2 - Malmberg
Transcription
2 - Malmberg
2 VMBO-KGT DUITS VOOR DE ONDERBOUW ARBEITSBUCH A ET MEIJVOGEL GERT BAAS ELISABETH LEHRNER-TE LINDERT 2 VMBO KGT DUITS VOOR DE ONDERBOUW EN HET VMBO ARBEITSBUCH A Lingua Malmberg, ‘s-Hertogenbosch Tweede druk www.naklar.nl COLOFON Bij veel opgaven staan symbolen. Hier zie je wat ze betekenen. Bij deze opgave hoort een luisterfragment. Deze opgave doe je met z’n tweeën. Deze opgave doe je in een groepje. Je zoekt informatie op internet. Je gaat kijken naar de dvd. Dit is een herhalingsopgave. Dit is een opgave die iets moeilijker is. Op de site vind je extra opgaven. Deze les kun je op de site doen in plaats van in je boek. Deze les staat op de site. Bronvermelding Omslag: Kimmic Ontwerp en vormgeving: Malmberg/één Ontwerpers Illustraties: Richard Simonse, Lode Devroe@Shoparound ISBN 978 90 345 2722 6 Tweede druk, derde oplage, 2009 © Malmberg, ’s-Hertogenbosch Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. INHOUD ARBEITSBUCH A 1 RESET 2 NACH MITTERNACHT 3 ONLINE 4 HERZBLATT 1 Cyber tref f 2 Der Stadtbummel 3 Ferienende 4 Wieder im Lande 5 Nach dem Urlaub 6 Ferien Te st A In B erlin B Jung in E uropa 1 Vorbereitung 2 E v as A uftritt 3 Wochenende 4 A ussehen 5 Leider 6 Feier n Te st A Mein prakticum B Jung in E uropa 1 Nach Hannov er 2 B rit-RePro 3 Im Netz 4 Z ur CeB IT 5 A uskünfte 6 Digital Te st A Voll daneben B Jung in E uropa 1 Patrick 2 A benteuer B erlin 3 Persönlich 4 A ufklär ung 5 Hilfe! 6 Typen Te st A Deutsch( land) B Jung in E uropa ARBEITSBUCH B 4 5 7 10 13 16 19 21 23 25 26 27 29 32 35 38 41 43 45 47 48 49 51 54 57 60 63 65 67 69 70 71 73 76 79 82 85 87 89 91 5 KRACH! 6 WAS NUN? 7 ÜBERFLÜSSIG 8 TRAUMATISCH 9 ZEITREISE 1 Aus der Traum ! 2 Tschüs P atri ck! c k! 3 Ärgerl Är g erl i ch 4 Fi F i es 5 Ehrl E hr l i ch gesagt 6 P robl ro bl em e Test A Suchen & Fi nden B Jung i n Europa 1 Abgehauen Schul Lehre? 2 S ch ul e oder Le h re ? 3 Entschei dung Entsc h eidun g 4 N i chts c h ts Geschei Gesc h ei tes 5 Wähl en 6 P osi ti v Test A Ei nfach weg! we g ! Jung Europa B Jun g i n Euro pa 1 Aus! Fer ti g! g! 2 Werbung Werbun g 3 N öti g? öt ig? 4 Schl uss j etzt! Sc hluss 5 Lösungen Lösun g en 6 Wi chti g Test A Chroni Ch roni k Jung Europa B Jun g i n Euro pa 1 Som m er fest 2 Zukunftspl Zukunfts pl äne 3 Ber ühm t 4 Bewegend 5 Mel Me l dung d ung 6 Traum ber uf Test Rettung A Rettun g per P ost B Berl i n 1 Ze Zehn h n Jahre Ja h re später 2 Aus der Zukunft 3 Som m er fri f ri sche 4 Jubi l äum stref stre f f 5 Wi edersehen 6 Feri ensti m m ung Test A Der Topf To pf B Berl i n 100 101 03 1 03 06 1 06 109 112 115 17 1 17 119 121 122 1 23 23 25 1 25 28 1 28 131 134 13 137 139 141 143 144 1 45 45 47 1 47 50 1 50 153 56 1 56 159 161 161 163 16 165 16 166 1 67 67 69 1 69 172 17 175 178 181 183 183 185 187 18 188 189 191 19 194 19 97 1 97 200 203 05 2 05 07 2 07 208 20 3 O NLINE In dit hoofdstuk Nach Hannover 1 Einleitung 2 Hör mal! 3 Lies mal! Brit-RePro Im Netz Zur CeBIT woordtraining • Gebruikmaken van kennis van andere talen. • Van w-vragen gebruikmaken. • Lernbox § 3 woordtraining • Modale hulpwerkwoorden gebruiken. • Lernbox § 4 • Opgave 31, 34 extra grammaticatraining vervangende les § 4 • S, ss, z, sch en ß uitspreken. • Een treinkaartje kopen. • Spellen, getallen gebruiken, over je reis(route) praten. • Lernbox § 5 • Opgave 41, 44, 45, 47 Sprich mal! 6 Sprich und schreib mal! • Over een computer(spel) praten. Digital • Een artikel kopen. Assessment Alles klar? A B C Voll daneben Jugendliteratur Jung in Europa Schau mal! Na klar! aktuell www.naklar.nl erd? • Lernbox § 2 5 Test Wat doe je op de site? • Reisinformatie begrijpen. Grammatik Lernbox Wanneer moet het af zijn? • De hoofdzaken van het hoorspel begrijpen. 4 Auskünfte Wat moet je kennen? Gele Wat moet je kunnen? ekek ? A RBE I T SPL A N en? gaan Brit en Resa op digitale verkenning. Nag • aakt 3 Gem K APITEL • Lernbox § 6 • Opgave 49, 50, 52 • Nieuwe woorden, grammatica en Redemittel gebruiken. • Alles uit dit hoofdstuk toepassen. assessment • Tussen de regels door lezen. • De hoofdzaken van de film begrijpen. • Actuele informatie begrijpen. • Zoeken op internet. Via internet kun je veel te weten komen over Duitstalige landen. Om je daarbij op weg te helpen hebben we webtaken gemaakt. Kijk op de site welke webtaak bij dit hoofdstuk hoort. actuele tekst webtaak K APITEL 3 PARAGRAPH 1 1 NACH HANNOVER EINLEITUNG Schau mal! Bekijk de tekening op blz. 40 en 41 van het tekstboek. Beantwoord de vragen. 