The Unwanted Land
Transcription
The Unwanted Land
100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 1 Tiong Ang / David Bade / Dirk de Bruyn / Sonja van Kerkhoff / Renée Ridgway / Rudi Struik The Unwanted Land 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Sponsors De publicatie en de tentoonstelling The Unwanted Land werden mede mogelijk gemaakt door/The publication and the exhibition The Unwanted Land have been made possible by: Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, VSB Fonds, Mondriaan Stichting, Stroom Den Haag, Vrienden en Zakenvrienden van museum Beelden aan Zee, Sculpture Club, BankGiro Loterij 09:59 Pagina 2 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 3 Tiong Ang / David Bade / Dirk de Bruyn / Sonja van Kerkhoff / Renée Ridgway / Rudi Struik The Unwanted Land museum Beelden aan Zee/Uitgeverij Waanders 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 4 Inhoud / Contents 5 Jan Teeuwisse Voorwoord / Foreword 7 Kitty Zijlmans The unwanted land. Hedendaagse installatiekunst als plek van verplaatsing / The unwanted land. Contemporary installation art as a location for relocation 15 Lloyd Haft Waar ik verander, ben ik thuis / Home is where I’m changing 19 David Bade 33 Marlou Schrover Sinterklaas, de kerstboom en vijf eeuwen migratie / St Nicholas, the Christmas tree and five centuries of migration 45 Chris Keulemans Onwelkom / Unwelcome 47 Sonja van Kerkhoff 59 Emilie Gordenker Wil ik één land? / Do I want one land? 61 Renée Ridgway 71 Dineke Huizenga De prikkel tot actie / The stimulus to act 77 Rudi Struik 87 Rashid Novaire De lifter en het reuzerad van Europa / The hitchhiker and Europe’s Ferris wheel 97 Tiong Ang 107 Wim Willems Bannelingen van de geschiedenis / Exiled from history 113 Dirk de Bruyn 122 Biografieën auteurs / Authors’ biographies 124 Biografieën kunstenaars / Artists’ biographies 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 5 Jan Teeuwisse Directeur / director museum Beelden aan Zee, Sculptuur Instituut Voorwoord / Foreword Sinds kort hebben wij nieuwe buren in de straat. Zij knikken ons vriendelijk toe en wij knikken welwillend terug. Het is duidelijk dat zij meer hun best doen dan wij. Vreemd genoeg is er sprake van een soort ongelijkheid die zichzelf na verloop van tijd zal opheffen. De mate van bezitsrecht wordt kennelijk bepaald door anciënniteit. Die competitie speelt zich af in een straat, een wijk, een stad, een streek, een land, in een werelddeel, zelfs tussen werelddelen onderling. Direct verbonden met dat ‘bezit’ is de eigen identiteit die zich aldaar, op dat grondgebiedje, heeft gevormd. Het ‘eigen volk eerst’ heeft in de afgelopen jaren weer sterk aan betekenis gewonnen. Men eigent zich de grond toe, de nieuwkomer zal zich moeten aanpassen, zich ingraven in die bestaande identiteit wil hij medeeigenaar van die grond kunnen worden.Toch schuilt er achter vrijwel ieder mens een pedigree die het ijzeren begrip ‘eigen identiteit’ volstrekt op losse schroeven zet. Zo komt mijn vrouw voort uit een fusie van textielhandelaren aan de gracht met slagers uit de boerenwetering. Haar ouders ontvluchtten het naoorlogse, vermolmde Amsterdam en stichtten een gezin in Johannesburg. Na langere tijd keerden ze terug om wederom een nieuw bestaan op te bouwen, nu in aangeharkt Amstelveen. De identiteit van hun kinderen is bepaald door deze geschiedenis. Ze voelen zich thuis in de zwarte Bijlmer maar happen naar adem in Almere. De verre voorouders van mijn moeder ontvluchtten de Elzas toen in Frankrijk de Bartholomeüsnacht woedde. Deze Hugenoten vestigden zich in Amsterdam waar ze in de late negentiende eeuw emplooi vonden in de joodse diamantindustrie. Het bejaardenhuis van mijn opa en oma was in het gebouw dat nu Maison Descartes heet, de dominee sprak er Frans en bij het middagmaal werd wijn geserveerd. Van vaders kant stammen wij van Scheveningse zeerovers en verarmde schoolmeesters die vanuit Schagen hun geluk in Amsterdam gingen beproeven en in de Pijp belandden. Wat die biografische mengelmoes heeft opgeleverd bespaar ik u. Feit blijft dat achter vrijwel iedere tronie de meest onvermoede en exotische spektakels schuilen. Kunstenaars zijn wel bereid hun autobiografische debris met ons te delen. 5 We have new neighbours in our street.They greet us with a friendly nod, which we return politely. It is clear that they make more of an effort than we do. Strangely enough there is a sort of inequality, which will resolve itself over time.The degree of ownership is apparently dictated by seniority.This competition occurs in every street, neighbourhood, city, region, country and continent and even between continents.This ‘ownership’ is directly linked to the identity that has been formed in a particular place.The notion of ‘our own people first’ has grown in significance in recent years. People are staking out their ground. Newcomers will have to adapt and entrench themselves in the existing identity if they wish to become co-owners of that ground. Yet practically everyone has a pedigree that makes a mockery of the notion of national identity. For example, my wife is the product of the marriage of urbane textile merchants and backwater butchers. After the war her parents fled musty Amsterdam to start a family in Johannesburg. After many years they returned to build a new life, now in the redeveloped neighbourhood of Amstelveen.Their children’s identity has been shaped by this history.They feel at home in the black Bijlmer neighbourhood but gasp for air in Almere. My mother’s distant ancestors fled Alsace at the time of the St Bartholomew’s Day massacre.These Huguenots settled in Amsterdam, where they found employment in the Jewish diamond industry at the end of the nineteenth century. My grandparents’ retirement home was in the building that is now the Maison Descartes.The minister spoke French and wine was served at lunch. On my father’s side we descend from pirates from Scheveningen and impoverished schoolmasters who left Schagen to try their luck in Amsterdam. I shall spare you the details of what this biographical hodgepodge has yielded. The fact remains that the most unsuspected and exotic spectacles lurk behind almost every face. Artists, however, are prepared to share their autobiographical debris with us. Kitty Zijlmans and Rudi Struik came up with the plan for The Unwanted Land, including the list of participants. Alessandra Laitempergher and Dick van Broekhuizen joined the 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 6 Kitty Zijlmans en Rudi Struik kwamen met het plan voor The Unwanted Land, inclusief de lijst van deelnemers. Namens Beelden aan Zee/Sculptuur Instituut schoven Alessandra Laitempergher en Dick van Broekhuizen aan. Een bijzondere tentoonstelling, catalogus en documentaire zijn het gevolg: dankzij hun creativiteit en inzet en die van de exposanten, auteurs en filmers, én mede dankzij de ondersteuning van het VSB fonds, het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, de Mondriaan Stichting, Stroom Den Haag en de BankGiro Loterij. team on behalf of museum Beelden aan Zee/Sculpture Institute.The result is an extraordinary exhibition, catalogue and documentary. I would like to extend my thanks to all those involved – the artists, authors and filmmakers – for their creativity and dedication. I am also indebted to the Netherlands Foundation for Visual Arts, Design and Architecture (Fonds BKVB), the Mondriaan Foundation, Stroom The Hague and the BankGiro Loterij, without whose support this project would not have been possible. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 7 Kitty Zijlmans The unwanted land. Hedendaagse installatiekunst als plek van verplaatsing / The unwanted land. Contemporary installation art as a location for relocation 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 8 ‘Art opens up the universe a little bit more’ [Salman Rushdie, 1st Leiden University Freedom Lecture, 18 june 2010] ‘Art opens up the universe a little bit more’ [Salman Rushdie, 1st Leiden University Freedom Lecture, 18 june 2010] Het idee voor The Unwanted Land werd geboren in een museum in Ierland, op een plek die de associatie opriep met een schip, onderweg naar een onbepaalde bestemming. Hoe zou het zijn om een tentoonstelling te maken die het onderweg zijn laat zien en voelen? Onderweg waar naar toe? Wat als je dat niet precies weet, wanneer je meegaat als kind naar een nieuw land, ver weg, met een andere taal en andere gewoonten? Zo’n ervaring nestelt zich diep in je en maakt dat je anders in de wereld staat. The Unwanted Land zinspeelt hierop. In de huidige mondialiserende wereld leiden velen een nomadisch bestaan, gewild of niet. Velen vestigden zich elders omdat de levensomstandigheden er beter zijn. Wat ook de reden is van migratie, het is een ingrijpende gebeurtenis. Wat vertrouwd is gaat ineens niet meer op, wil het nieuwe land jou wel of jij dat land? In het project The Unwanted Land gaat het precies om deze vragen. Het is een uitdaging om een project, dat de ervaring van migratie als thema heeft met het besef wat ontworteling en weer gesetteld raken teweegbrengen, in een tentoonstelling op levendige wijze te presenteren. Noties van plaats en verplaatsing, gebondenheid en vrijheid en het daaruit voortkomende inzicht dat culturele identiteit iets is dat zich blijft vormen, zijn geen zaken die in een statische presentatievorm tot hun recht komen. Vandaar de keuze voor een interactieve, dynamische tentoonstellings-environment. Hoe wij daar zijn gekomen wordt hieronder uiteengezet. The idea for The Unwanted Land was born in a museum in Ireland, on a site that evoked associations with a ship on its way to an undetermined destination. What would it be like to organise an exhibition that would enable us to see and feel what it is like to be underway? On the way to where? What happens if you don’t know the exact destination, if you are taken as a child to a new country, far away, with another language and other customs? Such an experience lodges itself deep inside you and gives you a different perspective on the world. The Unwanted Land hints at this experience. In the current globalised world, many people live a nomadic existence, whether they want to or not. Many people have settled elsewhere because living conditions are better there. Whatever the reasons for migration, it is a radical event.The things we are familiar with no longer apply. Does your new country want you? And do you want it? The project The Unwanted Land deals with precisely these questions. It is a challenge to present a theme such as the experience of migration – with its dual aspects of being uprooted and re-settled – in a lively way in an exhibition. Notions of place and displacement, restriction and freedom, and the insight that flows from these notions that cultural identity is something that constantly changes, are issues that are not best dealt with in a static presentation.This is why we have opted for an interactive and dynamic exhibition environment. How we arrived at this set-up is described below. Van vorm naar plaats en interactiviteit Wat is nu zo’n environment? Eind jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw kwam het begrip environment in zwang nadat kunstenaars gaandeweg steeds meer de ruimte gingen betrekken bij hun kunstwerken en tal van vaak ongebruikelijke materialen (van steenkool, vet en vodden tot menselijk haar) en veelsoortige media (fotografie, video, projectie, later de computer) gingen inzetten. Zo ontstonden omgevingen (environments) waarin beeld, geluid, geur en tast een rol spelen met in toenemende mate met gebruik van techniek. De Amerikaanse minimal art kunstenaar Carl Andre omschreef de ontwikkeling From form to place and interactivity What is such an ‘environment’? The term became fashionable in the late 1960s and early 1970s when artists made increasing use of space in their works and employed a range of unconventional materials (from coal and fat to rags and human hair) and new media such as photography, video, projections and later the computer.They created environments in which image, sound, smell and touch played a role, increasingly in combination with technology.The American Minimalist artist Carl Andre once described the development within sculpture in the 1970s as a shift from form via structure to place. A move away 8 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 9 van de beeldhouwkunst in de jaren zeventig al eens als een verandering die verloopt van vorm via structuur naar plaats. Een ontwikkeling dus die zich beweegt, weg van het individuele object via de analyse van de structuur van het object naar een sculpturale, ruimtelijke omgeving die een plaats definieert, zoals ook zijn eigen Floor Pieces – een soort vloerkleden van dunne tegels van lood, koper, zink enz. Rosalind Krauss heeft deze ontwikkeling in haar belangrijke artikel Sculpture in the Expanded Field (1979) verder geanalyseerd door sculptuur in een relationeel veld te plaatsen met architectuur en landschap, en deze ontwikkeling van de beeldhouwkunst te positioneren als ruimtelijke constellatie. In de jaren tachtig en daarna zou deze kunstvorm een enorme vlucht maken in de environmental en (multimediale) installatiekunst. Installatiekunst is een van de meest voortkomende kunstvormen van de laatste decennia met als belangrijkste karakteristieken dat ze ruimtelijk is, tijdelijk, multimediaal en de toeschouwer aanmoedigt tot een specifieke, actieve verhoudingswijze. In The Unwanted Land is dit concept verder uitgewerkt door een interactieve installatie-environment te creëren bestaande uit verschillende multimediale installaties die tezamen één geïntegreerde omgeving vormen, één groeiende organisme. Hieruit volgt dat de tentoonstelling bij aanvang niet voltooid is, maar gedurende de duur van het project verandert doordat de kunstenaars er dingen aan toevoegen en veranderen, en door de inbreng van het publiek. Het publiek heeft dus een actieve, medescheppende inbreng. (zie voor dit laatste de bijdrage van Dineke Huizenga in deze publicatie). De vorm sluit nauw aan bij recente ontwikkelingen in de tentoonstellingspraktijk die door de freelance tentoonstellingsmaker en criticus Simon Sheikh met project exhibitions worden aangeduid. Project exhibitions (projecttentoonstellingen) zijn tentoonstellingen die een tegenhanger vormen van de gebruikelijke praktijk in de laatste decennia waarin veelal de tentoonstellingsmaker-als-auteur doorslaggevend is en waarin een generatie kunstenaars, een geografische locatie, of een thema centraal staat. De projecttentoonstelling daarentegen ziet de tentoonstelling zelf als medium om een bepaald onderwerp aan te kaarten en verwijst in haar vorm naar die van het essay. Dat wil zeggen dat de tentoonstelling net zoals een essay een overtuigende beschouwing wil 9 from the individual object, via an analysis of the object’s structure, towards a sculptural, spatial environment which defines a site, such as his own Floor Pieces: ‘rugs’ composed of thin tiles of lead, copper, zinc or other metals. Rosalind Krauss analysed this development further in her seminal essay ‘Sculpture in the Expanded Field’ (1979) by situating sculpture in a relational field with architecture and landscape, and positioning this development in sculpture as a spatial constellation. Since the 1980s this art form has taken enormous strides in environmental and (multimedia) installation art. Installation art has been one of the most popular art forms in recent decades. Its most important characteristics are that it is three-dimensional, temporary, multimedia and encourages the viewer to adopt a specific, active relationship to the work. In The Unwanted Land, this concept has been developed further to create an interactive complex of different multimedia installations that together form a single integrated and growing environment. As such, the exhibition will not be complete when it opens, but will change during the course of the project as the artists add and alter things and the public makes its own contribution.The public therefore has an active and co-creative role (see Dineke Huizenga’s contribution to this publication).The form is closely connected to recent developments in exhibition practice that the freelance curator and critic Simon Sheikh has called ‘project exhibitions’. Unlike the conventional form of group exhibition over recent decades, in which the curator usually has a decisive authorial role and the works are selected on the basis of a particular theme, geographical location or generation of artists, the ‘project exhibition’ views the exhibition itself as the medium for broaching a particular issue and takes on an essay-like form.This means that, like an essay, the exhibition attempts to present a convincing view of contemporary phenomena or developments.The exhibition is therefore not a display of existing art works, but a means of addressing the public. In this model, the public is viewed not as a monolithic entity – as a single person – but as a diverse collection of groups or individuals. Not visitors, therefore, who just happen to show up, but active participants in the game. The exhibition and the public together form an ecosystem with the museum serving as the site where 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 10 geven over hedendaagse verschijnselen of ontwikkelingen. De tentoonstelling is dus niet een uitstalling van bestaande kunstwerken maar een manier om het publiek aan te spreken. Het publiek wordt niet als een monoliet gezien, niet als één persoon, maar juist als een diverse verzameling groepen en individuen. Geen bezoekers dus die zomaar op visite komen, maar actieve deelnemers aan het spel. Het geheel van expositie en publieksgroepen vormt tezamen een eigen ecosysteem met het museum als plek waar kunst wordt voortgebracht. De geschiedenis van museum Beelden aan Zee in Scheveningen weerspiegelt in wezen precies deze ontwikkeling en presenteert zowel de verschillende vormen van beeldhouwkunst in hun historische dimensie als in toenemende mate ook in laatstgenoemde vorm. De tentoonstelling zelf is het kunstwerk dat een onderliggend thema aanspreekt en waarin er geen scherpe scheidingen zijn tussen de verschillende kunstwerken/installaties. Deze lopen in elkaar over, spelen op elkaar in en reageren op elkaar. The Unwanted Land is als een projecttentoonstelling te typeren, niet gericht op de individuele kunstenaars maar op hun samenspel en interactie. Er is ook geen sturende curator aanwezig, de zes kunstenaars – Tiong Ang, David Bade, Dirk de Bruyn, Sonja van Kerkhoff, Renée Ridgway en Rudi Struik – delen het curatorschap. Dat wil niet zeggen dat in de tentoonstelling de dingen maar willekeurig gebeuren, in tegendeel, de kunstenaars zijn al lange tijd voor de realisering van de tentoonstelling met elkaar in uitwisseling geweest over de vorm, inhoud en werking van de expositie. De kunstenaars zijn uitgenodigd om procesmatig, samenwerkend en toch individueel in het project te treden. Gaandeweg creëert deze vorm van exposeren en presenteren communities, onder wie de kunstenaars zelf, in samenspel met diverse publieksgroepen. De tentoonstelling, als dat woord hier nog geldig is, wordt zo het medium voor communicatie over een bepaald onderwerp. Hier is dat migratie. On the move Migratie is bepaald niet iets van de laatste tijd. Homo sapiens is ooit aan een lange voettocht begonnen vanuit Afrika en verspreidde zich in enige tientallen duizenden jaren over de gehele aardbol. Niet dat de volkeren die zich ontwikkelden toen bleven zitten waar ze waren, de mensheid heeft zich altijd in grote 10 art is produced. In essence, the history of museum Beelden aan Zee reflects precisely this development in that it not only presents various forms of sculpture within a historical context, but has also increasingly adopted this latter form.The exhibition itself is the work of art, which addresses an underlying theme and in which there is no clear distinction between the various art works or installations, which flow into and respond to each other. The Unwanted Land can therefore be characterised as a ‘project exhibition’, focussing not on the individual artists but on their interplay and interaction.There is no single curator steering the project: the six artists – Tiong Ang, David Bade, Dirk de Bruyn, Sonja van Kerkhoff, Renée Ridgway and Rudi Struik – share the curatorship.This does not mean that the decisions within the exhibition are arbitrary. Quite the contrary, the artists have entered into a long-term exchange of ideas about the exhibition’s form, content and aims prior to its realisation.The artists have been invited to approach the exhibition as a collaborative process, but also as individuals. Little by little, this form of presentation has created ‘communities’, including the artists themselves in dialogue with various groups of visitors.The exhibition – if that word still does it justice – thus becomes the medium for communication about a particular subject, in this case migration. On the move Migration is certainly not a recent phenomenon. Our species once began a long journey on foot from Africa and within tens of thousands of years had spread across the entire globe. But these colonies did not remain static; mankind has continued to roam the earth, in small or large groups, out of necessity or choice.The Atlas of World Art (2004), edited by the English art historian John Onians, provides a dizzying overview of the migrations between various regions and continents that began approximately 40,000 years ago as groups of people journeyed to new destinations along the coasts, via rivers and over land.The jumbled lines of expansion, quests, conquests, explorations, trade contacts and exchanges, and the resulting interculturalisation over thousands of years, resemble a plate of spaghetti. And all of this was driven by curiosity, acquisitiveness or coercion.The atlas examines visual art as a universal human 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 11 of kleine groepen verplaatst, gedwongen of uit vrije wil. Wie één blik slaat in de Atlas of World Art (2004) onder redactie van de Engelse kunsthistoricus John Onians wordt letterlijk tureluurs van alle bewegingen tussen de regio’s en continenten, beginnend zo’n 40.000 jaar geleden. De bevolkingsgroepen trokken langs kusten, via rivieren en over land naar nieuwe bestemmingen. Over de millennia heen lijkt de wirwar van trektochten nog het meest op een bord spaghetti van zoektochten, veroveringen, ontdekkingsreizen, expansie, handelscontacten en uitwisselingen en de daaruit voortkomende interculturalisatie. En dit allemaal gedreven door nieuwsgierigheid, hebzucht of onder dwang. De atlas is gericht op de visuele kunst als algemeen menselijk, wereldwijd fenomeen, op wat kunst in zich verenigt, maar ook in haar verscheidenheid en hybriditeit die voortkomt uit al die (on)gewenste contacten. In contactzones vindt immers altijd de meeste dynamiek plaats. Dat maakt migratie niet altijd alleen maar tot een negatieve gebeurtenis – uitwisseling en verandering brengen ook uitdagingen mee die er anders niet waren geweest – en dat wordt ook door velen erkend, getuige de verhalen elders in deze publicatie. Wel levert het vaak een verhoogd bewustzijn van het bestaan op en dat is wat de kunstenaars van The Unwanted Land vertolken. De zes kunstenaars zijn met elkaar verbonden door hun ervaring van migratie naar of uit Nederland. Dat is de verbindende factor. De één omdat zijn ouders emigreerden of immigreerden en je als kind nu eenmaal vanzelfsprekend meegaat (Dirk de Bruyn, Rudi Struik,Tiong Ang). De ander omdat Nederland, het land van de (voor)ouders lokte (Renée Ridgway, Sonja van Kerkhoff). Weer een ander keerde terug naar zijn geboorteplek (David Bade). Op basis van persoonlijke ontmoetingen en hun individuele verhalen zijn de kunstenaars door Rudi Struik – van wie het initiële idee kwam - gevraagd te participeren. Ieder van hen kenmerkt zich door een eigen, intens kunstenaarschap en hanteert een eigen vormtaal. Zij werken in tal van media (tekenen, schilderen, sculptuur, video, film, performance) en maken ruimtelijke installaties. Soms is reizen/migreren impliciet of juist expliciet vertrekpunt van het werk. Bij de een is dat in The Unwanted Land in de vorm van een reisverslag. Bij een ander in een parcours dat letterlijk moet worden afgelegd. Bij weer een ander door de vraag naar de invloed van het 11 phenomenon, showing how it unites us, but it also demonstrates art’s great variety and the hybridity that has resulted from all these (un)wanted contacts. It is in zones of contact that we find the greatest dynamism, which can have positive results: change and exchange bring challenges that would not otherwise have existed, as the stories in this publication testify. Migration often results in a heightened consciousness of existence, which is what the artists in The Unwanted Land interpret. The six artists are linked by their experience of migration from or to the Netherlands, some because their parents emigrated and, as children, they had no option but to accompany them (Dirk de Bruyn, Rudi Struik and Tiong Ang); others because they heard the call of the Netherlands, the country of their ancestors (Renée Ridgway and Sonja van Kerkhoff). One has returned to his birthplace (David Bade).They were asked to participate by Rudi Struik – who had the initial idea for the project – based upon personal encounters and their individual stories. Each of them has a highly personal and intense artistic practice and a unique formal language.They work in a range of media (drawing, painting, sculpture, video, film and performance) and make installations. Sometimes travel/migration is an implicit or even explicit point of departure for their work. In The Unwanted Land this takes a variety of forms: a travel diary, a track that the visitor must literally traverse, or a discussion of the influence of migration on one’s personal history. The core of the environment is a scaffolding structure. On, beneath and around this structure are a variety of installations that deal with awareness of the impact of migration: in a highly personal account concealed in the limited space of a suitcase (Dirk de Bruyn), in the form of a training circuit (David Bade), a mobile film set in which the visitors perform as extras (Tiong Ang), a kind of shuffleboard in the form of a hand with a choice of five destinations (Rudi Struik), an Ayurvedic treatment room for processing Dutch colonial history (Renée Ridgway), and a vehicle for migration based on the Māori saying: ‘My home is not a home that stands still. It is a home that moves’ (Sonja van Kerkhoff). 