Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands
Transcription
Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands
“Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands” Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur Leerstoelgroep Gender Studies Faculteit der Geesteswetenschappen/Letteren Universiteit Utrecht auteurs Prof. dr. Gloria Wekker Dr. Cecilia Åsberg Drs. Iris van der Tuin Drs. Nathalie Frederiks Colofon Dit onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door de Wetenschapswinkel Letteren en de Leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht. Omslagontwerp en art-direction: Tadberg Design BNO, Laren NH Digitaal printen en afwerken: Drukkerij Image Team, Eemnes Inhoud Dankwoord 1 Inleiding 3 1 Doel- en Vraagstelling 6 2 Leeswijzer 9 Hoofdstuk 1 Geadopteerden van kleur? Begrippen en Achtergronden 11 Inleiding 1 Definities van etniciteit en etnische identiteit 15 2 Begripsbepaling en terminologie rond transnationale en interetnische adoptie 2.1 De “stille” migratie 18 21 3 Het Nederlandse wetenschappelijk debat over interlandelijke adoptie, in het bijzonder ten aanzien van de etnische identiteiten van transnationaal geadopteerden 3.1 Overzicht van relevant onderzoek over adoptie 3.2 Opvattingen over de etnische identiteit van geadopteerden 24 25 26 4 Beknopt overzicht van Nederlandse organisaties van en voor geadopteerden van kleur 30 5 Aanbevelingen 33 Hoofdstuk 2 ‘Je wordt er steeds aan herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf kent.’ Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur 35 1 Inleiding 35 2 Verantwoording 2.1 Doelstelling interviews 2.2 Inhoud en samenstelling interviewvragen 2.3 Profiel van geïnterviewden 2.3.1 Achtergrond en samenstelling adoptiegezin 2.3.2. Motieven van adoptieouders voor keuze voor adoptie 2.3.3 Keuze voor een bepaald land van herkomst van adoptiekind 2.4 Keuzen van respondenten ten aanzien van het zoeken naar en contact met hun biologische familie 36 37 37 37 38 38 38 39 3 Het onderhandelen van een “third space” identiteit 3.1 Donkere huid, witte familie: de rol van etnische herkomst in het adoptiegezin 40 41 3.1.1 Bespreekbaarheid van de betekenis van geadopteerd zijn in het adoptiegezin 3.1.2 Diversiteit bespreekbaar gemaakt als “cultureel anderszijn” in Nederlandse adoptiegezinnen 3.2 Subject positionering: ervaringen met als Anders gezien worden door de omgeving 3.2.1 Vragen over afkomst: wijzen van positionering van geadopteerde subjecten door vertogen van ‘ras’ en seksualiteit 3.3 Geadopteerde subjecten: het verenigen van tegenstrijdige termen 3.3.1 Vaardigheden en strategieёn ontwikkeld door geadopteerden van kleur 3.3.2 Eigen terminologieёn over etniciteit, kleur en nationaliteit als strategieёn van macht of onmacht 43 45 47 48 52 54 55 4 Conclusies 57 5 Aanbevelingen 58 Hoofdstuk 3 Duale verbondenheid, imaginaire gemeenschappen: collectieve identiteitsformatie on line onder volwassen geadopteerden van kleur 59 1 Inleiding: Culturele identiteiten van Nederlandse geadopteerden van kleur on line 59 2 Zes landelijke websites in kaart gebracht 2.1 Arierang 2.2 Chicolad 2.3 Inesh 2.4 Kiran 2.5 Peruacha 2.6 Shapla 61 63 64 65 66 67 68 3 De politiek en praktijk van naamgeving 3.1 Imaginaire gemeenschappen, verbondenheid en identiteit 3.2. “Een brug tussen vroeger en nu” 69 70 71 4 Conclusie: nieuwe verbanden, nieuwe verwantschappen 73 5 Aanbevelingen 75 Samenvatting 76 Bijlagen 79 Bijlage A Vragenlijst interviews Bijlage B Samenstelling adoptiegezin van respondenten 79 81 Bibliografie 82 De auteurs 92 Dankwoord De auteurs bedanken de volgende personen en organisaties voor hun bijdrage aan de totstandkoming van het rapport. De Wetenschapswinkel Letteren van de Universiteit Utrecht maakte het bijzondere, interdisciplinaire soort onderzoek waarvan dit rapport een voorbeeld is mogelijk. Door de toekenning van een subsidie voor Niet-Routinematig Onderzoek (NRO) eind 2005, is ons onderzoek naar Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur in april 2006 van start gegaan. Wij danken mw. drs. Joleen Schipper, coördinator van de Wetenschapswinkel Letteren en tevens lid van de begeleidingscommissie, voor haar enthousiasme en steun tijdens het onderzoeksproject. Onze speciale dank gaat uit naar de geadopteerde studenten in het college Gender, Etniciteit en Cultuurkritiek: Inleiding Vrouwenstudies. Hun persoonlijke verhalen gaven ons oorspronkelijk het idee voor dit onderzoek en tijdens het onderzoek bleven zij ons inspireren. Daarnaast een woord van dank aan de studenten die deelnamen in het college Historiography of Feminist Ideas, die gemotiveerd raakten om over hun adoptiegeschiedenissen te reflecteren en te schrijven. Deze positieve wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek, individuele levensverhalen en vraagstukken van transnationale adoptie, laat zien dat het onderwerp van identiteitsformaties van geadopteerden van kleur een duidelijke maatschappelijke relevantie heeft die ons heeft gestimuleerd tijdens de totstandkoming van het rapport. In het bijzonder bedanken wij de tien (jong)volwassen geadopteerden die in het kader van het onderzoek zijn geïnterviewd zeer hartelijk voor hun enthousiaste respons op de interviewoproep en voor hun inzet, enthousiasme en betrokkenheid bij de vaak intense interviews die regelmatig meer dan twee uur duurden. Bovenal bedanken wij hen voor de indrukwekkende openheid waarmee zij de vaak persoonlijke vragen hebben beantwoord over de rol die hun meervoudige etnische identiteit speelt in hun levens en families. Ook bedanken wij de geadopteerden die reageerden op de oproep maar die door de beperkte omvang van het onderzoek niet konden worden geïnterviewd. De opdrachtgever van het onderzoek, Stichting Adoptievoorzieningen te Utrecht maakte het mogelijk nieuwe onderzoeksperspectieven ten aanzien van adoptie en de meervoudige identiteiten van geadopteerden te exploreren. Dit verkennende onderzoek vanuit een interdisciplinair, feministisch perspectief heeft mede ten doel een bijdrage te leveren aan de verbreding van onderzoeksperspectieven. Prof. dr. Rosemarie Buikema, directeur en leerstoelhouder van de leerstoelgroep Gender Studies, Universiteit Utrecht, ondersteunde het onderzoeksvoorstel vanaf het prille begin. In dit onderzoek zijn wij in belangrijke mate geïnspireerd door het werk van dr. Lee-Sam Dol/ Tobias Hübinette, een Zweeds onderzoeker op het terrein van Koreaanse Studies, schrijver en politiek activist, die zich in zijn onderzoek richt op vraagstukken van transnationale adoptie en migratie en in het bijzonder op transnationale adoptieve Koreaanse identiteiten. Zijn interdisciplinaire, kritische perspectief ten aanzien van internationale adoptie maakt, net als dit rapport, gebruik van feministische, Postkoloniale en Culturele Studies. Zijn onderzoek heeft op radicale wijze visies ten aanzien van adoptieonderzoek in Zweden veranderd. Tevens bedanken wij dr. Cecilia Lindgren, die werkzaam is bij de vakgroep Child Studies van het Tema Institute, Linköping University te Zweden, voor haar steun bij het onderzoek. De leden van de begeleidingscommissie van het onderzoek willen wij danken voor hun waardevolle commentaar en advies, dat zij ieder vanuit hun verschillende disciplines hebben gegeven: mw. drs. Joleen Schipper; dhr. dr. Joost Dankers, coördinator Contractonderzoek bij het 1 Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht; mw. dr. Hester Storsbergen is als adoptieonderzoeker, gezondsheidspsycholoog en orthopedagoog verbonden aan de capaciteitsgroep Kinder- en Jeugdstudies van de Opleiding Pedagogiek, Universiteit Utrecht; mw. Mea Coppens is werkzaam als maatschappelijk werkster bij Stade Fiom Utrecht en is sinds vele jaren betrokken bij de problematiek van afstand en adoptie en de postadoptieve hulpverlening aan (jong)volwassen geadopteerden. Van de Stichting Adoptievoorzieningen waren de volgende personen betrokken bij de begeleidingscommissie: dhr. Hein Paul Siebinga, (voormalig) teamleider voorbereidingen, mw. Madelon Misasa, medewerkster afdeling communicatie en mw. Liliane Waanders, hoofdredacteur van het Adoptietijdschrift. Mw. drs. Maayke Botman, promovenda Gender Studies, Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht zijn wij dank verschuldigd voor het kritisch proeflezen van een eerdere versie van het rapport. Wij willen de verenigingen voor buitenlands geadopteerden Arierang, Peruacha, Chicolad, Shapla, en Inesh buitengewoon bedanken voor hun toestemming voor het gebruiken van materiaal van hun websites. Onze speciale dank gaat uit naar de volgende personen: Milan Vis en Milou van Uden, Arierang; John Jairo Ayala Hoekema, Chicolad; Jurrijn Tack, Peruacha; Noëlle de Dreu, Inez Tuerlings en Farida van Toledo, Shapla; Nimal van Oort, Inesh. Verder bedanken wij de volgende personen voor hun advies: Hoogleraar Adoptie mw. prof. Dr. Femmie Juffer, Universiteit Leiden en mw. dr. Anneke Vinke, coördinator van het Adoptiedriehoek Onderzoeks Centrum (ADOC), Universiteit Leiden; Marja van Starrenburg, maatschappelijk werkster Vereniging Wereldkinderen. Tenslotte dank aan Hilbrand Westra, United Adoptees International Nederland, (UAI NL); Erika Blikman van Stichting &tree en David ter Avest voor het delen van hun persoonlijke en professionele inzichten in de problematiek van identiteit en etniciteit van geadopteerden van kleur. 2 Inleiding In televisieprogramma’s zoals Spoorloos (KRO) en Vermist (TROS) en het radioprogramma Adres Onbekend (KRO) wordt al jarenlang en met aanzienlijke populariteit aandacht besteed aan de zoekacties van geadopteerden naar hun biologische familie en naar informatie over hun adoptiegeschiedenis. In deze programma’s spelen geadopteerden een dubbele rol – zij zijn zowel toeschouwer als subject. Met andere woorden: terwijl de populariteit van de programma’s bij de gemiddelde kijker vooral voortkomt uit hun amusements- en emotionele waarde heeft de zoekactie van de Indonesische geadopteerde die op zoek gaat naar haar biologische familie in Spoorloos voor andere Indonesische en (buitenlands) geadopteerden een andere lading. Voor deze kijkers biedt een geslaagde zoekactie hoop en herkenning.1 In 2006 is in Nederland een breed inhoudelijk debat over adoptie opgelaaid. De aanleiding hiervoor is meervoudig. Er is wereldwijd veel media aandacht geweest voor de controversiële adoptie door de popster Madonna van het Malawische jongetje David Banda en de adopties van filmsterrenkoppel Angelina Jolie en Brad Pitt. Er worden in het debat over Madonna en Jolie kritische vragen gesteld over het adoptiekind als mogelijk ‘modeaccessoire’ van sterren die door hun financiële middelen en status een kind kunnen ‘kopen’, schijnbaar zonder zich te hoeven houden aan regels die gelden voor interlandelijke adoptie in betreffende landen van herkomst. Dit heeft er onder andere toe geleid dat politici zoals de voormalige minister van Ontwikkelingssamenwerking van Ardenne zich tegen de adoptie door Madonna heeft uitgesproken. Het fenomeen van transnationale of interlandelijke adoptie is dus in het kader van globalisering geagendeerd. Het debat ontstond ook omwille van een meer formele reden. In 2006 bestond de Nederlandse adoptiewet uit 1956 50 jaar. Deze wet regelt dat het geadopteerde kind juridisch volledig het kind van zijn of haar adoptieouders wordt: de familierechtelijke banden tussen het kind en de biologische ouders worden geheel verbroken (Hoksbergen 1991). De ‘verjaardag’ van de adoptiewet is in het najaar van 2006 en begin 2007 de aanzet geweest voor een debat over het huidige bestaansrecht van interlandelijke adoptie in relatie tot de verschillende belangen en perspectieven van partijen die betrokken zijn bij adoptie.2 In dit debat over adoptie staat het vermeende universele belang van het kind binnen interlandelijke adoptie, zoals dit is geformuleerd in het Haags Verdrag uit 1993, centraal. Dit verdrag is opgesteld ter bescherming van de rechten van het buitenlandse adoptiekind en geldt als wettelijke richtlijn voor de samenwerkende landen die betrokken zijn bij interlandelijke adoptie, die dit verdrag ondertekend hebben. Volgens dit Verdrag biedt interlandelijke adoptie een kind dat niet binnen zijn eigen familie, cultuur en land kan opgroeien een kans om op te groeien in een adoptiegezin. Jonge en (jong)volwassen geadopteerden kunnen zich ook wenden tot tijdschriften zoals Adoptietijdschrift (Bohn Stafleu Van Loghum) en het blad Wereldkinderen van de Vereniging Wereldkinderen. Deze tijdschriften besteden aandacht aan de identiteiten van jonge en jongvolwassen geadopteerden in speciale rubrieken waarin geadopteerden geportretteerd worden. Tevens geven andere media, zoals websites van verenigingen voor en door buitenlands geadopteerden en meer algemene websites over adoptie, zoals de portal adoptietrefpunt (http//www.adoptietrefpunt.nl) geadopteerden de mogelijkheid zich gerepresenteerd te zien (zie hoofdstuk drie van dit rapport). Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden geeft twee magazines uit: Uri Shinmun en Uri Cosmo voor haar leden. 2 Er zijn verschillende organisaties die zich bezig houden met de diverse praktijk en problematiek van adoptie. Organisaties als Stichting Ambulante Fiom en de Riagg instellingen bieden groepsgerichte en individuele hulpverlening aan (jong)volwassen geadopteerden zoals gespreksgroepen. Ook biedt de Fiom in samenwerking met de International Social Service (ISS) begeleiding bij zoekacties van buitenlands geadopteerden naar hun biologische ouders en informatie over hun herkomst. De landelijke Stichting Adoptievoorzieningen biedt middels de afdeling WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg, informatie en advies aan adoptiekinderen, volwassen geadopteerden en adoptiegezinnen. Ook vergunninghouders, de organisaties die bemiddelen bij interlandelijke adoptie zoals de Vereniging Wereldkinderen, bieden nazorg aan jong volwassen geadopteerden door hulpverlening bij zoekvragen en het aanbod van rootsreizen naar het land van herkomst. Zie hoofdstuk 1 voor een beknopt overzicht van organisaties waar geadopteerden terecht kunnen met identiteitsvragen. 1 3 Wiens of welk belang is gediend met de historische praktijk van interlandelijke adoptie, is besproken in verschillende Nederlandse kwaliteitskranten en opiniërende televisieprogramma’s en tijdschriften. In dit debat werden enkele volwassen buitenlands geadopteerden opgevoerd als ervaringsdeskundigen die vanuit hun persoonlijke ervaring een nieuw perspectief bieden op geadopteerd zijn. Zo heeft Eén Vandaag (Tros, AVRO, NOS) aandacht geschonken aan de visies en ervaringen van volwassen geadopteerden met een item over de oprichting van UAI NL oftewel United Adoptees International Nederland middels een interview met Hilbrand Westra.3 De UAI is een nieuwe belangengroep voor en door geadopteerden in Nederland die zich niet richt op één bepaald land van herkomst. Momenteel wordt adoptie breed bediscussieerd, ook omdat het kabinet Balkenende IV zich heeft uitgesproken over (binnenlandse) adoptie als alternatief voor abortus. De Stichting Ambulante Fiom sprak zich uit tegen dit kabinetsstandpunt – hulp aan ongewenst zwangere (jonge) vrouwen en moeders zou een betere oplossing zijn4. Een novum in het hedendaagse debat over interlandelijke adoptie is dat geadopteerden participeren. Naast de UAI kan het initiatief van de Koreaans geadopteerde Kim Verhaaf genoemd worden. In februari 2006 heeft Verhaaf een brief aan voormalig minister van Justitie Donner geschreven als protest tegen het voorstel voor een wetswijziging in de Wet ter Opneming Buitenlandse Kinderen ter Adoptie (WOBKA). Dit voorstel behelste het verhogen of laten vervallen van leeftijdsgrenzen van aspirant adoptieouders in het geval van interlandelijke adoptie. Verhaaf pleit voor de inspraak van geadopteerden als ervaringsdeskundigen in de beleidsvorming ten aanzien van interlandelijke adoptie die nu volgens haar eenzijdig gedomineerd wordt door de lobby van adoptieouders. Donner heeft in een memorie van toelichting (juli 2006) laten weten minimale leeftijdsgrenzen te zullen hanteren voor aspirant adoptieouders.5 Ook is Verhaaf op internet een petitie gestart om handtekeningen voor haar actie te verzamelen. Zij heeft inmiddels 189 handtekeningen van medestanders opgehaald.6 In de Forum reeks ‘Adoptie ja/nee?’ van de Volkskrant (december 2006 - februari 2007) verschenen bijdragen van vertegenwoordigers van adoptieorganisaties en wetenschappelijk onderzoekers naar adoptie (waaronder van de auteurs van het onderhavige onderzoek).7 Daarnaast verwoordden twee bijdragen van volwassen geadopteerden ieder een ander perspectief op de identiteit die geadopteerden van kleur bezitten. De auteur Stephan Sanders beargumenteert dat geadopteerden zelf keuzes maken over wie zij willen zijn (de Volkskrant 29-01-07, p. 7). Dat geadopteerden van kleur opgroeien in een wit gezin is geen obstakel bij het ontwikkelen van een eigen besef over hun etnische identiteit. Sanders maakt een vergelijking tussen de formatie van een gekleurde etnische identiteit van geadopteerden in een wit gezin en de ontwikkeling van Zie ook een interview in de Leeuwarder Courant, (3-02-07, p. 9). In het regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV wordt voorgesteld dat adoptie als alternatief kan dienen voor vrouwen die abortus overwegen. In diverse kwaliteitskranten is door organisaties zoals de Fiom en de Vereniging van het Ongeboren Kind, VBOK, maar ook door vrouwen die zelf afstand hebben moeten doen van hun kind in het verleden, afwijzend gereageerd op dit voorstel. Het voorstel wordt enerzijds beschouwd als bevoogdend jegens vrouwen omdat het hen het recht zou ontnemen zelf hierin keuzen te maken. Anderzijds wordt betoogd dat het afstaan van een kind ter adoptie geen werkelijk alternatief is voor abortus, omdat afstand doen een traumatisch en levenslang proces is voor vrouwen. Dit punt wordt onderstreept door interviews met vrouwen in de Volkskrant (103-07, p. 1) en Trouw (5-03-07, p. 2-3) die vertellen over de ingrijpende betekenis die het afstand doen van hun kind heeft op hun leven en de grote problemen die zij ervaren met het verwerken van dit verlies. 5 De memorie van toelichting van juli 2006 van het Ministerie van Justitie heeft betrekking op de WOBKA. Deze memorie is te lezen op de website van de adoptievereniging de Rode Draad, een belangenvereniging voor aspirantadoptieouders die kinderen adopteren uit China en Taiwan (http//www.rodedraad.com/downloads/5427882_mvt.pdf, laatst geactiveerd 6-04-2007). 6 Zie http://www.petiononline.com/arierang/petiton.html (laatst geactiveerd 14-03-07). 7 Met ons artikel ‘Mentaliteit witte adoptieouders moet veranderen’ in de Forum serie ‘Adoptie Ja/ Nee?’ wilden wij het perspectief van interetnisch geadopteerden van kleur aan het gevoerde debat toevoegen (de Volkskrant 8-01-07, p. 7). Dat perspectief ontbrak op dat moment aan de discussie die vooral ging over het morele bestaanrecht van interlandelijke adoptie. De ervaringen van geadopteerden met betrekking tot een gekleurde etnische positionering laten het belang zien van aandacht voor de meervoudige identiteit van deze groep en voor de multietnische gezinnen die door interetnische adoptie gevormd worden. 3 4 4 homoseksuele kinderen die opgroeien bij heteroseksuele ouders. Deze zouden ook geen ‘hulp’ ontvangen van hun ouders. Volwassenheid geeft volgens Sanders geadopteerden de vrijheid om hun eigen keuzes te maken.8 De Koreaans geadopteerde journaliste Anouk Eigenraam vertelt in haar bijdrage over de discriminerende vragen en opmerkingen die zij regelmatig krijgt te horen over haar uiterlijk die haar ermee confronteren niet-Nederlands te zijn in de ogen van anderen ( de Volkskrant 9-02-07, p. 11). Dit staat in tegenstelling tot haar eigen gevoel: “Ik voel me zo Hollands als maar kan.” Zij benoemt deze opmerkingen als ‘irritant’ en geeft ook weer dat Nederland niet wil erkennen dat het een veelkleurige samenleving is geworden. Zij koppelt haar ervaringen nadrukkelijk niet aan een problematische visie op adoptie; ze beschouwt haar adoptie als “verrijking” en als deel van haar identiteit. Beide bijdragen vertellen over de individuele keuzen die deze volwassen geadopteerden hebben gemaakt en de strategieën die ze hebben ontwikkeld ten aanzien van het exploreren van een etnische identiteit (Sanders) en ervaringen met discriminatie (Eigenraam). Echter het geloof in de individuele keuze, hoe strijdbaar of overtuigend ook, toont hoe geadopteerden zelf moeten leren omgaan met sociale betekenissen van een gekleurde etniciteit in relatie tot een witte norm. Deze sterk individuele vertogen tonen de afwezigheid van een gemeenschappelijk vertoog over hun ervaringen en vragen. In plaats van dat elke geadopteerde voor zichzelf een manier vindt om om te kunnen gaan met ervaringen die samenhangen met identiteitsvragen ten aanzien van adoptie en etniciteit, lijkt het ons maatschappelijk meer productief om deze in kaart te brengen en uit te wisselen. Op deze manier kan er zichtbaarheid worden gegeven aan de rol die de etnische afkomst van geadopteerden speelt in de ontwikkeling van hun meervoudige interetnische identiteit. De laatste tijd nemen geadopteerden op een minder individuele manier deel aan de betekenisvorming rond adoptie, vanuit een perspectief dat wij duaal of meervoudig zullen noemen. Deze manier is gericht op het delen van ervaringen. Geadopteerden geven niet alleen binnen de kaders van de genoemde debatten vorm aan hun ervaringen en ideeën. De afgelopen jaren zijn er verschillende culturele producties van interlandelijk geadopteerden verschenen die bijdragen aan een nieuw perspectief op interetnische adoptie en de identiteitsformatie van geadopteerden. We geven een aantal voorbeelden: • • • In de muzikale theatervoorstelling “Black in Bakkum” (mei 2007) van de spoken word performer en zangeres Jeannine Valeriano i.s.m. Orkater, verbindt zij verhalen over haar jeugd als geadopteerd zwart meisje dat opgroeit bij een NederlandsIndonesische familie in het Noord-Hollandse dorp Bakkum, met de zoektocht die zij als puber onderneemt naar haar roots in Curaçao. Het NRC Handelsblad publiceerde van februari tot eind april 2007 een wekelijkse column van de geadopteerde Kyung-Soon van Gelder: “een jonge geadopteerde vrouw schrijft over haar ervaringen met Nederlandse mannen.” In deze columns werd op een provocatieve wijze bericht over de explosieve relatie tussen etniciteit en gender. De Koreaans geadopteerde filmmaker In-Soo Radstake heeft de documentaire film Made in Korea: Een enkeltje Seoul-Amsterdam? (Fu Works, 2006) gemaakt over zijn adoptiegeschiedenis en zijn zoektocht naar de groep Koraanse adoptiekinderen die in 1980 samen met hem in Nederland aankwamen. Deze film is vertoond op het In verschillende publicaties heeft Stephan Sanders autobiografische elementen verwerkt uit zijn adoptiegeschiedenis: Liefde is voor vrouwen (2002); Ai Jamaica (1991) en Buitenwacht (1995). Het kritisch onderzoeken van noties van een meervoudige etnische, (homo)seksuele en familiale identiteit vanuit het perspectief van afgestaan en geadopteerd zijn, is een terugkerend thema in zijn werk. De visie die Sanders in zijn literaire werk uiteenzet over de individuele worsteling die geadopteerden kunnen doormaken, lijkt in tegenspraak met de boodschap die spreekt uit het Volkskrant artikel “Paternalisme, dat is het adoptiedrama” waarin hij de specifieke betekenis van een adoptieve identiteit minimaliseert (29-01-06, p. 7). 8 5 • • • • • Internationaal Filmfestival Rotterdam in 2007 en is geselecteerd voor vertoning door verschillende buitenlandse filmfestivals; In 2006 is een bundel met autobiografische verhalen van Nederlandse binnen- en buitenlandse geadopteerden verschenen onder redactie van René Hoksbergen: Vertraagde Start: Geadopteerden aan het woord (Uitgeverij Aspekt); In november 2005 heeft kunstenaarscollectief Stichting &tree in Amsterdam de meerdaagse kunstmanifestatie ‘Remi’ georganiseerd over internationale adoptie en de culturele identiteiten van geadopteerden. Deze kunstmanifestatie was een initiatief van de Koreaans geadopteerde beeldend kunstenaar Erika Blikman; Het boek Eindelijk leef ik echt! Een verhaal over innerlijke pijn, boulimia, adoptie, zelfacceptatie en overwinning van de Koreaans geadopteerde auteur Joey Yoon (Uitgeverij Aspekt, 2004); De Koreaans geadopteerde Eun-mi Postma heeft met Leo Knikman in 2002 de NPS radiodocumentaire Omma en Mama gemaakt over haar adoptiegeschiedenis en zoektocht naar haar Koreaanse biologische moeder en familie en haar relatie met haar Nederlandse adoptiemoeder. De documentaire won de Prix d’Europe voor beste radiodocumentaire in 2002; Buitenlands geadopteerden hebben verenigingen opgericht voor geadopteerden die afkomstig zijn uit Europese en niet-westerse landen van herkomst en manifesteren zich op collectieve wijze op internet door middel van websites (zie hoofdstuk 3). De bijdragen van volwassen geadopteerden aan debatten over adoptie en hun interventies via radio, tv, boeken, internet en kunstuitingen laten zien dat zij een nieuw, eigen perspectief op adoptie vormgeven en een unieke bijdrage kunnen leveren aan de opinievorming rond adoptie. Hun uitingen geven blijk van een nieuwe subjectiviteit waarbij dit onderzoek aansluit. 1 Doel- en vraagstelling Dit rapport is het resultaat van het onderzoeksproject ‘Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur’ dat is uitgevoerd in opdracht van de Stichting Adoptievoorzieningen. De Stichting Adoptievoorzieningen is voortgekomen uit de fusie tussen het Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie (VIA) en de Stichting Werkverband Adoptie Nazorg (WAN) in 2002. De stichting biedt, ten eerste, informatie en voorlichting aan aspirant-adoptieouders, waaronder de verplichte voorlichtingscursus die aspirant-adoptieouders binnen de procedure van (interlandelijke) adoptie volgen. Ten tweede wordt opvoedingsondersteuning geboden aan adoptiegezinnen in de eerste drie jaar na aankomst van hun adoptiekind. Tenslotte wordt informatie en advies gegeven over de diverse problematiek van adoptie voor geadopteerden, adoptieouders en professionals, waaronder op het gebied van identiteit en ontwikkeling. In dit rapport beargumenteren wij dat het vraagstuk van de identiteitsformatie van geadopteerden van kleur geen zogenaamd minderheidsprobleem is en niet alleen interessant is voor een stichting als Adoptievoorzieningen. De kwesties die worden opgeworpen in relatie tot adoptie gaan ons allen aan in Nederland. Interlandelijke adoptie verwijst niet alleen naar de adoptie van één kind uit een ander land, maar geeft betekenis aan de praktijk van interetnische adoptie: de adoptie van kinderen met een andere etnische positionering, uit niet-westerse landen, door witte, westerse adoptieouders. In internationaal onderzoek wordt interlandelijke en interraciale adoptie aangeduid met de termen transnationaal en transraciaal om de politieke betekenis van de eenzijdige migratiestroom van adoptiekinderen naar het Westen te benoemen. Wij zullen de term interetnisch gebruiken voor de praktijk van transraciale adoptie, vanwege de problematische connotaties van ‘ras’ en ‘raciaal’ die wij willen deconstrueren. Met ‘interetnisch’ verwijzen wij niet alleen naar de identiteit van geadopteerden, maar ook naar de socialisatie van geadopteerden van kleur in ‘witte’ adoptiegezinnen. In hoofdstuk 1 zullen wij kwesties rond terminologie met betrekking tot etniciteit en adoptie verder uiteen zetten. 6 Interetnische adoptie legt het spanningsveld rond individuele identiteit en etnische achtergrond bloot. Het toont het belang van familierelaties en afstamming in zowel genetische als culturele zin. Het onderstreept kwesties van ‘ras’/etniciteit in het hart van Nederlandse samenleving, de familie. Adoptie draagt bij aan de duale, meervoudige of gefragmenteerde identiteiten die in onze postkoloniale tijden worden gevormd. Het brengt individuen bij elkaar die verschillen in etnische en nationale achtergrond. De identiteiten die tot stand komen door afstand en adoptie stellen de meest progressieve conceptualisaties van identiteit ter discussie, waaronder de begrippen die circuleren binnen Gender Studies. Vertrekpunt voor dit onderzoek waren de reacties van een groep studenten, jongvolwassen geadopteerden van kleur, binnen het college ‘Gender, Etniciteit en Cultuurkritiek: Inleiding Vrouwenstudies’ op het gebruik van bestaande termen en conceptualiseringen van etniciteit. Deze studenten vertelden dat zij zich niet konden herkennen in de term ‘witheid’ voor het beschrijven van de dominante etnische positie, noch konden zij zich identificeren met de termen ‘zwart, migrant en vluchteling’ als beschrijving van gemarginaliseerde etnische posities in de Nederlandse samenleving. De betekenissen die de geadopteerden toekennen aan hun eigen etnische identiteit bleken niet aan te sluiten bij het gehanteerde begrippenapparaat. Bovendien bleken de geadopteerden in staat het begrippenapparaat aan de hand van hun eigen ervaringen van kritische kanttekeningen te voorzien. Dit riep de vraag op hoe geadopteerden van kleur zichzelf positioneren en benoemen in bestaande vertogen over etniciteit, die overigens altijd gekoppeld zijn aan gender.9 De reacties van studenten gaven een eerste inzicht in de interetnische ervaringen van geadopteerden van kleur die zijn opgegroeid in ‘witte’ families. Deze ervaringen geven legitimiteit aan schijnbaar tegengestelde betekenissen en ervaringen waarin ‘raciale’/etnische scheidslijnen worden overschreden.10 Geadopteerden van kleur nemen grofweg drie posities in: ze vertellen zich te identificeren als wit of Nederlands zonder zich verbonden te voelen met hun etnische herkomst, zich verscheurd te voelen, of ze voelen zich verbonden met zowel hun Nederlandse identiteit als met hun land van herkomst, omdat zij zich willen identificeren met de verschillende gemeenschappen, families en geschiedenissen waar zij als geadopteerden deel van uitmaken. Deze identificaties van geadopteerden van kleur geven stof tot nadenken over diepgewortelde, essentialistische aannames over identiteit, over vooronderstellingen ten aanzien van fysieke kenmerken die signaleren dat iemand ‘zichtbaar’ tot een bepaalde etnische achtergrond behoort. De mogelijkheid van het innemen van een subjectpositie die een meervoudige identificatie van etniciteit en cultuur voorstaat en die dus anders is dan bestaande, elkaar uitsluitende noties van witheid en zwartheid geeft inzicht in de realiteiten van het leven tussen de termen zwart en wit. De strategieën en vaardigheden van geadopteerden van kleur leggen vaak onbespreekbare grenzen bloot om op eigen termen invulling te geven aan een complexe identiteit. De wijzen waarop de etnische herkomst van geadopteerden van kleur wordt beschouwd en de waarde die hieraan wordt toegekend door instituties, adoptieouders, families en de sociale omgeving is van invloed op de manier waarop geadopteerden zichzelf op hun eigen termen kunnen zien. We willen hier kort stilstaan bij een belangrijke term die gebruikt wordt in dit rapport: de complexe en in Nederland ongebruikelijke notie ‘van kleur’ wanneer we over interetnische geadopteerden spreken. Deze term heeft een eigen politieke geschiedenis en een specifieke betekenis in dit rapport. De feministische cultureel theoretica Ruth Frankenberg (1993) stelde de notie ter discussie dat alleen mensen van kleur een etnische positionering hebben. In deze zin gaf 9 Het begrip gender verwijst naar sociale en culturele betekenissystemen die ten grondslag liggen aan machtsrelaties en verschillen tussen mannen en vrouwen en naar betekenissen die worden toegekend aan mannelijkheid en vrouwelijkheid. Betekenissen van gender verhouden zich altijd tot betekenissen van etniciteit doordat deze elkaar, afhankelijk van de sociaalhistorische context, beïnvloeden. De wetenschap die zich toelegt op de bestudering van gender heet Vrouwenstudies of Gender Studies. 10 In navolging van Hall gebruiken we ‘ras’ en etniciteit als twee kanten van dezelfde medaille (2000). In hoofdstuk 2 komen we daar uitgebreider op terug. 7 zij gehoor aan de reeds lang noodzakelijke taak van het problematiseren van witheid als etnische positie. Haar doel was om witheid zichtbaar te maken, een etnische positionering die voorheen schijnbaar onzichtbaar was voor degenen die de privileges ervan ervaren. Wij willen benadrukken dat iedereen in de Nederlandse samenleving op - asymmetrische manieren - wordt beïnvloed door ‘ras’ en racisme. In dit rapport wordt de notie ‘van kleur’ gebruikt om betekenis te geven aan de donkere huidskleur/pigmentatie van geadopteerden en wel om twee redenen. Ten eerste om te onderschrijven hoe pigmentatie ertoe doet als markering van zichtbaar anderszijn van geadopteerden van kleur in de Nederlandse samenleving. Wij zullen laten zien welke rol kleur speelt voor geadopteerden in de wisselwerking tussen identiteitsformatie en racisme. De postkoloniale theoretica Gayatri Spivak benoemt deze specifieke vorm van racisme als “chromatisme," het maken van onderscheid op basis van het zichtbare verschil in huidskleur (1986: 235; zie ook Ahmed 1998). Sara Ahmed gaat in op de racistische betekenisgeving van huidskleur en beschrijft het culturele verschil tussen hip getint, olijfkeurig of “gebrandmerkt ” te zijn als zwart. De betekenisgeving van die verschillende nuances in huidskleur ligt niet voor eens en altijd vast, maar ondergaat verandering in de tijd. Wij veronderstellen dat in Nederland de ‘receptie’ van donkerharige, olijfkleurige Zuid Europeanen, zoals Grieken, Italianen en Spanjaarden, in de loop van de tijd veranderd is en ook naar regio verschilt. Slechts door empirisch onderzoek kunnen dergelijke veranderingen en verschillen vastgesteld worden. Dat is niet de bedoeling van dit rapport, maar voor zover bijvoorbeeld Grieks geadopteerden zich al of niet herkennen in de ervaringen zoals beschreven in de volgende hoofdstukken, draagt dit alleen maar bij aan een verfijning van ons begrip van de werking van chromatisme in de Nederlandse samenleving. Geracialiseerde etniciteit is dat wat ‘van kleur’ is, waardoor witheid als universeel, onzichtbaar en ongemarkeerd blijft gelden waartegen Anders zijn wordt gemarkeerd. Chromatisme opereert niet in gelijke mate voor alle etnische minderheden. Het is afhankelijk van de wijze waarop de nationale of regionale context witheid definieert. De mate waarin bovengenoemde groepen als Anders gezien worden is ook afhankelijk van het totale etnische landschap en of er Andere Anderen zijn, die zich nog intenser als afwijkend van de witte norm laten kenschetsen. Dit is de algemene theorie of sociale logica die de geleefde ervaring van geadopteerden beïnvloedt en waarmee zij moeten omgaan. De tweede reden voor het gebruiken van de term geadopteerden ‘van kleur’ is dat wij deze term als interventie willen inzetten in het geïndividualiseerde vertoog rond geadopteerd zijn, waarin elk geadopteerd persoon zelf strategieën moet bedenken voor het omgaan met kwesties van ‘ras’ en etniciteit zonder te beschikken over kritische termen of instrumenten om dit te doen. In Nederland is het nog weinig gebruikelijk om na te denken over ‘ras’/etniciteit als een persoonlijk en maatschappelijk organisatieprincipe, waardoor geadopteerden van kleur steeds weer ieder voor zich het wiel uit moeten vinden. Met de inzet van de term ‘van kleur’ hopen wij bij te dragen aan de formatie van een ‘imaginaire gemeenschap’ van geadopteerden van kleur, die ondanks onderlinge verschillen met betrekking tot etniciteit, gender, klasse en nationale herkomst, overeenkomsten vertonen in hun geleefde ervaringen en identiteitsformaties. Dit onderzoek is uitgevoerd door de leerstoelgroep Gender Studies van de Faculteit der Geesteswetenschappen/Letteren aan de Universiteit Utrecht. Wij willen een bijdrage leveren aan bestaande kennisproductie over adoptie en de identiteitsformaties van geadopteerden van kleur, alsmede aan kennisproductie binnen interdisciplinaire Gender Studies. Wij maken gebruik van een kwalitatieve set van interpretatieve praktijken die afgeleid zijn van de overlappende terreinen van feministische theorie, Postkoloniale en Culturele Studies (Franklin, Lury and Stacey 2000). In dit soort onderzoek nemen kwantitatieve kwesties van representatieve legitimiteit die van belang zijn in andere wetenschappelijke disciplines een minder belangrijke plaats in. Wij houden ons bezig met diepgaand kwalitatief onderzoek naar de culturele categorieën die ten grondslag liggen aan discoursen, representaties en identiteitsformaties. Kenmerkend aan onze benadering van de 8 identiteitsformaties van geadopteerden van kleur is onze focus op dominante en hun eigen representaties van wie zij zijn en op de discoursen waarvan daarbij gebruik gemaakt wordt. In meer algemene zin wil dit onderzoek een bijdrage leveren aan onderzoek en theorievorming over identiteit en aan de wijzen waarop termen zoals etniciteit worden geconceptualiseerd. Er is relatief veel Nederlands onderzoek verricht naar interlandelijke adoptie en jonge interlandelijke geadopteerden in vergelijking met het weinige onderzoek naar (interetnische) binnenlandse adoptie. Volwassen buitenlands geadopteerden zijn nog relatief weinig aan bod gekomen in Nederlands wetenschappelijk onderzoek. Dit geldt zowel voor volwassen geadopteerden als onderzoeksgroep, als voor onderzoek naar betekenissen van de etnische afkomst van buitenlands geadopteerden11. Twee studies waarin identiteitsvorming van volwassen geadopteerden en etnische afkomst wordt onderzocht zijn die van René Hoksbergen et al. en van Hester Storsbergen over de identiteitsvorming van jongvolwassen Grieks geadopteerden (Hoksbergen et al. 1995; Storsbergen 2004). Onderzoek naar de rol van etniciteit in de individuele en collectieve identiteitsformatie van geadopteerden van kleur vanuit een feministisch geesteswetenschappelijk perspectief is om verschillende redenen zinvol. Enerzijds omdat in de gangbare sociologische en psychologische studies naar de ontwikkelingsproblematiek van buitenlandse adoptiekinderen en jongvolwassen geadopteerden vaak belangrijke essentialistische noties als ‘ras’ als ongeproblematiseerde categorieën fungeren en het zogenaamd biologische fundament van deze termen niet ter discussie wordt gesteld. Anderzijds kan dit geesteswetenschappelijk perspectief een belangrijke bijdrage leveren aan het conceptualiseren van een kader van waaruit op een nieuwe manier nagedacht kan worden over de subjectiviteiten die door transnationale en interetnische adoptie worden gevormd. Bovendien kan deze benadering ruimte bieden voor het stellen van belangrijke, andere identiteitsvragen die voortkomen uit realiteiten die buiten de disciplinaire grenzen van een meer traditioneel identiteitsbegrip vallen. Onderzoek dat de complexe identiteitsvorming van geadopteerden van kleur nadrukkelijk aan de orde stelt kan ook bijdragen aan het uitbreiden van bestaande feministische intersectionele theorievorming ten aanzien van gender, etniciteit, en identiteit. Intersectionele theorie gaat er vanuit dat ervaringen en betekenissen nooit alleen over ‘ras’/etniciteit gaan, maar altijd tegelijkertijd ook over gender en andere categorieën van maatschappelijke betekenisgeving zoals klasse, seksualiteit en generatie (Wekker en Lutz 2001). Voor subjecten die zich identificeren als noch wit noch zwart, of zich dan weer als zwart en dan weer als wit zien is er tot nu toe weinig wetenschappelijke aandacht geweest. 2 Leeswijzer Dit rapport “Je hebt een kleur, maar je bent Nederlands.” Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur, vormt een kritische, interdisciplinaire verkenning van noties en representaties van etniciteit en identiteit van jongvolwassen geadopteerden van kleur. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe identificeren volwassen geadopteerden zich in relatie tot vertogen over kleur, ‘ras’/etniciteit en gender? Hoe zien zij zichzelf? Hoe worden zij en hun andere identiteit beschouwd, in individuele, maatschappelijke en politieke zin? Dit rapport beantwoordt deze vragen aan de hand van de volgende deelvragen: • Wat zijn de verschillende discoursen over etnische identiteit met betrekking tot geadopteerden van kleur, over etnische en culturele verschillen en interlandelijke adoptie die circuleren in de Nederlandse samenleving in het algemeen en in het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie in het bijzonder? (hoofdstuk 1). 