1 Wie van de vrienden zie je op de tekening? 2 Wat vindt er in Hannover plaats? 3 In welk Bundesland ligt Hannover? Gebruik de atlas of internet om dit op te zoeken. 4 Wie zijn The Rolling Stones? 5 Resa en Brit zijn op een station. Wat kun je daar nog meer doen behalve kaartjes kopen? Noem vier dingen. 2 Wortschatz Lees de zinnen en raad de betekenis van de onderstreepte woorden. Gebruik de woorden hieronder. anderhalf • beursterrein • logeerkamer • retourtje • slim • snackbar • spellen • trein • verblijf • vertraging 1 Unser Zug fährt in zehn Minuten ab. 2 Der ICE hat zehn Minuten Verspätung. 3 Das Messegelände ist sehr groß. 4 Du bist ein schlaues Kind! 5 Kannst du das buchstabieren? – L-E-N-Y-A 6 Nimmst du eine einfache Karte oder eine Rückfahrkarte? 7 Anderthalb Stunden sind neunzig Minuten. 8 Ich wünsche dir einen angenehmen Aufenthalt. 9 Das Gästezimmer ist oben. 10 Am Imbissstand haben wir Pommes gegessen. 3 Ansagerin, Resa und Brit CD 1 tr ack 15 Lees de zinnen. Luister naar fragment 1. Vul de ontbrekende woorden in. 4 1 De trein naar Hannover heeft 2 Voordat de trein vertrekt hebben Brit en Resa nog 3 Resa heeft de kaartjes 4 Brit heeft een laptop meegenomen, want op de CeBIT kun je veel 5 Het reisbureau is naast Resa, Angestellte und Brit minuten vertraging. uur. besteld. . . CD 1 tr ack 16 Lees de vragen. Luister naar fragment 2. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 1 Met wat voor kaartjes reizen Brit en Resa? 2 Moeten ze bij de CeBIT nog entreekaartjes kopen? ➟ 49 K APITEL 3 PARAGRAPH 1 N ACH H ANNOVER 5 Brit und Resa CD 1 tr ack 17 Lees de vragen. Luister naar fragment 3. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 6 1 In welke hal zijn de nieuwste zaken over internet en software te vinden? 2 Waardoor zien Brit en Resa zichzelf? 3 Waarmee vergelijkt Brit de CeBIT? Brit, Resa und Angestellter CD 1 tr ack 18 Lees de zinnen. Luister naar fragment 4. Kruis de zinnen aan die juist zijn. 1 2 3 4 5 7 □ □ □ □ □ Brit is moe. Brit wil nog informatie over een digitale camera halen. Resa zegt dat Brit zich een beetje aanstelt. In hal 1 komen ze te weten waar ze kunnen overnachten. Om op de Braunschweiger Platz te komen, moeten ze bus 6 of 16 nemen. Brit, Resa und Erich Lange CD 1 tr ack 19 Lees de vragen. Luister naar fragment 5. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 8 1 Wat voor huis is het volgens Resa? 2 Had meneer Lange jongeren verwacht? Licht je antwoord toe. 3 Wat zegt meneer Lange over zijn gehoor? 4 Hoe lang is de zoon van meneer Lange al het huis uit? 5 Wat stelt meneer Lange aan het einde voor? Wortschatz Lees de zinnen. Vul de ontbrekende woorden in de puzzel in. Gebruik de woorden hieronder. abholen • älter • Eltern • Gerät • Hunger • riesig • schön • Sofa • Sohn • spät • teuer • Verspätung • wohin 1 Danke …. Auf Wiedersehen! 1 2 Das kostet viel! Es ist …. 2 3 Ich muss die Karten noch …. 3 4 Ein Wort für sehr groß. 4 5 Wie … kommst du? – Um 9.00 Uhr? 6 … gehst du? Nach Hause? 7 Das … steht im Wohnzimmer. 8 Meine … sind geschieden. 9 Hast du … oder Durst? 5 6 7 8 9 10 10 Ich habe eine Tochter und einen …. 11 11 Der Bus hatte 10 Minuten …. 12 Alt, …, am ältesten. 13 Ein anderes Wort für Apparat ist …. 12 13 ● 50 K APITEL 3 PARAGRAPH 9 2 B R I T -R E P R O HÖR MAL! Schau mal! Bekijk de tekeningen A, B en C op blz. 42 en 43 van het tekstboek en lees de titel van de les. Beantwoord de vragen. 1 Waaraan denken Brit en meneer Lange op tekening A? – Meneer Lange denkt aan en Brit denkt aan het overzetten van 10 2 Wat is er volgens tekening B nog meer te koop op het station? 3 Op welke drie plekken speelt deze les zich af? Aus welchem Fragment? Lees de zinnen hieronder. Kruis aan, bij welke tekening uit het tekstboek ze horen. Bij elke tekening horen twee zinnen. 11 1 Sie haben keinen Computer? Gibt es das noch? 2 Ich sehe mal auf dem Fahrplan nach, wo unser Zug abfährt. 3 Wir können reich werden! 