CM-Informatie

Transcription

CM-Informatie
CM-Informatie
Analyses en standpunten
251
Driemaandelijks tijdschrift van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten
maart 2013
Evolutie van de uitgaven en de begroting van de gezondheidszorg over
de periode 2005-2013 (in miljoen euro, prijzen 2013)
30.000
30.000
25.000
25.000
20.000
20.000
15.000
15.000
10.000
10.000
5.000
5.000
0
0
2005
2005
2006
2006
2007
2007
2008
2008
2009
2009
2010
2010
Doelstellingen
Doelstellingen
2011
2011
2012
2012
2013
2013
Uitgaven
Uitgaven
50 jaar GVU
De sociale media en de technologische
ontwikkeling veranderen in belangrijke mate
de relatie tussen zorggebruikers en het
gezondheidssysteem. Peter Hinssen is in deze
evolutie zonder twijfel de meest opvallende
mediafiguur via zijn presentaties en zijn boek
met de ambitieuze titel: ‘The new normal’.
De mogelijkheden van de telecommunicatie (smartphone) en de beschikbaarheid van
genetische profielen zijn slechts twee voorbeelden van wat er gaat veranderen in de
manier waarop in een niet te verre toekomst
de zorgen zullen worden verstrekt.
Het InterMutualistisch Agentschap blies 10 kaarsjes uit
Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) bestaat tien jaar. Op 18 december 2012 vierden de mutualiteiten deze verjaardag met een studiedag. Het
IMA blikte samen met haar partners even terug maar keek ook vooruit, en
debatteerde over privacy van zorgverstrekkers versus het recht op informatie voor de patiënt.
Gemiddeld factuurbedrag (€)
Evolutie van de gemiddelde kost per opname, per kamertype (klassieke hospitalisatie, prijzen 2011)
1400 1236
1200
1000
1237 1264
1317 1275
1292
1308 1312
Remgeld
556
560
594
621
486
481
459
478
431
194
196
212
218
211
633
656
741
765
427
346
328
209
220
Materiaal, kamer- en
andere supplementen
800
600
400
200
0
2004 2005 2006 2007 2008
Eenpersoonskamer
361
2009 2010
19
178
219 165
2011 2004
361
348 343 319 312
19
18
17
15
14
175 145 135 119 110
167 186 191 186 188
2005 2006 2007 2008 2009
2 en meerpersoonskamer
305
295
14
16
92
80
199 199
2010 2011
Honorariumsupplementen
Editoriaal
De wet van 9 augustus 1963 op de ziekte- en invaliditeitsverzekering is de basis van onze huidige ziekteverzekering. Moet
je naar de dokter, dan krijg je een flink stuk terugbetaald. Kun
je door gezondheidsproblemen langere tijd niet werken, dan
krijg je een uitkering. Dit jaar vieren we het 50-jarig bestaan
van deze wet.
Deze wet was een mijlpaal in de geschiedenis van ons
gezondheidszorgsysteem. Ze legde de basis voor de uitbreiding
van de verzekering voor werknemers naar nieuwe groepen
zoals zelfstandigen en ambtenaren. Bijgevolg heeft vandaag zo
goed als de ganse Belgische bevolking toegang tot het systeem.
Bovendien maakte ze het mogelijk dat zorgverstrekkers en
ziekenfondsen onderhandelen over de tarieven die je betaalt bij
de dokter, tandarts, apotheker, enzovoort. Vrijheid van keuze is
een andere peiler van deze wet.
De fundamenten van deze wet bewijzen nog ten volle hun nut.
Doel is te zorgen voor een kwaliteitsvolle gezondheidszorg aan
een eerlijke, toegankelijke prijs.
Het is een verzekering: je draagt bij, en als je ziek wordt, krijg
je terug. Het is ook een sociale verzekering, want wie minder
verdient, moet minder bijdragen.
CM-informatie kan het 50-jarig bestaan van deze historische
mijlpaal niet ongemerkt laten voorbijgaan. Met dit eerste
nummer en dit het ganse jaar door, zullen we artikels wijden
aan de verschillende sectoren van ons gezondheidssysteem
zoals de nomenclatuur, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit,
eerste lijn, ziekenhuizen, geneesmiddelen, chronisch zieken,
ouderen en de financiële verantwoordelijkheid. Hierbij zullen
we steeds de historiek, de huidige toestand en de uitdagingen
voor de toekomst belichten.
Bovendien organiseren we een uitgebreide enquête die peilt
naar de tevredenheid van onze leden over het bestaande
systeem. De resultaten van deze bevraging zullen uitgebreid
aan bod komen in ons tijdschrift.
Dit alles zal er voor zorgen dat 50 jaar ziekteverzekering ook in
CM-informatie niet ongemerkt zal voorbijgaan.
Dr. Michiel Callens
Departementsdirecteur R&D
En het systeem is gebaseerd op gestructureerd overleg tussen
de zorgverstrekkers en de ziekenfondsen.
Het cement van dit sterke huis is de solidariteit. Het is die kracht
die de gezondheidszorg de voorbije 50 jaar betaalbaar heeft
gehouden voor miljoenen Belgen die gezondheidsproblemen
hadden. Ons systeem is een voorbeeld voor vele landen.
Bewijs hiervan zijn de vele buitenlanders die ons systeem
komen bestuderen en advies vragen voor hun eigen systeem.
2
CM-Informatie 251 • maart 2013
50 jaar ZIV
De kwaliteit van de zorg in een ziekenhuis:
een bruisende wereld in verandering.
Dr. Xavier de Béthune, Departement O&O, LCM
Samenvatting:
De kwaliteit van de zorg wordt al sinds mensenheugenis beschouwd als de bijna exclusieve verantwoordelijkheid
van de zorgverleners. In de Verenigde Staten is in 1999 een studie over ‘ongewenste gebeurtenissen’ gepubliceerd.
Sindsdien is het bewustzijn van alle actoren van het gezondheidssysteem sterk gegroeid. Dit maakt een grote
vooruitgang mogelijk in het garanderen en ontwikkelen van een permanente kwaliteitsverbetering. Dit artikel
heeft tot doel een overzicht te geven van de betrokken actoren in dit domein en hun respectievelijke rollen.
De accreditering van de ziekenhuizen en de bekendmaking van input-, proces- en resultaatsindicatoren van
de gezondheidszorg, zullen de zorgkwaliteit en de veiligheid van de patiënt in het ziekenhuis de komende jaren
significant doen evolueren.
1. Een luide wekker
Iets meer dan 10 jaar geleden schokte het Amerikaanse Institute
of Medicine (IOM) de gezondheidssector wakker met haar rapport
‘To err is human. Building a safer health system’1. Dit rapport
kwantificeert wat iedereen eigenlijk al wist, maar waarvan de
omvang tot op vandaag onbekend bleef: de ziekenhuizen en de
gezondheidszorgsystemen maken fouten, soms ernstige fouten,
waarvan een groot aantal kunnen vermeden worden2.
Het Amerikaanse rapport heeft de zaken goed in perspectief
geplaatst. Enerzijds heeft het de omvang van het probleem
aan het licht gebracht door het te vergelijken met 2 Boeings
747 die per week zouden neerstorten in de Verenigde
Staten. Anderzijds geeft het aan dat de professionals, die de
ongewenste gebeurtenissen hebben veroorzaakt, niet als
enigen verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Het is immers
vaak een keten van oorzaken en reacties die voor gevolg heeft
dat de dokter, verpleger of secretaris een onvrijwillige fout
begaat. James Reason toonde aan dat ‘de schuldige vervangen’
een herhaling van de fout niet kan voorkomen, aangezien de
onderliggende oorzaken blijven bestaan6.
De performantie van het Belgische gezondheidszorgsysteem
heeft nochtans alle troeven in handen om de gebruikers gerust
te stellen3. De patiëntentevredenheid in België is bijzonder
hoog, vooral ten overstaan van huisartsen. Dit wordt nogmaals
bevestigd in een gemeenschappelijk rapport van het Federaal
Kenniscentrum (KCE), het Wetenschappelijk Instituut voor de
Volksgezondheid (WIV) en het RIZIV4.
2. Een nuttige definitie
Nochtans is de veiligheid van de patiënt in België niet beter
gegarandeerd dan in de VS. De analyse van de gegevens van
de Minimale Klinische Gegevens, uitgevoerd in 2006 door Van
Heede et al. bevestigt dat het probleem ook in België bestaat5.
De praktische conclusies van het rapport zijn onderwerp van
een ander baanbrekend boek. In dit nieuwe werk stelt het IOM
ons een definitie voor van de zorgkwaliteit die ons in de goede
richting leidt en ons toelaat na te gaan of we ons doel naderen7.
1
Kohn L., Corrigan J. & Donaldson M., Eds. (1999) To Err Is Human: Building a Safer Health System. Washington, DC: National Academies Press. http://www.nap.
edu/openbook.php?isbn=0309068371
2 de Béthune X (2009) L’hôpital est-il dangereux ? Hospitals.be, 2009, 26-30. http://www.hospitals.be/pdf/vol7n2p19.pdf
3 Health Consumer Powerhouse (2012) La Belgique grimpe au classement européen des soins de santé. Véritable amélioration ou meilleure collecte des
informations ? http://www.healthpowerhouse.com/files/ehci-2012-press-belgium.pdf
4 Vrijens F et al. (2013) La performance du système de santé belge. Rapport 2012. KCE Rapport 196B. Bruxelles, 180 pp. https://kce.fgov.be/sites/default/files/
page_documents/KCE_196B_performance_systeme_sante_belge_Synthese.pdf
5 Van den Heede K., Sermeus W., Diya L., Lesaffre E. & Vleugels (2006) Adverse outcomes in Belgian acute hospitals: retrospective analysis of the national
hospital discharge dataset. International Journal for Quality in Health Care 18 : 211-219.
6 Reason J (2001) Understanding adverse events: the human factor. In: Vincent C. Ed. Clinical Risk Management. Enhancing Patient Safety. London, BMJ Books, 9 30.
7 Richardson WC et al. (2001) Crossing the quality chasm. A New Health System for the 21st Century. Washington, DC: National Academies Press.
http://www.nap.edu/openbook.php?isbn=0309072808
CM-Informatie 251 • maart 2013
3
Volgens de auteurs is zorgverstrekking van hoge kwaliteit:
• doeltreffend: geneest de mensen en beperkt hun lijden.
• efficiënt: niet duurder dan andere zorgen met dezelfde
doeltreffendheid.
• veilig: heeft weinig neveneffecten en wordt op een veilige
manier voor de patiënt geleverd.
• patiëntgericht: rekening houdend met de verwachtingen
en ervaringen van de patiënten eerder dan met die van de
professionals en de instellingen.
• op het juiste moment: de zorgen volgen een beproefde
sequentie en worden toegediend aan de personen op het
gepaste moment van hun gezondheids- of levensproblemen.
• billijk: geschikte zorgen zijn voor iedereen toegankelijk en
beschikbaar.
3. Waar staat België?
België wordt tegelijkertijd gekenmerkt door een complexe
structuur en door een overlegcultuur die grondig is verankerd
in de instellingen van het land. Hoewel de interne en externe
evaluatie zijn opgenomen in de Koninklijke Besluiten die het
aanbod aan medische en verpleegkundige zorg regelen, werd
de uitwerking van de evaluatiemodaliteiten in hoofdzaak
overgelaten aan de zorgverleners en zorginstellingen.
De toegangsvoorwaarden tot de geneeskundige praktijk
worden gereguleerd en gecontroleerd. De inspecties door de
verschillende overheden leggen vandaag echter bijna uitsluitend
de nadruk op de controle van de gebruikte werkmiddelen. De
controle van de processen gebeurt vooral door visitaties die de
afgelopen tien jaar zijn uitgevoerd door het agentschap Zorg en
Gezondheid van de Vlaamse gemeenschap8. Hoewel de situatie
de afgelopen twee jaar is geëvolueerd, blijven systematische
kwaliteitsmetingen, analyse en feedback van de resultaten
randfenomenen.
Verschillende Koninklijke Besluiten hebben organisatienormen
en de systematische bundeling van gegevens vastgelegd.
Meerdere pathologieën en zorgactiviteiten beschikken over
formele programma’s. De verantwoordelijkheden van de
verpleegkundige afdeling van de ziekenhuizen zijn bijvoorbeeld
in wetteksten vastgelegd.
Om kwaliteitsverbetering door professionals te omkaderen,
werden verschillende actoren aangezocht. De Colleges van
Geneesheren9 schakelen leden in van wetenschappelijke en
professionele organisaties om gespecialiseerde werkgroepen
samen te stellen om de beste aanbevelingen te identificeren en
pertinente indicatoren te ontwikkelen. Twee raden interesseren
zich sterk in de zorgkwaliteit. De Federale Raad voor de Kwaliteit van de Verpleegkundige Activiteit10 (FRKVA) hangt af van de
FOD Volksgezondheid en ontwikkelt een meerjarenprogramma
om de praktijk te verbeteren en de vooruitgang te meten in het
voorkomen en verzorgen van doorligwonden, ondervoeding,
fixatie en pijn. Sinds iets meer dan 10 jaar is de Nationale Raad
voor de Kwaliteitpromotie11 (NRKP), ontstaan in de schoot van
het RIZIV, de medische tegenhanger van de FRKVA. Deze concentreert zich meer op de huisarts- dan op de gespecialiseerde
geneeskunde en promoot de ervaringsuitwisseling tussen
geneesheren. De NRKP kent een prijs toe aan doeltreffende
projecten en moedigt het gebruik aan van aanbevelingen voor
‘goede praktijk’. Het federaal platform voor ziekenhuishygiëne12
wordt de laatste jaren zichtbaarder, ook in de media, dankzij zijn
campagnes voor handhygiëne , maar levert vooral opmerkelijke
resultaten in de motivatie van de zorgteams. Tenslotte worden
registers opgezet, soms onafhankelijk van de Colleges van Geneesheren, om de informatiecontinuïteit te garanderen en op
termijn bij te dragen aan de evaluatie van de zorgpraktijken.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij oncologie, cardiologie, gastroenterologie en orthopedie.
Deze goede initiatieven blijven echter al bij al losse initiatieven
die binnen de instelling soms zorgen voor een grote werklast.
