Ketens voor transitieprogramma Circulaire Economie
Transcription
Ketens voor transitieprogramma Circulaire Economie
Ketens voor transitieprogramma Circulaire Economie Onderbouwing van de selectie van 3 ketens voor het transitieprogramma (thema 4 RACE) Circulaire Economie. Deze rapportage is opgesteld door MVO Nederland en Circle Economy ten behoeve van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de RACE Coalitie en overige betrokken partijen. De rapportage licht het proces en de behaalde resultaten toe behorende bij fase 1A van thema 4 van het RACE-programma. Versie: Mei 2015 Contact: MVO Nederland Derek Wilson; [email protected] 1 1. Inleiding: de transitie naar circulaire economie In het regeerakkoord Rutte II geeft het kabinet aan: ‘Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese) markt voor duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren.’ Dat is geen zaak van de overheid alleen. Een transitie naar circulair ondernemen vraagt inspanning van iedereen: het bedrijfsleven, consumenten, kennisinstellingen en overheden. In de kern gaat het om een verandering van ons economisch systeem. De overgang naar een circulaire economie zal niet vanzelf gaan. Vijf partijen hebben zich onder de naam RACE-coalitie (waarbij RACE staat voor Realiseren van Acceleratie naar een Circulaire Economie) verbonden en het initiatief genomen om de gang naar een circulaire economie te versnellen. Deze vijf organisaties zijn Circle Economy, Click NL, De Groene Zaak, Het Groene Brein en MVO Nederland. In samenwerking met en ondersteund door RVO en met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is door partijen gezamenlijk het RACE-programma ontwikkeld. Er zijn zeven thema’s opgesteld om circulair ondernemen in het Nederlands bedrijfsleven te versnellen. Ieder thema heeft een primaire trekker, een van de vijf initiatiefnemers, die daarbij worden ondersteund door partijen zoals TNO, IMSA en Acceleratio. Het doel van thema 4 is om binnen drie ketens tot een aanzet tot transitie te komen en de aanpak en de geleerde lessen meer generiek te maken voor toepassing in andere ketens. Hiermee bereidt thema 4 de weg voor richting een brede systeemverandering. Thema 4 bestaat uit 3 fasen. In fase 1 wordt onderzoek uitgevoerd naar de meest relevante Nederlandse waardeketens om transitieprogramma’s in te starten. De fase kent twee onderdelen, 1A en 1B. 1A is gericht op het selectieproces om tot drie ketens te komen en 1B is gericht op het ontwikkelen van de drie transitieprogramma’s. Deze rapportage gaat over fase 1A. 2. Onderzoek en Round Table Om een onderbouwde keuze te kunnen maken voor relevante Nederlandse waardeketens om transitieprogramma’s in te starten is in het voorjaar van 2015 een onderzoek uitgevoerd door TNO, Circle Economy en MVO Nederland. Gebruikmakend van CBS data is de Nederlandse economie geanalyseerd op de economische waarde, de ecologische impact en op het potentiële waardebehoud. Dit onderzoek leidde tot een top 10 van relevante Nederlandse waardeketens waarvoor de transitiebereidheid is getest met behulp van 3 interviews per keten. ● ● De aanpak en uitvoering van het onderzoek is beschreven in bijlage 1: Chain Narratives RACE Theme 4 final. Om te reflecteren op de resultaten van het uitgevoerde onderzoek is een Roundtable georganiseerd. De resultaten zijn beschreven in bijlage 2: Verslag Roundtable bijeenkomst reflectie onderzoek ketens voor transitie naar circulaire economie, donderdag 19 maart 2015, RVO Den Haag. 3. Conclusie De doelstelling van fase 1A was om op een wetenschappelijk onderbouwde wijze de meest relevante ketens te selecteren voor het RACE programma, aangevuld met reflectie van experts. De deelnemers aan de Roundtable stelden een verschuiving voor in de rangorde van ketens en het onderzoeksteam neemt de aanbeveling van de Roundtable over. Voor de volgende ketens wil het onderzoekteam graag transitievoorstellen ontwikkelen: 1. Kunststof en Rubber toegepast in de bouw en infrastructuur 2. Machines en installaties 3. Organisch afval en wegwerpartikelen in de gezondheidszorg. Twee ketens worden aangedragen als alternatief, als blijkt tijdens het ontwikkelen van de transitievoorstellen een of twee van de bovengenoemde ketens afvallen: 4. Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens 5. De Nederlandse Maritieme Industrie In onderstaande tabel is de argumentatie opgenomen voor de keuze voor bovengenoemde 5 ketens. 2 Top 3 Motivatie Kunststof en rubber toegepast in de bouw en infrastructuur Deze keten scoort erg goed in het uitgevoerde onderzoek op de potentie voor waardebehoud en transitiebereidheid, waardoor circulariteit enorme impact kan hebben. De grote hoeveelheid bekabeling in de grond spreekt tot de verbeelding en er zijn (beginnende) circulaire initiatieven in de keten. Machines en installaties Deze keten scoort vooral hoog op transitiebereidheid. De meerwaarde van deze keten zit ook vooral in het traject vóór afdank van elektronische en elektrische apparaten. De keten kenmerkt zich door de vele kansen voor circulair denken in ontwerp, hoogwaardig hergebruik en nieuwe product-dienstcombinaties. Op deze vlakken gebeurd nog relatief weinig in de keten. Organisch afval en Wegwerpartikelen in de gezondheidszorg Deze keten, gecentraliseerd rondom het knooppunt ziekenhuizen en verzorginstellingen is een combinatie van twee ketens die geïdentificeerd zijn in het uitgevoerde onderzoek als de ketens organisch afval van gezondheidszorg en horeca en wegwerpartikelen die gebruikt worden in de gezondheidszorg. De gezondheidszorg heeft te maken met uitdagingen voor zowel organisch afval als afval in de vorm van wegwerpartikelen en de gezondheidszorg staat onder externe druk. Reserve ketens Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens Deze keten heeft een hoge score in het uitgevoerde onderzoek, maar wordt gekenmerkt door bestaande initiatieven en grote barrières. Ontwerp en montage gebeurt zelden in Nederland en het is de vraag of de producenten betrokken kunnen worden bij een nieuw initiatief. Gezien de hoge score en de link met burgers en politieke aandacht wordt deze keten wel als aantrekkelijk beschouwd en is daarom meegenomen als reserve keten. De Nederlandse Maritieme industrie De Nederlandse Maritieme Industrie spreekt tot de verbeelding vanwege de mogelijkheid om als Nederlands vlaggenschip te fungeren. De sector kent echter wel grote uitdagingen. De focus binnen de sector ligt nu niet bij circulariteit en kent een beperkte mate van transitiebereidheid. Er zijn wel kansen binnen de subgroep specialistische schepen of binnen de diverse onderdelen die in schepen worden gebouwd en regelmatig aan vervanging toe zijn. TABEL 1: OVERZICHT VAN DE TOP 3 KETENS PLUS RESERVE De selectie van de drie ketens, plus twee reserve-ketens is ter ambtelijke goedkeuring voorgelegd aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, die positief heeft geoordeeld over de selectie op basis van bovengenoemde argumentatie. 3 4. Vervolg T4 De volgende stap in thema 4, fase 1B, is het ontwikkelen van 3 transitievoorstellen. Waar in fase 1A in de ketens interviews zijn uitgevoerd onder bedrijven om de transitiebereidheid te bepalen (immateriële criteria), worden in fase 1B wederom interviews met bedrijven, NGO’s en beleidsvelden gehouden, maar nu om vast te stellen wat de visie van het transitieprogramma zou kunnen zijn, aangevuld met vragen zoals welke bedrijven, organisaties of veranderingen nodig zijn om een visie in de keten te realiseren. Onderbouwend aan deze interviews wordt er binnen fase 1B een zogenaamde actor en systeem analyse uitgevoerd. Deze geven aan waar in de keten belangrijke spelers zitten, , hoe de keten werkt en waar mogelijk kansen liggen voor circulaire ontwikkelingen. Vervolgens wordt op basis van deze informatie de ‘theory of change’ per keten vormgegeven. Oftewel, hoe kan de keten getransformeerd worden? Deze activiteiten tezamen vormen de contouren van de transitieprogramma’s voor elke keten. In de basis zullen deze transitievoorstellen uitgaan van een samenwerking van tenminste 1 jaar, waarin aan de hand van meetbare doelstellingen gewerkt wordt aan een (meer) circulaire keten. In deze fase wordt ook een kernteam geformeerd waarmee in fase 2 de daadwerkelijke uitvoering start. Hoe de transitie daadwerkelijk vorm zal krijgen is op het moment van schrijven lastig aan te gegeven. Wel is het de verwachting dat er grote verscheidenheid zal bestaan tussen de transitievoorstellen per keten, aangezien elke keten uniek is. Fase 1B Vervolgstappen Voor het aankomende half jaar zijn de volgende stappen geïdentificeerd: Fase 1B: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Fase 2: Aanscherping ketenomschrijving Actor analyse Systeem analyse Ontwikkelen voorstel visie Opstellen ‘Theory of change’ Concept plan van aanpak (hoe gaan we deze visie realiseren, inclusief tijdpad) Integratie van belemmeringen en regelgeving van invloed (ideaal gezien kan deze stap meegenomen worden met stap 3, als op tijd beschikbaar) Opstellen van het concept transitieprogramma (weergegeven in slides) Voorstel team en projectorganisatie (weergegeven in slides) 10. Realisatie coalitie voor transitie 11. Organisatie pressure cooker 12. Aanscherping transitieprogramma 13. Uitvoering transitieprogramma In de aankomende periode (mei 2015) zal het team van MVO Nederland en Circle Economie als eerste stap de ketenomschrijving van de 3 gekozen ketens aanscherpen, om vervolgens hard te werken aan de actor en systeem analyse. In deze periode zullen ook de interviews met diverse specialisten gevoerd worden. Vervolgens zal het transitiemodel worden ontwikkeld (juni 2015) inclusief de voorgestelde visie. Het gaat dan om transitievoorstellen (een per keten). De gestelde deadline voor deze voorstellen is 1 juli 2015. De ontwikkelde transitievoorstellen zullen vervolgens besproken worden met het Ministerie van IenM. Het is zeer aannemelijk dat de transitievoorstellen inhoudelijk nog enigszins zullen veranderen. De in fase 1B ontwikkelde transitievoorstellen zijn namelijk nog geen gedragen transitievoorstellen. Met ‘gedragen’ wordt hier bedoelt dat de keten zelf en met name de coalitie van partijen die de transitie daadwerkelijk gaat uitvoeren, het voorstel heeft geaccordeerd. Naast goedkeuring van de opdrachtgever is goedkeuring van de coalitie noodzakelijk om van een gedragen visie te kunnen spreken. Fase 2 en verder Een van de eerste taken voor het projectteam bij aanvang van Fase 2, zal zijn het creëren van een coalitie binnen de beoogde keten. Veel voorwerk hiervoor is gedaan in fase 1B in de vorm van de actor en systeem analyse en 4 de bijbehorende interviews. Maar binnen fase 1B wordt nog niet een coalitie gevormd binnen de beoogde keten. Na het formeren van de coalitie zal het projectteam de ontwikkelde transitievoorstellen voorleggen aan de gevormde coalitie, mogelijke wijzigingen bespreken met de opdrachtgever om vervolgens te kunnen spreken van een gedragen transitievoorstel, welke daadwerkelijk ook door de coalitie uitgevoerd zal worden. 5 Bijlage 1 RACE Theme 4 Methodology 6 Table of Contents 1. Introduction 2. Methodology Overview Step 1: Indicator Framework Step 2: Sector Analysis Step 3: Chain Analysis Step 4: Key Chains Step 5: Chain Interviews Step 6: Roundtable 3. Appendix A: Definition of Indicators Economic Impact Ecological Impact Value Preservation Potential Transition Potential (Chain Analysis) 4. Appendix B: Basics of Input-Output 5. Appendix C: Structural Path Analysis 6. Appendix D: Other Metrics Considered 7. Appendix E: Chain Narratives Plastics & rubber used in construction of infrastructure Machinery and installations (climate, refrigeration) used in hospitality and offices Chemical products and chemical leasing Electrical and electronic waste from households in waste management Organic waste from hospitality and healthcare Automotive remanufacturing, component harvesting from recycling / waste treatment Dutch maritime industry (design and manufacture of ships, off shore facilities, etc.) Disposables & one-time use products used in healthcare Office furniture assembly Plastic & paper packaging used in food production 8. References 7 1. Introduction In September 2014, in an assignment for the Dutch Ministry for Infrastructure and the Environment (Dutch: Infrastructuur en Milieu), a coalition of research and not-for-profit organisations started the RACE programme (Realising Acceleration towards a Circular Economy). The RACE coalition will collaborate closely to position the Netherlands as a frontrunner in creating a circular economy. The RACE program consists of the following themes: ● Theme 1: Defining and stimulating circular design ● Theme 2: Studying and stimulating high-value reuse ● Theme 3: Making an inventory of (perceived) barriers ● Theme 4: Stimulating and accelerating new value chains ● Theme 5: Creating a portfolio of circular project examples ● Theme 6: Raising public awareness around the topic of circular economy ● Theme 7: Involving young people in the transition towards a circular economy This report presents the framework and methodology of the analysis conducted under Theme 4: Transitioning Chains of the RACE program. The objective of this theme is to select at least three chains and develop proposals to create transitions within these chains. The choice of material streams, or chains, instead of sectors or regions for circular transition stems from the fact that chains link together multiple sectors and are cross-sectoral and cross-regional. 