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 12 autobiografische gegeven van migratie ter discussie te stellen. De kern van de installatie-environment is een steiger waarop, -onder, -naast en -omheen allerlei bouwsels en activiteiten inspelen op het zich bewust zijn (worden) van de impact van migratie, in een soms heel persoonlijk relaas verborgen in de beperkte ruimte van een koffer (Dirk de Bruyn), in de vorm van een soort trimbaan (David Bade), een mobiele filmset met de bezoeker als figurant (Tiong Ang), een soort sjoelbak in de vorm van een hand met vijf bestemmingen om uit te kiezen (Rudi Struik), een Ayurvedische behandelingskamer voor de verwerking van de Nederlandse koloniale geschiedenis (Renée Ridgway), en een vaartuig voor migratie op basis van de Māori zegswijze ‘My home is not a home that stands still. It is a home that moves’: (Sonja van Kerkhoff). Kleine migratie Het is belangrijk om het onderwerp van migratie en globalisering steeds weer opnieuw onder de aandacht te brengen. Dit is mede ingegeven door een voortdurende onzekerheid die leeft onder grote groepen mensen in Nederland (en elders) over hun rol in de maatschappij. The Unwanted Land vloeit voort uit een behoefte om vanuit artistiek oogpunt een (her)nieuw(d) perspectief te kiezen en te verkennen, waarmee de discussie over de cultureel diverse samenleving een volgende fase kan ingaan. Migratie is wat velen delen, wat velen heeft gevormd en waaruit onze hedendaagse maatschappij is ontstaan. Migratie komt in vele gedaanten voor en naast het gedwongen vertrek als gevolg van oorlog, racisme, honger en andere ellende, is er wat we de ‘kleine migratie’ hebben gedoopt, van mensen die op zoek naar een beter leven hun geluk wilden beproeven in een ander land, zoals de vele Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog emigreerden naar Canada, Australië en NieuwZeeland. De migrantenkinderen vormen daarbinnen weer een specifieke groep. Zij emigreerden mee, niet wetend wat er voor hen lag. De wens, noodzaak of keuze om te migreren lopen veelal door elkaar heen en vormen een complexe kwestie (zie hierover verder de bijdrage van Marlou Schrover). Migratie wordt in dit project niet als metafoor opgevat voor figuurlijke verplaatsing, maar duidt op daadwerkelijke, historisch en geografisch bepaalde verplaatsing, zoals ook Sara Ahmed verbonden aan 12 Small migrations It is important to continue to reassess the subject of migration and globalisation.This need is prompted in part by a continuing uncertainly that large groups of people in the Netherlands (and elsewhere) feel about their role in society. The Unwanted Land arises from the need – from an artistic viewpoint – to explore a (re)new(ed) perspective that will enable the discussion about our culturally diverse society to enter a new phase. Migration is something that many people share. It has formed numerous individuals and helped to shape our contemporary society. Migration takes a variety of forms: in addition to the forced migration resulting from racism, war, famine and other disasters, there is also what we have dubbed the ‘small migration’ to describe the experiences of those people who, in search of a better life, decided to try their luck in another country, such as the many Dutch people who emigrated to Canada, Australia and New Zeeland after the Second World War.The children of these migrants form a specific group within this spectrum. They were taken along, not knowing what lay before them.The reasons for migration – whether out of desire, necessity or choice – are often tangled and form a complex issue, as Marlou Schrover makes clear in her contribution to this publication. In this project, migration is not interpreted as a metaphor for figurative relocation but indicates actual, historical and geographical relocation as Sara Ahmed from Goldsmiths (University of London) discusses in her essay ‘Home and Away. Narratives of Migration and Estrangement’. Neither is migration simply a matter of travel, after which you return home, but means: relocating one’s ‘home’. Ahmed raises the important question as to what ‘home’ means: where you were born, where you grew up, where you live, where your family lives? Do we have only one home? Or more? She also makes the point that migration does not necessarily mean a movement away from ‘home’ because there is also alienation and movement within one’s ‘home’. After all, home is a place of encounters between those who remain and those who arrive and depart. Feeling at home – the word says it all – is largely an affective issue. It derives principally from a feeling of belonging – of lived experience – which is felt in both body and mind. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 13 het Goldsmiths (University of London) in haar artikel Uit en thuis. Verhalen over migratie en vervreemding bepleit. Migreren is immers niet zomaar reizen, waarbij je weer terugkeert naar huis, maar betekent: het verplaatsen van dat thuis. Ahmed stelt de belangrijke vraag wat ‘thuis’ betekent: waar je bent geboren, waar je bent opgegroeid, waar je woont, waar je familie woont? Heb je één thuis of meerdere? Migreren hoeft ook niet per se een beweging weg van thuis te zijn, stelt Ahmed, want ook binnen ‘thuis’ is er vreemdheid en beweging.Thuis is er immers ook sprake van ontmoetingen tussen degenen die blijven, die aankomen en weggaan. Je thuis voelen, het woord zegt het al, is in hoge mate een affectieve kwestie. Het gaat voornamelijk om een gevoel van ergens horen, om beleefde ervaring, en dat ondergaan lichaam en geest. Wat het lichaam onthoudt Iemand die migreert draagt de sporen van die verplaatsing met zich mee. Ook het lichaam onthoudt dingen. Vooral smaken en geuren kunnen herinneringen stimuleren – overbekend is de madeleine gedoopt in lindebloesemthee van Marcel Proust die vergeten jeugdherinneringen terugbracht naar de oppervlakte van het bewustzijn. Hoe vanzelfsprekend het ook klinkt, het is het lichaam dat overal naartoe gaat en Sara Ahmed vraagt zich dan ook af ‘hoe lichamen een nieuwe ruimte gaan bewonen’. Nieuwe lichamen komen ergens terecht en delen de ruimte met andere. De ervaring van migratie is dus niet alleen geestelijk of psychologisch, maar ook lichamelijk. Het belang van het lichamelijk beleven is vooral onder de aandacht gebracht door de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty, die vanuit zijn fenomenologie het bewustzijn verankerd ziet in het lichaam. De fenomenologie gaat uit van de directe en intuïtieve ervaring van de dingen en voor Merleau-Ponty is de mens als ‘lichaam-subject’ met de wereld maar ook met elkaar verbonden. Er is niet zoiets als wij (de mensen) aan de ene kant en het object aan de andere kant, het lichaam is een medium van uitwisseling tussen het ‘zelf’ en de ‘ander’ of het andere. Merleau-Ponty legt dan ook een grote nadruk op de lichamelijkheid van de waarneming. In de oorspronkelijke ervaring zijn lichaam en geest onlosmakelijk met elkaar verweven. Elders in deze publicatie rept Dirk de Bruyn over de pijn van het lichaam dat uit zijn vertrouwde plek is 13 What the body remembers People who migrate carry the traces of their displacement with them.The body too ‘remembers’ things.Tastes and smells in particular can stimulate memory: Proust’s description of how the crumbs of a madeleine soaked in lime-blossom tea bring childhood memories flooding back to the surface of his consciousness is well known. As obvious as it might sound, it is the body that travels and so Sara Ahmed asks herself ‘how do bodies re-inhabit space’. New bodies arrive and share the space with others.The experience of migration is therefore not only spiritual or psychological, but also physical. Principal among those who have stressed the importance of physical experience was the French philosopher Maurice Merleau-Ponty, whose phenomenology anchored consciousness in the body. Phenomenology’s point of departure is the direct and intuitive experience of things, and for Merleau-Ponty people are linked to the world and to each other as ‘body-subjects’. For him, there is no such thing as we (people) on the one hand and the object on the other; the body is a medium of exchange between the ‘self’ and the ‘other’. Merleau-Ponty therefore places great stress on the physicality of perception. In the authentic experience, body and mind are inextricably interwoven. In his contribution to this publication, Dirk de Bruyn writes about the pain of a body that is torn from its familiar environment and how that remains inscribed on the body.These emotions will not be experienced as strongly or painfully by all, but they are always deeply embedded.The installation-environment The Unwanted Land aims to address this body-subject.The visitor will not only be set in motion, but will be asked to forge a relationship with the world, effected by his or her direct encounter with what takes place in the constructed environment.This openness is essential in order to undergo an authentic, direct experience. Observation is an activity that must be acknowledged and which involves the entire body.This presupposes a subject that is conscious of this activity. It concerns the identification of the essence of phenomena – in this case the meaning of relocation, attachment and alienation – and for this the body, the consciousness of an embodied experience, is of importance. After a quick sprint around David Bade’s track, a meditation in Renée Ridgway’s therapy rooms, a trip 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 14 weggehaald en de manier waarop dat blijvend in het lichaam is ingeschreven. De emotie zal niet bij iedereen zo sterk of pijnlijk zijn, maar diep verankerd is zij altijd wel. De installatie-environment The Unwanted Land beoogt dit lichaam-subject aan te spreken. De bezoeker zal zich niet alleen verplaatsen, hij of zij wordt gevraagd om een verhoudingswijze tot de wereld, bewerkstelligd door de directe ontmoeting met wat er zich in de geconstrueerde environment allemaal voordoet. Deze openstelling is van belang om tot een oorspronkelijke, onmiddellijke ervaring te komen. Het aanschouwen is een activiteit die onderkend moet worden en waarvoor het hele lichaam wordt ingezet. Dit veronderstelt een subject dat zich hiervan bewust is. Het gaat om een wezensschouw van de dingen – in dit geval wat verplaatsing, gehechtheid en vervreemding betekent – en hiervoor is het lichaam, het besef van een belichaamde ervaring, van belang. Na een sprintje op de renbaan van David Bade, een mijmering in de therapeutische ruimtes van Renée Ridgway, mee op reis met Sonja van Kerkhoff, doordringen in de geluids- en video-installatie van Dirk de Bruyn (bepaald door wat in een koffer meekan), het luisteren naar de fluisterpalen van Rudi Struik en het figureren op de filmset van Tiong Ang, zal de bezoeker zeker zijn of haar lichaam voelen en zullen herinneringen en ervaringen geprikkeld zijn. De bezoekers voeren als het ware de installaties uit, hun activiteit wordt aangewakkerd, ook al betekent dat in enkele gevallen zich overgeven aan rust en contemplatie. De verhalen die The Unwanted Land genereert – in beleving, op schrift gesteld of aan elkaar verteld aan de verhalentafel – zijn veelkleurig als een bonte lappendeken, maar ieder vlakje is aan alle kanten wel met de andere verbonden. with Sonja van Kerkhoff, being immersed in Dirk de Bruyn’s sound and video installation (dictated by what could fit in a suitcase), listening to Rudi Struik’s whispering recordings and performing in Tiong Ang’s film set, the visitor will certainly be conscious of his or her body, and memories and experiences will be evoked.The visitors carry out the installations, as it were.They are stimulated to activity, even if in some cases that means surrendering themselves to rest and contemplation.The stories generated by The Unwanted Land – in experiences, in writing or told to one another at the story table – are as variegated as a patchwork quilt, but each patch adjoins another on each side. Literatuur / Literature Sara Ahmed, ‘Uit en thuis. Verhalen over migratie en vervreemding’./‘Home and Away. Narratives of Migration and Estrangement’. In: 6(0) Ways … Artistic Practice in Culturally Diverse Times. Eds. Lilet Breddels, Lex ter Braak, Steven van Teeseling. Rotterdam: NAi Publishers/ Amsterdam: Fonds BKVB, 2010, pp. 112-123 (Een bewerking van deze tekst was eerder gepubliceerd in/A version of this text was previously published in International Journal of Cultural Studies, vol. 2, no. 3, pp. 329-247). Rosalind E. Krauss, ‘Sculpture in the Expanded Field’ in October, vol. 8. (Spring 1979), pp. 30-44. Reprinted in: Rosalind E. Krauss, The Originality of the Avant-Garde and Other Modernist Myths. Cambridge (Mass.) MIT Press, 1991 (1985), pp. 276-290. Maurice Merleau-Ponty, Phenomenology of Perception. London/ New York: Routledge 2006 (oorspr. Phénomènologie de la perception, Paris 1945) Anja Novak, Ruimte voor beleving. Installatiekunst en toeschouwerschap. Doctoral dissertation, Leiden University 2010. John Onians (ed.), Atlas of World Art. London: Laurence King 2004. Simon Sheikh, Lecture, 1st Former West Congress, Utrecht 7 November 2009. 14 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 15 Column Lloyd Haft Home is where I'm changing / Waar ik verander, ben ik thuis Ik moet echt even goed erover nadenken, wil ik kunnen zeggen wat ‘migratie’ voor mij persoonlijk heeft betekend. Mijn leven heeft de nodige déplacements gekend: ik verliet op mijn eenentwintigste mijn geboorteland Amerika en ging eigenlijk nooit meer terug, vestigde mij helemaal in Europa en veranderde zelfs van staatsburgerschap, maar heb in de afgelopen elf jaren steeds meer tijd doorgebracht in Taiwan, waar ik waarschijnlijk ook op mijn oude dag zal willen blijven wonen… Spectaculaire ‘zetten’ inderdaad, maar ik heb er dan ook meer dan veertig jaar over gedaan, en in die tijd heeft het begrip ‘migratie’ een totaal andere maatschappelijke en demografische betekenis gekregen. Toen ik in 1968 voor het eerst naar Europa kwam, waren staatsgrenzen nog granieten realiteiten, zo leek het, die ook tot de meest permanent bepalende elementen in iemands leven behoorden. Er waren toen al op economisch en militair gebied wel enige samenwerkingsverbanden tussen een aantal west-Europese landen, maar toen had nog niemand een gemeenschappelijke munteenheid kunnen voorspellen, laat staan de grootschalige immigratie die inmiddels ervoor heeft gezorgd dat je niet meer ervan kunt uitgaan dat een ‘Europeaan’ toch zeker ‘blanke christelijke’ voorouders heeft gehad, en al evenmin de interne volksverhuizingen die de bureaucratieën van allerlei landen hebben genoopt om met hun eigen inwoners in het Engels te communiceren. Ook in mijn persoonlijk leven zijn de begrippen verschoven; ik raak hoe langer hoe meer onder de indruk van wat de voortschrijdende tijd op zich al in iemands leven bewerkstelligt, helemaal afgezien van specifiek wáár die tijd wordt doorgebracht. Zijn de veranderingen die schijnbaar door de aanpassing aan een nieuwe omgeving kwamen, echt grondiger of beslissender dan de veranderingen die het verloop van de tijd sowieso in iemands leven veroorzaakt? Heb ik als 63-jarige gepensioneerde misschien wel meer gemeen met leeftijdsgenoten in welk land ook, dan met heel veel jongere ‘landgenoten’? In mijn studententijd was het nog iets dramatisch, iets ongewoons om je permanent in een ander land te 15 I really have to think hard to figure out what the term ‘migration’ might mean to me personally. My life has indeed seen some pretty spectacular déplacements: leaving my native USA for Holland at the age of twenty-one and never really going back, settling in Europe to the point of changing my citizenship but then, for the past eleven years, spending increasing periods in Taiwan, where I may well decide to spend my old age. But although I have made all these moves, I have taken more than forty years to make them, and in that time the demographic prominence and social perception of ‘migration’ have changed beyond all recognition. When I first came to Europe in 1968, national boundaries seemed more like defining realities than they do now.Though there were military and trade links among a few Western European countries, I doubt anyone in those days seriously foresaw a common unit of currency, the vast immigration that has made it impossible to go on assuming that a ‘European’ is of ‘white Christian’ ancestry, or the internal mobility that has become so extensive that nowadays the various national bureaucracies are forced to use English to communicate with their own citizenry. In my personal life, too, I have come to have more and more respect for the effects that time itself, wherever spent, has on a person’s life. Are the changes caused by the necessity of adapting to a new environment really any more fundamental than those in lifestyle or attitude that the passage of time would have wrought even without any geographical change of scene? Do I, as a 63-year-old retired person, have more in common with my fellow ‘seniors’ all over the world than with much younger citizens of my ‘own’ country? When I was a young student, taking up long-term residence in another country was still a dramatic and unusual thing. Migration was typically driven by hard necessity: the goals were the obvious and objective ones of economic opportunity and civic freedom, perhaps even sheer physical survival. My own case was atypical. I could easily have 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 16 gaan vestigen. Je emigreerde uit noodzaak en je primaire doelen waren objectief: geld en/of vrijheid, misschien zelfs de loutere fysieke overleving. Ik was wat dat betreft een uitzonderlijk geval. Ik had makkelijk in mijn eigen land kunnen blijven – ware het niet voor het Nederlandse meisje in wie ik geïnteresseerd was, de Oud-Chinese filosofie die ik aan een Nederlandse universiteit, gesticht in 1575, wilde gaan studeren…Met andere woorden, ook ik zocht naar rijkdommen en vrijheid, maar dan in persoonlijke, subjectieve zin. De doelen die ik nastreefde, zouden veel landgenoten hopeloos romantisch en onpraktisch hebben gevonden. Volgens mij heeft deze houding – je leven willen funderen op innerlijke realiteiten en particuliere zingevingen die al dan niet zichtbaar vruchtdragend zullen zijn –veel te maken met wat voor mij de kern van het ‘Europese’ uitmaakt. Ik geloof dat zelfs in het Europa van nu, deze levenshouding nog meer dan elders door individuen gekoesterd en door de maatschappij bevorderd wordt. Ik kwam de Nederlandse samenleving binnen via, alweer, een uitzonderlijke sector, waarin een luxueuze, romantische levensstijl heerste. Ik was student onder de studenten, in de jaren toen studenten nog niet zonder meer hun studie als een opleiding tot geldverdienen beschouwden. Je kon nog serieus worden genomen als je stelde dat onderwijs als zodanig een groot goed was dat de samenleving in stand diende te houden: een onvervangbare voorwaarde tot de humanistische ‘bewustwording’ of ‘groei’ die voor ons gevoel bij het volwaardige menszijn hoorde. Europeanen vroegen mij weleens waarom ik mij in de Oude Wereld had neergelaten en geen aanstalten maakte om terug te keren naar de VS, waar in hun eigen woorden ‘the sky is the limit’. Ik antwoordde dat ik in Holland een plek had gevonden waar, in tegenstelling tot mijn geboorteland, ik mij niet verplicht hoefde te voelen om ‘the sky’ te willen halen, en mij niet hoefde te schamen omdat ik in materieel opzicht niet bijzonder ambitieus was. In het toenmalige Nederlandse studentenmilieu werden bepaalde cultuuruitingen speciaal bewonderd: in de literatuur het Symbolisme, in schilderkunst of muziek het Impressionisme. Deze beide richtingen wilden ons, in de woorden van de dichter en vertaler 16 stayed in my native country, had it not been for the Dutch girl I was pursuing and the ancient Chinese philosophy I wanted to study at a Dutch university, founded in 1575. In other words, the riches and freedom I sought were personal, subjective, imaginative. I was motivated by goals that to many would have seemed irresponsibly romantic and intangible. This attitude – seeking to root one’s life in inner realities and private meanings that need not ‘produce results’ in the realm of fact – is close to the essence of what I, personally, have always understood by Europeanness. I believe that, even now, in Europe this particular quality is consciously cultivated by individuals and facilitated by society to an unusual degree. My entry into Dutch society was by way of an (again) atypical segment of the population, which was living a life of romantic (or again, ‘irresponsible’) luxury and permissiveness. I was a student among students, at a time when students did not necessarily regard their education primarily as a practical preparation for earning money later on. In those days one could still get a hearing for the idea that education should be valued on its own terms and should be protected and promoted by society: an irreplaceable component of the humanistic ‘inner development’ or ‘growth’, which we believed should be an individual’s birthright. Europeans sometimes asked me why I had chosen to settle down in the Old World rather than going back to the U.S. where, in their own words, ‘the sky’s the limit’. My answer was that, in Holland, I had found a place where, in contrast to my homeland, I did not feel obliged to ‘try for the sky’, did not feel there was anything shameful about my relative lack of materialist ambition. In the Dutch student milieu I moved in, the admired forms of culture ran to Symbolism in literature and Impressionism in art. Both of these, in Arthur Symons’ words, strove to break through, ‘the old bondage of the external’. What we valued most were not the supposed solidities of socially defined reality, but individual perceptions in a world of flux. Not surprisingly, the philosophy we admired most was Existentialism, that great twentieth-century variant of Romanticism, which argued against acceptance of society’s prescriptive definitions of 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 17 Arthur Symons, bevrijden van ‘de oude slavernij aan het uitwendige’. Wij waardeerden niet de vermeende vastigheden die in het maatschappelijke discours om ons heen werden geacht te bestaan, maar veeleer de individuele ervaring van een altijd stromende, dus ook altijd veranderende wereld. Het sprak vanzelf dat wij onder de filosofische stromingen het meest voelden voor het Existentialisme, die grote twintigste-eeuwse aftakking van de Romantiek, die waarschuwde tegen aanvaarding van de identiteitsbegrippen die de maatschappij ons probeerde voor te schrijven. Volgens deze denkwijze was vooral belangrijk niet waar je leefde, maar hoe. En er waren geen vastigheden: leven was veranderen. Dit alles maakte misschien oppervlakkig wel een ‘typisch Europese’ indruk, maar het was in feite niet meer dan de nieuwste verschijningsvorm van wat altijd al een van de fundamenten van mijn persoonlijkheid was geweest (en is gebleven): een sterke behoefte om mij vrij te voelen van maatschappelijke conventies en van het alom heersende maatschappelijke discours. Juist omdat ik een ‘buitenstaander’ was, voelde ik mij misschien als student in het Leiden van de late jaren zestig nog vrijer, nog meer thuis, en meer ‘mijzelf’, dan ik in menig milieu binnen mijn ‘eigen’ land had kunnen voelen. Alleen al het feit dat ik in Holland de plaatselijke taal niet volkomen beheerste, gaf mij het gevoel dat ik ontsnapt was aan het dwangbuis van het maatschappelijke discours waarbinnen ik was grootgebracht. (Tegenwoordig heb ik in Taiwan, waar de mogelijkheid om ooit nog de plaatselijke taal op niveau te zullen kunnen meespreken nog onbereikbaarder lijkt, zo mogelijk nog sterker dat gevoel.) Hoe dan ook, zelfs binnen de grenzen van mijn geboorteland had ik al veranderingen van milieu ondergaan die al bijna op ‘migratie’ leken. Op mijn achtste verhuisde ik van Wisconsin naar het zuidelijke Louisiana... in staatkundige zin geen ‘migratie’, maar het had evenzogoed een ander land kunnen zijn, met een totaal andere levenscultuur, een bevolking waar een derde van zwart was (temidden van allerlei vormen van apartheid in het openbare leven), en een specifieke kijk op de Amerikaanse geschiedenis waarin mensen die het Engels zo uitspraken als ik nog automatisch werden ingedeeld bij de gehate Noordelingen die in de Amerikaanse Burgeroorlog van 1860-1865 het Zuiden hadden verslagen en bezet. 17 our identity. From this perspective, what mattered was not where one lived but how. And there were no fixities: life itself was change. All this might have seemed specifically ‘European’, but it was actually just another manifestation of what had always been, and has remained, one of the main pillars of my personality: a strong need for freedom from social convention and social definition. Perhaps exactly because I was an ‘outlander’, I felt freer, more at home and more ‘myself’ as a graduate student in the Leiden of the late 1960s than I could have felt in many environments in my home country.The very fact that, in Holland, I was living in a country whose language I did not speak perfectly helped me to feel I had successfully escaped from the straitjacket of the linguistic and social discourse I had been brought up in. Nowadays in Taiwan, where the goal of learning the local language even adequately seems ever-more elusive, I have that feeling to a superlative degree. In any case, even within the boundaries of my supposed ‘native land’, I had already experienced changes of milieu so extreme as to seem almost like ‘migration’. At the age of eight I had moved from my native Wisconsin to the Southern state of Louisiana. Though this was not ‘migration’ in a political sense, to me Louisiana might just as well have been a foreign country, with a dramatically different style and pace of life, a population that was one third ‘non-white’ (and, in those days, apartheid operated at many levels of public life), and an anachronistic regional view of American history such that people who pronounced English the way I did were still automatically identified with the hated Northerners who had conquered and overrun the South in the American Civil War of the 1860s. The later transatlantic move to Holland was literally ‘migration’, yet my new environment seemed strangely familiar because it reminded me so much of the town in Wisconsin where I had lived as a child, whose population was rooted mainly in immigration from Germany and the Netherlands. Even the language reminded me of the German I had heard every day while living in my grandmother’s house. I had resources of memory and imagination that enabled me to redefine an objective change as a reaffirmation of inner changelessness. Not everybody has those resources. Not everybody 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 18 De latere transatlantische verhuizing naar Nederland was wel ‘emigratie’, maar de nieuwe omgeving voelde meteen op eigenaardige wijze vertrouwd aan omdat het me allemaal erg deed denken aan de streek in Amerika waar ik als heel klein jongetje gewoond had, die hoofdzakelijk bevolkt was door Duitse en Nederlandse immigranten. Zelfs de taal deed mij denken aan de taal (Duits) die ik in het huis van mijn oma nog om mij heen had gehoord. Ik beschikte dus over herinnerings- en verbeeldingsmogelijkheden die mij in staat stelden om een objectieve verandering te herdefiniëren als herbevestiging van een innerlijke onveranderlijkheid. Niet iedereen beschikt over die mogelijkheden. Niet iedereen weet dat de slagbomen, de grenzen, de namen niet de hoofdzaak zijn. Dat migratie niet meer is dan een wat opvallender geval van wat iedereen toch al doet – namelijk, doorgaan met het veranderen dat leven is! 18 knows that the barriers, the boundaries and the names don’t really mean much, and that migration is just a special case of what everybody always does anyway – namely, to go on with the changing that living is. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 09:59 Pagina 19 David Bade Curaçao › Nederland / The Netherlands 100444_p001_128:Opmaak 1 20 06-09-2010 09:59 Pagina 20 100444_p001_128:Opmaak 1 21 06-09-2010 10:00 Pagina 21 100444_p001_128:Opmaak 1 22 06-09-2010 10:00 Pagina 22 100444_p001_128:Opmaak 1 23 06-09-2010 10:00 Pagina 23 100444_p001_128:Opmaak 1 24 06-09-2010 10:00 Pagina 24 100444_p001_128:Opmaak 1 25 06-09-2010 10:00 Pagina 25 100444_p001_128:Opmaak 1 26 06-09-2010 10:00 Pagina 26 100444_p001_128:Opmaak 1 27 06-09-2010 10:00 Pagina 27 100444_p001_128:Opmaak 1 28 06-09-2010 10:00 Pagina 28 100444_p001_128:Opmaak 1 29 06-09-2010 10:00 Pagina 29 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 30 Bij je geboorte ben je in het beste geval ‘wanted’, maar vanaf daar gaat een ieder ‘migreren’ en volgt een doorlopende controverse met de ‘unwanted’; een situatie, een context, een gevoel van weerstand en angst…iets dat we niet willen, niet wensbaar achten. Er valt op te merken dat in allerlei vormen en betekenissen de ‘unwanted’ voeding en inspiratie geeft aan mijn werk. Kritisch engagement, ‘vinger op de zere plek’, ‘zout in de wonden strooien’, verantwoordelijkheid nemen…allerlei credo’s die van toepassing zijn en uitnodigen tot verbeelding en tot actie. Het is soms ook wel gemakkelijk om vanuit het altoos meer indrukwekkende negatieve (‘unwanted’) te reageren. In onze westerse maatschappij, waar alles aan materialistische ‘wanted’ binnen bereik is, blijkt de ‘wanted’ decadente trekjes aan te nemen, hetgeen ik weer als ‘unwanted’ ervaar en de verbeelding prikkelt te ageren. In niet-westerse culturen waar de mens dichter op de natuur leeft, waar men het niet als vanzelfsprekend ervaart dat er water uit de kraan stroomt, onze buurt veilig zal blijven en de energievoorzieningen niet wezenlijk verstoord zullen raken, is de verhouding ‘wanted-unwanted’ anders, een stuk basaler: er wordt gezaaid, geoogst, gejaagd. Het ritme van de natuur beheerst nog duidelijk het leven en de grootste ‘unwanted’ is een natuurramp. De ‘wanted’ is een tamelijk passieve verwachting van hopen op regen (die zon gaat toch wel op en onder). Er lijkt een leven te zijn van andere dromen en dat het niet wezenlijk anders zal worden. In de westerse wereld is het eigenlijk niet veel anders maar er is de totale illusionistische afleiding en onrustige ruis van de materie die veranderingen prediken van meer, beter, sneller en efficiënter en de ‘wanted’ koppelen aan bevrijdende ‘hoop’. Hoop doet leven en idealen en veranderingen zijn snel beloofd. Maar het verlangen naar de ‘wanted’ aanwakkeren, het invoelbaar maken, daarvoor is verbeeldingskracht nodig. En die kan soms heel simpel werken, want een mens laat zich graag om de tuin leiden, zeker als die groener wordt voorgesteld dan de zijne. De geschiedenis loopt over van de voorbeelden waarbij potentieel ‘unwanted’ dingen/situaties/mensen in een in een ‘wanted’ daglicht worden gesteld door het creëren van een helder en hoopgevend beeld. Religie en politiek doen dat in extremo, maar zo las ik bijvoorbeeld ook dat de naam van het land ‘Groenland’ bedacht werd door haar ontdekker Eric de Rode (981) 30 At your birth you are, in the best case, ‘wanted’, but from that moment on everyone ‘migrates’ and there follows a continuous argument with the ‘unwanted’: a situation, a context, a feeling of resistance and fear, something we do not want and consider undesirable. My work is nourished and inspired by the ‘unwanted’ in all its forms and meanings. Critical engagement, touching a raw nerve, rubbing salt in the wounds, taking responsibility: these are all mottos that are applicable and which invite imagination and action. Somestimes it’s easy to respond to an ever more imposing negativism (‘unwanted’). In our Western society, where all our material ‘wants’ are within reach, the ‘wanted’ seems to take on decadent traits which I, in turn, experience as ‘unwanted’ and which stimulates my imagination to agitate. In nonWestern cultures – where people live closer to nature, where it is not self-evident that water flows from a tap, your neighbourhood will remain safe, and the energy supplies won’t be severely disrupted – the relationship between ‘wanted’ and ‘unwanted’ is different, rather more fundamental: they sow, reap and hunt. Life is still clearly governed by nature’s rhythms and the greatest ‘unwanted’ is a natural disaster.The ‘wanted’ is expressed in a fairly passive expectation of hoping for rain (the sun rises and sets anyway). Life seems to consist of other dreams and the expectation that, in essence, nothing will every change. In the Western world things are actually not so different except for the totally illusory distraction and restless noise of commodities, which preach about change – more, better, faster and more efficient – and couple the ‘wanted’ to a liberating ‘hope’. Hope springs eternal and ideals and changes are easily promised. But fuelling demand for the ‘wanted’ – making it emphatic – requires the power of imagination. And sometimes that is simple enough because people like to be led up the garden path, certainly if they are led to believe that the grass is greener on the other side. History is overflowing with examples in which potentially ‘unwanted’ things/ situations/people are cast in a ‘wanted’ light by the creation of a bright and promising image. Religion and politics take that to the extreme, but I also recently read that the name Greenland was invented by its discoverer Erik the Red (981) to make the cold wasteland more attractive to settlers. Where it is green there is grass and thus agriculture and 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 31 om het koude land wat aantrekkelijker te maken voor kolonisten. Waar groen is, is gras en dus landbouw en voorspoed, moet hij gedacht hebben (en zowaar is groen bij ons nog steeds hoopgevend hip en duurzaam!). Zo werd Groenland een land om naar te verlangen en koppel ik ‘wanted’ kort door de bocht aan iets positiefs , hoop op verandering met de toekomst en/of het verleden als referentie en altijd afzetten tegen haar pendant, de ‘unwanted’. Zo blijkt de ‘wanted’ ook veel verbeeldingskracht op te roepen, als je haar koppelt aan dromen, verlangen en grote worsten voorhouden, die ons doen bewegen. Echter, wanneer je als kunstenaar werk maakt dat ‘wanted’ is, of daarin tracht te voorzien, dan zal het niet veel meer behelzen dan de decoratieve of quasi intellectuele bevestiging van de geaccepteerde smaak. Handige virtuositeit, hapsnap effectbejag met een ongevaarlijke vorm en inhoud. Verder associërend, diepgravend en schoffelend aan de oppervlakte, ‘wanted/gewild of unwanted/ ongewild’, beland ik weer bij mezelf, in de beeldsequentie en in hetgeen ik zal bijdragen aan de totaalinstallatie in het museum. Daar zal ik verder vele kanten uitwaaieren binnen het associatie-verbeeldingsnetwerk. Gewild of niet gewild, rootspoeperij of navelstaarderij, kunst of geen kunst, ben ik net als een ieder uiteindelijk weer op mezelf aangewezen en kan ik kort en krachtig concluderen – en daarmee beweer ik niets nieuws – dat naast alle mogelijke zinnige, hoopgevende, triviale en zwaarwichtige vormen en inhouden van ‘(un)wanted’, die gelukkigerwijs toch een vorm van houvast en noodzakelijke stimulans vormen om tenminste te hopen, te handelen en de verbeelding de vrije loop te laten, de DOOD de uiterste ‘unwanted’ is, of de meest definitieve vorm van migratie. 31 prosperity, he must have thought (and indeed green remains a promising, trendy and sustainable term today). And so Greenland became a country to long for. And I link ‘wanted’ to positive things, hope and change, with the future and/or the past as a reference and always set it against its pendant: the ‘unwanted’. And so the ‘wanted’ seems to speak to the imagination, if you link it to dreams, desires and incentives that spur us to action. However, when an artist makes a work that is ‘wanted’, or attempts to anticipate what is ‘wanted’, it will be little more than the decorative or pseudo-intellectual confirmation of accepted taste: artful virtuosity, a random bag of effects, tame in form and content. This sequence of profound and superficial associations about the ‘wanted’ and the ‘unwanted’ brings me back to myself and what I shall contribute to the total installation in the museum, where I shall explore many more aspects of the network of imaginative associations. Wanted or unwanted, roots diarrhoea or navel-gazing, art or no art, just like everyone else I eventually come back to my own thoughts and, in short, I can conclude – and in this I assert nothing new – that in addition to all possible sensible, promising, trivial and weighty forms and meanings of ‘(un)wanted’, which fortunately still give us something to hold on to and provide a stimulus to hope, to take action and to give the imagination free rein, DEATH is the ultimate ‘unwanted’ or the most definitive form of migration. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 32 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 33 Marlou Schrover Sinterklaas, de kerstboom en vijf eeuwen migratie / St Nicholas, the Christmas tree and five centuries of migration 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 34 In alle tijden zijn mensen op zoek gegaan naar een beter bestaan of naar avontuur, zijn ze gemigreerd om hun vege lijf te redden of om zich te voegen bij familie. Het antwoord op de vraag waarom mensen migreren, is niet bijzonder verrassend: omdat zij dat willen, kunnen of moeten. Hedendaagse politieke en publieke debatten gaan over de vraag of migratie goed of slecht is, en of de gevolgen van migratie positief of negatief zijn. Migratie hoort echter net zo bij het leven als geboorte, huwelijk of dood, en in dat licht zijn dit vreemde vragen. Dat laat onverlet dat ze ook in het verleden veelvuldig werden gesteld. Bezien we in vogelvlucht de migratie in de laatste vijfhonderd jaar dan worden patronen zichtbaar in migratie en in de reacties daarop. Voor de gehele migratiegeschiedenis vanaf 1550, toen Nederland zijn huidige vorm begon te krijgen, geldt dat nooit alle vreemdelingen welkom waren. Altijd werd er door de stad, de kerk of de staat gevreesd voor de komst van armlastige vreemdelingen, die aanspraak zouden maken op steun of onderstand. De angst voor de komst van armlastigen, voor revolutionairen of onruststokers, en voor mensen met een ander dan het dominante geloof kent een grote continuïteit en die angst werd vaak gecombineerd met angst voor verandering van de Nederlandse samenleving. Migranten zelf waren ook in een ver verleden bang dat ze hun cultuur zouden verliezen en ze richtten verenigingen op in een poging een stukje thuis vast te houden in een land ver van huis. De mensen, die woonden in de landen waar de nieuwkomers zich vestigden, waren bang dat hun cultuur door de komst van migranten zou veranderen. Cultuur verandert echter voortdurend. De Nederlandse samenleving van dit moment ziet er heel anders uit dan bijvoorbeeld die in de jaren 1950. Veranderingen zijn het gevolg van welvaartsstijging, bevolkingsgroei en technologische veranderingen. Reizen en transport werden gemakkelijker en goedkoper in de afgelopen halve eeuw en communicatie intensiever en eenvoudiger. Slechts een heel klein deel van de ingrijpende cultuurverandering is toe te schrijven aan de komst van migranten, maar opvallend genoeg wordt juist de invloed van migranten gevreesd. Opvallend is ook dat wanneer het gaat om de veranderingen door de komst van migranten, er wordt uitgegaan van een statische en homogene Nederlandse 34 In all periods people have gone in search of adventure or a better existence.They have migrated to save their lives or to join family members.The answer to the question why people migrate is not especially surprising: it is because they want to, can or must. Contemporary political and public debate focuses on whether migration is good or bad, and whether the consequences of migration are positive or negative. However, migration is as much a part of life as birth, marriage and death, and seen in this light such questions are rather strange. Nonetheless, these questions were also posed in the past. If we take a bird’s-eye view of migration over the past five hundred years we will recognise patterns in migration and in the responses to it. In the entire history of migration since 1550, when the Netherlands began to assume its present form, it is the case that not all foreigners were welcome. At all times the city council, the Church or the State feared the arrival of poverty-stricken foreigners who were likely to become a civic burden.There has been great continuity in this fear of the destitute, revolutionaries or agitators and of people with beliefs that deviate from the dominant faith, and this has often gone hand in hand with a fear of changes in Dutch society. In the past, immigrants were also fearful of losing their cultural identity and therefore established associations in an attempt to cling to a little piece of home in a country far away. People living in countries where newcomers settled were afraid that immigrants would change their culture. But cultures change constantly. Dutch society has changed greatly since the 1950s. These changes are the result of increased prosperity, population growth and technological developments. Over the past fifty years travel has become easier and cheaper and communication has become simpler and more intensive. Only a very small fraction of fundamental cultural changes can be attributed to immigrants, yet, remarkably enough, it is precisely these changes that are most feared. It is also noteworthy that when people speak of changes brought about by immigrants, they do so on the basis of a society that is perceived as static and homogeneous, whereas in reality Dutch society displays a high degree of variety depending on social class, faith and region. Attempts to define the characteristics of Dutch society invariably lead to endless debate and little consensus. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 35 samenleving, terwijl er in werkelijkheid grote verschillen zijn naar klasse, geloof en regio. Pogingen om te definiëren wat de Nederlandse samenleving kenmerkt, leiden steevast tot eindeloze debatten en weinig eensgezindheid. Altijd werd er in de afgelopen vijfhonderd jaar gevreesd dat nieuwkomers concurrenten zouden zijn op de woningmarkt, de huwelijksmarkt of de arbeidsmarkt. De angst bestond dat nieuwkomers de betere baantjes zouden inpikken, woningen of de leukere meisjes (en veel minder vaak de leukere jongens). Nieuwkomers hadden in het verleden nooit onmiddellijk dezelfde rechten als gevestigden. Ze moesten in alle gevallen die rechten verwerven, meestal tegen betaling en kregen de rechten in ieder geval pas nadat ze enige tijd ergens gewoond hadden. Voor vluchtelingen waren de mogelijkheden soms groter, vooral wanneer er werd gedacht dat ze een nut hadden voor hun nieuwe land omdat ze contacten, geld, of vaardigheden meebrachten of omdat dat er werd gehoopt dat ze een politiek of religieus belang konden dienen. In het hedendaagse debat wordt met enige regelmaat gezegd dat Nederland vol is. Of dat zo is, hangt af waarmee wordt vergeleken. Nederland telt niet meer inwoners dan tal van grote wereldsteden, maar is wel vele malen groter dan die steden. Klachten over een vol Nederland waren er ook al een halve eeuw geleden, toen de bevolking slechts tien miljoen mensen telde. Het percentage vreemdelingen in grote Nederlandse steden was in het verleden soms even groot als nu. In 1650 was 8 procent van de Nederlandse bevolking vreemdeling. Het percentage daalde naar 2 procent in 1900 en kwam in de laatste decennia weer terug op het niveau van 1650. Nu is het percentage 10 procent. Het idee dat het percentage nu hoger is, wordt gevoed door een verschuiving van definitie. In het huidige debat worden niet alleen mensen, die in het buitenland zijn geboren, als migranten aangeduid, maar ook hun kinderen en kleinkinderen, die tweede of derde generatie migrant worden genoemd ofschoon ze zelf nooit gemigreerd zijn. De Republiek: relatieve tolerantie, kritiek en Nederlandse vluchtelingen In de tijd van de Republiek (1550-1800) was Nederland een welvarend en verstedelijkt land. Dat had gevolgen voor de aard van de migratie. In de tal35 A common feature of the fear of newcomers over the past five hundred years has been that they would compete for spouses, jobs and housing. It was feared they would take the better jobs and houses or the prettiest girls (and, less frequently, the most handsome boys). But in the past, newcomers never had immediate access to the same rights as natives. In all cases they had to earn such rights, usually through payment, and they only assumed these rights once they had lived somewhere for a certain period of time. Refugees sometimes had greater opportunities, especially if it was believed that they could be of use to their new country because they brought with them contacts, money or skills or because it was hoped they could provide a political or religious service. In the current debate we frequently hear that the Netherlands is full. Whether this is indeed true depends on what we compare the Netherlands with. The Netherlands has a smaller population (sixteen million) than many large metropolitan centres, yet is many times large than these cities.The same complaint was heard half a century ago when the Dutch population numbered only ten million. In some cases, the percentage of foreigners in large Dutch cities was just as great in the past as it is today. In 1650 foreigners made up eight per cent of the Dutch population. This figure had fallen to two per cent in 1900 and only reached the level of 1650 again within the past few decades. Now the figure is ten per cent.The idea that the percentage is higher derives from a shift in the definition of immigrants. In the current debate it is not only those born abroad who are considered immigrants, but also their children and grandchildren, who are referred to as second- or third-generation immigrants despite the fact they have never migrated. The Republic: relative tolerance, criticism and Dutch refugees During the period of the Republic (1550-1800) the Netherlands was a prosperous and urbanised country. This had consequences for the nature of migration. In the many Dutch cities the death rate was high due to the poor living conditions. Immigration was necessary to keep the size of the population stable. In addition, in contrast to many other countries, the Republic operated a policy of relative religious tolerance.This mainly attracted Protestant refugees, who were given 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 36 rijke Nederlandse steden was de sterfte groot omdat de leefomstandigheden er slecht waren. Immigratie was nodig om de bevolking op peil te houden. De Republiek kende bovendien, in tegenstelling tot tal van andere landen, een relatieve religieuze tolerantie. Dat trok vooral protestantse vluchtelingen aan, die een gastvrij onthaal kregen omdat werd gehoopt dat ze het nieuwe protestantse karakter de Nederlandse samenleving konden versterken.Tussen 1572 en 1830 vluchtten er 100.000 tot 150.000 mensen uit de Zuidelijke Nederlanden (nu merendeels België) naar de Republiek, die toen twee miljoen inwoners telde. De vluchtelingen waren niet alleen welkom als geloofsgenoten, maar ook omdat gedacht werd dat ze rijk waren en belangrijke handelscontacten hadden. De afwijkende leefgewoonten en kledingwijze van de zuiderlingen wekten verzet onder de noordelingen. Nederlandse predikanten trokken van leer tegen de ‘hoovaerdije’ en de ‘uiterlijke oppronckinge’ van de Zuid-Nederlanders, en Bredero schreef zijn (later bekend geworden) toneelstuk over het vreemde gedrag van de ‘Spaanse Brabander’. De vluchtelingen uit het zuiden, waaronder fanatieke calvinisten, stoorden zich aan de relatieve tolerantie en godsdienstvrijheid in het noorden. Zij waren fel en streng in de leer en probeerden hun overtuiging door te drukken. Zij drongen bijvoorbeeld aan op het afschaffen van het sinterklaasfeest, dat zij ‘paaps’ (katholiek) vonden. Tussen 1680 en 1720 kwamen er 50.000 tot 60.000 hugenoten uit Frankrijk naar Nederland. Steden wedijverden met elkaar in het aantrekken van deze nieuwe vluchtelingen. De hugenoten kregen allerlei vrijstellingen en gunsten: eeuwig burgerrecht, belastingvrijdom en vrijstelling van burgerwachtverplichtingen gedurende drie jaar, het recht een ambacht uit te oefenen zonder lid te zijn van een gilde, en een startkapitaal voor wie een eigen bedrijf wilde opzetten. De privileges die in een aantal steden aan de hugenoten werden verleend, wekten afgunst bij de Nederlanders.Toen bovendien bleek dat veel hugenoten ook de economische verwachtingen die stadsbesturen van hen hadden, niet waarmaakten, werden de privileges ingetrokken en poogden bestuurders en burgers de komst van nieuwe hugenoten te ontmoedigen. De religieuze tolerantie in de Republiek gold niet voor alle immigranten. Amsterdam, Rotterdam en Middelburg lieten wel joodse migranten toe, maar de 36 a warm welcome because it was hoped they would bolster the new Protestant Dutch society. Between 1572 and 1830, some 100,000 to 150,000 people fled from the Southern Netherlands (now mostly in Belgium) to the Republic, which then had a population of two million.The refugees were welcomed not only because they shared the same faith as the new elite, but also because it was thought that they were rich and had important trade contacts. The southerners’ aberrant customs and dress aroused opposition from the northerners. Dutch clergymen lashed out against the ‘haughtiness’ and ‘gaudiness’ of the Southern Netherlanders, and Bredero wrote his (later well-known) play about the behaviour of the ‘Spaansche Brabander’ (Spanish Brabanter).The refugees from the south, among them fanatical Calvinists, were irritated by the relative tolerance and religious freedom in the north.They were fierce advocates of the new religion and attempted to impose their convictions. For example, they suggested abolishing the Feast of St Nicholas, which they considered ‘popish’ (Catholic). Between 1680 and 1720, some 50-60,000 French Huguenots fled to the Netherlands. Dutch cities competed with each other to attract these new refugees. The Huguenots were granted a variety of dispensations and favours: citizenship in perpetuity and exemption from taxes and militia service for a period of three years, the right to practice a craft without guild membership, and venture capital for those who wished to establish their own businesses.The privileges bestowed upon the Huguenots in several cities aroused envy among the Dutch. When it became clear that many of the Huguenots did not fulfil the economic expectations the city councils had of them, the privileges were withdrawn and the citizenry and councils attempted to discourage the arrival of more Huguenots. The religious tolerance in the Republic did not extend to all immigrants. While Amsterdam, Rotterdam and Middelburg admitted Jewish immigrants, the majority of other cities did not. Catholic immigrants too were barred admittance to several cities for a period of time. Indeed, despite the general level of tolerance, many Dutch people left the country to seek greater religious freedom. Some Catholics moved to the Southern Netherlands. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 37 meeste andere steden niet. Ook katholieke immigranten werden gedurende enige tijd door verschillende plaatsen geweerd. Ondanks de geloofsvrijheid vertrokken er bovendien Nederlanders naar elders om meer vrijheid van geloof te vinden. Een aantal katholieken vertrok naar de Zuidelijke Nederlanden. In de zestiende eeuw vluchtten Nederlandse mennonieten naar Danzig en na 1621 vertrokken Nederlandse remonstranten om geloofsredenen naar Pruisen. De Nederlandse vluchtelingen vormden gemeenschappen die lang – in het geval van de mennonieten zelfs eeuwenlang – vasthielden aan Nederlandse taal en gewoontes. Aan het einde van de achttiende eeuw vluchtten 20.000 zogenaamde patriotten om politieke redenen uit Nederland naar de Verenigde Staten van Amerika, het Duitse Rijk, België en Frankrijk. In België en Frankrijk vormden ze kolonies. Niet iedereen in deze landen was even blij met de komst van deze vluchtelingen. De Belgen en Fransen uitten hun weerzin tegen het protestantisme van de nieuwkomers en de vluchtelingen staken hun afkeer van het katholicisme in hun gastland niet onder stoelen of banken. In Frankrijk werd geklaagd dat de vluchtelingen geen werkelijke politieke motieven hadden, ze waren armoedig en ze hadden schurft. Er werd ook geklaagd dat de vluchtelingen zich overgave aan drankmisbruik en messentrekkerij, ze gooiden afval uit de ramen en maakten de lokale meisjes het hof. De Nederlandse vluchtelingen vormden tal van genootschappen waarin ze politieke omwentelingen in Nederland voorbereiden. Naast vluchtelingen met politieke of religieuze motieven waren er Nederlanders die om economische redenen naar elders vertrokken. In kleine aantallen gingen Nederlanders naar de koloniën en naar Amerika. Belangrijker was de migratie naar landen binnen Europa. In tal van steden stichtten Nederlandse handelaren handelskolonies met hun eigen kerken en scholen, importeerden een eigen predikant, trouwden binnen de eigen groep, lieten hun vrouwen en kinderen overkomen uit Nederland en hielden vast aan de eigen taal en vierden samen sinterklaasavond. Ze pasten zich niet of nauwelijks aan hun nieuwe omgeving aan. Er waren meer mensen die naar het welvarende Nederland toekwamen, dan er vertrokken. Migranten waren nodig voor de grote Nederlandse vloot. Op de 37 In the sixteenth century Dutch Mennonites fled to Danzig (now Gdansk) and after 1621 Dutch Remonstrants moved to Prussia for religious reasons. The Dutch refugees formed communities abroad that retained the Dutch language and customs for many years, or even centuries in the case of the Mennonites. At the end of the eighteenth century, some 20,000 socalled Patriots fled to America, the German states and what is now Belgium and France, where they formed colonies. Not everyone in these countries was happy with their arrival.The Belgians and French expressed their disgust at the newcomers’ Protestantism and the refugees did little to hide their abhorrence of Catholicism in their host countries.The French contended that they had no real political basis as refugees and complained that they were poor and had scabies. There were also complaints that the refugees drank excessively, were violent and attempted to seduce the local women.The Dutch refugees formed numerous cells intent upon preparing political revolution in the Netherlands. The Dutch people also emigrated for economic reasons. Small numbers moved to the colonies and to America but the migration within Europe was more significant. In numerous cities Dutch merchants established trading colonies with their own churches and schools.They imported their own clergymen, married within their own group, brought their wives and children from the Netherlands and spoke their own language and celebrated the Feast of St Nicholas together.They made little or no attempt to adapt to their new environments. The number of people that moved to the prosperous Republic was greater than those who left. Immigrants were needed for the large Dutch fleet. Some 475,000 foreigners found work on the ships of the Dutch East India Company and approximately 600,000 foreign mercenaries served in the Dutch armies between 1600 and 1800. Many foreigners also found work in Dutch agriculture. In total approximately 150,000 seasonal workers – almost exclusively men, and mostly from Germany – moved to the Netherlands between 1600 and 1800.The German immigrants, who formed the largest section of the total number of newcomers, attracted less attention than those from the Southern Netherlands, the Huguenots and Jews. Nonetheless, the Germans did 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 38 schepen van de VOC vonden 475.000 buitenlanders werk. Buitenlanders dienden ook als huurlingen in de Nederlandse legers (zo’n 600.000 tussen 1600 en 1800). In de Nederlandse landbouw vonden ook veel buitenlanders werk. In totaal kwamen zo’n 150.000 seizoensarbeiders – vrijwel allemaal mannen – naar Nederland tussen 1600 en 1800, merendeels uit Duitsland. De Duitse migranten, die het grootste deel van het totaal aantal migranten vormden, hebben minder aandacht getrokken dan de Zuid-Nederlanders, hugenoten en joden. De Duitsers deden echter hetzelfde als de andere migrantengroepen; ze stichtten hun eigen kerken, importeerden een predikant en hielden vast aan hun taal. De negentiende eeuw: het weren van paupers, woelzieken en katholieken Na de Franse Revolutie was Nederland nog enige tijd relatief welvarend en bleef dus immigranten aantrekken, maar het percentage liep wel terug. VOC en leger vielen weg als grote trekkers van immigranten. De aard van de landbouw, die veel seizoensarbeiders had getrokken in eerdere eeuwen, veranderde. Nederland werd getroffen door de landbouwcrisis, ziekte onder het vee en catastrofale aardappelziekte. De Verenigde Staten van Amerika werden een belangrijke bestemming voor Duitse migranten, die traditioneel de grootste groep migranten in Nederland hadden gevormd. In het midden van de negentiende eeuw vonden steeds meer Nederlanders werk in Duitsland, dat eerder dan Nederland industrialiseerde. Nederlanders vertrokken ook naar de Verenigde Staten, gedeeltelijk onder leiding van dominees. De emigranten vormden hechte kolonies, die generaties lang vasthielden aan de Nederlandse taal, en die hun eigen kerken en scholen stichtten. Een deel van de Nederlands emigranten – de zogenaamde Afgescheidenen – had religieuze redenen voor vertrek. Ze probeerden achterstelling en beperkingen in Nederland te ontlopen. Het percentage immigranten was in Nederland minder in de negentiende eeuw dan in eerder eeuwen, maar de houding ten opzichte van de immigranten bleef hetzelfde. Steeds werd gevreesd voor de komst van immigranten die de Nederlandse samenleving tot last zouden zijn hetzij financieel, hetzij als onruststokers. Paupers en ‘woelzieken’ moesten zoveel mogelijk worden geweerd. Revoluties in Europa, vooral die in 38 precisely the same as the other immigrant groups: they established their own churches, imported their own clergymen and retained their own language. The nineteenth century: keeping out paupers, rabble-rousers and Catholics For some time following the French Revolution, the Netherlands remained relatively prosperous and therefore continued to attract immigrants, but the percentage diminished.The Dutch East India Company and the army ceased to attract large numbers of immigrants. Agricultural work, which had attracted many seasonal workers in early centuries, underwent significant changes.The Netherlands was hit by an agricultural crisis, cattle disease and a catastrophic potato blight.The USA became an important destination for German emigrants, which had traditionally formed the largest group of immigrants in the Netherlands. In the mid-nineteenth century increasing numbers of Dutch workers found work in Germany, which industrialised earlier than the Netherlands. Dutch people also moved to America, partly under the leadership of religious ministers.The emigrants formed close-knit colonies, which clung to their own language for generations and established their own churches and schools. A portion of the Dutch emigrants – the so-called Seceders – had religious reasons for their departure: they attempted to escape discrimination and restrictions in the Netherlands. The percentage of immigrants in the Netherlands was lower in the nineteenth century than in previous centuries, but attitudes towards them remained the same. People continued to fear immigrants who might pose a financial burden or cause trouble. Paupers and ‘rabble-rousers’ had to be kept at bay, as before.The revolutions in Europe, above all those of 1848, and fear of the arrival of agitators and the poor precipitated the first Dutch Immigration Law in 1849.This led to discussions about to whom the law applied and about who was Dutch and who was not. As the nineteenth century progressed, the growing notion of the nation-state – in which ideally a people, history, culture, language, territory and State should coincide – increasingly influenced the discussion about who had a right to Dutch citizenship. In the mid-nineteenth century, when the pope had restored the episcopal hierarchy in the Netherlands 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 39 1848, en angst voor de komst van oproerkraaiers en armoedzaaiers waren een van de aanleidingen voor de introductie van de eerste Nederlandse Vreemdelingenwet in 1849. Dit leidde tot discussies over voor wie deze wet zou moeten gelden en daarmee tot discussies over wie Nederlander was en wie niet. Naarmate de negentiende eeuw vorderde en ideeën over de natiestaat, waarin idealiter volk, geschiedenis, cultuur en taal, grondgebied en staat zouden moeten samenvallen, sterker werden, werd ook de discussie over de vraag wie aanspraak kon maken op het Nederlanderschap meer beïnvloed door die natiestaatgedachte. In het midden van de negentiende eeuw – toen de paus de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland had hersteld en het katholieke volksdeel begon aan zijn emancipatie – werd er door sommige Nederlanders ook geklaagd over de komst van het grote aantal katholieken uit Duitsland. Zij zouden de aard van het vrije protestantse Nederland aantasten. Het publiek werd opgeroepen om Duitse dienstbodes te ontslaan en niet meer te kopen bij de grote Duitse winkeliers, die halverwege de negentiende eeuw in Nederlandse steden een steeds zichtbaardere groep werden. Toen de Duitse staat vorm begon te krijgen en onverwachte militaire successen boekte in 1866 en 1870, ontstond in Nederland de vrees voor annexatie door Duitsland. Aan de loyaliteit van de in Nederland wonende Duitsers werd ernstig getwijfeld. Die twijfel mondde uit een zogenaamde prussofobie (angst voor de Pruis) en roep om beperkingen en meer toezicht op vreemdelingen. Nederlanders waren in de negentiende eeuw bang voor de invloed die Duitse immigranten op de Nederlandse cultuur hadden. De aanwezigheid van talloze Duitse immigranten zou leiden tot ‘taalvermoffing’ (het gebruik van Duitse woorden in de Nederlandse taal), terwijl Nederlanders ook verderfelijke Duitse gewoontes zouden overnemen. De Duitse immigranten introduceerden de kroegen en het bier, zoals we die nu kennen, het turnen en de kerstboom. De kerstboom werd door de grote Duitse winkeliers in hun etalages geplaatst als lokkertje voor het winkelende publiek. Een deel van de Nederlandse bevolking wees die gewoonte aanvankelijk af als een heidens of katholiek gebruik, maar later werd het gebruik op grote schaal door Nederlanders overgenomen en werd de Duitse oorsprong vergeten. 