4. Een duw op de gaspedaal
De FOD Volksgezondheid lanceerde (FOD VG) in 2007 een
nieuwe dynamiek op het vlak van de zorgkwaliteit en de
veiligheid van de patiënt. In nauwe samenwerking met de
ziekenhuissector ontwikkelt het Quality & Safety -team (QS ),
een meerjarenplan waarvan jaarcontracten worden afgeleid
voor de geïnteresseerde ziekenhuizen. In ruil voor het realiseren
van tamelijk precieze doelstellingen ontvangen de ziekenhuizen
een beperkte vorm van subsidie en ondersteuning, vooral tools
en opleidingen, om de vernieuwingen in te voeren. Het succes
is bijzonder groot. In de loop der jaren schreven slechts een
of twee acute ziekenhuizen niet in. Meer dan 97 % van de
ziekenhuisbedden zijn bij het project betrokken.
Tot in 2012 werd het accent gelegd op de ontwikkeling van een
veiligheidsmanagementsysteem en vooral op de systematische
registratie van ongewenste gebeurtenissen. Het beheer van
de processen, ook de transmurale processen, was de tweede
prioritaire hoofdlijn. Twee enquêtes over de veiligheidscultuur
in alle ziekenhuizen lieten toe om de sterktes (in de eerste
plaats het teamwerk) en de zwaktes van de instellingen (vooral
de transfer van patiënten en de communicatie tussen de teams
en de instellingen) te identificeren13.
8http://www.vlaanderen.be/nl/contact/adressengids/beleidsdomein-welzijn-volksgezondheid-en-gezin-wvg/vlaams-agentschap-zorg-en-gezondheid-zg
9 http://www.sante.belgique.be/eportal/Healthcare/Consultativebodies/Doctorscolleges/684650_FR?ie2Term=non-profit%20akkoorden&ie2section=9126&fodnlang=fr
10 www.cfqai.be
11 http://www.inami.fgov.be/care/fr/doctors/promotion-quality/cnpqnrkp/index.htm
12 www.hicplatform.be
13 Vlayen A et al (2012) A nationwide Hospital Survey on Patient Safety Culture in Belgian hospitals: setting priorities at the launch of a 5-year patient safety plan.
BMJ Qual Saf 21 760-767 doi:10.1136/bmjqs-2011-051607
4
CM-Informatie 251 • maart 2013
Sinds dit jaar stelt het meerjarenplan 2013-2017 voor om
projecten te ontwikkelen in de prioritaire domeinen van de
accreditering van ziekenhuizen. De aanpak volgt de logica van
een voortdurende kwaliteitsverbetering, met een zelfevaluatie
van de praktijk in 2013, de planning van de verbeteringen in 2014
en de uitvoering van die plannen in de 3 daaropvolgende jaren.
Voor elk van de prioriteiten werden voor 2017 doelstellingen
vastgelegd. Voor 2013 werden ook losstaande initiatieven
(transfusie, safe surgery14, care bundles15) gepromoot, die in het
huidige plan werden geïntegreerd. De FOD Volksgezondheid
voorziet dat in 2017 de overgrote meerderheid van de instellingen
aan een accrediteringstraject zal hebben deelgenomen. De
activiteiten van het meerjarenplan hebben als doel om de
ziekenhuizen te helpen om zich hierop voor te bereiden.
Het algemeen schema van het meerjarenplan 2013-2017 wordt
voorgesteld in afbeelding 1.
Figuur 1 : Meerjarenplan Kwaliteit-Veiligheid 2013-2017 van de FOD VVVL
5. Accreditering: het definitieve duwtje in de rug?
Naast de QS-contracten worden andere initiatieven uitgewerkt.
Verschillende nationale en internationale agentschappen
vragen een specifieke accreditering voor hun eigen
competentiedomeinen. De laboratoria voor klinische biologie
en anatomo-pathologie zijn sinds enkele jaren gecertificeerd,
bijvoorbeeld op basis van ISO-normen. De medisch
geassisteerde voortplanting en de laboratoria voor stamcellen
(JACIE16) maken het voorwerp uit van externe, gespecialiseerde
evaluaties. Kortgeleden vroeg het Federaal Agentschap voor
Nucleaire Controle aan de diensten voor nucleaire geneeskunde
om zich te onderwerpen aan een uniforme externe evaluatie
onder de naam B-Quanum17. De diensten radiotherapie en
radiologie komen op korte of middelkorte termijn aan de beurt.
Ook industriële modellen worden gebruikt. De Mouvement
Wallon pour la Qualite18 en Bbest19 begeleiden ook enkele
ziekenhuizen in een externe evaluatieproces dat steunt op het
model van de European Forum for Quality Management20. Het
Vincent Van Goghziekenhuis in Charleroi werkt al enkele jaren
op basis van een ISO-certificering.
14 http://whqlibdoc.who.int/publications/2009/9789241598552_eng.pdf et http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Healthcarefacilities/Patientsafety/
SafeSurgery/index.htm
15http://www.ihi.org/explore/vap/pages/default.aspx
16www.jacie.org
17http://www.fanc.fgov.be/GED/00000000/2800/2827.pdf
18 www.mwq.be
19 www.bbest.be
20 www.efqm.org
CM-Informatie 251 • maart 2013
5
Deze al dan niet gedeeltelijke, externe evaluaties worden hoe
langer hoe meer aangevuld door een volledige accreditering
van ziekenhuizen. Een accreditering omvat de uitvoering van
een zelfevaluatie van heel het ziekenhuis op basis van een
gedetailleerd referentiekader, een geheel van specifieke
normen en aanbevelingen voor de ziekenhuissector. De
geïdentificeerde zwaktes worden vervolgens gecorrigeerd voor
de globale evaluatie van het ziekenhuis, die wordt uitgevoerd
door een team van externe bezoekers. Vervolgens wordt de
instelling voor een periode van drie tot vier jaar ‘geaccrediteerd’.
Het bezoekrapport wordt in de meeste gevallen (via internet)
openbaar gemaakt.
In Vlaanderen hebben de beleidsverklaring van de Vlaamse
Gemeenschap van 2009 en de ziekenhuisfederaties de
ziekenhuizen met succes aangespoord om deze weg te
bewandelen. Een veertigtal instellingen zijn momenteel met
een accreditering bezig, soms in samenwerking met de Joint
Commission International (JCI)21 uit de VS, soms met het
Nederlands Instituut voor de Accreditering van Zorg (NIAZ)22.
Ook in Franstalig België komt de beweging op gang. Hier ligt de
keuze meestal tussen het Canadese model met Accréditation
Canada International23 of het Amerikaanse (JCI). Het valt af te
wachten welke rol andere actoren in België zullen willen spelen
zoals de Haute Autorité en Santé Française24 of de internationale
tak ervan, France Accréditation25, of nog ProCert die in enkele
landen26 ziekenhuizen certificeert volgens de ISO-norm.
6. En wat met de openbaarheid van de indicatoren?
Een groot aantal actoren in België publiceert indicatoren
over de werking van zorginstellingen. Zo publiceert de FOD
Volksgezondheid een multidimensionale feedback en een
lijst met indicatoren over de veiligheid van de patiënten.
Op deze manier kunnen ziekenhuizen zich vergelijken met
andere ziekenhuizen. Met de hulp van het Intermutualistisch
Agentschap27 publiceert het RIZIV analyses die eerder zijn
bedoeld voor huisartsen dan voor artsen-specialisten. De
mutualiteiten publiceren regelmatig gespecialiseerde studies
bestemd voor de ziekenhuizen. Recente voorbeelden zijn de
studies over de volledige heupprotheses van de Christelijke
Mutualiteit28 en over volledige knieprotheses van de
Socialistische Mutualiteit.
Er zijn ook andere initiatieven zoals het onderzoek naar de
patiëntentevredenheid uitgevoerd door BSM Management29 of
de berekening van ziekenhuisindicatoren door het Navigatorproject30, een gemeenschappelijk initiatief van het Centrum voor
Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap van de KULeuven en
het Réseau Santé Louvain van de UCL. De financiële gegevens
worden jaarlijks gepubliceerd door de bank Belfius31 en enkele
ziekenhuisfederaties produceren synthetische gegevens voor
hun leden. Een overzicht van de beschikbare indicatoren in
België werd in 2010 opgemaakt door Lucet et al.32 Hieruit blijkt
dat vooral de financiële indicatoren regelmatig worden gebruikt.
Ondanks de druk van de consumentenorganisaties, de
patiëntenverenigingen en de politici bleven al deze publicaties
anoniem, zowel het op niveau van de instellingen als van de
individuele professional. Het Quality Indicator Project in de
Vlaamse gemeenschap33 probeert geleidelijk aan indicatoren die
berusten op een consensus van de belangrijkste actoren, voor
het grote publiek toegankelijk te maken. Ook in het Franstalig
landsgedeelte wordt actief over het onderwerp nagedacht.
7. Andere actoren
Om de voortdurende kwaliteitsverbetering van de zorg op
lange termijn te garanderen, spelen nog andere actoren een
belangrijke rol.
Het aantal gevalideerde, gemakkelijk toegankelijke en bruikbare
klinische praktijkaanbevelingen moet worden verhoogd.
Het Federale Kenniscentrum (KCE), het Wetenschappelijk
Instituut voor Volkgsgezondheid (WIV), het Centre for Evidence
Based Medicine (CEBAM)34 en de overheden spannen
zich in om deze praktijkaanbevelingen ter beschikking te
stellen van de zorgverstrekkers. Dit gebeurt o. a. via het
project EBMPracticeNet35 en de virtuele bibliotheek voor de
gezondheidszorg (CDLH)36.
21
22
23
24
25
26
27
28
www.jointcommissioninternational.org/
www.niaz.nl
www.jointcommissioninternational.org/
www.has-sante.fr
www.france-accreditation.fr
www.procert.ch/presentation/presentation.php?lang=fr
http://www.aim-ima.be/
Ackaert K, de Béthune X, Mertens R (2009) Prothèses totales de hanche en Belgique : analyse de suivi. Partie 2. Variation des types de prothèses et durée de
survie CM-Info 238, 3-18.
29 Bielen F & Janssens S (sd) le projet ASPE « Attentes et Satisfaction des Patients et de leur Entourage » : méthodes et outils d’enquêtes et de benchmarking
au service de l’orientation-patient d’hôpitaux en Belgique. http://www.iae.univ-lille1.fr/SitesCongres/JIMS/images/9_bielen-janssens.pdf
30http://www.navigator.czv.be/
31https://www.belfius.be/nocms/maha/communique.pdf
32 Lucet C et al (2010) HPI.be Hospital Performance Indicators http://orbi.ulg.ac.be/bitstream/2268/109524/1/HPI_Rapport%20final%20FRx.pdf
(Résumé sur : http://www.deutscher-krankenhaustag.de/de/vortraege/pdf/Lucet_endgueltig.pdf)
33http://www.zorg-en-gezondheid.be/v2_nieuws.aspx?id=30806
34www.cebam.be
35http://www.ebmpracticenet.be/fr/Pages/EBMPracticenet.aspx
36http://www.cebam.be/fr/cdlh/pages/default.aspx
6
CM-Informatie 251 • maart 2013
De faculteiten geneeskunde zijn momenteel minder betrokken
in de promotie en de ontwikkeling van zorgkwaliteit dan de
faculteiten of scholen voor de volksgezondheid. In Vlaanderen
is kwaliteit sinds vele jaren het speerpunt van het Centrum
voor Ziekenhuis- en verplegingswetenschap van de KULeuven.
In Franstalig België wordt geleidelijk werk gemaakt van
een platform van de drie belangrijkste scholen voor de
volksgezondheid.
Tenslotte nemen de patiëntenverenigingen een steeds
belangrijkere rol in het gezondheidssysteem in. Zo heeft het
Vlaams patiëntenplatform pas een document gepubliceerd
waarin met nadruk wordt gevraagd naar meer transparantie
van de prestatie-indicatoren37. De Ligue des Usagers des
Services de Santé38 profileert zich in dezelfde zin.
8. Conclusie: The New Normal
De veelheid van actoren vormt zeker de grootste kracht in de
ontwikkeling van de zorgkwaliteit en de verbetering van de
veiligheid van de patiënten. Tegelijk vormt ze ook haar grootste
zwakte. Komen tot een gemeenschappelijk akkoord vergt
immers onvermijdelijk tijd. De wereld blijft echter niet stil staan
binnen en naast de ziekenhuizen en de gezondheidssystemen.
In 2002 veranderde de wet op de rechten van de patiënt
fundamenteel de oriëntatie van het gezondheidssysteem. Het
vergoedingsfonds voor medische ongevallen (2012) zou in de
toekomst wel eens een belangrijk effect kunnen hebben op de
relatie tussen de verzorgers en de patiënten. De empowerment
van de patiënt staat duidelijk centraal in het meerjarenplan QS
2013-2017 van de FOD VG.
Buiten het systeem veranderen ook de sociale media en
de technologische ontwikkeling in belangrijke mate de
relatie tussen zorggebruikers en het gezondheidssysteem.
Peter Hinssen39 is in deze evolutie zonder twijfel de meest
opvallende mediafiguur via zijn presentaties en zijn boek met
de ambitieuze titel: ‘The new normal’40. De mogelijkheden van
de telecommunicatie (smartphone) en de beschikbaarheid van
genetische profielen zijn slechts twee voorbeelden van wat
er gaat veranderen in de manier waarop in een niet te verre
toekomst de zorgen zullen worden verstrekt.
37http://vlaamspatientenplatform.be/standpunten/transparantie
38www.luss.be
39http://www.peterhinssen.com/keynotes_and_workshops/videos
40http://www.peterhinssen.com/books
CM-Informatie 251 • maart 2013
7
Begroting 2013
Een begroting die oproept tot gematigdheid.
Olivier Gillis, Onderzoek en Ontwikkeling
De laatste jaren heeft de begroting van de gezondheidszorg blijk moeten geven van gematigdheid.
Ook de begroting van 2013 ontsnapt er niet aan en moet belangrijke besparingen doorvoeren. Ook al
maakten de beschikbare marges in de gezondheidssector het tot op heden mogelijk om de impact van
besparingsmaatregelen op de patiënt te beperken, blijft het niet minder essentieel om de sociale dekking van
de patiënt, die in België bijna 25 % van de totale gezondheidsuitgaven uit eigen zak betaalt, te verbeteren.