4 Beethovens fünfte Symphonie. Einzigartig… 5 Ihr Anschluss nach Frankfurt/Oder steht bereit auf… 6 Wir bieten an, dass wir Schallplatten auf CD-ROM überspielen. A B C □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ Wortschatz Maak de zinnen compleet. Gebruik de woorden hieronder en noteer ze in de kolom ‘Duits’. In de laatste kolom staat steeds de Nederlandse vertaling van het gevraagde woord. Aufnahme • aufstehen • gemütlich • gibt’s • klassische • nötig • Sammlung Deutsch 12 Nederlands 1 Dann kann ich mit meiner … nichts mehr anfangen. verzameling 2 Ist doch gar nicht …. nodig 3 … das noch? Bestaat 4 Hört ihr gerne … Musik? klassieke 5 Hier habe ich noch eine tolle …. opname 6 Wir müssen morgen früh …. opstaan 7 Ich werde es uns … machen. gezellig Erich Lange, Brit und Resa CD 1 tr ack 20 Lees de zinnen. Luister daarna naar fragment 1. Vul de ontbrekende woorden in. 1 Brit en Resa drinken beiden . 2 Meneer Lange vindt Brits idee . 3 Morgen vertrekt de trein naar Berlijn om . ➟ 51 K APITEL 3 PARAGRAPH 2 B RIT -R E P RO 13 Mit dem Zug Kijk naar de tekeningen 1-6 over de spoorwegen op blz. 42 en blz. 43 van het tekstboek. Zoek bij elke tekening een woord. Gebruik de woorden hieronder. Bahnsteig • Zug • Fahrplan • Gleis • Lokführer • Schaffner 14 1 der 3 der 5 der 2 der 4 der 6 das Brit, Resa und Ansagerin CD 1 tr ack 21 Lees de zinnen. Luister daarna naar fragment 2. Kruis de juiste zinnen aan. □ 2 □ 3 □ 4 □ 1 15 De trein naar Berlijn vertrekt van perron 2B. De trein naar Berlijn vertrekt over een kwartier. Brit en Resa drinken beiden koffie met melk en suiker. Brit en Resa zit in de voorlaatste treinwagon. Wortschatz (2) Maak de zinnen compleet. Gebruik de woorden hieronder en noteer ze in de kolom Duits. Je houdt twee woorden over. In de laatste kolom staat steeds de Nederlandse vertaling van het gevraagde woord. aber • abspielen • arbeiten • ausarbeiten • einweihen • gespannt • gründen • vielleicht Deutsch 16 Nederlands 1 Wir … eine Firma. oprichten 2 Da bin ich aber …. nieuwsgierig 3 In Berlin werden wir das gleich …. uitwerken 4 Willst du mich …? op de hoogte stellen 5 Herr Lange hat Schallplatten, die er nicht … kann. afspelen 6 Später können wir das … mit Fotos machen. misschien Resa und Brit CD 1 tr ack 22 Luister naar fragment 3. In elke zin hieronder staat een fout. Onderstreep de fout en zet de verbetering achter de zin. 17 1 Brit en Resa gaan de firma RePro-Brit oprichten. 2 De firma zal aanbieden om lp’s, cassettes en films op cd-rom over te zetten. 3 Resa weet zeker dat hij op de hulp van zijn ouders zal kunnen rekenen. Was hörst du? Wie meinst du? CD 1 tr ack 23 Luister naar fragment 4. Kruis aan welke geluiden je hoort. □ 2 □ 3 □ 4 □ 1 eine moderne Lokomotive Eisenbahnwagen Zug fährt ab eine Ansage □ 6 □ 7 □ 8 □ 5 ein Schaffner der Fahrarten kontrolliert Bahnübergang und Zug eine altmodische Lokomotive Fahrgäste in der Bahnhofshalle ● 52 HERHALING 18 Zusammenfassung Maak de zinnen af. Gebruik de woorden hieronder. Je houdt twee woorden over. CD-ROM • funktioniert • gründen • klassische • Plattenspieler • Problem • Schallplattensammlung • Zug Erich Lange besitzt eine und einen Er hört sich gerne . Musik an. Aber was, wenn der Plattenspieler nicht mehr ? Im über dieses nach Berlin reden Brit und Resa . Um das Problem zu lösen, wollen die beiden eine Firma . Eine Firma, die Schallplatten auf 19 überspielt. Aus der Lernbox Zoek bij de woorden hieronder een passend woord uit de Lernbox en vul dit in de puzzel in. 1 ein warmes Getränk 6 darauf fährt der Zug 2 fünfzehn Minuten 7 Intercity 3 Da warten die Zugpassagiere. 8 Musikträger 4 ein kaltes Getränk 9 Jugendliche und … 5 nicht abfahren, sondern … 1 2 3 4 5 6 7 8 9 VERDIEPING 20 Beethoven Lees de tekst op blz. 43 van het tekstboek en beantwoord de vragen in het Nederlands. 1 Wat gebeurde er in 1819? 2 Waarom ging Beethoven naar Wenen? 3 Wanneer componeerde hij zijn laatste werk? 4 Waardoor kon Beethoven zonder veel zorgen componeren? 5 Hou oud was Beethoven toen hij voor het eerst optrad? 6 Wat gebeurde er in 1798? Die 5. Sinfonie ist super! ● 53 K APITEL 3 PARAGRAPH 21 3 IM NETZ LIES MAL! Orientiere dich! Deze les gaat over computers en internet. Bekijk de teksten en plaatjes op blz. 44 en 45 van het tekstboek. Over welke onderwerpen gaat het in de teksten? Schrijf de juiste nummers van de teksten op. Computerspiel teksten Homepage tekst Mikrochip tekst LEESTIP 22 Vaak begrijp je de Wortschatz betekenis van een woord omdat het woord op een Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. 