden is (auto)biografische kennis over de biologische moeder of
ouders en over de sociale en persoonlijke omstandigheden die tot het besluit van afstand
doen hebben geleid namelijk vaak onvolledig, of zelfs afwezig (van Eeuwijk 1989: 7), met
als gevolg dat vragen met betrekking tot afkomst en identiteit slechts gedeeltelijk
verbeeld, gesteld en beantwoord kunnen worden. Deze fragmentarische kennis over de
biologische en culturele en etnische afkomst is van belang voor het kunnen construeren
van een identiteit.
De gefragmenteerde identiteit van geadopteerden plaatst vraagtekens bij een
essentialistisch begrip van ‘etnische identiteit.’ In hoeverre ‘ben’ je Thais, Surinaams of
Koreaans wanneer je op zeer jonge leeftijd bij Nederlandse ouders bent gekomen en
alleen de naam of geboortedatum van je biologische moeder kent en je geen verdere
kennis hebt over hoe deze haar etnische en culturele identiteit beschouwde en hoe zij
zichzelf situeerde in relatie tot haar familie, etnische herkomst en geschiedenis? Waaruit
bestaat de etnische identiteit van geadopteerden die als baby of als jong kind zijn
geadopteerd? Kan er gesproken worden van een etnische identiteit als je niet opgroeit
binnen een familie en cultuur waarin je bent geboren? Hoe verandert deze door afstand
en adoptie? Hoe kun je als geadopteerde betekenis geven aan dit aspect van identiteit dat
tegelijk familiair en onbekend is? Welke referentiekaders en aanknopingspunten zijn er
voor geadopteerden die opgroeien in witte adoptiegezinnen en gemeenschappen om zich
verbonden te voelen met hun herkomst, om deze te herclaimen en hieraan invulling te
geven? Welke betekenissen heeft de etniciteit van geadopteerden in relatie tot anderen
met eenzelfde land van herkomst?
Deze vragen tonen de vele ambivalenties die met een adoptieve, interetnische identiteit
samenhangen en compliceren identificaties van geadopteerden van kleur. Uit het werk
van antropologen Eleana Kim (2005) en Barbara Yngvesson (2005) over respectievelijk
geadopteerden van Koreaanse afkomst uit Noord-Amerika, Europa en Australië die een
rootsreis ondernemen naar Zuid-Korea en Zweeds geadopteerden van Chileense afkomst
die met hun adoptieouders teruggaan naar Chili, komt naar voren dat transnationaal
geadopteerden die terugkeren naar het land van herkomst, opnieuw geconfronteerd
worden met ambivalenties over hun etnische identiteit. Zij ervaren gevoelens van
herkenning, maar beseffen daarnaast dat zij door hun westerse opvoeding anders zijn dan
hun biologische familie en de inwoners van het land van herkomst.
In paragraaf 3 gaan we nader in op de verschillende opvattingen in de literatuur over de
etnische identiteit van transnationaal geadopteerden, in een samenleving waarin wordt
verwacht dat je een antwoord kunt geven op vragen over je identiteit en afkomst; waarin,
met andere woorden, een essentialistische definitie van etnische identiteit domineert.
2 Begripsbepaling en terminologie rond transnationale en interetnische adoptie
De Nederlandse adoptiepraktijk kan worden onderscheiden in binnenlandse adoptie; de
adoptie van Nederlandse – witte of gekleurde – adoptiekinderen en buitenlandse of
interlandelijke adoptie, de adoptie van kinderen uit Europese en niet-westerse landen.
Interlandelijke adoptie van kinderen uit niet westerse landen bestaat in Nederland sinds
eind jaren zestig en kwam mede voort uit een aanzienlijke daling van het aantal
Nederlandse kinderen dat ter adoptie werd afgestaan (Hoksbergen 2000; Bannink 2000).
Interlandelijke adoptie is voor Nederlandse aspirant-adoptieouders vaak de enige
mogelijkheid om een kind op te kunnen nemen in hun gezin.
Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er ongeveer 60.000
geadopteerden in Nederland die sinds de invoering van de Nederlandse adoptiewet uit
1956 uit Europese en niet- westerse landen zijn geadopteerd. Ongeveer 40.000 hiervan
18
zijn transnationaal geadopteerden (CBS 2006). Naast adoptie door echtparen komen
ongehuwde ouderparen ook voor adoptie in aanmerking. Sinds 1998 is adoptie ook
mogelijk voor alleenstaanden en homoseksuele ouders (Hoksbergen 2002). Adoptie van
een kind kan ook voorkomen binnen biologische families.
Vanaf begin jaren zestig van de vorige eeuw zijn adoptiekinderen uit landen als
Griekenland, Oostenrijk, Duitsland, Joegoslavië en andere Europese landen naar
Nederland gekomen (Hoksbergen 1991: 21). De interlandelijke adoptie van buitenlandse
kinderen uit niet-westerse landen door Nederlandse echtparen ving aan in 1969 met de
oprichting van Stichting Interlandelijke Adoptie (SIA) die in 1975 overging in Bureau
Interlandelijke Adoptie (BIA) (Hoksbergen 1991: 20). Zuid-Korea is het eerste land
waaruit adoptiekinderen afkomstig zijn. De oorlog tussen de Verenigde Staten en Korea
(1950-1953) en de latere Vietnam oorlog zijn belangrijke contexten voor het afstaan ter
adoptie van kinderen die zijn voortgekomen uit relaties tussen Amerikaanse militairen en
Koreaanse en Vietnamese vrouwen. Tegenwoordig zijn er meer dan vijfendertig landen
waaruit buitenlands geadopteerden afkomstig zijn. Volgens cijfers van het Ministerie van
Justitie zijn de vijf belangrijkste landen achtereenvolgens: Colombia, Zuid-Korea, Sri
Lanka, Indonesië en India. In de periode 1971-2000 zijn uit Colombia 4447
adoptiekinderen geplaatst in Nederlandse adoptiegezinnen. De tweede grootste groep
buitenlands geadopteerden uit deze periode is afkomstig uit Zuid-Korea. Uit dit land zijn
4042 adoptiekinderen geplaatst (Hoksbergen 2002).
Binnen het Nederlandse adoptiediscours is de gangbare definitie van adoptie: “het
overgaan in een ander familieverband dan dat waarin je bent geboren” (Hoksbergen
1991:19). Centraal hierin staat de wettelijke verbintenis tussen adoptiekind en
adoptiefamilie die door adoptie tot stand komt. Het gebruik van de term ‘ander’ in de
standaarddefinitie laat zien dat adoptiefamilies op andere wijze tot stand komen dan
biologische families en geeft eveneens aan dat verondersteld wordt dat ‘normale’ families
biologische families zijn. Hier is volgens Cornell (2005) sprake van “het genetische
privilege”, het privilegiëren van genetische familierelaties boven verwantschapsbanden
die op andere wijze tot stand komen, zoals bij adoptie. Tegelijkertijd impliceert dit
privilege, wat zo vanzelfsprekend is in de antropologie en andere sociale wetenschappen,
ook een heteroseksuele norm (Wekker 2006). Ook concentreert deze definitie zich op de
wettelijke band die door adoptie tot stand komt en wordt het verbreken van de band
tussen het adoptiekind en de biologische moeder/familie door het doen van afstand
hieraan ondergeschikt gemaakt. Adoptie wordt vaak beschouwd als alternatief voor
biologisch ouderschap door ongewenst kinderloze echtparen en voor echtparen die uit
idealistische motieven kiezen voor het vormen van een familie door middel van
transnationale adoptie.
In literatuur over adoptie zijn er verschillende termen in omloop die zowel verwijzen
naar diverse praktijken van interlandelijke adoptie als naar de identiteiten van
geadopteerden die door deze verschillende vormen van adoptie zijn gevormd. Hoewel de
verschillende termen als synoniem voor elkaar worden gebruikt, vertegenwoordigen zij
verschillende betekenissen. Wij zullen in een korte uiteenzetting van de verschillende
termen ook tonen hoe een onderscheid tussen deze begrippen van belang is voor het
conceptualiseren van de meervoudige identiteit van geadopteerden. De inzet van deze
begrippenkwestie is het herdefiniëren van dominante betekenissen die gelden binnen de
politiek van representatie voor geadopteerden van kleur. Het gaat hier om concrete en
denkbeeldige grenzen ten aanzien van concepten van identiteit, etniciteit en nationaliteit
die door middel van taal worden gecommuniceerd. Maria Root schrijft over de noodzaak
om een kritisch bewustzijn te ontwikkelen ten aanzien van terminologieën als
19
representatieve systemen van in- en uitsluiting, en dat geldt met name voor mensen bij
wie hun etnische identiteit tussen conventionele betekenissen in valt (Root 1996: xx).9
Voor het aanduiden van adoptie van een kind vanuit een ander land worden de termen
interlandelijke, internationale, buitenlandse en transnationale adoptie gebruikt. In
Nederland wordt de praktijk van adoptie van kinderen uit andere Europese en nietwesterse landen aangeduid met de term interlandelijke adoptie en meestal niet als
‘interraciale’ of ‘transraciale’ adoptie.10 Interlandelijke adoptie veronderstelt zowel
zogenaamde ‘intraraciale’ adoptie – adoptie in een combinatie tussen kinderen en ouders
met dezelfde ‘raciale’/ etnische achtergrond – als zogenaamde ‘interraciale’ of
‘transraciale’ adoptie – de adoptie tussen kinderen en ouders met een andere ‘raciale’/
etnische achtergrond.
De term interlandelijke adoptie met de focus op de uitwisseling van adoptiekinderen
tussen landen is problematisch. Het neutraliseert de etnische en culturele verschillen die
bestaan tussen verschillende westerse en niet-westerse landen/ families, omdat ze
onbenoemd blijven. Het verschil tussen de termen interlandelijk en interraciaal is dat de
eerste de notie van ‘ras’ en etniciteit weglaat of als impliciet veronderstelt binnen adoptie,
als van ondergeschikt belang. Wat daarmee impliciet blijft, is het gegeven van witte, westerse
echtparen die een niet-westers kind van kleur adopteren.
Het traditionele gebruik in Nederlands onderzoek om ‘interraciale’ of interetnische
adoptie impliciet aan te duiden met interlandelijke of buitenlandse adoptie, geeft weer dat
‘ras,’ etnisch verschil en kleur geen specifieke rol van betekenis wordt toegedacht in het
denken over adoptiefamilies. Omdat een woord, volgens Bakhtin, niet vergeet waar het
geweest is, representeren de problematische termen `intra’- en `interraciale’ adoptie
verschillende noties van families en verwantschap op grond van denkbeelden over ‘ras,’
etniciteit en cultuur. De praktijk van interlandelijke adoptie formeert (mede) interetnische
adoptiefamilies. Interetnische adoptie is niet slechts een aspect van interlandelijke
adoptie, maar kan worden beschouwd als centraal voor het verbeelden en formeren van
interetnische families, zoals wij zullen laten zien. Problematisch aan de term interlandelijk
is ook dat het zowel verwijst naar Europese als niet-westerse landen, naar de constructie
van een bepaalde praktijk van adoptie, en niet zozeer naar de specifieke individuele
identiteit van geadopteerden. Hierdoor kan het specifieke van het land van herkomst
voor de identiteit van een geadopteerd persoon niet worden aangeduid.
Naast de term interlandelijke adoptie bestaat de term buitenlandse adoptie die verwijst naar
de andere, buitenlandse afkomst van geadopteerden. Dit is eveneens een problematische
term. Het probleem met de termen ‘buitenlands’ en ‘binnenlands’ geadopteerden is dat
een grens verondersteld wordt tussen landen en nationaliteiten, tussen de notie van een
eigen land en een eigen nationaliteit en een ander land en nationaliteit, tussen vreemd en
eigen waarbij buitenlands het vreemde representeert en binnenlands het eigene. Het lijkt
absurd om volwassen geadopteerden die op zeer jonge leeftijd vanuit Zuid-Korea of
Roemenië zijn geadopteerd hun leven lang aan te duiden als ‘buitenlands’. Binnenlands
en buitenlands komen overeen met de problematische termen autochtoon en allochtoon
die een eenduidig onderscheid maakt tussen etnische groepen op basis van afkomst
(Wekker en Lutz 2001). Een onderscheid dat bovendien een aanname maakt over de
rechtmatigheid van de claim op Nederlands burgerschap. Ook deze termen die op zich
neutraal lijken maken dus een specifiek onderscheid dat de complexe, interetnische
Vertaling van auteurs
Zo gebruiken het Ministerie van Justitie en de Raad van de Kinderbescherming die als justitiële
instanties betrokken zijn bij de wettelijke procedure van binnenlandse en interlandelijke adoptie, naast de
term interlandelijke adoptie, de termen binnen- en buitenlands geadopteerden om zowel naar de nationale
als naar de etnische identiteit van geadopteerden te verwijzen.
9
10
20
identiteiten van binnen- en buitenlands geadopteerden ondermijnt en uitsluit van een
meer volwaardige representatie door middel van taal.
De termen die onze voorkeur hebben, tenslotte, zijn transnationale en interetnische adoptie.
Transnationale adoptie geeft de asymmetrische betekenis weer van deze praktijk waarin
witte, westerse gezinnen kinderen van kleur adopteren uit niet-westerse landen (Hübinette
2005). Transnationale adoptie heeft vaak betrekking op transraciale adoptie en beide
termen worden als synoniem voor elkaar gebruikt.11 Transnationaliteit en interetniciteit
vooronderstellen een bewustzijn van de asymmetrische rol die ‘ras,’ etnische en culturele
verschillen spelen in het creëren van verwantschap en identiteit (Cartwright 2000; Trenka
et al. 2006; Dorow 2006; Ishizawa et al 2006). In plaats van een benadering die de
uniciteit van een individueel paar met een kinderwens vooropstelt, doen transnationaliteit
en interetniciteit een beroep op een breder spectrum van transnationale uitwisseling,
waarin adoptie ingebed is. Het gehele, vaak jarenlange traject dat toekomstige
adoptieouders afleggen, bijvoorbeeld, is doorspekt met keuzen ten aanzien van land van
herkomst, de leeftijd, gender, etniciteit en de fysieke en geestelijke gezondheid van het
adoptiekind. Dit proces kan beschouwd worden als een individueel proces, maar dat is
niet het hele verhaal. Tegelijkertijd is dit proces ingebed in en reproduceert het globale
verhoudingen en institutionele praktijken die ongelijkheid in stand houden.
Dit onderzoek richt zich op transnationaal geadopteerden. De diverse etnische
achtergronden van transnationaal geadopteerden maken deze groep niet tot een
homogeen geheel. Alle transnationaal geadopteerden van kleur kennen echter een
geschiedenis van transnationale migratie van een niet-westers land naar een westers land,
hebben mogelijk herinneringen aan de biologische familie en cultuur van de eerste
levensjaren en hebben in Nederland een etnische identiteit moeten creëren. Het doel van
dit onderzoek is niet om generaliserende uitspraken over deze groep te doen, maar om te
bekijken op welke wijze hun ervaringen als geadopteerden van kleur mogelijke
overeenkomsten en verschillen vertonen die inzicht kunnen geven in de manier waarop
er in de Nederlandse samenleving met niet-westerse etniciteit wordt omgegaan.
In de volgende subparagraaf gaan we nu kort in op belangrijke ontwikkelingen met
betrekking tot transnationale adoptie in de Angelsaksische en Zweedse literatuur, waar
wij aansluiting bij zoeken.
2.1 De “stille” migratie
Dit onderzoek gaat ervan uit dat de levens van geadopteerden niet beginnen op het
moment waarop zij in een nieuwe niet-biologische familie worden opgenomen, maar op
een ander continent, in een ander land en binnen een andere cultuur. Aan adoptie gaat de
complexe ‘keuze’ van afstand doen van een kind ter adoptie vooraf waartoe de
biologische moeder (en vader) ‘besluit(en)’ ten gevolge van economische, sociale en
persoonlijke omstandigheden.12
11 In de Verenigde Staten vertegenwoordigen de begrippen andere betekenissen. Met transraciale adoptie
wordt in de V.S. traditioneel gerefereerd aan de binnenlandse adoptie van zwarte adoptiekinderen door witte
ouders. Intra-raciale adoptie heeft betrekking op adoptie van zowel witte kinderen door witte ouders als
van zwarte kinderen door zwarte ouders. De Amerikaanse adoptieonderzoeker en Koreaans geadopteerde
Kim Park Nelson schrijft dat in de Amerikaanse context over transnationale adoptie niet het controversiële
debat is gevoerd als met betrekking tot binnenlandse transraciale adoptie (2006: 93).
12 In welk mate de biologische moeder (en vader) werkelijk een vrijwillige keuze hebben in het besluit tot
het behouden of afstand doen van hun kind ter adoptie is in hoge mate afhankelijk van de sociaaleconomische situatie in Europese en niet-westerse landen en van de dominante vertogen in deze landen
ten aanzien van bijvoorbeeld minderjarig en ongehuwd moederschap, buitenechtelijke kinderen en
kinderen van gemengde etnische herkomst. Een schrijnend voorbeeld hiervan is de gender ongelijkheid die
voortkomt uit de één kind politiek die sinds 1979 door de Chinese regering wordt gevoerd met betrekking
21
Geadopteerd zijn wordt algemeen beschouwd als een levenslang proces dat zich in
verschillende leeftijds- en ontwikkelingsfasen op andere wijze manifesteert. Afgestaan en
geadopteerd zijn wordt gezien als een meervoudig verlies en (mogelijk) trauma dat
geadopteerden moeten zien te verwerken (Brodzinsky et al. 1997: 23; Hoksbergen en
Walenkamp (red.) 2000; Lifton 1994). Geadopteerd zijn wordt beschreven als op fysieke
en psychische wijze “afgesneden zijn”, als een gevoel van vervreemding. Significant is dat
dit verlies weinig sociale erkenning geniet, hetgeen van belang is voor het kunnen
communiceren van gevoelens van verdriet en vervreemding door geadopteerden.
Geadopteerd zijn betekent leven met vele en veelsoortige ambivalenties die een
geïntegreerd zelfbesef voor geadopteerden compliceren (Brodzinsky et al. 1997).
Adoptie betekent een diepgaande verandering van de persoonlijke situatie en daarmee
ook een verandering van betekenissen die samenhangen met iemands sociale, nationale,
etnische en culturele herkomst. De individuele geschiedenis van geadopteerden wordt
niet louter bepaald door persoonlijke, maar ook door politieke en institutionele factoren
binnen de transnationale context van adoptie. Het gaat dan onder andere om de relatie
tussen de vraag naar niet-westerse adoptiekinderen (en het gebrek aan westerse
adoptiekinderen) en het aanbod van westerse aspirant-adoptiefouders (en het gebrek aan
niet-westerse aspirant-adoptieouders), tussen het beleid van zogenaamde zendende en
ontvangende landen, bemiddelingsinstanties en andere maatschappelijke en justitiële
instanties. Interlandelijke adoptie kan dan ook beschouwd worden als een specifieke
vorm van transnationale migratie (Selman 2002) van kinderen vanuit niet-westerse landen
naar het Westen.
Transnationale adoptie wordt ook wel benoemd als the silent migration (Selman 2002), een
term die afkomstig is van Weil (1984). De onzichtbaarheid van deze vorm van migratie
komt voort uit het feit dat transnationale adoptie niet beschouwd wordt als andere
vormen van migratie en zich verder onderscheidt doordat het betrekking heeft op
minderjarige kinderen die zich niet hebben kunnen uitspreken over deze ‘keuze’ voor
migratie. Adoptie wordt algemeen beschouwd als een familieaangelegenheid, als een
fenomeen dat niets te maken heeft met andere historische of hedendaagse vormen van
migratie. Binnen postkoloniaal en feministisch onderzoek wordt internationale adoptie
echter gezien als een voorbeeld van hoe de westerse wereld de bevolking van voormalige
koloniën transporteert naar het westen om de witte middenklasse van kinderen te
voorzien (Hübinette 2007a). Deze benadering is in lijn met inzichten die de betrekkingen
tussen Noord en Zuid niet langer centreren rond de koloniale extractie van grondstoffen
en arbeid, maar ‘zachtere’, postkoloniale relaties op de voorgrond plaatsen: de
zogenaamde chain of love, waarin huishoudsters, zorgverleensters, importbruiden,
sexwerksters, jonge exotische homo’s en geadopteerde kinderen in behoeften en
begeerten in het Noorden voorzien.
Dit kritische standpunt ten aanzien van adoptie sluit niet uit dat witte middenklasse
gezinnen van hun kinderen houden, maar brengt adoptievraagstukken van een familiale
context naar een breder sociaal-politiek niveau van analyse. Ook Tobias Hübinette,
afkomstig uit twee landen die diepgaand beïnvloed zijn door transnationale
adoptievraagstukken, Zuid-Korea en Zweden, beargumenteert dat westers onderzoek
naar adoptie een terughoudendheid laat zien in het omgaan met de minder onschuldige
postkoloniale dimensies ervan. Adoptieonderzoek heeft zich volgens Hübinette vooral
tot gezinsplanning. De voorkeur van Chinese ouders voor zonen omdat deze kunnen bijdragen aan het
sociaal-economische voortbestaan van de familie, heeft desastreuze gevolgen voor de levenskansen en
levens van meisjes. Een gevolg hiervan is het verschijnsel van meisjesbaby’s die te vondeling worden gelegd
en in weeshuizen belanden waarna zij worden geadopteerd door westerse adoptieouders (zie Dorow 2006).
22
gericht op tropische ziekten bij aankomst en kwantitatief onderzoek naar hechting en
aanpassing gedurende de jeugd van geadopteerden. Complete assimilatie is niet alleen een
natuurlijk gegeven einddoel binnen dit soort onderzoek, het wordt voorgesteld als iets
dat onproblematisch bereikt wordt met het opgroeien van de geadopteerde. Volwassen
geadopteerden die zich niet conformeren aan dit idee worden beschouwd als personen
die lijden aan onbehandelbare trauma’s die zij hebben opgedaan in het land van herkomst
of van genetische defecten die zijn overgedragen door biologische ouders (Patton 2000;
Landerholm 2003; Hübinette 2007b).
Een nieuwe generatie van onderzoekers, waaronder Hübinette en de auteurs van dit
rapport, stellen deze lineaire notie van identiteitsformatie van geadopteerden ter discussie
en focussen zich in plaats daarvan op de eigen verhalen van geadopteerden waarin anders
zijn en buitenstaanderschap centraal staan (zie Trenka, Oparah en Shin eds. 2006).
Adoptie wordt in dit soort onderzoek gezien als een levenslang proces met een nadruk
op het leven als volwassene. Internationale adoptie is verbonden met postkoloniale
noties van hybriditeit, het participeren tussen of buiten gegeven sociale categorieën.
Feministische noties over hoe seksisme en racisme met elkaar verweven zijn in zowel
maatschappelijke geschiedenissen als individuele levens worden ook gebruikt om de
specifieke situatie van geadopteerden te begrijpen als behorend tot een groep, waarvan de
meerderheid bestaat uit vrouwen van kleur (Hübinette 2007a). Ook psychosociale
gezondsheidsproblemen van geadopteerden hebben in hedendaags onderzoek aandacht
gekregen. Waar vroeger vragen over kinderen en adolescenten werden beantwoord door
ouders, worden in huidig onderzoek jongvolwassen en volwassen geadopteerden
onderzocht.
Onderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van kinderen geeft weer dat sociale
problemen en gezondheidsproblemen zich vaak op latere leeftijd manifesteren.
Geadopteerden in Zweden lopen, vergeleken met de gemiddelde bevolking, statistisch
gezien vier tot vijf keer meer risico tot het plegen van zelfmoord (zie Hjern et al. 2002)
Vele pogingen zijn gedaan om dit gegeven te verklaren. Een theorie die wij in dit verband
relevant vinden is Hübinette’s notie van “multiple burdens” (2007a), het samenkomen
van meerdere kritische factoren in de levens van volwassen geadopteerden.
Transnationaal geadopteerden worden evenals binnenlands geadopteerden van kleur,
geconfronteerd met vergelijkbare problemen als ‘witte,’ nationaal geadopteerden, maar
ervaren door hun huidskleur dezelfde discriminatie als andere immigranten of
vluchtelingen. Bovendien worden zij ook geconfronteerd met wat Hübinette benoemt als
de genderfactor, namelijk de westerse exotisering en seksualisering van niet-witte
vrouwen. Hij claimt dat afkomstig zijn uit een geprivilegieerde klasse voor geadopteerden
van kleur niet in alle opzichten een voordeel is wanneer je niet wit bent. Transnationaal
geadopteerd zijn betekent worstelen met de nadelen van geadopteerd zijn én geen als
vanzelfsprekend ervaren claim op het Nederlanderschap te kunnen doen. Deze
intersecties informeren het leven van volwassen geadopteerden. Ons onderzoek wil deze
urgente vraagstukken verder exploreren. Het is een poging om verder te gaan dan
traditionele benaderingen in eerder onderzoek door vrij algemeen aanvaarde opvattingen
over transnationale adoptie ter discussie te stellen aan de hand van de verhalen van
geadopteerden zelf. Tegen de hierboven geschetste postkoloniale achtergrond van
transnationale adoptie, willen we in dit rapport onderzoeken op welke wijze
geadopteerden omgaan met hun herkomst binnen de Nederlandse context.
Tegenwoordig fungeert de adoptiestatus van geadopteerden niet langer als onomkeerbare
grens tussen de geschiedenis van een ‘biologische’ identiteit en een adoptieve identiteit,
23
ofwel tussen heden en verleden, maar zijn deze verbonden door de mogelijkheden voor
geadopteerden van postadoptieve zoekacties naar hun biologische familie en geschiedenis
en het ondernemen van rootsreizen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de
hedendaagse wettelijke betekenis van adoptie kan worden gezien als één, zij het een
belangrijk zo niet fundamenteel, aspect van een familiale identiteit van geadopteerden die
kan worden geëxploreerd en uitgebreid doordat geadopteerden in sommige gevallen op
zoek kunnen gaan naar hun biologische familie en mogelijk nieuwe relaties met hen
kunnen ontwikkelen. Deze mogelijkheden geven nieuwe betekenissen aan traditionele
noties van verwantschap en identiteit. De manier waarop wij pre-adoptieve en postadoptieve identiteit definiëren is constructivistisch: wij gaan ervan uit dat zowel de
‘biologische’ als de adoptieve identiteit geconstrueerd worden en elkaar co-constitueren.
Dat laatste betekent dat wij de pre- en postadoptieve identiteiten niet los van elkaar zien
en dat geen van beide een ‘oorspronkelijke’ identiteit vertegenwoordigt. Wij beweren dat
zowel de zogenaamd door de biologie of land van herkomst ingegeven identiteit als de
Nederlandse identiteit als het ware moeten worden ‘geadopteerd.’
3 Het Nederlandse wetenschappelijk debat over interlandelijke, in het bijzonder
ten aanzien van etnische identiteiten van transnationaal geadopteerden
Wij willen met dit onderzoek een bijdrage leveren aan het Nederlandse wetenschappelijke
debat over adoptie en geadopteerden dat met name wordt gevoerd door sociologen en
pedagogen. In Nederland wordt het wetenschappelijk onderzoek naar adoptie structureel
uitgevoerd aan de universiteiten van Utrecht en Leiden. De leerstoel Studie van Adoptie
staat onder leiding van Prof. dr. Femmie Juffer en is sinds 2000 gevestigd in Leiden. Het
Leidse Adoptiedriehoek Onderzoeks Centrum (ADOC) is deel van de afdeling Algemene
en Gezinspedagogiek-Datatheorie en richt zich op (inter)nationaal wetenschappelijk
onderzoek naar de problematiek van adoptie voor elk van de drie partijen van de
adoptiedriehoek. Het ADOC richt zich op het bijeenbrengen, stimuleren en toegankelijk
maken van wetenschappelijk onderzoek naar adoptie. Van 1984 tot 2000 was de leerstoel
Studie van Adoptie aan de Universiteit Utrecht gevestigd. Het Utrechtse centrum onder
leiding van emeritus professor René Hoksbergen is onderdeel van de Faculteit Sociale
Wetenschappen en richt zich op adoptie en niet-genetisch ouderschap. Beide
onderzoekscentra leveren een belangrijke bijdrage aan onderzoek naar adoptie vanuit
sociaal wetenschappelijke perspectieven.
Het is ons doel te laten zien dat in het psychosociale perspectief dat dominant is binnen
het Nederlands wetenschappelijk onderzoek naar adoptie bepaalde aannames naar voren
komen die een normatief begrip inhouden ten aanzien van de identiteiten van
geadopteerden van kleur. Centraal in het onderzoek staat de psychosociale ontwikkeling
van buitenlandse adoptiekinderen en adolescenten, met als belangrijk thema invloeden
van geadopteerd zijn bij het vervullen van psychosociale ontwikkelingstaken in relatie tot
aanpassing en integratie in het adoptiegezin en de Nederlandse samenleving. Dit
onderzoek wordt voornamelijk uitgevoerd vanuit het perspectief van de adoptieouders en
fungeert mede als empirisch bewijs van het ‘succes’ van interlandelijke en ‘interraciale’
adoptie als alternatieve vorm van gezinsformatie.
In dit psychosociaal perspectief wordt geadopteerd zijn beschouwd als een individuele en
familiale identiteit, door de focus op het functioneren van geadopteerden in hun gezin en
omgeving. De nadruk op de individuele problematiek en ontwikkeling toont geringe
belangstelling voor de maatschappelijke betekenissen van de etnische identiteit van
geadopteerden en dan nog slechts in individuele zin. Dit perspectief verhult de sociale
invloeden en vertogen die de ervaringen van interetnisch geadopteerden construeren en
beïnvloeden buiten het gezin. Onderzoek vanuit een normatief identiteitsbegrip waarin
integratie en assimilatie centraal staan, is niet toereikend om de nieuwe meervoudige
24
subjectiviteiten van interetnisch geadopteerden op het spoor te komen. Geadopteerden
hebben andere ervaringen en visies met betrekking tot betekenissen van interetnische
adoptie die niet overeen komen met het perspectief van adoptieouders. Andere nieuwe
benaderingen, zoals de feministische en Culturele Studies perspectieven die wij hierboven
uiteen hebben gezet, kunnen nieuwe inzichten bieden in de ervaringen en subjectiviteiten
van interetnisch geadopteerden en de problematiek van transnationale en interetnische
adoptie.
In Nederland is relatief weinig onderzoek gedaan naar adoptie vanuit andere dan
sociaalwetenschappelijke disciplinaire perspectieven. Als vorm van representatie geeft dit
onderzoek bovendien een overwegend klinisch beeld weer van geadopteerden van kleur.
Een bewustzijn van de mogelijkheden en beperkingen van dit onderzoeksperspectief
creëert een vertrekpunt voor het conceptualiseren van andere perspectieven. In dit
kritische, geesteswetenschappelijke onderzoek richten we ons op discoursen en
representaties van geadopteerden van kleur (dominante en hun eigen representaties, zoals
zichtbaar op hun websites) en we analyseren deze intersectioneel, dus rekening houdend
met gender, etniciteit en seksualiteit. Door middel van een analyse van het
identiteitsbegrip in bestaand onderzoek, laten we in deze paragraaf zien dat er een
disciplinair onderscheid is tussen zienswijzen ten aanzien van etnische identiteit van
geadopteerden.
3.1. Overzicht van relevant onderzoek over adoptie
Met het op gang komen van de praktijk van transnationale adoptie eind jaren zestig
waren nieuwe inzichten nodig om de nieuwe families die door adoptie tot stand kwamen
van advies te voorzien. In de jaren tachtig richt het Nederlands wetenschappelijk
onderzoek naar buitenlandse adoptiekinderen zich op de psychosociale ontwikkeling in
relatie tot ernstige opvoedingsproblemen die adoptiegezinnen ondervinden met hun
buitenlandse adoptiekinderen. Hoksbergen beschouwt de opvoedingsproblemen van
adoptieouders als kenmerkend voor de derde generatie adoptieouders die hij
onderscheidt als “de economisch-realistische generatie van ca. 1980 tot heden”
(Hoksbergen 2000: 37). Deze generatie verschilt van voorgaande twee generaties van
adoptieouders, doordat zij zich gesteld ziet voor complexe opvoedingsproblemen die tot
die tijd niet door adoptieouders of de hulpverlening werden onderkend. De publicaties
van adoptiemoeder Geertje van Egmond over de problematiek van het “geen bodem
syndroom” (1987; 1996) onderschrijven het gebrek aan adequate hulpverlening voor deze
adoptiegezinnen. De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Sophia
Kinderziekenhuis, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is in 1986 een
longitudinaal onderzoek gestart onder 2.148 buitenlandse adoptiekinderen in de leeftijd
van 10 tot 15 jaar. Centraal in dit onderzoek stond het voorkomen van
gedragsproblemen en emotionele problemen (Verhulst en Versluis-den Bieman 1989). In
1989 is dit onderzoek voorgezet onder 1.521 jongeren uit de oorspronkelijke
onderzoeksgroep (Versluis-den Bieman 1994). Tevens zijn er twee studies verschenen
over een longitudinaal onderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van Thais
geadopteerden (Hoksbergen et al 1986; Geerars et al. 1995). Ook werden twee
onderzoeken naar de uithuisplaatsing van buitenlandse adoptiekinderen gepubliceerd
(Hoksbergen et al. 1988; Geerars et al. 1991). In de jaren negentig stond de
hechtingsproblematiek van jonge buitenlandse adoptiekinderen centraal in verschillende
onderzoeken (Juffer 1993; Rosenboom 1994; Stams 1998; zie voor een overzicht
Hoksbergen 2000). Onder andere werd onderzocht welke invloed genetische factoren,
leeftijd van aankomst en de medische en institutionele voorgeschiedenis van buitenlandse
adoptiekinderen in het land van herkomst hebben op hun functioneren en aanpassing in
het adoptiegezin.