Dit relatief belangrijk aandeel heeft een impact op de zorgconsumptie van de laatste jaren: de stijging van de
uitgaven remt af ten gevolge van de economische crisis. Ook al is dit voor de begroting eerder goed nieuws,
wijst dit in sommige sectoren op meer uitstel van zorg. De eerste doelstelling van ons gezondheidssysteem is
nochtans zo goed mogelijk te beantwoorden aan eenieders zorgbehoeften.
1. Evolutie van de uitgaven, evolutie van de
begrotingsdoelstellingen
In de laatste 10 jaar stegen de uitgaven voor gezondheidszorg
jaarlijks met 3,8% (bovenop inflatie). Ter vergelijking: de totale
rijkdom van België (BBP) steeg in dezelfde periode jaarlijks met
gemiddeld 1,2%. Oorzaak nummer één van deze stijging is de
stijging van de prijzen, zowel van de honoraria en lonen van
de zorgverleners als van de medische technologie. Bovendien
groeien de mogelijkheden van de geneeskunde en breidt het
aanbod uit. Elk jaar worden tientallen nieuwe prestaties en
geneesmiddelen opgenomen in de terugbetaling door de
verplichte ziekteverzekering en het zorgaanbod diversifieert.
Tenslotte brengt de vergrijzing een grotere en vaak langdurige
zorgbehoefte met zich mee. De sterke stijging van de uitgaven
is dus een natuurlijk gevolg van economische ontwikkeling.
(Crommelynck, 2011).
Men merkt echter op dat vanaf 2010 de jaarlijkse
uitgavenstijging minder sterk is geworden. In de periode
2005-2009 was er nog een stijging van 4,5 % (buiten inflatie),
in de periode 2009-2012 bedroeg die stijging nog slechts
1,6%. Deze achteruitgang heeft gedeeltelijk te maken met de
economische crisis die een negatieve impact heeft gehad op
de zorgconsumptie. De meeste studies op het gebied van de
8
gezondheidseconomie zijn dan ook van oordeel dat de stijging
van het inkomen de grootste factor is voor de uitgavenstijging.
Inkomen zou 28 % tot 58 % van de stijging verklaren naargelang
de gegevens en hypotheses over de inkomenselasticiteit
van de gezondheidsuitgaven. Deze wordt tussen de 0,6 en 1
geschat (OESO, 2010). Een ander verklarend element van deze
achteruitgang zijn de besparingsmaatregelen, vooral in de
sector van geneesmiddelen en medische honoraria.
De matiging van de gezondheidsuitgaven gecombineerd
met een hoge groeinorm van de gezondheidszorgbegroting
(4,5 % over de periode 2005-2011) heeft het tot 2011 mogelijk
gemaakt om steeds stijgende boni vrij te maken. Van 148
miljoen in 2005 klommen deze boni tot 1,8 miljard in 2011!
De belangrijke budgetverminderingen die de regering heeft
moeten doorvoeren bij het opstellen van de begroting 2012
vielen grotendeels ten laste van de gezondheidssector (bijna
2,3 miljard). Dit verklaart de sterke daling van de begroting,
van 25,869 miljard in 2011 tot 25,627 miljard in 2012. De eerste
ramingen voor de uitgaven van 2012 tonen echter dat men een
boni verwacht van 483 miljoen (afbeelding 1), ondanks deze
grote vermindering van het budget.
CM-Informatie 251 • maart 2013
Figuur 1: Evolutie van de uitgaven en de begroting van de gezondheidszorg over de periode 2005-2013 (in
miljoen euro, prijzen 2013)
30.000
25.000
Doelstellingen
Uitgaven
20.000
15.000
10.000
5.000
0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2. Saneringsmaatregelen door de regering voor 2013
Om tegemoet te komen aan de Europese normen (een maximaal
tekort van 2,15 % BBP) heeft de regering voor 2013, net als voor
2012, een grote budgettaire inspanning moeten leveren. In
2012 betekende dit een saneringsinspanning van 1,2 % van het
BBP. De regering heeft dus 3,767 miljard euro vrijgemaakt (zie
tabel 1). Deze vrijgemaakte middelen werden aangewend om
de staatsschuld te dichten (voor een bedrag van 3,443 miljard)
maar ook om stimulerings- en concurrentiemaatregelen te
nemen.
Tabel 1: Verdeling van de besparingsmaatregelen van de regering (Serroyen, 2012)
Bedrag (in miljoen euro)
Deel in de totale besparingen
Primaire uitgaven
674
17,9 %
Sociale zekerheid
710
18,8 %
Gezondheidszorg
371
9,8 %
Bijkomende fiscale inkomsten
1.067
28,3 %
Diverse inkomsten
1.316
34,9 %
Totaal
3.767
CM-Informatie 251 • maart 2013
9
Primaire uitgaven: het gaat om besparingen op het werkingsbudget van de diensten, instellingen en openbare ondernemingen, inclusief de sociale zekerheidsinstellingen (vakbonden
en hulpkassen, kinderbijslagfondsen, ziekenfondsen, enz.). De
sociale zekerheidsinstellingen zouden 13 miljoen euro moeten
vrijmaken, waarvan 8 miljoen door de ziekenfondsen. Ruimer
bekeken zijn Defensie, Ontwikkelingssamenwerking en Preventieve Diplomatie (208 miljoen) en B-post (113 miljoen) de sterkst
getroffen diensten.
Sociale zekerheid (uitgezonderd overheidspensioenen): de
sector die vooral is getroffen is de gezondheidszorg in 2013,
voor een totaal bedrag van 371 miljoen (zie punt 3 voor de
details van de besparingsmaatregelen). Reeds in 2012 heeft
de gezondheidssector sterk bijgedragen tot de besparingen
met 2,3 miljard euro. Bovendien werd de groeinorm verlaagd
van 4,5 % tot 2 % voor de berekening van de begroting van
2013 en zal hij worden beperkt tot 3 % in 2014. Er worden ook
besparingsmaatregelen genomen in de andere sectoren van
de sociale zekerheid. Voor arbeidsongeschiktheid worden de
volgende maatregelen voorzien:
• versterking van de re-integratieprogramma’s voor arbeidsongeschikten in het werkproces (25 miljoen);
• maatregelen op het gebied van controle, herberekening en
harmonisatie van bepaalde uitkeringen (voor een bedrag
van 25 miljoen). De vergoeding voor begrafeniskosten zal
bijvoorbeeld worden afgeschaft.
Bijkomende fiscale inkomsten: de vier belangrijkste begrotingsmaatregelen zijn: de stijging van de roerende voorheffing die
richting 25 % gaat met een aantal uitzonderingen (361 miljoen),
de herziening van de aftrekbaarheid van notionele intresten
(256 miljoen), de stijging van de accijnzen op tabak en alcohol
(162 miljoen) en de stijging van de belasting op de levensverzekeringspremies (139 miljoen).
Diverse inkomsten: dit betreft een hele reeks maatregelen
betreffende de bijdragen van de banksector, het in veiling
brengen van de rechten van CO2-uitstoot, de mobiele
communicatie, enz. Een besparing van 93 miljoen zou ook
moeten voortvloeien uit de strijd tegen sociale fraude.
3. Vestiging van de globale begrotingsdoelstelling
van gezondheidszorg voor 2013: beslissing van
de ministerraad (RIZIV, 2012 (a))
Net als in 2012 werd de gezondheidszorgsector in 2013
door de besparingsmaatregelen niet gespaard. 371 miljoen
werd in de sector bespaard, waarvan 348 miljoen in de
begrotingsdoelstelling gezondheidszorg (de rest werd
afgehouden op de administratiekosten van RIZIV en via nieuwe
inkomsten).
Om de begrotingsdoelstelling voor 2013 te bepalen, vertrekt
men zoals de wet voorziet van de begrotingsdoelstelling van
2012 (25,627 miljard), waarop men de groeinorm (+ 2 %) en
vervolgens de gezondheidsindex (+ 1,9 %) toepast. Hieraan
werd een bedrag van 40 miljoen euro toegevoegd voor het
creëren van jobs in de non-profitsector, wat ons brengt op
een begrotingsdoelstelling voor 2013 van 26,677 miljard,
daarna teruggebracht tot 26,330 miljard als gevolg van de
besparingsmaatregelen (zie tabel 2).
Rekening houdend met deze verschillende besparingsmaatregelen maakt de begroting van 2013, vergeleken met het (geschatte) niveau van uitgaven in 2012, een reële stijging (buiten
inflatie) van de uitgaven van 2,8 % mogelijk. Als men 5 of 10
jaar terugkijkt, kan men vaststellen dat de stijgingsgraad relatief zwak is in vergelijking met de voorgaande jaren. De reële
jaarlijkse stijging bedraagt namelijk 3,8 % over de periode 20022012 en 3,5 % over de periode 2007-2012 (zie tabel 3).
Voor de berekening van de begrotingsdoelstelling voor
2014 wordt de gebruikte berekeningsbasis echter de
begrotingsdoelstelling voor 2013 zonder rekening te houden
met de besparingsmaatregelen. Het is dus op het bedrag van
26,677 miljard dat men in 2014 de indexering en de groeinorm
(vastgelegd in 2014 op 3 %) zal toepassen.
Tabel 2: Begrotingskader voor de begroting van de gezondheidszorg (in miljoen euro)
Begrotingsdoelstelling 2012
25.627
Norm 2 %
513
Index 1,9 %
497
Creëren van jobs in de non-profitsector
40
Begrotingsdoelstelling 2013 (= berekeningsbasis voor 2014) (A)
Besparingsmaatregelen (B)
348
Begrotingsdoelstelling 2013 (C = A – B)
10
26.677
26.330
CM-Informatie 251 • maart 2013
Tabel 3: Toegelaten uitgavenstijging in 2013
(in miljoen euro)
Nominale bedragen
Uitgaven 2002
14.162
Uitgaven 2007
18.873
Uitgaven 2012 (technische raming)
25.144
Begrotingsdoelstelling 2013
26.330
(in procent)
Reële stijgingsgraad
Jaarlijkse groei 2002-2012
3,8 %
Jaarlijkse groei 2007-2012
3,5 %
Toegelaten groei 2012-2013
2,8 %
4. Besparingsmaatregelen in de gezondheidszorg
De regering heeft de gezondheidssector besparingen opgelegd
voor een totaalbedrag van 370,720 miljoen euro (zie tabel 4).
Deze maatregelen betreffen de begrotingsdoelstelling van
de gezondheidszorg (dat de zorgverlening dekt), maar ook de
administratiekosten van het RIZIV.
Tabel 4: Verdeling van de maatregelen in de gezondheidszorgsector (in miljoen euro)
Begrotingsdoelstelling (zorgverlening)
348.265
Marge (Begroting – Geraamde uitgaven)
77.012
Medische honoraria
106.272
Farmaceutische specialiteiten
84.805
Ziekenhuizen
25.000
Implantaten
19.439
Bevriezen van voorbehouden bedragen
31.697
Andere
4.046
Nieuwe inkomsten
9.080
Administratiekosten RIZIV
13.375
Totaal
370.720
4.1. Besparingen in de begrotingsdoelstelling (zorgverlening)
Marge: voor het nemen van de besparingsmaatregelen was
een marge van 77 miljoen euro beschikbaar door het simpele
verschil tussen de voorziene begrotingsdoelstelling voor 2013
door de wet op verzekering gezondheidszorgen, en de recentste
uitgavenramingen voor 2013 uitgevoerd door het RIZIV (in het
vakjargon “technische ramingen” genoemd).
Medische honoraria: de regering heeft de artsen
besparingsmaatregelen opgelegd voor een totaalbedrag
van 106 miljoen euro, vooral via een indexeringsbeperking
in de sectoren klinische biologie, medische beeldvorming
en speciale verstrekkingen (82 miljoen euro), maar ook via
structurele maatregelen om het aantal voorschriften in de
sector van medische beeldvorming te verminderen (20 miljoen).
CM-Informatie 251 • maart 2013
11
Het recente akkoord tussen artsen en ziekenfondsen,
waarbij men zich verbindt tot het behalen van de
gevraagde besparingsbedragen van de regering, heeft de
realisatiemodaliteiten echter herzien door in bepaalde sectoren
de indexatie te herstellen via compenserende maatregelen.
Het voorziet ook een hele reeks maatregelen (in hoofdzaak
gefinancierd door de indexmassa) gericht op het opwaarderen
van bepaalde sectoren waaronder de algemene geneeskunde:
de honoraria voor permanentie voor raadplegingen tussen 18
en 21 uur werden verhoogd en er werden bijkomende middelen
vrijgemaakt voor de creatie van nieuwe wachtposten.
Farmaceutische specialiteiten: in de geneesmiddelensector
betreffen de besparingsmaatregelen vooral een prijsdaling,
maar ook in mindere mate een vermindering van het volume.
Dit zijn de belangrijkste maatregelen:
• Prijs:
- algemene prijsdaling van 1,95 % afhankelijk van het bedrijf,
wat een besparing mogelijk maakt van 36,22 miljoen euro;
- vestiging van een terugbetalingsplafond voor elke molecule
op het niveau van de goedkoopste specialiteit, en binnen
een aantal te selecteren geneesmiddelenklassen (in
overleg met de farmaceutische sector) om een besparing
te realiseren van 11,250 miljoen;
- aanpassing van de verpakking Lucentis (zeer duur geneesmiddel gebruikt om leeftijdsgebonden maculadegeneratie
te behandelen) op basis van de gebruikte dosis (0,05 ml in
plaats van 0,23 ml) of indien nodig aanpassing van de terugbetaling wat een besparing zou moeten geven van 13,333
miljoen euro.
• Volume:
- een bedrag van 6,250 miljoen moet worden bespaard door
een beleid in te stellen om het aantal voorschriften voor
IPP-middelen (maagzuurremmers), voor statines en voor
antibiotica te verminderen. In dit kader moet feedback over
het voorschrijfgedrag worden verstuurd naar elke dokter.
De grote voorschrijvers worden opgeroepen om hun hoge
voorschrijffrequentie aan te passen.
Ziekenhuizen:
• herziening van de dialysefinanciering (om de besparing
te garanderen wordt 10 miljoen euro afgehouden van de
indexmassa). Men stelt momenteel namelijk vast dat de
financiering van de dialyse in de verschillende ziekenhuizen
sterk verschilt en dat de goedkopere thuisdialyse niet
voldoende wordt aangemoedigd.
• Aanpassing van het subgedeelte A2 van het BFM (geldelijke
middelen om de lasten van kortetermijnkredieten te dekken).