1 Nederlands woord lijkt. Viele Politiker machen sich Sorgen und möchten die Spiele verbieten. 23 2 Sie haben wenig Kontakt zu ihren Freunden. 3 Außerdem bewegen sie sich viel zu wenig. Computerspiele Lees tekst 1. Kruis hieronder de zinnen aan die juist zijn. 1 □ Bijna alle Chinese jongeren spelen tien tot twaalf uur per dag computerspelletjes. 2 □ Veel jongeren spijbelen af en toe een dag, of ze gaan helemaal niet meer naar school. □ 4 □ 5 □ 6 □ 3 24 Experts zeggen dat jongeren verslaafd kunnen worden aan computerspelletjes. Jongeren die veel spelen, bewegen te weinig en hebben weinig contact met vrienden. Jongeren reageren niet snel op berichtjes van vrienden. Experts denken dat je door spelletjes je hersenen traint. Mädchen Lees eerst tekst 2. Lees daarna de zinnen hieronder. Verbind de zinnen met elkaar. Schrijf de juiste letter in de laatste kolom. 1 Meer jongens dan … a 69% van de online-spelers vrouw. 1 2 Meisjes spelen … b vinden de vrouwelijke helden dom. 2 3 In Zuid-Korea is … c ontwikkelen en testen spellen. 3 4 De industrie … d veel door vrouwen gespeeld. 4 5 Veel vrouwen … e meisjes spelen computerspelletjes. 5 6 Veel vrouwelijke helden … f krijgen nu een natuurlijke uitstraling. 6 7 Steeds meer vrouwen … g produceert spellen speciaal voor vrouwen. 7 8 Spellen van vrouwen worden … h vooral sociale spelletjes. 8 54 25 Homepage Lees tekst 3. Maak de onderstaande zinnen compleet. 1 Als je teksten van anderen op je site wilt plaatsen, moet je . 2 Je hebt geen toestemming nodig als de schrijver . 3 Je hebt geen toestemming nodig als het gaat om . 4 Je kunt per 5 Als je foto’s wilt plaatsen waar mensen op staan, moet je om toestemming vragen. . 26 LEESTIP Englische Wörter Soms begrijp je de betekenis van een woord Vul de onderstaande woorden in de zinnen in. Je houdt omdat je het woord al uit drie woorden over. Kies uit: het Engels kent. offline • Computer • Internet • Chat • Account • online • Homepage • Film • Mail • Foto • downloaden 27 1 Kannst du die neue Version für mich 2 Kennst du den 3 Ich kann mit dem Handy schnell ein 4 Unsere Schule hat eine neue 5 Ein anderes Wort für WWW ist 6 Unser 7 Liest du deine 8 Bist du ? Spiderman 3? machen. . . hat ein Virus. Ich kann nichts mehr machen. nicht? Ich warte auf deine Antwort! ? Dann können wir ein Game spielen. LEESTIP Mikrochip W-vragen kunnen je helpen een tekst beter Lees tekst 4. Beantwoord de vragen in het Duits. te begrijpen. Speel daarna het gesprek totdat je de antwoorden uit je hoofd kent. 1 Was hat sich eine Familie unter die Haut einsetzen lassen? 2 Woher kommt die Familie? 3 Aus wie vielen Personen besteht sie? 4 Wann hat die Familie das machen lassen? 5 Wie funktioniert der Chip? Wie 6 Was speichert der Chip? 7 Für welche Menschen ist so ein Chip von Vorteil? Für ➟ 55 HERHALING 28 Lernbox Zoek in de puzzel hieronder tien woorden uit de Lernbox op. Zoek ook diagonaal. Schrijf de woorden op. Die Wörter sind: 29 C R X L H J S A H Z T R S G O P P E G N C U W C E O P E M K B U L S H M K U Y Z E H I P N T P C W E E H A D I I C K O E O U Ä T B K B I C R K L A S S E N F A H R T H N P N P I X E Z E R L E B E N U O L T B E E B G T Y I R R E R L A U B N I S U A U N M F P X E N T S C H E I D E N ANNO 1701 Je speelt vaak het computerspel ANNO 1701. Je vriend/vriendin is nieuwsgierig en wil meer over weten over dat spel. Lees tekst 5 en beantwoord de vragen in het Nederlands. 1 Wat voor soort spel is het? 2 In welke eeuw speelt het spel zich af? 3 Wat moet je opbouwen? 4 Met hoeveel mensen kun je maximaal spelen? 5 Hoeveel speciale opdrachten zijn in het spel verwerkt? VERDIEPING 30 Smileys Wat betekenen de onderstaande smiley’s in het Duits? Zet de juiste betekenis erachter. Kies uit: ist kaputt / am Ende • schreit • lacht • leckt sich die Lippen • gibt ein Küsschen • ist skeptisch / zweifelt • ich schweige • schläft • trägt Sonnenbrille • weint 1 :’-( 2 :-/ 3 :-@ 4 :-9 5 :-C 6 :-D 7 :-x 8 :-X 9 |-I ich schweige 10 8-) ●● 56 56 K APITEL 3 PARAGRAPH 31 4 Z U R C E BIT GRAMMATIK Wiederholung A Zoek in en onder tekening 1 op blz. 46 van het tekstboek de vormen van de werkwoorden wissen en dürfen op. Vul in het schema hieronder de ontbrekende vormen in. B Vul in om welke klinkers het gaat. C Vul de zinnen onder het schema aan. Nederlands: mogen weten dürfen wissen dürfen wissen dürfen wissen ich du er sie es wir ihr sie Sie klinker enkelvoud klinker meervoud 1 De stam van deze werkwoorden heeft meestal in enkelvoud en meervoud een verschillende . 