25
Met het onderkennen van de verbondenheid van de verschillende belangen van de drie
partijen binnen de adoptiedriehoek is er binnen de hulpverlening in de jaren negentig
meer aandacht gekomen voor de postadoptieve problematiek van afstand en adoptie
voor elk van de partijen. De onderkenning dat adoptie een fenomeen is dat zich bij
geadopteerden in verschillende leeftijdsfasen op verschillende wijzen manifesteert
(Brodzinsky et al. 1997) heeft zich ook vertaald naar wetenschappelijk onderzoek. Naast
de gerichtheid in de jaren ’80 op de psychosociale ontwikkeling van jonge buitenlandse
adoptiekinderen binnen hun adoptiegezin zijn er met het volwassen worden van
geadopteerden nieuwe aandachtsgebieden geformuleerd. In toenemende mate wordt er
onderzoek verricht naar verschillende ontwikkelingsfasen van adolescentie en
volwassenheid die nieuwe, interdisciplinaire inzichten bieden voor de subjectiviteiten van
geadopteerden. Naast de hierboven genoemde studies over buitenlands en Thais
geadopteerden, is er onderzoek gedaan over jongvolwassen Grieks geadopteerden
(Hoksbergen et al. 1995), en over gehechtheid en probleemgedrag onder een groep van
160 buitenlands geadopteerden (Jaffari-Bimmel (2005).
Er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar volwassen buitenlands geadopteerden.
De volwassen geworden onderzoeksgroep binnen de derde fase van het longitudinale
onderzoek van Verhulst en Versluis-Den Bieman stond centraal binnen een onderzoek
van Tieman (2006), terwijl een studie over gedragsproblematiek van Thais geadopteerde
adolescenten (Geerars et al. 1995) inzicht verschaft in de wijzen waarop deze groep
omgaat met gevoelens van anders zijn en discriminatie. Hester Storsbergen’s onderzoek
naar de psychische gezondheid en het welbevinden van 75 volwassen Grieks
geadopteerden richtte zich op de betekenissen die zij toekennen aan hun Griekse
verwantschap. Deze hangen samen met thema’s als het zich anders voelen door hun
Griekse uiterlijk en het zich al dan niet thuisvoelen in zowel Nederland als Griekenland
door ervaringen van discriminatie en buitenstaanderschap. De helft van de respondenten
gaf aan zich niet thuis te voelen in Nederland, ondanks dat zij zich als Nederlands
identificeren (Storsbergen 2004:209).
Deze thema’s, zo beargumenteren wij, tonen de duale verbondenheid die geadopteerden
ervaren die voortkomt uit hun meervoudige etnische identiteit die zich niet in eenduidige
termen van óf Nederlands óf Grieks laat verklaren. De ervaringen van deze Grieks
geadopteerden herdefiniëren conventionele betekenissen van etniciteit en nationaliteit.
Van belang voor transnationaal geadopteerden is hoe identificatie met bijvoorbeeld een
Griekse afkomst een traditioneel begrip van zowel ‘de’ Nederlandse identiteit als ‘de’
Griekse identiteit verandert. Nieuwe termen als bijvoorbeeld een Grieks-Nederlandse
adoptieve identiteit zouden woorden kunnen geven aan de ambivalenties die
samenhangen met het zich verbonden voelen met een meervoudige achtergrond.
3.2 Opvattingen over de etnische identiteit van geadopteerden
Er bestaan verschillende opvattingen in de literatuur over de etnische identiteit van
interetnisch geadopteerden, die samenhangen met vaak impliciete zienswijzen over ‘ras’
en etniciteit. Enerzijds wordt die identiteit gezien als een vanaf de geboorte biologisch,
‘raciaal’ gegeven, dat onveranderlijk is; anderszijds wordt aan die identiteit een beperkte
betekenis toegekend omdat door de jonge leeftijd waarop kinderen worden geadopteerd
er geen sprake zou kunnen zijn van een bewuste etnische identiteit die bestaat of is
‘meegekregen’. Beide zienswijzen laten de verbondenheid buiten beschouwing die
geadopteerden -noodgedwongen- op latere leeftijd kunnen ontwikkelen ten aanzien van
hun biologische familie en geschiedenis. De verschillende opvattingen over de vraag of er
sprake is van een etnische identiteit, of en hoe deze verandert, of wordt verloren door
adoptie, vormen een indicatie voor de sociale ongedefinieerdheid en de meervoudige
interpreteerbaarheid van een adoptieve etnische identiteit.
26
Het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie is lange tijd gekenmerkt door de
eerste visie, een vermeend biologisch anders zijn van adoptiekinderen op basis van een
onveranderlijke, ‘raciale’ oorsprong van (afwijkend) gedrag en aard. Een voorbeeld is het
pedagogische onderzoek naar Thaise adoptiekinderen (Hoksbergen et al. 1986). Dit
onderzoek kent een eenduidige focus op de integratie en aanpassing van deze kinderen in
de Nederlandse adoptiefamilies en samenleving. Hoewel de ontwikkelingsproblematiek
van buitenlandse adoptiekinderen een belangrijk onderwerp is, brengt een kritische
analyse van aannames over ‘ras’ en raciale verschillen die zouden gelden voor de
onderzoeksgroep onthutsende beweringen aan het licht. Bij een beschrijving van het
verschil tussen de emotionele houding die Thaise kinderen tentoonspreiden in de klas en
de emotionele houding die zij thuis laten zien, wordt dit verschil allereerst verklaard door
de verschillende relaties die de docent en de ouders aannemen ten opzichte van het kind.
Daaraan wordt het volgende toegevoegd:
Wel blijft het feit dat de leerkracht de adoptiekinderen in het algemeen iets
minder emotioneel noemt dan hun klasgenoten. Bij dit geringe verschil speelt
misschien toch het interraciale aspect een rol. Thailand wordt wel het land van de
glimlach genoemd, waar tact en discretie hoger in het vaandel staan geschreven
dan emotionaliteit (Hoksbergen et al. 1986: 62).
De verwijzing naar een vermeende Thaise volksaard en het raciaal stereotype van de
discretie en bescheidenheid van ‘het Aziatische’ fungeren als afdoende verklaring voor de
gedragsuitingen van adoptiekinderen van Thaise afkomst.
Eind jaren ’70 en begin jaren ‘80 wordt de herkomst van buitenlands geadopteerden
gezien als een biologisch verschil dat reden zou kunnen zijn voor discriminatie (zie
Hoksbergen 1979/1982). De nadruk wordt gelegd op het anticiperen van negatieve
reacties van de sociale omgeving met het oog op de ontplooiingskansen van
geadopteerden van kleur. Door de mogelijkheden die de vaak bovenmodale
adoptiefouders geven aan hun adoptiekind(-eren), het feit dat zij geen groep vormen ten
gevolge van familiale structuren en niet lijken op en veelal geen omgang hebben met
etnische minderheidsgroepen zouden zij weerbaar zijn tegen discriminatie. De focus op
discriminatie verhult een biologisch en louter negatief geconnoteerd begrip van ‘ras’, dat
vooral begrepen wordt als het in uiterlijke zin anders zijn van geadopteerden van kleur.
Tevens wordt voorbij gegaan aan een positieve waarde van de ‘andere’ etniciteit voor
geadopteerden zelf of de rol van adoptiefouders, familie en anderen in het ontwikkelen
hiervan. ‘Ras’ en cultuur worden als zeer verschillend en zelfs tegengesteld beschouwd.
Verschillende malen wordt benadrukt dat adoptiekinderen van kleur ‘alleen’ in huidskleur
afwijken, in de wijze waarop zij worden gezien door de omgeving, maar dat zij wat hun
culturele identiteit betreft geheel Nederlands zijn. De etnische afkomst, problematisch
gedefinieerd als een ‘raciale’ identiteit, heeft, aldus Hoksbergen, geen invloed op de
Nederlandse identiteit van geadopteerden. Transnationale adoptiekinderen nemen
immers schijnbaar probleemloos de cultuur over van het land waarin zij worden
geadopteerd. De etnische afkomst van geadopteerden is ondergeschikt aan een
ongeproblematiseerd assimilatie-ideaal waarin weinig ruimte is voor etnische diversiteit:
Een aantal van de adoptieve kinderen zal alleen verschillen van andere lokale
kinderen op één belangrijk punt: hun uiterlijk. In alle andere gevallen zullen zij
herkenbaar zijn als mede-onderdanen. Dit betekent dat mogelijke discriminatie
niet gebaseerd kan zijn op culturele verschillen, daar deze er niet zijn
(Hoksbergen 1997: 79).12
12
Vertaling van auteurs
27
De nadruk op het zichtbare, uiterlijke anders zijn als het enige aspect dat geadopteerden
anders maakt, hangt samen met de opvatting dat geadopteerden van kleur geen etnische
identiteit zouden hebben en ook niet tot een bepaalde etnische groep zouden behoren.
Zij zijn anders dan etnische minderheidsgroepen (zie ook Walenkamp 1983; Hoksbergen
1997). Geadopteerd zijn wordt zo vooral in individuele termen beschouwd en niet als een
sociale identiteit, waarin de etnische afkomst mogelijk een belangrijke rol vervult. Ook
het idee dat buitenlands geadopteerden geheel probleemloos assimileren binnen hun
Nederlandse adoptiegezin vormt een onderdeel van dit cluster opvattingen. Daarmee
wordt, tenslotte, ook voorbij gegaan aan de etnische betekenis van witheid en de invloed
hiervan op betekenissen van zwartheid als positief en waardevol.
Dezelfde aannames vinden we terug in een onderzoek uit 1997 naar de psychosociale
ontwikkeling en integratie in de Vlaamse samenleving van 57 jongvolwassen Vlaams
geadopteerden in de leeftijd van 22 tot 36 jaar, die afkomstig zijn uit acht verschillende
niet-westerse landen, (De Pauw, Van Aalst & Hoksbergen 1997). Zowel de etnische
afkomst als het ‘interraciaal geadopteerd’ zijn worden eenzijdig vertegenwoordigd door
het andere uiterlijk van de geadopteerde. Betekenissen die geadopteerden toekennen aan
hun meervoudige etnische identiteit worden gerelateerd aan ‘gegeven’, ‘raciale’
verschillen, niet aan sociale of culturele factoren. Zo worden ervaringen die
jongvolwassen geadopteerden indringend confronteren met “het er anders uitzien en hun
adoptiestatus” gezien als een mogelijkheid voor persoonlijke groei, om zijn of haar “ware
zelf te (her)ontdekken” (Hoksbergen 2000:133). De confrontaties die geadopteerden
ervaren worden niet gekoppeld aan dominante sociale betekenissen van een gekleurde
etniciteit die van invloed zijn op hun individueel bewustzijn.
Hoewel de ambivalenties die respondenten articuleren over het gevoel tussen twee
culturen te staan worden benoemd als belangrijke factor die inzicht geeft in de
meervoudige etnische identiteit van geadopteerden, wordt deze vervolgens weer als een
raciale identiteit voorgesteld. In relatie tot het potentiële ouderschap van deze
geadopteerden wordt gesteld:
De geadopteerde als ouder zal als de tijd rijp is aan het kind dienen uit te leggen
dat hij of zij afkomstig is uit een ‘ver’ land waar de biologische ouders wonen. Dit
gegeven hangt samen met het interculturele aspect van interlandelijke adoptie.
Het interraciale aspect heeft voor de kinderen van geadopteerden tot gevolg dat
deze gemengd bloed hebben, omdat de geadopteerde meestal trouwt met iemand
van een ander ras (De Pauw en Hoksbergen 2000: 137).
In dit citaat komen opnieuw dezelfde aannames over de vermeende ‘raciale’ identiteit van
transnationaal geadopteerden naar voren, waarin de andere afkomst als biologisch
gegeven wordt voorgesteld. Naast het feit dat er denkbeeldige ‘raciale’ grenzen worden
overschreden bij de partnerkeuze van geadopteerden, worden dubieuze denkbeelden
over “gemengd bloed” ten gevolge hiervan geuit.
Tenslotte nemen we een onderzoek naar gedragsproblemen onder 176 internationaal
geadopteerden van 7 jarige leeftijd afkomstig uit Sri Lanka, Zuid- Korea en Colombia
(Juffer; Stams en van IJzerdoorn 2004), onder de loep, waarin onder andere is
onderzocht welke invloed ‘raciale invloeden’ hebben op probleemgedrag. Gegevens zijn
onder andere verkregen door interviews met adoptiemoeders en leerkrachten. Hen werd
gevraagd welke ervaringen de kinderen hadden met negatieve reacties ten aanzien van
hun huidskleur, andere uiterlijk en etnische origine. In het artikel worden de
problematische termen ‘raciale invloeden’ en ‘raciale verschillen’ inwisselbaar gebruikt.
Uit de interviews met de witte adoptiemoeders komt naar voren dat 81 kinderen
28
vertelden dat zij wit wensten te zijn (Juffer et al. 2004: 703). Relatief meer
adoptiekinderen van Sri Lankaanse afkomst (59%) gaven deze wens te kennen dan de
Koreaanse (23%) of Colombiaanse kinderen (32%). Deze wens wordt door de
onderzoekers verklaard doordat kinderen op deze leeftijd zouden willen lijken op hun
witte ouders, hetgeen normaal zou zijn voor deze leeftijdsgroep. Het feit dat de groep Sri
Lankaanse kinderen in vergelijking met de andere kinderen de wens wit te willen zijn
relatief vaker uitte, kan volgens de auteurs worden toegeschreven aan de gemiddeld
donkerder huidskleur van deze kinderen.
Dit eenzijdige inzicht over het belang van en bewustzijn over etnische verschillen voor
de ontwikkeling van adoptiekinderen van kleur is vanuit ons perspectief problematisch.
De onderzoeksvraag, de uitkomst en de interpretatie van de gegevens roepen meerdere
kritische vragen op. In de verklaring van het verlangen van de kinderen om er hetzelfde
uit te willen zien als de witte ouders, wordt uitgegaan van een stilzwijgende witte norm
die betekenis geeft aan het verlangen van het kind, zonder dat erbij wordt stilgestaan dat
dit ten koste gaat van het Anders zijn van het kind, zonder de noodzaak te onderkennen
van mogelijke alternatieven die de kinderen een positief zelfbeeld kunnen geven. Het
verlangen van de adoptiekinderen verwijst naar een groter thema, dat van de rol van
etnische verschillen binnen interetnische verwantschapsrelaties en families. De wens wit
te willen zijn kan niet alleen aan het kind toegeschreven worden, maar kan juist een
reactie zijn van de adoptiekinderen op vertogen over ‘ras’ die voortkomen uit een
bewustzijn van verschillen tussen witheid en zwartheid. De Noord-Amerikaanse Cultural
Studies wetenschapper Patricia Williams beschrijft dat in door ‘ras’ gestructureerde
samenlevingen, kleine kinderen van kleur al vanaf een jaar of drie, vier weten dat het
meer voordelen oplevert om wit te zijn (Williams 1998). Zowel de verklaring dat de
kinderen wit willen zijn uit een verlangen naar gelijkenis, als de verklaarbaarheid van dit
verlangen door deze voor te stellen als een wens die de kinderen zelf uiten, laten kritische
betekenissen van witheid buiten beschouwing. Deze zouden een licht kunnen werpen op
de opmerkelijke begerenswaardigheid van witheid als sociale markering van intiem
privilege voor adoptiekinderen van kleur.
Uit veel Nederlandse onderzoek spreekt een impliciet Eurocentrisch perspectief ten
aanzien van het verondersteld andere ‘ras’ en de andere etniciteit van transnationale
adoptiekinderen. Deze benadering privilegieert een wit perspectief dat onbenoemd blijft,
maar normatief is in een visie waarin aanpassing en integratie centraal staan. Het
onderzoek kenmerkt zich ook door een eenzijdig perspectief op het andere/afwijkende van
het adoptiekind. De etniciteit van witte adoptieouders blijft onbenoemd en vormt
daardoor impliciet de maatstaf. Etnisch en cultureel verschil dat een rol kan spelen in
interetnische adoptie geldt alleen voor de andere etnische identiteit van het adoptiekind.
Een disciplinair kader dat zich verbindt met een stilzwijgende, maar normatieve opvatting
ten aanzien van Nederlands zijn, als maatgevend voor het andere van adoptiekinderen
van kleur, laat onderbelicht waaruit dit anders zijn bestaat of uit welke sociale vertogen zij
voorkomt. Juist onderzoek naar de opvattingen representaties, termen en betekenissen
die geadopteerden van kleur toekennen aan hun ervaringen met anders zijn kunnen
inzichten bieden in hun belevingswereld. Een feministisch, intersectioneel perspectief dat
vertogen over etniciteit onderzoekt, biedt niet alleen een andere visie, maar een ander
referentiekader.
In dit interdisciplinaire onderzoek wordt aan de hand van zowel sociaal
wetenschappelijke theorievorming, als van (zwarte) feministische theorieën, Cultural
Studies en Postkoloniale Studies nagedacht over transnationale adoptie en over de relatie
tussen concepten als ‘ras’/etniciteit, gender en identiteit. Bestaand onderzoek en de
lacunes die hierin naar voren komen bepalen mede de wijze waarop geadopteerden van
29
kleur hun identiteiten en geschiedenissen kunnen begrijpen en representeren. Dit
onderzoek zal waar mogelijk wijzen op thema’s en aandachtsgebieden die ontbreken in
het Nederlandse adoptiediscours, maar die kunnen bijdragen aan een inclusief begrip van
de meervoudige etnische identiteit van geadopteerden van kleur.
Met de term ‘inclusief’ verwijzen wij naar een intersectioneel feministische analyse
(Crenshaw 1989; Wekker en Lutz 2001) die de structurele verbondenheid van gender,
etniciteit en klasse toont in het construeren van sociale identiteiten. Intersectioneel
denken is afkomstig van zwarte feministen uit de tweede feministische golf die een
inclusief begrip beoogden van de specifieke wijze waarop gender, etniciteit en klasse
verschillende vrouwen en hun realiteiten sociaal positioneert. Elk van deze concepten
heeft een andere werking en betekenis, maar staat altijd in relatie tot de andere in een
specifieke sociale en historische context (Wekker en Lutz 2001: 25-6). Intersectionele
theorievorming is van belang voor het op een nieuwe, andere wijze conceptualiseren van
etniciteit en identiteit.
De ervaringen van transnationaal en interetnisch geadopteerden geven reden om de
etnische afkomst, afgestaan en geadopteerd zijn te erkennen als kenmerken van een
specifieke etnische identiteit. Deze adoptiespecifieke aspecten worden mede gemarkeerd
door de afstand die geadopteerden tot hun geschiedenis innemen en door de creatieve
wijzen waarop die identiteit op bewuste en denkbeeldige wijze wordt gereconstrueerd
vanuit een individueel en collectief bewustzijn. Hieraan wordt uiting gegeven door de
wijzen waarop geadopteerden zich identificeren met etnische herkomst, door hun
zoekacties, rootsreizen en websites. Ook het advies van een Britse interetnische
geadopteerde aan andere transnationaal geadopteerden in Groot-Brittanniё om bewust in
contact te komen met mensen die afkomstig zijn uit dezelfde etnische gemeenschap in de
Britse steden, is een creatieve mogelijkheid voor geadopteerden om zo meer te leren over
hun etnische en culturele afkomst (Cooper in Harris 2006: 342). Wij beschouwen de
notie van etniciteit dus niet als gegeven maar als een proces waarin vertogen en
identificaties van geadopteerden centraal staan.
De mogelijkheden van een meervoudige identiteit kunnen echter nauwelijks worden
geëxploreerd in een maatschappij waarin wordt verwacht dat je een eenduidig antwoord
kunt geven op vragen over je identiteit en afkomst, waarin, met andere woorden, een
essentialistische definitie van etnische identiteit domineert. De etnische identiteit van
geadopteerden van kleur is verre van gegeven, maar stelt geadopteerden voor de taak om
op grond van beschikbare gegevens een eigen betekenis aan hun biologische en etnische
achtergrond te geven. De nationale en etnische identiteit van geadopteerden neemt door
adoptie, door het aannemen van een andere nationale identiteit een andere betekenis aan.
Met andere woorden: de etnische afkomst van geadopteerden wordt beschouwd als
‘gegeven’ doordat zij denkbeeldig verbonden is met een land van herkomst, terwijl zij
inhoudelijk mogelijk andere betekenissen heeft. Dit proces onderzoeken wij in dit
rapport.
4 Beknopt overzicht van Nederlandse organistaties van en voor geadopteerden
van kleur
Er zijn verschillende professionele en vrijwilligersorganisaties waar binnenlands en
buitenlands geadopteerden van kleur terecht kunnen met identiteitsvragen. Deze kunnen
betrekking hebben op de postadoptieve problematiek van individuele geadopteerden,
advies en hulp bij (internationale) zoekacties naar biologische families of bij het willen
ondernemen van een rootsreis naar het land van herkomst. Organisaties als het Fiom en de
Riagg instellingen bieden maatschappelijke en psychologische hulpverlening aan jonge en
30
volwassen geadopteerden. De afdeling WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg van de
Stichting Adoptievoorzieningen biedt telefonische hulp en advies aan geadopteerden.
Ook geeft zij brochures uit. De zeven vergunninghouders die bemiddelen bij de
procedure van interlandelijke adoptie bieden zogeheten nazorg aan geadopteerden en
hun adoptiefamilies door hulp bij zoekacties en het organiseren van rootsreizen en
activiteiten. Zo heeft Vereniging Wereldkinderen verschillende “rootsspreekuren” voor
geadopteerden waar zij met vragen terecht kunnen bij de drie contactpersonen voor de
landen van herkomst in China, in Azië en Latijns-Amerika. Ook kunnen geadopteerden
ervaringen uitwisselen op het internetforum van Wereldkinderen. De verenigingen van
transnationaal geadopteerden bieden gelegenheid aan geadopteerden uit een bepaald land
van herkomst om in contact te komen met andere geadopteerden, ervaringen uit te
wisselen en sociale activiteiten te ondernemen. Zij bieden hen de mogelijkheid om op
informele wijze met andere geadopteerden kwesties rond afkomst, identiteit en etniciteit
te bespreken. Op deze wijze geven zij uitdrukking aan een gemeenschappelijke, sociale
identiteit van verschillende groepen geadopteerden (zie hoofdstuk 3 over deze vorm van
collectieve identiteitsformatie).
Hieronder volgt een beknopt overzicht van Nederlandse organisaties waar informatie te
vinden is over transnationale adoptie en waar geadopteerden terecht kunnen met
identiteitsvragen. Het overzicht toont ook de koepelorganisaties waar (organisaties van)
volwassen geadopteerden deel van uitmaken als belangenvertegenwoordigers van een
bepaalde groep. Deze organisaties, VAAN en de UAI NL hebben als doel om samen met
andere belanghebbenden binnen de adoptiedriehoek te participeren in ontwikkelingen
binnen het Nederlandse adoptieveld op het gebied van beleid, advies en beeldvorming
ten aanzien van adoptie.
Organisaties die betrokken zijn bij adoptie
(Overheids)organisaties die verantwoording dragen
voor de Nederlandse wetgeving en het beleid op het
gebied van binnenlandse en transnationale adoptie
Ministerie van Justitie
www.minjust.nl
Raad voor de Kinderbescherming
www.kinderbescherming.nl
Stichting Adoptievoorzieningen
www.adoptie.nl
Instanties die maatschappelijke
hulpverlening bieden bij afstand en adoptie
Postadoptieve hulpverlening aan binnen- en
buitenlands geadopteerden
Stichting Ambulante Fiom
www.fiom.nl
Riagg
www.riagg.nl
WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg,
is een afdeling van Stichting Adoptievoorzieningen (VIB, VIA, WAN)
www.adoptie.nl
Vergunninghouders
Door de overheid erkende instanties die bemiddelen
bij interlandelijke adoptie. Deze bieden ook
adoptienazorg aan geadopteerden.
Stichting Afrika
www.stichtingafrika.nl
Stichting Hogar
www.stichting-hogar.nl
31
Stichting Flash
www.stichtingflash.nl
Stichting Kind en Toekomst
www.kindentoekomst.nl
Stichting Meiling
www.meiling.nl
Stichting NAS
www.nederlandseadoptiestichting.nl
Vereniging Wereldkinderen
www.wereldkinderen.nl
Belangenorganisaties en Verenigingen van en
voor (transnationaal) geadopteerden
Landelijke verenigingen:
- Binnenlands geadopteerden
- Transnationaal geadopteerden uit Europa
- Transnationaal geadopteerden uit niet-westerse
landen
Regionale verenigingen:
- Transnationaal geadopteerden uit nietwesterse landen
Koepelorganisaties die belangen en organisaties van
geadopteerden vertegenwoordigen
Nederlandse adoptieclub
www.adoptieclubnederland.nl
Ta Pediá
Vereniging voor Grieks
geadopteerden
www.grieksegids.nl/ta_pedia.htm
Arierang
Vereniging voor Koreaans
geadopteerden
www.arierang.nl
Chicolad
Vereniging voor geadopteerde
Colombianen
www.chicolad.nl
Peruacha
Vereniging voor Peruaans
geadopteerden
www.peruacha.nl
Inesh
Sri Lankaanse Adoptievereniging
www.inesh.nl
Shapla
Vereniging voor Bengalees
geadopteerden
www.shapla.nl
Kiran
Vereniging voor Indiaas
geadopteerden
www.kiran.nl
Asalsaya
Vereniging voor Indonesisch
geadopteerden
www.asalsaya.nl
Colombianos Groningen
http://colombia.jairobernal.com
UAI NL, United Adoptees
International
Nederland
32
[email protected]
VAAN (Vereniging Aangaande
Adoptiedriehoek Nederland)
samenwerkingsverband van
biologische ouders, geadopteerden,
adoptieouders en vertegenwoordigers
van adoptieorganisaties
www.vaan.nl
Belangenorganisaties van adoptieouders
en (jonge) adoptiekinderen van kleur uit
niet-westerse landen
Auntie (Nigeria)
www.auntie.nl
De Rode Draad (China en Taiwan)
www.rodedraad.com
Inang Bayan (Filippijnen)
www.inang-bayan.tk
Guateñinos (Guatemala)
www.guateninos.nl
Protea (Zuid-Afrika)
www.vereniging-protea.nl
VONK (Nepal)
www.nepalvonk.nl
Wo De Gu Xiang ( Taiwan)
www.wdgx.nl
Portals en websites over adoptie met
discussiefora voor geadopteerden
www.adoptietrefpunt.nl
www.geadopteerden.nl
www.adoptiestartpagina.nl
www.wereldkinderen.nl
In het volgende hoofdstuk gaan we in op de vraag op welke wijze etniciteit en etnische
en culturele verschillen worden benoemd of onbenoemd blijven in adoptiegezinnen en in
de sociale contexten waarin geadopteerden participeren. In hoofdstuk drie bespreken we
de manier waarop geadopteerden van kleur zelf – op websites van verenigingen voor
geadopteerden – ingaan op identiteitsformatie. We stellen ook steeds de vraag welke
invloed het weglaten van reflectie op etniciteit heeft op het vormgeven van de etnische
identiteiten van geadopteerden van kleur.
5 Aanbevelingen
•
Wetenschappelijk onderzoekers op het terrein van adoptie studies zouden zich
moeten informeren over de achtergronden van de conceptualiseringen van ‘ras’/
etniciteit die worden gebruikt binnen onderzoek naar ‘nieuwe etniciteiten’ (Hall
1991) en meervoudige identiteiten, omdat deze conceptualiseringen beter
aansluiten bij de interetnische identiteit van geadopteerden van kleur.
33
•
Onderzoekers zouden zich ook op de hoogte moeten stellen van literatuur uit
Culturele Studies, Gender Studies en Postkoloniale Studies over de ‘snijpunten’
of intersecties van ‘ras’/ etniciteit, gender en nationaliteit. Een intersectioneel
perspectief legt meer complexiteit bloot dan een eenzijdig perspectief.
Intersectionaliteit wil bovendien niet essentialistisch zijn en meervoudigheid van
identiteiten – ook van de Nederlandse – erkennen.
34
2. ‘Je wordt er steeds aan herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf kent.’
Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur.
1. Inleiding
In dit hoofdstuk komen tien transnationaal geadopteerden van kleur aan het woord over hun
ervaringen en visies ten aanzien van hun etnische herkomst en identiteit. De formatie van
identiteit is nooit een autonoom of vanzelfsprekend proces. Identiteiten worden gecreëerd door
de verhalen die anderen aan ons en die wij over onszelf vertellen, door de wijzen waarop wij
onszelf ervaren, dat wil zeggen door belichaamde ervaringen, maar ook door alledaagse
gebeurtenissen. De interviews in dit hoofdstuk zijn er centraal op gericht om kennis te verwerven
over de wijzen waarop geadopteerden van kleur zich positioneren ten opzichte van dominante
vertogen over kleur en etniciteit. Een vertoog is een historisch en sociaal bepaalde manier van
denken en praten over een bepaald onderwerp, in dit geval etnische identiteit (Foucault 1980,
Hall 1997). Vertogen produceren bepaalde soorten subjecten en in dit hoofdstuk gaan we op
zoek naar het soort subjecten die geadopteerden van kleur zijn. De formatieve vertogen over
etniciteit manifesteren zich op vele wijzen die soms moeilijk concreet te maken zijn, zoals de
manier waarop volwassen geadopteerden op straat worden aangesproken, worden benaderd
onder vrienden, door collega’s en binnen hun families. De vertogen onthullen zich in de verhalen
die geadopteerden vertellen over zichzelf en hun leven in de hedendaagse Nederlandse
samenleving. Vraagstukken van etniciteit raken, zo beargumenteren we, ten diepste aan het
gevoel er te mogen zijn in de Nederlandse samenleving, er vanzelfsprekend bij te horen. Van
belang is de eigen manier waarop geadopteerden uitdrukking geven aan hun situatie, door de
wijzen waarop zij omgaan met kwesties rond ‘ras’, etniciteit en nationaliteit, hoe zij deze
ontkennen of onderkennen en wat hun overlevingstrategieën en terminologieën zijn voor
identificatie of vervreemding.
Onze benadering hield in dat een junior onderzoekster (zelf een geadopteerde van kleur) een
geselecteerde groep van geadopteerden interviewde. Dit is een belangrijke kwalitatieve aanvulling
op kwantitatief georiënteerd onderzoek naar adoptie. De interviews zijn later uitgeschreven,
gecodeerd en geanalyseerd als sociale teksten die open staan voor wetenschappelijke interpretatie.
Wetenschappers die werken met autobiografieën of psychosociale interpretaties van romans of
andere teksten (zoals interview transscripties) hebben het belang laten zien van de analyse van
discursief gestructureerde verhalen met betrekking tot identiteitsformaties als een vorm van
dialogische en contextuele “self-fabrication” (Dawson 1997; Boter 2005; Hübinette 2007b).
Verschillende culturele critici hebben de vormende kracht van verhalen aangetoond. Alice Walker
geldt als een van de pionerende feministische critici die heeft laten zien dat de strijd om identiteit
van zwarte vrouwen fundamenteel verbonden is met hun verhalen over afkomst (Walker 1984).
Recent onderzoek naar adoptie focust zich ook op verhalen van volwassen geadopteerden in de
vorm van interviews, studies, gedichten en autobiografische verhalen (Trenka, Oparah & Shin
2006; Hübinette 2007b). In dit hoofdstuk, een beperkte oefening in dezelfde onderzoekstraditie,
analyseren wij de wijzen waarop respondenten zich positioneren ten aanzien van de verschillende
sociale vertogen en hoe zij tegelijkertijd gepositioneerd worden door deze vertogen in
verschillende sociale contexten. De volgende drie vragen staan centraal:
•
•
•
Op welke wijze is er in het adoptiegezin omgegaan met de andere kleur en etnische
achtergrond van de geadopteerden?
Wat zijn de ervaringen van respondenten met de wijzen waarop de omgeving omgaat met
hun etnische identiteit?
Welke strategieën zetten geïnterviewden in om om te gaan met verschillende vertogen and
welke terminologieën hanteren zij ?
35
De specifieke, gesitueerde kennis van respondenten, hun status van outsider within (Hill Collins
1991), van tegelijkertijd insider en outsider zijn, opent een nieuwe invalshoek op de ervaringen
die geadopteerden van kleur doormaken. Maar hun kennis maakt ook uitspraken mogelijk over
de Nederlandse samenleving. In de Nederlandse context, ordent het begrippenpaar ‘allochtoon’/
‘autochtoon’ dominante denkbeelden ten aanzien van etniciteit: men is óf het een óf het ander. In
het dominante vertoog is er geen ruimte voor een meervoudige identiteitsopvatting (Wekker en
Lutz, 2001), noch wat etniciteit noch wat nationaliteit aangaat, zoals begin 2007 ook weer tot
uitdrukking kwam in het kamerdebat en vragen rond de PvdA-leden Arib, Aboutaleb en Albayrak
met hun dubbele nationaliteiten.
Denken over adoptie als deel van globale stromen van mensen, als migratie, leidt tot de
mogelijkheid om te onderkennen waar globale, nationale en lokale culturen een culturele ruimte
openen, een derde ruimte, waar verschillen tot uiting komen zoals het grensoverschrijdend
bestaan van geadopteerden als “outsiders within”. In deze zin willen wij aandacht geven aan de
strategieën voor het omgaan met ambivalente situaties en gevoelens waarmee geadopteerden zich
geconfronteerd zien. Dit maakt de wijzen waarop geadopteerden zelf woorden geven aan wat
postkoloniale wetenschappers zoals Homi K. Bhabha benoemen als een “third space”, een derde
ruimte van interetnische relaties en identiteiten, bijzonder relevant. Onze respondenten zijn zelf
deel van deze derde ruimte waar zowel terminologieën en identiteiten worden onderhandeld in
weerwil van dominante vertogen ten aanzien van nationaliteit, familie en etniciteit. We kunnen
vaststellen dat naamgeving met betrekking tot etniciteit een complex vraagstuk is gebleken. Uit de
interviews komt naar voren dat de interetnische afkomst en identiteit van geadopteerden
traditionele denkbeelden over identiteit, etniciteit en de aard van families ter discussie stelt.