2. Methodology Overview The selection of the chains for transition requires an objective and data-based approach. A set of indicators and metrics needed to be developed that use quantitative data from national statistics to compare various sectors and chains within the Dutch economy. Such a comparison would enable an evidence-based selection of chains that have the greatest potential for transition to circularity and create significant impact. In selecting the three chains to be analyzed, Circle Economy and TNO used the following methodology: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Develop a set of indicators to analyse sectors and chains within the Dutch economy Evaluate sectors within the Dutch Economy using sector indicators and identify key sectors Analyse the Dutch Economy and identify chains between sectors using structural path analysis and indicators Review and shortlist chains through interpretation of the analyses Conduct interiews to determine the potential of the 10 key chains for circular transition Host a Roundtable session to review analysis and come to a selection of 3 chains and 2 back-up chains for circular transition 8 Step 1: Indicator Framework To analyze the sectors and chains, a framework of indicators and metrics was developed. This framework was grouped into 4 main indicators: 1. Ecological Impact - impact on the environment 2. Economic Importance - value added to the economy 3. Value Preservation Potential - preservation of embodied value in the sector or chain 4. Transition Potential - impact and readiness for transition The Ecological Impact and Economic Importance indicators were considered important to understand the current state of the sectors and chains. But the Value Preservation Potential and Transition Potential indicators were largely used to evaluate the potential for circular transition. Each of the main indicators contain a variety of specific metrics to measure the sectors and chains. Through these metrics, we get an understanding of the current situation and the future improvement potential for transition. The first three indicators were evaluated using quantitative data from the Central Bureau of Statistics and TNO. From this analysis, the key sectors and the most impactful chains were determined and reviewed to arrive to a short-list of 10 chains. The transition potential indicator and its associated metrics were evaluated for the 10 short-listed chains. The analysis was conducted by MVO Nederland through interviews and qualitative assessments with specific companies and organisations within each chain. Step 2: Sector Analysis To get to 3 chains for transition programs, sectors within the Dutch economy were first analyzed. The aim of the analysis was to provide initial insights into the key sectors that will belong to the list of chains for consideration for a circular transition program. These initial insights were expected to make the analysis and selection of chains easier and more refined. 9 Using data from the Central Bureau of Statistics, we analyzed 30 sectors within the Dutch Economy, highlighted in the table below . For each of these sectors we analysed their Economic Importance, their Ecological Importance, and their Value Preservation Potential. See Appendix A for more details. The results are presented in a bubble chart along 3 dimensions, shown in figure 3. The X axis measures the Economic Importance for each sector, measured as the average of the: ● Value Added - % contribution of the sector to the Dutch gross value added ● Labor Contribution - % contribution of the sector to the Dutch labor force The Y axis measures the Ecological Impact for each sector, measured as the average of the: ● Ozone Layer Depletion - % contribution of the sector to the Dutch ozone layer depletion ● Climate Change - % contribution of the sector to the Dutch carbon dioxide emissions ● Acidification - % contribution of the sector to the Dutch acidification ● Water Use - % contribution of the sector to the Dutch water use ● Nutrients to Water - % contribution of the sector to the Dutch deposit of nutrients to water ● Fine Dust - % contribution of the sector to the Dutch fine dust emissions The size of the bubble measures the Value Preservation Potential for each sector, measured as the average of the: ● ● ● ● Valuable Waste Generation - Ratio of valuable vs. non-valuable waste generated by the sector Dispersion Factor - Ratio of energy dispersed vs. used in products from the sector Sector Recycling Rate - Ratio of waste recycled vs. disposed/incinerated/exported by the sector Resource Efficiency - Ratio of total waste generated vs. output from the sector 10 Along the 3 dimensions, sectors that are more circular are ones that have low ecological impact and low value preservation potential, while sectors that have the greatest potential for transition towards circularity are ones that have high ecological impact and high value preservation potential. Based on the analysis, the sectors with the greatest potential for circularity are: Manufacture of coke and petroleum, Mining and quarrying, Construction, Manufacture of building materials, Manufacture of wood products, Water supply and waste management, Electricity and gas supply, and the Chemicals. However, some of these sectors are so far from a circular practice that they would not be part of a circular future. In other cases, there are a sufficient number of initiatives to transform the sector towards ‘circularity’ so that efforts within the RACE program will have negligable additional impact. For these reasons, the manufacture of coke and petroleum, mining, and the electricity and gas sector were excluded. Thus the key sectors identified are: Construction, Manufacture of building materials, Manufacture of wood products sector, Water supply and waste management sector, and the Chemicals sector. Step 3: Chain Analysis Circle Economy, TNO, and MVO identified impactful chains within the Dutch economy based on initial analysis using statistics and state-of-the-art mathematical algorithms. To identify the chains, we applied mathematical analysis (Structural Path Analysis) of Input-Output tables from the National Accounts. Input-Output tables show the full set of interactions between sectors within the Dutch economy, providing data on all the various goods and services that go from one sector to another. The great advantage of this is that IO tables strongly reduce the burden of data collection, offers a balanced view of economic processes as no sector is left out, and doesn’t suffer from system boundary problems, i.e. “where in the value chain do I stop attributing impacts.” In order to capture the entire impacts of the chain, matrix calculations were applied and are described in greater detail. The data from the IO tables is provided in economic terms, so an additional layer of environmental impacts is needed in order to obtain the full economic and environmental data. To add this layer of environmental impacts, such as GHG emission, ecotoxicity, acidification, fresh water use, erosion, etc., shadow prices were used. Shadow prices translate the interactions within the input output tables such that they incorporate environmental impacts in monetary terms. See appendix B for more information on the basics of IO modelling. With this modified IO table with both environmental and economic considerations, Structural Path Analysis was applied. Structural Path Analysis uses mathematical algorithms to find chains that cut across various sectors. See appendix C for a more detailed overview of Structural Path Analysis. 11 Chains that had the biggest environmental and economic impact were reviewed and further interpreted by Circle Economy, TNO, and MVO to develop a list of meaningful and descriptive chains. Similar to the sector analysis, for the chains we analysed the Economic Importance, their Ecological Importance, and their Value Preservation Potential. See Appendix A for more details. Economic Importance is the economic interactions between the sectors within a chain measured in euros Ecological Impact is the environmental impacts of the interactions within a chain measured in shadow prices Value Preservation Potential is measured as the average Value Preservation Potential scores for each of the sectors that make up a chain Step 4: Key Chains The analysis of key sectors and the analysis of impactful chains were combined and analysed by Circle Economy, MVO Nederland, TNO, RVO, and the Ministry to come to a short-list of 10 chains that have significant economic and ecological impact, and that also have significant potential for value preservation. These chains are summarised in the table and explained in greater detail in Appendix E. Step 5: Chain Interviews MVO Nederland conducted nearly 30 interviews to determine the potential of the 10 key chains for circular transition and ranked the chains based on the results of the interviews. To measure the Transition Potential, three metrics and a variety of sub-metrics were evaluated. Transition Readiness measures the degree of innovation; willingness; financial condition of the chain; stranded assets; vested interests; urgency, external shock or issue; and alternatives. Organization and culture measures the key players; diversity; confidence and level of organization; and guidance vs. self. Visibility and impact measures the iconic projects; dignity future; social urgency; destructive power; criticality; and X factor. 12 The detailed questions used in interviews to determine these metrics and rank the chains according to their transition potential can be found in Appendix A. From the interviews and previous analysis, the 10 chains were mapped along their potential for value preservation as well as their potential for circular transition, as seen in the graph. The combination of the Value Preservation Potential and Transition Potential was analysed in greater detail to rank and prioritize the chains. This combination is represented with the dashed diagonal lines in the graph. Chains with the greatest combination of Value Preservation Potential and Transition Potential are located towards the top right of the graph and are highlighted in green, while the chains with the lowest combination of Value Preservation Potential and Transition Potential are located towards the bottom left of the graph and highlighted in red. 13 Step 6: Roundtable The key chains determined by ecological importance, economic importance, value preservation and transition potential were presented at a Roundtable. This Roundtable took place on the 19th of March, 2015 with key experts and stakeholders, as well as members of the project team from Circle Economy, MVO Nederland, and TNO. The full list of attendees for the roundtable is listed in Appendix F. The purpose of the Roundtable was to discuss the 10 chains determined from the anlaysis by Crcle Economy, TNO, and MVO Nederland and come to a selection fo 3 chains and 2 backup chains that are most suitable for transition projects. Specifically, the experts at the Roundtable discussed: ● ● ● Which chains are not at all suitable for transition towards circularity? Which chains are best suited or transition towards circularity? Which 3 chains out of the 10 should be chosen for transition projects? 14 3. Appendix A: Definition of Indicators Economic Impact The Economic Impact indicator measures the extent to which a sector or chain is important to the Dutch economy. These are evaluated differently at the Sector Level and the Chain Level. ● ● Sector Analysis (Economic Value + Labor) Chain Analysis (Economic Value) 1. Sector Analysis At the sector level, Economic Impact evaluates the level of contribution of each sector to the Dutch economy in terms of both economic value and labor. This provides a better understanding of which sectors are important to the Dutch economy both in economic terms as well as labor. GROSS VALUE ADDED Gross Value Added measures the value of goods and services produced by a sector minus the associated costs of inputs and materials, including the consumption of fixed capital. This is essentially the contribution to the economy of the individual sectors and is used in the estimation of the Gross Domestic Product (GDP) of the country. Gross Value Added is determined by taking the total output of all goods and services in euros produced by a sector, called the “production value” and subtracting the intermediate consumption in euros, or the value of goods and services used by the sector. For each sector, the Gross Value Added was calculated as the percentage contribution of the sector to the total Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has data on the gross value added by each sector and the total GDP of the Netherlands. LABOR CONTRIBUTION Labor Contribution measures the labor input into the various sectors of the Dutch economy. It is the level of employment that is utilized by the various sectors. Labor Contribution is measured in various ways: jobs, employed persons, hours worked, and full-time equivalents (FTE). For the purposes of this research, we measure labor contribution using FTE, a measure of labor, calculated by converting all full-time and part-time jobs to full-time jobs. For each sector, the Labor Contribution was calculated as the percentage FTE contribution of the sector to the total FTE of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has data on the full-time equivalents attributed to each sector and the total GDP of the Netherlands. 2. Chain Analysis At a chain level, Economic Impact evaluates the total economic value of all the interactions between the various sectors within a chain. The data for these calculations comes from Input Output tables which depict the intersector relationships, showing how output from one industrial sector becomes an input to another industrial sector. For each chain, the sector-to-sector economic transactions are summed to determine the total economic value of the chain. 15 Ecological Impact The Ecological Impact indicator measures the extent to which a sector or chain impacts the planetary environment. The indicator refers to an aggregate of several biophysical environmental metrics at a global level. These are evaluated differently based on whether we are assessing sectors or chains. ● ● Sector Analysis (Key Planetary Boundaries) Chain Analysis (Life-Cycle Assessment) 1. Sector Analysis At a sector level, we assess the Ecological Impact using Key Planetary Boundaries metrics. These metrics are particularly useful because they compare the various impacts against the ‘threshold’ or ‘carrying capacity’ of the planet. This gives us an absolute boundary to measure against, and the absolute contribution of a sector toward the understood carrying capacity of the planet. The Stockholm Resilience Center has identified 9 key planetary boundaries. These include: stratospheric ozone layer, biodiversity, chemicals dispersion, climate change, ocean acidification, freshwater consumption and the global hydrological cycle, land system change, nitrogen and phosphorus inputs to the biosphere and oceans, and atmospheric aerosol loading. Within the Key Planetary Boundaries metrics, we evaluate 6 of the 9 metrics using data from the Dutch Statistics Bureau (CBS), as shown in the table. It is clear that the match is not perfect, however it gives us enough resolution at this initial stage to make a rough evaluation of overall sectoral impact. OZONE LAYER DEPLETION The ozonosphere, or the ozone layer, is a layer in the atmosphere which stretches from roughly 10 km to 50 km above the earth’s surface. It is formed primarily from the interaction between oxygen in its three different forms: O2, O3, and O. The ozone layer effectively blocks almost all solar radiation of wavelengths less than 300 nm from reaching the earth’s surface. This protection is necessary for the survival of most living organisms on the surface of the earth. If not absorbed, UV-B radiation below 300 nanometers will reach the troposphere and the surface of the earth where it can increase human health risk of skin cancer and cataract, cause premature aging and suppression of the immune system, as well as damage terrestrial plant life and aquatic ecosystems. Ozone Layer Depletion refers to the loss of the ultraviolet (UV) absorption capacity through the destruction of ozone layer in the stratosphere. Ozone layer depletion is mostly caused by Chlorofluorocarbons (CFCs), an organic compound that contains carbon, chlorine, and fluorine, produced as a volatile derivative of methane and ethane. One of the elements that make up CFCs is chlorine, which has the potential to destroy large amounts of ozone. Ozone Layer Depletion is measured through the Ozone Depletion Potential (ODP). The ODP is the ratio of the impact on ozone of a chemical compared to the impact of a similar mass of CFC-11. Thus, the ODP of CFC-11 is defined to be 1.0. Other CFCs that contain chlorine have ODPs that range from 0.01 to 1.0, while halons, which contain bromine - a more harmful chemical - have ODPs ranging up to 10.5 For each sector, the Ozone Layer Depletion is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Ozone Layer Depletion of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has compiled data on the ozone layer depletion potential of various sectors in the Dutch economy in CFC-11 equivalents. CLIMATE CHANGE The United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) defines ‘climate change’ as ‘a change of climate which is attributed directly or indirectly to human activity that alters the composition of the global atmosphere and which is in addition to natural climate variability observed over comparable time periods’. 