Men stelt momenteel namelijk een spreiding vast tussen de
verleende reservebedragen en het percentage dat werkelijk
wordt gebruikt.
Implantaten: 19,439 miljoen wordt op de indexmassa afgenomen
wegens het grote aantal nieuwe initiatieven waarvoor een
begroting is voorzien maar die nog niet van kracht zijn.
12
bevriezen van gereserveerde bedragen: de gereserveerde
bedragen zijn budgetten die (nog) niet zijn uitgegeven en die zijn
voorzien voor nieuwe maatregelen maar die vertraging hebben
opgelopen bij hun toepassing. Een gedeelte, voor een bedrag
van 31,697 miljoen, werd bevroren voor 2013. Dit betreft vooral:
• de revalidatie (29 % van het totaal besparingsbedrag);
• de instelling van zorgtrajecten voor kankerpatiënten en het
screeningprogramma voor baarmoederhalskanker (20 %);
• het medisch materiaal (protheses, rolstoelen, enz.) in bandagisterie-orthopedie (15 %)
• de implantaten (12 %).
4.2. Nieuwe inkomsten:
• Herziening van de bijdragen op de omzet van farmaceutische
bedrijven;
• Bijdragen op de marketingbegroting van de bedrijven (7,730
miljoen): congressen, persberichten, enz.
4.3. Besparingen op de administratiekosten van het RIZIV Dit zijn de twee belangrijkste maatregelen:
• vermindering van de omzetbelasting van farmaceutische
bedrijven (O&O, marketing, enz.) voor een bedrag van 6,1
miljoen.
• besparingen in het kader van post ‘Artikel 56’ voor een totaalbedrag van 5 miljoen. De artikels 56 omvatten proefprojecten
die gericht zijn op het voorlopig testen van nieuwe initiatieven
voor ze te integreren in de begroting van de zorgverlening.
5. Opmerkingen en perspectieven
We weten vandaag al dat we inspanningen zullen moeten
blijven leveren om ons globaal deficit in 2014 en zonder twijfel
ook in 2015 te beperken. Men raamt de saneringsinspanning
voor 2014 namelijk op 0,8 % van het BBP terwijl België zijn
deficit volgens Europese normen onder de 1,1% van het BBP
moet houden.
De begroting van de gezondheidszorg zal dus blijven afslanken.
Men zou natuurlijk de prijzen nog kunnen laten dalen, de
honoraria niet indexeren of elk nieuw initiatief bevriezen. Maar
om de begroting van de gezondheidszorg onder controle te
houden zonder dat de kwaliteit of de toegankelijkheid van de
zorg daaronder lijdt, moeten structurele maatregelen worden
genomen die het volume en het aanbod van de zorg treffen.
De regering gaat hierover nadenken in een Task Force die
zich gaat buigen over een reeks geïdentificeerde problemen:
de sterke variatie van medische praktijken, de abnormale
voorschrijfprofielen, het onjuiste gebruik van de nomenclatuur,
enz.
CM-Informatie 251 • maart 2013
Ook de volgende zaken zouden op tafel moeten komen: de
herziening van het financieringssysteem van ziekenhuizen,
de noodzakelijke herijking van de nomenclatuur, de overvloed
aan acute ziekenhuisbedden (die kunnen worden gebruikt
in revalidatiecentra), het overmatig geneesmiddelengebruik
in België vergeleken met andere Europese landen, het
prijszettingsysteem voor medisch materiaal, enz. Hoewel ons
zorgsysteem toegankelijk en kwaliteitsvol blijft, hebben we
nood aan structurele aanpak. Kortetermijnmaatregelen helpen
niet om de organisatie van de gezondheidszorg efficiënter en
meer solidair te maken (Hermesse, 2012).
Het zorgaanbod aanpassen aan onze ouder wordende
bevolking
De noodzakelijke besparingsmaatregelen en de reorganisatie
van ons zorgsysteem richting meer efficiëntie moeten ook
rekening houden met de grote uitdagingen die ons in de
toekomst te wachten staan. Een eerste uitdaging is ons
zorgaanbod aanpassen zodat het zo goed mogelijk beantwoordt
aan de behoeften van onze ouder wordende bevolking. Het is
essentieel om een actief en transversaal gezondheidsbeleid
uit te bouwen voor de ouderen, dat een continuüm van hulp
en zorg aanrijkt en de persoon een reële keuze biedt over de
plaats waar hij of zij wenst te leven. Om dat te bereiken moet
de onderlinge koppeling tussen de verschillende diensten
(rusthuizen, dagcentra, thuiszorg…) worden versterkt in termen
van complementariteit en samenwerking.
De meeste mensen kiezen voor thuiszorg. Tegenwoordig blijven
de meeste senioren thuis. Het is best mogelijk om hierin nog
verder te gaan. Momenteel zijn er immers heel wat, relatief
zelfredzame personen (begunstigden van forfait O) die in
een rusthuis verblijven, maar die door een betere uitbouw
van thuishulp en thuiszorg, meer aangepaste woningen,
overgangsstructuren (dagcentra, woon-zorgcentra) en steun
van mantelzorgers voor een deel gewoon thuis kunnen blijven.
Nochtans is de thuiszorg niet altijd de meest geschikte of
goedkoopste oplossing. Elke situatie moet afzonderlijk worden
geanalyseerd in functie van het afhankelijkheidsniveau van de
persoon. Bovendien is de thuiszorg moeilijk denkbaar zonder
mantelzorger.
Een eerste uitdaging is dus om het huisarts beroep aantrekkelijker
te maken. Deze laatste jaren werd een reeks maatregelen
genomen om de huisartsgeneeskunde te herwaarderen,
maar ook om aan te moedingen om zich te vestigen in regio’s
met te weinig huisartsen, administratieve ondersteuning,
vestigingshulp (Fonds Impulseo), financiering van wachtposten,
subsidiëring van beveiligde informaticanetwerken, enz.
Tegelijk met een grotere aantrekkelijkheid van de huisartsgeneeskunde moet er ook gewerkt worden aan een betere
verdeling van het zorgaanbod. Men moet er bijvoorbeeld op
letten dat de medische wachtposten zijn afgestemd op de
spoeddiensten van de ziekenhuizen (Gillis, 2012).
Om het hoofd te bieden aan het verwachte tekort zijn
verschillende alternatieven mogelijk. Een eerste piste is de
aanmoediging van de delegatie van taken. Een hele reeks zorgen,
die nu door de huisdokter worden verleend, kan bijvoorbeeld
ook door verplegers worden gedaan. De versterking van de
delegatie van taken kan samengaan met de ontwikkeling van
het systeem van en groepspraktijken.
6.Besluit
De sector van de gezondheidszorg moet niet alleen op een
significant manier meewerken aan de begrotingsinspanning
voor 2013, maar waarschijnlijk ook voor 2014. Al blijft, in het kader
van de besparingsmaatregelen, de verhoging van het aandeel
van de patiënt redelijk beperkt, toch blijft waakzaamheid de
komende jaren geboden. Er moeten absoluut regelgeving en
begeleidingsmaatregelen worden voorzien.
Op langere termijn is de verbetering van de efficiëntie van het
zorgsysteem noodzakelijk om het hoofd boven water te houden.
Dit betekent dat de kostprijs moet worden verminderd terwijl
de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid gegarandeerd
blijft en zelfs nog moet worden verbeterd. De verschillende
actoren in de gezondheidszorg zullen in dit proces worden
gesensibiliseerd en betrokken: de ziekenfondsen, de zorgverleners, de zorginstellingen, maar ook de patiënten. De
toekomst verlangt van ons de aanpak “per sector” te verlaten
om geleidelijk aan te komen tot een meer transversale visie.
Versterken van de eerstelijnszorg
Ook al blijft de toegang tot algemene geneeskunde in België
over het algemeen goed, het risico op een nijpend tekort in de
komende jaren bestaat. Een recente studie van het RIZIV geeft
aan dat binnen 10 jaar iets meer dan 30 % van de momenteel
actieve huisdokters ouder dan 65 jaar zullen zijn. Samen met
de vergrijzing van de huisdokters onderstreept de studie ook
dat de eerstelijnsgeneeskunde minder aantrekkelijk is: het
gedeelte huisdokters in verhouding tot de specialisten is in de
laatste jaren gedaald van 38 % naar 30 % (RIZIV, 2012 (b)).
Bibliografie
Crommelynck A. 2011. Begroting 2011: de paradox van de
ziekteverzekering. De uitgaven stijgen, de overschotten
groeien. CM-Informatie 243 : 27-34.
Gillis O. 2012. De crisis spaart de gezondheidssector niet.
Een gelegenheid om onze gezondheidszorg efficiënter te
maken? CM-Informatie 247 : 3-9.
CM-Informatie 251 • maart 2013
13
Hermesse J. 2012. Un budget qui invite à la modération. En
Marche. Hoofdartikel van 6 december 2012.
RIZIV. 2012 (a). Prévisions budgétaires de l’assurance soins de
santé. Exercice budgétaire 2013. Note CGSS 2012/114.
RIZIV. 2012 (b). Performantie van de huisartsgeneeskunde in
België.
OESO. 2010. Optimaliser les dépenses de santé. Etudes OESO
sur les politiques de santé.
Serroyen Ch. 2012. Federale sanering en relance 2013 (en 2014)
bekeken vanuit de werknemers. Informatienota. ACV.
14
CM-Informatie 251 • maart 2013
Achtste CM-barometer van
de ziekenhuisfactuur
Ziekenhuisfactuur ontspoort voor duizenden Belgen
Anja Crommelynck, Departement Onderzoek en Ontwikkeling
Anne Cornez, Muriel Wantier, Solimut
Samenvatting
De ziekenhuisfactuur daalt in twee- of meerpersoonskamers. Jarenlange inspanningen hebben hiertoe
bijgedragen. Een opname kost er 14% minder dan 7 jaar geleden.
In een kleine groep van ziekenhuizen vroegen de artsen tot vorig jaar in twee- en meerpersoonskamers echter
nog steeds ereloonsupplementen. Zij zorgden ervoor dat een ziekenhuisopname een financieel risico bleef
betekenen voor de patiënt. Ereloonsupplementen in twee- en meerpersoonskamers werden dan ook terecht,
bij wet verboden op 1 januari 2013.
De prijs van een ziekenhuisopname in een eenpersoonskamer is gemiddeld stabiel. Dit dankzij de daling van de
kost van het materiaal, maar de ereloonsupplementen blijven stijgen. Over de periode van 2004 tot 2011 noteren
we een jaarlijkse stijging van 5,4% van de ereloonsupplementen bovenop de inflatie. Ereloonsupplementen
vormen bij uitstek een probleem op de materniteit. Zij veroorzaken een enorme variatie in de factuur. Je betaalt
voor een bevalling van 800 tot 2.800 euro, afhankelijk van het ziekenhuis.
In 2011 betaalden tienduizend patiënten in België meer dan 5.000 euro uit eigen zak en 760 patiënten meer
dan 10.000 euro. Dit soort hoge facturen komen vooral voor bij heelkundige operaties waar de arts zwaar
doorrekent op erelonen en waar dure, niet-terugbetaalde materialen gebruikt worden.
Dit alles concludeert de studiedienst van CM uit de analyse van 1 miljoen facturen van CM-leden in 2011.
De studiedienst is hiermee aan de achtste jaargang toe van de CM-barometer van de ziekenhuisfactuur.
CM-Informatie 251 • maart 2013
15
1. Analyse van de ziekenhuisfacturen van 2011
1.1 Jarenlange inspanningen hebben de prijs van een ziekenhuisopname in een tweepersoonskamer doen dalen
Aangezien het aantal kamers voor meer dan twee personen
sterk vermindert en het onderscheid met tweepersoonskamers
vervaagt wat betreft de kostprijs, beschouwen we deze
kamertypes samen. Indien we verderop in deze tekst de term
tweepersoonskamers gebruiken, bedoelen we hiermee tweeof meerpersoonskamers.
In 2011 betaalden we voor een ziekenhuisopname in een
tweepersoonskamer gemiddeld 14% minder uit eigen zak dan
in 2004. Deze gunstige evolutie hebben we te danken aan een
reeks sociale maatregelen:
• Kamersupplementen werden verboden voor ‘beschermde
patiënten’ (o.m. verhoogde tegemoetkoming en OMNIO) in
2006 en voor iedereen afgeschaft in 2010.
• Ziekenhuizen kregen een vrijblijvende financiële stimulans
om geen ereloonsupplementen (meer) aan te rekenen in
tweepersoonskamers. Een deel van de ziekenhuisfinanciering
(21 miljoen euro per jaar) werd van 2007 t.e.m. 2010 voor deze
ziekenhuizen voorbehouden.
• De materiaalkost daalt jaarlijks door de betere terugbetaling
(-70% op 7 jaar tijd). Toch kan de kost van het materiaal
de factuur voor een individuele patiënt nog steeds sterk
opdrijven.
De gemiddelde kost voor de patiënt van een ziekenhuisopname
met overnachting in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer kwam zo uit op 295 euro in 2011. Dat is 3% lager
dan in 2010. Dit bedrag bestaat uit 199 euro remgeld, 81 euro
materiaal en ‘andere supplementen’, en 15 euro ereloonsupplementen. De globale reële evolutie van de prijzen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer lezen we af op
de rechterkant van figuur 1.
Het aandeel van de opnames in deze kamertypes in het totale
aantal opnames daalt niet. De opnames in kamers waarvoor
geen kamersupplementen betaald worden (overwegend
tweepersoonskamers en gemeenschappelijke kamers) blijven
de meest gebruikte kamertypes: 77 procent van de patiënten
overnacht in deze kamers. Enkel de materniteit vormt hier een
uitzondering op: daar is zowel de vraag naar als het aanbod
aan eenpersoonskamers veel groter. Slechts 28 procent van de
opnames grijpen plaats in een kamer voor twee (of meer).
We zouden kunnen stellen dat een ziekenhuisopname in een
tweepersoonskamer geen groot financieel risico inhoudt. Toch
is dit niet voor iedereen zo: in zestien algemene ziekenhuizen in
België kreeg je in 2011 en 2012 wel nog ereloonsupplementen
aangerekend in tweepersoonskamers (punt 1.2) en een kleine
1.000 opnames in tweepersoonskamers kostten in 2011 meer
dan 5.000 euro uit de zak van de patiënt (punt 1.4).