Geïnterviewden, met hun specifieke maatschappelijke situering, ondervinden verschillende
spanningsvelden aan den lijve, omdat zij geconfronteerd worden met vooroordelen of omdat hun
aanwezigheid regelmatig aanleiding is voor vreemden om vragen te stellen over waar zij vandaan
komen, en aannames te maken over hun etnische herkomst. Van kleur en geadopteerd zijn
betekent een specifieke intersectie van Anders zijn, opvallen en zichtbaar zijn.
Voor wij de resultaten van deze beperkte maar indicatieve studie verder exploreren, willen wij de
(geanonimiseerde) respondenten introduceren, lichten wij onze onderzoeksmethode toe en geven
we belangrijke achtergrondinformatie.
2 Verantwoording
De leeftijdsgroep van de doelgroep van geïnterviewden is 21-30 jaar.1 De studenten, die we in
onze opleiding Gender Studies ontmoeten en die de directe aanleiding tot dit onderzoek vormen
door hun reflecties op (etnische) identiteit bevinden zich in deze leeftijdsgroep. De verwachting
was dat respondenten van deze leeftijd kunnen reflecteren op hun noties van etnische identiteit
en ook termen en strategieën hanteren om hun identiteiten te beschrijven. Eventueel zouden zij
ook stappen kunnen hebben gezet om op zoek te gaan naar hun herkomst en/of biologische
ouders. Door de keuze voor geadopteerden met verschillende etnische achtergronden geven wij
1
Werkwijze met betrekking tot het werven van de tien respondenten.
Vijf respondenten zijn persoonlijk benaderd, de overige vijf zijn geworven via een interviewoproep en een
beschrijving van het onderzoek, dat was gestuurd naar de websites van diverse adoptieverenigingen van en voor
buitenlands geadopteerden: Asalsaya voor Indonesisch, Chicolad voor Colombiaans, Arierang voor Koreaans, Shapla
voor Bengalees, Peruacha voor Peruaans en Kiran voor Indiaas geadopteerden. Er is aanvankelijk niet specifiek
gezocht naar vrouwen of mannen. Op de interviewoproep die gedaan is op de websites zijn zeven reacties gekomen,
waarbij gekozen is voor mannelijke respondenten, om de verhouding vrouwen en mannen mee gelijk te maken.
36
aan geïnteresseerd te zijn in inzichten en ervaringen die niet gebonden zijn aan één specifieke
etnische achtergrond.
2.1 Doelstelling interviews
Doelstelling van de interviews is door middel van tien kwalitatieve diepte-interviews met tien
buitenlands geadopteerden van kleur inzicht te verwerven in hun ervaringen, denkbeelden en
strategieën ten aanzien van etnische herkomst en identiteit. De wijze waarop respondenten hun
uitspraken formuleren, de woorden die zij gebruiken en weglaten geven inzicht in hoe zij zich
positioneren in relatie tot sociale vertogen over kleur en etniciteit. De interviews zijn bedoeld als
verkennend en nadrukkelijk niet als representatief, in de kwantitatieve zin van empirisch
positivisme.2 Een aantal van tien interviews is te beperkt om op basis hiervan generaliserende
uitspraken te kunnen formuleren over de identiteitsvorming van deze brede groep. Een
kleinschalig kwalitatief onderzoek kan echter wél een gedetailleerd inzicht bieden in de ervaringen
en keuzes van deze groep geadopteerden van kleur en de wijzen waarop zij hun identiteiten
construeren.
2.2 Inhoud en samenstelling interviewvragen
De vragen betreffen zowel open als gestructureerde vragen en wanneer nodig is er afgestemd op
de antwoorden die geïnterviewden gaven. De vragenlijst is opgesteld rond de volgende zes
thema’s: adoptiegeschiedenis; adoptiegezin; herkomst en identiteit; ervaringen met reacties van de
omgeving, ervaringen met discriminatie en racisme; en de maatschappelijke zichtbaarheid van
buitenlands geadopteerden. Deze thema’s zijn weer onderverdeeld in hoofdvragen en deelvragen.
De vragenlijst is als bijlage A in het rapport opgenomen.
2.3 Profiel van geïnterviewden
De respondenten zijn zeven jonge vrouwen en drie jonge mannen in de leeftijd van eenentwintig
tot dertig jaar. De namen van respondenten zijn gefingeerd om hun privacy te waarborgen. Tabel
1A geeft geboortejaar en leeftijd weer van geïnterviewden, het land van herkomst en hun leeftijd
op moment van plaatsing in hun adoptiegezin.
Tabel 1 A
Naam
Geboortejaar/
leeftijd
Land van herkomst
Maaike
Rosa
Suzanne
Lilian
Chris
1978
1978
1985
1985
1983
(27 jr.)
(27 jr.)
(21 jr.)
(21 jr.)
(23 jr.)
Zuid-Korea
Zuid-Korea
Sri Lanka
Sri Lanka
Colombia
Chanda
Sebastiaan
Marloes
Lucas
Yasmine
1979
1983
1980
1975
1976
(27 jr.)
(23 jr.)
(26 jr.
(30 jr.)
(30 jr.)
India
Sri Lanka
Indonesië
Colombia
Bangladesh
Leeftijd bij
plaatsing in
adoptiegezin
anderhalf jaar
vier maanden
drie weken
zes weken
een jaar en acht
maanden
vijf maanden
zes weken
drie maanden
zes weken
drie maanden
37
De volgende tabel geeft de woon- en werksituatie en de provincie weer waar geïnterviewden
wonen.
Tabel 1B
Naam
Woonsituatie
werk/studie
Woonplaats
Maaike
samenwonend
administratief
dorp,
medewerkster
Noord-Holland
Rosa
Samenwonend
medewerkster
stad,
uitgeverij
Zuid-Holland
Suzanne
woont op kamers
student HBO
stad,
Utrecht
Lilian
woont bij
universitair student
stad,
adoptieouders
Utrecht
Chris
woont bij
student HBO
stad, Utrecht
adoptiemoeder
Chanda
samenwonend
winkel-medewerkster stad,
twee jonge kinderen
Zuid-Holland
Sebastiaan
woont bij
student HBO
stad,
adoptieouders
Noord-Brabant
Marloes
woont alleen
werkzaam in
stad,
kinderopvang
Noord-Holland
Lucas
samenwonend
senior marketing &
dorp,
service medewerker
Utrecht
Yasmine
samenwonend
administratief
dorp,
medewerkster
Zuid-holland
Chanda heeft als enige van de respondenten twee jonge kinderen in de leeftijd van drie en vier
jaar.
2.3.1 Achtergrond en samenstelling adoptiegezin
Geïnterviewden hebben een middenklasse achtergrond. De helft van de adoptieouders zijn
gescheiden. Alle tien geïnterviewden hebben broers en of zussen in hun adoptiegezinnen. Deze
zijn of de biologische kinderen van hun adoptieouders (Maaike, Chris), of geadopteerd uit
hetzelfde land van herkomst als de geïnterviewden (Rosa, Suzanne, Lilian, Chanda). Marloes en
Lucas hebben ieder een jongere broer en zus die biologisch met elkaar verwant zijn (de broer van
Lucas is overleden). Sebastiaan en Yasmine hebben respectievelijk naast een geadopteerde broer
en een zus, een broer en een zus die biologisch verwant zijn met hun adoptieouders. Sebastiaan
heeft een tweelingbroer met wie hij samen is geadopteerd. De geadopteerde zus van Yasmine is
niet biologisch verwant met haar (zie bijlage B voor verdere informatie).
2.3.2 Motieven van adoptieouders voor de keuze voor adoptie
Acht van de tien respondenten gaven ongewenste kinderloosheid als reden waarom hun ouders
voor interlandelijke adoptie kozen. Twee respondenten noemen idealistische motieven (Maaike
en Chris). Maaike vertelt dat haar ouders door een tv-programma over weeskinderen op het idee
kwamen om een kind te adopteren. Chris vertelt dat zijn moeder de wens had om “een kind uit
armoede te halen.” De adoptieouders van Chris, Rosa, Maaike en Lucas namen pleegkinderen in
hun gezin op voor zij hen adopteerden.
2.3.3 Keuze voor een bepaald land van herkomst van het adoptiekind.
Het merendeel van de respondenten vertelt dat hun ouders geen specifieke voorkeur of keuze
voor een bepaald land hadden. Lilian, Marloes en Lucas vertellen dat hun adoptieouders een
voorkeur hadden voor hun land van herkomst, zij het met verschillende motieven. Lilian’s ouders
38
hadden een voorkeur voor een kind uit Sri Lanka, omdat zij mensen kenden die via dezelfde
bemiddelingsorganisatie een kind hadden geadopteerd. Marloes’ ouders motiveerden het
adopteren van een kind uit Indonesië uit het oogpunt van mogelijke discriminatie die een
donkerder gekleurd kind uit een Afrikaans land zou kunnen ervaren in Nederland. Een lichter
gekleurd kind uit Indonesië of Colombia zou gemakkelijker kunnen integreren in de Nederlandse
samenleving. Marloes’ verhaal is het enige waarin kleur genoemd wordt als belangrijke reden voor
de keuze voor een bepaald land. De motivering van de adoptieouders van Marloes geeft weer dat
er een bepaald bewustzijn was van de betekenis van de andere etnische identiteit van hun
toekomstige adoptiekind. Uit de verhalen van de geadopteeren kwam niet naar voren hoe er door
adoptieouders gedacht is over het interetnische aspect, het feit dat het adoptiegezin een multietnisch gezin zou worden door de keuze voor transnationale adoptie.
2.4 Keuzen van respondenten ten aanzien van het zoeken naar en contact met hun
biologische familie
De individuele adoptiegeschiedenis van respondenten is van belang voor de wijze waarop zij hun
etnische identiteit construeren door verhalen over afkomst. Hieronder volgt een korte
samenvatting van de verschillende keuzen die respondenten hebben gemaakt met betrekking tot
het zoeken naar of onderhouden van contact met hun biologische familie en herkomst. De
verschillen tussen respondenten hierin zijn mogelijk van belang voor de mate waarop zij zich
identificeren met hun etnische identiteit. Van de tien geïnterviewden zijn Rosa, Sebastiaan,
Marloes en Lucas op zoek gegaan in hun geboorteland naar hun biologische familie. Drie van
hen, Sebastiaan, Marloes en Lucas onderhouden contact met hun biologische familie. Twee
respondenten, Chanda en Yasmine zouden op zoek willen gaan naar hun biologische familie,
maar beschikken niet over gegevens die hen in staat stellen te kunnen zoeken. Van de vier overige
respondenten hebben Lilian en Maaike concrete plannen om een rootsreis te maken naar hun land
van herkomst.3 De keuze van vier van de tien geadopteerden om op dit moment in hun leven niet
actief op zoek te zijn naar biologische ouders of om zich bezig te houden met hun biologische
herkomst lijkt verband te houden met een minder sterk bewustzijn van hun etnische herkomst.
Bij de respondenten die wel op zoek zijn of gezocht hebben, blijkt een groter besef van etnische
afkomst en het verlangen om deze te exploreren en om zich hiermee op een positieve wijze te
willen identificeren.
2 Het traditionele beeld dat mensen hebben van wetenschappelijk onderzoek wordt gedomineerd door de
methodologie van empirisch positivisme, een meer dan honderd jaar oude filosofische traditie van kennisproduktie
die wordt gekenmerkt door objectieve methoden en dataverzameling. Deze wijze van wetenschapsbeoefening is
gangbaar in de natuurwetenschappen. De filosofische veronderstellingen die ten grondslag liggen aan noties van
objectiviteit, wetenschappelijke methode en empirisme zijn bekritiseerd en herschreven door onder andere antiracistische en feministische wetenschappers zoals Sandra Harding, Patricia Hill Collins, Donna Haraway en Karen
Barad. De stroming van het positivisme is voortgekomen uit een reactie tegen religieuze en metafysische speculatie.
Sindsdien zijn er echter vele alternatieve scholen opgestaan die het empirisch positivisme verwerpen en weerleggen
als een beperkende, singuliere benadering van een pluriforme sociale wereld. Interpretatief onderzoek, met inbegrip
van onderhavige studie, claimt dat sociale realiteiten begrepen dienen te worden door exploraties van sociale
constructies zoals taal, geschiedenis, bewustzijn en collectief gedeelde betekenissen. Dit betekent niet een minder
zorgvuldige of rigide onderzoeksstrategie, maar één die filosofie, geschiedenis en sociale effecten hierin opneemt
voor democratische doeleinden en verklaarbare resultaten. Deze benadering is dus niet gebaseerd op een vals
onderscheid tussen politiek en wetenschap, macht en kennis, maar laat zien hoe deze entiteiten elkaar construeren en
dus in relatie tot elkaar geanalyseerd dienen te worden.
3 De publicatie van Alex Haley’s boek Roots: The Saga of an American Family (1976), een roman die is gebaseerd op
genealogisch onderzoek van Afrikaans-Amerikanen, wier voorouders vanuit Afrika als slaven naar de Verenigde
Staten zijn gebracht, naar hun verwanten, gaf een belangrijke impuls aan genealogisch onderzoek naar afkomst. Het
ondernemen van rootsreizen is een wijdverbreide sociale stroming geworden onder vele zwarte mensen, migranten en
andere historisch gemarginaliseerde groepen. Onderzoek naar herkomst heeft een speciale status verkregen onder
jong volwassen geadopteerden als deel van de (re)constructie van hun etnische identiteit.
39
3 Het onderhandelen van een “third space” identiteit
Alle geïnterviewden in deze studie zijn opgegroeid bij witte adoptieouders in witte gezinnen en
het merendeel heeft meerdere geadopteerde broers en zussen van kleur. De meeste vertellen te
zijn opgegroeid in relatief kleine plaatsen met een overwegend witte bevolking. In hun
woonplaats en op de basisschool waren zij als kind met hun broers en zussen vaak de enige
personen van kleur. De geïnterviewden vertellen een Nederlandse opvoeding te hebben gehad.
De witte opvoeding van geadopteerden van kleur heeft invloed op de wijze waarop zij zich
identificeren met hun etnische identiteit. Uit hun antwoorden lijkt het alsof hun etnische
identiteit in het adoptiegezin geen of een ongedefinieerde betekenis heeft. Er lijkt een consensus te
zijn over het gegeven dat kleur niet als opmerkelijk of anders wordt gezien, terwijl hun ervaringen
ervan getuigen dat dit wel het geval is in de sociale praktijk. Zulke ambivalenties tussen hoe het
zou moeten zijn en hoe het vaak werkelijk is (zelfs als de respondenten niet willen dat het zo is,
of dit niet willen onderkennen) zijn typisch voor onderhandelingen over nationale, ‘raciale’ en
etnische identiteit die plaatsvinden in een zogenaamde derde ruimte.
Meerdere geïnterviewden beschrijven hun etnische identiteit als ‘iets wat je niet helemaal bent’ en
‘als iets wat je kunt worden.’ Deze ambigue definitie van de betekenis van etnische identiteit kan
worden beschouwd als het vertrekpunt van de ervaringen van geadopteerden. Veel respondenten
spreken over een gevoel dat er geen woorden zijn die de tegenstrijdigheid van hun positie kunnen
vertegenwoordigen in individuele en maatschappelijke zin. Dit moet worden beschouwd tegen de
achtergrond van dominante vertogen die doordringen in de subjecten die door adoptie worden
gevormd. Voorgaand onderzoek ondersteunt ons in deze stelling (Patton 2000; Simon and
Roorda 2000).
De verschillende vertogen die de feministische wetenschapper van witheid Ruth Frankenberg
(1993) onderscheidt voor de Noord Amerikaanse situatie zijn zeer bruikbaar voor het analyseren
van de uitspraken van de respondenten en daarmee voor de Nederlandse situatie. Ze helpen bij
het duiden van de verschillende en tegenstrijdige uitspraken die de tien respondenten doen met
betrekking tot de rol die kleur en etniciteit spelen in hun levens. Deze uitspraken zijn te plaatsen
in de context van de tegenstrijdige sociale werkelijkheden waar vertogen over ‘ras’ en etniciteit
niet alleen deel van uitmaken, maar die ze meehelpen te construeren. De drie vertogen die
Frankenberg onderscheidt kenmerken elk drie verschillende historische momenten in het denken
over ‘ras’ en etniciteit in de Verenigde Staten. Deze zijn het vertoog van essentialist racism, een coloren power-evasive vertoog en een race cognizant vertoog.
In het vertoog van essentialistisch racisme wordt ‘ras’ beschouwd als markering van “ontologisch,
essentialistisch en biologisch verschil” (Frankenberg 1993:138). Dit vertoog van essentialistisch
racisme wordt in de tijd gevolgd door een kleur- en machtsontwijkend vertoog. Binnen dat vertoog
worden etnische verschillen op selectieve wijze ontkend of geminimaliseerd, waarbij de
structurele aspecten van racisme niet worden onderkend en zo schijnbaar onveranderlijk en
onaantastbaar blijven (Frankenberg 1993:42). Anderzijds verwijst een race cognizant vertoog, of wat
in een wetenschappelijke Europese context en in een Nederlandse vertaling een etniciteitsbewust
vertoog wordt genoemd, naar verschillen die als cultureel worden erkend. Dit vertoog is in
theoretische zin tegengesteld aan een essentialistisch vertoog, maar Frankenberg schrijft dat in de
praktijk, afhankelijk van de intentie, een etniciteitsbewust vertoog vanuit een essentialistisch begrip
kan worden gehanteerd (Frankenberg 1993:157). Deze drie vertogen overlappen elkaar in de
wijze waarop verschillende elementen uit deze vertogen worden ingezet, zij kunnen elkaar
versterken maar ook weerspreken. We zullen in de volgende exploratie van de rol en
bespreekbaarheid van etnische herkomst en de betekenis van adoptie binnen het adoptiegezin
gebruik maken van Frankenberg’s noties in onze discoursanalyse van de interviews.
40
3.1 Donkere huid, witte familie: de rol van etnische herkomst in het adoptiegezin
Gevraagd naar de rol die hun etnische afkomst heeft gespeeld in hun adoptiegezin geven bijna
alle respondenten een ontkennend antwoord. Hun etnische afkomst speelde geen rol, noch had
het een duidelijke betekenis of aanwezigheid. Alle respondenten vertellen vooral Nederlands te
zijn opgevoed door hun adoptieouders. Yasmine, Chris en Marloes vertellen dat volgens hen hun
adoptieouders zich er niet bewust van waren dat hun etnische afkomst belangrijk voor hen zou
kunnen zijn. Chris zegt daarover:
Ik weet niet of het niet belangrijk werd gevonden, het was meer dat niet werd gezien dat het belangrijk
zou kunnen zijn.
Chris heeft het gevoel dat hij veel voor zichzelf heeft moeten uitvechten en dat hij daar vanaf een
jonge leeftijd mee bezig was. Het gegeven dat zijn afkomst niet belangrijk werd gevonden, maakt
dat Chris het gevoel heeft dat zijn adoptieouders geen goed beeld hebben van wie hij is, van wat
hij belangrijk vindt. Gevraagd naar welke betekenis er in zijn ogen aan zijn afkomst is gegeven:
Mijn ouders, je kan er over praten. Maar het heeft geen zin. Je bent geadopteerd en je bent nu hier en je
hebt het nu goed. Ik heb altijd geleerd je komt uit een ander gezin. Voor hen was ik ook geen
Colombiaan, dan worden de rollen beperkt….… terwijl het voor je zelf wel belangrijk wordt. Het heeft te
maken met levensinstellingen, je bent nu hier, je moet niet blijven dwellen, daar houden ze niet van. Ze
kijken recht vooruit. Bij adoptie kijk je way back en zo zijn ze niet ingesteld.
Gevraagd naar wat hij zou willen vertellen als zijn ouders hiervoor zouden openstaan antwoordt
Chris:
Als zij hadden opengestaan…Dan hadden zij geweten dat ik vanaf kleins af aan daar mee bezig ben
geweest en aan het onderzoeken was. Ik ben… het is veel te volwassen voor wie je eigenlijk bent… Dan
hadden zij geweten dat ik een heel open persoon ben en niet gesloten. Dat ik heel graag er over wil praten.
Nou, heel graag, heel gemakkelijk. Dat kunnen mijn ouders niet, en ik wel. Ik denk dat zij heel lang
een verkeerd beeld van mij hebben gehad, van ‘Chris, wie ben jij’?
Het had heel wat vervelende situaties kunnen besparen, wat meer begrip. Het voornaamste wat is
veranderd is de durf om het te zeggen. (…) Ik was bang, ik ging veel voor mijzelf houden. (…) En
daardoor hebben zij een verkeerd beeld gekregen en konden zij mij niet leren kennen.
Chris vertelt over het contrast tussen de onbespreekbaarheid van zijn geadopteerd zijn en de
emotionele reactie van zijn moeder op het kijken naar een aflevering van het KRO programma
Spoorloos:
Dat is het naïeve. Ik heb wel eens op de bank gezeten met mijn moeder dat we Spoorloos zaten te
kijken en dan ging ze van “oh wat erg, wat erg” en dan dacht ik ‘hallo!’ hetzelfde verhaal zit gewoon
naast je. Nee, helemaal niet, dat zag ze helemaal niet. Ja echt, ik heb mij daar wel beledigd door gevoeld.
En toen ik haar daar op aansprak, was het ‘o ja, ik weet het ook wel, ik sta er niet zo vaak bij stil…’
Volgens Chris’ interpretatie heeft hij er in belangrijke mate alleen voor gestaan om zijn ervaringen
te duiden. Ook Sebastiaan vertelt dat zijn Sri Lankaanse afkomst geen rol speelde in zijn
adoptiegezin. Hij benoemt zichzelf als ‘helemaal vernederlandst’. Sebastiaan is kritisch over hoe
zijn adoptieouders met zijn afkomst zijn omgegaan:
Eh…Zij hebben altijd gezegd jullie zijn onze kinderen, het maakt niet uit uit welk land je
oorspronkelijk komt of dat je uit een andere buik komt. Dat hebben ze gezegd. Ik wilde er niet over na
41
denken dat ik eigenlijk uit een andere buik kwam. Onbewust was dat te confronterend. …Je probeert als
geadopteerde niet op te vallen, je wilt niet het probleemgeval zijn, je wilt net zo zijn als de anderen, je wilt
Nederlands zijn.
Maaike vertelt dat het feit dat zij uit Korea afkomstig is geen specifieke betekenis had, het hoorde
er gewoon bij. Haar ouders namen tv-programma’s op die over Korea gingen, dat is iets wat zij
nog steeds doen:
Het enige is dat we juichen voor Korea met het WK voetbal… Programma’s die over Korea gaan. Zij
[haar ouders] bellen ook altijd als er een documentaire is op tv.
Alleen Lucas vertelt dat zijn Colombiaanse afkomst en die van zijn broer en zus een eigen en
positieve betekenis had in zijn adoptiegezin.
Dat is het voordeel van mijn ouders geweest. Zij hebben ons een eigen plek laten kiezen; dat andere
hebben zij nooit weg proberen te vegen, “dat andere is een deel van jullie geschiedenis”. Alleen we leven nu
hier. Ze hebben onze identiteit nooit betwist. Dat aspect van geadopteerd zijn is pas na mijn puberteit
gaan opspelen.
De etnische herkomst van respondenten heeft dus geen of een beperkte rol toebedeeld gekregen
in hun adoptiegezinnen. Het had een schijnbaar neutrale betekenis, die noch in negatieve noch in
positieve zin benoemd werd. Respondenten vertellen dat hun afkomst en kleur niet als anders of
verschillend werden gezien, maar ‘erbij hoorde’, ‘geen dagelijkse rol speelde’ en dat ‘kleur geen
issue was’. Ze vonden het moeilijk om te zeggen welke betekenis eraan werd gegeven omdat zij
niet wisten of konden bedenken welke specifieke betekenis hieraan gegeven zou kunnen worden.
Dit laatste geeft weer dat veel respondenten gedeeltelijk in hetzelfde vertoog als hun ouders
opereren. Dit kan verklaard worden doordat de etnische afkomst van geadopteerden een
ongedefinieerde betekenis heeft die ten dele samenhangt met een onbekende biologische,
etnische en culturele geschiedenis en met de adoptieve identiteit van geadopteerden.
Het niet onderkennen van etnische verschillen in hun opvoeding heeft een schijnbaar positieve
betekenis: het geeft weer dat zij als gekleurde kinderen niet als anders werden beschouwd, maar
als volwaardig deel van het gezin. In door ‘ras’ gestructureerde samenlevingen, verkeert zo’n
ogenschijnlijk voordeel al snel in zijn tegendeel. Al heel vroeg is in de V.S. opgemerkt dat mensen
uit etnische minderheidsgroepen op zijn minst zouden moeten beschikken over een “dubbel
bewustzijn” (DuBois, 1903), willen ze in staat zijn te overleven. Dit resoneert met Frantz Fanon’s
notie van identiteitsformatie in zijn boek Black Skin, White Masks (1952) dat we eerder besproken
hebben.
De sociale geconstrueerdheid van problematische biologische en essentialistische noties van ‘ras’
en etniciteit kent twee kanten: net zoals je niet van kleur hoeft te zijn om je te identificeren als
van kleur, is identificatie met witheid niet voorbehouden aan witte mensen. De ervaringen van
interetnisch geadopteerden vormen hiervan het bewijs. Dit komt ook naar voren in de uitspraken
van respondenten in deze studie.
Er is echter nog meer aan de orde. Aan de zogenaamd neutrale betekenis die aan de etnische
afkomst van geadopteerden van kleur wordt toegeschreven, ligt een kleur- en machtsontwijkend
vertoog, een zogenaamd ‘kleurenblindheids’ vertoog, ten grondslag (Frankenberg, 1993). Door
het niet erkennen van de etnische gesitueerdheid van de geadopteerden wordt het niet alleen
moeilijk hen inzicht en vaardigheden bij te brengen om zich te weren tegen racisme en
discriminatie, tegelijkertijd wordt de dominante etnische gesitueerdheid van de ouders en de rest
van de familie steviger als onuitgesproken norm geïnstalleerd. Wit of Nederlands zijn is de niet
42
uitgesproken, onzichtbare, maar daardoor des te machtiger, norm. Vandaar dat veel
geïnterviewden aangeven “gewoon Nederlands” te willen zijn. Bovendien betekent de ontkenning
van etnische verschillen door de adoptieouders ontkenning van de potentieel meervoudige
identiteit van de respondenten.
Veel respondenten ervaren het als gemis dat adoptieouders hen niet meer hebben gestimuleerd
bij het exploreren van hun etnische identiteit. Identificatie daarmee is mede afhankelijk van de
betekenissen die adoptieouders toekennen aan etnische afkomst van respondenten. Het vertoog
van kleurenblindheid binnen adoptiefamilies staat in gespannen relatie tot het bewustzijn van
anders zijn door hun afkomst en kleur dat respondenten ervaren binnen en buiten hun
adoptiefamilies. Zes respondenten confronteren op directe wijze het vertoog van
kleurenblindheid binnen hun adoptiegezin, de notie dat kleur niet uitmaakt. Hun ervaringen
maken hen bewust van hun anders zijn en zij willen zich op positieve wijze identificeren met hun
afkomst. Respondenten hebben zelf aanknopingspunten gezocht om zich op positieve wijze te
identificeren met hun etnische afkomst.
Recent adoptieonderzoek geeft inzicht in de dominante vertogen die gangbaar zijn in
adoptiefamilies en verwijst naar de socio-culturele effecten van het ideaal van assimilatie in witte
families. Assimilatie werd beschouwd als de meest gezonde manier van het opvoeden van
geadopteerde kinderen. Kirsten Hoo-Mi Sloth, schrijvend vanuit de Deense context, noemt dit
het dominante discours van “assimilatie is gezond”, dat wil zeggen dat geadopteerden gezond
zijn als zij zich identificeren als Denen, Zweden of Nederlanders (2006:254). Zij worden
verondersteld hun leven te willen leven op dezelfde manier als de doorsnee bevolking en zouden
zelden racisme ervaren -, en als dit al het geval is wordt het niet beschouwd als erg schadelijk. Het
ideaal van assimilatie werkt tesamen met het kleurenblinde vertoog als een goedbedoelde tandem
om het leven van adoptiekinderen beter te willen maken door hen de best mogelijke opvoeding
en kansen in het leven te bieden. Dit komt naar voren in de notie dat adoptie vaak wordt
beschouwd als het redden van kinderen van een leven in armoede in de Derde Wereld. Op deze
wijze worden adoptiekinderen belangrijke componenten van het globale project van het bouwen
van non-racistische westerse samenlevingen. Het assimilatie ideaal en het kleurenblindheidsdiscours die in de interviewuitspraken naar voren komen zeggen iets kritisch over de ruimte voor
etnisch anders zijn in onze Nederlandse maatschappij. Ze lijken in ieder geval een positieve
identificatie met anders zijn of viering van diversiteit uit te sluiten. Dit is waarom wij onze
respondenten vragen hebben gesteld over de bespreekbaarheid van betekenissen van geadopteerd
zijn en over diversiteit in het adoptiegezin.
3.1.1 Bespreekbaarheid van de betekenis van geadopteerd zijn in het adoptiegezin
Geïnterviewden vertelden dat er in hun adoptiegezinnen in het algemeen op een open manier
over adoptie werd gesproken, het onderwerp adoptie an sich was bespreekbaar. Zij wisten van
kinds af aan dat zij geadopteerd zijn, konden zich niet herinneren dat er een bepaald moment was
waarop dit door hun adoptieouders aan hen is verteld.
Het blijkt echter dat de openheid die gold voor het gegeven van adoptie niet hetzelfde was als het
bespreken van de betekenis van en de gevoelens rond het geadopteerd zijn. Voor veel
respondenten is de betekenis van het geadopteerd zijn verbonden met het gebrek aan kennis over
hun biologische afkomst, het niet weten waar ze vandaan komen, van wie zij afstammen. Voor
alle respondenten was het ontbreken van kennis over hun biologische geschiedenis een groot
thema. Verder noemen respondenten als belangrijke kenmerken van wat het betekent om
geadopteerd te zijn, het verwerken van het afgestaan zijn en het zich niet kunnen identificeren
met hun adoptiefamilie en het zich anders voelen door hun kleur. De betekenis van het
geadopteerd zijn roept veel emoties op bij respondenten en zes van de tien geven aan dat ze daar
43
niet met hun ouders over wilden of konden spreken, omdat, in de woorden van Sebastiaan,
“Nederlandse ouders toch niet kunnen weten of voelen wat het is om geadopteerd te zijn”.
Andere respondenten noemen als reden dat de adoptie bespreken niet loyaal zou zijn aan de
adoptieouders omdat het hen confronteert met het bestaan van andere, biologische, ouders.
Respondenten vertelden een groot deel van hun leven geworsteld te hebben met diepe
onzekerheden, grote onrust, eenzaamheid en verdriet, wat zich bij sommigen uitte in het gevoel
niet genoeg te zijn en een grote drang zichzelf te bewijzen. Bij een aantal respondenten leidde dit
tot jarenlange depressies, bij twee van hen zelfs tot zelfmoordgedachten. Hier hebben de
geïnterviewden het over de worsteling met hun kleur die ze als kind doorgemaakt hebben (en
vaak nu nog), het feit dat ze hun kleur verschrikkelijk vonden.
Marloes vertelt over haar jeugd:
Ik heb een stuk identiteit gemist. … Het feit dat ik mijn moeder niet kende, dat ik mij totaal niet kon
identificeren. Uiterlijk niet, maar ook qua karakter niet. Dat heeft mij heel onrustig gemaakt, zonder
dat ik het bewust wist. Ik ben ontzettend extravert geworden en niet op een leuke manier. Tegen alles
aanschoppen en niet weten waar ik heen moest. Ik kon totaal niet alleen zijn bijvoorbeeld. Ik ben in mijn
jeugd aan de drank en de drugs geweest, altijd vriendjes, volledig losbandig geleefd, ook ten nadele van
mijzelf natuurlijk. ….. Ik miste iets, in mijn gezin, iets in mijn leven wat ik niet kon plaatsen, waardoor
ik dacht dat ik gek was, waardoor ik niet kon aarden.
Fragmentarische kennis over biologische ouders en herkomst is niet uitzonderlijk, het is een deel
van wat het betekent om transnationaal geadopteerd te zijn. Rosa zegt daarover:
Ik denk dat ik reageerde zoals heel veel geadopteerden, net doen alsof er niets aan de hand was (lacht).
Dus een beetje onder het tapijt.
Chris vertelt dat zijn adoptieouders wel open stonden voor het thema adoptie, maar dat er niet
over gevoelens werd gesproken en evenmin over de redenen waarom hierover niet gesproken
werd. Als kind had hij grote last van verlatingsangst, die zich uitte in hysterische buien en
woedeaanvallen, die volgens hem mogelijk zijn terug te voeren op ervaringen die hij aan het begin
van zijn leven in Colombia heeft meegemaakt. Zijn gedrag werd door zijn adoptieouders niet in
verband gebracht met deze periode, waarin volgens gegevens in zijn adoptiedossier veel is
gebeurd. Omdat hij zich deze periode niet bewust kan herinneren, blijf hij worstelen met zowel
zijn gevoelens als gedrag. Chris had het gevoel dat er voor zijn gevoelens en vragen geen interesse
was.
Ik heb mij altijd afgevraagd of zij het niet zagen dat ik geadopteerd was of dat… Zo vanzelfsprekend:
‘ik ben je kind.’ Daar werd niet over gesproken. Het [adoptie] was wel open voor discussie, want ik kon
wel vragen stellen. Ik had heel veel ‘acties’, dat was niet altijd even leuk, maar dat werd dan beoordeeld op
gedrag en bestraft. Ik had verlatingsangst en was angstig…. . Maar over gevoelens praten… dat was wel
wat ingewikkelder.