39 and Dutch Catholics began their emancipation, some elements within the Dutch populace complained about the influx of Catholics from Germany who, they suggested, would undermine the Netherlands’ free Protestant nature.The public was called upon to dismiss German domestic servants and to refrain from shopping at the large German retailers, who were an increasingly visible group in Dutch cities in the mid-nineteenth century. When the German State began to take form and notched up unexpected military victories in 1866 and 1870, there was a fear in the Netherlands that the country would be annexed by Germany.There was great doubt about the loyalty of those Germans who resided in the Netherlands, which manifested itself in a so-called Prussophobia and a call for limitations on and more supervision of foreigners. In the nineteenth century the Dutch were fearful of the influence of German immigrants on Dutch culture.The presence of so many German immigrants would, it was said, lead to the Germanisation of the Dutch language and the Dutch people would adopt pernicious German customs.The German immigrants introduced bars and beer, as we know it today, gymnastics and the Christmas tree.The German retailers placed Christmas trees in their shop windows to entice shoppers. A section of the Dutch public initially rejected this custom as a heathen or Catholic tradition, but later the Dutch people adopted the custom on a large scale and its German origins were forgotten. First half of the twentieth century: mineworkers and ‘Indonised’ Dutch people In 1914 a million Belgian refugees fled to the Netherlands, which then had a population of 6.3 million.This posed significant problems for Dutch border towns. Cities such as Roosendaal and Bergen op Zoom, which had populations of 1516,000, had to absorb approximately 50,000 Belgian refugees.The government took on an important task in organising the relief operations. After 1918 the revolutions in Russia and Germany gave rise to increasing restrictions on foreigners in the Netherlands. Just as in earlier periods, initially the laws and rules were stringently applied but were gradually relaxed. More so than before, after 1918 foreigners formed a distinct group that was subject to registra- 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 40 Eerste helft van de twintigste eeuw: mijnwerkers, onderkruipsters en verindischte Nederlanders In 1914 kwam een miljoen Belgische vluchtelingen naar Nederland, dat op dat moment een bevolking van 6,3 miljoen telde. Vooral in Nederlandse grensplaatsen ontstonden problemen. Steden als Roosendaal en Bergen op Zoom, die 15 tot 16.000 inwoners telden, moesten ieder zo’n 50.000 Belgische vluchtelingen opvangen. De overheid kreeg een belangrijke taak in het regelen van de opvang. Na 1918 waren revoluties in Rusland en Duitsland aanleiding voor een toename van restricties voor vreemdelingen in Nederland. Net als in eerdere perioden werden wetten en regels aanvankelijk streng toegepast, maar na verloop van tijd volgde versoepeling. Vreemdelingen gingen na 1918 wel meer dan voorheen een groep vormen die in de gaten werd gehouden en geregistreerd. Na 1919 werd een koppeling gemaakt tussen toelating van vreemdelingen en de situatie op de arbeidsmarkt. In de jaren 1930 werden echter niet alleen arbeidsmigranten geweerd, maar ook (joodse) vluchtelingen uit Duitsland. De Limburgse mijnen mochten wel buitenlandse arbeiders aantrekken – Duitsers, Belgen, Italianen, Polen,Tsjechen, Hongaren en Oostenrijkers – omdat te weinig Nederlanders in de mijnen wilden werken. In Limburg werd geklaagd over het grote aantal vreemdelingen. Het merendeel van de migranten was katholiek, maar in het katholieke Limburg werd toch gevreesd voor een versterking van het protestantisme door de komst van buitenlanders. Verder werd er gevreesd voor een toename van het aantal buitenechtelijke kinderen, echtscheidingen en criminaliteit. Een andere, in omvang, belangrijke groep immigranten in het interbellum werd gevormd door de Duitse dienstbodes. In Nederland bestond een groot dienstbodentekort nadat in de Nederlandse industrie meer werkgelegenheid was ontstaan voor jonge vrouwen en Nederlandse meisjes de voorkeur gaven aan fabriekswerk boven het dienstbodevak. In 1934 waren er 40.000 Duitse dienstbodes in Nederland. In Nederland werd geklaagd dat de Duitse meisjes onderkruipsters waren, die slechte arbeidsvoorwaarden en laag loon accepteerden, en er met de leuke Nederlandse jongens vandoor gingen. Duitse verenigingen in Nederland probeerden Duitse migranten te behouden voor het geloof en de Duitse natie. 40 tion and supervision. After 1919 a link was stressed between the admittance of foreigners and the situation in the labour market. However, in the 1930s it was not only migrant workers that were refused entry but also (Jewish) refugees from Germany. The mines in Limburg were an exception to this policy and continued to rely upon foreign workers from Germany, Belgium, Italy, Poland, Czechoslovakia, Hungary and Austria because too few locals wished to work in the mines. But the Limburgers complained about the large number of foreigners. Despite the fact that the majority of immigrants were Catholic, the Catholic Limburgers feared that the foreigners would strengthen Protestantism in the region.They also feared a rise in instances of divorce, illegitimacy and crime. Another sizeable and therefore important group of immigrants in the inter-war years were German domestic servants.The opportunities created by Dutch industry for young women had created a shortage of female servants; Dutch girls favoured factory work over domestic work. In 1934 there were 40,000 German domestic servants in the Netherlands.The Dutch complained that the German girls undercut the domestic labour market by accepting lower wages and poor working conditions, and that they ran off with Dutch men. German organisations in the Netherlands attempted to encourage German immigrants to preserve their faith and belief in the German nation. After the Second World War, with a severe housing shortage, a growing population and a fear of the return of pre-war levels of unemployment, the Dutch government actively promoted emigration. Between 1946 and 1969 approximately 450,000 Dutch people (out of a population of 10 million) moved abroad. Government publications complained that women in particular found their new lives hard because of the loneliness and isolation they experienced raising their children at home.The emigrants were encouraged to settle close to one another and close to a Dutch church.They were also advised to learn English as quickly as possible. Dutch people’s image as quick adapters gave them advantages in Australia and Canada. However, not everyone was in favour of speedy integration. Not speaking the local language could protect the emigrants from negative influences and maintenance of their mother tongue was seen 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 41 Na de Tweede Wereldoorlog zag Nederland zich primair als emigratieland. Er bestond grote angst voor terugkeer van de vooroorlogse werkloosheid, er was een tekort aan huizen en de bevolking groeide. Emigratie werd door de overheid sterk gestimuleerd; tussen 1946 en 1969 vertrokken ongeveer 450.000 Nederlanders (op een bevolking van 10 miljoen). In overheidspublicaties werd geklaagd dat vooral vrouwen de emigratie zwaar vonden omdat ze eenzaam thuiszaten met de kinderen. De emigranten werden gedeeltelijk aangemoedigd om zich in elkaars nabijheid en de nabijheid van een Nederlandse kerk te vestigen. Tegelijkertijd werden de Nederlanders ook aangemoedigd om zo snel mogelijk Engels te leren. Het imago van snelle aanpassers gaf de Nederlanders voordelen in de Australische en Canadese samenlevingen. Niet iedereen was echter voorstander van een snelle integratie. Het niet-beheersen van de vreemde taal kon de emigrant behoeden voor negatieve invloeden en behoud van de moedertaal was belangrijk bij de geloofsoverdracht binnen het gezin. De Nederlanders hielden nog lang vast aan Nederlandse gewoontes en bakten nog decennia na aankomst appeltaart, bitterballen, oliebollen, speculaas en kerstbrood, en ze maakten huzarensalade en nasi goreng. Nederlandse emigranten zetten in Australië en Canada hun eigen verenigingen op, waarvan een deel 50 jaar na het hoogtepunt van de emigratie nog steeds bestaat. Er kwamen clubs waar de Nederlanders konden klaverjassen, carnaval vieren, een borreltje drinken, sinterklaasvieren en snert eten. Terwijl een ongekend aantal emigranten Nederland verliet, kwamen 300.000 mensen uit (het voormalige) Nederlands Indië naar Nederland. Nederlandse ambtenaren deden veel moeite om de mensen die te ‘verindischd’ waren te overtuigen dat ze beter in de voormalige kolonie konden blijven. Op de komst van de Indische Nederlanders werd niet door iedereen positief gereageerd. Er werd geklaagd dat hun komst alle moeite die door overheid was gedaan om mensen te laten emigreren teniet deed. Er waren klachten over de geur van trassi en knoflook en in Den Haag werd er door zogenaamde indo-bendes gevochten met Nederlandse jongens om de meisjes. 41 as an important factor in the transfer of faith within the family. For decades the Dutch emigrants held to their own customs and continued to prepare traditional Dutch dishes.To this day, some fifty years after the height of the emigrations, in Australia and Canada there are still Dutch clubs in which people come together and maintain some Dutch customs. While an unprecedented number of Dutch people left the Netherlands in this period, some 300,000 people arrived in the Netherlands from Indonesia (formerly the Dutch East Indies). Dutch officials made great attempts to convince those people who were too ‘Indonised’ that they were better off staying in the former colony. Not everyone viewed the arrival of people from the former Dutch East Indies positively. Some complained that their arrival nullified the government’s attempts to encourage emigration. There were complaints about the smell of trassi (shrimp paste) and garlic, and in The Hague it was said that so-called ‘Indo gangs’ fought with Dutch boys over Dutch girls. The second half of the twentieth century: saviours of Dutch industry, the enemies of our enemies, and Zwarte Piet From the end of the 1950s Dutch companies recruited workers abroad in order to keep wages low. The recruitment of workers from the Mediterranean countries was preceded by extensive attempts to recruit at home and in the neighbouring countries. Those industries that faced a sombre or uncertain prospect – mining, steel, textiles and shipbuilding – were the first to look further afield.The employment of a short-term labour force from the Mediterranean countries – they were expected to stay for only one or two years – seemed an ideal solution to both the lack of workers and the uncertain future of certain industrial sectors. Approximately 85,000 Spaniards, 36,000 Italians and 10,000 Greeks arrived in the Netherlands.The majority – approximately two thirds – returned home after a few years.This was not the case with the immigrants from Turkey and Morocco. Because they arrived just before the recruitment drive came to an end, they had fewer opportunities to travel back and forth as the Italians and Spaniards had done.They had to choose between returning home for good or 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 42 De tweede helft van de twintigste eeuw: redders van de Nederlandse industrie, de vijanden van onze vijanden en Zwarte Piet Vanaf het einde van de jaren 1950 wierven Nederlandse bedrijven arbeiders in het buitenland om zo de loonkosten laag te houden. Aan de werving in landen rond de Middellandse Zee gingen uitgebreide pogingen tot werving binnen Nederland en in de buurlanden vooraf. De bedrijven, waarvoor de perspectieven op termijn somber of onzeker waren – de mijnen, de staalindustrie, de textielindustrie en de scheepsbouw – gingen als eerste ver weg werven. De tijdelijke arbeidskrachten uit de landen rond de Middellandse Zee, waarvan verwacht werd dat ze een of twee jaar zouden blijven, leken een ideale oplossing voor zowel tekorten aan arbeidskrachten als de onzekere toekomst van bepaalde bedrijfstakken. Er kwamen zo’n 85.000 Spanjaarden, 36.000 Italianen en 10.000 Grieken. Een groot deel van hen (ongeveer tweederde) ging ook weer terug. Anders lag dat voor de immigranten uit Turkije en Marokko. Omdat zij kwamen net voor het moment dat de werving werd stopgezet, waren er voor hen minder mogelijkheden om herhaaldelijk te migreren en remigreren, zoals Italianen en Spanjaarden hadden gedaan. Zij moesten kiezen tussen blijvend terug of blijven. Met slechte vooruitzichten in het eigen land, koos een deel voor blijven. De Marokkaanse gemeenschap groeide tot 359.000 mensen anno nu en de Turkse tot 394.000. De gastarbeiders kregen als redders van de Nederlandse industrie een warm onthaal. Er werden boekjes verspreid voor hospita’s met titels als: ‘Wat Marokkanen graag lusten’. Het aanvankelijke enthousiasme werd minder toen in de jaren 1970 een recessie inzette. Voor de vroege gastarbeiders, die uit katholieke landen zoals Italië en Spanje kwamen, organiseerde de katholieke kerk allerlei activiteiten. Voor de Moslims uit Turkije en Marokko probeerden de kerken ook iets te doen, maar het organiseren van kerst- en paasmaaltijden en sinterklaasfeesten ging de kerken duidelijk beter af dan het organiseren van een suikerfeest. Lokale en landelijke overheidsorganisaties namen de activiteiten over en organiseerden en subsidieerden vervolgens decennialang het anders-zijn van de gastarbeiders. Die activiteiten waren ook belangrijk omdat ze het idee onderstreepten dat deze immi42 remaining in the Netherlands. With poor prospects in their own countries, some opted to stay.Today the Moroccan community in the Netherlands has grown to 359,000 and the Turkish community now numbers 394,000. As saviours of Dutch industry, the ‘guest workers’ were given a warm reception. Books with titles such as What Moroccans Like to Eat were distributed to landladies. But the initial enthusiasm was dampened in the 1970s when the recession set in.The Catholic Church organised a range of activities for the earliest of the immigrant workers, who came from Catholic countries such as Italy and Spain.The churches also attempted to do something for the Muslims from Turkey and Morocco, but providing meals for Christmas and Easter and celebrating the Feast of St Nicholas was easier for them than organising the Sugar Festival. Local and national government agencies took over the organisation of these activities and for decades subsidised the immigrant workers’ otherness. These activities were also important because they emphasised the notion that this immigration was of a temporary nature, long after many employers and officials realised that this was not the case. Shortly after the end of the recruitment drive, Suriname gained its independence and a large number of Surinamese people moved to the Netherlands. The population of Suriname currently numbers approximately 494,000, while more than 349,000 people of Surinamese origin now live in the Netherlands. The Surinamese immigrant population is highly concentrated: most Afro-Surinamese people live in the Bijlmer neighbourhood of Amsterdam, and the majority of Hindustani Surinamese people live in The Hague.The Surinamese immigrants did exactly as previous immigrants had done: encouraged by the Dutch government, they established numerous organisations and their own churches, including those in the car parks in the Bijlmer estate. In the 1970s and 1980s some of these organisations were fiercely opposed to the celebration of the Feast of St Nicholas, which has a clear connection with slavery: people posing as St Nicholas’s helpers – all called Zwarte Piet – wear Afro wigs, paint their faces black and lips red, dress in mock Moorish costumes, behave stupidly and speak a broken Dutch.They go on foot and carry St Nicholas’s bags while St Nicholas rides a white 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 43 gratie tijdelijk zou zijn, lang nadat het voor veel werkgevers en ambtenaren duidelijk was geworden dat dat niet zo was. Kort na het stopzetten van de werving werd Suriname onafhankelijk en een groot aantal Surinamers kwam naar Nederland. De huidige bevolking van Suriname telt ongeveer 494.000 mensen, terwijl er in Nederland ruim 349.000 mensen wonen van Surinaamse origine. Surinamers vormen de grootste groep immigranten in Nederland en ze wonen bovendien sterk geconcentreerd: Afro-Surinamers wonen vooral in de Amsterdamse Bijlmer, en Hindoestaanse Surinamers vooral in Den Haag. De Surinaamse migranten deden wat andere migranten voor hen hadden gedaan. Aangemoedigd door de Nederlandse overheid zetten ze tal van organisaties op en ze begonnen hun eigen kerken, waaronder de kerken in de parkeergarages van de Bijlmer. Een deel van de organisaties keerden zich in de jaren 1970 en 1980 fel tegen de viering van het sinterklaasfeest, dat duidelijk een band had met slavernij. Met de slogan ‘Zwarte Piet = Zwart verdriet’ werd geijverd voor een verandering van het feest. Ondanks deze protesten en enkele experimenten met blauwe, groene en gele pieten, bleef het feest uiteindelijk in essentie ongewijzigd. Vanaf de jaren tachtig nam het aantal vluchtelingen in Nederland toe. Dit had te maken met de beperkingen van de mogelijkheden voor arbeidsmigratie. In de jaren 1950 waren de kleine aantallen vluchtelingen uit de Oostbloklanden gastvrij ontvangen. Hun vlucht betekende immers het gelijk van de vrije kapitalistische wereld. Met het einde van de Koude Oorlog was het niet langer duidelijk dat vluchtelingen de vijanden van onze vijanden waren of wat het nut was van gastvrijheid. Er werden vraagtekens geplaatst bij de motieven van de vluchtelingen en er werd geklaagd over criminaliteit en gebrekkige aanpassing. Deukje Het aantal migranten en hun sociaal-economisch macht is nu en was in het verleden nooit groot genoeg om meer dan een deukje te maken in de Nederlandse samenleving. Natuurlijk hebben Nederlanders gebruiken van migranten overgenomen. Maar de Nederlandse eetgewoontes, bijvoorbeeld, zijn slechts in beperkte mate veranderd door de komst van migranten 43 horse. With the slogan ‘Zwarte Piet = Zwart verdriet’ (Black Pete = Black sorrow) the opponents devoted themselves to changing the celebration. Despite these protests and several experiments with blue, green and yellow Piets, the celebration has remained essentially unchanged. From the 1980s the number of refugees in the Netherlands increased. In the 1950s the small number of refugees from the Eastern bloc countries were given a rather warm reception, after all their escape seemed to confirm the West’s belief in the freedom of the capitalist world. With the end of the Cold War it was no longer clear that refugees from Eastern Europe were our enemies’ enemies or what was the use in welcoming them. Questions were raised about the refugees’ motives and there were complaints about criminality and inadequate integration. A small dent The number of immigrants and their socioeconomic might is and never has been large enough to make more than a small dent in Dutch society. Of course Dutch people have taken over customs from immigrants. But Dutch eating habits, for example, have been less influenced by the arrival of immigrants than by the introduction of the modern cooker, which made it easier to prepare separate dishes; improvements in transport, that enable us to eat green beans from Africa out of season; or increased foreign travel, which has encouraged Dutch people to prepare dishes they have eaten on holiday in Greece or Italy. Eating habits have also been changed by new ideas about healthy diet and increased prosperity.The celebration of the Feast of St Nicholas is under greater threat from Coca-Cola’s American Santa Claus than from the Sugar Festival or the protests of any group of immigrants in the past. Fear of change and actual change have little to do with each other. Literatuur / Literature Herman Obdeijn and Marlou Schrover, Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550 (Amsterdam: Bert Bakker 2008). 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 44 en veel meer door de introductie van het vierpitsgasstel, waardoor het makkelijker werd om gescheiden gerechten te bereiden, verbeteringen in het transport, waardoor we buiten het seizoen sperziebonen uit Afrika kunnen eten, of de mogelijkheden om op vakantie te gaan, waardoor Nederlanders thuis de gerechten willen klaarmaken die ze op vakantie in Griekenland of Italië hadden leren kennen. Eetgewoontes zijn ook veranderd door nieuwe ideeën omtrent gezonde voeding en een toename van de welvaart. De viering van het sinterklaasfeest wordt meer bedreigd en beïnvloed door de Amerikaanse Coca-Cola Santa dan door het suikerfeest of de bezwaren van welke groep migranten in het verleden dan ook. Vrees voor verandering en werkelijke verandering hebben weinig met elkaar te maken. 44 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 45 Column Chris Keulemans Onwelkom / Unwelcome Een stad kan je afwijzen. Je het gevoel geven dat je het best rechtsomkeert kan maken. Gewoon, bij de eerste stap die je in haar straten zet. Ga het maar ergens anders zoeken. Hier zitten we niet op je te wachten. Hoe zei je ook alweer dat je heette? Sorry, geen interesse. Verplaats jezelf in een Sri Lankese rozenverkoper. Dat is het makkelijkste voorbeeld. Je verzamelt op een straathoek in een donkere uithoek van de stad. Daar krijg je je voorraad rozen voor de avond mee en wordt op pad gestuurd. Vervolgens schuifel je langs de terrassen van het helverlichte centrum. Je zet je vriendelijkste glimlach op. Je stelt je op in het blikveld van verliefde stelletjes. Het ongeduld en de irritatie die je voelt probeer je niet te vertonen. Af en toe krijg je een beleefde, maar gedecideerde glimlach terug. Meestal kijken ze dwars door je heen. Alsof je er niet staat. Wanneer je het hele plein bent rondgeweest, een plein vol mensen voor wie het bezit van de publieke ruimte de gewoonste zaak van de wereld is, sta jij met een paar losse euro’s in je zak op straat. Met pijn in je voeten. En een bedompte nacht in het vooruitzicht. Rozenverkopersmomenten kent bijna iedereen. Je hebt rozenverkopers in alle soorten en maten. De Koerdische vluchtelingenfamilie met vijf kinderen die over straat sjokt, van het ene illegale adres naar het volgende. De verse bruid van een Irakese avondwinkelier die op haar eerste dag in het nieuwe land het station uitloopt, de stromende regen in. De ontwikkelingswerkster, net terug uit Oeganda, radeloos van alle expressieloze, weldoorvoede gezichten om zich heen. De journalist met een deadline, het adres van een hotel en drie telefoonnummers. De stewardess die smacht naar dingen: dingen die niet alleen vandaag, maar ook morgen en zelfs overmorgen om haar heen staan, die ze herkent en aan kan raken. Een stad kom je altijd binnen met twee andere steden in je hoofd. De stad waar je vandaan komt, en de stad die je je had voorgesteld. De stad waar je vandaan komt is dierbare ballast. Ze klonk anders, rook anders en werkte in het geheel niet zoals deze. Ze was gesponnen uit een web van 45 A city can reject you. Give you the feeling that you should turn back the instant you set foot in its streets. You’d better look elsewhere. No one wants you here. What did you say your name was? Sorry, not interested. Imagine you are a Sri Lankan rose seller.That is the easiest example. You collect your evening’s supply of roses on a street corner in a dark, remote part of the city and are sent on your way. You put on your friendliest smile and shuffle past the terraces in the brightly lit city centre. You stand in view of amorous couples. You try not to show the impatience and irritation you feel. Every now and then you receive a polite yet resolved smile in return. But mostly they just look straight through you as if you weren’t there. When you have been around the entire square – a square full of people for whom ownership of the public realm is the most ordinary thing in the world – you stand on the street with a few euros in your pocket, with sore feet and a squalid night ahead of you. Everyone knows these rose-seller moments. Rose sellers come in all shapes and sizes.The Kurdish refugee family with five children trudging from one illegal address to the other.The bride of an Iraqi corner shop owner stepping out of the station into the pouring rain on her first day in a new country.The aid worker, just back from Uganda, distraught at all the expressionless, well-fed faces around him.The journalist with a deadline, a hotel address and three telephone numbers.The stewardess who longs for familiar things: things that surround her not only today but everyday, things she recognises and can touch. You always arrive in a city with two other cities in your head: the city you come from and the city you imagined you were coming to.The city you come from is fond ballast. It sounds different, smells different and operates in a way totally unlike this one. It was spun from a web of experiences; trusted addresses; buildings that you don’t even need to see to recognise; lessons for life (pleasant or otherwise); an unerring sense for left and right and everything in-between; a sense, no matter how vague, of what was happening three blocks further on, and – perhaps most important 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 46 ervaringen, vertrouwde adressen, gevels die je niet eens hoefde te zien om ze toch te herkennen, levenslessen, al dan niet aangenaam, een feilloos gevoel voor links en rechts en alles daar tussenin, een besef, hoe vaag ook, van wat er zich drie pleinen verderop afspeelde, en – misschien het belangrijkste – plekken waar je mocht gaan liggen, kuilen in de kussens van een bank, silhouetten in het behang of de vochtplekken aan het plafond die je kon uittekenen met je ogen dicht. De stad die je je voorstelde, van verhalen en foto’s, of misschien zelfs herinnerde van een eerder bezoek, die zit je alleen maar in de weg. Die was groter, kleiner, zonniger of intiemer, in elk geval onschuldiger, dan de stad waarin je nu de weg moet zoeken. Onschuldiger, omdat jouw aanwezigheid daarin vanzelfsprekend was, ze bestond tenslotte niet zonder dat jij je haar verbeeldde. Ze was ondenkbaar zonder jou. En dat is precies wat deze stad, nu jij er bent aangekomen, je zegt: ik bestond al, voordat jij hier ook maar een voet zette, en ik zal bestaan als jij allang bent vertrokken. Dat is een onaanvechtbare uitspraak, en nog een onbarmhartige ook: je doet er niet toe. Je zou net zo goed niemand kunnen zijn. Alsof je niet bestaat. Alsof je rozen verkoopt. De stad die je betreedt zal je aanwezigheid ontkennen net zolang als je gelooft dat je iemand anders bent dan zij van je maakt. Ze zal je ontkennen tot je door haar straten loopt zonder na te denken.Tot je zonder na te denken van het ene adres naar het andere sjokt, in de stromende regen staat, opgaat tussen de expressieloze gezichten, je deadline haalt, de dingen aanraakt die je morgen ook zult aanraken. Net zolang tot je zelf op het plein zit en door de rozenverkoper heenkijkt die glimlachend voor je is komen staan. 