Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost
Transcription
Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost
Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek 1 2 DE LEUNINK Jaargang 39 2012 VOGELWERKGROEP ZUIDOOST-ACHTERHOEK 3 Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek Algemeen contactadres Pim Leemreise, Aladnaweg 18,7122 RR Aalten. Tel. 0543-451142. Email: [email protected]. Penningmeester Aloys Papen, Klaasbos 23, 7131 SZ Lichtenvoorde. Tel. 0544-373223. Email: [email protected]. Redactieadres Jan Stronks, Raetmansweg 16, 7106 CD Winterswijk-Ratum. Tel. 0543-530483. Email: [email protected]. De volgende onderzoeken worden gecoördineerd door: Fenologie Trektellen & wintervogelonderzoek Roofvogels Kerkuil en Steenuil Ortolaan, Putter, Europese Kanarie Roodborsttapuit en Nachtzwaluw Patrijs Weidevogels Kramsvogel Watervogels Rody Schröder, Droppersweg 1, 7108 BL Winterswijk-Woold. Tel 0543-564336. Email: [email protected]. Pim Leemreise. Ab Kreunen, Corleseweg 5, 7102 EV Winterswijk. Tel. 0543515987. Ronald van Harxen, Scholtenenk 47, 7101 SJ Winterswijk. Tel. 0543-532653. Email: [email protected]. Jan Rademaker, Javastraat 35, 7101 AM Winterswijk. Tel. 0543-521577. Email: [email protected]. Pim Leemreise. Frans ter Bogt, Bodendijk 106, 7123 AA Aalten. Tel. 0543-473774. Email: [email protected] Rody Schröder. Wim de Leeuw, Wehmerstraat 5, 7121 DP Aalten 0543-473416 / 06 23720509. Robert Kwak, Piersonstraat 40, 7103 HC Winterswijk, 0543531944. [email protected]. Jan Stronks. Grauwe Klauwier, Oeverzwaluw en overige zeldzame soorten Losse waarnemingen Barry Teunissen, Winterswijkseweg 67, 7134 PH Vragender. Tel. 0543-531445. Email: [email protected]. Vogelwerkgroep in het internet: e-mail: www.vwgzoa.nl [email protected] De contributie bedraagt € 16,- per jaar, te voldoen op rekening 132349760 t.n.v. Penningmeester VWG Zuidoost-Achterhoek, Winterswijk. Jeugdleden betalen € 5,- per jaar. Correspondentie steeds naar het algemeen contactadres. 4 Inhoudsopgave Voorwoord....................................................................................................................................... 1 Zeldzame- en schaarse broedvogels in de Zuidoost-Achterhoek 2012 ....................................... 2 Recente gebiedsinventarisaties in de Zuidoost-Achterhoek: 2010 – 2011 & 2012 .................. 34 Broedvogel inventarisatie Dorp Lichtenvoorde 2012................................................................. 64 Kraanvogels in het Korenburgerveen (en het Wooldse Veen)................................................... 71 Resultaten ochtendtrektellingen in het najaar van 2012 op De Vlijt ......................................... 73 De geschiedenis van een verloren vogel...................................................................................... 85 Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond Winterswijk................................... 94 Natuurakkers en trekvogels .......................................................................................................... 97 Maatregelen op akkers rond Winterswijk voor overwinterende vogels .................................. 105 Het kleurringproject Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek .......................................... 109 Kort verslag van de Punt Transect Tellingen 2012 ................................................................... 122 Broedresultaat van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen .................................................. 132 Losse waarnemingen in het werkgebied van de VWG in 2012 ............................................... 139 Activiteitenoverzicht 2013 ......................................................................................................... 155 Eindredactie en opmaak: Jan Stronks Fotografie: Jan Stronks, tenzij anders vermeld Voorwoord De keuze om van vier uitgaven van De Leunink per jaar, terug te gaan naar één en deze als een soort jaarboek te presenteren, bleek een gelukkige. Van verschillende kanten hebben we complimenten gekregen over De Leunink - jaarboek 2012, zoals we die afgelopen jaar hebben gepubliceerd. We zijn dan ook blij dat het ons ook dit jaar weer gelukt is om een Leunink in deze vorm te produceren. Voor u ligt wederom een lijvig rapport met bijdragen van leden van onze werkgroep. Dit geeft een fraai beeld van de vele verschillende onderzoeken en projecten die uitgevoerd worden in de Zuidoost-Achterhoek op het gebied van vogelstudie. Met de rapportage van de aantallen en verspreiding van zeldzame- en kolonievogels (Kwak & Leemreise) dragen we bij aan de kennis over aantallen en verspreiding van bijzondere soorten in ons land. Dat Winterswijk een bijzonder gebied is, bewijst de publicatie van J. Rademaker over het laatste broedgeval van de Ortolaan in Winterswijk. R. Kwak verhaalt over waarneming.nl en de Zuidoost-Achterhoek. Dat er veel meer mensen naar vogels kijken in de Zuidoost-Achterhoek dan alleen de leden van de vogelwerkgroep was ons wel bekend, maar dankzij waarneming.nl hebben we een goed beeld van de precieze omvang van deze ‘externe vogelaars’. Ondanks het feit dat het gros van deze vogelaars slechts naar enkele (bekende) gebieden gaat, was het verrassend om te zien hoeveel leuke waarnemingen deze ‘bezoekers’ deden. Dit levert ons weer extra kennis op over het voorkomen van sommige soorten. Dat het uitvoeren van vogelonderzoek niet altijd hoeft plaats vinden in het kader van een landelijk project bericht T. Oonk met zijn verslag over zijn akkervogeltellingen. Van de grootschalige broedvogelkarteringen zoals deze in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd worden doorgaans lijve rapporten opgesteld. Om de resultaten kort en bondig aan een groter publiek kenbaar te maken heeft R. Kwak een samenvatting gemaakt van de resultaten van het onderzoek in Ratum, Kotten en het Korenburgerveen. Roodborsttapuiten zijn van zichzelf al kleurrijke vogels. Althans, dat zijn de mannetjes. Dankzij een kleurringproject krijgen ook de vrouwtjes extra kleur. In een verslag van het eerste onderzoeksjaar bericht P. Leemreise over de ervaringen en eerste resultaten. Naast de hierboven genoemde artikelen staan er nog meer leuke en interessante artikelen in deze Leunink. Het geeft een fraai beeld van vele en verschillende activiteiten van de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek. Ik wens iedereen veel leesplezier en hoop jullie te ontmoeten op één van onze ledencontactavonden, of zoals wij deze noemen: ‘activiteitenoverleggen’. Pim Leemreise Voorzitter 1 Zeldzame- en schaarse broedvogels in de ZuidoostAchterhoek 2012 Robert Kwak en Pim Leemreise Inleiding In navolging van de rapportage van de resultaten 2011 (Leunink; Jaarboek 2012) worden in dit artikel de resultaten van het onderzoek naar zeldzame- en schaarse broedvogels in de Zuidoost-Achterhoek in 2012 gepresenteerd. Voor dit onderzoek zijn gegevens ontvangen van F. ter Bogt, S. v.d. Brand, B. van Jaarsveld, H. Krajenbrink, R. Kwak, P. Leemreise, W. de Leeuw, T. Oonk, J. Rademaker, R. Schröder, J. Stronks, B. Teunissen, B. Wagener, G. Wamelink, S. Wamelink en G. Wassink. De volgende soortbewerkers hebben een specifieke bijdrage geleverd aan het verzamelen van de gegevens: R. Kwak (watervogels), H. Esselink & J. Arentsen (Kerkuil), R. van Harxen en P. Stroeken (Steenuil), G. Wassink (Oehoe), J. Rademaker (Middelste Bonte Specht, Kortsnavelboomkruiper, Ortolaan), R. Schröder (Hop & Weidevogels), J. Stronks (Grauwe Klauwier), P. Leemreise (Nachtzwaluw & Roodborsttapuit), A. Kreunen (roofvogels) en F. ter Bogt (Patrijs). Naast leden van de vogelwerkgroep, levert Waarneming.nl in toenemende mate bruikbare informatie op. Bruikbare waarnemingen zijn meegenomen in het overzicht. Aanvullingen van derden kwamen met name uit de Bekendelle, het Korenburgerveen en de omgeving van de Steengroeve. Dit verslag is bedoeld als terugkoppeling naar de waarnemers/onderzoekers en als stimulans om het onderzoek in 2013 opnieuw uit te voeren. De gegevens De Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek verricht jaarlijks integraal onderzoek naar aantallen en verspreiding van zeldzame en schaarse broedvogels (ca. 61 soorten), evenals van kolonievogels die in de zuidoost-Achterhoek voorkomen. Van sommige soorten gaat de tijdreeks zelf terug tot 1968 (Oeverzwaluw) en 1970 (Fuut). Van het gros van deze getelde soorten zijn de jaarlijkse aantallen bekend vanaf ’73-’74. Van een deel van de soorten mogen we er van uitgaan dat het jaarlijkse overzicht min of meer volledig is (watervogels, kolonievogels), van sommige andere soorten zal het merendeel van de territoria gevonden zijn, maar is het altijd mogelijk dat er ergens een paartje over het hoofd is gezien (Grauwe Klauwier en Kramsvogel) en van een aantal andere schaarse soorten krijgen we pas een volledig beeld wanneer de enige of de belangrijkste broedgebieden integraal op broedvogels worden onderzocht zoals bij de inventarisatie van het Korenburgerveen (Blauwborst, Snor, Grote Karekiet). Tot 1987 werden uitsluitend gegevens verzameld in het zogenaamde ‘oude werkgebied’. Dat waren de kaartbladen 106 en 120 uit de topografische atlas, grofweg de zuidoost-Achterhoek ten oosten van de denkbeeldige lijn Groenlo-Bocholt, met een oppervlakte van 166 km2. Voor watervogels was de grens de “Twenteroute” (zie kaart). Vanaf 1987 werden ook de zeldzame- en schaarse soorten geteld in een gebied ten westen van deze lijn. Daartoe behoren o.a. Zieuwent, Harreveld, Lintelo en Dinxperlo. De grens van ons werkgebied wordt nu gevormd door Amersfoort coördinaten 230 en 450 en de Duitse grens. Met deze uitbreiding kwam het totale werkgebied op 335 km 2. Het is spijtig dat het overzicht van de in het werkgebied voorkomende roofvogels verre van volledig is. De telreeks begint voor de meeste soorten in 1974 en wordt uitgebreid met gegevens uit het nieuwe werkgebied 2 vanaf 1989, maar na 1997 ontbreken gegevens. Alleen van enkele zeldzame soorten als Bruine Kiekendief en Rode Wouw is het overzicht compleet. In 2012 is in Ratum een gebied van 860 ha bos, natuurgebied en agrarisch cultuurland integraal onderzocht op het voorkomen van broedvogels (VWG-ZOA in prep.) Deze inventarisatie, in het oud loofbosrijke deel van het werkgebied, leverde waardevolle gegevens op van o.a. de Middelste Bonte Specht, IJsvogel en Kortsnavelboomkruiper. Uiteraard werden ook alle andere bijzondere soorten gekarteerd, evenals alle watervogels. Naast deze gezamenlijke en grootschalige kartering is het Broedvogel-Monitoring-Proefvlak ‘Randzone Korenburgerveen’ en ‘Vragenderveld’ onderzocht op het voorkomen van broedvogels. Uitleg begrenzing werkgebied VWG-ZOA. 3 4 Toelichting op de inventarisatie van de watervogels Het aantal watervogellocaties is weer licht gestegen en wel van 789 naar 845. Het gaat bij deze watervogellocaties niet altijd om wateren, maar ook om erven en agrarisch gebied waar zich “water”-vogels ophielden zoals Nijlgans of Grote Gele Kwikstaart; het betreft een kleine 10% van de locaties. In het vorige jaarverslag is uitgebreid bericht over de verschillende typen watervogelgebieden in ons werkgebied. Toen is ook de verdeling van de watervogelsoorten over deze typen belicht als illustratie van de biotoopkeus in de Zuidoost-Achterhoek. In dit verslag staan we stil bij de belangrijke gebieden voor de verschillende watervogelsoorten. Daarbij wordt als referentie uitgegaan van de afgelopen decade: de periode 2002-2011. Regelmatig komen er weer nieuwe wateren bij zoals dit retentiegebied dat in 2012 in de omgeving van de Bekeringweg is aangelegd. 5 De resultaten Afkortingen van waarnemers zijn te vinden in het artikel over de losse waarnemingen uit 2012 elders in dit jaarrapport. Dodaars (30 territoria) Er werden 4 territoria meer gevonden dan in 2011. Sinds 2003 worden jaarlijks een aantal late vestigingen opgemerkt; het betreft per jaar 6 – 30 % van de territoria (zie ook Kwak 2005) en in 2012 waren dat er 6 van de 30 (20%). Vanaf 2002 zijn Dodaarzen op 73 verschillende locaties vastgesteld; vaak maar met een enkel paartje. In 2012 waren er daarvan 27 bezet. De belangrijkste 5 gebieden zijn: naam telgebied ondergelopen weilanden rand Vragenderveen benedenloop Beurzerbeek Keizersbeek west De Vlijt plasje 't Rot type ondergelopen agrarische percelen gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop meertje meertje omvang aantal gemiddelde maximum jaren aantal per aantal bezet jaar 2002200220022011 2011 2012 2011 zeer groot 2 2,4 9 3 groot 2 2,7 8 6 groot groot middelgroot 2 1 1 0,8 4,3 1,4 4 10 8 3 7 3 Opmerkelijk was het ontbreken in het Korenburgerveen en op de Groenlosche Slinge in Meddo. Territoria van de Dodaars in 2012. 6 Fuut (21 territoria) Er werden evenveel territoria vastgesteld als in 2011. Door de binding met grotere waterpartijen is het aantal potentiële broedplaatsen gering. Vanaf 2002 zijn Futen in 22 verschillende gebieden vastgesteld en daarvan waren er in 2012 12 bezet. De belangrijkste 5 gebieden zijn: naam telgebied type 't Hilgelo zandwinplas zandwinplas Grote plas Bredevoort zandwinplas Gracht Bredevoort gracht Besselinkschans Karpermeer zandwinplas meertje gemiddelde aantal per jaar 2002omvang 2012 2011 zeer groot 7 5,1 zeer groot 4 5,7 zeer groot 1 1,2 zeer groot 1 1,1 groot 1 1,0 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 10 7 10 8 10 3 10 10 2 1 Territoria van de Fuut in 2012. Voor het eerst sinds jaren werden geen paren op de Boven Slinge in Miste aangetroffen; meestal zijn er wel enkele (tot maximaal 4) aanwezig. Nieuw was het broedgeval op één van de vijvers bij de waterwinning in Miste (Lindenarboretum). 7 Roerdomp (0-1 terr) Twee dagen na elkaar (30-jun en 1-jul) werd via waarneming.nl een waarneming van een roepende vogel in het Meddosche Veen gemeld (resp. Peter Wondergem en Marc Kolkman). Helaas valt deze waarneming buiten het vereiste datumvenster van 1-apr – 10-jun en kan dus niet gelden als territorium. Blauwe Reiger (33 bezette nesten) In 2011 waren twee Blauwe Reigerkolonies bezet. In het Bonnink werden 21 bezette nesten geteld en het Loohuisbos slechts 12. Al met al weer duidelijk lager dan in 2011 en ver weg van het maximum van 84 bezette nesten in ons werkgebied dat in 2008 werd vastgesteld. Eén van de bezette nesten in het Bonnink betrof een gemengd paar met een Grote Zilverreiger!! Grote Zilverreiger (1 mengpaar) Op 23-mrt, 25-apr en 10-mei werd een Grote Zilver bij een nest in de Blauwe Reiger kolonie van het Bonnink gezien. Ooievaar (0-1 territoria) Intrigerend was de reeks van waarnemingen in de randzone van het Vragenderveen en omgeving (tot in het Grote Goor). De eerste waarneming van 1 ex dateert van 3-mrt (JR) en ook op 7-mrt werd 1 ex gemeld (M. Grothe). Op 23-mrt was er groepje van 5 ex (BT) en vanaf 29-mrt werden er 2 ex gezien bij de nestpaal en op het nest (vele wrns.). Op 30-mrt werd ook een paar gezien bij de nestpaal bij ’t Kooiveld (BT); mogelijk toch hetzelfde paar? Dat het om een serieuze broedpoging ging blijkt uit de waarneming van BWa van 2 ex op 1-apr: "Kwamen aanvliegen en gingen op de nestpaal staan waarna een paring volgde (luid klepperend). Vervolgens ging het mannetje nestmateriaal uit een hooibaal halen terwijl het vrouwtje richting noord vloog om daar te foerageren. Later mannetje daar ook teruggevonden”. De laatste waarneming van een paar werd gedaan op 1-mei (BT); daarna lijkt de broedplaats verlaten. Wel verbleef er weer een adult vlak bij op een schoorsteen in de nacht van 17 op 18-jun (BT) en foerageerde er weer 1 in het Kleine Goor op 27-jun (FtB). 8 Knobbelzwaan (27 territoria) 2012 leverde het hoogste aantal Knobbelzwanen ooit op. Daarmee lijkt de stijgende lijn weer ingezet te zijn. Knobbelzwanen broeden verspreid in het werkgebied en door het territoriale gedrag broeden er zelden meer dan één paar in een gebied. Alleen langs de grote gekanaliseerde beeklopen komt dat wel vaker voor. Van de 58 in het afgelopen decennium bewoonde locaties waren er in 2012 23 bezet. De belangrijkste 5 gebieden zijn: naam telgebied Baaksche Beek Veengoot Oude Maat Zieuwent Keizersbeek west 't Hilgelo zandwinplas type gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop weidepoel gekanaliseerde beekloop zandwinplas omvang gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 middelgroot 3 1,4 9 3 groot middelgroot 2 2 0,8 0,1 8 1 1 1 groot zeer groot 1 1 1,8 1,0 10 10 3 1 Territoria van de Knobbelzwaan in 2012. 9 Grauwe Gans (132 territoria) Met 132 paren werd het maximum tot op heden (2009 125 terr.) overtroffen. Het aantal locaties dat in het afgelopen decennium in gebruik was bedraagt 66 waarvan er in 2012 35 bezet waren; eveneens boven het maximum tot op heden (27 locaties in 2010). Groei in aantal en verspreiding over het werkgebied gaan dus nog door. De belangrijkste 5 gebieden zijn: naam telgebied Meddosche Veen ondergelopen weilanden rand Vragenderveen Grote plas Bredevoort Kleine Goor Korenburgerveen type heideven ondergelopen agrarische percelen zandwinplas weidepoel heideven omvang groot zeer groot zeer groot middelgroot groot gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 35 1,4 25 12 9 6 Territoria van de Grauwe Gans in 2012. 10 19,7 1,4 3,4 2,1 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 5 6 10 6 9 6 50 4 8 6 Grote Canadese Gans (13 territoria) Na de “ hick-up” in de trend van het aantal broedparen van vorig jaar werd in 2012 een nieuw record gehaald. Van de 28 gebieden die in het afgelopen decennium werden gebruikt waren er in 2012 11 bezet. De belangrijkste 5 gebieden zijn: naam telgebied Boven Slinge Miste Nonnenven meertje Plasje Lievelde De Vlijt Kleine Goor type gekanaliseerde beekloop meertje meertje meertje weidepoel omvang groot middelgroot zeer groot groot middelgroot gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 3 1 1 1 1 0,2 0,8 0,5 0,7 0,3 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 2 8 5 4 2 1 1 1 3 2 In hoeverre ook steeds daadwerkelijk wordt gebroed is onzeker. Er zijn in 2012 nergens ouders met pullen gezien, dus erg succesvol was het in ieder geval niet. Leuk is de nieuwe locatie bij Dinxperlo! Territoria van de Grote Canadese Gans in 2012. Nijlgans (58 territoria) Leek het aantal Nijlganzen vorig jaar nog te stabiliseren, 2012 vlogen de paren de pan uit. We kwamen flink boven het maximum van 42 territoria (2008 en 2010) uit. Het koppelen van paren aan gebieden heeft bij de Nijlgans weinig zin. Meestal gaat het om losse paren die zich af en toe bij waterpartijen ophouden of die met jongen naar een plas of beek trekken. Ze verblijven de meeste tijd echter op agrarische percelen. 11 De gebiedsinventarisatie in Ratum leverde 4 paren op; een deel van het werkgebied waar in het verleden maar zelden Nijlganzen werden gemeld. Dit duidt er op dat we jaarlijks wel een aantal territoria zullen missen in delen van het werkgebied waar minder intensief wordt gekeken. Territoria van de Nijlgans in 2012. Krakeend (3 territoria) Drie paren is het normale aantal in de afgelopen jaren. Vanaf de vestiging in 2003 hebben 10 gebieden zich in broed(verdachte)paren kunnen verheugen. Slecht bij 4 gebieden was dat niet éénmalig: naam telgebied Kleine plas Bredevoort Oude Maat Zieuwent ondergelopen weilanden rand Vragenderveen Meddosche Veen plasje Bouwmeester (Vivaldi) type meertje Weidepoelen / gerenatureerde beekloop ondergelopen agrarische percelen heideven meertje aantal gemiddelde jaren maximum aantal per bezet aantal jaar 2002- 20022002omvang 2012 2011 2011 2011 groot 2 0,5 4 2 zeer groot zeer groot groot groot 1 0,0 0 0 0,6 0,3 0,2 5 2 2 2 2 1 De Oude Maat bij Zieuwent was dit jaar voor het eerst bezet. Een gebied met potentie! 12 Wintertaling (>>3 territoria) Buiten het Korenburgerveen-complex werden paren vastgesteld in de randzone van het Vragenderveen, in het Wooldse Veen en in het Schaarsbeekdal in het Kleine Goor. Het aantal in het Korenburgerveen-complex is niet bekend. Zomertaling (2 territoria) Het voorkomen van de Zomertaling hangt al jaren aan een zijden draadje. In 2011 ontbraken ze geheel, maar in dit jaar werden weer 2 territoria vastgesteld en ook nog een territorium net ten westen van ons werkgebied in het natuurontwikkelingsgebied langs de Veengoot ten zuidwesten van Zieuwent. Het Korenburgerveencomplex en de randzone vormen het belangrijkste broedgebied: naam telgebied type omvang ondergelopen ondergelopen weilanden agrarische rand Vragenderveen percelen zeer groot Schaarsbeek Kleine Goor beekloop groot natuurontwikkeling Veengoot gerenatureerde west* beekloop middelgroot Korenburgerveen heideven groot Meddosche Veen heideven groot *locatie gelegen net ten westen van het werkgebied gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 1 1 0,9 0,2 5 2 3 1 1 0,0 0,3 0,3 0 3 3 0 1 1 Slobeend (2 territoria) De randzone van het Vragenderveen bij Langedoen was in 2011 goed voor 2 paartjes. Het Kleine Goor en het Korenburgerveen-complex met randzone dienen doorgaans als broedlocatie: naam telgebied ondergelopen weilanden rand Vragenderveen Schaarsbeek Kleine Goor gemiddelde aantal per jaar 2002omvang 2012 2011 type ondergelopen agrarische percelen beekloop zeer groot groot 13 2 0,2 0,2 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 2 2 1 1 Kuifeend (110 territoria) Ook 2012 was een uistekend jaar voor Kuifeenden, leidende tot een nieuw record voor ons werkgebied. Van de 77 gebieden waar ooit Kuifeenden werden gemeld waren er dit jaar 42 bezet. Daar zaten 10 gebieden bij waar nog nooit eerder een Kuifeendterritorium was vastgesteld. Overigens waren er tussen de gebieden grote verschillen in bezettingsgraad. Met name het Meddosche was slecht bezet met slechts 3 paartjes op de Groenlosche Slinge; maximum aldaar is maar liefst 12 paren! De tabel geeft de 14 beste gebieden voor de Kuifeend. naam telgebied Kleine plas Bredevoort Boven Slinge Miste Keizersbeek west Boven Slinge Aalten west Baaksche Beek Boven Slinge Bredevoort Groenlosche Slinge Meddo Jonker benedenloop Beurzerbeek Veengoot Oossink natuurontwikkeling Gracht Bredevoort De Vlijt zandvang Miste type meertje gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop zandvang gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop weidepoel gracht meertje zandvang omvang groot gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 12 2,3 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 10 5 groot 11 7,3 10 15 groot 11 5,9 10 15 groot 8 2,3 9 8 middelgroot 6 2,0 8 8 groot 6 2,6 5 12 groot groot 3 3 4,3 2,1 10 9 12 5 groot 3 1,1 7 3 groot groot zeer groot groot groot 3 3 3 2 2 1,0 1,0 0,8 2,3 0,7 6 6 5 10 6 4 3 2 4 2 14 Territoria van de Kuifeend in 2012. Muskuseend (1 territorium) Alleen in 1991 en in 2002 werden ooit broedgevallen van de Muskuseend opgemerkt. Net als in dit jaar betrof het waarnemingen van een vrouwtje met jongen op de Groenlosche Slinge in Meddo. In 2012 werden alhier vanaf begin januari steeds tot max. 7 Muskuseenden gezien. Op 1 juli was er 1 v. met 9 pullen. Hoewel in de weken daarna waarnemingen ontbreken werd op 18 september plotseling 1 v. met 11 juv. gezien. Mandarijneend (14 territoria) Het zwaartepunt van het voorkomen ligt de laatste jaren ten zuiden van Winterswijk (Boven-Slinge!). Met name het Huppelse, de oude stronghold, lijkt tegenwoordig redelijk verweesd. Daar werd slecht één paartje vastgesteld. De 5 belangrijkste gebieden: naam telgebied Boven Slinge Kotten Woold De Vlijt Plasje Lievelde Boven Slinge Miste Simmelink type natuurlijke beekloop meertje meertje gekanaliseerde beekloop weidepoel omvang gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 groot groot zeer groot 4 2 2 1,4 0,4 0,3 8 3 1 3 2 3 groot middelgroot 2 1 0,0 0,3 0 3 0 1 15 Rode Wouw (1 territorium) Voor het derde achtereenvolgende jaar is er een territorium van de Rode Wouw in ons werkgebied vastgesteld, dit maal in het Korenburgerveen. In het voorjaar werden her en der in het werkgebied Rode Wouwen foeragerend waargenomen met maximaal drie individuen bij elkaar op 8 mei boven Barlo (PL). Op 5 april werden twee Rode Wouwen waargenomen boven een naaldbosje in ’t Woold (J. Naaldenberg); hier werden later geen vogels waargenomen. Een duidelijke concentratie van waarnemingen is zichtbaar rond het Korenburgerveencomplex. Aan de westzijde zijn meerdere keren ook Rode Wouwen in de vroege ochtendschemering zittend in een boom waargenomen; o.a. op 15 maart en 2 mei (PL). Een individu dat door een opvallend ruipatroon herkenbaar was, werd op 29 april vroeg in de ochtend in Ratum waargenomen en op 5 mei in Barlo (PL). De vogels hebben dus ook een grote actieradius. Feitelijke aanwijzingen, dat het hier om lokale broedvogels in plaats van overzomerende beesten ging, ontbraken lange tijd. Pas op 31 juli, toen B. Teunissen in de randzone een adulte vogel met prooi in de poten zag vliegen, gevolgd door een pas uitgevlogen jonge vogel, werd duidelijk dat de soort wederom succesvol in het werkgebied gebroed heeft. Nestlocatie of indicatie van de nestplaats ontbreken, ondanks de veelvuldig aanwezige vogelaars in en rond het veencomplex. Waarnemingen van Rode Wouwen in de ZO-Achterhoek in 2012. Op de kaart zijn alleen waarnemingen opgenomen tussen 1 april en 1 augustus 2012. Bruine Kiekendief (1 territorium) Tussen 31-mrt (1 v. PL,BWa) en 18-jul (1 v. FtB) geregeld gezien in en rond het Korenburgerveencomplex (BT,JT,JR). Meestal een vrouw, soms een man. Op basis van voedseltransport richting het Korenburgerveen op 28 juni is broedcode 14 aan dit territorium toegekend. Waarnemingen van het paar met uitgevlogen jongen ontbreken ook in 2012. 16 Waarnemingen van plaatselijke Bruine Kiekendieven in de ZO-Achterhoek in 2012. Meerkoet (464 territoria) Het aantal van 2012 past goed in het aantalsniveau van dit decennium. In het afgelopen decennium werden op 316 locaties Meerkoeten aangetroffen. In 212 waren er daarvan 143 bezet, waarvan 7 voor het eerst. De bezettingsgraad van de verschillende gebieden is vaak laag. Slechts 44 gebieden waren in alle 11 jaren bezet. Veelal grote waterplassen en grote gekanaliseerde beeklopen. Het al of niet bezet zijn hangt in de eerste plaats samen met de beschikbaarheid van water. Vooral in voorjaren met weinig neerslag worden veel kleinere wateren al vroeg verlaten tengevolge van uitdroging. Een andere factor die door deze analyse heen speelt is de leeftijd van de waterpartij. Jaarlijks worden nog nieuwe poelen en andere waterpartijen aangelegd. De eerste 1 tot 2 jaar moet zich vegetatie ontwikkelen en daarna worden ze pas geschikt als broedgebied; mits voldoende van omvang en voldoende waterhoudend. aantal jaren bezet (maximaal 11) Aantal telgebieden 100 80 60 40 20 0 1 2 3 4 5 6 17 7 8 9 10 11 Er waren in 2012 precies 10 gebieden met meer dan 10 broedparen: naam telgebied Groenlosche Slinge Meddo Keizersbeek west 't Hilgelo zandwinplas Boven Slinge Aalten west Boven Slinge Miste De Kool Heelweg Veengoot Baaksche Beek benedenloop Beurzerbeek Grote plas Bredevoort type gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop zandwinplas gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop weidepoel gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop gekanaliseerde beekloop zandwinplas omvang gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 groot 35 36,0 10 40 groot zeer groot 34 20 17,3 16,5 10 10 24 19 groot 19 15,6 10 23 groot groot 19 16 14,4 2,9 10 4 20 13 groot 14 9,7 10 19 middelgroot 14 9,6 9 19 groot zeer groot 12 12 14,8 11,3 10 9 19 17 Territoria van de Meerkoet in 2012. 18 Kraanvogel De Kraanvogel kan sinds 2010 toegevoegd worden aan de lijst van Winterswijkse broedvogels. Evenals in 2010 en 2011 verbleef in het voorjaar langere tijd een paartje Kraanvogels in het Korenburgerveen-complex. In 2012 werd een paartje met enige regelmaat waargenomen in de periode 15 maart- 1 mei. Mogelijk pendelde dit paartje tussen het Korenburgerveen en het Wooldse veen. In het Wooldse veen is op 5 mei voor het laatst een paar waargenomen (zie korte bijdrage over de Kraanvogels in het Korenburgerveen verderop in deze Leunink). Kleine Plevier (12 territoria) Ook in 2012 was de Oude Maat bij Zieuwent hofleverancier met tenminste 3 territoria. Ook het plagwerk aan de Koolmansdijk ging niet aan de Kleine Plevieren voorbij: 2 territoria. Verder waren er de nodige “vaste” broedplaatsen bezet als de Steengroeve en ’t Hilgelo. Het industrieterrein bij Winterswijk was ook weer eens goed voor een paar. Net aan de westkant van het werkgebied langs de Veengoot werden 2 territoria gemeld (zie ook Zomertaling). Een viertal in recente jaren belangrijke broedplaatsen waren niet bezet (zie tabel). Met name het ontbreken bij De Vlijt was opmerkelijk; hier lijkt nog veel geschikt gebied voorhanden. Dit jaar werd er overigens wel zeer actief klei gewonnen…. naam telgebied Oude Maat Zieuwent plaggebied Koolmansdijk plagstrook natuurontwikkeling Veengoot west* 't Hilgelo slikvelden steengroeve De Kool Heelweg Poel bij De Timp industrietterrein Veenslat oost Winterswijk Kossinkweg gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 type omvang plagstrook plagstrook gerenatureerde beekloop slikvelden steengroeve weidepoel weidepoel groot groot 3 2 0,4 0,3 1 2 4 2 middelgroot groot zeer groot groot groot 2 1 1 1 1 0,0 1,6 0,9 0,5 0,3 0 10 8 3 3 0 3 2 3 1 industrieterrein groot plagstrook groot ondergelopen agrarische Groote Veld II percelen middelgroot De Vlijt meertje groot SKB weidepoel middelgroot Grote plas Bredevoort zandwinplas zeer groot Lievelderveld plagstrook groot *locatie gelegen net ten westen van het werkgebied 1 1 0,1 0,1 1 1 1 1 1 0,0 0,5 0,5 0,4 0,4 0 5 4 4 4 0 1 2 1 1 19 Territoria van de Kleine Plevier in 2012. Kwartel (13 territoria) De vastgestelde aantallen Kwartels lagen met 13 territoria aanzienlijk lager dan in het goede kwarteljaar 2011 (25 territoria). Toch wel weer een redelijk jaar….. Verspreiding van de Kwartel in de Zuidoost-Achterhoek in 2012 Visdief (1 territorium) Gedurende een drietal jaren (1998-2000) verbleef een paartje Visdieven op het industrieterrein van Dinxperlo. Dat waren tot op heden de enige bekende gevallen in ons werkgebied. Vorig jaar en ook weer dit jaar waren er geregeld Visdieven te bewonderen op ’t Hilgelo en op de plassen bij Bredevoort en een enkele keer ook elders. De waarneming van Gejo Wassink sloeg echter de records: 27 juli paartje visdief met minimaal 2 bedelende jongen op industriegebouw aan Buijs 20 Ballotstraat in Lichtenvoorde. Citaat uit de mail van Gejo Wassink: “Toen zaten ze er in ieder geval al 14 dagen volgens mijn moeder, die al direct gemerkt had dat het geen meeuwen waren! Op de bewuste dag zag ik twee adulten met trage vleugelslagen rondvliegen en op de dakrand van de industriegebouwen zag ik de jongen (volledig uitgegroeid en vliegvlug, maar nog wel bedelend en soms de ouders achtervolgend). Het was achter de Buysballotstraat. Daar loopt een beek met zo’n opvangbekken. Ik had verwacht dat ze wel meer bij dat water zouden zitten, maar ze vlogen vaak net iets hoger dan de industriegebouwen. Vangen ze ook insekten in de lucht ?????”. Sedert een aantal jaren broeden ze op een 10 km ten zuiden van de Nederlandse grens tussen Bocholt en Borken in het NSG Versunken Bokelt bij Rhede. Mogelijk dat vogels van daaruit voedselvluchten het Nederlandse in maken? Hoe het ook zij, we hebben de waarneimng van Gejo maar als broedgeval ter plaatse aangemerkt. Oehoe (1 territorium) Het bekende territorium in Ratum was ook in 2012 weer bezet en er vlogen opnieuw twee jongen uit. Net als in voorgaande jaren was het wel en wee van het paar te volgen via ‘Beleef de Lente’ van Vogelbescherming Nederland. Vanaf het voorjaar 2013 is de broedplaats live via een webcam te volgen op www.volgdeoehoe.nl Ruigpootuil (0 territorium) Na een vermoedelijke waarneming van een roepend mannetje in NO-Ratum op 26 mei 2012 (P.Leemreise & B.Wagener) en een mogelijk roepend mannetje iets zuidelijker in Ratum in januari 2013 (opgenomen op webcam van ‘volg de Oehoe’), is het wellicht verstandig om toch maar eens gericht op zoek te gaan naar deze bosbewonende uilensoort. Wie gaat de eerste Ruigpootuil in de ZO-Achterhoek vaststellen…. Nachtzwaluw (1 territorium) Alleen in het Wooldse Veen is een territorium vastgesteld. Op 23 mei werd voor het eerst een zingend mannetje waargenomen, later gevolgd door waarnemingen van een man en een vrouw. 