Ze konden er niet over praten omdat zij er niet hun vinger op konden leggen. Als ik dan terugkijk dat ik
er heel bewust mee bezig was… eigenlijk werd het stilgezwegen. Zij hielden van mij en mijn zussen
hielden van mij. Het is nog een shock, van o ja… je bent gewoon mijn broertje! Bloed of niet, je bent mijn
broertje.
In dit fragment legt Chris de normatieve manier waarop familiebanden gevormd worden,
namelijk via een biologische band bloot: “bloed”. Aangezien adoptie een andere vorm van
44
familiebanden vormen betreft, één die bovendien beladen is door het zichtbare fysieke verschil
tussen ouders en geadopteerde, komt een spanningsveld bloot te liggen. Het gaat ouders
gemakkelijker af om over het loutere feit van adoptie te praten dan over de betekenis die dit voor
hen of voor hun kind heeft. De betekenis van de zichtbare uiterlijke verschillen wordt eerder
ontkend dan onder ogen gezien. Ook hier wordt duidelijk dat het vertoog van ‘kleurenblindheid’
weer werkzaam is. De goede bedoelingen van dit liberale vertoog, die ook tot uitdrukking komen
in uitspraken als ‘of je nu geel, blauw of paars bent, het doet er niet toe’ (Frankenberg 1993), ‘je
bent mijn kind’, reiken de geadopteerden niet de inzichten en vaardigheden met betrekking tot
hun etnische gemarkeerdheid aan die zij nodig hebben.
Geïnterviewden staan ambivalent tegenover de beperkte informatie die over hun biologische
ouders en hun afkomst beschikbaar is. Enerzijds is het ‘normaal’, hoort het bij het geadopteerd
zijn, anderzijds roept het allerlei vragen op die mogelijk nooit beantwoord zullen kunnen worden.
Zij zijn op verschillende manieren met dat gebrek aan kennis in het reine gekomen: ofwel door
mee te gaan in de ontkenning van de betekenis ervan, ofwel door te worstelen met een
identiteitscrisis of door op zoek te gaan naar hun ‘roots’. Het is opvallend dat geen van de
geïnterviewden hun eigen ervaringen zonder voorbehoud als representatief voor hun identiteit
beschouwt. Dat wil zeggen dat geen van hen een identiteit claimt waarin zowel hun Nederlands
zijn als hun afkomst een plaats krijgt, zonder dat ze elkaar uitsluiten. Het gebrek aan legitimiteit
voor de eigen afkomst, en voor de ervaringen die hen als anders markeren, lijkt hen ervan te
weerhouden zich uit te spreken, zowel voor zichzelf als voor anderen, over wat de betekenis van
hun afkomst is en hoe deze zich verhoudt tot hun Nederlandse identiteit.
3.1.2 Diversiteit bespreekbaar gemaakt als “cultureel anderszijn” in Nederlandse
adoptiegezinnen
Om ons onderzoek naar identiteitsformatie in het licht van familierelaties en dominante vertogen
van etniciteit te vervolgen, vroegen wij de respondenten naar hun opvoeding in termen van
mono- of multiculturaliteit. Cultuur in de vage zin leek gemakkelijker bespreekbaar in de
interviews dan etniciteit en ‘ras’, termen die kennelijk meer geladen zijn met politieke implicaties.
Op de vraag of geïnterviewden hun adoptiegezinnen als mono- of multicultureel beschouwen
antwoorden zes respondenten dat zij hun adoptiegezin als multicultureel beschouwen. Vier van
hen benoemen hun adoptiegezin eerder als monocultureel.
Het onderscheid tussen monocultureel en multicultureel is de wijze waarop hun adoptiegezin zich
identificeert met één cultuur of dat er ruimte is voor een meervoudige identificatie met zowel ‘de’
Nederlandse cultuur als de etnische afkomst van respondenten of andere culturen. Deze vraag
deed geïnterviewden nadenken over hoe zij hun adoptiegezinnen zien in relatie tot hun etnische
afkomst terwijl zij andere termen hiervoor gebruiken. De notie van multicultureel veronderstelt
een culturele invulling van hun etnische afkomst.
Chanda antwoordt op de vraag of de Indiase afkomst van haarzelf en van haar zusje een invloed
had op de manier waarop zij zijn opgevoed:
Nee. Spaghetti aten we ook pas heel laat, wat is spaghetti nou tegenwoordig…?
In dit citaat maakt Chanda een vergelijking tussen de late ingang die spaghetti in haar
adoptiegezin gevonden heeft en het ontbreken van invloed van haar Indiase achtergrond. Het is
opmerkelijk dat deze vraag bij veel respondenten associaties met voedsel oproept. Kennelijk is
het onderdeel van een breder levend begrip dat multiculturaliteit vooral betrekking heeft op
eetpatronen. Ongewild bevestigen de respondenten hiermee de bijdrage van Paul Schnabel aan
het debat over de multiculturele samenleving, namelijk dat “er geen sprake is van overname van
45
elementen uit ‘allochtone culturen’ door Nederlanders, aangezien de nieuwkomers nu eenmaal
‘geen houders van grote culturele kapitalen zijn, die hierheen zijn gekomen om hun culturele
rijkdommen te verspreiden” (Schnabel 2000). Volgens Schnabel zijn muzikale invloeden en
eetgewoonten de enig denkbare bijdragen van “nieuwkomers” aan de samenleving.
De vreugde die nieuw, ander voedsel geeft voor degenen die onbekende smaken kunnen
waarderen is overigens een mooie metafoor voor het introduceren van de waarde van Chanda’s
eigen afkomst binnen haar familie. Haar uitspraak dat haar adoptie gezin “laat” was met het in
huis halen van spaghetti geeft weer dat de exotische betekenis van spaghetti als gedurfd, al lang is
ingehaald door de introductie van nieuwe uitheemse invloeden op de hedendaagse multiculturele,
Nederlandse keuken. Als spaghetti al zo’n avontuur was, lijkt Chanda ook te willen zeggen, wat
voor kans had haar Indiase achtergrond dan om erkend te worden? Het is tevens een impliciet
commentaar op de vanzelfsprekende, ‘onbenoembare’ en dus machtige status van de witte
Nederlandse cultuur in het gezin.
Redenen die geïnterviewden noemden voor de keuze om hun gezin multicultureel te noemen is
hun aanwezigheid en die van hun (geadopteerde) broers en zussen in hun gezinnen.
Maaike:
Dan wel multicultureel. We doen niets aan de Koreaanse cultuur maar omdat ik erbij ben zijn we
multicultureel. Ik denk ook wel dat ik toch mijn etnische achtergrond heb meegebracht en hen heb
beïnvloed. (..) Ik denk wel dat ik iets heb meegebracht wat het multicultureel maakt.
Suzanne:
Multicultureel, omdat de meerderheid multi is en omdat het in huis terug te vinden is. Omdat Sri Lanka
altijd een rol heeft gespeeld. (..) Maar wat is multicultureel? Het is niet zo dat zij met Sri Lanka bezig
zijn, of dat het een plek heeft in het leven van mijn ouders. Ik heb het met ze erover gehad. Wat bepaalt je
gezin als je drie donkere kinderen hebt en twee witte ouders? (..) Het brengt een andere dimensie aan
binnen een gezin. Dat zij daar naartoe zijn gegaan, dat je uit een andere cultuur komt en dat toch wel
meeneemt.
Suzanne noemt haar gezin “niet doorsnee” door andere verschillen dan etniciteit, zoals het
gehandicapt zijn van haar jongste broer. Haar uitspraak toont etniciteit als één van de factoren,
waar een gezin door gemarkeerd kan worden.
Uit deze uitspraken blijkt een zekere spanning: ondanks het feit dat deze geïnterviewden hun
gezin multicultureel noemen, vertellen zij tegelijkertijd dat er aan hun etnische afkomst geen
specifieke invulling wordt gegeven en dat deze geen noemenswaardige invloed had op hun
overwegend Nederlandse opvoeding. De keuze van respondenten voor multicultureel lijkt louter
ingegeven door hun aanwezigheid in het gezin. In feite hebben ze het over multi-etniciteit.
Bepalend voor de vier geïnterviewden die hun adoptiegezin als mono-cultureel beschouwen is
dat hun etnische afkomst geen specifieke betekenis had en geen invulling kreeg of invloed had.
Het ontbreken van enige invloed van hun etnische herkomst op hun adoptiegezin was de reden
dat zij hun adoptiegezin als mono-cultureel beschouwen.
Rosa:
46
Mono, omdat er maar één cultuur is, de Nederlandse. (..) Wat dat aangaat, vind ik adoptie heel
agressief, het roeit andere vormen van culturaliteit uit. Heb je de voorwaarden [van de wettelijke
adoptieprocedure] gelezen? Wat het precies is en wat het doet, er is erg weinig ruimte over voor verschil.
Chris:
Wit gezin. Er is geen invloed. Ik heb niet het idee dat het Colombiaans zijn invloed heeft op mijn familie.
Ik heb niets Colombiaans meegegeven.
Opmerkelijk is dat precies dezelfde omstandigheden, nl. dat er geen invloed is van hun culturele
achtergrond, sommige respondenten aanleiding geven te spreken van een multicultureel en
anderen van een monocultureel gezin. Dit duidt op een begripsverwarring bij de eerste groep ten
aanzien van het containerbegrip multiculturaliteit, waarmee in feite vaak multi-etniciteit bedoeld
wordt. Het is onderdeel van een kleur- en machtsontwijkend vertoog dat het gemakkelijker is om
over cultuur dan over etniciteit te spreken.
3.2 Subject positionering: ervaringen met als Anders gezien worden door de omgeving
De identiteiten van individuen bestaan, in al hun gevarieerde vormen, binnen een systeem van
sociale relaties zodat de handelswijzen van mensen afhankelijk zijn van hun sociale positie en de
condities die daarmee samenhangen. De notie van subject positionering is een analytische term
die in het eerste hoofdstuk gepresenteerd werd. Het wordt vaak gebruikt om aan te duiden dat de
relatie tussen individu en maatschappij er niet uit bestaat dat het individu zich aanpast aan de
maatschappij, maar dat de sociale condities het menselijk subject creëren en haar motieven,
doelen en middelen als betekenisvol weergeven (Foucault 1980). Sociale en culturele
onderzoekers hebben deze theorie empirisch onderbouwd Patton 2000; Franklin, Lury & Stacey
2000; Hasan 2001; Hübinette 2007b). Identiteit en zelfbeschikking worden ontwikkeld op wijzen
die specifiek zijn voor geografische en historische situaties, dit geldt in het bijzonder voor sociaal
en cultureel geconstrueerde werelden. In navolging van het werk van bijvoorbeeld de Russische
sociaal filosoof Mikhail Bakhtin, zijn er theorieën ontwikkeld over hoe identiteit zich
voortdurend vormt en een persoon samengesteld is uit vele, vaak tegenstrijdige zelfbeelden en
identiteiten. Identiteitsformatie is een voortdurend proces in de sociale praktijk waar individuen
actief participeren in het creëren van sociale werelden. Subjecten worden gepositioneerd en
positioneren zichzelf door het vormend effect van sociale discoursen – die zowel
machtsversterkend als machtsondermijnend werken. Dit komt tot uiting in intersectionele
discoursen van ras, gender en seksualiteit die, zoals anti-racistische feministen hebben
beargumenteerd, onze lichamen en onze zelven formeren (Wekker 1996; Haraway 2003). Door
de getuigenissen van onze respondenten wordt duidelijk dat de identiteitsformatie van
geadopteerden van kleur in Nederland plaatsvindt door middel van een specifieke set van sociale
praktijken en intersectionele discoursen. Zij worden door hun omgeving gepositioneerd en
tegemoet getreden als subjecten op wijzen die invloed hebben op de manieren waarop zij zichzelf
zien.
Alle respondenten hebben er ervaringen mee dat zij als anders worden gezien door hun kleur en
afkomst. Zes van de tien respondenten vertellen ervaringen te hebben met negatieve reacties van
de omgeving op hun kleur en afkomst. Respondenten hebben meerdere voorvallen meegemaakt
en worden er regelmatig mee geconfronteerd. Het feit dat zij als Ander worden gepositioneerd
stelt hun meervoudige identiteit en hun gevoel ook Nederlander te zijn diepgaand ter discussie.
Onder de negatieve reacties die respondenten meemaken worden discriminerende opmerkingen
verstaan, gepest zijn als kind, doelwit zijn van scheldwoorden met betrekking tot kleur. Ook
vertellen respondenten geconfronteerd te worden met impliciete negatieve reacties zoals vijandige
of nadrukkelijke blikken. De impliciete confrontaties waarbij niet wordt uitgesproken wat er
47
bedoeld wordt, appelleren aan een geïnternaliseerd negatief beeld over mensen van kleur bij
sommige geadopteerden, hetgeen een negatief effect heeft op hun zelfbeeld. De impliciete en
expliciete vragen en opmerkingen die geïnterviewden krijgen vanuit hun omgeving variëren van
grensoverschrijdende vragen over hun afkomst tot discriminerende opmerkingen. Sommige
ervaringen vinden binnen de adoptiefamilie plaats, maar buiten het adoptiegezin, andere
ervaringen hebben juist betrekking op het adoptiegezin en nog andere ervaringen betreffen
anonieme publieke situaties. In dit gedeelte vertellen respondenten over hun ervaringen als
anders te worden gezien in verschillende sociale contexten. Gezien worden als anders heeft
verschillende betekenissen, waarbij hun gekleurde etnische afkomst soms expliciet verbonden
wordt met andere sociale categorieën zoals gender, klasse en seksualiteit.
3.2.1. Vragen over afkomst: wijzen van positionering van geadopteerde subjecten door
vertogen van ‘ras’ en seksualiteit
Bijna alle respondenten vertellen dat hen regelmatig vragen worden gesteld over hun afkomst,
gepaste en ongepaste vragen die hun identiteit ter discussie stellen en hun persoonlijke grenzen
overschrijden. Maria P. P. Root beschrijft deze vragen als een van de manieren waarop iemands
etnische identiteit ter discussie kan worden wordt gesteld. Root is wetenschapper op het gebied
van Etnische Studies en heeft geschreven over multi-etnische identiteiten. Zij beschrijft deze
vormen als een “squeeze of oppression” voor personen van gemengde etnische identiteit.
Hiertoe behoren “ ‘authenticiteitstests’, gedwongen keuzen of ongefundeerde aannamen over
iemands identiteit” (Root 1996: xx).4 Root beschrijft de verschillende wijzen waarop identiteiten
van personen met een gemengde herkomst (waaronder interetnisch geadopteerden) die niet
voldoen aan maatschappelijke definities of verwachtingen, gefragmenteerd worden door
alledaagse onderhandelingen over deze identiteit. Dit geeft inzicht in het effect van schijnbaar
‘onschuldige’ vragen die een eroderend effect kunnen hebben op iemands gevoel van identiteit.
Een voorbeeld van dit ondermijnende effect komt naar voren in hoe Lilian, een van onze
respondenten, omgaat met de vragen die vreemden aan haar stellen. Deze vragen worden ook
aan haar ouders gesteld als zij bijvoorbeeld met hun gezin uit eten zijn:
Vragen, heel veel vragen stellen, ook brutale vragen. Waar kom je vandaan? Het is voor jou geen
probleem om erover te praten, maar je krijgt vragen die gewoon niet gepast zijn. …Het geeft het gevoel dat
je opvalt. Inderdaad twee blanke ouders en twee donkere kinderen.… Dat andere mensen denken dat ze
je van alles kunnen vragen dat geeft mij het gevoel alsof je…
Ook een keer in de schouwburg, dan is het: ‘Zijn die kinderen geadopteerd?’, dan krijg je een heel verhaal
erover, dan zit ik met grote ogen te kijken, ongepaste vragen. …Je voelt je een freakshow (…) en wel
eens vaker dat je uit eten gaat en je bekeken voelt en ook minderwaardig. Vooral die vragen, ik
beantwoord ze omdat ik ze gewend ben en ik het belangrijk vind dat het open is, dat het geen taboe
wordt. Het is voor mij geen issue, zeg maar, maar het is niet gepast.
Lilian benoemt hier de tegenstrijdigheid tussen de familiariteit van het behoren tot haar eigen
gezin en de vreemdheid die daaraan wordt toegekend door anderen. Zij is ambivalent over de
‘keuze’ die zij heeft of zij vragen beantwoordt: “Je beantwoordt ze omdat je ze gewend bent.” Zij
getuigt hier over de frequentie waarmee zij geïdentificeerd wordt als Ander. De omgeving voelt
zich kennelijk gelegitimeerd om haar in een publieke ruimte vragen te stellen over haar afkomst
nadat zij haar donkere huid hebben geïdentificeerd als Anders binnen een ‘wit’ gezin. Het belang
dat zij eraan hecht om open te zijn over haar afkomst lijkt in strijd met haar gevoel zich bekeken
en minderwaardig te voelen door de vrijpostige vragen en blikken van vreemden. Enerzijds
ontkracht zij de invloed die de vragen uitoefenen op haar gevoel van zelf, anderzijds veroordeelt
4
Vertaling van auteurs
48
zij de vragen die haar het gevoel geven anders te zijn. Lilian voegt eraan toe dat zij dat nu niet
meer zo voelt, omdat zij zich meer zelfverzekerd voelt:
Ik hoef er niet meer zo open over te zijn als ik dat niet zo voel. Nu herken ik het ook als het een
ongepaste vraag is. Mensen moeten gewoon beleefd zijn. Veel mensen doen dat ook, sommige niet.
Dit is een last die wordt geplaatst op individuele geadopteerden, een last die voortkomt uit de
onwetendheid en nieuwsgierigheid van de omgeving. Lilian wordt gedwongen hiermee rekening
te houden, sterk te zijn en vol te houden. Door niet in te gaan op ongepaste vragen, komt naar
voren dat zij grenzen voor zichzelf heeft gesteld, dat zij meer durft te handelen naar haar eigen
standaard van wat betamelijk is.
Chris vertelt over hoe hij als Anders wordt gezien in zijn adoptiefamilie. Hij vertelt dat zijn oma
hem “links liet liggen”, hem niet erkende als haar kleinkind bij verjaardagen.
Zij [oma] liet mij links liggen. Ik heb dat altijd wel geweten. Ik voelde mij altijd wel achtergesteld. Bij
mijn oma had ik het gevoel dat klopt niet. Maar omdat je dat je hele leven al… maar je familie ervaart
dat niet zo…Het was een tijd geleden dat mijn moeder dat ontdekte, ‘je hebt gewoon gelijk.’
Het is opvallend dat Chris een voorbeeld geeft dat in zijn familie speelt op de vraag naar
ervaringen met de omgeving. De negatieve manier waarop zijn oma met zijn andere afkomst is
omgegaan gaf hem het gevoel, dat hij niet helemaal tot de familie behoorde.
Rosa heeft uitgesproken negatieve ervaringen met reacties van de omgeving op haar kleur. Zij
noemt uitgescholden worden en het ontmoeten van bepaalde blikken van mensen. Zij vertelt dat
het structureel gebeurt.
Ik ben er altijd op aangesproken, je wordt uitgescholden. Ook denken mensen wat vreemd dat je een
Nederlandse naam hebt. Persoonlijk vind ik dat heel irritant. Andere mensen kunnen daar beter mee
omgaan dan ik. Mijn broertje kan daar wel een grapje over maken. Maar ik vind dat niet zo grappig.
Mensen staan daar niet bij stil: zo zie je er niet uit, of ik had zo’n naam niet bij jou verwacht. Die
opmerkingen zijn ingegeven door domheid. Ik heb er niet zoveel geduld mee.
Suzanne vertelt aanvankelijk dat zij weinig negatieve reacties op haar kleur of etnische herkomst
heeft gehad. Dit komt omdat zij in een plaats is opgegroeid waar iedereen haar en haar familie
kende:
Het is wel dat je een winkel binnenkomt en dat ze je aankijken zo van ‘oh, dat gebeurt ook niet vaak,’
en dan zeg je wat en dan denken ze: ‘ laat maar zitten ook’.
Zij vertelt hier hoe haar accentloze stem en het spreken van Standaard Nederlands, verschil
maakt in hoe mensen haar zien. Op de vraag wat zij denkt dat die winkelbediendes dan denken
geeft Suzanne een tegenstrijdig antwoord:
Ja, ik kan mij daar vrij weinig van aantrekken wat voor gedachtengang zij hebben, misschien dat ik een
tikkeltje arrogant ben, ik heb ieder recht om hier te zijn, ga niet zo moeilijk zitten doen. Ja, ik heb daar
nooit zo heel erg last van, je mag alles denken, ik weet wie ik ben, mijn omgeving weet wie ik ben.
Enerzijds minimaliseert zij de impact van deze ervaring, maar zij verdedigt zich door zich te
beroepen op haar recht om in de winkel te zijn, zonder toestemming van wie dan ook nodig te
49
hebben. Behalve dat Suzanne door haar Standaard Nederlands een beroep doet op een klasse
privilege, geeft het voorval aan dat het raakt aan iets zeer fundamenteels wat door onuitgesproken
blikken of gedrag opeens onverwacht bij het betreden van een winkel op het spel kan komen te
staan, het recht om te zijn wie je bent, het recht om ongeproblematiseerd aanwezig te zijn.
Suzanne vertelt ook over de vreemde ervaring toehoorder te zijn van racistische grappen,
schijnbaar zonder dat zij gezien wordt als iemand die zich beledigd of aangesproken zou voelen
door de inhoud:
Ja, de snackbarhouder begint racistische grappen over anderen tegen mij te maken. Hij zei: ’Jij praat ook
normaal.’ Dat vind ik ook niet relaxt. Wat moet ik daarmee? Dat betekent niet dat ik discriminatie
aanvaard of tolereer.
Hier vertelt Suzanne dat zij door de snackbarhouder in een dubieuze positie wordt geplaatst als
iemand die misschien wel gekleurd is maar anders is dan andere mensen van kleur, omdat zij
‘normaal’, zonder een accent spreekt. De onverwachte acceptatie die haar ongewild deelgenoot
maakt van een superieure, witte norm als toehoorder van een racistische grap, ontneemt Suzanne
een stem om zich tegen de racistische uitlatingen van de snackbarhouder uit te spreken. Suzanne
vertelt zich ambivalent te voelen over de positie waarin de snackbarhouder haar brengt zonder
dat zij zich uitspreekt tegen zijn uitlatingen. In haar verhaal neemt ze afstand van het racistische
vertoog dat haar meervoudige identiteit positioneert tegenover andere gekleurde mensen en
herneemt daarmee haar stem: “dat vind ik ook niet relaxt. Wat moet ik daarmee?”. Suzanne en de
andere respondenten geven hier stem aan hun dubbele bewustzijn en de ambivalentie die zij
voelen ten aanzien van hun rol als ‘ambassadeurs’ van etnische verschillen in de Nederlandse
samenleving. Het is duidelijk dat zij in bepaalde situaties gedwongen worden om zichzelf te
positioneren als Ander en zichzelf zien door de ogen van de omgeving en op ‘pedagogische’ wijze
hun Anderszijn moeten verklaren (Bloom 1999).
Een patroon waarover vier respondenten vertellen is dat zij, nu ze volwassen geworden zijn, door
hun andere kleur niet als gezinslid gezien worden, maar als seksuele partner van de ouder van de
andere sekse. Chris is zich bewust van een deel van de processen die in gang gezet worden
wanneer mensen hem en zijn witte adoptiemoeder samen zien:
Dat heb ik met mijn moeder. Als je met je moeder samenwoont hebben sommige mensen die vrouw heeft
een jongere lover of zo. En dat vind ik niet fijn als mensen dat denken. Ten eerste is zij mijn moeder en
hoe haal je het in je botte kop dat ik haar lover zou kunnen zijn. Toch denken zij het. Eigenlijk iets
walgelijks…
Hij noemt de seksuele betekenis die wordt toegedacht aan het samenzijn van een oudere, witte
vrouw en een jongere man van kleur. Chris gaat niet in op niet het interetnische aspect dat ook
ten grondslag ligt aan de fantasie van deze denkbeeldige, seksuele relatie: de oude, historisch
gewortelde beelden en associaties die zich verzamelen rond een jonge man van kleur en een
oudere witte vrouw, is die van een forbidden liasion, waarvan de wortels liggen in koloniale settings,
waarin relaties tussen witte mannen en gekleurde vrouwen oogluikend toegestaan waren, maar die
tussen witte vrouwen en zwarte mannen absoluut verboden (Stoler 2002, Wekker 2006). Het
gevoel dat de familieband door de buitenwereld wordt aangezien voor iets radicaal anders keert
hun relatie als moeder en zoon binnenste buiten.
Ook Maaike en Rosa noemen de stereotype, door gender, ‘ras’ en seksualiteit ingegeven
denkbeelden die zij menen te zien in blikken als zij gearmd met hun witte adoptievaders lopen.
50
Rosa vertelt hier hoe dit gegeven op subtiele, maar niettemin zeer indringende en kwetsende
manier ingrijpt in haar alledaagse leven:
Het is vooral kijken. Mensen kijken naar je op een bepaalde manier. Als ik met mijn vader over straat
loop dan denken mensen dat ik zijn vriendin ben, zijn vrouw. Ik vind als mensen dat soort dingen
denken, dat is beschadigend, incestueus.
Ik weet heel goed wat die mensen denken want ik ben opgegroeid in Nederland. Je wordt er steeds aan
herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf kent. Het is traumatisch om structureel gezien te worden
als anders, terwijl je niet wilt worden gezien als anders.
Op de vraag hoe zij hiermee omgaat zegt Rosa beslist “door afstand te nemen van de
Nederlandse cultuur” en naast terug te reageren dat zij het probeert te negeren. Een twijfelachtige
opmerking van een collega over de vermeende gedienstigheid van Aziatische vrouwen en de
aantrekkelijkheid daarvan voor blanke mannen frappeerde Maaike, omdat het haar zich deed
afvragen of deze vrouwelijke collega haar ook daaronder schaarde.
We hebben de respondenten vragen gesteld die direct betrekking hebben op bepaalde ervaringen
die zij meemaken die andere leden van hun adoptiegezin mogelijk niet hebben door hun
normatieve kleur. Rosa noemt direct racisme als voorbeeld van andere ervaringen die zij
meemaakt.
De meeste blanke mensen hebben er geen weet van. Zij bagatelliseren hoe erg het is en hoe vaak het
voorkomt. Dat is het hele probleem van racisme, anders was het niet zo hardnekkig geweest.
Negatieve en discriminerende ervaringen worden als beschadigend en belastend ervaren, waar
geadopteerden van kleur mee om moeten zien te gaan als omstreden deel van hun sociale
realiteit. Uit de ervaringen waarover respondenten vertellen blijkt dat zij een bewustzijn hebben
ontwikkeld ten aanzien van hoe hun etnische afkomst gezien wordt in relatie tot sociale vertogen
over gekleurde etniciteit.
Chris komt terug op het gegeven dat de omgeving hem en zijn adoptiemoeder als stel ziet en
contrasteert dat met de ervaringswereld van zijn niet- geadopteerde zussen. Op impliciete wijze
vertelt hij over de zichtbaarheid van zijn andere huidskleur die hem anders maakt ten opzichte
van zijn familie.
Maar ik weet dat mijn zussen er niet bij stilstaan als zij met hun vader lopen. Zij lijken op elkaar. Zij
spelen ook waterpolo, maar het komt niet in hun medespelers op om ‘teringmexicaan’ te zeggen.
Suzanne vertelt als enige een ander verhaal. Haar adoptieouders kunnen invoelen welke andere
ervaringen zij door haar donkere huidskleur meemaakt omdat zij gevoelig hiervoor zijn en omdat
zij weten hoe de omgeving haar waarneemt:
Zij [haar adoptieouders] hebben het wel door. Ik weet niet of ze weten hoe het voor mij is, maar wel
hoe de omgeving kan kijken en welke vragen ze kunnen stellen. Ze zien mensen kijken. Ze hebben het
ook meegemaakt als je als blank echtpaar loopt met een donker kind, dan gaan mensen altijd gepaste en
ongepaste vragen stellen. En zij zien het ook wel dat bij het winkelen het winkelpersoneel naar mij
toekomt ‘kan ik je helpen?’ en dat zij [haar adoptiemoeder] dan zegt ‘nee, ik hoor bij haar’. Dat
voelen zij heel haarscherp aan.
51
Met dit treffende voorbeeld geeft Suzanne aan dat haar moeder, als witte vrouw
‘plaatsvervangende kennis’ (Essed 1991) heeft ontwikkeld van hoe racisme werkt, namelijk dat
het winkelpersoneel haar dochter in de gaten houdt, en dat zij de ‘onverdiende privileges’ van
witheid (McIntosh 1992) inzet om haar dochter bescherming te bieden. Tevens geeft dit
voorbeeld aan dat het mogelijk is als witte vrouw om in actieve alliantie met haar dochter te zijn
en buiten het kleur – en machtsontwijkend vertoog te treden.
In feite geeft Suzanne’s moeder er blijk van in het derde vertoog ingebed te zijn, namelijk het
etniciteitsbewust vertoog (Frankenberg, 1993), dat inhoudt dat zij een bewustzijn heeft van de
structurerende werking van ‘ras’/ etniciteit op persoonlijk, symbolisch en institutioneel niveau.
Zij heeft er weet van dat Suzanne door haar donkere huidskleur discriminerende ervaringen
meemaakt en zij stelt zich daarbij niet afzijdig op, maar maakt zich tot een actieve bondgenoot.
Dit is, blijkens de uitlatingen van de respondenten, een ongewoon vertoog, zowel voor hun
familieleden als voor henzelf.
Terwijl in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, er in brede kring sprake was van een
etniciteitsbewust vertoog in Nederland, hebben tegenwoordig een cultureel of biologisch
essentialistisch vertoog, een kleur- en machtsontwijkend vertoog en, sinds Pim Fortuyn, een
nieuw realistisch vertoog (Prins 2002) de overhand genomen. Dit laatste vertoog vertoont veel
overeenkomsten met een cultureel essentialistisch vertoog, maar onderscheidt zich ervan door de
bravoure waarmee ‘men zegt wat men denkt’. Door het in het defensief raken van het
etniciteitsbewust vertoog hebben zowel de respondenten als hun familieleden moeite betekenis te
geven aan confronterende ervaringen die geïnterviewden meemaken door hun andere kleur en
afkomst. Het (schijnbaar) ontbreken van een meer bewust besef van etniciteit en kleur bij de
meeste respondenten kenmerkt het individuele bewustwordingsproces dat zij doormaken om
zich een meer positief en weerbaar zelfbeeld eigen te maken. Voor enkelen was deelname aan dit
onderzoek een bewuste keuze in dit proces, een bewuste stap om op een andere, meer positieve
manier met hun adoptiegeschiedenis om te gaan dan in het verleden, om meer open te zijn over
hun gevoelens hierover. De keuze meer naar buiten te treden hield voor hen verband met het
verlangen te willen spreken met hun adoptieouders over de voor hen diepgaande persoonlijke en
emotionele betekenis van afgestaan en geadopteerd zijn.
3.3 Geadopteerde subjecten: het verenigen van tegenstrijdige termen
In de loop van het onderzoek is duidelijk geworden dat de interviews niet zozeer inzicht geven in
het bestaan van een bewustzijn van en een terminologie over kleur en etniciteit bij geadopteerden
van kleur, maar de gegevens duiden juist op het ontbreken van termen en beelden die deze
kunnen uitdrukken. Wij hebben tot zover geprobeerd deze afwezigheid te analyseren door deze
te situeren in relatie tot vertogen over etniciteit en kleur, zelf en ander, eigenheid en anders zijn.
De specifieke gesitueerdheid van geadopteerden van kleur die interetnisch geadopteerd zijn, geeft
aan dat hun visies ten aanzien van hun etnische afkomst geïnformeerd worden door hun
ervaringen in en identificatie met hun adoptiefamilies en hun Nederlandse identiteit.5 Deze
zienswijze ten aanzien van geadopteerden beschouwt etniciteit en identiteit als sociale en culturele
constructies. Het maakt het mogelijk om hybride identificaties van bijvoorbeeld Koreaans of Sri
5
Het idee van een nationale, Nederlandse nationaliteit, van deel zijn van wat Benedict Anderson (1983) heeft
benoemd als de denkbeeldige gemeenschap van een natie, doorkruist de categorieën van ‘ras’ en etniciteit. De notie
van een nationale gemeenschap is volgens Anderson denkbeeldig omdat de onderdanen van zelfs de kleinste natie
nooit de meeste van hun medeonderdanen zullen kennen, ontmoeten of over hen zullen horen, toch leeft in de
hoofden van elk van hen een beeld van hun gemeenschappelijkheid (Anderson 1983:6). De denkbeeldige
gemeenschap van de natie wordt versterkt door nationale dagbladen en media, alsook door onze alledaagse
praktijken van verbondenheid, alsmede van in- en uitsluiting. Op welke wijzen geadopteerden van kleur hiermee
omgaan in collectieve zin wordt in kaart gebracht en onderzocht in het volgende hoofdstuk.
52
Lankaans geadopteerden van kleur die zich vooral met een witte, Nederlandse identiteit
identificeren te begrijpen als voorbeeld van de diverse sociale realiteiten die door transnationale,
interetnische adoptie gecreëerd worden. Zulke hybride identiteiten stellen ons gevoel van
culturele identiteit als homogeen ter discussie. Zij zijn kenmerkend voor de eerder besproken
notie van “third space” zoals getheoretiseerd door Homi K. Bhabha (1994). Uit de interviews
komt ook naar voren dat de etnische identiteit van geadopteerden verre van gegeven is door
geboorte of biologische afkomst, maar dat deze door geadopteerden op latere leeftijd bewust
wordt geëxploreerd en geconstrueerd. Met het begrip etnische identiteit wordt niet een
oorspronkelijke of biologisch gegeven identiteit bedoeld, maar de eigen, kritische betekenis die
geadopteerden hieraan toekennen.