11 Een voorbeeld van Nederlands onderzoek naar volwassen Nederlands geadopteerden is het longitudinaal onderzoek naar de effecten van zoekacties van volwassen Nederlands geadopteerden door Dymphie van Berkel en Myriam Kaptein uit 2004. 9 • • Hoe veranderen identificaties van geadopteerden van kleur bestaande sociale aannamen over hun identiteiten en loyaliteiten? En hoe stelt de specifieke positionering van geadopteerden van kleur vanzelfsprekende aannamen over de aard van verwantschap en familie in de Nederlandse samenleving ter discussie? (hoofdstuk 2). Van welke zelf-representaties maken geadopteerden van kleur gebruik en wat zijn de kenmerken van hun collectieve zelfidentificaties, zoals die op hun eigen websites tot uitdrukking worden gebracht? (hoofdstuk 3). 10 1. Geadopteerden van kleur? Begrippen en Achtergronden. Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we de term ‘geadopteerden van kleur’ en het theoretisch kader en de inbedding van het onderzoek. Tevens geven we een beknopt overzicht van de wijzen waarop in het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie met het concept etnische identiteit is omgegaan. ‘Geadopteerden van kleur’ is een term die wijzelf ontworpen hebben. Nieuwe termen komen tot stand in wetenschappelijk onderzoek wanneer bestaande terminologie ontoereikend is en bepaalde fenomenen niet in alle complexiteit weet te vatten. De situatie waarin buitenlands geadopteerden met een donkere huidskleur zich bevinden is complex. In dit rapport laten we zien hoe (jong)volwassen geadopteerden van kleur met ideeën over kleur, ‘ras’ en etniciteit omgaan die leven binnen het adoptiegezin en in de Nederlandse samenleving (hoofdstuk 2). Ook gaan we in op de wijze waarop zij samen met andere geadopteerden, vormgeven aan eigen ideeën over hun herkomst en de migratie naar Nederland ten gevolge van afstand en adoptie (hoofdstuk 3). Wij gaan er vanuit dat geadopteerden van kleur zich met ideeën over kleur, ‘ras’ en etniciteit geconfronteerd zien binnen het gezin en in het publieke domein. Deze twee ‘sferen’ bestaan nadrukkelijk niet los van elkaar. Het eigen denken van geadopteerden over zichzelf in termen van kleur, ‘ras’ en etniciteit wordt beïnvloed door deze ideeën – ook wel ‘vertogen’ genoemd – en kan hetgeen algemeen geldend is van kritisch commentaar voorzien. De op Martinique geboren sociaal filosoof en psychiater Frantz Fanon gaf in zijn boek Black Skin, White Masks (1952) een beroemd geworden persoonlijk voorbeeld van een confrontatie tussen een individu met een donkere huidskleur en een racistisch vertoog, in dit geval geuit door een jongetje. Dit voorbeeld halen wij hieronder aan. Look, a negro! Fanon loopt in Parijs op straat en komt een wit kind met zijn moeder tegen. Het witte kind staart naar de man uit Martinique en wendt zich tot zijn moeder: “Mama, kijk een neger! Ik ben bang” (Fanon 1967: 112).1 Fanon voelt zich op afschuwelijke wijze ontleed worden door de witte ogen die naar hem staren en die zijn individualiteit vernietigen. Dit type racisme, – chromatisme zoals we gezien hebben – reduceert de persoon van kleur tot niets meer dan zijn/haar huidskleur. Zulke daden, waarin de zwarte persoon wordt gereduceerd tot de Ander in relatie tot de witte norm, laten zien dat zwarte identiteit in westerse samenlevingen wordt gecreëerd door witte of zogenaamd ‘kleurloze’ mensen. Zwarte mensen worden gecast in hun rollen, maar, zo betoogt Fanon, zij zouden hun witte maskers af dienen te werpen en trots moeten zijn op hun geschiedenis en zichzelf. De hypothese van dit onderzoek luidt dat de erkenning van zwarte en meervoudige identiteiten en geschiedenissen waartoe Fanon oproept wel eens van groot belang zou kunnen zijn voor geadopteerden van kleur die opgroeien in ‘witte’2 families in Nederland, in een gemeenschap met een witte norm voor Nederlands zijn en in een land dat gekenmerkt wordt door een niet uit te wissen verleden als koloniale macht. Fanon theoretiseerde de positie van zwarte subjecten in een door de witte etniciteit gedomineerde samenleving als een onmogelijke, dubbele positie. De manier waarop hij Vertaling van auteurs De termen ‘wit’ en ‘zwart’ verwijzen niet naar werkelijke huidskleuren, maar respectievelijk naar dominante en gemarginaliseerde etnische positioneringen in de samenleving. 1 2 11 schrijft over zwarte subjecten – ‘black skin, white masks’ – kan de manier waarop geadopteerden van kleur in de Nederlandse samenleving gepositioneerd zijn verduidelijken. In feite geeft Fanon, die een achtergrond heeft als psychiater, een groepsdiagnostiek van ‘raciale’ en etnische identiteit, waarin de hiërarchische tegenstelling of dialektiek tussen personen met een zwarte en witte huidskleur een beknellende vorm van collectieve geestelijke ziekte gecreëerd heeft. Zowel witte als zwarte personen zitten gevangen in hun aparte identiteiten, maar zwarte identiteit wordt gemarkeerd door een innerlijke gespletenheid. Zo’n ongezonde gespletenheid komt voort uit de vervreemding die de zwarte man3 ervaart doordat de wijze waarop hij spreekt en zich gedraagt afhankelijk is van de witte of zwarte mensen die hij tegenover zich vindt. ‘Black skin, white masks’ drukt de gespletenheid uit die wordt opgedrongen aan zwarte mensen ten gevolge van een racistisch koloniaal regime. Fanon wilde een oplossing bieden voor deze culturele ziekte en volgens hem was het theoretiseren ervan de eerste stap in de richting van een einde aan racisme. Direct verwijzend naar Sigmund Freud die vroeg ‘Wat wil de vrouw?’ stelt Fanon de vraag: ‘Wat wil een zwarte man?’ Zijn antwoord was: de zwarte man wil wit zijn. Dit ongezonde verlangen wordt opgedrongen door de witte cultuur, kolonialisme, slavernij, een exclusieve witte wijze van het vertellen van geschiedenis, waarin witheid de impliciete standaard is voor zaken als menselijkheid, schoonheid, educatie en vooruitgang. De keerzijde van deze medaille is dat witte mensen gevoed worden in hun geloof dat zij superieur zijn, in hun denken dat zij behoren tot de enige traditie van progressieve civilisatie. Deze opvoeding tot witheid versus zwartheid komt voort uit dominante versies van de westerse cultuur, vanaf het moment dat wij taal leren als kinderen of als immigranten. Kenmerkend voor het Nederlandse raciale regime is bovendien de stelselmatige ontkenning van de betekenis van ‘ras’ (Goldberg 2006). Fanons analyse kan worden vertaald naar de individuele en collectieve psyche van geadopteerden van kleur; vanaf het moment dat zij arriveren in Nederland worden zij onbewust getraind in het verlangen naar de witte norm die hen omringt. Zij nemen witte maskers aan en een Nederlandse nationale identiteit. Tegelijkertijd worden zij in de spiegel of door anderen herinnerd aan hun andere huidskleur en andere etnische afkomst. Fanon zou zeggen dat geadopteerden van kleur trauma’s ontwikkelen door confrontaties met een neerbuigende witte wereld.4 In dit onderzoek gaan wij er vanuit dat personen, waaronder geadopteerden van kleur, op impliciete en expliciete wijze commentaar leveren op deze witte norm. Het theoretisch fundament hiervoor geeft onder andere Patricia Hill Collins. Waar Fanon een founding father van de culturele studies is, kan van Collins gezegd worden dat zij één van de founding mothers van de anti-racistische feministische epistemologie is. Collins kenschetst de subjectpositie van zwarten in een door de witte norm gekenmerkte context als die van zogenaamde outsiders within’ (Collins 1991). Zwarte vrouwen in een door witte mannen (en vrouwen) gedomineerde samenleving kennen twee werelden van binnenuit, namelijk de zwarte gemeenschap en de witte samenleving. In de samenleving zijn zij buitenstaanders die op basis van een vaak gemarginaliseerde positie functioneren en zodoende een speciale kennis verwerven van dominante contexten, die stilzwijgend voor ‘universeel’ en ‘normaal’ doorgaan. Collins draaide de situatie van onderdrukking of de structurele machtsongelijkheid tussen zwarte vrouwen en witte mannen/vrouwen om, 3 Fanon, als kind van zijn tijd, gebruikte het mannelijk subject als norm, – een praktijk die nog steeds veelvuldig voorkomt. 4 Hoewel er – min of meer – consensus bestaat over het feit dat ‘ras’ geen empirische referent heeft, wil dat niet zeggen dat racisme daarmee verdwenen is (Gilroy 2000). Mensen van kleur hebben daardoor traumatische ervaringen. Fanon: “Voor iemand wiens enige wapen de rede is, is er niets neurotischer dan contact met onredelijkheid” (Fanon 1952: 118; vertaling door auteurs). 12 net zoals de filosoof Hegel dat deed met de Meester en de Slaaf. Epistemologe Sandra Harding systematiseerde dit gedachtegoed in het feministische standpuntdenken (Harding 1991). Het standpuntdenken benadrukt het belang van de historische en materiële gesitueerdheid van kennis en kennisproductie om zo zichtbaarheid te geven aan de specifieke stemmen en kennis van gemarginaliseerde groepen. Een situatie van onderdrukking wordt in de handen van Hegel, Harding en Collins een situatie die bijzonder geschikt is voor kennisproductie – een sociaal nadeel houdt een epistemologisch voordeel in (Harding 2004). Het zijn volgens Collins juist zwarte vrouwen in ongunstige posities die precies weten hoe de witte samenleving in elkaar steekt – juist omdat zij er wel én geen deel vanuit maken. Een voorbeeld geven wij hieronder. Outsiders within Een voorbeeld dat laat zien op welke wijze zwarte vrouwen over méér kennis dan gebruikelijk beschikken is dat van de zwarte of moslim schoonmaakster die de infrastructuur van het gebouw waarin zij werkte van binnenuit kende en tegelijkertijd deconstrueerde als ingegeven door ongelijke gender- en ‘raciale’/etnische verhoudingen. ‘Infrastructuur’ blijft vaak onzichtbaar – het is het meest vanzelfsprekende onderdeel van het dagelijks leven (Star 1991). De schoonmaakster echter moest het directietoilet schoonmaken en vervolgens vele verdiepingen naar beneden afleggen om zelf naar de wc te gaan. Toen zij inzag dat deze situatie niet natuurlijk of vanzelfsprekend was, maar ideologisch van aard en ingegeven door structurele machtsongelijkheid, en zij er vervolgens tegen optrad door wèl van het directietoilet gebruik te maken, werd de infrastructuur blootgelegd en de vanzelfsprekendheid ervan gedeconstrueerd (Collins 1991: 28). Het zij opgemerkt dat deze kennis pas boven water komt als kennis met de zelfbenoeming ‘van kleur’ of ‘outsider within’ en door uitwisseling met andere gemarginaliseerde vrouwen (Harding 2004). Collins’ term ‘outsiders within’ is een inspiratiebron geweest voor de auteurs van het boek Outsiders Within: Writing on Transracial Adoption (Trenka, Oparah and Shin, eds. 2006). In dit boek wordt de theorie van Collins als uitgangspunt genomen voor het articuleren van het perspectief van zogenaamd ‘transraciaal’ geadopteerden ten aanzien van hun identiteiten en ervaringen.5 Zij hebben ervoor gekozen zichzelf als transraciaal te benoemen om de kritische rol die ‘ras’ en raciale identiteit spelen binnen transnationale en transraciale adoptie te benadrukken. De kennistheoretische inzichten die deze geadopteerden bieden door hun positionering zowel binnen als buiten het dominante vertoog, bieden tegenwicht aan het debat over adoptie dat volgens de auteurs in de Verenigde Staten tot op heden eenzijdig was, want vanuit het perspectief van adoptieouders óver geadopteerden ging. Het merendeel van de auteurs is zelf transraciaal geadopteerd en verbindt hun ervaringen of hun betrokkenheid bij transraciale adoptie, met hun diverse professionele achtergronden en interesses als wetenschapper, activist, schrijver en kunstenaar. Ons project sluit aan bij dat van het boek Outsiders Within. Met het ontwerpen en inzetten van de term ‘geadopteerden van kleur’ hanteren wij de strategie van zwarte feministen en van standpuntdenkers als Hegel, Harding en Collins. Met de term zelf bouwen wij voort op de term ‘vrouwen van kleur’ die in de jaren ’60 en ’70 is ontworpen door (Amerikaanse) zwarte feministen. Zij wilden recht doen aan hun specifieke positie binnen Zie ook de multidisciplinaire bloemlezing In Search of Belonging: Reflections by Transracially Adopted People (Harris ed. 2006) Hierin worden de verhalen en ervaringen van 57 ‘transraciaal’ geadopteerden uit GrootBrittannië weergegeven. De publicatie is uitgegeven door BAAF, British Association for Adoption and Fostering. 5 13 een door witte feministen gedomineerde vrouwenbeweging en een door witte mannen gedomineerde samenleving. Zij haakten in op de in opkomst zijnde politieke betekenis van de termen ‘van kleur’ en ‘zwart’ als aanduidingen van een bewustzijn van de gemarkeerde positie van zwarte en anderszins ‘gekleurde’ mensen. Het achtervoegsel ‘van kleur’ geeft een bewustzijn aan van de structureel ongelijke sociale positie van een bepaalde groep die tot een andere etniciteit behoort dan degenen die maatschappelijk worden geïdentificeerd als wit of ‘kleurloos’/universeel en het epistemologische voordeel dat daarmee gepaard gaat. Zwarte feministen kozen zelf de term ‘vrouwen van kleur’ en gaven de term een positieve, politieke connotatie mee. Met ‘vrouwen van kleur’ werd een politieke strategie aangeduid die sociale uitsluiting op basis van gender en een zwarte of gekleurde positionering wilde blootleggen en tegengaan (Moraga and Anzaldúa eds. 1981). Het achtervoegsel ‘van kleur’ had dus ook een kennistheoretische betekenis: de ongunstige sociale positie van zwarten in een witte context werd omgezet in een gunstige positie voor de productie van kennis over die ongemarkeerde context. Wij zetten de term ‘geadopteerden van kleur’ in om in ons onderzoek vaak goed verborgen kennis en vaardigheden van geadopteerden die in Nederland leven naar boven te halen. Ondanks verschillen tussen geadopteerden van kleur gebruiken wij de overeenkomsten in hun subjectpositie om een (impliciet) commentaar op de Nederlandse context op het spoor te komen in hun handelen, spreken en schrijven. Deze commentaren bespreken wij in hoofdstukken 2 en 3. Bij het ontwerp en gebruik van nieuwe termen is voorzichtigheid geboden. Elke nieuwe term roept nieuwe in- en uitsluitingsmechanismen in het leven, waarvan de onderzoekers zich bewust moeten zijn.6 Duidelijk moet ook zijn dat ook een nieuwe term een constructie is en geen natuurlijk gegeven. Tegelijkertijd is het zo dat wij met de term ‘geadopteerden van kleur’ willen inzoomen op de overeenkomsten tussen buitenlands geadopteerden die in Nederland wonen. Deze overeenkomsten (en verschillen) zijn tot nu toe grotendeels onderbelicht gebleven. We veronderstellen dus dat onze constructie een zekere werkelijkheid kan blootleggen die zonder tussenkomst van onze terminologie niet boven water was gekomen vanwege de ‘infrastructuur’ van de Nederlandse samenleving. Dit onderzoek kenmerkt zich door zekere tijds- en ruimtebeperkingen, maar het is noodzakelijk om enkele sleutelbegrippen en -debatten te bespreken en van Een voorbeeld vormt de representatie van binnenlands geadopteerden. Dit onderzoek richt zich op buitenlands geadopteerden. Op basis van dit gegeven kan de ongefundeerde conclusie worden getrokken dat alleen buitenlands geadopteerden ‘van kleur’ zijn en binnenlands geadopteerden ‘wit.’ Binnenlands geadopteerden van kleur hebben vooralsnog geen specifieke aandacht gekregen in onderzoek of literatuur over adoptie (met uitzondering van onderzoek naar adoptie van Joodse kinderen van Flim 1992 in Hoksbergen et al. 1995; Van Dorp en Venema 1994). De onzichtbaarheid van binnenlands geadopteerden van kleur wordt versterkt door het feit dat instanties in het verleden geen gegevens hebben bijgehouden over het aantal Nederlandse adoptiekinderen van kleur, ook zijn er geen gegevens over het plaatsingsbeleid ten aanzien van deze groep adoptiekinderen. Redenen voor deze lacune kunnen zijn het niet documenteren van hun specifieke etniciteit, mede omdat de Nederlandse namen van deze kinderen op papier niet verwijzen naar deze afkomst. Een andere reden is het historische “gesloten adoptiesysteem” (Coppens et al. in De Leeuw & van Tuyll (red.), 1997: 33) waarin de banden tussen biologische moeder of ouders en het afgestane kind definitief als verbroken werden beschouwd door afstand ter adoptie. Net als de biologische herkomst zou de etnische achtergrond van het adoptiekind gezien kunnen worden als behorend tot het verleden en niet als onderdeel van de nieuwe identiteit die door adoptie tot stand komt. Erkenning van de praktijk van binnenlandse interetnische adoptie als verschillend van enerzijds binnenlandse intra-etnische adoptie en anderzijds transnationale interetnische adoptie verandert de (representatie van de) historische praktijk van Nederlandse, binnenlandse adoptie. Daarmee verandert ook het eenduidige, normatieve beeld dat domineert in onderzoek, literatuur en de hulpverlening met betrekking tot Nederlandse adoptie van binnenlands geadopteerden als een homogene witte groep ( zie bijvoorbeeld Bannink 2000; Hoksbergen 1997; Coppens et al. in De Leeuw & van Tuyll 1997: 37). 6 14 kanttekeningen te voorzien. In dit hoofdstuk leggen we eerst uit wat we onder de termen etniciteit en etnische identiteit verstaan (paragraaf 1). Daarna volgt een kritische bespreking van het adoptie concept en van een aantal andere, veel gebruikte, verwante termen, zoals buitenlandse en interlandelijke adoptie. Wij beargumenteren waarom wij de term transnationale adoptie, met zijn sterke connotatie van asymmetrische verhoudingen tussen ‘ontvangende’ en ‘zendende’ landen en families, hanteren. Vervolgens zoeken we aansluiting bij recente, voornamelijk Angelsaksische theorievorming op het terrein van transnationale adoptie met behulp van het begrip the silent migration (paragraaf 2). Een volgend aandachtspunt vormt het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie, waarbij we ons met name richten op de verschillende aannames ten aanzien van het vraagstuk van de etnische identiteit van transnationaal geadopteerden. Hier maken wij aannemelijk waarom een geesteswetenschappelijk perspectief, aandacht voor de eigen stemmen van (jong)volwassen geadopteerden en voor een inclusieve, intersectionele benadering belangrijke interventies zijn (paragraaf 3). Tenslotte geven wij een beknopt overzicht van de diverse Nederlandse organisaties en verenigingen waar volwassen geadopteerden van kleur terecht kunnen met identiteitsvragen die samenhangen met etniciteit en adoptie (paragraaf 4). 1 Definities van etniciteit en etnische identiteit Binnen Genderstudies, Postkoloniale Studies en Culturele Studies gebruiken we de term etniciteit in plaats van ‘ras’ om structurele verschillen en machtsongelijkheden tussen mensen aan te duiden die te maken hebben met herkomst, uiterlijk, cultuur, taal, religie, etc.. De term ‘ras’ uit de biologie is decennialang gebruikelijk geweest in de mens- en geesteswetenschappen, die op onkritische wijze de idee van een ‘taxonomie’ van mensenrassen overnamen. Inmiddels weten we dat deze taxonomie geen empirische referent kent – het is een constructie van wetenschappers ingegeven door ideologie. Spreken van meerdere mensenrassen betekent het naturaliseren van bestaande door kolonisatie, slavenhandel en oriëntalisme ingegeven structurele machtsongelijkheden. Deze processen zijn door feministische en anderszins kritische onderzoekers inmiddels gedeconstrueerd (Zack 2002). ‘Ras’ is dus een problematisch begrip met een problematische geschiedenis. In het gebruik van ‘ras’ als ordeningsprincipe van witte, zwarte en gekleurde groepen mensen op basis van fysieke kenmerken sluimert vermeende inferioriteit van zwarte en gekleurde mensen en superioriteit van witte mensen. In dit rapport gebruiken we de term ‘ras’ daarom altijd tussen aanhalingstekens om te refereren aan een achterhaald biologisch begrip van raciaal verschil dat het Anders zijn van geadopteerden van kleur definieert op basis van uiterlijke en vermeende genetische kenmerken. Stuart Hall (2000) is van mening dat ‘ras’ en etniciteit twee kanten van dezelfde medaille zijn; waar bij ‘ras’ meer de nadruk gelegd wordt op biologische, onveranderlijke verklaringen van verschil, zoekt etniciteit zulke verklaringen in het culturele. Waar cultuur echter ook opgevat wordt als min of meer onveranderlijk, zijn we volgens Hall weer terug bij ‘ras’.7 In dit rapport gebruiken we ‘ras’ dus om naar de problematische wijze te verwijzen waarop het wordt gebruikt in Nederlands wetenschappelijk onderzoek en literatuur en in andere vertogen over transnationale adoptie en buitenlands geadopteerden. Waar wijzelf spreken, wordt de term etniciteit gebruikt. Van deze laatstgenoemde term zijn verschillende definities in omloop. Etniciteit verwijst in meest algemene zin naar het behoren tot een bepaalde groep en het delen in de bestaansvoorwaarden van die groep (Anthias en Yuval-Davis 1992). Deze definitie die vooral in de sociale wetenschappen 7 Het begrip ‘race’ is gebruikelijk binnen de Angelsaksische literatuur, maar in Nederland wordt het begrip ‘ras’ sinds de Tweede Wereldoorlog grotendeels vermeden. 15 gebruikt wordt, verwijst naar gemeenschappelijke kenmerken als taal, religie, de overtuiging een gemeenschappelijk verleden en een toekomst te delen, huidskleur en andere kenmerken die een gevoel van groepsidentiteit in stand houden. Het is onmiddellijk duidelijk dat deze definitie, die statisch genoemd kan worden, problemen opwerpt voor geadopteerden van kleur die het immers vaak ontbreekt aan kennis over hun afkomst en aan een gevoel van gemeenschappelijkheid met een specifieke groep. Bovendien identificeren geadopteerden van kleur die opgroeien in witte gezinnen zich mogelijk met meerdere etnische groepen en gemeenschappen. De culturele invulling die geadopteerden geven aan hun etnische herkomst en identiteit stelt de aanname dat kleur overeenkomt met een bepaalde, biologisch gegeven etnische identiteit of nationaliteit ter discussie. In haar onderzoek naar transraciaal geadopteerden van (gemengde) AfrikaansAmerikaanse afkomst schrijft Sandra Patton (2000) over de verregaande sociale geconstrueerdheid van de meervoudige etnische identiteit van geadopteerden. Dit verandert traditionele noties van zowel etniciteit als identiteit. Volgens Patton wordt transraciale (interetnische) adoptie gekenmerkt door twee factoren: geadopteerden groeien niet op bij hun biologische familie en zij groeien op in een witte omgeving waarin zij geen of beperkte toegang hebben tot etnisch meer diverse gemeenschappen om zo kennis en ervaring over hun etnische identiteit te verkrijgen. Deze factoren hebben invloed op de manier waarop geadopteerden hun etnische identiteit construeren en ervaren. Uit ons onderzoek blijkt dat geadopteerden van kleur een andere, nieuwe individuele betekenis toekennen aan hun etnische identiteit door hun socialisatie in adoptiegezinnen, waar kennis over hun etnische en culturele achtergrond ontbreekt. We hebben dit hierboven ook behandeld in de bespreking van de discussie over interlandelijke adoptie in de Volkskrant. De etnische identiteit van interetnisch geadopteerden onderscheidt zich van een traditioneel begrip van etnische identiteit door het ontbreken van een gemeenschappelijk en intergenerationeel cultureel erfgoed. Voor geadopteerden worden kennis van en toegang tot deze culturele waarden bepaald door adoptiespecifieke aspecten die hun identiteit constitueren. Tot deze factoren behoren onder andere de breuk in biologische en familiale verwantschap ten gevolge van het afgestaan en geadopteerd zijn, ervaringen van transnationale migratie, het verwerken van de adoptiestatus en het ervaren van een duale verbondenheid ten aanzien van zowel het land van herkomst als het land waarin geadopteerden opgroeien. Deze gemeenschappelijke aspecten die geadopteerden van kleur met elkaar delen zijn echter onvoldoende zichtbaar in bestaand onderzoek, omdat de belangrijkste benadering behelst dat interetnische adoptie nog steeds beschouwd wordt als individuele keuze van echtparen en gezinnen en niet als een institutionele wijze van gezinsformatie, die consequenties heeft voor identiteitsformaties. Ook geadopteerd zijn wordt gezien als de individuele problematiek van geadopteerden. Wij willen beargumenteren dat de notie van de andere etnische identiteit niet los kan worden gezien van (de invloed van) de dominante Nederlandse etnische identiteit en de witte opvoeding van geadopteerden, maar dat deze moeten worden beschouwd als aspecten die in complexe relatie tot elkaar de meervoudige identiteit van geadopteerden van kleur vormen. Daarom gebruiken wij in dit rapport “ ‘Je hebt een Kleur, maar je bent Nederlands.’ Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur” een andere, dynamischer definitie van etnische identiteit, die uit Cultural Studies afkomstig is. Identiteit wordt vaak gebruikt in alledaagse conversaties, maar heeft binnen verschillende wetenschappelijke scholen andere sets van betekenissen. De Latijnse wortel van identiteit idem betekent “hetzelfde” en verwijst naar een begrip van het zelf als onveranderlijk; de ervaring van het hebben van een kern die ten grondslag ligt aan iemands zijn. De notie van dit onveranderlijke zelf 16 is geproblematiseerd in feministische post-structuralistische theorie, waarbinnen identiteit juist wordt begrepen als procesmatig, als veranderlijk door de tijd, als historische entiteit, die binnen een discursieve context tot stand komt, en zelfs als performance (Butler 1990). Vanuit deze benadering geeft het begrip identiteit betekenis aan individuele, sociale (gedeelde en collectieve) en culturele ervaringen. In navolging van theorievorming in Culturele Studies beschouwen wij de identiteitsformatie van individuele geadopteerden als plaatsvindend in brede sociale en discursieve contexten. Een andere manier van conceptualiseren van de culturele vorming van het Zelf is door gebruikmaking van de notie van subjectiviteit. Met deze term duiden wij de dubbele positie van individuen aan. Enerzijds komen individuen tot stand door de structuren van de samenleving, door de taal en discoursen, door de betekenissen die aan belichaming, bijvoorbeeld is men man of vrouw; behoort men tot de dominante etnische groep of tot een gemarginaliseerde? – gegeven worden. In die zin zijn wij dus allemaal onderworpen aan alle sociale krachten van onze tijd en plaats. Anderzijds zijn individuen actieve subjecten van de geschiedenis, zij hebben agency, de mogelijkheid om te denken en te handelen en overgeleverde patronen en machtsongelijkheden te veranderen, vanuit hun specifieke gepositioneerdheid. Stuart Hall spreekt over etnische identiteit als een ‘productie’ die nooit is afgerond en die voortdurend opnieuw tot stand komt binnen – en niet buiten- de representatie (1991). De term etniciteit erkent de plaats van geschiedenis, taal en cultuur in de constructie van subjectiviteit en identiteit. Zij erkent dat wij allen spreken “vanuit een bepaalde plaats, geschiedenis, ervaring en cultuur en in die zin allemaal etnisch gelokaliseerd zijn” (1991: 177). De manieren waarop we tot subject gemaakt worden in de dominante representatieregimes hebben het vermogen ons onszelf te laten zien als Zelf of als Ander. In deze benadering is de interne inhoud van etnische identiteit – taal, cultuur, etc. – minder belangrijk dan de processen waardoor grenzen tussen etnische groepen gecreëerd en in stand gehouden worden. Tenslotte is belangrijk in ons gebruik van etniciteit dat het zich altijd met gender, klasse en seksualiteit verbindt. In hoofdstuk 2 wordt dit nader toegelicht. Vanaf de jaren vijftig tot eind jaren zeventig van de twintigste eeuw gold de praktijk van gesloten adoptie in Nederland. Dit hield in dat er tussen de ongehuwde, biologische moeder en de adoptieouders geen contact of uitwisseling bestond in het vermeende belang van beide partijen. De afstandsmoeder werd geacht haar leven zonder kind weer op te pakken; de adoptieouders begonnen een nieuw leven met hun adoptiekind. Deze praktijk is in de loop der tijd veranderd naar een praktijk waarin er meer openheid wordt betracht in relatie tot de verschillende belangen van elk van de drie partijen die betrokken zijn bij de zogenaamde “adoptiedriehoek”: de afstandsmoeder, geadopteerde, en de adoptieouders (Sorosky, Baran & Pannor 1978). Centraal bij deze openheid staat de verbondenheid tussen deze partijen die na afstand en adoptie blijft bestaan (Bannink 2000).8 Voor geadopteerden met een andere etnische achtergrond dan hun adoptieouders betekent het afgestaan en geadopteerd zijn naast het verlies van de biologische familie ook het verlies van de mogelijkheid om op een intieme en persoonlijke wijze hun De sociaal-politieke ideologie die ten grondslag ligt aan het denkbeeld dat afstand en adoptie in het belang was van alle partijen - de ongehuwde afstandsmoeder, het adoptiekind en de adoptieouders - is mede veranderd omdat Nederlandse afstandsmoeders begin jaren tachtig van de twintigste eeuw naar buiten traden met getuigenissen over hun traumatische ervaringen van afstand doen van hun kind ter adoptie (zie De Leeuw & van Sebille 1991). Afstandsmoeders begonnen zich uit te spreken over het trauma van afstand doen in gespreksgroepen en wilden informatie verkrijgen over hun afgestane kinderen bij instanties als de Fiom waar zij in het verleden begeleid waren in het proces van afstand doen. Tevens dienden geadopteerden zich aan met zoekvragen over hun biologische familie en herkomst bij instanties. Deze ontwikkeling veranderde het denken over de traditionele praktijk van gesloten adoptie en daarmee de hulpverlening aan betrokken partijen (Bannink 2000; De Leeuw & van Tuyll (red.) 1997). 8 17 etnische en culturele herkomst te kennen, ervaren en onderzoeken. Voor de meeste buitenlands geadopteerden is (auto)biografische kennis over de biologische moeder of ouders en over de sociale en persoonlijke omstandigheden die tot het besluit van afstand doen hebben geleid namelijk vaak onvolledig, of zelfs afwezig (van Eeuwijk 1989: 7), met als gevolg dat vragen met betrekking tot afkomst en identiteit slechts gedeeltelijk verbeeld, gesteld en beantwoord kunnen worden. Deze fragmentarische kennis over de biologische en culturele en etnische afkomst is van belang voor het kunnen construeren van een identiteit. De gefragmenteerde identiteit van geadopteerden plaatst vraagtekens bij een essentialistisch begrip van ‘etnische identiteit.’ In hoeverre ‘ben’ je Thais, Surinaams of Koreaans wanneer je op zeer jonge leeftijd bij Nederlandse ouders bent gekomen en alleen de naam of geboortedatum van je biologische moeder kent en je geen verdere kennis hebt over hoe deze haar etnische en culturele identiteit beschouwde en hoe zij zichzelf situeerde in relatie tot haar familie, etnische herkomst en geschiedenis? Waaruit bestaat de etnische identiteit van geadopteerden die als baby of als jong kind zijn geadopteerd? Kan er gesproken worden van een etnische identiteit als je niet opgroeit binnen een familie en cultuur waarin je bent geboren? Hoe verandert deze door afstand en adoptie? Hoe kun je als geadopteerde betekenis geven aan dit aspect van identiteit dat tegelijk familiair en onbekend is? Welke referentiekaders en aanknopingspunten zijn er voor geadopteerden die opgroeien in witte adoptiegezinnen en gemeenschappen om zich verbonden te voelen met hun herkomst, om deze te herclaimen en hieraan invulling te geven? Welke betekenissen heeft de etniciteit van geadopteerden in relatie tot anderen met eenzelfde land van herkomst? Deze vragen tonen de vele ambivalenties die met een adoptieve, interetnische identiteit samenhangen en compliceren identificaties van geadopteerden van kleur. Uit het werk van antropologen Eleana Kim (2005) en Barbara Yngvesson (2005) over respectievelijk geadopteerden van Koreaanse afkomst uit Noord-Amerika, Europa en Australië die een rootsreis ondernemen naar Zuid-Korea en Zweeds geadopteerden van Chileense afkomst die met hun adoptieouders teruggaan naar Chili, komt naar voren dat transnationaal geadopteerden die terugkeren naar het land van herkomst, opnieuw geconfronteerd worden met ambivalenties over hun etnische identiteit. Zij ervaren gevoelens van herkenning, maar beseffen daarnaast dat zij door hun westerse opvoeding anders zijn dan hun biologische familie en de inwoners van het land van herkomst. In paragraaf 3 gaan we nader in op de verschillende opvattingen in de literatuur over de etnische identiteit van transnationaal geadopteerden, in een samenleving waarin wordt verwacht dat je een antwoord kunt geven op vragen over je identiteit en afkomst; waarin, met andere woorden, een essentialistische definitie van etnische identiteit domineert. 2 Begripsbepaling en terminologie rond transnationale en interetnische adoptie De Nederlandse adoptiepraktijk kan worden onderscheiden in binnenlandse adoptie; de adoptie van Nederlandse – witte of gekleurde – adoptiekinderen en buitenlandse of interlandelijke adoptie, de adoptie van kinderen uit Europese en niet-westerse landen. Interlandelijke adoptie van kinderen uit niet westerse landen bestaat in Nederland sinds eind jaren zestig en kwam mede voort uit een aanzienlijke daling van het aantal Nederlandse kinderen dat ter adoptie werd afgestaan (Hoksbergen 2000; Bannink 2000). Interlandelijke adoptie is voor Nederlandse aspirant-adoptieouders vaak de enige mogelijkheid om een kind op te kunnen nemen in hun gezin. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er ongeveer 60.000 geadopteerden in Nederland die sinds de invoering van de Nederlandse adoptiewet uit 1956 uit Europese en niet- westerse landen zijn geadopteerd. Ongeveer 40.000 hiervan 18 zijn transnationaal geadopteerden (CBS 2006). Naast adoptie door echtparen komen ongehuwde ouderparen ook voor adoptie in aanmerking. Sinds 1998 is adoptie ook mogelijk voor alleenstaanden en homoseksuele ouders (Hoksbergen 2002). Adoptie van een kind kan ook voorkomen binnen biologische families. Vanaf begin jaren zestig van de vorige eeuw zijn adoptiekinderen uit landen als Griekenland, Oostenrijk, Duitsland, Joegoslavië en andere Europese landen naar Nederland gekomen (Hoksbergen 1991: 21). De interlandelijke adoptie van buitenlandse kinderen uit niet-westerse landen door Nederlandse echtparen ving aan in 1969 met de oprichting van Stichting Interlandelijke Adoptie (SIA) die in 1975 overging in Bureau Interlandelijke Adoptie (BIA) (Hoksbergen 1991: 20). Zuid-Korea is het eerste land waaruit adoptiekinderen afkomstig zijn. De oorlog tussen de Verenigde Staten en Korea (1950-1953) en de latere Vietnam oorlog zijn belangrijke contexten voor het afstaan ter adoptie van kinderen die zijn voortgekomen uit relaties tussen Amerikaanse militairen en Koreaanse en Vietnamese vrouwen. Tegenwoordig zijn er meer dan vijfendertig landen waaruit buitenlands geadopteerden afkomstig zijn. Volgens cijfers van het Ministerie van Justitie zijn de vijf belangrijkste landen achtereenvolgens: Colombia, Zuid-Korea, Sri Lanka, Indonesië en India. In de periode 1971-2000 zijn uit Colombia 4447 adoptiekinderen geplaatst in Nederlandse adoptiegezinnen. De tweede grootste groep buitenlands geadopteerden uit deze periode is afkomstig uit Zuid-Korea. Uit dit land zijn 4042 adoptiekinderen geplaatst (Hoksbergen 2002). Binnen het Nederlandse adoptiediscours is de gangbare definitie van adoptie: “het overgaan in een ander familieverband dan dat waarin je bent geboren” (Hoksbergen 1991:19). Centraal hierin staat de wettelijke verbintenis tussen adoptiekind en adoptiefamilie die door adoptie tot stand komt. Het gebruik van de term ‘ander’ in de standaarddefinitie laat zien dat adoptiefamilies op andere wijze tot stand komen dan biologische families en geeft eveneens aan dat verondersteld wordt dat ‘normale’ families biologische families zijn. Hier is volgens Cornell (2005) sprake van “het genetische privilege”, het privilegiëren van genetische familierelaties boven verwantschapsbanden die op andere wijze tot stand komen, zoals bij adoptie. Tegelijkertijd impliceert dit privilege, wat zo vanzelfsprekend is in de antropologie en andere sociale wetenschappen, ook een heteroseksuele norm (Wekker 2006). Ook concentreert deze definitie zich op de wettelijke band die door adoptie tot stand komt en wordt het verbreken van de band tussen het adoptiekind en de biologische moeder/familie door het doen van afstand hieraan ondergeschikt gemaakt. Adoptie wordt vaak beschouwd als alternatief voor biologisch ouderschap door ongewenst kinderloze echtparen en voor echtparen die uit idealistische motieven kiezen voor het vormen van een familie door middel van transnationale adoptie. In literatuur over adoptie zijn er verschillende termen in omloop die zowel verwijzen naar diverse praktijken van interlandelijke adoptie als naar de identiteiten van geadopteerden die door deze verschillende vormen van adoptie zijn gevormd. Hoewel de verschillende termen als synoniem voor elkaar worden gebruikt, vertegenwoordigen zij verschillende betekenissen. Wij zullen in een korte uiteenzetting van de verschillende termen ook tonen hoe een onderscheid tussen deze begrippen van belang is voor het conceptualiseren van de meervoudige identiteit van geadopteerden. De inzet van deze begrippenkwestie is het herdefiniëren van dominante betekenissen die gelden binnen de politiek van representatie voor geadopteerden van kleur. Het gaat hier om concrete en denkbeeldige grenzen ten aanzien van concepten van identiteit, etniciteit en nationaliteit die door middel van taal worden gecommuniceerd. Maria Root schrijft over de noodzaak om een kritisch bewustzijn te ontwikkelen ten aanzien van terminologieën als 19 representatieve systemen van in- en uitsluiting, en dat geldt met name voor mensen bij wie hun etnische identiteit tussen conventionele betekenissen in valt (Root 1996: xx).9 Voor het aanduiden van adoptie van een kind vanuit een ander land worden de termen interlandelijke, internationale, buitenlandse en transnationale adoptie gebruikt. In Nederland wordt de praktijk van adoptie van kinderen uit andere Europese en nietwesterse landen aangeduid met de term interlandelijke adoptie en meestal niet als ‘interraciale’ of ‘transraciale’ adoptie.10 Interlandelijke adoptie veronderstelt zowel zogenaamde ‘intraraciale’ adoptie – adoptie in een combinatie tussen kinderen en ouders met dezelfde ‘raciale’/ etnische achtergrond – als zogenaamde ‘interraciale’ of ‘transraciale’ adoptie – de adoptie tussen kinderen en ouders met een andere ‘raciale’/ etnische achtergrond. De term interlandelijke adoptie met de focus op de uitwisseling van adoptiekinderen tussen landen is problematisch. Het neutraliseert de etnische en culturele verschillen die bestaan tussen verschillende westerse en niet-westerse landen/ families, omdat ze onbenoemd blijven. Het verschil tussen de termen interlandelijk en interraciaal is dat de eerste de notie van ‘ras’ en etniciteit weglaat of als impliciet veronderstelt binnen adoptie, als van ondergeschikt belang. Wat daarmee impliciet blijft, is het gegeven van witte, westerse echtparen die een niet-westers kind van kleur adopteren. Het traditionele gebruik in Nederlands onderzoek om ‘interraciale’ of interetnische adoptie impliciet aan te duiden met interlandelijke of buitenlandse adoptie, geeft weer dat ‘ras,’ etnisch verschil en kleur geen specifieke rol van betekenis wordt toegedacht in het denken over adoptiefamilies. Omdat een woord, volgens Bakhtin, niet vergeet waar het geweest is, representeren de problematische termen `intra’- en `interraciale’ adoptie verschillende noties van families en verwantschap op grond van denkbeelden over ‘ras,’ etniciteit en cultuur. De praktijk van interlandelijke adoptie formeert (mede) interetnische adoptiefamilies. Interetnische adoptie is niet slechts een aspect van interlandelijke adoptie, maar kan worden beschouwd als centraal voor het verbeelden en formeren van interetnische families, zoals wij zullen laten zien. Problematisch aan de term interlandelijk is ook dat het zowel verwijst naar Europese als niet-westerse landen, naar de constructie van een bepaalde praktijk van adoptie, en niet zozeer naar de specifieke individuele identiteit van geadopteerden. Hierdoor kan het specifieke van het land van herkomst voor de identiteit van een geadopteerd persoon niet worden aangeduid. Naast de term interlandelijke adoptie bestaat de term buitenlandse adoptie die verwijst naar de andere, buitenlandse afkomst van geadopteerden. Dit is eveneens een problematische term. Het probleem met de termen ‘buitenlands’ en ‘binnenlands’ geadopteerden is dat een grens verondersteld wordt tussen landen en nationaliteiten, tussen de notie van een eigen land en een eigen nationaliteit en een ander land en nationaliteit, tussen vreemd en eigen waarbij buitenlands het vreemde representeert en binnenlands het eigene. Het lijkt absurd om volwassen geadopteerden die op zeer jonge leeftijd vanuit Zuid-Korea of Roemenië zijn geadopteerd hun leven lang aan te duiden als ‘buitenlands’. Binnenlands en buitenlands komen overeen met de problematische termen autochtoon en allochtoon die een eenduidig onderscheid maakt tussen etnische groepen op basis van afkomst (Wekker en Lutz 2001). Een onderscheid dat bovendien een aanname maakt over de rechtmatigheid van de claim op Nederlands burgerschap. Ook deze termen die op zich neutraal lijken maken dus een specifiek onderscheid dat de complexe, interetnische Vertaling van auteurs Zo gebruiken het Ministerie van Justitie en de Raad van de Kinderbescherming die als justitiële instanties betrokken zijn bij de wettelijke procedure van binnenlandse en interlandelijke adoptie, naast de term interlandelijke adoptie, de termen binnen- en buitenlands geadopteerden om zowel naar de nationale als naar de etnische identiteit van geadopteerden te verwijzen. 