21 IJsvogel (17 territoria) Met 17 territoria hadden we toch weer een flink aantal IJsvogels binnen onze grenzen. Zeker als we bedenken dat ook de winter 2011/’12 wederom niet zacht te noemen was. De meeste paren broeden doorgaans langs de natuurlijke beeklopen in Winterswijk zuid en oost: naam telgebied Ratumse Beek Boven Slinge Kotten Woold Willink beek bovenloop Boven Slinge benedenloop Ratumse Beek bypass Gr.Slinge Vreehorst bypass Rozenbosch Lage Koningsstoel oude zwembad Vragender Kleine Beek Bosje bij goot Slatdijk Boven Slinge Hogebekevonder type natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop gerenatureerde beekloop natuurlijke beekloop weidepoel meertje natuurlijke beekloop gegraven watergang natuurlijke beekloop omvang aantal gemiddelde jaren maximum aantal per bezet aantal jaar 2002- 200220022012 2011 2011 2011 middelgroot 5 4,6 10 6 groot 4 4,2 10 7 middelgroot 2 1,3 9 3 groot 1 1,4 9 3 groot 1 1,1 9 2 klein 1 0,8 7 2 klein middelgroot groot 1 1 1 0,4 0,4 0,4 4 4 4 1 1 1 middelgroot 0,8 7 2 klein 0,5 5 1 groot 0,5 5 1 Territoria van de IJsvogel in 2012 22 Hop (0 territoria) Na de 3 territoria in 2011 waren de verwachtingen hoog gespannen. Helaas kon in 2012 geen territorium vastgesteld worden. Er werd slechts éénmaal een Hop waargenomen en dat was op 4 mei in Kotten. Te weinig om een territorium vast te stellen. Draaihals (1 territorium) De bekende broedplaats in het Meddosche veen was ook in 2012 weer bezet. Hier werd op 13 en 30 april door J. Rademaker een roepend mannetje waargenomen. De waarneming van een foeragerende Draaihals in Kotten op 15, 18 en 27 april werd als ‘doortrekker’ bestempeld. Deze vogel werd uitsluitend foeragerend waargenomen, zonder indicatie voor een territorium. Middelste Bonte Specht (51 territoria) Niet minder dan 51 territoria van de Middelste Bonte Specht werden er in 2012 in ons werkgebied vastgesteld, dat is een toename van 10 territoria t.o.v. 2011. Door de grootschalige broedvogelkartering in Ratum werd een actueel en volledig beeld verkregen van de verspreiding in de bosrijke oosthoek van het werkgebied. Verspreiding van de Middelste Bonte Specht in de Zuidoost-Achterhoek in 2012 23 Boomleeuwerik (14 territoria) Het zwaartepunt van het voorkomen van de Boomleeuwerik in het Winterswijkse ligt in Ratum. Dat kwam mooi uit in 2012: toen hebben we namelijk een groot deel van Ratum intensief onder de loep genomen. Dat leverde maar liefst 11 territoria op. De waarnemingen die in deze territoria zijn verzameld tijdens de 8 inventarisatieronden zijn hieronder in een tabel opgenomen. Het aantal waarnemingen op grond waarvan de territoria werden vastgesteld bedroeg 2 x 2, 5 x 3, 2 x 4 en 2 x 5. In totaal dus 37 waarnemingen tijdens 8 ronden. Dit betekent een trefkans per territorium van 42%. De meeste territoria kenden slechts zang als hoogste code (7x); paren met balts en alarm werden in 2 territoria gemeld; voedselvlucht in 1 en uitgevlogen jongen ook in 1. Er wordt dus in ieder geval wel succesvol gebroed. Overigens is het niet gemakkelijk de Boomleeuweriken later in het seizoen te zien te krijgen. Als de maïs eenmaal uitgegroeid is wordt het lastig. Naast de verspreiding in Ratum werd succesvol gebroed op een natuurontwikkelingsperceel in de Vennebulten (PL) en werd een territorium vastgesteld in het Meddosche veld en één in de Besselinkschans/Grijze Veld. Verspreiding van de Boomleeuwerik in de Zuidoost-Achterhoek in 2012. 24 3 7 2 1 5 2 2 Plagge2 zang bied 3 1 4 2 3 5 2 4 6 2 7 2 8 5 4 3 3 9 6 5 zang hei zang hei 2 11 6 3 Ronde 8 16 juni 15 juli 1-15 juni Ronde 7 graa zang maïs zang maïs zang maïs zang maïs zang maïs zang n zang hei paar, zang paar /balt den 5 s wei ext. ext. GrasGras2 zang land zang land 14 2 2 zang maïs zang maïs zang hei zang hei zang hei zang maïs maïs, ext. Graszang land zang maïs zang hei zang hei 2 zang mais zang maïs maïs, ext. GrasVliezang land voer gend zang maïs zang zang 10 6 16-31 mei Ronde 6 1-15 mei Ronde 5 Ronde 4 16-30 april 1-15 april Ronde 3 Ronde 2 16-31 maart Ronde 1 1-15 maart terr # plot aantal wrn. maximale code 1 1 alar m weg paar berm 2 zang mais Plagge12 zang bied zang Plagge- uitge zang bied vl.juv ext. Grasmais zang land mais, ext. grasmais zang land ext.grasland Plaggebied Aantal waarnemingen per ronde 5 3 5 8 4 5 5 1 Waarnemingen per territorium in Ratum in 2012 De locaties waar de leeuweriken werden waargenomen in Ratum kenmerken zich door korte vegetatie (zie taartdiagram). Daarbij is het opvallend dat maïsvelden ook zeker niet gemeden worden (dat is ook moeilijk in ons huidige agrarische landschap…..). 25 heide plaggebied mais paardenwei wegberm ext.grasland graan Er lijkt geen seizoenspatroon te zitten in het gebruik van verschillende habitats (zie de beide onderstaande grafieken). Alleen bij de heiderelicten lijkt het er op dat ze vooral in april van belang zijn. 10 9 8 graan 7 ext.grasland 6 5 wegberm 4 paardenwei 3 mais 2 plaggebied 1 heide 0 Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde 1 2 3 4 5 6 7 8 De territoria buiten Ratum zijn gebaseerd op de navolgende waarnemingen: in Huppel bij de Valkeniersbulten (zangwaarneming op 10 maart door S. Wamelink en op 7 april door R. Kwak), in het gebied Grijze Veld/Besselinkschans (paar fouragerend 22 april in de Besselinkschans door S. Wamelink, 25 juli waarneming van een fouragerend paar op het plaggebied bij het Grijze Veld en in de Vennebulten (meerdere waarnemingen). De Boomleeuwerik is met een langzame, maar gestage opmars bezig in het werkgebied van de VWG met als voorlopig hoogtepunt de veertien territoria die in 2012 zijn vastgesteld. 26 Oeverzwaluw (49 bewoonde holen) In 2012 is naast de bekende Oeverzwaluwkolonie in het zanddepot aan de westkant van ’t Hilgelo bij de Morskersdriehuisweg in Huppel eveneens een kleine kolonie in een gronddepot bij Sevink Mölle ontdekt en een kleine kolonie op het industrieterrein Lindenbrook in Lichtenvoorde. In de kolonies werden respectievelijk 44, 3 en 3 bezette nesten vastgesteld. Aanzicht op de Oeverzwaluwkolonie in een bult zand bij Sevinkmölle in Meddo (foto auteurs). Grote Gele Kwikstaart (51 territoria) Net als de IJsvogel wist ook de Grote Gele zich goed te handhaven. Met 51 territoria zitten we weer op een mooi niveau. De belangrijkste beek voor de Grote Gele Kwikstaart is de Boven-Slinge. 27 De meeste paren zitten langs de (grotere) natuurlijke beeklopen: naam telgebied Boven Slinge Kotten Woold Ratumse Beek Willink beek Boven Slinge Aalten Dorp benedenloop Ratumse Beek Kleine Beek Groenlosche Slinge begin type natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop gekanaliseerde beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop natuurlijke beekloop omvang groot gemiddelde aantal per jaar 20022012 2011 aantal jaren maximum bezet aantal 200220022011 2011 11 10,1 10 16 middelgroot 7 5,3 10 10 middelgroot 3 2,7 10 4 groot 3 1,9 9 3 groot 2 1,7 9 3 middelgroot 2 1,8 9 3 groot 2 1,6 9 2 Mooi waren de twee territoia in het westen van het werkgebied langs resp. de Aaltense Slinge en de Keizersbeek. Territoria van de Grote Gele Kwikstaart in 2012. 28 Roodborsttapuit (47 territoria) Door de vestiging van de soort in het agrarische cultuurlandschap, wordt het steeds lastiger een totaalbeeld van de verspreiding van deze soort te verkrijgen. De kerngebieden Korenburgerveencomplex + randzone, Wooldse Veen + randzone en het Kleine Goor waren weer goed bezet. Buiten deze kerngebieden zijn verspreid over het hele werkgebied territoria vastgesteld. Onderzoek van P. Leemreise in 2012 heeft aangetoond dat ze soms genoegen nemen met een smalle sloot, omgeven door intensief bewerkt en soortenarm grasland. Zie artikel elders in deze Leunink voor meer details. Kramsvogel (2 territoria) In het inventarisatiegebied in Ratum werden op een vijftal plaatsen hoopvolle waarnemingen verricht, maar allen op één na, waren eind april verlaten. Dit ene territorium bevond zich tegen de Duitse grens in het Tenkinkbos en er werden 2x alarmerende vogels gehoord (27 april en 12 mei) en op 27 mei was er nog een “zingende” vogel aanwezig. Ondanks de sterke afname van de Kramsvogel na het topjaar 1993 toen er 34 territoria vastgesteld werden, lijkt de soort zich te handhaven op een zeer laag niveau van 1-2 territoria die jaarlijks vastgesteld worden. Deze dichtheid komt overeen met de dichtheid zoals deze in de jaren 19761983 werd vastgesteld. Het zeer verspreid voorkomen in lage dichtheden maakt het vaststellen van een territorium tot een toevalstreffer. Het is afwachten of er in de komende jaren zonder grootschalige karteringen nog steeds Kramsvogels gemeld zullen worden. 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Aantalsontwikkeling van de Kramsvogel in de Zuidoost-Achterhoek 1997-2012. Kortsnavelboomkruiper (8 territoria) Deze heimelijke bewoner van oude structuurrijke gemengde bossen doet het goed in de ZuidoostAchterhoek. Een speciale ‘Kortsnavelexcursie’ in de Bekendelle op 4 maart 2012 leverde maar liefst vier territoria op. Daarnaast werd een zingend mannetje gehoord in de randzone van het Wooldse Veen, Aarnink, Tenkinkbos en ’t Rot. Tijdens een speciale invantarisatieronde voor deze soort in ’t Rot (Woold) werd op drie plekken een zingend mannetje waargenomen. Deze begon vrijwel direct na het afspelen van geluid te reageren door te zingen. Helaas zijn er geen uitsluitende waarnemingen 29 verricht waardoor de drie waarnemingen op basis van de fusie-afstand tot één territorium zijn gerekend. Verspreiding van de Kortsnavelboomkruiper in de Zuidoost-Achterhoek in 2012. Verspreiding van de Kortsnavelboomkruiper in de Bekendelle 2012 en de drie locatie waar een zingende Kortsnavelboomkruiper is gehoord op 8 april in ’t Rot. Deze drie niet-uitsluitende waarnemingen zijn als één territorium samengevoegd. Grauwe Klauwier (4 territoria) In 2012 werd één territorium minder vastgesteld dan in het jaar ervoor. Wederom lag het ‘zwaartepunt’ van de verspreiding rond het Korenburgerveen. Alleen in Huppel werd met zekerheid succesvol gebroed. Het territorium aan de westzijde van het Korenburgerveen betrof een ongepaarde man, terwijl aan de oostzijde en net ten noorden van het Wooldse Veen een roepend mannetje is waargenomen. Dit duidt op broedverdacht gedrag. Nader bijzonderheden ontbreken. 30 Verspreiding van de Grauwe Klauwier in de Zuidoost-Achterhoek in 2012. 14 12 10 8 6 4 2 2012 2010 2008 2006 2004 2002 2000 98 96 94 92 90 88 86 84 82 80 78 76 74 0 Aantalsontwikkeling van de Grauwe Klauwier in de Zuidoost-Achterhoek 1974-2012. Roek (100 bezette nesten) Voor het eerst sinds mensenheugenis werd een kolonie Roeken in het Winterswijkse gevonden. Op 16 maart werden door Jan Stronks langs de Balkenschotweg in Meddo 10 nesten aangetroffen; op de 18e maart waren het er tenminste 11 (R.Kwak, B.v.Jaarsveld, H.v.Soldt) en tenslotte bij een hernieuwde telling op 28 maart bleken er 14 nesten bewoond te zijn (Jan Stronks). Natuurlijk broeden al een aantal jaren Roeken in het zuidwestelijke deel van het werkgebied in de buurt van Dinxperlo. Dat was in 2012 ook weer het geval. Nog eens 3 nieuwe kolonies werden aangetroffen in de kernen van IJzerlo en Dinxperlo en aan de Boschlaan in Lichtenvoorde met resp. 54, 21 en 4 bezette nesten. De vestiging van de kolonies in en rond Dinxperlo lijkt een opdeling van reeds bestaande grotere kolonies net over de grens van ons werkgebied. De nieuwvestigingen in Winterswijk en Lievelde wordt mogelijk veroorzaakt door een 31 opdeling van bestaande kolonies in Eibergen. Daar zijn sommige kolonies bijna gehalveerd t.o.v. het voorgaande jaar (kolonie Ballastput Eibergen; van 92 naar 42 bron: Sovon 2013). We zullen de nieuwe kolonies de komende jaren volgen in hun ontwikkeling. Het afgelopen jaar liet wel zien dan zelfs redelijk grote kolonies (54 IJzerlo) spontaan ergens kunnen ontstaan. De kolonies in IJzerlo, Dinxperlo, Lievelde en Winterswijk zijn allen gevestigd in Amerikaanse eiken. Verspreiding van de Roek in de Zuidoost-Achterhoek in 2012 Europese Kanarie (4 territoria) Het kost anno 2012 weer moeite om een zingende Europese Kanarie te horen. Na het topjaar 1992 waarin 22 territoria werden vastgesteld, zijn de aantallen langzaam maar gestaag afgenomen tot 4 in 2012. Alle vier werden in de dorpskern van Winterswijk vastgesteld. Daarmee is het voorkomen vergelijkbaar met de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw (1-5 territoria). Er werden géén Europese Kanaries gemeld uit Lichtenvoorde, Aalten en Dinxperlo. Opgemerkt moet worden dat daar waarschijnlijk ook weinig naar deze soort gezocht is omdat er slechts enkele vogelaars wonen. Weidevogels en roofvogels Van beide soortgroepen zijn geen vlakdekkende resultaten bekend geworden. Zowel de weidevogels als ook de roofvogels worden gevolgd via het BMP-weidevogels (Schröder) en BMP-roofvogels (div. tellers). Kerk- en Steenuil De aantalsontwikkeling van de Kerkuil in de Zuidoost-Achterhoek wordt gevolgd door enkele leden van de vogelwerkgroep. De resultaten worden aangeleverd aan de werkgroep Kerkuilen Nederland. In het archief van de VWG ontbreken deze gegevens waardoor deze niet opgenomen kunnen worden in dit overzicht. De Steenuil wordt door van Harxen en Stroeken nauwgezet gevolgd, o.a. door een BMP-Steenuil in de omgeving van Meddo. Bevindingen van dit onderzoek en van aanvullend soortgericht onderzoek wordt regelmatig gepubliceerd. Zie www.steenuilenrondwinterswijk.nl voor meer informatie. 32 Moerasvogels Het Korenburgerveencomplex wordt behalve tijdens integrale broedvogelkarteringen zeer onvolledig onderzocht. Exacte aantallen en verspreiding van typische moerasvogels als Blauwborst, Snor, Rietzanger en Porseleinhoen ontbreken. Tenslotte Tijdens het opstellen van dit overzicht bleek opnieuw hoe belangrijk het is om de onderliggende waarnemingen (dat zijn de waarnemingen die verricht zijn en waarop uiteindelijk de vastgestelde territoria zijn gebaseerd) goed te documenteren. Voor enkele soorten ontbrak alle nadere informatie. Alleen een getal in de ‘BSP-lijst’ gaf aan dat iemand een territorium had vastgesteld. Zoals ook verwoord in het activiteitenoverzicht 2013, vraag ik alle waarnemers nogmaals om voor alle waarnemingen van zeldzame- en schaarse broedvogels in te voeren in het losse waarnemingenarchief ‘waarneming.nl’. Naast het feit dat deze gegevens duurzaam en veilig gearchiveerd worden, stelt het ons ook beter in staat om een jaaroverzicht te publiceren. Wij willen alle mensen die een bijdrage hebben geleverd aan dit overzicht bedanken voor de inzet en wij hopen dat het voorliggende overzicht een extra stimulans is om in het komende jaar dit opnieuw te gaan doen. 33 Recente gebiedsinventarisaties in de Zuidoost-Achterhoek: 2010 – 2011 & 2012 Robert Kwak Inleiding In 1977 begon de VWG met het uitvoeren van gebiedsinventarisaties in een gezamenlijke inspanning van meerdere leden van de VWG. De eerste inventarisatie uit 1977 werd uitgevoerd in het kader van advisering ten behoeve van de Ruilverkaveling Winterswijk-West. Er werden 11 proefvlakken geteld, verspreid over het RVK-gebied gelegen. De inzichten die dergelijke intensieve karteringen opleverden smaakten naar meer en vanaf 1978 werd er voor gekozen aaneengesloten gebieden te karteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebiedskarteringen die de VWG in de afgelopen decennia heeft uitgevoerd. Ook is de kartering in het kader van het Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk opgevoerd. Leden van de VWG hebben daar actief aan bijgedragen. Deze mega-kartering betrof het gehele WCL-gebied (20.145 ha) en daarnaast een strook aangrenzend gebied in Duitsland (3.391 ha). Aangezien bij deze kartering een groot deel van het werkgebied van onze VWG vlakdekkend werd gekarteerd bieden deze gegevens steeds een goed referentiepunt in de tijd bij nieuwe karteringen. Naast de grootschalige gebiedskarteringen zijn ook legio losse proefvlakken geteld, waaronder de reeks in het Aaltense Goor het meeste bewondering afdwingt. Al deze gegevens, zowel van de grotere karteringen als van de losse proefvlakken, zijn in een database opgenomen. Daarover zullen we laten nog wel eens berichten. In deze bijdrage worden de resultaten van de laatste drie gebiedskarteringen besproken. Zij hebben één ding gemeen: het inventarisatierapport is nog niet klaar! 34 Recente karteringen In de tabel is te zien dat de traditie die in de zeventiger jaren begon in 2005 weer is opgepakt. Van vijf karteringen zijn inmiddels rapportages verschenen. Van de laatste drie zijn ze in voorbereiding. In het navolgende worden de resultaten van deze drie karteringen in samengevatte vorm gepresenteerd. Overzicht van gebiedskarteringen in de Zuidoost-Achterhoek gebied jaar Ruilverkaveling Winterswijk-West 1977 855 Woold 1978 1.100 8 Ratum 1979 860 7 Woold/Miste 1980 1.250 8 Korenburgerveen 1981 477 6 Kotten 1983 563 3 Meddo 1988 999 10 Winterswijk Dorp 19881993 1.476 48 Korenburgerveen 1994 477 7 Lievelderbroek 1995 364 2 WCL-Gebied Winterswijk 19951999 23.536 Zwarte VeenVennebulten Heelweg-Oost, Barlo & Dale 1996 427 ? 1997 974 3 Korenburgerveen 2002 477 7 IJzerlo-Lintelo 2005 802 4 Aaltense Goor e.o. 2006 1.039 7 Lievelde 2007 863 5 Besselinkschans-Grijze Veld Woold 2008 1.095 6 20082009 2010 2011 2012 1.171 7 529 871 860 7 5 6 Korenburgerveen Kotten Ratum opp (ha) aantal proefvlakken 11 100 Rapportage Kwak Robert (red). 1977. De functie van het ruilverkavelingsgebied Winterswijk-West voor vogels. 109 pp. Grotenhuis Jan, Robert Kwak, Rudi Lanjouw & Alex Schotman. 1979. Broedvogelinventarisatie WooldWinterswijk 1978. 145 pp. Grotenhuis Jan (red). 1982. Broedvogelinventarisatie Ratum-Winterswijk 1979. 120 pp. Grotenhuis Jan (red). 1983. Broedvogelinventarisatie Woold/Miste-Winterswijk 1980. 142 pp. Grotenhuis Jan (red). 1983. Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen-Winterswijk 1981. xx pp. Grotenhuis Jan (red). 1988. Broedvogelinventarisatie Kotten-Winterswijk 1983. 109 pp. Kwak Robert & Jan Stronks (red). 1991. Broedvogelinventarisatie Meddo-Winterswijk 1988. 159 pp. Kwak Robert. 2006. Broedvogelinventarisatie Dorp Winterswijk 1988-1993 - met aanvulling uit de jaren 19942006 -. 221 pp. Kwak Robert & Jan Stronks (red). 1994. Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen 1994. 168 pp. Leemreise P.E.B. 1995. Broedvogelinventarisatie Lievelderbroek 1995. 46 pp. Biologische Station Zwillbrock. 2000. Eindrapportage natuur-, bos en landschapswaarden WCL-Winterswijk. 271 pp. Biologische Station Zwillbrock. 2000. Atlas van de fauna van het WCL-gebied Winterswijk. 222 pp. Wassink G. & P. Leemreise. 1996. Broedvogelinventarisatie Zwarte Veen / Vennebulten 1996. Leemreise Pim & Gejo Wassink. 1997. Broedvogelinventarisatie Heelweg-Oost, Barlo & Dale 1997. 154 pp. Kwak Robert. 2003. Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen 2002. 176 pp. Kwak Robert & Rody Schröder. 2006. Broedvogelinventarisatie IJzerlo-Lintelo 2005. 143 pp. Kwak Robert. 2008. Broedvogelinventarisatie Aaltense Goor en Zwarte Veen, Vennebulten, Wolboom, De Reitte en Het Goor 2006. 237 pp. Kwak Robert m.m.v. Sylvain Wamelink. 2010. Broedvogels van Lievelde in 2007. 215 pp. Kwak R. 2010. Broedvogels van Besselinkschans - Grijze Veld in 2008. 230 pp. Leemreise P. 2012. Broedvogels van het Woold in 20082009. 185 pp. In prep. In prep. In prep. 35 Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen 2010 Al in 1981 werd het Korenburgerveen-complex (KBV) voor de eerste maal integraal onderzocht door de VWG. Daarna in 1994, 2002 en dus weer in 2010. Bij de inventarisatie van het Korenburgerveencomplex (KBV) is steeds onderscheid gemaakt in “kern” (= hoogveen, moeras, heide, bos en ingesloten natuurgraslandjes) en “randzone” (=het omliggende agrarische gebied). Vooral in het eerste jaar was dat nog zeer relevant omdat alle omliggende grond als reguliere landbouwgrond in gebruik was. In de loop van de jaren is de randzone tot het reservaat gaan behoren. Oorspronkelijk ging het om 322 ha kern en 155 ha randzone. In 2010 is de gehele, nu in natuurbeheer zijnde randzone (de Natura-2000 grens) bij de kartering meegenomen. Daarmee werd de omvang van de randzone 207 ha. Resultaten KBV 2010 (tabel KBV 1) In 2010 werd het KBV opgedeeld in 7 proefvlakken, waarvan 1 proefvlak bestaande uit de westelijke randzone die al jaren door Pim Leemreise wordt geteld. Tijdens het broedseizoen werden de proefvlakken 8 keer in de vroege ochtenduren bezocht door Jan Rademaker, Robert Kwak, Frans ter Bogt, Jan Stronks, Pim Leemreise, Rody Schröder, Sylvain Wamelink, Bert van Jaarsveld en Barry Teunissen. Daarnaast werden de gebieden enkele keren ‘s nachts bezocht. Aan het eind van het broedseizoen werden de bewoners van het gebied bezocht, om te vragen welke vogels in hun tuinen tot broeden waren gekomen (75% van de bewoners leverde de enquêteformulieren in). In de hierna volgende tabellen is te zien dat er een behoorlijk aantal nieuwe vestigingen (en hervestigingen) onder de broedvogels te bewonderen waren. Grauwe- en Nijlgans kwamen vooral tot broeden in de randzone aan de noordwestzijde, evenals de eendensoorten Krak-, Slob- en Kuifeend. 36 Verspreid over het gebied kwamen Sperwer, Bruine kiekendief en Wespendief tot broeden. Een bijzondere soort is de Kraanvogel, die sinds 2009 in het voorjaar aanwezig was. Ook in 2010 bleven de vogels tot ver in het voorjaar aanwezig. Een broedgeval kon nog niet aangetoond worden, maar kraanvogels verkennen een geschikt territorium eerst 4-5 jaar, waarna ze besluiten wel of niet te gaan broeden. Leuk zijn ook de soorten van de wat ruigere graslanden in de randzones, zoals Graspieper, Gele kwikstaart, Paapje en Grauwe klauwier. Naast nieuwe soorten is ook een aantal soorten verdwenen of sterk achteruit gegaan. Soorten van jonge beplantingen en struwelen als Roodborst, Winterkoning, Heggenmus, Braamsluiper en Fitis zijn sterk in aantal gedaald, o.a. door het massaal afsterven van berken en struiken in de hoogveenkernen (door vernatting). Goede redenen voor de afname van soorten als Wintertaling en Waterhoen zijn vooralsnog niet te geven. Vergelijking met oude inventarisaties (tabel KBV 2) Onderstaand tabellen geven de aantalveranderingen aan t.o.v. 1981. Eerst wordt het gemiddeld aantal territoria vermeld over de 4 karteringen en vervolgens de procentuele verandering in het aantal territoria van 1981 op 1994, 1981 op 2002 en 1981 op 2010. Wanneer het aantal in 1981 niet bekend was is drie maal een vraagteken ingevuld. Betreft het een nieuwe soort ten opzichte van 1981 dan staat er een dubbele plus in het betreffende jaar (“++”). Een “-“ betekent dat de soort in dat karteringsjaar niet is aangetroffen. Zeer sterk achteruit of zelfs verdwenen zijn: soortnaam Verdwenen of zeer sterk achteruit Δ% Δ% Δ% aantal pr gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010 Porseleinhoen Wulp Grote Karekiet Ekster Zomertortel Roodborst Nachtegaal Merel Matkop Ringmus 37 0,8 1,8 0,3 1,3 48,0 -100 -33 -100 100 -51 -100 -33 -100 100 -83 -100 -100 -100 -100 -95 334,0 9,3 281,0 45,5 11,3 -25 -90 -40 -13 ? -49 -93 -52 -33 ? -71 -90 -57 -56 ? Duidelijk afgenomen broedvogels zijn: soortnaam Duidelijk achteruit Δ% Δ% Δ% aantal pr gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010 Wintertaling Waterhoen Watersnip Steenuil 16,5 17,3 8,5 2,8 -82 -98 -68 -40 -39 -51 -74 -80 -79 -91 -79 -60 Winterkoning Heggenmus Braamsluiper Fitis Wielewaal Gaai Spreeuw Kneu 212,8 45,8 3,8 552,0 11,8 33,5 42,3 5,0 48 -39 -88 -23 89 5 ? ? 9 -44 -75 -43 67 -23 ? ? -41 -39 -50 -45 -33 -38 ? ? Koekoek Zanglijster Grauwe Vliegenvanger Huismus 27,0 105,0 34,3 15,7 20 -43 16 ? 36 -43 42 ? -24 -38 -16 ? 38 Bij de Boerenzwaluw is de lange termijn trend niet duidelijk. Daarnaast vertonen een groot aantal soorten een constant aantal of een fluctuerend aantal. Sommige soorten broeden slechts incidenteel in het KBV-complex. soortnaam Onbekend Constant Δ% Δ% Δ% aantal pr gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010 Boerenzwaluw Havik Boomvalk 5,0 5,5 0,8 ? 50 ++ ? 75 ++ ? 25 ++ Patrijs Kwartel Kievit 1,8 0,8 11,0 100 ++ -22 100 ++ 156 100 ++ -44 Houtduif Turkse Tortel Bosuil 70,0 0,8 4,8 -27 -100 100 -28 0 -25 -4 0 0 Ransuil Draaihals Veldleeuwerik 3,8 1,0 2,0 50 ++ -67 300 ++ -33 0 ++ -33 92,3 2,8 65,8 21 50 11 -21 50 75 1 50 -7 Tuinfluiter Goudhaan Staartmees 131,5 1,8 34,5 2 200 64 -15 0 123 -5 100 41 Koolmees Rietgors Wilde Eend (incl. Soepeend) 152,3 72,5 40,5 3 -31 -14 5 -46 29 8 -11 -29 Zomertaling Torenvalk Waterral* 1,0 0,5 57,8 -61 ++ ++ -60 ++ -86 Fluiter Zwarte Mees Grutto 5,8 1,8 0,3 ++ ++ - ++ ++ ++ ++ ++ - Tureluur Kerkuil IJsvogel 0,3 0,3 0,0 - ++ - ++ - Boompieper Zwarte Roodstaart Kleine Karekiet Fluctuerend Incidenteel *De Waterral is zeer wintergevoelig; maar mogelijk is toch sprake van een reële achteruitgang. 39 Gelukkig kunnen heel wat soorten zich verheugen in een toename van de aantallen. Vooruit Sterk Vooruit Zeer sterk vooruit soortnaam Fazant Houtsnip Grote Bonte Specht Kleine Bonte Specht Witte Kwikstaart Gekraagde Roodstaart Grote Lijster Sprinkhaanzanger Zwartkop Tjiftjaf Glanskop Kuifmees Zwarte Kraai Vink Goudvink Appelvink Geelgors Dodaars Buizerd Meerkoet Holenduif Groene Specht Zwarte Specht Bosrietzanger Grasmus Bonte Vliegenvanger Pimpelmees Boomkruiper Groenling Blauwborst Roodborsttapuit Spotvogel Boomklever aantal pr gemiddeld 18,3 15,5 33,0 13,8 11,0 18,5 11,0 18,3 125,8 177,8 16,3 4,5 14,0 154,0 33,3 17,8 29,5 4,5 6,0 9,5 5,0 5,5 2,3 23,0 66,3 5,8 61,3 37,3 2,3 15,0 8,0 6,8 10,5 40 Δ% 19811994 57 89 65 150 17 78 50 73 -7 66 60 33 78 51 35 525 -4 -67 33 -80 ++ ++ ++ 100 87 50 45 233 -100 ++ ++ 133 800 Δ% 19812002 -21 133 70 183 233 156 25 55 4 49 50 67 78 92 31 650 4 33 167 260 ++ ++ ++ 420 67 300 92 300 100 ++ ++ 67 1600 Δ% 19812010 86 67 39 183 83 189 75 136 29 67 140 100 67 61 46 200 21 233 200 180 ++ ++ ++ 920 126 400 108 308 500 ++ ++ 300 1400 De kroon op het werk bij al het natuurherstel in het KBV-complex en de randzone zijn natuurlijk de nieuwe broedvogels. Voor twee soorten betreft het zeker hervestigingen, maar mogelijk geldt dat ook voor een groot deel van de andere soorten zoals Wespendief, Bruine Kiekendief, Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Graspieper, Gele Kwikstaart, Grauwe Klauwier en Putter. Hervestiging Nieuwe broedvogels soortnaam Snor Rietzanger Grauwe Gans Nijlgans Krakeend Slobeend Kuifeend Wespendief Bruine Kiekendief Sperwer Kraanvogel Nachtzwaluw Boomleeuwerik Graspieper Gele Kwikstaart Paapje Grauwe Klauwier Kauw Putter aantal pr gemiddeld 0,5 1,8 14,0 1,5 1,0 0,3 0,5 1,0 0,3 0,8 0,3 0,3 0,5 2,5 0,8 0,3 2,0 1,8 2,8 Δ% 19811994 ++ ++ ++ - Δ% 19812002 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ - Naar biotoop ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten): 41 Δ% 19812010 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ Tabel KBV 1 BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN 2010 Oppervlakte (ha) --> Dodaars Grauwe Gans Nijlgans Krakeend Wintertaling Wilde Eend (Incl. Soepeend) Zomertaling Slobeend Kuifeend Wespendief Bruine Kiekendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Boomvalk Patrijs Kwartel Fazant Waterral Porseleinhoen Waterhoen Meerkoet Kraanvogel Kievit Watersnip Houtsnip Grutto Wulp Tureluur Holenduif Houtduif Turkse Tortel Zomertortel Koekoek Kerkuil Steenuil Bosuil Ransuil Nachtzwaluw IJsvogel Draaihals Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Tabel KBV 1 totaal kern randzone 529 10 52 5 4 7 30 1 1 1 3 1 5 2 9 1 1 4 1 36 17 0 5 15 1 5 4 15 0 0 0 15 82 1 6 20 2 3 4 2 1 0 2 14 4 35 322 2 14 1 2 6 16 1 0 0 3 1 5 2 9 0 1 0 0 10 16 0 3 1 1 2 4 14 0 0 0 4 60 0 6 17 0 0 4 2 1 0 2 9 3 29 207 8 38 4 2 1 14 0 1 1 0 0 0 0 0 1 0 4 1 26 1 0 2 14 0 3 0 1 0 0 0 11 22 1 0 3 2 3 0 0 0 0 0 5 1 6 42 Oppervlakte (ha) --> Heggenmus Roodborst Nachtegaal Blauwborst Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Paapje Roodborsttapuit Merel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grote Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Goudhaan Grauwe Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Staartmees Glanskop Matkop Kuifmees Zwarte Mees Pimpelmees Koolmees Boomklever Boomkruiper Wielewaal Grauwe Klauwier Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Huismus totaal kern randzone 529 47 159 3 32 4 30 2 30 210 99 14 26 2 5 52 51 0 15 6 97 137 162 13 217 432 2 27 12 34 24 27 6 4 86 176 20 54 6 5 25 0 1 16 43 29 322 23 133 3 31 0 16 0 9 141 77 10 20 2 5 33 37 0 5 1 42 90 108 13 147 371 2 18 6 23 18 24 5 3 50 120 11 35 5 3 21 0 0 12 8 0 207 24 26 0 1 4 14 2 21 69 22 4 6 0 0 19 14 0 10 5 55 47 54 0 70 61 0 9 6 11 6 3 1 1 36 56 9 19 1 2 4 0 1 4 35 29 Tabel KBV 1 (vervolg) BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN 2010 Kleine Bonte Specht Boomleeuwerik Veldleeuwerik Boerenzwaluw Boompieper Graspieper Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning totaal aantal soorten totaal aantal paren/terr. totaal kern randzone 18 2 2 18 94 5 1 20 127 16 2 0 0 77 0 0 0 98 2 0 2 18 17 5 1 20 29 101 84 3559 2378 81 1181 43 Ringmus Vink Groenling Putter Kneu Goudvink Appelvink Geelgors Rietgors totaal kern randzone 10 185 9 13 6 39 13 42 83 2 120 2 5 3 35 11 5 70 8 65 7 8 3 4 2 37 13 Tabel KBV 2. BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN bij herhaalde karteringen in 1981 – 1994 – 2002 – 2010 (477 ha) Dodaars Grauwe Gans Nijlgans Krakeend Wintertaling Wilde Eend (Incl. Soepeend) Zomertaling Slobeend Kuifeend Wespendief Bruine Kiekendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Boomvalk Patrijs Kwartel Fazant Waterral Porseleinhoen Waterhoen Meerkoet Kraanvogel Kievit Watersnip Houtsnip Grutto Wulp Tureluur Holenduif Houtduif Turkse Tortel Zomertortel Koekoek Kerkuil Steenuil Bosuil Ransuil Nachtzwaluw IJsvogel Draaihals Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Kleine Bonte Specht Boomleeuwerik Veldleeuwerik Tabel KBV 2 (vervolg). 1981 1994 2002 2010 3 0 0 0 33 1 0 0 0 6 4 4 1 0 20 10 52 5 4 7 42 0 0 0 0 0 4 0 3 0 0 1 0 14 119 3 43 5 0 9 19 9 0 3 0 0 82 1 112 25 0 5 4 2 0 0 0 0 0 23 6 0 3 36 0 0 0 0 0 6 0 4 2 1 2 1 22 47 0 1 1 0 7 6 17 0 2 0 3 60 0 55 30 0 3 8 3 0 0 1 5 2 38 15 0 1 54 3 0 1 1 0 7 1 8 2 1 2 1 11 48 0 21 18 0 23 5 21 1 2 1 6 59 1 19 34 0 1 3 8 0 0 1 4 3 39 17 0 2 30 1 1 1 3 1 5 2 9 0 1 2 1 26 17 0 4 14 1 5 4 15 0 0 0 11 71 1 6 19 1 2 4 2 1 0 2 13 4 32 17 2 2 44 1981 1994 2002 2010 Heggenmus Roodborst Nachtegaal Blauwborst Zwarte Roodstaart 66 522 29 0 2 40 394 3 11 3 37 267 2 17 3 40 153 3 32 3 Gekraagde Roodstaart Paapje Roodborsttapuit Merel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grote Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Goudhaan Grauwe Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Staartmees Glanskop Matkop Kuifmees Zwarte Mees Pimpelmees Koolmees Boomklever Boomkruiper Wielewaal Grauwe Klauwier Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Huismus Ringmus Vink Groenling 9 0 0 447 152 8 11 0 0 5 55 1 3 8 39 138 118 0 122 764 1 31 2 22 10 61 3 0 38 146 1 12 9 0 39 1 0 9 + + + 102 1 16 0 1 269 86 12 19 0 0 10 61 0 7 1 73 141 110 9 203 587 3 36 3 36 16 53 4 3 55 151 9 40 17 1 41 2 3 16 46 10 9 154 0 23 0 5 215 87 10 17 0 2 26 96 0 5 2 65 117 123 1 182 439 1 44 8 49 15 41 5 1 73 154 17 48 15 2 30 2 3 16 48 18 18 196 2 26 1 26 193 95 14 26 2 5 51 51 0 12 4 88 130 152 13 204 418 2 26 10 31 24 27 6 3 79 158 15 49 6 5 24 0 1 15 33 19 7 164 6 BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN bij herhaalde karteringen in 1981 – 1994 – 2002 – 2010 (477 ha) Boerenzwaluw Boompieper Graspieper Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning totaal aantal soorten totaal aantal paren/terr. 1981 1994 2002 2010 + 92 0 0 6 205 2 111 2 0 7 303 4 73 3 2 20 223 9 93 5 1 11 120 Putter Kneu Goudvink Appelvink Geelgors Rietgors Vuurgoudhaan 1981 1994 2002 2010 0 + 26 4 28 93 1 0 3 35 25 27 64 0 0 8 34 30 29 50 0 11 4 38 12 34 83 0 71 84 95 100 4088 3693 3511 3284 + = aanwezig, aantal onbekend ? = mogelijk broedvogel Ps. Bij deze vergelijking is uitbreiding van de randzone in 2010 natuurlijk niet meegenomen. 45 Broedvogelinventarisatie Kotten 2011 Resultaten Kotten 2011 (tabel Kotten 1) In 2011 werd in Kotten een gebied van ca. 871 ha integraal gekarteerd. Dit was beduidend meer dan de kartering in 1983: 560 ha. (zie kaart Kotten 1). In 1983 bedroeg het aandeel bos ca. 90 ha (16%) en In 2011 ca. 105 ha (13%) (zie kaart Kotten 2). Kaart Kotten 1 Kaart Kotten 2 Het gebied werd in 2011 opgedeeld in 5 proefvlakken die door middel van een rooster 8x gedurende het veldseizoen in de vroege ochtend werden bezocht door Barry Teunissen, Frans ter Bogt, Henk Krajenbrink, Jan Rademaker, Jan Stronks, Robert Kwak, Rody Schröder en Sylvain Wamelink. Bert van Jaarsveld en Wim de Leeuw droegen zorg voor de uileninventarisatie tijdens een aantal nachtbezoeken. Al met al was het een zeer geslaagde inventarisatie met de nodige zeldzame soorten: Dodaars (1), Grauwe Gans (2), Grote Canadese Gans (2), Boomvalk (2), Kerkuil (2), IJsvogel (2), Middelste Bonte Specht (1), Roodborsttapuit (3) en zeer spectaculaire soorten als Kramsvogel, Grauwe Klauwier, Draaihals en Hop (allen met 1 territorium). De Wespendief werd enkele keren gezien maar aanwijzingen voor broeden werden niet verkregen. Wat betreft de aantallen was met name het grote aantal Kwartels opmerkelijk. Maar liefst 12 territoria werden opgemerkt in dit overigens zeer goede Kwarteljaar. Verder was het met de soorten van het agrarisch gebied matig gesteld, al kan het altijd slechter (zie Ratum hierna!). Bosvogels waren goed vertegenwoordigd; vooral de spechten. De Fluiter (altijd al schaars in Kotten) ontbrak in 2011 geheel. 