Recupererend, centraal in de wijze waarop geïnterviewden hun etnische identiteit construeren
staan twee schijnbaar tegengestelde dominante vertogen over kleur en etniciteit. Enerzijds zijn er
de betekenissen die binnen adoptiegezinnen aan kleur en etniciteit worden toegekend. In dit
vertoog wordt de kleur van geadopteerden niet gezien; het wordt niet gezien als anders of
afwijkend omdat geadopteerden worden beschouwd als het ‘eigen’ kind van adoptieouders. Deze
houding komt overeen met wat Frankenberg (1993) beschrijft als een kleur- en machtsontwijkend
vertoog, waarbinnen leden van de dominante etnische groep ‘raciale’ en etnische verschillen
ontkennen of minimaliseren (Frankenberg 1993:42). Anderzijds worden geadopteerden buiten
het gezin, maar soms binnen hun familie geconfronteerd met negatieve, discriminerende
denkbeelden ten aanzien van kleur en etniciteit. In de samenleving worden geadopteerden door
hun kleur als anders gezien. In door ‘ras’/ etniciteit gestructureerde samenlevingen (Hall 1980)
circuleert een biologisch essentialistisch of een cultureel essentialistisch vertoog, waarin ‘ras’ wordt
beschouwd als markering van “ontologisch, essentialistisch verschil” (Frankenberg 1993:138). De
verklaring voor dat verschil wordt ofwel gezocht in biologische factoren of in tamelijk
onwrikbare culturele factoren. Binnen adoptiefamilies maakt het ontkennen van kleur de eenheid
van familie mogelijk. De andere kleur van geadopteerden markeert hen echter als anders dan hun
familie, waardoor zij door de buitenwereld als anders en niet als vanzelfsprekend deel van hun
families worden gezien.
Uit de interviews blijkt dat geadopteerden op verschillende wijzen omgaan met de invloed van
deze tegenstrijdige dominante vertogen. Het was en is voor geïnterviewden een moeilijk proces
om te onderkennen dat zij anders zijn dan hun adoptieouders en families en dat de sociale
betekenissen van hun kleur een rol spelen in hun leven waar zij mee om moeten leren gaan.
Respondenten vertellen dat zij zich als kind reeds bewust waren van hun kleur, maar dat zij zich
pas op latere leeftijd bewust zijn gaan identificeren met hun etnische afkomst. In het algemeen
identificeren de tien geïnterviewden zich op een positieve manier met hun etnische achtergrond.
Voor twee respondenten speelt hun etnische herkomst geen grote rol in hun leven. Zo vertelt
Maaike dat haar Koreaanse afkomst geen invloed heeft op haar identiteit, zij identificeert zich
vooral en onproblematisch als Nederlands en vertelt zich niet bewust te zijn van haar kleur, of
zich anders te voelen dan haar witte, Nederlandse broers. De keuze die hieruit spreekt geeft de
sociale geconstrueerdheid weer van etniciteit voor geadopteerden die zowel geïnterpreteerd kan
worden als ontkenning, als een omkering van veronderstelde betekenissen die mensen van kleur
toekennen aan hun kleur en etniciteit.
Voor de anderen geldt dat zij worstelen met diepgaande ambivalentie over hun kleur en etnische
afkomst. Acht van de tien geïnterviewden vertellen een individueel bewustwordingsproces te
hebben doorgemaakt of nog door te maken ten aanzien van de acceptatie van hun kleur en
adoptiegeschiedenis. Dit is een bewuste keuze om het negatieve (zelf)beeld te veranderen dat
geadopteerden hadden of hebben door de betekenisontkennende of negatieve vertogen die in de
samenleving circuleren met betrekking tot kleur. Respondenten verschillen in de wijzen waarop
53
zij hun etnische identiteit definiëren en in hun begrip daarvan. Het verlangen van respondenten
om zich te willen identificeren met hun herkomst varieert met de mate waarin zij bezig (geweest)
zijn met vragen over hun biologische familie en achtergrond.
3.3.1 Vaardigheden en strategieën ontwikkeld door geadopteerden van kleur
Identiteiten worden niet alleen gevormd door machtrelaties, maar ook door weerstand die wordt
geboden aan dominante vertogen. Er spreekt een indrukwekkende mate van zelfbeschikking uit
de wijzen waarop geadopteerden van kleur manoeuvreren in hun dagelijks leven. In het bijzonder
waren wij geïnteresseerd in de strategieën die zij inzetten. Geïnterviewden is gevraagd of zij
bepaalde vaardigheden hebben ontwikkeld door hun ervaringen met reacties op hun etnische
afkomst en kleur. De volgende, uiteenlopende antwoorden zijn daarop gegeven. Chris en Marloes
menen, bijvoorbeeld, zeker vaardigheden te hebben ontwikkeld die anderen die niet geadopteerd
of van kleur zijn deze volgens hen niet hebben hoeven ontwikkelen. Een aspect daarvan is
emphatie met anderen zoals Chris hier vertelt:
Ik ben daar goed in. Ik kan dat heel goed. Ik denk dat ik ook goed zit in mijn vakgebied.6 Ik heb alleen
maar te maken met anderen. Ik beoordeel mensen ook niet zolang het mijn vrienden niet zijn. Als een
tegenstander dingen roept, dan denk ik prima. Als een vriend van mij dat zou zeggen dan zou ik het heel
erg vinden.
Anders dan Suzanne hierboven die in staat is om negatieve opmerkingen van zich af te schudden,
vertelt Rosa dat haar emotionele reactie het moeilijk maakt strategisch te reageren op negatieve
ervaringen:
Oh, ik raak er elke keer overstuur van. Ik vind het elke keer weer moeilijk.
Haar strategie is terug reageren op opmerkingen: “Ik geef antwoord.”
Suzanne noemt de vaardigheden die zij heeft als middelen om zichzelf te verdedigen tegen
kwetsende blikken of opmerkingen:
Onbewust denk ik dat je middelen hebt om jezelf te verdedigen. Je gevoel van eigenwaarde, dat mensen
zomaar een oordeel over je innemen, dat je jezelf daartegen wil wapenen.
Tegelijkertijd zegt Suzanne zich goed in te kunnen leven in anderen:
Ik denk wel dat ik goed kan begrijpen waarom mensen dingen over je denken, dat begripvolle heb ik
altijd gehad. Soms kun je mensen het niet kwalijk nemen. Het is ook raar om geadopteerd te zijn.
Mensen kunnen ook gewoon botte vragen stellen. Ik denk dat het afhankelijk is van gevoeligheid voor
blikken…
Lucas vertelt dat hij lange tijd te afhankelijk was van de mening van anderen en dat hij meer heeft
leren luisteren naar zijn eigen gevoel. Suzanne and Lucas hebben dus manieren ontwikkeld om
zich af te sluiten van de commentaren die zij krijgen van de omgeving. Ook Lilian denkt zeker
vaardigheden te hebben ontwikkeld om om te gaan met bepaalde situaties:
Ja, absoluut. Je moet dat op een gegeven moment ook doen. Ik moest zelfverzekerd worden over mijn
adoptie. Het is ook iets heftigs en dat mag het ook zijn. Daar kreeg ik heel veel kracht door. De dingen
waardoor ik mij anders voelde heb ik echt door die cursus [inleiding Vrouwenstudies] beter leren
zien, [daardoor] krijg je een specifieke positie, je wordt kritisch naar blanke en gekleurde mensen. Het
6
Chris volgt een HBO-opleiding Maatschappelijk Werk
54
is een mooi perspectief. Ik merk dat het voor mij belangrijk is dat ik mogelijkheden zie en nee durf te
zeggen tegen dingen. Je wordt er wel sterker door, juist door die leegte, die adoptie, je wordt er sterker door.
Het hoeft niet negatief te zijn.
Je [moet] je open stellen en je eigenwaarde behouden. Je eigen persoon zijn en wie je bent, gebaseerd op je
gezin, je huidskleur, je afkomst. Je open stellen… heel veel willen leren daardoor kan je meer met mensen
omgaan. Niet mensen in een hokje plaatsen, je wil zelf ook gehoord worden.
Respondenten verschillen dus in de persoonlijke en soms beroepsmatige strategieën die zij
ontwikkeld hebben om zich teweer te stellen tegen negatieve ervaringen op grond van hun
uiterlijk. Het centrale thema dat naar voren komt uit de uitspraken is weerbaarheid en het leren
luisteren naar eigen gevoelens. Maar ook hoe belangrijk het is voor geadopteerden van kleur om
effectieve verdedigingsstrategieën te ontwikkelen. Opmerkelijk is wel dat weinigen zich de
beginselen van een anti-racistisch bewustzijn eigen hebben gemaakt. Ten dele heeft dat
waarschijnlijk te maken met het feit dat het zich verdiepen in anti-racisme veronderstelt dat
respondenten een positieve stap hebben gezet om hun eigen huidskleur te omarmen; voor een
ander deel hebben zij last van de tijdgeest, waarin anti-racistische vertogen en activiteiten sterk in
het defensief geraakt zijn. Toch zou een of andere vorm van ‘empowerment’, of dat nu een
cursus Inleiding Vrouwenstudies is of een andere vorm van georganiseerd inzicht verwerven in
de wijze waarop de samenleving hen positioneert op grond van hun gender en etnische positie,
hen kunnen helpen in het proces om weerbaarder te worden.
3.3.2 Eigen terminologieën over etniciteit, kleur en nationaliteit als strategieën van
macht of onmacht
Een belangrijk doel van dit onderzoek was na te gaan welke vertogen, termen en concepten
geadopteerden van kleur zelf bruikbaar achten om hun eigen positie en etnische identiteit te
benoemen. Dit moet gezien worden als deel van de strategieën van geadopteerden van kleur om
hun subjectieve ruimte van in de wereld zijn op te eisen. Hun eigen woorden en wijzen waarop zij
zichzelf en anderen zien in de Nederlandse context getuigt ook van de mate waarop zij sociaal
bewust zijn, van hun zelfbeeld en gevoel van empowerment. In het voorgaande zijn al verschillende
termen naar voren gekomen, die respondenten gebruiken om het voor hen vaak weerbarstige
terrein van hun afkomst, etniciteit en kleur te betreden en te benoemen. Onder de termen die zij
naar voren brengen zijn: “bruin; ik hou niet van zwart”; of “gewoon donker, bruin vind ik lullig
klinken”; “ik gebruik het meest bruin of ‘getint’. Ook circuleert de heel specifieke term adopko
(voor Koreaans geadopteerde), die door anderen weer afgedaan wordt als “een vingeroefening”;
onder elkaar noemen de Sri Lankaans geadopteerden elkaar liefkozend Srilankaantjes of ze zeggen
met zelfspot: “wij zijn geïmporteerd uit Sri Lanka”. Deze beide termen, adopko en Sri
Lankaantjes geven commentaar op dominante sociale discoursen en wel op een bewuste en
creatieve manier.
Zij komen overeen met de ironische term ‘polderkoreanen’ die gebruikt wordt om de
meervoudige interetnische identiteit van Koreaanse geadopteerden aan te duiden op de website
van Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden. De termen kunnen
worden gezien als inventieve toeëigeningen, als daden van verzet die tegelijk een
zelfgedefinieerde, collectieve naam aan hun specifieke situatie als geadopteerden van kleur geeft
en onderlinge herkenning bevordert. Twee respondenten zeggen hun gebruik van termen aan te
passen aan hun gezelschap door de gevoeligheid die er volgens hen rond de termen ‘zwart’ en
‘donker’ bestaat. Sebastiaan zegt: “Het ligt heel gevoelig. Het ligt aan wat degene die ik tegenover
me heb hebben kan. Sommigen worden al gek als ik donker zeg, dan is zwart ondenkbaar”.
Respondenten vertellen een tegenstrijdige houding te hebben tegenover termen die kleur en
etniciteit benoemen. Zij aarzelen om zichzelf te definiëren door middel van termen als zwart
55
omdat deze juist door anderen worden gebruikt om hen als anders te classificeren en
maatschappelijk uit te sluiten. Ook telt wat Chanda onder woorden bracht: omdat zij “niet weet
wie zij zelf is” doordat zij geen gegevens heeft over haar Indiase afkomst, confronteert dit haar en
haar gemengde gezin diepgaand met vooroordelen van de buitenwereld. Deze termen
confronteren de geadopteerden met een onzeker of negatief gevoel over hun eigen kleur en
tegelijkertijd met het gezien worden als behorend tot een groep die anders is door hun kleur. Veel
respondenten storen zich eraan dat zij voor Marokkanen of Surinamers aangezien worden en in
het algemeen zich altijd te moeten verklaren. Dit getuigt van de etnische hiërarchieën die
intrinsiek zijn aan de Nederlandse samenleving, waar geadopteerden door het zichtbare teken van
hun huidskleur als ‘partizanen’ leven binnen een denkbeeldige homogeen witte Nederlandse
samenleving. In hun pogingen om hun specifieke identiteit te benadrukken claimen
geadopteerden van kleur een onderscheid van andere migranten die gegroepeerd zijn onder een
nationale identiteit en vaak beschouwd worden als ‘minder’ deel uitmakend van de “echte” (witte)
Nederlandse gemeenschap. Degenen die vertellen zich niet in termen te herkennen die kleur
benoemen, gaven als reden zichzelf niet als van kleur te zien en niet door anderen als Anders te
willen worden gezien.
Bestaande termen als ‘buitenlands’ geadopteerde en ‘interlandelijk’ geadopteerde, spreken hen
niet aan en worden niet vaak gebruikt. Respondenten zijn vaak kritisch over de term buitenlands
geadopteerde omdat het hun buitenlandse afkomst voorstelt als een niet-Nederlandse identiteit
en benadrukken herhaaldelijk in de interviews dat zij “gewoon Nederlands” zijn en hun wens als
zodanig gezien willen worden. De negatieve connotatie die de term ‘buitenlands’ in de laatste
decennia in dominante vertogen oproept, maakt dat respondenten hun andere etnische afkomst
niet als zodanig willen beschrijven. Geen van beide termen lijkt aan te sluiten bij hoe
geïnterviewden hun identiteit beschouwen, omdat zij ertoe leiden dat de afkomst van
geadopteerden en hun Nederlandse identiteit als schijnbaar tegengesteld worden voorgesteld. Vijf
respondenten vertellen de termen buitenlands of interlandelijk niet te gebruiken, maar alleen de
term geadopteerd: “Dan leg ik uit dat ik oorspronkelijk uit Sri Lanka kom.” Een enkeling (Rosa)
identificeert zich op meer strategische wijze met de politieke betekenis van de term ‘buitenlands’,
om haar marginale positie als Koreaans geadopteerde in de Nederlandse samenleving ter discussie
te stellen. Zij identificeert zich anders dan de andere respondenten door haar buitenlandse
identiteit in te zetten tegen de eenduidige opvatting van Nederlands zijn die haar buitenlands zijn
ontkent.
Lilian’s reactie op de vraag of een term waarmee kleur aangeduid wordt bruikbaar is, is typerend
voor een meer algemeen gevoelen onder onze respondenten:
Kleur, ja, kleur, vind ik raar klinken, ja ik weet niet, het klinkt raar. Ik denk: ‘kleur’… . Dan word
je op je kleur aangesproken, daar heb ik wel moeite mee, ook in het dagelijks leven omdat ik niet op
kleur aangesproken wil worden. Het kleur issue is het probleem bij identiteitsvorming van
adoptiekinderen, je hebt een kleur maar je bent Nederlands. Gekleurde kinderen benadrukt dat, maar je
duidt het wel duidelijk aan. Het is anders dan bij blank geadopteerden, dan zien mensen niet dat je
anders bent.
In dit citaat geeft Lilian verschillende lagen van tegenstrijdigheid weer waar geadopteerden van
kleur zich mee geconfronteerd zien en in ingebed zijn: zij zijn van kleur, maar hun kleur is geen
positief onderdeel van hun identiteit. Hoewel Lilian op andere momenten uitvoerig heeft
beargumenteerd op welke manieren zij last heeft van discriminatie op grond van haar huidskleur,
is het nu: ‘omdat ik in het dagelijks leven niet merk dat ik een kleur heb’. Dit soort tegenstrijdige
uitspraken is schering en inslag gebleken in de interviews. Zij vertellen over de tegenstrijdigheden
waar geadopteerden van kleur mee om moeten zien te gaan door hun hybride, meervoudige
56
identiteit. Een samenhangende en coherente visie op de eigen etnische identiteit ontbreekt veelal,
omdat nu eens een beroep gedaan wordt op een dominant, liberaal vertoog van kleur- en
machtsontwijking, terwijl vlak daarna uitgegaan wordt van de eigen ervaringen en een
etniciteitsbewust vertoog – in – de – dop: ‘het kleur issue is het probleem’. Vervolgens zegt Lilian
niet aangesproken te willen worden op haar kleur omdat dit haar uitsluit van de Nederlandse
identiteit waarmee zij zich wil identificeren, kleur heeft daar geen plaats in. Dit vormt volgens
Lilian het hart van de problematiek voor geadopteerden van kleur: “je hebt een kleur, maar je
bent Nederlands.” Het paradoxale van Lilian’s positie – en dat van vele andere geadopteerden
van kleur- is dat zij de oplossing zoekt aan de verkeerde kant van de laatste stelling, die op
zichzelf een juiste diagnose inhoudt. Terwijl Lilian aan zichzelf wil gaan sleutelen, door niet van
kleur te zijn, niet op kleur te willen worden aangesproken, ligt het werkterrein aan de andere kant,
namelijk die van de Nederlandse identiteit.
Respondenten identificeren zich dus op complexe wijzen met een meervoudige Nederlandse
identiteit waar hun etnische afkomst deel van is. De tegenstrijdigheid van tegelijkertijd gekleurd
zijn en Nederlands zijn die Lilian naar voren brengt impliceert dat de meervoudigheid waarop
geadopteerden van kleur een beroep zouden willen doen niet mogelijk is, zolang de symbolische
ruimte die het Nederlanderschap inhoudt, eenduidig is: tot het Nederlandschap behoren alleen
degenen die wit en christelijk zijn (Wekker 1996). Het oprekken en meerduidig maken van het
Nederlanderschap is de opgave waarvoor zij en wij allen ons gesteld zien.
4 Conclusies
In dit hoofdstuk voegen jong volwassen geadopteerden van kleur, vanuit hun positie als outsiders
within, hun stem toe aan het adoptiedebat, en in het bijzonder over wat hun positie en hun
ervaringen voor hen betekenen. Alle tien geïnterviewden vinden het moeilijk om hun etnische
afkomst te benoemen als identiteit. Sommigen beschouwen het als een deel van zichzelf dat
onbekend en oningevuld is, als iets dat ze als een potentieel zien, iets dat nog niet gekend wordt,
maar dat ze wel belangrijk vinden. De meesten vertellen dat zij gedurende een groot deel van hun
leven niet als anders gezien wilden worden, maar ‘gewoon’ als Nederlands. ‘Gewoon Nederlands’
kan geïnterpreteerd worden als niet anders, niet gekleurd.
Zij zoeken een positie binnen een representatie van een nationale Nederlandse identiteit die hen
geen of onvoldoende ruimte laat voor een eigen invulling van hun etnische afkomst. Hun
etnische afkomst staat in oppositionele positie tot Nederlands zijn, waarin andere etnische
positioneringen dan de dominante geen plaats hebben. Nederlands zijn is voor de tien
geïnterviewden iets wat zij niet (helemaal) kunnen zijn.
De genealogie van de identiteitsontwikkeling van geadopteerden van kleur kan als volgt
samengevat worden: de culturele en etnische herkomst die geadopteerden door hun geboorte
meekrijgen, wordt veranderd door transnationale adoptie. Deze herkomst krijgt een nieuwe,
marginale betekenis door het verschil met de etnische achtergrond van hun adoptieouders. Door
de wijzen waarop adoptieouders en familie omgaan met de etniciteit van hun kind, door de
vrijpostige vragen en de soms denigrerende behandeling die hen in de buitenwereld ten deel valt,
wordt bij velen het verlangen gestimuleerd om de eigen herkomst te exploreren. Hun opgave is
de zoektocht naar een identiteit, die de verschillende onderdelen van hun leven en hun ervaringen
kan omvatten: een meervoudige identiteit. Dit is niet een probleem waar slechts deze
onderzoeksgroep zich voor gesteld ziet; met de voortgang van globalisering, hebben verschillende
categorieën van de bevolking met vergelijkbare problematiek te maken. Het geval van
geadopteerden van kleur is echter extra navrant omdat zij in het begin van hun leven de
boodschap meekrijgen dat hun kleur en andere etniciteit er niet toe doen, terwijl zij, bij het ouder
worden, ervaren dat het tegendeel het geval is. Dat is tevens waarom wij meer kunnen leren van
57
hen en hun verhalen dan alleen hoe zij hun identiteiten construeren. De wijzen waarop zij
manoeuvreren in Nederlandse maatschappij gaat ons allen aan en getuigt van een veranderende
samenleving met een koloniaal verleden, in een geglobaliseerde context. Nieuwe technologieën
voor communicatie zijn deel van zulke globale veranderingen en uitwisselingen. Het ontwikkelen
van een positief en weerbaar zelfbeeld, waarin alle delen van het zelf een plaats kunnen vinden,
vindt, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, bij uitstek plaats in collectieve settings, in
verenigingen van geadopteerden die actief zijn op het internet.
5 Aanbevelingen
• Om zich een positief en weerbaar meervoudig zelfbeeld eigen te maken en om betekenis
te kunnen geven aan discriminerende ervaringen die geadopteerden van kleur meemaken,
is het aan te bevelen dat zij en hun adoptiegezin kennis, inzicht en vaardigheden
aangereikt krijgen betreffende de werking van ‘ras’/etniciteit in de Nederlandse
samenleving. Dit houdt ook kennis over de geprivilegieerde positie van de dominante
etnische groepering in. Het ligt voor de hand om de anti-racisme trainingen, die in de
jaren tachtig in Nederland gegeven werden (van den Broek 1987), te actualiseren en in lijn
te brengen met een intersectionele benadering. Ook een culturele vertaling van white
awareness trainingen (Alcoff 2006), die in de V.S. ontwikkeld zijn, zou onderdeel van het
curriculum moeten zijn. Deze trainingen zouden aangeboden kunnen worden als
onderdeel van het pakket voorzieningen van adoptieorganisaties.
• Het belang van het gebruik van terminologie waarin geadopteerden van kleur zich
kunnen herkennen is groot, ook omdat met die terminologie een nieuwe subjectpositie
mede geconstrueerd wordt, net zoals de strijdbare termen ‘flikkers’, ‘lesbo’s’ en ‘zwarten’
in de laatste decennia hun intrede hebben gedaan. De tien geïnterviewden voelden zich
niet aangesproken door de ‘officiële’ termen, buitenlands en interlandelijk geadopteerden.
Het is van belang dat zij zich zelf uitspreken over de namen waaronder zij gekend willen
worden.
58
3. Duale verbondenheid, imaginaire gemeenschappen: collectieve identiteitsformatie
on line onder volwassen geadopteerden van kleur.
1 Inleiding: Culturele identiteiten van Nederlands geadopteerden van kleur on line
In dit hoofdstuk staat de identiteitsformatie centraal van kleine, collectieve groepen van
volwassen geadopteerden van kleur. Wij zullen laten zien hoe de identiteitsformaties, strategieën
en terminologieën van geadopteerden van kleur die op een individueel niveau tot uiting komen,
ook een uitingsvorm vinden op collectief niveau. Volwassen geadopteerden hebben zichzelf
georganiseerd in landelijke en regionale verenigingen die de belangen vertegenwoordigen van
geadopteerden die afkomstig zijn uit een bepaald land van herkomst. Wij willen onderzoeken of
en hoe uit de gedeelde interesse in een bepaald land van herkomst een gemeenschappelijk
identiteit spreekt, die voortkomt uit een gevoel van duale, nationale verbondenheid.
In dit hoofdstuk zullen wij eerst twee theoretische concepten introduceren “cultural identity” en
het concept van de natie als een gedeeld en denkbeeldig idee, een “imagined community”
(Anderson 1983/2002). Vervolgens presenteren wij de websites waar wij onze analyse op
baseren. Hierna zullen wij een gedetailleerde analyse geven van de wijzen waarop
identiteitsformaties van geadopteerden van kleur on line1 worden gecommuniceerd. Daarbij
maken wij gebruik van andere analytische instrumenten uit de wetenschappelijk gebieden van
Gender Studies, Culturele Studies en Postkoloniale Studies om te laten zien op welke wijze
geadopteerden van kleur zelf hun duale verbondenheid construeren en articuleren.
Zoals we hebben laten zien in voorgaande hoofdstukken worden geadopteerden van kleur in hun
dagelijks leven geconfronteerd met het dilemma van zowel het behoren als niet behoren tot de
Nederlandse samenleving. Zij voelen zich vreemden in twee culturen, vervreemd en
aangetrokken tot zowel hun land van herkomst als tot Nederland. Jonge Nederlandse mannen en
vrouwen van kleur geven een kritische stem aan ervaringen die variëren van uitgesproken
geseksualiseerd racisme tot onbehagen over confrontaties met een onderliggende norm van
witheid in de Nederlandse samenleving. Maar zij getuigen ook van een gegeven, vanzelfsprekende
en gerechtvaardigde verbondenheid met zowel hun Nederlandse nationaliteit als met hun land
van herkomst.
In dit hoofdstuk zullen wij dit thema verder onderzoeken door te exploreren welke strategieën
geadopteerden ontwikkelen voor het gemeenschappelijk omgaan met dit gevoel van duale
verbondenheid. Het is belangrijk te benadrukken dat de term duale verbondenheid geen
gespleten loyaliteit impliceert. Wij refereren aan de Engelse term belonging die meerdere
betekenissen representeert. Deze term laat zich moeilijk naar een Nederlandse term vertalen die
deze essentiële meerduidigheid naar voren kan brengen. Wij benaderen de notie van duale
verbondenheid in termen van het behoren tot meerdere imaginaire gemeenschappen, als iets dat kan
toebehoren aan een persoon of aan groepen, en ook representeert het het verlangen naar meervoudige
verbondenheid. Het formeren van organisaties rond een gemeenschappelijke interesse in een
specifiek land van herkomst, laat zien dat volwassen Nederlandse geadopteerden daarmee ook
een ontwikkelingsproces doormaken; zij creëren een gemeenschappelijke culturele identiteit voor
zichzelf als individu en als groep. Dit fenomeen is, zoals we hebben laten zien in het eerste
hoofdstuk, nauwelijks wetenschappelijk onderzocht. Het belang van de websites van landelijke
verenigingen bestaat eruit dat zij zowel werken als een belangrijke middel voor
1Het
internet biedt een gevarieerd aanbod aan Nederlandse websites over adoptie die via zoekmachines en web portals
op te zoeken zijn. Wij nemen alleen materiaal dat door volwassen geadopteerden zelf is gemaakt op in onze analyse.
Hierdoor vallen portals, websites van organisaties van adoptieouders (en kinderen), de persoonlijke websites van
adoptieouders en websites van adoptieorganisaties buiten de scope van dit hoofdstuk. Het aanbod van websites kan
onderscheiden worden in vier verschillende internetmedia: portals, websites, weblogs en mailinglijsten, die thematisch
zijn onder te verdelen in relatie tot de doelgroep waarop zij zich richten. De portals tonen een ‘algemeen’ menu over
‘adoptie’ dat voornamelijk betrekking heeft op de praktijk van transnationale adoptie vanuit het perspectief van
aspirant adoptieouders, zonder dat dit overigens als zodanig benoemd wordt.
59
gemeenschappelijke identiteitsformatie als voor het communiceren van deze gedeelde
gemeenschap aan de buitenwereld.
De notoir moeilijke term “cultuur” kan volgens feministische culturele studies begrepen worden
als signifying practices, betekenisgevende praktijken, dat wil zeggen communicatieve praktijken die
zin toekennen aan de omgeving die onszelf en anderen omringt. Cultuur en communicatie zijn
met elkaar verweven. Communicatie is het delen en doorzenden van betekenissen tussen mensen.
Dit is een proces dat cultuur constitueert. Cultuur als communicatie heeft dubbele effecten: het
verzamelt mensen rond een set van gedeelde betekenissen, dat wil zeggen, het creëert identiteit
maar tegelijkertijd verbindt het beelden die mensen hebben over zichzelf met beelden die zij
hebben over anderen en produceert daarmee verschillen tussen mensen en groepen. Het internet
biedt mensen de middelen om op individuele wijze, één-op-één, maar ook als deel van een groep
met elkaar te communiceren. 2 Het biedt ruimte aan culturele identiteitsformatie.3 Het internet en
de geselecteerde websites in het bijzonder maken een nieuwe vorm van identiteitspolitiek
mogelijk door het constitueren van een zelfgedefinieerde collectieve identiteit die gerelateerde
aspecten articuleert die afzonderlijk van elkaar moeilijk tot uiting te brengen zijn in termen van
etniciteit, ‘ras’ of nationaliteit. Wij hebben daarom ervoor gekozen in plaats van etniciteit in dit
hoofdstuk de bredere term van culturele identiteit te gebruiken om de zelf geconstrueerde bricolage
van imaginaire gemeenschappen te beschrijven waarmee de verenigingen zich inschrijven in
relatie tot natie, ‘ras’ en etniciteit.4 Wij beargumenteren in dit hoofdstuk dat wat van belang is
voor de specifieke soort van culturele identiteit die tot uitdrukking wordt gebracht op de websites
is gebaseerd op de notie van duale of zelfs hybride “belongings”. Voortbouwend op cultureel
theoreticus Stuart Hall’s noties, betogen wij dat de meervoudige term “culturele identiteit” zowel
een zaak is van “becoming”, van onvoltooide wording, alsook van een belichaamd zijn. Dit
proces van wording is zowel georiënteerd op het verleden als op de toekomst. Culturele identiteit,
als een gedeeld gevoel van collectiviteit, als het gevoel te behoren tot een groep en als het
toewijzen van aanknopingspunten voor een begrip van een individueel zelf, is niet een voltooid
product dat reeds bestaat. Het werk dat gedaan moet worden om een identiteit te ontwikkelen is
gebaseerd op gemeenschappelijke conventies, gedeelde afspraken en een gevoel van
gemeenschappelijkheid, geworteld in gelijksoortige geschiedenissen. Geadopteerden die
afkomstig zijn uit hetzelfde land van herkomst en die naar Nederland zijn gekomen, delen een
specifiek soort geschiedenissen met elkaar. In Stuart Hall’s beschrijving van culturele identiteit
benadrukt hij de verankerde relatie tot het verleden, tot geschiedenis:
Binnen Media- en Culturele Studies zijn on line groepsidentiteiten geconceptualiseerd als een middel tegen de
sociale fragmentatie van ons hedendaagse leven, maar ze worden ook gezien als nieuwe mogelijkheden voor het
creëren van participerende democratie, of zelfs als het kloppend hart van een opnieuw tot leven gewekte publieke
ruimte. Subculturen en tegenculturen, nieuwe collectieve identiteitsformaties en gemeenschappen vinden legio
nieuwe mogelijkheden op internet. Dit geldt echter alleen voor degenen met toegang tot internet. Zelfs de meest
fanatieke cyberfan is zich bewust van het gebrek aan on line diversiteit in sociale klasse, gender, etniciteit en leeftijd
onder internetgebruikers. De overgrote meerderheid van de wereldpopulatie heeft onvoldoende voedsel, vrije tijd of
onderwijs en bezit al helemaal geen computer met een snelle internet verbinding (zie Martin Lister, Jon Dovey, Seth
Giddings, Iain Grant en Kiearan Kelly, 2003/2006: 172-174).
3 Binnen Culturele Studies wordt de notie van “cultural imaginary” gebruikt om betekenis te geven aan de
fantasiebeelden en discursieve vormen waaraan culturele gemeenschappen zich spiegelen en zichzelf articuleren.
Deze culturele beeldtaal fungeert als aanknopingspunt en biedt uithangborden voor collectieve identiteitsformatie
(Nina Lykke 2002:141, noot 3).
4 Bricolage is een term die de praktijk beschrijft van het gebruikmaken van hetgeen beschikbaar is. Het begrip
“cultural bricolage” wordt gebruikt binnen Culturele Studies in bijvoorbeeld de studie van jeugd en subculturen. Dick
Hebdige, beschrijft de alledaagse praktijk van het opnieuw contextualiseren van gewone objecten door deze te
voorzien van ongewone betekenis (1979). Bijvoorbeeld de wijze waarop punkers huishoudelijke voorwerpen als
veiligheidsspelden een andere betekenis toekennen door deze als provocatieve lichaamsversiering te dragen. De
theoretische term bricolage verwijst naar de handeling van iets van een andere context te voorzien, door op
doelbewuste wijze verschillende fenomenen bij elkaar te brengen (zoals ideeën over naties en etniciteiten in het geval
van de websites) en hieruit iets nieuws te creëren. De verenigingen creëren door middel van de websites een nieuw
platform voor collectieve identiteitsformatie.