1.2 Verbod op ereloonsupplementen in tweepersoonskamers
De zestien algemene ziekenhuizen in tabel 1 lieten hun
artsen tot en met 2012 toe ook in tweepersoonskamers
ereloonsupplementen aan te rekenen. Deze supplementen zijn
vanaf 1 januari 2013 verboden.
Gemiddeld factuurbedrag (€)
Figuur 1: Evolutie van de gemiddelde kost per opname, per kamertype (klassieke hospitalisatie, prijzen 2011)
1317 1275
1292
1312
1308 1312
1400 1236
1200
1237 1264
1000
556
560
594
621
633
656
486
481
459
478
431
427
346
194
196
212
218
211
209
220
741
765
800
600
400
200
0
2004 2005 2006 2007 2008
361
2009 2010
328
19
178
219 165
2011 2004
361
348 343 319 312
19
18
17
15
14
175 145 135 119 110
167 186 191 186 188
2005 2006 2007 2008 2009
Eenpersoonskamer
Remgeld
16
305
14
92
199
295
16
80
199
2010 2011
2 en meerpersoonskamer
Materiaal, kamer- en andere supplementen
CM-Informatie 251 • maart 2013
Honorariumsupplementen
Tabel 1: Ziekenhuizen met ereloonsupplementen in tweepersoonskamers in 2011
³
4
Ziekenhuis
maximum
% ereloon
supplement²
gemiddeld
% ereloon
supplement
toename
ereloon
supplement in 2011
gemiddeld
totale
factuur
patiënt
Brussel1
CHIREC
400%
54%
1%
1.006
Brussel
Cl. Ste. Anne - Saint-Remi
400%
22%
26%
530
Luik
CHC St.Vincent-Ste. Elisabeth
100%
22%
2%
488
Deurne
AZ Monica
100%
10%
4%
425
Bonheiden
Imelda Ziekenhuis
400%4/200%
9%
-10%
350
Brussel
Iris Zuid Ziekenhuizen
200%
8%
-1%
340
Gent
AZ Maria Middelares
50%
7%
-14%
400
Leuven
RZ Heilig Hart Leuven
50%
6%
-5%
323
Zottegem
AZ Sint-Elisabeth
50%
7%
13%
372
Halle
RZ Sint-Maria
50%
6%
3%
325
Luik
CHC Cliniques Saint-Joseph
100%
5%
10%
299
Brussel
Europaziekenhuizen
100%
4%
!3
372
Tienen
RZ Heilig Hart Tienen
50%
4%
42%
275
Brussel
Kliniek Sint-Jan
100%
3%
-4%
319
Brugge
AZ Sint-Lucas
50%
2%
14%
305
Aalst
O.L.V.-Vrouwziekenhuis Aalst
50%
1%
!3
302
zes campussen verspreid over Brussel en Waals Brabant
Percentage zoals vermeld op het document dat elke patiënt moet ondertekenen bij opname (de opnameverklaring). Dit is het percentage van het officiële tarief
(remgeld plus terugbetaling door de ziekteverzekering) dat de arts mag aanrekenen als supplement. In sommige ziekenhuizen verschilt het maximum tussen
sites, diensten, of kamers met twee of meer bedden.
Een stijgingspercentage kan niet berekend worden want het ereloonsupplement was 0 in 2010.
Imelda ziekenhuis: enkel in de neurochirurgie kunnen de artsen 400% aanrekenen.
Figuur 2: Spreiding van de gemiddelde factuur per ziekenhuis in tweepersoonskamers, 2011
60%
Aangerekend ereloonsupplement
²
1
Gemeente
CHIREC
50%
40%
30%
CHC St. Vincent Ste. Elisabeth
20%
AZ Monica
10%
0%
Ste. Anne - St. Remi
0
200
400
600
800
1000
1200
gemiddelde factuur per ziekenhuis (euro)
CM-Informatie 251 • maart 2013
17
Ook figuur 2 geeft een beeld van hoe de prijzen van de
opnames en de ereloonsupplementen in tweepersoonskamers
in de verschillende ziekenhuizen zich tot mekaar verhielden.
De meeste ziekenhuizen bevonden zich onderaan met 0%
ereloonsupplementen, maar zestien ziekenhuizen zweefden er
boven met één ziekenhuis ver boven de andere: CHIREC.
Toen de Minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx het
verbod aankondigde in oktober 2012 kwam er protest van
CHIREC. Dat ziekenhuis had dan ook veel te verliezen. Grafiek
3 toont aan dat de helft van de ereloonsupplementen in tweeen meerpersoonskamers van het land in 2011, in CHIREC geïnd
werden.
Figuur 3: Verdeling van de inkomsten uit ereloonsupplementen in twee- en meerpersoonskamers in 2011
(met vermelding van de maximaal toegelaten procenten)
8 ziekenhuizen (50%)
13%
CHIREC (400%)
47%
8 ziekenhuizen:
(400%-100%)
40%
1.3 Prijs eenpersoonskamer stabiel, maar ereloonsupplementen stijgen
Ook de gemiddelde prijs van een ziekenhuisopname met
overnachting in een eenpersoonskamer wordt verzacht door
de daling van de kost van het materiaal (zie punt 1.9). Toch daalt
de gemiddelde factuur niet omdat de ereloonsupplementen
opnieuw stijgen.
In 2011 betaalden CM-leden er gemiddeld 1.312 euro per
opname, vier keer meer dan in een tweepersoonskamer of
gemeenschappelijke kamer (zie figuur 1). De helft van dat
bedrag bestaat uit ereloonsupplementen (663 euro). Over de
periode van 2004 tot 2011 noteren we een jaarlijkse stijging
van 5,4% van de ereloonsupplementen bovenop inflatie.
Van deze ereloonsupplementen vloeit steeds meer terug
18
naar de artsen en wordt er dus procentueel minder gebruikt
voor de werkingskosten van het ziekenhuis. Het Brusselse
ziekenhuis CHIREC blijft de hoogste bedragen aanrekenen voor
vergelijkbare behandelingen.
Het maximaal percentage ereloonsupplementen is het maximum
dat elk ziekenhuis met zijn artsen afspreekt. Dit maximum (per
kamertype) staat te lezen op de opnameverklaring die elke
patiënt ter ondertekening krijgt voorgelegd in het begin van
de opname. Op de opnameverklaring duidt de patiënt zijn/haar
kamerkeuze aan. Uit deze opnameverklaringen leiden wij af dat
in bijna de helft van de ziekenhuizen de artsen nooit meer dan
100% ereloon de mogen aanrekenen (figuur 4).
CM-Informatie 251 • maart 2013
Figuur 4: Maximaal aanrekenbaar honorariumsupplement in elk ziekenhuis in eenpersoonskamers, 2011
450%
Maximaal ereloonsupplement in %
400%
350%
300%
250%
200%
150%
100%
50%
0%
0
20
40
60
80
100
120
Rangnummer ziekenhuis
Figuur 5 illustreert de sterke stijging van de globale kost voor
de patiënt in eenpersoonskamers. Ook het disproportioneel
belang van de ereloonsupplementen in de factuur valt op.
Merk op dat supplementen niet worden opgevangen door
de maximumfactuur. De opnames in eenpersoonskamers
vertegenwoordigen in 2011 slechts 23 procent
opnames, maar ze betekenen wel 52 procent van
uitgaven van de patiënten. De totale uitgaven door
in eenpersoonskamers was 581 miljoen euro en in
meerpersoonskamers 541 miljoen euro.
van alle
de totale
patiënten
twee- en
Figuur 5: Evolutie van de globale bedragen door de patiënt betaald per kamertype (na extrapolatie op
basis van CM-leden, prijzen 2011)
euro (totaal voor alle opnames in België)
700.000.000
600.000.000
gemiddelde jaarlijkse groei: 7,3 %
gemiddelde jaarlijkse groei: 0,8 %
500.000.000
400.000.000
Remgeld
Honorariumsupplementen
300.000.000
Andere
supplementen
200.000.000
100.000.000
0
Eenpersoonskamer
2 en meerpersoonskamer
CM-Informatie 251 • maart 2013
19
Eenpersoonskamers worden bij uitstek gebruikt in de
materniteit. De grote meerderheid van de moeders overnacht na
de bevalling in een eenpersoonskamer. Zij vieren de geboorte
van een kind immers graag in intieme familiekring.
In sommige ziekenhuizen wordt deze bijzondere wens aangewend om goed door te rekenen met kamer- en ereloonsupplementen. Daardoor is bevallen in het ziekenhuis vaak niet
goedkoop. Voor een normale bevalling (geen keizersnede)
betaal je gemiddeld 255 euro in een tweepersoonskamer en
1.211 euro in een eenpersoonskamer. De verschillen tussen de
ziekenhuizen zijn groot en voor eenpersoonskamers lijkt elke
regio hier een andere trend te volgen .
Het grootste aantal eenpersoonskamers komt voor in
Vlaanderen. Daar zijn deze goedkoper dan in Wallonië of
Brussel. In Vlaanderen betaal je gemiddeld 1 083 euro, in
Wallonië 1.526 euro en in Brussel 2.174 euro. Bovendien daalt
de prijs in Vlaanderen en Wallonië en stijgt ze in Brussel met 2%.
1.4 Ziekenhuisfactuur ontspoort voor duizenden Belgen
In figuur 6 zijn facturen voor alle kamertypes gerangschikt van
klein naar groot (in 100 groepjes van 17.000 opnames). Uit deze
grafiek valt op dat de spreiding van de facturen zeer ongelijk is.
De helft van de patiënten betaald minder dan 200 euro, maar
15% heeft een factuur van meer dan 1.000 euro.
Figuur 6: Spreiding van de factuur voor de patiënt (alle kamertypes)
1% > € 5.000 = 10.000
patiënten in België
6.000
5.000
5% > € 2.000 = 86.000
patiënten in België
4.000
3.000
15% > € 1.000 = 260.000
patiënten in België
2.000
1.000
0
1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
53
55
57
59
61
63
65
67
69
71
73
75
77
79
81
83
85
87
89
91
93
95
97
99
Kost per opname (euro)
7.000
Percentiel (1% van de opnames)
Ook in een tweepersoonskamer kan de factuur van een
patiënt hoog oplopen. In 2011 moesten in België een kleine
1.000 patiënten voor een opname in tweepersoonskamer
meer dan 5.000 euro uit eigen zak betalen. Voor een derde van
deze patiënten waren de artsen uit bovengenoemde zestien
ziekenhuizen verantwoordelijk voor de hoge factuur met
ereloonsupplementen boven de 2.500 euro.
Een honderdtal patiënten in tweepersoonskamers betaalden
voor meer dan 2.500 euro aan geneesmiddelen of aan nietterugbetaalde implantaten. Bij een vierde van deze patiënten
liep de factuur op door de extreem lange verblijfsduur (tot
20
anderhalf jaar!). Opnames met een lange verblijfsduur generen
een hoge factuur door het remgeld. Gelukkig bestaat er een
plafond voor het remgeld dankzij de ‘maximumfactuur’ (MAF).
Deze varieert van 450 euro voor de laagste inkomens tot 1.800
euro voor de hoogste.
De meeste hoge facturen (hoger dan 5.000 euro) komen voor in
eenpersoonskamers en bij heelkundige ingrepen door de hoge
ereloonsupplementen (80%). Kamersupplementen vormen er
de tweede grote oorzaak van hoge facturen en ‘slechts’ in 3%
van de opnames met factuur hoger dan 5.000 euro in heelkunde
is er een materiaalkost van meer dan 2.500 euro.
CM-Informatie 251 • maart 2013
mertypes en tussen ‘heelkunde’ en ‘andere diensten’. Daaruit
blijkt dat de impact van ereloonsupplementen en kamersupplementen alsook van materiaalkost en D-geneesmiddelen (niet
terugbetaalbare) erg variabel is.
In 2011 werden facturen genoteerd tot 25.000 euro aan ereloonsupplementen, 20.000 euro voor implantaten en 7.800 euro
aan kamersupplementen. De gemiddelde samenstelling van de
facturen van 2011 groter dan 5.000 euro kan afgelezen worden
op figuur 7. Er werd onderscheid gemaakt tussen de twee ka-
Figuur 7: Samenstelling van de facturen hoger dan 5000 euro
8.000
7.000
6.000
Ereloonsupplementen
5.000
D-geneesmiddelen
4.000
Kamersupplementen
3.000
Andere supplementen
2.000
Materiaal
1.000
0
Remgeld
Heelkunde
Andere diensten
Heelkunde
Eenpersoonskamer
Meerpersoonskamer
1.5 Niet-terugbetaalde geneesmiddelen
1.6 Totale inkomsten van de ziekenhuizen en het aandeel
van de patiënt
De kost voor de patiënt voor niet-terugbetaalde geneesmiddelen
(bijvoorbeeld: pijnstillers) blijft gemiddeld genomen stabiel op
31 euro per opname over de jaren heen, maar kent een grote
variatie van patiënt tot patiënt. De helft van de patiënten betaalt
minder dan 13 euro voor niet-terugbetaalde geneesmiddelen.
Voor 90 procent van de patiënten blijft de factuur voor deze
rubriek onder de 65 euro en voor 95% onder de 100 euro.
Minder dan 1 procent van de patiënten heeft toch een
geneesmiddelenfactuur van meer dan 1.000 euro. Dit kan
oplopen tot 9.000 euro voor een opname en in extreme gevallen
zelfs tot 20.000 euro per patiënt. Deze zware last voor een kleine
minderheid geeft aan dat deze kost er zich prima toe leent
solidair verdeeld te worden onder alle patiënten.
1
Andere diensten
De globale inkomsten voor de ziekenhuizen kenden een relatief
sterke groei in 2011 (2,1% bovenop inflatie). Ook de honoraria
stegen (1,6% boven inflatie) én het deel van deze honoraria
dat terugvloeit naar de artsen (MAHA-studie1). Het aandeel
van de patiënt in de totale kost blijft relatief stabiel op 9%
(exclusief ambulante zorg in het ziekenhuis), maar verschuift
elk jaar weg van kamer- en materiaalsupplementen naar
ereloonsupplementen.