16 Greenhouse gases in the atmosphere retain part of the solar heat that reaches the earth. Changes in this adsorption capacity can result in changes in the earth’s climate. Anthropogenic emissions contributing significantly to this capacity include carbon dioxide, methane and nitrous oxide. The increased concentration of greenhouse gases means more heat is retained and the temperature of the earth’s surface rises. This is called ‘the enhanced greenhouse effect’. The most important greenhouse gases are carbon-dioxide(CO2), methane (CH4), N2O, HFCs, PFCs and SF6. The potential consequences of climate change could be dramatic. Climate change is measured through CO2-equivalents. It describes how much global warming a given type and amount of greenhouse gas may cause, using the functionally equivalent amount or concentration of carbon dioxide (CO2) as the reference. For example, the emission of 1 kg nitrous oxides is equal to 310 CO2-equivalents and the emission of 1 kg methane is equal to 21 CO2equivalents. For each sector, the Climate Change is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Climate Change of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has collected data for climate change in sectoral level since 1990. ACIDIFICATION Acidification refers to an increase in acidity, the hydrogen ion concentration, in water and soil systems. It is caused by the emissions and deposition of polluting substances: nitrogen oxides (NOx), sulphur dioxide (SO2) and ammonia (NH3) and volatile organic substances (VOS).8 Soil pH is used as a measure of the concentration of hydrogen ions in the soil solution. The lower the pH of soil, the greater the acidity. Low pH causes losses in the production. In order to maintain the value of the soil resource and maximize the crop, H+ concentration of the soil should be well maintained. In LCA The characterisation factors express an emission in terms of sulphur dioxide equivalents. However, The Dutch Central Bureau of Statistics uses acid equivalents as the measure to determine to what degree a substance contributes to the acidification of the environment. One acidification equivalent is equal to one mole H+. The emissions of acidifying substances (NOX, SO2, NH3 and VOS) are converted to acid equivalents by multiplying with the conversion value according to the harmfulness of the substances. For each sector, the Acidification is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Acidification of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics compiled data on acidification potential of various sectors in the Dutch economy in acid equivalents from 1995 to 2007. WATER USE Water Use metric takes into account the consumption of ground water, tap water and surface water. Groundwater stands for the water that is pumped or abstracted from underground formations. This can be from both permanent and temporary deposits of water (aquifers). This may be fresh water, but also brackish or salt water. Surface water is taken from inland waters such as rivers, lakes, canals (except for groundwater), transitional waters, coastal waters and, in respect of the chemical status, also territorial waters (i.e. the sea). Tap water has drinking water quality and produced by the (tap) water supply companies. It is either purified groundwater or surface water being transported through a network of pipes or (tap) water network. Water Use is calculated by summing up groundwater, surface water and tap water use of the sectors. Million m3 is used as the unit for this metric. For each sector, the Water Use is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Water Use of the Dutch economy. 17 The Dutch Central Bureau of Statistics collected the data on the water use of various sectors in the Dutch economy from 2003 to 2012. NUTRIENTS TO WATER Phosphorus and Nitrogen are essential nutrients used to grow plants and crops, so they have been used as fertilizers. High concentration of the nutrients in the surface water reduces the quality of surface water and pushes across the ecological thresholds of marine and aquatic systems. Emissions of phosphorus and nitrogen can be can be converted into nutrient-equivalents and can subsequently be added up. The conversion into equivalents takes into account the harmfulness of the nutrients for the environment. For each sector, the Nutrients to Water is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Nutrients to Water of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has compiled data on nutrients’ emission to water for various sectors in the Dutch economy from 1995 to 2010. FINE DUST Emissions of a number of air pollutants such as particulate matter contributes to air pollution. Fine dust (PM10) is the airborne solid particles which originates from human activity and natural sources, such as wind-blown soil and fire. These particles eventually settle through the force of gravity, and can cause injury to human and other animal respiratory systems through excessive inhalation. The Dutch Central Bureau of Statistics included only the fine dust (PM10) emissions into this calculation. Fine Dust is measured through the unit of million PM10 which stands for the particulate matter with aerodynamic diameter less than 10 micrometres. For each sector, the Fine Dust is calculated as the percentage contribution of the sector to the total Fine Dust of the Dutch economy. The Dutch Central Bureau of Statistics has compiled data on fine dust potential of various sectors in the Dutch economy since 1990. 2. Chain Analysis At a chain level, we assess Ecological Impact using Life-Cycle Assessment metrics. When emissions, resource use or other sustainability metrics are known, they can be included in an environmentally extended input-output analysis. The matrix of environmental flows is divided by the industry output to obtain unit emission/resource intensities. 18 The metrics were calculated with the LCA software SimaPro 7.3.3 using Ecoinvent v2 and LCA Food DK databases, ReCiPe methodology, and shadow prices developed by TNO and TU Delft. The metrics are detailed in the table on the following page. The shadow prices depicted in the table are applied to the economic data in Input Output tables in order to determine the total ecological impacts of the chains identified through the Structural Path Analysis. 19 Value Preservation Potential The Value Preservation Potential indicator measures the extent to which a sector or chain has the potential to use material, energy, ecological, and human resources more effectively in order to maximize and preserve value instead of destroying it. Thus, sectors that are already circular have a low value preservation potential, since they already preserve value, while sectors that are more linear have a high value preservation potential, since they have more room for improvement. The indicator is calculated in the same way for both sectors and chains: ● ● Sector Analysis (CBS sector data) Chain Analysis (average of CBS sector data) 1. Sector Analysis At a sector level, we assess the Value Preservation Potential using available data from the Dutch Central Bureau of Statistics. From the CBS data, we are able to calculate 4 key metrics that help evaluate the degree to which a sector preserves value: 1. 2. 3. 4. Valuable Waste Generation Energy Dispersion Factor Resource Efficiency Sector Recycling Rate VALUEABLE WASTE GENERATION The materials that are outputted from a sector can be divided roughly into three categories. Firstly, intentional products and services, such as finished automobiles or petroleum. Valuable byproducts which are not sold as intentional products, but there is a distinction between wastes that still have value to the producer, termed “product waste” and waste that does not have any value to the producer, termed “residual waste.” Product wastes can often be used directly as a resource in the production process and thus provide insights into which of the sectors generate wastes that are useful as resources in the production process. 20 Valuable Waste Generation is calculated as ratio of the total amount of product wastes generated in tonnes to the total amount of residual wastes generated in tonnes for each sector. As such, the measure is unitless. The Dutch Central Bureau of Statistics has data on the amount of product waste and residual waste generated by the various sectors in the Netherlands. ENERGY DISPERSION FACTOR The use of energy can be directed towards energetic uses - energy for heating, lighting, or as a source of power for cars, machinery and other equipment - or it can be directed towards non-energetic uses use of energy commodities for a product that is not energy, such that the energy used for the production process remains in the product. Examples of energetic uses include the combustion of natural gas in boilers, household electricity consumption and the consumption of motor fuels for transport. Examples of non-energetic uses include use of oil for the production of plastics, or natural gas for fertilisers. The Energy Dispersion Factor compares the extent to which the energy is used for energetic uses vs. non-energetic uses. The Energy Dispersion Factor is calculated as the total amount of energy in MJ within a sector used for energy purposes compared to the total amount of energy in MJ used for nonenergy purposes. As such the measure is unitless. The Dutch Central Bureau of Statistics has compiled data on the final energy consumption in MJ used for energy purposes and non-energy purposes by main sectors. RESOURCE EFFICIENCY Resource Efficiency expresses the degree to which a sector produces outputs vs. waste. It captures the efficiency of the sectors to generate value within the Dutch economy using inputs as opposed to generating waste. Sectors that have a higher ratio of outputs to wastes are considered to be more efficient. Resource Efficiency is calculated as the total amount of output in tonnes generated by a sector compared to the total amount of wastes in tonnes generated. As such, the measure is unitless. The Dutch Central Bureau of Statistics has data on the total amount of wastes generated and TNO has collected data on the total amount of output in tonnes for certain sectors. SECTOR RECYCLING RATE The sector recycling rate is the current rate at which materials are recycled within a sector. Higher recycling rates indicate less dependence on raw material supplies and show the extent to which a sector is able to recover and preserve value. The Sector Recycling Rate is calculated as the total amount of wastes in tonnes that can be recycled divided by the total amount of wastes in tonnes that are generated within each sector. As such this measure is unitless. The Dutch Central Bureau of Statistics has data on the current rate of recycling within various sectors in the Netherlands. 2. Chain Analysis Within chains, the Chain Value Preservation Potential is calculated from the Sector Value Preservation Potential scores. As the CBS data is only available at a sector level and not at the chain level, Chain Value Preservation Potential is determined as the average of the Value Preservation Potential of each sector that is within the chain. 21 Transition Potential (Chain Analysis) The Transition Potential indicator captures the extent to which a chain has the potential for total system change. It captures some of the more nuanced transition needs such as the willingness for actors within the chain to come together and collaborate to achieve a more circular state. The Transition Potential is calculated for the 10 chains identified through the analysis and is determined through the outcomes of interviews with key stakeholders within each of the chains. There are three key metrics to determine transition potential and a variety of sub-metrics: 1. 2. 3. Transition Readiness Organization and Culture Visibility and Impact TRANSITION READINESS The transition readiness metric calculates the extent to which each chain has the right context for a circular transition. It is determined through the following sub-metrics and questions during the interview: ● Degree of innovation. Is the chain innovative? Are there known innovative projects or circular initiatives, or is the chain stuck in status quo? ● Desire. Do companies have the desire to develop a circular business model? ● Financial condition of the chain. Are there available short-term funds or investments for circular initiatives? ● Stranded assets. Are there barriers to relevant parties in the form of investments made in the past that have not been recovered? ● Vested interests. Are there any (major) players who benefit from the status quo and who will oppose a transition program? Or lobby parties who think the circular economy works well? ● Urgency, external shock or issue. Is there a potential or existing issue in the chain that cannot be resolved by the individual actors in the chain? ● Alternatives. Are there any possible alternatives to designate the dominant product in the chain? ORGANIZATION AND CULTURE The organization and culture metric calculates the extent to which each chain has the right mindset, level of trust, and interactions and communication to transition towards circularity. It is determined through the following sub-metrics and questions during the interview: ● Key players. Are there a number of companies that are classified as decisive within the chain? Are these companies already working on circular economy initiatives? ● Diversity. What is the composition of the chain? Does the chain consist of a mix of SMEs and large companies/multinationals? Do SMEs and big businesses work together? Are there any semi-public companies selling or companies with less commercial interest within the chain? ● Confidence and level of organization. To what extent do the actors in the chain trust each other? Have they been working together successfully? To what extent is the chain organized (for example, joint logistics)? ● Guidance vs. self. Is there a coalition to lead the chain to transition? Do they accept help from third parties, and if so, under what conditions? VISIBILITY AND IMPACT The visibility and impact metric measures the extent to which transitions towards circularity within each chain will be highly visible publicly and create a significant impact on the rest of the economy. It is determined through the following sub-metrics and questions during the interview: ● ● Iconic projects. Are there any impactful projects in the chain that can grow to be national or international iconic projects? Future Impact. Will the chain have a great impact on society either now or in the future (e.g. aging, care, education, employment, social exclusion)? 