2
60
Verre van gebaseerd te zijn op een eenvoudig herstel van het verleden – een verleden dat
erop wacht gevonden te worden waarna het ons begrip van onszelf voorgoed veilig zal
stellen – zijn identiteiten namen die wij geven voor de verschillende manieren waarop wij
gepositioneerd zijn door, en onszelf positioneren binnen de vertellingen over het verleden
(Hall 1991: 183).5
Ook wij beargumenteren dat culturele identiteiten beschouwd kunnen worden als zowel
belichaamd, als geconstrueerd door geadopteerden. De culturele identiteit van een Nederlands
geadopteerde afkomstig uit Colombia wordt tot uitdrukking gebracht en tegelijkertijd
onderhouden door de website van de landelijke vereniging voor geadopteerde Colombianen,
Chicolad. Dit gebeurt door de wijze waarop de vereniging zich presenteert, de wijze waarop
Colombia wordt gerepresenteerd, de taal die wordt gebruikt en de representatieve beeldtaal die
wordt gekozen zoals logo’s, foto’s en kleuren. De postkoloniale, feministische cultureel theoretica
Sara Ahmed (2004) analyseerde websites, zoals de Aryan Nation website, en liet zien hoe
gedeelde emoties, in het bijzonder liefde (voor witheid) en haat (voor alles en iedereen die gezien
wordt als bedreigend voor de puurheid van deze witheid) een cruciale rol spelen voor collectieve
identiteitsformaties. De praktijk van het onderhouden van een website is verre van uitzonderlijk;
deze sites hebben juist betrekking op de productie van het gewone. Het gewone is, zoals Ahmed
schrijft, ook gebaseerd op het fantastische, in bijvoorbeeld de constructie van de denkbeeldige
Ariër, als puur wit subject dat tot wording komt door de mobilisatie van een variëteit van tekens
die de plaats innemen van ideeën en emoties die individuen met elkaar verbinden. Tekens
veranderen in affect, claimt Ahmed en, zo willen wij toevoegen, dat gebeurt ook met de mediatechnologieën die deze tekens ondersteunen.
Het gevoel van behoren tot iets, van toewijding en samenzijn onder geadopteerden van kleur is
deel van wat ons intrigeert in dit hoofdstuk: de wijzen waarop deze affecten vormgeven aan
culturele identiteit on line. Culturele identiteiten hebben voortdurend onderhoud nodig en
websites zijn een geschikt medium voor zulke betekenisgevende praktijken. De Norweegse en
Koreaans geadopteerde internet- en adoptieactivist Sunny Jo onderstreept de functie van het
internet als belangrijk medium voor Koreaans geadopteerden om een gevoel van gemeenschap en
eenheid te creëren als een manier om de “raciale, culturele, en etnische isolatie tegen te gaan als
gevolg van [transnationale] adoptie” (Jo 2005) 6 7 Internet is, zo claimt Jo, een actieve manier
waarop Koreaans geadopteerden het “verlies van een Koreaanse identiteit herclaimen” door
naast interactie met andere Koreaans geadopteerden bijvoorbeeld hun Koreaanse namen in hun
internetadressen te gebruiken.
2 Zes landelijke websites in kaart gebracht
Op het moment van schrijven bestaan er acht Nederlandse landelijke verenigingen voor
buitenlands geadopteerden. Zeven van deze verenigingen hebben betrekking op niet-westerse
landen van herkomst van geadopteerden, zes daarvan onderhouden een website: een heeft een
webpagina. De websites zijn gemaakt door en overwegend bestemd voor volwassen
geadopteerden met een buitenlandse afkomst.8 De twee websites die wij niet in onze analyse
betrekken, de website van de vereniging voor Grieks geadopteerden Ta Pediá en de vereniging
voor geadopteerde Indonesiërs Asalsaya, vielen om twee verschillende redenen niet binnen onze
5
Vertaling van auteurs
Vertaling van auteurs
7 Zie: Sunny Jo (2005) “KADs in Cyberspace” in Guide to Korea. For Overseas Adopted Koreans. Overseas Korean
Foundation. E-book beschikbaar op: http://oaks.korean.net/download/pdf/guide-1.pdf (laatst geactiveerd 15-032007). De website “Korean @dptees worldwide” (K@W) die in 1998 opgericht, is volgens Jo het grootste on line
forum voor Koreaans geadopteerden en heeft meer dan 900 leden in westerse landen. Zie:
http://www.koreanadoptees.net/about/about.htm (laatst geactiveerd 15-03-2007).
6
61
onderzoekscriteria. Ta Pediá heeft geen zelfstandige website, maar is gelinkt aan een website over
Griekenland. Daarop is een beschrijving van de vereniging te lezen en wordt verwezen naar een
emailadres. De webpagina van Ta Pediá biedt onvoldoende materiaal voor onze webanalyse. De
website van Asalsaya die wel voldoet aan onze onderzoekscriteria, was helaas niet beschikbaar
tijdens de analysefase van dit hoofdstuk, waardoor wij deze niet in onze analyse hebben kunnen
opnemen. Dit neemt niet weg dat Asalsaya als een belangrijke organisatie geldt voor de
representatie van de belangen van geadopteerde Indonesiërs in Nederland.
We hebben voor de zes websites van landelijke verenigingen van transnationaal geadopteerden
gekozen omdat zij een divers beeld geven van de verschillende etnische afkomsten van
transnationaal geadopteerden van kleur. Daarnaast geven zij de mogelijkheid om de verschillen en
overeenkomsten tussen de keuzen die verenigingen maken in de representatie van een
gemeenschappelijke identiteit voor geadopteerden van kleur, in kaart te brengen. De websites zijn
uiterst belangrijk als object van studie omdat zij zichtbaarheid geven aan de aanwezigheid van
transnationaal geadopteerden die geen equivalent heeft in andere Nederlandse media. Nieuwe
media zoals het internet hebben een platform gecreëerd voor de vorming van gemeenschappen
op een schaal die hiervoor niet mogelijk was, in de zin van de publieke zichtbaarheid die internet
kan bieden, maar ook wat betreft de mogelijkheid van het creëren en animeren van technologisch
gefaciliteerde collectieve identiteiten. Dit geldt natuurlijk alleen voor degenen die zich aan de
goede kant van de zogenaamde digitale scheidslijn bevinden, een minderheid die op regelmatige
basis een economische, technische en infrastructurele toegang tot het internet heeft. In deze zin is
internet een uniek medium door de mogelijkheid voor geadopteerden in Nederland om hun
belangen, identiteiten en interesses zelf te representeren, door middel van teksten en beelden waar
andere geadopteerden zich wel of niet in kunnen herkennen. Dit maakt het relatief kleine aantal
websites een bijzonder cultureel verschijnsel.
Hoewel de websites van verenigingen betrekking hebben op groepen die afkomstig zijn uit
verschillende landen, tonen zij overeenkomsten in de wijzen waarop zij de gemeenschappelijke
identiteit van hun respectievelijke doelgroep representeren. De verschillen in de websites van
verenigingen naar land van herkomst geven een expliciet commentaar op de culturele en
interetnische identiteit van transnationaal geadopteerden. Deze culturele commentaren die zowel
tekstueel als esthetisch worden uitgedrukt in dit specifieke medium, bevatten veel referenties naar
andere expressieve genres zoals de reisgids, de nationale vlag, het fotoalbum en biografische
literatuur. Deze zijn relevant voor het beschrijven van de bijna subculturele activiteiten van deze
verenigingen. Door hun aanwezigheid on line maken de websites deel uit van een virtueel debat
over adoptie, identiteit en afkomst, een debat dat wij volgen in dit hoofdstuk.
Met onze keuze voor deze zes websites willen wij niet pretenderen een representatief beeld te
geven van alle websites van geadopteerden, wij denken echter dat de websites een sterke
indicatieve waarde vertegenwoordigen voor de strategieën en de constructies van de duale
8
Deze zes websites representeren de zes verenigingen op het internet. De primaire doelgroep van verenigingen van
transnationaal geadopteerden zijn geadopteerden die afkomstig zijn uit hetzelfde land van herkomst. Geadopteerd
zijn en afkomstig zijn uit een bepaald land van herkomst geldt voor sommige verenigingen als een voorwaarde om lid
te kunnen worden. Alle verenigingen hanteren een betaald lidmaatschap. Het lidmaatschap biedt voordelen zoals het
ontvangen van een nieuwsbrief of magazine, (alle verenigingen geven een nieuwsbrief uit, alleen Arierang heeft een
tijdschrift dat vier keer per jaar uitkomt). Dit lidmaatschap geeft toegang tot bepaalde onderdelen van de website van
een vereniging, zoals foto’s die gemaakt zijn bij activiteiten en bepaalde onderdelen van forumbord. Ook biedt
lidmaatschap financiële kortingen op reizen naar het land van herkomst en op gebruikmaking van een vertaalservice.
De websites van de verenigingen zijn wel (gedeeltelijk) te bezoeken voor niet-leden. Doel van de verenigingen is het
bieden van informatie over het land van herkomst en het organiseren van activiteiten, die kennismaking en
uitwisseling van ervaringen tussen geadopteerden onderling stimuleren. De verenigingen bieden verschillende
programma’s aan hun leden, afhankelijk van doelstelling en omvang en middelen van de vereniging in kwestie. De
meeste verenigingen organiseren een paar keer per jaar activiteiten in de vorm van etentjes, voetbaltoernooien,
barbecues, maar ook zijn er thema/discussiebijeenkomsten rond adoptie. Tevens bieden verenigingen advies en hulp
bij vragen rond identiteit en hulp en advies bij zoekacties naar biologische familie en herkomst geschiedenis,
variërend van informatie tot een aanbod van rootsreizen.
62
verbondenheid van geadopteerden van kleur. Bovendien zijn de websites, die zijn opgezet voor
en door geadopteerden rijk aan commentaren, reflecties en terminologieën die invloed uitoefenen
op de constructie van identiteit onder henzelf. Zij vertegenwoordigen zes unieke wijzen waarop
de collectieve identiteitsformatie van geadopteerden vorm wordt gegeven. De sites werken naar
buiten toe als een uithangbord in cyberspace, en tevens als een cultureel uithangbord voor
herkenning en misherkenning voor individuele gebruikers. Hieronder wordt in alfabetische
volgorde een korte beschrijving gegeven van de geselecteerde websites. In onze beschrijving
richten wij ons op de wijze waarop de vereniging zich representeert in woord en beeld, de
informatie die wordt gegeven over de doelstelling van de vereniging, de beschrijving van het logo
en de inhoud van het menu. In de beschrijving van de naam en doelgroep van de verenigingen
wordt de aanduiding weergegeven die verenigingen zelf gebruiken om hun doelgroep te
omschrijven.
2.1 Arierang9
Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden is in 1994 opgericht en telt
270 leden. De site van Arierang heeft een sterke internationale oriëntatie met een zeer uitgebreid
menu waaronder vele links die betrekking hebben op de Koreaanse diaspora, dat wil zeggen op
de transnationale migratie en verspreiding van Koreanen die buiten Zuid-Korea een nieuw leven
hebben opgebouwd. De verschillende groepen Koreaans geadopeerden die door afstand en
adoptie zijn gemigreerd naar verschillende landen in het westen vormen een deel van deze
diaspora. “Arierang” refereert aan een officieus Koreaans volkslied, een melancholisch lied over
Koreaans zijn buiten Korea dat vaker wordt gebruikt door diasporische Koreaans geadopteerden
wereldwijd.10 Tussen 1984-1987 werd één procent van alle Zuid-Koraanse babies afgestaan voor
adoptie naar westerse landen, in het kader van het drastische proces van modernisering van
Korea en van bevolkingsbeperking. Er is een grote groep van Koreaans geadopteerden die een
eerste generatie in de diaspora of zelfs een eigen multinationale etnische identiteit representeren
(zie Hübinette 2005). Het grote aantal geadopteerden uit Korea kan worden beschouwd als een
verklarende factor achter de uitgebreide en internationale allure van de Arierang website. Deze
bezit in vergelijking met de andere websites het meest uitgebreide menu. De banier boven aan de
homepage bevat verschillende symbolen die aan deze transnationale migratie refereren. Deze
bevat onder andere de nationale vlag van Zuid-Korea, een wereldkaart met daarin gestileerde
vliegtuigen die van het oosten naar het westen vliegen. Deze symboliseren de transnationale
geschiedenis van adoptie tussen Korea en het westen. Dergelijke esthetische middelen worden
gebruikt om de intieme connecties te tonen met het idee van de Koreaanse natie, maar ook om
de wereldwijde stroom van geadopteerden uit Zuid-Korea te verbeelden.
De website toont door middel van de vele links de professionele en sociale activiteiten van de
breed opgezette organisatie die nu reeds 15 jaar bestaat. De site biedt diverse diensten zoals een
vertaalservice voor leden. Ook zijn er vijf commerciële Nederlandse en internationale sponsors,
zoals een reismaatschappij en een Koreaanse high-tech electronica multinational. Er worden geen
foto’s of andere beelden gebruikt om tekst te illustreren. Het logo van Arierang bevat een
gestileerd beeld van een berg, en onder dit beeld staat de naam Arierang in het Koreaans. Er is
geen specifiek mission statement op deze site, het doel van de vereniging of wie hun doelgroep
vormt worden niet vermeld. Ook is er geen informatie over de oprichting van de vereniging. De
website heeft een zeer uitgebreid en actueel menu en telt vijf submenu’s die in totaal verwijzen
naar vijfendertig links, die aankomende activiteiten aankondigen (zoals een “Networkparty
Adoption Associations 2007!”), een menu met links over adoptiezaken en zelfs essays en poëzie.
9
“Arierang”, Dutch Association for Korean Adoptees. Zie:www.arierang.nl (laatst geactiveerd 10-03-2007).
Een voorbeeld is de spectaculaire film Susanne Brink’s Arierang (1991) waarvan de première plaatsvond in Korea,
een non- documentaire film over het tragisch verhaal van een Koreaanse meisje dat is geadopteerd door een
Zweedse familie (Hübinette 2005:139). Er zijn echter vele voorbeelden waarbij wordt gerefereerd aan dit volkslied
onder de meerdere generaties van geadopteerden uit Korea.
10
63
De site geeft ook uitdrukking aan de sterke internationale oriëntatie door de agenda van Arierang
en het aanbod van de vele links naar internationale organisaties van en voor Koreaans
geadopteerden. Een ander kenmerk dat verwijst naar de brede en internationale scope van deze
site is het gebruik van Nederlands en Engels op de site. Een submenu is gewijd aan links met
informatie over de “International Korean Adoption Association” (IKAA). Op de homepage is er
een digitale klok die aftelt naar de aanvang van de IKAA bijeenkomst in Seoul in augustus 2007.
De klok toont de urgentie van deze internationale bijeenkomst voor Koreaans geadopteerden.
Verschillende subsecties van de site worden onderhouden door verschillende webmasters. Dit
geldt bijvoorbeeld voor het forumbord dat is onderverdeeld in verschillende thema’s. Als een van
de meest ontwikkelde websites in onze selectie, is het geen verrassing dat de site een actief
forumboek en gastenboek heeft. Het is duidelijk dat deze website het collectieve werk is van
meerdere auteurs en dat de diasporische identiteit van Koreaans geadopteerden wereldwijd
centraal staat.
2.2 Chicolad11
Chicos Colombianos Adoptados, afgekort tot Chicolad, is de naam voor de landelijke vereniging
voor geadopteerden van Colombiaanse afkomst die in 1998 is gestart en nu rond de 500 leden
telt. De website richt zich behalve op Nederlandstaligen ook op Spaanstalige bezoekers. Deze
worden in het Spaans verwezen naar een Spaanstalige beschrijving van informatie over Chicolad.
Op de homepage is een mission statement te lezen over de doelgroep en de activiteiten van de
vereniging. Chicolad richt zich met de website op zowel Nederlands (en mogelijk
Spaanssprekende) Colombiaans geadopteerden als op Spaanssprekende (en Colombiaans)
geïnteresseerden. Deze website is uitgevoerd in de opvallende primaire kleuren geel, rood, blauw
en oranje die de site in horizontale vlakken verdeelt. Deze horizontale vormgeving van de kleuren
geel, rood en blauw verwijst naar de kleuren en de horizontale banen van de nationale vlag van
Colombia.
Dit is echter niet de enige wijze waarop Colombia wordt verbeeld
op deze Nederlandse site. Boven het midden van de homepage is
horizontaal over de gehele breedte van de pagina een foto afgebeeld
van een kleurrijke Zuid-Amerikaanse bus die rijdt door wat lijkt op
een Zuid-Amerikaans landschap. Bovendien vermeldt de website
links bovenaan twee tijdszones: de datum, een Nederlandse
tijdsaanduiding en een Colombiaanse tijdsaanduiding. Rechts onder
aan de homepage staat het opvallende logo van Chicolad. Het
getekende logo visualiseert op creatieve wijze de meerduidige,
hybride betekenis van een Colombiaanse identiteit voor Nederlands
geadopteerden. Volgens de uitleg die de site geeft over het logo
refereert deze aan een “pre–Colombiaans” symbool. Dit symbool is
geplaatst binnen de geografische contouren van Colombia (zie
Figuur 1). Hiermee refereert Chicolad aan zowel een mythische
origine van het geboorteland als aan de huidige grenzen van het
hedendaagse Colombia. Aan weerszijden van dit symbool staan en
profile twee gezichten afgebeeld die elk naar het symbool toegekeerd
in elkaars richting kijken. De twee gezichten refereren aan “de twee
gezichten van Colombiaans geadopteerden”, “een Nederlands en
een Colombiaans gezicht”. Het logo symboliseert ook de
“onlosmakelijke verbondenheid” die geadopteerde Colombianen Figuur 1. Chicolad logo
voelen met Colombia.
11 ”Chicolad: Chicos Colombianos Adoptados”. Vereniging voor geadopteerde Colombianen.
zie: www.chicolad.nl/content.php (laatst geactiveerd 10-03-2007).
64
Op deze wijze verbeeldt het logo de positie die geadopteerde Colombianen innemen tot hun
dubbele Nederlandse en Colombiaanse identiteit. De homepage heeft een aanklikbare link met
“Nieuws uit Colombia”. Dit geeft hun interesse weer in de hedendaagse Colombiaanse
samenleving. Er is informatie over aankomende activiteiten van de vereniging. Ook zijn er foto’s
van gehouden evenementen die sommige leden portretteren in hun activiteiten samen. Eén van
de functies van de website is om de off line activiteiten van de vereniging te documenteren. De
uitnodigende en open toon wordt bevestigd door het feit dat Chicolad een gastenboek heeft
waarin bezoekers kunnen reageren op activiteiten. De site biedt tevens een link waarin het verhaal
wordt verteld van de “pre-Colombiaanse” mythe van “El Dorado”.
De bijeenkomsten die Chicolad organiseert worden aangeduid als “Cumbia’s”. De Cumbia is een
typisch Colombiaanse dans die voortkomt uit de hybride cultuur van Afro-Caribisch-Colombia.
Door het praktiseren van de Cumbia geeft Chicolad een hedendaagse betekenis aan de rijke
culturele tradities van Colombia. Op de site wordt dit als volgt uitgelegd: “Door gebruik te maken
van de Cumbia probeert Chicolad een bijdrage te leveren aan een ander, positiever beeld van
Colombia.”12 Chicolad benadrukt in haar doelstellingen dat zij een positieve bijdrage wil leveren
aan het veranderen van het negatieve publieke imago van Colombia dat in de media bestaat in
relatie tot de drugsindustrie en nationale politieke onrust. Dit streven onderstreept het
zelfbewuste beeld dat Chicolad wil uitdragen over de Colombiaanse identiteit van geadopteerde
Colombianen in Nederland.
2.3 Inesh13
Inesh, de vereniging voor Sri Lankaans geadopteerden is in 2001 opgericht en telt 100 leden. De
naam Inesh betekent “koning der koningen”. Ook hier, net als bij Arierang en Chicolad, refereert de
site op impliciete wijze aan kleuren en symbolen van de nationale Sri Lankaanse vlag. Inesh heeft
een grijs logo waarin de naam van de vereniging links boven aan de homepage staat vermeld
(figuur 2). Rechts onderaan de homepage staat het nationale symbool van de gouden leeuw
afgebeeld, een beeld dat afkomstig is uit de nationale vlag van Sri Lanka (figuur 3). Bovenaan de
pagina is een landkaart van Sri Lanka afgebeeld. Op de homepage is te lezen voor wie de site
bestemd is: “welkom bij Inesh” voor jongeren die geadopteerd zijn uit Sri Lanka. De focus van
de site ligt bij de maandelijkse activiteiten van de vereniging. Er is een link naar foto’s van deze
activiteiten waarop leden van Inesh worden geportretteerd. De functie van het publieke
fotoalbum is dus ook op deze site aanwezig. Inesh heeft geen forumbord of gastenboek, maar
biedt wel een link voor emailcontact. Het menu is relatief beperkt. Er zijn veertien links met
informatie over de vereniging, activiteiten en over Sri Lanka. Onder aan de homepage pagina
wordt vermeld dat de site deel uitmaakt van “Sri Lankan Dream”. Dit zijn vier organisaties: drie
organisaties die diensten bieden aan Sri Lankaans geadopteerden zoals een vertaalservice, een
rootsservice die hulp biedt bij het opsporen van biologische familie van Sri Lankaans
geadopteerden, en een organisatie die projecthulp biedt aan kansarme tienermoeders in Sri Lanka.
Voor deze diensten geldt een korting voor leden van Inesh.
Het beeld dat Inesh construeert over Sri Lanka lijkt kenmerken te lenen van het genre van de
reisbrochure met de foto die op de homepage prijkt van een glimlachende en verwelkomende
inheemse vrouw. Aan de hand van kopjes als bevolking, taal, klimaat, tijd, eten en drinken,
natuur, gezondheid, munteenheid en reisdocumenten wordt een verhaal geschetst van Sri Lanka
als aantrekkelijke, hedendaagse reisbestemming. Het verhaal wordt geïllustreerd door foto’s die
een tijdloos, a-historisch beeld geven van natuur en bevolking.
Dit vertelt iets over hoe internet een hybride medium is dat kenmerken en conventies van oudere
mediagenres leent (Bolter and Grusin 2000). Deze visie construeert een beeld van Sri Lanka als
een exotisch land vanuit het perspectief van een westerse toerist. Maar ondanks dat de betekenis
van Sri Lanka als reisbestemming wordt benadrukt door een weblink naar een reisorganisatie,
12
13
“Cumbia” op Chicolad, zie bovenstaande URL (www.chicolad.nl).
Inesh, Sri Lankaanse adoptievereniging. Zie: www.inesh.nl/index.htm (laatst geactiveerd 10-03-2007).
65
wordt dit westerse perspectief en het toeristenimago van Sri Lanka weersproken door het doel
van dit materiaal. Zo is er informatie over het aanbod van de speciale rootsreis van Sri Lankaans
geadopteerden. Dit zijn reizen die verder gaan dan een gebruikelijke vakantiereis.
Figuur 2. Inesh logo.
Figuur 3. De leeuw van
de Sri Lankaanse vlag.
2.4 Kiran14
Kiran, de landelijke vereniging voor Indiaas geadopteerden is in 2001 opgericht. De site vertelt
niet hoeveel leden Kiran telt. De homepage bevat 15 links die aan de linkerzijde staan vermeld.
Links bovenaan zien we het logo van Kira, de Hindu god Shiva, de god van de eeuwige
scheppingskringloop. De site heeft een mission statement waarin uitleg wordt gegeven over de
doelstelling en doelgroep van de vereniging. Kiran wil Indiaas geadopteerden de gelegenheid
bieden om met elkaar in contact te komen om samen activiteiten te ondernemen en herkenning
te kunnen vinden in andere geadopteerden. Dit geeft weer dat de vereniging in een belangrijke
maatschappelijke functie voorziet.
De focus van de site is gericht op de culturele activiteiten van de vereniging. De website van Kiran
geeft uitgebreide informatie over de geografie van India door links over verschillende regio’s en
taalgebieden van India. Tegelijkertijd roept Kiran een beeld op van India als hedendaagse
reisbestemming. Net zoals de Inesh website refereert Kiran aan sommige kenmerken van een
reisbrochure, terwijl zij tevens fungeert als een reisgids die speciaal is ontworpen voor
geadopteerden uit India.
De link “India” wordt gepresenteerd met zeven sublinks zoals “land en bevolking”. Als deze
wordt aangeklikt verschijnt er een kaart met daarop de tweeëntwintig deelstaten van India die per
staat aanklikbaar zijn. Door het aanklikken wordt de bezoeker doorverwezen naar de
commerciële site van India travel portal. De interactieve kaart verandert het historische beeld van
de geografische en politieke indeling van India in een actuele reisbestemming. Kiran heeft een
groot aantal internationale links; 108 links die zijn onderverdeeld in vijftien categorieën: India,
adoptie, toerisme en reizen, cultuur en organisatie, Indiase cultuur waaronder dans, muziek en
film, Indiase regering, kranten en media, Indiaanse software. Deze diversiteit aan links geeft een
ander, meer hedendaags beeld van India. De links geven de globale aanwezigheid van India op
internet weer door sites van Indiase kranten, Indiase websites en websites die de Indiase diaspora
vertegenwoordigen zoals www.namaste.com, een website voor “Non Residental Indians”
(NRI’s). De categorie “Indiase software” geeft India weer als producent van nieuwe technologie
en daarmee als kennisproducerend land. De diversiteit van India komt ook naar voren in het
aanbod van culturele links over Indiase dans, popmuziek en hedendaagse Bollywood films. Het
gevarieerde beeld van India dat de Kiran website schetst biedt Indiaas geadopeerden belangrijke
aanknopingspunten om zich een beeld te vormen van hun land van herkomst
14
Kiran, Vereniging voor Indiaas geadopteerden. Zie: www.kiran.nl/home/index.phd (laatst geactiveerd 10-3-2007).
66
2.5 Peruacha15
De vereniging Peruacha voor geadopteerde Peruanen is in 2002 opgericht en telt 25 leden.
Ondanks het relatief kleine aantal leden heeft de site een open en uitnodigende uitstraling.
Gebruikmakend van een zeer Nederlands begrip, beschrijven zij zich als een
“gezelligheidsvereniging” die tot doel heeft diegenen bij elkaar te brengen die Peruaans
geadopteerd zijn.16 De homepage laat ook zien dat de leden van Peruacha centraal staan door de
grote gemonteerde groepsfoto in kleur met daarop leden van Peruacha die individueel of samen
poseren voor de digitale camera tijdens off line activiteiten. De homepage is weergegeven in de
kleuren rood en wit. Ook op deze website refereren het kleurgebruik en de vormgeving aan de
kleuren van de nationale vlag van Peru doordat het kader aan weerszijden van het scherm in rood
is weergegeven met in het midden een wit scherm. Deze vormgeving doet denken aan dat van
een tempel. In het roodwitte logo is de naam Peruacha afgebeeld met in de hoofdletter P een
vliegende condor (Figuur 4). Deze symbolische referentie aan een mythische geschiedenis komt
overeen met het logo van Chicolad. De condor heeft een mythische dimensie door de sacrale
betekenis die deze representeerde voor de Inca’s.17 De site geeft uitleg over de naam en
doelstelling van de vereniging: onder andere over de gemeenschappelijke betekenis van Peru als
het land van herkomst. De site legt de nadruk op de organisatie van sociale activiteiten met
andere Peruaans geadopteerden.
Figuur 4. Peruacha logo
Het menu telt elf links met informatie over de vereniging. Het forum en gastenboek
representeren interactieve links voor bezoekers. Tevens biedt het menu vele links naar andere
websites en een link naar onderhoudende games. Het gastenboek is op het moment van deze
analyse niet actief. In contrast met de expliciete wijze waarop de website van Chicolad Colombia
verbeeldt, bevat het menu van Peruacha geen directe link met informatie over Peru. Wel heeft de
site een zeer uitgebreide verzameling internationale links onderverdeeld in elf categorieën. Deze
links geven onder andere veel en diverse informatie over Peru en Zuid-Amerika. Zo zijn er links
met informatie over verschillende etnische bevolkingsgroepen in Peru en Zuid-Amerika, links
over het leren van de Spaanse taal en links naar Peruaanse media. Zoals de andere sites refereert
deze site aan off line activiteiten die de vereniging organiseert, maar zij bevat ook, en dat is
opmerkelijk een zeer hedendaags soort link. Deze verwijst naar een “Hyves” site van Peruacha.
“Hyves” is de kleinere, Nederlandse versie van “MySpace” dat op dit moment van schrijven de
vierde meest populaire gratis on line service is op internet. “MySpace” (en de Nederlandse versie
“Hyves”) is een webgemeenschap waar leden internet gebruiken voor on line communicatie door
middel van een interactief netwerk van foto’s, gedigitaliseerde videoclips, weblogs,
gebruikersprofielen, e-mail, web forums en groepen alsook andere mediavormen. Een dergelijke
soort van webgemeenschap wordt ook wel een social networking interface genoemd en is deel van de
15
Peruacha, Vereniging voor geadopteerde Peruanen in Nederland. Zie: www.peruacha.nl ( laatst geactiveerd 10-032007).
16 “Wie wij zijn” op Peruacha, zie www.peruacha.nl/ (laatst geactiveerd 16-03-2007).
17 Persoonlijke communicatie met de webmaster van Peruacha 19-01-2007.
67
meest recente ontwikkelingen die het internet doormaakt waarin individuele profielen, netwerken,
multi-media en interactiviteit worden benadrukt. Deze “Hyves” site van Peruacha toont een
duidelijke interesse in de sociale rol van diverse nieuwe media die bijdragen aan het creëren en
versterken van het publieke beeld van zowel organisaties als individuen. “hyves” en My
Spacesites, bieden de mogelijkheid voor netwerken, contact en communicatie met andere
geadopteerde individuen en organisaties, vooropgesteld dat zij toegang hebben tot internet.
2.6 Shapla18
Shapla, de vereniging voor Bengalees geadopteerden is in 2001 opgericht en telt 40 leden.
De naam Shapla betekent waterlelie. De waterlelie is het nationale symbool van Bangladesh en
representeert de veerkracht en het doorzettingsvermogen van de Bengalese bevolking.19 In
contrast met Arierang en Chicolad, is deze site relatief beperkt van omvang. Het beperkte aantal
leden is mogelijk terug te voeren op het feit dat Bangladesh in 1980 de grenzen voor adoptie
heeft gesloten.20 De website is uitgevoerd in verschillende tinten groen en heeft een moderne
professionele uitstraling (figuur 5). De homepage bevat geen mission statement, echter uit de site
komt naar voren dat deze bedoeld is voor Bengalees geadopteerden. De focus van de site is
vooral gericht op sociale activiteiten van de vereniging, terwijl het presenteren van het land van
origine of het oproepen van een mythisch verleden niet het doel lijken te zijn. De website heeft
een relatief conventionele indeling met een menu van in totaal tien links. Daarin is naast
informatie over de vereniging en haar activiteiten, uitgebreide informatie te lezen over de
geschiedenis van Bangladesh. Tegelijkertijd geeft de Shapla site hedendaagse informatie die is
gericht op kwesties die specifiek gelden voor Bengalees geadopteerden, zoals het verkrijgen van
bepaalde documenten die nodig zijn om te kunnen trouwen voor de Nederlandse wet. Ook biedt
de site een historisch overzicht van de namen van Bengalees geadopteerden die in een bepaald
jaar of met een bepaalde groep vanuit Bangladesh naar Nederland zijn gekomen. Dit visuele
overzicht documenteert een gedeelde geschiedenis waarin adoptie en afkomst samenkomen. De
site heeft een forumbord en een gastenboek en geeft de indruk van een functionele bron voor
geadopteerden van Bengalese afkomst in Nederland.
Figuur 5. Detail van Shapla logo
met daarin beeld van
een gestileerde bloem
“Shapla”, zie:www.shapla.nl (laatst geactiveerd 10-03-2007).
Informatie verkregen uit persoonlijke communicatie met bestuursleden van Shapla.
20 De adoptie van kinderen uit Bangladesh naar Nederland begon in 1975 en in 1980 is de laatste groep in Nederland
aangekomen. De Bengalese regering stond niet langer toe dat islamitische kinderen naar christelijke landen gezonden
werden. Persoonlijke communicatie met Marja van Starrenburg, maatschappelijk werkster roots/nazorg van
Vereniging Wereldkinderen (14-03-2007).
18
19
68
3 De politiek en praktijk van naamgeving
De namen van de verenigingen geven uitdrukking aan de gedeelde betrokkenheid van de
vereniging, aan de identiteit van de doelgroep en aan de relatie die geadopteerden door hun
adoptiestatus innemen tot hun land van herkomst. Alle zes websites geven uitleg over de keuze
voor de naam van de vereniging met uitzondering van Arierang en Shapla. De namen van
verenigingen symboliseren op verschillende wijzen het behoren van transnationaal geadopteerden
tot het land van herkomst door positieve identificatie met een symbolisch aspect van nationale
identiteit. Dit komt tot uiting in het gebruik van de taal van het land van herkomst, door de naam
van het land van herkomst in de naam van de vereniging op te nemen, door gebruikmaking van
symbolen die refereren aan een nationaal idee van het land van herkomst en door het
conceptualiseren van nieuwe namen. De gespannen relatie tussen de viering van het land van
herkomst als culturele erfenis en het Nederlandse hier en nu wordt soms gepresenteerd.