9 10 20 identiteiten van binnen- en buitenlands geadopteerden ondermijnt en uitsluit van een meer volwaardige representatie door middel van taal. De termen die onze voorkeur hebben, tenslotte, zijn transnationale en interetnische adoptie. Transnationale adoptie geeft de asymmetrische betekenis weer van deze praktijk waarin witte, westerse gezinnen kinderen van kleur adopteren uit niet-westerse landen (Hübinette 2005). Transnationale adoptie heeft vaak betrekking op transraciale adoptie en beide termen worden als synoniem voor elkaar gebruikt.11 Transnationaliteit en interetniciteit vooronderstellen een bewustzijn van de asymmetrische rol die ‘ras,’ etnische en culturele verschillen spelen in het creëren van verwantschap en identiteit (Cartwright 2000; Trenka et al. 2006; Dorow 2006; Ishizawa et al 2006). In plaats van een benadering die de uniciteit van een individueel paar met een kinderwens vooropstelt, doen transnationaliteit en interetniciteit een beroep op een breder spectrum van transnationale uitwisseling, waarin adoptie ingebed is. Het gehele, vaak jarenlange traject dat toekomstige adoptieouders afleggen, bijvoorbeeld, is doorspekt met keuzen ten aanzien van land van herkomst, de leeftijd, gender, etniciteit en de fysieke en geestelijke gezondheid van het adoptiekind. Dit proces kan beschouwd worden als een individueel proces, maar dat is niet het hele verhaal. Tegelijkertijd is dit proces ingebed in en reproduceert het globale verhoudingen en institutionele praktijken die ongelijkheid in stand houden. Dit onderzoek richt zich op transnationaal geadopteerden. De diverse etnische achtergronden van transnationaal geadopteerden maken deze groep niet tot een homogeen geheel. Alle transnationaal geadopteerden van kleur kennen echter een geschiedenis van transnationale migratie van een niet-westers land naar een westers land, hebben mogelijk herinneringen aan de biologische familie en cultuur van de eerste levensjaren en hebben in Nederland een etnische identiteit moeten creëren. Het doel van dit onderzoek is niet om generaliserende uitspraken over deze groep te doen, maar om te bekijken op welke wijze hun ervaringen als geadopteerden van kleur mogelijke overeenkomsten en verschillen vertonen die inzicht kunnen geven in de manier waarop er in de Nederlandse samenleving met niet-westerse etniciteit wordt omgegaan. In de volgende subparagraaf gaan we nu kort in op belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot transnationale adoptie in de Angelsaksische en Zweedse literatuur, waar wij aansluiting bij zoeken. 2.1 De “stille” migratie Dit onderzoek gaat ervan uit dat de levens van geadopteerden niet beginnen op het moment waarop zij in een nieuwe niet-biologische familie worden opgenomen, maar op een ander continent, in een ander land en binnen een andere cultuur. Aan adoptie gaat de complexe ‘keuze’ van afstand doen van een kind ter adoptie vooraf waartoe de biologische moeder (en vader) ‘besluit(en)’ ten gevolge van economische, sociale en persoonlijke omstandigheden.12 11 In de Verenigde Staten vertegenwoordigen de begrippen andere betekenissen. Met transraciale adoptie wordt in de V.S. traditioneel gerefereerd aan de binnenlandse adoptie van zwarte adoptiekinderen door witte ouders. Intra-raciale adoptie heeft betrekking op adoptie van zowel witte kinderen door witte ouders als van zwarte kinderen door zwarte ouders. De Amerikaanse adoptieonderzoeker en Koreaans geadopteerde Kim Park Nelson schrijft dat in de Amerikaanse context over transnationale adoptie niet het controversiële debat is gevoerd als met betrekking tot binnenlandse transraciale adoptie (2006: 93). 12 In welk mate de biologische moeder (en vader) werkelijk een vrijwillige keuze hebben in het besluit tot het behouden of afstand doen van hun kind ter adoptie is in hoge mate afhankelijk van de sociaaleconomische situatie in Europese en niet-westerse landen en van de dominante vertogen in deze landen ten aanzien van bijvoorbeeld minderjarig en ongehuwd moederschap, buitenechtelijke kinderen en kinderen van gemengde etnische herkomst. Een schrijnend voorbeeld hiervan is de gender ongelijkheid die voortkomt uit de één kind politiek die sinds 1979 door de Chinese regering wordt gevoerd met betrekking 21 Geadopteerd zijn wordt algemeen beschouwd als een levenslang proces dat zich in verschillende leeftijds- en ontwikkelingsfasen op andere wijze manifesteert. Afgestaan en geadopteerd zijn wordt gezien als een meervoudig verlies en (mogelijk) trauma dat geadopteerden moeten zien te verwerken (Brodzinsky et al. 1997: 23; Hoksbergen en Walenkamp (red.) 2000; Lifton 1994). Geadopteerd zijn wordt beschreven als op fysieke en psychische wijze “afgesneden zijn”, als een gevoel van vervreemding. Significant is dat dit verlies weinig sociale erkenning geniet, hetgeen van belang is voor het kunnen communiceren van gevoelens van verdriet en vervreemding door geadopteerden. Geadopteerd zijn betekent leven met vele en veelsoortige ambivalenties die een geïntegreerd zelfbesef voor geadopteerden compliceren (Brodzinsky et al. 1997). Adoptie betekent een diepgaande verandering van de persoonlijke situatie en daarmee ook een verandering van betekenissen die samenhangen met iemands sociale, nationale, etnische en culturele herkomst. De individuele geschiedenis van geadopteerden wordt niet louter bepaald door persoonlijke, maar ook door politieke en institutionele factoren binnen de transnationale context van adoptie. Het gaat dan onder andere om de relatie tussen de vraag naar niet-westerse adoptiekinderen (en het gebrek aan westerse adoptiekinderen) en het aanbod van westerse aspirant-adoptiefouders (en het gebrek aan niet-westerse aspirant-adoptieouders), tussen het beleid van zogenaamde zendende en ontvangende landen, bemiddelingsinstanties en andere maatschappelijke en justitiële instanties. Interlandelijke adoptie kan dan ook beschouwd worden als een specifieke vorm van transnationale migratie (Selman 2002) van kinderen vanuit niet-westerse landen naar het Westen. Transnationale adoptie wordt ook wel benoemd als the silent migration (Selman 2002), een term die afkomstig is van Weil (1984). De onzichtbaarheid van deze vorm van migratie komt voort uit het feit dat transnationale adoptie niet beschouwd wordt als andere vormen van migratie en zich verder onderscheidt doordat het betrekking heeft op minderjarige kinderen die zich niet hebben kunnen uitspreken over deze ‘keuze’ voor migratie. Adoptie wordt algemeen beschouwd als een familieaangelegenheid, als een fenomeen dat niets te maken heeft met andere historische of hedendaagse vormen van migratie. Binnen postkoloniaal en feministisch onderzoek wordt internationale adoptie echter gezien als een voorbeeld van hoe de westerse wereld de bevolking van voormalige koloniën transporteert naar het westen om de witte middenklasse van kinderen te voorzien (Hübinette 2007a). Deze benadering is in lijn met inzichten die de betrekkingen tussen Noord en Zuid niet langer centreren rond de koloniale extractie van grondstoffen en arbeid, maar ‘zachtere’, postkoloniale relaties op de voorgrond plaatsen: de zogenaamde chain of love, waarin huishoudsters, zorgverleensters, importbruiden, sexwerksters, jonge exotische homo’s en geadopteerde kinderen in behoeften en begeerten in het Noorden voorzien. Dit kritische standpunt ten aanzien van adoptie sluit niet uit dat witte middenklasse gezinnen van hun kinderen houden, maar brengt adoptievraagstukken van een familiale context naar een breder sociaal-politiek niveau van analyse. Ook Tobias Hübinette, afkomstig uit twee landen die diepgaand beïnvloed zijn door transnationale adoptievraagstukken, Zuid-Korea en Zweden, beargumenteert dat westers onderzoek naar adoptie een terughoudendheid laat zien in het omgaan met de minder onschuldige postkoloniale dimensies ervan. Adoptieonderzoek heeft zich volgens Hübinette vooral tot gezinsplanning. De voorkeur van Chinese ouders voor zonen omdat deze kunnen bijdragen aan het sociaal-economische voortbestaan van de familie, heeft desastreuze gevolgen voor de levenskansen en levens van meisjes. Een gevolg hiervan is het verschijnsel van meisjesbaby’s die te vondeling worden gelegd en in weeshuizen belanden waarna zij worden geadopteerd door westerse adoptieouders (zie Dorow 2006). 22 gericht op tropische ziekten bij aankomst en kwantitatief onderzoek naar hechting en aanpassing gedurende de jeugd van geadopteerden. Complete assimilatie is niet alleen een natuurlijk gegeven einddoel binnen dit soort onderzoek, het wordt voorgesteld als iets dat onproblematisch bereikt wordt met het opgroeien van de geadopteerde. Volwassen geadopteerden die zich niet conformeren aan dit idee worden beschouwd als personen die lijden aan onbehandelbare trauma’s die zij hebben opgedaan in het land van herkomst of van genetische defecten die zijn overgedragen door biologische ouders (Patton 2000; Landerholm 2003; Hübinette 2007b). Een nieuwe generatie van onderzoekers, waaronder Hübinette en de auteurs van dit rapport, stellen deze lineaire notie van identiteitsformatie van geadopteerden ter discussie en focussen zich in plaats daarvan op de eigen verhalen van geadopteerden waarin anders zijn en buitenstaanderschap centraal staan (zie Trenka, Oparah en Shin eds. 2006). Adoptie wordt in dit soort onderzoek gezien als een levenslang proces met een nadruk op het leven als volwassene. Internationale adoptie is verbonden met postkoloniale noties van hybriditeit, het participeren tussen of buiten gegeven sociale categorieën. Feministische noties over hoe seksisme en racisme met elkaar verweven zijn in zowel maatschappelijke geschiedenissen als individuele levens worden ook gebruikt om de specifieke situatie van geadopteerden te begrijpen als behorend tot een groep, waarvan de meerderheid bestaat uit vrouwen van kleur (Hübinette 2007a). Ook psychosociale gezondsheidsproblemen van geadopteerden hebben in hedendaags onderzoek aandacht gekregen. Waar vroeger vragen over kinderen en adolescenten werden beantwoord door ouders, worden in huidig onderzoek jongvolwassen en volwassen geadopteerden onderzocht. Onderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van kinderen geeft weer dat sociale problemen en gezondheidsproblemen zich vaak op latere leeftijd manifesteren. Geadopteerden in Zweden lopen, vergeleken met de gemiddelde bevolking, statistisch gezien vier tot vijf keer meer risico tot het plegen van zelfmoord (zie Hjern et al. 2002) Vele pogingen zijn gedaan om dit gegeven te verklaren. Een theorie die wij in dit verband relevant vinden is Hübinette’s notie van “multiple burdens” (2007a), het samenkomen van meerdere kritische factoren in de levens van volwassen geadopteerden. Transnationaal geadopteerden worden evenals binnenlands geadopteerden van kleur, geconfronteerd met vergelijkbare problemen als ‘witte,’ nationaal geadopteerden, maar ervaren door hun huidskleur dezelfde discriminatie als andere immigranten of vluchtelingen. Bovendien worden zij ook geconfronteerd met wat Hübinette benoemt als de genderfactor, namelijk de westerse exotisering en seksualisering van niet-witte vrouwen. Hij claimt dat afkomstig zijn uit een geprivilegieerde klasse voor geadopteerden van kleur niet in alle opzichten een voordeel is wanneer je niet wit bent. Transnationaal geadopteerd zijn betekent worstelen met de nadelen van geadopteerd zijn én geen als vanzelfsprekend ervaren claim op het Nederlanderschap te kunnen doen. Deze intersecties informeren het leven van volwassen geadopteerden. Ons onderzoek wil deze urgente vraagstukken verder exploreren. Het is een poging om verder te gaan dan traditionele benaderingen in eerder onderzoek door vrij algemeen aanvaarde opvattingen over transnationale adoptie ter discussie te stellen aan de hand van de verhalen van geadopteerden zelf. Tegen de hierboven geschetste postkoloniale achtergrond van transnationale adoptie, willen we in dit rapport onderzoeken op welke wijze geadopteerden omgaan met hun herkomst binnen de Nederlandse context. Tegenwoordig fungeert de adoptiestatus van geadopteerden niet langer als onomkeerbare grens tussen de geschiedenis van een ‘biologische’ identiteit en een adoptieve identiteit, 23 ofwel tussen heden en verleden, maar zijn deze verbonden door de mogelijkheden voor geadopteerden van postadoptieve zoekacties naar hun biologische familie en geschiedenis en het ondernemen van rootsreizen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de hedendaagse wettelijke betekenis van adoptie kan worden gezien als één, zij het een belangrijk zo niet fundamenteel, aspect van een familiale identiteit van geadopteerden die kan worden geëxploreerd en uitgebreid doordat geadopteerden in sommige gevallen op zoek kunnen gaan naar hun biologische familie en mogelijk nieuwe relaties met hen kunnen ontwikkelen. Deze mogelijkheden geven nieuwe betekenissen aan traditionele noties van verwantschap en identiteit. De manier waarop wij pre-adoptieve en postadoptieve identiteit definiëren is constructivistisch: wij gaan ervan uit dat zowel de ‘biologische’ als de adoptieve identiteit geconstrueerd worden en elkaar co-constitueren. Dat laatste betekent dat wij de pre- en postadoptieve identiteiten niet los van elkaar zien en dat geen van beide een ‘oorspronkelijke’ identiteit vertegenwoordigt. Wij beweren dat zowel de zogenaamd door de biologie of land van herkomst ingegeven identiteit als de Nederlandse identiteit als het ware moeten worden ‘geadopteerd.’ 3 Het Nederlandse wetenschappelijk debat over interlandelijke, in het bijzonder ten aanzien van etnische identiteiten van transnationaal geadopteerden Wij willen met dit onderzoek een bijdrage leveren aan het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie en geadopteerden dat met name wordt gevoerd door sociologen en pedagogen. In Nederland wordt het wetenschappelijk onderzoek naar adoptie structureel uitgevoerd aan de universiteiten van Utrecht en Leiden. De leerstoel Studie van Adoptie staat onder leiding van Prof. dr. Femmie Juffer en is sinds 2000 gevestigd in Leiden. Het Leidse Adoptiedriehoek Onderzoeks Centrum (ADOC) is deel van de afdeling Algemene en Gezinspedagogiek-Datatheorie en richt zich op (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek naar de problematiek van adoptie voor elk van de drie partijen van de adoptiedriehoek. Het ADOC richt zich op het bijeenbrengen, stimuleren en toegankelijk maken van wetenschappelijk onderzoek naar adoptie. Van 1984 tot 2000 was de leerstoel Studie van Adoptie aan de Universiteit Utrecht gevestigd. Het Utrechtse centrum onder leiding van emeritus professor René Hoksbergen is onderdeel van de Faculteit Sociale Wetenschappen en richt zich op adoptie en niet-genetisch ouderschap. Beide onderzoekscentra leveren een belangrijke bijdrage aan onderzoek naar adoptie vanuit sociaal wetenschappelijke perspectieven. Het is ons doel te laten zien dat in het psychosociale perspectief dat dominant is binnen het Nederlands wetenschappelijk onderzoek naar adoptie bepaalde aannames naar voren komen die een normatief begrip inhouden ten aanzien van de identiteiten van geadopteerden van kleur. Centraal in het onderzoek staat de psychosociale ontwikkeling van buitenlandse adoptiekinderen en adolescenten, met als belangrijk thema invloeden van geadopteerd zijn bij het vervullen van psychosociale ontwikkelingstaken in relatie tot aanpassing en integratie in het adoptiegezin en de Nederlandse samenleving. Dit onderzoek wordt voornamelijk uitgevoerd vanuit het perspectief van de adoptieouders en fungeert mede als empirisch bewijs van het ‘succes’ van interlandelijke en ‘interraciale’ adoptie als alternatieve vorm van gezinsformatie. In dit psychosociaal perspectief wordt geadopteerd zijn beschouwd als een individuele en familiale identiteit, door de focus op het functioneren van geadopteerden in hun gezin en omgeving. De nadruk op de individuele problematiek en ontwikkeling toont geringe belangstelling voor de maatschappelijke betekenissen van de etnische identiteit van geadopteerden en dan nog slechts in individuele zin. Dit perspectief verhult de sociale invloeden en vertogen die de ervaringen van interetnisch geadopteerden construeren en beïnvloeden buiten het gezin. Onderzoek vanuit een normatief identiteitsbegrip waarin integratie en assimilatie centraal staan, is niet toereikend om de nieuwe meervoudige 24 subjectiviteiten van interetnisch geadopteerden op het spoor te komen. Geadopteerden hebben andere ervaringen en visies met betrekking tot betekenissen van interetnische adoptie die niet overeen komen met het perspectief van adoptieouders. Andere nieuwe benaderingen, zoals de feministische en Culturele Studies perspectieven die wij hierboven uiteen hebben gezet, kunnen nieuwe inzichten bieden in de ervaringen en subjectiviteiten van interetnisch geadopteerden en de problematiek van transnationale en interetnische adoptie. In Nederland is relatief weinig onderzoek gedaan naar adoptie vanuit andere dan sociaalwetenschappelijke disciplinaire perspectieven. Als vorm van representatie geeft dit onderzoek bovendien een overwegend klinisch beeld weer van geadopteerden van kleur. Een bewustzijn van de mogelijkheden en beperkingen van dit onderzoeksperspectief creëert een vertrekpunt voor het conceptualiseren van andere perspectieven. In dit kritische, geesteswetenschappelijke onderzoek richten we ons op discoursen en representaties van geadopteerden van kleur (dominante en hun eigen representaties, zoals zichtbaar op hun websites) en we analyseren deze intersectioneel, dus rekening houdend met gender, etniciteit en seksualiteit. Door middel van een analyse van het identiteitsbegrip in bestaand onderzoek, laten we in deze paragraaf zien dat er een disciplinair onderscheid is tussen zienswijzen ten aanzien van etnische identiteit van geadopteerden. 3.1. Overzicht van relevant onderzoek over adoptie Met het op gang komen van de praktijk van transnationale adoptie eind jaren zestig waren nieuwe inzichten nodig om de nieuwe families die door adoptie tot stand kwamen van advies te voorzien. In de jaren tachtig richt het Nederlands wetenschappelijk onderzoek naar buitenlandse adoptiekinderen zich op de psychosociale ontwikkeling in relatie tot ernstige opvoedingsproblemen die adoptiegezinnen ondervinden met hun buitenlandse adoptiekinderen. Hoksbergen beschouwt de opvoedingsproblemen van adoptieouders als kenmerkend voor de derde generatie adoptieouders die hij onderscheidt als “de economisch-realistische generatie van ca. 1980 tot heden” (Hoksbergen 2000: 37). Deze generatie verschilt van voorgaande twee generaties van adoptieouders, doordat zij zich gesteld ziet voor complexe opvoedingsproblemen die tot die tijd niet door adoptieouders of de hulpverlening werden onderkend. De publicaties van adoptiemoeder Geertje van Egmond over de problematiek van het “geen bodem syndroom” (1987; 1996) onderschrijven het gebrek aan adequate hulpverlening voor deze adoptiegezinnen. De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Sophia Kinderziekenhuis, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is in 1986 een longitudinaal onderzoek gestart onder 2.148 buitenlandse adoptiekinderen in de leeftijd van 10 tot 15 jaar. Centraal in dit onderzoek stond het voorkomen van gedragsproblemen en emotionele problemen (Verhulst en Versluis-den Bieman 1989). In 1989 is dit onderzoek voorgezet onder 1.521 jongeren uit de oorspronkelijke onderzoeksgroep (Versluis-den Bieman 1994). Tevens zijn er twee studies verschenen over een longitudinaal onderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van Thais geadopteerden (Hoksbergen et al 1986; Geerars et al. 1995). Ook werden twee onderzoeken naar de uithuisplaatsing van buitenlandse adoptiekinderen gepubliceerd (Hoksbergen et al. 1988; Geerars et al. 1991). In de jaren negentig stond de hechtingsproblematiek van jonge buitenlandse adoptiekinderen centraal in verschillende onderzoeken (Juffer 1993; Rosenboom 1994; Stams 1998; zie voor een overzicht Hoksbergen 2000). Onder andere werd onderzocht welke invloed genetische factoren, leeftijd van aankomst en de medische en institutionele voorgeschiedenis van buitenlandse adoptiekinderen in het land van herkomst hebben op hun functioneren en aanpassing in het adoptiegezin. 25 Met het onderkennen van de verbondenheid van de verschillende belangen van de drie partijen binnen de adoptiedriehoek is er binnen de hulpverlening in de jaren negentig meer aandacht gekomen voor de postadoptieve problematiek van afstand en adoptie voor elk van de partijen. De onderkenning dat adoptie een fenomeen is dat zich bij geadopteerden in verschillende leeftijdsfasen op verschillende wijzen manifesteert (Brodzinsky et al. 1997) heeft zich ook vertaald naar wetenschappelijk onderzoek. Naast de gerichtheid in de jaren ’80 op de psychosociale ontwikkeling van jonge buitenlandse adoptiekinderen binnen hun adoptiegezin zijn er met het volwassen worden van geadopteerden nieuwe aandachtsgebieden geformuleerd. In toenemende mate wordt er onderzoek verricht naar verschillende ontwikkelingsfasen van adolescentie en volwassenheid die nieuwe, interdisciplinaire inzichten bieden voor de subjectiviteiten van geadopteerden. Naast de hierboven genoemde studies over buitenlands en Thais geadopteerden, is er onderzoek gedaan over jongvolwassen Grieks geadopteerden (Hoksbergen et al. 1995), en over gehechtheid en probleemgedrag onder een groep van 160 buitenlands geadopteerden (Jaffari-Bimmel (2005). Er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar volwassen buitenlands geadopteerden. De volwassen geworden onderzoeksgroep binnen de derde fase van het longitudinale onderzoek van Verhulst en Versluis-Den Bieman stond centraal binnen een onderzoek van Tieman (2006), terwijl een studie over gedragsproblematiek van Thais geadopteerde adolescenten (Geerars et al. 1995) inzicht verschaft in de wijzen waarop deze groep omgaat met gevoelens van anders zijn en discriminatie. Hester Storsbergen’s onderzoek naar de psychische gezondheid en het welbevinden van 75 volwassen Grieks geadopteerden richtte zich op de betekenissen die zij toekennen aan hun Griekse verwantschap. Deze hangen samen met thema’s als het zich anders voelen door hun Griekse uiterlijk en het zich al dan niet thuisvoelen in zowel Nederland als Griekenland door ervaringen van discriminatie en buitenstaanderschap. De helft van de respondenten gaf aan zich niet thuis te voelen in Nederland, ondanks dat zij zich als Nederlands identificeren (Storsbergen 2004:209). Deze thema’s, zo beargumenteren wij, tonen de duale verbondenheid die geadopteerden ervaren die voortkomt uit hun meervoudige etnische identiteit die zich niet in eenduidige termen van óf Nederlands óf Grieks laat verklaren. De ervaringen van deze Grieks geadopteerden herdefiniëren conventionele betekenissen van etniciteit en nationaliteit. Van belang voor transnationaal geadopteerden is hoe identificatie met bijvoorbeeld een Griekse afkomst een traditioneel begrip van zowel ‘de’ Nederlandse identiteit als ‘de’ Griekse identiteit verandert. Nieuwe termen als bijvoorbeeld een Grieks-Nederlandse adoptieve identiteit zouden woorden kunnen geven aan de ambivalenties die samenhangen met het zich verbonden voelen met een meervoudige achtergrond. 3.2 Opvattingen over de etnische identiteit van geadopteerden Er bestaan verschillende opvattingen in de literatuur over de etnische identiteit van interetnisch geadopteerden, die samenhangen met vaak impliciete zienswijzen over ‘ras’ en etniciteit. Enerzijds wordt die identiteit gezien als een vanaf de geboorte biologisch, ‘raciaal’ gegeven, dat onveranderlijk is; anderszijds wordt aan die identiteit een beperkte betekenis toegekend omdat door de jonge leeftijd waarop kinderen worden geadopteerd er geen sprake zou kunnen zijn van een bewuste etnische identiteit die bestaat of is ‘meegekregen’. Beide zienswijzen laten de verbondenheid buiten beschouwing die geadopteerden -noodgedwongen- op latere leeftijd kunnen ontwikkelen ten aanzien van hun biologische familie en geschiedenis. De verschillende opvattingen over de vraag of er sprake is van een etnische identiteit, of en hoe deze verandert, of wordt verloren door adoptie, vormen een indicatie voor de sociale ongedefinieerdheid en de meervoudige interpreteerbaarheid van een adoptieve etnische identiteit. 26 Het Nederlandse wetenschappelijke debat over adoptie is lange tijd gekenmerkt door de eerste visie, een vermeend biologisch anders zijn van adoptiekinderen op basis van een onveranderlijke, ‘raciale’ oorsprong van (afwijkend) gedrag en aard. Een voorbeeld is het pedagogische onderzoek naar Thaise adoptiekinderen (Hoksbergen et al. 1986). Dit onderzoek kent een eenduidige focus op de integratie en aanpassing van deze kinderen in de Nederlandse adoptiefamilies en samenleving. Hoewel de ontwikkelingsproblematiek van buitenlandse adoptiekinderen een belangrijk onderwerp is, brengt een kritische analyse van aannames over ‘ras’ en raciale verschillen die zouden gelden voor de onderzoeksgroep onthutsende beweringen aan het licht. Bij een beschrijving van het verschil tussen de emotionele houding die Thaise kinderen tentoonspreiden in de klas en de emotionele houding die zij thuis laten zien, wordt dit verschil allereerst verklaard door de verschillende relaties die de docent en de ouders aannemen ten opzichte van het kind. Daaraan wordt het volgende toegevoegd: Wel blijft het feit dat de leerkracht de adoptiekinderen in het algemeen iets minder emotioneel noemt dan hun klasgenoten. Bij dit geringe verschil speelt misschien toch het interraciale aspect een rol. Thailand wordt wel het land van de glimlach genoemd, waar tact en discretie hoger in het vaandel staan geschreven dan emotionaliteit (Hoksbergen et al. 1986: 62). De verwijzing naar een vermeende Thaise volksaard en het raciaal stereotype van de discretie en bescheidenheid van ‘het Aziatische’ fungeren als afdoende verklaring voor de gedragsuitingen van adoptiekinderen van Thaise afkomst. Eind jaren ’70 en begin jaren ‘80 wordt de herkomst van buitenlands geadopteerden gezien als een biologisch verschil dat reden zou kunnen zijn voor discriminatie (zie Hoksbergen 1979/1982). De nadruk wordt gelegd op het anticiperen van negatieve reacties van de sociale omgeving met het oog op de ontplooiingskansen van geadopteerden van kleur. Door de mogelijkheden die de vaak bovenmodale adoptiefouders geven aan hun adoptiekind(-eren), het feit dat zij geen groep vormen ten gevolge van familiale structuren en niet lijken op en veelal geen omgang hebben met etnische minderheidsgroepen zouden zij weerbaar zijn tegen discriminatie. De focus op discriminatie verhult een biologisch en louter negatief geconnoteerd begrip van ‘ras’, dat vooral begrepen wordt als het in uiterlijke zin anders zijn van geadopteerden van kleur. Tevens wordt voorbij gegaan aan een positieve waarde van de ‘andere’ etniciteit voor geadopteerden zelf of de rol van adoptiefouders, familie en anderen in het ontwikkelen hiervan. ‘Ras’ en cultuur worden als zeer verschillend en zelfs tegengesteld beschouwd. Verschillende malen wordt benadrukt dat adoptiekinderen van kleur ‘alleen’ in huidskleur afwijken, in de wijze waarop zij worden gezien door de omgeving, maar dat zij wat hun culturele identiteit betreft geheel Nederlands zijn. De etnische afkomst, problematisch gedefinieerd als een ‘raciale’ identiteit, heeft, aldus Hoksbergen, geen invloed op de Nederlandse identiteit van geadopteerden. Transnationale adoptiekinderen nemen immers schijnbaar probleemloos de cultuur over van het land waarin zij worden geadopteerd. De etnische afkomst van geadopteerden is ondergeschikt aan een ongeproblematiseerd assimilatie-ideaal waarin weinig ruimte is voor etnische diversiteit: Een aantal van de adoptieve kinderen zal alleen verschillen van andere lokale kinderen op één belangrijk punt: hun uiterlijk. In alle andere gevallen zullen zij herkenbaar zijn als mede-onderdanen. Dit betekent dat mogelijke discriminatie niet gebaseerd kan zijn op culturele verschillen, daar deze er niet zijn (Hoksbergen 1997: 79).12 12 Vertaling van auteurs 27 De nadruk op het zichtbare, uiterlijke anders zijn als het enige aspect dat geadopteerden anders maakt, hangt samen met de opvatting dat geadopteerden van kleur geen etnische identiteit zouden hebben en ook niet tot een bepaalde etnische groep zouden behoren. Zij zijn anders dan etnische minderheidsgroepen (zie ook Walenkamp 1983; Hoksbergen 1997). Geadopteerd zijn wordt zo vooral in individuele termen beschouwd en niet als een sociale identiteit, waarin de etnische afkomst mogelijk een belangrijke rol vervult. Ook het idee dat buitenlands geadopteerden geheel probleemloos assimileren binnen hun Nederlandse adoptiegezin vormt een onderdeel van dit cluster opvattingen. Daarmee wordt, tenslotte, ook voorbij gegaan aan de etnische betekenis van witheid en de invloed hiervan op betekenissen van zwartheid als positief en waardevol. Dezelfde aannames vinden we terug in een onderzoek uit 1997 naar de psychosociale ontwikkeling en integratie in de Vlaamse samenleving van 57 jongvolwassen Vlaams geadopteerden in de leeftijd van 22 tot 36 jaar, die afkomstig zijn uit acht verschillende niet-westerse landen, (De Pauw, Van Aalst & Hoksbergen 1997). Zowel de etnische afkomst als het ‘interraciaal geadopteerd’ zijn worden eenzijdig vertegenwoordigd door het andere uiterlijk van de geadopteerde. Betekenissen die geadopteerden toekennen aan hun meervoudige etnische identiteit worden gerelateerd aan ‘gegeven’, ‘raciale’ verschillen, niet aan sociale of culturele factoren. Zo worden ervaringen die jongvolwassen geadopteerden indringend confronteren met “het er anders uitzien en hun adoptiestatus” gezien als een mogelijkheid voor persoonlijke groei, om zijn of haar “ware zelf te (her)ontdekken” (Hoksbergen 2000:133). De confrontaties die geadopteerden ervaren worden niet gekoppeld aan dominante sociale betekenissen van een gekleurde etniciteit die van invloed zijn op hun individueel bewustzijn. Hoewel de ambivalenties die respondenten articuleren over het gevoel tussen twee culturen te staan worden benoemd als belangrijke factor die inzicht geeft in de meervoudige etnische identiteit van geadopteerden, wordt deze vervolgens weer als een raciale identiteit voorgesteld. In relatie tot het potentiële ouderschap van deze geadopteerden wordt gesteld: De geadopteerde als ouder zal als de tijd rijp is aan het kind dienen uit te leggen dat hij of zij afkomstig is uit een ‘ver’ land waar de biologische ouders wonen. Dit gegeven hangt samen met het interculturele aspect van interlandelijke adoptie. Het interraciale aspect heeft voor de kinderen van geadopteerden tot gevolg dat deze gemengd bloed hebben, omdat de geadopteerde meestal trouwt met iemand van een ander ras (De Pauw en Hoksbergen 2000: 137). In dit citaat komen opnieuw dezelfde aannames over de vermeende ‘raciale’ identiteit van transnationaal geadopteerden naar voren, waarin de andere afkomst als biologisch gegeven wordt voorgesteld. Naast het feit dat er denkbeeldige ‘raciale’ grenzen worden overschreden bij de partnerkeuze van geadopteerden, worden dubieuze denkbeelden over “gemengd bloed” ten gevolge hiervan geuit. Tenslotte nemen we een onderzoek naar gedragsproblemen onder 176 internationaal geadopteerden van 7 jarige leeftijd afkomstig uit Sri Lanka, Zuid- Korea en Colombia (Juffer; Stams en van IJzerdoorn 2004), onder de loep, waarin onder andere is onderzocht welke invloed ‘raciale invloeden’ hebben op probleemgedrag. Gegevens zijn onder andere verkregen door interviews met adoptiemoeders en leerkrachten. Hen werd gevraagd welke ervaringen de kinderen hadden met negatieve reacties ten aanzien van hun huidskleur, andere uiterlijk en etnische origine. In het artikel worden de problematische termen ‘raciale invloeden’ en ‘raciale verschillen’ inwisselbaar gebruikt. Uit de interviews met de witte adoptiemoeders komt naar voren dat 81 kinderen 28 vertelden dat zij wit wensten te zijn (Juffer et al. 2004: 703). Relatief meer adoptiekinderen van Sri Lankaanse afkomst (59%) gaven deze wens te kennen dan de Koreaanse (23%) of Colombiaanse kinderen (32%). Deze wens wordt door de onderzoekers verklaard doordat kinderen op deze leeftijd zouden willen lijken op hun witte ouders, hetgeen normaal zou zijn voor deze leeftijdsgroep. Het feit dat de groep Sri Lankaanse kinderen in vergelijking met de andere kinderen de wens wit te willen zijn relatief vaker uitte, kan volgens de auteurs worden toegeschreven aan de gemiddeld donkerder huidskleur van deze kinderen. Dit eenzijdige inzicht over het belang van en bewustzijn over etnische verschillen voor de ontwikkeling van adoptiekinderen van kleur is vanuit ons perspectief problematisch. De onderzoeksvraag, de uitkomst en de interpretatie van de gegevens roepen meerdere kritische vragen op. In de verklaring van het verlangen van de kinderen om er hetzelfde uit te willen zien als de witte ouders, wordt uitgegaan van een stilzwijgende witte norm die betekenis geeft aan het verlangen van het kind, zonder dat erbij wordt stilgestaan dat dit ten koste gaat van het Anders zijn van het kind, zonder de noodzaak te onderkennen van mogelijke alternatieven die de kinderen een positief zelfbeeld kunnen geven. Het verlangen van de adoptiekinderen verwijst naar een groter thema, dat van de rol van etnische verschillen binnen interetnische verwantschapsrelaties en families. De wens wit te willen zijn kan niet alleen aan het kind toegeschreven worden, maar kan juist een reactie zijn van de adoptiekinderen op vertogen over ‘ras’ die voortkomen uit een bewustzijn van verschillen tussen witheid en zwartheid. De Noord-Amerikaanse Cultural Studies wetenschapper Patricia Williams beschrijft dat in door ‘ras’ gestructureerde samenlevingen, kleine kinderen van kleur al vanaf een jaar of drie, vier weten dat het meer voordelen oplevert om wit te zijn (Williams 1998). Zowel de verklaring dat de kinderen wit willen zijn uit een verlangen naar gelijkenis, als de verklaarbaarheid van dit verlangen door deze voor te stellen als een wens die de kinderen zelf uiten, laten kritische betekenissen van witheid buiten beschouwing. Deze zouden een licht kunnen werpen op de opmerkelijke begerenswaardigheid van witheid als sociale markering van intiem privilege voor adoptiekinderen van kleur. Uit veel Nederlandse onderzoek spreekt een impliciet Eurocentrisch perspectief ten aanzien van het verondersteld andere ‘ras’ en de andere etniciteit van transnationale adoptiekinderen. Deze benadering privilegieert een wit perspectief dat onbenoemd blijft, maar normatief is in een visie waarin aanpassing en integratie centraal staan. Het onderzoek kenmerkt zich ook door een eenzijdig perspectief op het andere/afwijkende van het adoptiekind. De etniciteit van witte adoptieouders blijft onbenoemd en vormt daardoor impliciet de maatstaf. Etnisch en cultureel verschil dat een rol kan spelen in interetnische adoptie geldt alleen voor de andere etnische identiteit van het adoptiekind. Een disciplinair kader dat zich verbindt met een stilzwijgende, maar normatieve opvatting ten aanzien van Nederlands zijn, als maatgevend voor het andere van adoptiekinderen van kleur, laat onderbelicht waaruit dit anders zijn bestaat of uit welke sociale vertogen zij voorkomt. Juist onderzoek naar de opvattingen representaties, termen en betekenissen die geadopteerden van kleur toekennen aan hun ervaringen met anders zijn kunnen inzichten bieden in hun belevingswereld. Een feministisch, intersectioneel perspectief dat vertogen over etniciteit onderzoekt, biedt niet alleen een andere visie, maar een ander referentiekader. In dit interdisciplinaire onderzoek wordt aan de hand van zowel sociaal wetenschappelijke theorievorming, als van (zwarte) feministische theorieën, Cultural Studies en Postkoloniale Studies nagedacht over transnationale adoptie en over de relatie tussen concepten als ‘ras’/etniciteit, gender en identiteit. Bestaand onderzoek en de lacunes die hierin naar voren komen bepalen mede de wijze waarop geadopteerden van 29 kleur hun identiteiten en geschiedenissen kunnen begrijpen en representeren. Dit onderzoek zal waar mogelijk wijzen op thema’s en aandachtsgebieden die ontbreken in het Nederlandse adoptiediscours, maar die kunnen bijdragen aan een inclusief begrip van de meervoudige etnische identiteit van geadopteerden van kleur. Met de term ‘inclusief’ verwijzen wij naar een intersectioneel feministische analyse (Crenshaw 1989; Wekker en Lutz 2001) die de structurele verbondenheid van gender, etniciteit en klasse toont in het construeren van sociale identiteiten. Intersectioneel denken is afkomstig van zwarte feministen uit de tweede feministische golf die een inclusief begrip beoogden van de specifieke wijze waarop gender, etniciteit en klasse verschillende vrouwen en hun realiteiten sociaal positioneert. Elk van deze concepten heeft een andere werking en betekenis, maar staat altijd in relatie tot de andere in een specifieke sociale en historische context (Wekker en Lutz 2001: 25-6). Intersectionele theorievorming is van belang voor het op een nieuwe, andere wijze conceptualiseren van etniciteit en identiteit. De ervaringen van transnationaal en interetnisch geadopteerden geven reden om de etnische afkomst, afgestaan en geadopteerd zijn te erkennen als kenmerken van een specifieke etnische identiteit. Deze adoptiespecifieke aspecten worden mede gemarkeerd door de afstand die geadopteerden tot hun geschiedenis innemen en door de creatieve wijzen waarop die identiteit op bewuste en denkbeeldige wijze wordt gereconstrueerd vanuit een individueel en collectief bewustzijn. Hieraan wordt uiting gegeven door de wijzen waarop geadopteerden zich identificeren met etnische herkomst, door hun zoekacties, rootsreizen en websites. Ook het advies van een Britse interetnische geadopteerde aan andere transnationaal geadopteerden in Groot-Brittanniё om bewust in contact te komen met mensen die afkomstig zijn uit dezelfde etnische gemeenschap in de Britse steden, is een creatieve mogelijkheid voor geadopteerden om zo meer te leren over hun etnische en culturele afkomst (Cooper in Harris 2006: 342). Wij beschouwen de notie van etniciteit dus niet als gegeven maar als een proces waarin vertogen en identificaties van geadopteerden centraal staan. De mogelijkheden van een meervoudige identiteit kunnen echter nauwelijks worden geëxploreerd in een maatschappij waarin wordt verwacht dat je een eenduidig antwoord kunt geven op vragen over je identiteit en afkomst, waarin, met andere woorden, een essentialistische definitie van etnische identiteit domineert. De etnische identiteit van geadopteerden van kleur is verre van gegeven, maar stelt geadopteerden voor de taak om op grond van beschikbare gegevens een eigen betekenis aan hun biologische en etnische achtergrond te geven. De nationale en etnische identiteit van geadopteerden neemt door adoptie, door het aannemen van een andere nationale identiteit een andere betekenis aan. Met andere woorden: de etnische afkomst van geadopteerden wordt beschouwd als ‘gegeven’ doordat zij denkbeeldig verbonden is met een land van herkomst, terwijl zij inhoudelijk mogelijk andere betekenissen heeft. Dit proces onderzoeken wij in dit rapport. 