46 of all – places where you could lie down, dents in the sofa cushions, silhouettes in the wallpaper or the damp patches on the ceiling that you could trace with your eyes shut. The city you imagined, from stories and photographs or perhaps even from memories of an earlier visit, simply gets in your way. It was larger, smaller, sunnier or more intimate, in any case more innocent than the city you must now find your way around. More innocent because your presence here was self-evident. It existed only in your imagination. It was unthinkable without you. And that is precisely what this city tells you now that you have arrived: ‘I existed even before you set foot here and I shall exist long after you are gone’. It is an indisputable statement, and a merciless one too: you don’t matter. You might just as well be nobody. As if you didn’t exist. As if you were selling roses. The city you are entering will deny your presence for as long as you believe you are someone else than it makes you. It will deny you until you walk through its streets without thinking. Until – without thinking – you trudge from one address to another, stand in the pouring rain, lose yourself in the expressionless faces, meet your deadline, touch the things that you will touch again everyday. Until you too sit in that square and look straight through the rose seller who stands smiling in front of you. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 47 Sonja van Kerkhoff Nieuw-Zeeland / New Zealand › Nederland / The Netherlands 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 The Gardeners, 2006, interactieve projectie i.s.m. Loren Roosendaal. / Interactive projection made with Loren Roosendaal. 48 10:00 Pagina 48 100444_p001_128:Opmaak 1 49 06-09-2010 10:00 Pagina 49 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Greetings from Leiden, 2009, performances aan weerszijden van de grensovergang op Ledra straat op Cyprus en in de Büyük Han. / performances on both sides of Ledra Street, the border crossing in Cyprus and in the Büyük Han. 50 10:00 Pagina 50 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Sailing Home, 2009, performance, Whanganui, Aotearoa, New Zealand 51 10:00 Pagina 51 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Cross Pollination, 2007, 10-delige sculp- tuur met geluid. Opdracht voor Sculpting the Suburban Landscape, tentoonstelling rondom het Museum of Domestic Design & Architecture, Londen. / 10 piece sculpture with sound.Commission for Sculpting the Suburban Landscape, exhibition in the grounds of the Museum of Domestic Design & Architecture, London. 52 10:00 Pagina 52 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Waka huia, 2009, beperkte oplage op transparant, in het fromaat van een huia-veer. / limited edition print on transparancy, the size of a Huia feather. 53 10:00 Pagina 53 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 54 Ik ben geboren in 1960 en opgegroeid op een boerderij in de schaduw van de berg Taranaki, vlakbij de rivier de Mangawhero in Nieuw-Zeeland/Aotearoa. Een Māori introduceert zichzelf door te verwijzen naar de berg en de rivier van zijn of haar geboorte of stam, niet alleen ter identificatie, maar ook als erkenning van het belang van de rol die de natuur in iemands culturele achtergrond speelt. Ik vermeng in mijn werk verschillende vormen en presenteer verschillende verhalen, vaak over cultuur of locatie. Zo heb ik samen met Loren Roosendaal de interactieve muurprojectie The Gardeners (2006) gemaakt, waarbij geprojecteerde ballen reageerden op de aanwezigheid van de toeschouwer, die ook op de muur werd geprojecteerd, niet alleen als spelletje, maar ook ter bespiegeling. De ballen reageren op wat je doet en lijken intelligent. Als je je hand uitsteekt, bewegen ze ernaartoe, maar als je te snel beweegt, vluchten ze. Als iemand met zijn lijf een ‘nestje’ maakt, nestelen de ballen zich daar en groeien ze. Dat is voor de toeschouwers een stimulans om zich langzaam te bewegen en de ballen met affectie te behandelen. Als iemand lang genoeg langzaam beweegt, verschijnt zijn of haar gezicht in een van de ballen, en blijft daar als onderdeel van het ‘geheugen’ van de ruimte hangen totdat de bal een nieuwe ontmoeting aangaat. Wordt deze choreografie veroorzaakt door de ballen of door de deelnemers? De performance Greetings from Leiden (2009) draaide ook om de thema’s spelen, reflecteren en machtsrelaties.Terwijl ik origami-olifanten langs de straat leidde, of over de grens tussen het Turks sprekende deel van Nicosia en het Grieks sprekende deel, opende ik het gesprek met mensen door te zeggen: ‘Ik ben een olifantenherder’ of ‘Ik breng groeten uit Leiden’. Soms spraken mensen met me, bijvoorbeeld over de duidelijk zichtbare grens waarnaar ik op weg was of die ik overstak, soms liepen ze langs de stoet olifanten en behandelden ze als object voor reflectie midden op een drukke straat. Twee performances, Sailing Home (2009) en Colonizing Santa Monica (2009), maakten gebruik van een ver- zameling papieren bootjes, gemaakt van de school54 I was born in 1960 and raised on a farm in the shadow of Mount Taranaki near the Mangawhero River in New Zealand/Aotearoa. A Māori person introduces herself by referring to the mountain and the river of her birth or her tribe, not only as a form of identification but to acknowledge the relevance of the natural world in one’s cultural world. In my work I mix modes of discourse and present multiple stories, often related to culture and location. For example, in the interactive wall projection The Gardeners (2006), made with Loren Roosendaal, the balls respond to the participant’s presence, also projected in real-time on the wall, as a device for play and reflection.The balls respond to your actions and seem intelligent. If you hold your hand out they will move towards it, but if you move too fast, they move away. If a person makes ‘nesting places’ with their body, the balls will nestle and grow.This encourages visitors to move slowly and treat the balls affectionately. If a participant keeps moving slowly for long enough, a snapshot of his or her face appears inside one of the balls, and remains as part of the ‘memory’ of the space until the next encounter with this ball. Are the resulting choreographies caused by the balls or by the participants? The performance Greetings from Leiden (2009) also touches on the themes of play, reflection, and power relations. While herding origami elephants along the street or across the border dividing the Turkishspeaking part of Nicosia from the Greek-speaking part, I opened conversations with people, saying ‘I am herding elephants’ or ‘I am bringing greetings from Leiden’. Sometimes people engaged with me on issues such as the obvious border I was heading for and crossing, at other times they walked along the line of elephants, treating them as objects for reflection, in the middle of a busy street. Two performances Sailing Home (2009) and Colonizing Santa Monica (2009) involved a collection of paper boats made from pages of my children’s schoolbooks. These boats – signs of learning to write and learning about the world through a Dutch lens – were exhibited here in the context of two English-speaking worlds. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 55 boeken van mijn kinderen. De bootjes, symbool van leren schrijven en kijken naar de wereld door een Nederlandse bril, werden hier blootgesteld aan de context van twee Engelssprekende werelden. Sailing Home begon aan de ingang van de Whanganui City Art Gallery (Nieuw-Zeeland) en vervolgde zijn weg de trap af naar het winkelgebied van de stad. In die setting kwam het over als een poëtische interventie. Maar op de drukke promenade van Santa Monica (Californië) werd de performance veelal opgevat als een politieke daad, deels omdat ik mensen vertelde dat ik de straat aan het koloniseren was en deels omdat ik hier voortdurend met de politie en diverse beveiligingsbeambten over mijn recht op aanwezigheid moest onderhandelen. De openluchtsculptuur en soundscape Cross Pollination (2007) werd gemaakt voor een tentoonstelling op het terrein van het Museum of Domestic Design & Architecture in Londen. Ik heb het thema locatie en relocatie gebruikt in connectie met de manier waarop we betekenis aan de wereld om ons heen toekennen en deze weer tenietdoen. Geluiden afkomstig uit een ‘bijenkorfdoos’ veranderden geleidelijk van ruis in een herkenbaar geluid, om vervolgens weer op te gaan in de natuurlijke geluiden op deze locatie. Om de doos heen werden op negen gebogen stangen souvenirtjes tentoongesteld die verband hielden met interculturele contacten: een vliegtuig, een boek, een schaalmodel van de Big Ben of een telefooncel, elk in een doorzichtige plastic ‘bloem’. De bezoekers die van het ene naar het andere souvenir lopen, creëren daarmee een model van kruisbestuiving. Al dan niet bewust worden ze de bijen in de metafoor, door van het ene betekenisvolle object naar het andere te lopen. Waka Huia (Verenboot) (2009), gemaakt met Sen McGlinn, bestaat uit een klein, doorzichtig, hangend vaartuig met een lichte lading erin. Een spirituele lading. Een wakahuia is bedoeld om waardevolle dingen in te bewaren, maar het woord betekent ook ‘verenbootje’ in de Nieuw-Zeelandse Māori-taal. Ons ‘vaartuig’ is gebaseerd op een veer van de huia (Heteralocha acutirostris), een uitgestorven NieuwZeelandse vogel, gecombineerd met mijn tekeningen. 55 Sailing Home began at the entrance of the Whanganui City Art Gallery (New Zealand) and proceeded down the steps towards the city’s commercial centre. In this setting it came across as a poetic intervention. But in the busy Santa Monica promenade (California, USA) it was largely interpreted as a political act, partly because I told people I was colonising that street, and partly because, in this location, I had to constantly renegotiate my right to be there with the police and various security officers. The outdoor sculpture and soundscape Cross Pollination (2007) was made for an exhibition in the grounds of the Museum of Domestic Design & Architecture in London. It took the theme of location and relocation in reference to making and unmaking meaning out of the world around us. Sounds from a ‘beehive’ box gradually unfold from noise to a distinctive sound and then merge back into the natural sounds of this location. Around the box, nine curved rods display small souvenir items relating to intercultural contact: a plane, a book, a model of Big Ben or a telephone box, each held in a transparent plastic ‘flower’.The visitors walking back and forth from one to the other create a model of cross-pollination. Consciously or not, they become the bees in the metaphor as they move from one meaning-laden object to another. Waka Huia (Feather Boat) (2009), made with Sen McGlinn, is a small suspended translucent vessel bearing a cargo of lightness. A cargo of the spirit. A wakahuia is a container for holding valuables, but it also means ‘feather boat’ in New Zealand Māori. Our ‘vessel’ formed from the scan of a feather of the extinct New Zealand bird, the huia (Heteralocha acutirostris), is combined with my drawings. In the video Heart of the Land (2009) the journey is the location – a constant flow or relocation. I grew up in a rural farming area in New Zealand, close to the river featured in this video.The slow flow of crosscurrents relates to my own upbringing and crossing between worlds.This video, one of five shown inside a ‘canoe-home’ that the visitor enters symbolises the poutokomanawa, the heart pole of a Māori ancestral house. As they remove their shoes, 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 56 In de video Heart of the Land (2009) is de reis zelf de locatie, een onafgebroken stroom, of relocatie. Ik ben op het platteland van Nieuw-Zeeland opgegroeid, vlakbij de rivier uit deze video. De langzame dwarsstromen die elkaar kruisen, verwijzen naar mijn eigen opvoeding en naar overgangen tussen verschillende werelden. Deze video is een van de vijf die worden vertoond in een ‘kanohuis’ waar de bezoeker naar binnen moet, en vormt in symbolische zin de poutokomanawa, de zogenaamde ‘hartpaal’ van traditionele Māori-huizen. Zodra de bezoekers hun schoenen uittrekken, het tapijt onder hun voeten voelen en zichzelf in de donkere ruimte bevinden, omringd door videobeelden, geluiden en verlichte sculpturen, is het de bedoeling dat ze een actieve geest waarnemen, een innerlijk gevoel van ‘thuis zijn’. ‘Ehara taku kāinga I te kāinga tu tonu. He kāinga nekeneke.’ Mijn huis is geen huis dat stilstaat. Het is een huis dat beweegt. Toen ik in 1986 voor het eerst Nederland bezocht, voelde het alsof de ondergrond overal van beton was. Ik kon het land niet voelen. Bezoekers wordt gevraagd om hun schoenen buiten de installatie uit te trekken, zodat hun voeten de textuur van papa kunnen voelen. Papa betekent ‘grond’ in de Nieuw-Zeelandse Māoritaal en verwijst naar dat deel van een ontmoetingsplek waar mensen voor het eerst met een tribaal ‘thuis’ worden geconfronteerd, zowel in spirituele als in fysieke zin. Het woord wordt ook gebruikt om met affectie naar Moeder Aarde te verwijzen. In dit geval heeft mijn papa een plek gekregen binnen een fysieke structuur. Het uittrekken van de schoenen is tegelijk een klein ritueel voor de bezoekers: het verwijderen van een stuk buitenlaag vóór het betreden van dit ‘innerlijke thuis’ (kāinga a roto). Het werk kan vanuit verschillende invalshoeken (door vensters of kijkgaten) worden bekeken. Dat weerspiegelt niet alleen mijn eigen achtergrond als kind van een Nederlandse vader en een Nieuw-Zeelandse moeder van Schots-Ierse afkomst, als buitenlander die in Nederland woont (ik ben hier op 29-jarige leeftijd komen wonen), als kunstenaar uit een arbeidersmilieu en als moeder, maar dwingt tegelijk de bezoekers om 56 feel the carpet underfoot, and find themselves surrounded in a darkened space of videos, sounds and illuminated sculptural objects, visitors should sense an active spirit – a sense of a ‘home’ within. ‘Ehara taku kāinga I te kāinga tu tonu. He kāinga nekeneke.’ My home is not a home that stands still. It is a home that moves. When I first visited the Netherlands in 1986, it felt as if everyone walked on concrete. I couldn’t feel the land. Visitors are asked to leave their shoes outside the installation so their feet can feel the textures of the papa. Papa means ‘ground’ in New Zealand Māori and relates to the space on a Māori meeting ground where people have their first encounter – both physically and spiritually – with a tribal ‘home’.This word is also an affectionate term for mother earth. Here my papa is relocated within a physical structure. Removing your shoes is also a small ritual visitors undergo, of removing an outer layer, before entering this kāinga a roto (home within). The work is seen through multiple viewpoints (windows or eye-holes), not only to reflect my own background as a child of a Dutch father and a Scottish-Irish New Zealand mother, as a foreigner living in the Netherlands (I moved here at the age of twenty-nine), as an artist who was raised in a workingclass background, and as a mother myself, but also so viewers must choose where they stand. Each of the videos provides a differing perspective at any moment. In the spaces between the videos, shadows are projected from suspended harakeke (flax) container-like objects and there are localised sounds. These serve as points for reflection, like breathing spaces between the stories in the videos. In Māori culture, baskets are utilitarian items and symbols for knowledge. Making a basket involves going into nature and making the correct selections. Unwant is also about what we ‘want’, about the choices we make as artists or as individuals.These videos make personal connections to my mixed pakeha (white and ‘foreign white’ New Zealand) rural working-class upbringing, the influences of Māori 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 57 letterlijk een standpunt te kiezen. De video’s geven elk steeds een ander perspectief weer. In de ruimtes tussen de videoschermen worden schaduwen geprojecteerd van opgehangen kooi-achtige objecten van harakeke (vlas) en er zijn lokale geluiden te horen. Deze zijn bedoeld ter bespiegeling, als adempauze tussen de verhalen in de videofilms door. In de Māori-cultuur zijn mandjes niet alleen huishoudelijke artikelen, maar ook symbool van kennis. Een mand maken betekent dat je de natuur in moet en de juiste keuzes moet maken. The Unwanted Land gaat ondanks de titel ook over wat we wel willen, over de keuzes die we als kunstenaar of als mens maken. Deze videofilms leggen persoonlijke verbanden met mijn jeugd als gemengde pakeha (blanke en ‘buitenlands blanke’ Nieuw-Zeelandse) in een ruraal arbeidersmilieu, de invloed van de Māorien Bahai-spiritualiteit, en zowel de gekozen als de ongekozen gevolgen van migratie. Over migratie wordt vaak gesproken in verband met politiek, oorlog of economie. Door te kiezen voor een biografische invalshoek, leg ik de nadruk op dingen die te maken hebben met kindertijd, gezin, getuige zijn en traumatisering als gevolg van het ongekozen, un-wanted land, de whakapapa (familiegeschiedenis). Ik gebruik het land als metafoor voor de ziel of het zelf. Daarom heb ik zoveel beelden gekozen die te maken hebben met water. Doordat het vloeibaar is, stroomt water alle kanten op. Het kan niet migreren, omdat het altijd in beweging is, maar het kan migratie of verandering (van mening) wel faciliteren. Een boot kan met de stroom meegaan of er tegenin – een boot als metafoor voor ‘thuis’ of ‘verlangen’. Vanuit ander perspectief bekeken is The Unwanted Land een goede titel voor een onderzoek naar mijn kindertijd, aangezien mijn herinneringen worden gedomineerd door ongewenste zaken: pijn, afwijzing, zelfhaat en eenzaamheid. In eerste instantie was mijn migratie uit het ouderlijk huis ongewild, in die zin dat ik wegging om op de middelbare school te kunnen blijven. Maar toen ik een paar jaar later opnieuw migreerde, was dat wel gewild. Op 19-jarige leeftijd migreerde ik van een arbeidersmilieu naar de vreemde wereld van de student. Dat is de grootste migratie die ik in mijn leven heb gemaakt. 57 and Bahai spirituality, and chosen and unchosen consequences in relation to migration. Migration is often discussed in relation to politics, war or economics. In choosing to take a biographical approach, I am focusing on issues related to childhood, family, witnessing, and trauma in relation to the unchosen, one’s UNwanted land, one’s whakapapa (family history). I take land as a metaphor for the soul or self, which is why I have chosen so much water imagery. Being fluid, water flows in all directions, it cannot migrate because it is always on the move, but it can facilitate migration or a change (of heart). And a boat can go with the flow or against it. A boat as a metaphor for ‘home’ or ‘want’ foregrounds process. From another perspective The Unwanted Land is a poignant title for an examination of my childhood, because my memories are dominated by unwanted ones of pain, rejection, self-hate, and loneliness. Initially my migration from the family home was ‘unwanted’ in the sense that I left so I could continue high school. But my next major migration a few years later was a ‘want’. When I was nineteen I migrated from a working-class environment to the foreign world of study.This is still the biggest migration I’ve made in my life. From a material perspective, The Unwanted Land exhibition is like a city in which the scaffolding functions as a geological feature that connects all the artists. It is like a mountain ridge or a river. Here my canoe-home is positioned underneath, like a shelter within a shelter. However, its function is not to protect but to facilitate revelation. When a Māori person names his or her canoe in a mihi (introduction), he or she is also revealing a whole network of relationships (or positionings). The home within, then, is not so much about finding a resting place or a ‘home’ in which to be still, but a place for kindling or enacting a sense of the spirited. It is intended as a home that is a vessel for migration, for metaphysical motion – a home on the move. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 58 In materieel opzicht is de tentoonstelling The Unwanted Land als een stad, waarin de steigers functioneren als geologische formatie die alle kunstenaars met elkaar verbindt. Het is als een bergkam of een rivier. Mijn kanohuis staat hier als schuilplek binnen een schuilplek, maar de functie ervan is niet om bescherming te bieden, maar om openbaringen mogelijk te maken. Als een Māori zijn kano benoemt tijdens de mihi (begroeting), onthult hij of zij daarmee tegelijk een heel netwerk aan relaties (of posities). Het innerlijk huis is dan ook niet zozeer bedoeld als rustplaats, of als ‘thuis’ om in stil te zitten, maar als plaats om een spirituele gewaarwording te beleven of daar uiting aan te geven. Het is bedoeld als thuis dat tegelijk een voertuig is voor migratie, voor metafysische beweging – een thuis in beweging. 58 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 59 Column Emilie Gordenker Wil ik één land? / Do I want one land? Mijn persoonlijke geschiedenis is gevormd door talloze verhuizingen van land naar land, het absorberen van verschillende nationale identiteiten en het uiten van die identiteiten in verschillende talen. Dat heeft op zijn beurt gevolgen gehad voor mijn persoonlijkheid en kijk op de wereld, en tot op zekere hoogte ook voor mijn carrière. In mijn kindertijd leidde mijn ouderlijk gezin een enigszins zwervend bestaan. Mijn Amerikaanse vader was bijzonder goed in het regelen van sabbaticals tijdens zijn aanstelling als hoogleraar internationale betrekkingen aan de universiteit van Princeton. Mijn Nederlandse moeder beweerde altijd heimwee te hebben wanneer ze niet in Nederland was. Mijn ouders spraken af dat we elke zomer in Nederland doorbrachten en het academisch jaar meestal in de VS, hoewel we ook eens in de drie, vier jaar ergens anders woonden, in landen variërend van Oeganda en Zuid-Afrika tot Zwitserland. De waarden van het gezin werden bepaald door die van mijn ouders: van mijn vader leerden we de waarde inzien van hard werken en concurreren, mijn moeder wees ons op het belang van gezelligheid en stabiele vriendschappen en familiebanden. Ook het regelmatig heen en terug verhuizen van en naar verschillende plekken – ik zou dat op zich geen migratie willen noemen – liet zijn sporen op me na. Ik had nooit het gevoel dat ik tot één cultuur behoorde, maar noemde mezelf liever ‘half Nederlands, half Amerikaans’, een definitie waarin mijn contact met andere landen niet tot uiting komt. Ik ben, zoals ik graag droog opmerk, een bastaardhondje. Toen ik nog een tiener was, snakte ik ernaar om ‘erbij te horen’ en één plaats als mijn thuis te kunnen beschouwen. Uiteindelijk realiseerde ik me dat mijn achtergrond me bijzonder maakte en me een andere invalshoek gaf, en zelfs een voorsprong ten opzichte van mijn klasgenoten. Als volwassene ben ik altijd onderweg gebleven: ik verhuisde van New York naar Amsterdam en weer terug naar New York; toen naar Londen en Edinburgh; en nu woon ik, enigszins tot mijn verbazing, in Den Haag, waar mijn moeder is 59 My personal history has been shaped by frequent moves from country to country, the absorption of various national identities, and their expression in different languages.This, in turn, informs my personality and outlook, and to some extent my career. As a child, my family led a somewhat peripatetic existence. My American father, an academic, was particularly skilful in garnering sabbaticals from his post as Professor of International Relations at Princeton University. My Dutch mother always claimed to be homesick when she was away from her native country. My parents struck a deal, whereby we spent every summer in the Netherlands, most academic years in the United States, but every three or four years abroad in countries as varied as Uganda, South Africa and Switzerland. Family values were dependent on those of my parents: from my father, we learned the virtues of hard work and competitiveness; from my mother, the importance of gezelligheid and a stable circle of friends and family.The frequent moves from one place to another and then back again – I would not call them migration per se – left their mark on me as well. I never had a sense of belonging to one culture, but rather preferred to call myself ‘half Dutch and half American’, and this did not even reflect the impact of my exposure to various other countries. I am, as I like to say with a wry smile, a mutt. When I was a teenager, I longed to ‘belong’, to have one place to call home. I eventually learned that my background made me distinctive, gave me an original perspective and even an edge over many of my classmates. Indeed, as an adult I sought out relocation: I moved from New York to Amsterdam and back again to New York; then to London and Edinburgh; and now, somewhat to my surprise, I live in The Hague, the city in which my mother grew up. I have, in the end, become a citizen of the in-between. It is a place in which I feel at ease, a situation that I find forgiving rather than uncomfortable, which gives me the freedom to behave according to my own set of rules and expectations, not 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 60 opgegroeid. Uiteindelijk ben ik een bewoner van de tussenruimte geworden. Daar voel ik me op mijn gemak. Ik vind die situatie eerder prettig dan oncomfortabel en ik heb de vrijheid om me te gedragen volgens mijn eigen regels en verwachtingen, die niet door één enkele cultuur zijn opgelegd. Deze invalshoek heeft niet alleen gevolgen voor mijn manier van leven, maar ook voor de manier waarop ik mijn werk beschouw. Ik ben kunsthistorica. Kunst is van nature een uitdrukking van het bezinksel van verschillende invloeden op de maker ervan, en die zijn vaak het gevolg van ontheemding. Zo leg ik bij mijn onderzoek naar zeventiende-eeuwse Nederlandse en Vlaamse kunst vaak de nadruk op de manier waarop kunstenaars elementen uit vreemde culturen hebben overgenomen, waarvan sporen zijn terug te vinden in hun werk. Als Noord-Europees kunstenaar ontkwam je er in die tijd niet aan om naar Italië te reizen. Constantijn Huygens, secretaris van stadhouder Frederik Hendrik, en een groot kunstminnaar, berispte de jonge Rembrandt omdat die niet naar Italië wilde.1 De grote Vlaamse schilder Anthony van Dyck, het onderwerp van mijn dissertatie, verhuisde van zijn geboortestad Antwerpen naar Genua, en uiteindelijk naar Engeland, waar hij het grootste deel van zijn laatste tien levensjaren doorbracht. Overal paste hij zijn beeldtaal aan aan de omstandigheden die hij tegenkwam, vaak op zeer fantasievolle wijze.2 Met andere woorden, de gevolgen van migratie komen in de kunst visueel tot uiting, niet in de laatste plaats in zeventiende-eeuwse schilderkunst. one that has been imposed on me by a single culture. This perspective informs not only the way I live, but also the way I see my work. I am an art historian. Art by its very nature expresses the residue of various influences on the maker, and these often come about by means of displacement. In my research about seventeenth-century Dutch and Flemish art, for example, I frequently focus on the way that artists absorbed cultures other than their own, leaving visible traces in their images. Indeed, it was de rigueur for Northern artists to travel to Italy at that time. Constantijn Huygens, secretary to Stadholder Frederik Hendrik, and a great lover of art, admonished the young Rembrandt for not wanting to travel to Italy.1 The great Flemish painter Anthony van Dyck, the subject of my doctoral dissertation, moved from his native Antwerp to Genoa, and then eventually to England, where he spent most of the last ten years of his life. In each place, he adapted his visual language to the circumstances he encountered, often in a highly imaginative way.2 So, the effects of migration find a visual expression in art, not least in seventeenthcentury painting. You might call me something of an outsider, and I am happy to accept the compliment. I do not wish to belong to one culture, but relish the flexibility and perspective that my nomadic existence has given me. Do I want one land? No, thank you. I’ll take the lot. Noten / Notes 1 Eerste publicatie/First published in J.A. Worp, ‘Constantijn Je zou me een buitenbeentje kunnen noemen, en dat zou ik als compliment beschouwen. Ik wil niet bij één cultuur horen, maar genieten van de flexibiliteit en verschillende invalshoeken die mijn nomadische bestaan me heeft opgeleverd. Wil ik één land? Nee, bedankt. Doe mij ze allemaal maar. 60 Huygens over de schilders van zijn tijd’, Oud Holland 9 (1891), pp. 106-136. 