Chicolad en Peruacha geven de adoptieve identiteit van hun doelgroep specifiek weergeven in de
naam van de vereniging. Deze verenigingen refereren aan de nationale identiteit van hun
doelgroep als respectievelijk geadopteerde Colombianen en Peruanen. Dit maakt de Nederlandse
identiteit van de doelgroep schijnbaar ondergeschikt aan de oorspronkelijke andere nationale
identiteit van geadopteerden die door adoptie is veranderd in de Nederlandse nationaliteit. Ter
vergelijking: Arierang benoemt als doelgroep “Koreaans geadopteerden”, Shapla “Bengaals
geadopteerden”, Kiran “Indiaas geadopteerden”. Deze manier van benoeming geeft een
commentaar op de afkomst van geadopteerden in relatie tot hun Nederlandse identiteit. Chicolad
brengt in vergelijking met de websites van andere verenigingen mogelijk het sterkst een dubbele
nationale identiteit tot uitdrukking voor Colombiaans geadopteerden, waarbij de oriëntatie op
Colombia geprononceerd is. Het ‘wij’ van de gemeenschappen van geadopteerden is bijzonder
sterk gearticuleerd op deze website, zoals bijvoorbeeld naar voren komt in het “Chicolad lied”
(figuur 6). Geadopteerde Colombianen hebben volgens Chicolad “twee gezichten” een
Colombiaans en een Nederlands. Terwijl het Colombiaanse deel ongeproblematiseerd gevierd
wordt, verschijnt het Nederlandse deel op meer serieuze wijze in beeld in de beschrijving van de
doelgroep:
Chicolad heeft niet de intentie zich af te zetten tegen de Nederlandse
samenleving, heeft respect voor de Nederlandse ouders die tot adoptie zijn
overgegaan en toont begrip voor de geadopteerde Colombianen in hun
verlangen naar het land dat voor hen van grote betekenis is. Velen willen
minstens een keer terug om naar de biologische familie te zoeken of
gewoonweg om het verre fascinerende, Colombia weer eens te ontdekken. Ze
zijn vaak nieuwsgierig naar de redenen van hun adoptie en tonen interesse in de
economische, culturele en biologische samenstelling van het land waar zij ooit
zijn geboren. (--) [Chicolad wil] geadopteerde Colombiaanse jongeren die daar
behoefte aan hebben met de nodige voorzichtigheid bewust maken van een
Colombiaanse identiteit, adviseren en ondersteunen bij vragen over hun
identiteit. Zonder de Nederlandse te kort te doen.21
Uit deze tekst komt naar voren dat exploratie van een andere nationale identiteit in gespannen
relatie staat tot de notie van een Nederlandse identiteit. Hier wordt het belang benadrukt van de
Nederlandse context, het adoptiegezin oefent invloed uit op de beleving en exploratie van de
Colombiaanse identiteit van geadopteerden. De voorzichtige toon die spreekt uit de tekst toont
respect en begrip voor de kennelijk verschillende belangen van Nederlandse adoptieouders en
“Doelgroep”, op Chicolad, zie:
www.chicolad.nl/content.php?uniqueID=FE2E9F096B3DF9F105AD8FBC950C0EB4&cat=Chicolad&pageID=20
3&remoteAddress=a82-95-20-190.adsl.xs4all.nl (laatst geactiveerd 16-03-2007).
21
69
Colombiaans geadopteerden. Bovendien wordt verteld hoe het omarmen van Colombia als een
historische herkomst geen gegeven is. Het exploreren en claimen van Colombiaanse herkomst
voor Colombiaans geadopteerden is niet iets dat zij, volgens Chicolad, als vanzelfsprekend
beschouwen, maar iets dat kennelijk rechtvaardiging behoeft naar hun Nederlandse familie en
context.
Figuur 6. “Chicolad lied” van www.chicolad.nl
We kwamen uit Colombia, om hier te leven
We kwamen uit Cali, Buenaventura en Getsemani
Zo kan ik het je het beste uitleggen
Chicolad, Chicolad
Chicolad is een te gekke waarheid
We kwamen uit Colombia, om hier te leven
We kwamen uit Ubate, Barranquilla en Ibaqué
Zo kan ik het je het beste uitleggen
Chicolad, Chicolad
Chicolad is een te gekke waarheid
We kwamen uit Colombia, om hier te leven
We kwamen uit Bogotá, Bucaramanga en Viotá
Zo kan ik het je het beste uitleggen
Chicolad, Chicolad
Chicolad is een te gekke waarheid
We kwamen uit Colombia, om hier te leven
We kwamen uit Medellin, Quibdó en San Agustin
Zo kan ik het je het beste uitleggen
Chicolad, Chicolad
Chicolad is een te gekke waarheid
We kwamen uit een tropisch paradijs
We verloren ons muzikale land
We zoeken ons mysterieuze paradijs
Want we zijn je nooit vergeten
Ons vaderland
We kwamen uit een tropisch paradijs
We verloren ons muzikale land
We zoeken ons mysterieuze paradijs
Want we zijn je nooit vergeten
Ons vaderland
Dans dans dans Chicos!
3.1 Imaginaire gemeenschappen, verbondenheid en identiteit
Uit de websites, hun iconografie en hun politiek van naamgeving en zelfdefinitie, komt naar
voren dat nationaliteiten centraal staan. De sites gebruiken meer expressionistische nationale
imago´s dan werkelijke natie-staten, zoals bij voorbeeld gedemonstreerd wordt op de sites van
Kiran en Chicolad. Zij representeren een specifiek idee van nationaliteit dat zowel een persoonlijk
als cultureel gevoel van het verbonden zijn met twee naties laat zien. De centrale betekenis van
het land van herkomst veronderstelt het afkomstig zijn uit dit land als basis van een
gemeenschappelijke identiteit. Het interpreteren van zulke representaties, van culturele
identiteiten en ideeën van de natie, vereist analytische instrumenten uit het wetenschappelijke
veld van Postkoloniale Studies.
Het beroemde begrip “imagined communities” is geconceptualiseerd door Benedict Anderson
(1983) in zijn boek met dezelfde titel, dat nu geldt als een standaardtekst in studies naar naties en
nationalisme. Hij gebruikt de term “imagined community” om te beschrijven hoe de idee van een
natie historisch en denkbeeldig wordt geconstrueerd. De geografische grenzen van naties
fluctueren onder invloed van historische regimes. Hij beschrijft hoe de natie opereert als een idee,
een fictieve, culturele cohesie die maakt dat onderdanen die elkaar niet kennen, noch dezelfde
culturele codes of taal delen, toch een gevoel van gemeenschap delen. Dit gevoel van
gemeenschap wordt geconstrueerd door kranten en andere media die bijdragen aan een gevoel
van behoren tot een gegeven gemeenschap die volgens Anderson in realiteit alleen denkbeeldig
bestaat: de gemeenschap die wij kennen en delen is een denkbeeldige gemeenschap. Het internet
biedt mogelijkheden voor het creëren en onderhouden van landelijke sites die gedeelde culturele
gevoelens van identiteit communiceren. De verenigingen voor transnationaal geadopteerden zijn
op verschillende wijzen georganiseerd rond het land van herkomst. De activiteiten van de
70
verenigingen zijn gericht op de exploratie van bijvoorbeeld een Koreaanse identiteit, zoals Josha,
een lid van Arierang onder woorden brengt op de site van het Nederlandse netzine “Spunk”:
Het leuke aan Arierang is dat je verhalen met elkaar kunt delen. De meeste
geadopteerde Koreanen groeien op in een witte omgeving, met maar weinig
andere Koreanen. Hier ontwikkel je je Koreaanse identiteit. We eten Koreaanse
hapjes en gaan Koreaans uit, bijvoorbeeld naar karaokebar The Wave in
Amsterdam. Je kunt Arierang vergelijken met een studentenvereniging, ook wel
qua leeftijd van de leden. We zitten allemaal in een fase dat je benieuwd bent
naar wie je bent en naar je geschiedenis. Bij Arierang vind je herkenning wat
betreft het Koreaans zijn en kun je praten over adoptie met mensen die
hetzelfde hebben meegemaakt. Daardoor heb je direct een band met elkaar.22
Van betekenis hier is hoe de imaginaire gemeenschap van hun geboorteland de leden een
gemeenschappelijk aanknopingspunt biedt, een vertrekpunt in de hybriditeit van de collectieve
organisatie in deze verenigingen.
3.2 “Een brug tussen vroeger en nu”
Op de websites komt een speciale gevoeligheid voor kwesties van culturele verbondenheid met
families en etnische groepen tot uitdrukking. Het lijkt erop dat alle organisaties op een subtiele en
genuanceerde manier hun eigen ruimte vinden voor identiteitsformatie die gebaseerd is op deze
specifieke gevoeligheid. De website van Peruacha is hiervan een goed voorbeeld. De naam Peruacha
is samengesteld uit drie woorden: de aanduiding Peru voor het Zuid-Amerikaanse land, het
Spaanstalige verkleinwoord voor Peru, Perucha en het Spaanstalige woord voor adoptie,
Adopción. Peruacha combineert zowel de algemene betekenis van deze woorden als de eigen
betekenis die de organisatie toekent aan deze woorden. Zo wordt er in de uitleg op de website
een onderscheid gemaakt tussen Peru in algemene zin, als ‘een’ land in Zuid-Amerika,
tegelijkertijd wordt de “betekenis voor ons” benadrukt als “(h)et geboorteland van ons allemaal”.
Perucha representeert als verkleinwoord een intieme wijze om aan Peru te refereren: “verklaring
van Peru in het Spaans en vaak liefkozend gebruikt” en de eigen betekenis van de organisatie:
“Erg jong en vaak als baby leefden we nog in Peru”. De naam Peruacha is ook afgeleid uit het
Spaantalige woord Adopción, dat naast dat dit het Spaanse woord voor adoptie is, in de context
van Peruacha voor Peruaans geadopteerden een eigen betekenis vertegenwoordigt: “We zijn
allemaal geadopteerd en naar Nederland gegaan”.23 Zij creëren actief en bewust een denkbeeldige
notie van Peru in het licht van hun particuliere perspectief als Nederlands geadopteerden van
Peruaanse afkomst.
Dit statement over de naam van Peruacha beschrijft in zorgvuldige en poëtische bewoordingen de
belichaming van de duale verbondenheid en hybride identiteiten van Peruaans geadopteerden.
Het is van belang hoe zij deze duale verbondenheid erkennen en van daaruit hun eigen ruimte
van gemeenschappelijkheid creëren, een groepsidentiteit voor Nederlands geadopteerden uit
Peru. Peruacha creëert op een belangwekkende en mooie wijze een platform dat in hun eigen
woorden een brug wil vormen tussen “vroeger & nu”. Verder beschrijven zij dat de naam van de
organisatie een symbool is voor de groei “van klein naar groot. Achter ons ligt een groots Peru,
dat we nu vanaf de andere kant aan het (her)ontdekken zijn”.24 De centraliteit van de natie creëert
een relatie tot het land en daardoor een mogelijke identiteit, zoals Peru voor een belangrijk
historisch deel fungeert voor Peruacha. Met behulp van het webmedium, hun land van origine en
hun huidige land worden bruggen gebouwd tussen toen en nu, hier en daar, zij en wij.
22 Josha (21) geciteerd in “Koreanenclub” door Nathalie Wouters 20-02-2007, in Spunk. Zie:
www.spunk.nl/article/article.php?id=1171976051127 (laatst geactiveerd 15-03-2007).
23 “Betekenis”, op “Peruacha”, zie: www.peruacha.nl/betekenis.htm (laatst geactiveerd 11-03-2007).
24 “Betekenis”, op “Peruacha”, zie: www.peruacha.nl/betekenis.htm (laatst geactiveerd 11-03-2007).
71
Op de website van Chicolad wordt de duale verbondenheid of hybride identiteit benadrukt door
de iconografie van hun logo: “Het logo van Chicolad vertelt over de twee gezichten die de
geadopteerde Colombianen doorgaans hebben: een Colombiaans en een Nederlands. Voorts
geeft het de onlosmakelijke verbondenheid weer die zij met Colombia hebben.” 25 Chicolad
benadrukt ook de historische relatie tot Colombia, tot een origine die aanzienlijk teruggaat in de
tijd: “Het pré-Colombiaanse symbool op het logo symboliseert de relatie die er bestaat tussen de
Indiaanse voorvaderen en vele geadopteerde Colombianen.”26 Het gevoel van verloren wortels en
vermiste verwantschap, in een maatschappij waar genetische verwantschap een geprivilegieerde
rol speelt (Cornell 2005), is in bepaalde mate hier gereconstrueerd en opnieuw gefigureerd in
historische termen. Dit wordt gedaan, zoals ook te zien is op andere websites, door de
verbeelding van etnische origine mythen, rituelen (zoals de Cumbia) en in de visuele taal van de
site. De creatieve wijzen waarop gemeenschappelijkheden en affiniteiten worden voorgesteld,
waarvan sommige met genetisch-etnische symbolen, zijn legio. Op deze wijze wordt de
biologische herkomst vervangen en bewerkt in termen van een (denkbeeldige) nationale
geschiedenis, en een etnische verbondenheid die is gericht op toekomstige generaties.
Aandacht voor een collectieve historische erfenis is niet de enige visie waarmee het beeld van het
land van herkomst wordt geconstrueerd. Verschillende websites tonen hoe verenigingen zoals
Inesh en Arierang hulpprojecten ondersteunen voor kindertehuizen en tienermoeders in
respectievelijk Sri Lanka en Korea. Zij helpen hiermee op concrete wijze toekomstige generaties van
potentiële adoptiekinderen in het veranderen van de sociale, economische en culturele oorzaken
die ten grondslag liggen aan transnationale afstand en adoptie. Een voorbeeld is de NONA
Foundation, een organisatie voor kansarme tienermoeders in Sri Lanka. Deze stichting is een
initiatief van de oprichter van Inesh, de Sri Lankaans geadopteerde Nimal van Oort. De slogan
van NONA Foundation is “We can’t change the past but we can change the future”.27 Het land
van herkomst is zodoende niet slechts een historische bron en een platform voor collectieve
identiteitsformatie, maar geeft een positieve, constructieve inhoud aan een gedeeld bewustzijn in
relatie tot toekomstige generaties.
Het lijkt alsof een eenduidig en geïdealiseerd begrip van de nationale identiteit van het land van
herkomst voor de meeste sites het voorbeeld is waarvan de etnische identiteit voor
geadopteerden wordt afgeleid, maar wij willen beargumenteren dat dit juist niet het geval is.
Identificatie met de nationaliteit die geadopteerden bezaten voor zij geadopteerd werden drukt
ook het verlangen uit om, ondanks de adoptiestatus, deel te zijn en beschouwd te worden als
behorend bij het land van herkomst. Het land van herkomst is net zoals Nederland, een zeer
complexe bron voor identiteitsformatie en kan het best worden beschreven als een
gemeenschappelijk ontwikkeld begrip dat juist meerdere facetten probeert te laten zien die
gelijktijdig en in relatie tot elkaar bestaan. We willen onderstrepen dat deze collectieve identiteit
verre van geworteld is in slechts een herontdekking van het verleden of een onkritische viering
van een nationale identiteit (zie Hall 1990:225). Deze collectieve identiteit is te beschouwen als
een brug, als de gezamenlijke ruimte die geadopteerden hebben gecreëerd en benoemd om
zichzelf te positioneren te midden van verhalen en oorsprong mythes over het verleden.
Websites van de verenigingen lijken zich te richten op het assisteren bij het ontdekken van het
land van herkomst voor buitenlands geadopteerden door het weergeven van informatie. Op
websites, zoals die van Arierang waar de focus op zulke informatie gericht is, staat vooral het land
van herkomst centraal en niet zozeer de specifieke etnische, regionale en culturele identiteit van
buitenlands geadopteerden die in Nederland zijn opgegroeid. Op het eerste gezicht is dit niet
vreemd: de websites geven informatie over land van herkomst voor hun doelgroep die
“Naam & logo”, op “Chicolad, zie: www.chicolad.nl/content.php?uniqueID=1B2FA3430FACE7416
C681157A1BD4DE8&cat=Chicolad&pageID=202&remoteAddress=a82-95-20-190.adsl.xs4all.nl (laatst geactiveerd
15-03-007).
26 Ibidem.
27
“The Nona Foundation”, zie: www.nonafoundation.com/ (laatst geactiveerd 16-03-2007).
25
72
gemeenschappelijk heeft dat zij afkomstig zijn uit dit land. Tegelijkertijd is dat land een
denkbeeldige constructie waarop fantasieën van het onproblematisch behoren tot een bepaalde
gemeenschap worden geprojecteerd; een gemeenschap waar hun huidskleur hen niet markeert als
anders, en die daarmee verschilt van hun huidige locatie.
Het is duidelijk dat de leden van deze verenigingen zich vermaken in het gezelschap van andere
geadopteerden, zoals blijkt uit de vele digitale foto’s van de sociale activiteiten, bijeenkomsten en
feesten. Hier zijn zij niet anders door hun huidskleur, maar kunnen zij tijdelijk vrij zijn van de
witte normen van een denkbeeldig Nederlands zijn. Bepaalde websites beschrijven hun
vereniging als een uitgebreide familie: “INESH is eigenlijk een grote, gezellige familie die altijd
open staat voor nieuwe leden.”28 Inesh werft haar leden door de vereniging voor te stellen als een
gezellige familie waarin nieuwe leden gemakkelijk worden opgenomen. Wij willen suggereren dat
kwesties van etnisering, gevoelens van Anderszijn die Nederlands geadopteerden dagelijks
confronteren, een andere reden vormen waarom verenigingen hun geboorteland centraal stellen,
als een land waar zij niet gezien worden als anders dan andere burgers.
4 Conclusie: nieuwe verbanden, nieuwe verwantschappen
Het belang van het land van herkomst en van een gemeenschappelijke, nationale identiteit
worden gereflecteerd in de namen van de verschillende verenigingen. De namen in de taal van
het land van herkomst refereren aan een symbolisch aspect van de nationale identiteit van dat
land van herkomst. Zij reconstrueren de verbroken band tussen toen en nu, het geboorteland en
Nederland. De buitenlandse namen vertegenwoordigen een transnationale identificatie van
buitenlands geadopteerden met het land van herkomst. Zij hebben niet als doel om op
onkritische wijze de imaginaire gemeenschappen van hun geboortelanden te vieren, maar ze
gebruiken dergelijke culturele conventies, het idee van een gedeeld verleden, om on-line een
platform te creëren voor hun collectieve identiteit.
Wij hebben in dit hoofdstuk getoond hoe een meervoudige identiteit wordt gecreëerd door
websites van verenigingen van volwassen geadopteerden van kleur. In de website beschrijvingen
spelen symbolen van origine een onderscheidende rol. Wij beargumenteren dat deze attributen
worden gebruikt voor collectieve identiteitsformatie, voor wat wij benoemen als hun adoptieve
zelf, zoals hoe zij zich de dansen, visuele symbolen en origine mythes van hun geboortelanden
toeëigenen in digitaal formaat op de Nederlandse websites. Op deze wijze herdefiniëren en
verbreden zij ideeën van verwantschap. Voortbouwend op klassieke antropologische noties zoals
hedendaagse Postkoloniale en Culturele Studies plegen te doen, betrekken wij de betekenis van
oorsprongsverhalen in ons bredere doel van het onderzoeken van de identiteitsformaties van
geadopteerden. Oorsprongsverhalen zijn, zo betoogde de antropoloog Malinowski, een primaire
locus van een maatschappelijke notie over het zelf, over de identiteit die men heeft, over
wereldbeschouwing en sociale organisatie (zie Malinowski (1954:96), geciteerd in Sandra Patton
2000: 30). Antropologen en feministische Culturele Studies wetenschappers bestuderen verhalen
van origine en verwantschap wanneer zij culturen onderzoeken, zoals wij doen in onze analyse
van de webcultuur van deze verenigingen (cf. Sarah Franklin 1998; Åsberg 2005). Wij doen dit
om de intieme verbinding tussen enerzijds woorden, mythes, de sacrale verhalen van origine en
hun functie in de sociale organisatie en praktische activiteiten anderzijds te laten zien, zoals
waarneembaar in deze verenigingen.
Mensen vertellen verhalen om een band te scheppen met het meerduidige begin van hun leven en
met veronderstelde verwantschapsrelaties, om een mythisch toen te verbinden met een sociaal
nu. Deze kwesties zijn van centraal belang op de websites, zoals blijkt uit de wijzen waarop
geadopteerden van kleur hun oorsprongsverhalen reconstrueren in relatie tot hun Nederlandse
identiteit en laten zien hoe zij deel uitmaken van hun westerse familie. Hieruit komt de behoefte
voort om hun biologische ouders en hun land van herkomst te zoeken, de vermiste stukken van
28
“Inesh”, zie: www.inesh.nl (laatst geactiveerd 16-03-2007).
73
de puzzel die door de institutionele praktijk van adoptie, door de normatieve wijze van begrijpen
van adoptie en door de normatieve visie op de westerse familie verloren zijn gegaan. In deze visie
prevaleert het verlangen van adoptieouders om te adopteren en liefdevol kinderen op te brengen
die niet-genetisch van hen afstammen, ten koste van de andere biologische, culturele en etnische
afkomst van geadopteerden.
De websites van de verenigingen wekken het belang van etnische origine op nieuwe, eigen wijze
tot leven. Zij raken aan de genetische en culturele verwantschap die er bestaat tussen
bijvoorbeeld, de Indiaanse “voorvaderen” en vele geadopteerden. Maar belangrijker, de links die
gecreëerd worden tussen landen, tussen verleden en heden, door de culturele vertalingen die
websites maken van specifieke aanknopingspunten voor een groepsidentiteit, verwijzen ernaar
hoe de websites daadwerkelijk een andere verbondenheid produceren die voorbij gaat aan wat
Drucilla Cornell benoemt als het hegemonische “genetisch privilegiëren”. Hiermee doelt Cornell
op de dominante, sociale betekenis die aan biologische verwantschap wordt toegekend door
middel van alledaagse praktijken die de notie van “familie” versterken. De websites construeren
op twee manieren een uitgebreide familie voor leden (en de leden van Nederlandse families die
aangesproken worden). Enerzijds door actief een verband te leggen met oorsprongsverhalen en
het land van herkomst. Anderzijds, en dit is mogelijk het meest belangrijk, door sociale
activiteiten. De documentatie hiervan verwijst naar de belangrijke functie die deze sociale
activiteiten vertegenwoordigen (zowel on- en off line) voor de verenigingen. Zij creëren
affiniteiten en relaties binnen een specifieke, zelfgecreëerde culturele ruimte. Deze affiniteiten
verbinden geadopteerden opnieuw met aspecten van etniciteit en culturele verbondenheid - iets
dat deze Nederlandse geadopteerden en die in sommige andere westerse landen lijken te
ontberen. Ook ontbreken er terminologieën om hun duale verbondenheid te beschrijven (zoals
we zagen in de uitspraken van geadopteerden in hoofdstuk 2), terminologieën waarvan gezegd
kan worden dat die ontkend zijn tijdens hun jeugd.29
Door het relatief nieuwe medium van internet vertegenwoordigen de websites de verenigingen op
een specifieke manier die niet mogelijk is binnen meer traditionele media. De websites bieden
mogelijkheden en functies voor maker en gebruiker die de verenigingen off line niet, of niet in
dezelfde mate, kunnen bieden. Websites creëren een virtuele gemeenschap voor verschillende
groepen buitenlands geadopteerden op het web. Deze praktijk spreekt tot de notie van het web
als een “grenzeloos” medium van communicatie en transformeert traditionele geografische,
nationale en culturele grenzen tussen landen, mensen en gemeenschappen. De verenigingen en de
websites lijken nieuwe verbanden en verwantschapsrelaties te creëren. Ze verbinden het andere
nationale verleden met het Nederlandse heden. Ze helpen geadopteerden het land te
29
De retoriek van de “chosen baby” heeft een sterke invloed gehad binnen de Noord-Amerikaanse verbeelding van
adoptie, zo claimt Amerikaanse adoptie theoretica Sandra Patton (2000:28). Deze discursieve formatie heeft effecten
voor hoe etniciteit/ ‘ras’ kan worden geconceptualiseerd voor geadopteerden tijdens hun jeugd. Deze retoriek van de
“chosen baby” was het typische verhaal dat verteld werd aan geadopteerden om het proces van adoptie te helpen
begrijpen, om hen het gevoel geven dat zij door hun adoptieouders gekozen waren. The chosen baby is een beroemd
Amerikaans boek (1950). Het boek was bestemd voor adoptiekinderen en vertelt het verhaal van hoe meneer en
mevrouw Brown hun gelukkige familie completer willen maken met een kleine baby, Peter. Deze wens wordt na lang
wachten vervuld door de adoptiehulpverlener mevrouw White, en nadat Peter groter was geworden werd er nog een
klein babyzusje Mary geadopteerd door de familie. Dit verhaal laat de onderliggende aannamen zien over het
Amerikaanse familieleven in een bepaalde historische, naoorlogse periode. Het toont hoe noties van ‘ras’/etniciteit
en huidskleur van de kinderen niet figureren als betekenisvol in de retoriek van het gekozen kind, terwijl de witte,
heteroseksuele en non-gehandicapte ouders gegeven personages zijn die hun wensen vervuld zien worden door
mevrouw White (dit personage figureert in het verhaal als representatief voor de staat met argusogen die baby’s en
ouders met elkaar matcht). Verwantschap in deze en gelijksoortige adoptieverhalen (die ook in de articulaties in de
interviews in het voorgaande hoofdstuk naar voren zijn gekomen) wordt beschouwd via een achterhaalde dichotomie
tussen biologie en cultuur. Verwantschap wordt gecreëerd in het licht van westerse denkbeelden van cultuur en
biologie als elkaar uitsluitende categorieën. Verwantschap wordt verbeeld als iets dat gegrond is in de daad van
conceptie in Westerse landen. Patton beargumenteert dat dit discours geldt voor geadopteerden en hun
adoptieouders in de Verenigde Staten.
74
herontdekken waaruit zij afkomstig zijn en appelleren aan een onbekend deel van hen, anderzijds
vertellen zij wie zij (kunnen) zijn. De websites appelleren aan de duale verbondenheid van
geadopteerden.
Volwassen geadopteerden zoals zij zich uitdrukken op hun websites herdefiniëren de eenduidige
visie van verwantschap. De uniciteit van de websites, zoals zij de off line culture praktijk van deze
adoptieverenigingen reflecteren, bestaat eruit dat zij expliciet werken met een visie ten aanzien
van verwantschap. Die visie verwijst in veel mindere mate naar een traditioneel denken in
dichotomieën van biologie òf cultuur. De culturele relatie die zij creëren tussen natie van
herkomst en hun huidige natie, brengt naar voren hoe zij een nieuwe categorie van verwantschap
creëren door middel van de Nederlandse taal, en toegang tot websites. De les die geleerd kan
worden uit de websites van de verenigingen is dat etnische identiteit niet een gegeven is, maar iets
dat geconstrueerd, bereikt moet worden. Als volwassenen adopteren zij hun eigen meervoudige
biologische, culturele en transnationale verwantschap: zij adopteren hun eigen zelf. Dit inzicht
opent immense mogelijkheden voor het tegengaan van racismen.
5. Aanbevelingen
•
Wij zouden willen aanbevelen dat verenigingen (nog meer) netwerken met elkaar zowel
on- en off line; het is onze verwachting dat versterking van de eigen en de gezamenlijke
positie hieruit zal voortvloeien. Dit geeft zowel maatschappelijke zichtbaarheid aan een
gemeenschappelijke identiteit van Nederlands geadopteerden van kleur alsook
tegenwicht aan de eenzijdige beeldvorming die er over geadopteerden bestaat.
•
Iedereen die geïnteresseerd is in kwesties rond identiteit en adoptie raden wij aan de
websites te bezoeken omdat zij een stem geven aan de meest betrokken, maar minst
gehoorde stem in mediadiscussies, die van volwassen geadopteerden van kleur.
•
Wij willen de aanbeveling doen aan een ieder die geïnteresseerd is in het hedendaagse
sociale landschap van Nederland, in kwesties van ‘ras’/etniciteit en nationaliteit om deze
websites in beschouwing te nemen, omdat zij veel vertellen over lokale gemeenschappen
en grensoverschrijdingen in een postkoloniale wereld. Bovendien bieden zij belangrijke
inzichten in het multi-etnische en transnationale Nederland van vandaag.
75
Samenvatting
Dit rapport is het resultaat van een onderzoek naar identiteitsformaties van transnationaal
geadopteerden. Het onderzoek is in opdracht van de Stichting Adoptievoorzieningen door de
leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht
uitgevoerd. In het onderzoek staan individuele en collectieve identiteitsformaties van
transnationaal geadopteerden van kleur centraal. Deze worden geanalyseerd in relatie tot sociale
vertogen over etniciteit in de Nederlandse samenleving. Het onderzoek vindt plaats in de context
van een nationaal, multimediaal debat over interlandelijke adoptie dat voortkomt uit het 50-jarig
bestaan in 2006 van de Nederlandse adoptiewet uit 1956. Dit debat geeft de aanzet voor een
nieuw perspectief ten aanzien van identiteiten die door transnationale adoptie gevormd worden.
Kritische stemmen van volwassen transnationaal geadopteerden articuleren hun ervaringen vanuit
een eigen perspectief dat relatief nieuw is binnen literatuur en onderzoek over adoptie. Zij geven
een beeld van wat het betekent om geadopteerd te zijn vanuit een ander land, om op te groeien in
een wit gezin, om discriminatie en racisme te ervaren en om te worstelen met identiteitsvragen
ten aanzien van etniciteit en nationaliteit.
Dit onderzoek staat tevens in relatie tot recente publicaties in de Verenigde Staten, GrootBrittannië en Zweden over transnationale en transraciale adoptie. In deze publicaties wordt
beargumenteerd dat de disciplinaire paradigma’s in bestaand sociologisch en pedagogisch
onderzoek te beperkend zijn voor een adequaat begrip van de meervoudige identiteiten van
transnationale en interetnisch geadopteerden. Aan veel bestaand onderzoek liggen
essentialistische biologische aannames, een normatief identiteitsbegrip en het perspectief van
adoptieouders ten grondslag.
Hoofdstuk 1 introduceert de nieuwe term ‘geadopteerden van kleur’, die de onderzoekers
hebben ontworpen om de subjectiviteiten en ervaringen van de brede, heterogene groep
transnationaal geadopteerden weer te geven. Deze term heeft ten doel om een bewustzijn te
creëren over de rol die kleur speelt in de levens van geadopteerden die etnische en nationale
grenzen overschrijden. Kleur beschouwen wij als deel van de etniciteit van geadopteerden en
geldt als kritisch vertrekpunt voor het onderzoeken van betekenissen van etniciteit voor de
subjectiviteit van Nederlands geadopteerden van kleur.
In navolging van de zwarte vrouwenbeweging in de Verenigde Staten willen wij de politieke
betekenis van kleur voor de identiteitsformaties van geadopteerden met een andere etnische
herkomst benadrukken. Kleur fungeert als zichtbare markering van de etnische herkomst van
geadopteerden en tegelijkertijd als omstreden teken van etnisch anderszijn.
Door deze meerduidige betekenissen te benoemen met de term ‘geadopteerden van kleur’, hopen
wij bij te dragen aan een positieve en kritische conceptualisering van de meervoudige etnische
identiteiten van geadopteerden.
Het theoretisch kader van het onderzoek wordt onder andere gevormd door zwarte feministische
theorie van Patricia Hill Collins met het concept outsider within en door intersectionele theorie dat
zich richt op de verwevenheid van gender, etniciteit, klasse en seksualiteit. Dit perspectief is
relevant voor onderzoek naar de identiteitsformaties van geadopteerden die door hun etnische
herkomst en hun Nederlandse identiteit zowel binnen als buiten de Nederlandse samenleving
staan. Door hun dubbele perspectief hebben geadopteerden specifieke kennis over betekenissen
van witheid en zwartheid. Wij beargumenteren dat de positionering van geadopteerden van kleur
kennis en vaardigheden produceert die traditionele betekenissen van etniciteit en nationaliteit ter
discussie stellen.
In hoofdstuk 2 komen tien geadopteerden aan het woord over betekenissen van kleur en
etniciteit in hun levens. Drie vragen stonden hierin centraal: hoe positioneren geïnterviewden zich
76
in relatie tot vertogen over kleur en etniciteit die binnen en buiten het adoptiegezin gangbaar
zijn?. En hoe beïnvloeden deze vertogen de identificaties van geïnterviewden? De groep
geïnterviewden bestond uit zeven vrouwen en drie mannen die in leeftijd van 21 jaar tot 30 jaar
variëren. Afkomstig uit Sri Lanka, India, Colombia, Bangladesh en Zuid-Korea, zijn zij allen in
witte, Nederlandse gezinnen opgegroeid. Doel van de interviews was om door middel van diepte
interviews inzicht te verkrijgen in de kennis en vaardigheden die deze geadopteerden bezitten
door hun dubbele perspectief en positionering.
De geïnterviewden gaven aan dat hun etnische herkomst geen of een beperkte rol speelde in hun
adoptiegezin of in de wijze waarop zij zijn opgevoed. Bovendien had hun etnische afkomst of
identiteit een ongedefinieerde betekenis waardoor het onduidelijk was welke invulling hieraan zou
kunnen worden gegeven. Afkomst had geen negatieve betekenis, maar werd ook niet besproken
of gestimuleerd. Deze afwezigheid kan verklaard worden als onderdeel van een kleurenblindheids
vertoog waarin kleur zogenaamd niet wordt gezien (Frankenberg 1993). Acht van de tien
geadopteerden vertellen een bewustwordingproces te hebben doorgemaakt of door te maken ten
aanzien van hun kleur en etniciteit om zo een meer positief zelfbeeld te verkrijgen. Zij
confronteerden het kleurenblinde vertoog in hun adoptiefamilie door kenbaar te maken dat kleur
wel uitmaakt en dat zij zich positief willen identificeren met hun etnische herkomst.
Hoewel de ervaringen van veel geadopteerden gekleurd worden door verschillende
betekenissystemen en realiteiten, hadden velen het gevoel te moeten kiezen tussen hun etnische
herkomst en hun Nederlandse identiteit. Uit de uitspraken van respondenten spreekt een kritisch
bewustzijn van de binaire betekenissen van witheid en zwartheid. Deze identificaties hangen
samen met vertogen waarin een witte norm maatgevend is voor het wel of niet behoren tot
Nederland en met ambivalenties over het behoren tot een bepaalde etnische afkomst.
Geadopteerden worstelen met hun etnische herkomst, die een verbondenheid veronderstelt
waaraan zij betekenis hechten maar die grote vragen opwerpt, mede omdat zij hieraan geen
inhoudelijke invulling konden geven, aangezien zij geen of beperkte gegevens bezitten over hun
biologische ouders en geschiedenis. Respondenten vonden het moeilijk om de relatieve autoriteit
van hun eigen ervaring als Nederlands geadopteerden met een andere etnische afkomst als
uitgangspunt te nemen. Dit kan verklaard worden omdat de samenhang tussen de etnische
identiteit en geadopteerd zijn beschouwd wordt als individuele aangelegenheid die bepaald wordt
door individuele keuzen van geadopteerden.