2 32 De -vorm en de -vorm hebben bij deze werkwoorden geen uitgang. Korrigiere! Onderstreep in de zinnen hieronder de vormen van dürfen en wissen die fout zijn. Er zijn zes fouten. Zet de juiste vormen achter de zinnen. Richtig 1 Ich weiß es leider nicht. 2 Darfst du zum Spiel gehen? 3 Leo darfst mitfahren. 4 Weißt ihr das alles? 5 Er darft es essen. 6 Weißt du, wo es ist? 7 Dürfen wir hier tanzen? 8 Wisst Sie, wo die Kasse ist? 9 Petra weißt viele Sachen. 10 Ihr darft bis 12 Uhr ausgehen. 33 Übe! Vul de juiste vormen van het werkwoord in. 1 dürfen Ich 2 wissen 3 dürfen Ihr 4 wissen Warum ins Kino gehen. du auch gehen? du, wo mein Mathebuch ist? – Nein, das alles von eueren Eltern und ich wir das nicht? ich leider nicht. nichts! er das schon? ➟ 57 K APITEL 3 PARAGRAPH 4 Z UR C E BIT 34 Suche! A Vul in het schema hieronder de vormen in die je nog van vorig jaar weet. B Vul met behulp van de teksten in en onder tekening 2 op blz. 47 van het tekstboek de andere vormen in. Kijk naar de vormen van dürfen. C Vul in om welke klinkers het gaat. Nederlands: 35 mogen moeten kunnen houden van willen zullen dürfen müssen können mögen wollen sollen müssen können mögen wollen sollen ich darf du darfst er sie es darf wir dürfen ihr dürft sie Sie dürfen klinker enkelvoud a klinker meervoud ü Ergänze! Vul de juiste vormen in. Kies uit: musst • will • soll • magst • kannst • mögen • wollen • mag(2x) • müssen • kann 1 Pamela und Frank 2 3 du bitte mal kommen? Nein, ich Judith Sven sehr. wir noch was trinken gehen? – Ich 5 ich dir helfen, Papa? 6 Sie Pizza, Herr Huber? – Nein, ich Du jetzt nicht. du ihn auch? 4 7 36 um 10 Uhr zu Hause sein. eigentlich nicht. keine Pizza. dir den Film ansehen! Ergänze! Vul de juiste vormen in. 1 kunnen 2 willen ihr noch zu uns kommen? – Wir 3 zullen ich das Auto waschen? 4 moeten 5 houden van du Spinat? – Ich 6 mogen ich dein Handy mal sehen? – Nein, das 7 weten du, wie spät es ist? – Ich 8 willen Er 9 weten Frau Meier 10 moeten Kommt, wir Wendy anfangen! – Ich jetzt nicht. lieber nicht. noch die Englischvokabeln lernen. ihr das auch? Spinat überhaupt nicht. Igitt! eine gute Note schreiben. fast alles. Wir ihr noch viel einkaufen? – Peter du nicht!!! es nicht. ihr es? du das auch? das alles nicht. noch was einkaufen. 58 HERHALING HERHALING 37 Wiederhole! De letters van de werkwoorden hieronder zijn door elkaar geraakt. Zet de juiste vorm achter de zin. 1 Ich F A R D ins Kino gehen. 2 I W E ß T du, wo Peter ist? 3 Brit U S M S zum Zahnarzt. T U M S S du auch bald wieder? 4 O L L S ich die Sachen tragen? 5 W L L I S T du in Halle 5 gehen? – Nein, ich L W L I nur noch schlafen. 6 E N N K Ö N Sie das wiederholen? Ich A N N K Sie nicht verstehen. 7 Ich M G A gern HipHop. Was M A S T G du gern? 8 Du S U T S M hier links fahren. – Und S U S M ich dann rechts abbiegen? 9 Brits Vater I W ß E nicht, wo Brit ist. I T S S W ihr es? 10 E F N Ü R D wir ein Video sehen? – Nein, ihr F T D R Ü keins mehr sehen. VERDIEPING 38 Puzzel Zoek eerst de tien werkwoordsvormen in de puzzel op. Vul ze daarna in de zinnen in. U M U S S T F L G W P O W J K K I Ü W Y L E N S A S R W G L I G O N S F T ß V L N T E I P E J A H S K W I L L S T N V T L C K I E T S I U D P Y K A N N G Y C Z W O L L T Q P X O G W L T G J K N 1 B Die Kinder 2 noch bleiben. ich dir helfen? 3 du etwas trinken? 4 ihr auch kommen? 5 du Hausaufgaben machen? 6 wir ein Hotel reservieren? 7 Ich 8 Natürlich 9 nicht, ob ich es haben darf. du fahren! ihr das? 10 Sven 39 W D heute zu Hause bleiben. Test Maak voor je buurman of je buurvrouw op een apart blaadje een toets. Gebruik zinnen uit deze les. Maak ten minste tien invulzinnen. Maak ook een antwoordenmodel. Zie hieronder een voorbeeld. 1 mogen Er … nicht kommen. darf ● 59 K APITEL 3 PARAGRAPH 40 5 AUSKÜNFTE SPRICH MAL! Wie klingt der Satz? CD 1 tr ack 24 A Hoe klinkt de zin? Luister naar fragment 1 en lees de zinnen mee. 1 Der Zug hat Verspätung. 6 Die Türen schließen selbsttätig. 