2 Emilie E.S. Gordenker, Van Dyck and the Representation of Dress in Seventeenth-Century Portraiture,Turnhout 2001. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 61 Renée Ridgway Verenigde Staten / United States of America › Nederland /The Netherlands 100444_p001_128:Opmaak 1 Hortus Indicus Malabaricus 62 06-09-2010 10:00 Pagina 62 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Mausoleum of Hendrik Adriaan van Reede tot Drakenstein, Surat 63 10:00 Pagina 63 100444_p001_128:Opmaak 1 Dutch Garden, Surat 64 06-09-2010 10:00 Pagina 64 100444_p001_128:Opmaak 1 Mantancherry, Fort Cochin 65 06-09-2010 10:00 Pagina 65 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Doopboek / Parish register, St Francis Church, Fort Cochin 66 10:00 Pagina 66 100444_p001_128:Opmaak 1 67 06-09-2010 10:00 Pagina 67 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 68 DAG 4 – Surat Er staat een bushalte genaamd ‘Dutch Garden’ bij een parkje waar een paar jongens een spelletje cricket aan het improviseren zijn. De bal vliegt over de muur het water in en wij vervangen het door een blikje; het wicket wordt omgeruild voor een thuishonk en zo verandert het spel in honkbal. Aan de overkant van de straat staat een voormalige Nederlandse fabriek, waar ooit het ‘goud van Malabar’ werd opgeslagen, nu nog te herkennen aan de borden ‘Dutch Road’. In eerste instantie kwam de VOC naar de kust van Malabar voor de zwarte peper. In de loop der jaren groeide dit uit tot duizenden schepen uit Nederland, met goud en tegels als lading. Ze deden de haven van Gujarati aan om deze goederen om te ruilen voor het textiel dat in Europa zo geliefd was. Hendrik Adriaan van Rheede tot Drakestein, voormalig commandeur van de VOC in Cochin en samensteller van de Hortus Malabaricus, ligt hier begraven. Zijn mausoleum staat er nog steeds, omringd door renovatieprojecten, een combinatie van Mogolarchitectuur en de locale bouwstijl. Enkele Europese elementen, zoals zuilen en een Nederlands opschrift boven de sarcofaag, verwijzen naar zijn afkomst. Van Rheede, die zich uitgebreid bezighield met medicijnen en geneeskrachtige kruiden, schreef in zijn brieven dat hij bij vertrek uit Cochin al last van zijn darmen had. Hij stierf voor de kust van Mumbai, waarna zijn stiefdochter Francine een uitgebreide begrafenis voor hem organiseerde in Surat. Volgens sommigen is hij vergiftigd. DAG 6 – Fort Cochin Volgens de plaatselijke overlevering heeft Van Rheede de Hortus Malabaricus samengesteld omdat de Nederlanders tijdens de bloedige machtsovername in 1663 de meest prestigieuze (Portugese) bibliotheek van heel Azië in de as hadden gelegd. Botanisten houden liever vol dat hij op zoek was naar medicijnen voor zijn soldaten, omdat hij had gezien hoe gezond de inheemse bevolking was, die voor de behandeling van allerlei ziektes en kwaaltjes planten en kruiden gebruikte. Volgens sommige geschiedkundigen wilde hij de activiteiten van de VOC uitbreiden en was hij op zoek naar nieuwe specerijen voor de handel. Ze wijzen ons op Van Rheede’s maatschappelijk aanzien en leiden daaruit af dat dit in het Latijn gestelde werk in twaalf kloeke delen ooit deel heeft uitgemaakt van een rariteitenkabinet, die in het Europa van de 68 DAY 4 – Surat The ‘Dutch Garden’ bus stop borders a small park where boys are playing cricket on a makeshift pitch. The ball disappears over the wall into the water and we replace it with a tin can, trading in the wicket for a home plate, thus introducing them to baseball. Across the street, a former Dutch factory that once housed the ‘Malabar Gold’ can be distinguished by signs reading ‘Dutch Road’.The Dutch East India Company (VOC) initially came to the Malabar Coast for black pepper. Over the years its fleet grew to thousands of ships filled with Dutch bullion and tiles as ballast, which they traded in this Gujarati harbour for the textiles that were so highly sought after in Europe. The former Commander of the VOC in Cochin, Hendrik Adriaan van Rheede tot Drakestein, who compiled the Hortus Malabaricus, is buried here. His mausoleum still stands today in the midst of renovation; Mughal architecture merges with local vernacular, a few European elements such as columns and a Dutch text engraved above his sarcophagus bear witness to his ancestry. For all of his work on medicinal cures and herbal remedies Van Rheede notes in his letters that he had an intestinal disorder when he set sail from Cochin. He died off the coast of Mumbai and his stepdaughter Francine arranged an elaborate burial for him here in Surat. Some say he was poisoned. DAY 6 – Fort Cochin Local folklore states that Van Rheede compiled the Hortus Malabaricus because the Dutch burned down the most prestigious (Portuguese) library in all of Asia during the bloody takeover in 1663. Botanists would rather believe he was in search of medicine for his soldiers, inspired by a healthy indigenous population who used plants and herbs for treatments of all kinds of diseases and ailments. Some historians think he was attempting to expand the VOC’s business and find other ‘spices’ to trade. Historians remind us of Van Rheede’s social status and surmise that the twelve-volume Latin folio was part of a curiosity cabinet, which were prominent in aristocratic homes in seventeenth-century Europe. In any case, it seems the VOC wasn’t really interested in the Hortus Malabaricus, yet somehow the twelve volumes were commissioned and financed, eventually being printed in Amsterdam between 1677 and 1683.The filmmaker Rick van Amersfoort and I share this tale, 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 69 17de eeuw populair waren bij de aristocratie. Maar hoewel de VOC weinig interesse toonde in de Hortus Malabaricus, werden de twaalf boekdelen toch op een of andere manier aangekocht en gefinancierd, en uiteindelijk tussen 1677 en 1683 in Amsterdam gedrukt. Wij (filmmaker Rick van Amersfoort en ik) vertelden dit verhaal aan Priyadershini S., een journaliste van The Hindu. We vertelden hem over onze speurtocht naar Nederlandse sporen in en om Fort Cochin. Haar artikel verschijnt in de zondageditie, inclusief onze oproep dat we op zoek zijn naar mensen met Nederlandse voorouders of documenten of andere overblijfselen waarover ze willen vertellen. De dagen daarop stromen de e-mails binnen en doen we interviews met lokale lezers. DAG 9 – Fort Cochin We willen met name weten hoe mensen die mogelijk Nederlandse voorouders hebben, denken over de geschiedenis van de Nederlanders, hun maatschappelijke integratie in India (of gebrek daaraan) en de gevolgen daarvan voor hun identiteit in een cultureel divers land als India. Willen ze deze (h)erkennen? In India bestaat een ingewikkeld kastensysteem, dat nog gecompliceerder wordt als Europese voorouders een rol spelen. Zoals James Gunther uitlegt, kregen zogenaamde Anglo-Indians tijdens de Britse koloniale tijd vaak bureaucratische functies of werk bij het spoor vanwege hun taalbeheersing en christelijke opvoeding. Volgens Chris Fernandez werden ze bij aankomst door Portugese priesters van een christelijke naam voorzien, gedoopt en meteen bekeerd. Volgens Ivan Da Costa, die op Burger Street woont, kwamen de Nederlanders niet met het zwaard in de ene hand en het kruis in de andere; zij kwamen voor de handel, en voor winst was tolerantie nodig, om de sociale samenhang en orde zeker te stellen. DAG 10 – Franciscuskerk We hebben gehoord dat er geen Nederlandse namen in de lokale telefoongids staan, dus gaan we verder op onderzoek uit, beginnend met het doopregister. Het is zondagmiddag, en als de dominee samen met zijn zoon op de motor arriveert, is hij een beetje knorrig: we zijn niet bij zijn zondagdiensten geweest, hoewel hij ons de dag daarvoor had gevraagd die bij te wonen. In de kerk worden de versleten, stoffige boeken bewaard in een oude houten kast, niet beschermd tegen temperatuurswisselingen, al zit het oudste boek wel in een speciaal 69 along with our quest to find Dutch traces in and around Fort Cochin, with Priyadershini S., a journalist from The Hindu. Her article appears in Sunday’s edition, including a notice that we are looking for people with Dutch ancestry, or traces and documents they would like to share.The e-mails start to flood in over the next few days and we conduct interviews with the local readership. DAY 9 – Fort Cochin Specifically we want to know how people who might have Dutch ancestry perceive the history of the Dutch, their integration (or not) in Indian society and what kind of effect this had on their identity within such a culturally diverse country as India. Did they choose to acknowledge and recognise it? India has a complicated caste system, which is even more difficult to unravel when you include European ancestry in the equation. One of the people we interviewed, James Gunther, explained that Anglo-Indians, as they are called, were granted bureaucratic positions and jobs on the railway during the British colonisation because of their linguistic skills and Christian upbringing. Chris Fernandez told us that his name derives from the Portuguese priests who immediately baptised newcomers with Christian names. According to Ivan Da Costa, the Dutch, by contrast, did not come with a sword in one hand and a cross in another.They came to trade, and they employed tolerance in order to ensure high profits, social cohesion and order. DAY 10 – St Francis Church Having been told there are no Dutch names in the local telephone directory, we investigate further, starting with the parish register. It is late on Sunday afternoon and the vicar arrives on a motorbike with his son, slightly annoyed that we have missed all the Sunday services he had asked us to attend the day before. Inside, the weathered, dusty books are stored in an old wooden cabinet, unprotected from changes in temperature, though the oldest has a special box. Worms, fingers and time have taken their toll on these semi-legible documents that record baptisms, marriages and people’s religion. No filming is allowed, so we take photos as the vicar looks on impatiently. Suddenly we have to leave: a storm is breaking, the sky has turned dark grey and the wind swirls the dust around us as we exit and run back to the guesthouse. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 70 kistje. Insecten, vingers en de tand des tijds hebben hun sporen nagelaten op de nog maar half leesbare documenten, waarin niet alleen doopplechtigheden zijn geregistreerd, maar ook bruiloften, inclusief naam en godsdienst van de echtgenoten. We mogen niet filmen, dus nemen we foto’s, terwijl de dominee ongeduldig toekijkt. Plotseling moeten we weg: het gaat stormen. De hemel is donkergrijs en de wind blaast het zand alle kanten op wanneer we de kerk verlaten en terug rennen naar het pension. DAG 11 – Staking! In Kerala, de enige Indiase staat waar de communisten het voor het zeggen hebben, zijn de arbeiders aan het staken (hartal) vanwege de oneerlijke verhoging van de brandstofprijzen. Van 06.00 uur tot 18.00 uur rijdt er niemand, omdat men bang is dat auto’s, motoren en riksja’s met stenen worden bekogeld. We besluiten te lopen en ondertussen te filmen. DAG 17 – Mallapally Toen ik in 1998 officieel naar Nederland emigreerde werd ik ziek: de jaren van stress als gevolg van het bijnaillegaal zijn en de druk om voldoende inkomsten te genereren met mijn werk als kunstenaar eisten hun tol. In 1999 heb ik een sinusoperatie afgezegd en ben ik naar Thomas Punnen gegaan, van het inmiddels opgeheven Kerala Ayurvedic Centre in Amsterdam. Punnens uitgangspunt is om mensen te behandelen als individuen met specifieke behoeften.Tijdens de eerste controle neemt hij op drie verschillende manieren de polsslag, bekijkt hij de tong en de ogen en stelt hij vragen over voedingspatroon, slaapritme en leefgewoontes. De voorgeschreven behandeling is meestal eerst een panchakarma-behandeling met ayurvedische oliën, vaak in combinatie met geneeskrachtige kruiden afkomstig uit de fabriek van zijn familie in India. Het heeft achteraf jaren geduurd voordat ik weer in orde was, omdat mijn lichaam weer in balans moest komen. Mijn dokter en ik hebben het tegenwoordig weleens over onze immigratie naar Nederland en de manier waarop ons leven is veranderd. Na hier bijna twintig jaar te hebben gewoond, is hij van Nederland weer terug naar Kerala geëmigreerd, waar hij zijn eigen lijn van gepatenteerde ayurvedische producten is begonnen. Ik ben gebleven en heb mijn leven hier verder geleid. Ik vraag me vaak af of mijn dokter mijn migratietrauma succesvol heeft genezen. 70 DAY 11 – Strike! In Kerala, the only state in India where the communists are in power, the workers are striking (Hartal) because of unfair rises in fuel prices. From 6 a.m. to 6 p.m. no one drives or rides around for fear of having rocks thrown at their cars, motorbikes and rickshaws. So we walked and filmed along the way instead. DAY 17 – Mallapally After I officially emigrated to the Netherlands in 1998 I became ill.The years of stress from borderline illegality and trying to generate enough income from my work as an artist had taken its toll. In 1999 I cancelled a sinus operation and went to see Thomas Punnen at the now defunct Kerala Ayurvedic Centre in Amsterdam. Punnen begins by treating people as individuals with specific needs. Upon first inspection he takes three types of pulses, checks the tongue and eyes and asks questions about diet, sleep and routine.The prescribed treatment is usually first a Panchakarma treatment with Ayurvedic oils, often in combination with herbal medicine, which came from his family factory in India. In retrospect, it took me years to get well, as I needed to get my body back in balance. Nowadays my doctor and I talk of our shared emigration to the Netherlands and how our lives have changed. After almost twenty years in the Netherlands he moved to Kerala and is now starting his own line of patented Ayurvedic products. I, on the other hand, have stayed on and made my life here. I often wonder whether my doctor has succesfully cured my migration trauma. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 71 Dineke Huizenga De prikkel tot actie / The stimulus to act 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 72 Elk kunstwerk heeft een toeschouwer nodig want vanuit diens belevenis worden steeds nieuwe betekenissen ontwikkeld en aan het kunstwerk toegekend. Daarmee verandert zowel het kunstwerk als de kijker. Interactie tussen object en kijker impliceert dan ontwikkeling op basis van erkenning en wederkerigheid, gelijkwaardigheid en individualiteit. In het project The Unwanted Land wordt geëxperimenteerd met een gelaagde interactie: de tentoonstelling is opgezet als een creatief proces van ‘wording’ met migratie als thema. De dialoog staat centraal, in het begin tussen de kunstenaars, later tussen de kunstenaars en de bezoekers en tussen de bezoekers onderling. Zo ontstaat een vrije uitwisseling over het thema. Niet alleen kunstenaars en bezoekers zijn in het spel van interactie betrokken, maar ook de installaties ten opzichte van elkaar binnen het geheel van de environment die ze tezamen vormen, en de omgeving waar deze interactie plaatsvindt: het museum Beelden aan Zee. Installatie en interactie De zes kunstenaars, die deelnemen aan dit project, reflecteren in hun werk vanuit hun ervaring op het thema migratie. De uitwisseling tussen de kunstenaars en de manier waarop zij samenwerken, leidde tot reflecties, ontdekkingen en verandering van perspectief op zowel persoonlijk als artistiek vlak. Binnen deze dynamiek heeft ieder van de kunstenaars op basis van zijn of haar unieke achtergrond, kennis en ervaring installaties opgebouwd. Uit elk werk spreekt een eigen artistieke vraagstelling, ziens- of werkwijze waarin de ervaring van migratie besloten ligt. Via de interactieve dynamiek van de installaties wordt beweging beoogd, die mensen niet alleen de ruimte biedt om een ervaring op te doen, maar hen ook prikkelt om iets in te brengen. Hoe gaat dat in zijn werk? Tiong Ang creëerde met Settlements een dynamische installatie die zich voegt in de context van The Unwanted Land en deze tegelijkertijd bevraagt. Wat is de rol van biografie? In hoeverre zijn gebeurtenissen in een persoonlijke geschiedenis, zoals migratie, bepalend voor de persoon in kwestie? Settlements is in zijn werking afhankelijk van de actieve deelname van het publiek. De bezoeker wordt bijvoorbeeld betrokken door onder het oog van de camera als acteur op te treden in het script, dat is gebaseerd op migratieverhalen. Vanuit een schijnbaar vertrouwde 72 Each work of art requires a viewer, because it is from his or her experience that new meanings are generated and attributed to the work. Both the work of art and the viewer change in this process. Interaction between the object and the viewer implies development, based upon recognition, reciprocity and individuality.The project The Unwanted Land project is an exploration of a layered form of interaction: the exhibition is set up as a creative process of ‘becoming’ around the theme of migration. Dialogue is central to the project: initially between the artists and later between the artists and visitors and among the visitors themselves.This creates a free exchange of ideas about the theme. It is not only the artists and visitors that are involved in this interaction, but also the individual installations in relation to the larger environment they form and the context in which this interaction takes place: museum Beelden aan Zee. Installation and interaction The six participating artists have drawn upon their own experiences to make works that reflect upon the theme of migration.The exchange of ideas between the artists and their collaboration led to reflections, discoveries and changes of perspective, on both a personal and artistic level. Within this dynamic situation, each of the artists has made an installation based on his or her unique background, knowledge and experience. Each work expresses a personal artistic formulation, perspective and working method relating to the artist’s experience of migration.The installations’ interactive dynamic aims to create movement, which not only offers viewers room to gain experience but also stimulates them to make a contribution. How does this work? In Settlements,Tiong Ang has created a dynamic installation that simultaneously contributes to and questions the context of The Unwanted Land. What role does biography play? To what extent is a person shaped by events in his history, such as migration? Settlements is dependent upon the active participation of the public. For example, the visitor is involved in the work by taking part in a filmed script based on migration stories. From a seemingly familiar waiting room – designed as a large Minimalist sculpture – the visitor/performer goes on a journey to an unknown destination. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 73 wachtkamer – vormgegeven als een grote minimale sculptuur – gaat de bezoeker/performer op weg naar een onbekende bestemming. De lange reis overzee naar het onbekende en de ervaring van afstand liggen besloten in de installatie Bestemming onbekend van Rudi Struik. Geluidspalen laten de stem van de kunstenaar als kind horen, opnamen uit de jaren zestig waarmee het jonge gezin in Canada van overzee groeten stuurde aan de grootouders in Nederland. Een installatie in de vorm van een hand-annex-sjoelbak laat bezoekers via een beweging die zij zelf in gang zetten, kiezen uit verschillende plaatsen van vertrek en aankomst. De directe fysieke, emotionele en zintuiglijke ervaring van een kind is door Dirk de Bruyn zichtbaar en voelbaar gemaakt met de multimediale installatie Dico de Bruijn. Bezoekers kunnen beelden uit het verleden van de kunstenaar getransponeerd op puzzelblokken opnieuw ordenen of door de war gooien. Een serie digitale bewegende beelden, die gaan over wat De Bruyn een ‘displaced migrant’ noemt, wordt geprojecteerd in een soort kijkdoos. Omdat de beelden licht driedimensionaal zijn wordt de kijker in verwarring gebracht. Het lijkt alsof de ogen elk een verschillend beeld zien en dat levert een soort cognitieve interactie op die voorafgaat aan de reflectie op wat iemand ziet. Sonja van Kerkhoff reflecteert met de installatie Kāinga a roto (Māori voor ‘Home within’) op het gevoel van een veranderend en bewegend ‘thuis’. De installatie verwijst naar een migratiekano en een stamhuis, dat in de Māori-traditie de ademende voorouder verbeeldt. De bezoeker wordt zintuiglijk en beeldend geprikkeld: met blote voeten treedt hij of zij een bootvormige ruimte binnen en stapt op een zacht tapijt. De videoschermen aan de wanden zijn de ‘ogen’ (vensters) waarmee de bezoeker een beweeglijk beeldpalet van video-opnamen uit Nieuw Zeeland te zien krijgt. Zo richt de blik zich bijna als vanzelf naar binnen en wordt er een eigen innerlijk verhaal geweven. De installatie Study into Unbecoming Dutch: Part I van Renée Ridgway nodigt de bezoeker uit om na te denken over het idee en de constructie van Nederlandsheid of ‘Dutchness’. De mate van beïnvloeding en identificatie (emigratie, immigratie, integratie, disintegratie) in een nieuwe omgeving wordt verbeeld door interviews. De Indiaas-Ayurvedische behande73 A long overseas journey into the unknown and the experience of distance are central to the Rudi Struik’s installation Destination Unknown.Through loudspeakers we hear recordings of the artist’s voice as a child in Canada in 1960s, sending messages to his grandparents in the Netherlands. An installation in the form of a shuffleboard in the shape of a hand allows visitors to choose from various points of departure and arrival. The direct physical, emotional and sensory experience of a child is made visible and tangible in Dirk de Bruyn’s multimedia installation Dico de Bruijn. Images from the artist’s past have been divided between puzzle blocks, which visitors can rearrange. A series of digital moving images about what De Bruyn calls a ‘displaced migrant’ are projected in a sort of show box. Because the images are slightly three dimensional, they confuse the viewer’s mind. It appears as if each eye sees a different image, which produces a sort of cognitive interaction that precedes the viewer’s reflection of what he or she sees. In her installation Kāinga a roto (Māori for Home Within) Sonja van Kerkhoff reflects upon the feeling of a changing and moving ‘home’.The installation refers to the migration canoes and the dynasty, which in the Māori tradition represent the breathing ancestor.The installation provides visual and sensory stimulus: the barefoot visitors enter a boat-shaped space and step onto a soft carpet.The video screens on the walls are the ‘eyes’ (windows) through which the visitor sees a shifting palette of video images from New Zealand. In this way the visitor’s gaze is turned inward to weave a personal story. The installation Study into Unbecoming Dutch: Part I by Renée Ridgway invites the visitor to contemplate the idea of ‘Dutchness’ and how it is constructed. The extent of the influences of and identification (emigration, immigration, integration, disintegration) with a new environment is explored in interviews. The Indian Ayurvedic treatment room deals with the processing of Dutch colonial history of the state Kerala in southwest India with the aid of the seventeenth-century botanical treatise, the Hortus Indicus Malabaricus, a collaboration between native physicians and inhabitants of the Dutch colony. Finally, in his interactive installation Roots Diarrhoea, David Bade has created a track through 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 74 lingskamer speelt in op de verwerking van de Nederlandse koloniale geschiedenis van de staat Kerala in zuidwest India met behulp van het zeventiende-eeuwse botanische naslagwerk, het Hortus Indicus Malabaricus, een samenwerking tussen inheemse artsen en inwoners in de destijds Nederlandse nederzetting. David Bade tenslotte geeft met zijn parcours door en rondom de gehele installatieomgeving een plaats aan andersoortige sentimenten met zijn interactieve installatie Rootspoeperij. De bezoeker loopt of rent zijn eigen parcours en legt zo zelf nieuwe verbindingen. Beweging De installaties brengen de bezoekers letterlijk in beweging, wat mogelijk leidt tot een nieuwe verhouding tot de installaties, zowel zintuiglijk (men wordt geprikkeld iets te doen) als emotioneel. Zoals in de tekst van Kitty Zijlmans met een verwijzing naar de fenomenologie al werd aangeduid, prikkelt de zintuiglijke waarneming een dieper bewustzijn en activeert de fysieke betrokkenheid het eigen veld van perceptie. De interactieve installaties leiden dus niet alleen tot fysieke beweging, maar hebben ook de intentie om de waarneming te veranderen, door eigen en andermans aannames te onderzoeken en zo te komen tot nieuwe interpretaties en betekenissen. En door deze interactie verandert en groeit ook The Unwanted Land. Immers, de bezoekers brengen iets mee, hun achtergrond, ervaringen en geschiedenissen. Op basis van de eigen ervaringen in de tentoonstelling en in relatie tot de eigen geschiedenis reageren zij en dragen zij bij aan het project. De omgeving verandert telkens doordat mensen objecten, gedachten, gevoelens of verhalen toevoegen. Als een imaginaire stad kent de installatieomgeving zowel ‘gebouwen’ als ‘bewoners’ die allemaal op gelijke voet staan en elkaar wederzijds beïnvloeden. The Unwanted Land creëert aldus een tijdelijke, nieuwe samenhang tussen mensen en objecten, tussen mensen onderling en de ideeën en geschiedenissen, die zij met zich meedragen, in de context van een museum. Migratie is het thema, de mens verplaatst zich. Hoe is het nu om je in die migrerende persoon te verplaatsen en je af te vragen wat een letterlijke re-locatie voor iemand betekent? Wat gebeurt er met je en wat betekent dat voor je persoonlijkheid, je identiteit? Het interactieve aspect van de installaties zinspeelt 74 and around the entire environment, which provides a place for other sentiments.The visitor can walk or run along his or her own path and so establish new connections. Motion The installations literally set the visitor in motion, which may possibly lead to a new relationship to the installations, both in sensory (visitors are stimulated to act) and emotional terms. As Kitty Zijlmans’ essay, with its reference to phenomenology, indicates, sensory perception stimulates a deeper consciousness, and physical engagement activates one’s own field of perception. As such, the interactive installations lead not only to physical movement but also aim to alter our perception by exploring our own and others’ assumptions in order to arrive at new interpretations and meanings. The Unwanted Land changes and grows through this interaction. After all, the visitors bring their own backgrounds, experiences and stories to bear on what they see. Using their own experiences in the exhibition in relation to their own histories, they react to and contribute to the project.The environment changes each time people add their own objects, thoughts and stories. Like an imaginary city, the installation has both ‘buildings’ and ‘inhabitants’ that have equal standing and mutually influence each other. In this way The Unwanted Land creates a temporary, new connection between people and objects and among people and the ideas and stories they carry with them in the context of a museum. The theme is migration. People relocate. What is it like to put yourself in the place of a migrant and to ask what relocation literally means for someone? What happens to you and what effect does it have on your personality, your identity? The interactive aspect of the installations hints at a deeper meaning than merely people’s physical moves. Do they encourage you to explore your attachment to a particular place, to your family, your culture or religion? What if you had to abandon these things? The installations therefore also invite you to question your own position in this world. The interactive exchange connects with a growing awareness that each person’s knowledge is different, depending on the available information. Each component in the physical and mental space of 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 75 op een diepere laag dan slechts het fysiek in beweging brengen van personen. Zetten ze ook aan tot het onderzoeken van je gehechtheid aan een plek? Aan je familie, aan de cultuur waarin je je beweegt of aan de religie die je belijdt? Wat als je die zou moeten loslaten? De installaties nodigen dus ook uit om de eigen positie in deze wereld te bevragen. De interactieve uitwisseling sluit aan bij een toenemend bewustzijn dat kennis zich telkens anders verhoudt tot een menselijke bron, op basis van de beschikbare informatie. Elk onderdeel in de fysieke en mentale ruimte van The Unwanted Land is gelijkwaardig, of het nu de kunstenaar is, de bezoeker of de installatie: allemaal zijn ze evenveel onderdeel van het geheel. 