4 Beknopt overzicht van Nederlandse organistaties van en voor geadopteerden van kleur Er zijn verschillende professionele en vrijwilligersorganisaties waar binnenlands en buitenlands geadopteerden van kleur terecht kunnen met identiteitsvragen. Deze kunnen betrekking hebben op de postadoptieve problematiek van individuele geadopteerden, advies en hulp bij (internationale) zoekacties naar biologische families of bij het willen ondernemen van een rootsreis naar het land van herkomst. Organisaties als het Fiom en de Riagg instellingen bieden maatschappelijke en psychologische hulpverlening aan jonge en 30 volwassen geadopteerden. De afdeling WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg van de Stichting Adoptievoorzieningen biedt telefonische hulp en advies aan geadopteerden. Ook geeft zij brochures uit. De zeven vergunninghouders die bemiddelen bij de procedure van interlandelijke adoptie bieden zogeheten nazorg aan geadopteerden en hun adoptiefamilies door hulp bij zoekacties en het organiseren van rootsreizen en activiteiten. Zo heeft Vereniging Wereldkinderen verschillende “rootsspreekuren” voor geadopteerden waar zij met vragen terecht kunnen bij de drie contactpersonen voor de landen van herkomst in China, in Azië en Latijns-Amerika. Ook kunnen geadopteerden ervaringen uitwisselen op het internetforum van Wereldkinderen. De verenigingen van transnationaal geadopteerden bieden gelegenheid aan geadopteerden uit een bepaald land van herkomst om in contact te komen met andere geadopteerden, ervaringen uit te wisselen en sociale activiteiten te ondernemen. Zij bieden hen de mogelijkheid om op informele wijze met andere geadopteerden kwesties rond afkomst, identiteit en etniciteit te bespreken. Op deze wijze geven zij uitdrukking aan een gemeenschappelijke, sociale identiteit van verschillende groepen geadopteerden (zie hoofdstuk 3 over deze vorm van collectieve identiteitsformatie). Hieronder volgt een beknopt overzicht van Nederlandse organisaties waar informatie te vinden is over transnationale adoptie en waar geadopteerden terecht kunnen met identiteitsvragen. Het overzicht toont ook de koepelorganisaties waar (organisaties van) volwassen geadopteerden deel van uitmaken als belangenvertegenwoordigers van een bepaalde groep. Deze organisaties, VAAN en de UAI NL hebben als doel om samen met andere belanghebbenden binnen de adoptiedriehoek te participeren in ontwikkelingen binnen het Nederlandse adoptieveld op het gebied van beleid, advies en beeldvorming ten aanzien van adoptie. Organisaties die betrokken zijn bij adoptie (Overheids)organisaties die verantwoording dragen voor de Nederlandse wetgeving en het beleid op het gebied van binnenlandse en transnationale adoptie Ministerie van Justitie www.minjust.nl Raad voor de Kinderbescherming www.kinderbescherming.nl Stichting Adoptievoorzieningen www.adoptie.nl Instanties die maatschappelijke hulpverlening bieden bij afstand en adoptie Postadoptieve hulpverlening aan binnen- en buitenlands geadopteerden Stichting Ambulante Fiom www.fiom.nl Riagg www.riagg.nl WAN, Wegwijzer Adoptie Nazorg, is een afdeling van Stichting Adoptievoorzieningen (VIB, VIA, WAN) www.adoptie.nl Vergunninghouders Door de overheid erkende instanties die bemiddelen bij interlandelijke adoptie. Deze bieden ook adoptienazorg aan geadopteerden. Stichting Afrika www.stichtingafrika.nl Stichting Hogar www.stichting-hogar.nl 31 Stichting Flash www.stichtingflash.nl Stichting Kind en Toekomst www.kindentoekomst.nl Stichting Meiling www.meiling.nl Stichting NAS www.nederlandseadoptiestichting.nl Vereniging Wereldkinderen www.wereldkinderen.nl Belangenorganisaties en Verenigingen van en voor (transnationaal) geadopteerden Landelijke verenigingen: - Binnenlands geadopteerden - Transnationaal geadopteerden uit Europa - Transnationaal geadopteerden uit niet-westerse landen Regionale verenigingen: - Transnationaal geadopteerden uit nietwesterse landen Koepelorganisaties die belangen en organisaties van geadopteerden vertegenwoordigen Nederlandse adoptieclub www.adoptieclubnederland.nl Ta Pediá Vereniging voor Grieks geadopteerden www.grieksegids.nl/ta_pedia.htm Arierang Vereniging voor Koreaans geadopteerden www.arierang.nl Chicolad Vereniging voor geadopteerde Colombianen www.chicolad.nl Peruacha Vereniging voor Peruaans geadopteerden www.peruacha.nl Inesh Sri Lankaanse Adoptievereniging www.inesh.nl Shapla Vereniging voor Bengalees geadopteerden www.shapla.nl Kiran Vereniging voor Indiaas geadopteerden www.kiran.nl Asalsaya Vereniging voor Indonesisch geadopteerden www.asalsaya.nl Colombianos Groningen http://colombia.jairobernal.com UAI NL, United Adoptees International Nederland 32 [email protected] VAAN (Vereniging Aangaande Adoptiedriehoek Nederland) samenwerkingsverband van biologische ouders, geadopteerden, adoptieouders en vertegenwoordigers van adoptieorganisaties www.vaan.nl Belangenorganisaties van adoptieouders en (jonge) adoptiekinderen van kleur uit niet-westerse landen Auntie (Nigeria) www.auntie.nl De Rode Draad (China en Taiwan) www.rodedraad.com Inang Bayan (Filippijnen) www.inang-bayan.tk Guateñinos (Guatemala) www.guateninos.nl Protea (Zuid-Afrika) www.vereniging-protea.nl VONK (Nepal) www.nepalvonk.nl Wo De Gu Xiang ( Taiwan) www.wdgx.nl Portals en websites over adoptie met discussiefora voor geadopteerden www.adoptietrefpunt.nl www.geadopteerden.nl www.adoptiestartpagina.nl www.wereldkinderen.nl In het volgende hoofdstuk gaan we in op de vraag op welke wijze etniciteit en etnische en culturele verschillen worden benoemd of onbenoemd blijven in adoptiegezinnen en in de sociale contexten waarin geadopteerden participeren. In hoofdstuk drie bespreken we de manier waarop geadopteerden van kleur zelf – op websites van verenigingen voor geadopteerden – ingaan op identiteitsformatie. We stellen ook steeds de vraag welke invloed het weglaten van reflectie op etniciteit heeft op het vormgeven van de etnische identiteiten van geadopteerden van kleur. 5 Aanbevelingen • Wetenschappelijk onderzoekers op het terrein van adoptie studies zouden zich moeten informeren over de achtergronden van de conceptualiseringen van ‘ras’/ etniciteit die worden gebruikt binnen onderzoek naar ‘nieuwe etniciteiten’ (Hall 1991) en meervoudige identiteiten, omdat deze conceptualiseringen beter aansluiten bij de interetnische identiteit van geadopteerden van kleur. 33 • Onderzoekers zouden zich ook op de hoogte moeten stellen van literatuur uit Culturele Studies, Gender Studies en Postkoloniale Studies over de ‘snijpunten’ of intersecties van ‘ras’/ etniciteit, gender en nationaliteit. Een intersectioneel perspectief legt meer complexiteit bloot dan een eenzijdig perspectief. Intersectionaliteit wil bovendien niet essentialistisch zijn en meervoudigheid van identiteiten – ook van de Nederlandse – erkennen. 34 2. ‘Je wordt er steeds aan herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf kent.’ Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur. 1. Inleiding In dit hoofdstuk komen tien transnationaal geadopteerden van kleur aan het woord over hun ervaringen en visies ten aanzien van hun etnische herkomst en identiteit. De formatie van identiteit is nooit een autonoom of vanzelfsprekend proces. Identiteiten worden gecreëerd door de verhalen die anderen aan ons en die wij over onszelf vertellen, door de wijzen waarop wij onszelf ervaren, dat wil zeggen door belichaamde ervaringen, maar ook door alledaagse gebeurtenissen. De interviews in dit hoofdstuk zijn er centraal op gericht om kennis te verwerven over de wijzen waarop geadopteerden van kleur zich positioneren ten opzichte van dominante vertogen over kleur en etniciteit. Een vertoog is een historisch en sociaal bepaalde manier van denken en praten over een bepaald onderwerp, in dit geval etnische identiteit (Foucault 1980, Hall 1997). Vertogen produceren bepaalde soorten subjecten en in dit hoofdstuk gaan we op zoek naar het soort subjecten die geadopteerden van kleur zijn. De formatieve vertogen over etniciteit manifesteren zich op vele wijzen die soms moeilijk concreet te maken zijn, zoals de manier waarop volwassen geadopteerden op straat worden aangesproken, worden benaderd onder vrienden, door collega’s en binnen hun families. De vertogen onthullen zich in de verhalen die geadopteerden vertellen over zichzelf en hun leven in de hedendaagse Nederlandse samenleving. Vraagstukken van etniciteit raken, zo beargumenteren we, ten diepste aan het gevoel er te mogen zijn in de Nederlandse samenleving, er vanzelfsprekend bij te horen. Van belang is de eigen manier waarop geadopteerden uitdrukking geven aan hun situatie, door de wijzen waarop zij omgaan met kwesties rond ‘ras’, etniciteit en nationaliteit, hoe zij deze ontkennen of onderkennen en wat hun overlevingstrategieën en terminologieën zijn voor identificatie of vervreemding. Onze benadering hield in dat een junior onderzoekster (zelf een geadopteerde van kleur) een geselecteerde groep van geadopteerden interviewde. Dit is een belangrijke kwalitatieve aanvulling op kwantitatief georiënteerd onderzoek naar adoptie. De interviews zijn later uitgeschreven, gecodeerd en geanalyseerd als sociale teksten die open staan voor wetenschappelijke interpretatie. Wetenschappers die werken met autobiografieën of psychosociale interpretaties van romans of andere teksten (zoals interview transscripties) hebben het belang laten zien van de analyse van discursief gestructureerde verhalen met betrekking tot identiteitsformaties als een vorm van dialogische en contextuele “self-fabrication” (Dawson 1997; Boter 2005; Hübinette 2007b). Verschillende culturele critici hebben de vormende kracht van verhalen aangetoond. Alice Walker geldt als een van de pionerende feministische critici die heeft laten zien dat de strijd om identiteit van zwarte vrouwen fundamenteel verbonden is met hun verhalen over afkomst (Walker 1984). Recent onderzoek naar adoptie focust zich ook op verhalen van volwassen geadopteerden in de vorm van interviews, studies, gedichten en autobiografische verhalen (Trenka, Oparah & Shin 2006; Hübinette 2007b). In dit hoofdstuk, een beperkte oefening in dezelfde onderzoekstraditie, analyseren wij de wijzen waarop respondenten zich positioneren ten aanzien van de verschillende sociale vertogen en hoe zij tegelijkertijd gepositioneerd worden door deze vertogen in verschillende sociale contexten. De volgende drie vragen staan centraal: • • • Op welke wijze is er in het adoptiegezin omgegaan met de andere kleur en etnische achtergrond van de geadopteerden? Wat zijn de ervaringen van respondenten met de wijzen waarop de omgeving omgaat met hun etnische identiteit? Welke strategieën zetten geïnterviewden in om om te gaan met verschillende vertogen and welke terminologieën hanteren zij ? 35 De specifieke, gesitueerde kennis van respondenten, hun status van outsider within (Hill Collins 1991), van tegelijkertijd insider en outsider zijn, opent een nieuwe invalshoek op de ervaringen die geadopteerden van kleur doormaken. Maar hun kennis maakt ook uitspraken mogelijk over de Nederlandse samenleving. In de Nederlandse context, ordent het begrippenpaar ‘allochtoon’/ ‘autochtoon’ dominante denkbeelden ten aanzien van etniciteit: men is óf het een óf het ander. In het dominante vertoog is er geen ruimte voor een meervoudige identiteitsopvatting (Wekker en Lutz, 2001), noch wat etniciteit noch wat nationaliteit aangaat, zoals begin 2007 ook weer tot uitdrukking kwam in het kamerdebat en vragen rond de PvdA-leden Arib, Aboutaleb en Albayrak met hun dubbele nationaliteiten. Denken over adoptie als deel van globale stromen van mensen, als migratie, leidt tot de mogelijkheid om te onderkennen waar globale, nationale en lokale culturen een culturele ruimte openen, een derde ruimte, waar verschillen tot uiting komen zoals het grensoverschrijdend bestaan van geadopteerden als “outsiders within”. In deze zin willen wij aandacht geven aan de strategieën voor het omgaan met ambivalente situaties en gevoelens waarmee geadopteerden zich geconfronteerd zien. Dit maakt de wijzen waarop geadopteerden zelf woorden geven aan wat postkoloniale wetenschappers zoals Homi K. Bhabha benoemen als een “third space”, een derde ruimte van interetnische relaties en identiteiten, bijzonder relevant. Onze respondenten zijn zelf deel van deze derde ruimte waar zowel terminologieën en identiteiten worden onderhandeld in weerwil van dominante vertogen ten aanzien van nationaliteit, familie en etniciteit. We kunnen vaststellen dat naamgeving met betrekking tot etniciteit een complex vraagstuk is gebleken. Uit de interviews komt naar voren dat de interetnische afkomst en identiteit van geadopteerden traditionele denkbeelden over identiteit, etniciteit en de aard van families ter discussie stelt. Geïnterviewden, met hun specifieke maatschappelijke situering, ondervinden verschillende spanningsvelden aan den lijve, omdat zij geconfronteerd worden met vooroordelen of omdat hun aanwezigheid regelmatig aanleiding is voor vreemden om vragen te stellen over waar zij vandaan komen, en aannames te maken over hun etnische herkomst. Van kleur en geadopteerd zijn betekent een specifieke intersectie van Anders zijn, opvallen en zichtbaar zijn. Voor wij de resultaten van deze beperkte maar indicatieve studie verder exploreren, willen wij de (geanonimiseerde) respondenten introduceren, lichten wij onze onderzoeksmethode toe en geven we belangrijke achtergrondinformatie. 2 Verantwoording De leeftijdsgroep van de doelgroep van geïnterviewden is 21-30 jaar.1 De studenten, die we in onze opleiding Gender Studies ontmoeten en die de directe aanleiding tot dit onderzoek vormen door hun reflecties op (etnische) identiteit bevinden zich in deze leeftijdsgroep. De verwachting was dat respondenten van deze leeftijd kunnen reflecteren op hun noties van etnische identiteit en ook termen en strategieën hanteren om hun identiteiten te beschrijven. Eventueel zouden zij ook stappen kunnen hebben gezet om op zoek te gaan naar hun herkomst en/of biologische ouders. Door de keuze voor geadopteerden met verschillende etnische achtergronden geven wij 1 Werkwijze met betrekking tot het werven van de tien respondenten. Vijf respondenten zijn persoonlijk benaderd, de overige vijf zijn geworven via een interviewoproep en een beschrijving van het onderzoek, dat was gestuurd naar de websites van diverse adoptieverenigingen van en voor buitenlands geadopteerden: Asalsaya voor Indonesisch, Chicolad voor Colombiaans, Arierang voor Koreaans, Shapla voor Bengalees, Peruacha voor Peruaans en Kiran voor Indiaas geadopteerden. Er is aanvankelijk niet specifiek gezocht naar vrouwen of mannen. Op de interviewoproep die gedaan is op de websites zijn zeven reacties gekomen, waarbij gekozen is voor mannelijke respondenten, om de verhouding vrouwen en mannen mee gelijk te maken. 36 aan geïnteresseerd te zijn in inzichten en ervaringen die niet gebonden zijn aan één specifieke etnische achtergrond. 2.1 Doelstelling interviews Doelstelling van de interviews is door middel van tien kwalitatieve diepte-interviews met tien buitenlands geadopteerden van kleur inzicht te verwerven in hun ervaringen, denkbeelden en strategieën ten aanzien van etnische herkomst en identiteit. De wijze waarop respondenten hun uitspraken formuleren, de woorden die zij gebruiken en weglaten geven inzicht in hoe zij zich positioneren in relatie tot sociale vertogen over kleur en etniciteit. De interviews zijn bedoeld als verkennend en nadrukkelijk niet als representatief, in de kwantitatieve zin van empirisch positivisme.2 Een aantal van tien interviews is te beperkt om op basis hiervan generaliserende uitspraken te kunnen formuleren over de identiteitsvorming van deze brede groep. Een kleinschalig kwalitatief onderzoek kan echter wél een gedetailleerd inzicht bieden in de ervaringen en keuzes van deze groep geadopteerden van kleur en de wijzen waarop zij hun identiteiten construeren. 2.2 Inhoud en samenstelling interviewvragen De vragen betreffen zowel open als gestructureerde vragen en wanneer nodig is er afgestemd op de antwoorden die geïnterviewden gaven. De vragenlijst is opgesteld rond de volgende zes thema’s: adoptiegeschiedenis; adoptiegezin; herkomst en identiteit; ervaringen met reacties van de omgeving, ervaringen met discriminatie en racisme; en de maatschappelijke zichtbaarheid van buitenlands geadopteerden. Deze thema’s zijn weer onderverdeeld in hoofdvragen en deelvragen. De vragenlijst is als bijlage A in het rapport opgenomen. 2.3 Profiel van geïnterviewden De respondenten zijn zeven jonge vrouwen en drie jonge mannen in de leeftijd van eenentwintig tot dertig jaar. De namen van respondenten zijn gefingeerd om hun privacy te waarborgen. Tabel 1A geeft geboortejaar en leeftijd weer van geïnterviewden, het land van herkomst en hun leeftijd op moment van plaatsing in hun adoptiegezin. Tabel 1 A Naam Geboortejaar/ leeftijd Land van herkomst Maaike Rosa Suzanne Lilian Chris 1978 1978 1985 1985 1983 (27 jr.) (27 jr.) (21 jr.) (21 jr.) (23 jr.) Zuid-Korea Zuid-Korea Sri Lanka Sri Lanka Colombia Chanda Sebastiaan Marloes Lucas Yasmine 1979 1983 1980 1975 1976 (27 jr.) (23 jr.) (26 jr. (30 jr.) (30 jr.) India Sri Lanka Indonesië Colombia Bangladesh Leeftijd bij plaatsing in adoptiegezin anderhalf jaar vier maanden drie weken zes weken een jaar en acht maanden vijf maanden zes weken drie maanden zes weken drie maanden 37 De volgende tabel geeft de woon- en werksituatie en de provincie weer waar geïnterviewden wonen. Tabel 1B Naam Woonsituatie werk/studie Woonplaats Maaike samenwonend administratief dorp, medewerkster Noord-Holland Rosa Samenwonend medewerkster stad, uitgeverij Zuid-Holland Suzanne woont op kamers student HBO stad, Utrecht Lilian woont bij universitair student stad, adoptieouders Utrecht Chris woont bij student HBO stad, Utrecht adoptiemoeder Chanda samenwonend winkel-medewerkster stad, twee jonge kinderen Zuid-Holland Sebastiaan woont bij student HBO stad, adoptieouders Noord-Brabant Marloes woont alleen werkzaam in stad, kinderopvang Noord-Holland Lucas samenwonend senior marketing & dorp, service medewerker Utrecht Yasmine samenwonend administratief dorp, medewerkster Zuid-holland Chanda heeft als enige van de respondenten twee jonge kinderen in de leeftijd van drie en vier jaar. 2.3.1 Achtergrond en samenstelling adoptiegezin Geïnterviewden hebben een middenklasse achtergrond. De helft van de adoptieouders zijn gescheiden. Alle tien geïnterviewden hebben broers en of zussen in hun adoptiegezinnen. Deze zijn of de biologische kinderen van hun adoptieouders (Maaike, Chris), of geadopteerd uit hetzelfde land van herkomst als de geïnterviewden (Rosa, Suzanne, Lilian, Chanda). Marloes en Lucas hebben ieder een jongere broer en zus die biologisch met elkaar verwant zijn (de broer van Lucas is overleden). Sebastiaan en Yasmine hebben respectievelijk naast een geadopteerde broer en een zus, een broer en een zus die biologisch verwant zijn met hun adoptieouders. Sebastiaan heeft een tweelingbroer met wie hij samen is geadopteerd. De geadopteerde zus van Yasmine is niet biologisch verwant met haar (zie bijlage B voor verdere informatie). 2.3.2 Motieven van adoptieouders voor de keuze voor adoptie Acht van de tien respondenten gaven ongewenste kinderloosheid als reden waarom hun ouders voor interlandelijke adoptie kozen. Twee respondenten noemen idealistische motieven (Maaike en Chris). Maaike vertelt dat haar ouders door een tv-programma over weeskinderen op het idee kwamen om een kind te adopteren. Chris vertelt dat zijn moeder de wens had om “een kind uit armoede te halen.” De adoptieouders van Chris, Rosa, Maaike en Lucas namen pleegkinderen in hun gezin op voor zij hen adopteerden. 2.3.3 Keuze voor een bepaald land van herkomst van het adoptiekind. Het merendeel van de respondenten vertelt dat hun ouders geen specifieke voorkeur of keuze voor een bepaald land hadden. Lilian, Marloes en Lucas vertellen dat hun adoptieouders een voorkeur hadden voor hun land van herkomst, zij het met verschillende motieven. Lilian’s ouders 38 hadden een voorkeur voor een kind uit Sri Lanka, omdat zij mensen kenden die via dezelfde bemiddelingsorganisatie een kind hadden geadopteerd. Marloes’ ouders motiveerden het adopteren van een kind uit Indonesië uit het oogpunt van mogelijke discriminatie die een donkerder gekleurd kind uit een Afrikaans land zou kunnen ervaren in Nederland. Een lichter gekleurd kind uit Indonesië of Colombia zou gemakkelijker kunnen integreren in de Nederlandse samenleving. Marloes’ verhaal is het enige waarin kleur genoemd wordt als belangrijke reden voor de keuze voor een bepaald land. De motivering van de adoptieouders van Marloes geeft weer dat er een bepaald bewustzijn was van de betekenis van de andere etnische identiteit van hun toekomstige adoptiekind. Uit de verhalen van de geadopteeren kwam niet naar voren hoe er door adoptieouders gedacht is over het interetnische aspect, het feit dat het adoptiegezin een multietnisch gezin zou worden door de keuze voor transnationale adoptie. 2.4 Keuzen van respondenten ten aanzien van het zoeken naar en contact met hun biologische familie De individuele adoptiegeschiedenis van respondenten is van belang voor de wijze waarop zij hun etnische identiteit construeren door verhalen over afkomst. Hieronder volgt een korte samenvatting van de verschillende keuzen die respondenten hebben gemaakt met betrekking tot het zoeken naar of onderhouden van contact met hun biologische familie en herkomst. De verschillen tussen respondenten hierin zijn mogelijk van belang voor de mate waarop zij zich identificeren met hun etnische identiteit. Van de tien geïnterviewden zijn Rosa, Sebastiaan, Marloes en Lucas op zoek gegaan in hun geboorteland naar hun biologische familie. Drie van hen, Sebastiaan, Marloes en Lucas onderhouden contact met hun biologische familie. Twee respondenten, Chanda en Yasmine zouden op zoek willen gaan naar hun biologische familie, maar beschikken niet over gegevens die hen in staat stellen te kunnen zoeken. Van de vier overige respondenten hebben Lilian en Maaike concrete plannen om een rootsreis te maken naar hun land van herkomst.3 De keuze van vier van de tien geadopteerden om op dit moment in hun leven niet actief op zoek te zijn naar biologische ouders of om zich bezig te houden met hun biologische herkomst lijkt verband te houden met een minder sterk bewustzijn van hun etnische herkomst. Bij de respondenten die wel op zoek zijn of gezocht hebben, blijkt een groter besef van etnische afkomst en het verlangen om deze te exploreren en om zich hiermee op een positieve wijze te willen identificeren. 2 Het traditionele beeld dat mensen hebben van wetenschappelijk onderzoek wordt gedomineerd door de methodologie van empirisch positivisme, een meer dan honderd jaar oude filosofische traditie van kennisproduktie die wordt gekenmerkt door objectieve methoden en dataverzameling. Deze wijze van wetenschapsbeoefening is gangbaar in de natuurwetenschappen. De filosofische veronderstellingen die ten grondslag liggen aan noties van objectiviteit, wetenschappelijke methode en empirisme zijn bekritiseerd en herschreven door onder andere antiracistische en feministische wetenschappers zoals Sandra Harding, Patricia Hill Collins, Donna Haraway en Karen Barad. De stroming van het positivisme is voortgekomen uit een reactie tegen religieuze en metafysische speculatie. Sindsdien zijn er echter vele alternatieve scholen opgestaan die het empirisch positivisme verwerpen en weerleggen als een beperkende, singuliere benadering van een pluriforme sociale wereld. Interpretatief onderzoek, met inbegrip van onderhavige studie, claimt dat sociale realiteiten begrepen dienen te worden door exploraties van sociale constructies zoals taal, geschiedenis, bewustzijn en collectief gedeelde betekenissen. Dit betekent niet een minder zorgvuldige of rigide onderzoeksstrategie, maar één die filosofie, geschiedenis en sociale effecten hierin opneemt voor democratische doeleinden en verklaarbare resultaten. Deze benadering is dus niet gebaseerd op een vals onderscheid tussen politiek en wetenschap, macht en kennis, maar laat zien hoe deze entiteiten elkaar construeren en dus in relatie tot elkaar geanalyseerd dienen te worden. 3 De publicatie van Alex Haley’s boek Roots: The Saga of an American Family (1976), een roman die is gebaseerd op genealogisch onderzoek van Afrikaans-Amerikanen, wier voorouders vanuit Afrika als slaven naar de Verenigde Staten zijn gebracht, naar hun verwanten, gaf een belangrijke impuls aan genealogisch onderzoek naar afkomst. Het ondernemen van rootsreizen is een wijdverbreide sociale stroming geworden onder vele zwarte mensen, migranten en andere historisch gemarginaliseerde groepen. Onderzoek naar herkomst heeft een speciale status verkregen onder jong volwassen geadopteerden als deel van de (re)constructie van hun etnische identiteit. 39 3 Het onderhandelen van een “third space” identiteit Alle geïnterviewden in deze studie zijn opgegroeid bij witte adoptieouders in witte gezinnen en het merendeel heeft meerdere geadopteerde broers en zussen van kleur. De meeste vertellen te zijn opgegroeid in relatief kleine plaatsen met een overwegend witte bevolking. In hun woonplaats en op de basisschool waren zij als kind met hun broers en zussen vaak de enige personen van kleur. De geïnterviewden vertellen een Nederlandse opvoeding te hebben gehad. De witte opvoeding van geadopteerden van kleur heeft invloed op de wijze waarop zij zich identificeren met hun etnische identiteit. Uit hun antwoorden lijkt het alsof hun etnische identiteit in het adoptiegezin geen of een ongedefinieerde betekenis heeft. Er lijkt een consensus te zijn over het gegeven dat kleur niet als opmerkelijk of anders wordt gezien, terwijl hun ervaringen ervan getuigen dat dit wel het geval is in de sociale praktijk. Zulke ambivalenties tussen hoe het zou moeten zijn en hoe het vaak werkelijk is (zelfs als de respondenten niet willen dat het zo is, of dit niet willen onderkennen) zijn typisch voor onderhandelingen over nationale, ‘raciale’ en etnische identiteit die plaatsvinden in een zogenaamde derde ruimte. Meerdere geïnterviewden beschrijven hun etnische identiteit als ‘iets wat je niet helemaal bent’ en ‘als iets wat je kunt worden.’ Deze ambigue definitie van de betekenis van etnische identiteit kan worden beschouwd als het vertrekpunt van de ervaringen van geadopteerden. Veel respondenten spreken over een gevoel dat er geen woorden zijn die de tegenstrijdigheid van hun positie kunnen vertegenwoordigen in individuele en maatschappelijke zin. Dit moet worden beschouwd tegen de achtergrond van dominante vertogen die doordringen in de subjecten die door adoptie worden gevormd. Voorgaand onderzoek ondersteunt ons in deze stelling (Patton 2000; Simon and Roorda 2000). De verschillende vertogen die de feministische wetenschapper van witheid Ruth Frankenberg (1993) onderscheidt voor de Noord Amerikaanse situatie zijn zeer bruikbaar voor het analyseren van de uitspraken van de respondenten en daarmee voor de Nederlandse situatie. Ze helpen bij het duiden van de verschillende en tegenstrijdige uitspraken die de tien respondenten doen met betrekking tot de rol die kleur en etniciteit spelen in hun levens. Deze uitspraken zijn te plaatsen in de context van de tegenstrijdige sociale werkelijkheden waar vertogen over ‘ras’ en etniciteit niet alleen deel van uitmaken, maar die ze meehelpen te construeren. De drie vertogen die Frankenberg onderscheidt kenmerken elk drie verschillende historische momenten in het denken over ‘ras’ en etniciteit in de Verenigde Staten. Deze zijn het vertoog van essentialist racism, een coloren power-evasive vertoog en een race cognizant vertoog. In het vertoog van essentialistisch racisme wordt ‘ras’ beschouwd als markering van “ontologisch, essentialistisch en biologisch verschil” (Frankenberg 1993:138). Dit vertoog van essentialistisch racisme wordt in de tijd gevolgd door een kleur- en machtsontwijkend vertoog. Binnen dat vertoog worden etnische verschillen op selectieve wijze ontkend of geminimaliseerd, waarbij de structurele aspecten van racisme niet worden onderkend en zo schijnbaar onveranderlijk en onaantastbaar blijven (Frankenberg 1993:42). Anderzijds verwijst een race cognizant vertoog, of wat in een wetenschappelijke Europese context en in een Nederlandse vertaling een etniciteitsbewust vertoog wordt genoemd, naar verschillen die als cultureel worden erkend. Dit vertoog is in theoretische zin tegengesteld aan een essentialistisch vertoog, maar Frankenberg schrijft dat in de praktijk, afhankelijk van de intentie, een etniciteitsbewust vertoog vanuit een essentialistisch begrip kan worden gehanteerd (Frankenberg 1993:157). Deze drie vertogen overlappen elkaar in de wijze waarop verschillende elementen uit deze vertogen worden ingezet, zij kunnen elkaar versterken maar ook weerspreken. We zullen in de volgende exploratie van de rol en bespreekbaarheid van etnische herkomst en de betekenis van adoptie binnen het adoptiegezin gebruik maken van Frankenberg’s noties in onze discoursanalyse van de interviews. 40 3.1 Donkere huid, witte familie: de rol van etnische herkomst in het adoptiegezin Gevraagd naar de rol die hun etnische afkomst heeft gespeeld in hun adoptiegezin geven bijna alle respondenten een ontkennend antwoord. Hun etnische afkomst speelde geen rol, noch had het een duidelijke betekenis of aanwezigheid. Alle respondenten vertellen vooral Nederlands te zijn opgevoed door hun adoptieouders. Yasmine, Chris en Marloes vertellen dat volgens hen hun adoptieouders zich er niet bewust van waren dat hun etnische afkomst belangrijk voor hen zou kunnen zijn. Chris zegt daarover: Ik weet niet of het niet belangrijk werd gevonden, het was meer dat niet werd gezien dat het belangrijk zou kunnen zijn. Chris heeft het gevoel dat hij veel voor zichzelf heeft moeten uitvechten en dat hij daar vanaf een jonge leeftijd mee bezig was. Het gegeven dat zijn afkomst niet belangrijk werd gevonden, maakt dat Chris het gevoel heeft dat zijn adoptieouders geen goed beeld hebben van wie hij is, van wat hij belangrijk vindt. Gevraagd naar welke betekenis er in zijn ogen aan zijn afkomst is gegeven: Mijn ouders, je kan er over praten. Maar het heeft geen zin. Je bent geadopteerd en je bent nu hier en je hebt het nu goed. Ik heb altijd geleerd je komt uit een ander gezin. Voor hen was ik ook geen Colombiaan, dan worden de rollen beperkt….… terwijl het voor je zelf wel belangrijk wordt. Het heeft te maken met levensinstellingen, je bent nu hier, je moet niet blijven dwellen, daar houden ze niet van. Ze kijken recht vooruit. Bij adoptie kijk je way back en zo zijn ze niet ingesteld. Gevraagd naar wat hij zou willen vertellen als zijn ouders hiervoor zouden openstaan antwoordt Chris: Als zij hadden opengestaan…Dan hadden zij geweten dat ik vanaf kleins af aan daar mee bezig ben geweest en aan het onderzoeken was. Ik ben… het is veel te volwassen voor wie je eigenlijk bent… Dan hadden zij geweten dat ik een heel open persoon ben en niet gesloten. Dat ik heel graag er over wil praten. Nou, heel graag, heel gemakkelijk. Dat kunnen mijn ouders niet, en ik wel. Ik denk dat zij heel lang een verkeerd beeld van mij hebben gehad, van ‘Chris, wie ben jij’? Het had heel wat vervelende situaties kunnen besparen, wat meer begrip. Het voornaamste wat is veranderd is de durf om het te zeggen. (…) Ik was bang, ik ging veel voor mijzelf houden. (…) En daardoor hebben zij een verkeerd beeld gekregen en konden zij mij niet leren kennen. Chris vertelt over het contrast tussen de onbespreekbaarheid van zijn geadopteerd zijn en de emotionele reactie van zijn moeder op het kijken naar een aflevering van het KRO programma Spoorloos: Dat is het naïeve. Ik heb wel eens op de bank gezeten met mijn moeder dat we Spoorloos zaten te kijken en dan ging ze van “oh wat erg, wat erg” en dan dacht ik ‘hallo!’ hetzelfde verhaal zit gewoon naast je. Nee, helemaal niet, dat zag ze helemaal niet. Ja echt, ik heb mij daar wel beledigd door gevoeld. En toen ik haar daar op aansprak, was het ‘o ja, ik weet het ook wel, ik sta er niet zo vaak bij stil…’ Volgens Chris’ interpretatie heeft hij er in belangrijke mate alleen voor gestaan om zijn ervaringen te duiden. Ook Sebastiaan vertelt dat zijn Sri Lankaanse afkomst geen rol speelde in zijn adoptiegezin. Hij benoemt zichzelf als ‘helemaal vernederlandst’. Sebastiaan is kritisch over hoe zijn adoptieouders met zijn afkomst zijn omgegaan: Eh…Zij hebben altijd gezegd jullie zijn onze kinderen, het maakt niet uit uit welk land je oorspronkelijk komt of dat je uit een andere buik komt. Dat hebben ze gezegd. Ik wilde er niet over na 41 denken dat ik eigenlijk uit een andere buik kwam. Onbewust was dat te confronterend. …Je probeert als geadopteerde niet op te vallen, je wilt niet het probleemgeval zijn, je wilt net zo zijn als de anderen, je wilt Nederlands zijn. Maaike vertelt dat het feit dat zij uit Korea afkomstig is geen specifieke betekenis had, het hoorde er gewoon bij. Haar ouders namen tv-programma’s op die over Korea gingen, dat is iets wat zij nog steeds doen: Het enige is dat we juichen voor Korea met het WK voetbal… Programma’s die over Korea gaan. Zij [haar ouders] bellen ook altijd als er een documentaire is op tv. Alleen Lucas vertelt dat zijn Colombiaanse afkomst en die van zijn broer en zus een eigen en positieve betekenis had in zijn adoptiegezin. Dat is het voordeel van mijn ouders geweest. Zij hebben ons een eigen plek laten kiezen; dat andere hebben zij nooit weg proberen te vegen, “dat andere is een deel van jullie geschiedenis”. Alleen we leven nu hier. Ze hebben onze identiteit nooit betwist. Dat aspect van geadopteerd zijn is pas na mijn puberteit gaan opspelen. De etnische herkomst van respondenten heeft dus geen of een beperkte rol toebedeeld gekregen in hun adoptiegezinnen. Het had een schijnbaar neutrale betekenis, die noch in negatieve noch in positieve zin benoemd werd. Respondenten vertellen dat hun afkomst en kleur niet als anders of verschillend werden gezien, maar ‘erbij hoorde’, ‘geen dagelijkse rol speelde’ en dat ‘kleur geen issue was’. Ze vonden het moeilijk om te zeggen welke betekenis eraan werd gegeven omdat zij niet wisten of konden bedenken welke specifieke betekenis hieraan gegeven zou kunnen worden. Dit laatste geeft weer dat veel respondenten gedeeltelijk in hetzelfde vertoog als hun ouders opereren. Dit kan verklaard worden doordat de etnische afkomst van geadopteerden een ongedefinieerde betekenis heeft die ten dele samenhangt met een onbekende biologische, etnische en culturele geschiedenis en met de adoptieve identiteit van geadopteerden. Het niet onderkennen van etnische verschillen in hun opvoeding heeft een schijnbaar positieve betekenis: het geeft weer dat zij als gekleurde kinderen niet als anders werden beschouwd, maar als volwaardig deel van het gezin. In door ‘ras’ gestructureerde samenlevingen, verkeert zo’n ogenschijnlijk voordeel al snel in zijn tegendeel. Al heel vroeg is in de V.S. opgemerkt dat mensen uit etnische minderheidsgroepen op zijn minst zouden moeten beschikken over een “dubbel bewustzijn” (DuBois, 1903), willen ze in staat zijn te overleven. Dit resoneert met Frantz Fanon’s notie van identiteitsformatie in zijn boek Black Skin, White Masks (1952) dat we eerder besproken hebben. De sociale geconstrueerdheid van problematische biologische en essentialistische noties van ‘ras’ en etniciteit kent twee kanten: net zoals je niet van kleur hoeft te zijn om je te identificeren als van kleur, is identificatie met witheid niet voorbehouden aan witte mensen. De ervaringen van interetnisch geadopteerden vormen hiervan het bewijs. Dit komt ook naar voren in de uitspraken van respondenten in deze studie. Er is echter nog meer aan de orde. Aan de zogenaamd neutrale betekenis die aan de etnische afkomst van geadopteerden van kleur wordt toegeschreven, ligt een kleur- en machtsontwijkend vertoog, een zogenaamd ‘kleurenblindheids’ vertoog, ten grondslag (Frankenberg, 1993). Door het niet erkennen van de etnische gesitueerdheid van de geadopteerden wordt het niet alleen moeilijk hen inzicht en vaardigheden bij te brengen om zich te weren tegen racisme en discriminatie, tegelijkertijd wordt de dominante etnische gesitueerdheid van de ouders en de rest van de familie steviger als onuitgesproken norm geïnstalleerd. Wit of Nederlands zijn is de niet 42 uitgesproken, onzichtbare, maar daardoor des te machtiger, norm. Vandaar dat veel geïnterviewden aangeven “gewoon Nederlands” te willen zijn. Bovendien betekent de ontkenning van etnische verschillen door de adoptieouders ontkenning van de potentieel meervoudige identiteit van de respondenten. Veel respondenten ervaren het als gemis dat adoptieouders hen niet meer hebben gestimuleerd bij het exploreren van hun etnische identiteit. Identificatie daarmee is mede afhankelijk van de betekenissen die adoptieouders toekennen aan etnische afkomst van respondenten. Het vertoog van kleurenblindheid binnen adoptiefamilies staat in gespannen relatie tot het bewustzijn van anders zijn door hun afkomst en kleur dat respondenten ervaren binnen en buiten hun adoptiefamilies. Zes respondenten confronteren op directe wijze het vertoog van kleurenblindheid binnen hun adoptiegezin, de notie dat kleur niet uitmaakt. Hun ervaringen maken hen bewust van hun anders zijn en zij willen zich op positieve wijze identificeren met hun afkomst. Respondenten hebben zelf aanknopingspunten gezocht om zich op positieve wijze te identificeren met hun etnische afkomst. Recent adoptieonderzoek geeft inzicht in de dominante vertogen die gangbaar zijn in adoptiefamilies en verwijst naar de socio-culturele effecten van het ideaal van assimilatie in witte families. Assimilatie werd beschouwd als de meest gezonde manier van het opvoeden van geadopteerde kinderen. Kirsten Hoo-Mi Sloth, schrijvend vanuit de Deense context, noemt dit het dominante discours van “assimilatie is gezond”, dat wil zeggen dat geadopteerden gezond zijn als zij zich identificeren als Denen, Zweden of Nederlanders (2006:254). Zij worden verondersteld hun leven te willen leven op dezelfde manier als de doorsnee bevolking en zouden zelden racisme ervaren -, en als dit al het geval is wordt het niet beschouwd als erg schadelijk. Het ideaal van assimilatie werkt tesamen met het kleurenblinde vertoog als een goedbedoelde tandem om het leven van adoptiekinderen beter te willen maken door hen de best mogelijke opvoeding en kansen in het leven te bieden. Dit komt naar voren in de notie dat adoptie vaak wordt beschouwd als het redden van kinderen van een leven in armoede in de Derde Wereld. Op deze wijze worden adoptiekinderen belangrijke componenten van het globale project van het bouwen van non-racistische westerse samenlevingen. Het assimilatie ideaal en het kleurenblindheidsdiscours die in de interviewuitspraken naar voren komen zeggen iets kritisch over de ruimte voor etnisch anders zijn in onze Nederlandse maatschappij. Ze lijken in ieder geval een positieve identificatie met anders zijn of viering van diversiteit uit te sluiten. Dit is waarom wij onze respondenten vragen hebben gesteld over de bespreekbaarheid van betekenissen van geadopteerd zijn en over diversiteit in het adoptiegezin. 