In figuur 8 wordt een overzicht gegeven van de grote
inkomstenbronnen voor de algemene ziekenhuizen (met
uitzondering van ambulante raadplegingen in het ziekenhuis). De
ziekteverzekering zorgt voor het grootste deel van de inkomsten
Belfius, 2012, Sectoranalyse op basis van het MAHA-analysemodel. Algemene ziekenhuizen, boekjaar 2011
CM-Informatie 251 • maart 2013
21
Figuur 8: Inkomsten van de ziekenhuizen volgens financieringsbron (prijzen 2011)
15.000
+1,2%
miljoen euro
+6,1%
9.0%
10.000
8.8%
8.8%
+2,1%
Patiënt
8.5%
Forfaits RIZIV
Apotheek RIZIV
5.000
Honoraria RIZIV
BFM
0
2008
2009
2010
met het Budget van de Financiële Middelen (BFM) ter waarde
van 6,2 miljard euro en de terugbetalingen voor honoraria
(3 miljard), geneesmiddelen, implantaten en medisch materiaal
(1,9 miljard). Het bedrag uit eigen zak betaald door alle
gehospitaliseerde patiënten samen, bedroeg in 2011 1,1 miljard
euro.
1.7 Aantal ziekenhuisopnames blijft stijgen
Er vonden in 2011 4,8 miljoen opnames plaats, waarvan 3 miljoen
in dagopnames (miniforfaits inbegrepen). Het totaal aantal
opnames stijgt in 2011 met 4%. De constante stijging van het
2011
aantal opnames is verrassend als men weet dat de Belgische
bevolking slechts met 1% stijgt per jaar. Vooral niet-chirurgische
dagopnames zijn in volle expansie (+6.6%). Opnames met
overnachtingen nemen echter ook nog toe (+1%). In 2010
leek het aantal opnames in niet-chirurgisch dagziekenhuis
te stagneren. Dit was echter het gevolg van de toenmalige
aanpassing van de reglementering. Bepaalde interventies die
voorheen aangerekend werden als een dagopname, werden
sinds 1 januari 2010 ambulant gefactureerd (of in technische
termen: “kunnen geen aanleiding meer geven tot een
miniforfait”). In 2011 werd deze stagnatie volledig ingehaald
en was de groei van het aantal opnames dus nog sterker als
voorheen.
Figuur 9: Evolutie van het aantal ziekenhuisopnames in België
6.000.000
Aantal opnames
5.000.000
4.000.000
3.000.000
2.000.000
1.000.000
Klassieke opname
22
Niet chirurgisch dagziekhuis
CM-Informatie 251 • maart 2013
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
0
Chirurgisch dagziekhuis
1.8 Grote verschillen in prijs tussen heelkunde, inwendige,
pediatrie, verloskunde of geriatrie
Gemiddelde bedragen verbergen soms grote verschillen tussen
de diensten in het ziekenhuis. De gemiddelde prijs voor de
patiënt van een opname voor een heelkundige ingreep, een
inwendige ingreep, een pediatrische ingreep, een bevalling of
een verblijf in de geriatrie was in 2011 respectievelijk 712, 258,
245, 943 en 438 euro . Twee op de vijf opnames behelzen een
heelkundige ingreep.
Ereloonsupplementen zijn een stuk hoger in de diensten
heelkunde en verloskunde dan in pediatrie en geriatrie.
Algemeen geldt dat supplementen voornamelijk worden
aangerekend bij ‘technische ingrepen’ (bijvoorbeeld anesthesie
of chirurgische ingrepen).
Hierdoor is er sprake van een grote ongelijkheid in de
vergoeding van de verschillende artsenspecialismen. De
laatste jaren werden er verschillende inspanningen geleverd
om deze verschillen weg te werken door de vergoedingen van
bijvoorbeeld geriaters en pediaters op te waarderen, maar deze
zogenaamde ‘herijking’ is zeker nog niet ten einde. Figuur 10
geeft de evolutie van de hoogte van de ereloonsupplementen
weer voor vijf diensten voor ziekenhuisopnames met
overnachting.
Figuur 10: Evolutie van de ereloonsupplementen in eenpersoonskamers per dienst
kost per opname in euro
+4%
1200
1000
800
600
400
200
0
2006
2007
+3%
+4%
+13%
+2%
2008
2009
2010
2011
Een groot verschil tussen de diensten treffen we ook aan bij
de kamersupplementen in eenpersoonskamers. Terwijl het
gemiddelde bedrag aan kamersupplementen 229 euro is, betaal
je in de diensten geriatrie ten gevolge van de langere ligduur
gemiddeld 585 euro aan kamersupplementen.
Merk ook op dat het gebruik van medisch materieel en
implantaten veel meer voorkomt in de dienst heelkunde, waar
deze rubrieken 13 procent (of 221 euro) van de kost voor de
patiënten uitmaken.
Niet-terugbetaalde geneesmiddelen komen minder voor in de
pediatrie (10 euro tegenover gemiddeld 31 euro). En het remgeld
op de honoraria is het hoogst in de geriatrie (40 euro tegenover
gemiddeld 17 euro), ook ten gevolge van de langere ligduur.
Ook de vaak gebruikte ‘vaatenten’ (artificiële overbruggingen
voor grote verstopte bloedvaten) worden beter terugbetaald.
Het effect van de betere terugbetaling is duidelijk zichtbaar in
figuur 11 (supplementen dalen met -64%).
Anderzijds stijgt in 2011 de kost voor de patiënt van nietterugbetaalde materialen (+37%). Hechtingsankers voor zachte
weefsels (bijvoorbeeld de kruisbanden) alsook lijmen (voor
het kleven van moeilijk te hechten weefsels, bijvoorbeeld bij
een urgentie zoals een slagaderbreuk), anti-adhesie middelen
(om het kleven te vermijden, bijvoorbeeld bij operaties
waar zenuwweefsel wordt blootgelegd) en hemostatica
(bloedstelping) werden in 2011 vaak aangerekend aan de
patiënt. Inmiddels zijn ook hier afspraken rond gemaakt tussen
ziekenhuizen en ziekenfondsen, waardoor we in 2012 terug een
daling zouden moeten waarnemen.
1.9 Evolutie van de kost voor implantaten en medisch materiaal
In 2011 werd de terugbetaling voor een lange lijst van
orthopedische materialen verbeterd (bijvoorbeeld staafjes
en vijzen voor het vastzetten van een aantal ruggenwervels).
De verplichte ziekteverzekering (RIZIV-uitgaven) betaalt het
leeuwendeel van de kost van medisch materiaal en implantaten.
CM-Informatie 251 • maart 2013
23
Figuur 11: Evolutie van de materiaalkost per opname, dienst heelkunde (prijzen 2011)
250
-9%
Niet terugbetaalbaar
materiaal
euro per opname
200
Supplement
terugbetaalbaar materiaal
+37%
150
-63%
100
Remgeld
+7%
50
0
2010
2011
De RIZIV-budgetten zijn echter hoger dan de uitgaven. Elk jaar
worden immers nieuwe budgetten voorzien voor bijkomende
terugbetalingen, maar de goedkeuring van deze nieuwe
dossiers liep in het verleden veel vertraging op. In de zoektocht
naar besparingen werd beslist het budget voor implantaten
vanaf 2013 in te krimpen en de index te bevriezen.
Dit is jammer, want het blijft belangrijk om bijkomende
budgetten vrij te maken in de komende jaren. De sector van de
implantaten is immers nog in volle expansie, en de kost voor
sommige patiënten blijft hoog.
2. Vergelijkingsmodule voor de ziekenhuistarieven
Op de gloednieuwe CM-website prijkt ook een sterk verbeterde
interactieve module om de prijzenpolitiek van de ziekenhuizen te vergelijken (www.cm.be/ziekenhuisfactuur). Deze vergelijkingsmodule wordt elk jaar geactualiseerd. Je kiest een
kamertype, een type opname (met of zonder overnachting) en
een dienst of ingreep, selecteert vervolgens de gewenste ziekenhuizen en je krijgt het detail van de kosten in de gekozen
ziekenhuizen. De bedragen zijn opgesplitst in rubrieken zoals
honoraria en supplementen voor materiaal.
Om de tabel vlotter te kunnen lezen, staan de cijfers in
verschillende kleuren.
• Rood: dit ziekenhuis past de tarieven van de 25 procent
duurste ziekenhuizen toe.
• Oranje: dit ziekenhuis past de tarieven van de 25 procent
ziekenhuizen met gemiddelde tarieven toe.
• Groen: dit ziekenhuis past de tarieven van de goedkoopste
ziekenhuizen toe (onder de mediaan). Ereloonsupplementen
van minder dan 1 procent worden automatisch in het groen
24
aangeduid, ongeacht de mediaanwaarde.
De bedragen in deze vergelijking zijn gemiddelden (mediane
waarden) op basis van de facturen van 2011. Deze bedragen
zijn geen engagement: de werkelijke factuur kan lager of hoger
zijn al naargelang de zwaarte van de ingreep, het al dan niet
geconventioneerd zijn van de geneesheer, het type materiaal
en de verblijfsduur. De gefactureerde bedragen geven ook geen
enkele indicatie over de kwaliteit van de zorg.
Indien het ziekenhuis ‘rode of oranje cijfers’ vertoont, raden wij
de patiënten aan waakzaam te zijn en meer informatie te vragen
over de supplementen om verrassingen te vermijden.
Wanneer de waarden van de gekozen ziekenhuizen in het groen
vermeld staan, kan de factuur toch nog hoog zijn (ze hangt immers
onder meer af van de ernst van de gezondheidstoestand en de
verblijfsduur), maar ze zal relatief lager zijn dan in ziekenhuizen
waarvoor de resultaten in rood of oranje aangeduid zijn voor
dezelfde ingreep.
In ieder geval kunnen de patiënten die aangesloten zijn bij CM
in geval van een overdreven hoge of incorrecte factuur terecht
bij CM-medewerkers. Elk jaar worden op deze manier enkele
miljoenen euro aan CM-leden terugbetaald.
3. CM-zespuntenplan om een klassegeneeskunde
te vermijden
De globale daling in de factuur bewijst dat de politieke
beslissingen van de voorbije jaren effect hebben. Medisch
materiaal en implantaten worden beter terugbetaald.
Kamersupplementen in kamers voor twee of meer personen
werden verboden. Toch blijven de verschillen tussen de
ziekenhuizen groot. We moeten vermijden dat wie meer betaalt
een betere zorg krijgt. Deze zes punten dragen daartoe bij.
CM-Informatie 251 • maart 2013
Beperk de ereloonsupplementen in eenpersoonskamers
De ereloonsupplementen in eenpersoonskamers kennen sinds
2004, het begin van onze metingen, elk jaar een forse stijging.
Het veel gehoorde argument dat deze supplementen nodig zijn
om het ziekenhuis mee te financieren wordt in twijfel getrokken
door de vaststellingen dat:
• veel ziekenhuizen financieel goed draaien met een beperking
op de ereloonsupplementen tot 100 procent;
• de ziekenhuizen in 2011 een groter stuk van het honorarium
afstaan aan de artsen dan in 2010.
We dreigen terecht te komen in een klasse-geneeskunde, met
enerzijds ziekenhuizen met een kwalitatief sterk en goed betaald
medisch korps en vooral veel luxe-suites voor de patiënten.
Anderzijds zijn er dan ziekenhuizen die betaalbaar zijn, maar
moeten vechten om de artsen te houden, voldoende attractief
te blijven voor de patiënten en financieel rond te komen.
Ziekenhuizen, die met overheidssubsidies gebouwd worden,
die voor de verzorging van de patiënten worden gefinancierd,
en waar artsen werkzaam zijn wiens prestaties in grote mate
worden terugbetaald door de sociale zekerheid, moeten
medische zorg aanbieden die voor iedereen gelijk is en voor
iedereen betaalbaar blijft.
Een beperking van de ereloonsupplementen in eenpersoonskamers tot 100% zou de opwaartse kostenspiraal tegenhouden
en oneerlijke concurrentie vermijden door ziekenhuizen die op
meer gegoede patiënten en duurder betaalde artsen mikken.
Zeker voor bevallingen, waarbij de ouders meestal voor
eenpersoonskamer kiezen, dringt deze beperking zich op.
Ereloonsupplementen vormen er in sommige ziekenhuizen een
reëel financieel risico.
Verbied ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer
personen ook in het dagziekenhuis
Een transparante financiering van de ziekenhuizen waarin het
nationaal betaalde ‘budget van de financiële middelen’ beter
de infrastructuur dekt zou deze oneerlijke concurrentie die de
looneisen omhoog jaagt, tegengaan.
Gebruik de budgetten voor implantaten efficiënt
Implantaten en medisch materiaal worden steeds beter
terugbetaald. Deze sector is dan ook in volle uitbreiding en
het is belangrijk om de budgetten voor implantaten op peil
te houden. Om de budgetten voor implantaten optimaal te
benutten pleit CM ervoor om het klein medisch materiaal (vb.
endoscopisch materiaal) niet meer aan te rekenen aan de
patiënt maar te financieren met de globale werkingsmiddelen
van het ziekenhuis. Dit kan het kostenbewustzijn stimuleren bij
de keuze van het type materiaal.
Solidariseer de niet-terugbetaalde geneesmiddelen
CM blijft pleitbezorger van het solidariseren van de kost voor
niet-terugbetaalde geneesmiddelen door het aan te rekenen
bedrag vast te leggen op 31 euro per patiënt per opname. Deze
vorm van forfaitarisering zou de grote variatie tussen patiënten
van de toegediende geneesmiddelen kunnen beperken. Het
zou de ondraaglijk hoge kost voor enkele patiënten met een
uitzonderlijke medicamenteuze behandeling solidair verdelen
over een veel grotere groep.
Garandeer een patiëntenfactuur van maximaal 200 euro
Indien ereloonsupplementen afwezig zouden zijn in kamers
voor twee of meer personen, medisch materiaal beter zou
terugbetaald worden en niet-terugbetaalde geneesmiddelen
gesolidariseerd zouden worden, dan moet het mogelijk zijn de
factuur voor de patiënt in een twee- en meerpersoonskamer te
beperken tot 200 euro. In 2011 hadden 40% van de opnames in
twee- en meerpersoonskamers, of zo’n 538.000 opnames, een
factuur hoger dan 200 euro.
Sinds 1 januari 2013 is het verboden ereloonsupplementen aan te
rekenen in twee- en meerpersoonskamers bij een klassieke hospitalisatie. Bij het schrijven van dit dossier is er echter nog geen
volledige duidelijkheid over dit verbod in het geval van dagopnames. CM pleit ervoor dat het verbod alle patiënten op dezelfde
manier zou kunnen beschermen, ongeacht het type opname.