46 Vergelijking met oude inventarisaties (tabel Kotten 2) Tot onze beschikking staan twee grote inventarisatie waar we de situatie in 2011 mee kunnen vergelijken, 1983 (VWG kartering) en 1995-98 (WCL-kartering) en wat inventarisatiegegevens uit halverwege de 70-er jaren. Tabel Kotten 2 geeft het overzicht. Onderstaande tabelletjes geven de aantalsveranderingen voor de twee perioden: over de langere periode 1983 – 2011 resp. de kortere periode 1995-98 – 2011. Tevens is het gemiddeld aantal paren per jaar over de drie periode weergeven. Eerst de soorten waarvan de populaties zijn verminderd: - 6 soorten zijn in de afgelopen 40 jaar uit het gebied verdwenen - 17 soorten zijn sterk achteruit gegaan - 6 soorten zijn minder sterk achteruit gegaan ∆% Verdwenen Grutto Gele Kwikstaart Paapje Fluiter Rietgors Ortolaan Sterk Achteruit Patrijs* Tortelduif Ransuil* Veldleeuwerik Boerenzwaluw Huiszwaluw* Winterkoning Nachtegaal Zwarte Roodstaart Bosrietzanger Spotvogel Goudhaan Grauwe vliegenvanger Zwarte mees Spreeuw Huismus Ringmus Achteruit Heggemus Merel Tuinfluiter Staartmees Matkop Boomkruiper aantal pr gemiddeld 0 0 0 0 0 2 6 5 2 10 71 7 168 3 26 7 11 12 76 8 307 358 199 88 471 118 19 18 70 *sterk achteruit t.o.v. 1974-76 47 ∆% 1983/2011 1995-98/2011 n.v.t. n.v.t. -100 -n.v.t. n.v.t. -100 --100 --100 -0 0 -100 -50 0 ++ -95 -86 -51 139 125 333 -46 -34 -100 -33 -39 63 -100 125 -63 57 -53 20 -53 57 -100 -40 -62 -2 -52 -7 -75 -73 -18 13 -6 -23 -39 -31 -21 60 -20 -30 -31 14 29 soorten zijn in aantal min of meer gelijk gebleven of de aantallen fluctueerden zonder dat je van een duidelijke trend kunt spreken. Gelijk Soepeend Wilde Eend Havik Waterhoen Kievit Wulp Koekoek Kerkuil Bosuil IJsvogel Kleine Bonte Specht Grote Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Roodborst Roodborsttapuit Kramsvogel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Kleine Karekiet Braamsluiper Grasmus Fitis Vuurgoudhaantje Glanskop Koolmees Grauwe Klauwier Vink Kneu aantal pr gemiddeld 3 37 2 8 34 2 11 1 5 2 7 7 79 190 1 1 116 31 1 2 8 35 104 2 28 207 1 428 25 48 ∆% ∆% 1983/2011 -100 -11 0 -50 -23 100 -27 100 125 0 20 -57 -5 6 ++ ++ 1 -16 0 0 40 -13 -11 0 -11 3 0 -10 10 1995-98/2011 -100 14 50 60 -21 0 -23 100 900 100 14 -14 16 -24 ++ 0 34 -16 ++ -67 86 47 -10 -50 38 56 ++ -8 111 Dan zijn er een groot aantal soorten die het wel goed deden: - 13 soorten zijn licht vooruit gegaan - 17 soorten zijn sterk vooruit - 12 soorten hebben zich nieuw gevestigd. Vooruit Sterk vooruit Nieuw Torenvalk Houtsnip Turkse Tortel Groene Specht Grote Bonte Specht Boompieper Gekraagde Roodstaart Kuifmees Pimpelmees Wielewaal Gaai Appelvink Geelgors Sperwer Buizerd Fazant Scholekster Holenduif Houtduif Steenuil Zwarte Specht Zwartkop Tjiftjaf Bonte vliegenvanger Boomklever Ekster Kauw Zwarte kraai Groenling Goudvink Dodaars Grauwe Gans Grote Canadese Gans Nijlgans Kuifeend Boomvalk Kwartel Meerkoet Hop Draaihals Middelste Bonte Specht Putter aantal pr gemiddeld 2 2 9 8 40 18 40 9 125 7 35 15 61 2 8 56 2 23 242 3 3 164 227 40 52 12 47 40 35 16 0 0 1 1 1 1 4 4 0 0 0 4 49 ∆% ∆% 1983/2011 100 100 100 800 31 21 29 83 40 -100 86 67 26 300 233 159 300 675 112 150 300 155 89 167 113 367 -100 140 1500 850 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ 1000 ++ ++ ++ ++ 1995-98/2011 50 200 467 88 33 60 175 63 30 125 55 -19 71 400 44 248 ++ 257 29 200 150 56 27 161 113 440 82 119 140 42 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ 1000 ++ ++ ++ ++ Als we deze trends samenvatten naar het type landschap dat de soorten in Kotten prefereren ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten): 40 Nieuw 35 30 Sterk vooruit 25 Vooruit 20 Gelijk 15 Achteruit 10 5 wintergevoelig natuur water moeras oud bos bos naaldhout jongbos vochtig bos agrarisch gebied kleinschalig cultuurlandschap Sterk Achteruit 0 Verdwenen De grootste verliezen zien we bij de vogels van het agrarisch gebied en het kleinschalig cultuurlandschap. Ook de vogels van de vochtige en jonge bossen doen het minder goed. De meeste winst is te constateren bij de watervogels en een aantal erfvogels, terwijl de soorten die in allerhande opgaande boselementen broeden over het algemeen ook vooruit zijn gegaan. Het Aalbrinkbos in Kotten. 50 Tabel Kotten 1 BROEDVOGELS KOTTEN 2011 - 871 ha Dodaars Grauwe Gans Grote Canadese Gans Nijlgans Wilde Eend Kuifeend Wespendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Boomvalk Patrijs Kwartel Fazant Waterhoen Meerkoet Scholekster Kievit Houtsnip Wulp Stadsduif Holenduif Houtduif Turkse Tortel Tortelduif Koekoek Kerkuil Steenuil Bosuil Ransuil IJsvogel 1 1 2 4 40 4 ? 3 5 13 3 2 7 12 108 8 11 4 33 3 2 1 50 348 17 3 10 2 6 10 3 2 aantal soorten 95-96 aantal paren 5.466 Hop Draaihals Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Middelste Bonte Specht Kleine Bonte Specht Veldleeuwerik Boerenzwaluw Huiszwaluw Boompieper Graspieper Grote gele kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Nachtegaal Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Roodborsttapuit Merel Kramsvogel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter 51 1 1 15 5 52 1 8 1 79 13 24 2 6 95 133 98 192 2 31 66 3 460 1 145 31 1 9 1 11 13 44 95 Zwartkop Tjiftjaf Fitis Goudhaan Vuurgoudhaantje Grauwe vliegenvanger Bonte vliegenvanger Staartmees Glanskop Matkop Kuifmees Zwarte mees Pimpelmees Koolmees Boomklever Boomkruiper Wielewaal Grauwe Klauwier Gaai Ekster Kauw Zwarte kraai Spreeuw Huismus Ringmus Vink Groenling Putter Kneu Goudvink Appelvink Geelgors 256 316 104 12 2 72 73 24 33 16 13 6 164 268 85 75 9 1 51 27 60 68 257 325 84 455 72 12 38 27 17 87 Tabel Kotten 2 BROEDVOGELS KOTTEN bij herhaalde karteringen in de jaren: Kotten - klein 560 ha Kotten - groot 871 ha 1974-76 1983 1995-98 2011 1995-98 2011 Dodaars Fuut Grauwe Gans Grote Canadese Gans Nijlgans Soepeend Wilde Eend Kuifeend Wespendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Boomvalk Patrijs Kwartel Fazant Waterhoen Meerkoet Scholekster Kievit Houtsnip Wulp Grutto Stadsduif Holenduif Houtduif Turkse Tortel Tortelduif Koekoek Kerkuil Steenuil Bosuil Ransuil Nachtzwaluw IJsvogel Hop Draaihals Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Middelste Bonte Specht Kleine Bonte Specht Veldleeuwerik Boerenzwaluw Huiszwaluw Boompieper Graspieper 0 0 0 0 0 +? + 0 0 1 1 2-4 1 0 15-20 0 + + 0-1 1 11-16 0 1 1 (t/m '74) 0 2-4 + 1 (vanaf '77) 11-13 >11 1 2 8-9 5-7 0 1-2 0 0 6 1 + 0 4 23 + 10 (-38) 10 0 0 0 0 0 0 6 37 0 0 1 1 3 1 0 5 0 29 10 1 1 26 1 1 0 0 2-4 108 6 10-15 11 1 2 >4 >2 0 2 0 0 1 1 29 0 5 21 >100 4 14 0 0 1 0 0 0 4 25 0 0 1 0 7 2 0 5 0 21 4 1 0 26 1 1 0 0 11 187 2 2 8 1 1 1 0 0 1 0 0 6 2 31 0 6 6 21 0 14 0 1 0 1 2 3 0 33 4 ? 1 4 10 2 2 5 8 75 5 11 4 20 2 2 0 0 31 229 12 2 8 2 5 9 2 0 2 1 1 9 4 38 1 6 1 49 9 17 2 0 1 0 0 0 4 35 0 0 2 1 9 2 0 7 0 31 5 1 0 42 1 2 0 0 14 269 3 6 13 1 2 1 0 0 1 0 0 8 2 39 0 7 7 33 3 15 0 1 0 1 2 4 0 40 4 ? 3 5 13 3 2 7 12 108 8 11 4 33 3 2 0 1 50 348 17 3 10 2 6 10 3 0 2 1 1 15 5 52 1 8 1 79 13 24 2 Tabel Kotten 2 (vervolg 1) Kotten - klein 52 Kotten - groot 560 ha 871 ha BROEDVOGELS KOTTEN bij herhaalde karteringen in de jaren: Gele Kwikstaart Grote gele kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggemus Roodborst Nachtegaal Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Roodborsttapuit Paapje Merel Kramsvogel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Goudhaan Vuurgoudhaantje Grauwe vliegenvanger Bonte vliegenvanger Staartmees Glanskop Matkop Kuifmees Zwarte mees Pimpelmees Koolmees Boomklever Boomkruiper Wielewaal Grauwe Klauwier Gaai Ekster Kauw Zwarte kraai Spreeuw Huismus Ringmus Vink 1974-76 1983 1995-98 2011 1995-98 2011 >6 2-3 + + + + 14 + + 1 (t/m '74) 1 (t/m '74) + 0 + + 0 + 2-3 8 7 + + + 3 + + + 1 + + + + + + + + + 20 + 2 0-3 + + + + + + + + 1 7 60 171 79 126 1-3 28 31 0 0 352 0 95 25 1 11-12 1 16 5 31 122 70-73 1 115 92 15 1 110 18 19 27 15 6 11-13 85 182 30 70 3-4 1 21 3 1-2 20 >400 >400 100-400 335 0 6 49 148 64 181 3 12 17 0 0 430 1 74 24 0 3 3 4 5 21 95 126 0 181 90 6 1 26 20 11 16 16 5 6 85 122 34 46 1 0 25 3 15 20 173 183 214 347 0 3 57 92 65 134 2 17 40 2 0 330 1 96 21 1 6 1 6 7 27 74 186 0 217 82 7 1 52 48 15 24 12 11 4 119 187 64 48 6 1 39 14 28 48 154 194 51 302 0 7 82 200 87 252 3 19 24 0 0 601 1 108 37 0 4 3 7 7 30 137 164 0 249 115 10 4 46 28 15 24 23 8 10 126 172 40 66 4 0 33 5 33 31 263 348 312 494 0 6 95 133 98 192 2 31 66 3 0 460 1 145 31 1 9 1 11 13 44 95 256 0 316 104 12 2 72 73 24 33 16 13 6 164 268 85 75 9 1 51 27 60 68 257 325 84 455 53 Tabel Kotten 2 (vervolg 2) BROEDVOGELS KOTTEN bij herhaalde karteringen in de jaren: Kotten - klein 560 ha Kotten - groot 871 ha 1974-76 1983 1995-98 2011 1995-98 2011 Groenling Putter Kneu Goudvink Appelvink Geelgors Rietgors Ortolaan + 0 + 10 + + 1-2 8-9 3 0 20 2 6 46 1 6 18 0 14 13 14 34 0 0 48 9 22 19 10 58 0 0 30 0 18 19 21 51 0 0 72 12 38 27 17 87 0 0 aantal soorten 86 85 77 94 79 95 aantal paren ++ 4000 3404 3697 4938 5466 De houtduif is in Kotten sterk vooruit gegaan. 54 Broedvogelinventarisatie Ratum 2012 Resultaten Ratum 2012 (tabel Ratum 1) In 2012 werd in Ratum een gebied van ca. 860 ha integraal gekarteerd. Het betrof een herhaling van de kartering uit 1979. Het aandeel bos/heide bedroeg ca. 300 ha (35%). Het gebied werd opgedeeld in 6 proefvlakken die door middel van een rooster 8x gedurende het veldseizoen in de vroege ochtend werden bezocht (zie kaart Ratum 1). Kaart Ratum 1 (in grijs de boselementen) 55 De inventarisatie werd uitgevoerd door Frans ter Bogt, Jan Stronks, Pim Leemreise, Robert Kwak, Rody Schröder en Sylvain Wamelink, soms vergezeld door jeugdleden Thijs Oonk en Benjamin Wagener. Bert van Jaarsveld droeg zorg voor de uileninventarisatie tijdens een aantal nachtbezoeken. De inventarisatie verliep voorspoedig en leverde 6004 territoria op verdeeld over 87 soorten broedvogels (zie Tabel Ratum 1). Gezien het bosrijke karakter van Ratum vallen in de broedvogellijst natuurlijk vooral de grote aantallen bosvogels op. Daaronder vooral veel Bosuilen, spechten (maar liefst 15 Middelste Bonten!) en Appelvinken. Voor Ratum bijzondere soorten waren Grauwe Gans (2), Nijlgans (4), Kwartel (2) en Kleine Plevier (1). Naast de Kwartel waren ook boerenland vogels als Patrijs (3), Wulp (1), Scholekster (1), Veldleeuwerik (1), Gele Kwikstaart (1) en Roodborsttapuit (1) aanwezig, al was het in zeer kleine aantallen…. zie ook de volgende paragraaf. Meest opvallende fenomeen waren de 11 territoria van de Boomleeuwerik. Ratum kan zich jaarlijks verheugen in een aantal territoria, maar de intensieve inventarisatie van 2012 leverde er toch verrassend veel. Zie verder de bijdrage in het artikel over de zeldzame broedvogels in dit jaarrapport. Vergelijking met oude inventarisaties (tabel Ratum 2) Zoals al hierboven al opgemerkt werd Ratum ook in 1979 uitgebreid gekarteerd. Daarnaast hebben we weer de WCL-kartering. De gegevens van deze kartering werden in 1995 en 1996 verzameld. Tabel Ratum 2 geeft een overzicht van de resultaten uit die drie perioden. Van een aantal soorten betreft het voor 1979 een minimumschatting. Het aantal gevonden territoria per kartering is weergegeven in tabel Ratum 2. Onderstaand tabelletjes geven de aantalsveranderingen voor de beide perioden: over de langere periode 1979 – 2012 resp. de kortere periode 1995-96 – 2012. Tevens is het gemiddeld aantal paren per jaar over de drie periode weergeven. 56 Eerst de soorten waarvan de populaties zijn verminderd: - 5 soorten zijn in de afgelopen 40 jaar uit het gebied verdwenen - 18 soorten zijn sterk achteruit gegaan - 6 soorten zijn minder sterk achteruit gegaan ∆% Verdwenen Sterk achteruit Achteruit soortnaam Tortelduif Nachtzwaluw Huiszwaluw Nachtegaal Grauwe Klauwier Kievit Patrijs Koekoek Ransuil Veldleeuwerik Boerenzwaluw Zwarte Roodstaart Spotvogel Braamsluiper Tuinfluiter Fluiter Fitis Matkop Ekster Spreeuw Huismus Ringmus Kneu Houtduif Turkse Tortel Gele Kwikstaart Heggenmus Grauwe Vliegenvanger Zwarte Mees 1979/2012 -100 -100 -100 -100 -100 ∆% 199596/2012 -100 n.v.t. n.v.t. n.v.t. -100 6 -68 22 2 4 2 5 20 6 3 4 39 5 66 13 3 128 98 35 7 89 2 1 28 38 12 -57 -56 -57 -94 -81 -44 -79 -89 -44 -60 -52 -53 -85 -38 -51 -66 -60 -7 -50 -50 -33 -45 -29 200 -36 0 -90 -57 7 -25 0 -39 -78 -38 -25 300 -16 60 -77 -17 -18 -33 0 63 27 -40 aantal pr gemiddeld 8 0 4 1 1 57 21 soorten zijn in aantal min of meer gelijk gebleven of de aantal fluctueerden zonder dat je van een duidelijke trend kunt spreken. ∆% Gelijk soortnaam Wespendief Havik Torenvalk Wulp Kerkuil Bosuil Grote Gele Kwikstaart Winterkoning Roodborst Gekraagde Roodstaart Merel Grote Lijster Sprinkhaanrietzanger Bosrietzanger Tjiftjaf Bonte Vliegenvanger Glanskop Kuifmees Wielewaal Vlaamse Gaai Goudvink aantal pr gemiddeld 1 1 1 1 1 6 2 90 136 17 161 10 1 2 114 19 23 11 3 19 8 58 1979/2012 0 100 ++ 0 100 15 -40 50 13 12 -2 0 0 0 -1 7 26 78 20 22 0 ∆% 199596/2012 0 0 -50 0 100 ++ 200 -29 -8 54 -17 19 -50 25 22 170 0 -16 -25 0 20 Dan zijn er een groot aantal soorten die het wel goed deden: - 13 soorten zijn licht vooruit gegaan - 17 soorten zijn sterk vooruit - 12 soorten hebben zicht nieuw gevestigd. ∆% soortnaam Buizerd IJsvogel Zwarte Specht Kleine Bonte Specht Boompieper Witte Kwikstaart Zanglijster Grasmus Staartmees Koolmees Boomkruiper Vink Geelgors Sterk vooruit Wilde Eend Sperwer Fazant Houtsnip Holenduif Steenuil Groene Specht Grote Bonte Specht Zwartkop Goudhaan Vuurgoudhaan Pimpelmees Boomklever Kauw Zwarte Kraai Groenling Appelvink Nieuw Grauwe Gans Nijlgans Kwartel Scholekster Kleine Plevier Middelste Bonte Specht Boomleeuwerik Roodborsttapuit Kramsvogel Kleine Karekiet Kortsnavelboomkruiper Putter Vooruit aantal pr gemiddeld 5 1 3 8 30 19 54 17 13 104 53 188 30 5 1 9 3 11 1 4 37 95 18 9 62 34 15 18 10 17 1 1 1 1 1 4 3 1 1 1 1 3 59 1979/2012 45 ++ 40 167 17 17 15 28 32 38 34 70 22 250 300 58 117 62 400 160 130 117 74 71 147 92 200 64 400 188 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ∆% 199596/2012 14 200 -46 -20 120 33 31 176 113 64 10 -7 73 91 100 36 333 75 ++ 44 12 91 30 89 82 69 -4 52 614 82 ++ ++ ++ ++ ++ ++ 450 ++ 0 ++ ++ ++ Als we deze trends samenvatten naar het type landschap dat de soorten in Ratum prefereren ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten): 35 Nieuw 30 Sterk vooruit 25 Vooruit 20 Gelijk 15 Achteruit 10 wintergevoelig natuur water moeras oud bos bos naaldhout jongbos Verdwenen vochtig bos 0 kleinschalig cultuurlandschap Sterk Achteruit agrarisch gebied 5 Net als bij Kotten zien we de grootste verliezen zien we bij de vogels van het agrarisch gebied en het kleinschalig cultuurlandschap en ook de vogels van de vochtige en jonge bossen doen het weer minder goed. Opvallend is wel dat het beeld wat minder somber is, aangezien ook in het agrarisch gebied (vooral weer een aantal erfvogels) de nodige positieve trends zijn te vinden. De soorten die in allerhande opgaande boselementen broeden zijn ook in Ratum over het algemeen vooruit gegaan; vooral in oud bos en ook water, moeras en natuurterreinen hebben wat nieuwe vogels opgeleverd. Er is dan ook de laatste jaren behoorlijk wat “nieuwe” natuur in en rond de Elzen en bij de Muggenhoek-noord gerealiseerd met nieuwe soorten als Grauwe Gans en Nijlgans, Kleine Plevier, Wulp, Scholekster en Boomleeuwerik. Ven Heezen in Ratum 60 Tabel Ratum 1 BROEDVOGELS RATUM 2012 - 860 ha. Grauwe Gans 2 Kleine Bonte Specht 24 Goudhaan 61 Nijlgans 4 Boomleeuwerik 11 Vuurgoudhaan 36 Wilde Eend 21 Veldleeuwerik 1 Grauwe Vliegenvanger 98 Wespendief 2 Boerenzwaluw 19 Bonte Vliegenvanger 73 Havik 2 Boompieper Staartmees 49 Sperwer 4 Gele Kwikstaart 1 Glanskop 68 Buizerd 16 3 Matkop 27 Kuifmees 32 Grote Gele Kwikstaart 110 Torenvalk 1 Witte Kwikstaart Patrijs 3 Winterkoning 231 Zwarte Mees 25 Kwartel 2 Heggenmus 83 Pimpelmees 249 Fazant 30 Roodborst 61 Koolmees 368 Scholekster 1 Zwarte Roodstaart 15 Boomklever 127 Kleine Plevier 1 Gekraagde Roodstaart 57 Kortsnavelboomkruiper Kievit 11 Roodborsttapuit Houtsnip 13 Merel Wulp 1 Holenduif 42 Houtduif 187 376 1 415 Kramsvogel Zanglijster Grote Lijster 1 Boomkruiper Wielewaal Vlaamse Gaai 1 163 6 55 173 Ekster 4 31 Kauw 45 Turkse Tortel 2 Sprinkhaanrietzanger 1 Zwarte Kraai Koekoek 7 Bosrietzanger 5 Spreeuw 239 Kerkuil 2 Kleine Karekiet 1 Huismus 190 Steenuil 5 Spotvogel 3 Ringmus 34 3 Vink Bosuil 23 Ransuil 3 Grasmus 69 Groenling 50 IJsvogel 3 Tuinfluiter 78 Putter 13 13 Zwartkop 378 Kneu 10 Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht 555 7 Fluiter 4 Goudvink 24 122 Tjiftjaf 342 Appelvink 69 Fitis 126 Geelgors 107 Middelste Bonte Specht 15 aantal soorten 87 aantal territoria Braamsluiper 64 6004 61 Tabel Ratum 2 BROEDVOGELS RATUM bij herhaalde karteringen in de jaren: 1979 1995-96 2012 1979 Grauwe Gans 0 0 2 Roodborsttapuit Nijlgans 0 0 4 Merel Wilde Eend 6 11 21 Soepeend 0 1 0 Zanglijster Wespendief 2 2 2 Grote Lijster Havik 1 2 2 Sprinkhaanrietzanger Sperwer 1 2 4 Buizerd 11 14 16 Torenvalk 1995-96 2012 0 0 1 423 498 415 0 1 1 150 132 173 31 26 31 1 2 1 Bosrietzanger 5 4 5 Kleine Karekiet 0 0 1 Kramsvogel 0 2 1 Spotvogel 14 4 3 **7 1 3 Braamsluiper 28 3 3 Kwartel 0 0 2 Grasmus 54 25 69 Fazant 19 22 30 Tuinfluiter 139 128 78 Scholekster 0 0 1 Zwartkop 174 198 378 Kleine Plevier 0 0 1 Fluiter 10 18 4 34 9 11 Tjiftjaf 344 281 342 6 3 13 Fitis 264 202 126 Goudhaan 35 47 61 Vuurgoudhaan 21 19 36 **177 77 98 Patrijs Kievit Houtsnip Wulp Holenduif Houtduif Stadsduif Turkse Tortel 1 1 1 26 24 42 **200 228 187 0 1 0 Bonte Vliegenvanger 68 27 73 Grauwe Vliegenvanger 4 3 2 Staartmees 37 23 49 Tortelduif 42 12 0 Glanskop 54 68 68 Koekoek 16 11 7 Matkop 58 36 27 1 1 2 Kuifmees 18 38 32 Kerkuil Steenuil 1 0 5 Zwarte Mees 35 42 25 Bosuil 20 6 23 Pimpelmees 101 137 249 Ransuil 7 3 3 Koolmees 266 224 368 Nachtzwaluw 1 0 0 Boomklever 66 75 127 IJsvogel 0 1 3 Kortsnavelboomkruiper Groene Specht 5 9 13 Zwarte Specht 5 13 7 53 109 122 Middelste Bonte Specht 0 0 15 Kleine Bonte Specht 9 30 Boomleeuwerik 0 2 Veldleeuwerik 16 10 1 Boerenzwaluw **99 44 19 Grote Bonte Specht 0 0 1 122 148 163 Wielewaal 5 8 6 Grauwe Klauwier 1 1 0 Vlaamse Gaai 45 55 55 24 Ekster 26 1 4 11 Kauw 15 47 45 Zwarte Kraai 39 42 64 Spreeuw **385 285 239 Boomkruiper Huiszwaluw 26 0 0 Huismus **385 119 190 Boompieper 94 50 110 Ringmus **99 145 34 Gele Kwikstaart 2 1 1 Vink 327 599 555 Grote Gele Kwikstaart 5 1 3 Groenling 10 7 50 52 46 61 0 0 13 Witte Kwikstaart Tabel Ratum 2 (vervolg) 62 Putter BROEDVOGELS RATUM bij herhaalde karteringen in de jaren: 1979 1995-96 2012 1995-96 2012 **25 12 10 Winterkoning 154 324 231 Heggemus 123 51 83 Kruisbek 0 3 0 Roodborst 333 407 376 Goudvink 24 20 24 7 0 0 Appelvink 24 38 69 Zwarte Roodstaart 27 14 15 Geelgors 88 62 107 Gekraagde Roodstaart 51 37 57 Rietgors 0 1 0 aantal soorten 78 82 87 Nachtegaal aantal territoria 4419 Kneu 1979 4603 6004 **schatting Een soort die in Ratum sterk vooruit gegaan is: de Groene Specht. 63 Broedvogel inventarisatie Dorp Lichtenvoorde 2012 Sylvain Wamelink Inleiding In 2012 heb ik het plan opgevat om de bebouwde kom van Lichtenvoorde op broedvogels te inventariseren. Voor dit omvangrijke onderzoek kon ik putten uit bijna 40 jaar ‘Lichtenvoordeervaring’ en meer dan 15 jaar ‘vogelonderzoek-ervaring’. Daarom vond ik het opvallend dat er tot 2012 nog nooit een integrale gebiedstelling van het dorp Lichtenvoorde is uitgevoerd. Uiteraard speelt hierbij een grote rol dat het inventariseren van een proefvlak in één van de buurtschappen van Winterswijk, voor de gemiddelde vogelaar/onderzoeker, duidelijk meer in trek is dan een onderzoek in de bebouwde kom van één van de woonkernen. De omstandigheden bij het inventariseren van vogels in urbaan gebied zijn niet erg aantrekkelijk en niet eenvoudig. Veel soorten bereiken hoge dichtheden en hebben hun zangpiek vaak een stuk vroeger in de ochtend dan in het buitengebied. Dit betekend dat de onderzoeker vaak zeer vroeg uit de veren moet. Daarnaast bemoeilijken lawaai en verkeersbewegingen, met name op doordeweekse dagen, het intensieve vogelonderzoek. Als belangrijkste referentie voor dit onderzoek is de broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk (1988-1993) gebruikt. Methode Het volledige broedvogelonderzoek is slechts door één onderzoeker en in één onderzoeksjaar uitgevoerd. Om dit omvangrijke onderzoek in één broedseizoen uit te voeren is er gekozen voor een (licht) afwijkende onderzoeksmethode. De hier gebruikte methode is het door SOVON opgestelde BMP alle soorten (BMP A) aangevuld met extra ronden waarbij gericht onderzoek is uitgevoerd naar één specifieke soort (BMP = Broedvogel Monitoring Project). Om bijvoorbeeld van de gierzwaluw een nauwkeurig verspreidingsbeeld te verkrijgen is het uitvoeren van (vroege) avondronden essentieel. Aangezien door de week het werkverkeer al vroeg op gang komt is het lastig om zingende vogels te horen. Daarom zijn een groot aantal tellingen in de weekenden (met name zondagochtend) en op feestdagen uitgevoerd, wanneer de geluidshinder het minst is. Het onderzoeksgebied is in 9 deelgebieden verdeeld en het totale oppervlak van het onderzochte gebied omvat bijna 500 hectare. De deelgebieden zijn niet ingedeeld naar wijkstructuur, zoals tijdens de broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk, maar aanwezige infrastructuur en overige (min of meer stabiele) lijnvormige grenzen als watergangen zijn lijdend geweest bij de uiteindelijke gebiedsindeling. De grootte van de onderzochte deelgebieden ligt tussen de 50 en 85 hectare, terwijl de gemiddelde omvang van de Winterswijkse plots in de dorpskern rond 18 hectare lag. 64 Resultaten Het totale aantal vastgestelde broedvogelsoorten bedroeg 72. In totaal werden 7272 paren vastgesteld. De totale dichtheid aan vogelparen bedroeg 1468 paren per km². De top-tien van talrijkste broedvogelsoorten kent geen grote verrassingen voor een gemiddeld BMP-onderzoek. Opvallend voor dit onderzoek is het ontbreken van gierzwaluw en kauw in de top-tien. Deze soorten, en dan met name de gierzwaluw, zijn te typeren als echte dorpsvogels. Beide soorten complementeerde in de periode 1988-1993 nog wel de top-tien (dorpskern) van de broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk. De plekken van de gierzwaluw en de kauw werden in Lichtenvoorde ingenomen door groenling en pimpelmees/tjiftjaf. De merel was, nauwelijks verrassend, met 1013 paren de talrijkste vogel, gevolgd door de huismus (734 paren). Het ontbreken van kenmerkende stadsvogels als gierzwaluw en kauw in de top-tien kan mede veroorzaakt zijn door recente renovatie- en sloopwerkzaamheden in en rondom het centrum van Lichtenvoorde. Hierbij zijn met name de oudere (vooroorlogse) panden aangepakt. In deze gebouwen treft men vaak invliegopeningen in de vorm van kieren en gaten in muren en ruimtes onder dakgoten aan. Deze plekken zijn van oudsher de locaties waar bijvoorbeeld de honkvaste gierzwaluw zijn nest bouwt. Opvallend is de (hoge) dichtheid van enkele kenmerkende tuinvogels als groenling en heggenmus in Lichtenvoorde. Met name de groenling vertoont in het werkgebied van de vogelwerkgroep een positieve trend en is in Lichtenvoorde talrijker vertegenwoordigd dan bijvoorbeeld kauw en winterkoning. Ten opzichte van het dorp Winterswijk zijn met name oude bosvogelsoorten als appelvink en boomklever matig vertegenwoordigt. Het ontbreken aan bomengroepen, lanen en tuinen van enige omvang met een groot aandeel aan oude (loof)bomen met geschikte kieren en gaten is hier mede debet aan. Struweelvogels als de grasmus zijn lokaal en in lage dichtheden vertegenwoordigt. Vooral de randzone van het onderzoeksgebied is in trek bij struweelvogels. In het centrale deel van het onderzoeksgebied ontbreekt het vrijwel aan geschikt habitat en zijn kenmerkende struweelvogels hooguit in structuurrijke tuinen en openbaar groen aan te treffen. Recentelijk is het groenbeheer van de gemeente Oost Gelre aangepast. Bij uitvoering van dit groenbeheer wordt onder andere het verwijderen van een lage struiklaag voorgesteld. Door het verwijderen van lage (doorn)struiken is een essentieel habitat voor onder andere braamsluiper en tuinfluiter verloren gegaan. Een recente achtergang van deze soorten in het dorp Lichtenvoorde is dan ook aan te nemen. De toptien van de broedvogels van Lichtenvoorde in 2012. notering 1 2 3 4 5 6 7 8 9a 9b 10 soort Merel Huismus Vink Houtduif Koolmees Turkse tortel Spreeuw Groenling Heggenmus Pimpelmees Tjiftjaf territoria 1013 734 688 623 448 297 282 277 276 276 267 65 Rode lijst Er zijn 13 vogelsoorten vermeld op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland, de zogenaamde Rode lijst 2004, in het onderzoeksgebied vastgesteld. Het betreft hier de volgende soorten: boerenzwaluw, grauwe vliegenvanger, groene specht, huismus, kneu, koekoek, matkop, patrijs, ransuil, ringmus, spotvogel, steenuil en zomertortel. De huismus is de talrijkste Rode lijstsoort in Lichtenvoorde en ruim verspreid in het dorp aanwezig. Dit betekend zeker niet dat de huismus overal (nog) aan te treffen is. De huismus is in Lichtenvoorde in de oude woonwijken en de middel-oude wijken (‘arbeiders-wijken’) goed vertegenwoordigt, maar matig vertegenwoordigt in de meeste nieuwbouwwijken en zelfs (vrijwel) ontbrekend in oude villawijken en wijken in aanbouw. De volledige resultaten van deze broedvogel inventarisatie zullen in de loop van 2013 in digitale vorm (pdf-formaat) verschijnen. In de rapportage zal ondermeer de verspreiding van de individuele broedvogelsoort in de verschillende wijktypen behandeld worden. De Gierzaluw, geen soort van de Rode Lijst, maar wel een typische soort van steden en dorpen. 66 Broedvogellijst Lichtenvoorde dorp 2012. soort Grauwe gans aantal territoria 1 soort aantal territoria Kleine karekiet 17 Wilde eend 38 Spotvogel 13 Soepeend 45 Braamsluiper 19 Kuifeend 1 Grasmus 40 Sperwer 1 Tuinfluiter 46 Buizerd 1 Tjiftjaf 267 Torenvalk 3 Zwartkop 178 Patrijs 1 Fitis Fazant 8 Goudhaan 6 1 23 Waterhoen 37 Vuurgoudhaan Meerkoet 10 Grauwe vliegenvanger 57 Bonte vliegenvanger 42 29 Scholekster 8 Kievit 14 Staartmees Holenduif 22 Glanskop 6 Houtduif 623 Matkop 3 Turkse tortel 297 Kuifmees 1 Zomertortel 1 Zwarte mees 2 Koekoek 1 Pimpelmees 276 Steenuil 2 Koolmees 448 Bosuil 1 Boomklever 7 Ransuil 3 Boomkruiper 52 Gaai 25 Gierzwaluw Groene specht 117 9 Ekster 105 Grote bonte specht 12 Kauw 262 Kleine bonte specht 1 Zwarte kraai Oeverzwaluw 3 Spreeuw 282 Boerenzwaluw 29 Huismus 734 Witte kwikstaart 65 Ringmus 62 34 Winterkoning 119 Vink 688 Roodborst 230 Groenling 277 Heggenmus 276 Putter 39 Zwarte roodstaart 39 Kneu 30 Gekraagde roodstaart 30 Goudvink 15 1013 Appelvink 3 Zanglijster 84 Geelgors 1 Grote lijster 21 Totaal aantal territoria: Bosrietzanger 16 Totaal aantal soorten: Merel 67 7272 72 Verspreiding van de Gierzwaluw in de bebouwde kom van Lichtenvoorde in 2012. 68 Verspreiding van de Huismus in de bebouwde kom van Lichtenvoorde in 2012. 69 Impressie van de bebouwde kom van Lichtenvoorde (foto’s Sylvain Wamelink). 70 Kraanvogels in het Korenburgerveen (en het Wooldse Veen) Barry Teunissen Vanaf 2000 werden steeds vaker kraanvogels (Grus grus) in het natuurgebied Korenburgerveen waargenomen. Kleine groepjes of solitaire beesten die hier tijdens de trek kwamen rusten en/of slapen. Na één of enkele dagen vertrokken ze weer richting de overwinteringsgebieden of de broedgebieden. Sinds 2009 worden, naast doortrekkers en slapers, kraanvogels waargenomen die langer blijven in het voorjaar gedurende de volgende perioden: 2009: 21 februari t/m 11 april 2010: 24 mei t/m 22 juni 2011: 7 februari t/m 1 mei 2012: 15 maart t/m 1 mei (deze vogels zijn daarna in het Wooldse Veen gezien en gehoord) Onderstaand kaartje geeft de locaties van de waarnemingen weer. 71 In alle 4 de jaren was er een paar aanwezig. Of het steeds hetzelfde paar was is onbekend. Naast rustende en foeragerende beesten werden ook roepende vogels gehoord. Vooral spectaculair waren de duet-roepen, waarbij de vogels tegelijkertijd riepen of elkaar antwoordden. Soms ook een roepende vogel op de grond, die antwoord kreeg van een rondvliegende vogel. De waarnemingen concentreerden zich rond 2 locaties: Het noordwestelijke deel van het Vragenderveen (achter Roel Langendoen) Het Korenburgerveen, rond de Middeldijk en het galigaanveld. Hoewel het broedbiotoop voor kraanvogels ogenschijnlijk aanwezig lijkt te zijn, werden geen nestpogingen waargenomen. Mogelijk is het gebied toch te klein en is er daardoor onvoldoende rust, waardoor de vogels verstoord zijn. Vanaf voorjaar 2010 zijn bij aanwezigheid van de kraanvogels de werkzaamheden in het veen en de excursies opgeschort. Alleen de rondwandeling door de randzone van het veen bleef toegankelijk. In 2012 vertrokken de kraanvogels al in april (regelmatig even) naar het Wooldse Veen. Daar werden ze waargenomen op 8, 23, 24 en 29 april en 5 mei. Onderstaand kaartje geeft de locaties van de waarnemingen weer. Ook hier werd de duet-roep van de kraanvogels gehoord (op een locatie net over de Duitse grens in het Burlo-Vardingholter Venn). Gezien de rust in dit deel van het veen en de ontoegankelijkheid voor mens en vos, lijkt het waarschijnlijk dat een eventueel broedgeval van kraanvogels hier meer kans van slagen heeft. Wellicht mogen we hier in de toekomst het eerste broedgeval van de kraanvogel tegemoet zien. 72 Resultaten ochtendtrektellingen in het najaar van 2012 op De Vlijt In het najaar van 2012 werd voor het 37 e seizoen de herfsttrek middels ochtendtellingen in beeld gebracht. Voor het 25e seizoen op de huidige telpost bij De Vlijt aan de Driemarkweg in Winterswijk. In totaal hebben we nu bijna 2000 ochtenden in het najaar geteld; 1962 om precies te zijn. Overigens hebben we ook nog 256 ochtendtellingen in het voorjaar verricht. Daarbij is het voorjaar gedefinieerd als week 1 t/m week 25 en het najaar als week 26 (laatste week van juni) t/m week 52. In 2012 werden 51 tellingen verricht. De verdeling van het aantal tellingen over het seizoen was behoorlijk goed, mede dankzij grote inzet van Thijs Oonk. Andere tellers die veelvuldig op de post te zien waren zijn Pim Leemreise, Juun Timmerman, Benjamin Wagener en Robert Kwak. Af en toe waren Jan Stronks, Frans ter Bogt, Henk Krajenbrink, Hans Schoppers en Geert Wamelink present. 73 Resultaten 2012 De eerste telling werd verricht op 29 juni en de laatste op 28 december. In die periode werden 87.432 exemplaren als trekker genoteerd verdeeld over 85 vogelsoorten. maximum op één dag 85 37 87.432 25.758 aantal soorten aantal vogels datum waarop het maximum werd genoteerd 20-okt 18-okt De bijgevoegde tabel geeft een totaaloverzicht van de waargenomen vogels per soort met de periode waarin ze werden gemeld en het maximum op één ochtendtelling. Bijzondere meldingen waren: Fuut Kleine Rietgans Mandarijneend Krakeend Pijlstaart Rode Wouw Grauwe Kiekendief Visarend Slechtvalk Kraanvogel Zwartkopmeeuw Grote Mantelmeeuw Kleine Bonte Specht Duinpieper Boomklever Ekster Zwarte Kraai Europese Kanarie 1 2 1 1 1 1 1 1 1 19 2 2 1 1 1 1 2 1 20-jul 23-nov 10-aug 7-okt 10-aug 2-nov 27-sep 1-sep 10-aug 28-okt 12-jul 10-okt 20-sep 3-sep 20-sep 10-okt 20-okt 7-okt 74 & 10-okt & 17-okt TREKTELRESULTATEN OCHTENDTELLINGEN DE VLIJT – Herfst 2012 Uitleg: #wrndat = aantal data waarop de soort is gezien / #exx = totaal aantal getelde vogels / Nmax = maximum op één ochtend / Data Nmax = datum met maximale aantal / eerste = eerste datum / laatste = laatste datum Fuut Aalscholver Grote Zilverreiger #wrndata #exx Nmax Data Nmax 1 1 1 20-jul 20 7 445 13 138 6 eerste laatste 27-sep 1-sep 3-jul 14-aug 28-dec 16-dec Blauwe Reiger 7 13 4 7-okt 10-aug 28-okt rietgans Kleine Rietgans 2 1 470 2 467 2 28-dec 23-nov 20-okt 28-dec Kolgans 15 1589 748 28-dec 29-sep 28-dec Grauwe Gans Soepgans 25 1 2258 1 464 1 2-nov 28-dec 29-jun 28-dec 6 171 51 21-okt 20-sep 28-okt 3 10 5 146 3 94 29-jun 20-okt 29-jun 16-aug 21-okt 28-dec Mandarijneend 1 1 1 10-aug Krakeend Wilde Eend 1 6 1 77 1 37 7-okt 28-dec 14-aug 28-dec Pijlstaart Kuifeend 1 1 1 1 1 1 10-aug 17-aug Rode Wouw 1 1 1 2-nov Bruine Kiekendief Blauwe Kiekendief 2 1 2 1 1 1 24-aug/7-okt 2-nov 24-aug 7-okt Grauwe Kiekendief 1 1 1 27-sep Sperwer Buizerd 7 3 7 5 1 2 alle data 28-okt/2-nov 22-sep 28-okt 4-nov 23-nov Visarend 1 1 1 1-sep Smelleken Slechtvalk 1 2 1 2 1 1 28-okt 10-aug/10-okt 10-aug 10-okt Kraanvogel 1 19 19 28-okt Scholekster Kievit 2 1 4 17 2 17 29-6/12-7 14-okt 29-jun 12-jul Watersnip Witgatje 2 1 2 1 1 1 20-sep/7-okt 3-sep 20-sep 7-okt Zwartkopmeeuw 1 2 2 12-jul 24 5 5020 23 1.894 14 12-jul 28-dec 29-jun 10-okt 28-dec 28-dec Kleine Mantelmeeuw 2 2 1 27-jul/20-aug 27-jul 20-aug Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw 1 1 1 2 1 2 28-dec 10-okt Canadese Gans Brandgans Nijlgans Kokmeeuw Stormmeeuw Holenduif Houtduif Turkse Tortel Gierzwaluw 7 99 50 20-okt 15-sep 28-dec 12 1 51172 2 16.749 2 18-okt 20-jul 10-okt 28-dec 9 132 33 29-jun 29-jun 4-aug Data 75 #wrndata #exx Nmax Nmax 1 1 1 1 1 1 1 1 1 15-sep 20-sep 7-okt Veldleeuwerik Oeverzwaluw 12 1 508 3 374 3 Boerenzwaluw Huiszwaluw 25 9 2898 75 Grote Bonte Specht Kleine Bonte Specht Boomleeuwerik eerste laatste 20-okt 29-jun 7-okt 16-dec 595 37 20-sep 20-sep 10-jul 20-jul 7-okt 22-sep Duinpieper 1 1 1 3-sep Boompieper Graspieper 16 16 60 1193 9 320 8-sep 13-okt 14-aug 15-sep 28-sep 4-nov Gele Kwikstaart 13 61 11 2-sep 9-aug 20-sep Grote Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart 3 26 4 149 2 52 10-okt 17-okt 7-okt 12-jul 20-okt 30-nov Heggemus 18 96 16 15-sep 2-sep 28-okt Merel Kramsvogel 11 10 36 375 8 197 22-sep 28-okt 22-sep 7-okt 21-okt 7-dec Zanglijster 15 125 60 7-okt 15-sep 18-nov Koperwiek Grote Lijster 14 6 942 15 267 7 18-okt 6-okt 7-okt 28-sep 23-nov 11-nov Tjiftjaf 2 2 1 28-sep/6-okt 28-sep 6-okt Goudhaantje 3 3 1 10-sep 18-okt Zwarte Mees Pimpelmees 9 16 85 328 19 102 10,17-sep/18okt 3,28-sep 20-okt 3-sep 3-sep 18-okt 11-nov Koolmees 20 471 119 17-okt 10-sep 11-nov Boomklever Vlaamse Gaai 1 3 1 9 1 5 20-sep 10-okt 20-sep 20-okt Ekster 1 1 1 10-okt Kauw Roek 6 8 323 84 215 32 10-okt 18-okt 7-okt 10-okt 28-okt 23-nov Zwarte Kraai 1 2 2 20-okt Spreeuw Ringmus 27 3 2701 16 518 9 18-okt 18-okt 29-jun 10-okt 23-nov 18-okt Vink Keep 25 17 13423 893 7.190 496 18-okt 17-okt 20-sep 6-okt 7-dec 16-dec Europese Kanarie 2 2 1 7,17-okt 7-okt 17-okt Groenling Putter 17 6 59 69 11 22 20-okt 17-okt 2-sep 6-okt 30-nov 20-okt Sijs 11 238 76 18-okt 6-okt 11-nov Kneu Barmsijs 21 1 394 10 81 10 27-sep 23-nov 20-jul 2-nov Kruisbek 3 8 5 18-okt 18-okt 11-nov Appelvink Geelgors 8 2 28 5 5 4 20-jul/8-sep 20-okt 20-jul 10-okt 4-nov 20-okt Rietgors 9 19 4 2-nov 6-okt 30-nov 76 Vergelijking met vroeger najaren Het gecorrigeerde seizoenssom 1 voor 2012 komt uit op 208.000 vogels. Dat is net onder het gemiddelde over alle jaren van 215.000. Kortom qua aantallen was het een normaal jaar. In totaal zijn er nu tijdens de ochtendtellingen 3.676.953 vogels geteld, verdeeld over 171 soorten (incl. Raceduif, Soepgans en Soepeend). Elk trekteljaar heeft zijn eigen hoogte en dieptepunten. Hoogtepunt van 2012 was de omvangrijke mezeninvasie met vooral enorme aantallen Koolmezen. Gemiddeld komen er per jaar nog geen 200 voorbij en in 2012 meer dan 1.000. 