3.1.1 Bespreekbaarheid van de betekenis van geadopteerd zijn in het adoptiegezin Geïnterviewden vertelden dat er in hun adoptiegezinnen in het algemeen op een open manier over adoptie werd gesproken, het onderwerp adoptie an sich was bespreekbaar. Zij wisten van kinds af aan dat zij geadopteerd zijn, konden zich niet herinneren dat er een bepaald moment was waarop dit door hun adoptieouders aan hen is verteld. Het blijkt echter dat de openheid die gold voor het gegeven van adoptie niet hetzelfde was als het bespreken van de betekenis van en de gevoelens rond het geadopteerd zijn. Voor veel respondenten is de betekenis van het geadopteerd zijn verbonden met het gebrek aan kennis over hun biologische afkomst, het niet weten waar ze vandaan komen, van wie zij afstammen. Voor alle respondenten was het ontbreken van kennis over hun biologische geschiedenis een groot thema. Verder noemen respondenten als belangrijke kenmerken van wat het betekent om geadopteerd te zijn, het verwerken van het afgestaan zijn en het zich niet kunnen identificeren met hun adoptiefamilie en het zich anders voelen door hun kleur. De betekenis van het geadopteerd zijn roept veel emoties op bij respondenten en zes van de tien geven aan dat ze daar 43 niet met hun ouders over wilden of konden spreken, omdat, in de woorden van Sebastiaan, “Nederlandse ouders toch niet kunnen weten of voelen wat het is om geadopteerd te zijn”. Andere respondenten noemen als reden dat de adoptie bespreken niet loyaal zou zijn aan de adoptieouders omdat het hen confronteert met het bestaan van andere, biologische, ouders. Respondenten vertelden een groot deel van hun leven geworsteld te hebben met diepe onzekerheden, grote onrust, eenzaamheid en verdriet, wat zich bij sommigen uitte in het gevoel niet genoeg te zijn en een grote drang zichzelf te bewijzen. Bij een aantal respondenten leidde dit tot jarenlange depressies, bij twee van hen zelfs tot zelfmoordgedachten. Hier hebben de geïnterviewden het over de worsteling met hun kleur die ze als kind doorgemaakt hebben (en vaak nu nog), het feit dat ze hun kleur verschrikkelijk vonden. Marloes vertelt over haar jeugd: Ik heb een stuk identiteit gemist. … Het feit dat ik mijn moeder niet kende, dat ik mij totaal niet kon identificeren. Uiterlijk niet, maar ook qua karakter niet. Dat heeft mij heel onrustig gemaakt, zonder dat ik het bewust wist. Ik ben ontzettend extravert geworden en niet op een leuke manier. Tegen alles aanschoppen en niet weten waar ik heen moest. Ik kon totaal niet alleen zijn bijvoorbeeld. Ik ben in mijn jeugd aan de drank en de drugs geweest, altijd vriendjes, volledig losbandig geleefd, ook ten nadele van mijzelf natuurlijk. ….. Ik miste iets, in mijn gezin, iets in mijn leven wat ik niet kon plaatsen, waardoor ik dacht dat ik gek was, waardoor ik niet kon aarden. Fragmentarische kennis over biologische ouders en herkomst is niet uitzonderlijk, het is een deel van wat het betekent om transnationaal geadopteerd te zijn. Rosa zegt daarover: Ik denk dat ik reageerde zoals heel veel geadopteerden, net doen alsof er niets aan de hand was (lacht). Dus een beetje onder het tapijt. Chris vertelt dat zijn adoptieouders wel open stonden voor het thema adoptie, maar dat er niet over gevoelens werd gesproken en evenmin over de redenen waarom hierover niet gesproken werd. Als kind had hij grote last van verlatingsangst, die zich uitte in hysterische buien en woedeaanvallen, die volgens hem mogelijk zijn terug te voeren op ervaringen die hij aan het begin van zijn leven in Colombia heeft meegemaakt. Zijn gedrag werd door zijn adoptieouders niet in verband gebracht met deze periode, waarin volgens gegevens in zijn adoptiedossier veel is gebeurd. Omdat hij zich deze periode niet bewust kan herinneren, blijf hij worstelen met zowel zijn gevoelens als gedrag. Chris had het gevoel dat er voor zijn gevoelens en vragen geen interesse was. Ik heb mij altijd afgevraagd of zij het niet zagen dat ik geadopteerd was of dat… Zo vanzelfsprekend: ‘ik ben je kind.’ Daar werd niet over gesproken. Het [adoptie] was wel open voor discussie, want ik kon wel vragen stellen. Ik had heel veel ‘acties’, dat was niet altijd even leuk, maar dat werd dan beoordeeld op gedrag en bestraft. Ik had verlatingsangst en was angstig…. . Maar over gevoelens praten… dat was wel wat ingewikkelder. Ze konden er niet over praten omdat zij er niet hun vinger op konden leggen. Als ik dan terugkijk dat ik er heel bewust mee bezig was… eigenlijk werd het stilgezwegen. Zij hielden van mij en mijn zussen hielden van mij. Het is nog een shock, van o ja… je bent gewoon mijn broertje! Bloed of niet, je bent mijn broertje. In dit fragment legt Chris de normatieve manier waarop familiebanden gevormd worden, namelijk via een biologische band bloot: “bloed”. Aangezien adoptie een andere vorm van 44 familiebanden vormen betreft, één die bovendien beladen is door het zichtbare fysieke verschil tussen ouders en geadopteerde, komt een spanningsveld bloot te liggen. Het gaat ouders gemakkelijker af om over het loutere feit van adoptie te praten dan over de betekenis die dit voor hen of voor hun kind heeft. De betekenis van de zichtbare uiterlijke verschillen wordt eerder ontkend dan onder ogen gezien. Ook hier wordt duidelijk dat het vertoog van ‘kleurenblindheid’ weer werkzaam is. De goede bedoelingen van dit liberale vertoog, die ook tot uitdrukking komen in uitspraken als ‘of je nu geel, blauw of paars bent, het doet er niet toe’ (Frankenberg 1993), ‘je bent mijn kind’, reiken de geadopteerden niet de inzichten en vaardigheden met betrekking tot hun etnische gemarkeerdheid aan die zij nodig hebben. Geïnterviewden staan ambivalent tegenover de beperkte informatie die over hun biologische ouders en hun afkomst beschikbaar is. Enerzijds is het ‘normaal’, hoort het bij het geadopteerd zijn, anderzijds roept het allerlei vragen op die mogelijk nooit beantwoord zullen kunnen worden. Zij zijn op verschillende manieren met dat gebrek aan kennis in het reine gekomen: ofwel door mee te gaan in de ontkenning van de betekenis ervan, ofwel door te worstelen met een identiteitscrisis of door op zoek te gaan naar hun ‘roots’. Het is opvallend dat geen van de geïnterviewden hun eigen ervaringen zonder voorbehoud als representatief voor hun identiteit beschouwt. Dat wil zeggen dat geen van hen een identiteit claimt waarin zowel hun Nederlands zijn als hun afkomst een plaats krijgt, zonder dat ze elkaar uitsluiten. Het gebrek aan legitimiteit voor de eigen afkomst, en voor de ervaringen die hen als anders markeren, lijkt hen ervan te weerhouden zich uit te spreken, zowel voor zichzelf als voor anderen, over wat de betekenis van hun afkomst is en hoe deze zich verhoudt tot hun Nederlandse identiteit. 3.1.2 Diversiteit bespreekbaar gemaakt als “cultureel anderszijn” in Nederlandse adoptiegezinnen Om ons onderzoek naar identiteitsformatie in het licht van familierelaties en dominante vertogen van etniciteit te vervolgen, vroegen wij de respondenten naar hun opvoeding in termen van mono- of multiculturaliteit. Cultuur in de vage zin leek gemakkelijker bespreekbaar in de interviews dan etniciteit en ‘ras’, termen die kennelijk meer geladen zijn met politieke implicaties. Op de vraag of geïnterviewden hun adoptiegezinnen als mono- of multicultureel beschouwen antwoorden zes respondenten dat zij hun adoptiegezin als multicultureel beschouwen. Vier van hen benoemen hun adoptiegezin eerder als monocultureel. Het onderscheid tussen monocultureel en multicultureel is de wijze waarop hun adoptiegezin zich identificeert met één cultuur of dat er ruimte is voor een meervoudige identificatie met zowel ‘de’ Nederlandse cultuur als de etnische afkomst van respondenten of andere culturen. Deze vraag deed geïnterviewden nadenken over hoe zij hun adoptiegezinnen zien in relatie tot hun etnische afkomst terwijl zij andere termen hiervoor gebruiken. De notie van multicultureel veronderstelt een culturele invulling van hun etnische afkomst. Chanda antwoordt op de vraag of de Indiase afkomst van haarzelf en van haar zusje een invloed had op de manier waarop zij zijn opgevoed: Nee. Spaghetti aten we ook pas heel laat, wat is spaghetti nou tegenwoordig…? In dit citaat maakt Chanda een vergelijking tussen de late ingang die spaghetti in haar adoptiegezin gevonden heeft en het ontbreken van invloed van haar Indiase achtergrond. Het is opmerkelijk dat deze vraag bij veel respondenten associaties met voedsel oproept. Kennelijk is het onderdeel van een breder levend begrip dat multiculturaliteit vooral betrekking heeft op eetpatronen. Ongewild bevestigen de respondenten hiermee de bijdrage van Paul Schnabel aan het debat over de multiculturele samenleving, namelijk dat “er geen sprake is van overname van 45 elementen uit ‘allochtone culturen’ door Nederlanders, aangezien de nieuwkomers nu eenmaal ‘geen houders van grote culturele kapitalen zijn, die hierheen zijn gekomen om hun culturele rijkdommen te verspreiden” (Schnabel 2000). Volgens Schnabel zijn muzikale invloeden en eetgewoonten de enig denkbare bijdragen van “nieuwkomers” aan de samenleving. De vreugde die nieuw, ander voedsel geeft voor degenen die onbekende smaken kunnen waarderen is overigens een mooie metafoor voor het introduceren van de waarde van Chanda’s eigen afkomst binnen haar familie. Haar uitspraak dat haar adoptie gezin “laat” was met het in huis halen van spaghetti geeft weer dat de exotische betekenis van spaghetti als gedurfd, al lang is ingehaald door de introductie van nieuwe uitheemse invloeden op de hedendaagse multiculturele, Nederlandse keuken. Als spaghetti al zo’n avontuur was, lijkt Chanda ook te willen zeggen, wat voor kans had haar Indiase achtergrond dan om erkend te worden? Het is tevens een impliciet commentaar op de vanzelfsprekende, ‘onbenoembare’ en dus machtige status van de witte Nederlandse cultuur in het gezin. Redenen die geïnterviewden noemden voor de keuze om hun gezin multicultureel te noemen is hun aanwezigheid en die van hun (geadopteerde) broers en zussen in hun gezinnen. Maaike: Dan wel multicultureel. We doen niets aan de Koreaanse cultuur maar omdat ik erbij ben zijn we multicultureel. Ik denk ook wel dat ik toch mijn etnische achtergrond heb meegebracht en hen heb beïnvloed. (..) Ik denk wel dat ik iets heb meegebracht wat het multicultureel maakt. Suzanne: Multicultureel, omdat de meerderheid multi is en omdat het in huis terug te vinden is. Omdat Sri Lanka altijd een rol heeft gespeeld. (..) Maar wat is multicultureel? Het is niet zo dat zij met Sri Lanka bezig zijn, of dat het een plek heeft in het leven van mijn ouders. Ik heb het met ze erover gehad. Wat bepaalt je gezin als je drie donkere kinderen hebt en twee witte ouders? (..) Het brengt een andere dimensie aan binnen een gezin. Dat zij daar naartoe zijn gegaan, dat je uit een andere cultuur komt en dat toch wel meeneemt. Suzanne noemt haar gezin “niet doorsnee” door andere verschillen dan etniciteit, zoals het gehandicapt zijn van haar jongste broer. Haar uitspraak toont etniciteit als één van de factoren, waar een gezin door gemarkeerd kan worden. Uit deze uitspraken blijkt een zekere spanning: ondanks het feit dat deze geïnterviewden hun gezin multicultureel noemen, vertellen zij tegelijkertijd dat er aan hun etnische afkomst geen specifieke invulling wordt gegeven en dat deze geen noemenswaardige invloed had op hun overwegend Nederlandse opvoeding. De keuze van respondenten voor multicultureel lijkt louter ingegeven door hun aanwezigheid in het gezin. In feite hebben ze het over multi-etniciteit. Bepalend voor de vier geïnterviewden die hun adoptiegezin als mono-cultureel beschouwen is dat hun etnische afkomst geen specifieke betekenis had en geen invulling kreeg of invloed had. Het ontbreken van enige invloed van hun etnische herkomst op hun adoptiegezin was de reden dat zij hun adoptiegezin als mono-cultureel beschouwen. Rosa: 46 Mono, omdat er maar één cultuur is, de Nederlandse. (..) Wat dat aangaat, vind ik adoptie heel agressief, het roeit andere vormen van culturaliteit uit. Heb je de voorwaarden [van de wettelijke adoptieprocedure] gelezen? Wat het precies is en wat het doet, er is erg weinig ruimte over voor verschil. Chris: Wit gezin. Er is geen invloed. Ik heb niet het idee dat het Colombiaans zijn invloed heeft op mijn familie. Ik heb niets Colombiaans meegegeven. Opmerkelijk is dat precies dezelfde omstandigheden, nl. dat er geen invloed is van hun culturele achtergrond, sommige respondenten aanleiding geven te spreken van een multicultureel en anderen van een monocultureel gezin. Dit duidt op een begripsverwarring bij de eerste groep ten aanzien van het containerbegrip multiculturaliteit, waarmee in feite vaak multi-etniciteit bedoeld wordt. Het is onderdeel van een kleur- en machtsontwijkend vertoog dat het gemakkelijker is om over cultuur dan over etniciteit te spreken. 3.2 Subject positionering: ervaringen met als Anders gezien worden door de omgeving De identiteiten van individuen bestaan, in al hun gevarieerde vormen, binnen een systeem van sociale relaties zodat de handelswijzen van mensen afhankelijk zijn van hun sociale positie en de condities die daarmee samenhangen. De notie van subject positionering is een analytische term die in het eerste hoofdstuk gepresenteerd werd. Het wordt vaak gebruikt om aan te duiden dat de relatie tussen individu en maatschappij er niet uit bestaat dat het individu zich aanpast aan de maatschappij, maar dat de sociale condities het menselijk subject creëren en haar motieven, doelen en middelen als betekenisvol weergeven (Foucault 1980). Sociale en culturele onderzoekers hebben deze theorie empirisch onderbouwd Patton 2000; Franklin, Lury & Stacey 2000; Hasan 2001; Hübinette 2007b). Identiteit en zelfbeschikking worden ontwikkeld op wijzen die specifiek zijn voor geografische en historische situaties, dit geldt in het bijzonder voor sociaal en cultureel geconstrueerde werelden. In navolging van het werk van bijvoorbeeld de Russische sociaal filosoof Mikhail Bakhtin, zijn er theorieën ontwikkeld over hoe identiteit zich voortdurend vormt en een persoon samengesteld is uit vele, vaak tegenstrijdige zelfbeelden en identiteiten. Identiteitsformatie is een voortdurend proces in de sociale praktijk waar individuen actief participeren in het creëren van sociale werelden. Subjecten worden gepositioneerd en positioneren zichzelf door het vormend effect van sociale discoursen – die zowel machtsversterkend als machtsondermijnend werken. Dit komt tot uiting in intersectionele discoursen van ras, gender en seksualiteit die, zoals anti-racistische feministen hebben beargumenteerd, onze lichamen en onze zelven formeren (Wekker 1996; Haraway 2003). Door de getuigenissen van onze respondenten wordt duidelijk dat de identiteitsformatie van geadopteerden van kleur in Nederland plaatsvindt door middel van een specifieke set van sociale praktijken en intersectionele discoursen. Zij worden door hun omgeving gepositioneerd en tegemoet getreden als subjecten op wijzen die invloed hebben op de manieren waarop zij zichzelf zien. Alle respondenten hebben er ervaringen mee dat zij als anders worden gezien door hun kleur en afkomst. Zes van de tien respondenten vertellen ervaringen te hebben met negatieve reacties van de omgeving op hun kleur en afkomst. Respondenten hebben meerdere voorvallen meegemaakt en worden er regelmatig mee geconfronteerd. Het feit dat zij als Ander worden gepositioneerd stelt hun meervoudige identiteit en hun gevoel ook Nederlander te zijn diepgaand ter discussie. Onder de negatieve reacties die respondenten meemaken worden discriminerende opmerkingen verstaan, gepest zijn als kind, doelwit zijn van scheldwoorden met betrekking tot kleur. Ook vertellen respondenten geconfronteerd te worden met impliciete negatieve reacties zoals vijandige of nadrukkelijke blikken. De impliciete confrontaties waarbij niet wordt uitgesproken wat er 47 bedoeld wordt, appelleren aan een geïnternaliseerd negatief beeld over mensen van kleur bij sommige geadopteerden, hetgeen een negatief effect heeft op hun zelfbeeld. De impliciete en expliciete vragen en opmerkingen die geïnterviewden krijgen vanuit hun omgeving variëren van grensoverschrijdende vragen over hun afkomst tot discriminerende opmerkingen. Sommige ervaringen vinden binnen de adoptiefamilie plaats, maar buiten het adoptiegezin, andere ervaringen hebben juist betrekking op het adoptiegezin en nog andere ervaringen betreffen anonieme publieke situaties. In dit gedeelte vertellen respondenten over hun ervaringen als anders te worden gezien in verschillende sociale contexten. Gezien worden als anders heeft verschillende betekenissen, waarbij hun gekleurde etnische afkomst soms expliciet verbonden wordt met andere sociale categorieën zoals gender, klasse en seksualiteit. 3.2.1. Vragen over afkomst: wijzen van positionering van geadopteerde subjecten door vertogen van ‘ras’ en seksualiteit Bijna alle respondenten vertellen dat hen regelmatig vragen worden gesteld over hun afkomst, gepaste en ongepaste vragen die hun identiteit ter discussie stellen en hun persoonlijke grenzen overschrijden. Maria P. P. Root beschrijft deze vragen als een van de manieren waarop iemands etnische identiteit ter discussie kan worden wordt gesteld. Root is wetenschapper op het gebied van Etnische Studies en heeft geschreven over multi-etnische identiteiten. Zij beschrijft deze vormen als een “squeeze of oppression” voor personen van gemengde etnische identiteit. Hiertoe behoren “ ‘authenticiteitstests’, gedwongen keuzen of ongefundeerde aannamen over iemands identiteit” (Root 1996: xx).4 Root beschrijft de verschillende wijzen waarop identiteiten van personen met een gemengde herkomst (waaronder interetnisch geadopteerden) die niet voldoen aan maatschappelijke definities of verwachtingen, gefragmenteerd worden door alledaagse onderhandelingen over deze identiteit. Dit geeft inzicht in het effect van schijnbaar ‘onschuldige’ vragen die een eroderend effect kunnen hebben op iemands gevoel van identiteit. Een voorbeeld van dit ondermijnende effect komt naar voren in hoe Lilian, een van onze respondenten, omgaat met de vragen die vreemden aan haar stellen. Deze vragen worden ook aan haar ouders gesteld als zij bijvoorbeeld met hun gezin uit eten zijn: Vragen, heel veel vragen stellen, ook brutale vragen. Waar kom je vandaan? Het is voor jou geen probleem om erover te praten, maar je krijgt vragen die gewoon niet gepast zijn. …Het geeft het gevoel dat je opvalt. Inderdaad twee blanke ouders en twee donkere kinderen.… Dat andere mensen denken dat ze je van alles kunnen vragen dat geeft mij het gevoel alsof je… Ook een keer in de schouwburg, dan is het: ‘Zijn die kinderen geadopteerd?’, dan krijg je een heel verhaal erover, dan zit ik met grote ogen te kijken, ongepaste vragen. …Je voelt je een freakshow (…) en wel eens vaker dat je uit eten gaat en je bekeken voelt en ook minderwaardig. Vooral die vragen, ik beantwoord ze omdat ik ze gewend ben en ik het belangrijk vind dat het open is, dat het geen taboe wordt. Het is voor mij geen issue, zeg maar, maar het is niet gepast. Lilian benoemt hier de tegenstrijdigheid tussen de familiariteit van het behoren tot haar eigen gezin en de vreemdheid die daaraan wordt toegekend door anderen. Zij is ambivalent over de ‘keuze’ die zij heeft of zij vragen beantwoordt: “Je beantwoordt ze omdat je ze gewend bent.” Zij getuigt hier over de frequentie waarmee zij geïdentificeerd wordt als Ander. De omgeving voelt zich kennelijk gelegitimeerd om haar in een publieke ruimte vragen te stellen over haar afkomst nadat zij haar donkere huid hebben geïdentificeerd als Anders binnen een ‘wit’ gezin. Het belang dat zij eraan hecht om open te zijn over haar afkomst lijkt in strijd met haar gevoel zich bekeken en minderwaardig te voelen door de vrijpostige vragen en blikken van vreemden. Enerzijds ontkracht zij de invloed die de vragen uitoefenen op haar gevoel van zelf, anderzijds veroordeelt 4 Vertaling van auteurs 48 zij de vragen die haar het gevoel geven anders te zijn. Lilian voegt eraan toe dat zij dat nu niet meer zo voelt, omdat zij zich meer zelfverzekerd voelt: Ik hoef er niet meer zo open over te zijn als ik dat niet zo voel. Nu herken ik het ook als het een ongepaste vraag is. Mensen moeten gewoon beleefd zijn. Veel mensen doen dat ook, sommige niet. Dit is een last die wordt geplaatst op individuele geadopteerden, een last die voortkomt uit de onwetendheid en nieuwsgierigheid van de omgeving. Lilian wordt gedwongen hiermee rekening te houden, sterk te zijn en vol te houden. Door niet in te gaan op ongepaste vragen, komt naar voren dat zij grenzen voor zichzelf heeft gesteld, dat zij meer durft te handelen naar haar eigen standaard van wat betamelijk is. Chris vertelt over hoe hij als Anders wordt gezien in zijn adoptiefamilie. Hij vertelt dat zijn oma hem “links liet liggen”, hem niet erkende als haar kleinkind bij verjaardagen. Zij [oma] liet mij links liggen. Ik heb dat altijd wel geweten. Ik voelde mij altijd wel achtergesteld. Bij mijn oma had ik het gevoel dat klopt niet. Maar omdat je dat je hele leven al… maar je familie ervaart dat niet zo…Het was een tijd geleden dat mijn moeder dat ontdekte, ‘je hebt gewoon gelijk.’ Het is opvallend dat Chris een voorbeeld geeft dat in zijn familie speelt op de vraag naar ervaringen met de omgeving. De negatieve manier waarop zijn oma met zijn andere afkomst is omgegaan gaf hem het gevoel, dat hij niet helemaal tot de familie behoorde. Rosa heeft uitgesproken negatieve ervaringen met reacties van de omgeving op haar kleur. Zij noemt uitgescholden worden en het ontmoeten van bepaalde blikken van mensen. Zij vertelt dat het structureel gebeurt. Ik ben er altijd op aangesproken, je wordt uitgescholden. Ook denken mensen wat vreemd dat je een Nederlandse naam hebt. Persoonlijk vind ik dat heel irritant. Andere mensen kunnen daar beter mee omgaan dan ik. Mijn broertje kan daar wel een grapje over maken. Maar ik vind dat niet zo grappig. Mensen staan daar niet bij stil: zo zie je er niet uit, of ik had zo’n naam niet bij jou verwacht. Die opmerkingen zijn ingegeven door domheid. Ik heb er niet zoveel geduld mee. Suzanne vertelt aanvankelijk dat zij weinig negatieve reacties op haar kleur of etnische herkomst heeft gehad. Dit komt omdat zij in een plaats is opgegroeid waar iedereen haar en haar familie kende: Het is wel dat je een winkel binnenkomt en dat ze je aankijken zo van ‘oh, dat gebeurt ook niet vaak,’ en dan zeg je wat en dan denken ze: ‘ laat maar zitten ook’. Zij vertelt hier hoe haar accentloze stem en het spreken van Standaard Nederlands, verschil maakt in hoe mensen haar zien. Op de vraag wat zij denkt dat die winkelbediendes dan denken geeft Suzanne een tegenstrijdig antwoord: Ja, ik kan mij daar vrij weinig van aantrekken wat voor gedachtengang zij hebben, misschien dat ik een tikkeltje arrogant ben, ik heb ieder recht om hier te zijn, ga niet zo moeilijk zitten doen. Ja, ik heb daar nooit zo heel erg last van, je mag alles denken, ik weet wie ik ben, mijn omgeving weet wie ik ben. Enerzijds minimaliseert zij de impact van deze ervaring, maar zij verdedigt zich door zich te beroepen op haar recht om in de winkel te zijn, zonder toestemming van wie dan ook nodig te 49 hebben. Behalve dat Suzanne door haar Standaard Nederlands een beroep doet op een klasse privilege, geeft het voorval aan dat het raakt aan iets zeer fundamenteels wat door onuitgesproken blikken of gedrag opeens onverwacht bij het betreden van een winkel op het spel kan komen te staan, het recht om te zijn wie je bent, het recht om ongeproblematiseerd aanwezig te zijn. Suzanne vertelt ook over de vreemde ervaring toehoorder te zijn van racistische grappen, schijnbaar zonder dat zij gezien wordt als iemand die zich beledigd of aangesproken zou voelen door de inhoud: Ja, de snackbarhouder begint racistische grappen over anderen tegen mij te maken. Hij zei: ’Jij praat ook normaal.’ Dat vind ik ook niet relaxt. Wat moet ik daarmee? Dat betekent niet dat ik discriminatie aanvaard of tolereer. Hier vertelt Suzanne dat zij door de snackbarhouder in een dubieuze positie wordt geplaatst als iemand die misschien wel gekleurd is maar anders is dan andere mensen van kleur, omdat zij ‘normaal’, zonder een accent spreekt. De onverwachte acceptatie die haar ongewild deelgenoot maakt van een superieure, witte norm als toehoorder van een racistische grap, ontneemt Suzanne een stem om zich tegen de racistische uitlatingen van de snackbarhouder uit te spreken. Suzanne vertelt zich ambivalent te voelen over de positie waarin de snackbarhouder haar brengt zonder dat zij zich uitspreekt tegen zijn uitlatingen. In haar verhaal neemt ze afstand van het racistische vertoog dat haar meervoudige identiteit positioneert tegenover andere gekleurde mensen en herneemt daarmee haar stem: “dat vind ik ook niet relaxt. Wat moet ik daarmee?”. Suzanne en de andere respondenten geven hier stem aan hun dubbele bewustzijn en de ambivalentie die zij voelen ten aanzien van hun rol als ‘ambassadeurs’ van etnische verschillen in de Nederlandse samenleving. Het is duidelijk dat zij in bepaalde situaties gedwongen worden om zichzelf te positioneren als Ander en zichzelf zien door de ogen van de omgeving en op ‘pedagogische’ wijze hun Anderszijn moeten verklaren (Bloom 1999). Een patroon waarover vier respondenten vertellen is dat zij, nu ze volwassen geworden zijn, door hun andere kleur niet als gezinslid gezien worden, maar als seksuele partner van de ouder van de andere sekse. Chris is zich bewust van een deel van de processen die in gang gezet worden wanneer mensen hem en zijn witte adoptiemoeder samen zien: Dat heb ik met mijn moeder. Als je met je moeder samenwoont hebben sommige mensen die vrouw heeft een jongere lover of zo. En dat vind ik niet fijn als mensen dat denken. Ten eerste is zij mijn moeder en hoe haal je het in je botte kop dat ik haar lover zou kunnen zijn. Toch denken zij het. Eigenlijk iets walgelijks… Hij noemt de seksuele betekenis die wordt toegedacht aan het samenzijn van een oudere, witte vrouw en een jongere man van kleur. Chris gaat niet in op niet het interetnische aspect dat ook ten grondslag ligt aan de fantasie van deze denkbeeldige, seksuele relatie: de oude, historisch gewortelde beelden en associaties die zich verzamelen rond een jonge man van kleur en een oudere witte vrouw, is die van een forbidden liasion, waarvan de wortels liggen in koloniale settings, waarin relaties tussen witte mannen en gekleurde vrouwen oogluikend toegestaan waren, maar die tussen witte vrouwen en zwarte mannen absoluut verboden (Stoler 2002, Wekker 2006). Het gevoel dat de familieband door de buitenwereld wordt aangezien voor iets radicaal anders keert hun relatie als moeder en zoon binnenste buiten. Ook Maaike en Rosa noemen de stereotype, door gender, ‘ras’ en seksualiteit ingegeven denkbeelden die zij menen te zien in blikken als zij gearmd met hun witte adoptievaders lopen. 50 Rosa vertelt hier hoe dit gegeven op subtiele, maar niettemin zeer indringende en kwetsende manier ingrijpt in haar alledaagse leven: Het is vooral kijken. Mensen kijken naar je op een bepaalde manier. Als ik met mijn vader over straat loop dan denken mensen dat ik zijn vriendin ben, zijn vrouw. Ik vind als mensen dat soort dingen denken, dat is beschadigend, incestueus. Ik weet heel goed wat die mensen denken want ik ben opgegroeid in Nederland. Je wordt er steeds aan herinnerd dat mensen je anders zien dan jij jezelf kent. Het is traumatisch om structureel gezien te worden als anders, terwijl je niet wilt worden gezien als anders. Op de vraag hoe zij hiermee omgaat zegt Rosa beslist “door afstand te nemen van de Nederlandse cultuur” en naast terug te reageren dat zij het probeert te negeren. Een twijfelachtige opmerking van een collega over de vermeende gedienstigheid van Aziatische vrouwen en de aantrekkelijkheid daarvan voor blanke mannen frappeerde Maaike, omdat het haar zich deed afvragen of deze vrouwelijke collega haar ook daaronder schaarde. We hebben de respondenten vragen gesteld die direct betrekking hebben op bepaalde ervaringen die zij meemaken die andere leden van hun adoptiegezin mogelijk niet hebben door hun normatieve kleur. Rosa noemt direct racisme als voorbeeld van andere ervaringen die zij meemaakt. De meeste blanke mensen hebben er geen weet van. Zij bagatelliseren hoe erg het is en hoe vaak het voorkomt. Dat is het hele probleem van racisme, anders was het niet zo hardnekkig geweest. Negatieve en discriminerende ervaringen worden als beschadigend en belastend ervaren, waar geadopteerden van kleur mee om moeten zien te gaan als omstreden deel van hun sociale realiteit. Uit de ervaringen waarover respondenten vertellen blijkt dat zij een bewustzijn hebben ontwikkeld ten aanzien van hoe hun etnische afkomst gezien wordt in relatie tot sociale vertogen over gekleurde etniciteit. Chris komt terug op het gegeven dat de omgeving hem en zijn adoptiemoeder als stel ziet en contrasteert dat met de ervaringswereld van zijn niet- geadopteerde zussen. Op impliciete wijze vertelt hij over de zichtbaarheid van zijn andere huidskleur die hem anders maakt ten opzichte van zijn familie. Maar ik weet dat mijn zussen er niet bij stilstaan als zij met hun vader lopen. Zij lijken op elkaar. Zij spelen ook waterpolo, maar het komt niet in hun medespelers op om ‘teringmexicaan’ te zeggen. Suzanne vertelt als enige een ander verhaal. Haar adoptieouders kunnen invoelen welke andere ervaringen zij door haar donkere huidskleur meemaakt omdat zij gevoelig hiervoor zijn en omdat zij weten hoe de omgeving haar waarneemt: Zij [haar adoptieouders] hebben het wel door. Ik weet niet of ze weten hoe het voor mij is, maar wel hoe de omgeving kan kijken en welke vragen ze kunnen stellen. Ze zien mensen kijken. Ze hebben het ook meegemaakt als je als blank echtpaar loopt met een donker kind, dan gaan mensen altijd gepaste en ongepaste vragen stellen. En zij zien het ook wel dat bij het winkelen het winkelpersoneel naar mij toekomt ‘kan ik je helpen?’ en dat zij [haar adoptiemoeder] dan zegt ‘nee, ik hoor bij haar’. Dat voelen zij heel haarscherp aan. 51 Met dit treffende voorbeeld geeft Suzanne aan dat haar moeder, als witte vrouw ‘plaatsvervangende kennis’ (Essed 1991) heeft ontwikkeld van hoe racisme werkt, namelijk dat het winkelpersoneel haar dochter in de gaten houdt, en dat zij de ‘onverdiende privileges’ van witheid (McIntosh 1992) inzet om haar dochter bescherming te bieden. Tevens geeft dit voorbeeld aan dat het mogelijk is als witte vrouw om in actieve alliantie met haar dochter te zijn en buiten het kleur – en machtsontwijkend vertoog te treden. In feite geeft Suzanne’s moeder er blijk van in het derde vertoog ingebed te zijn, namelijk het etniciteitsbewust vertoog (Frankenberg, 1993), dat inhoudt dat zij een bewustzijn heeft van de structurerende werking van ‘ras’/ etniciteit op persoonlijk, symbolisch en institutioneel niveau. Zij heeft er weet van dat Suzanne door haar donkere huidskleur discriminerende ervaringen meemaakt en zij stelt zich daarbij niet afzijdig op, maar maakt zich tot een actieve bondgenoot. Dit is, blijkens de uitlatingen van de respondenten, een ongewoon vertoog, zowel voor hun familieleden als voor henzelf. Terwijl in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, er in brede kring sprake was van een etniciteitsbewust vertoog in Nederland, hebben tegenwoordig een cultureel of biologisch essentialistisch vertoog, een kleur- en machtsontwijkend vertoog en, sinds Pim Fortuyn, een nieuw realistisch vertoog (Prins 2002) de overhand genomen. Dit laatste vertoog vertoont veel overeenkomsten met een cultureel essentialistisch vertoog, maar onderscheidt zich ervan door de bravoure waarmee ‘men zegt wat men denkt’. Door het in het defensief raken van het etniciteitsbewust vertoog hebben zowel de respondenten als hun familieleden moeite betekenis te geven aan confronterende ervaringen die geïnterviewden meemaken door hun andere kleur en afkomst. Het (schijnbaar) ontbreken van een meer bewust besef van etniciteit en kleur bij de meeste respondenten kenmerkt het individuele bewustwordingsproces dat zij doormaken om zich een meer positief en weerbaar zelfbeeld eigen te maken. Voor enkelen was deelname aan dit onderzoek een bewuste keuze in dit proces, een bewuste stap om op een andere, meer positieve manier met hun adoptiegeschiedenis om te gaan dan in het verleden, om meer open te zijn over hun gevoelens hierover. De keuze meer naar buiten te treden hield voor hen verband met het verlangen te willen spreken met hun adoptieouders over de voor hen diepgaande persoonlijke en emotionele betekenis van afgestaan en geadopteerd zijn. 3.3 Geadopteerde subjecten: het verenigen van tegenstrijdige termen In de loop van het onderzoek is duidelijk geworden dat de interviews niet zozeer inzicht geven in het bestaan van een bewustzijn van en een terminologie over kleur en etniciteit bij geadopteerden van kleur, maar de gegevens duiden juist op het ontbreken van termen en beelden die deze kunnen uitdrukken. Wij hebben tot zover geprobeerd deze afwezigheid te analyseren door deze te situeren in relatie tot vertogen over etniciteit en kleur, zelf en ander, eigenheid en anders zijn. De specifieke gesitueerdheid van geadopteerden van kleur die interetnisch geadopteerd zijn, geeft aan dat hun visies ten aanzien van hun etnische afkomst geïnformeerd worden door hun ervaringen in en identificatie met hun adoptiefamilies en hun Nederlandse identiteit.5 Deze zienswijze ten aanzien van geadopteerden beschouwt etniciteit en identiteit als sociale en culturele constructies. Het maakt het mogelijk om hybride identificaties van bijvoorbeeld Koreaans of Sri 5 Het idee van een nationale, Nederlandse nationaliteit, van deel zijn van wat Benedict Anderson (1983) heeft benoemd als de denkbeeldige gemeenschap van een natie, doorkruist de categorieën van ‘ras’ en etniciteit. De notie van een nationale gemeenschap is volgens Anderson denkbeeldig omdat de onderdanen van zelfs de kleinste natie nooit de meeste van hun medeonderdanen zullen kennen, ontmoeten of over hen zullen horen, toch leeft in de hoofden van elk van hen een beeld van hun gemeenschappelijkheid (Anderson 1983:6). De denkbeeldige gemeenschap van de natie wordt versterkt door nationale dagbladen en media, alsook door onze alledaagse praktijken van verbondenheid, alsmede van in- en uitsluiting. Op welke wijzen geadopteerden van kleur hiermee omgaan in collectieve zin wordt in kaart gebracht en onderzocht in het volgende hoofdstuk. 52 Lankaans geadopteerden van kleur die zich vooral met een witte, Nederlandse identiteit identificeren te begrijpen als voorbeeld van de diverse sociale realiteiten die door transnationale, interetnische adoptie gecreëerd worden. Zulke hybride identiteiten stellen ons gevoel van culturele identiteit als homogeen ter discussie. Zij zijn kenmerkend voor de eerder besproken notie van “third space” zoals getheoretiseerd door Homi K. Bhabha (1994). Uit de interviews komt ook naar voren dat de etnische identiteit van geadopteerden verre van gegeven is door geboorte of biologische afkomst, maar dat deze door geadopteerden op latere leeftijd bewust wordt geëxploreerd en geconstrueerd. Met het begrip etnische identiteit wordt niet een oorspronkelijke of biologisch gegeven identiteit bedoeld, maar de eigen, kritische betekenis die geadopteerden hieraan toekennen. Recupererend, centraal in de wijze waarop geïnterviewden hun etnische identiteit construeren staan twee schijnbaar tegengestelde dominante vertogen over kleur en etniciteit. Enerzijds zijn er de betekenissen die binnen adoptiegezinnen aan kleur en etniciteit worden toegekend. In dit vertoog wordt de kleur van geadopteerden niet gezien; het wordt niet gezien als anders of afwijkend omdat geadopteerden worden beschouwd als het ‘eigen’ kind van adoptieouders. Deze houding komt overeen met wat Frankenberg (1993) beschrijft als een kleur- en machtsontwijkend vertoog, waarbinnen leden van de dominante etnische groep ‘raciale’ en etnische verschillen ontkennen of minimaliseren (Frankenberg 1993:42). Anderzijds worden geadopteerden buiten het gezin, maar soms binnen hun familie geconfronteerd met negatieve, discriminerende denkbeelden ten aanzien van kleur en etniciteit. In de samenleving worden geadopteerden door hun kleur als anders gezien. In door ‘ras’/ etniciteit gestructureerde samenlevingen (Hall 1980) circuleert een biologisch essentialistisch of een cultureel essentialistisch vertoog, waarin ‘ras’ wordt beschouwd als markering van “ontologisch, essentialistisch verschil” (Frankenberg 1993:138). De verklaring voor dat verschil wordt ofwel gezocht in biologische factoren of in tamelijk onwrikbare culturele factoren. Binnen adoptiefamilies maakt het ontkennen van kleur de eenheid van familie mogelijk. De andere kleur van geadopteerden markeert hen echter als anders dan hun familie, waardoor zij door de buitenwereld als anders en niet als vanzelfsprekend deel van hun families worden gezien. Uit de interviews blijkt dat geadopteerden op verschillende wijzen omgaan met de invloed van deze tegenstrijdige dominante vertogen. Het was en is voor geïnterviewden een moeilijk proces om te onderkennen dat zij anders zijn dan hun adoptieouders en families en dat de sociale betekenissen van hun kleur een rol spelen in hun leven waar zij mee om moeten leren gaan. Respondenten vertellen dat zij zich als kind reeds bewust waren van hun kleur, maar dat zij zich pas op latere leeftijd bewust zijn gaan identificeren met hun etnische afkomst. In het algemeen identificeren de tien geïnterviewden zich op een positieve manier met hun etnische achtergrond. Voor twee respondenten speelt hun etnische herkomst geen grote rol in hun leven. Zo vertelt Maaike dat haar Koreaanse afkomst geen invloed heeft op haar identiteit, zij identificeert zich vooral en onproblematisch als Nederlands en vertelt zich niet bewust te zijn van haar kleur, of zich anders te voelen dan haar witte, Nederlandse broers. De keuze die hieruit spreekt geeft de sociale geconstrueerdheid weer van etniciteit voor geadopteerden die zowel geïnterpreteerd kan worden als ontkenning, als een omkering van veronderstelde betekenissen die mensen van kleur toekennen aan hun kleur en etniciteit. Voor de anderen geldt dat zij worstelen met diepgaande ambivalentie over hun kleur en etnische afkomst. Acht van de tien geïnterviewden vertellen een individueel bewustwordingsproces te hebben doorgemaakt of nog door te maken ten aanzien van de acceptatie van hun kleur en adoptiegeschiedenis. Dit is een bewuste keuze om het negatieve (zelf)beeld te veranderen dat geadopteerden hadden of hebben door de betekenisontkennende of negatieve vertogen die in de samenleving circuleren met betrekking tot kleur. Respondenten verschillen in de wijzen waarop 53 zij hun etnische identiteit definiëren en in hun begrip daarvan. Het verlangen van respondenten om zich te willen identificeren met hun herkomst varieert met de mate waarin zij bezig (geweest) zijn met vragen over hun biologische familie en achtergrond. 3.3.1 Vaardigheden en strategieën ontwikkeld door geadopteerden van kleur Identiteiten worden niet alleen gevormd door machtrelaties, maar ook door weerstand die wordt geboden aan dominante vertogen. Er spreekt een indrukwekkende mate van zelfbeschikking uit de wijzen waarop geadopteerden van kleur manoeuvreren in hun dagelijks leven. In het bijzonder waren wij geïnteresseerd in de strategieën die zij inzetten. Geïnterviewden is gevraagd of zij bepaalde vaardigheden hebben ontwikkeld door hun ervaringen met reacties op hun etnische afkomst en kleur. De volgende, uiteenlopende antwoorden zijn daarop gegeven. Chris en Marloes menen, bijvoorbeeld, zeker vaardigheden te hebben ontwikkeld die anderen die niet geadopteerd of van kleur zijn deze volgens hen niet hebben hoeven ontwikkelen. Een aspect daarvan is emphatie met anderen zoals Chris hier vertelt: Ik ben daar goed in. Ik kan dat heel goed. Ik denk dat ik ook goed zit in mijn vakgebied.6 Ik heb alleen maar te maken met anderen. Ik beoordeel mensen ook niet zolang het mijn vrienden niet zijn. Als een tegenstander dingen roept, dan denk ik prima. Als een vriend van mij dat zou zeggen dan zou ik het heel erg vinden. Anders dan Suzanne hierboven die in staat is om negatieve opmerkingen van zich af te schudden, vertelt Rosa dat haar emotionele reactie het moeilijk maakt strategisch te reageren op negatieve ervaringen: Oh, ik raak er elke keer overstuur van. Ik vind het elke keer weer moeilijk. Haar strategie is terug reageren op opmerkingen: “Ik geef antwoord.” Suzanne noemt de vaardigheden die zij heeft als middelen om zichzelf te verdedigen tegen kwetsende blikken of opmerkingen: Onbewust denk ik dat je middelen hebt om jezelf te verdedigen. Je gevoel van eigenwaarde, dat mensen zomaar een oordeel over je innemen, dat je jezelf daartegen wil wapenen. Tegelijkertijd zegt Suzanne zich goed in te kunnen leven in anderen: Ik denk wel dat ik goed kan begrijpen waarom mensen dingen over je denken, dat begripvolle heb ik altijd gehad. Soms kun je mensen het niet kwalijk nemen. Het is ook raar om geadopteerd te zijn. Mensen kunnen ook gewoon botte vragen stellen. Ik denk dat het afhankelijk is van gevoeligheid voor blikken… Lucas vertelt dat hij lange tijd te afhankelijk was van de mening van anderen en dat hij meer heeft leren luisteren naar zijn eigen gevoel. Suzanne and Lucas hebben dus manieren ontwikkeld om zich af te sluiten van de commentaren die zij krijgen van de omgeving. Ook Lilian denkt zeker vaardigheden te hebben ontwikkeld om om te gaan met bepaalde situaties: Ja, absoluut. Je moet dat op een gegeven moment ook doen. Ik moest zelfverzekerd worden over mijn adoptie. Het is ook iets heftigs en dat mag het ook zijn. Daar kreeg ik heel veel kracht door. De dingen waardoor ik mij anders voelde heb ik echt door die cursus [inleiding Vrouwenstudies] beter leren zien, [daardoor] krijg je een specifieke positie, je wordt kritisch naar blanke en gekleurde mensen. Het 6 Chris volgt een HBO-opleiding Maatschappelijk Werk 54 is een mooi perspectief. Ik merk dat het voor mij belangrijk is dat ik mogelijkheden zie en nee durf te zeggen tegen dingen. Je wordt er wel sterker door, juist door die leegte, die adoptie, je wordt er sterker door. Het hoeft niet negatief te zijn. Je [moet] je open stellen en je eigenwaarde behouden. Je eigen persoon zijn en wie je bent, gebaseerd op je gezin, je huidskleur, je afkomst. Je open stellen… heel veel willen leren daardoor kan je meer met mensen omgaan. Niet mensen in een hokje plaatsen, je wil zelf ook gehoord worden. Respondenten verschillen dus in de persoonlijke en soms beroepsmatige strategieën die zij ontwikkeld hebben om zich teweer te stellen tegen negatieve ervaringen op grond van hun uiterlijk. Het centrale thema dat naar voren komt uit de uitspraken is weerbaarheid en het leren luisteren naar eigen gevoelens. Maar ook hoe belangrijk het is voor geadopteerden van kleur om effectieve verdedigingsstrategieën te ontwikkelen. Opmerkelijk is wel dat weinigen zich de beginselen van een anti-racistisch bewustzijn eigen hebben gemaakt. Ten dele heeft dat waarschijnlijk te maken met het feit dat het zich verdiepen in anti-racisme veronderstelt dat respondenten een positieve stap hebben gezet om hun eigen huidskleur te omarmen; voor een ander deel hebben zij last van de tijdgeest, waarin anti-racistische vertogen en activiteiten sterk in het defensief geraakt zijn. Toch zou een of andere vorm van ‘empowerment’, of dat nu een cursus Inleiding Vrouwenstudies is of een andere vorm van georganiseerd inzicht verwerven in de wijze waarop de samenleving hen positioneert op grond van hun gender en etnische positie, hen kunnen helpen in het proces om weerbaarder te worden. 