22 ● ● ● ● Social urgency. What issues within the chain do people care about? Which issues keeps people working in the chain busy? Is there any focus on themes such as child labor, abuse, bonuses, negative public opinion, etc. within this chain? Destructive power. Will this chain have a large impact on the business model of other chains as a result of a transition to a circular model? Critical chain. Is the chain a “critical chain” in the transition to a circular economy, in terms of volume, basic needs, or positioning (such as logistics, data, artificial intelligence, energy, etc.)? X Factor. Does the chain speak to the imagination? Is it a sexy product, or can it provide good publicity? 4. Appendix B: Basics of Input-Output Input-Output Modelling Since the 1930’s, economists have aspired to model a national economy in a finite set of sectors and products. The aim was to assess shocks in the supply and use of commodities, labor supply or international trade. This resulted in national accounts, where the Input-Output (IO) table is the most characteristic element. The figure below shows the typical set-up of an IO table, in this case for 4 sectors and corresponding products. IO tables can depict inter-industry relationships within an economy, showing how output from one industrial sector may become an input to another industrial sector. In the inter-industry matrix, column entries typically represent inputs to an industrial sector, while row entries represent outputs from a given sector. This format therefore shows how dependent each sector is on every other sector, both as a customer of outputs from other sectors and as a supplier of inputs. Each column of the input–output matrix shows the monetary value of inputs to each sector and each row represents the value of each sector’s outputs. To set-up production relations, sectoral inputs are standardized per unit of output. We therefore calculate per unit coefficients and ‘production functions’ which describe numerically the relation between inputs (inputs bought from other sectors, labour, capital services, imports) per unit of output from each sector. This type of standardization assumes that if a sector uses twice as many inputs it also produces twice as much output. As already pointed out, 23 it is assumed that the input proportions stay more or less the same during a certain time interval, which makes the model a relevant tool for the short or medium term. These coefficients and production functions allows us to determine quantitatively the relations between household demand, the intersectoral sales, labour remuneration and total outputs from each sector. As a result, the IO models are able to identify the output required from each sector in order to meet societal demands given the current level of technology. To describe the ‘size’ of an economy several indicators are possible such as gross output from all of the sectors within the economy. A preferred measure is value-added, which measures the profit or surplus accounting for the prices of the output and the costs of the inputs. It is therefore an excellent indicator to calculate the loss of economic activity or the impact of a disaster. There are several Input Output models around that have so called “Environmental Extensions”. These extensions are data sets i.e. vectors that allocate impacts to sectors or products. TNO has made it’s contribution by developing a custom made environmental assessment, expressed in shadow prices, based on SimaPro. Shadow prices represent the cleanup cost, willingness to pay or other price proxy for effects that have no market value. 5. Appendix C: Structural Path Analysis Overview Using Input-Output tables, it is possible to identify various feedback loops and linkages between the different sectors in the economy. However, complex algorithms and analytical tools are needed to assess the thousands of interrelated processes that link the sectors. Structural path analysis and accumulative structural path analysis are computationally efficient algorithms that work with Input-Output tables to identify such linkages. According to Saurat and Ritthoff from the Wuppertal Institute, the algorithm for the Structural Path Analysis takes the following steps: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Pre-calculation: direct C * B and total C*B*A-1 MI abiotic for one unit of each process in the technology matrix A (“total” means life cycle-wide here); Pre-calculation: direct C * B and total C*B*A-1 MI abiotic for one unit of each process in the technology matrix A (“total” means life cycle-wide here); Use the results of step 1 to calculate the reference total MI abiotic associated with the product system defined in step 2: C*B*A-1*f Choose a disaggregation criterion (e.g., 5%), contribution threshold to MI abiotic under which processes are not further disaggregated; For each element in the final demand vector (or in the vectors built in step 10 after the first round), store relevant information (e.g., process name, parent process name, disaggregation path length, etc.), and scale the direct and total MI abiotic results calculated in step 1 with the demand level defined in step 2 (or step 10 after the first round); Divide each of the total MI abiotic results obtained in step 5 by the reference calculated in step 3. Each resulting relative contribution to total MI abiotic of the product system is compared to the disaggregation criterion. If the contribution is smaller than the disaggregation criterion, this branch of the process chain is flagged and will not be further disaggregated; Divide each of the direct MI abiotic results obtained in step 5 by the reference calculated in step 3. Each resulting relative contribution to total MI abiotic of the product system is compared to the disaggregation criterion. If the contribution is higher than the disaggregation criterion, go to step 8, otherwise jump to step 10; If the direct contribution of a given process to the total MI abiotic of the product system is higher than the disaggregation criterion, we want to find out which elementary flows contribute the most. Each non-zero element in the corresponding process column of the intervention matrix B is first scaled with the demand level defined in step 2 (or step 10 after the first round). This result is then converted into an MI abiotic value by multiplication with the MI abiotic characterization factor from matrix C corresponding to this elementary flow; Divide the MI abiotic results from each of the elementary flows obtained in step 8 by the reference calculated in step 3. Store the result. The resulting relative contributions to total MI abiotic of the product 24 system can be compared to the disaggregation criterion but, whatever the ratio, no further disaggregation is possible because we have already reached the elementary flow level; 10. All processes that have been tested in steps 5 to 9, and not flagged in step 6, are to be disaggregated one level deeper down the process chain. A vector is created for each of these now “parent processes”, gathering the flows from their “children processes”. The flows are scaled according to the corresponding coefficient of the technology matrix A and the demand of the parent process. Take these vectors and go back to step 5. TNO utilized a modified version of the Structural Path Analysis algorithm on the IO table of the Dutch economy with 64 sectors using the following conditions: ● ● ● Find all combinations made out of 4 sector links maximum (last link is always to any service sector) Exclude chains that have more than 2 sector links in common (for sake of variety) Rank chains based on biggest accumulated environmental impact based on shadow prices (see Appendix B). The result of this algorithm was a list of the most impactful chains made out of 4-sector links. These chains were subsequently reviewed and interpreted by the team to combine them into meaningful chains. 6. Appendix D: Other Metrics Considered Overview The following section highlights metrics that were considered but were not used in the final analysis due to difficulties in acquiring data or redundancies in the use of the metric to measure aspects already covered other metrics. ENTROPIC OVERHEAD The common denominator for all complex modern industrial activities is value, therefore a metric which refers to the energetic characteristics of systems and processes is required. This term is called Entropic Overhead, a relative lifecycle measure of the efficiency of maintaining the utility of a product or service, or reusing its constituent materials. Entropic Overhead is essentially a metric that allows us to measure the difference between potential courses of action. For example, the energy required to either make a new product versus the energy that would be spent on retaining the original products’ use. Entropic Overhead is primarily concerned with energy. This is because the organization, processing, manufacturing and distribution of products and services all require energy, and so is a universal measure. Entropic Overhead applies to all activities and processes, and thus measures the overall efficiency of the sectors’ use of resources. This will help determine the sectors that are most effective in achieving a circular, sustainable economy. The Entropic Overhead would be calculated as a ratio of the amount of energy in MJ required to produce a new product within a sector vs. the amount of energy in MJ that would be required to maintain the original products’ use through various reuse activities. As such, this measure is unitless. DISSIPATIVE USE FACTOR The Dissipative Use Factor also captures the extent to which the chain utilises resources and materials or produces products that are used for dissipative uses rather than enabling uses. In other words, the extent to which the chain uses resources that cannot be recovered, reused, or recycled. For example, chains that make heavy use of abrasives, catalysts, lubricants, reduction agents, etc. would have a higher dissipative use factor. The Dissipative Use Factor is calculated as the ratio of resources within a chain that are used for dissipative uses vs. enabling uses. THEORETICAL RECYCLING RATE 25 The theoretical recycling rate is the maximum percentage of materials within a chain that can be recycled to a high level of quality using currently available technology, taking into account the number of cycles that are possible. Higher recycling rates indicate less dependence on raw material supplies. However, there is a limit to the amount of materials that can be recycled due to current technology and the efficiency of the recycling process. The Theoretical Recycling Rate is calculated as the total amount of wastes in tonnes that could theoretically be recycled divided by the total amount of wastes in tonnes that are generated within each chain. CROSS-SECTORAL INTEGRATION Cross-Sectoral Integration refers to the degree that a chain is integrated with a large number of sectors, implying a high level of impact within the Dutch economy. Thus, chains with significant cross-sectoral integration have the greatest potential to transition towards a more circular state. Cross-Sectoral Integration is a more qualitative measure of the extent to which the chains are currently integrated. Cross-Sectoral Integration would also evaluate any opportunities for greater cross-sectoral integration that are currently not being realised. These elements would result in a score for the chain on a scale from 0 to 5. RESOURCE CRITICALITY Resource Criticality measures the vulnerability of the chain by identifying the extent to which the raw materials and resources used within the chain are considered critical and may be subject to supply risks. TNO has conducted an analysis of the criticality of various resources and materials. This analysis provides an indexed score across various measures such as reserves and production rates of the resource, external effects of sourcing countries, concentration of materials of originating countries, stability and governance of source countries, projected future levels of supply and demand, and price volatility. HEAVY METALS TO WATER The term heavy metal has never been defined by any authoritative body. Heavy metals commonly used in industry and generically toxic to animals and to aerobic and anaerobic processes, include: As, Cd, Cr, Cu, Pb, Hg, Ni, Se, Zn. All of them pose a number of undesired properties that affect humans and the environment. The toxic metals and their ions are not only potential human health hazards but also to other life forms. A significant part of the anthropogenic emissions of heavy metals ends up in wastewater. This comes from industrial sources such as extraction, surface treatment processes, industrial products, etc. as well as major urban inputs such as household effluents, drainage, business effluents, etc. PRICE VULNERABILITY Price vulnerability indicates to what extent a chain is subject to resource that show a high price volatility and or price growth. Indicating that a supply chain is vulnerable to external price changes. For every material used, the average growth rate of prices and volatility is calculated over the past 10 years. The average growth rate of prices is calculated as the compound annual growth rate as a percentage, while the volatility is calculated as the standard deviation of prices in that time period. RESOURCE CONSUMPTION Resource Consumption measures the total amount of materials used by a sector or chain relative to the global supply of those materials. High resource consumption would have a high impact on the planetary boundaries and the resource supply, and this in term would imply that there is a higher urgency to change this supply chain or sector. 