Zorg voor een correcte en transparante financiering van de
ziekenhuiswerking
De stijgende ereloonsupplementen wijzen op de steeds hogere
looneisen van sommige artsen. Sommige specialisten verkiezen
vaak in een privépraktijk buiten het ziekenhuis aan de slag te
gaan waar zij de minst complexe behandelingen aanbieden
en vrij hun honorarium kunnen bepalen. In het ziekenhuis
daarentegen wordt een deel van de honoraria ingeschakeld
in de algemene werkingsmiddelen van het ziekenhuis. Dit
alles maakt het moeilijk voor de ziekenhuisbeheerder om een
streng verloningsbeleid aan te houden naar de artsen toe.
CM-Informatie 251 • maart 2013
25
Totaal RG
Totaal supplementen
Totaal ten laste van de patiënt per opname
De kamersupplementen
De supplementen op de toezichtshonoraria
Totaal van de supplementen
Remgeld op de verpleegdagprijs
0,62€ RG/dag voor terug.geneesmiddelen
RG toezichthonoraria
Totaal remgeld
Totaal variabele kosten
2. De variabele kosten - die afhangen van de verblijfsduur
Remgeld (RG) op de forfaitaire honoraria
RG op de honoraria
RG op het materiaal
Totaal remgeld
Totaal vaste kosten
Honorariumsupplementen
Forfaitaire honorariumsupplementen
Materiaalsupplementen terugbetaalbare materialen
Niet-terugbetaalbare materialen
D-geneesmiddelen
Diverse supplementen
Totaal van de supplementen
1. De vaste kosten - die niet van de verblijfsduur afhangen
156
275
431
171
386
557
87
12
98
100
5,9
15
121
219
35
43
288
20
18
12
50
338
35
40
192
18
17
0
35
227
78
5
83
105
1,6
14
121
204
140
0,6
69
174
385
559
87
12
99
101
5,9
15
122
220
34
42
287
19
19
14
52
339
141
0,38
69
191
363
555
80
13
93
100
5,7
15
120
213
33
40
270
19
18
34
71
342
148
0,39
50
558
195
363
73
14
87
100
5,5
15
120
207
33
39
276
19
19
37
74
350
154
0,03
50
191
344
534
68
15
83
96
5,2
15
117
200
32
32
260
18
18
38
74
334
154
0,02
42
193
347
540
65
18
83
98
5,1
15
118
201
31
36
264
18
18
39
75
338
163
0,06
34
Gemiddelde bedragen (in euro, prijzen 2011)
2004 2005 2006 2007 2008 2009
79
1
37
1998
204
334
538
54
19
73
95
4,9
15
115
188
165
0,04
22
9
31
34
261
17
18
54
89
350
2010
204
322
526
52
19
71
92
4,7
15
112
183
167
0,04
8
12
31
33
251
17
17
58
92
343
2011
100
100
100
130
117
122
67
378
86
88
296
102
92
90
263
151
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
87
82
131
92
101
212
6
21
100
100
100
100
100
100
100
100
Index
1998
2011
Bijlage 1: Kosten per opname ten laste van de gehospitaliseerde patiënt. Klassieke opnamen in de algemene ziekenhuizen (Gegevens LCM 2011)
Bijlagen: Overzichtstabellen van de gemiddelde kost voor de patiënt
Supplementen
RG
Supp.
CM-Informatie 251 • maart 2013
RG
26
0%
-4%
-2%
-4%
1%
-3%
-3%
-5%
-2%
-3%
-3%
-64%
30%
-2%
-3%
-4%
-2%
-6%
8%
3%
-2%
1%
Groei
2010-2011
36%
64%
100%
18%
1%
19%
24%
0%
3%
28%
47%
18%
0%
9%
0%
8%
9%
45%
4%
4%
0%
8%
53%
39%
61%
100%
10%
4%
13%
18%
1%
3%
21%
35%
32%
0%
2%
2%
6%
6%
48%
3%
3%
11%
18%
65%
Spreiding
1998
2011
Totaal RG
Totaal supplementen
Totaal ten laste van de patiënt
De kamersupplementen
De supplementen op de toezichtshonoraria
Totaal van de supplementen
Remgeld op de verpleegdagprijs
0,62€ RG/dag voor terug.geneesmiddelen
RG toezichthonoraria
Totaal remgeld
Totaal variabele kosten
2. De variabele kosten - die afhangen van de verblijfsduur
Honorariumsupplementen
Forfaitaire honorariumsupplementen
Materiaalsupplementen terugbetaalbaar materiaal
Niet-terugbetaalbaar materiaal
D-geneesmiddelen
Diverse supplementen
Totaal van de supplementen
Remgeld (RG) op de forfaitaire honoraria
RG op de honoraria
RG op het materiaal
Totaal remgeld
Totaal vaste kosten
1. De vaste kosten - die niet van de verblijfsduur afhangen
Spreiding van opnames
220
1.087
1.308
233
78
311
101
4
16
122
433
663
0,2
22
11
35
45
776
21
19
58
99
875
23%
166.251
1 bed
199
106
305
0
1
1
93
5
15
113
113
14
0,0
22
9
30
31
105
16
18
53
86
192
2 of meer
bedden
77%
548.517
219
1.093
1.312
229
81
310
98
4
16
117
427
684
0,2
8
13
34
43
783
21
17
64
102
885
23%
163.945
1 bed
199
96
295
0
1
1
91
5
14
110
111
15
0,0
8
12
30
30
95
16
17
57
89
184
2 of meer
bedden
77%
558.126
Gemiddelde bedragen in € per opname
2010
2011
0%
0%
0%
-2%
4%
0%
-4%
-6%
-3%
-4%
-1%
-3%
-4%
1%
-2%
-9%
10%
4%
1%
3%
2%
-61%
-1%
1 bed
0%
-10%
-3%
-25%
6%
1%
-2%
-4%
-1%
-2%
-2%
-1%
-3%
-10%
-2%
-5%
8%
3%
-4%
12%
-97%
-64%
2%
2 of meer
bedden
Groei
2010-2011
Bijlage 2: Kosten ten laste van de patiënt per kamertype. Klassieke opnamen in de algemene ziekenhuizen (Gegevens LCM 2011)
Supplementen
RG
Supp.
RG
CM-Informatie 251 • maart 2013
27
17%
83%
100%
18%
6%
24%
8%
0%
1%
9%
33%
51%
0%
2%
1%
3%
3%
59%
2%
1%
4%
8%
67%
1 bed
65%
35%
100%
0%
0%
0%
30%
2%
5%
37%
37%
5%
0%
7%
3%
10%
10%
35%
5%
6%
17%
28%
63%
2 of meer
bedden
Spreiding
2010
17%
83%
100%
17%
6%
24%
7%
0%
1%
9%
33%
3%
3%
60%
2%
1%
5%
8%
67%
52%
0%
1%
1 bed
68%
32%
100%
0%
0%
0%
31%
2%
5%
37%
38%
10%
10%
32%
5%
6%
19%
30%
62%
5%
0%
3%
2 of meer
bedden
Spreiding
2011
IMA
Het InterMutualistisch Agentschap blies 10 kaarsjes uit
Ragna Préal, IMA
Birgit Gielen, Onderzoek en Ontwikkeling
Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) bestaat tien jaar. Op 18 december 2012 vierden de mutualiteiten
deze verjaardag met een studiedag. Het IMA blikte samen met haar partners even terug maar keek ook
vooruit, en debatteerde over privacy van zorgverstrekkers versus het recht op informatie voor de patiënt.
Het IMA wil de overheid verder helpen om keuzes te maken in de zoektocht naar het evenwicht tussen
kwaliteit, betaalbaarheid en kostenbeheersing voor patiënt en overheid in de gezondheidszorg.
Sleutelwoorden:
InterMutualistisch Agentschap, IMA, privacy.
1.Context
Ter gelegenheid van haar tiende verjaardag organiseerde het
InterMutualistisch Agentschap (IMA) een studiedag op 18
december 2012. Het IMA blikte terug op de afgelopen tien jaar
werking en realisaties, maar boog zich ook over de toekomstige
positionering. Ze werden daarin bijgestaan door tenoren van het
RIZIV, het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
(KCE), de universiteiten en de Privacycommissie. In dit artikel
schetsen we voor u een decennium IMA, u leest enkele
uitspraken van experten in ons privacydebat en we laten u
meekijken in onze glazen bol. Het persbericht, het programma,
het welkomstwoord van de Secretaris van het IMA, de
presentaties en de sfeerbeelden kan u bekijken op de website
(http://www.ima.smals.be/nl/imaweb/archives).
2. Een beetje geschiedenis
Ondertussen was ook het belang van betrouwbare,
snel beschikbare en transparante informatie voor
beleidsvoorbereiding en -evaluatie duidelijk geworden. “Meten
is weten”. De noodzaak van professionele data-inzameling,
-beheer, -analyse en rapportering, met respect voor de
privacycriteria, werd door alle actoren erkend.
Op gebied van wetgeving werden een aantal relevante initiatieven genomen. De invoering van het INSZ-nummer maakte
het mogelijk dat iedere sociaal verzekerde uniek kon worden
geïdentificeerd. Het noodzakelijke juridische kader voor de verwerking van gevoelige persoonsgegevens kwam tot stand via
de privacywetgeving. Als antwoord op de invoering van financiële verantwoordelijkheid voor de verzekeringsinstellingen
(de wet Moureaux), bouwden de verzekeringsinstellingen in
een heel snel tempo gezondheidseconomische expertise –en
vooral– bewustwording op.
2.1. Klimaatsverandering deed de geesten rijpen
Om de oprichting van het IMA te kaderen moeten we terug
naar de jaren 90, gekenmerkt door een moeilijke economischbudgettaire situatie, net zoals vandaag. Via de uitvoering
van het toenmalige Globaal Plan moest de Maastrichtnorm
gehaald worden. Dit Plan voorzag onder meer in een beperkte
groeinorm van 1,5 % van de uitgaven van de ziekteverzekering.
Daardoor kwamen de financiering en betaalbaarheid van de
ziekteverzekering onder zware druk te staan. Het garanderen
van toegankelijke gezondheidszorg van hoge kwaliteit was in
die tijd (ook al) een belangrijke uitdaging. De sociale en fiscale
franchise —de huidige Maximum Factuur— werd een feit.
28
Uiteraard droeg ook de enorme technologische IT-ontwikkeling
bij tot een gunstig klimaat. Bovendien werden een aantal nieuwe
datastromen ontwikkeld (zoals Farmanet). Dit maakte een
exhaustieve individuele opvolging van gezondheidsuitgaven in
een veilige omgeving mogelijk.
Parallel groeide bij de verzekeringsinstellingen ook het besef
dat het een enorme meerwaarde zou betekenen om niet
alleen de rijkdom aan administratieve gegevens projectmatig,
intermutualistisch samen te brengen, maar ook de kennis en
de expertise te bundelen om zo als één uniek agentschap te
opereren voor het uitvoeren van beleidsrelevante studies.
CM-Informatie 251 • maart 2013
2.2. Oprichting van het IMA en verankering in de wet
Alles kwam in een stroomversnelling met de vraag tot
actieve deelname van de verzekeringsinstellingen aan
de verwezenlijking van het actieplan “agenda 2002 voor
verandering in de gezondheidszorg” van toenmalig minister
van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke. De oprichting van het
KCE was een logisch product van dat actieplan.
Op gemeenschappelijk initiatief van alle verzekeringsinstellingen werd dan op 3 juli 2002 de VZW IMA opgericht. De
statuten voorzagen in een vertegenwoordiging van RIZIV, KCE
en FOD Volksgezondheid in de Raad van Bestuur en werden
gepubliceerd in BS van 31 oktober 2002. De Programmawet I
van 24 december 2002, omschreef vervolgens het wettelijk
kader waarbinnen het IMA, als onderaannemer van de
verzekeringsinstellingen, dient te evolueren en de opdrachten
waarmee het wordt belast. De wet houdende diverse bepalingen
van 27 december 2005, heeft het IMA dan nog aanvullend
belast met de samenstelling en het beheer van de permanente
individuele steekproef, die de gezondheidsuitgaven en de
socio-demografische kenmerken van de Belgische bevolking
bevat.
investeert in het evalueren van het beleid en het formuleren van
beleidsaanbevelingen. De verzekeringsinstellingen stellen hun
meestal overbevraagde experten ter beschikking van het IMA en
hun IT-medewerkers slagen er steeds in snel en accuraat alle
gevraagde data aan te leveren aan het IMA. Dit onvoorwaardelijk
engagement is essentieel voor de continuïteit en kwaliteitsvolle
werking van het IMA.
Het IMA heeft zich zo kunnen ontplooien tot een betrouwbare
en gewaardeerde actor en heeft zich kunnen positioneren als
data-expertisecentrum binnen ons gezondheidszorgstelsel. Het
IMA heeft ook een stevige vertrouwensrelatie opgebouwd met
de diverse partners in het landschap.
Het RIZIV (Dr. Ri De Ridder, Directeur-generaal van de Dienst
voor Geneeskundige Verzorging) en het KCE (Dr. Raf Mertens,
Algemeen Directeur), lichtten op de viering toe wat voor hun
instelling het belang is van het IMA. Zo bleek dat in 25% van de
gepubliceerde KCE-rapporten IMA-data waren gebruikt. Naast
een overzicht van wat zij met IMA-data, en -medewerking,
hebben verwezenlijkt, gaven zij ook hun appreciatie en visie op
een evoluerend partnerschap.
4. Met administratieve data bouwen aan een beter
beleid
3. IMA als betrouwbare partner
Het IMA streeft ernaar de ziekenfondsen te ondersteunen
in hun rol om bij te dragen tot het behoud en de permanente
verbetering van een performant, toegankelijk, kwaliteitsvol en
doelmatig Belgisch gezondheidssysteem, gedragen door een
duurzame financiële basis.
Concreet brengt het IMA de data van de zeven verzekeringsinstellingen samen en verwerkt, analyseert en interpreteert
deze in het kader van beleidsrelevante onderzoeksprojecten.
Het IMA werkt daarvoor nauw samen met haar “natuurlijke”
partners binnen de ziekteverzekering en de gezondheidszorg
—RIZIV, KCE, FOD Volksgezondheid, Stichting Kankerregister,
Planbureau— maar kent ook steeds frequenter overleg met de
bevoegde communautaire instanties.