3.3.2 Eigen terminologieën over etniciteit, kleur en nationaliteit als strategieën van macht of onmacht Een belangrijk doel van dit onderzoek was na te gaan welke vertogen, termen en concepten geadopteerden van kleur zelf bruikbaar achten om hun eigen positie en etnische identiteit te benoemen. Dit moet gezien worden als deel van de strategieën van geadopteerden van kleur om hun subjectieve ruimte van in de wereld zijn op te eisen. Hun eigen woorden en wijzen waarop zij zichzelf en anderen zien in de Nederlandse context getuigt ook van de mate waarop zij sociaal bewust zijn, van hun zelfbeeld en gevoel van empowerment. In het voorgaande zijn al verschillende termen naar voren gekomen, die respondenten gebruiken om het voor hen vaak weerbarstige terrein van hun afkomst, etniciteit en kleur te betreden en te benoemen. Onder de termen die zij naar voren brengen zijn: “bruin; ik hou niet van zwart”; of “gewoon donker, bruin vind ik lullig klinken”; “ik gebruik het meest bruin of ‘getint’. Ook circuleert de heel specifieke term adopko (voor Koreaans geadopteerde), die door anderen weer afgedaan wordt als “een vingeroefening”; onder elkaar noemen de Sri Lankaans geadopteerden elkaar liefkozend Srilankaantjes of ze zeggen met zelfspot: “wij zijn geïmporteerd uit Sri Lanka”. Deze beide termen, adopko en Sri Lankaantjes geven commentaar op dominante sociale discoursen en wel op een bewuste en creatieve manier. Zij komen overeen met de ironische term ‘polderkoreanen’ die gebruikt wordt om de meervoudige interetnische identiteit van Koreaanse geadopteerden aan te duiden op de website van Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden. De termen kunnen worden gezien als inventieve toeëigeningen, als daden van verzet die tegelijk een zelfgedefinieerde, collectieve naam aan hun specifieke situatie als geadopteerden van kleur geeft en onderlinge herkenning bevordert. Twee respondenten zeggen hun gebruik van termen aan te passen aan hun gezelschap door de gevoeligheid die er volgens hen rond de termen ‘zwart’ en ‘donker’ bestaat. Sebastiaan zegt: “Het ligt heel gevoelig. Het ligt aan wat degene die ik tegenover me heb hebben kan. Sommigen worden al gek als ik donker zeg, dan is zwart ondenkbaar”. Respondenten vertellen een tegenstrijdige houding te hebben tegenover termen die kleur en etniciteit benoemen. Zij aarzelen om zichzelf te definiëren door middel van termen als zwart 55 omdat deze juist door anderen worden gebruikt om hen als anders te classificeren en maatschappelijk uit te sluiten. Ook telt wat Chanda onder woorden bracht: omdat zij “niet weet wie zij zelf is” doordat zij geen gegevens heeft over haar Indiase afkomst, confronteert dit haar en haar gemengde gezin diepgaand met vooroordelen van de buitenwereld. Deze termen confronteren de geadopteerden met een onzeker of negatief gevoel over hun eigen kleur en tegelijkertijd met het gezien worden als behorend tot een groep die anders is door hun kleur. Veel respondenten storen zich eraan dat zij voor Marokkanen of Surinamers aangezien worden en in het algemeen zich altijd te moeten verklaren. Dit getuigt van de etnische hiërarchieën die intrinsiek zijn aan de Nederlandse samenleving, waar geadopteerden door het zichtbare teken van hun huidskleur als ‘partizanen’ leven binnen een denkbeeldige homogeen witte Nederlandse samenleving. In hun pogingen om hun specifieke identiteit te benadrukken claimen geadopteerden van kleur een onderscheid van andere migranten die gegroepeerd zijn onder een nationale identiteit en vaak beschouwd worden als ‘minder’ deel uitmakend van de “echte” (witte) Nederlandse gemeenschap. Degenen die vertellen zich niet in termen te herkennen die kleur benoemen, gaven als reden zichzelf niet als van kleur te zien en niet door anderen als Anders te willen worden gezien. Bestaande termen als ‘buitenlands’ geadopteerde en ‘interlandelijk’ geadopteerde, spreken hen niet aan en worden niet vaak gebruikt. Respondenten zijn vaak kritisch over de term buitenlands geadopteerde omdat het hun buitenlandse afkomst voorstelt als een niet-Nederlandse identiteit en benadrukken herhaaldelijk in de interviews dat zij “gewoon Nederlands” zijn en hun wens als zodanig gezien willen worden. De negatieve connotatie die de term ‘buitenlands’ in de laatste decennia in dominante vertogen oproept, maakt dat respondenten hun andere etnische afkomst niet als zodanig willen beschrijven. Geen van beide termen lijkt aan te sluiten bij hoe geïnterviewden hun identiteit beschouwen, omdat zij ertoe leiden dat de afkomst van geadopteerden en hun Nederlandse identiteit als schijnbaar tegengesteld worden voorgesteld. Vijf respondenten vertellen de termen buitenlands of interlandelijk niet te gebruiken, maar alleen de term geadopteerd: “Dan leg ik uit dat ik oorspronkelijk uit Sri Lanka kom.” Een enkeling (Rosa) identificeert zich op meer strategische wijze met de politieke betekenis van de term ‘buitenlands’, om haar marginale positie als Koreaans geadopteerde in de Nederlandse samenleving ter discussie te stellen. Zij identificeert zich anders dan de andere respondenten door haar buitenlandse identiteit in te zetten tegen de eenduidige opvatting van Nederlands zijn die haar buitenlands zijn ontkent. Lilian’s reactie op de vraag of een term waarmee kleur aangeduid wordt bruikbaar is, is typerend voor een meer algemeen gevoelen onder onze respondenten: Kleur, ja, kleur, vind ik raar klinken, ja ik weet niet, het klinkt raar. Ik denk: ‘kleur’… . Dan word je op je kleur aangesproken, daar heb ik wel moeite mee, ook in het dagelijks leven omdat ik niet op kleur aangesproken wil worden. Het kleur issue is het probleem bij identiteitsvorming van adoptiekinderen, je hebt een kleur maar je bent Nederlands. Gekleurde kinderen benadrukt dat, maar je duidt het wel duidelijk aan. Het is anders dan bij blank geadopteerden, dan zien mensen niet dat je anders bent. In dit citaat geeft Lilian verschillende lagen van tegenstrijdigheid weer waar geadopteerden van kleur zich mee geconfronteerd zien en in ingebed zijn: zij zijn van kleur, maar hun kleur is geen positief onderdeel van hun identiteit. Hoewel Lilian op andere momenten uitvoerig heeft beargumenteerd op welke manieren zij last heeft van discriminatie op grond van haar huidskleur, is het nu: ‘omdat ik in het dagelijks leven niet merk dat ik een kleur heb’. Dit soort tegenstrijdige uitspraken is schering en inslag gebleken in de interviews. Zij vertellen over de tegenstrijdigheden waar geadopteerden van kleur mee om moeten zien te gaan door hun hybride, meervoudige 56 identiteit. Een samenhangende en coherente visie op de eigen etnische identiteit ontbreekt veelal, omdat nu eens een beroep gedaan wordt op een dominant, liberaal vertoog van kleur- en machtsontwijking, terwijl vlak daarna uitgegaan wordt van de eigen ervaringen en een etniciteitsbewust vertoog – in – de – dop: ‘het kleur issue is het probleem’. Vervolgens zegt Lilian niet aangesproken te willen worden op haar kleur omdat dit haar uitsluit van de Nederlandse identiteit waarmee zij zich wil identificeren, kleur heeft daar geen plaats in. Dit vormt volgens Lilian het hart van de problematiek voor geadopteerden van kleur: “je hebt een kleur, maar je bent Nederlands.” Het paradoxale van Lilian’s positie – en dat van vele andere geadopteerden van kleur- is dat zij de oplossing zoekt aan de verkeerde kant van de laatste stelling, die op zichzelf een juiste diagnose inhoudt. Terwijl Lilian aan zichzelf wil gaan sleutelen, door niet van kleur te zijn, niet op kleur te willen worden aangesproken, ligt het werkterrein aan de andere kant, namelijk die van de Nederlandse identiteit. Respondenten identificeren zich dus op complexe wijzen met een meervoudige Nederlandse identiteit waar hun etnische afkomst deel van is. De tegenstrijdigheid van tegelijkertijd gekleurd zijn en Nederlands zijn die Lilian naar voren brengt impliceert dat de meervoudigheid waarop geadopteerden van kleur een beroep zouden willen doen niet mogelijk is, zolang de symbolische ruimte die het Nederlanderschap inhoudt, eenduidig is: tot het Nederlandschap behoren alleen degenen die wit en christelijk zijn (Wekker 1996). Het oprekken en meerduidig maken van het Nederlanderschap is de opgave waarvoor zij en wij allen ons gesteld zien. 4 Conclusies In dit hoofdstuk voegen jong volwassen geadopteerden van kleur, vanuit hun positie als outsiders within, hun stem toe aan het adoptiedebat, en in het bijzonder over wat hun positie en hun ervaringen voor hen betekenen. Alle tien geïnterviewden vinden het moeilijk om hun etnische afkomst te benoemen als identiteit. Sommigen beschouwen het als een deel van zichzelf dat onbekend en oningevuld is, als iets dat ze als een potentieel zien, iets dat nog niet gekend wordt, maar dat ze wel belangrijk vinden. De meesten vertellen dat zij gedurende een groot deel van hun leven niet als anders gezien wilden worden, maar ‘gewoon’ als Nederlands. ‘Gewoon Nederlands’ kan geïnterpreteerd worden als niet anders, niet gekleurd. Zij zoeken een positie binnen een representatie van een nationale Nederlandse identiteit die hen geen of onvoldoende ruimte laat voor een eigen invulling van hun etnische afkomst. Hun etnische afkomst staat in oppositionele positie tot Nederlands zijn, waarin andere etnische positioneringen dan de dominante geen plaats hebben. Nederlands zijn is voor de tien geïnterviewden iets wat zij niet (helemaal) kunnen zijn. De genealogie van de identiteitsontwikkeling van geadopteerden van kleur kan als volgt samengevat worden: de culturele en etnische herkomst die geadopteerden door hun geboorte meekrijgen, wordt veranderd door transnationale adoptie. Deze herkomst krijgt een nieuwe, marginale betekenis door het verschil met de etnische achtergrond van hun adoptieouders. Door de wijzen waarop adoptieouders en familie omgaan met de etniciteit van hun kind, door de vrijpostige vragen en de soms denigrerende behandeling die hen in de buitenwereld ten deel valt, wordt bij velen het verlangen gestimuleerd om de eigen herkomst te exploreren. Hun opgave is de zoektocht naar een identiteit, die de verschillende onderdelen van hun leven en hun ervaringen kan omvatten: een meervoudige identiteit. Dit is niet een probleem waar slechts deze onderzoeksgroep zich voor gesteld ziet; met de voortgang van globalisering, hebben verschillende categorieën van de bevolking met vergelijkbare problematiek te maken. Het geval van geadopteerden van kleur is echter extra navrant omdat zij in het begin van hun leven de boodschap meekrijgen dat hun kleur en andere etniciteit er niet toe doen, terwijl zij, bij het ouder worden, ervaren dat het tegendeel het geval is. Dat is tevens waarom wij meer kunnen leren van 57 hen en hun verhalen dan alleen hoe zij hun identiteiten construeren. De wijzen waarop zij manoeuvreren in Nederlandse maatschappij gaat ons allen aan en getuigt van een veranderende samenleving met een koloniaal verleden, in een geglobaliseerde context. Nieuwe technologieën voor communicatie zijn deel van zulke globale veranderingen en uitwisselingen. Het ontwikkelen van een positief en weerbaar zelfbeeld, waarin alle delen van het zelf een plaats kunnen vinden, vindt, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, bij uitstek plaats in collectieve settings, in verenigingen van geadopteerden die actief zijn op het internet. 5 Aanbevelingen • Om zich een positief en weerbaar meervoudig zelfbeeld eigen te maken en om betekenis te kunnen geven aan discriminerende ervaringen die geadopteerden van kleur meemaken, is het aan te bevelen dat zij en hun adoptiegezin kennis, inzicht en vaardigheden aangereikt krijgen betreffende de werking van ‘ras’/etniciteit in de Nederlandse samenleving. Dit houdt ook kennis over de geprivilegieerde positie van de dominante etnische groepering in. Het ligt voor de hand om de anti-racisme trainingen, die in de jaren tachtig in Nederland gegeven werden (van den Broek 1987), te actualiseren en in lijn te brengen met een intersectionele benadering. Ook een culturele vertaling van white awareness trainingen (Alcoff 2006), die in de V.S. ontwikkeld zijn, zou onderdeel van het curriculum moeten zijn. Deze trainingen zouden aangeboden kunnen worden als onderdeel van het pakket voorzieningen van adoptieorganisaties. • Het belang van het gebruik van terminologie waarin geadopteerden van kleur zich kunnen herkennen is groot, ook omdat met die terminologie een nieuwe subjectpositie mede geconstrueerd wordt, net zoals de strijdbare termen ‘flikkers’, ‘lesbo’s’ en ‘zwarten’ in de laatste decennia hun intrede hebben gedaan. De tien geïnterviewden voelden zich niet aangesproken door de ‘officiële’ termen, buitenlands en interlandelijk geadopteerden. Het is van belang dat zij zich zelf uitspreken over de namen waaronder zij gekend willen worden. 58 3. Duale verbondenheid, imaginaire gemeenschappen: collectieve identiteitsformatie on line onder volwassen geadopteerden van kleur. 1 Inleiding: Culturele identiteiten van Nederlands geadopteerden van kleur on line In dit hoofdstuk staat de identiteitsformatie centraal van kleine, collectieve groepen van volwassen geadopteerden van kleur. Wij zullen laten zien hoe de identiteitsformaties, strategieën en terminologieën van geadopteerden van kleur die op een individueel niveau tot uiting komen, ook een uitingsvorm vinden op collectief niveau. Volwassen geadopteerden hebben zichzelf georganiseerd in landelijke en regionale verenigingen die de belangen vertegenwoordigen van geadopteerden die afkomstig zijn uit een bepaald land van herkomst. Wij willen onderzoeken of en hoe uit de gedeelde interesse in een bepaald land van herkomst een gemeenschappelijk identiteit spreekt, die voortkomt uit een gevoel van duale, nationale verbondenheid. In dit hoofdstuk zullen wij eerst twee theoretische concepten introduceren “cultural identity” en het concept van de natie als een gedeeld en denkbeeldig idee, een “imagined community” (Anderson 1983/2002). Vervolgens presenteren wij de websites waar wij onze analyse op baseren. Hierna zullen wij een gedetailleerde analyse geven van de wijzen waarop identiteitsformaties van geadopteerden van kleur on line1 worden gecommuniceerd. Daarbij maken wij gebruik van andere analytische instrumenten uit de wetenschappelijk gebieden van Gender Studies, Culturele Studies en Postkoloniale Studies om te laten zien op welke wijze geadopteerden van kleur zelf hun duale verbondenheid construeren en articuleren. Zoals we hebben laten zien in voorgaande hoofdstukken worden geadopteerden van kleur in hun dagelijks leven geconfronteerd met het dilemma van zowel het behoren als niet behoren tot de Nederlandse samenleving. Zij voelen zich vreemden in twee culturen, vervreemd en aangetrokken tot zowel hun land van herkomst als tot Nederland. Jonge Nederlandse mannen en vrouwen van kleur geven een kritische stem aan ervaringen die variëren van uitgesproken geseksualiseerd racisme tot onbehagen over confrontaties met een onderliggende norm van witheid in de Nederlandse samenleving. Maar zij getuigen ook van een gegeven, vanzelfsprekende en gerechtvaardigde verbondenheid met zowel hun Nederlandse nationaliteit als met hun land van herkomst. In dit hoofdstuk zullen wij dit thema verder onderzoeken door te exploreren welke strategieën geadopteerden ontwikkelen voor het gemeenschappelijk omgaan met dit gevoel van duale verbondenheid. Het is belangrijk te benadrukken dat de term duale verbondenheid geen gespleten loyaliteit impliceert. Wij refereren aan de Engelse term belonging die meerdere betekenissen representeert. Deze term laat zich moeilijk naar een Nederlandse term vertalen die deze essentiële meerduidigheid naar voren kan brengen. Wij benaderen de notie van duale verbondenheid in termen van het behoren tot meerdere imaginaire gemeenschappen, als iets dat kan toebehoren aan een persoon of aan groepen, en ook representeert het het verlangen naar meervoudige verbondenheid. Het formeren van organisaties rond een gemeenschappelijke interesse in een specifiek land van herkomst, laat zien dat volwassen Nederlandse geadopteerden daarmee ook een ontwikkelingsproces doormaken; zij creëren een gemeenschappelijke culturele identiteit voor zichzelf als individu en als groep. Dit fenomeen is, zoals we hebben laten zien in het eerste hoofdstuk, nauwelijks wetenschappelijk onderzocht. Het belang van de websites van landelijke verenigingen bestaat eruit dat zij zowel werken als een belangrijke middel voor 1Het internet biedt een gevarieerd aanbod aan Nederlandse websites over adoptie die via zoekmachines en web portals op te zoeken zijn. Wij nemen alleen materiaal dat door volwassen geadopteerden zelf is gemaakt op in onze analyse. Hierdoor vallen portals, websites van organisaties van adoptieouders (en kinderen), de persoonlijke websites van adoptieouders en websites van adoptieorganisaties buiten de scope van dit hoofdstuk. Het aanbod van websites kan onderscheiden worden in vier verschillende internetmedia: portals, websites, weblogs en mailinglijsten, die thematisch zijn onder te verdelen in relatie tot de doelgroep waarop zij zich richten. De portals tonen een ‘algemeen’ menu over ‘adoptie’ dat voornamelijk betrekking heeft op de praktijk van transnationale adoptie vanuit het perspectief van aspirant adoptieouders, zonder dat dit overigens als zodanig benoemd wordt. 59 gemeenschappelijke identiteitsformatie als voor het communiceren van deze gedeelde gemeenschap aan de buitenwereld. De notoir moeilijke term “cultuur” kan volgens feministische culturele studies begrepen worden als signifying practices, betekenisgevende praktijken, dat wil zeggen communicatieve praktijken die zin toekennen aan de omgeving die onszelf en anderen omringt. Cultuur en communicatie zijn met elkaar verweven. Communicatie is het delen en doorzenden van betekenissen tussen mensen. Dit is een proces dat cultuur constitueert. Cultuur als communicatie heeft dubbele effecten: het verzamelt mensen rond een set van gedeelde betekenissen, dat wil zeggen, het creëert identiteit maar tegelijkertijd verbindt het beelden die mensen hebben over zichzelf met beelden die zij hebben over anderen en produceert daarmee verschillen tussen mensen en groepen. Het internet biedt mensen de middelen om op individuele wijze, één-op-één, maar ook als deel van een groep met elkaar te communiceren. 2 Het biedt ruimte aan culturele identiteitsformatie.3 Het internet en de geselecteerde websites in het bijzonder maken een nieuwe vorm van identiteitspolitiek mogelijk door het constitueren van een zelfgedefinieerde collectieve identiteit die gerelateerde aspecten articuleert die afzonderlijk van elkaar moeilijk tot uiting te brengen zijn in termen van etniciteit, ‘ras’ of nationaliteit. Wij hebben daarom ervoor gekozen in plaats van etniciteit in dit hoofdstuk de bredere term van culturele identiteit te gebruiken om de zelf geconstrueerde bricolage van imaginaire gemeenschappen te beschrijven waarmee de verenigingen zich inschrijven in relatie tot natie, ‘ras’ en etniciteit.4 Wij beargumenteren in dit hoofdstuk dat wat van belang is voor de specifieke soort van culturele identiteit die tot uitdrukking wordt gebracht op de websites is gebaseerd op de notie van duale of zelfs hybride “belongings”. Voortbouwend op cultureel theoreticus Stuart Hall’s noties, betogen wij dat de meervoudige term “culturele identiteit” zowel een zaak is van “becoming”, van onvoltooide wording, alsook van een belichaamd zijn. Dit proces van wording is zowel georiënteerd op het verleden als op de toekomst. Culturele identiteit, als een gedeeld gevoel van collectiviteit, als het gevoel te behoren tot een groep en als het toewijzen van aanknopingspunten voor een begrip van een individueel zelf, is niet een voltooid product dat reeds bestaat. Het werk dat gedaan moet worden om een identiteit te ontwikkelen is gebaseerd op gemeenschappelijke conventies, gedeelde afspraken en een gevoel van gemeenschappelijkheid, geworteld in gelijksoortige geschiedenissen. Geadopteerden die afkomstig zijn uit hetzelfde land van herkomst en die naar Nederland zijn gekomen, delen een specifiek soort geschiedenissen met elkaar. In Stuart Hall’s beschrijving van culturele identiteit benadrukt hij de verankerde relatie tot het verleden, tot geschiedenis: Binnen Media- en Culturele Studies zijn on line groepsidentiteiten geconceptualiseerd als een middel tegen de sociale fragmentatie van ons hedendaagse leven, maar ze worden ook gezien als nieuwe mogelijkheden voor het creëren van participerende democratie, of zelfs als het kloppend hart van een opnieuw tot leven gewekte publieke ruimte. Subculturen en tegenculturen, nieuwe collectieve identiteitsformaties en gemeenschappen vinden legio nieuwe mogelijkheden op internet. Dit geldt echter alleen voor degenen met toegang tot internet. Zelfs de meest fanatieke cyberfan is zich bewust van het gebrek aan on line diversiteit in sociale klasse, gender, etniciteit en leeftijd onder internetgebruikers. De overgrote meerderheid van de wereldpopulatie heeft onvoldoende voedsel, vrije tijd of onderwijs en bezit al helemaal geen computer met een snelle internet verbinding (zie Martin Lister, Jon Dovey, Seth Giddings, Iain Grant en Kiearan Kelly, 2003/2006: 172-174). 3 Binnen Culturele Studies wordt de notie van “cultural imaginary” gebruikt om betekenis te geven aan de fantasiebeelden en discursieve vormen waaraan culturele gemeenschappen zich spiegelen en zichzelf articuleren. Deze culturele beeldtaal fungeert als aanknopingspunt en biedt uithangborden voor collectieve identiteitsformatie (Nina Lykke 2002:141, noot 3). 4 Bricolage is een term die de praktijk beschrijft van het gebruikmaken van hetgeen beschikbaar is. Het begrip “cultural bricolage” wordt gebruikt binnen Culturele Studies in bijvoorbeeld de studie van jeugd en subculturen. Dick Hebdige, beschrijft de alledaagse praktijk van het opnieuw contextualiseren van gewone objecten door deze te voorzien van ongewone betekenis (1979). Bijvoorbeeld de wijze waarop punkers huishoudelijke voorwerpen als veiligheidsspelden een andere betekenis toekennen door deze als provocatieve lichaamsversiering te dragen. De theoretische term bricolage verwijst naar de handeling van iets van een andere context te voorzien, door op doelbewuste wijze verschillende fenomenen bij elkaar te brengen (zoals ideeën over naties en etniciteiten in het geval van de websites) en hieruit iets nieuws te creëren. De verenigingen creëren door middel van de websites een nieuw platform voor collectieve identiteitsformatie. 2 60 Verre van gebaseerd te zijn op een eenvoudig herstel van het verleden – een verleden dat erop wacht gevonden te worden waarna het ons begrip van onszelf voorgoed veilig zal stellen – zijn identiteiten namen die wij geven voor de verschillende manieren waarop wij gepositioneerd zijn door, en onszelf positioneren binnen de vertellingen over het verleden (Hall 1991: 183).5 Ook wij beargumenteren dat culturele identiteiten beschouwd kunnen worden als zowel belichaamd, als geconstrueerd door geadopteerden. De culturele identiteit van een Nederlands geadopteerde afkomstig uit Colombia wordt tot uitdrukking gebracht en tegelijkertijd onderhouden door de website van de landelijke vereniging voor geadopteerde Colombianen, Chicolad. Dit gebeurt door de wijze waarop de vereniging zich presenteert, de wijze waarop Colombia wordt gerepresenteerd, de taal die wordt gebruikt en de representatieve beeldtaal die wordt gekozen zoals logo’s, foto’s en kleuren. De postkoloniale, feministische cultureel theoretica Sara Ahmed (2004) analyseerde websites, zoals de Aryan Nation website, en liet zien hoe gedeelde emoties, in het bijzonder liefde (voor witheid) en haat (voor alles en iedereen die gezien wordt als bedreigend voor de puurheid van deze witheid) een cruciale rol spelen voor collectieve identiteitsformaties. De praktijk van het onderhouden van een website is verre van uitzonderlijk; deze sites hebben juist betrekking op de productie van het gewone. Het gewone is, zoals Ahmed schrijft, ook gebaseerd op het fantastische, in bijvoorbeeld de constructie van de denkbeeldige Ariër, als puur wit subject dat tot wording komt door de mobilisatie van een variëteit van tekens die de plaats innemen van ideeën en emoties die individuen met elkaar verbinden. Tekens veranderen in affect, claimt Ahmed en, zo willen wij toevoegen, dat gebeurt ook met de mediatechnologieën die deze tekens ondersteunen. Het gevoel van behoren tot iets, van toewijding en samenzijn onder geadopteerden van kleur is deel van wat ons intrigeert in dit hoofdstuk: de wijzen waarop deze affecten vormgeven aan culturele identiteit on line. Culturele identiteiten hebben voortdurend onderhoud nodig en websites zijn een geschikt medium voor zulke betekenisgevende praktijken. De Norweegse en Koreaans geadopteerde internet- en adoptieactivist Sunny Jo onderstreept de functie van het internet als belangrijk medium voor Koreaans geadopteerden om een gevoel van gemeenschap en eenheid te creëren als een manier om de “raciale, culturele, en etnische isolatie tegen te gaan als gevolg van [transnationale] adoptie” (Jo 2005) 6 7 Internet is, zo claimt Jo, een actieve manier waarop Koreaans geadopteerden het “verlies van een Koreaanse identiteit herclaimen” door naast interactie met andere Koreaans geadopteerden bijvoorbeeld hun Koreaanse namen in hun internetadressen te gebruiken. 2 Zes landelijke websites in kaart gebracht Op het moment van schrijven bestaan er acht Nederlandse landelijke verenigingen voor buitenlands geadopteerden. Zeven van deze verenigingen hebben betrekking op niet-westerse landen van herkomst van geadopteerden, zes daarvan onderhouden een website: een heeft een webpagina. De websites zijn gemaakt door en overwegend bestemd voor volwassen geadopteerden met een buitenlandse afkomst.8 De twee websites die wij niet in onze analyse betrekken, de website van de vereniging voor Grieks geadopteerden Ta Pediá en de vereniging voor geadopteerde Indonesiërs Asalsaya, vielen om twee verschillende redenen niet binnen onze 5 Vertaling van auteurs Vertaling van auteurs 7 Zie: Sunny Jo (2005) “KADs in Cyberspace” in Guide to Korea. For Overseas Adopted Koreans. Overseas Korean Foundation. E-book beschikbaar op: http://oaks.korean.net/download/pdf/guide-1.pdf (laatst geactiveerd 15-032007). De website “Korean @dptees worldwide” (K@W) die in 1998 opgericht, is volgens Jo het grootste on line forum voor Koreaans geadopteerden en heeft meer dan 900 leden in westerse landen. Zie: http://www.koreanadoptees.net/about/about.htm (laatst geactiveerd 15-03-2007). 6 61 onderzoekscriteria. Ta Pediá heeft geen zelfstandige website, maar is gelinkt aan een website over Griekenland. Daarop is een beschrijving van de vereniging te lezen en wordt verwezen naar een emailadres. De webpagina van Ta Pediá biedt onvoldoende materiaal voor onze webanalyse. De website van Asalsaya die wel voldoet aan onze onderzoekscriteria, was helaas niet beschikbaar tijdens de analysefase van dit hoofdstuk, waardoor wij deze niet in onze analyse hebben kunnen opnemen. Dit neemt niet weg dat Asalsaya als een belangrijke organisatie geldt voor de representatie van de belangen van geadopteerde Indonesiërs in Nederland. We hebben voor de zes websites van landelijke verenigingen van transnationaal geadopteerden gekozen omdat zij een divers beeld geven van de verschillende etnische afkomsten van transnationaal geadopteerden van kleur. Daarnaast geven zij de mogelijkheid om de verschillen en overeenkomsten tussen de keuzen die verenigingen maken in de representatie van een gemeenschappelijke identiteit voor geadopteerden van kleur, in kaart te brengen. De websites zijn uiterst belangrijk als object van studie omdat zij zichtbaarheid geven aan de aanwezigheid van transnationaal geadopteerden die geen equivalent heeft in andere Nederlandse media. Nieuwe media zoals het internet hebben een platform gecreëerd voor de vorming van gemeenschappen op een schaal die hiervoor niet mogelijk was, in de zin van de publieke zichtbaarheid die internet kan bieden, maar ook wat betreft de mogelijkheid van het creëren en animeren van technologisch gefaciliteerde collectieve identiteiten. Dit geldt natuurlijk alleen voor degenen die zich aan de goede kant van de zogenaamde digitale scheidslijn bevinden, een minderheid die op regelmatige basis een economische, technische en infrastructurele toegang tot het internet heeft. In deze zin is internet een uniek medium door de mogelijkheid voor geadopteerden in Nederland om hun belangen, identiteiten en interesses zelf te representeren, door middel van teksten en beelden waar andere geadopteerden zich wel of niet in kunnen herkennen. Dit maakt het relatief kleine aantal websites een bijzonder cultureel verschijnsel. Hoewel de websites van verenigingen betrekking hebben op groepen die afkomstig zijn uit verschillende landen, tonen zij overeenkomsten in de wijzen waarop zij de gemeenschappelijke identiteit van hun respectievelijke doelgroep representeren. De verschillen in de websites van verenigingen naar land van herkomst geven een expliciet commentaar op de culturele en interetnische identiteit van transnationaal geadopteerden. Deze culturele commentaren die zowel tekstueel als esthetisch worden uitgedrukt in dit specifieke medium, bevatten veel referenties naar andere expressieve genres zoals de reisgids, de nationale vlag, het fotoalbum en biografische literatuur. Deze zijn relevant voor het beschrijven van de bijna subculturele activiteiten van deze verenigingen. Door hun aanwezigheid on line maken de websites deel uit van een virtueel debat over adoptie, identiteit en afkomst, een debat dat wij volgen in dit hoofdstuk. Met onze keuze voor deze zes websites willen wij niet pretenderen een representatief beeld te geven van alle websites van geadopteerden, wij denken echter dat de websites een sterke indicatieve waarde vertegenwoordigen voor de strategieën en de constructies van de duale 8 Deze zes websites representeren de zes verenigingen op het internet. De primaire doelgroep van verenigingen van transnationaal geadopteerden zijn geadopteerden die afkomstig zijn uit hetzelfde land van herkomst. Geadopteerd zijn en afkomstig zijn uit een bepaald land van herkomst geldt voor sommige verenigingen als een voorwaarde om lid te kunnen worden. Alle verenigingen hanteren een betaald lidmaatschap. Het lidmaatschap biedt voordelen zoals het ontvangen van een nieuwsbrief of magazine, (alle verenigingen geven een nieuwsbrief uit, alleen Arierang heeft een tijdschrift dat vier keer per jaar uitkomt). Dit lidmaatschap geeft toegang tot bepaalde onderdelen van de website van een vereniging, zoals foto’s die gemaakt zijn bij activiteiten en bepaalde onderdelen van forumbord. Ook biedt lidmaatschap financiële kortingen op reizen naar het land van herkomst en op gebruikmaking van een vertaalservice. De websites van de verenigingen zijn wel (gedeeltelijk) te bezoeken voor niet-leden. Doel van de verenigingen is het bieden van informatie over het land van herkomst en het organiseren van activiteiten, die kennismaking en uitwisseling van ervaringen tussen geadopteerden onderling stimuleren. De verenigingen bieden verschillende programma’s aan hun leden, afhankelijk van doelstelling en omvang en middelen van de vereniging in kwestie. De meeste verenigingen organiseren een paar keer per jaar activiteiten in de vorm van etentjes, voetbaltoernooien, barbecues, maar ook zijn er thema/discussiebijeenkomsten rond adoptie. Tevens bieden verenigingen advies en hulp bij vragen rond identiteit en hulp en advies bij zoekacties naar biologische familie en herkomst geschiedenis, variërend van informatie tot een aanbod van rootsreizen. 62 verbondenheid van geadopteerden van kleur. Bovendien zijn de websites, die zijn opgezet voor en door geadopteerden rijk aan commentaren, reflecties en terminologieën die invloed uitoefenen op de constructie van identiteit onder henzelf. Zij vertegenwoordigen zes unieke wijzen waarop de collectieve identiteitsformatie van geadopteerden vorm wordt gegeven. De sites werken naar buiten toe als een uithangbord in cyberspace, en tevens als een cultureel uithangbord voor herkenning en misherkenning voor individuele gebruikers. Hieronder wordt in alfabetische volgorde een korte beschrijving gegeven van de geselecteerde websites. In onze beschrijving richten wij ons op de wijze waarop de vereniging zich representeert in woord en beeld, de informatie die wordt gegeven over de doelstelling van de vereniging, de beschrijving van het logo en de inhoud van het menu. In de beschrijving van de naam en doelgroep van de verenigingen wordt de aanduiding weergegeven die verenigingen zelf gebruiken om hun doelgroep te omschrijven. 2.1 Arierang9 Arierang, de Nederlandse vereniging voor Koreaans geadopteerden is in 1994 opgericht en telt 270 leden. De site van Arierang heeft een sterke internationale oriëntatie met een zeer uitgebreid menu waaronder vele links die betrekking hebben op de Koreaanse diaspora, dat wil zeggen op de transnationale migratie en verspreiding van Koreanen die buiten Zuid-Korea een nieuw leven hebben opgebouwd. De verschillende groepen Koreaans geadopeerden die door afstand en adoptie zijn gemigreerd naar verschillende landen in het westen vormen een deel van deze diaspora. “Arierang” refereert aan een officieus Koreaans volkslied, een melancholisch lied over Koreaans zijn buiten Korea dat vaker wordt gebruikt door diasporische Koreaans geadopteerden wereldwijd.10 Tussen 1984-1987 werd één procent van alle Zuid-Koraanse babies afgestaan voor adoptie naar westerse landen, in het kader van het drastische proces van modernisering van Korea en van bevolkingsbeperking. Er is een grote groep van Koreaans geadopteerden die een eerste generatie in de diaspora of zelfs een eigen multinationale etnische identiteit representeren (zie Hübinette 2005). Het grote aantal geadopteerden uit Korea kan worden beschouwd als een verklarende factor achter de uitgebreide en internationale allure van de Arierang website. Deze bezit in vergelijking met de andere websites het meest uitgebreide menu. De banier boven aan de homepage bevat verschillende symbolen die aan deze transnationale migratie refereren. Deze bevat onder andere de nationale vlag van Zuid-Korea, een wereldkaart met daarin gestileerde vliegtuigen die van het oosten naar het westen vliegen. Deze symboliseren de transnationale geschiedenis van adoptie tussen Korea en het westen. Dergelijke esthetische middelen worden gebruikt om de intieme connecties te tonen met het idee van de Koreaanse natie, maar ook om de wereldwijde stroom van geadopteerden uit Zuid-Korea te verbeelden. De website toont door middel van de vele links de professionele en sociale activiteiten van de breed opgezette organisatie die nu reeds 15 jaar bestaat. De site biedt diverse diensten zoals een vertaalservice voor leden. Ook zijn er vijf commerciële Nederlandse en internationale sponsors, zoals een reismaatschappij en een Koreaanse high-tech electronica multinational. Er worden geen foto’s of andere beelden gebruikt om tekst te illustreren. Het logo van Arierang bevat een gestileerd beeld van een berg, en onder dit beeld staat de naam Arierang in het Koreaans. Er is geen specifiek mission statement op deze site, het doel van de vereniging of wie hun doelgroep vormt worden niet vermeld. Ook is er geen informatie over de oprichting van de vereniging. De website heeft een zeer uitgebreid en actueel menu en telt vijf submenu’s die in totaal verwijzen naar vijfendertig links, die aankomende activiteiten aankondigen (zoals een “Networkparty Adoption Associations 2007!”), een menu met links over adoptiezaken en zelfs essays en poëzie. 9 “Arierang”, Dutch Association for Korean Adoptees. Zie:www.arierang.nl (laatst geactiveerd 10-03-2007). Een voorbeeld is de spectaculaire film Susanne Brink’s Arierang (1991) waarvan de première plaatsvond in Korea, een non- documentaire film over het tragisch verhaal van een Koreaanse meisje dat is geadopteerd door een Zweedse familie (Hübinette 2005:139). Er zijn echter vele voorbeelden waarbij wordt gerefereerd aan dit volkslied onder de meerdere generaties van geadopteerden uit Korea. 10 63 De site geeft ook uitdrukking aan de sterke internationale oriëntatie door de agenda van Arierang en het aanbod van de vele links naar internationale organisaties van en voor Koreaans geadopteerden. Een ander kenmerk dat verwijst naar de brede en internationale scope van deze site is het gebruik van Nederlands en Engels op de site. Een submenu is gewijd aan links met informatie over de “International Korean Adoption Association” (IKAA). Op de homepage is er een digitale klok die aftelt naar de aanvang van de IKAA bijeenkomst in Seoul in augustus 2007. De klok toont de urgentie van deze internationale bijeenkomst voor Koreaans geadopteerden. Verschillende subsecties van de site worden onderhouden door verschillende webmasters. Dit geldt bijvoorbeeld voor het forumbord dat is onderverdeeld in verschillende thema’s. Als een van de meest ontwikkelde websites in onze selectie, is het geen verrassing dat de site een actief forumboek en gastenboek heeft. Het is duidelijk dat deze website het collectieve werk is van meerdere auteurs en dat de diasporische identiteit van Koreaans geadopteerden wereldwijd centraal staat. 