2 Das stand in der Zeitschrift. 7 Wir sitzen im sechsten Wagen. 3 Ist das die größte Informatikmesse? 8 Sowas muss ich bestimmt haben. 4 Ihr Anschluss steht bereit. 9 Das würde soviel Zeit sparen! 5 Der Kaffee ist ganz schön heiß. 10 Die Schule frisst zuviel Zeit. B Hoe klink jij? Ruil met elkaar van werkboek. Lees elkaar om de beurt een zin voor. Omcirkel elke vetgedrukte klank die de ander fout uitspreekt. 41 Am Schalter A Je koopt een treinkaartje. Schrijf het ontbrekende deel van het gesprek. Gebruik dialoog 1 op blz. 48 van het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je de du-rol uit je hoofd kunt spelen. Du 1 Dame / Herr Eén kaartje naar Hannover alstublieft. 2 Eine einfache Fahrt? 3 Nee. Een retour. 4 Wat kost dat? 5 6 Van welk spoor vertrekt de trein? 7 8 122 Euro. Von Gleis 4. Um 9.40 Uhr. Dat is over twaalf minuten. 9 Stimmt. 10 Oké. Moet ik nog overstappen? 11 Ja. In Köln. Um 10.20 Uhr. 12 Dank u. Tot ziens. 13 Wiedersehen. 42 Zahlen Schrijf de getallen in woorden. Gebruik blz. 167 van het tekstboek. 1 36 81 12 45 90 16 54 101 17 63 1000 27 72 6000 60 43 Verreisen Speel de dialoog van opgave 41 nog eens, maar dan met de gegevens hieronder. Let op: De vetgedrukte woorden en getallen in de dialoog kunnen nu veranderen. Ich fahre… 44 nach… München Kiel Essen Potsdam Stuttgart Das kostet… 169 Euro 212 Euro 177 Euro 188 Euro 95 Euro Abfahrt von Gleis… 6 2 1 5 9 Um… 11.05 Uhr 13.46 Uhr 15.21 Uhr 12.55 Uhr 14.34 Uhr Das ist in… 7 Minuten 3 Minuten 4 Minuten 8 Minuten 10 Minuten Umsteigen in… Nürnberg Hamburg Düsseldorf Berlin Frankfurt Um… 16.53 Uhr 17.36 Uhr 22.07 Uhr 19.41 Uhr 18.29 Uhr Buchstabieren Schrijf onder elke letter hoe je die moet uitspreken. Kies uit: koe – vau – gee – tset – uupsilon – oe – jot – tsee c g j q u v y z Zeg nu het alfabet op. Spel daarna de voor- en achternaam van degene die naast je zit. 45 Fahrkarte A Je haalt een kaartje op. Vul in kolom c de Duitse zinnen in. Gebruik dialoog 2 op blz. 49 van het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je het gesprek in beide rollen kunt spelen met het middelste gedeelte bedekt. a 2 Goedendag! b c Mann / Frau Du Guten Tag! d 1 Goedendag! 3 Ik wil graag mijn treinkaartje. 4 Hoe is uw naam? Wie ist Ihr Name? 5 … (Geef je naam.) 6 8 Kunt u dat even Können Sie das mal spellen? buchstabieren? Ah ja! Alstublieft. Ach ja! Bitte sehr. 7 Natuurlijk. (Spel je naam.) 9 Hartelijk dank! Tot ziens! ➟ ➟ 61 61 HERHALING 46 Wie spät is es? Hoe laat is het op deze klokken? Schrijf je antwoord onder elke klok. VERDIEPING 47 Unterwegs A Je gaat op reis. Schrijf het ontbrekende deel van het gesprek. Gebruik dialoog 3 in het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je de du-rol uit je hoofd kunt spelen. Du Klassenkamerad(in) 1 2 Nee. We hebben nog een halfuur. 3 4 Hoffentlich bin ich nicht zu spät? So lange? Ja. De trein heeft vijftien minuten vertraging. 5 Dann haben wir ja noch Zeit! 6 Wil je nog iets kopen: 7 een broodje of iets te drinken? Möchtest du 8 Okay. Wohin gehen wir? 9 Naar perron 7. 10 Und die Fahrkarten? 11 Die heb ik al. 12 Wie denn? 13 Ik heb alles via internet besteld. ● 62 K APITEL 3 PARAGRAPH 48 6 DIGITAL SPRICH UND SCHREIB MAL! Fragen Lees de teksten op blz. 50 en 51 van het tekstboek. Kruis de zinnen aan die juist zijn. 1 2 3 4 5 49 □ □ □ □ □ Voor Leo in tekst 1 is het leuke aan computerspelletjes dat je bijna nooit verliest. Simon is beter in computerspelletjes dan in schoolwerk. Katarina’s favoriete spel is Die Sims. Meisjes spelen volgens tekst 2 net zo vaak actiespelletjes als jongens. Volgens tekst 3 duurt het laden van de computer naar de iPod lang. Spielen (1) A Je praat over computers. Schrijf het ontbrekende deel van de dialoog. Gebruik tekst 1 in het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je de du-rol uit je hoofd kunt spelen. Du Freund(in) 1 Warum magst du Computerspiele? 2 Het gaat me nooit vervelen… 3 zoals op school. 4 Was meinst du? 5 Je hoeft niet meteen supergoed te zijn. 6 Je kunt het langzaam leren… 7 en steeds beter worden. 8 9 Ja ja. En omdat ik spelen kan… 10 wanneer ik wil. 50 Spielen (2) A Het gesprek gaat verder. Schrijf het ontbrekende deel van de dialoog. Gebruik tekst 1 in het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je de du-rol uit je hoofd kunt spelen. Du Freund(in) 11 Wann spielst du? 12 In het weekend. 