1 De gecorrigeerde seizoenssom is een extrapolatie van het aantal waargenomen vogels als ware elke ochtend geteld. Daarbij wordt uitgegaan van het berekende weekgemiddelde op basis van de uitgevoerde tellingen voor elke standaardweek vermenigvuldigd met 7 en in week 52 vermenigvuldigd met 8. 77 Het najaar 2012 vergeleken Door de seizoenssom in 2012 te vergelijken met het gemiddelde kunnen we zien welke soorten relatief veel of juist relatief weinig zijn gezien in 2012. De soorten waarvan in 2012 relatief weinig exemplaren werden gezien staand in de onderstaande tabel. Weinig in 2012 Gecorrigeerde Seizoenssom Gem. 75-2012 2012 Δ% Kievit Zilvermeeuw Boomleeuwerik Kruisbek Ringmus 3149 205 68 253 312 40 8 4 20 30 -99% -96% -95% -92% -90% Geelgors Barmsijs Grote Gele Kwikstaart Huiszwaluw 81 271 52 956 10 39 10 195 -88% -86% -81% -80% Roek Witgatje Watersnip Vlaamse Gaai Kleine Mantelmeeuw Oeverzwaluw Grote Lijster Rietgors 1082 16 28 85 40 37 176 196 224 4 7 20 9 11 50 58 -79% -78% -77% -77% -76% -72% -72% -70% Gele Kwikstaart Koperwiek Veldleeuwerik Scholekster 513 5489 2712 35 187 2036 1048 14 -64% -63% -61% -60% Sperwer Boompieper Witte Kwikstaart 46 375 749 19 168 341 -59% -55% -54% 3441 27 162 4 10 6 1773 14 89 2 6 4 -48% -48% -45% -43% -42% -40% Buizerd Zanglijster Heggenmus 27 533 362 18 361 248 -35% -32% -32% Blauwe Kiekendief Smelleken Sijs Duinpieper Goudhaantje 5 5 893 5 10 4 4 679 4 8 -29% -28% -24% -23% -22% Holenduif Europese Kanarie Gierzwaluw Houtduif 303 6 652 124668 245 5 536 111449 -19% -19% -18% -11% Keep Turkse Tortel Merel Kuifeend Tjiftjaf Grote Bonte Specht Veel soorten die weinig werden gezien nemen over de hele onderzoeksperiode af (zie volgende paragraaf). Soorten die toenemen en desalniettemin erg weinig werden gezien zijn waren Boomleeuwerik, Kleine Mantelmeeuw en Zanglijster. 78 De sterk toenemende soorten als ganzen en de Grote Zilverreiger leverden ook in 2012 relatief veel vogels op. Talrijke doortrekkers die het in 2012 extra goed deden waren Kokmeeuw en Vink. Veel in 2012 Gecorrigeerde Seizoenssom Gem 75-2012 2012 Δ% Canadese Gans Grote Zilverreiger Grauwe Gans Slechtvalk Rietgans 51 5 686 1 590 547 53 6613 6 4310 970% 882% 863% 803% 630% Koolmees Nijlgans Kleine Bonte Specht Wilde Eend Boomklever Aalscholver Visarend Pijlstaart Zwartkopmeeuw 154 57 1 121 1 309 1 1 2 1044 362 2 518 2 1231 4 4 7 578% 541% 333% 327% 302% 299% 264% 263% 252% 1 247 6749 3245 7 119 51 398 1 86 39 110 4 23682 4 724 19282 9183 16 247 95 736 2 155 67 164 6 28983 245% 193% 186% 183% 117% 107% 87% 85% 83% 81% 70% 48% 44% 22% Rode Wouw Pimpelmees Kokmeeuw Kolgans Brandgans Zwarte Mees Appelvink Kauw Ekster Putter Kraanvogel Stormmeeuw Bruine Kiekendief Vink Trends over de periode 1975-2012 Aangezien we al vele jaren gestandaardiseerd tellen beginnen we aardig inzicht te krijgen in de langetermijntrends van onze dagtrekkers. In het navolgende zijn de soorten gerangschikt op basis van hun (lineaire) trend. Deze kan variëren van ”-1” = heel sterke achteruitgang tot “1” = zeer sterke vooruitgang. Bij 0 is er geen trend aantoonbaar. Alleen de soorten waarvan een redelijk aantal over de jaren zijn waargenomen zijn in de analyse meegenomen. Deze steekproefomvang is weergegeven met het totaal aantal getelde vogels over alle jaren. Is dit aantal klein dan moet de trend natuurlijk met een flinke korrel zout genomen worden. Verder is onderscheid gemaakt in de hele periode van 1975-2012 (37 teljaren – niet in 1998) en de periode van 1987-2012 (25 teljaren – niet in 1998). Daarbij is ook, op basis van de lineaire trend, het aantal vogels aan begin en eind van de periode aangegeven en de jaarlijkse procentuele verandering. Aangezien het om een lineaire trend gaat kan het berekende aantal voor 1975 of 1987 op een negatief getal uitkomen; dan is de procentuele verandering met “++” (“nieuwe” trekvogels) of “+” aangegeven (sterk toegenomen trekvogels in die periode). 79 Soorten waarvan de aantallen een sterk neerwaartse trend vertonen zijn: Sterk Achteruit 8 soorten Grote Lijster Roek Ringmus Geelgors Sperwer Bonte Kraai Torenvalk Zomertortel gemiddelde seizoenssom 1975-2012 176 1.082 312 81 46 2 5 30 Nexx 4.040 23.727 8.136 1.638 924 30 91 263 trend 19752012 -0,645 -0,637 -0,635 -0,471 -0,452 -0,438 -0,437 -0,407 trend 19872012 -0,407 -0,688 -0,457 -0,278 0,119 -0,370 -0,214 -0,295 Aantalsverandering over 37 jaar 1975 266 2.029 639 138 67 4 9 76 2012 Δ%/jr 84 -1,8 120 -2,5 -21 -2,8 24 -2,2 25 -1,7 -1 -3,5 0 -2,6 -16 -3,3 Aantalsverandering over 25 jaar 1987 177 1.282 277 83 30 1 4 21 2012 109 240 89 32 38 0 2 4 Δ%/jr -1,5 -3,3 -2,7 -2,5 1,0 -4,8 -2,0 -3,3 Van deze soorten lijkt alleen de trend van de Spewer in de laatste decennia ten goede gekeerd. Soorten die duidelijk achteruit gaan maar minder sterk: Achteruit 12 soorten Blauwe Kiekendief Wielewaal Turkse Tortel Kievit Gele Kwikstaart Kneu Kauw Witte Kwikstaart Veldleeuwerik Groenling Duinpieper Buizerd gemiddelde seizoenssom 1975-2012 5 3 27 3.149 513 964 398 749 2.712 159 5 27 Nexx 70 26 400 39.734 6.828 22.601 7.780 14.717 64.554 3.600 42 431 trend 19752012 -0,327 -0,285 -0,282 -0,260 -0,246 -0,191 -0,158 -0,123 -0,102 -0,075 -0,075 -0,069 trend 19872012 0,065 -0,058 -0,119 0,158 0,168 -0,215 0,582 0,126 0,074 -0,447 -0,227 0,376 Aantalsverandering over 37 jaar 1975 9 6 43 4.289 651 1.147 513 819 2.993 170 6 31 2012 Δ%/jr 1 -2,4 0 -2,7 11 -2,0 1.991 -1,4 374 -1,1 778 -0,9 280 -1,2 677 -0,5 2.428 -0,5 147 -0,4 3 -1,4 23 -0,7 Aantalsverandering over 25 jaar 1987 2 2 22 1.807 352 1.140 -51 630 2.412 227 11 6 2012 Δ%/jr 3 0,9 1 -1,9 14 -1,4 3.014 2,7 501 1,7 775 -1,3 608 + 760 0,8 2.819 0,7 107 -2,1 0 -4,2 36 21,7 Bij sommige soorten lijkt de teneur de laatste 25 jaren wat gunstiger uit te pakken, maar gezien het feit dat we lineaire trends bekijken is het toch oppassen, zoals het voorbeeld van de Kievit toont. Enkele betere jaren aan het begin van deze eeuw trekken de lijn wat omhoog, terwijl tegelijkertijd het aantal in 2012 het laagste ooit was. 80 Soorten zonder duidelijke lange termijn trend zijn er 7. Daarvan is de Zilvermeeuw in de laatste jaren wel sterk op zijn retour. Geen trend 7 soorten Boomvalk Zilvermeeuw Witgatje Zwarte Roodstaart Graspieper Vlaamse Gaai Knobbelzwaan gemiddelde seizoenssom 1975-2012 4 205 16 5 2.721 85 7 Nexx 42 1.641 155 77 57.412 2.357 95 trend 19752012 0,011 0,011 0,013 0,018 0,020 0,036 0,038 trend 19872012 0,223 -0,433 0,306 0,138 -0,122 -0,018 -0,036 Aantalsverandering over 37 jaar 1975 4 198 16 5 2.674 72 6 2012 Δ%/jr 5 0,2 211 0,2 16 0,1 5 0,2 2.768 0,1 98 1,0 8 0,7 Aantalsverandering over 25 jaar 1987 1 580 6 3 3.034 101 8 2012 Δ%/jr 6 12,0 -17 -4,1 22 10,0 7 4,1 2.451 -0,8 86 -0,6 7 -0,7 De vlakke trend bij de Zilvermeeuw komt voor uit een sterke toename in 70-er/80-er jaren gevolgd door een sterke afname. Mogelijk vooruit gaan: Mogelijk Vooruit 18 soorten Wulp Boerenzwaluw Scholekster Watersnip Staartmees Ijsgors Kruisbek Wilde Eend Spreeuw Merel Barmsijs Vink Holenduif Groenpootruiter Grote Gele Kwikstaart Huiszwaluw Smelleken Rode Wouw gemiddelde seizoenssom 1975-2012 Nexx 26 239 7.464 120.299 35 122 28 430 10 164 3 47 253 3.452 121 1.681 7.434 118.527 162 3.175 271 3.143 23.682 570.250 303 5.968 4 50 52 955 956 13.334 5 102 1 17 trend 19752012 0,066 0,073 0,086 0,092 0,095 0,096 0,104 0,105 0,118 0,121 0,131 0,131 0,132 0,148 0,153 0,156 0,170 0,191 trend 19872012 0,056 0,373 0,024 0,205 0,472 -0,173 -0,205 0,290 0,430 0,023 0,316 0,160 0,348 0,076 0,043 0,257 0,095 0,349 81 Aantalsverandering over 37 jaar Aantalsverandering over 25 jaar 1975 2012 Δ%/jr 21 32 1,4 6.527 8.415 0,8 21 49 3,6 23 33 1,2 6 14 3,4 2 3 1,7 152 356 3,7 99 144 1,2 6.238 8.649 1,0 134 190 1,1 128 415 6,0 21.612 25.786 0,5 256 350 1,0 3 6 3,4 45 60 0,9 598 1.320 3,3 4 6 1,7 0 2 7,4 1987 2012 Δ%/jr 22 30 1,6 2.403 11.710 15,5 36 44 1,0 16 41 6,5 -7 23 ++ 4 2 -2,2 595 131 -3,1 67 172 6,2 2.058 11.901 19,1 172 183 0,3 15 475 120,4 21.388 26.856 1,0 178 394 4,8 4 6 1,9 53 57 0,3 324 1.624 16,0 5 6 1,2 0 2 37,0 Bij deze groep zitten een aantal schaarse soorten en invasiegasten. Dus de trend van deze soorten is eigenlijk nog moeilijk te beoordelen. Frappant is wel dat er enkele soorten bij zitten waarvan uit andere bronnen vaak van een achteruitgang wordt gesproken: Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Spreeuw, Scholekster en Watersnip. Bij de laatste twee is de steekproef overigens erg klein en is de trend dus zeer onzeker. Bij de andere drie zien we het “Kievit-effect” van hierboven: een paar hele goede jaren aan het begin van deze eeuw. Alleen bij de Boerenzwaluw zette dat ook in 2012 door. 82 Vooruit gaan de volgende soorten: Vooruit 21 soorten Kramsvogel Koperwiek Brandgans Keep Tjiftjaf Oeverzwaluw Sijs Boompieper Goudplevier Gierzwaluw Grote Bonte Specht Europese Kanarie Zwartkopmeeuw Waterpieper Blauwe Reiger Visarend Putter Rietgors Zwarte Mees Stormmeeuw Appelvink gemiddelde seizoenssom 1975-2012 Nexx 1.954 34.379 5.489 122.471 7 60 3.441 52.718 10 121 37 331 893 15.859 375 4.982 12 237 652 2.490 6 106 6 154 2 13 10 137 39 459 1 13 86 1.349 196 4.131 119 2.587 110 794 51 1.007 trend 19752012 0,217 0,229 0,239 0,242 0,245 0,247 0,268 0,280 0,285 0,287 0,291 0,300 0,306 0,324 0,337 0,341 0,345 0,345 0,365 0,382 0,396 trend 19872012 0,250 0,199 0,265 0,302 0,409 0,482 0,119 0,098 0,362 0,169 0,434 -0,340 0,341 0,330 0,143 0,329 0,427 0,008 0,114 0,040 -0,099 Aantalsverandering over 37 jaar 1975 1.422 4.023 -6 2.142 2 4 575 255 2 57 2 4 -3 -5 18 0 52 127 -11 5 18 2012 Δ%/jr 2.495 2,0 6.977 2,0 21 ++ 4.762 3,3 19 23,8 70 41,0 1.216 3,0 496 2,5 22 34,1 1.256 56,4 10 9,1 9 4,5 7 ++ 26 ++ 61 6,6 2 + 119 3,5 266 2,9 252 ++ 217 106,8 85 9,9 Aantalsverandering over 25 jaar 1987 1.438 4.686 -8 1.803 -4 -26 854 372 -1 462 0 12 -4 -5 38 0 49 229 131 150 77 2012 Δ%/jr 2.661 3,4 7.369 2,3 28 ++ 5.508 8,2 27 + 98 + 1.163 1,4 460 0,9 28 + 1.269 7,0 13 120,8 6 -2,1 9 ++ 32 + 58 2,1 3 + 132 6,8 232 0,1 221 2,8 174 0,6 61 -0,8 Bij de meesten van deze soorten kunnen we wel van een systematische trend spreken. Appelvink en vooral Europese Kanarie lijken echter weer af te nemen. 83 Het totale aantal vogels is duidelijk toegenomen. Dat komt vooral op het conto van de sterk toegenomen Houtduif Sterk Vooruit 17 soorten aantal exemplaren Gecorrigeerde Seizoenssom trend Gem 75-2012 2012 Δ% 75-2012 Nexx 214.841 208.336 -3% 0,477 3.676.746 Er is tenslotte ook een flinke groep die tijdens de ochtendtellingen steeds meer zijn gezien: Sterk Vooruit 21 soorten Goudhaantje Houtduif Kokmeeuw* Beflijster Bruine Kiekendief Smient Goudvink Grote Zilverreiger Rietgans Boomleeuwerik Slechtvalk Zanglijster Canadese Gans Heggemus Koolmees Kleine Mantelmeeuw Kolgans Grauwe Gans Pimpelmees Nijlgans Aalscholver gemiddelde seizoenssom 1975-2012 Nexx 10 204 124.668 2.233.213 6.749 25.410 trend 19752012 0,404 0,411 ?? trend 19872012 0,242 0,130 0,417 Aantalsverandering over 37 jaar Aantalsverandering over 25 jaar 1975 2012 Δ%/jr -4 24 ++ 58.462 191.947 6,2 ?? ?? ?? 1987 2012 Δ%/jr 6 25 13,1 129.970 174.488 1,4 3.604 9.883 7,0 1 4 24 44 5 590 68 1 533 51 362 154 30 69 253 674 55 3.379 1.404 14 11.463 638 7.415 3.155 0,418 0,428 0,461 0,468 0,473 0,476 0,481 0,492 0,517 0,526 0,534 0,571 0,238 0,254 0,470 0,334 0,549 0,362 0,472 0,468 0,269 0,503 0,080 0,501 0 0 -21 -9 -9 -277 -28 -1 217 -46 169 -25 2 8 69 99 20 1.471 165 2 854 150 558 337 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ 7,9 ++ 6,2 ++ 1 3 -19 20 -11 110 -17 0 491 -31 435 32 2 8 87 105 27 1.593 199 2 823 181 479 377 10,5 7,5 ++ 17,3 ++ 53,9 + ++ 2,7 + 0,4 43,3 40 3.245 686 247 57 275 20.904 8.566 5.013 714 0,576 0,612 0,620 0,659 0,742 0,437 0,489 0,674 0,504 0,805 -18 -1.771 -763 -88 -63 99 8.342 2.159 587 178 ++ ++ ++ ++ ++ 11 507 -796 92 -59 106 9.078 2.784 619 226 35,5 67,6 + 23,0 + 309 4.469 0,801 0,797 -235 861 ++ -105 1.011 + *van de Kokmeeuw zijn in de beginjaren geen aantallen genoteerd ivm slaaptrekbewegingen over de oude telposten Vooralsnog lijken er dus meer winnaars te zijn dan verliezers. Hoe dat beklijft zal blijken. Een aantal van deze sterk toegenomen soorten bleek immers in 2012 niet zo best te scoren, zoals aan het begin van deze paragraaf al werd gemeld. Kortom: weer flink tellen in 2013!! 84 De geschiedenis van een verloren vogel Over de teloorgang van de Ortolaan (Emberiza hortulana) in de Oost-Achterhoek Jan Rademaker Mei 1968 De ontmoeting Het was nog vroeg die ochtend. Een waterig zonnetje scheen lauw op enkele koeien, die de laatste dauw van de velden hapten. Langs de bolle zandweg regen telefoondraden weilanden en essen aan elkaar. Nog niet geheel doordrongen van het feit dat koffie onmisbaar is voor een vogelaar, werd ik opgeschrikt door een wat neuzelig, monotoon liedje. Een aantal strofen. Eerst voorzichtig, later een reeks van zes heldere tonen met een aflopend einde. Het was geen Geelgors op de draad. Het duurde even voor ik het samenspel van geel, olijfgroen, bruinoranje herkende als de Ortolaan. De gezichtsuitdrukking deed mij mysterieus aan. Een ontmoeting met gevolgen. Alle kleuren waren nog goed te zien: de roze snavel lichtte op onder het lamplicht. De gele oogring op de groene kop leek er met een fijn naaldje in geëtst. (uit: De Ortolaan van Maarten ’t Hart, 1984) Inleiding Vanaf 1968 volg ik de Ortolaan, van 1970 tot 1974 in een aantal proefvlakken uitgekozen met behulp van een geologische kaart en vanaf 1974, in VWG verband, vlakdekkend het hele oostelijke werkgebied. Er is onderzoek gedaan naar de verspreiding, populatieontwikkeling, ecologie en broedbiologie van de soort. In verschillende publicaties is hier verslag van gedaan (Rademaker & Grotenhuis 1984, VWG ZOA 1985, Rademaker 1997). In dit artikel wordt het laatste broedgeval uit 2001 besproken en wordt de ontwikkeling van de laatste jaren geschetst, aangevuld met algemene informatie. Hij zong. Tatatata-tsietsjie. Net een polsstokhoogspringer die tijdens de aanloop afziet van een sprong (uit: Het Scheepsorkest van Koos van Zomeren, 1989) 85 Aankomst In 2001 werd een ♂ waargenomen op 13 mei. Op 20 mei voegde zich een vrouwtje bij het mannetje. Het paar was een week actief en begon al op 21 mei met de nestbouw in een ruderaal graanperceel op een kleine es op Landgoed De Haar. Helaas werd eind mei de akker omgeploegd en vertrok het paartje. De eerste aankomst van de mannetjes is van midden april tot begin mei. Vrouwtjes komen enkele dagen later aan dan de mannetjes (tot 8 dagen). De meeste vogels komen aan in de periode 24 april en 14 mei. De ortolaan is door velen beschouwd als een mooi weer zanger. Dat is ten dele zo. Het is ook een vroege ochtend zanger, die vooral in de eerste weken na aankomst rond zonsopkomst zingt. Zangactiviteit over de dag, van een uur voor zonsopkomst t/m 4 uur erna . percentage zingende m. zangaktiviteit in de loop van de ochtend 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 -45 -60 -15 15 45 75 105 135 165 195 225 255 -30 0 30 60 90 120 150 180 210 240 300 tijdstip t.o.v. zonsopkomst (0) - per half uur 86 Aankomst van de mannetjes over het jaar. Eerste waarneming over de jaren per locatie (n = 572). Periode 1970-2002. Habitat Op 10 juni 2001 werd een zingend mannetje, 2 strofe zang, waargenomen in de eikenhoutwal langs een middelgrootte es op het landgoed Hijink. Het perceel was ingezaaid met zomergraan. Het mannetje zong vanuit de wal, maar ook van een weidepaal en vanaf de grond. De Ortolaan is een vogel van het kleinschalige cultuurlandschap met essen met afwisselende graanvelden, samen met hakvruchten, aardappelen en kruidenrijke randen en weggetjes. Omzoomd door bosranden, houtwallen, singels, wegbeplantingen. Meestal met Zomereiken. Zangposten waren telefoon- en elektriciteitsdraden, bomen, weidepalen en soms werd er vanaf de grond gezongen. Er werd gefoerageerd in de bomen, de kruidenrijke randen en in percelen met hakvruchten en aardappelen. In de graanvelden werd gebroed. Het was van groot belang dat winter- en zomergraan naast elkaar werd verbouwd. Ook de hoogte van de halmen en de dichtheid waarmee gezaaid is, was van belang. De optimale hoogte is 20 cm (15-35 cm), de optimale dichtheid ligt tussen 7,5 en 12,5 cm. In de laatste jaren is de hoogte en dichtheid sterk toegenomen en de geschiktheid van de percelen daarmee afgenomen. 87 Broedbiologie Op 13 juni werd het mannetje in gezelschap van een vrouwtje waargenomen. Het mannetje zong volop 2 en 3 strofen-zang en het vrouwtje antwoordde met contactroepjes. Op 17 juni was het paar nog aanwezig en op 18 juni werd waargenomen dat het mannetje het vrouwtje voerde. Tevens zong het mannetje nog. Op 20 juni maakte het mannetje verschillende voedselvluchten en zijn contactroepjes te horen (bit/jup en tjuuuurstruup roep). Het mannetje zong niet veel meer. Op 26 juni scharrelden er 3 jongen rond het nest. Mannetje en vrouwtje maakten voedselvluchten. Het mannetje zong en riep herhaaldelijk (psi roep), het vrouwtje ook (psi en jui roep) en de jongen antwoorden (bi en psi roep). Het is mogelijk dat het paar welke eerst op De Haar werd waargenomen, de es op het landgoed Hijink had uitgekozen voor een vervolglegsel. Dan heeft het paar zich vrij snel verplaatst en is voor 10 juni al begonnen met het maken van een nest en het leggen van eieren. De eieren zijn gelegd omstreeks 1 juni, het broeden is omstreeks 5 juni begonnen en de eieren zijn ongeveer 16 juni uit gekomen. De mannetjes kiezen een locatie en maken dat door baltsvluchten duidelijk. Ze zingen intensief, vliegen boven het perceel, verjagen en vervolgen concurrerende mannetjes, zitten op een zangpost en vertonen dreigend gedrag (o.a. staartspreiden). De vrouwtjes bouwen het nest alleen, vaak wel onder begeleiding van de mannetjes. Het nest wordt in 2 à 3 dagen gebouwd. De meeste nesten worden in graanpercelen gebouwd. Van 5 tot ruim 50 meter uit de perceelsgrens. De ortolaan maakt een grondnest. Het nest bestaat uit een buitenrand van o.a. grashalmen en een kom; er is nauwelijks sprake van een dikke nestbodem, waardoor de soort is aangewezen op warmtevasthoudende bodems (esgronden). Het nadeel van een grondnest zijn kansen op predatie en overstroming bij hevige slagregens. Naast predatie een van de oorzaken van het verloren gaan van broedsel. Er worden 4 à 6 eieren gelegd, 1 tot 2 dagen nadat het nest gereed is. De broedduur is 11 tot 12 dagen. Na 9 à 10 dagen komen de eieren uit. De jongen blijven 9 tot 11 dagen in het nest. Gedurende 4 tot 6 dagen scharrelen de jongen in de buurt van het nest en worden nog gevoerd door beide ouders. De jongen worden in de eerste 5 tot 6 dagen 4 tot 9 keren gevoerd, later 11 tot 19 keren per dag. Er wordt in de regel 1 keer gebroed en er komen geregeld vervolglegsels voor. In het ons onderzoekgebied zijn geen tweede broedsels vastgesteld. In ons werkgebied zijn 1,2 tot 3,6 uitgevlogen jongen per paar in de periode 1974-1990 vastgesteld. 88 Onderstaande figuur geeft het gemiddeld aantal jongen per succesvol broedpaar weer van 1974 1994. Verspreiding De locatie van het broedende paar in 2001 was een bekende en over vele jaren gebruikte broedlocatie. De es op Landgoed Hijink is een traditionele broedlocatie van de Ortolaan. De es is met maximaal 3 paar per jaar bezet geweest van 1970 tot 1988. De ortolaan kwam sterk geclusterd voor op de essen in het oude hoevenlandschap. Met name in het oostelijk en zuidelijke deel van het werkgebied. In Nederland leefde de Ortolaan aan het rand van zijn verspreidingsgebied. De soort was een regelmatige broedvogel in ZO Groningen, Achterhoek en Limburg. In deze eeuw is het een onregelmatige broedvogel, die in feite als uitgestorven beschouwd moet worden. Het bolwerk in Limburg sloot aan op de populaties in Vlaanderen en het Rheinland. De populatie van de Oost-Achterhoek sloot aan op die van Westfalen. De Ortolaan in ons werkgebied had hetzelfde dialect als de populatie in Westfalen. In Westfalen is de soort ook langzamerhand verdwenen. Broedden er rond 1985 nog circa 120 paar, in 2000 nog 20 paar en in 2006 de laatste 4 paar. In 2007 is er geen broedgeval meer waargenomen in Noordrijn-Westfalen. 89 Voedselzoekende Ortolaan langs een onverharde weg. Een es met graan, een zandweg en oude eiken, maar geen Ortolaan meer. Gelderesch Meddo. 90 Populatieontwikkeling Het broedpaar in 2001 op Landgoed Aarnink was een verrassing. Al jaren was er geen broedgeval meer geconstateerd en waren er alleen verspreid voorkomende ongepaarde mannetjes waargenomen. In 1994 heeft een paar een broedpoging gedaan in de Haart. Deze is mislukt. Ook in 2000 heeft een paar een poging gedaan op een ruderale roggeaker. Helaas werd ook deze akker omgeploegd en verdween het paar. In onderstaande tabel zijn de waarnemingen tussen 1998-2001 weergegeven. Blok Locatie 41-16 Broekhuis 41-25 Korenburger es 41-25 Mentink 41-35 Haart 41-35 Kotmans 41-36 Woold Zuid 41-36 Aarnink 41-37 Oosink Jaar Aantallen 1999 2001 1998 1999 2000 2001 1998 2000 2001 1998 1999 2001 2001 1998 2001 2001 1998 1999 2001 1 man 1 man 2 man, 1 paar 1 man 1 man 1 man 1 man 1 paar 1 man 1 man 1 man 1 man 1 man 2 man 1 man 1 paar 1 man 1 man 2 man Broedcode 0 0 4 4 1 4 0 3 0 1 0 1 1 4 1 12 4 1 4 91 In onderstaande grafiek is het aantal territoria van de Ortolaan per jaar in de Zuidoost-Achterhoek in de periode 1972 – 2012 weergegeven. 92 Discussie Het verdwijnen van de Ortolaan uit het Achterhoekse landschap, uit Nederland en uit NoordrijnWestfalen is uitgebreid beschreven (Rademaker 1997, van Noorden 2002, von Bulow e.a. 2009, Bernardy 2009). De achteruitgang van de populatie begon al in het begin van de zeventiger jaren. Vooral vanaf 1977 ging de Ortolaan sterk achteruit in de Oost Achterhoek. Met name door grote veranderingen in het kleinschalige agrarische landschap. Vooral de sterk toegenomen verbouw van maïs en het verdwijnen van variatie van gewassen op de essen. De afwisseling van winter- en zomergraan, aardappels en hakvruchten verdween. Maïsakkers zijn ongeschikt als broedhabitat. Tevens door de toename van meststoffen en andere teeltmethoden werd het broedareaal steeds kleiner. De hoogte van het wintergraan nam steeds meer toe en de dichtheid van de planten ook. Verder verdwenen de akkerkruiden en werd het voedselaanbod kleiner. Door de plaatstrouw van de Ortolaan vond de soort bij terugkeer uit de overwinteringgebieden een ongeschikt broedhabitat aan en moest op zoek naar andere plekken. De kansen op hervestiging van de Ortolaan zijn niet groot. De West Europese populatie staat zwaar onder druk in zijn geheel. Alleen in het oosten van Duitsland, Noord Scandinavië en Oost Europa zijn nog stabiele populaties. Dankwoord Een woord van dank is verschuldigd aan alle waarnemers. Tevens dank aan Robert Kwak voor de hulp bij de totstandkoming van dit artikel. Literatuur Bernardy, P. (2009): Ökologie und Schutz des Ortolans (Emberiza hortulana) in Europa- IV. Internationales Ortolan Symposium. Bülow, B. von, M. Kipp & P.Schnitzler: Ortolane in Nordrhein- Westfalen verschwunden? in Bernardy, P (zie boven). Noorden, B. van,: De ortolaan (Emberiza hortulana): 492-493 in SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Rademaker, J. en J. Grotenhuis: De biotoopkeus van de Ortolaan in de Zuidoost-Achterhoek . Het Vogeljaar 32: 141- 145. Rademaker, J.: Der Ortolan in der südöstlichen Achterhoek, Niederlande. II Ortolan Symposium, Westfalen: 113-120. VWG Zuidoost –Achterhoek,(1985): De Broedvogels van Winterswijk. 93 Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond Winterswijk Sylvain Wamelink Inleiding In 2011 heeft het ministerie EL&I een overeenkomst gesloten met Stichting Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk, als één van 4 de boerencollectieven, om invulling te geven aan de GLB-pilot (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Een onderdeel van de pilot in Winterswijk is een aantal diensten die agrariërs kunnen leveren die onderdeel uitmaken van het zogenaamde Ortolanenpakket. Om het effect van dit type agrarisch natuurbeheer op de biodiversiteit te bepalen zijn in 2012 een aantal clusters van deelnemende percelen door Staring Advies geïnventariseerd op natuurwaarden. De diensten in het Ortolanenpakket betreffen voor de meeste percelen nieuwe ontwikkelingen, zoals omvorming naar graanakker, akkerfaunaranden en stoppelvelden. Het effect van deze veranderingen op de biodiversiteit, ten opzichte van het reguliere agrarisch gebruik, zijn middels gericht veldonderzoek in beeld gebracht. Soortgroepen die (op korte termijn) profiteren van deze vorm van agrarisch natuurbeheer zijn naar verwachting met name insectengroepen als dagvlinders, libellen en sprinkhanen en de broedvogels. Verspreid in het pilot-gebied Winterswijk zijn 10 clusters van percelen op deze soortgroepen geïnventariseerd. Ter vergelijking van de percelen in de 10 clusters zijn aangrenzende 5 bouwlandpercelen, waar geen GLB-diensten voor zijn af gesloten, ook geïnventariseerd. Dit artikel gaat alleen in op het broedvogelonderzoek. Akkers worden jaarlijks bewerkt en ingezaaid met een cultuurgewas dat jaarlijks wordt geoogst. In de kruidlaag van de bouwlanden waar de GLB-dienst ‘Traditionele graanteelt op de essen’ voor zijn afgesloten en de GLB-dienst ‘Akkerfaunarand’ komen kenmerkende kruiden voor, de zogenaamde akkerkruiden. De zaden van akkerkruiden zijn van bijzonder belang voor allerlei vogelsoorten van het agrarisch gebied als patrijs en geelgors. Naast voedselbron zijn deze akkers en akkerfaunaranden van grote waarde als dekking en broedlocatie voor vogels. Om inzicht te krijgen in de betekenis van de bouwlanden en akkerfaunaranden voor (akker)vogels, waar de GLB-diensten ‘Traditionele graanteelt op de essen’ en ‘Akkerfaunarand’ zijn afgesloten, zijn broedvogelinventarisaties uitgevoerd. In de periode eind mei tot en met half juli 2012 zijn de vooraf geselecteerde clusters en aangrenzende bouwlandpercelen, waar geen GLB-diensten voor zijn af gesloten, geïnventariseerd op de aanwezigheid van broedterritoria van met name ‘akkervogels’, zoals de patrijs, gele kwikstaart, graspieper, veldleeuwerik, scholekster en kievit. Daarnaast zijn ook broedterritoria vastgelegd van alle andere aanwezige vogels binnen de clusters en van territoria in de aangrenzende landbouwpercelen en houtige opstanden. 94 Resultaten Een aantal van de in de periode mei-juli 2012 onderzochte clusters bevonden zich binnen de broedterritoria van 19 broedvogelsoorten (53 territoria), waaronder boomleeuwerik, boompieper, bosrietzanger, geelgors, gele kwikstaart, grasmus, graspieper, kievit, kneu, kwartel, patrijs, veldleeuwerik en wulp. Buiten de onderzochte clusters, maar wel binnen de invloedszone van 50 meter, zijn in totaal 537 broedterritoria van 61 broedvogelsoorten vastgesteld. Onder andere territoria van enkele zeldzame soorten als grauwe klauwier en roodborsttapuit zijn binnen de invloedszone van 50 meter aangetroffen. Naast deze twee soorten zullen ook de 59 overige soorten gebruik maken van de aangrenzende bouwlandpercelen en akkerfaunaranden. Met name de ingezaaide akkerfaunaranden fungeren als belangrijke voedselbron voor allerlei vogelsoorten. Door het gebruik van, voor insecten aantrekkelijke, zaadmengsels bieden de akkerfaunaranden een geschikt leefgebied voor verschillende soorten insecten en daarbij ook een ideaal foerageerlocatie voor allerlei insectenetende vogelsoorten. In onderstaande tabel zijn de resultaten van het onderzoek naar de broedvogels weergegeven. Akkerfaunarand ingezaaid 6,7 ha. aantal Fazant Patrijs Kwartel Scholekster Kievit Wulp Boomleeuwerik Veldleeuwerik Boompieper Graspieper Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Merel Bosrietzanger Grasmus Tuinfluiter Fitis Vink Kneu Geelgors Totaal aantal territoria Totaal aantal soorten terr. 5 terr./100ha 75 1 15 1 15 1 15 3 4 1 45 60 15 1 3 3 15 45 45 23 10 343 Akkerfaunarand overstaand graan 2,1 ha. aantal terr. 2 terr./100ha 95 1 Graan 31,1 ha. aantal terr. 2 1 2 terr./100ha 6 3 6 3 1 1 10 3 3 4 13 1 1 1 3 2 3 3 3 10 6 2 3 6 10 27 14 87 Maïs 12,9 ha. aantal terr. 4 1 terr./100ha 31 8 1 6 8 47 12 4 93 48 3 2 143 95 Vergelijking broedvogels percelen met en zonder GLB-dienst Naast een selectie van een aantal bouwlandpercelen en percelen met akkerfaunaranden, waarvoor de GLB-diensten ‘Traditionele graanteelt op de essen’ en dienst ‘Akkerfaunarand’ zijn afgesloten zijn ook vijf maïspercelen waarvoor geen GLB-dienst is afgesloten onderzocht op broedvogels en insecten. Dit om een vergelijking tussen gangbaar bouwlandgebruik (maïs) en het ortolanenpakket mogelijk te maken. Door het gebruik van mechanische en chemische onkruidbestrijding na 1 juni niet meer toe te staan wordt de vestigingsmogelijkheid voor allerlei akkerkruiden gestimuleerd. Direct gevolg hiervan is aanwezigheid en toename van structuur en voedselmogelijkheden voor allerlei broedvogels, insecten en kleine zoogdieren. Met name de maïspercelen (zonder GLB-diensten) ontwikkelen zich in een regelmatig tempo waardoor afwisseling in structuur vrijwel nihil is. Verder staan de maïsplanten zodanig dicht op elkaar dat er in de periode juli-oktober van zoninval, en daarmee mogelijke vestiging van akkerkruiden, geen sprake kan zijn. Uiteraard zorgt het gebruik van mechanische en chemische onkruidbestrijding voor beperkte vestigingsmogelijkheden voor allerlei akkerkruiden. Lokaal zijn de randen, grenzend aan zonbeschenen greppels of slootkanten, van deze maïspercelen begroeid met algemene akkerkruiden. Het is daarom niet verwonderlijk dat de percelen met GLBdiensten duidelijk meer in trek zijn bij vogelsoorten die een gevarieerd voedselaanbod van zowel insecten als zaden prefereren. Een groot deel van deze soorten vestigen zich pas vrij laat (vanaf mei) in het broedseizoen in het gebied. En bij vestiging van deze zomervogels in het gebied bieden de ‘kale’ maïsakkers nauwelijks geschikte broedgelegenheid in de vorm van ruigteranden of structuurrijke vegetaties met akkerkruiden. Daarnaast is het essentiële voedselaanbod in de vorm van een brede verscheidenheid aan insectensoorten- en groepen nauwelijks op deze maïspercelen voorhanden. De maïspercelen zijn daarentegen wel aantrekkelijk voor ‘vroege vogels’ als kievit en scholekster. Deze soorten hebben reeds jongen wanneer de eerste zomervogels zich in Nederland en in het gebied vestigen. Echter het hoofdmoot van het bulkvoedsel voor de jongen van deze akkervogels wordt gevormd door bodemdieren als regenwormen, emelten en ritnaalden. Vliegende insecten en insecten die in hogere grasvegetaties aanwezig zijn worden door bijvoorbeeld kieviten zelden als voedsel voor hun jongen verzameld. Daarentegen vormen deze insecten een belangrijk voedselbron voor zomervogels als bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus. Conclusie Maïspercelen zijn door het ontbreken van enige structuur en afwezigheid van een groot en gevarieerd aanbod aan insecten en zaden nauwelijks geschikt en interessant voor zomervogels als bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus. Omdat maïspercelen in het (vroege) voorjaar vaak kaal zijn hebben weide- en akkervogels als kievit en scholekster goed zicht op vijanden en de eieren liggen er goed gecamoufleerd. De kale en open maïspercelen zijn daarom voornamelijk geschikt als broedgebied voor deze weide- en akkervogels. De akkerfaunaranden zijn door het dichte karakter ongeschikt als broedlocatie voor deze weide- en akkervogels, ze kunnen hooguit als schuilplek en foerageergebied voor jonge akker- en weidevogels fungeren. Soorten die laat in het broedseizoen in het gebied arriveren zijn sterk afhankelijk van het beschikbare insectenaanbod en hebben duidelijk meer baat bij de kruiden- en insectenrijke akkerfaunaranden en bouwlandpercelen waarvoor de GLBdienst ‘Traditionele graanteelt op de essen’ is afgesloten. Door het inzaaien van de bouwlandpercelen met een akkerfaunamengsel is er een geschikt leefgebied gecreëerd voor met name zangvogels als bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus. Het gebruik van het gebruikte akkerfaunamengsel trekt ook een groot aantal verschillende 96 insectensoorten (voedselbron voor vogels) aan. Hierdoor herbergen de met een zaadmengsel ingezaaide akkerfaunaranden meer broedvogelterritoria dan de niet geoogste delen van een graanperceel. De geografische ligging van de percelen in het pilot-gebied bepaald deels de aanwezigheid van enkele van de vastgestelde soorten. Door de ligging van enkele onderzochte percelen nabij respectievelijk het Wooldse Veen en het Meddosche Veld, beide gebieden met kenmerkende soortensamenstelling, hebben zich hier (in de directe omgeving) enkele zeldzame soorten als graspieper, grauwe klauwier, roodborsttapuit en veldleeuwerik kunnen vestigen. De bouwlandpercelen met een GLB-dienst vormen een geschikt leefgebied voor deze soorten en expansie vanuit de nabijgelegen kernpopulaties wordt door de aanwezigheid hiervan gestimuleerd. De akkerfaunaranden en de bouwlandpercelen kunnen zowel dienst doen als broedlocatie en foerageergebied maar ook als stapsteen naar verder gelegen natuurgebieden. Een impressie van de onderzochte locaties (foto’s Sylvain Wamelink). 