26 Resource Consumption is measured as the total amount of each material consumed in tonnes divided by the total reserves of the material available in tonnes within the planet that can be readily extracted. As such, this measure is unitless. ENERGY INTENSITY Energy Intensity refers to the amount of energy required to for a given output of an activity or product. At the level of a specific technology, the difference between efficiency and energy intensity is insignificant. However, while it would not be sensible to compare the energy efficiency of steel production with the energy efficiency of ethanol production, it is possible to examine the energy intensity at a sector level, such as the energy intensity of all manufacturing. Energy Intensity is measured by the quantity of energy in MJ required per unit output or activity in euros. PRODUCT COMPLEXITY Getting a better understanding of the complexity of products within a sector can be a useful measure of the overall feasibility for improvement. This primarily has to do with the general barriers in recycling technology being able to deconstruct and recover (at high value) materials that are combined in one product. Typically, a product can have anywhere from one, to thousands of materials within it. The material complexity of these products is an important element in understanding its potential for recoverability and reuse. (for example, a product in the textiles industry will likely range from one to four different material types, however in a an electronic device like an electricity meter, the total number of materials is above 3.000.) RESOURCE SUBSTITUTABILITY Substituting is the ability to change a material with another material. Disruption of supply have a higher impact on raw materials that cannot be easily substituted since there is not ability to shift towards a different material. Furthermore the potential to shift towards more renewable materials can be indicated. Resource Substitutability has to be determined per resource through a subjective measurement from 0-1 based on input from experts. GEOPOLITICAL RISK Natural resources are distributed heterogeneously across the planet, meaning that resources are concentrated in a limited number of countries, varying per resource, i.e. high concentrations of rare earth elements can be found in China whereas large oil reserves are found in Arabic countries. This means that countries with fewer reserves are more dependent on international trade. This can create political tensions for dependent countries. Especially when resources are becoming more scarce, countries might not be willing to share their resources on the global market. Geopolitical Risk measures the risk that supply can be impacted due to political changes or instability in a country. It is related to the direct reliance on resource from conflict zones. Geopolitical Risk is calculated as a measure from -2.5 to 2.5 based on information on the Voice and Accountability, Political Stability and Absence of Violence/Terrorism, Government Effectiveness, Regulatory Quality, Rule of Law, and Control of Corruption within a country. This is then multiplied by the list of resources used by a sector to come to an average score for each sector. ALTERNATIVE TECHNOLOGIES Alternative Technologies measures the number of alternative technologies available, and is another aspect that helps us define the overall improvement potential of the sector. Assessing the diversity of 27 potential solutions can provide a good sense of how “ripe” the sector is for larger, disruptive innovations. Alternative Technologies combines quantitative and qualitative measurements. RESEARCH AND DEVELOPMENT INVESTMENT This indicator measures the amount of investments made into research and development at a sector level. LEVEL OF SOPHISTICATION The Level of Sophistication metric measures the extent to which a chain has the right level of complexity, infrastructure, and mindset to be able to smoothly transition towards a circular state. This metric will be a qualitative assessment on the various stakeholders, policies, innovative thinking, support systems, and other aspects of transition theory to ensure that the chain is able to implement circular thinking. GLOBAL IMPACT Global Impact is the degree to which a chain has global reach through imports and exports of goods, knowledge, and capital. Through evaluating these imports and exports, we can get a better understanding of the extent to which a chain contributes to the global economy. Global Impact also incorporates the origin and destination countries to understand the geographical linkages and their effect on the transition potential of the chain. Global Influence for each sector is measured quantitatively in terms of the imports and exports of goods and capital between the Netherlands and the globe within the chain. It is also measured qualitatively in regards to the imports and exports of knowledge, labor, value, etc. TECHNOLOGY INNOVATION POTENTIAL The Technology Innovation Potential category measures the “room for growth” of technological innovation within a sector. This is an important part of understanding the overall improvement potential, as it gives insight into how fast, and in what directions, the chain is moving. There are 3 different metrics that measure the technology innovation potential of a chain: 1. 2. 3. Current Level of Technology Best Available Technology Disruptive Technology Potential CURRENT STATE OF TECHNOLOGY Current state of technology refers to the most commonly used technologies in the sector that can be found today. In many cases, the best available or latest technologies are only implemented by a small fraction of parties within the sector. In many industries which provide a first step in industrialisation in the developing world, technologies are outdated significantly, and are usually associated with low efficiencies, high pollution and emissions, and high energy consumption. 28 We will calculate this aspect by measuring the technological prevalence in a given chain, performance of common technologies, and environmental issues, main barriers in technological adoption, innovation BEST AVAILABLE TECHNOLOGY Best available technology (BAT) metric measures the potential technological improvement of a chain. Here, BAT refers to the most effective and advanced stage in the development of technology and their methods of operation to reduce emissions and the impact on the environment as a whole. The metric considers both the way technology used and the way in which it is designed, built, maintained, operated and decommissioned. The Best Available Technology should also be developed at a scale which allows implementation in the relevant industrial sector, under economically and technically viable conditions. BAT is measured qualitatively, as the current state of BAT is a moving target, in relation to societal values and advancing techniques. The metric will also measure the main technological advances and innovations that are particularly interesting from the perspective of a circular economy and how they perform in “closing the loop”. DISRUPTIVE TECHNOLOGY POTENTIAL The disruptive technology potential is another aspect that helps us define the overall improvement potential of the chain. The metric measures the diversity of potential solutions to provide a sense of how “ripe” the sector is for larger, disruptive innovations. It also evaluates the amount of investments made into research and development within the chains. 7. Appendix E: Chain Narratives Overview In preparation for the Roundtable session, research on the 10 key chains was compiled. For each of the chains, a two page summary was developed with: ● a narrative describing the chain in more detail ● the rank of the chains across the 4 evaluation criteria ● example products that are produced within the chain ● example sub-sectors that are linked together through the chain ● example trends that influence and impact the chain ● example initatives taking place in the chain to transition it towards a circular economy The following pages contain the two page chain narratives for each of the 10 key chains. Plastics & rubber used in construction of infrastructure The rubber and plastics in construction chain is one of the highest potential chains for circular economy transition. The chain is ranked 4th in terms of economic impact, 7th in terms of ecological impact, 1st in terms of the value preservation potential, and 3rd in terms of transition potential. This chain includes the production of rubber and plastic products which have been used in construction sector, wholesale of the products, use of the plastics and rubber material at the construction, and collection activities for the materials once they reach their end-of-life. Plastics in the infrastructure construction sector is mainly used in pipework, insulation, etc. Rubber products are mainly used for sealing, insulation, and joints. As there is a broad product range within this chain, a focus has been put on the plastics and rubbers used in infrastructural cabling and piping. This is because the infrastructural part of the chain is more organized and homogenic. Infrastructure players that require plastics and rubber in construction, such as energy companies, water companies, telco’s, all have circular ambitions. Specifically the energy companies are starting organized projects around circular infrastructure. The focus currently lies mostly on the metals but there is willingness to expand this to plastics and rubber. 29 As these players are semi-public, the uptake of a transition program is deemed likely. Machinery and installations (climate, refrigeration) used in hospitality and offices The machinery and installations used in hospitality and offices chain is ranked 9th in terms of economic impact, 3rd in terms of ecological impact, 5th in terms of the value preservation potential, and 1st in terms of transition potential. 30 Sectors in the chain include the manufacturing of the cooling and ventilation equipment, heating and refrigeration systems, and also components of these systems (e.g. heat exchange units, vav boxes and terminals, constant volume units and fan coil units). Installation activities of the equipment and maintenance and repair services are also part of this chain. It also includes the collection and recycling of products and components which reach their end-of-life for metals and resources. The example products of this chain are refrigerators, freezers, air conditioners, vending machines with cooling, water heaters, central heating boilers, and also components of these products such as heat exchange units, machinery and apparatus for filtering or purifying water, air and gas. The example initiatives happening within the chain are focused on increasing longevity, component reuse, and material recycling. Some businesses buy stocks and sell components to manufacturers. Co-financed research and development for some of the metal components occur through the VANG scheme. The dominating culture in the chain can be described as a healthy mix of competitiveness and cooperation. There is an increasing interest in circular business models; however, the attitude is reactive, waiting for more customer demand. 31 Chemical products and chemical leasing The chemical products chain is ranked 2nd in terms of economic impact, 9th in terms of ecological impact, 2nd in terms of the value preservation potential, and 7th in terms of transition potential. The chain includes the production of downstream chemical products and their application and use in industry, research laboratories, and households. The handling of these chemicals within wastewater treatment and disposal activities after their use are also considered in this chain. A number of these chemicals are dispered into the environment and into society, impacting the health and well-being of people and the planet. The example products in this chain are... Although many of these chemical products are dissipated and dispersed, there are opportunities for chemical recovery after end-of-use. Existing initiatives and trends around circular principles in this chain include product-as-a-service schemes such as chemical leasing, Green Deal chemical take back programs, producer responsibility initiatives, and the production of chemical products using renewable resources. The sector is very traditional, and consists of big international players. Innovation is costly and competition is fierce. Transition potential is limited. 32 Electrical and electronic waste from households in waste management Electrical and electronic waste chain is another impactful chain in Netherlands. The chain is ranked 3rd in terms of economic impact, 2nd in terms of ecological impact, 4th in terms of the value preservation potential, and 5 in terms of the transition potential. 33 This chain focuses on the disposal activities of electronic products after their use. These include collection activities, such as take-back schemes, producer responsibility initiatives, or other incentives for the consumers to bring back their devices. It also includes waste treatment activities, such as sorting and collection, remanufacturing or refurbishment, and recycling. The example products of this chain are consumer and industrial electronic products such as laptops, mobile phones, digital cameras and recorders, solar cells and semiconductors, harddisks, monitors, projectors, video game consoles, and parts of telephone apparatus. Electrical and electronic waste streams are visible and receive a lot of attention from government and public. As a result, laws such as WEEE and the RoHS directive requires waste processors to have specific certification or be a part of associations to manage these waste treams. However, this system hampers innovation, since initiatives focusing on urban mining or reuse activities are not able to gain the necessary certifications or join the required associations. Moreover, the producers of electrical and electronic equipment have still a traditional business model focusing on sales of new, faster and better versions of their products, without a focus on circularity. 