2.2 Chicolad11 Chicos Colombianos Adoptados, afgekort tot Chicolad, is de naam voor de landelijke vereniging voor geadopteerden van Colombiaanse afkomst die in 1998 is gestart en nu rond de 500 leden telt. De website richt zich behalve op Nederlandstaligen ook op Spaanstalige bezoekers. Deze worden in het Spaans verwezen naar een Spaanstalige beschrijving van informatie over Chicolad. Op de homepage is een mission statement te lezen over de doelgroep en de activiteiten van de vereniging. Chicolad richt zich met de website op zowel Nederlands (en mogelijk Spaanssprekende) Colombiaans geadopteerden als op Spaanssprekende (en Colombiaans) geïnteresseerden. Deze website is uitgevoerd in de opvallende primaire kleuren geel, rood, blauw en oranje die de site in horizontale vlakken verdeelt. Deze horizontale vormgeving van de kleuren geel, rood en blauw verwijst naar de kleuren en de horizontale banen van de nationale vlag van Colombia. Dit is echter niet de enige wijze waarop Colombia wordt verbeeld op deze Nederlandse site. Boven het midden van de homepage is horizontaal over de gehele breedte van de pagina een foto afgebeeld van een kleurrijke Zuid-Amerikaanse bus die rijdt door wat lijkt op een Zuid-Amerikaans landschap. Bovendien vermeldt de website links bovenaan twee tijdszones: de datum, een Nederlandse tijdsaanduiding en een Colombiaanse tijdsaanduiding. Rechts onder aan de homepage staat het opvallende logo van Chicolad. Het getekende logo visualiseert op creatieve wijze de meerduidige, hybride betekenis van een Colombiaanse identiteit voor Nederlands geadopteerden. Volgens de uitleg die de site geeft over het logo refereert deze aan een “pre–Colombiaans” symbool. Dit symbool is geplaatst binnen de geografische contouren van Colombia (zie Figuur 1). Hiermee refereert Chicolad aan zowel een mythische origine van het geboorteland als aan de huidige grenzen van het hedendaagse Colombia. Aan weerszijden van dit symbool staan en profile twee gezichten afgebeeld die elk naar het symbool toegekeerd in elkaars richting kijken. De twee gezichten refereren aan “de twee gezichten van Colombiaans geadopteerden”, “een Nederlands en een Colombiaans gezicht”. Het logo symboliseert ook de “onlosmakelijke verbondenheid” die geadopteerde Colombianen Figuur 1. Chicolad logo voelen met Colombia. 11 ”Chicolad: Chicos Colombianos Adoptados”. Vereniging voor geadopteerde Colombianen. zie: www.chicolad.nl/content.php (laatst geactiveerd 10-03-2007). 64 Op deze wijze verbeeldt het logo de positie die geadopteerde Colombianen innemen tot hun dubbele Nederlandse en Colombiaanse identiteit. De homepage heeft een aanklikbare link met “Nieuws uit Colombia”. Dit geeft hun interesse weer in de hedendaagse Colombiaanse samenleving. Er is informatie over aankomende activiteiten van de vereniging. Ook zijn er foto’s van gehouden evenementen die sommige leden portretteren in hun activiteiten samen. Eén van de functies van de website is om de off line activiteiten van de vereniging te documenteren. De uitnodigende en open toon wordt bevestigd door het feit dat Chicolad een gastenboek heeft waarin bezoekers kunnen reageren op activiteiten. De site biedt tevens een link waarin het verhaal wordt verteld van de “pre-Colombiaanse” mythe van “El Dorado”. De bijeenkomsten die Chicolad organiseert worden aangeduid als “Cumbia’s”. De Cumbia is een typisch Colombiaanse dans die voortkomt uit de hybride cultuur van Afro-Caribisch-Colombia. Door het praktiseren van de Cumbia geeft Chicolad een hedendaagse betekenis aan de rijke culturele tradities van Colombia. Op de site wordt dit als volgt uitgelegd: “Door gebruik te maken van de Cumbia probeert Chicolad een bijdrage te leveren aan een ander, positiever beeld van Colombia.”12 Chicolad benadrukt in haar doelstellingen dat zij een positieve bijdrage wil leveren aan het veranderen van het negatieve publieke imago van Colombia dat in de media bestaat in relatie tot de drugsindustrie en nationale politieke onrust. Dit streven onderstreept het zelfbewuste beeld dat Chicolad wil uitdragen over de Colombiaanse identiteit van geadopteerde Colombianen in Nederland. 2.3 Inesh13 Inesh, de vereniging voor Sri Lankaans geadopteerden is in 2001 opgericht en telt 100 leden. De naam Inesh betekent “koning der koningen”. Ook hier, net als bij Arierang en Chicolad, refereert de site op impliciete wijze aan kleuren en symbolen van de nationale Sri Lankaanse vlag. Inesh heeft een grijs logo waarin de naam van de vereniging links boven aan de homepage staat vermeld (figuur 2). Rechts onderaan de homepage staat het nationale symbool van de gouden leeuw afgebeeld, een beeld dat afkomstig is uit de nationale vlag van Sri Lanka (figuur 3). Bovenaan de pagina is een landkaart van Sri Lanka afgebeeld. Op de homepage is te lezen voor wie de site bestemd is: “welkom bij Inesh” voor jongeren die geadopteerd zijn uit Sri Lanka. De focus van de site ligt bij de maandelijkse activiteiten van de vereniging. Er is een link naar foto’s van deze activiteiten waarop leden van Inesh worden geportretteerd. De functie van het publieke fotoalbum is dus ook op deze site aanwezig. Inesh heeft geen forumbord of gastenboek, maar biedt wel een link voor emailcontact. Het menu is relatief beperkt. Er zijn veertien links met informatie over de vereniging, activiteiten en over Sri Lanka. Onder aan de homepage pagina wordt vermeld dat de site deel uitmaakt van “Sri Lankan Dream”. Dit zijn vier organisaties: drie organisaties die diensten bieden aan Sri Lankaans geadopteerden zoals een vertaalservice, een rootsservice die hulp biedt bij het opsporen van biologische familie van Sri Lankaans geadopteerden, en een organisatie die projecthulp biedt aan kansarme tienermoeders in Sri Lanka. Voor deze diensten geldt een korting voor leden van Inesh. Het beeld dat Inesh construeert over Sri Lanka lijkt kenmerken te lenen van het genre van de reisbrochure met de foto die op de homepage prijkt van een glimlachende en verwelkomende inheemse vrouw. Aan de hand van kopjes als bevolking, taal, klimaat, tijd, eten en drinken, natuur, gezondheid, munteenheid en reisdocumenten wordt een verhaal geschetst van Sri Lanka als aantrekkelijke, hedendaagse reisbestemming. Het verhaal wordt geïllustreerd door foto’s die een tijdloos, a-historisch beeld geven van natuur en bevolking. Dit vertelt iets over hoe internet een hybride medium is dat kenmerken en conventies van oudere mediagenres leent (Bolter and Grusin 2000). Deze visie construeert een beeld van Sri Lanka als een exotisch land vanuit het perspectief van een westerse toerist. Maar ondanks dat de betekenis van Sri Lanka als reisbestemming wordt benadrukt door een weblink naar een reisorganisatie, 12 13 “Cumbia” op Chicolad, zie bovenstaande URL (www.chicolad.nl). Inesh, Sri Lankaanse adoptievereniging. Zie: www.inesh.nl/index.htm (laatst geactiveerd 10-03-2007). 65 wordt dit westerse perspectief en het toeristenimago van Sri Lanka weersproken door het doel van dit materiaal. Zo is er informatie over het aanbod van de speciale rootsreis van Sri Lankaans geadopteerden. Dit zijn reizen die verder gaan dan een gebruikelijke vakantiereis. Figuur 2. Inesh logo. Figuur 3. De leeuw van de Sri Lankaanse vlag. 2.4 Kiran14 Kiran, de landelijke vereniging voor Indiaas geadopteerden is in 2001 opgericht. De site vertelt niet hoeveel leden Kiran telt. De homepage bevat 15 links die aan de linkerzijde staan vermeld. Links bovenaan zien we het logo van Kira, de Hindu god Shiva, de god van de eeuwige scheppingskringloop. De site heeft een mission statement waarin uitleg wordt gegeven over de doelstelling en doelgroep van de vereniging. Kiran wil Indiaas geadopteerden de gelegenheid bieden om met elkaar in contact te komen om samen activiteiten te ondernemen en herkenning te kunnen vinden in andere geadopteerden. Dit geeft weer dat de vereniging in een belangrijke maatschappelijke functie voorziet. De focus van de site is gericht op de culturele activiteiten van de vereniging. De website van Kiran geeft uitgebreide informatie over de geografie van India door links over verschillende regio’s en taalgebieden van India. Tegelijkertijd roept Kiran een beeld op van India als hedendaagse reisbestemming. Net zoals de Inesh website refereert Kiran aan sommige kenmerken van een reisbrochure, terwijl zij tevens fungeert als een reisgids die speciaal is ontworpen voor geadopteerden uit India. De link “India” wordt gepresenteerd met zeven sublinks zoals “land en bevolking”. Als deze wordt aangeklikt verschijnt er een kaart met daarop de tweeëntwintig deelstaten van India die per staat aanklikbaar zijn. Door het aanklikken wordt de bezoeker doorverwezen naar de commerciële site van India travel portal. De interactieve kaart verandert het historische beeld van de geografische en politieke indeling van India in een actuele reisbestemming. Kiran heeft een groot aantal internationale links; 108 links die zijn onderverdeeld in vijftien categorieën: India, adoptie, toerisme en reizen, cultuur en organisatie, Indiase cultuur waaronder dans, muziek en film, Indiase regering, kranten en media, Indiaanse software. Deze diversiteit aan links geeft een ander, meer hedendaags beeld van India. De links geven de globale aanwezigheid van India op internet weer door sites van Indiase kranten, Indiase websites en websites die de Indiase diaspora vertegenwoordigen zoals www.namaste.com, een website voor “Non Residental Indians” (NRI’s). De categorie “Indiase software” geeft India weer als producent van nieuwe technologie en daarmee als kennisproducerend land. De diversiteit van India komt ook naar voren in het aanbod van culturele links over Indiase dans, popmuziek en hedendaagse Bollywood films. Het gevarieerde beeld van India dat de Kiran website schetst biedt Indiaas geadopeerden belangrijke aanknopingspunten om zich een beeld te vormen van hun land van herkomst 14 Kiran, Vereniging voor Indiaas geadopteerden. Zie: www.kiran.nl/home/index.phd (laatst geactiveerd 10-3-2007). 66 2.5 Peruacha15 De vereniging Peruacha voor geadopteerde Peruanen is in 2002 opgericht en telt 25 leden. Ondanks het relatief kleine aantal leden heeft de site een open en uitnodigende uitstraling. Gebruikmakend van een zeer Nederlands begrip, beschrijven zij zich als een “gezelligheidsvereniging” die tot doel heeft diegenen bij elkaar te brengen die Peruaans geadopteerd zijn.16 De homepage laat ook zien dat de leden van Peruacha centraal staan door de grote gemonteerde groepsfoto in kleur met daarop leden van Peruacha die individueel of samen poseren voor de digitale camera tijdens off line activiteiten. De homepage is weergegeven in de kleuren rood en wit. Ook op deze website refereren het kleurgebruik en de vormgeving aan de kleuren van de nationale vlag van Peru doordat het kader aan weerszijden van het scherm in rood is weergegeven met in het midden een wit scherm. Deze vormgeving doet denken aan dat van een tempel. In het roodwitte logo is de naam Peruacha afgebeeld met in de hoofdletter P een vliegende condor (Figuur 4). Deze symbolische referentie aan een mythische geschiedenis komt overeen met het logo van Chicolad. De condor heeft een mythische dimensie door de sacrale betekenis die deze representeerde voor de Inca’s.17 De site geeft uitleg over de naam en doelstelling van de vereniging: onder andere over de gemeenschappelijke betekenis van Peru als het land van herkomst. De site legt de nadruk op de organisatie van sociale activiteiten met andere Peruaans geadopteerden. Figuur 4. Peruacha logo Het menu telt elf links met informatie over de vereniging. Het forum en gastenboek representeren interactieve links voor bezoekers. Tevens biedt het menu vele links naar andere websites en een link naar onderhoudende games. Het gastenboek is op het moment van deze analyse niet actief. In contrast met de expliciete wijze waarop de website van Chicolad Colombia verbeeldt, bevat het menu van Peruacha geen directe link met informatie over Peru. Wel heeft de site een zeer uitgebreide verzameling internationale links onderverdeeld in elf categorieën. Deze links geven onder andere veel en diverse informatie over Peru en Zuid-Amerika. Zo zijn er links met informatie over verschillende etnische bevolkingsgroepen in Peru en Zuid-Amerika, links over het leren van de Spaanse taal en links naar Peruaanse media. Zoals de andere sites refereert deze site aan off line activiteiten die de vereniging organiseert, maar zij bevat ook, en dat is opmerkelijk een zeer hedendaags soort link. Deze verwijst naar een “Hyves” site van Peruacha. “Hyves” is de kleinere, Nederlandse versie van “MySpace” dat op dit moment van schrijven de vierde meest populaire gratis on line service is op internet. “MySpace” (en de Nederlandse versie “Hyves”) is een webgemeenschap waar leden internet gebruiken voor on line communicatie door middel van een interactief netwerk van foto’s, gedigitaliseerde videoclips, weblogs, gebruikersprofielen, e-mail, web forums en groepen alsook andere mediavormen. Een dergelijke soort van webgemeenschap wordt ook wel een social networking interface genoemd en is deel van de 15 Peruacha, Vereniging voor geadopteerde Peruanen in Nederland. Zie: www.peruacha.nl ( laatst geactiveerd 10-032007). 16 “Wie wij zijn” op Peruacha, zie www.peruacha.nl/ (laatst geactiveerd 16-03-2007). 17 Persoonlijke communicatie met de webmaster van Peruacha 19-01-2007. 67 meest recente ontwikkelingen die het internet doormaakt waarin individuele profielen, netwerken, multi-media en interactiviteit worden benadrukt. Deze “Hyves” site van Peruacha toont een duidelijke interesse in de sociale rol van diverse nieuwe media die bijdragen aan het creëren en versterken van het publieke beeld van zowel organisaties als individuen. “hyves” en My Spacesites, bieden de mogelijkheid voor netwerken, contact en communicatie met andere geadopteerde individuen en organisaties, vooropgesteld dat zij toegang hebben tot internet. 2.6 Shapla18 Shapla, de vereniging voor Bengalees geadopteerden is in 2001 opgericht en telt 40 leden. De naam Shapla betekent waterlelie. De waterlelie is het nationale symbool van Bangladesh en representeert de veerkracht en het doorzettingsvermogen van de Bengalese bevolking.19 In contrast met Arierang en Chicolad, is deze site relatief beperkt van omvang. Het beperkte aantal leden is mogelijk terug te voeren op het feit dat Bangladesh in 1980 de grenzen voor adoptie heeft gesloten.20 De website is uitgevoerd in verschillende tinten groen en heeft een moderne professionele uitstraling (figuur 5). De homepage bevat geen mission statement, echter uit de site komt naar voren dat deze bedoeld is voor Bengalees geadopteerden. De focus van de site is vooral gericht op sociale activiteiten van de vereniging, terwijl het presenteren van het land van origine of het oproepen van een mythisch verleden niet het doel lijken te zijn. De website heeft een relatief conventionele indeling met een menu van in totaal tien links. Daarin is naast informatie over de vereniging en haar activiteiten, uitgebreide informatie te lezen over de geschiedenis van Bangladesh. Tegelijkertijd geeft de Shapla site hedendaagse informatie die is gericht op kwesties die specifiek gelden voor Bengalees geadopteerden, zoals het verkrijgen van bepaalde documenten die nodig zijn om te kunnen trouwen voor de Nederlandse wet. Ook biedt de site een historisch overzicht van de namen van Bengalees geadopteerden die in een bepaald jaar of met een bepaalde groep vanuit Bangladesh naar Nederland zijn gekomen. Dit visuele overzicht documenteert een gedeelde geschiedenis waarin adoptie en afkomst samenkomen. De site heeft een forumbord en een gastenboek en geeft de indruk van een functionele bron voor geadopteerden van Bengalese afkomst in Nederland. Figuur 5. Detail van Shapla logo met daarin beeld van een gestileerde bloem “Shapla”, zie:www.shapla.nl (laatst geactiveerd 10-03-2007). Informatie verkregen uit persoonlijke communicatie met bestuursleden van Shapla. 20 De adoptie van kinderen uit Bangladesh naar Nederland begon in 1975 en in 1980 is de laatste groep in Nederland aangekomen. De Bengalese regering stond niet langer toe dat islamitische kinderen naar christelijke landen gezonden werden. Persoonlijke communicatie met Marja van Starrenburg, maatschappelijk werkster roots/nazorg van Vereniging Wereldkinderen (14-03-2007). 18 19 68 3 De politiek en praktijk van naamgeving De namen van de verenigingen geven uitdrukking aan de gedeelde betrokkenheid van de vereniging, aan de identiteit van de doelgroep en aan de relatie die geadopteerden door hun adoptiestatus innemen tot hun land van herkomst. Alle zes websites geven uitleg over de keuze voor de naam van de vereniging met uitzondering van Arierang en Shapla. De namen van verenigingen symboliseren op verschillende wijzen het behoren van transnationaal geadopteerden tot het land van herkomst door positieve identificatie met een symbolisch aspect van nationale identiteit. Dit komt tot uiting in het gebruik van de taal van het land van herkomst, door de naam van het land van herkomst in de naam van de vereniging op te nemen, door gebruikmaking van symbolen die refereren aan een nationaal idee van het land van herkomst en door het conceptualiseren van nieuwe namen. De gespannen relatie tussen de viering van het land van herkomst als culturele erfenis en het Nederlandse hier en nu wordt soms gepresenteerd. Chicolad en Peruacha geven de adoptieve identiteit van hun doelgroep specifiek weergeven in de naam van de vereniging. Deze verenigingen refereren aan de nationale identiteit van hun doelgroep als respectievelijk geadopteerde Colombianen en Peruanen. Dit maakt de Nederlandse identiteit van de doelgroep schijnbaar ondergeschikt aan de oorspronkelijke andere nationale identiteit van geadopteerden die door adoptie is veranderd in de Nederlandse nationaliteit. Ter vergelijking: Arierang benoemt als doelgroep “Koreaans geadopteerden”, Shapla “Bengaals geadopteerden”, Kiran “Indiaas geadopteerden”. Deze manier van benoeming geeft een commentaar op de afkomst van geadopteerden in relatie tot hun Nederlandse identiteit. Chicolad brengt in vergelijking met de websites van andere verenigingen mogelijk het sterkst een dubbele nationale identiteit tot uitdrukking voor Colombiaans geadopteerden, waarbij de oriëntatie op Colombia geprononceerd is. Het ‘wij’ van de gemeenschappen van geadopteerden is bijzonder sterk gearticuleerd op deze website, zoals bijvoorbeeld naar voren komt in het “Chicolad lied” (figuur 6). Geadopteerde Colombianen hebben volgens Chicolad “twee gezichten” een Colombiaans en een Nederlands. Terwijl het Colombiaanse deel ongeproblematiseerd gevierd wordt, verschijnt het Nederlandse deel op meer serieuze wijze in beeld in de beschrijving van de doelgroep: Chicolad heeft niet de intentie zich af te zetten tegen de Nederlandse samenleving, heeft respect voor de Nederlandse ouders die tot adoptie zijn overgegaan en toont begrip voor de geadopteerde Colombianen in hun verlangen naar het land dat voor hen van grote betekenis is. Velen willen minstens een keer terug om naar de biologische familie te zoeken of gewoonweg om het verre fascinerende, Colombia weer eens te ontdekken. Ze zijn vaak nieuwsgierig naar de redenen van hun adoptie en tonen interesse in de economische, culturele en biologische samenstelling van het land waar zij ooit zijn geboren. (--) [Chicolad wil] geadopteerde Colombiaanse jongeren die daar behoefte aan hebben met de nodige voorzichtigheid bewust maken van een Colombiaanse identiteit, adviseren en ondersteunen bij vragen over hun identiteit. Zonder de Nederlandse te kort te doen.21 Uit deze tekst komt naar voren dat exploratie van een andere nationale identiteit in gespannen relatie staat tot de notie van een Nederlandse identiteit. Hier wordt het belang benadrukt van de Nederlandse context, het adoptiegezin oefent invloed uit op de beleving en exploratie van de Colombiaanse identiteit van geadopteerden. De voorzichtige toon die spreekt uit de tekst toont respect en begrip voor de kennelijk verschillende belangen van Nederlandse adoptieouders en “Doelgroep”, op Chicolad, zie: www.chicolad.nl/content.php?uniqueID=FE2E9F096B3DF9F105AD8FBC950C0EB4&cat=Chicolad&pageID=20 3&remoteAddress=a82-95-20-190.adsl.xs4all.nl (laatst geactiveerd 16-03-2007). 21 69 Colombiaans geadopteerden. Bovendien wordt verteld hoe het omarmen van Colombia als een historische herkomst geen gegeven is. Het exploreren en claimen van Colombiaanse herkomst voor Colombiaans geadopteerden is niet iets dat zij, volgens Chicolad, als vanzelfsprekend beschouwen, maar iets dat kennelijk rechtvaardiging behoeft naar hun Nederlandse familie en context. Figuur 6. “Chicolad lied” van www.chicolad.nl We kwamen uit Colombia, om hier te leven We kwamen uit Cali, Buenaventura en Getsemani Zo kan ik het je het beste uitleggen Chicolad, Chicolad Chicolad is een te gekke waarheid We kwamen uit Colombia, om hier te leven We kwamen uit Ubate, Barranquilla en Ibaqué Zo kan ik het je het beste uitleggen Chicolad, Chicolad Chicolad is een te gekke waarheid We kwamen uit Colombia, om hier te leven We kwamen uit Bogotá, Bucaramanga en Viotá Zo kan ik het je het beste uitleggen Chicolad, Chicolad Chicolad is een te gekke waarheid We kwamen uit Colombia, om hier te leven We kwamen uit Medellin, Quibdó en San Agustin Zo kan ik het je het beste uitleggen Chicolad, Chicolad Chicolad is een te gekke waarheid We kwamen uit een tropisch paradijs We verloren ons muzikale land We zoeken ons mysterieuze paradijs Want we zijn je nooit vergeten Ons vaderland We kwamen uit een tropisch paradijs We verloren ons muzikale land We zoeken ons mysterieuze paradijs Want we zijn je nooit vergeten Ons vaderland Dans dans dans Chicos! 3.1 Imaginaire gemeenschappen, verbondenheid en identiteit Uit de websites, hun iconografie en hun politiek van naamgeving en zelfdefinitie, komt naar voren dat nationaliteiten centraal staan. De sites gebruiken meer expressionistische nationale imago´s dan werkelijke natie-staten, zoals bij voorbeeld gedemonstreerd wordt op de sites van Kiran en Chicolad. Zij representeren een specifiek idee van nationaliteit dat zowel een persoonlijk als cultureel gevoel van het verbonden zijn met twee naties laat zien. De centrale betekenis van het land van herkomst veronderstelt het afkomstig zijn uit dit land als basis van een gemeenschappelijke identiteit. Het interpreteren van zulke representaties, van culturele identiteiten en ideeën van de natie, vereist analytische instrumenten uit het wetenschappelijke veld van Postkoloniale Studies. Het beroemde begrip “imagined communities” is geconceptualiseerd door Benedict Anderson (1983) in zijn boek met dezelfde titel, dat nu geldt als een standaardtekst in studies naar naties en nationalisme. Hij gebruikt de term “imagined community” om te beschrijven hoe de idee van een natie historisch en denkbeeldig wordt geconstrueerd. De geografische grenzen van naties fluctueren onder invloed van historische regimes. Hij beschrijft hoe de natie opereert als een idee, een fictieve, culturele cohesie die maakt dat onderdanen die elkaar niet kennen, noch dezelfde culturele codes of taal delen, toch een gevoel van gemeenschap delen. Dit gevoel van gemeenschap wordt geconstrueerd door kranten en andere media die bijdragen aan een gevoel van behoren tot een gegeven gemeenschap die volgens Anderson in realiteit alleen denkbeeldig bestaat: de gemeenschap die wij kennen en delen is een denkbeeldige gemeenschap. Het internet biedt mogelijkheden voor het creëren en onderhouden van landelijke sites die gedeelde culturele gevoelens van identiteit communiceren. De verenigingen voor transnationaal geadopteerden zijn op verschillende wijzen georganiseerd rond het land van herkomst. De activiteiten van de 70 verenigingen zijn gericht op de exploratie van bijvoorbeeld een Koreaanse identiteit, zoals Josha, een lid van Arierang onder woorden brengt op de site van het Nederlandse netzine “Spunk”: Het leuke aan Arierang is dat je verhalen met elkaar kunt delen. De meeste geadopteerde Koreanen groeien op in een witte omgeving, met maar weinig andere Koreanen. Hier ontwikkel je je Koreaanse identiteit. We eten Koreaanse hapjes en gaan Koreaans uit, bijvoorbeeld naar karaokebar The Wave in Amsterdam. Je kunt Arierang vergelijken met een studentenvereniging, ook wel qua leeftijd van de leden. We zitten allemaal in een fase dat je benieuwd bent naar wie je bent en naar je geschiedenis. Bij Arierang vind je herkenning wat betreft het Koreaans zijn en kun je praten over adoptie met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Daardoor heb je direct een band met elkaar.22 Van betekenis hier is hoe de imaginaire gemeenschap van hun geboorteland de leden een gemeenschappelijk aanknopingspunt biedt, een vertrekpunt in de hybriditeit van de collectieve organisatie in deze verenigingen. 3.2 “Een brug tussen vroeger en nu” Op de websites komt een speciale gevoeligheid voor kwesties van culturele verbondenheid met families en etnische groepen tot uitdrukking. Het lijkt erop dat alle organisaties op een subtiele en genuanceerde manier hun eigen ruimte vinden voor identiteitsformatie die gebaseerd is op deze specifieke gevoeligheid. De website van Peruacha is hiervan een goed voorbeeld. De naam Peruacha is samengesteld uit drie woorden: de aanduiding Peru voor het Zuid-Amerikaanse land, het Spaanstalige verkleinwoord voor Peru, Perucha en het Spaanstalige woord voor adoptie, Adopción. Peruacha combineert zowel de algemene betekenis van deze woorden als de eigen betekenis die de organisatie toekent aan deze woorden. Zo wordt er in de uitleg op de website een onderscheid gemaakt tussen Peru in algemene zin, als ‘een’ land in Zuid-Amerika, tegelijkertijd wordt de “betekenis voor ons” benadrukt als “(h)et geboorteland van ons allemaal”. Perucha representeert als verkleinwoord een intieme wijze om aan Peru te refereren: “verklaring van Peru in het Spaans en vaak liefkozend gebruikt” en de eigen betekenis van de organisatie: “Erg jong en vaak als baby leefden we nog in Peru”. De naam Peruacha is ook afgeleid uit het Spaantalige woord Adopción, dat naast dat dit het Spaanse woord voor adoptie is, in de context van Peruacha voor Peruaans geadopteerden een eigen betekenis vertegenwoordigt: “We zijn allemaal geadopteerd en naar Nederland gegaan”.23 Zij creëren actief en bewust een denkbeeldige notie van Peru in het licht van hun particuliere perspectief als Nederlands geadopteerden van Peruaanse afkomst. Dit statement over de naam van Peruacha beschrijft in zorgvuldige en poëtische bewoordingen de belichaming van de duale verbondenheid en hybride identiteiten van Peruaans geadopteerden. Het is van belang hoe zij deze duale verbondenheid erkennen en van daaruit hun eigen ruimte van gemeenschappelijkheid creëren, een groepsidentiteit voor Nederlands geadopteerden uit Peru. Peruacha creëert op een belangwekkende en mooie wijze een platform dat in hun eigen woorden een brug wil vormen tussen “vroeger & nu”. Verder beschrijven zij dat de naam van de organisatie een symbool is voor de groei “van klein naar groot. Achter ons ligt een groots Peru, dat we nu vanaf de andere kant aan het (her)ontdekken zijn”.24 De centraliteit van de natie creëert een relatie tot het land en daardoor een mogelijke identiteit, zoals Peru voor een belangrijk historisch deel fungeert voor Peruacha. Met behulp van het webmedium, hun land van origine en hun huidige land worden bruggen gebouwd tussen toen en nu, hier en daar, zij en wij. 22 Josha (21) geciteerd in “Koreanenclub” door Nathalie Wouters 20-02-2007, in Spunk. Zie: www.spunk.nl/article/article.php?id=1171976051127 (laatst geactiveerd 15-03-2007). 23 “Betekenis”, op “Peruacha”, zie: www.peruacha.nl/betekenis.htm (laatst geactiveerd 11-03-2007). 24 “Betekenis”, op “Peruacha”, zie: www.peruacha.nl/betekenis.htm (laatst geactiveerd 11-03-2007). 71 Op de website van Chicolad wordt de duale verbondenheid of hybride identiteit benadrukt door de iconografie van hun logo: “Het logo van Chicolad vertelt over de twee gezichten die de geadopteerde Colombianen doorgaans hebben: een Colombiaans en een Nederlands. Voorts geeft het de onlosmakelijke verbondenheid weer die zij met Colombia hebben.” 25 Chicolad benadrukt ook de historische relatie tot Colombia, tot een origine die aanzienlijk teruggaat in de tijd: “Het pré-Colombiaanse symbool op het logo symboliseert de relatie die er bestaat tussen de Indiaanse voorvaderen en vele geadopteerde Colombianen.”26 Het gevoel van verloren wortels en vermiste verwantschap, in een maatschappij waar genetische verwantschap een geprivilegieerde rol speelt (Cornell 2005), is in bepaalde mate hier gereconstrueerd en opnieuw gefigureerd in historische termen. Dit wordt gedaan, zoals ook te zien is op andere websites, door de verbeelding van etnische origine mythen, rituelen (zoals de Cumbia) en in de visuele taal van de site. De creatieve wijzen waarop gemeenschappelijkheden en affiniteiten worden voorgesteld, waarvan sommige met genetisch-etnische symbolen, zijn legio. Op deze wijze wordt de biologische herkomst vervangen en bewerkt in termen van een (denkbeeldige) nationale geschiedenis, en een etnische verbondenheid die is gericht op toekomstige generaties. Aandacht voor een collectieve historische erfenis is niet de enige visie waarmee het beeld van het land van herkomst wordt geconstrueerd. Verschillende websites tonen hoe verenigingen zoals Inesh en Arierang hulpprojecten ondersteunen voor kindertehuizen en tienermoeders in respectievelijk Sri Lanka en Korea. Zij helpen hiermee op concrete wijze toekomstige generaties van potentiële adoptiekinderen in het veranderen van de sociale, economische en culturele oorzaken die ten grondslag liggen aan transnationale afstand en adoptie. Een voorbeeld is de NONA Foundation, een organisatie voor kansarme tienermoeders in Sri Lanka. Deze stichting is een initiatief van de oprichter van Inesh, de Sri Lankaans geadopteerde Nimal van Oort. De slogan van NONA Foundation is “We can’t change the past but we can change the future”.27 Het land van herkomst is zodoende niet slechts een historische bron en een platform voor collectieve identiteitsformatie, maar geeft een positieve, constructieve inhoud aan een gedeeld bewustzijn in relatie tot toekomstige generaties. Het lijkt alsof een eenduidig en geïdealiseerd begrip van de nationale identiteit van het land van herkomst voor de meeste sites het voorbeeld is waarvan de etnische identiteit voor geadopteerden wordt afgeleid, maar wij willen beargumenteren dat dit juist niet het geval is. Identificatie met de nationaliteit die geadopteerden bezaten voor zij geadopteerd werden drukt ook het verlangen uit om, ondanks de adoptiestatus, deel te zijn en beschouwd te worden als behorend bij het land van herkomst. Het land van herkomst is net zoals Nederland, een zeer complexe bron voor identiteitsformatie en kan het best worden beschreven als een gemeenschappelijk ontwikkeld begrip dat juist meerdere facetten probeert te laten zien die gelijktijdig en in relatie tot elkaar bestaan. We willen onderstrepen dat deze collectieve identiteit verre van geworteld is in slechts een herontdekking van het verleden of een onkritische viering van een nationale identiteit (zie Hall 1990:225). Deze collectieve identiteit is te beschouwen als een brug, als de gezamenlijke ruimte die geadopteerden hebben gecreëerd en benoemd om zichzelf te positioneren te midden van verhalen en oorsprong mythes over het verleden. Websites van de verenigingen lijken zich te richten op het assisteren bij het ontdekken van het land van herkomst voor buitenlands geadopteerden door het weergeven van informatie. Op websites, zoals die van Arierang waar de focus op zulke informatie gericht is, staat vooral het land van herkomst centraal en niet zozeer de specifieke etnische, regionale en culturele identiteit van buitenlands geadopteerden die in Nederland zijn opgegroeid. Op het eerste gezicht is dit niet vreemd: de websites geven informatie over land van herkomst voor hun doelgroep die “Naam & logo”, op “Chicolad, zie: www.chicolad.nl/content.php?uniqueID=1B2FA3430FACE7416 C681157A1BD4DE8&cat=Chicolad&pageID=202&remoteAddress=a82-95-20-190.adsl.xs4all.nl (laatst geactiveerd 15-03-007). 26 Ibidem. 27 “The Nona Foundation”, zie: www.nonafoundation.com/ (laatst geactiveerd 16-03-2007). 25 72 gemeenschappelijk heeft dat zij afkomstig zijn uit dit land. Tegelijkertijd is dat land een denkbeeldige constructie waarop fantasieën van het onproblematisch behoren tot een bepaalde gemeenschap worden geprojecteerd; een gemeenschap waar hun huidskleur hen niet markeert als anders, en die daarmee verschilt van hun huidige locatie. Het is duidelijk dat de leden van deze verenigingen zich vermaken in het gezelschap van andere geadopteerden, zoals blijkt uit de vele digitale foto’s van de sociale activiteiten, bijeenkomsten en feesten. Hier zijn zij niet anders door hun huidskleur, maar kunnen zij tijdelijk vrij zijn van de witte normen van een denkbeeldig Nederlands zijn. Bepaalde websites beschrijven hun vereniging als een uitgebreide familie: “INESH is eigenlijk een grote, gezellige familie die altijd open staat voor nieuwe leden.”28 Inesh werft haar leden door de vereniging voor te stellen als een gezellige familie waarin nieuwe leden gemakkelijk worden opgenomen. Wij willen suggereren dat kwesties van etnisering, gevoelens van Anderszijn die Nederlands geadopteerden dagelijks confronteren, een andere reden vormen waarom verenigingen hun geboorteland centraal stellen, als een land waar zij niet gezien worden als anders dan andere burgers. 4 Conclusie: nieuwe verbanden, nieuwe verwantschappen Het belang van het land van herkomst en van een gemeenschappelijke, nationale identiteit worden gereflecteerd in de namen van de verschillende verenigingen. De namen in de taal van het land van herkomst refereren aan een symbolisch aspect van de nationale identiteit van dat land van herkomst. Zij reconstrueren de verbroken band tussen toen en nu, het geboorteland en Nederland. De buitenlandse namen vertegenwoordigen een transnationale identificatie van buitenlands geadopteerden met het land van herkomst. Zij hebben niet als doel om op onkritische wijze de imaginaire gemeenschappen van hun geboortelanden te vieren, maar ze gebruiken dergelijke culturele conventies, het idee van een gedeeld verleden, om on-line een platform te creëren voor hun collectieve identiteit. Wij hebben in dit hoofdstuk getoond hoe een meervoudige identiteit wordt gecreëerd door websites van verenigingen van volwassen geadopteerden van kleur. In de website beschrijvingen spelen symbolen van origine een onderscheidende rol. Wij beargumenteren dat deze attributen worden gebruikt voor collectieve identiteitsformatie, voor wat wij benoemen als hun adoptieve zelf, zoals hoe zij zich de dansen, visuele symbolen en origine mythes van hun geboortelanden toeëigenen in digitaal formaat op de Nederlandse websites. Op deze wijze herdefiniëren en verbreden zij ideeën van verwantschap. Voortbouwend op klassieke antropologische noties zoals hedendaagse Postkoloniale en Culturele Studies plegen te doen, betrekken wij de betekenis van oorsprongsverhalen in ons bredere doel van het onderzoeken van de identiteitsformaties van geadopteerden. Oorsprongsverhalen zijn, zo betoogde de antropoloog Malinowski, een primaire locus van een maatschappelijke notie over het zelf, over de identiteit die men heeft, over wereldbeschouwing en sociale organisatie (zie Malinowski (1954:96), geciteerd in Sandra Patton 2000: 30). Antropologen en feministische Culturele Studies wetenschappers bestuderen verhalen van origine en verwantschap wanneer zij culturen onderzoeken, zoals wij doen in onze analyse van de webcultuur van deze verenigingen (cf. Sarah Franklin 1998; Åsberg 2005). Wij doen dit om de intieme verbinding tussen enerzijds woorden, mythes, de sacrale verhalen van origine en hun functie in de sociale organisatie en praktische activiteiten anderzijds te laten zien, zoals waarneembaar in deze verenigingen. Mensen vertellen verhalen om een band te scheppen met het meerduidige begin van hun leven en met veronderstelde verwantschapsrelaties, om een mythisch toen te verbinden met een sociaal nu. Deze kwesties zijn van centraal belang op de websites, zoals blijkt uit de wijzen waarop geadopteerden van kleur hun oorsprongsverhalen reconstrueren in relatie tot hun Nederlandse identiteit en laten zien hoe zij deel uitmaken van hun westerse familie. Hieruit komt de behoefte voort om hun biologische ouders en hun land van herkomst te zoeken, de vermiste stukken van 28 “Inesh”, zie: www.inesh.nl (laatst geactiveerd 16-03-2007). 73 de puzzel die door de institutionele praktijk van adoptie, door de normatieve wijze van begrijpen van adoptie en door de normatieve visie op de westerse familie verloren zijn gegaan. In deze visie prevaleert het verlangen van adoptieouders om te adopteren en liefdevol kinderen op te brengen die niet-genetisch van hen afstammen, ten koste van de andere biologische, culturele en etnische afkomst van geadopteerden. De websites van de verenigingen wekken het belang van etnische origine op nieuwe, eigen wijze tot leven. Zij raken aan de genetische en culturele verwantschap die er bestaat tussen bijvoorbeeld, de Indiaanse “voorvaderen” en vele geadopteerden. Maar belangrijker, de links die gecreëerd worden tussen landen, tussen verleden en heden, door de culturele vertalingen die websites maken van specifieke aanknopingspunten voor een groepsidentiteit, verwijzen ernaar hoe de websites daadwerkelijk een andere verbondenheid produceren die voorbij gaat aan wat Drucilla Cornell benoemt als het hegemonische “genetisch privilegiëren”. Hiermee doelt Cornell op de dominante, sociale betekenis die aan biologische verwantschap wordt toegekend door middel van alledaagse praktijken die de notie van “familie” versterken. De websites construeren op twee manieren een uitgebreide familie voor leden (en de leden van Nederlandse families die aangesproken worden). Enerzijds door actief een verband te leggen met oorsprongsverhalen en het land van herkomst. Anderzijds, en dit is mogelijk het meest belangrijk, door sociale activiteiten. De documentatie hiervan verwijst naar de belangrijke functie die deze sociale activiteiten vertegenwoordigen (zowel on- en off line) voor de verenigingen. Zij creëren affiniteiten en relaties binnen een specifieke, zelfgecreëerde culturele ruimte. Deze affiniteiten verbinden geadopteerden opnieuw met aspecten van etniciteit en culturele verbondenheid - iets dat deze Nederlandse geadopteerden en die in sommige andere westerse landen lijken te ontberen. Ook ontbreken er terminologieën om hun duale verbondenheid te beschrijven (zoals we zagen in de uitspraken van geadopteerden in hoofdstuk 2), terminologieën waarvan gezegd kan worden dat die ontkend zijn tijdens hun jeugd.29 Door het relatief nieuwe medium van internet vertegenwoordigen de websites de verenigingen op een specifieke manier die niet mogelijk is binnen meer traditionele media. De websites bieden mogelijkheden en functies voor maker en gebruiker die de verenigingen off line niet, of niet in dezelfde mate, kunnen bieden. Websites creëren een virtuele gemeenschap voor verschillende groepen buitenlands geadopteerden op het web. Deze praktijk spreekt tot de notie van het web als een “grenzeloos” medium van communicatie en transformeert traditionele geografische, nationale en culturele grenzen tussen landen, mensen en gemeenschappen. De verenigingen en de websites lijken nieuwe verbanden en verwantschapsrelaties te creëren. Ze verbinden het andere nationale verleden met het Nederlandse heden. Ze helpen geadopteerden het land te 29 De retoriek van de “chosen baby” heeft een sterke invloed gehad binnen de Noord-Amerikaanse verbeelding van adoptie, zo claimt Amerikaanse adoptie theoretica Sandra Patton (2000:28). Deze discursieve formatie heeft effecten voor hoe etniciteit/ ‘ras’ kan worden geconceptualiseerd voor geadopteerden tijdens hun jeugd. Deze retoriek van de “chosen baby” was het typische verhaal dat verteld werd aan geadopteerden om het proces van adoptie te helpen begrijpen, om hen het gevoel geven dat zij door hun adoptieouders gekozen waren. The chosen baby is een beroemd Amerikaans boek (1950). Het boek was bestemd voor adoptiekinderen en vertelt het verhaal van hoe meneer en mevrouw Brown hun gelukkige familie completer willen maken met een kleine baby, Peter. Deze wens wordt na lang wachten vervuld door de adoptiehulpverlener mevrouw White, en nadat Peter groter was geworden werd er nog een klein babyzusje Mary geadopteerd door de familie. Dit verhaal laat de onderliggende aannamen zien over het Amerikaanse familieleven in een bepaalde historische, naoorlogse periode. Het toont hoe noties van ‘ras’/etniciteit en huidskleur van de kinderen niet figureren als betekenisvol in de retoriek van het gekozen kind, terwijl de witte, heteroseksuele en non-gehandicapte ouders gegeven personages zijn die hun wensen vervuld zien worden door mevrouw White (dit personage figureert in het verhaal als representatief voor de staat met argusogen die baby’s en ouders met elkaar matcht). Verwantschap in deze en gelijksoortige adoptieverhalen (die ook in de articulaties in de interviews in het voorgaande hoofdstuk naar voren zijn gekomen) wordt beschouwd via een achterhaalde dichotomie tussen biologie en cultuur. Verwantschap wordt gecreëerd in het licht van westerse denkbeelden van cultuur en biologie als elkaar uitsluitende categorieën. Verwantschap wordt verbeeld als iets dat gegrond is in de daad van conceptie in Westerse landen. Patton beargumenteert dat dit discours geldt voor geadopteerden en hun adoptieouders in de Verenigde Staten. 