75 The Unwanted Land is of equal value, whether it is the artist, the visitor or the installation: they are all part of a greater whole. Literatuur / Literature Yvonne Dröge Wendel, Lino Hellings et al., An Architecture of Interaction, Amsterdam 2006. Claire Bishop, Participation. London: Whitechapel/Cambridge Mass.:The MIT Press 2006 (Documents of Contemporary Art). Nicolas Bourriaud, Relational Aesthetics. Paris: les presses du réel 2006 (1998). 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 76 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 77 Rudi Struik Nederland / The Netherlands › Canada 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Afscheid van Nederland, 2006, zwarte inkt op drie kunststof banieren, hout, 200 x 100 cm. / Farewell to the Netherlands, 2006, black ink on three gauze banners, wood, 200 x 100 cm. 78 10:00 Pagina 78 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 79 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Oog, 2001, hout bedekt met zwart vilt, houten kistje met dunne metalen staafjes, spiegels, foto, 30 x 45 x 12 cm. / Eye, 2001, felt-covered wood, wooden box with metal rods, mirrors, photograph, 30 x 45 x 12 cm. 80 10:00 Pagina 80 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Migratie, 2008, muurinstallatie, gips, houten kistjes, foto’s, 13 x 43 x 5 cm. / Migration, wall installation, plaster, wooden boxes, photographs, 13 x 43 x 5 cm. 81 10:00 Pagina 81 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 82 Selected Histories, 2006, installatie met Selected Histories, 2006, installation 100 glasdia’s (6 x 8 cm), wit koord, en with 100 glass slides (6 x 8 cm), white performance. International Art Festival chord, and performance. International In the Context of Art: The Differences, Art Festival In the Context of Art: Mazowieckie Centrum Kultury i Sztuki The Differences, Mazowieckie Centrum Warschau 2006. Kultury i Sztuki Warsaw 2006. 82 100444_p001_128:Opmaak 1 83 06-09-2010 10:00 Pagina 83 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 84 Bestemming onbekend Op de vliegtuigtrap staat een jong echtpaar met twee kleine kinderen, ze zwaaien de familie die achterblijft vaarwel. Het is 1953 en mijn ouders, mijn broertje en ik trekken weg naar Canada. De foto van dit belangrijke moment in mijn leven heeft nog altijd veel betekenis voor mij. Het is een symbool voor de grote stap van mijn ouders die mijn leven heeft veranderd. Niet dat ik dat toen doorhad, als kind was het een groot avontuur. Ik besefte niet, zoals mijn ouders wisten, dat het voorgoed zou zijn. Later ben ik deze foto gaan analyseren en heb ik de verschillende personen laag voor laag van het beeld afgepeld en apart van elkaar geplaatst. Ieder gezinslid kreeg ruimte voor zichzelf, zijn eigen beleving en zijn eigen verhaal. Aangebracht op grofmazig gaas hangen ze nu als banieren achter elkaar. Hoe kijkt iemand naar deze foto die deze mensen niet kent? Migratie kent vele kanten, één ervan is het weinig besproken perspectief van het kind. Het project The Unwanted Land is ontstaan vanuit dit perspectief, namelijk dat van het jonge individu dat vertrekt vanaf een vertrouwde plek naar een onbekende omgeving met een onbestemde toekomst.Terugkijkend was het moeilijk deel te nemen aan de Canadese cultuur, dat besef kwam in mij naar boven door het project The Unwanted Land. Het nadenken over deze tentoonstelling en hoe we het publiek bij dit onderwerp konden betrekken, riep veel vragen op maar ook drong er ook nieuw besef door. Ik heb Canada ‘unwanted’ gemaakt. Ik wilde de Canadese cultuur niet accepteren, want die mocht niet de plaats innemen van mijn Nederlandse identiteit. Onbewust hield ik die sterk vast, bang dat ik mijn herinneringen zou verliezen aan mijn leven in Nederland. Op een performancekunstfestival in Warschau in 2006 heb ik de performance/installatie Selected Histories uitgevoerd. De installatie was opgebouwd uit oude glasdia’s van werken van zestiende- en zeventiende-eeuwse schilders uit de Westerse kunsthistorische canon. Deze zwart/wit glasdia’s (6 x 8 cm) zijn het oude studiemateriaal van het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit Leiden. Wat opviel was dat er in de verzameling geen enkele Poolse schilder aanwezig was. Het mechanisme van de geschiedenis werkt duidelijk selectief. Met ons vertrek naar Canada bleef Nederland stilstaan in de tijd en maakten wij 84 Destination unknown A young couple and their two small children stand on the steps of an aeroplane, waving goodbye to a family that remains behind. It is 1953 and my parents, my brother and I are leaving for Canada.The photograph of this important moment in my life still has great meaning for me. It is a symbol of the great step my parents took; a step that changed my life. Not that I knew that then; as a child it was a great adventure. I did not realise then, as my parents knew, that it was to be for good. I later analysed this photograph and peeled the various people off, layer by layer, and separated them. Each family member acquired his or her own space, his or her own experience and story. Applied to transparent mesh, they now hang as banners one behind the other. How does someone who does not know these people look at this photograph? Migration has many sides, one of which is the rarely discussed perspective of the child.The project The Unwanted Land has been created from this perspective, namely that of a young person leaving a familiar place for an unknown destination with an uncertain future. Looking back, it was difficult for me to participate in Canadian culture. I came to this realisation through the project The Unwanted Land. Thinking about this exhibition and how to make the subject accessible to the public raised numerous questions and brought me to a new realisation: I had made Canada ‘unwanted’. I did not want to accept Canadian culture because I would not allow it to take the place of my Dutch identity. Unconsciously I clung to this identity, afraid that I would lose my memories of my life in the Netherlands. In 2006 I made a performance/installation entitled Selected Histories at a performance art festival in Warsaw.The installation consisted of old glass slides of works by sixteenth- and seventeenth-century painters from the Western canon.These black and white glass slides (6 x 8 cm) came from the old study collection of the Institute for Art History at Leiden University. I was struck by the fact that there was not a single work by a Polish painter in the collection.The mechanism of history is clearly selective. With our departure for Canada, for us the Netherlands was frozen in time and we were no longer part of its ongoing history.The black slides represent those who have fallen outside the ‘grand narrative’. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 85 geen deel meer uit van die geschiedenis. De zwarte dia’s representeren diegenen die buiten de ‘grote’ geschiedenis zijn gevallen. Kijkend uit het raam, op een vroege ochtend in de lente, zag ik in de lucht een V-vorm naderen. Het was een vlucht ganzen op weg naar het noorden. Ik bedacht me hoe gelukkig ze waren, geen grenzen of paspoorten om zich zorgen over te maken; eenvoudigweg vrij om naar een ander deel van de wereld te vliegen om te eten, zich voort te planten en om vervolgens als het seizoen ten einde loopt, weer door te vliegen naar een ander werelddeel waar voedsel is. Ooit kenden wij die strikte grenzen ook niet. De mens kon vrijelijk rondzwerven en zich vestigen naar believen. Identiteit was gekoppeld aan de groep waartoe je behoorde. In de loop van de tijd gingen mensen zich echter permanent vestigen. Er kwamen imaginaire grenzen, in de vorm van landsgrenzen, waarmee de natiestaten ontstonden. Identiteit werd gereguleerd. Nieuwkomers, immigranten moesten volgens de regels spelen. De druk tot assimilatie is alleen maar sterker geworden vanuit het denkbeeld dat een te grote groep immigranten het diepgewortelde gevoel van nationale identiteit kan bedreigen en de angst kan voeden dat die identiteit verloren gaat. De gevoelens en gedachten die de persoonlijke geschiedenis voortdrijven, spelen een belangrijke rol in The Unwanted Land. Hoe is het om te emigreren en om immigrant te zijn? Onvermijdelijk verander je door zo’n ingrijpende gebeurtenis en iedereen zal deze belevenis op zijn eigen manier verwerken. Je treedt immers een andere cultuur binnen. Draag je de plek waar je geboren bent altijd met je mee? Wat gebeurt er als je terugkeert naar je geboorteland, hoe eigen is die plek uit je herinneringen dan nog? In de tentoonstellingsruimte wordt een ‘verhalentafel’ ingericht waar over deze en andere vragen kan worden gesproken. Een klein amfitheater zal dienst doen als plek waar allerlei uitwisselingen (discussies, presentaties) met het publiek kunnen worden gehouden. Het publiek is zowel spreker als toehoorder. In een ander deel kan de bezoeker zelf op reis gaan: de wereld is een sjoelbak, alleen met vaste hand kun je de beoogde bestemming bereiken. 85 Looking out the window early one spring morning, I saw a V shape approaching in the sky. It was a skein of geese heading north. I considered how lucky they are, with no thought of passports or borders: simply free to fly to another part of the world, to eat, reproduce and then, at the end of the mating season, to fly off to another part of the world in search of food.There was a time when we too recognised no strict boundaries. People were free to roam and settle where they pleased. Identity was linked to the group to which you belonged. Eventually people began to settle permanently and imaginary boundaries were created in the form of national borders, giving rise to the nation-states. Identity was regulated. Newcomers – immigrants – had to play by the rules.The pressure to assimilate has become ever stronger, based on the belief that too many immigrants will threaten the deeply rooted sense of national identity and will feed the fear that this identity will be lost. The feelings and thoughts that drive a person’s history play an important role in The Unwanted Land. What is it like to emigrate and to be an immigrant? You are inevitably changed by such a radical event and everyone will work through this experience in his or her own way. After all, you are entering another culture. Do you always carry your birthplace with you? What happens if you return to the country where you were born? How familiar is that place from your memories? A ‘story table’ will be installed in the exhibition space where these and other issues can be discussed. A small amphitheatre will serve as a place for various exchanges (discussions, presentations) with the public.The public will be both speaker and audience. In another part of the space the visitor will be able to go on his or her own journey: the world is a shuffleboard and you will reach your envisioned destination only if you keep a steady hand. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 86 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 87 Rashid Novaire De lifter en het reuzenrad van Europa / The hitchhiker and Europe’s Ferris wheel 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 88 Bij de festiviteiten waarop mijn overgrootmoeder een lintje van Hitler kreeg was zij de enige vrouw die een bloemetjesjurk droeg.Tien zonen had ze gebaard. Kanonnenvlees. Voer voor de oorlog. Op de gekartelde, kleine groepsfoto in mijn handen zie ik hoe de stijf gestreken gewaden van gelauwerde moeders in het midden van de tribune samen een groot doek vormen, een zwarte vlag waarnaast het dessin van mijn overgrootmoeder M. haast oplicht als een teken van hoop temidden van naderend onheil. M. lacht, misschien is ze zich niet bewust van naderend onheil. Ze is een Pools-Duitse vrouw die in het zonnetje wordt gezet en dankbaar opkijkt naar het licht dat haar wordt geschonken. Waren haar zonen toen al bij de SS? Ik heb geen idee. Ik moet het onderzoek voor de roman die ik erover wil schrijven nog aanvangen. Voorlopig begin ik met het kijken naar het beeld. Ik houd de foto op in het daglicht dat door mijn keukenraam stroomt. Ik raak haar glimlach aan met mijn vingertop, probeer te voelen wat er omgaat in haar hoofd. Probeer te ervaren hoe deze vrouw in de nazi-tijd totaal onwetend was van het type nageslacht dat ze aan Europa mee zou geven. Haar nazaten. Mijn familie: een staalkaart van de Europese immigratiegeschiedenis. Een mengeling van Polen, Duitsers, Afrikanen en ZuidAmerikanen. Mijn moeder, haar kleinkind, een PoolsNederlandse. Ik, haar achterkleinkind, de zoon van een Marokkaanse mimespeler. Mijn halfzuster de dochter van een Surinaamse levenskunstenaar. Kinderen die voortkomen uit het snijpunt waarop een man en een vrouw zochten naar vrijheid. De vrijheid om een deel van hun religieuze en culturele bagage in het land van herkomst achter te laten. De grote Europese vrijheid. De vrijheid om te zoeken. Het contrast tussen de antieke wereld van de foto in mijn hand en het zoekende multiculturele continent waarvan ik deel uitmaak doet me denken aan Cowboy Harry: een kinderserie waarnaar ik keek, iedere zondagochtend. At the ceremony at which Hitler presented my greatgrandmother with a medal, she was the only woman wearing a flowery dress.This Polish-German woman had borne ten sons. Cannon fodder. In the small group photograph in my hand, the honoured mothers’ starched dresses fuse to form a large banner, a black flag against which the pattern of my great-grandmother’s dress appears to give a glimmer of hope in the midst of impending disaster. She smiles, enjoying the limelight, perhaps unaware of what is to come. Were her sons already in the SS? I have no idea. I have yet to undertake the research for the novel I wish to write about them. For now, I simply examine the picture, holding it up in the daylight that streams through my kitchen window. I touch her smile with my fingertip, trying to guess what was going through her mind, attempting to grasp how, in the Nazi period, this woman had no idea what she would bequeath to Europe. Her descendants, my family: a motley collection of European migration stories, a mixture of Poles, Germans, Africans and South Americans. My mother – her granddaughter – a Polish-German-Dutchwoman. I – her great-grandchild – the son of a Moroccan mime artist. My half-sister, the daughter of a Surinamese graduate of the school of life. Children that issued from the point of intersection at which a man and a woman sought freedom.The freedom to leave some of their religious and cultural baggage behind in their native countries.The great European freedom.The freedom to search.The contrast between the old world in the photograph in my hand and the seeking, multicultural continent I am part of reminds me of Cowboy Harry, a children’s series I watched every Sunday morning. Interior. Apartment. Drab suburb. An old man with a straw hat sits amidst a group of boys and girls beaming with joy: black with long dreads, white with a Mohican, brown with an Afro. The man with the straw hat looks straight into the camera. Interieur. flat. grauwe voorstad. Een oude man met een strohoed zit temidden van een Cowboy Harry: These are all my grandchildren. But in former times on the prairie, things were different… groep twinkelende jongens en meisjes: zwart met lange dreads, wit met hanekam, bruin met afro’s. De man met strohoed kijkt recht de camera in. Cowboy Harry: Dit zijn al mijn kleinkinderen. Maar vroeger op de prairie was het heel anders… 88 A wink. A fade-out. A new episode from Cowboy Harry’s youth. For most young people in Amsterdam today, history is like an open prairie to which we seldom look 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 89 Een knipoog. Een fade-out. Een nieuwe episode van Cowboy Harry’s jeugdjaren. Echter, voor de generatie van de meeste jonge eenentwintigste-eeuwse Amsterdammers is ook de geschiedenis als een uitgestrekte prairie. Een gebied waarnaar we zelden omkijken. Hier geen nationalistische sentimenten, gevoed door een historische gebeurtenis die gegrift staat in het collectieve bewustzijn. Hollandse helden zijn nooit ouder dan de laatste talkshow. Flamboyante, rebelse politicus Pim Fortuyn is hier in een televisie-uitzending democratisch verkozen tot de grootste Nederlander aller tijden. Geschiedenis leeft als een bruistablet in de woestijn. In de opgepoetste grand cafés, coffeeshops en loungebars van onze stad wordt, naast over de minimale liefde die de datingmarkt aan onze eenzame lichamen heeft te bieden, ook nog weleens gesproken over gebrek aan integratie, elitaire politiek in Brussel en terroristische dreiging maar zelden gaat het praten gepaard met historische argumenten. Wel is inmiddels onze status als hoofdstad van de tolerantie aan het kelderen onder invloed van stemmen uit nabije Europese lidstaten die kalm uiteenzetten dat tolerantie gedijt bij een helder, doordacht standpunt waarnaast men het andere standpunt tolereert en niet onder het soort onverschilligheid dat bij gebrek aan eigen visie ook geen aandacht besteedt aan die van een ander. Echter zoals onverschilligheid vaak inwoont bij vluchtigheid behoort bij de vluchtigheid lang niet altijd de oppervlakkigheid. Zelf bind ik me, in mijn spel van verbeeldingskracht, als jonge schrijver, zonder universitaire opleiding, steeds opnieuw op vluchtige wijze aan geschiedenis die ik vaak weer gedeeltelijk vergeet nadat ik erover heb geschreven. Of het gaat om de twisten op een V.O.C. schip in de zeventiende eeuw, een erotische vertelling op Groenland, een roman over de ziel in het China van de elfde eeuw voor Christus of een transseksuele gezel in de ateliers van negentiende-eeuwse schilders, ik lees erover, raak de sferen aan met mijn verlangen om te verhalen maar kan niet beweren dat ik structureel over kennis beschik die gekoppeld is aan deze historische thema’s. De grote Europese vrijheid is voor mij de vrijheid geworden om fictie te maken. Om binnen de context van een vertelling te liegen waarover ik wil. 89 back. Here no nationalist sentiments, fed by a historical event engraved in the collective consciousness. Dutch heroes are rarely older than the latest talk show. Here, on a television programme, the flamboyant, rebellious politician Pim Fortuyn was democratically voted the greatest Dutchman of all time. History is like a soluble tablet in a desert. In the refurbished grand-cafés, coffee shops and lounge bars in our city, you will hear discussions about the lack of integration, elitist politics in Brussels and the threat of terrorism, but seldom are these conversations paired with historical arguments. In the meantime, our status as a capital of tolerance is being toppled by the voices from the other EU states that calmly explain that tolerance thrives on a clear, well-considered standpoint that also admits another’s point of view and not a kind of visionless indifference that fails to respect other people’s stances. But even if indifference so often resides in superficiality, does this imply that superficiality must always be associated with shallowness? In writing my stories, as a young author with no university education, I dip into history, part of which I frequently forget after writing about it. Whether it concerns a mutiny on a seventeenth-century ship of the Dutch East Indian Company, an erotic story set in Greenland, the notion of the soul in China in the eleventh century B.C., or a transsexual journeyman in the artists’ studios of the nineteenth century: I try to perceive its meaning, make an attempt to brush against the atmosphere in my desire to tell a tale, but I cannot claim to have really grasped the structure of these historical matters. For me, the great European notion of freedom has become the liberty to create fiction, to lie about whatever I choose in the context of a story. I believe that the origin of such hubris is to be found somewhere in the prairie between me and my Polish-German great-grandmother with a medal attached to her dress. It is both the mystification (how interesting, and so far away) and the appropriation (it is mine) of my family’s various cultural aspects that gives me the courage to present these unfamiliar events and the desires of my culturally diverse characters. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 90 Ik geloof dat de oorzaak van deze overmoed moet worden gezocht, ergens op de prairie tussen mij en de Pools-Duitse overgrootmoeder met haar opgespelde lintje. Het is het product van zowel de mystificatie (‘wat is het ver en interessant’ ) als de toeëigening (‘het hoort bij mij’ ) van verschillende culturele aspecten binnen mijn familie die me in staat stelt om de mij onbekende daden en verlangens te durven verbeelden van mijn cultureel diverse personages. In de roman De pupil van Harry Mulisch staat een jonge schrijver liftend langs een autoweg, ergens in Europa. Hij wacht lang. Een vrouw in een kleine wagen glijdt langzaam over het hete asfalt naar hem toe. Ze houdt stil. Ze opent haar portier. Ze neemt de jonge schrijver mee. Samen rijden ze langs de kust in de richting van zijn bestemming. Maar de eindbestemming van de schrijver is niet die van het verhaal. Ergens onderweg geeft de vrouw hem een geschenk: ze parkeren in de schaduw van een reuzenrad. Het mist aan zee. De roodbruine bakjes slingeren roestig langs hem heen om steeds weer in het niets te verdwijnen. Als hij in een van ze heeft plaats genomen en wordt opgetild ziet hij wat hem wordt gegeven; alle personages uit de boeken en verhalen die hij nog zal schrijven, zweven met hem mee aan het reuzenrad. Ik waan mij deze jongen. Chinese vrijheidsstrijders, negentiende-eeuwse schilders, een overgrootmoeder met een lintje. Mijn personages. Deel van mijn reuzenrad. Mijn Europese vrijheid. ‘Alle fictie komt voort uit een verlangen naar waarheid.’ Ik weet door dit proces van verbeelden een werkelijkheid te scheppen die mij een zo’n sterke illusie van waarheid schenkt dat ik nog maar zelden grondig de prairie oprijd en me nauwgezet in de geschiedenis verdiep. Maar staat die artistieke vrijheid ook symbool voor maatschappelijke vrijheid in het Europese landschap? Leidt het onstuitbare proces van vermenging van etnische afkomst en culturen tot een vernieuwing? Vormt het zich tot een bevolking die in de komende eeuw samen op vruchtbare wijze de waarheid liegen zodat we een grote Europese vrijheid kunnen scheppen en onderhouden? Ik probeer iets van deze vragen te beantwoorden aan de hand van drie voorbeelden uit mijn eigen 90 In Harry Mulisch’s novel The Pupil, a young author is hitchhiking on a road somewhere in Europe. He has a long wait. A woman in a small car approaches him slowly over the hot tarmac. She stops. She opens the door. She gives him a lift.They drive along the coast. En route she gives him a present: they park in the shadow of a Ferris wheel, crowned with mist.The rusty, reddish-brown gondolas pass by – pitching and rolling – only to disappear once more into the void. When the author has sat down in one of them and been lifted up, he recognises the gift she has given him: all the characters in the books and stories he is yet to write are carried along with him in the Ferris wheel. I imagine myself as this young man. Chinese freedom fighters, nineteenth-century painters, a great-grandmother with a medal. My characters. Part of my Ferris wheel. My European freedom. ‘All fiction stems from a desire for truth’.This imaginative process enables me to create a reality with such a strong illusion of truth that I rarely excavate the prairie of history in any depth. But is this artistic license also a symbol of social freedom in the European landscape? Will the inexorable process of ethnic and cultural interbreeding lead to social renewal? Will it create a population that will tell lies of truth so that we can create and maintain a great European freedom? I shall attempt to get to the root of the matter by examining three examples from my own fragmented family history. Some are more distant on the prairie. Others have left fresher traces and have formed my own European identity. 1. 1913. Bottrop. The Ruhr. Germany. My grandmother drowns in wet lettuce. She is grabbed by her many brothers, baited and plunged into the water. Her sisters make bobbin lace. The First World War is approaching. Like countless children living in large European suburbs, my grandmother grew up bilingual. She spoke the Polish of her parents and the German of her neighbours. She and her siblings were doubly discriminated because they were the children of a mineworker and Polish as well. I see them being tormented for their Slavic appearance. I see dark-haired boys hiding in trees, pissing on them and hurling abuse. At home the answer to this social marginalisation was clear: from now on we speak German. A few words of Polish for 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 91 gefragmenteerde familiegeschiedenis. Sommigen liggen verder weg op de prairie. Anderen hebben versere sporen nagelaten en mijn eigen identiteit als Europeaan gevormd. 1. 1913. Bottrop. Ruhrgebiet. Duitsland. Mijn oma verdrinkt in natte sla. Ze wordt door haar vele broers vastgepakt, getreiterd, ondergeduwd. Haar zusters klossen kant. De Eerste Wereldoorlog is in aantocht. De tijd, zal hij het kleine huisje bespringen, als een hyena in de nacht? Net als vele kinderen in de grote Europese voorsteden groeit mijn oma tweetalig op. Ze spreekt het Pools van haar ouders en het Duits van haar omgeving. Haar vader is een mijnwerker. Gediscrimineerd worden ze dubbel want ze zijn mijnwerkerskinderen en ook nog Polen. Ik zie ze nagewezen worden met hun Slavische uiterlijk. Donkerharige jongens die zich in de bomen verschuilen om degenen onder te pissen die hen uitmaken voor Dreck. Thuis ontstond er als antwoord op deze sociale marginalisering een duidelijke regel: wij spreken voortaan Duits. Een paar Poolse woorden om te vloeken of je geliefde toe te fluisteren in het teder vergeten van nieuwe streken maar voor het overige: wij zijn nog Duitser dan de Duitsers. Het is mijn oma, het kleine meisje uit de grensstreek altijd blijven achtervolgen. Ook zij verplaatste zich over landsgrenzen. Ze emigreerde naar Nederland. In de Tweede Wereldoorlog keek ze als jonge vrouw vanuit het raam in haar smalle Amsterdamse woning stil naar de langsscherende vliegtuigen die op weg waren om haar familie te bombarderen en ook al stelde ze zich vierkant op achter het kleine land waar ze als een van de Duitse dienstmeisjes heen was gevlucht, ze voelde een verdriet waarvoor geen troost bestond, want zij hoorde in haar hart bij Duitsland. Het was nu eenmaal haar land, samen met al zijn dwaalwegen en duistere agressie. Zelfs toen ze ‘s nachts door de gangen van een Nederlands bejaardentehuis dwaalde en ze, in de woorden van een dichter, ‘een vrouw werd met een verhaal in de schoot waaruit de woorden zijn verdwenen,’ bleef het verlangen naar Deutsch- en Vornehm-zijn haar trouw. Deutsch en Vornehm. Mijn oma’s loyaliteit als 91 cursing or for whispering in your sweetheart’s ear, but apart from that: we are more German than the Germans.This has always haunted my grandmother, the little girl from the border area. She too moved away. She emigrated to the Netherlands. From the window of her small apartment in Amsterdam during the Second World War, she silently observed the low-flying aircraft on their way to bomb her family and although she fully supported the small country in which she had found work as a domestic servant, she felt an inconsolable sorrow because her heart belonged to Germany. It was, after all, her country, even with all its delusions and evil aggression. Even as she was wandering the corridors of a Dutch nursing home at night and became, in the words of a poet, ‘a woman with a story whose words have vanished’ she remained true to her desire to be German and distinguished. German and distinguished. My Polish grandmother’s loyalty to the Germany in which she was born can be described as complete assimilation. As a reaction to the negative image of Poles in Germany, she forgot the finesse of her own cultural background. She always defended Germany in discussions with Dutch people and, even though she actually defended the Dutch when she visited her family in Bottrop, it never occurred to her that she – through her very blood – represented more than German culture. Her desire to be a pure German girl was a product of both her environment and the zeitgeist.The great doors of freedom are opened only by complete absorption in a new environment. 