34 Organic waste from hospitality and healthcare The organic waste from hospitality and healthcare chain has opportunities for circular transition through waste prevention, management and recycling or upscaling. The chain is ranked 10th in terms of economic impact, 4th in terms of ecological impact, 8th in terms of the value preservation potential, and 3rd in terms of transition potential. This chain includes the waste created during the consumption of food at hotels, restaurants, cafes and healthcare facilities. Additionally, collection of the food waste from food service industry and healthcare units and also disposal activities such as incineration are considered as part of this chain. The example products of this chain are waste from foods such as meat, vegetables, coffee, bread, and bulk food, and other prepared dishes and meals. These products are consumed within the chain and disposed of as organic waste. The chain scores high on transition willingness, but legal barriers regarding waste prevent upscaling of test cases. Good circular alternatives do exist which is especially interesting for the healthcare sector, which is in the public eye, but the waste stream is less visible. There are some initiatives taking place to reduce the amount of organic waste and improve the treatment of waste. Initiatives within sustainable dining and catering have started, and some restaurants are improving their food demand forecasting to prevent food waste. Within healthcare, there is a Green Deal and initiatives to improve waste and wastewater treatment among care facilities, however little action has been initiated. 35 36 Automotive remanufacturing, component harvesting from recycling / waste treatment The Automotive remanufacturing chain shows a significant opportunity for circular transition. The chain is ranked 7th in terms of economic impact, 10th in terms of ecological impact, 3rd in terms of the value preservation potential, and 9th in terms of the transition potential. Sectors involved in the chain are the maintenance and repair of vehicles through inspection and testing of car components, the servicing and replacing of parts and fluids, and other activities to ensure the reliability and longevity of vehicles. It includes the treatment of end-of-life vehicles through dismantling for spare parts and the recycling of vehicles for metals and resources. And it also includes the remanufacturing of recovered automobile parts and components and their resale. The example products related to this chain are components of vehicles such as engines, gear boxes, brakes, wiring, axles, wheels, etc. and the example companies within the chain include auto repair shops, auto parts retailers, wrecking yards and auto dismantling yards, remanufacturers, and recyclers. There are already a lot of initiatives within the chain. An automotive platform within the FME, base metal, and foundry industries aims to facilitate sustainability. There is also producer responsibility for car wrecks and tires. However, the sector is under pressure due to the crisis and the export of old cars to eastern-Europe. Thus, the transition potential is low. A large obstacle is the information gap on the reuse of parts in different models, requiring the cooperation of big brands. Moreover, the sector is very fragmented with many small companies. 37 38 Dutch maritime industry (design and manufacture of ships, off shore facilities, etc.) Netherlands is one of the leading countries in maritime industry and thus would have significant gains from applying circular economy principles. The maritime industry chain is ranked 6th in terms of economic impact, 6th in terms of ecological impact, 7th in terms of the value preservation potential, and 6th in terms of transition potential. This chain mainly consists of the manufacturing of various types of ships at shipyards, including the suppliers who manufacture parts and components of ships. In addition, the chain also includes service providers who play a role in maintenance and repair of the ships, as well as R&D and design. The chain does include to some degree the dismantling and breaking of ships, but only for specialist ships and smaller ships like pleasure yachts. The dismantling of larger ships (container and bulk) take place largely outside the Netherlands. The example products relevant to the chain are parts and components of ships such as engines, electronic instruments and measurement devices, as well as the ships themselves. The example ships include dredgers, cruise vessels, offshore vessels, cargo ships, and other non-cargo carrying ships. The Dutch Maritime industry scores relatively high on transition willingness and visibility. The Dutch have a global influence when it comes to maritime and shipping. There is a lot of innovation taking place within the industry in the Netherlands. However, the industry is very conservative. and it is hard to get innovation adopted on a large scale. Furthermore, the long lifetime of ships is a challenge for circular thinking. 39 Disposables & one-time use products used in healthcare Disposables & one-time use products used in healthcare has a large potential for improvement through integrating circular principles. The chain is ranked 5th in terms of economic impact, 5th in terms of ecological impact, 9th in terms of the value preservation potential, and 2nd in terms of transition potential The chain covers the domestic manufacturing of disposable paper and plastic products, medical instruments, and pharmaceutical products; the suppliers of who sell these products; the use of these products in hospitals and in other care facilities; as well as the collection of waste products. The example products within this chain are paper products such as toilet paper, napkins, sanitary towels, tampons, hand towels, etc. Plastic products in this chain include plastic boxes, carboys, bottles, flasks, stoppers, lids, and caps. One-time use pharmaceutical products such as medicines, vaccines, antibiotics, vitamins, hormones, laboratory reagents, and contact lenses are also included. Lastly, disposable medical tools such as orthopaedic appliances, splints, needles, catheters, cannulae and syringes are in this chain. The example initatives and trends in this chain include initiatives to reduce waste throughout the chain as well as waste projects at hospitals and care facilities to improve waste separation. 40 41 Office furniture assembly The Office furniture assembly chain is ranked 1st in terms of economic impact, 1st in terms of ecological impact, 5th in terms of the value preservation potential, and 10th in terms of the transition potential. The chain includes the design of office furniture, the manufacturing and assembly of furniture, and sales to offices. Collection and dismantling activities when the products reach the end-of-life, are included in this chain as well. The components of the products are used in remanufacturing sector, and the remanufactured furniture and components are supplied to retailers and manufacturers. Furniture which is not suitable for remanufacturing is recycled for materials and resources. The example products related to this chain are wooden and metal chairs, seats, shelves, cabinets, kitchen furniture, and parts and components of these products such as wheels, armrests, etc. There are many SMEs and companies that provide circular business models within the office furniture space. Some companies refurbish and resell furniture that have reached their end-of-life. Other companies offer leasing services for office furniture in a product-as-a-service format. However, in practice this presents challenges in the field of administration and finance, which hinder initiatives in the field. Moreover, cooperation within the sector is low. 42 Plastic & paper packaging used in food production Circular packaging in food products through recovery for reuse, recycling, and design of biodegradable packaging has the potential to deliver dramatic material savings and profit than the traditional linear one-way system. The chain is ranked 8th in terms of economic impact, 8th in terms of ecological impact, 10th in terms of the value preservation potential, and 7th in terms of transition potential. This chain includes the manufacturing of plastics and paper products to be used as packaging for food production. These plastic and paper products are used in manufacturing of food and beverage to keep food fresh and protect the contents from damage, contamination, and leaking. Paper and plastic is mainly preferred due to low cost, ease of use and light weight. The collection and recycling of paper and plastic packaging after consumption of food are also included in this chain. The example paper products used in the food sector are folding cartons, boxes, paperboard, sacks and bags of paper, corrugated paper and paperboard in rolls or sheets. The example plastic products used in the food sector are boxes, cases, crates for the conveyance or packing of goods, sacks, bags, carboys, bottles, flasks, lids, caps and other closures. There are quite a few initiatives in the packaging sector. A framework agreement between the government and the packaging industry led to the development of material sustainability plans for plastic and paper packaging materials. Bio-based and biodegradable packaging is a big trend in recent years, as is the increased recycling of PET and other plastic packaging. 43 44 8. References Stockholm Resilience Centre. “The Nine Planetary Boundaries.” http://www.stockholmresiience.org /21/research/research-programmes/planetary-boundaries/planetary-boundaries/ about-the-research/the-nineplanetary-boundaries.html. (Accessed 2014). Goedkoop, Mark, et al. “ReCiPe 2008.” A life cycle impact assessment method which comprises harmonised category indicators at the midpoint and the endpoint level 1 (2009). http://www.presustainability.com/download/misc/ReCiPe_main_report_final_27-02-2009_ web.pdf Central Bureau of Statistics. StatLine. http://statline.cbs.nl/Statweb/. (Accessed 2014). Central Bureau of Statistics. Environmental accounts of the Netherlands 2009. http://www. cbs.nl/NR/rdonlyres/68DCDF0D-76C6-458F-B3EC-073E8447DF13/0/2009c174pub.pdf. Saurat and Ritthoff. Material Flows and Resource Management, Wuppertal Institute for Climate, Environment and Energy. Published: 25 October 2013 45 Bijlage 2 Verslag Roundtable bijeenkomst Reflectie onderzoek ketens voor transitie naar circulaire economie Donderdag 19 maart 2015, RVO Den Haag 46 Inhoud 1. Inleiding 2. De Roundtable Deelnemers Reflectie Methodologie 1. Reflectie gekozen methodologie (materiële criteria) 2. Reflectie gekozen methodologie (immateriële criteria) 3. Reflectie transitie-denken en gekozen methodologie Reflectie per keten 1. Plastic and rubber in construction 2. Machinery and Installations 3. Chemical products and chemical leasing 4. Electrical and Electronical waste from households 5. Organic waste from, and (8) disposables used in the healthcare sector 6. Automotive remanufacturing 7. Dutch Maritime Industry 9. Office furniture 10. Plastic and paper in packaging for food Overige ketens Conclusie van de Roundtable 47 1. Inleiding In het programma RACE werken de maatschappelijke organisaties Circle Economy, Click NL, De Groene Zaak, Het Groene Brein, MVO Nederland met medewerking van RVO.nl aan 7 thema’s om circulair ondernemen in het Nederlands bedrijfsleven te versnellen. Ieder thema heeft een primaire trekker, ondersteund door betrokken partijen zoals TNO, IMSA en Acceleratio. RACE wordt ondersteund door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het vierde thema gaat over circulaire ketentransities en beoogt een keuze te maken voor 3 ketens waarvoor circulaire transitie voorstellen ontwikkeld zullen worden in fase 1B. Om een onderbouwde keuze te maken is in de ste het 4 kwartaal van 2014 en het 1 kwartaal van 2015 een onderzoek uitgevoerd door TNO, Circle Economy en MVO Nederland. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het rapport RACE Theme 4 methodologie, transitioning chains. De resultaten van dit onderzoek zijn voorgelegd aan een Roundtable van specialisten, die op 19 maart 2015 in Den Haag plaatsvond. Dit document is het verslag van deze bijeenkomst en geeft de reacties, bevindingen en advies voor de selectie van ketens voor transitie weer. Dit document sluit af met een voorstel voor drie ketens, die volgens de T4 samenwerkingspartners het meest geschikt zijn voor een circulair transitieprogramma, aangevuld met twee reserveketens. Het uitgevoerde onderzoek is gericht op het vaststellen van de economische waarde, de ecologische impact, het potentiële waardebehoud en de transitiebereidheid voor diverse ketens op het gebied van de circulaire economie binnen de Nederlandse economie. De eerste drie onderdelen zijn onderzocht door TNO en Circle Economy, het vierde onderdeel door MVO Nederland. De gehele Nederlandse economie is geanalyseerd op basis van de eerste drie onderwerpen. Voor een uitgebreide beschrijving van de methodiek wordt verwezen naar het bovengenoemde rapport. Dit onderzoek resulteerde in een top 10 van ketens. Onder ketens word hierbij verstaan een sectorsegment, met een aantal duidelijk identificeerbare partners in een samenwerkingsrelatie. Dit gedeelte van het onderzoek was gericht op materiële criteria, gebaseerd op historische gegevens en feiten. Binnen elk van de 10 ketens zijn vervolgens drie interviews gehouden, random door de keten heen, om een breed beeld te krijgen van de transitiebereidheid en mogelijkheden voor circulaire activiteiten. Per keten hebben deze interviews zich toegespitst op drie partijen, namelijk 1. een partij die een breder perspectief heeft op de keten, zoals bijvoorbeeld een brancheorganisatie; 2. een significante actor in de keten, zoals een marktleider; en 3. een (veelal kleine) vernieuwende onderneming die zich al (deels) richt op circulaire bedrijfsvoering. Dit gedeelte van het onderzoek was gericht op immateriële criteria (potentie en bereidheid). De gegevens van de vier onderzoeksonderdelen zijn gecombineerd, en dit leidde tot een prioritering van de tien geselecteerde ketens. Centraal focuspunt is daarbij gebleven om ketens te identificeren waarbinnen betekenis vol met circulaire economie aan de slag gegaan kan worden. 2. De Roundtable Het uitvoeren van het materiële en immateriële onderzoek was een goede manier om vast te stellen op welke ketens de transitie zich zou kunnen richten voor de meeste impact en haalbaarheid. Maar het is waardevol om bij onderzoek van welke aard dan ook, te laten reflecteren op de resultaten door een onafhankelijke groep van experts. Deze specialisten geven diepgang, leggen eventuele tekortkomingen van het onderzoek bloot en vullen informatie aan die wellicht niet uit neutraal onderzoek naar voren komt. De inzet van de experts had tot doel om tot een meer gedragen en verantwoorde selectie te komen van 3 prioritaire ketens (en 2 reserveketens) voor een circulair transitieprogramma. Op 19 maart 2015 is een Roundtable georganiseerd met diverse spelers op het gebied van de circulaire economie. De deelnemers zijn uitgenodigd vanwege hun expertise en achtergrond op het gebied van de circulaire economie en op hun inen overzicht in de Nederlandse economie. 