97 Natuurakkers en trekvogels Thijs Oonk Inleiding Met de meeste akkervogels gaat het slecht in Nederland. Op de rode lijst staan ongeveer 19 soorten die van akkers afhankelijk zijn. De kwaliteit van akkers voor vogels gaat in Nederland achteruit. Dat komt door de intensivering van de landbouw (er wordt veel meer aan geld gedacht dan aan natuur). Het verdwijnen van kleine landschapelementen, het gebruik van pesticiden en kunstmest, de voortschrijdende schaalvergroting, het verbouwen van winter- in plaats van zomergraan en de efficiëntere oogstmethoden zijn de belangrijkste factoren voor de afname van akkervogels. In Nederland wordt bijna elke akker intensief gebruikt door boeren (van boeren word tegenwoordig ook wel verwacht om efficiënter te gaan werken). Natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuurmonumenten hebben ook akkers in haar bezit. Dit zijn vaak natuurakkers. Natuurmonumenten heeft rond Winterswijk een aantal natuurakkers liggen. De meeste liggen rond het Korenburgerveen. Een natuurakker is een akker die verpacht is aan een biologische boer. Op de akker word alles biologisch verbouwd. Wat is nou eigenlijk een natuurakker? De definitie van een natuurakker is zeer variabel zo heb je 3 soorten natuurakkers: de flora-, de fauna- en de landschapsakker. Elk type heeft een specifiek beheer. Als je heel simpel kijkt en niet ingaat op de details is de landschapsakker de akker waar het meeste is toegestaan. De fauna-akker komt dan en als laatste de Flora-akker met de meeste beperkingen. Natuurmonumenten heeft rond het Korenburgerveen veel fauna-akkers. Deze akkers zijn gespecialiseerd in dieren. Deze akkers zijn dus eigenlijk aangelegd voor de onder andere de Veldmuis en de Bosrietzanger. Op de Fauna-akker zijn er richtlijnen voor het bemesten van de akker. Een biologische boer mag weinig bemesting aanbrengen op deze akker. Voor het inzaaien zijn ook richtlijnen opgesteld. Je mag bijvoorbeeld niet te veel inzaaien. Bij de flora-akker draait het vooral om planten en deze akker mag je bijna niet bemesten. Deze akkers zijn aangelegd om bijzondere akkerplanten weer terug te krijgen. De landschapsakker is een akker waar ze het oude landschap weer terug mee willen brengen. Op de natuurakkers die ik onderzocht heb zit ook een ruigte-/faunarand op de akker. Dit onderzoekje heeft tot doel de relatie tussen natuurakkers en de normale akkers te bekijken op basis van trekvogels. Er wordt bij dit onderzoek ook gekeken naar elementen van de natuurakker die de vogelstand positief beïnvloeden. Mijn hoofdvraag is dan ook: Trekt een natuurakker meer trekvogels aan dan een normale akker? Bij mijn onderzoek heb ik ook deelvragen gesteld. Twee van die deelvragen ga ik behandelen. Deelvraag 1: Heeft een ruigte-/faunarand op de natuurakker nut? Deelvraag 2: Wat is de beste hoogte van de vegetatie voor bepaalde vogelsoorten en wat is daarbij de beste soort vegetatie? 98 Methode Binnen het onderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen normale akkers en natuurakkers. Er zijn in de maanden augustus tot en met november iedere week 1 á 2 akkertellingen gedaan. Alle vogels die gebruik hebben gemaakt van de akker zijn geteld. Om alle vogels te kunnen tellen is er op de akker gelopen dat is gedaan om vogels wie in de begroeiing zaten ook tel tellen. Elke vogel is ingetekend op een veldkaart. De definitie voor een trekvogel bij dit onderzoek is een vogel dat gebruikmaakt van de akkers in zijn trekperiode. Er zijn 4 akkers onderzocht, 2 natuurakkers en 2 normale akkers. De namen van de natuurakkers zijn: Mentinkes en Korenburgeres. De onderzochte akkers liggen bij elkaar in het zelfde gebied. Dit is een belangrijk punt. Als de normale akker bijvoorbeeld in gebied A ligt en de natuurakker in gebied B ligt en gebied A is soortenrijker en heeft meer aantallen vogels, dan kloppen de gegevens niet. Resultaten Van elke telling zijn er gegevens. In totaal zijn er 24 tellingen uitgevoerd. Mijn streven was om 1 keer per week te gaan. In augustus is er 3 keer geteld. In september is er 10 keer geteld. In oktober is er ook 10 keer geteld. In november is er 1 keer geteld. Dit zijn de resultaten van de normale en natuurakkers. Normale akker Natuurakker Soorten Soorten trekvogels Trekvogels augustus Aantal Normale akker 0 Aantal natuurakker augustus 2 september 5 september 10 oktober 4 oktober 12 november 0 november Trekvogels Trekvogels Aantal Normale akker augustus 1 Aantal Natuurakker 0 augustus 28 september 129 september 263 oktober november 35 0 oktober november 153 3 99 De aantallen trekvogels van de natuurakker en die van de normale akker zijn met elkaar vergeleken. Daarnaast zijn ook de aantallen soorten trekvogels op de normale akker en de natuurakker met elkaar vergeleken. Trekvogels Normale akker Natuurakker Aantal 164 448 Soorten Trekvogels Aantal Normale akker Natuurakker 8 20 100 Fauna / Ruigte rand De fauna rand is gebruikt door trekvogels en door standvogels. aantal keer Vogels (Trekgroepjes) Holenduif 3 Torenvalk 4 Houtduif 2 Blauwe Reiger 1 Gaspieper 2 Zwarte Kraai 1 Boompieper 2 Paap(je) 1 Gaai 1 Roodborsttapuit 1 Van de fauna/ ruigte rand is vaak gebruik gemaakt. De fauna/ruigte rand is vaak gebruikt door de plaatselijke Torenvalk om er te jagen. De Blauwe Reiger stond aan het eind van de akker op de fauna/ruigte rand. Ook zoogdieren maken er gebruik zoals een huiskat die zich door onraad daar verstopte. Begroeiing en hoogte Er zijn 4 verschillende vegetatie niveaus: - Stoppel (0-15cm) - Lage vegetatie (0-10 cm) - Middel vegetatie (10-25 cm) - Hoge vegetatie (25 cm en hoger) Ik heb voor deze methode gekozen omdat ik denk dat dit beter is dan de exacte hoogte van de vegetatie er achter te zetten. De vegetatie op de akker is ook niet overal het zelfde. Ik heb voor 3 soorten gekozen omdat ik deze soorten vaker dan 1 keer op de natuurakker heb waargenomen. Grote lijster Grote Lijster Datum 7-9-2012 28-9-2012 12-10-2012 13-10-2012 15-10-2012 Hoogte vegetatie Middel vegetatie Stoppel Lage vegetatie Lage vegetatie Lage vegetatie Welke vegetatie soort Klaver Tarwe (stoppel) Klaver Klaver Klaver 101 Aantal 2 1 3 4 1 Boompieper Boompieper Datum Hoogte vegetatie 1-9-2012 Lage vegetatie Welke vegetatie soort Klaver Klaver Faunarand Klaver Klaver Klaver Faunarand Klaver Klaver 7-9-2012 Middel vegetatie 9-9-2012 Middel vegetatie 14-9-2012 Middel vegetatie 15-9-2012 Middel vegetatie 24-9-2012 Middel vegetatie 27-9-2012 Middel vegetatie aantal 7 7 5 1 2 2 1 Graspieper Graspieper Datum 2-10-2012 Hoogte vegetatie Stoppel Middel vegetatie Middel vegetatie Middel vegetatie Middel vegetatie Middel vegetatie Hoge vegetatie Hoge vegetatie Middel vegetatie Middel vegetatie 7-10-2012 9-10-2012 20-10-2012 Stoppel Hoge vegetatie Middel vegetatie Lage vegetatie Lage vegetatie 27-9-2012 28-9-2012 29-9-2012 Welke vegetatie soort Tarwe (stoppel) Klaver Klaver Klaver Klaver Klaver Faunarand Faunarand Klaver Klaver Tarwe (stoppel) Klaver Klaver Klaver Klaver 102 Aantal Totaal 1 3 1 1 3 2 11 4 5 32 36 2 2 11 1 7 3 2 2 2 Conclusie Mijn hoofdvraag was: Trek een natuurakker meer trekvogels aan dan een normale akker? Het onderzoek toont overtuigend aan dat trekvogels een grotere voorkeur hebben voor natuurakkers dan voor normale akkers. De factor is 2,7, dus als je 1 trekvogel hebt op de normale akker heb je er 2,7 op de natuurakker. Deelvraag 1 was: Heeft een ruigte/fauna rand op de natuurakker nut? In de tabel met de gegevens over de ruigte-/faunarand zie je dat er veel trekvogels gebruikmaken van de ruigte-/faunarand. Ook standvogels gebruiken de ruigte/fauna rand intensief. Een ruigte/faunarand is voor een akker een aanrader. Deelvraag 3 was: Wat is de beste hoogte van de vegetatie voor bepaalde vogelsoorten en wat is daarbij de beste vegetatie soort. Grote Lijster. De Grote Lijster is het meeste waargenomen bij een lage vegetatie. De Grote Lijster laat zicht ook wel zien bij andere vegetatie hoogten. De Grote Lijster maakt het meeste gebruik van de Klaver Boompieper. De Boompieper maakt het meeste gebruik van een middel vegetatie. In de Ruigte rand voelt de Boompieper zich ook thuis. De vegetatie soort van de Boompieper is Klaver. Graspieper. De middel vegetatie is voor de Graspieper het beste. Hij laat zich ook wel zien bij de andere vegetatiehoogtes, maar dat is wel minder. Op klaver heb ik de Graspieper het meeste gezien. De echte grote groepen zijn waargenomen in de ruigterand. Waarnemingen Er zijn in de periode van tellen verscheidende trekgroepjes gezien (zie onderstaande tabel). Noemenswaardig is wel het Paapje op de akker Mentinkes op 7-9-12. Ook de Tapuit in augustus op de akker Mentinkes is leuk. In september is er 3 keer een Boomvalk op de akker Mentinkes waargenomen. Eind september op de akker Korenburgeres is er een Roodborsttappuit in de ruigte rand gezien. Het viel mij op dat sommige soorten wie ik op de natuurakker verwachte niet tegen kwam. Deze soorten zijn bijvoorbeeld Geelgors en Kneu. Deze soorten kwam zijn wel weer gezien op de normale akker. Normale akker Spreeuw Witte Kwikstaart Boerenzwaluw Koolmees Pimpelmees Graspieper Kneu Geelgors Spreeuw Grote Lijster Witte Kwikstaart Gele Kwikstaart Boompieper Graspieper Boerenzwaluw Kokmeeuw Natuurakker Tapuit Paapje Heggenmus Buizerd Torenvalk Boomvalk Sperwer Veldleeuwerik 103 Zanglijster Kramsvogel Koperwiek Roodborsttapuit Beleid Ik ben van mening dat als het doel bestaat meer trekvogels aan te trekken het beheer van de natuurakker Mentinkes zou moeten veranderen. Zo is er rond 18-10 een gedeelte van de natuurakker waar nog tarwestoppels op stonden ondergespit. Bij de normale akker is dat toen niet gedaan en op die akker heb ik nog Geelgorzen en Kneuen op de maïsstoppels waargenomen. Rond 910 is de hele akker Mentinkes gemaaid daarbij is ook de faunarand is gemaaid. Dit terwijl de fauna/ruigte rand nog steeds werd gebruikt door trekvogels. Als we gaan kijken naar het verschil van bijvoorbeeld de Graspieper. Voor en op 9-10 trokken er op de natuurakker zo’n 66 Graspiepers door. Na het maaien op 9-10 waren dat er 3 dat is dus een forse daling. In oktober vliegen de Graspiepers nog steeds door. Natuurlijk is het maken van een super akker onmogelijk, iedere soort heeft zijn eigen wensen. Afsluiting Dit is een korte samenvatting van mijn eindverslag. Ik heb meerdere deelvragen gesteld. Ik heb hier voor gekozen omdat het anders een nog wel uitgebreid artikeltje kon worden. Ik wil hierbij ook Bert van Jaarsveld bedanken voor het overnemen van een telling. Bronnen - Teelt- en inrichtingsplan voor akkervogels in het gebied Reijerscamp. www.vwglosser.nl voor het doortrekpatroon. Natuurmonumenten voor de natuurakkers en definitie ervan. Graspieper. 104 Maatregelen op akkers rond Winterswijk voor overwinterende vogels Jan Stronks Inleiding In het kader van de pilot GLB Winterswijk worden graanteelt en de aanleg van akkerfaunaranden gestimuleerd. Een deel van deze graanakkers blijft na de oogst als stoppelveld liggen ten behoeve van overwinterende akkervogels. Voor een toelichting op de pilot GLB wordt verwezen naar het artikel “Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond Winterswijk” elders in dit jaaroverzicht. Methode Zowel in 2012 als in 2013 zijn in de maanden januari en februari tellingen uitgevoerd in akkerfaunaranden en stoppelvelden. Deze maanden, en dan vooral de vorstperioden gedurende deze maanden, zijn cruciaal voor overwinterende (akker)vogels omdat het voedsel steeds schaarser wordt en vogels juist meer voedsel nodig hebben omdat ze meer energie nodig hebben om op temperatuur te blijven. Het doel van de tellingen was niet om uitputtend onderzoek te verrichten, maar om een indruk te krijgen van de betekenis van de maatregelen voor overwinterende vogels. Niet alle randen en stoppelvelden zijn geteld. De randen en stoppelvelden die geteld zijn, zijn vrijwel allemaal slechts één keer geteld. Eigenlijk betreft het niet meer dan momentopnamen. Alle tellingen zijn uitgevoerd tijdens vorstperioden waarbij de temperatuur overdag niet boven het vriespunt kwam. Bovendien werden in 2013 7 akkerfaunaranden en 5 graanstoppelvelden geteld met een gesloten sneeuwdek. De tellingen hadden betrekking op 2 verschillende ‘diensten’ die agrariërs in het kader van de pilot GLB uitvoeren: - B2-2A: Ingezaaide akkerfaunarand. Breedte 6 tot 12 meter, gesitueerd langs bouwland. In de rand worden naast graan allerlei andere cultuurgewassen ingezaaid die voedsel en dekking opleveren voor vogels, zoals bladrammanas, mosterzaad, koolzaad, boekweit en zonnebloem. In één rand werd ook hennep aangetroffen. In deze randen worden vanaf het moment van inzaaien in het voorjaar tot 1 maart geen bewerkingen uitgevoerd. - B2-3: Een stoppelveld dat na de oogst van graan ongemoeid blijft tot 1 maart. 105 Winters beeld van een akkerfaunarand in Miste. Keep, fouragerend in een akkerfaunarand. 106 Resultaten De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. ingezaaide akkerranden graanstoppelvelden 27 13 aantal: opp. (ha): 7,62 25,89 vogels aantal aantal/ha. aantal aantal/ha. Buizerd 6 0,8 5 0,2 Fazant 10 1,3 1 0,0 Geelgors 69 9,1 257 9,9 Groenling 621 81,5 0 0,0 Heggemus 86 11,3 0 0,0 Holenduif 34 4,5 0 0,0 Houtduif 1 0,1 0 0,0 Kauw 0 0,0 4 0,2 Keep 495 65,0 0 0,0 Kneu 1 0,1 0 0,0 Merel 5 0,7 0 0,0 Putter 1 0,1 0 0,0 Rietgors 0 0,0 23 0,9 Roodborst 7 0,9 0 0,0 Sperwer 1 0,1 0 0,0 Torenvalk 2 0,3 1 0,0 Vink 104 13,6 0 0,0 Winterkoning 7 0,9 4 0,2 Zwarte kraai 0 0,0 12 0,5 zoogdieren Haas 8 1,0 5 0,2 Uit de tabel wordt duidelijk dat sommige soorten een duidelijke voorkeur hebben voor de structuurrijke akkerfaunaranden. In de winter zijn deze randen plaatselijk ruim een meter hoog. Op de stoppelvelden daarentegen zijn de afgestorven plantendelen meestal niet hoger dan 20 centimeter. Soorten die niet op de stoppelvelden gezien zijn: groenling, heggenmus, holenduif, houtduif, keep, kneu, merel, putter, roodborst, sperwer en vink. Een verassing was het hoge aantal heggenmussen in de akkerfaunaranden. Deze soort wordt in onze omgeving midwinter slechts mondjesmaat in het buitengebied waargenomen. Opmerkelijk is ook het hoge aantal kepen. Deze zijn alleen gedurende de tellingen in de 2 e winter gezien. Ook de roofvogels zijn in de akkerfaunaranden in hogere aantallen gezien. De geelgors is de enigste soort die in de akkerfaunaranden en de stoppelvelden in vergelijkbare dichtheden zijn waargenomen. Opvallend is dat de rietgors alleen op de stoppelvelden is gezien. Opmerkelijk is verder de geringe aantallen houtduiven en kraaiachtigen die tijdens deze winterse tellingen is gezien. Uit de tabel kan niet de invloed van een gesloten sneeuwdek worden afgeleid. Uit de onderliggende waarnemingen blijkt dat dit bij akkerfaunaranden nauwelijks invloed heeft op de aantallen vogels, terwijl een gesloten sneeuwdek bij de stoppelvelden er toe leidt dat de vogels het hier vrijwel geheel laten afweten. De reden hiervoor is dat dan het voedsel op de stoppelvelden vrijwel onbereikbaar wordt voor vogels. In de hoogopgaande akkerfaunaranden blijft ook bij een sneeuwdek een deel van 107 het voedsel bereikbaar. Voor de overleving van vogels in de moeilijkste periode van het jaar is dit een belangrijk gegeven. Het is moeilijk in te schatten hoeveel voedsel de akkerfaunaranden en stoppelvelden vogels nog te bieden hebben in de maanden januari en februari. Wellicht is het voedsel vóór deze maanden al grotendeels geconsumeerd door vogels en diverse soorten zoogdieren. Temeer daar omliggende cultuurgronden tegenwoordig niet veel voedsel meer te bieden hebben. Incidenteel vergaarde gegevens in de nazomer en herfst laat een geheel andere vogelbevolking zien dan in de winter. Een extreem voorbeeld was een stoppelveld in Miste waar september 2012 500 tot 1000 holenduiven, meer dan 1000 houtduiven, circa 250 geelgorzen en vele tientallen kauwtjes en zwarte kraaien tijdens een onvolledige telling werden gezien. Dat maakt natuurlijk wel nieuwsgierig naar het gebruik van akkerfaunaranden en stoppelvelden door vogels in deze perioden. De vele sporen van zoogdieren in vooral de akkerfaunaranden maken duidelijk dat deze randen ook voor viervoeters van belang zijn. Sporen van reeën, dassen en vooral van muizen (holletjes) zijn veelvuldig gevonden. Door de hoge dichtheid aan muizen zijn de akkerfaunaranden vermoedelijk voor uilen van groot belang. Wie telt er mee? 2013 is het laatste jaar van de pilot GLB. Dit biedt een (voorlopig?) laatste kans om vrij grootschalig de betekenis van akkerfaunaranden en stoppelvelden voor vogels in ons werkgebied te onderzoeken. In 2013 worden door boeren rond Winterswijk de volgende diensten in het kader van de pilot GLB geleverd: graanteelt 215 hectare, akkerfaunarand 19 hectare en graanstoppelveld 95 hectare. Het voorstel is om een flink aantal stoppelvelden en akkerfaunaranden maandelijks te tellen op vogels. Stoppelvelden en akkerfaunaranden bieden ook stand- en trekvogels in de nazomer en herfst een belangrijke voedselbron. Zie ook het artikel van Thijs Oonk over dit onderwerp. Mensen die mee willen werken aan de tellingen kunnen zich bij mij melden. De kennis die deze tellingen oplevert kan van belang zijn voor het optimaal inzetten van akkerfaunaranden, graanteelt en stoppelvelden in het werkgebied van de vogelwerkgroep in de toekomst. Demonstratieperceel akkerranden Langs de Meddoseweg, tegenover de Sevink Mölle, is in het voorjaar van 2013 een perceel van ruim 3 hectare ingericht met veel verschillende soorten akkerranden. Daarnaast zullen hier ook diverse soorten akkergewassen te zien zijn. Dit demonstratieperceel wordt ingericht om te laten zien welke typen akkerranden er mogelijk zijn. Elk type rand heeft zijn specifieke doel. Er zijn bijvoorbeeld randen voor akkervogels, voor bijen en voor vlinders. Daarnaast zijn er ook vaak nevendoelen als een aantrekkelijk landschap en energie uit biomassa. Akkerranden vergroten de biodiversiteit op het agrarisch bedrijf en daar kan de ondernemer voordeel aan hebben. Wanneer planten en dieren nuttig kunnen zijn voor de teelt van landbouwgewassen dan wordt dit ook wel Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) genoemd. Dit kan gaan om wormen die de bodemstructuur verbeteren, bijen en hommels die fruitbomen bestuiven en sluipwespen die bladluizen bestrijden. Vooral in juli is het de moeite waard om het demonstratieperceel te bezoeken. Naar verwachting is dan de bloei van de verschillende randen optimaal. Het demonstratieperceel is voor iedereen vrij toegankelijk. Bij de Sevink Mölle kan men eerst een beschrijving van het demonstratieperceel ophalen en eventueel onder het genot versnapering doornemen. 108 Het kleurringproject Roodborsttapuit in de ZuidoostAchterhoek Pim Leemreise Inleiding Toen ik als tiener vogels ging kijken, was de Roodborsttapuit één van de soorten waarvan je droomde deze ooit waar te mogen nemen. Net als Ortolaan, Grauwe Klauwier en nog wat van de rariteiten uit de jaren vóór de midden ’80-er jaren. De vogelgebieden moesten binnen fietsafstand liggen, dus ik kwam niet echt veel verder dan de omgeving Koolmansdijk, de westrand van het Vragenderveen, maar vooral het Aaltense Goor. Het leverde helaas nooit een Roodborsttapuit op. Ook deze soort was blijkbaar als broedvogel min of meer verdwenen voordat ik de kans had gekregen om er als jeugdige vogelaar van te genieten. Mijn eerste Roodborsttapuit ontmoette ik in 1994 in het Vragenderveen toen ik een vroege ochtendronde liep in het kader van de integrale broedvogelkartering Korenburgerveen. Totaal onbekend met de zang, merkte ik het heldere riedeltje direct op in de vroege ochtendschemer midden in het Vragenderveen. Het zat te zingen op een 2 meter hoge berk op de ‘kleine open plek’, oostelijk van de Wassinkdijk, dicht tegen het Korenburgerveen aan. In alle daaropvolgende jaren lukte het om Roodborsttapuiten waar te nemen. De soort had blijkbaar weer voet aan wal gezet en nam langzaam maar gestaag toe als broedvogel van het veen, in de randzone van het veen en nog later ook buiten de natuurgebieden. Verantwoording De Roodborsttapuit heeft sinds de oprichting van de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek in wisselende vorm aandacht gekregen. In de jaren ’80 werden grote delen van het werkgebied integraal op broedvogels gekarteerd, zoals het Woold in 1978, Ratum in 1979, Woold-Miste in 1980, Kotten in 1983 en Meddo in 1988. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw besteedde vooral Jan Rademaker aandacht aan de soort. Naast verspreidingsgegevens werd ook informatie over broedbiologie door hem verzameld zoals beschreven in ‘Broedvogels van Winterswijk’. Daarna werd de soort, net als vele andere soorten, jaarlijks geïnventariseerd in het kader van het onderzoek naar zeldzame- en schaarse broedvogels in het werkgebied van de Vogelwerkgroep. In het kader van dit onderzoek werden vooral bepaalde gebieden bezocht, maar zal het overgrote deel van het werkgebied niet voldoende bekeken zijn. In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw werden ook verschillende kleinere gebieden geïnventariseerd, dit gebeurde deels in het kader van het BMPproject van Sovon en deels als éénmalige kartering zoals het Aaltense Goor, Lage weg, ’t Rot-Populus, Hilgelo-Bijvanck, Hemmele, Vragenderveld, Lievelde en Besselinkschans. De broedvogelkartering van het WCL-gebied in 1995-1998 was de eerste grootschalige kartering waarbij vlakdekkend een groot deel van het werkgebied geteld werd. Het jaarlijks inventariseren van grote delen van het werkgebied werd in 2002 weer opgepakt met de inventarisatie van het Korenburgerveencomplex. Daarna volgenden IJzerlo-Lintelo (2005), Aaltense Goor (2006), Lievelde (2007), BesselinkschansGrijze veld (2008), Woold (2009), Korenburgerveen (2010), Kotten (2011) en Ratum (2012). Dit waren allemaal karteringen van ca. 1000 hectare. Een bruikbare dataset is het BMP-plot ‘Randzone Korenburgerveen’. Dit plot is in 1981, 1994, en in de periode 2001-2012 jaarlijks onderzocht op het voorkomen van broedvogels. In 2011 is de Vogelwerkgroep weer gestart om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de soort. Door de opkomst van Waarneming.nl konden naast de waarnemingen 109 van de leden van de werkgroep, ook eenvoudig waarnemingen van derden gebruikt worden. Ook het werken met de soortkaarten in Google-Maps heeft daaraan bijgedragen. Naast gegevens uit karteringen en het BSP-archief, zijn losse waarnemingen van Robert Kwak en de auteur geraadpleegd om de aantalsontwikkeling te reconstrueren. Met name uit het Korenburgerveencomplex zijn de data slecht gearchiveerd. Zo zijn er geen gegevens uit 2005 in het archief aangetroffen. In dat jaar zijn er ongetwijfeld Roodborsttapuiten in het veencomplex aanwezig geweest. Aantalsontwikkeling De ooit zo talrijke Roodborsttapuit is vanaf midden jaren ’70 in rap tempo achteruit gegaan in de Zuidoost-Achterhoek, namelijk van 55 paar in 1974 naar minder dan 10 in 1983 (VWG-ZOA 2013). Het aantal Roodborsttapuiten in het zogenaamde ‘oude werkgebied’ van de Vogelwerkgroep (oostelijke helft van het huidige werkgebied) werd voor de ’60-er jaren geschat op 80-100 paar. In 1990 werd voor het eerst geen enkel territorium vastgesteld. In 2012 werden 47 territoria vastgesteld, het hoogste aantal sinds de soort verdween eind jaren ’80 van de vorige eeuw. Aantalsontwikkeling van de Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek 1974-2012. De getallen ’74’77 gelden voor het oostelijke deel van het werkgebied. De aantallen vanaf 1994 gelden voor het hele werkgebied. De sterke neerwaartse aantalsontwikkeling werd niet alleen in de Achterhoek vastgesteld, maar ook in andere van oudsher Roodborsttapuitrijke gebieden zoals delen van Drenthe, Limburg, NoordBranbant, Twente en de omgeving van Nijmegen (HUSTINGS 1986 IN LIMOSA : 153-162). De achteruitgang werd met name vastgesteld in het agrarische cultuurlandschap, in sommige natuurgebieden bleven de aantallen op peil. Sinds de hervestiging van de Roodborsttapuit in 1994 in het Korenburgerveencomplex wordt de soort jaarlijks in het gebied vastgesteld. Tijdens de volgende integrale broedvogelkartering van het Korenburgerveen, was het aantal territoria in het veen verdubbeld (2 territoria) en had de soort ook de extensieve bufferzone bezet met 3 territoria. Deze bufferzone was in de tussenliggende periode tijdens de Herinrichting Winterswijk-West toebedeeld aan Natuurmonumenten en Stichting Marke 110 Vragenderveen en als natuurgebied ingericht. Op enkele hooilanden na, werd het grootste deel jaarrond begraasd door Gallowayrunderen. De vestiging vanuit het veen naar de bufferzone bleek ook succesvolle stap in het herstel van de populatie want de aantallen namen in de daaropvolgende jaren gestaag toe, om in 2011 op een (voorlopig ?) hoogste aantal van 14 territoria te eindigen. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van het aantal Roodborsttapuiten in de Randzone Korenburgerveen weergegeven. Deze gegevens zijn verzameld in het kader van het Broedvogel Monitoring Project van Sovon. Aantalsontwikkeling in de BMP-proefvlak ‘Randzone Korenburgerveen’ 1981, 1994, 2002-2012. (LEEMREISE 2011) 111 Aantalsontwikkeling en verspreiding in het Korenburgerveencomplex en de randzone. De gegevens zijn afkomstig van integrale broedvogelkarteringen van het veencomplex in 1994, 2002 en 2010. Bron: VWG-ZOA. 2010 112 Aantalsontwikkeling en verspreiding van de Roodborsttapuit in het broedvogelmonitoringsproefvlak ‘Randzone Korenburgerveen’ 2006-2012. Het veencomplex zelf werd daarbij niet onderzocht. 113 Verspreiding in de periode 2002-2012 Met de vestiging in de randzone van het Korenburgenveen in 2002 startte de opmars van de soort in de Zuidoost-Achterhoek. Tot die tijd werden slechts sporadisch territoria buiten het Korenburgerveencomplex vastgesteld, zoals in de omgeving van Meddo (1996, 2000 en 2001) en het Wooldse Veen (1997). Vanuit het veen werd de bufferzone aan de west-, noord- en oostzijde van het veen bezet. De aantallen namen toe tot 24 territoria in 2012. De eerste ‘sprong’ buiten de randzone werd in 2008 vastgesteld toen één territorium in het Kleine Goor en twee territoria in een Staatbosbeheer reservaat iets zuidelijk van het Kleine Goor werden vastgesteld. De vestiging in 1997 in het Wooldse Veen, bleek ook een duurzame te zijn. De gegevens zijn onvolledig, maar het is aannemelijk dat de soort sindsdien een vaste broedvogel van het Wooldse Veen geworden is. Er zijn territoria bekend uit 2004, 2009, 2011 (2 terr.) en 2012. Vanuit het veen heeft de soort zich wellicht verspreid naar extensieve graslanden en een jonge aanplant in de directe omgeving (2009, 2011), beide 1 territorium, in 2012 twee territoria. De territoria zoals hierboven beschreven waren allen in extensief beheerde graslanden (+ één jonge bosaanplant) gesitueerd. Deze graslanden werden meest jaarrond begraasd door runderen of jaarlijks gehooid. Alle terreinen waren in beheer bij een natuurbeherende organisatie. Van een hervestiging in het agrarische cultuurlandschap was nog steeds geen sprake. Slechts sporadisch, en doorgaans slechts éénmalig werden er in deze periode Roodborsttapuiten buiten natuurgebieden vastgesteld. Dat beeld veranderde drastisch in 2011. Mede door het uitvoeren van het grootschalige broedvogelonderzoek in Kotten, werden in 2011 11 territoria vastgesteld buiten de hoogveenkernen en de aanliggende bufferzones (+ 3 in het Kleine Goor). Deze toename zette in 2012 door; toen werden 17 territoria in het agrarische cultuurland vastgesteld. Het lijkt erop dat de soort definitief de stap genomen heeft vanuit de natuurgebieden het agrarische cultuurlandschap in. In onderstaande afbeeldingen wordt de verspreiding in 2011 en 2012 weergegeven. Verspreiding van de Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek in 2011 en 2012 (rechts). 114 De hervestiging van de Roodborsttapuit in het agrarische cultuurlandschap kwam niet geheel als een verrassing. De soort laat in de index van Sovon vanaf 1990 een gestage groei van >5% per jaar zien. In onderstaande afbeelding wordt de index grafisch weergegeven. Index van de Roodborsttapuit in Nederland 1980-2010. Bron: Netwerk ecologische monitoring (Sovon. CBS 2013). Het beeld dat Schoppers presenteert in de Vlerk (SCHOPPERS 2005) is niet op de Zuidoost-Achterhoek van toepassing. Hij vond in 2004 opvallend veel broedgevallen in het agrarische cultuurlandschap. Zoals uit de aantalsontwikkeling voor het werkgebied blijkt, werd in 2004 wel een toename vastgesteld, maar deze werd uitsluitend in de bekende (kern)gebieden waargenomen, niet in het agrarische cultuurlandschap. De ontwikkeling in het werkgebied loopt ook niet synchroon met OostTwente (gemeente Losser). Hier is de soort vanaf de start van de monitoring in 2004 gestaag toegenomen, zowel in de natuurgebieden als in het agrarische cultuurlandschap. De ‘sprong’ naar het agrarische cultuurlandschap startte daar in 2007, waarbij de soort in 2010 en 2011 zelfs al talrijker in het cultuurlandschap was, dan in de natuurgebieden. In 2011 werden 19 van de in totaal 29 territoria in cultuurgebied vastgesteld (LANJOUW, 2012). Waar komen deze nieuwe broedvogels vandaan? Een interessante vraag is waar de vogels die zich in het agrarische cultuurland vestigen vandaan komen? Uit verschillende bronnen wordt de Roodborsttapuit als een soort met ‘enige plaatstrouw’ gekarakteriseerd (VAN EERDE 2013), maar ook dat geeft geen antwoord op de vraag waar de vogels vandaan komen. Zijn dat jongen die geboren zijn in de randzone van het Korenburgerveen en kiezen zij een andere plek omdat het gebied reeds bezet is? Of vestigen de door ons werkgebied trekkende vogels zich omdat het biotoop (ineens) geschikt(er) geworden is? Naast de nieuwvestigers is het ook interessant om te onderzoeken of de jongen een voorkeur hebben voor het habitattype waarin ze geboren zijn? Oftewel, keren de jongen die in het agrarisch cultuurlandschap terug als broedvogel in een vergelijkbaar biotoop? Idem voor de jongen die geboren zijn in de extensief beheerde graslanden in de bufferzone van het Korenburgerveen? Om antwoorden te zoeken op de hierboven gestelde onderzoeksvragen dienen de vogels individueel herkenbaar te zijn. Omdat Roodborsttapuiten vaak langdurig op paaltjes en puntdraad zitten, is het aanbrengen van kleurringen 115 een geschikte methode om de vogels individueel herkenbaar te maken. In overleg met het Vogeltrekstation is er voor gekozen om iedere vogel drie kleurringetjes om te doen. Samen met een aluminium ringetje van het Vogeltrekstation, kregen de vogels dus in totaal vier ringen om. Twee, aan iedere poot. Deze werkwijze is tevens doorgesproken met Heiner Flincks. Hij ringt al ruim twintig jaar Roodborsttapuiten in twee gebieden (Duffelt en het Aamsveen). Naast het onderzoeken waar de ‘nieuwe broedvogels’ in het agrarisch cultuurlandschap vandaan komen, is het ook interessant om te onderzoeken wat het broedsucces van de Roodborsttapuiten in de verschillende terreintypen is. Daarvoor worden de nesten gezocht om het broedsucces te kunnen monitoren. Resultaten 2012 In 2012 is het ringonderzoek naar Roodborsttapuiten gestart. Omdat de onderzoeker geen ervaring had met het ringen en het verzamelen van broedbiologische gegevens van deze soort, wordt 2012 beschouwd als een ‘leerjaar’. Vangmethoden Heiner Flinks werkt al vele jaren met een klein klapnetje om de volwassen of uitgevlogen jongen te vangen. Ervaring met mistnetten had hij niet. Wij zijn gestart met beide methoden om te kijken welke methode het beste werkt. Toen begin maart de eerste Roodborsttapuiten zich in de broedgebieden lieten zijn, zijn we medio maart gestart met het plaatsen van een mistnet (15 meter lang, 2,5 meter hoog) en een geluidsdrager. Daarbij werd het zang van het mannetje ten gehore gebracht. Ondanks twee (man+vrouw) succesvolle vangsten (13 en 14 maart), bleek deze methode niet te voldoen aan de verwachting. De mannetjes reageerden niet of nauwelijks en al snel werden twee ongewenste andere vogels in de mistnetten gevangen (2x Rietgors). De mistnetten werden vervangen voor de in Duitsland en Drente beproefde vangmethode. Deze bleek wel succesvol. Naast het vangen van volwassen vogels, zijn ook twaalf jonge vogels geringd. Dit waren zowel nestjongen, als jongen die het nest verlaten hadden maar nog niet konden vliegen alsmede jongen die al wel konden vliegen. Geringde vogels In totaal werden in 2012 vijfendertig vogels geringd. Van deze vogels waren er twaalf eerste kalenderjaars vogels (acht nestjongen, drie vliegvlugge en één nestvlieder) en 23 volwassen (na 1 Kalenderjaar) waarvan 8 ♀ en 15 ♂. Alle geringde vogels kregen naast een aluminiumring drie kleurringen. Alle vogels kregen in 2012 om de linkerpoot roze kleurring boven en een aluminium ring onder en twee ringen in de kleur rood, geel, groen, zwart, wit of grijs aan de rechterpoot. De wijze van noteren is als volgt. De ringkleuren worden opgesomd van linksboven naar de rechtsonder (waarbij links en rechts de poten van de vogel zijn!) Let daar dus op bij het aflezen. Wanneer de vogel met de kop naar de waarnemer zit, dan is de poot aan de linker zijde, dus de rechter vogelpoot. 