Het IMA waakt ook over de strikte naleving van de
privacywetgeving. Daarom werd van bij de start een streng
veiligheids-, confidentialiteits- en privacybeleid uitgewerkt.
Ook het toezicht op de kwaliteit van de gegevens, en het
permanent streven naar een verbetering ervan, is een belangrijk
aandachtspunt.
Dankzij het IMA is het mogelijk de gegevens van alle Belgische
verzekerden gecodeerd op één platform projectmatig te
verzamelen en wordt de beschikbare medische en economische
expertise in de verzekeringsinstellingen gebundeld. Zo heeft
het IMA een aanzienlijke bijdrage geleverd tot de verhoging
van de knowhow, de kwaliteit en de analysecapaciteit
binnen het onderzoekslandschap. Als medebeheerder van de
ziekteverzekering, is het een evidentie dat het IMA ook aanzienlijk
In de voorbije tien jaar werd heel wat gerealiseerd dankzij het
werk van het IMA. De projecten werden vaak uitgevoerd in
opdracht van, of in samenwerking met, de partners.
Zo kwam ook de zogenaamde permanente steekproef tot stand
(Mertens en Préal 2009) in samenwerking met de belangrijkste
partners. Deze bevat permanente, longitudinale, gedetailleerde
en gecodeerde gegevens voor 1 op 40 sociaal verzekerden. Het
gaat om een baanbrekende structurele permanente ontsluiting
van beleidsinformatie voor diverse actoren en instellingen.
Als ziekenfonds en als patiëntenorganisatie zetten de
verzekeringsinstellingen via het IMA ook in op preventie.
Voorbeelden daarvan zijn de IMA-rapporten over borst- en
baarmoederhalsscreening en de evaluatie van de campagnes
voor griepvaccinatie van de risicogroepen.
Ook het bewaken van de toegankelijkheid is steeds een bijzonder
aandachtspunt. Het IMA heeft dan ook meegewerkt aan de
evaluatie van de MAF, het OMNIO-statuut, de sociale derde
betaler, de KCE-studie rond supplementen in ziekenhuizen en
tal van studies die werden uitgevoerd op vraag van de diverse
overeenkomstencommissies.
Het IMA heeft ook meegewerkt aan de evaluatie van het
voorschrijfgedrag van goedkope geneesmiddelen, aan de
evaluatie van de opvolging van de richtlijnen voor prenatale
zorgen, aan de evaluatie van de dialysefinanciering en aan het
systeem van de referentiebedragen en de uitbreiding ervan met
one-day en de carensperiode.
CM-Informatie 251 • maart 2013
29
Empowerment van de patiënt ligt ziekenfondsen nauw aan het
hart. Daarom reikt het IMA gegevens- en analysecapaciteit aan
om, samen met de partners, studiewerk te verrichten rond het
aspect doelmatigheid in de zorg en om meer transparantie te
creëren over de kwaliteit van de zorg.
Zo heeft het IMA in opdracht van de Nationale Raad voor
KwaliteitsPromotie, gezorgd voor de individuele feedback naar
de verstrekkers over hun voorschrijfgedrag voor geneesmiddelen, antibiotica in het bijzonder. Huisartsen en gynaecologen
werden individueel geïnformeerd over de deelname van hun
patiënten aan de borstkankerscreeningprogramma’s. Ook ziekenhuizen kregen een individuele feedback over de opvolging
van de richtlijnen rond preoperatieve onderzoeken.
Een eigen IMA-project rond diabetes heeft, voor wat de
opvolging van patiënten betreft, de kwalitatieve meerwaarde
van de diabetescentra aangetoond. Dit gaf mee de aanzet voor
de invoering van de zorgtrajecten diabetes.
De studie naar het gebruik van medische beeldvorming,
zal de basis vormen voor nieuwe richtlijnen en regels in de
radiologie (in samenwerking met de radiologen). Het IMA
werkte recent ook mee aan het nieuwe financieringsmodel van
wijkgezondheidscentra.
Om deze bloemlezing van realisaties niet helemaal te laten
ontaarden in een opsomming van projecten, verwijzen wij naar
de powerpointpresentatie die veel genodigden op de studiedag
gemist hebben omdat ze enkel geprojecteerd werd tijdens de
receptie in het Paleis der Academiën (http://www.ima.smals.
be/nl/imaweb/archives).
5. Ambities voor het volgend decennium
Het IMA is ambitieus en moet mee-evolueren met de
maatschappelijke behoeften en uitdagingen in een wijzigende
politieke en economische context. Het IMA is daarom van plan
om klassieke projecten te blijven uitvoeren in samenwerking
met de diverse partners, maar ze wil ook nieuwe uitdagingen
aangaan.
Aan de overheid en de partners in het gezondheidsbeleid
zal het IMA de nodige gegevens aanreiken zodat zij de juiste
keuzes kunnen maken in de zoektocht naar het evenwicht
tussen kwaliteit, betaalbaarheid en kostenbeheersing. Zo zal de
overheid met behulp van het IMA en de ziekenfondsen sociaal
gerechtvaardigde maatregelen kunnen uitwerken.
Het IMA heeft dan ook de ambitie om een centraal aanspreekpunt voor de overheden te blijven, d.m.v. de rol van de mutualiteiten als tussenpersoon op alle bevoegdheidsniveaus, de
mogelijkheid tot aanwending van de expertise in het communautariseringsdebat en de vertrouwensrelatie die het lid heeft
met zijn mutualiteit.
Verder wil het IMA actief deelnemen aan de ontwikkeling
van kwaliteitsindicatoren in de zorg, zowel op federaal
als op gemeenschapsniveau. Het IMA werkt dan ook nu
al actief samen met het project voor kwaliteitsindicatoren
voor de Vlaamse ziekenhuizen. Het IMA staat namelijk in
voor de productie van een indicator rond heropnames via de
spoeddienst binnen de zeven dagen na initiële opname van de
patiënt in een ziekenhuis.
Concreet is recent ook een nieuw IMA-project opgestart
dat moet bijdragen tot een verdere structurele ontsluiting
van beleidsinformatie. In de IMA-ATLAS zullen anonieme
longitudinale geografisch gestructureerde statistieken en
indicatoren via de IMA-website ter beschikking worden gesteld.
Aan het project zijn bovendien een aantal doelstellingen
verbonden rond kwaliteit en efficiëntie van IMA-analyses.
5.1. Nominatieve informatie versus individuele privacyrechten – Wat primeert?
In die toekomst stelt het IMA zich de vraag hoe ze een beter
evenwicht kan vinden tussen de privacy van de zorgverlener
en de belangen van de volksgezondheid. Het is trouwens de
taak van de ziekenfondsen om patiënten te informeren, om
hen bij te staan met advies. Een studie die grote verschillen
aantoont in het aandeel keizersneden tussen ziekenhuizen en
tussen gynaecologen1, wierp de vraag op of deze gegevens
niet alleen per ziekenhuis, maar ook per verstrekker zouden
mogen gepubliceerd worden. Een vraag die op de studiedag
voor het eerst openlijk besproken werd in een debat met
vertegenwoordigers van de Privacycommissie (Stefan
Verschuere), academici (Prof. Myriam De Spiegelaere (ULB),
Prof. Jos Dumortier (KU Leuven), Prof. Erik Schokkaert (KU
Leuven), beleidsverantwoordelijken (Dr. Jo De Cock (RIZIV)
en ziekenfondsen (Dr. Guy Peeters (NVSM)). Dr. JeanPierre Bronckaers modereerde het debat over het gevoelige
spanningsveld tussen nominatieve informatie versus individuele
privacyrechten en de vraag wat moet primeren.
Dat financiële informatie (artsenhonoraria, prijs chirurgische
ingrepen …) gerelateerd aan individuele artsen bekend zou
mogen gemaakt worden, was al snel geen discussiepunt meer;
voor sommigen zelfs een evidentie. Publicatie van andere
statistieken per individuele zorgverstrekker (bijvoorbeeld
het aantal bevallingen per gynaecoloog en het aandeel
keizersneden) riep echter heel wat vragen op. Een van de
problemen is de complexiteit van de interpretatie van de
beschikbaar en publiek gestelde cijfers. Statistieken op niveau
van individuele verstrekkers moeten gecorrigeerd worden, liefst
1http://www.ima.smals.be/binaries/imaweb/nl/pdf/news/2012-12-18-bijlage-persnota-10-jaar-ima---finaal--.pdf
30
CM-Informatie 251 • maart 2013
5
in overleg met de verstrekkers zelf. Een huisarts met relatief
veel hoog bejaarden in zijn patiëntenbestand zal op basis van
niet-gecorrigeerde cijfers namelijk heel anders scoren qua
antibioticavoorschrijfgedrag dan een huisarts met een relatief
jonger patiëntenbestand. Anderzijds zijn de cijfers van sommige
verstrekkers zo extreem dat het verschil met collegae niet meer
verklaarbaar is via verschillen in patiëntenprofiel.
Hoewel verstrekkers zullen moeten evolueren van “therapeutische vrijheid” naar “therapeutische verantwoordelijkheid”,
moet publicatie van individuele verstrekkergegevens dus altijd
in overleg gebeuren. Nominatieve gegevens zomaar aanbieden
aan het grote publiek of zondermeer rangordes publiceren is
uit den boze.
Een andere voorwaarde is uiteraard dat het duidelijk moet zijn
wat we met de publicatie van deze gegevens willen bereiken.
Deze finaliteit moet legitiem zijn, de publicatie van de gegevens
pertinent. Het bekend maken van cijfers is bovendien meestal
niet voldoende; de vraag is hoe we kunnen bijsturen, welke
zijn de incentives. En daar knelt het schoentje, want er is geen
evidente link tussen transparantie en kwaliteitsverbetering.
Volledige transparantie naar patiënten lijkt gevaarlijk. Hebben
alle patiënten gelijke toegang tot de aangeboden informatie
en hebben ze wel allemaal de keuze? Hoe weten we zeker
dat sommige vrouwen niet juist die gynaecoloog zullen kiezen
waar ze de hoogste kans op keizersnede hebben? Anderzijds
heeft de samenleving wel het recht om een specifieke arts
te vragen waarom hij procentueel veel meer keizersneden
uitvoert dan collegae. Eerder dan cijfers zomaar te publiceren,
moeten we misschien met huisartsen in gesprek gaan. In
hun rol van vertrouwenspersoon kunnen zij hun patiënten
naar de juiste instellingen of zorgverstrekker begeleiden. Een
tweede denkpiste is de patiënt advies geven via de adviserend
geneesheren.
6. Tot slot …
Het IMA heeft zich het afgelopen decennium gepositioneerd
als betrouwbare partner binnen het gezondheidszorgstelsel.
Op basis van IMA-data gebeuren wetenschappelijke,
beleidsvoorbereidende studies en evaluaties. Op die manier
geeft het IMA mee richting aan het gezondheidsbeleid en kan
ze de toegankelijkheid en kwaliteit van de gezondheidszorg
mee helpen verbeteren. Informatica-technisch zijn er quasi
geen limieten meer die de IMA-ambities in de weg kunnen
staan. Maar zoals andere instellingen, wordt ook het IMA
geconfronteerd met tekorten aan mensen en middelen.
Maximale samenwerking —intermutualistisch en met
de “natuurlijke partners”— eventueel in combinatie met
structurele financiering, zijn noodzakelijk om de beperkte
middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten.
Tot slot, het IMA leeft binnen CM. Verschillende medewerkers
zijn van ver of van nabij, voor een klein of groot percentage van
hun werktijd betrokken bij de datatrajecten, de projecten of de
dagdagelijkse werking.
7.Referenties
Mertens R, Préal R. 2009. De permanente steekproef: een eldorado voor epidemiologen?. CM-Informatie. 236. 33-35.
Op zijn minst zou het beleid over transparante gegevens moeten
kunnen beschikken om een kwaliteitsvolle gezondheidszorg
voor alle patiënten te garanderen.
Daarnaast zullen we ook rekening moeten houden met een
aantal juridische criteria en zal het wettelijk kader deels nog
gecreëerd moeten worden.
Prof. Dumortier merkte terecht op dat hoe langer hoe meer
nominatieve informatie toch publiek wordt via de sociale
netwerken. Kunnen we dan niet beter objectieve informatie
geven? Als patiënten zelf aan het debat zouden hebben
deelgenomen, zouden ze het waarschijnlijk volmondig eens zijn
geweest met Prof. Schokkaert: “Als patiënt ben ik van mening
dat ik absoluut recht heb op die informatie.”
Misschien moeten we, om niet verder achterop te hinken ten
opzichte van onze noordelijke buren, prioriteiten stellen en
—met een aantal voorwaarden voor ogen— het pad effenen
voor meer transparantie rond kwaliteitsindicatoren. Het pad
zal aanvankelijk vol kuilen zitten, maar er zal dan tenminste een
pad zijn waaraan gewerkt kan worden.
6
CM-Informatie 251 • maart 2013
31
Inhoudstafel
CM-Informatie
Inleiding2
verschijnt vier maal per jaar (maart,
50 jaar ZIV
3
De kwaliteit van de zorg in een
ziekenhuis: een bruisende wereld in
verandering.
derlands en in het Frans en is gratis te
Begroting 2013
Een begroting die oproept tot
gematigdheid.
Achtste CM-barometer van
de ziekenhuisfactuur
Ziekenhuisfactuur ontspoort voor
duizenden Belgen
juni, september, december) in het Neconsulteren op: http://www.cm.be/
CM-Informatie.
U kan zich daar tevens inschrijven op
een mail-alert zodat u wordt verwittigd
bij het verschijnen van een nieuw
nummer.
8
15
IMA28
Het InterMutualistisch Agentschap
blies 10 kaarsjes uit
Colofon
Verantwoordelijke uitgever
Marc Justaert, Dorpstraat 403, 3061 Leefdaal
Hoofdredactie Michiel Callens
Eindredactie
Olivier Gillis, Valérie Guillaume
Vertaling
dienst vertaling LCM
Layout
dienst comma LCM
Druk Poot (gedrukt op gerecycleerd papier)
Retouradres
Gerda Van Hecke, LCM – Logistiek/WP, Haachtsesteenweg 579, PB 40,
1031 Brussel, [email protected], 02 246 41 08