48 Deelnemers Organisatie Naam Expertise DRIFT Derk Loorbach Expert sociale en economische transitie VNO-NCW Marnix Koopmans Expert duurzame economie, transport en infrastructuur. Vertegenwoordiging bedrijfsleven. KPMG Arnoud Walrecht Expert energie en natuurlijke hulpbronnen, duurzaamheid strategie en verslaglegging. ABN-AMRO Richard Kooloos Expert duurzame ontwikkeling. Raad van de Leefomgeving en infrastructuur Nicole van Buren Expert circulaire economie Plan Bureau voor de Leefomgeving Aldert Hanemaaijer Expert groene economie en duurzame ontwikkeling. Fysiek afwezig, maar mening en voorkeur gedeeld. TNO Roald Suurs Expert duurzame transitie. Circulaire economie, grondstoffen efficiency. Ministerie van Economische Zaken Mattheus van de Pol Secretaris Nederlandse grondstoffen strategie Ministerie van Infrastructuur en Milieu Wytske van der Mei Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kees Veerman Secretaris milieu Circle Economy Marc de Wit Expert circulaire economie RVO Ellen Hoog Antink Adviseur duurzame productieketens TNO Ton Bastijn Expert grondstoffen efficiency MVO Nederland Jolein Baidenmann Expert Biobased economie en circulaire economie MVO Nederland Michel Schuurman Expert circulaire economie Onderzoeksteam MVO Nederland Derek Wilson Tabel 1: lijst met deelnemers Roundtable Projectmanager De deelnemers aan de Roundtable hebben van te voren een narrative document ontvangen, met de uitkomsten van het materiële en immateriële onderzoek naar de ketens, gevolgd door een rangschikking van de tien ketens naar de mate van geschiktheid voor een circulair transitieprogramma, opgesteld door de onderzoekers. De deelnemers is gevraagd om hun prioritering te geven ten aanzien van de tien voorgedragen ketens. Specifiek zijn de deelnemers op twee punten om reflectie gevraagd. Enerzijds op de bevindingen en conclusies per keten, anderzijds op de prioritering. Daaraan vooraf ging een discussie ten aanzien van de gekozen methodiek, de beperkingen van het onderzoek en het transitie-denken. Reflectie Methodologie 3. Reflectie gekozen methodologie (materiële criteria) Hier volgt een samenvatting van de discussiepunten ten aanzien van de gekozen methodologie door TNO en Circle Economy, om de economische relevante en de ecologische impact van de (handels)ketens in de Nederlandse economie te berekenen. De discussiepunten zijn geformuleerd vanuit het perspectief van de deelnemers. a. Een aantal elementen is niet meegenomen in de methodologie, zoals het internationale karakter en de lengte van handelsketens. Discussie en antwoord: Het onderzoek heeft zich primair op de Nederlandse economie gericht. In de analyse zijn de internationale handelsstromen niet meegenomen terwijl bijvoorbeeld binnen Initiatief Duurzame Handel dit een 49 belangrijke randvoorwaarde is om aan de slag te gaan met ketens. Bovendien is de Nederlandse economie volledig verweven met de Europese en de wereldeconomie. Gezien de economische waarde en de ecologische impact die met name in Nederland zou moeten worden behaald, is de keuze voor het Nederlandse perspectief echter wel te begrijpen. Ook ligt het daarmee binnen de invloedsfeer van Nederlandse bedrijven (hoewel deze niet altijd een Nederlandse eigenaar hebben), die nodig zijn voor het realiseren van de transitie. Het is goed om te realiseren dat het coördineren van een internationale transitie (en bijbehorende coalitie) over landgrenzen heen erg lastig is en daardoor ook buiten de scoop van het RACE programma valt. b. Zijn de ketens onderling wel vergelijkbaar en uit welk jaartal dateren de gebruikte gegevens van CBS. Toelichting: Een van de hoogst scorende ketens, rubber en kunststof gebruikt in bouw, lijkt een heel andere te zijn dan kantoormeubilair. Waar het binnen de ene gaat om twee materialen (rubber en kunststof) adresseert de andere een gehele sector. c. De beleidsrichting waarin grondstoffenvoorzieningszekerheid en circulaire economie met elkaar worden verbonden komen niet tot uiting in analyse. Toelichting: De mate van kritiekheid van elementen zoals fosfaat zijn niet meegenomen de analyse. Discussie en antwoord: De discrepantie tussen de aard en het volume van de ketens is vaak verklaarbaar. Kantoormeubilair scoort bijvoorbeeld qua impact hoger dan elektronica, wat op het eerste gezicht vreemd lijkt. Maar aangezien de productie van elektronica buiten Nederland en veelal ook buiten de EU plaatsvindt, is het begrijpelijker dat de economische omvang in vergelijking tot de economische omvang van de kantoormeubelsector (die in Nederland produceert) kleiner is. Om zo neutraal mogelijk cijfermateriaal te gebruiken en een eerlijke vergelijking tussen ketens mogelijk te maken is het onderzoek gebaseerd op de statistische gegevens uit 2012 van het CBS. De gehanteerde codering door het CBS voor het weergeven van goederenstromen binnen de Nederlandse economie richt zich op producten en productgroepen. Grondstoffen komen hier niet (of in beperkte mate) naar voren, wat verklaard waarom Fosfaat niet uit het onderzoek naar voren kwam. Er is inderdaad niet specifiek gekeken naar de kritiekheid van grondstoffen of elementen. Er is met behulp van de CBS data gekeken naar productgroepen binnen ketens. De ketens zijn op hun totale waarde voor de Nederlandse economie met elkaar vergeleken en onderling gerangschikt. Dit is ook voor ecologische impact gedaan en op het potentiële waardebehoud. 4. Reflectie gekozen methodologie (immateriële criteria) De volgende discussiepunten adresseerden de gekozen methodologie door TNO en MVO Nederland om de potentiële waardebehoud en de transitiebereidheid van de (handels)ketens in de Nederlandse economie te berekenen. De discussiepunten zijn geformuleerd vanuit het perspectief van de deelnemers. d. Hoe is het potentiële waardebehoud berekend en is er ook rekening gehouden met de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie van design en engineering? e. En zit de productcomplexiteit in de berekening. Toelichting: de complexe samenstelling van producten is van aanzienlijke invloed op de mogelijkheden om circulaire business modellen te ontwikkelen. Discussie en antwoord: Er is geen potentiële financiële waarde berekend, omdat dat nog niet mogelijk is op basis van cijfers. Er is gerekend met percentages, zodat onderliggende grootheden, zoals financiële waarde, gewicht of volume van producten gecombineerd kunnen worden. Maar juist door het meenemen van deze eenheden in de berekening voor het potentiële waardebehoud voor elke keten is er wel iets te zeggen over design en engineering en de productcomplexiteit. Een hoge potentiële waardebehoud geeft aan dat er meer materiaal, energie of arbeid is gebruikt bij de productie. Dit kan gerelateerd worden aan een hogere productcomplexiteit of aan een aggregaat wat veel energie en materiaal verbruikt. Dit biedt dus ook kans voor (re)design en (re)engineering van ketens en bijbehorende producten die hoog scoren op de potentie voor waardebehoud. f. Heeft de business case voldoende centraal gestaan tijdens het onderzoek? Toelichting: bedrijven hebben interesse als zij óf kosten kunnen besparen óf meer marge kunnen pakken. Discussie en antwoord: binnen de grenzen van het uitgevoerde onderzoek is het zeer lastig om binnen 10 ketens voor alle producten de mogelijke business cases te berekenen. Dit kan onderdeel zijn van de vervolgstudie als er voor de top 3+2 ketens transitievoorstellen worden ontwikkeld. Binnen dit onderzoek geeft het potentiële waardebehoud een indicatie en is tijdens de interviews specifiek gevraagd aan de bedrijven wat de business case achter hun product was. Veelal ging het om kostenbesparing of het voldoen aan wet en regelgeving. 50 g. Kijken ketens waar de aandacht primair gericht is op preventie, het verminderen van de afval, ook naar circulaire modellen? Toelichting: Er is draagvlak voor de gedachte dat preventie de eerste stap is richting circulair denken, maar de vraag blijft of deze ketens verleid kunnen worden om met meer circulaire modellen aan de slag te gaan. Antwoord: Tijdens de interviews is hier expliciet naar gevraagd en dit aspect is meegewogen in de score van transitiebereidheid. h. Transitiebereidheid bestaat uit meer dan alleen bereidheid. Een belangrijk aspect van invloed is in hoeverre de keten druk voelt om te innoveren. Discussie en antwoord: daar is tijdens de interviews specifiek naar gevraagd en dit is meegewogen in de score op transitiebereidheid. Ter voorbereiding voor het ontwikkelen van transitie voorstellen voor de uiteindelijke top 3+2 ketens is het mogelijk om een keten analyse uit te voeren om deze druk beter te kunnen duiden. i. Zijn de juiste bedrijven en personen geïnterviewd om de transitiebereidheid vast te stellen voor de 10 ketens? Toelichting: het interviewen van een beperkt aantal personen vergroot het risico dat er een vertekend beeld ontstaat over de transitiebereidheid binnen een keten. Discussie en antwoord: De onderzoekers hebben binnen de zeer beperkte tijd en budget pragmatisch in hun netwerk gezocht naar geschikte contacten, dit om lange introductie en zoektochten te voorkomen. Als vuistregel zijn voor elke keten 3 organisaties geïnterviewd, namelijk een organisatie met een overkoepeld beeld van de keten, een grote marktspeler en een kleine innovatie speler die eerder geneigd is kansen te zien en deze te verzilveren. Telkens is directie, management of een specialist (op aanwijzen van directie / management) geïnterviewd. In de volgende fase zullen nadrukkelijk meer partijen benaderd worden. Opvallend is de redelijke tot hoge synchrone resultaten binnen de keten tussen de verschillende geïnterviewde partijen, wat toch een betrouwbaar en representatief beeld schetst. 5. Reflectie transitie-denken en gekozen methodologie Hier volgt een samenvatting van algemene reflecties door de deelnemers op het onderzoek, met name in het kader van het doel: het opzetten van transitieprogramma’s. j. Is de lineaire aard van een keten wel het juiste vertrekpunt voor het vaststellen van mogelijkheden voor transitie? Is lineair denken wel het juiste uitgangspunt als je transitie op gang wil brengen? Toelichting: transitie heeft te maken met verandering van het systeem, de huidige manier van product ontwikkeling (design), productie, gebruik en afdank. Het kijken naar alleen een keten is maar een klein stukje van de puzzel. Is dit niet een lineaire benadering voor een circulair model? Het gemis dat ontwerp en ontwikkeling van nieuwe producten en bedrijfsmodellen niet onderdeel is van de initiële analyse kan betekenen dat er interessante ketens zijn afgevallen, die juist op het vlak van ontwerp en ontwikkeling erg interessant zijn en meer aandacht en ondersteuning verdienen. Men denkt liever in termen van knooppunten van circulariteit. Binnen de ketens organisch afval uit horeca en gezondheidszorg en wegwerpartikelen, verbruikt binnen de gezondheidszorg, zijn ziekenhuizen en zorginstellingen zogenaamde knooppunten. k. Is het uitgangspunt voor het onderzoek wel dekkend voor het doel waar wij heen willen, namelijk transitie? Toelichting: zoeken naar al bestaande circulaire ketens binnen de Nederlandse economie is een niet erg nuttige actie, omdat het juist de doelstelling was om die ketens te vinden met een grote potentie voor circulaire business modellen. Discussie en antwoord: Dat is ook precies de doelstelling geweest van de onderzoekers, die ketens te vinden met het meeste verbeteringspotentieel. Dit waardebehoud is berekend op basis van de hoeveelheid verbruikte materiaal, energie, milieubelasting en menselijke arbeid. Circulaire economie richt zich op het circulair inzetten van deze middelen in plaats van te vernietigingen wat plaats vind in een lineair model. Maar in een bestaand lineair model zit dus wel het grootste verbeterpotentieel. Een benadering van de Nederlandse economie vanuit ketens garandeert dat je die producten en ketens vind met het grootste waardebehoud potentieel. Een extra discussiepunt gaat in op de staat van de keten. Als er in een keten veel energie is op circulaire business modellen, vraag het onderzoeksteam zich af, of ondersteuning in de vorm van een door de overheid gesubsidieerd programma wel gepast is. Een keten zoals fosfaat die van de opstartfase naar versnellingsfase 51 moet worden gebracht (o.a. nu gebruik maken van momentum binnen EZ en Europese Commissie) krijgt door deze keuze geen aandacht, want “er gebeurd toch al veel in het veld?”. Reflectie per keten Algemeen wordt gesteld dat er pragmatisch gekeken moet worden naar het voorafgaande onderzoek en het nu zaak is om door te pakken op de top 10. Er wordt geconcludeerd dat het onderzoek niet eerst deels aangescherpt moet worden. Vervolgens wordt met de deelnemers gediscussieerd over de potentie van de diverse ketens, en de rangschikking op basis van het uitgevoerde onderzoek. De rangschikking vanuit het onderzoek was als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur Machines en installaties De chemie industrie Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens Organisch afval van gezondheidszorg en horeca Hergebruik, reparatie en revisie van auto-onderdelen De Nederlandse Maritieme industrie Wegwerpartikelen welke gebruikt worden in de gezondheidszorg Kantoor meubilair en fabricage plastiek en papier verpakkingen voor de voedselindustrie 1. Plastic and rubber in construction de de Kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur scoort de 7 plek op economische waarde, de 7 plek op ste de ecologische impact, de 1 plaats op de potentiële van waardebehoud en de 3 op transitiebereidheid. Deze ste scoren resulteren in de 1 positie binnen de top 10 van ketens. Reactie Roundtable Deelnemers zijn verbaast over de hoge score van deze keten. Toelichting van het team is dat de focus bij de analyse van deze keten heeft gelegen op mogelijkheden in infrastructuur. Met name de potentie rondom de grote hoeveelheid bekabeling in de grond, waardoor circulariteit een enorme impact kan hebben, spreekt de deelnemers daarbij aan. Er zijn al circulaire initiatieven in de keten, die verder uitgebouwd kunnen worden. Ook zijn er startende samenwerkingsinitiatieven en is er transitiebereidheid. Hierdoor raken de deelnemers enthousiast over de keten. Nadeel is dat de keten volgens sommige deelnemers niet echt tot de verbeelding spreekt. Bovendien moet gerealiseerd worden dat de keten door een lange cyclus gekenmerkt wordt. Tips van de deelnemers: Er liggen veel kansen voor circulaire infrastructuur. Met name Syntens is hier mee bezig. Utrecht Sustainable Institute van Jacqueline Cramer werkt samen met de maritieme sector 2. Machinery and Installations de de de Machines en installaties scoort de 9 plek op economische waarde, de 3 plek op ecologische impact, 5 op ste de potentiële waardebehoud en 1 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in een 2 positie voor de keten binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten hoog. Reactie Roundtable De meerwaarde in het oppakken van deze keten ligt –naast het feit van de vele interessante opties rondom bijvoorbeeld hergebruik van klimaatinstallaties en circulaire ketens rondom machines- ook in het feit dat het gaat over het traject vóór afdank van elektronische en elektrische apparaten. Er is een designaspect binnen deze keten. Ook de hoge scores op vooral ecologische impact en de transitiebereidheid schetsen een beeld van een keten die aandacht verdient en geschikt lijkt te zijn voor transitie. Ook aangezien er op dit vlak nog weinig gebeurd in de keten. Tips van de deelnemers: In de markt worden leasecontracten ontwikkeld, met Smart Systems gekoppeld aan e-systemen. 