116 Twee gekleurringde mannetjes. Links 13.304 geringd op 31 maart 2012. Rechts 13.309; geringd op 4 april 2012. Beide vogels zijn geringd in de westelijke bufferzone van het Korenburgerveen (foto’s Gejo Wassink). Er is op vier plaatsen geringd in 2012. De nadruk lag in maart en april 2012 op de bufferzone van het Korenburgerveen. In dit gebied waren de eerste Roodborsttapuiten begin maart aanwezig, terwijl de meeste territoria in het agrarische cultuurland toen nog niet bezet waren. De territoria rondom het Aaltense Goor werden pas in de 2 e week van april bezet. Naast de bufferzone van het Korenburgerveen, werden ook vogels geringd in het kleine Goor en in het Aaltense Goor (buiten reservaat). 4 3 1 2 Overzicht van de 35 geringde vogels in de Zuidoost-Achterhoek. Tevens staan de vier ‘vanglocaties’ afgebeeld. 1 is Aaltense Goor (6 vogels), 2 is Kleine Goor (3 vogels), 3 in Randzone KBV-Oost, (2 vogels) en 4 is Randzone KBV-West (26 vogels). De veengebieden in de ZO-Achterhoek worden op de kaart met de arcering aangeduid. Terugmeldingen In 2013 werden van de 23 geringde volwassen Roodborsttapuiten reeds twee mannetjes terug gemeld buiten de ringplek. Het allereerst geringde mannetje in 2012, geringd in de randzone van het Vragenderveen op 13 maart 2013, werd op 24 juni 2012 waargenomen door P. Knolle in het Haaksbergerveen. De vogel was gepaard en had jongen. De tweede melding was zelfs nog iets spectaculairder. Op 20 mei 2012 nam G. Wassink in het Ellewicker Feld een geringd mannetje Roodborsttapuit waar. Deze vogel bleek op 1 april 2012 geringd te zijn in het Kleine Goor, al waar de vogel tot 20 april verbleef. Al die tijd bezette deze vogel een territorium, maar was ongepaard gebleven. Beide verplaatsingen waren in noordoostelijke richting t.o.v. de ringplek. 117 Roodborsttapuit (kleurcombinatie P*BR). Ellewicker Feld 20-5-2012. Foto: G. Wassink. Deze vogel werd op 1-4-12 geringd in het Kleine Goor bij Corle en verbleef vervolgens minimaal 20 dagen op en rond de ringplek alvorens door te trekken naar het Ellewicker Feld. Broedbiologisch onderzoek Behalve het ringen van vogels, werden ook zo veel mogelijk broedbiologische gegevens verzameld. Roodborsttapuiten nestelen veelal in lage hellingen van slootkanten of dijklichamen en indien er geen hellingen zijn, ook wel tussen graspollen, heide en pijpenstrootje (VAN EERDE 2013; GROTENHUIS ET AL 1985). Nesten in slootkanten zijn met enige moeite vindbaar, de nesten in ruige graslanden met pitrus of heide-hoogveen, zijn dat bijna niet. Vanwege de lage vindkans is daarom niet gezocht naar nesten in de ruige graslanden in de bufferzone van het Korenburgerveen. Zodra er jongen in het nest aanwezig zijn, kan het nest gevonden worden door de met voer slepende oudervogels te volgen. Om een volledig overzicht te verkrijgen van het aantal gelegde eieren en de datum waarop de eieren gelegd zijn, is het ook belangrijk om nesten met eieren te vinden. Dit is mogelijk door de gedragingen van de beide oudervogels goed te bestuderen. Wanneer het vrouwtje het nest tijdelijk verlaat om te foerageren, wordt het mannetje langzaam onrustiger. Wanneer het vrouwtje na korte tijd weer terugvliegt om verder te broeden, volgt het mannetje haar doorgaans trouw en gaat korte tijd in de directe omgeving van het nest zingen. Dan weet je ongeveer waar het nest zit. Vervolgens kan een kleine zoektocht tot de vondst van het nest leiden. Op onderstaande afbeelding staan de vier nestlocaties in de westelijke bufferzone van het Korenburgerveen afgebeeld. Tevens is de verspreiding van de territoria van de Roodborsttapuit daarop afgebeeld. 118 Aanduiding van vier nestplaatsen (witte bol) in de westrand van het Korenburgerveen zoals deze gevonden. Tevens is de verspreiding van de vastgestelde territoria in 2012 afgebeeld. Uit bovenstaande afbeelding valt goed af te lezen dat drie van de vier nesten aan de noord- en westzijde van de Dwarsdijk en een zandweg gevonden zijn, buiten de bufferzone dus. In totaal zijn drie nesten daadwerkelijk gevonden (twee in randzone KBV en één net ten oosten van het Aaltense Goor). Van twee nesten kon ongeveer de locatie bepaald worden. Alle nesten waren gebouwd op de bodem tussen hoog gras in een slootkant, ca. 40 cm onder de insteek van de slootkant. Nestlocatie (links) en nest met twee pas geboren jongen. Dwarsdijk 2013. De locatie met het nest wordt met de pijl aangeduid (foto’s Pim Leemreise). 119 Broedbiotoop en nestlocatie in het territorium ‘Aaltense Goor-Oost’. De nestlocatie wordt met de pijl aangeduid. Het nest bevond zich in de westoever van een kavelgrenssloot. Deze slootkant was begroeid met een hoge en ruige beplanting van fluitekruid, grote brandnetel en riet (foto’s Pim Leemreise). Nest met vier jongen en nestlocatie ‘randzone Vragenderveen’. De nestlocatie wordt met de pijl aangeduid. Dit nest bevond zich in de noordoever van een A-watergang (foto’s Pim Leemreise). Zichtbaarheid van de nestingang van een nest van de Roodborsttapuit in A-watergang, Randzone Vragenderveen 2012. De nestingang wordt met de pijl aangeduid (foto Pim Leemreise). 120 Eieren en jongen De verzamelde data van nesten is minimaal. Van vier nesten is het aantal eieren en uitgekomen eieren bekend. In alle vier nesten werden vier eieren gelegd, waarvan in drie gevallen alle eieren uitkwamen. Al deze jongen zijn ook daadwerkelijk uitgevlogen. In één nest kwamen drie van de vier eieren uit, ook deze jongen zijn uitgevlogen. De verzamelde data over eilegdata is minimaal. Discussie Door het kleurringen van Roodborstapuiten zijn de vogels individueel herkenbaar. Het gedrag van deze soort maakt het redelijk eenvoudig om kleurringen af te lezen waardoor veel informatie verzameld kan worden. Uit navraag bij het Vogeltrekstation Nederland (mond. Med. H. v.d. Jeugd) en twee zeer ervaren collega soortonderzoekers werd mij duidelijk, dat het aanbrengen van kleurringen niet aantoonbaar leidt tot hinder, gevaar of een verminderde overleving van de vogels. Het aanbrengen van kleurringen bij Roodborsttapuiten is zinvol wanneer de onderzoeksgegevens leiden tot een beter inzicht en begrip van de ecologie en populatieopbouw van de soort, maar bovenal wanneer het leidt tot een betere bescherming van de soort. Meldingen van gekleurringde Roodborsttapuiten zijn bijzonder welkom. Het is voor de onderzoekers onmogelijk om vele honderden vierkante kilometers potentieel broedbiotoop af te speuren op gekleurringde Roodborsttapuiten. Daarom vragen wij collega vogelaars om in de komende jaren gericht te letten op kleurringen bij Roodborsttapuiten en deze te melden aan ondergetekende. Deze inspanning is bijzonder wenselijk buiten de randzone van het Korenburgerveen. Voorliggend verslag is een kort en eenvoudig verslag van enkele resultaten en bevindingen van het eerste onderzoeksjaar naar Roodborsttapuiten in de Zuidoost-Achterhoek. Het komende jaar wordt het eerste jaar waarop de gekleurringde vogels terugkeren naar de broedplaatsen. 2012 was een aanloop jaar; een jaar waarbij ervaring opgedaan is met de soort, de broedbiologie en het bemachtigen en ringen van de vogels. We hopen de inzet op te voeren in de komende jaren zodat antwoorden gevonden worden op de gestelde onderzoeksvragen. 121 Kort verslag van de Punt Transect Tellingen 2012 Pim Leemreise Inleiding Het PTT voor wintervogels is het oudste monitoringproject van SOVON; er werd in 2012 voor de 35e keer geteld. Tegenwoordig tellen in Nederland ruim 300 waarnemers jaarlijks meer dan 400 routes. Met het project wordt de aantalsontwikkeling en verspreiding van in ons land doortrekkende en/of overwinterende vogels vastgelegd. Dit kunnen zowel Nederlandse broedvogels zijn als vogels afkomstig uit bijvoorbeeld Scandinavië of Oost-Europa. Het PTT richt zich vooral op algemenere soorten als Buizerd, Groene Specht, Kramsvogel en Sijs. Samen met de watervogeltellingen ontstaat daarmee een goed beeld van de aantalsontwikkelingen van de vogelbevolking in Nederland buiten het broedseizoen. Het PTT-project levert voor meer dan 80 soorten inzicht in de winterverspreiding en betrouwbare trends. De tellingen worden georganiseerd in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een PTT-telling vindt eenmaal per jaar plaats in de periode van 15 december tot en met 1 januari. Bij een telling wordt elk jaar dezelfde route afgelegd en worden op 20 vaste telpunten op die route gedurende exact vijf minuten alle vogels geteld, inclusief overvliegende groepen. Die vaste methodiek is belangrijk omdat we immers steeds op dezelfde manier, met dezelfde inspanning het aantal vogels willen bepalen (SOVON 2012). Ligging van alle bestaande PTT-routes in Nederland 122 Oude traditie In 1978 werden de eerste drie PTT-routes in ons werkgebied reeds geteld, dat betrof de routes Haart, Ratum en Meddo. In de jaren die daarop volgden nam het aantal routes toe tot 12. Niet alle routes worden ieder jaar geteld, sommige op slechts één of enkele jaren na wel. De routes hebben doorgaans een vaste teller. Wanneer een teller om wat voor reden dan ook stopt met zijn (of haar) route duurt het doorgaans een paar jaar voordat deze door een andere teller overgenomen wordt. Overzicht van de ligging van alle routes/telpunten in het werkgebied van de VWG (links) en de getelde routes/telpunten in december 2012 (rechts). Telseizoen 2012 Tijdens de afgelopen telperiode werden alle twaalf PTT-routes in het werkgebied van de VWG-ZOA geteld. Daarmee is het werkgebied fraai afgedekt met telpunten waardoor we een fraai overzicht kunnen vergaren van de verspreiding en aantallen van vogels in de winter. In de telperiode 2012 zijn de volgende tellers op pad geweest: R. Kwak (Ratum & Quartier d’hiver), B. van Jaarsveld (Haart), W. de Leeuw (Aaltense-es), H. Schoppers (Lichtenvoorde Oost), G. Vos (Corle), P. Leemreise (Lievelde, Lichtenvoorde Oost & Zieuwent-Goor), F. te Bogt (Woold), G. Wamelink (Zieuwent-Goor, Haart) B. Wagenaar (Zieuwent-Goor), T. Oonk (Meddo-Huppel) en J. Schoppers (Lintelo). Het weer van december 2012 Omdat de PTT-telling in de periode 15 december – 1 januari plaats vindt, is het interessant om te kijken hoe het weer eruit heeft gezien. Het weer, specifiek strenge koude of sneeuw, bepalen deels de aanwezigheid van bepaalde soorten in ons werkgebied. 123 De maand december van 2012 verliep ronduit zacht, erg nat en het was verder vaak aan de sombere kant. Na een winters begin, met sneeuw en vorst, zette een westelijke stroming in en werd het wisselvallig. In de eerste week van de maand zat de wind vaak in de noordhoek en werd koude en vochtige lucht aangevoerd. Er viel op meerdere dagen sneeuw. Het winterse weer werd in de nacht van 8 op 9 december al snel weer verdreven. Grijs en regenachtig was het in de tweede helft van de maand. Met het inzetten van een westelijke stroming ging het weer echter vooral op de zachte en wisselvallige toer in de tweede helft van de maand. Vaak lag het kwik tussen 8 en 12 graden en er was vrijwel geen dag waarop het droog bleef. Ook zonneschijn was er weinig. Al met al gaat de maand als erg nat in de boeken, vooral dankzij die wisselvallige tweede helft van de maand. Gemiddeld over het land viel er 125 mm, tegen 80 mm normaal Er waren wel regionale verschillen, de uitschieters waren het zuidwesten (170 mm) en het oosten (105 mm) van het land (BRON: WEERPLAZA.NL). Resultaten PTT-seizoen 2012 Op de twaalf getelde routes werden in totaal 27.756 vogels geteld, verdeeld over 91 (!) verschillende soorten. Daarmee werden in 2012 6519 vogels meer geteld dan in het voorgaande jaar 2011. Ondanks één extra getelde route, nam het gemiddeld aantal vogels per route toe van 1930 naar 2313 vogels per route. De meest zeldzame soorten in 2011 waren Bosuil, Brilduiker, IJsvogel, Sneeuwgors en Velduil (allen 1 ex.). Ook vermeldingswaardig waren de Pestvogels in Lichtenvoorde-Oost, Klapeksters, Mandarijneenden, Steenuilen en Vuurgoudhaantjes (allen met 2 exx.). Wanneer we naar het lijstje van de tien meest talrijke soorten kijken, dan zien we niet veel verschil ten opzichte van 2011. In 2012 is de Grauwe Gans uit het rijtje verdwenen; deze plek werd ingenomen door de Keep. Het aantal overtrekkende ganzen lag ook beduidend lager dan in het voorgaande jaar waardoor de Kolgans van de eerste naar de vierder plek verschoof. De Houtduif en Stormmeeuw waren, naast de ganzen, opnieuw de soorten waarvan de hoogste aantallen geteld werden. In december 2012 was de Zanglijster buitengewoon talrijk. Berichten over Zanglijsters bereikten ons ook via de ‘Atlastellers’. In totaal werden zes Zanglijsters geteld. Gemiddeld werden 2313 vogels per route geteld en 116 exemplaren per telpunt waargenomen. Wanneer we de teltijd erbij pakken, dan zien we dat er gemiddeld per telpunt 23 vogels per minuut werden waargenomen. 2011 2012 1 Kolgans 3415 Houtduif 2 Grauwe Gans 2305 Stormmeeuw 3 Houtduif 2297 kauw 4 Stormmeeuw 1963 Kokmeeuw 5 Kauw 1955 Kolgans 6 Kokmeeuw 1553 Spreeuw 7 Roek 1274 Zwarte Kraai 8 Spreeuw 1213 roek 9 Zwarte Kraai 972 keep 10 Vink 464 vink Top-10 van de meest getelde soorten in 2011 en 2012 124 6973 3883 3341 1755 1675 1403 1309 765 626 566 Enkele soorten nader toegelicht In de onderstaande tekst wordt de status van de verschillende soorten als broedvogel en nietbroedvogel (wintergast/doortrekker) genoemd. In onderstaande tabel worden deze omschrijvingen gekwantificeerd naar aantallen. Watervogels Een groot aantal telpunten liggen op bruggen, plassen of langs sloten en beken. Zo wordt een deel van deze wateren tijdens de PTT-telling dus ook onderzocht op de aanwezigheid van watervogels. De meest taltijke watervogel is de Wilde Eend (224 exx.), gevolgd door Meerkoet (118 exx) en Smient (65 exx.). Iets minder talrijk, maar nog zeker niet zeldzaam zijn Dodaars (38 exx), waterhoen (36 exx.) en Kuifeend (26 exx.). Een stuk minder algemeen is de Knobbelzwaan (14 exx.) en Grote Zaagbek (3 exx.). Slechts enkele Futen (2 exx.) en een enkele Brilduiker en IJsvogel werden waargenomen. Aantallen en verspreiding van watervogels per punt tijdens de PTT-telling van december 2012. Opgenomen zijn de totalen van alle eenden, zwanen, Meerkoet en Waterhoen per punt. Roofvogels De Buizerd is de meest algemene roofvogel die tijdens de PTT-telling waargenomen wordt. In totaal werden 126 exx. geteld, gevolgd door Torenvalk (13), Sperwer (7) en Havik (5). Minder algemeen waren Blauwe kiekendief en Steenuil (2 exx), Velduil en Bosuil (1 ex.). Op onderstaande verspreidingskaart wordt het aantal roofvogels per punt weergegeven. 125 Aantallen en verspreiding van de roofvogels en uilen in december 2012. Het weer is van (grote) invloed op de trefkans van roofvogels in het open veld. Met gure, harde wind, laten Buizerds zich doorgaan minder goed zien. Waarschijnlijk zoeken zij dan ook de beschutting van bosjes en singels op. Met mooi zonnig winterweer is de kans ook groter dat roofvogels schroevend waargenomen worden. Over de dichtheid in het werkgebied valt op basis van het bovenstaande kaartje niet veel te zeggen. De trefkans van roofvogels (bijv. de Buizerd) in een wijd en open landschap is groter dan in het bosrijke en besloten oostelijke deel van het werkgebied. Grote Zilverreiger Grote Zilverreigers kunnen we tegenwoordig in het hele werkgebied tegenkomen, al worden de hoogste aantallen nog wel vastgesteld in de heide- en veenontginningslandschappen zoals het Meddosche Veld, Kleine Goor en Witte Veen. Het maximum aantal Grote Zilverreigers op één punt bedroeg 3 exx, verder werden op twee telpunten twee exemplaren vastgesteld. Het gros van de waarnemingen bedroeg solitaire vogels. Het totaal van 20 geteld reigers is groter dan het maximum aantal slapers op de slaapplaats bij de Kleine Plas in Bredevoort. Vermoedelijk zijn er nog andere slaapplaatsen. 126 Aantallen en verspreiding van de Grote Zilverreiger in december 2012. Kok- en Stormmeeuw Het zwaartepunt van de verspreiding van de Kok- en Stormmeeuw ligt vanouds in het westelijke deel van het werkgebied, waarbij de Stormmeeuw ontbreekt in het oude hoevenlandschap rond Winterswijk, terwijl Kokmeeuwen in lage aantallen wel waargenomen worden rond Winterswijk. Met name rond Zieuwent en Harreveld worden soms grote groepen Stormmeeuwen, soms gemengd met Kokmeeuwen, waargenomen. Met name de Zieuwent-Goorroute is altijd goed voor hoge aantallen meeuwen. Op deze route werden 2957 exx. Stormmeeuwen en 1019 Kokmeeuwen geteld. Aantallen en verspreiding van de Stormmeeuw in dec. 2012. 127 Aantallen en verspreiding van de Kokmeeuw in december 2012. 3500 3000 2500 2000 Kokmeeuw 1500 Stormmeeuw 1000 500 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1987 1985 1983 0 Aantalsontwikkeling van de Kokmeeuw en Stormmeeuw op de Zieuwent-Goorroute in de periode 1983-2012. De aantallen van de Kokmeeuw op de PTT-route Zieuwent-Goor schommelen sterk per jaar, maar de langjarige trend van de Kokmeeuw lijkt vrij stabiel. De Stormmeeuw neemt daarentegen duidelijk toe. Voor ’95 werden slechts enkele Stormmeeuwen geteld, de laatste jaren zelfs soms meer dan duizend (2003, 2006 en 2012). 128 De Houtduif Met 6973 getelde exemplaren was de Houtduif de meest talrijke soort tijdens de afgelopen telling. De soort wordt met name in het halfopen agrarische cultuurlandschap waargenomen. Het is de openheid van deze landschappen die de tellers in staat stelt om groepen rustende en foeragerende Houtduiven te tellen. Ondanks de schijnbare afwezigheid in het noordoostelijke deel, worden ze daar vast gemist vanwege de beslotenheid van het landschap. Aantallen en verspreiding van de Houtduif in december 2012. Wanneer we naar de aantalsontwikkeling kijken, dan laat de soort een lichte toename zien. Deze toename geldt ook wanneer we de 1756 getelde vogels uit 2007 weglaten. 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1987 1985 1983 0 Aantalsontwikkeling van de Houtduif op de PTT-route Zieuwent-Goor 1083-2012. 129 Soorten van Naaldbossen Kuifmees en Goudhaantje zijn typische bewoners van naaldbossen. Zoals onderstaande verspreidingskaart fraai laat zien, worden deze soorten ook met name in de grotere naaldbossen vastgesteld. De aantallen zijn gering, er werden 51 Goudhaantjes waargenomen en 23 Kuifmezen. Verspreiding van Kuifmees en Goudhaan, december 2012. Dankwoord In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de tellers die een bijdrage hebben geleverd aan het tellen van de routes in december 2012. Verder wil ik Willem van Manen en SOVON danken voor het beschikbaar stellen van de telgegevens en ten slotte Natuurbank Overijssel voor het maken van de verspreidingskaarten in GIS. Literatuur Boele, B.,Hustings, F., Koffijberg, K., Turnhout, C., van Plate, C. 2008. Populatietrends van terrestrische wintervogels in 1980-2006; habitat, trekgedrag en verschillen tussen Hoog- en Laag Nederland. Limosa. Kwak, R., Stronks, J. 1994. Aantallen en tendensen van vogels in Winterswijk. De Leunink 21-4. Winterswijk. Kwak, R. 2010, Broedvogels van Lievelde in 2007. 2010. Eigen uitgave Vogelwerkgroep ZuidoostAchterhoek, Winterswijk. Kwak, R. 2010. Broedvogels van Besselinkschans – Grijze Veld in 2008. Eigen uitgave Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek, Winterswijk. 130 Overzicht van alle getelde soorten in december 2012 (12 PTT-routes) Aalscholver Appelvink Barmsijs Blauwe Kiekendief Blauwe Reiger Boomklever Boomkruiper Bosuil Brandgans Brilduiker Buizerd Canadese Gans Dodaars Ekster Ekster Fazant Fuut Gaai Grote Bonte Specht Geelgors Goudhaantje Glanskop Goudvink Graspieper Grauwe Gans Groene Specht Groenlink Grote Lijster Grote Zaagbek Grote Zilverreiger Havik Heggemus Houtduif Holenduif Huismus Ijsvogel Kauw Keep Kievit Klapekster Kleine Bonte Specht Kneu Knobbelzwaan Kokmeeuw Kolgans Koolmees 25 6 2 2 29 99 87 1 10 1 126 6 38 38 243 19 2 182 35 28 51 34 38 4 552 7 67 24 3 20 5 20 6973 304 496 1 3341 626 17 2 3 5 14 1755 1675 316 Koperwiek Krakeend Kramsvogel Kuifeend Kuifmees Mandarijneend Matkop Meerkoet Merel Muskuseend Nijlgans Pestvogel Pimpelmees Putter Rietgors Rietgans Ringmus Roodborst Roek Sijs Smient Sneeuwgors Soepeend Sperwer Spreeuw Stadsduif Steenuil Staartmees Stormmeeuw Tafeleend Torenvalk Turkse Tortel Velleeuwerik Velduil Vink Vuurgoudhaan Waterhoek Wilde Eend Winterkoning Wintertaling Zanglijster Zilvermeeuw Zwarte Kraai Zwarte Mees Zwarte Specht 131 57 6 478 28 23 2 7 118 244 6 24 2 215 76 2 165 85 47 765 274 65 1 16 7 1403 24 2 77 3883 4 13 25 13 1 566 2 36 224 65 32 6 3 1309 13 10 Broedresultaat van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen Sylvain Wamelink Inleiding De Grauwe Klauwier is een uitstekende indicator van een gevarieerd landschap, rijk ontwikkelde structuur van struweel en houtwallen, goede a-biotische omstandigheden en met name een rijke diversiteit aan insecten. Aanwezigheid van de Grauwe Klauwier in een gebied en met name het broedresultaat van de aanwezige broedparen is een goede indicator van een complex en soortenrijk ecosysteem waarvan ook vele andere soorten fauna van kunnen profiteren. Een geschikte broedlocatie van de Grauwe Klauwier wordt vooral bepaald door: Aanwezigheid van broedgelegenheid in de vorm van doorndragende struiken en struwelen. In de Zuidoost-Achterhoek zijn dit vaak braam, meidoorn en sleedoorn. Echter, slechts enkele kleinere doornstruiken of bramenstukjes op een plek met veel voedsel kunnen al voldoende broedgelegenheid bieden. Aanwezigheid van voedsel, voornamelijk grote insecten, in de directe omgeving van de broedplaats. In het ideale geval staat de neststruik in het foerageergebied dat een rijke structuur dient te bezitten: kruidenrijke vegetaties afgewisseld met kalere, grazige plekken en struikjes, liefst met enige vorm van water in de buurt. Ook moet er voldoende en divers voedsel aanwezig zijn. Insecten zijn vaak in grote aantallen aanwezig op overgangen, bijvoorbeeld van nat naar droog of van hoog naar laag. Bereikbaarheid van het voedsel. Op de broedplaats moeten voldoende uitkijkposten aanwezig zijn waar vanaf de vogels vliegende en kruipende insecten kunnen vangen. Daarnaast dient het voedsel onder alle weersomstandigheden bereikbaar te zijn. Bij regen moeten er korte, grazige vegetaties bereikbaar zijn, zodat kruipende insecten of muizen kunnen worden gevangen. Hierbij valt te denken aan begraasde stukken. De nesten worden vaak gebouwd op plekken met een hoog voedselaanbod omdat als de jongen op het nest zitten er hoogstens 100 meter van het nest wordt gefoerageerd. Anders lukt het niet om de jongen op tijd te voeren. In de zomer van 2010 is door ondergetekende het broedresultaat van een geslaagd broedgeval van de Grauwe Klauwier in het gebied Zwarte Veen (gemeente Oude IJsselstreek) onderzocht. Tijdens verschillende veldbezoeken in de periode 29 juni tot 15 augustus is een broedpaar met jongen gecontroleerd op voedselaanbod in relatie tot het volgroeien van het aantal uitgevlogen jongen tot jong volwassen vogels. De belangrijkste vraag van dit onderzoek is of er een verband is tussen het in onderzoeksgebied voorhanden voedselaanbod en het broedresultaat. Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied bevindt zich op de grens van een droge, voornamelijk met naaldhout begroeide, dekzandrug (De Vennebulten) en een laaggelegen agrarisch, van oudsher drassig, gebied (Zwarte Veen) in de gemeente Oude IJsselstreek. Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op een, met Galloway-runderen, begraasd natuurterreintje (voormalig landbouwperceel), bestaande uit hoogopgaande kruiden en verspreid aanwezige lage braamstruiken (tot 1,5 meter hoog) en lokale opslag van wilgen (tot 1,75 meter hoog). Het terrein is afgerasterd met gekloofde palen, voorzien van prikkeldraad. 132 Het onderzoeksgebied is op het oog een perfect voorbeeld van hoe een Grauwe Klauwierenhabitat in Oost-Nederland er uit zal moeten zien: lage doornstruiken (braam) om te broeden en te schuilen, een structuurrijke vegetatie met een gevarieerde en rijke (insecten)fauna om te foerageren en allerlei uitkijkposten om het territorium te overzien en te jagen. Omgeving onderzoekslocatie Grenzend aan de noord-, oost en westzijde van het onderzoeksgebied bevinden zich merendeels intensief bewerkte agrarische percelen (maïs, weiland en grasland). Aan de zuidzijde grenst het gebied aan het bosgebied De Vennebulten. In dit gebied zijn recent herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan een heiderestant met jeneverbesstruweel en een dichtgegroeid heideven en is een stuk naaldbos met natuurlijke opslag open gekapt ten behoeve van uitbreiding van het aangrenzende heideveld. Op enige afstand (circa 250 meter) van het onderzoeksgebied bevindt zich het natuurgebied Aaltense Goor, in beheer en eigendom van Staatsbosbeheer. In dit natuurgebied, met zijn vele houtsingels en smalle hooiland- en weidepercelen, zijn in het (recente) verleden territoria van de Grauwe Klauwier vastgesteld. Onderzoek In de periode eind juni – half augustus 2010 zijn in totaal 12 bezoeken van gemiddeld 1,5 uur gebracht aan het onderzoeksgebied Zwarte Veen. Bij elk bezoek is het gebied, vanaf de direct aangrenzende zandwegen, afgespeurd. Van elk veldbezoek zijn gegevens bijgehouden met betrekking tot het gedrag van het ouderpaar en de jongen in relatie tot voedselaanbod en broedresultaat. Om verstoring te voorkomen is het onderzoeksgebied niet betreden. Vanwege het optimale zicht op het onderzoeksgebied vanaf de aangrenzende zandpaden was betreding niet noodzakelijk voor het onderzoek. Methodiek Omdat de Grauwe Klauwier merendeels afhankelijk is van het insectenleven (entomofauna), heeft het weinig zin om bij het eerste zonlicht een bezoek te brengen aan het onderzoeksgebied om het voedselaanbod en foerageergedrag van de adulten te bestuderen. Pas als de vegetatie voldoende is opgewarmd en daarmee ook de insecten, worden de klauwieren actiever en ook zichtbaarder. Gemiddeld genomen is laat in de middag en tegen de avond (globaal tussen 13.00 en 21.00 uur) per veldbezoek 1,5 uur lang het ouderpaar met de jongen gecontroleerd waarbij met name gelet is op het foerageergedrag van de beide ouders en het aangeboden voedsel aan de jongen. Per vastgestelde voedseloverdracht is bijgehouden welk voedsel (aantal en type soortgroep, orde/familie en, indien vast te stellen, de specifieke soort) aan de jongen werd aangeboden. Daarnaast is zo goed als het kon bijgehouden waar in het onderzoeksgebied of daarbuiten het voedsel wordt verzameld en door welke volwassen vogel (mannetje of vrouwtje). 133 Resultaten Territorium De gemiddelde grootte van een territorium van de Grauwe Klauwier in Europa ligt rond de 1,5 hectare. Het onderzoeksgebied, waarbinnen de nestlocatie van het onderzochte grauwe klauwierenpaar zich bevond, is circa 3 hectare groot. Nestlocatie De nestlocatie van de Grauwe Klauwier bevond zich in een lage, open braamstruik van circa 1,5 meter hoog, gelegen in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied. Tijdens de eerste twee bezoeken op 29 juni en 5 juli werd de nestlocatie met enige regelmaat door het mannetje bezocht waarbij een enkele keer voedsel werd aangedragen. Bij deze voedselvoorziening werd het bedelroep van de jongen op het nest waargenomen. Het vrouwtje liet zich voor het eerst op 5 juli kort nabij de nestlocatie zien. Broed- en uitvliegsucces Inspectie van het nest voor het uitvliegen van de jongen heeft niet plaatsgevonden. Bij de Grauwe Klauwier kunnen de eerste eieren al begin mei gelegd worden, maar de piek ligt van de laatste dagen van mei tot half juni. Na een broedduur van twee weken en een nestperiode van nog eens twee weken kunnen de eerste jongen vanaf begin juli uitvliegen. De op de locatie aangetroffen uitgevlogen jongen werden voor het eerst visueel waargenomen op 11 juli. Tijdens dit bezoek werden vier jonge klauwieren aangetroffen. Tijdens het daaropvolgende bezoek van 13 juli werd het aantal jongen bijgesteld op vijf. Dit aantal komt overeen met het gemiddeld aantal eieren per legsel van een Grauwe Klauwier, deze ligt normaal rond de 4-6 eieren. Op 24 juli lag het aantal jongen weer op vier en tijdens het veldbezoek waarbij de jongen voor het laatst gezamenlijk werden aangetroffen (9 augustus) is het aantal teruggelopen tot drie (bijna volwassen) jongen. Verplaatsing van de jongen in het onderzoeksgebied Net na het verlaten van het nest (begin juli) waren de jongen voor een periode van een 2-3 weken vrij honkvast en was er nauwelijks tot geen sprake van verplaatsing. De jongen werden in deze periode binnen een straal van circa 5 meter van de nestlocatie aangetroffen. Vanaf half juli vond er een verplaatsing plaats waarbij verschillende delen van het onderzoeksgebied door de jongen gebruikt werden. Hierbij had het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied duidelijk de voorkeur. Er zijn geen waarnemingen bekend van de westelijke en noordelijke randzone. De vindplaatsen in de periode na half juli bevonden zich in een straal van maximaal 75 meter van de nestlocatie. De laatste waarneming van één volwassen jong vond plaats op 14 augustus. Dit jong werd op kruising van de Lage Wolboomsdijk en de Vossenbult, op meer dan 300 meter van de nestlocatie, waargenomen. De laatste waarneming is de enige waarneming van een (bijna volwassen) jong buiten het onderzoeksgebied. Het is bekend dat (bijna volwassen) jongen van de Grauwe Klauwier enkele honderden meters tot wel een kilometer kunnen verplaatsen als de voedselsituatie op de nestplaats matig is. Mogelijk heeft de familie Grauwe Klauwier zich, gezien de waarneming van een (volwassen) jong in de rand van het Aaltense Goor, vanaf week 32 het onderzoeksgebied verlaten en richting het oosten verplaatst. Of deze verplaatsing betrekking had op de (matige) voedselsituatie in het onderzoeksgebied is moeilijk vast te stellen. Prooiaanvoer Periode eind juni - begin juli In de eerste periode (de ‘late’ jongenfase) was het mannetje alleen verantwoordelijk voor het zoeken naar prooi voor de jongen en de prooiaanvoer. Met een frequentie van 10-12 voedselvluchten per veldbezoek, binnen gemiddeld 1,5 uur (per veldbezoek), werd er veel van het mannetje geëist. Om 134 de vijf hongerige jongen van voldoende voedsel te voorzien moest er op zeer korte afstand (maximaal 75 meter van de nestlocatie) naar voedsel gezocht. Dit om binnen een kort tijdsbestek de jongen van voldoende voedsel te voorzien. Gemiddeld werd, na het verlaten van de nestlocatie, het mannetje binnen 2 minuten weer nabij de nestlocatie (met of zonder voedsel) waargenomen. Periode half juli – begin augustus Na het uitvliegen van de jongen werden deze door zowel het mannetje als het vrouwtje gevoed, waarbij het mannetje het merendeel van de (lange) voedselvluchten voor zijn rekening nam. Het vrouwtje daarentegen voerde voornamelijk kortere voedselvluchten uit waarbij maximaal 25 meter, van de locatie waar de jongen zich bevonden, gefoerageerd werd. Opvallend vaak werd er een voedseloverdracht van mannetje op vrouwtje geconstateerd waarbij het vrouwtje een groot deel van het voeren van de jongen op zich nam. De frequentie van prooiaanvoer lag per adulte vogel tussen de 10-15 voedselvluchten per bezoek. Grauwe klauwieren foerageren vaak binnen 100 meter van de nestplaats of de plek waar de jongen rondhangen waarbij het gehele territorium af wordt gezocht op voedsel. Het afleggen van grote afstanden wordt zoveel mogelijk gemeden omdat de jongen zoveel voedsel nodig hebben en verre voedselvluchten teveel tijd en energie kosten. Alleen bij slecht weer en de daarmee gepaard gaande slechte bereikbaarheid van insecten, worden er wel langere tochten ondernomen. Een paar keer werd waargenomen dat het mannetje vrij hoog en in een rechte lijn vanuit oostelijke en westelijke richting kwam aangevlogen. Mogelijk heeft het mannetje respectievelijk in de randzone van het Aaltense Goor of op het heideveld met het jeneverbesstruweel naar voedsel gezocht. Foerageergedrag Bij het zoeken naar prooi maken de adulten vaak gebruik van vaste uitkijkposten. Deze uitkijkposten zijn zeer belangrijk omdat de Grauwe Klauwier vanaf deze uitkijkposten het gebied kan overzien, jaagt en eventueel predatoren kan detecteren. In het onderzoeksgebied werden rasterpalen, bramenstruiken, lage wilgenstruiken en zelfs de rug van Galloway-runderen gebruikt als uitkijkpost. Vanaf