In hoofdstuk 3 lieten we zien hoe de zes websites van Nederlandse verenigingen van en voor
jongvolwassen transnationaal geadopteerden van kleur een specifieke collectieve identiteit tot
uiting brengen. De websites tonen op welke wijzen verschillende groepen geadopteerden zich
gemeenschappelijk positioneren ten aanzien van sociale vertogen over kleur en etniciteit. Tevens
tonen de websites als culturele representaties hoe geadopteerden zichzelf identificeren.
De websites van Chicolad, Peruacha, Arierang, Shapla, Inesh en Kiran tonen de verschillende wijzen
waarop een bepaalde etnische, nationale en culturele identiteit door en voor geadopteerden
verbeeld wordt. De verenigingen verschillen aanzienlijk in omvang, doelstelling, ambitie en in de
etnische herkomst van hun doelgroep. Georganiseerd rond een gemeenschappelijk land van
herkomst, tonen de wijzen waarop de identiteit van geadopteerden wordt gepresenteerd
belangrijke overeenkomsten die inzicht bieden in het proces van collectieve identiteitsformatie.
De websites bieden naast informatie over activiteiten van de vereniging, informatie over het land
van herkomst, de cultuur en geschiedenis. De websites dragen bij aan het bewustzijn over een
meervoudige identiteit doordat zij een visie geven op de duale verbondenheid die de positie van
in Nederland wonende geadopteerden kenmerkt. De wijzen waarop de websites deze informatie
in woord en beeld overbrengen maakt het behoren tot een imaginaire gemeenschap mogelijk en
aantrekkelijk: een pluriform platform voor identiteitsformatie. Deze websites vormen door hun
aanwezigheid op het web deel van een hedendaags debat over de etnische identiteit van
geadopteerden. Zij bieden als kennisbron aanknopingspunten voor geadopteerden die meer
77
willen weten over hun herkomst en creëren een belangrijk referentiekader dat de realiteiten,
verlangens, interesses en belangen weerspiegelt van geadopteerden met een gemeenschappelijk
land van herkomst. De websites construeren deze identiteit niet alleen, maar kunnen ook gezien
worden als visueel en tekstueel commentaar op de meervoudige identiteit die zij representeren.
De websites zijn een uniek cultureel verschijnsel doordat zij geen equivalent hebben in andere
Nederlandse media. Internet maakt een globaal en interactief bereik mogelijk. De interactieve
functies van het forumbord en gastenboek faciliteren een directe en actuele uitwisseling tussen
gebruiker en maker en gebruikers onderling. Ervaringen met het reizen naar het land van
herkomst en vele andere kwesties die te maken hebben met de postadoptieve identiteiten van
geadopteerden worden op deze fora uitgewisseld en besproken.
Op alle websites staat het land van herkomst centraal, maar de wijze waarop het land wordt
voorgesteld verschilt per website. De focus is veelal gericht op de verbeelding van de nationale
identiteit van het land van herkomst, zoals het volkslied en de prominente betekenis van de taal
van het land van herkomst. De website van Chicolad geeft een sterke identificatie met een
nationale Colombiaanse identiteit weer, terwijl de website van Arierang een meer postmodern
beeld geeft door de sterke affiliatie met de transnationale, diasporische gemeenschappen en
identiteit van Koreaans geadopteerden. De websites verschillen in de wijze waarop zij de relatie
tussen etnische identiteit en adoptieve identiteit weergeven. Met uitzondering van Arierang wordt
deze als impliciet verondersteld, waardoor de biologische herkomst gelijk wordt gesteld met een
verbondenheid met etnische en nationale herkomst. Dit is opmerkelijk omdat de breuk die
afstand en adoptie teweeg brengen in individuele geschiedenissen van geadopteerden juist een
meer kritisch begrip van reflecties over herkomst en verbondenheid zou veronderstellen.
Tegelijkertijd toont deze onvoorwaardelijke verbondenheid een sterke erkenning en positieve
identificatie van de meervoudige identiteit van verschillende groepen geadopteerden. Al deze
verschillende representaties die uiting geven aan de duale verbondenheid van geadopteerden
drukken uit dat de notie van etnische identiteit niet gegeven is maar geconstrueerd moet worden
door het bijeenbrengen van verschillende culturele elementen.
Dit interdisciplinaire rapport geeft in drie hoofdstukken drie verschillende analyses van de
individuele en collectieve identiteitsvorming van geadopteerden van kleur. Hiermee hebben wij
het specifieke perspectief willen weergeven van de nieuwe subjectiviteiten van geadopteerden van
kleur die gevormd worden door vertogen en terminologieën ten aanzien van kleur en etniciteit in
de Nederlandse samenleving.
Dit onderzoek is bedoeld als verkennend en hoopt verschillende vruchtbare inzichten te bieden
voor verder onderzoek naar aspecten van de identiteitsformatie van zowel transnationaal en
interetnisch geadopteerden vanuit een feministisch en geesteswetenschappelijk perspectief. De
kennis die door deze perspectieven geproduceerd wordt is van het grootste belang voor de
erkenning van identiteitsvragen die de levens en ervaringen van geadopteerden kleuren.
78
Bijlagen
Bijlage A
Vragenlijst Interviews
Personalia
Adoptiegeschiedenis
1. Adoptiegeschiedenis
Kun je iets vertellen over wanneer je naar Nederland bent gekomen?
2. Biologische geschiedenis
Wat weet/wist je over biologische moeder/familie en geschiedenis (voordat je ging zoeken)?
3. Invloed van onbekendheid van je biologische geschiedenis
Welke invloed heeft de onbekendheid van je biologische geschiedenis voor je gevoel van
identiteit?
4. Wat betekent het voor jou om [Indonesisch, Koreaans etc.] te zijn?
5. Wat versta je onder jouw herkomst?
Hoe denk je dat het feit dat je bent afgestaan en geadopteerd je identiteit heeft veranderd?
5. A Beschouw je afstand en adoptie als verlies?
Op welke manier?
7. Herinnering
7. A Welke betekenis heeft periode in land van herkomst?
7. B Heb je een aandenken aan biologische moeder/ land van herkomst?
7. C Heb je een oorspronkelijk naam? Is deze veranderd?
7. D Wat kun je herinneren van de eerste periode in je adoptiegezin?
8. Wat betekent het voor jou om geadopteerd zijn?
8. A Wat is je visie op adoptie?
9. Termen
9. A Wat vind je van de term ‘buitenlands geadopteerden?’
9. A Wat vind je van term ‘geadopteerden van kleur?’
Adoptiegezin
10. Adoptiegezin
10. A Redenen van adoptie voor adoptieouders
10. B Bespreekbaarheid adoptie
Hoe is er gesproken over adoptie?
10. C Bespreekbaarheid geadopteerd zijn
11. Specifieke rol van afkomst bij opgroeien in adoptiegezin.
11. A Hoe werd er in jouw gezin omgegaan met verschillen in afkomst en kleur?
11. B Anders zijn
Heb je je anders gevoeld door kleur en afkomst?
79
12. Hoe is/was het om op te groeien in een witte familie?
12. B Hoe was het om mogelijk de enige gekleurde persoon te zijn binnen je familie?
13. Omgeving
13. A Hoe is je omgeving omgegaan met het feit dat je er zichtbaar anders uitziet dan je
familie?
13. B Hoe is het om regelmatig als anders te worden gezien dan je bent of je voelt?
(omdat mensen niet weten dat je geadopteerd bent en onwetend zijn over jouw precieze
afkomst).
13. C Negatieve reacties omgeving
Heb je ooit te maken gehad met negatieve reacties op kleur of afkomst?
13. D Stereotypen
Heb je wel eens te maken met stereotype denkbeelden over je afkomst en kleur?
14. Andere ervaringen
Zou je zeggen dat jij andere ervaringen hebt dan de rest van familie, omdat jij door kleur en
afkomst dingen meemaakt die de rest van je familie niet meemaakt of zich kan voorstellen?
14. A Vaardigheden
Zou je zeggen dat je bepaalde vaardigheden hebt ontwikkeld door de ervaringen die je
meemaakt?
15. Beschouw je jouw adoptiegezin als mono- of multicultureel?
16. Op zoek naar biologische familie en geschiedenis
Ben je op zoek (gegaan) naar biologische familie en geschiedenis?
16. A Wat waren hiervoor redenen/motieven?
16. B Hoe zou je de uitkomst van je zoektocht omschrijven?
17. Wat betekent je [Indonesische, Koreaanse etc.] identiteit nu?
17. A Hoe is het om een etnische identiteit te hebben zonder dat je weet welke
betekenissen daarbij horen?
17. Hoe geef je hier invulling aan?
18. Relatie met land van herkomst
Wat betekent het land van herkomst voor jou?
19. Termen kleur en etniciteit
Welke termen gebruik jij om kleur mee aan te duiden? Bijvoorbeeld: zwart, bruin,
gekleurd, of anders?
20. Identificatie algemeen
Is er iets waarmee je je identificeert?
21. Verwantschap etnische groepen
Voel je je verwant met bepaalde etnische groepen?
22. Heb je contact met andere geadopteerden van kleur?
23. Wat wil je vertellen over jouw ervaring als geadopteerde van kleur dat niet gekend of
begrepen wordt?
23. A Wat zou je willen vertellen over jouw ervaring tegen andere geadopteerden?
80
24. Maatschappelijke beeldvorming en zichtbaarheid van geadopteerden van kleur.
24. A Hoe vind je dat geadopteerden van kleur maatschappelijk zichtbaar zijn?
24. B Welke andere beelden zou je willen dat er waren over geadopteerd zijn en gekleurd
zijn?
Bijlage B
De volgende tabel geeft de samenstelling weer van het adoptiegezin van respondenten en hun
familieverwantschap met (geadopteerde) broers en zussen.
naam
positie
Maaike
middelste
kind
oudste
kind
middelste
kind
jongste
kind
oudste
kind
oudste
kind
oudste
kind
oudste
kind
Rosa
Suzanne
Chris
Lilian
Chanda
Sebastiaan
Marloes
Lucas
oudste
kind
Yasmine
middelste
kind
broer
(geadopteerd)
zus
(geadopteerd)
verwantschap
met/tussen
geadopteerde
broer of zus
broer
(biologisch)
zus
(biologisch)
twee broers
Een broer
(Korea)
Twee broers (Sri
Lanka)
twee
zussen
een zus
(Sri Lanka)
een zus
(India)
Tweelingbroer
(Sri Lanka)
een broer
(Indonesië)
een zus
(Indonesië)
een broer †
(Colombia)
een zus
(Colombia)
een zus
(Nederlands,
van Chinese
afkomst)
met
tweelingbroer
broer en zus
biologisch met
elkaar verwant
broer en zus
biologisch met
elkaar verwant
een broer
een zus
81
Bibliografie
Ahmed, Sara
“Affective Economies.” In: Social Text, Vol. 22, no. 2, 2004, pp. 117-129.
Ahmed, Sara
Differences that Matter: Feminist Theory and Postmodernism. Cambridge: Cambridge University
Press, 1998.
Alcoff, Linda Martín
Visible Identities: Race, Gender and the Self. Oxford and New York: Oxford
University Press, 2006.
Anderson, Benedict
Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. London, New York:
Verso, (1983) 1991.
Åsberg, Cecilia
Genetic Imaginaries: Between Genes and Gender in the visual Cultures of popular Science. Linköpings
Studies in Arts & Sciences, 2005 (dissertation).
Anthias, Floya & Davis, Yuval
Racialized boundaries: Race, Nation, Gender, Colour and Class and anti-racist Struggle.
London, New York: Routledge, 1992.
Bannink, Ineke
“Het verleden valt uit de tijd.” In Hoksbergen, René en Hans Walenkamp, (red.)
Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000, pp.4654.
Berkel, Dymphie van en Myriam Kaptein,
Drie partijen, drie Uitkomsten. Longitudinaal onderzoek naar de effecten van zoekacties van Nederlands
geadopteerden. ’s Hertogenbosch: Stichting Ambulante Fiom, 2004.
Bakhtin, M.M.
The Dialogic Imagination: Four Essays. Holquist, Micheal ed.; translated by Caryl Emerson
and Michael Holquist. Austin: University of Texas Press, 1981.
Bhabha, Homi K.
The Location of Culture. London: Routledge, 1994.
Bimmel, Nicole Jaffari
Development and Adjustment of adopted Adolescents. Longitudinal and concurrent Factors, Leiden:
Leiden University, 2005 (dissertation).
Bloom, Lisa
With Other Eyes: Looking at Race and Gender in Visual Culture. Bloom, L. ed., Minneapolis:
University of Minnesota Press, 1999.
Bolter, Jay David and Richard Crusin
Remediation: Understanding New Media. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 2000.
82
Boter, Babs
Fabrication of Selves: Girls of Color coming of Age. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam,
2005 (proefschrift).
Brodzinsky, David M., Marshall D. Schechter, and Robin Marantz Henig
Geadopteerd. Een Leven lang op zoek naar Jezelf. Amsterdam: Ambo, 1997 (Being adopted: a
lifelong search for self, 1992).
Broek, Lida van der
Hoe zit het nou met Wit: bevrijding van Racisme, naar een Strategie. Amsterdam: Dekker, 1987.
Butler, Judith
Gender Trouble: Feminism and the Subversion of Identity. New York: Routledge, 1990.
Cartwright, Lisa
“Images of “Waiting Children”: Spectatorship and Pity in the Representation of the
Global Social Orphan in the 1990s.” In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational
Adoption. Durham and London: Duke University Press, 2005.
Centraal Bureau voor de Statistiek
“Een halve eeuw adoptie in Nederland.” Webmagazine CBS Voorburg/ Heerlen: CBS,
2007.
=http//www.cbs.n/CmsSiteEngine/Presentation/Functional/Template?StandardPage
Template (laatst geactiveerd 3-03-2007).
Cooper, Kym
“The Road to Recovery” In: Harris, Perlita ed., In search of Belonging: Reflections of transracially
adopted People. London: British Association for Adoption and Fostering BAAF, 2006, pp.
341-343.
Collins, Patricia Hill
Black Feminist Thought: Knowledge, Consciousness, and the Politics of Empowerment. London:
Routledge, 1991.
Coppens, Mea, Karolien Eppink en Gerda Andriesma,
“Openheid en Erkenning in verweven Levens.” In: De Leeuw, Liesje en Lucile A..C. van
Tuyll, (red.), Adoptiedriehoek Interactief anno 1996. Stichting Ambulante Fiom, ’s
Hertogenbosch & Triade Consultancy, Oud Zuilen, 1997.
Cornell, Drucilla
“Adoption and Its Progeny: Rethinking Family Law, Gender and Sexual Difference.” In:
Haslinger, Sally and Charlotte Witt, eds., Adoption Matters: Philosophical and Feminist Essays.
Ithaca and London: Cornell University Press, 2005, pp. 19-46.
Dawson, Graham
Soldier Heroes: British Adventure, Empire and the Imagining of Masculinity. London: Routledge,
1997.
Dorow, Sara K.
Transnational Adoption: A cultural Economy of Race, Gender and Kinship. New York and
London: New York University Press: 2006.
83
Dorp van, Mieke en Adriaan Venema
Nederlandse Pleeg- en Adoptiekinderen. ’s-Gravenhage: Sdu, 1994.
DuBois, W.E.B.
The Souls of Black Folk. New York: New American Library 1982 (1903).
Eeuwijk, Mr. P.C. Th.M.
“Geadopteerden zoeken naar hun oorsprong. Internationale ontwikkelingen.” In:
Eeuwijk, P.C.Th.M. van en J.H.A van Loon (red.) Identiteitsproblemen bij Adoptiekinderen.
Amsterdam, Lisse: Swets & Zeitlinger: 1989. pp. 7-15.
Egmond, G. van
Bodemloos bestaan. Problemen met adoptiekinderen. Amsterdam: Ambo, 1987.
Egmond, G. van
Verbinding Verbroken. Adoptie in de Adolescentie. Amsterdam: Ambo, 1996.
Eigenraam, Anouk
“Nederland is steeds veelkleuriger, toch blijf ik anders.” In: de Volkskrant (9-02-07, p. 11).
Essed, Philomena
Understanding Everyday Racism; An Interdisciplinary Theory. Newbury Park, London and New
Delhi: Sage Publications, 1991.
Fanon, Frantz
Black Skin, White Masks. New York: Grove Press 1967. (Peau noire, Masques blancs, 1952.)
Foucault, M.
Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. C. Gordon, ed., New
York: Pantheon, 1980.
Franklin, Sarah
Making representations: the parliamentary debate on the Human Fertilisation and
Embryology Act. In: Edwards, Jeanette (ed.) Technologies of Procreation: Kinship in the Age of
assisted Conception. New York: Routledge , 1999. pp.127-165.
Franklin, Sarah, Celia Lury and Jackie Stacey
Global Nature, Global Culture. London: Sage, 2000.
Geerars, H. C., H. ’t Hart en R.A.C. Hoksbergen
Waar ben ik thuis? Geadopteerde adolescenten over adoptie hun familie, problemen, uithuisplaatsing en
toekomstvisie. Utrecht: Adoptie Centrum Universiteit Utrecht, 1991.
Geerars, H.C., Hoksbergen, R.A.C. en J. Rooda,
Geadopteerden op Weg naar Volwassenheid. De integratie van 68 Thaise Jongeren in de
Nederlandse samenleving. Utrecht: Adoptie Centrum Universiteit Utrecht, 1995.
Gilroy, Paul
Between Camps. Nations, Cultures and the Allure of Race. London: Penguin Books Ltd. 2000.
Goldberg, David Theo
84
“Racial Europeanization.” In: Ethnic and Racial Studies. Vol. 29, No.2 , 2006, pp. 331-334.
Haley, Alex
Roots: The Saga of an American Family. Garden City, New York: Doubleday, 1976.
Hall, Stuart
"Cultural Identity and Diaspora." In: J. Rutherford ed., Identity: Community, Culture,
Difference. London: Lawrence and Wishart, 1990, pp. 222-237.
Hall, Stuart
"Old and new Identities, old and new Ethnicities." In A King ed., Culture, Globalization and
the World System, London: Macmillan, 1991, pp.41-68.
Hall, Stuart (ed.)
Representation: Cultural Representations and Signifying Practices. London: Sage and The Open
University, 1997.
Haraway, Donna
Companion Species Manifesto: Dogs, People and Significant Otherness. Chicago: Prickly Paradigm
Press, 2003.
Harding, Sandra
"What Is Feminist Epistemology?" Whose Science? Whose Knowledge? Thinking from Women's
Lives. Milton Keynes: Open University Press, 1991, pp. 105-37.
Harding, Sandra
“Standpoint Theory as a site of Political, Philosophic, and Scientific Debate”. In: Harding, S.,
ed.: The Feminist Standpoint Theory Reader: Intellectual and Political Controversies New York &
London: Routledge, 2004, pp. 1-15.
Harris, Perlita (ed.)
In Search of Belonging: Reflections of transracially adopted People. London: British Association for
Adoption & Fostering (BAAF), 2006.
Hasan, R.
“Understanding talk: directions from Bernstein’s sociology.” Journal of Social Research
Methodology. Vol. 4, No.1, 2001, pp -9.
Hebdige, Dick
Subculture: The Meaning of Style. London: Methuen, 1979.
Hirsch, Eric, Frances Price and Sarah Franklin
Technologies of Procreation: Kinship in the Age of assisted Conception. London: Taylor & Francis
Ltd, 1999.
Hjern, A., F. Lindblad and B. Vinnerljung
“Suicide, psychiatric illness, and social maladjustment in intercountry adoptees in Sweden:
a cohort study.” The Lancet, 360, 9331, 2002.
Hoksbergen, R.A.C.
85
Child Adoption: a Guidebook for adoptive Parents and their Advisors. London and Bristol
Pennsylvania: Jessica Kingsley Publishers, 1997.
Hoksbergen, René
“De Nederlandse Adoptiepraktijk, 1956-2000.” In: Hoksbergen, René en Hans
Walenkamp (red.), Adoptie: een levenslang dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van
Loghum, 2000.
Hoksbergen, René
Vijftig jaar Adoptie in Nederland. Een historisch-statistische Beschouwing.
Universiteit Utrecht Faculteit Sociale Wetenschappen, Adoptie, 2002.
Hoksbergen, René
Vijftig jaar Adoptie in Nederland. Een historisch-statistische beschouwing (2002).
= http://research.fss.uu.nl/nietgen/VIJFTIG%20JAAR%20ADOPTIE.pdf.
Hoksbergen, René (red.)
Vertraagde Start. Geadopteerden aan het Woord. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt: 2006.
Hoksbergen, R.A.C.; Lucile Bunjes, Ben Baarda en Jos Nota (red.)
Adoptie van Kinderen uit verre Landen. Deventer: Van Loghum Slaterus: (1979) 1982.
Hoksbergen, René en Hans Walenkamp (red.)
Adoptie uit de Kinderschoenen. Theorie en Praktijk in Adoptieland. Deventer: Van Loghum
Slaterus: 1983.
Hoksbergen, R.A.C., Juffer, F., en Waardenburg, B.C.
Adoptiekinderen thuis en op School. De Integratie na acht jaar van 116 Thaise kinderen in de
Nederlandse samenleving. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1986.
Hoksbergen, R.A.C. en J.J.T.M. Spaan,
Bittere Ervaringen. Uithuisplaatsing van buitenlandse Adoptiekinderen. Lisse: Swets & Zeitlinger,
1988.
Hoksbergen, R.A.C. en Hans Walenkamp (red.)
Kind van andere Ouders. Theorie en Praktijk van Adoptie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum,
1991.
Hoksbergen, R.A.C.; H.E. Storsbergen en C. Brouwer-van Dalen
Het begon in Griekenland: Een Verkenning van de Achtergrond van in Griekenland geboren,
geadopteerde Jongvolwassenen en de betekenis van de Adoptiestatus. Utrecht: ISOR: 1995.
Hoksbergen, René en Hans Walenkamp (red.)
Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000.
Hoo-Mi Sloth, Kirsten
“Researching Adoption: Whose Perspective and what Issues?” In: Trenka, Jane Jeong,
Julia Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds., Outsiders Within: Writing on Transracial
Adoption. Cambridge: South End Press, 2006, pp. 253-258.
Hübinette, Tobias
86
Comforting an Orphaned Nation: Representations of international Adoption and Adopted Koreans in
Korean Popular Culture. Stockholm: University Department Of Oriental Languages, 2005.
Hübinette, Tobias
"Sverige unikt som adoptionsland" [Sweden unique as adoption country] in Välfärd [the
Welfare Journal] nr 2, 2007a, pp. 3-5.
Hübinette, Tobias
"Rasifierade erfarenheter och transrasiala identifikationer i utlandsadopterade svenskars
självbiografier" [Racialized experiences and transracial identifications in born abroad and
adopted Swedes' autobiographies"] in Nordisk Social Arbeid, vol. 27, no. 2, 2007b, pp.
105-119.
Ishizawa, Hiromi, Catherine T. Kennedy; Kazuyo Kubo and Gillian Stevens
“Constructing Interracial Families Through Intercountry Adoption.” Social Science
Quarterly, Volume 87, Number 5, 2006.
Jo, Sunny
“KADs in Cyberspace (2005).” (http://www.koreanadoptees.net/
essays/cyberspace.html, 2005, geactiveerd december 2006).
Juffer, F.,
Verbonden door Adoptie. Een experimenteel Onderzoek naar Hechting en Competentie in Gezinnen
met een Adoptiebaby. Amersfoort: Academische Uitgeverij, 1993.
Juffer, Femmie, Geert-Jan J.M. Stams en Marinus H. van IJzerdoorn
“Adopted children’s problem behavior is significantly related to their ego resiliency, ego
control, and sociometric status.” Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45: 2004, pp. 697706.
Kempen, Pauline van
“Adoptie is niet heilig.” In: Leewarder Courant (3-02-07, p. 9).
Kim, Eleana
“Wedding Citizenship and Culture: Korean Adoptees and the Global Family of Korea.”
In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational Adoption. Durham and London: Duke
University Press, 2005.
Landerholm, Lotta
Adopterad. Lämnad. Vald. Och sen? [Adopted. Left. Chosen. And then?], Stockholm: Alfabeta/
Anamma, 2003.
Leeuw, Liesje de en Lucile A.C. van Tuyll (red.)
Adoptiedriehoek Interactief anno 1996. Stichting Ambulante Fiom, ’s Hertogenbosch & Triade
Consultancy, Oud Zuilen, 1997.
Lifton, Betty Jean
Journey of the adopted Self: a Quest for Wholeness. New York: Basic Books, 1994.
Lister, Martin, Jon Dovey, Seth Giddings, Iain Grant and Kieran Kelly eds.,
New Media: A Critical Introduction. London: Routledge, 2003/2006: pp.172-174.
87
Lykke, Nina
“Feminist Cultural Studies of Technoscience and Other Cyborg Studies. A Cartography.”
In: Braidotti, Rosi, Janny Nieboer and Sanne Hirs, eds., The Making of European Women’s
Studies. A work in progress report on curriculum development and related issues in gender education and
research, Vol. IV. Utrecht: ATHENA/ Utrecht University, 2002, pp. 133-146.
McIntosh, Peggy
“White Privilege and Male Privilege: A Personal Account of Coming to See
Correspondences through Work in Women Studies.” In: Hill Collins, Patricia and
Margaret L. Anderson, eds., Race, Class, and Gender: An Anthology. Belmont, California:
Wadsworth Publishing Company, 1992.
Moraga, Cherrie and Gloria Anzaldúa, eds.
This Bridge called my Back: Writings by radical Women of Color. Watertown, Massachussets:
Persephone Press, 1981.
Park Nelson, Kim
“Shopping for Children in the International Marketplace.” In: Trenka, Jane Jeong, Julia
Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds., Outsiders Within: Writing on Transracial Adoption.
Cambridge: South End Press, 2006, pp. 89-104.
Patton, Sandra
Transracial Adoption in Contemporary America. New York and London: New York University
Press, 2000.
Pauw, A. de, G. van Aelst en R.A.C. Hoksbergen,.
Evaluatie van interculturele en interraciale Adoptie in Vlaanderen. Psycho-sociale Integratie van
jongvolwassen interraciaal Geadopteerden in Vlaanderen. Leuven: Onderzoekscentrum
Marginaliteit, afdeling Criminologie, 1997.
Pauw, Anniek de & Hoksbergen, René
“De psychosociale Integratie van jong volwassen geadopteerden.” In: Hoksbergen, René
en Hans Walenkamp, (red.), Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu
Van Loghum, 2000, pp. 128-142.
Prins, Baukje
“The Nerve to break Taboos. New Realism in the Dutch Discourse on Multiculturalism.”
Journal of International Migration and Integration, vol. 3, no. 3&4, 2002.
Pronk, Iris
“Een kind blijft altijd bestaan.” In: Trouw (5-03-07, pp. 2-3).
Root, Maria P.P.
“The Multiracial Experience: Racial Borders as a Significant Frontier in Race Relations.”
In: Root, Maria P.P. ed., The multiracial Experience: Racial Borders as the New Frontier,
Thousand Oaks, London, New Delhi: Sage Publications, 1996, pp. xiii-xxviii.
Roosenboom, L.G.
Gemengde Gezinnen, Gemengde Gevoelens? Hechting en Competentie van Adoptiebaby’s in Gezinnen
met biologische eigen Kinderen. Utrecht: Universiteit Utrecht, 1994 (proefschrift).
88
Sanders, Stephan
Ai, Jamaica: Over de Zucht naar Exotica in Europa: Verhalen, Amsterdam: De Bezige Bij, 1991.
Sanders, Stephan
Buitenwacht: Essays en kronieken 1986-1995, Amsterdam: De Bezige Bij, 1995.
Sanders, Stephan
Liefde is voor Vrouwen. Amsterdam:Vassallucci, 2002.
Sanders, Stephan
“Paternalisme, dat is het adoptiedrama.” In: De Volkskrant (29-01-07, p. 7).
Schnabel, Paul
“De multiculturele illusie. Een pleidooi voor aanpassing en assimilatie.” In: Huinder,
Chris (red.), De multiculturele Illusie. Utrecht: Forum, 2000.
Selman, Peter
“Intercountry adoption in the new millennium; the “quiet migration” revisited.” Population
Research and Policy Review 12: 205-225, 2002.
Simon, Rita, J. and Rhonda M. Roorda
In Their Own Voices. Transracial Adoptees Tell Their Stories. New York: Colombia University
Press, 2000.
Sorosky, A., A. Barran and P. Pannor
The Adoption Triangle. New York: Doubleday: Anchor Press, 1978.
Spivak, Gayatri C.
“Scattered speculations on the question of value”. In: In Other Worlds: Essays in Cultural
Politics. Spivak, G.C. ed., New York: Routledge 1986, pp 154- 178.
Stams, G.J.J.M.
Give me a Child until he is seven. A longitudinal Study of adopted Children followed from Infancy to
middle Childhood. Utrecht: Universiteit Utrecht 1998 (proefschrift).
Star, Susan Leigh.
"Power, Technology, and the Phenomenology of Conventions: On Being Allergic to
Onions." In: Law John ed., A Sociology of Monsters: Essays on Power, Technology, and
Domination., London: Routledge, 1991, pp. 25-56.
Stoler, Ann Laura
Race and the Intimate in Colonial Rule. Berkeley: University of Californa Press, 2002.
Storsbergen, Hester
Psychische Gezondheid en Welbevinden van volwassen Grieks geadopteerden in Nederland: De Invloed
van het geadopteerd Zijn. Delft: Eburon, 2004 (proefschrift).
Tieman, Wendy
Mental Health in young adult intercountry Adoptees. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006
(proefschrift).
89
Trenka, Jane Jeong, Julia Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds.
Outsiders Within. Writing on Transracial Adoption. Cambridge: South End Press, 2006.
Verhulst, F.C. en H.J.M. Versluis-den Bieman
Buitenlandse adoptiekinderen: Vaardigheden en Probleemgedrag. Assen: Van Gorcum, 1989.
Vermeulen, Margreet
“Het verdriet slijt nooit. ” In: de Volkskrant (1-03-07, p. 15).
Walenkamp, Hans
“Confrontatiegesprek.” In: Hoksbergen, R.A.C. en Hans Walenkamp (red.). Adoptie uit de
Kinderschoenen. Theorie en Praktijk in Adoptieland. Deventer: Van Loghum Slaterus: 1983:
168-187.
Walker, Alice
In Search of Our Mothers’ Gardens. London: The Women’s Press Ltd, 1984.
Weil, R.H.
“International adoptions: The quiet migration.” International Migration Review, Vol.18, no. 2,
1984, pp. 276-293.
Wekker, Gloria
“Praten in het Donker: De Praktijk van het Weten in Nederlandse Vrouwenstudies.” In:
Wekker, G. en R. Braidotti, eds., Praten in het donker: Multiculturalisme en anti-Racisme in
feministisch Perspectief. Kampen: Kok Agora, 1996.
Wekker, Gloria
The Politics of Passion. Women’s Sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspora. New York:
Columbia University Press, 2006.
Wekker, Gloria en Helma Lutz
“Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en
etniciteitsdenken in Nederland.” In: Botman, M., N. Jouwe, G. Wekker, (red.),
Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingen Vrouwenbeweging in Nederland.,
Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001, pp. 25-46.
Wekker, Gloria; Nathalie Frederiks, Iris van der Tuin en Cecilia Ǻsberg
“Mentaliteit witte adoptieouders moet veranderen.” In: de Volkskrant (8-01-07, p. 7).
Williams, Patricia J.
Seeing a Color-Blind Future: The Paradox of Race. New York: Noonday press, 1998.
Wouters, Nathalie
“Koreanenclub” 20-02-2007, in webmagazine Spunk. Zie:
www.spunk.nl/article/article.php?id=1171976051127 (laatst geactiveerd 15-03-2007).
Yoon, Joey
Eindelijk leef ik echt! Een verhaal over innerlijke Pijn, Boulimia, Adoptie, Zelfacceptatie en
Overwinning. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt, 2004.
90
Yngvesson, Barbara
“Going “Home”: Adoption, Loss of Bearings, and the Mythology of Roots.” In:
Cultures of Transnational Adoption. In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational Adoption.
Durham and London: Duke University Press, 2005.
Zack, Naomi
The philosophy of Science and Race. New York: Routledge, 2002.
91
De auteurs
Prof. Gloria Wekker is sociaal – cultureel antropoloog en bezet de IIAV- Leerstoel Gender en
Etniciteit van de Leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit der Geesteswetenschappen/ Letteren
van de Universiteit Utrecht. Tevens is zij directeur van GEM, het Expertise-centrum Gender,
Etniciteit en Multiculturaliteit in Hoger Onderwijs aan de Universiteit Utrecht. Prof. Wekker is
auteur van The Politics of Passion. Women’s Sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspora (2006,
Columbia University Press).
Dr. Cecilia Åsberg werkt in de interdisciplinaire velden van Visual Culture, Feminist Cultural
Studies en Studies of Science and Technology in Society. Zij is docent en onderzoeker Gender
Studies bij het departement Media- en Cultuurwetenschappen aan de Faculteit der
Geesteswetenschappen/Letteren en het Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur aan de
Universiteit Utrecht. Zij is tevens als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan Linköping
Universiteit te Zweden, waar zij werkt aan een Gender Studies project rond nieuwe media,
publieke geschiedenis en populaire wetenschap.
Iris van der Tuin is feministisch epistemoloog en junior docent Gender Studies bij het
departement Media- en Cultuurwetenschappen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen/
Letteren van de Universiteit Utrecht. Zij is tevens als promovenda aan het Graduate Gender
Programme van dezelfde universiteit verbonden. Zij publiceerde samen met Rosemarie Buikema
het tekstboek Gender in Media, Kunst en Cultuur (2007, Coutinho).
Nathalie Frederiks is literatuurwetenschapper en als junior onderzoeker verbonden aan het
onderhavige onderzoek ‘Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur’. Zij is ‘binnenlands’
geadopteerd en van Surinaams/Nederlandse afkomst.
92