52 - Circulair bouwen krijgt binnen de bouwsector ook steeds meer aandacht. 3. Chemical products and chemical leasing de de de De chemie industrie scoort de 2 plek op economische waarde, de 9 plek op ecologische impact, 2 op de de potentiële waardebehoud en 7 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in een 3 positie binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten hoog. Reactie Roundtable De deelnemers hadden een hoge score voor de chemische sector verwacht, maar zijn verbaasd over de lage ecologische impact in verhouding tot de andere ketens binnen de top 10. De hoge score op het potentiële waardebehoud vertekend het beeld, aangezien de keten op transitiebereidheid laag scoort. De deelnemers zijn van mening dat er zeker kansen liggen in de chemische sector, maar dat die veelal spelen op biobased gebied en dat in die hoek al veel gebeurt. De sector wordt gekenmerkt door zeer grote spelers en de vraag is dan ook hoe deze te betrekken zijn bij eventuele transitie. De sector wordt net als maritiem gekenmerkt door een zeer lange termijn investeringen in chemische installaties en het wordt dan ook als zeer lastig gezien om binnen deze keten een transitie te realiseren. 4. Electrical and Electronical waste from households de de Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens scoort de 3 plek op economische waarde, de 2 plek op de de ecologische impact, de 4 plek op potentiële waardebehoud en de 5 op transitiebereidheid. Deze scoren de resulteren in de 4 positie binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten gemiddeld. Reactie Roundtable De deelnemers vragen zich af waarom er alleen gekeken is naar de afvalstromen en niet naar de hele keten. Voor een transitie is namelijk de gehele keten van belang. Uitleg is dat producten zoals computers en stofzuigers veelal buiten Europa worden geproduceerd en dat daarom de keten niet als prioritaire keten in het onderzoek naar voren komt. Maar het afval blijft wel hier, wat door middel van wetgeving en initiatieven uit de sector al wordt geadresseerd. De grootste uitdaging binnen deze keten is dan ook de vraag of de producenten aan tafel te krijgen zijn. Deze kans wordt erg klein geschat. De keten kent grote barrières in de vorm van al bestaande initiatieven en aanzienlijke investeringen in zogenaamde shredders. Gezien de potentie (score) en politieke aandacht ziet men deze keten wel als aantrekkelijk. Tips van de deelnemers: RDM centre of expertise in Rotterdam werkt is bezig met elektronisch afval i.s.m. een cluster van stadshavens. 5. Organic waste from, and (8) disposables used in the healthcare sector de de Organisch afval van gezondheidszorg en horeca scoort de 10 plek op economische waarde, de 4 plek op ste de ecologische impact, 8 plek op potentiële waardebehoud en 3 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in de een 5 positie voor de keten binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria verbeteringspotentieel scoort de keten gemiddeld. De keten van wegwerpartikelen (of artikelen voor eenmalig gebruik) die gebruikt worden in de gezondheidszorg de de de scoort de 5 plek op economische waarde, de 5 plek op ecologische impact, 9 op potentiële waardebehoud de ste en 2 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in een 8 positie voor de keten binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria verbeteringspotentieel scoort de keten gemiddeld. Reactie Roundtable Volgens de deelnemers dienen deze beide ketens samengenomen te worden, aangezien er sprake is van een zogenaamd knooppunt, eerder benoemd tijdens de discussie over de visie op transitie. Deze nieuwerwetse insteek past bij een transitieaanpak. De gezondheidzorg heeft te maken met uitdagingen voor zowel organisch afval als voor afval met een grote cyclus (spullen geschikt voor eenmalige gebruik). Gecombineerd en gecentraliseerd rondom het knooppunt ziekenhuizen en verzorginstellingen wordt de keten erg interessant. De ziekenhuizen en verzorgtehuizen ervaren bovendien duidelijk externe druk, maar zijn ook bereid te veranderen. 53 Tips van de deelnemers: Het is zaak alle stakeholders te betrekken. Aansluiten bij positieve gezondheid, focus van ziekenhuizen. Nu richten deze zich ook op voedsel. VIL, Vlaams Instituut v.d. Logistiek heeft hier ook naar gekeken. MVO Zorgnetwerk, Radboud Universiteit en Brabant Zorg zijn organisaties waar contact mee opgenomen moet worden. 6. Automotive remanufacturing de Hergebruik, reparatie en revisie van auto-onderdelen scoort de 7ste plek op economische waarde, 10 plek op de de ecologische impact, 3 op potentiële waardebehoud en 9 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in een de 6 positie voor binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten gemiddeld. Reactie Roundtable Specifieke aandacht is er tijdens de discussie voor de recycling van batterijen van hybride en elektrische auto’s, een thema waar de sector mee bezig is. In samenwerking met de landen om de Noordzee zijn er kansen om dit op te pakken, maar het lijkt minder geschikt voor een nationaal programma. Binnen de sector ligt veel positieve energie op (hoogwaardig) hergebruik van auto-onderdelen. Voor een deel is dat binnen deze keten al erg goed georganiseerd. De vraag is of je de grote automerken meekrijgt, om daadwerkelijk een nieuwe circulaire slag te maken. De deelnemers aan de Roundtable geven aan dat deze keten mogelijk interessant is voor thema 2, hoogwaardig hergebruik. De gedachte wordt geopperd om uit het onderzoek van TNO de ketens Machinery and Installation, Electrical and electronic waste from households samen te voegen met automotive remanufacturing. Uiteindelijk wordt vastgesteld dat het toch niet om dezelfde verwerkers en vergelijkbare techniek gaat. Gezien de aangedragen argumentatie, de kans om binnen thema 2 de keten te selecteren en de beperkte scoren n.a.v. het onderzoek valt de keten af als prioritaire keten voor transitie. 7. Dutch Maritime Industry de de De Nederlandse Maritieme industrie scoort de 6 plek op economische waarde, de 6 plek op ecologische de de impact, de 7 plek op de potentiële van waardebehoud en de 6 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren de in de 7 binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten gemiddeld. Reactie Roundtable De deelnemers zijn goed thuis in de maritieme sector en leggen direct een paar feiten op tafel. Schepen gaan lang mee, dus innovatie op gebied van circulariteit ervaren scheepbouwers en eigenaren pas na 40 jaar. Transitie binnen deze sector heeft dus een lange adem nodig, 8 jaar wordt genoemd als minimale tijdsinvestering. Er zijn wel initiatieven in de keten waargenomen, maar er is nog geen structurele doorbraak die zonder inmenging ook erg lang op zich kan laten wachten. Ook is de sector op internationaal vlak politiek spannend, schepen varen over de gehele wereld en de internationale wateren staan niet bekend om vooruitstrevende wetgeving. Energiezuinigheid slaat zeer goed aan binnen de sector, ook het beperkten van de uitstoot van fijn stof en NOx zijn aandachtsgebieden waarmee je de keten aan tafel krijgt. De sector kent ook een overcapaciteit van schepen, dus rederijen staan niet in de rij om nieuwe schepen te kopen. De aanwezigen zijn van mening dat de focus binnen de sector nu niet ligt bij circulariteit, maar bij andere problemen, wat resulteert in een beperkte transitiebereidheid. Wellicht wel rondom de randapparatuur, de diverse onderdelen die in schepen worden gebouwd en regelmatig aan vervangen toe zijn. Of aan specialistische schepen die vaak gebouwd en gesloopt worden binnen Europa. Aan de andere kant is de keten een vlaggenschip, een etalage met een internationaal karakter. Nederland kan zich goed in de kijker spelen met een circulair initiatief in deze keten en er is budget voor innovatie, vooral voor nieuwe starters. Banken investeren veel in de sector volgens de deelnemers van de Roundtable. De Roundtable ziet veel kans in de keten, maar ook veel uitdaging. Tips van de deelnemers: In de binnenvaart wordt er gewerkt aan P2Models. 54 9. Office furniture ste ste Kantoor meubilair en fabricage scoort de 1 plaats op economische waarde, de 1 plaats op ecologische de de impact, 5 op potentieel waardebehoud en 10 (laagste) plaats op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in de een 9 positie voor de keten binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria (verbeteringspotentieel) scoort de keten laag. Reactie Roundtable Het is volgens de deelnemers opvallend dat de keten zo hoog scoort op economische waarde en ecologische impact, maar zo laag op transitiebereidheid en potentieel waard behoud. De keten is bekend vanwege de goede voorbeelden in de industrie. Maar daar zit ook de pijn, een paar grote namen binnen de industrie zijn voortvarend bezig, maar het overgrote deel van de sector komt niet in beweging. Bovendien is er deels sprake van de wet van de remmende voorsprong, de vooruitstrevende spelers zoeken momenteel niet direct preconcurrentiële samenwerking. Op het gebied van organisatie op brancheniveau liggen er momenteel ook uitdagingen, wat een transitieprogramma bemoeilijkt. 10. Plastic and paper in packaging for food ste De keten plastiek en papier verpakkingen voor de voedselindustrie scoort de 8 plek op economische waarde, ste de de 8 plek op ecologische impact, 10 op potentiële waardebehoud en 7 op transitiebereidheid. Deze scoren resulteren in een laatste positie voor de keten binnen de top 10 van ketens. Op de immateriële criteria verbeteringspotentieel scoort de keten als een van de laagste. Reactie Roundtable Gezien de relatief lage scores op de verschillende onderdelen en het feit dat er al beweging is in de keten, vragen de deelnemers zich of een verbeterprogramma op dit moment prioriteit moet hebben. Overige ketens De deelnemers discussiëren nog over een aantal ketens, die niet in de selectie zijn opgenomen, maar die wellicht interessant zijn, zoals de Fosfaatketen. Het onderzoek heeft zich gericht op producten en niet op grondstoffen. Het opnemen van Fosfaat als grondstof past niet in de methodiek van het vergelijken van ketens zoals toegepast in dit onderzoek en vraagt dus om een nieuw onderzoek. Aangezien dit niet tot de mogelijkheden behoord, wordt besloten de methodologie niet te veranderen, en deze ketens niet toe te voegen aan het initiële onderzoek. Conclusie van de Roundtable Algemeen wordt gesteld dat er pragmatisch gekeken moet worden naar het voorafgaande onderzoek en het nu zaak is om door te pakken op de top 10. Maar er zijn andere manieren om tot een top 10 te komen en de deelnemers blijven vraagtekens stellen bij de keuze voor de gehanteerde methodiek. Er wordt ondanks de kritiek geconcludeerd dat het onderzoek niet eerst deels aangescherpt moet worden. De deelnemers hebben vervolgens gekeken binnen de top 10 welke ketens de meeste slagingskans hebben in een circulair transitieprogramma. Daarbij is specifieke aandacht besteed aan het bijbehorend systeem, de bottlenecks, productcomplexiteit en de mogelijkheden voor (re)design en (re)engineering. Een belangrijk criterium was ook waar in het huidige systeem ingegrepen kan worden, waar de zogenaamde eerder gedefinieerde knooppunten zijn, zoals ziekenhuizen en zorgcentra dit zijn voor organisch afval en artikelen voor eenmalig gebruik. De deelnemers aan de Roundtable stellen een verschuiving voor in de rangorde op basis van het uitgevoerde onderzoek. In onderstaande tabel is in de linker kolom de rangorde weergegeven volgens het uitgevoerde onderzoek en rechts de voorgestelde rangorde tijdens de Roundtable. Rangschikking volgens onderzoek 1. Kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur 2. Machines en installaties 3. De chemie industrie Advies Roundtable: top 3 in willekeurige volgorde ● Kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur ● Machines en installaties ● Combinatie van: Organisch afval van gezondheidszorg en horeca en Wegwerpartikelen welke gebruikt worden in de gezondheidszorg 55 4. 5. 6. 7. 8. 9. Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens Organisch afval van gezondheidszorg en horeca Hergebruik, reparatie en revisie van autoonderdelen De Nederlandse Maritieme industrie Wegwerpartikelen welke gebruikt worden in de gezondheidszorg Kantoor meubilair en fabricage 10. plastiek en papier verpakkingen voor de voedselindustrie De twee geadviseerde reserve ketens zijn: ● ● Elektronisch en elektrisch afval van huishoudens De Nederlandse Maritieme industrie Afgevallen tijdens de Roundtable: ● De chemie industrie ● ● ● Hergebruik, reparatie en revisie van autoonderdelen Kantoor meubilair en fabricage plastiek en papier verpakkingen voor de voedselindustrie Motivatie: De nummers 1 en 2 volgens de rangschikking van het onderzoek worden overgenomen door de Roundtable. Zij delen de conclusies van de onderzoekers over het belang en de transitiebereidheid van deze ketens. Voor de derde keten bevelen zij aan om een combinatie te maken van twee ketens, die dezelfde knooppunten delen. Rondom deze knooppunten valt veel winst te behalen. Bovendien, los scoren de ketens de ste volgens het onderzoek de 5 en 8 plek, maar de combinatie maakt hun impact en economische waarde de aanzienlijk groter. Dat ondersteunt de keuze van deze ketencombinatie als 3 keten. De deelnemers geven geen rangschikking aan tussen de drie prioritair geselecteerde ketens. Over de chemiesector, op de derde plek in het onderzoek, zijn de deelnemers van mening dat er al veel in de keten gebeurt en dat voornamelijk grote spelers de dienst uitmaken, meer nog dan in de sectoren Maritiem en elektronisch en elektrisch afval. Daardoor is er beperkte bewegingsruimte vanuit een transitieprogramma, is het idee. De deelnemers geven dan ook de voorkeur aan de andere genoemde ketens in de top 3. Bij de keuze voor de twee reserve ketens wordt gekozen voor de keten elektronisch en elektrisch afval van huishoudens en de Nederlandse Maritieme industrie. De laatste spreekt vooral tot de verbeelding vanwege de mogelijkheid om als Nederlands vlaggenschip te fungeren, met een sterke maritieme sector. De sector kent echter grote uitdagingen, waardoor deze niet voor de top 3 is geselecteerd. De keten elektronisch en elektrisch afval vindt men interessant, maar er gebeurt al veel in de keten. Toch is volgens de deelnemers ook in deze sector een transitie nodig om vooral het huidige recycling model naar een hoger plan te tillen. 56
Similar documents
De Derde Individuele Revolutie
Uiteraard bestaat de maker movement niet alleen uit superhelden. Elke maker kan een beetje. Er zijn beginners en gevorderden en de vakgebieden schieten alle kanten uit. Wat zij met elkaar gemeen he...
More information