13 Nur dann? 14 Doordeweeks ook… 15 maar alleen ‘s avonds. 16 Spielst du immer alleine? 17 Soms ontmoet ik iemand in het spel… 18 of ik speel met vrienden. 19 Dat is ook heel leuk. ➟ 63 K APITEL 3 PARAGRAPH 6 D IGITAL 51 Am Computer Je schrijft over computergebruik. Gebruik tekst 2 in het tekstboek. 52 1 Bijna alle Duitse gezinnen… Fast alle 2 hebben een computer. 3 Elke tweede jongen… Jeder zweite 4 heeft zelfs een eigen homepage… hat sogar 5 en speelt dagelijks twee uur. und spielt 6 Velen spelen met een vriend… Viele spielen 7 of gaan naar LAN-party’s. oder gehen 8 Meisjes spelen iets minder. Mädchen 9 Ze houden niet zo van actiespelletjes. Sie mögen iPod A Je koopt een iPod. Vul in kolom c de Duitse zinnen in. Gebruik tekst 3 in het tekstboek. B Oefen samen het gesprek. Wissel zo lang van rol tot je het gesprek in beide rollen kunt spelen met het middelste gedeelte bedekt. a 2 Goedendag. Wat b c Verkäufer(in) Du Guten Tag. Was d 1 Goedendag. 3 Heeft u een iPod in kan ik voor u doen? kann ich für Sie de aanbieding? tun? 4 Ja, deze. Ja, diesen. 5 Wat kost hij? 6 Deze week 39 Diese Woche 39 7 Kan ik hem zien? euro. Euro. Natuurlijk. Natürlich. Bitte 9 Dank u. Kan hij ook Alstublieft. schön! 8 10 Ja. Ja. films afspelen? 11 En de radio kan ik ook gebruiken? 12 Maar natuurlijk! Aber natürlich! 13 Hoe lang heb ik garantie? 14 Twee maanden. Zwei Monate. 15 Dat is een nadeel… 16 maar ik neem hem toch. ● 64 TE S T K APITEL 3 53 Paragraph 2 und 3 Lees de zinnen hieronder. Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de woorden uit het rijtje. Je houdt vier woorden over. Abenteuer • außerdem • Comic • demnächst • einfahren • entscheiden • Erlaubnis • Erwachsene • Fahrplan • Frühstück • Gehirn • gründen • Kaffee • Klassenfahrt • schwänzen • speichern • süchtig • Viertelstunde • vor • Zucker 1 Ich habe eine auf dich gewartet. 2 Du gehst heute nicht zur Schule? Du willst 3 Ich habe keine Zeit, und 4 Einen 5 Kinder bezahlen 8 Euro, 6 Mit dem 7 Zum 8 Ich werde die Daten in meinem Computer ? habe ich kein Geld. mit Milch und bitte. 12,50 Euro. kann man denken. esse ich zwei Käsebrote. . zwei Wochen habe ich meine Oma besucht. 9 10 Unser Nachbar trinkt jeden Tag viel: Er ist 11 Der Zug wird in zehn Minuten 12 Die . . nach Berlin hat den Schülern prima gefallen. 13 Einen kann man lesen. 14 Nehme ich die rote oder die blaue Hose? Ich kann mich nicht 15 Das 54 . , das wir im Sommer erlebt haben, war sehr spannend. Paragraph 4 (1) Vul in de juiste vormen in. 1 (können) Mein Bruder morgen nicht kommen! 2 (wissen) 3 (wollen) Das 4 (dürfen) Wir 5 (mögen) du Pizza oder isst du lieber Pommes? 6 (sollen) wir das tun oder nicht? 7 (müssen) 8 (können) 9 (wissen) du die Antwort auf diese Frage? Du er nicht. heute leider nicht zu dir kommen. kommen, ich brauche deine Hilfe! ihr das allein machen, Kinder? Sie, wie spät es ist? 10 (wollen) Die Kinder 11 (können) Ich 12 (mögen) Peter 13 (müssen) kein Eis. nicht tanzen, aber ich werde es lernen. keinen Blumenkohl. Frank nach Hause kommen? 14 (dürfen) Suzanne 15 (wissen) Wir das auch kaufen! , wo er wohnt. ➟ 65 K APITEL 3 TEST 55 Paragraph 4 (2) Hoe zeg je dat? Schrijf hele zinnen. 56 1 Mag jij roken? 2 Ze mag hem niet. 3 Wat zal ik doen? 4 Kun je even komen? 5 Dat moet kloppen. Paragraph 5 Hoe zeg je dat? Schrijf hele zinnen. 57 1 De trein heeft vijf minuten vertraging. 2 Over twaalf minuten. 3 Moeten we nog overstappen? 4 Hoe is uw naam? 5 Zou u dat kunnen spellen? 6 Wat kost een enkele reis? 7 Wanneer rijd je terug? 8 Dan kan ik iets voor onderweg halen. Paragraph 6 Lees de tekst. Vertaal de woorden tussen haakjes in het Duits. Hallo! Mein Name ist Jutta und ich wohne in München. (Ik verveel me nooit) , denn ich habe viele Hobbys. Ich schwimme und lese gern, ich höre Musik, ich tanze in einer Tanzschule und ich (houd van computerspelletjes) spiele (dagelijks twee uur) . Ich . Meine Freunde Tim und Hasan spielen auch gerne am Computer. Sie (houden van actiespelletjes) (In het weekend) . spiele ich weniger, denn dann besuche ich meine Großeltern. Vorige Woche habe ich einen iPod gekauft. Der war (in de aanbieding) . Jutta Kijk de test na en noteer hieronder het aantal fouten. Onderdeel Opgave Aantal items woorden 53 16 grammatica 54, 55 20 Redemittel 56, 57 14 totaal Aantal fouten 50 ● 66 A K APITEL 3 58 VO L L DANEBEN JUGENDLITERATUR KEUZE Text 1, 2 und 3 Lees tekst 1, 2 en 3 op blz. 52 van het tekstboek. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 59 1 Wat moest Tanja nog doen? 2 Wat moest Tanja met de zak met worstjes doen? 3 Waarom trok Sophie haar beste bikini aan? 4 Wat durfde Daniel niet? 5 Hoe loste Daniel dit probleem op? Das erwarte ich Schrijf nu in het Nederlands op hoe de verhalen volgens jou verdergaan. 60 1 Die Würste: 2 Harte Landung: 3 Der Liebesbote: Und so war es… Lees de teksten A, B en C op blz. 52 van het tekstboek. Hier lees je het vervolg van de verhalen. Maak de zinnen hieronder compleet en geef aan of je de afloop goed had voorspeld. 61 1 Tekst 1 hoort bij tekst . Ik had de afloop wel / niet goed voorspeld. 2 Tekst 2 hoort bij tekst . Ik had de afloop wel / niet goed voorspeld. 3 Tekst 3 hoort bij tekst . Ik had de afloop wel / niet goed voorspeld. Text 4 und 5 Lees tekst 4 en 5 op blz. 53 van het tekstboek. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 1 Wanneer kwam de tante op bezoek? 2 De tante is sehr gläubig. Wat betekent dat? 3 Wat vindt Karin van een bezoek aan de kerk? 4 Karin was geschockt toen haar mobieltje afging. Wat was het gevolg? 5 Wat doet Karin nu niet meer? 6 Waar speelt het verhaaltje over Claudia zich af, en wanneer? 7 Wat zei Maria tegen de ‚jongen’? 8 Waardoor leek het meisje op een jongen? „ .“ ➟ 67 K APITEL 3 VOLL 62 DANEBEN Die Bilder Zoek nu bij elke tekening uit het tekstboek een passend onderschrift uit de tekst die erbij hoort. In kolom twee staat uit hoeveel woorden het onderschrift bestaat. 63 Tekening Woorden 1 a 8 2 b 6 3 c 7 Onderschrift Puzzle Lees de zinnen en zet de ontbrekende woorden in de puzzel. Tussen haakjes staat in welke tekst je het woord kunt vinden. 1 Anderes Wort für auf einmal. (4) 11 Mit den … kannst du sehen. (5) 2 Nicht die langen, sondern die … Haare. (5) 12 Ich gehe in die neunte …. (3) 3 Nach Dienstag kommt …. (5) 13 Kochen? In der …. (C) 4 Modernes Telefon. (4) 14 Hier halten die ICE-Züge. (B) 5 Anderes Wort für verknallt. (3) 15 Ist das ein Badeanzug oder ein …? (2) 6 Zum Film gehört ein …. (3) 16 Nicht Junge, sondern …. (3) 7 Der Löwe schläft in einem …. (1) 17 Sieben Tage sind eine …. (C) 8 Ich habe ein eigenes …. (C) 18 Vater und Mutter. (2) 9 Unter dem Haus ist der …. (1) 19 Land in Südeuropa. (2) 10 Karins’ Tante ist sehr …. (4) 20 Nicht am Morgen, sondern am …. (1) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 ● 68 B K APITEL 3 64 JUNG IN SCHAU MAL! EUROPA KEUZE Nina aus Luzern Lees eerst de vragen. Bekijk daarna de dvd. Beantwoord de vragen in het Nederlands. De vragen staan op volgorde van de gebeurtenissen op de dvd. Radio 3fach 1 Uit welk land komt Nina? – Uit . 2 Wat voor bijbaantje heeft Nina? – Ze werkt . 3 Waar moet Nina zich op voorbereiden? 4 Hoe vaak presenteert Nina het ochtendprogramma? 5 Wat vertelt Nina over Radio 3fach? – Het radiostation is van voor 6 en is niet . Hoe laat begint de uitzending? School 7 In welke klas zit Nina? 8 Waarom werkt ze graag bij de radio? 9 Welke ‘taal’ praat Nina tijdens de uitzending? 10 Van welke Duitse woorden noemt Nina de ‘vertaling’? Noem er twee. Luzern 11 Wat voor een stad is Luzern? – Luzern is een . 12 Wat kun je er ‘s zomers doen? 13 Kent Nina veel mensen in Luzern? Leg je antwoord uit. Hobby 14 Wat is de hobby van Nina? 15 Wat vindt ze van haar lerares? – Dat ze goed kan en dat ze een . Gezin 16 Wat zegt Nina over haar gezin? – Ze woont bij . 17 In wat voor huis woont het gezin? 18 Wat wil Nina’s zus later worden? 19 Is de zus ouder of jonger dan Nina? 20 Wat is haar zus op het moment van de opname aan het doen? 21 Wat verzamelt Nina? Freizeit und Studium Kruis de zinnen aan die juist zijn. De vragen staan op volgorde. 22 23 24 25 26 27 □ □ □ □ □ □ Het Treibhaus is een ontmoetingsplek voor jongeren. De meisjes in het Treibhaus praten over relaties en vrienden. In het Treibhaus vinden vaker concerten plaats. Nina gaat vaak naar de fitnessstudio, want ze wil een goede conditie hebben. Over tien jaar wil Nina graag op het platteland wonen. Ze wil onafhankelijk en zelfstandig zijn; het maakt niet uit in welk beroep. ● 69