74 herontdekken waaruit zij afkomstig zijn en appelleren aan een onbekend deel van hen, anderzijds vertellen zij wie zij (kunnen) zijn. De websites appelleren aan de duale verbondenheid van geadopteerden. Volwassen geadopteerden zoals zij zich uitdrukken op hun websites herdefiniëren de eenduidige visie van verwantschap. De uniciteit van de websites, zoals zij de off line culture praktijk van deze adoptieverenigingen reflecteren, bestaat eruit dat zij expliciet werken met een visie ten aanzien van verwantschap. Die visie verwijst in veel mindere mate naar een traditioneel denken in dichotomieën van biologie òf cultuur. De culturele relatie die zij creëren tussen natie van herkomst en hun huidige natie, brengt naar voren hoe zij een nieuwe categorie van verwantschap creëren door middel van de Nederlandse taal, en toegang tot websites. De les die geleerd kan worden uit de websites van de verenigingen is dat etnische identiteit niet een gegeven is, maar iets dat geconstrueerd, bereikt moet worden. Als volwassenen adopteren zij hun eigen meervoudige biologische, culturele en transnationale verwantschap: zij adopteren hun eigen zelf. Dit inzicht opent immense mogelijkheden voor het tegengaan van racismen. 5. Aanbevelingen • Wij zouden willen aanbevelen dat verenigingen (nog meer) netwerken met elkaar zowel on- en off line; het is onze verwachting dat versterking van de eigen en de gezamenlijke positie hieruit zal voortvloeien. Dit geeft zowel maatschappelijke zichtbaarheid aan een gemeenschappelijke identiteit van Nederlands geadopteerden van kleur alsook tegenwicht aan de eenzijdige beeldvorming die er over geadopteerden bestaat. • Iedereen die geïnteresseerd is in kwesties rond identiteit en adoptie raden wij aan de websites te bezoeken omdat zij een stem geven aan de meest betrokken, maar minst gehoorde stem in mediadiscussies, die van volwassen geadopteerden van kleur. • Wij willen de aanbeveling doen aan een ieder die geïnteresseerd is in het hedendaagse sociale landschap van Nederland, in kwesties van ‘ras’/etniciteit en nationaliteit om deze websites in beschouwing te nemen, omdat zij veel vertellen over lokale gemeenschappen en grensoverschrijdingen in een postkoloniale wereld. Bovendien bieden zij belangrijke inzichten in het multi-etnische en transnationale Nederland van vandaag. 75 Samenvatting Dit rapport is het resultaat van een onderzoek naar identiteitsformaties van transnationaal geadopteerden. Het onderzoek is in opdracht van de Stichting Adoptievoorzieningen door de leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht uitgevoerd. In het onderzoek staan individuele en collectieve identiteitsformaties van transnationaal geadopteerden van kleur centraal. Deze worden geanalyseerd in relatie tot sociale vertogen over etniciteit in de Nederlandse samenleving. Het onderzoek vindt plaats in de context van een nationaal, multimediaal debat over interlandelijke adoptie dat voortkomt uit het 50-jarig bestaan in 2006 van de Nederlandse adoptiewet uit 1956. Dit debat geeft de aanzet voor een nieuw perspectief ten aanzien van identiteiten die door transnationale adoptie gevormd worden. Kritische stemmen van volwassen transnationaal geadopteerden articuleren hun ervaringen vanuit een eigen perspectief dat relatief nieuw is binnen literatuur en onderzoek over adoptie. Zij geven een beeld van wat het betekent om geadopteerd te zijn vanuit een ander land, om op te groeien in een wit gezin, om discriminatie en racisme te ervaren en om te worstelen met identiteitsvragen ten aanzien van etniciteit en nationaliteit. Dit onderzoek staat tevens in relatie tot recente publicaties in de Verenigde Staten, GrootBrittannië en Zweden over transnationale en transraciale adoptie. In deze publicaties wordt beargumenteerd dat de disciplinaire paradigma’s in bestaand sociologisch en pedagogisch onderzoek te beperkend zijn voor een adequaat begrip van de meervoudige identiteiten van transnationale en interetnisch geadopteerden. Aan veel bestaand onderzoek liggen essentialistische biologische aannames, een normatief identiteitsbegrip en het perspectief van adoptieouders ten grondslag. Hoofdstuk 1 introduceert de nieuwe term ‘geadopteerden van kleur’, die de onderzoekers hebben ontworpen om de subjectiviteiten en ervaringen van de brede, heterogene groep transnationaal geadopteerden weer te geven. Deze term heeft ten doel om een bewustzijn te creëren over de rol die kleur speelt in de levens van geadopteerden die etnische en nationale grenzen overschrijden. Kleur beschouwen wij als deel van de etniciteit van geadopteerden en geldt als kritisch vertrekpunt voor het onderzoeken van betekenissen van etniciteit voor de subjectiviteit van Nederlands geadopteerden van kleur. In navolging van de zwarte vrouwenbeweging in de Verenigde Staten willen wij de politieke betekenis van kleur voor de identiteitsformaties van geadopteerden met een andere etnische herkomst benadrukken. Kleur fungeert als zichtbare markering van de etnische herkomst van geadopteerden en tegelijkertijd als omstreden teken van etnisch anderszijn. Door deze meerduidige betekenissen te benoemen met de term ‘geadopteerden van kleur’, hopen wij bij te dragen aan een positieve en kritische conceptualisering van de meervoudige etnische identiteiten van geadopteerden. Het theoretisch kader van het onderzoek wordt onder andere gevormd door zwarte feministische theorie van Patricia Hill Collins met het concept outsider within en door intersectionele theorie dat zich richt op de verwevenheid van gender, etniciteit, klasse en seksualiteit. Dit perspectief is relevant voor onderzoek naar de identiteitsformaties van geadopteerden die door hun etnische herkomst en hun Nederlandse identiteit zowel binnen als buiten de Nederlandse samenleving staan. Door hun dubbele perspectief hebben geadopteerden specifieke kennis over betekenissen van witheid en zwartheid. Wij beargumenteren dat de positionering van geadopteerden van kleur kennis en vaardigheden produceert die traditionele betekenissen van etniciteit en nationaliteit ter discussie stellen. In hoofdstuk 2 komen tien geadopteerden aan het woord over betekenissen van kleur en etniciteit in hun levens. Drie vragen stonden hierin centraal: hoe positioneren geïnterviewden zich 76 in relatie tot vertogen over kleur en etniciteit die binnen en buiten het adoptiegezin gangbaar zijn?. En hoe beïnvloeden deze vertogen de identificaties van geïnterviewden? De groep geïnterviewden bestond uit zeven vrouwen en drie mannen die in leeftijd van 21 jaar tot 30 jaar variëren. Afkomstig uit Sri Lanka, India, Colombia, Bangladesh en Zuid-Korea, zijn zij allen in witte, Nederlandse gezinnen opgegroeid. Doel van de interviews was om door middel van diepte interviews inzicht te verkrijgen in de kennis en vaardigheden die deze geadopteerden bezitten door hun dubbele perspectief en positionering. De geïnterviewden gaven aan dat hun etnische herkomst geen of een beperkte rol speelde in hun adoptiegezin of in de wijze waarop zij zijn opgevoed. Bovendien had hun etnische afkomst of identiteit een ongedefinieerde betekenis waardoor het onduidelijk was welke invulling hieraan zou kunnen worden gegeven. Afkomst had geen negatieve betekenis, maar werd ook niet besproken of gestimuleerd. Deze afwezigheid kan verklaard worden als onderdeel van een kleurenblindheids vertoog waarin kleur zogenaamd niet wordt gezien (Frankenberg 1993). Acht van de tien geadopteerden vertellen een bewustwordingproces te hebben doorgemaakt of door te maken ten aanzien van hun kleur en etniciteit om zo een meer positief zelfbeeld te verkrijgen. Zij confronteerden het kleurenblinde vertoog in hun adoptiefamilie door kenbaar te maken dat kleur wel uitmaakt en dat zij zich positief willen identificeren met hun etnische herkomst. Hoewel de ervaringen van veel geadopteerden gekleurd worden door verschillende betekenissystemen en realiteiten, hadden velen het gevoel te moeten kiezen tussen hun etnische herkomst en hun Nederlandse identiteit. Uit de uitspraken van respondenten spreekt een kritisch bewustzijn van de binaire betekenissen van witheid en zwartheid. Deze identificaties hangen samen met vertogen waarin een witte norm maatgevend is voor het wel of niet behoren tot Nederland en met ambivalenties over het behoren tot een bepaalde etnische afkomst. Geadopteerden worstelen met hun etnische herkomst, die een verbondenheid veronderstelt waaraan zij betekenis hechten maar die grote vragen opwerpt, mede omdat zij hieraan geen inhoudelijke invulling konden geven, aangezien zij geen of beperkte gegevens bezitten over hun biologische ouders en geschiedenis. Respondenten vonden het moeilijk om de relatieve autoriteit van hun eigen ervaring als Nederlands geadopteerden met een andere etnische afkomst als uitgangspunt te nemen. Dit kan verklaard worden omdat de samenhang tussen de etnische identiteit en geadopteerd zijn beschouwd wordt als individuele aangelegenheid die bepaald wordt door individuele keuzen van geadopteerden. In hoofdstuk 3 lieten we zien hoe de zes websites van Nederlandse verenigingen van en voor jongvolwassen transnationaal geadopteerden van kleur een specifieke collectieve identiteit tot uiting brengen. De websites tonen op welke wijzen verschillende groepen geadopteerden zich gemeenschappelijk positioneren ten aanzien van sociale vertogen over kleur en etniciteit. Tevens tonen de websites als culturele representaties hoe geadopteerden zichzelf identificeren. De websites van Chicolad, Peruacha, Arierang, Shapla, Inesh en Kiran tonen de verschillende wijzen waarop een bepaalde etnische, nationale en culturele identiteit door en voor geadopteerden verbeeld wordt. De verenigingen verschillen aanzienlijk in omvang, doelstelling, ambitie en in de etnische herkomst van hun doelgroep. Georganiseerd rond een gemeenschappelijk land van herkomst, tonen de wijzen waarop de identiteit van geadopteerden wordt gepresenteerd belangrijke overeenkomsten die inzicht bieden in het proces van collectieve identiteitsformatie. De websites bieden naast informatie over activiteiten van de vereniging, informatie over het land van herkomst, de cultuur en geschiedenis. De websites dragen bij aan het bewustzijn over een meervoudige identiteit doordat zij een visie geven op de duale verbondenheid die de positie van in Nederland wonende geadopteerden kenmerkt. De wijzen waarop de websites deze informatie in woord en beeld overbrengen maakt het behoren tot een imaginaire gemeenschap mogelijk en aantrekkelijk: een pluriform platform voor identiteitsformatie. Deze websites vormen door hun aanwezigheid op het web deel van een hedendaags debat over de etnische identiteit van geadopteerden. Zij bieden als kennisbron aanknopingspunten voor geadopteerden die meer 77 willen weten over hun herkomst en creëren een belangrijk referentiekader dat de realiteiten, verlangens, interesses en belangen weerspiegelt van geadopteerden met een gemeenschappelijk land van herkomst. De websites construeren deze identiteit niet alleen, maar kunnen ook gezien worden als visueel en tekstueel commentaar op de meervoudige identiteit die zij representeren. De websites zijn een uniek cultureel verschijnsel doordat zij geen equivalent hebben in andere Nederlandse media. Internet maakt een globaal en interactief bereik mogelijk. De interactieve functies van het forumbord en gastenboek faciliteren een directe en actuele uitwisseling tussen gebruiker en maker en gebruikers onderling. Ervaringen met het reizen naar het land van herkomst en vele andere kwesties die te maken hebben met de postadoptieve identiteiten van geadopteerden worden op deze fora uitgewisseld en besproken. Op alle websites staat het land van herkomst centraal, maar de wijze waarop het land wordt voorgesteld verschilt per website. De focus is veelal gericht op de verbeelding van de nationale identiteit van het land van herkomst, zoals het volkslied en de prominente betekenis van de taal van het land van herkomst. De website van Chicolad geeft een sterke identificatie met een nationale Colombiaanse identiteit weer, terwijl de website van Arierang een meer postmodern beeld geeft door de sterke affiliatie met de transnationale, diasporische gemeenschappen en identiteit van Koreaans geadopteerden. De websites verschillen in de wijze waarop zij de relatie tussen etnische identiteit en adoptieve identiteit weergeven. Met uitzondering van Arierang wordt deze als impliciet verondersteld, waardoor de biologische herkomst gelijk wordt gesteld met een verbondenheid met etnische en nationale herkomst. Dit is opmerkelijk omdat de breuk die afstand en adoptie teweeg brengen in individuele geschiedenissen van geadopteerden juist een meer kritisch begrip van reflecties over herkomst en verbondenheid zou veronderstellen. Tegelijkertijd toont deze onvoorwaardelijke verbondenheid een sterke erkenning en positieve identificatie van de meervoudige identiteit van verschillende groepen geadopteerden. Al deze verschillende representaties die uiting geven aan de duale verbondenheid van geadopteerden drukken uit dat de notie van etnische identiteit niet gegeven is maar geconstrueerd moet worden door het bijeenbrengen van verschillende culturele elementen. Dit interdisciplinaire rapport geeft in drie hoofdstukken drie verschillende analyses van de individuele en collectieve identiteitsvorming van geadopteerden van kleur. Hiermee hebben wij het specifieke perspectief willen weergeven van de nieuwe subjectiviteiten van geadopteerden van kleur die gevormd worden door vertogen en terminologieën ten aanzien van kleur en etniciteit in de Nederlandse samenleving. Dit onderzoek is bedoeld als verkennend en hoopt verschillende vruchtbare inzichten te bieden voor verder onderzoek naar aspecten van de identiteitsformatie van zowel transnationaal en interetnisch geadopteerden vanuit een feministisch en geesteswetenschappelijk perspectief. De kennis die door deze perspectieven geproduceerd wordt is van het grootste belang voor de erkenning van identiteitsvragen die de levens en ervaringen van geadopteerden kleuren. 78 Bijlagen Bijlage A Vragenlijst Interviews Personalia Adoptiegeschiedenis 1. Adoptiegeschiedenis Kun je iets vertellen over wanneer je naar Nederland bent gekomen? 2. Biologische geschiedenis Wat weet/wist je over biologische moeder/familie en geschiedenis (voordat je ging zoeken)? 3. Invloed van onbekendheid van je biologische geschiedenis Welke invloed heeft de onbekendheid van je biologische geschiedenis voor je gevoel van identiteit? 4. Wat betekent het voor jou om [Indonesisch, Koreaans etc.] te zijn? 5. Wat versta je onder jouw herkomst? Hoe denk je dat het feit dat je bent afgestaan en geadopteerd je identiteit heeft veranderd? 5. A Beschouw je afstand en adoptie als verlies? Op welke manier? 7. Herinnering 7. A Welke betekenis heeft periode in land van herkomst? 7. B Heb je een aandenken aan biologische moeder/ land van herkomst? 7. C Heb je een oorspronkelijk naam? Is deze veranderd? 7. D Wat kun je herinneren van de eerste periode in je adoptiegezin? 8. Wat betekent het voor jou om geadopteerd zijn? 8. A Wat is je visie op adoptie? 9. Termen 9. A Wat vind je van de term ‘buitenlands geadopteerden?’ 9. A Wat vind je van term ‘geadopteerden van kleur?’ Adoptiegezin 10. Adoptiegezin 10. A Redenen van adoptie voor adoptieouders 10. B Bespreekbaarheid adoptie Hoe is er gesproken over adoptie? 10. C Bespreekbaarheid geadopteerd zijn 11. Specifieke rol van afkomst bij opgroeien in adoptiegezin. 11. A Hoe werd er in jouw gezin omgegaan met verschillen in afkomst en kleur? 11. B Anders zijn Heb je je anders gevoeld door kleur en afkomst? 79 12. Hoe is/was het om op te groeien in een witte familie? 12. B Hoe was het om mogelijk de enige gekleurde persoon te zijn binnen je familie? 13. Omgeving 13. A Hoe is je omgeving omgegaan met het feit dat je er zichtbaar anders uitziet dan je familie? 13. B Hoe is het om regelmatig als anders te worden gezien dan je bent of je voelt? (omdat mensen niet weten dat je geadopteerd bent en onwetend zijn over jouw precieze afkomst). 13. C Negatieve reacties omgeving Heb je ooit te maken gehad met negatieve reacties op kleur of afkomst? 13. D Stereotypen Heb je wel eens te maken met stereotype denkbeelden over je afkomst en kleur? 14. Andere ervaringen Zou je zeggen dat jij andere ervaringen hebt dan de rest van familie, omdat jij door kleur en afkomst dingen meemaakt die de rest van je familie niet meemaakt of zich kan voorstellen? 14. A Vaardigheden Zou je zeggen dat je bepaalde vaardigheden hebt ontwikkeld door de ervaringen die je meemaakt? 15. Beschouw je jouw adoptiegezin als mono- of multicultureel? 16. Op zoek naar biologische familie en geschiedenis Ben je op zoek (gegaan) naar biologische familie en geschiedenis? 16. A Wat waren hiervoor redenen/motieven? 16. B Hoe zou je de uitkomst van je zoektocht omschrijven? 17. Wat betekent je [Indonesische, Koreaanse etc.] identiteit nu? 17. A Hoe is het om een etnische identiteit te hebben zonder dat je weet welke betekenissen daarbij horen? 17. Hoe geef je hier invulling aan? 18. Relatie met land van herkomst Wat betekent het land van herkomst voor jou? 19. Termen kleur en etniciteit Welke termen gebruik jij om kleur mee aan te duiden? Bijvoorbeeld: zwart, bruin, gekleurd, of anders? 20. Identificatie algemeen Is er iets waarmee je je identificeert? 21. Verwantschap etnische groepen Voel je je verwant met bepaalde etnische groepen? 22. Heb je contact met andere geadopteerden van kleur? 23. Wat wil je vertellen over jouw ervaring als geadopteerde van kleur dat niet gekend of begrepen wordt? 23. A Wat zou je willen vertellen over jouw ervaring tegen andere geadopteerden? 80 24. Maatschappelijke beeldvorming en zichtbaarheid van geadopteerden van kleur. 24. A Hoe vind je dat geadopteerden van kleur maatschappelijk zichtbaar zijn? 24. B Welke andere beelden zou je willen dat er waren over geadopteerd zijn en gekleurd zijn? Bijlage B De volgende tabel geeft de samenstelling weer van het adoptiegezin van respondenten en hun familieverwantschap met (geadopteerde) broers en zussen. naam positie Maaike middelste kind oudste kind middelste kind jongste kind oudste kind oudste kind oudste kind oudste kind Rosa Suzanne Chris Lilian Chanda Sebastiaan Marloes Lucas oudste kind Yasmine middelste kind broer (geadopteerd) zus (geadopteerd) verwantschap met/tussen geadopteerde broer of zus broer (biologisch) zus (biologisch) twee broers Een broer (Korea) Twee broers (Sri Lanka) twee zussen een zus (Sri Lanka) een zus (India) Tweelingbroer (Sri Lanka) een broer (Indonesië) een zus (Indonesië) een broer † (Colombia) een zus (Colombia) een zus (Nederlands, van Chinese afkomst) met tweelingbroer broer en zus biologisch met elkaar verwant broer en zus biologisch met elkaar verwant een broer een zus 81 Bibliografie Ahmed, Sara “Affective Economies.” In: Social Text, Vol. 22, no. 2, 2004, pp. 117-129. Ahmed, Sara Differences that Matter: Feminist Theory and Postmodernism. Cambridge: Cambridge University Press, 1998. Alcoff, Linda Martín Visible Identities: Race, Gender and the Self. Oxford and New York: Oxford University Press, 2006. Anderson, Benedict Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. London, New York: Verso, (1983) 1991. Åsberg, Cecilia Genetic Imaginaries: Between Genes and Gender in the visual Cultures of popular Science. Linköpings Studies in Arts & Sciences, 2005 (dissertation). Anthias, Floya & Davis, Yuval Racialized boundaries: Race, Nation, Gender, Colour and Class and anti-racist Struggle. London, New York: Routledge, 1992. Bannink, Ineke “Het verleden valt uit de tijd.” In Hoksbergen, René en Hans Walenkamp, (red.) Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000, pp.4654. Berkel, Dymphie van en Myriam Kaptein, Drie partijen, drie Uitkomsten. Longitudinaal onderzoek naar de effecten van zoekacties van Nederlands geadopteerden. ’s Hertogenbosch: Stichting Ambulante Fiom, 2004. Bakhtin, M.M. The Dialogic Imagination: Four Essays. Holquist, Micheal ed.; translated by Caryl Emerson and Michael Holquist. Austin: University of Texas Press, 1981. Bhabha, Homi K. The Location of Culture. London: Routledge, 1994. Bimmel, Nicole Jaffari Development and Adjustment of adopted Adolescents. Longitudinal and concurrent Factors, Leiden: Leiden University, 2005 (dissertation). Bloom, Lisa With Other Eyes: Looking at Race and Gender in Visual Culture. Bloom, L. ed., Minneapolis: University of Minnesota Press, 1999. Bolter, Jay David and Richard Crusin Remediation: Understanding New Media. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 2000. 82 Boter, Babs Fabrication of Selves: Girls of Color coming of Age. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 2005 (proefschrift). Brodzinsky, David M., Marshall D. Schechter, and Robin Marantz Henig Geadopteerd. Een Leven lang op zoek naar Jezelf. Amsterdam: Ambo, 1997 (Being adopted: a lifelong search for self, 1992). Broek, Lida van der Hoe zit het nou met Wit: bevrijding van Racisme, naar een Strategie. Amsterdam: Dekker, 1987. Butler, Judith Gender Trouble: Feminism and the Subversion of Identity. New York: Routledge, 1990. Cartwright, Lisa “Images of “Waiting Children”: Spectatorship and Pity in the Representation of the Global Social Orphan in the 1990s.” In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational Adoption. Durham and London: Duke University Press, 2005. Centraal Bureau voor de Statistiek “Een halve eeuw adoptie in Nederland.” Webmagazine CBS Voorburg/ Heerlen: CBS, 2007. =http//www.cbs.n/CmsSiteEngine/Presentation/Functional/Template?StandardPage Template (laatst geactiveerd 3-03-2007). Cooper, Kym “The Road to Recovery” In: Harris, Perlita ed., In search of Belonging: Reflections of transracially adopted People. London: British Association for Adoption and Fostering BAAF, 2006, pp. 341-343. Collins, Patricia Hill Black Feminist Thought: Knowledge, Consciousness, and the Politics of Empowerment. London: Routledge, 1991. Coppens, Mea, Karolien Eppink en Gerda Andriesma, “Openheid en Erkenning in verweven Levens.” In: De Leeuw, Liesje en Lucile A..C. van Tuyll, (red.), Adoptiedriehoek Interactief anno 1996. Stichting Ambulante Fiom, ’s Hertogenbosch & Triade Consultancy, Oud Zuilen, 1997. Cornell, Drucilla “Adoption and Its Progeny: Rethinking Family Law, Gender and Sexual Difference.” In: Haslinger, Sally and Charlotte Witt, eds., Adoption Matters: Philosophical and Feminist Essays. Ithaca and London: Cornell University Press, 2005, pp. 19-46. Dawson, Graham Soldier Heroes: British Adventure, Empire and the Imagining of Masculinity. London: Routledge, 1997. Dorow, Sara K. Transnational Adoption: A cultural Economy of Race, Gender and Kinship. New York and London: New York University Press: 2006. 83 Dorp van, Mieke en Adriaan Venema Nederlandse Pleeg- en Adoptiekinderen. ’s-Gravenhage: Sdu, 1994. DuBois, W.E.B. The Souls of Black Folk. New York: New American Library 1982 (1903). Eeuwijk, Mr. P.C. Th.M. “Geadopteerden zoeken naar hun oorsprong. Internationale ontwikkelingen.” In: Eeuwijk, P.C.Th.M. van en J.H.A van Loon (red.) Identiteitsproblemen bij Adoptiekinderen. Amsterdam, Lisse: Swets & Zeitlinger: 1989. pp. 7-15. Egmond, G. van Bodemloos bestaan. Problemen met adoptiekinderen. Amsterdam: Ambo, 1987. Egmond, G. van Verbinding Verbroken. Adoptie in de Adolescentie. Amsterdam: Ambo, 1996. Eigenraam, Anouk “Nederland is steeds veelkleuriger, toch blijf ik anders.” In: de Volkskrant (9-02-07, p. 11). Essed, Philomena Understanding Everyday Racism; An Interdisciplinary Theory. Newbury Park, London and New Delhi: Sage Publications, 1991. Fanon, Frantz Black Skin, White Masks. New York: Grove Press 1967. (Peau noire, Masques blancs, 1952.) Foucault, M. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. C. Gordon, ed., New York: Pantheon, 1980. Franklin, Sarah Making representations: the parliamentary debate on the Human Fertilisation and Embryology Act. In: Edwards, Jeanette (ed.) Technologies of Procreation: Kinship in the Age of assisted Conception. New York: Routledge , 1999. pp.127-165. Franklin, Sarah, Celia Lury and Jackie Stacey Global Nature, Global Culture. London: Sage, 2000. Geerars, H. C., H. ’t Hart en R.A.C. Hoksbergen Waar ben ik thuis? Geadopteerde adolescenten over adoptie hun familie, problemen, uithuisplaatsing en toekomstvisie. Utrecht: Adoptie Centrum Universiteit Utrecht, 1991. Geerars, H.C., Hoksbergen, R.A.C. en J. Rooda, Geadopteerden op Weg naar Volwassenheid. De integratie van 68 Thaise Jongeren in de Nederlandse samenleving. Utrecht: Adoptie Centrum Universiteit Utrecht, 1995. Gilroy, Paul Between Camps. Nations, Cultures and the Allure of Race. London: Penguin Books Ltd. 2000. Goldberg, David Theo 84 “Racial Europeanization.” In: Ethnic and Racial Studies. Vol. 29, No.2 , 2006, pp. 331-334. Haley, Alex Roots: The Saga of an American Family. Garden City, New York: Doubleday, 1976. Hall, Stuart "Cultural Identity and Diaspora." In: J. Rutherford ed., Identity: Community, Culture, Difference. London: Lawrence and Wishart, 1990, pp. 222-237. Hall, Stuart "Old and new Identities, old and new Ethnicities." In A King ed., Culture, Globalization and the World System, London: Macmillan, 1991, pp.41-68. Hall, Stuart (ed.) Representation: Cultural Representations and Signifying Practices. London: Sage and The Open University, 1997. Haraway, Donna Companion Species Manifesto: Dogs, People and Significant Otherness. Chicago: Prickly Paradigm Press, 2003. Harding, Sandra "What Is Feminist Epistemology?" Whose Science? Whose Knowledge? Thinking from Women's Lives. Milton Keynes: Open University Press, 1991, pp. 105-37. Harding, Sandra “Standpoint Theory as a site of Political, Philosophic, and Scientific Debate”. In: Harding, S., ed.: The Feminist Standpoint Theory Reader: Intellectual and Political Controversies New York & London: Routledge, 2004, pp. 1-15. Harris, Perlita (ed.) In Search of Belonging: Reflections of transracially adopted People. London: British Association for Adoption & Fostering (BAAF), 2006. Hasan, R. “Understanding talk: directions from Bernstein’s sociology.” Journal of Social Research Methodology. Vol. 4, No.1, 2001, pp -9. Hebdige, Dick Subculture: The Meaning of Style. London: Methuen, 1979. Hirsch, Eric, Frances Price and Sarah Franklin Technologies of Procreation: Kinship in the Age of assisted Conception. London: Taylor & Francis Ltd, 1999. Hjern, A., F. Lindblad and B. Vinnerljung “Suicide, psychiatric illness, and social maladjustment in intercountry adoptees in Sweden: a cohort study.” The Lancet, 360, 9331, 2002. Hoksbergen, R.A.C. 85 Child Adoption: a Guidebook for adoptive Parents and their Advisors. London and Bristol Pennsylvania: Jessica Kingsley Publishers, 1997. Hoksbergen, René “De Nederlandse Adoptiepraktijk, 1956-2000.” In: Hoksbergen, René en Hans Walenkamp (red.), Adoptie: een levenslang dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000. Hoksbergen, René Vijftig jaar Adoptie in Nederland. Een historisch-statistische Beschouwing. Universiteit Utrecht Faculteit Sociale Wetenschappen, Adoptie, 2002. Hoksbergen, René Vijftig jaar Adoptie in Nederland. Een historisch-statistische beschouwing (2002). = http://research.fss.uu.nl/nietgen/VIJFTIG%20JAAR%20ADOPTIE.pdf. Hoksbergen, René (red.) Vertraagde Start. Geadopteerden aan het Woord. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt: 2006. Hoksbergen, R.A.C.; Lucile Bunjes, Ben Baarda en Jos Nota (red.) Adoptie van Kinderen uit verre Landen. Deventer: Van Loghum Slaterus: (1979) 1982. Hoksbergen, René en Hans Walenkamp (red.) Adoptie uit de Kinderschoenen. Theorie en Praktijk in Adoptieland. Deventer: Van Loghum Slaterus: 1983. Hoksbergen, R.A.C., Juffer, F., en Waardenburg, B.C. Adoptiekinderen thuis en op School. De Integratie na acht jaar van 116 Thaise kinderen in de Nederlandse samenleving. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1986. Hoksbergen, R.A.C. en J.J.T.M. Spaan, Bittere Ervaringen. Uithuisplaatsing van buitenlandse Adoptiekinderen. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1988. Hoksbergen, R.A.C. en Hans Walenkamp (red.) Kind van andere Ouders. Theorie en Praktijk van Adoptie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1991. Hoksbergen, R.A.C.; H.E. Storsbergen en C. Brouwer-van Dalen Het begon in Griekenland: Een Verkenning van de Achtergrond van in Griekenland geboren, geadopteerde Jongvolwassenen en de betekenis van de Adoptiestatus. Utrecht: ISOR: 1995. Hoksbergen, René en Hans Walenkamp (red.) Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000. Hoo-Mi Sloth, Kirsten “Researching Adoption: Whose Perspective and what Issues?” In: Trenka, Jane Jeong, Julia Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds., Outsiders Within: Writing on Transracial Adoption. Cambridge: South End Press, 2006, pp. 253-258. Hübinette, Tobias 86 Comforting an Orphaned Nation: Representations of international Adoption and Adopted Koreans in Korean Popular Culture. Stockholm: University Department Of Oriental Languages, 2005. Hübinette, Tobias "Sverige unikt som adoptionsland" [Sweden unique as adoption country] in Välfärd [the Welfare Journal] nr 2, 2007a, pp. 3-5. Hübinette, Tobias "Rasifierade erfarenheter och transrasiala identifikationer i utlandsadopterade svenskars självbiografier" [Racialized experiences and transracial identifications in born abroad and adopted Swedes' autobiographies"] in Nordisk Social Arbeid, vol. 27, no. 2, 2007b, pp. 105-119. Ishizawa, Hiromi, Catherine T. Kennedy; Kazuyo Kubo and Gillian Stevens “Constructing Interracial Families Through Intercountry Adoption.” Social Science Quarterly, Volume 87, Number 5, 2006. Jo, Sunny “KADs in Cyberspace (2005).” (http://www.koreanadoptees.net/ essays/cyberspace.html, 2005, geactiveerd december 2006). Juffer, F., Verbonden door Adoptie. Een experimenteel Onderzoek naar Hechting en Competentie in Gezinnen met een Adoptiebaby. Amersfoort: Academische Uitgeverij, 1993. Juffer, Femmie, Geert-Jan J.M. Stams en Marinus H. van IJzerdoorn “Adopted children’s problem behavior is significantly related to their ego resiliency, ego control, and sociometric status.” Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45: 2004, pp. 697706. Kempen, Pauline van “Adoptie is niet heilig.” In: Leewarder Courant (3-02-07, p. 9). Kim, Eleana “Wedding Citizenship and Culture: Korean Adoptees and the Global Family of Korea.” In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational Adoption. Durham and London: Duke University Press, 2005. Landerholm, Lotta Adopterad. Lämnad. Vald. Och sen? [Adopted. Left. Chosen. And then?], Stockholm: Alfabeta/ Anamma, 2003. Leeuw, Liesje de en Lucile A.C. van Tuyll (red.) Adoptiedriehoek Interactief anno 1996. Stichting Ambulante Fiom, ’s Hertogenbosch & Triade Consultancy, Oud Zuilen, 1997. Lifton, Betty Jean Journey of the adopted Self: a Quest for Wholeness. New York: Basic Books, 1994. Lister, Martin, Jon Dovey, Seth Giddings, Iain Grant and Kieran Kelly eds., New Media: A Critical Introduction. London: Routledge, 2003/2006: pp.172-174. 87 Lykke, Nina “Feminist Cultural Studies of Technoscience and Other Cyborg Studies. A Cartography.” In: Braidotti, Rosi, Janny Nieboer and Sanne Hirs, eds., The Making of European Women’s Studies. A work in progress report on curriculum development and related issues in gender education and research, Vol. IV. Utrecht: ATHENA/ Utrecht University, 2002, pp. 133-146. McIntosh, Peggy “White Privilege and Male Privilege: A Personal Account of Coming to See Correspondences through Work in Women Studies.” In: Hill Collins, Patricia and Margaret L. Anderson, eds., Race, Class, and Gender: An Anthology. Belmont, California: Wadsworth Publishing Company, 1992. Moraga, Cherrie and Gloria Anzaldúa, eds. This Bridge called my Back: Writings by radical Women of Color. Watertown, Massachussets: Persephone Press, 1981. Park Nelson, Kim “Shopping for Children in the International Marketplace.” In: Trenka, Jane Jeong, Julia Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds., Outsiders Within: Writing on Transracial Adoption. Cambridge: South End Press, 2006, pp. 89-104. Patton, Sandra Transracial Adoption in Contemporary America. New York and London: New York University Press, 2000. Pauw, A. de, G. van Aelst en R.A.C. Hoksbergen,. Evaluatie van interculturele en interraciale Adoptie in Vlaanderen. Psycho-sociale Integratie van jongvolwassen interraciaal Geadopteerden in Vlaanderen. Leuven: Onderzoekscentrum Marginaliteit, afdeling Criminologie, 1997. Pauw, Anniek de & Hoksbergen, René “De psychosociale Integratie van jong volwassen geadopteerden.” In: Hoksbergen, René en Hans Walenkamp, (red.), Adoptie: een levenslang Dilemma. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000, pp. 128-142. Prins, Baukje “The Nerve to break Taboos. New Realism in the Dutch Discourse on Multiculturalism.” Journal of International Migration and Integration, vol. 3, no. 3&4, 2002. Pronk, Iris “Een kind blijft altijd bestaan.” In: Trouw (5-03-07, pp. 2-3). Root, Maria P.P. “The Multiracial Experience: Racial Borders as a Significant Frontier in Race Relations.” In: Root, Maria P.P. ed., The multiracial Experience: Racial Borders as the New Frontier, Thousand Oaks, London, New Delhi: Sage Publications, 1996, pp. xiii-xxviii. Roosenboom, L.G. Gemengde Gezinnen, Gemengde Gevoelens? Hechting en Competentie van Adoptiebaby’s in Gezinnen met biologische eigen Kinderen. Utrecht: Universiteit Utrecht, 1994 (proefschrift). 88 Sanders, Stephan Ai, Jamaica: Over de Zucht naar Exotica in Europa: Verhalen, Amsterdam: De Bezige Bij, 1991. Sanders, Stephan Buitenwacht: Essays en kronieken 1986-1995, Amsterdam: De Bezige Bij, 1995. Sanders, Stephan Liefde is voor Vrouwen. Amsterdam:Vassallucci, 2002. Sanders, Stephan “Paternalisme, dat is het adoptiedrama.” In: De Volkskrant (29-01-07, p. 7). Schnabel, Paul “De multiculturele illusie. Een pleidooi voor aanpassing en assimilatie.” In: Huinder, Chris (red.), De multiculturele Illusie. Utrecht: Forum, 2000. Selman, Peter “Intercountry adoption in the new millennium; the “quiet migration” revisited.” Population Research and Policy Review 12: 205-225, 2002. Simon, Rita, J. and Rhonda M. Roorda In Their Own Voices. Transracial Adoptees Tell Their Stories. New York: Colombia University Press, 2000. Sorosky, A., A. Barran and P. Pannor The Adoption Triangle. New York: Doubleday: Anchor Press, 1978. Spivak, Gayatri C. “Scattered speculations on the question of value”. In: In Other Worlds: Essays in Cultural Politics. Spivak, G.C. ed., New York: Routledge 1986, pp 154- 178. Stams, G.J.J.M. Give me a Child until he is seven. A longitudinal Study of adopted Children followed from Infancy to middle Childhood. Utrecht: Universiteit Utrecht 1998 (proefschrift). Star, Susan Leigh. "Power, Technology, and the Phenomenology of Conventions: On Being Allergic to Onions." In: Law John ed., A Sociology of Monsters: Essays on Power, Technology, and Domination., London: Routledge, 1991, pp. 25-56. Stoler, Ann Laura Race and the Intimate in Colonial Rule. Berkeley: University of Californa Press, 2002. Storsbergen, Hester Psychische Gezondheid en Welbevinden van volwassen Grieks geadopteerden in Nederland: De Invloed van het geadopteerd Zijn. Delft: Eburon, 2004 (proefschrift). Tieman, Wendy Mental Health in young adult intercountry Adoptees. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006 (proefschrift). 89 Trenka, Jane Jeong, Julia Chinyere Oparah and Sun Yung Shin, eds. Outsiders Within. Writing on Transracial Adoption. Cambridge: South End Press, 2006. Verhulst, F.C. en H.J.M. Versluis-den Bieman Buitenlandse adoptiekinderen: Vaardigheden en Probleemgedrag. Assen: Van Gorcum, 1989. Vermeulen, Margreet “Het verdriet slijt nooit. ” In: de Volkskrant (1-03-07, p. 15). Walenkamp, Hans “Confrontatiegesprek.” In: Hoksbergen, R.A.C. en Hans Walenkamp (red.). Adoptie uit de Kinderschoenen. Theorie en Praktijk in Adoptieland. Deventer: Van Loghum Slaterus: 1983: 168-187. Walker, Alice In Search of Our Mothers’ Gardens. London: The Women’s Press Ltd, 1984. Weil, R.H. “International adoptions: The quiet migration.” International Migration Review, Vol.18, no. 2, 1984, pp. 276-293. Wekker, Gloria “Praten in het Donker: De Praktijk van het Weten in Nederlandse Vrouwenstudies.” In: Wekker, G. en R. Braidotti, eds., Praten in het donker: Multiculturalisme en anti-Racisme in feministisch Perspectief. Kampen: Kok Agora, 1996. Wekker, Gloria The Politics of Passion. Women’s Sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspora. New York: Columbia University Press, 2006. Wekker, Gloria en Helma Lutz “Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland.” In: Botman, M., N. Jouwe, G. Wekker, (red.), Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingen Vrouwenbeweging in Nederland., Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001, pp. 25-46. Wekker, Gloria; Nathalie Frederiks, Iris van der Tuin en Cecilia Ǻsberg “Mentaliteit witte adoptieouders moet veranderen.” In: de Volkskrant (8-01-07, p. 7). Williams, Patricia J. Seeing a Color-Blind Future: The Paradox of Race. New York: Noonday press, 1998. Wouters, Nathalie “Koreanenclub” 20-02-2007, in webmagazine Spunk. Zie: www.spunk.nl/article/article.php?id=1171976051127 (laatst geactiveerd 15-03-2007). Yoon, Joey Eindelijk leef ik echt! Een verhaal over innerlijke Pijn, Boulimia, Adoptie, Zelfacceptatie en Overwinning. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt, 2004. 90 Yngvesson, Barbara “Going “Home”: Adoption, Loss of Bearings, and the Mythology of Roots.” In: Cultures of Transnational Adoption. In: Volkman, Toby ed., Cultures of Transnational Adoption. Durham and London: Duke University Press, 2005. Zack, Naomi The philosophy of Science and Race. New York: Routledge, 2002. 91 De auteurs Prof. Gloria Wekker is sociaal – cultureel antropoloog en bezet de IIAV- Leerstoel Gender en Etniciteit van de Leerstoelgroep Gender Studies, Faculteit der Geesteswetenschappen/ Letteren van de Universiteit Utrecht. Tevens is zij directeur van GEM, het Expertise-centrum Gender, Etniciteit en Multiculturaliteit in Hoger Onderwijs aan de Universiteit Utrecht. Prof. Wekker is auteur van The Politics of Passion. Women’s Sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspora (2006, Columbia University Press). Dr. Cecilia Åsberg werkt in de interdisciplinaire velden van Visual Culture, Feminist Cultural Studies en Studies of Science and Technology in Society. Zij is docent en onderzoeker Gender Studies bij het departement Media- en Cultuurwetenschappen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen/Letteren en het Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur aan de Universiteit Utrecht. Zij is tevens als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan Linköping Universiteit te Zweden, waar zij werkt aan een Gender Studies project rond nieuwe media, publieke geschiedenis en populaire wetenschap. Iris van der Tuin is feministisch epistemoloog en junior docent Gender Studies bij het departement Media- en Cultuurwetenschappen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen/ Letteren van de Universiteit Utrecht. Zij is tevens als promovenda aan het Graduate Gender Programme van dezelfde universiteit verbonden. Zij publiceerde samen met Rosemarie Buikema het tekstboek Gender in Media, Kunst en Cultuur (2007, Coutinho). Nathalie Frederiks is literatuurwetenschapper en als junior onderzoeker verbonden aan het onderhavige onderzoek ‘Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur’. Zij is ‘binnenlands’ geadopteerd en van Surinaams/Nederlandse afkomst. 92
Similar documents
brochure van cavaria. - Seksuologische hulpverlening
de meemoeder zodat het kind een genetische band heeft met beide vrouwen. Juridisch gezien is dat mogelijk, maar je moet rekening houden met een niet onbelangrijk psychologisch aspect. Misschien kom...
More information