de uitkijkposten jaagden de adulten op voedsel. Na de vangst van een prooidier vlogen de adulten meestal in een rechte lijn naar de nestlocatie of de plek waar de jongen rondhangen. Direct na het aanvoeren van het voedsel werd er weer richting één van de vaste uitkijkposten gevlogen. Naarmate de jongen groter en nog meer hongeriger werden hielp het vrouwtje ook meer frequenter op zoek te gaan naar voedsel voor de jongen. Gespietste prooien Uitgezonderd een aantal bijen en wespen na werden er, ondanks gericht zoeken, geen overige gespietste prooien op de onderzoekslocatie aangetroffen. Het opspietsen van prooien in de periode mei-juni heeft vooral een functie om een partner aan te trekken en in de nestperiode om een voedselvoorraad aan te leggen voor het broedende vrouwtje en de nestjongen. Een duidelijke verklaring voor het beperkt aantreffen van gespietste prooien is lastig te geven. Mogelijk kan dit verklaard worden door de lage dichtheid aan geschikt voedsel; hier wordt verder later op in gegaan. Voedselanalyse Van elke veldbezoek werd bijgehouden welke prooisoort (soortgroep, orde/familie en, indien vast te stellen, de specifieke soort) er door de adulten verzameld en aangeboden werd aan de jongen. Tevens is per veldbezoek bijgehouden hoe vaak er voedsel werd aangeboden. Om verstoring van de nestlocatie en betreding van de onderzoekslocatie te vermijden is niet gericht gezocht naar braakballen. Deze methode wordt wel vaak gehanteerd bij een groot aantal onderzoeken waarbij menu en prooikeuze van de Grauwe Klauwier bestudeerd werd. Een andere veel toegepaste methode is het monitoren van gespietste prooivoorraden en het analyseren van de gespietste prooien. Op een enkele bij of wesp (maximaal 5 exemplaren) na werden er geen overige gespietste 135 prooien aangetroffen en monitoring en analyse van overige gespietste prooien heeft niet plaatsgevonden. Beschikbaar voedsel Op basis van de tijdens de veldbezoeken verzamelde gegevens kan men een globale indicatie weergeven van het beschikbare voedsel in het territorium van de bestudeerde grauwe klauwierenfamilie. Resultaten van aangevoerde en aangeboden prooidieren a) Insecten Insecten vormden 98% van alle prooidieren. Bijna de helft (49%) van de prooien vielen onder de groep hommels, bijen en wespen. Een tweede en derde groep van prooidieren waren respectievelijk sprinkhanen/krekels (18%) en kevers (10%). De groep ‘overige’ insectengroepen was goed voor 15%. Onder de groep ‘overige’ vallen zweefvliegen, libellen, wantsen en vlinders (dag- en nachtvlinders/motten). De overige 7% werd ingenomen door ‘prooi / insect onbekend’. b) Gewervelde dieren Een totaal van drie gewervelde prooidieren gevangen door de adulten werden genoteerd. Twee (echte) muizen en een tuinspitsmuis waren de enige gedocumenteerde gewervelde prooidieren. Discussie Prooisamenstelling De samenstelling van de door de Grauwe Klauwier gevangen en aangeboden prooidieren wordt beïnvloed door vele externe factoren, waaronder habitat en territoriumkwaliteit, geografische ligging, weersomstandigheden en tijdstip van de dag of het seizoen. De samenstelling van de gevangen en aangeboden prooidieren van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen is niet helemaal typerend in vergelijking met het gemiddelde standaard grauwe klauwierenmenu. Met name grote kever-, bijen- en sprinkhaansoorten vormen normaal een belangrijk deel van een standaard grauwe klauwierenmenu. Vooral grote keversoorten ontbraken vrijwel in het menu van de bestudeerde grauwe klauwierenfamilie in het Zwarte Veen. Grote insecten zijn van groot bij het grootbrengen van de jongen aangezien deze als bulkvoedsel normaliter een zeer belangrijk onderdeel vormen van het aan de jongen aangeboden voedsel. Daarmee bepalen grote insecten vaak mede de dichtheid van het aantal territoria van de Grauwe Klauwier in een potentieel geschikt habitat en kunnen ook de kwaliteit van de (potentiële) broedlocatie sterk doen bepalen. Omdat de jongen snel groeien moet er ook een grote diversiteit aan voedsel aanwezig zijn. De kleine jongen krijgen kleiner en zachter voedsel dan de bijna volwassen jongen. Voor de kleintjes zijn dus kleine, zachte insecten van belang, terwijl voor de grotere jongen grote insecten van belang zijn. Grote insecten als kevers en sprinkhanen worden voornamelijk gevangen via de zit-en-wacht methode waarbij de Grauwe Klauwier stil blijft zitten op uitkijkposten en wacht totdat een geschikte prooi in zijn bereik komt. Deze methode vergt minder energie van een adulte Grauwe Klauwier dan het actief foerageren naar prooi. Actief foerageren wordt vooral toegepast bij meer mobielere soortgroepen als hommels, bijen en wespen. Het is daarom opvallend dat bijna 50 % van alle, in de onderzoekslocatie, gevangen en aangeboden prooien uit prooidieren bestaat welke via de actieve manier van foerageren verzameld worden. De reden voor deze afwijkende prooisamenstelling is moeilijk exact aan te geven, maar het ontbreken van een hoge dichtheid aan grote keversoorten is hier vrijwel zeker debet aan. Het merendeel van de grote keversoorten in Nederland worden vooral aangetroffen in open tot halfopen vegetaties op zanderige bodem. Dit type habitat ontbreekt op de onderzoekslocatie. In de directe omgeving zijn door plagwerkzaamheden en door het deels openkappen van een bosperceel potentieel geschikte habitats gecreëerd voor soorten van droge heide en open grazige vegetaties op zandgrond als reptielen, dagvlinders en grote keversoorten. 136 Echter door de geïsoleerde ligging van De Vennebulten, ten opzichte van soortgelijke bos- en heidegebieden op droge zandgrond, en het jarenlang achterstallig onderhoud (vergrassing en verbossing) van de open heidevegetaties is er (nog) geen ideaal habitat voor een stabiele en grote populatie van grote keversoorten voorhanden. Het is bekend dat gewervelde dieren een beperkte aanvulling vormen op het dieet van de Grauwe Klauwier. Het vangen en het, voor de jongen, verdelen van gewervelde dieren als (spits)muizen, hagedissen en jonge vogels kost veel energie en tijd. Kleine insecten daarentegen leveren te weinig energie op, omdat de Grauwe Klauwier elke gevangen prooi apart naar het nest brengt en aan de jongen voert. Om verlies van energie en tijd tot een minimum te beperken en toch voldoende voedsel voor de jongen aan te voeren vormen juist (grote) insecten ideale prooidieren voor de Grauwe Klauwier. De Grauwe Klauwier is wat betreft voedselkeus flexibel in het vinden van nieuwe (geschikte) voedselbronnen. Is er in een jaar/gebied (tijdelijk) een lage dichtheid aan bijvoorbeeld grote kevers aanwezig dan schakelt de soort over op alternatieve prooidieren als sprinkhanen, mits er voldoende biomassa in de vorm van grote prooidieren voor de jongen voorhanden is. Daarnaast ligt de dichtheid aan insecten vrijwel altijd hoger dan de dichtheid aan gewervelde dieren in een habitat van een Grauwe Klauwier. In een periode van regen en/of koud, waarbij de activiteit van insecten beperkt is, wordt de Grauwe Klauwier echter vaak gedwongen om op (energie- en tijdverspillende) gewervelde dieren te jagen. Broedresultaat Het broedresultaat in het onderzoeksgebied kan op verschillende manieren beoordeelt worden. Het succesvol broeden van een Grauwe Klauwier is in het werkgebied van de Vogelwerkgroep Zuidoost Achterhoek tegenwoordig bijzonder te noemen. Daarnaast is het uitvliegsucces, voor dit deel van Nederland, redelijk te noemen met uiteindelijk drie vliegvlugge jongen. Hieruit kunnen we concluderen dat het onderzoeksgebied als broedlocatie geschikt is, maar minder geschikt als foerageergebied voor vijf hongerige grauwe klauwierjongen. Wat exact het broedresultaat negatief beïnvloed heeft is moeilijk na te gaan, maar de volgende factoren hebben hier zeker invloed op gehad: Weersomstandigheden Vrijwel de gehele broedperiode en de periode net na het uitkomen van de eieren en het opgroeien van de jongen waren de weeromstandigheden gunstig voor de Grauwe Klauwier; zonnig en warm. In het tijdvak van 10 tot en met 14 juli was er een heftig buienfront actief. Het ging hierbij om kortdurende (storm) buien, soms vergezeld van hagel en windstoten. Op de 14e ontstond veel windschade, waaronder ook in de omgeving van het onderzoeksgebied. De volgende dag werden er tijdens een veldbezoek nog maar vier van de vijf jongen geteld. Of het vijfde jong door het noodweer het loodje heeft moeten leggen is niet bekend geworden. Het betreffende jong oogde vrij zwak op 13 juli en zat gedurende het veldbezoek ingekrompen op een stengel van een bramenstruik. Daarnaast zijn bij slecht weer insecten slecht bereikbaar, waardoor langere (voedsel) tochten ondernomen moeten worden, hetgeen tot het verlies van één van de jongen heeft geleid om de doodeenvoudige reden dat er teveel tijd aan het op en neer vliegen moet worden besteed. De combinatie van extreem weer, slechte bereikbaarheid van insecten en de slechte conditie van het verloren jong zijn hoogstwaarschijnlijk de doodsoorzaak van dit jong. Locatie Het onderzoeksgebied ligt geïsoleerd ten opzichte van overige geschikte broedlocaties. Recent zijn uit het nabijgelegen Aaltense Goor enkele territoria/broedgevallen bekend van de Grauwe Klauwier. In 2010 zijn hier echter geen grauwe klauwieren opgemerkt. Door de afstand tussen beide gebieden (meer dan 250 meter) zal het zoeken naar voedsel in de randzone van het Aaltense Goor beperkt plaats hebben gevonden. Het overbruggen van deze 137 afstand kost namelijk (te) veel energie en tijd. De structuurrijke vegetatie herbergt een gevarieerde insectenfauna, maar met name grote keversoorten ontbreken hier. Het ontbreken van grote kevers, welke als bulkvoedsel van groot belang zijn voor de opgroeiende jongen, wordt veroorzaakt door het ontbreken van geschikt leefgebied (open tot halfopen vegetaties op zanderige bodem) voor deze insectengroep. Voedselaanbod Zoals aangegeven ontbreken vooral grote keversoorten (bulkvoedsel) op het menu van de grauwe klauwieren. Afwezigheid van een stabiele en grote populatie grote kevers als prooidieren voor de jongen moest worden gecompenseerd met andere insectengroepen. Een belangrijk deel van deze compensatie werd gevonden in de groep van hommels, bijen en wespen. Deze insectengroep bepaalde meer dan 40% van de prooisamenstelling. Klauwieren hebben een breed spectrum van prooidieren die bij verschillende weersomstandigheden beschikbaar zijn. Als een belangrijke en essentiële insectengroep, in dit geval grote kevers, wegvalt dan kan het broedresultaat sterk beïnvloeden. Soorten behorend bij de soortgroep hommels, bijen en wespen vormen vanwege hun minder grote biomassa een minder profijtelijke voedselbron voor de Grauwe Klauwier, wat weer de ontwikkeling van de jongen in het onderzoeksgebied heeft beïnvloed. Conclusie Het ontbreken van grote keversoorten als bulkvoedsel heeft invloed gehad op de ontwikkeling van de jongen. Voldoende grote prooien in de periode net na de nestperiode is van groot belang voor eerstejaars overleving. Om de jongen van voldoende voedsel te voorzien waren de adulten genoodzaakt om, door het (vrijwel) ontbreken van grote keversoorten, op zoek te gaan naar alternatieve voedselbronnen als hommels, bijen en wespen. Het vangen van deze kleine insecten vergt veel energie (actief foerageren) en tijd (veel foerageermomenten noodzakelijk om het prooiaanbod uitgedrukt in biomassa op een acceptabel niveau te krijgen). Daarnaast zijn alternatieve foerageergebieden, waaronder het Aaltense Goor, weer te ver verwijderd (meer dan 100 meter) van het onderzoeksgebied en vormen geen geschikt alternatief bij een tekort aan noodzakelijke prooidieren als grote kevers. Mede door het ontbreken van voldoende geschikt voedsel in de vorm van grote insecten en de geïsoleerde ligging ten opzichte van alternatieve foerageerlocaties met voldoende en gevarieerd voedselaanbod is, ondanks een gunstig broedsucces (5 jongen) het uiteindelijke broedresultaat met drie volwassen jongen matig te noemen. De onderzoekslocatie was in 2011 en 2012 (niet meer) bezet. 138 Een impressie van het onderzoeksgebied en de Grauwe klauwieren (foto’s Sylvain Wamelink). 139 Losse waarnemingen in het werkgebied van de VWG in 2012 Robert Kwak Inleiding Aangezien we hebben afgesproken de waarnemingen in te voeren via waarneming.nl dient dat landelijke databestand nu als basis voor dit overzicht. Gelukkig hebben we als VWG een eigen pagina (http://zuidoostachterhoek.waarneming.nl/index.php) en je kan dus relatief snel zien wat er is gemeld. Als “regio admin” kunnen de gegevens worden gedownload en worden bewerkt. Tussen-bewerking Waarneming.nl is een open databestand waardoor een ieder er zijn waarnemingen in kwijt kan. Gelukkig wordt er tegenwoordig intensief gekeken naar de betrouwbaarheid van meldingen. Dus veel determinatiefouten ben ik niet tegengekomen. Wat wel een probleem is zijn de grote aantallen dubbele meldingen van dezelfde vogels door verschillende waarnemers. Met behulp van een database functie die dubbele waarnemingen makkelijk in beeld brengt heb ik die er zoveel mogelijk uitgefilterd. Van de ruim 13.000 waarnemingen bleven er zodoende ruim 12.000 over. Een respectabel aantal. Aantal ingeleverde waarnemingen en de waarnemers In totaal zijn er 12.408 meldingen in het bestand; we moeten wel bedenken dat de melding van mannetjes of van vrouwtjes of van juvenielen als aparte regel in het bestand zitten en dus als aparte waarnemingen worden beschouwd. Als we daarvoor zouden corrigeren komen we op ergens tussen de 11 en 12 duizend. Van deze 12.408 meldingen zijn er 8.650 door leden van de VWG (70%) gemeld. Het betrof 19 leden. Hofleverancier was ondergetekende met ruim 3000 meldingen. De overige 30% van de waarnemingen werden ingevoerd door meer dan 300 waarnemers van buiten de VWG. Veel mensen met toch relatief weinig waarnemingen….. Wel leverde het de enige waarneming(en) op van Buidelmees, Witkoppige Staartmees, Kleine Barmsijs en Indische Gans en Kanarie. Populaire bestemmingen voor deze bezoekers waren met name het Korenburgerveencomplex, de Willink Weust (Oehoe!) en de Bekendelle (Middelste Bonte Specht en Kortsnavelboomkruiper en natuurlijk IJsvogel en Grote Gele Kwikstaart). Onderstaande grafiek geeft het aantal soorten en het aantal exemplaren aan dat per maand werd gemeld. In totaal werden zo’n 166.000 vogels doorgegeven verdeeld over 201 soorten. 140 Het waarnemingenbestand wordt hieronder vanuit twee invalshoeken bekeken. - waarnemingen van schaarse en zeldzame soorten en opvallend hoge aantallen - waarnemingen op een ongebruikelijk tijdstip in het jaar (fenologie in brede zin) Indien waarnemingen zijn verricht door leden van de VWG dan zijn initialen gebruikt: waarnemers BT Barry Teunissen BvJ Bert van Jaarsveld Bwa Benjamin Wagener FtB Frans ter Bogt GVo Gretha Vos GW Gejo Wassink GWa HKr HSch HvS JR JS JT Geert Wamelink Henk Krajenbrink Hans Schoppers Hans van Soldt Jan Rademaker Jan Stronks Juun Timmerman PL RK RS SW StWy TO Pim Leemreise Robert Kwak Rody Schröder Sylvain Wamelink Steven Wytema Thijs Oonk Bij waarnemingen van derden is de waarnemer zoals vermeld bij waarneming.nl weergegeven. Bij de datumnotatie zijn de maanden steeds met een drie letter afkorting aangeduid. Schaarse en zeldzame soorten in 2012 Dodaars: Op 19-nov werden op de Groenlosche Slinge 45 exx geteld (BvJ). Geoorde Fuut: Uit het Korenburgerveen een waarneming van 23-jul van een adulte vogel fouragerend op een nieuw gegraven poel (BT). Aalscholver: Naast grote groepen trekkers op de trektelpost (bv. op 27-sep 56 en 59 ex naar ZW (PL)) en soms elders (bv. 7-okt 50 ZW De Heurne (HKr) en 43 ex Aalten (BWa)) waren er de hele winter flinke aantallen op de slaapplaats bij de Slingeplas in Bredevoort: max. 24-jan 55 ex (GWa, GVo). Roerdomp: Twee dagen na elkaar (30-jun en 1-jul) werd via waarneming.nl een waarneming van een roepende vogel in het Meddosche Veen gemeld (resp. Peter Wondergem en Marc Kolkman) 141 Grote Zilverreiger: In totaal werden 514 Grote Zilvers gemeld; voornamelijk in de wintermaanden. Op 23-mrt, 25-apr en 10-mei werd een Grote Zilver bij een nest in de Blauwe Reiger kolonie van het Bonnink gezien (BT). De eerste najaarsmelding komt vervolgens weer van 12-aug (Joost Bus). In de winter 2011/’12 was er een slaapplaats bij de Slingeplas: max 18 ex op 24-jan (GWa, GVo). Door kappen van de bomen lijkt de slaapplaats in de winter 2012/’13 verlaten. Groot aantal in deze winter: 14 ex op 30-dec De Haart (GWa) en 9 ex op 26-dec Meddosche Veld (RK). Zwarte Ooievaar: Op 4-mei werd 1 ex overvliegend naar N gezien in het Woold (Piet Gruijters) en FtB zag op 20-mei 2x een ex over Aalten vliegen: om 16:30 naar ZW en om 18:00 naar NO; mogelijk dezelfde vogel. Ooievaar: Behalve de waarnemingen die betrekking hadden op de broedpoging in de randzone van het Vragenderveen waren er nog 17 meldingen van Ooievaars, waaronder een groep van 6 overvliegend naar Z op 7-apr (Laurens & Kees van der Wind, Laurens van der Padt). Wilde Zwaan: twee waarnemingen van overtrekkers: 6-jan 12 ex naar NO in Miste (JR) en 16-dec 5 ex naar NO in Barlo (PL). Toendrarietgans: rietganzen, vermoedelijk allen Toendrarietganzen, werden heel wat gezien; voornamelijk overtrekkend. Pleisterende groepen werden een paar keer in het Meddosche Veld gezien; vaak in gezelschap van Kolganzen zoals: 17-jan 144 (BvJ) en 6-nov 150 (BvJ). Kleine Rietgans: twee waarnemingen: 2-jan 2 ex foer. in het Meddosche Veld (JR) en 23-nov 2 ex naar ZW op de trektelpost bij De Vlijt (RK). Kolgans: Kolganzen zijn inmiddels heel gewoon in de Zuidoost-Achterhoek. De hele winter vliegen groepen dan weer naar het noorden en dan weer naar het zuiden. Pleisterende vogels vinden we geregeld in het Meddosche Veld (grootste aantal 1702 ex op 2-jan JR) en af en toe het Grote Goor (max. 112 ex op 15-jan RK). Daarbuiten is pleisterende een zeer sporadisch gegeven. Opmerkelijk was de aanwezigheid van 82 ex op de ganzenslaapplaats van De Vlijt op 28-dec (RK). Grauwe Gans: Van oudsher een talrijke overtrekker. Als broedvogel met een opmars bezig, maar ook buiten de broedtijd nu op allerlei plaatsen aan te treffen. Grotere aantallen zien we vaak bij de belangrijke broedplaatsen, zoals rond het Korenburgerveen-complex (maxima: 5-jan 184 ex Bufferzone Vragenderveen JR, 11-jan 236 Vragenderveld JR, 5-jan 236 Meddosche Veen JR), het Meddosche Veld (bij het Zwillbrocker Venn) (maximum 10-nov 210 ex BvJ), het Groote Goor (maximaal 16-dec 200 ex RS) en de Slingeplas bij Bredevoort (maximum 9-nov 350 ex BvJ). In Corle worden soms ook flinke groepen gezien (max 23-nov 153 ex JT) die waarschijnlijk slapen bij De Vlijt (max 28-dec 163 ex RK). Indische Gans: 2-sep 2 ex van deze schaarse exoot in het Woold (Peter Eekelder) 142 Grote Canadese Gans: het Corlese (van De Vlijt, de Boven-Slinge bij de Twee Bruggen tot de Slingeplas) kan zich verheugen in een populatie van deze langzaam in aantal toenemende exoot. Een slaapplaats is bekend van de plas bij de Driemark (28-dec 26 ex RK). Hoogste aantal buiten de slaapplaats komt van 25-aug 24 ex bij Twee Bruggen (Bert Zijlstra). Af en toe worden ook elders 1-2 vogels aan de grond gezien. Overtrekkend zijn groepen gezien in september en oktober waarvan die van 21-okt de grootste was: 51 ex W op de trektelpost (TO) Brandgans: Als broedvogel in ons werkgebied nog steeds heel schaars al bevindt zich een grote verwilderde groep net ten noorden daarvan bij de Leemputten in Zwolle: 28-mrt 181 ex (JS). De wintergasten worden soms pleisterend gezien in het Meddosche Veld tussen de Kolganzen zoals in jan: 11e en 12e 48 ex (JR,BvJ), 17e 12 ex (BvJ) en 31e 31 ex (JR). Af en toe worden ook overtrekkende vogels opgemerkt in groepen Kolganzen zoals op 6-dec 3 ex O Hilgelo (RK) en 5 ex ZW Kotten (RK). Nijlgans: Van deze inmiddels wijd verbreide exoot werden de grootste groepen gezien op 31-aug 39 ex in het Meddosche Veld (RK) en op 9-dec 26 ex bij de Oude Maat Mariënvelde (PL). Casarca: Van deze zeldzame exoot werden een reeksje intrigerende waarnemingen verzameld bij de Oude Maat in Mariënvelde: op 7-mei was er een paar aanwezig (RK) en ook SW heeft ze daar in het voorjaar gezien. Daarna waren er plots half september 5 ex (de 12-17-sep Joost Bus, JT) en vervolgens op de 28e-okt wederom 2 ex (Joost Bus). Misschien ergens een broedpoging?? Bergeend: twee voorjaarsmeldingen van ’t Hilgelo: 26-mrt 2 ex (BvJ) en 23-apr 2 ex (TO). Daarnaast fotografeerde Marijke Huysse een ♂ op een plasje bij haar huis op 14-apr. Muskuseend: Een wintergroepje van max. 7 ex was in jan aanwezig op de Groenlosche Slinge (RK,BvJ, HvS,JT,TO,PL, Ans Prinsen). Vervolgens werd in apr en mei een paar keer een paartje gezien (BvJ, RK,HvS,TO). Uiteindelijk was er een v. met 9 pullen aanwezig op 1-jul (BvJ). Daarna een tijdje niets totdat op 18-sep een v. met maar liefst 11 volgroeide juv werd gezien (BvJ). Carolina-eend: Het hele jaar was er een geringde man aan de oostkant van Aalten te vinden (GWa,SW). Mandarijneend: Deze schaarse exoot heeft als broedvogel al een aantal jaren vaste voet aan de grond. In de wintermaanden worden geregeld vogels opgemerkt ten zuiden (Boven-Slinge) en zuidwesten (Driemark) van Winterswijk in soms aardige groepjes: 27-jan 32 ex Boven-Slinge bij strandbad (BvJ) en 7-dec 19 ex Driemark (RK). Smient: Tegenwoordig een redelijk gewone wintergast al zijn de aantallen langs de Groenlosche Slinge gering in vergelijking met een aantal jaren terug. Grootste aantallen die in de belangrijkste gebieden werden gezien waren: langs de Keizersbeek: 11-dec 120 ex De Heurne (GWa), het Groote Goor: 2-mrt 61 ex (PL), Groenlosche Slinge: 18-feb 43 ex (RK, BvJ, HvS), ’t Hilgelo: 28-okt 26 ex (BvJ) en Oude Maat Mariënvelde: 26-okt 24 ex (JT). De laatste voorjaarswaarneming werd verricht op 11apr (1 pr Hilgelo RK) en de eerste najaarswaarneming op 6-sep (2 ex Keizersbeek IJzerlo GWa). Krakeend: Gezien de recente broedvogelstatus tegenwoordig in alle maanden te zien, al blijft het in zomer zeer spaarzaam. Grotere aantallen worden vooral gemeld van ’t Hilgelo (max 38 ex 10-dec BvJ) en de randzone van het Vragenderveen (2-mrt 18 ex RK). Wintertaling: In de broedtijd alleen te vinden in de venen; duurbuiten incidenteel. Buiten de broedtijd komen de meldingen van het Grote Goor (max 19-feb 68 ex RS), ’t Hilgelo (max 10-dec 46 143 ex BvJ) en de omgeving van Zieuwent (max 9-dec 65 ex PL). Verspreid over het werkgebied kunnen kleine aantallen opduiken. Smient Krakeend Wintertaling 500 400 300 200 100 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Wilde Eend: Bij koude inval beleeft ’t Hilgelo vaak een influx van Wilde Eenden; maximaal werden 730 ex geteld op 23-dec (BvJ). Pijlstaart: Schaarse gast met 4 wrn uit mrt van 1 ex van ’t Hilgelo (17 e RK), Grote Goor (13e JR) en bufferzone Vragenderveen (25 e BWa) en een pr op dezelfde plek (15 e PL). Een vroege melding kwam van de trektelpost toen 1 ex op 10-aug naar ZW overvloog (RK,TO,JT). Op 2-dec tenslotte 1 v op de Groenlosche Slinge (RK,BvJ,HvS). Zomertaling: Tussen 13-mrt en 12-sep werden af en toe paartjes gezien in het Grote Goor, Bufferzone Vragenderveen, Oude Maat Mariënvelde en ’t Hilgelo (JR,BT,JS,HKra,BvJ,PL,BWa,SW,JT, RK en Ruben van der Meulen). Op 2-apr 2 pr ’t Hilgelo (BvJ) en ook 4 ex op 10-aug bij Mariënvelde (RK,TO). Slobeend: Vanaf 1-mrt t/m 2 mei werden Slobeenden gezien. De eerste waarneming betrof 2 ex op de visvijvers bij Heelweg (RK). De overige waarnemingen kwamen vooral van de Bufferzone van het Vragenderveen, Grote Goor, ’t Hilgelo en de Slingeplas. Grootste aantal betrof 5 pr in de Bufferzone op 18-apr (PL). In het najaar waren er maar 2 meldingen: 31-aug 1 ex en 7-okt 5 ex op ’t Hilgelo (resp. RK en BvJ). Pijlstaart Zomertaling Slobeend 40 30 20 10 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Krooneend: 2 wrn van een uitgekleurd ♂ (mogelijk dezelfde?) op 17-mrt op ’t Hilgelo (RK) en op 25mrt aan de Kottenseweg aan de zuidkant van Winterswijk (BvJ). 144 Tafeleend: De Tafeleend wordt een steeds schaarsere wintergast in de Zuidoost-Achterhoek. Het hoogste aantal op ’t Hilgelo bedroeg slechts 14 ex op 26-feb (RK). Bij vorst wijken deze soms uit naar de Groenlosche Slinge. In jan werden enkele vogels gezien op de visvijvers bij Heelweg: 5 ex op de 22e en de 30e (SW) en de Slingeplas: de 16 e 3 ex (GWa). Elders alleen incidentele waarnemingen. Er waren twee zomermeldingen van ‘t Hilgelo: 18-jun 5 m + 1 v (BvJ,TO) en 16-jul 1 m (BvJ) Ringsnaveleend: Deze Amerikaanse dwaalgast (ook wel Amerikaanse Kuifeend genoemd) wordt ook veel in gevangenschap gehouden. De waarneming van 27-feb van een adulte ♂ in winterkleed op de visvijvers bij Heelweg werd door de waarnemer (SW) dan ook als “escape” betiteld. Kuifeend: Nu de Kuifeend een gewone broedvogel is geworden duiken ze op allerlei watertjes van voldoende omvang in het werkgebied op. Grootste aantallen steevast op ’t Hilgelo in de winter; daar maximaal 75 op 3 feb (RK). Op de Slingeplas bedroeg het hoogste aantal 34 ex op 15-apr (BWa). Op de visvijvers bij Heelweg werd op 30-jan een groep van 30 ex gezien (SW). Eider: Vanaf 16-nov zat er een 1e jrs man op ’t Hilgelo (TO,BvJ,RK,StWy,Erik Lam) (i.i.g. aanwezig t/m de 31e dec) Grote Zee-eend: de Eider van ’t Hilgelo kreeg op 30-dec gezelschap van 1 v. Grote Zee-eend. Ook aanwezig op de 31e dec (StWy,TO,JT,BvJ,RK). Brilduiker: Deze schaarse wintergast werd ruim 20 keer gemeld. Grootste aantal 4 ex op ’t Hilgelo op 6 en 8-mrt (TO). Een zomermelding van 1 v. werd gedaan op ’t Hilgelo: 22-jul (RK). Nonnetje: Elke winter zeldzaam; slechts één melding in 2012: 8-dec 1 v. ’t Hilgelo (RK). Grote Zaagbek: Aan het begin van het jaar redelijke aantallen met als maximum 13 m. + 12 v. op de Groenlosche Slinge op 19-feb (RK,BvJ,HvS). Laatse waarneming in het voorjaar was op 17-mrt 1 pr. Op ’t Hilgelo (RK). In het najaar maar één melding: 18-dec 1 pr. Op het Karpermeer (PL,HSch). Brilduiker Nonnetje Grote Zaagbek 60 50 40 30 20 10 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Wespendief: Vooral in jul en aug werden geregeld Wespendieven opgemerkt (FtB,BT,SW,GWa,RS, RK,JS,TO,HKra e.v.a.), voornamelijk rond de venen en in Ratum. Meestal enkelingen. Intrigerend was de waarneming van 2 ad met 2 juv in Lintelo op 4-aug in Lintelo (GWa). Trek van betekenis werd niet opgemerkt. Zwarte Wouw: Één vroege melding van 22-mrt van een overvliegende vogel in Ratum (RS). Vervolgens van 20-apr t/m 21-mei 6 meldingen van losse exemplaren: 20-apr 2 ex naar O Corle (JR), 6-mei 1 ex naar NO Meddosche Veld (JR), 8-mei 1 ex naar ZO Dale (PL), 13-mei 1 ex Meddo (Jan 145 Naaldenberg), 14-mei 1 ex naar W Lintelo (GWa) en tot slot 21-mei 1 ex Wooldse Veen (Ton Lakeman & Noor Mather). Rode Wouw: Alleen in jan en feb niet opgemerkt; verder in alle maanden gezien. Eerste wrn in mrt was op de 4e van 1 ad in Corle (JR). Opvallend veel zomermeldingen in en rond het Korenburgerveencomplex. Wespendief Zwarte Wouw Rode Wouw 25 20 15 10 5 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Bruine Kiekendief: Naast de waarnemingen uit de broedtijd in het Korenburgerveen-complex waren er enkele waarnemingen in het Meddosche Veld (RK,RS) en maar weinig overtrekkers. Blauwe Kiekendief: Deze wintergast is verspreid over het werkgebied gezien met een zwaartepunt langs de Duitse grens in Huppel en Meddo en het Korenburgerveen-complex (JS,JR,SW,PL,RS,FtB,GWa,BvJ,RK). 7x werd een m. genoteerd en 5x een v. Grauwe Kiekendief: PL en TO zagen op 27-sep 1 ad m. naar het ZW over de trektelpost komen. Bruine Kiekendief Blauwe Kiekendief Grauwe Kiekendief 8 6 4 2 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Buizerd: Goede trekdagen waren 23-mrt 42 ex overtrekkend Kornburgerveen (BT) en 21-okt 20 ex en 42 ex overtrekkend Ratum (resp. JS en Christiaan Teule) en 23-okt 40 ex overtrekkend Ratum (Christiaan Teule). Ruigpootbuizerd: 7-apr 1 2kj NO PL,JT: "vloog klapwiekend voorbij. Donkere borst, dunne polsvlekken en lichte aanzet tot witte aanzet bovenzijde staart zichtbaar. Eerste indruk van afstand was 'kiekendief’ “ Visarend: In april 5 meldingen van overtrekkers op de 2 e, 2x op de 5e, de 15e en de 19e (GWa,JR,BT) en in september 1 op de trektelpost op de 1 e (TO,JT). 146 Smelleken: Vier meldingen. Twee in het voorjaar: 6-mrt 1 v Meddosche Veld (JR) en 4-apr 1 m Bufferzone Vragenderveen (PL) en twee in de herfst: 28-okt 1 overtrekkend op de trektelpost (FtB) en 28-nov 1 landend op een elektriciteitsmast in Lintelo (Gideon Vreeman). Slechtvalk: In de wintermaanden tot 15-apr en vanaf 6-okt een twaalftal meldingen (GW,JS,JR,BWa,JT,HKra,BT,HS,RK). Intrigerend zijn de drie meldingen van een vogel bij de Steengroeve: 27-jan (JS), 14-apr (BWa) en 15-apr (JT). Buiten dit patroon valt de waarneming van 1 ex naar NO op de trektelpost op 10-aug (RK,TO). Kwartel: Een 17-tal meldingen uit de broedtijd met een zwaartepunt rond het Korenburgerveencomplex. Waterral: Gemeld in de broedtijd uit het Korenburgerveen-complex en randzone, het Wooldse Veen op 8-nov (BvJ) en ’t Hilgelo in de winter. Opmerkelijk is de waarneming van een ’s nachts roepende vogel op 1-mei langs de Vragenderbeek ten westen van Lievelde (SW). Kraanvogel: Kraanvogels waren zowel in voorjaar als najaar behoorlijk talrijk. De wintermaanden laten tegenwoordig al wat kleine verplaatsingen zien, maar de voorjaarstrek is vooral in maart. Vooral van 28-feb t/m 6-mrt kwamen vele groepen voorbij. Bij de venen zijn nog vogels blijven hangen tot in mei (BT). In de herfst werden een paar grote groepen gezien in november: de 17 e 200 en de 29e 280 bij het Wooldse Veen (BT) en de 29e ook 250 bij de Steengroeveweg (G.B. Dunnewold). 4096 1024 256 64 16 4 1 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Grafiek: Kraanvogel – aantal vogels per maand (y-as opgerekt!) Scholekster: Grotere aantallen bij de Slingeplas 34 ex 11-mrt (BWa) en ’t Hilgelo 37 ex 9-mrt (RK,TO). Kievit: In het voorjaar en de herfst grote groepen in het Meddosche Veld: 25-feb 1200 ex (RK) en 10nov 630 ex (BvJ). Kemphaan: Soms te vinden tussen de Kieviten in het Meddosche Veld: 15-mrt 2 ex (RK), 22-okt 2 ex (BvJ), 10-nov 2 ex (BvJ) en 11-nov 1 ex (TO). Bokje: Maar één melding: 1 ex op 28-okt in het Wooldse Veen (BT). Watersnip: Grotere groepen zijn alleen gemeld uit maart uit het Grote Goor: 15-mrt 45 ex (BT) en 28mrt 29 ex (PL). Grutto: Van deze steeds schaarser wordende broedvogel werd een mooi groepje van 12 ex gezien op 8-mrt in het Witte Veen (Jan Lammers). 147 Regenwulp: Een voorjaarswaarneming van een pleisterende vogel in het Meddosche Veld op 15-apr (Frank vd Knaap): “ gezien en gehoord” en een najaarsmelding van ’s nachts overvliegende vogels op 6-okt: tenminste 2 om 22:55 uur door SW over Lichtenvoorde. Wulp: Voor het eerst sedert een aantal jaren verbleef er in de herfst weer een groep Wulpen in het Meddosche Veld: op 6-nov 53 ex (BvJ). Deze groep dunde langzaam uit en de laatste melding komt van 2-dec 23 ex (RK). In andere delen van het werkgebied werden wat grotere groepen gezien op 28mrt 41 ex in Lintelo (GWa), op 9-nov 21 ex in Harreveld (SW) en op 3-mrt 13 ex in Corle (JR). Tureluur: Enkele voorjaarsmeldingen van losse ex in de omgeving van Lichtenvoorde (o.a. Koolmansdijk 3-apr (Joost Bus) en Oude Maat Mariënvelde 24-mrt (GWa,HKr,TO). Op deze laatste plek werden ze ook weer gezien op 12-jul (3 ex RK,TO) en 5-aug (2 ex Joost Bus). Groenpootruiter: Van deze schaarse doortrekker werden 4 waarnemingen in april en 2 in augustus ingevoerd; steeds ging het op 1 ex: 18-apr Bufferzone Vragenderveen (PL), 23-apr Dale Aalten (GWa), 27-apr IJzerlo (GWa), 27-apr ’t Hilgelo (BvJ), 15-aug Oude Maat Mariënvelde (RK) en 23-aug De Heurne (PL). Witgatje: Winterwaarnemingen van het Witgatje zijn bijzonder geworden in ons werkgebied. De vroegste voorjaarsmelding kwam van 17-mrt (1 ex ’t Hilgelo RK) en na augustus waren er maar 2 waarnemingen: 28-okt 1 ex Groenlosche Slinge (BvJ) en 25-nov 1 ex Dale Aalten (FtB). De meesten werden gemeld in de trekmaanden apr, jul en aug. Grootste aantal betrof een groepje van 5 ex op 29-jul bij de Groenlosche Slinge (RK,BvJ,HvS). Bosruiter: Bosruiters hebben wat grotere slikgebiedjes nodig. De Oude Maat Marienvelde was goed voor 6 herfstwaarnemingen tussen 12-jul en 12-sep (RK,TO,SW). Grootste aantal was 3 ex op 7-aug (RK). Er was één voorjaarsmelding uit Ratum van 30-4 van 1 ex bij het natuurontwikkelgebiedje bij de Elzen (RK). Oeverloper: Oeverlopers zijn echte doortrekkers. De voorjaarstrek leverde waarnemingen op van 27apr t/m 29-mei en de najaarstrek van 3-jul t/m 21-okt (vele wrns). Hoogste aantal betrof 16 ex bij ’t Hilgelo op 17-jul (TO). In het voorjaar was het hoogste aantal 11 ex bij de Slingeplas op 6-mei (BWa). Witgat Bosruiter Oeverloper 80 60 40 20 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun 148 Jul Aug Sep Okt Nov Dec Zwartkopmeeuw: Vanuit het Zwillbrocker Venn foerageren Zwartkopmeeuwen geregeld in de Zuidoost-Achterhoek. Ook doen ze gewoon mee bij het voorjaarsspektakel op het Hilgelo. Tussen de tenminste 10.000 Kokmeeuwen die zich daar op de avond van de 9 e mrt verzamelden bevonden zich tenminste 23 Zwartkopmeeuwen (RK,TO). De eerste voorjaarswaarneming was van 2-mrt: 3 ex in het Meddose Veld (JR). Tot half jul werden geregeld her en der foeragerende ex ontdekt met als laatste melding 16-jul 1 ad Vragenderveld (RK). Stormmeeuw: Een gewone wintergast. Naar het oosten van het werkgebied toe worden ze wel steeds schaarser. Grote aantallen bevonden zich in dec rond Zieuwent bv 26-dec 750 (PL) Kleine Mantelmeeuw: Veel meer een zomergast. Vooral ten westen van Aalten werden diverse keren grote groepen geteld met als maximum 71 ex op 12-jul Lintelo (GWa). Zilvermeeuw: Tegenwoordig een schaarse wintergast met vooral tijdens de voorjaarstrek wat meer meldingen. Opvallend was een groep van 28 ex in het Meddose Veld op 6-mrt (JR). Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw 4096 1024 256 64 16 4 1 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Visdiefje: Opvallend veel meldingen; mogelijk samenhangend met het gebeuren in Lichtenvoorde en/of de kolonie ten zuiden van het Woold in Duistland (zie broedvogelverslag elders in dit rapport). Meeste waarnemingen van ’t Hilgelo: van 21-mei t/m 16 juli 7 wrn van 1-2 vogels (RK,TO,BvJ). Ook 2 van de Slingeplas bij Bredevoort: 9-mei 1 ex (RK) en 10-jul 1 ex (RK). Daarnaast 2 meldingen van overvliegende vogels: 26-jun Aalten (JS) en 5-jul Winterswijk (RK). Zwarte Stern: Slechts één melding van 1 vogel in zomerkleed op ’t Hilgelo op 20-apr (RK). Holenduif: JS gaf enkele zeer grote groepen door: 12-sep 510 ex Ratum en 17-sep 500 ex Miste. Oehoe: tenminste 130 waarnemers meldden de Oehoe bij de Steengroeve. Twee meldingen kwamen op enige afstand van deze bekende Beleef de Lente broedplaats binnen. Velduil: Beide venen leverden een najaarswaarneming op: 27-okt 1 ex Korenburgerveen (Eric Jager) en 8-nov 1 ex Wooldse Veen (BvJ). IJsvogel: Hele jaar door verspreid over het hele werkgebied waargenomen. 149 IJsvogel Grote Gele Kwikstaart 50 40 30 20 10 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Hop: Op 4-mei in Kotten door 2 waarnemers op verschillende plekken een Hop gezien (JR,BT); helaas bleef het daarbij. Draaihals: 5 meldingen uit april: de 15 e, 18e en 27e 1 ex foeragerend in Kotten (BT) en 23e en 30e 1 ex in het Meddosche Veen (JR). Middelste Bonte Specht: Van zo’n 60 waarnemers kwamen meldingen binnen; vooral in en om de Bekendelle. Boomleeuwerik: Flink wat waarnemingen in voorjaar en broedtijd. In de herfst maar weinig meldingen: 1x aug, 1x sep, 4x okt en 2x nov. Max 3 ex aan de grond in Dale op 15-okt (PL) en 3 ex Z Ratum (Christiaan Teule). Huiszwaluw: Joost Bus zag op 14-sep een groep van 200 ex in Lievelde. Duinpieper: Één melding op de trektelpost: 3-sep 1 ex ZW (PL,TO). Waterpieper: Maar 4 meldingen (is ie werkelijk zo schaars geworden?): 5-jan 1 ex Grote Goor JR), 2mrt 1 ex Bufferzone Vragenderveen (PL), 6-mrt 7 ex Meddosche Veld (JR) en 3-nov 1 ex Meddosche Veen (Peter Eekelder). Noordse Kwikstaart: Ongetwijfeld veel gewoner dan de weinige waarnemingen laten zien: 29-apr 1 ex Mentink (Oscar en Jolanda Balm), 30-apr 7 ex Meddosche Veen (JR) en 20-mei 1 ex Lintelo (GWa). Witte Kwikstaart: In voor- en najaar zijn geregeld groepen te zien; vaak op kale, pas geploegde akkers: 7-mrt 82 ex Vragender (BT), 30-mrt 64 ex Meddo (TO), 31-aug 54 ex Huppel (RK). In de Muggenhoek-noord in Ratum was een slaapplaats in een rietveldje op een nat stuk heide; daar bv. op 4-mei 90 ex (RK). Pestvogel: De grote invasie van het najaar van 2012 leverde maar liefst twee ( ) waarnemingen in ons werkgebied op: 28-nov 1 ex Aalten (Gideon Vreeman) en 18-dec 2 ex Vragenderveld (PL,HS). Blauwborst: De Blauwborsten aan het begin van het Meddosche Veen werden door menige waarnemer gemeld. Daarnaast in het Grote Goor begin april 2 wrn: de 1 e en de 4e 1 ex (resp PL en JR). Paapje: Vooral in het voorjaar opgemerkt; grootste aantal op 2-mei 6 ex IJzerlo (GWa) en 1 ex Vragender (PL,BWa). In de herfst maar twee meldingen in sep: de 7e 1 ex in bloemen in Mentink (TO) en de 15e 1 ex Dale (PL). 150 Tapuit: Redelijk wat waarnemingen in het voorjaar in apr en mei; grootste aantal op 30-apr 7 ex Meddosche Veen (JR) en 9 ex Meddosche Veld (RS) en het najaar in aug en sep (één okt wrn) met als hoogste aantal 5 ex op 31-aug in het Meddosche Veld (RK). Beflijster: Zeker 10 meldingen in de periode 24-mrt / 2-mei. Grootste aantal op 12-apr 2 m en 1 v aan de Koolmansdijk (JT). Paapje Tapuit Beflijster 40 30 20 10 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Grote Lijster: In de nazomer worden geregeld wat grote groepen opgemerkt bv 25-jul 21 ex Vragenderveld (RK). Klapekster: Als wintergast aanwezig in het Korenburgerveen-complex en randzone (meerdere ex door div wrns) en het Wooldse Veen (1 ex). Daarnaast in het begin van het jaar diverse malen bij de Steengroeve in Ratum (28-jan t/m 25-feb HKr,BWa,Erik Lam, Peter Spierenburg, Aart Vink). Daarbuiten nog op 3 plekken waarnemingen: Zwarte Veen 1 ex op 18-jan (PL) en 28-feb (SW), Trektelpost 1 ex 9-mrt (JS) en 18-dec 1 ex Valkeniersbult (JR). Ekster: Een flinke slaapplaats ten westen van Lievelde telde op 1-mrt 130 ex (RK). Raaf: Een aantal waarnemingen bij het Korenburgerveen-complex: 3-jan 2 ex (VWG), 31-mrt 1 ex (PL,BWa) en 14, 22 en 26-okt 1 ex (BT). Ook op 18-feb 1 ex naar NO bij het Grijze Veld Lievelde (SW). Keep: Eind 2012 zijn heel wat groepen gemeld, waaronder 400 ex op de Haart op 30-dec (GWa). Europese Kanarie: Alleen broedtijdwaarnemingen uit Winterswijk. In de herfst twee sep en twee okt meldingen: 2-sep 1 ex zingend (!) Woold (Peter Eekelder), 17-sep 1 ex Aalten (PL), 7-okt 1 ex naar ZW Trektelpost (PL,TO,HKr,BWa) en 17-okt 1 ex idem (TO,BWa). Groenling: In de wintermaanden geregeld flinke groepen in het buitengebied op maisveldrestanten en vooral zonnebloemstroken; bv. 29-jan 500 ex Meddosche Veld (RK). Putter: Deze inmiddels (weer) gewone broedvogel wordt vooral in de wintermaanden in grotere groepjes gezien bv. 25-feb 42 ex Haart (GWa), 29-aug 40 ex Corle (Hans Grotenhuis) en 15-jan 38 ex Ratum (JR). Barmsijs: Afgelopen jaar relatief schaars. Alleen in mrt wat meer gezien met bv. 7-mrt 25 ex Lichtenvoorde (SW). Kruisbek: In 2012 maar weinig gezien: jul 3x, aug 1x, okt 2x en nov 1x. Maximaal slechts 5 ex op 16jul Dottinkrade (Wim & Maarten Langbroek) en 18-okt naar ZW Trektelpost (HS,TO,BWa). 151 Appelvink: In maart zijn Appelvinken wat opvallender en worden ze dus ook meer opgemerkt. Op 1feb zag JR 30 ex in het Woold waaronder een groep van 18. Putter Barmsijs spec. Appelvink 150 100 50 0 Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Geelgors: Enkele grote groepen op natuurakkers/-stroken (graan) op 31-jan 95 ex Miste (JS), 9-mrt 112 ex Vragenderveld (JR) en 8-dec 100 ex Miste (JS). Ortolaan: Op 4-mei 2 ♂♂ pleisterend langs een zandweg in het Woold (JR). Aan het eind van het jaar was een Eidereend de vreemde eend in de bijt op ’t Hilgelo. 152 Fenologie De aankomst c.q. het vertrek van zomervogels en wintergasten is altijd weer een interessant fenomeen. Waarschijnlijk heeft niet iedereen zijn vroege en late waarnemingen ingevoerd. Bij deze een oproep dat wel te gaan doen! Er is van afgezien alle waarnemers te noemen. zomervogels Zomertaling Wespendief Rode Wouw Bruine Kiekendief Boomvalk Kwartel Scholekster Kleine Plevier Grutto Zwartkopmeeuw Kleine Mantelmeeuw Visdief Zomertortel Koekoek Gierzwaluw Boomleeuwerik Oeverzwaluw Boerenzwaluw Huiszwaluw Boompieper Gele Kwikstaart Nachtegaal Blauwborst Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Paapje Roodborsttapuit Tapuit Sprinkhaanzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Vuurgoudhaan Grauwe Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Wielewaal Grauwe Klauwier Europese Kanarie voorjaar eerste 13-mrt 6-apr 4-mrt 31-mrt 30-apr 20-mei 26-jan 28-mrt 3-mrt 2-mrt 2-apr 9-mei 7-mei 3-apr 25-apr 3-mrt 14-mei 26-mrt 29-apr 3-apr 24-mrt 22-apr 12-mrt 3-mrt 7-apr 22-apr 11-mrt 11-apr 18-apr 5-mei 2-mei 30-apr 14-apr 24-apr 23-apr 3-mrt 21-apr 1-mrt 24-mrt 28-feb 28-apr 8-apr 1-mei 30-apr 21-mrt tweede 15-mrt 17-mei 6-mrt 4-apr 4-mei 30-mei 5-feb 1-apr 8-mrt 6-mrt 7-apr 21-mei 13-mei 4-apr 27-apr 10-mrt 21-mei 1-apr 12-mei 6-apr 1-apr 24-apr 24-mrt 20-mrt 13-apr 23-apr 12-mrt 15-apr 23-apr 9-mei 7-mei 2-mei 21-apr 29-apr 30-apr 4-mrt 29-apr 5-mrt 25-mrt 4-mrt 29-apr 11-apr 2-mei 1-mei 24-mrt herfst voorlaatste 23-aug 10-aug 10-sep 24-aug 25-sep 26-jul 29-jul 10-aug 14-jul 12-jul 31-aug 16-jul 15-jul 26-jun 12-aug 1-nov 24-jul 7-okt 14-sep 25-sep 21-sep 12-okt 7-sep 6-okt 21-sep 4-aug 17-aug 20-jul 17-sep 1-sep 7-okt 17-aug 1-sep 5-aug 6-jul 26-jul 26-jul 7-okt 153 winterwaarnemingen laatste 12-sep 25-aug 2-okt 7-okt 28-sep 5-aug 30-jul 12-aug 18-jul 16-jul 7-okt 25-jul 30-aug 1-jul 14-aug 15-nov 2-aug 13-okt 21-sep 27-sep 7-okt 13-okt 3-sep 15-sep 7-okt 7-okt 7-jul 10-aug 25-aug 21-jul 18-sep 22-sep 18-sep 9-sep 1-jul 9-okt 22-aug 26-nov 11-aug 15-jul 2-aug 31-jul 17-okt 15-dec 20-dec 12-jan 15-jan 2-dec wintergasten Grote Zilverreiger Rietgans spec. Kolgans Smient Tafeleend Brilduiker Grote Zaagbek Blauwe Kiekendief Smelleken Slechtvalk Stormmeeuw Zilvermeeuw Kramsvogel Koperwiek Klapekster Keep Sijs Barmsijs spec. voorjaar voorlaatste 25-apr 19-feb 28-mrt 1-apr 30-mrt 9-mrt 6-mrt 15-mrt 6-mrt 14-apr 24-mrt 6-mrt 13-apr 24-mrt 8-apr 9-mrt herfst eerste 12-aug 21-okt 29-sep 6-sep 23-sep 26-nov 18-dec 18-sep 28-okt 6-okt 15-okt 6-okt 7-okt 7-okt 1-nov 7-okt 27-sep 15-sep laatste 10-mei 25-feb 1-apr 11-apr 22-apr 10-mrt 17-mrt 16-mrt 4-apr 15-apr 30-mrt 13-mrt 15-apr 6-apr 12-apr 24-mrt 17-mrt 24-mrt zomerwaarnemingen tweede 14-aug 6-nov 7-okt 14-sep 30-sep 5-dec 14-okt 28-nov 20-nov 23-nov 15-okt 15-okt 9-okt 20-nov 7-okt 20-sep Tot zover dit overzicht van een fraai vogeljaar (zoals altijd natuurlijk!!). 154 18-jun 16-jul 10-aug 17-jul 26-mei 22-jul 25-jul 3-jul 31-aug Activiteitenoverzicht 2013 Pim Leemreise Inleiding In dit overzicht zijn de voorgenomen activiteiten in 2013 van de vogelwerkgroep opgenomen. Per activiteit staat weergegeven welke persoon/personen dit uitvoeren. Als je met één van de activiteiten mee wilt doen kan met de betreffende persoon contact op worden genomen. Bijzondere aandacht wil ik vragen voor de beschreven werkwijze om onze waarnemingen (zowel losse waarnemingen als waarnemingen van zeldzame en/of schaarse soorten) te archiveren. 2013 is het jaar waarin de vereniging haar 40-jarig jubileum viert. We gaan deze gebeurtenis luister bij zetten door de eerste Gelderse Vogelaarsdag te organiseren. Dit wordt een dag met lezingen en voldoende ruimte om elkaar in een informele sfeer te ontmoeten. Enkele van onze leden zullen een lezing die dag verzorgen. Verder is het veldwerk gestart voor de nieuwe vogelatlas. Hieraan doen verschillende leden mee. Tenslotte zijn de eerste (positieve!) gesprekken gevoerd om over enkele jaren een heuse nieuwe avifauna te presenteren! Kortom; het lijkt een druk, maar bijzonder interessant jaar te gaan worden. De VWG heeft enkele jeugdleden. Het zal een goede zaak zijn om deze leden (of andere) eens mee te vragen tijdens een PTT-telling of andere telling. Zie lijst verderop voor de telefoonnummers van de jeugdleden (J). Ik hoop dat het komende jaar weer een mooi en vogelrijk jaar mag worden en dat wij er weer met volle teugen van mogen genieten! Het bestuur heeft bewust een aantal activiteiten georganiseerd waarbij naast het pure ‘tellen van vogels’ ook plaats is voor gezelligheid. We doen het immers samen met elkaar. 155 Agenda 2013 Het activiteitenoverleg zal in 2013 wederom plaatsvinden bij de natuuractiviteitencentrum de Huusker, achter Hotel de Frerikshof aan de Groenloseweg te Winterswijk. Datum 3 februari Activiteit Lijntransecttelling 2013. De tellers krijgen een uitnodiging. 14 februari Lezing van Henk van de Jeugd van het Vogeltrekstation over ringonderzoek in Nederland Excursie naar de IJmuiden e.o. Vervoer per auto. Reiskosten worden gedeeld onder de deelnemers. 1e Activiteitenoverleg 2013. 24 februari 7 maart 30 maart (let op: datum wijkt af van concepttekst!) Algemene ledenvergadering 2013 + excursie. De excursie gaat het Wooldse veen e.o. 18 april 30 mei 2e Activiteitenoverleg 2013 (we proberen de avond af te sluiten met dia’s) 3e Activiteitenoverleg 2013 27 juni 4e Activiteitenoverleg 2013 19 september 5e en afsluitende activiteitenoverleg 2013 (we proberen de avond af te sluiten met dia’s) Gelderse Vogelaarsdag in Winterswijk. 28 september Hele dag) 14 november 30-november Activiteitenoverleg 2014; wat gaan we in 2014 doen ? Landelijke Dag SOVON i.s.m. NOU & VB 156 Tijd +locatie Naverzamelen v.a. 14:00 uur in De Huusker. (Overigens zijn ook niet-tellers deze middag van harte welkom om bij te praten !). Mensen die soep willen komen eten dienen zich voor 1 februari aan te melden bij PL 20.00 uur in De Huusker Vertrek 8:00 uur. Opgave voor 18-2 bij P. Leemreise 20.00 uur in De Huusker Vertrek excursie 12:00 uur bij De Huusker; Algemene ledenvergadering 16:00 uur bij De Huusker; Afsluitend eten om 17:30 uur bij de Chinees naast De Huusker 20.00 uur in De Huusker 20.00 uur in De Huusker 20.00 uur in De Huusker 20.00 uur in De Huusker Details volgen 20.00 uur in De Huusker Nijmegen 1 Niet-broedvogelonderzoek 1.1 Waarneemestafette / E-mail cirkel De waarneemestafette is bedoeld om andere mensen binnen de VWG de mogelijkheid te geven ook de bijzondere waarneming hebt gedaan te kunnen gaan bekijken. Natuurlijk kan iedereen deze waarneming bekijken op ‘Waarneming.nl’, maar een persoonlijk berichtje is toch sneller. Vanwege het (blijkbaar) niet functioneren van de telefoonestafette, verzoeken wij iedereen een e-mail naar de deelnemers te zenden. Hiervoor kan de mailgroep van de trektellingen gebruik worden. NAAM Robert Kwak Jan Rademaker Jan Stronks Benjamin Wagener (J) Sylvain Wamelink Steven van den Brand Jirsi Reinders Pim Leemreise Wim de Leeuw Frans ter Bogt Geert Wamelink Gejo Wassink Gretha Vos Bert van Jaarsveld Barry Teunissen Thijs Oonk (J) Hans Schoppers Juun Timmerman NUMMER ALGEMEEN 0543-531944 0543-521577 0543-530483 0543-474080 0544-374581 0543-569159 0543-477013 0543-451142 0543-473416 0543-473774 0543-475319 0544-467034 0543- 451992 0543-519886 0543-513941 NUMMER OVERDAG 06-46605705 0543-522208 0544-843013 06-39841109 06-22469009 0314-641910 06-51083927 06-23720509 06-23152305 06-13680713 06-54985332 06-12509482 157 e-mail adres [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] 1.2 Punttransecttellingen (PTT) Coördinatie: Pim Leemreise - verslaglegging: vacant Wanneer men niet in staat is om een telling uit te voeren dan z.s.m. contact opnemen met Pim Leemreise. Er zal dan vervanging geregeld worden. In verband met het door SOVON teruggebrachte aantal tellingen gedurende de winter van drie naar één is het zaak om altijd te tellen in december! Uitvoering: één telperiode van 15 december 2012 t/m 1 januari 2013 route: Meddo-Huppel Meddo Lichtenvoorde-Oost Ratum Quartier d’hiver Lievelde Zieuwent-Goor Aaltense-Es Lintelo Corle Woold Haart IJzerlo teller(s) Thijs Oonk B. van Jaarsveld H.Schoppers & P.Leemreise R. Kwak R. Kwak P. Leemreise P. Leemreise W. de Leeuw J. Schoppers G. Vos F. ter Bogt G. Wamelink F. ter Bogt 1.3 Lijntransecttellingen (LTT) Organisatie en verslaglegging: P.Leemreise overzicht van de transecten: Route Huppel Meddo Lichtenvoorde-Oost Haart Corle Woold Ratum Lievelde Lintelo teller(s) R. Kwak, H. van Soldt Thijs Oonk Vacant W. de Leeuw vacant F. ter Bogt (J. Stronks &) B. van Jaarsveld Pim Leemreise vacant Uitvoering: 1 telling per winterseizoen. In 2013 is deze telling op zondag 3 februari. Vanaf 14:00 uur kunnen de tellers napraten onder het genot van een kop warme soep en koffie in De Huusker. In verband met het maken van de soep moeten de soepeters zich van te voren aanmelden! 158 1.4 Trektellen (TT) Coördinatie en verslaglegging: Robert Kwak Al vanaf 1975 voert de VWG trektellingen uit. De tellingen vinden plaats op de oude vuilnisbelt tussen de Driemarkweg (ingang) en de Eekelerweg. De ochtendtellingen beginnen een half uur voor zonsopkomst (voor Winterswijk 10 minuten eerder dan in de krant of op teletekst pagina 718 is vermeld! De zon komt immers op in het oosten!) en duren 2,5 uur. De ingevulde trektelformulieren a.u.b. inleveren bij Robert Kwak. Ook formulieren van afgelopen jaar (jaren) zijn welkom! We zoeken nog iemand die het analoge op de formulieren wil omzetten in digitale info. Wie voelt zich geroepen? De laatste jaren wordt er alleen in de tweede helft van het jaar geteld: van de laatste week in juni (week 26) t/m de laatste week van december (week 52), waarbij in de maanden juni t/m augustus alleen op de vrijdagen wordt geteld door Robert Kwak. In 2012 werd er hoofdzakelijk geteld door Robert Kwak, Thijs Oonk en Pim Leemreise, meestal ondersteund door enkele belangstellenden. Vaste teldagen in 2011 waren: vrijdag: Robert Kwak, zaterdag: Pim Leemreise, zondag: Thijs Oonk. Dit zal waarschijnlijk ook in 2013 de indeling zijn. Belangstellenden kunnen in de e-maillijst opgenomen worden. Zij ontvangen dan na iedere telling de telresultaten van die telling. Aanmelden hiervoor kan bij Robert Kwak. Ligging van telpost ‘De Vlijt’ 159 1.5 Watervogeltellingen (WVT) (het tellen van pleisterende watervogels) Coördinatie en verslaglegging: vacant Uitvoering: Bij de watervogeltellingen worden de betrokken wateren wekelijks, twee maal per maand of maandelijks geteld. Wekelijks wordt geteld: ‘t Hilgelo Bert van Jaarsveld & Thijs Oonk Tweemaal per maand: Groenlose Slinge & Ravenhorst Hans van Soldt, Bert van Jaarsveld & Robert Kwak Barry Teunissen - vacant - Schaarsbeek en Kleine Goor Meddo Eenmaal per maand: Slingeplas Keizersbeek (Aalten tot Maatkampsbrug) Keizersbeek (Maatkampsbrug tot Sinderen) Boven-Slinge: zandvang Misterweg – Bredevoort Boven-Slinge: BoomsbeeksbrugHiddinkbrug Korenburgerveen, Meddoseveen en Plasje Langendoen Benjamin Wagener Frans ter Bogt Frans ter Bogt vacant Geert Wamelink Barry Teunissen Midwintertelling Watervogels Deze landelijke telling van watervogels wordt ook in de Achterhoek gehouden. Naast de hierboven genoemde gebieden worden de volgende telgebieden geteld: Schaarsbeek en Kleine Goor Barry Teunissen Meddo - vacant Keizersbeek (N318 t/m Karpermeer) Wim de Leeuw Boven-Slinge (Bredevoort tot Boomsbeeksbrug) Wim de Leeuw De tellers zullen de telformulieren thuis gestuurd krijgen, al is het tegenwoordig gebruikelijk de gegevens rechtstreek via internet bij Sovon in te voeren. 160 1.6 Fenologie Coördinatie en verslaglegging: Rody Schröder Uitvoering: noteer van iedere zomergast de eerste en tweede voorjaarswaarneming en de laatste najaarswaarneming van een zomergast. Invoeren kan in Waarneming.nl (zie 1.8 losse waarnemingen). Fenologiewaarnemingen zijn erg waardevol gebleken in het onderzoek naar het effect van klimaatverandering en broedvogels. 1.7 Losse Waarnemingen Coördinatie en verslaglegging: Barry Teunissen & Pim Leemreise Van een groot aantal schaarse soorten worden alle losse waarnemingen verzameld. Er is bij de coördinatoren een lijst beschikbaar waar precies in vermeld staat welke soorten we als VWG graag zouden willen toevoegen aan het losse waarnemingenarchief en eventueel voor welke periode van het jaar. Benieuwd naar die lijst? Neem gerust met Barry Teunissen of Pim Leemreise contact op. Uit een analyse van het losse waarnemingenarchief werd duidelijk dat van een groot aantal schaarse broedvogels nauwelijks waarnemingen in het losse waarnemingenarchief worden ingevoerd. Soorten waarvan territorium-indicerende waarnemingen in ieder geval genoteerd en middels de ‘losse waarnemingen’ doorgegeven moeten worden zijn: Aalscholver Barmsijs Bergeend Blauwborst Blauwe Reiger Boomleeuwerik Boomvalk Brandgans Bruine Kiekendief Buidelmees Buizerd Canadese Gans Dodaars Draaihals Europese Kanarie Gele Kwikstaart Graspieper Grauwe Gans Grauwe Klauwier Grote Gele Kwikstaart Grote Karekiet Grutto Havik Hop IJsvogel Keep Kleine Plevier Krakeend Kramsvogel Kruisbek Kuifeend Kwartel Mandarijneend Meerkoet Middelste Bonte Specht Nachtzwaluw Nijlgans Oeverzwaluw Ortolaan Patrijs Paapje Porseleinhoen Raaf Rietgors (buiten de venen) Rietzanger Roek Roerdomp Roodborsttapuit Scholekster Sijs Slobeend Sperwer Sprinkhaanzanger Torenvalk Tureluur Waterral Watersnip Wespendief Wintertaling Wulp Zomertaling In 2011 heeft de vogelwerkgroep besloten om voortaan alle losse waarnemingen alleen nog maar in te voeren via ‘www.waarneming.nl’. De waarnemers dienen daartoe een persoonlijk invoeraccount 161 aan te maken bij www.waarneming.nl. Hulp nodig ? Bel gerust Barry of Pim voor persoonlijke uitleg. Ook tijdens de activiteitenoverleggen zal blijvend aandacht worden besteed aan het losse waarnemingenarchief via waarneming.nl. Om snel alle waarnemingen uit ons werkgebied te bekijken kan gebruik gemaakt worden van onderstaande link: http://zuidoostachterhoek.waarneming.nl/index.php. Via deze link zijn alle in ons werkgebied ingevoerde waarnemingen zichtbaar; dus niet alleen van de leden van de VWG. 2 Broedvogelonderzoek 2.1 Broedvogel Monitoringsproject (BMP) Coördinatie: vacant (wel verzamelt R. Kwak de tellingen in een database) Verslaglegging: is nog niet bekend (vrijwilligers gezocht!) De volgende telgebieden worden jaarlijks onderzocht op het voorkomen van broedvogels in het kader van het BroedvogelMonitoringProject van SOVON: gebied Randzone Vragenderveen Kleine Goor Vragenderveld ‘t Rot Populus Wooldse Veen Oossinkes Droppers (BMP-B) Vennebulten/Zwarte Veen (telling om het jaar; 2013 weer) opp (ha) 87 22 56 67 9 130 vanaf 2000 1986 1986 1988 2008 2008 2011 2009 Teller Pim Leemreise Frans ter Bogt Pim Leemreise Pim Leemreise Pim Leemreise Niet in 2013 Niet in 2013 Rody Schröder Pim Leemreise Eenmalige inventarisatie In 2013 wordt er niet gezamenlijk een groot aaneengesloten gebied onderzocht. 162 2.2 Landelijke inventarisatie zeldzame- en kolonievogels Coördinatie en verslaglegging: P. Leemreise & R. Kwak Binnen onze vogelwerkgroep coördineren bepaalde mensen het onderzoek naar een zeldzame broedvogelsoort of kolonievogel. Vanaf 2012 wordt de verslaglegging en archivering uitgevoerd door Pim Leemreise & Robert Kwak. Hij zorgt er tevens voor dat de verzamelde gegevens bij Sovon terecht komen. Tijdens de activiteitenoverleggen gedurende het jaar wordt de voortgang van de verschillende onderzoeken besproken. Uiteraard krijgen de deelnemers aan het overleg hierdoor actuele informatie over het wel en wee van deze soorten. In de lijst van 2013 zijn twee nieuwe soorten toegevoegd: de Hop en de Rode Wouw. De Hop heeft zich in 2010 en 2011 in het werkgebied gevestigd, evenals de Rode Wouw. Rody Schröder zal de Hop op de voet gaan volgen en Pim Leemreise de Rode Wouw. Voor deze laatste soort is gebleken dat er zeer weinig tot geen verslaglegging in het verleden heeft plaats van de gedragingen van deze soort. Dit is wel wenselijk aangezien het om mogelijk de enige of een van de zeer weinige territoria van ons land betreft. Een goede documentatie is dus zeer wenselijk. Voor enkele soorten werd in het verleden een speldenkaart bij gehouden. Hierop konden mensen snel en simpel territoria (of territorium indicerende waarnemingen) op per soort inprikken. Hierdoor ontstond gedurende het veldseizoen een mooi overzicht van de gevonden territoria. Deze analoge speldenkaart is in 2011 vervangen voor het digitaal ‘stippen’ via de computer op een kaart in Google Maps. De stippenkaart is een hulpmiddel voor de soortbewerker die er naar streeft om de volledige verspreiding van de soort in het werkgebied in beeld te brengen. Stippen zetten op soortkaart waarvan we vooraf weten dat dit nooit tot een volledig overzicht van de verspreiding zal leiden is niet echt zinvol (bijv. de weidevogels en de Patrijs). Daarnaast toont de stippenkaart de actuele verspreiding waardoor het voor de leden mogelijk is om in één oogopslag te zien wat de verspreiding van de soort in het betreffende jaar is. Dit is dus puur ter illustratie. Na een jaar ervaring kunnen we de balans opmaken. Gebleken is dat het voor een algemene soort als de Meerkoet, bijzonder veel tijd kost om alle stippen over te zetten in het archief. Daarnaast is gebleken dat een aantal soortbewerkers niets doet met de stippenkaarten van Google Maps, met alle risico van dien dat deze dus een stille dood sterven en veel broedvogelwaarnemingen mogelijk zelfs verloren gaan voor het losse waarnemingen archief. Op basis van de gehouden evaluatie willen we het in 2013 anders aanpakken. We willen in 2013 gaan werken aan de hand van de volgende spelregels: 1. Iedere waarneming van een zeldzame/schaarse broedvogel dient in Waarneming.nl ingevuld te worden. Plaats een waarneming onder embargo tot 1 september en vervaag de waarneming ( kilometerhok) indien er redenen daartoe zijn (zoals kwetsbare informatie over nest e.d.). In de tabel staan deze soorten gemeld. Op deze wijze worden alle waarnemingen duurzaam in ons archief vastgelegd. Dit archief vormt immers de basis voor eventuele publicaties e.d. 2. Het is boeiend om de jaarlijkse verspreiding van sommige zeldzame soorten te zien via een kaart in Google Maps; waar zitten dit jaar de Grauwe Klauwieren of de Roodborsttapuiten? Deze verspreidingskaarten worden getoond tijdens de activiteitenoverleggen. Zie onderstaande tabel voor de soorten waarvan het ‘leuk’ en handig is om naast het invoeren van de waarneming in waarneming.nl, ook een stip te zetten op de soortkaart in Google Maps. 163 Soort Bewerker: IJsvogel (LB) Robert Kwak en ? (wie wil helpen) Grote Gele Kwikstaart (LSB) Robert Kwak en ? (wie wil helpen) Blauwe Reiger (LSB) Barry Teunissen (Winterswijk) Geert Wamelink (Aalten) Sylvain Wamelink (Lichtenvoorde) Kramsvogel(LSB) Wim de Leeuw Roek (LSB) Geert Wamelink Kerkuil/Mandarijneend Johan Arentsen, Henk (LSB) Wesselink, Henny Esselink, Frans ter Bogt Steenuil Ronald van Harxen, Pascal Stroeken Rode Wouw Pim Leemreise Oehoe (LSB) Gejo Wassink Roodborsttapuit Pim Leemreise Paapje (LSB) Idem Middelste Bonte Specht Idem (zie item) (LSB) Patrijs Frans ter Bogt Europese Kanarie (LSB) Jan Rademaker (Winterswijk) Pim Leemreise (Aalten) Sylvain Wamelink (Lichtenvoorde) Vacant (Dinxperlo) Watervogels (incl. Meerkoet!!) Weidevogels Hop (LSB) Nachtzwaluw (LSB) Grauwe Klauwier (LSB), Oeverzwaluw (LSB) overige zeldzame broedvogels (LSB) Verwerking t.b.v. archief R.Kwak Wel G-Maps ja R.Kwak ja Vervagen in waarneming.nl P.Leemreise P.Leemreise P.Leemreise F. ter Bogt ja ja R. van Harxen Pim Leemreise Gejo Wassink Pim Leemreise Pim Leemreise Jan Rademaker Frans ter Bogt Pim Leemreise ja Ja Ja ja ja ja (m.u.v. telgebieden) ja Robert Kwak (Winterswijk e.o. en verzamelen gegevens) S.Wamelink (plasjes omgeving Lichtenvoorde) Gretha Vos (Aalten e.o.) Geert Wamelink (Boven Slinge Aalten-Varsseveld Keizersbeek = telgebied watervogels) Rody Schröder Rody Schröder Pim Leemreise Jan Stronks Robert Kwak Ja (m.u.v. Meerkoet) Rody Schröder Pim Leemreise Pim Leemreise Pim Leemreise Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Jan Stronks Pim Leemreise Ja Ja *Zie toelichting voor tekst over telgebieden Middelste Bonte Spechten 164 Verslaglegging Via het LSB-onderzoek van Sovon wordt het wel en wee van onze zeldzame- en kolonievogels in ons land gevolgd. Hierover wordt ook jaarlijks gerapporteerd middels de bekende jaarverslagen van Sovon. Alle soorten waarbij (LSB) vermeld staat, worden door P. Leemreise verwerkt en doorgegeven aan Sovon. Van deze soorten, aangevuld met een aantal andere soorten, houdt de VWG jaarlijks het aantal territoria en de verspreiding in ons werkgebied bij. Nadere bijzonderheden per soort: Kortsnavelboomkruiper De Kortsnavelboomkruiper wordt vanwege de onbekendheid met de zang mogelijk op sommige plekken over het hoofd gezien. De Mibo-tellers zal gevraagd worden om het geluid van deze soort ten gehore te brengen tijdens de Mibo-kartering. Meerkoet Vanwege de algemeenheid van de Meerkoet zal R. Kwak een speldenkaart blijven hanteren voor het gehele werkgebied. De watervogeltellers met een eigen telgebied kunnen hun waarnemingen op een activiteitenoverleg bijprikken. Tref je een Meerkoet op een geïsoleerd plasje aan of op een bijzondere (nieuwe) locatie aan, voer de waarneming dan in bij Waarneming.nl. Geef onder ‘gedrag’ aan dat het een ‘vastgesteld territorium’ betreft. Op deze wijze is het mogelijk om aan het einde van het seizoen aanvullingen uit Waarneming.nl te ‘destilleren’ aan de hand van andere ‘losse’ waarnemingen. Hop In de afgelopen jaren zijn territoria van de Hop in ons werkgebied vastgesteld. Vanwege de kwetsbaarheid gedurende het broedseizoen, verzoeken we iedereen om de waarneming ‘te vervagen’. Hierdoor wordt niet de exacte locatie via Waarneming.nl zichtbaar gemaakt. Om de leden van de VWG op de hoogte te houden is het leuk om tevens een stip in Google Maps te zetten. Rode Wouw Zie Hop. Roodborsttapuit In 2012 is P. Leemreise gestart met een onderzoek naar de Roodborsttapuit. Er wordt specifiek gekeken naar de verspreiding en herkomst van Roodborsttapuiten die zich buiten de bekende broedgebieden bevinden zoals in het agrarisch cultuurlandschap. Daartoe worden de vogels individueel herkenbaar gemaakt door ze te voorzien van kleurringen (zie afbeelding). Mensen die een dergelijke vogel met kleurringen zien worden vriendelijk verzocht deze waarneming te melden bij P. Leemreise of om de waarneming op te slaan op Waarneming.nl met de beschrijving van de kleurringcombinatie. Dit dient als volgt te gebeuren; van linksboven naar rechtsonder. Let op, we spreken over de poten van de vogel, niet de positie op de foto of het kijkerbeeld!!. Dus de ring aan de linkerpoot boven, links onder, rechtsboven, rechts onder. De aluminium ring mag met een * aangeduid worden. Voor onderstaande vogels geldt de aanduiding van de kleurringcombinatie dus: roze-*-rood-geel. Alle melders krijgen bericht van de historie van de waargenomen vogel. 165 2.3 BMP-Roofvogels Coördinatie en verslaglegging: Ab Kreunen. Geert Wamelink en Wim de Leeuw doen actief mee aan het BMP-Roofvogels en leveren hun gegevens rechtstreeks in bij RWN (en SOVON) en een kopie aan Ab Kreunen. De roofvogelonderzoekers zullen overleggen wie verantwoordelijk is voor het onderzoek binnen een bepaald gebied. Er is afgesproken dat op de activiteitenavonden de vertrouwde speldenkaart aanwezig zal zijn. Hierop kunnen aanvullende roofvogelwaarnemingen worden ingeprikt. Tijdens het activiteitenoverleg werd duidelijk dat niet alle Atlasblokken onderzocht zullen worden. Geïnteresseerden kunnen zich melden bij de coördinatoren. De roofvogelonderzoekers worden gevraagd alert te zijn op eventuele zeldzame en/of schaarse broedvogels, en deze op kaart in te leveren bij de desbetreffende soortbewerker. Waarnemingen van alle roofvogels (m.u.v. Buizerd) graag invullen bij waarneming.nl. Bij de Buizerd ook de waarnemingen die op een territorium/broedgeval wijzen. 166 2.4 BMP Weidevogels Coördinatie: Rody Schröder Vanaf 1999 wordt één proefvlak op weidevogels onderzocht. Deze landelijke telling zal in 2013 wederom worden uitgevoerd in het Meddosche Veld. Rody Schröder zal het proefvlak onderzoeken. Territoriale waarnemingen van weidevogels kunnen als zodanig ingevoerd worden in Waarneming.nl en Google-maps. 2.5 Bijzondere gebieden Gezocht wordt naar mensen die “bijzondere gebieden” af willen lopen gedurende het broedseizoen op zoek naar bijzondere broedvogelsoorten. Dit zijn gebieden waar bij uitstek deze soorten kunnen worden aangetroffen. Denk daarbij aan de diverse natuurontwikkelingsterreinen in het westelijke deel van het werkgebied. Op het eerste activiteitenoverleg in 2013 zal geprobeerd worden om hier afspraken over te maken. 2.6 Leuke waarnemingen flora en fauna In het werkgebied van onze vogelwerkgroep wordt door een aantal mensen met veel enthousiasme gekeken naar zoogdieren, vlinders, libellen, sprinkhanen, krekels, planten, amfibieën en reptielen. Hierover is inmiddels een schat aan gegevens verzameld en grotendeels ook gepubliceerd (o.a. de Atlas van de Fauna van het WCL-gebied Winterswijk, en de Atlas van de flora van het WCL-gebied Winterwijk). Maar dit werk is natuurlijk nooit af. Waarnemingen, in het bijzonder van minder algemene plant- en diersoorten, graag doorgeven aan Waarneming.nl, zodat ze ten dienste van de natuurbescherming ingezet kunnen worden. 167 2.7 Vogelatlas Coördinatie: R.Kwak (1 e aanspreekpunt voor de VWG-leden) Atlas DC namens Sovon: P.Leemreise Eind 2012 is het telwerk voor de nieuwe Vogelatlas gestart. Dit onderzoek bestaat uit twee onderdelen; een onderdeel broedvogels en een onderdeel wintervogels. Het onderzoek vindt plaats in Atlasblokken. De nodige atlasblokken worden in de eerste periode 2012-2013 geteld. Op onderstaande kaart staan de blokken in rood afgebeeld die nog niet geteld worden. Deze blokken moeten we in de komende jaren geteld krijgen. Overzicht van vacante atlasblokken (rood). 3. Overige zaken 2013 is het jaar waarin onze vereniging haar 40-jarig jubileum viert. We gaan deze gebeurtenis luister bij zetten door de eerste Gelderse Vogelaarsdag te organiseren. Dit wordt een dag met lezingen en voldoende ruimte om elkaar in een informele sfeer te ontmoeten. Enkele van onze leden zullen een lezing die dag verzorgen. Verder zijn de eerste verkennende gesprekken gevoerd om een nieuwe avifauna te publiceren. Daarvoor dient er nog veel werk verzet te worden. Eén van de noodzakelijke werkzaamheden betreft het digitaliseren van ons archief. Hierover worden de leden apart benaderd. 168