2. 1967. Rabat. Morocco. My father looks into the mirror at drama school. The enthusiasm in his face dies as a consequence of everlasting histrionics. To be the woman you long for, the child at one with the grey bulldozers and dusty glass bottles. Dreams of Europe drift in the starry night. Warm bodies melt in the protecting sound of passages from the Qur’an. Like thousands of other men from the Rif Mountains in search of economic freedom, my father heeded Europe’s call in the 1960s. But he did not end up in the same poverty as most migrant workers. Upon his birth, his parents give him away to a childless couple. He grew up in a suburb of Rabat, loved and cared for by an elderly couple that took him to Mecca 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 92 Poolse ten opzichte van het Duitsland waar ze geboren is, kan worden omschreven als volledige assimilatie. Als reactie op het negatieve imago van Polen in Duitsland vergat ze de finesses van haar eigen culturele achtergrond. In Nederlandse discussies bleef ze Duitsland steeds verdedigen en ook al pleitte ze in de bezoeken aan haar familie in Bottrop wel degelijk voor de Hollanders en gaf ze een beetje inzicht in hun lijden, ze kwam niet op het idee dat zijzelf in haar bloed meer vertegenwoordigde dan de Duitse cultuur. Haar verlangen om een zuiver Duits meisje te zijn werd haar ingefluisterd door zowel haar omgeving als de tijdgeest. De grote deuren van de vrijheid zullen zich openen door het volledig opgaan in een nieuw milieu. 2. 1967. Rabat. Marokko. Mijn vader kijkt in de spiegel van de theaterschool. De gloed van zijn aanzicht bezwijkt in eeuwig theater. Hij knippert met zijn ogen. De vrouw te zijn die je verlangt, het kind dat een is met de grijze bulldozers en stoffige glazen flessen. Dromen over Europa, zwerven in de sterrennacht. Warme lichamen smelten onder het beschermende geluid van de laatste Koranlessen. Net als duizenden mannen in het Rifgebergte, op zoek naar economische vrijheid, geeft mijn vader in de zestiger jaren gehoor aan de lokroep van Europa. Maar hij verkeert niet in dezelfde schaarste als de meeste gastarbeiders. Zijn vader en moeder geven hem bij de geboorte weg aan een kinderloos gezin. In een voorstad van Rabat groeit hij in liefde en zorg op bij deze man en vrouw op leeftijd die hem verzorgen, naar Mekka brengen en eenmaal terug in Marokko naar de theaterschool laten gaan. ‘Geluk is daar waar je niet bent,’ zegt Goethe en terwijl mijn vader een paspoort in de hand krijgt gedrukt om, voor een productie, mee naar Tunesië te reizen begint hij door een klein gaatje in het gordijn van alledag te gluren. Erachter: de droom van grote Europese vrijheid. Toch lag zijn zekerheid in Marokko. Hij behoorde immers van huis uit tot de groep geprivilegieerde mensen die altijd een baan bij de koning kon krijgen. Waarom weggaan? Omdat iedereen weg wilde. Om het bidkleedje te laten verstoffen. Het biertje dat hij al in Marokko 92 and allowed him to attend drama school. Goethe said that, ‘happiness is to be found there, where you are not’ and when my father received a passport to travel to Tunisia for a theatre production, he caught a small glimpse through the curtain of the everyday to the dream of the great European freedom. But his security was in Morocco. After all, he belonged to that privileged group of people who could always work for the king. So why leave? Because everyone wanted to leave.To leave his prayer mat to gather dust.To drink a glass of beer without nervously looking over his shoulder.To tell lies of truth as the actor he was about to become in a Dutch theatre company.To climb into a Ferris wheel with new characters. His European dream was not merely to assimilate, but to immerse himself completely in his new surroundings. An immersion bath lasting twenty years.Two years on a factory assembly line and just a single excursion to flamboyant Amsterdam.There he played the mime.The man with the white make-up. There he played Schiller in Amsterdam’s Stadsschouwburg, embraced the whole world on the Leidseplein and courted a thousand women and just as many men. Bisexuality. It was a disposition he had brought along in his suitcase, which he unpacked under the motto of cultural baggage and cheerfully programmed in his Dutch repertoire. Whereas the lives of many immigrant workers in Europe were restricted by the arrival of their wives, there was nothing to restrain my father’s freedom. Okay, he met my Dutch mother and got me, his son. Okay, his wife left him and he was confronted with all the norms and values of Western paternity. He was told he was lacking. He lacked money. He lacked interest. He lacked sympathy for his snivling seven-year-old son. My mother presented him with a glazed tile that read: ‘Becoming a father is a gift, but being a father is an art’. He took a small nail and hung the tile on the bare wall. Not as a riposte. He had no answer. In his case they could have replaced the word ‘father’ with ‘European’, as his European freedom quickly dried up, even if the dole payments were still coming in. What did this freedom consist of? The rehab clinic.The dirty magazines hidden in his flat by the illegal immigrants who lived with him.The ever-diminishing length of his guest appearances on television. And so, while there was always the safety net of family back in Morocco, 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 93 dronk op de bar te zetten zonder zich tweemaal nerveus om te draaien. Om zelf de waarheid te liegen als de acteur die hij zou worden bij Nederlandse gezelschappen. Een reuzenrad te betreden met nieuwe personages. Zijn Europese droom was niet om op te gaan in een nieuw milieu, eerder om zich er volledig in onder te dompelen. Een dompelbad van twintig jaar.Twee jaar aan de lopende band in een fabriek en een enkele reis naar het flamboyante Amsterdam. Daar was hij de mimespeler. De man met het witgeschminkte gezicht. Daar speelde hij Schiller in de Stadsschouwburg Amsterdam, omarmde de hele wereld op het Leidseplein en bedreef de liefde met duizend vrouwen en evenzoveel mannen. Biseksualiteit. Het was een gewoonte die hij in zijn koffer meenam, onder het motto van culturele bagage uitpakte en blijmoedig programmeerde binnen zijn Nederlandse repertoire. Zoals het florissante leven van vele gastarbeiders in Europa werd ingebonden door de wetten op gezinshereniging, de komst van hun vrouwen uit het land van herkomst, zo was er niets dat mijn vaders vrijheid kon inbinden. Goed, hij kwam mijn Nederlandse moeder tegen en kreeg mij, een zoon. Goed, hij werd door die vrouw verlaten en kwam in confrontatie met de normen en waarden rond het Westerse vaderschap. Er werd hem te verstaan gegeven dat hij in gebreke bleef. Financieel. Qua interesse. Qua emotionele inleving in een snikkende zevenjarige. Hij kreeg van mijn moeder een tegeltje ‘vader worden is een gunst, vader zijn een hele kunst’. Hij nam een klein spijkertje en hing het tegeltje aan een kale muur. Niet als weerwoord. Hij had geen weerwoord. Voor het woord ‘vader‘ hadden ze voor hem ook ‘Europeaan’ mogen invullen want de Europese vrijheid droogde langzaam op ook al bleef het geld binnenvloeien in de vorm van sociale zekerheid. Waar bestond die vrijheid nog uit? De afkickkliniek. Het smoezelige seksblaadje dat de illegalen die in zijn huis logeerden er hadden verstopt. De steeds korter durende screen-time van zijn gastrollen op tv. En zoals er in zijn vaderland altijd nog het vangnet was van familie, al was het maar een plaats op de bank vanwaar je de televisie de uren kon zien verdrinken, ving hij nu duistere verwijten op van zijn ex-vrouw en zoon over nalatig vaderschap. 93 even if it was only a place on the sofa from which he could drink away the hours watching television, he was now swamped with dismal reproaches by his former wife and his son about his negligence as a father. What were they talking about? How can you blame someone who doesn’t know the rules of the game? Fortunately, he had not been subsumed in his borrowed European identity. He was able to emerge from his immersion bath, dry himself off and pay heed to the matchmakers who occasionally appeared in Amsterdam’s underprivileged suburbs attempting to palm off a Moroccan virgin bride to an old man whose Ferris wheel of Western characters was beginning to spin before his eyes. In the summer of 1994 my father called me from a payphone in Morocco, telling me that he was very busy. ‘There’s a lot to do’, he said. ‘A lot to do? What do you mean?’ I asked. It was a poor connection. I held the receiver a little further away. ‘A wedding’, he replied. ‘Who is getting married?’ I asked. ‘Your father’, he said. In the years that followed, the last European characters disappeared from the Ferris wheel of my father’s life. But it was not the absence of photographs of me, the satellite dish that immediately appeared on his balcony to receive Arabic soap operas, or the silence from former Dutch friends that struck the final chord of a failed integration. It was the inability to defend freedom.The lack of criticism of his own cultural background. Even though, in Morocco, King Mohammed has established a truth commission in an attempt to rectify the crimes of his father King Hassan, in the Europe of the French Revolution my own father never managed much more than: ‘He who is punished by the king must have done something wrong’. 3. Paramaribo. 1965. The ship is leaving the tropical coasts. Oh, I can see the crowd waving. I can see the music of prospects. I shall keep watch over the continents’ intersection. My mother was fond of dark-skinned men. Before she met my father, she had a daughter with a man from Suriname. One of the first people from Dutch Guiana to arrive in the Netherlands in the 1960s. Pioneers care nothing for streams of immigrants. He had already won his freedom in the United States. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 94 Waar hadden ze het over? Hoe kon je iemand iets verwijten die de spelregels niet kent? Gelukkig was hij niet samengevallen met zijn geleende Europese identiteit. Hij kon opstaan uit het dompelbad, zich afdrogen en beginnen te luisteren naar de koppelaars die soms in Amsterdamse achterstands-wijken opduiken om een maagdelijke bruid uit Marokko te slijten aan een oudere man wiens carrousel van westerse personages voor de ogen begint te draaien. In de zomer van 1994 belde mijn vader me vanuit een telefooncel in Marokko en vertelde me dat hij het druk had, dat hij zou gaan trouwen. ‘ Het is druk’, zei hij. ‘Druk met wat?’ vroeg ik. Ik kon hem slecht verstaan. Ik hield de hoorn een eindje van me vandaan. ‘Een bruiloft’, antwoordde hij. ‘Wie gaat er trouwen?’ vroeg ik. ‘Je vader’, zei hij. In de jaren die volgden, verdwenen de laatste Europese personages uit het reuzenrad van mijn vaders leven.Toch was het niet de afwezigheid van mijn eigen foto’s, de satelliet die meteen op het balkon werd geplant voor de Arabische soaps of de stilte rond vroegere Nederlandse vrienden die het slotakkoord gaven van een mislukte integratie. Het was het onvermogen om de vrijheid te verdedigen. Het gebrek aan kritiek op de eigen culturele achtergrond. Al had Koning Mohammed in het land van herkomst al een waarheidscommissie opgericht in een poging om de misdaden van zijn vader Koning Hassan recht te zetten, in het Europa van de Franse Revolutie kwam mijn eigen vader niet veel verder dan: ‘Wie gestraft wordt door de koning zal wel iets fout hebben gedaan.’ 3. Paramaribo. 1965. De boot vaart weg van tropische kusten. Ai, ik zie de zwaaiende menigte. Ik zie de muziek van uitzichten. Ik zal waken, bij de kruising van continenten. Mijn moeder hield van donkere mannen. Vóór mijn vader kreeg ze een dochter van een Surinaamse man. Een van de eerste Surinamers in het Nederland van de jaren zestig. Pioniers malen niet om immigratiestromen. Hij had zijn vrijheid al bevochten in de Verenigde Staten. Zijn leven in Europa leek me altijd 94 His life in Europe always struck me as an ode to the kind of freedom that is anchored in passion. Just as ‘real passion is never free of obligations’, he won himself a place as a hero in the city’s collective memory. He wore white robes and carried a walking stick. He wrote a book, The Ourness, which will forever remain in the drawer. He played the oracle in latenight bars. He sired eight children with five different women. Seven are living in Europe; one died there. Lacking a sense of public duty, for him freedom became a life on the margins. No strings. No money. I never heard him complain. I never got to meet him. I know only that heroes usually disappear again on the prairie of history. My sister’s father took the boat back to Suriname. Three examples from a family history. What is the best way, with all these culturally diverse histories, to honour the values of the French Revolution in our continent? What is the most fruitful stance for new Europeans? Today, assimilation – complete absorption in a new environment – is tainted with associations of Western cultures purifying non-Western elements. Nonetheless, absorbing yourself in a new environment is a noble pursuit. It is also inevitable that in decades to come we will see the emergence of movements such as ‘European Islam’ that will criticise global politics precisely from a European perspective under the motto of the English suffragette, Emily Davison: ‘Rebellion against tyrants is obedience to God’. I am also looking forward to seeing a girl stand up on a soapbox and declare: ‘My parents are Moslems, but I am not!’ The second story. Failed integration – conscious rejection of European culture, often from disappointment – is now so high on the political agenda that there is a danger that measures to promote integration will have a negative effect. Plans to encourage secondor third-generation immigrants to follow an assimilation course? Alas, it is legally unfeasible, but the intentions are clear for a large group of new Europeans: We do not meet your standards. We do not contribute to European freedom. We are simply a threat to freedom. And the end of the third story: taking the boat? In one of those renovated grand-cafés I recently 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 95 een ode aan het soort vrijheid dat is verankerd in passie. Zoals ‘echte passie nooit vrijblijvend is’ veroverde hij zich een plaats als held in het collectieve geheugen van de stad. Hij liep in een wit gewaad met een wandelstok. Hij schreef een boek Het onsdom dat voor altijd in de la zou blijven liggen. Hij orakelde in nachtcafés. Hij schonk acht kinderen aan vijf verschillende vrouwen. Zeven leven er in Europa, een stierf er. Bij gebrek aan burgerzin werd vrijheid voor hem iets van leven in de marge. Ongebonden. Onbemiddeld. Ik heb hem nooit horen klagen. Ik heb hem nooit gekend. Ik weet alleen dat helden meestal weer op de prairie van de geschiedenis verdwijnen, zoekraken. De vader van mijn zuster nam de boot terug naar Suriname. Drie voorbeelden uit een familiegeschiedenis. Wat is nu de beste weg om met alle cultureel diverse geschiedenissen in ons continent de waarden van de Franse Revolutie hoog te houden? Wat is de meest vruchtbare houding voor nieuwe Europeanen? Assimilatie, het volledig opgaan in een ander milieu, heeft in onze tijd een besmette klank gekregen die wordt geassocieerd met het zuiveren van de Westerse cultuur van niet-westerse elementen.Toch is opgaan in een ander milieu een nobel streven. Het is ook onvermijdelijk dat in de aankomende decennia stromingen als ‘de Europese islam’ zullen ontstaan die juist vanuit Europees perspectief mondiale politiek bekritiseren onder het motto van de Engelse strijdster voor vrouwenkiesrecht Emily Davison: ‘Rebellie tegen tirannen is gehoorzaamheid aan God.’ Ook hoop ik op het meisje dat op het groentekistje gaat staan en zegt: ‘Mijn ouders zijn moslim maar ik niet.’ Het tweede verhaal. Falende integratie, het zich, vaak uit teleurstelling, bewust afkeren van de Europese cultuur staat inmiddels zo hoog op de politieke agenda dat het gevaar dreigt dat van maatregelen om de integratie te bevorderen een averechts effect uitgaat. Beleidsplannen om allochtonen met een Nederlands paspoort alsnog een verplichte inburgeringscursus te laten volgen? Helaas, juridisch niet haalbaar. Maar de intenties zijn duidelijk voor grote groepen nieuwe Europeanen: Wij voldoen niet. Wij dragen niet bij aan de Europese vrijheid. Wij zijn enkel een bedreiging voor die vrijheid. En het einde van het derde verhaal: de boot nemen? 95 got into a conversation with some friends about a television programme about three generations of Turks talking about their bond with the Netherlands.The youngest son felt most excluded from Dutch society. He settled back in the blue leather sofa and told the camera with downcast eyes that he would prefer to live in Turkey. A place where people would understand him. My friends at the café shook their heads. ‘Well, I think he will feel just as excluded over there’, I said with a self-satisfied grin.The others agreed. ‘Of course, it’s a great shame that he thinks like that.’ And yet, later that evening at home, surrounded by my own family photos, I think that he should go to Turkey. I hope one day he will let us know how much he has gained or lost over there. And I look forward to meeting him someday, this hitchhiker. I need his counsel. Because if you never hitch a ride, you will never be taken to a Ferris wheel to see characters in rusty reddish-brown gondolas. Characters that will mould your life. People with whom you can lie about the truth in voluntary commitment, in liberty. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 96 In een opgepoetst grand café sprak ik laatst met vrienden over een televisie-uitzending waarin drie generaties Turken vertellen over hun band met Nederland. De jongste zoon voelde zich het meest buitengesloten in de Nederlandse maatschappij. Hij leunde voor de camera achterover op de blauwleren bank en vertelde met neergeslagen ogen dat hij best in Turkije zou willen leven. Een plaats waar ze hem zouden begrijpen. Mijn vrienden in het café schudden het hoofd. ‘Nou, ik denk dat hij zich daar ook wel buitengesloten zal voelen’, zeg ik met de zelfvoldane glimlach van iemand die belering fuseert met leedvermaak. ‘Natuurlijk’, zeggen de anderen. ‘Het is echt erg jammer dat hij zo denkt.’ Toch, denk ik ’s avonds met mijn eigen familiefoto’s om me heen, moet hij naar Turkije gaan. Ik hoop dat hij ons ooit laat weten hoeveel hij daar heeft gewonnen of verloren. Ik hoop hem te kennen, die lifter. Ik heb zijn kennis nodig. Want wie niet lift wordt nooit meegenomen naar zijn reuzenrad. Om personages te zien in roestige roodbruine bakjes. Personages die je leven zullen gaan vormen. Mensen om in vrijwillige gebondenheid de waarheid mee te liegen, in vrijheid. 96 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 97 Tiong Ang Indonesië / Indonesia › Nederland /The Netherlands 100444_p001_128:Opmaak 1 De set is niet de plaats. / The set is not the site. 98 06-09-2010 10:00 Pagina 98 100444_p001_128:Opmaak 1 Het scenario is niet het verhaal. / The script is not the story. 99 06-09-2010 10:00 Pagina 99 100444_p001_128:Opmaak 1 De opname is niet het spel. / The shoot is not the play. 100 06-09-2010 10:00 Pagina 100 100444_p001_128:Opmaak 1 101 06-09-2010 10:00 Pagina 101 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 De scene is niet de gebeurtenis. / The scene is not the event. 102 10:00 Pagina 102 100444_p001_128:Opmaak 1 De acteur is niet het personage. / The actor is not the character. 103 06-09-2010 10:00 Pagina 103 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 104 Settlements is een werk dat zich allereerst wil manifes- teren als een ‘gebeurtenis’. Het is daarnaast een ‘plaats van productie’, een plek voor processen en mogelijke verhalen. De sculptuur, het centrale object van Settlements, refereert aan de Incomplete Open Cubes van de conceptuele kunstenaar Sol LeWitt uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. LeWitt koos voor de kubus als een fundamentele vorm die geen emoties op zou roepen, en maakte een lange reeks van variaties waarbij hij één of meerdere ribben wegliet. Hier uitgevoerd als één uitvergroot model op wielen, laat deze non-sculptuur zich voortbewegen door de gehele tentoonstellingsruimte die The Unwanted Land inneemt. Het is echter ook een binnenruimte waar mensen (performers, acteurs, vrijwilligers, museummedewerkers, kunstenaars, bezoekers, gasten) plaats kunnen nemen, spelen, elkaar kunnen ontmoeten en bespelen. Door de drie-dimensionale kadrering – die doet denken aan de existentiële kooien uit de schilderijen van Francis Bacon – ontstaat een theatrale of filmische ‘set’, waar daadwerkelijk korte filmopnamen zullen plaatsvinden. Deze uitgeklede set is oefenruimte, verkleedhok, schminckruimte, open podium en speeldecor in één. Op gezette tijden ontvouwt het procesmatige karakter van het werk zich door middel van opnameperiodes met een kleine filmcrew en een aantal acteurs en/of bezoekers, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de gehele omgeving als setting. Licht- en cameraelementen worden door de tentoonstellingsruimte verplaatst en laten denkbeeldige sporen achter als van een rondtrekkende karavaan. Mijn deelname aan The Unwanted Land lijkt op het eerste gezicht een bevestiging van de nadruk op de letterlijke migratie die in de levens van de deelnemers heeft plaatsgevonden en die in een hernieuwde stellingname voor de kwaliteit van de artistieke zeggingskracht geen rol zou moeten spelen. Ik wil deze ‘bevestiging’ aan de orde stellen en op een absurde manier bevragen, zodat een nieuwe werkelijkheid ontstaat uit de wisselwerking van fictie en realiteit. Mijn doel is om het bezoedelde discours rond migatie te ‘resetten’. 104 The work Settlements manifests itself primarily as an event. It is also a site of production, a location for processes and possible narratives. The sculpture, the central object in Settlements, refers to Sol LeWitt’s Incomplete Open Cubes of the 1970s. LeWitt chose the cube as a fundamental form, devoid of emotional associations, and made a large series of variations in which he omitted one or more rods. Executed here as an enlarged model on wheels, this non-sculpture moves through the entire exhibition space of The Unwanted Land. However, it is also an interior space in which people (performers, actors, volunteers, museum staff, artists, visitors, guests) can sit and meet and perform with each other.The three-dimensional frame – which calls to mind the existential cages in Francis Bacon’s paintings – creates a theatrical or filmic set, in which short films will be made.This stripped-down set serves as rehearsal space, dressing room, make-up room, open podium and theatre set in one. At predetermined times the work’s process-based character unfolds through filming periods with a small film crew and several actors and/or visitors, in which the entire environment will be used as a set. Lighting and camera elements will be placed throughout the exhibition space and will leave behind imaginary traces like a travelling caravan. At first sight, my contribution to The Unwanted Land seems to confirm the emphasis on the literal migration experienced by the participants, which should play no role in a renewed stance in relation to the quality of artistic expression. I want to question this ‘confirmation’ in an absurd manner, so that a new reality is created from the interaction between fiction and reality. My aim is to ‘re-set’ the soiled discourse around migration. The multimedia installation Settlements simultaneously adapts to and questions the context of The Unwanted Land. What role does my biography play? To what extent do events in someone’s history, such as migration, determine their artistic practice? What kind of sculpture or image does this result in? Throughout the period of the exhibition, the installation openly shows how a story – a biography – is 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 105 De multimediainstallatie Settlements voegt zich in de context van The Unwanted Land en bevraagt deze tegelijkertijd. Wat is de rol van mijn biografie? In hoeverre zijn gebeurtenissen in een persoonlijke geschiedenis zoals migratie bepalend voor het kunstenaarschap? Wat voor sculptuur, wat voor beeld levert dit op? De installatie toont gedurende de expositie openlijk hoe een verhaal, een biografie wordt geconstrueerd. Op basis van video-opnames van de deelnemende kunstenaars en hun levensverhaal worden thema’s als onthechting, verplaatsing, de ander als stereotype, migratie als fictie, op verschillende manieren filmisch gereconstrueerd. Deze scènes worden uitgewerkt langs (fictieve) verhaallijnen waarvoor scriptontwerpen en karakterprofielen van de personages worden gemaakt. De set zal door de tentoonstelling als door een stad gaan bewegen en telkens een andere filmlocatie kiezen, een andere filmische achtergrond, een ander perspectief op de sculptuur zelf waarbij vrijwilligers, rondleiders, suppoosten, studenten en bezoekers worden gecast om in de film een personage te spelen. Uiteindelijk zal dit leiden tot verschillende scenario’s die op een nog onbekende manier hun uiteindelijke vorm krijgen. constructed.The video recordings of the participating artists and their life stories will be used in a variety of ways to create filmic constructions of themes such as detachment, relocation, the other as stereotype and migration as fiction. These scenes will be constructed along (fictional) narrative lines for which scripts and character profiles will be developed.The set will move through the exhibition as through a city, in each case selecting a new film location, a different filmic background, and another perspective on the sculpture itself in which volunteers, guides, invigilators, students and visitors will be cast as characters in the film. Eventually this will lead to various scenarios with an as-yet-unknown final form. Finally, the film Settlements can be seen as a portrait of the exhibition, its participants and the museum itself and will be shown towards the end of the exhibition period as an integral part of The Unwanted Land. settlement (n) 1. the act or an instance of settling; the process of being settled. 2. a. the colonization of a region. b. a place or area occupied by settlers. c. a small village. 3. a. a political or financial etc. agreement. b. an arrangement ending a De film Settlements tenslotte kan ook beschouwd worden als een portret van de tentoonstelling, haar deelnemers en het museum zelf, en wordt tegen het einde van de tentoonstellingperiode getoond als wezenlijk onderdeel van The Unwanted Land. 105 dispute. 4. a. the terms on which property is given to a person. b. a deed stating these. c. the amount of property given. d. a marriage settlement. 5. the process of settling an account. 6. subsidence of a wall, house, soil, etc. (The Concise Oxford Dictionary/Ninth Edition) 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 106 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 107 Column Wim Willems Bannelingen van de geschiedenis / Exiled from history Zoals veel van zijn landgenoten besloot de Tsjechische romanschrijver Milan Kundera na de Russische inval in Praag zijn heil in het Westen te zoeken. Hij vertrok naar Parijs, waar hij zich als migrant en schrijver opnieuw vestigde. De laatste jaren schrijft hij zelfs in het Frans, zijn tweede taal. In zijn roman Onwetendheid staat het thema van de terugkeer centraal. Na de val van het communisme is het voor Tsjechische emigranten mogelijk geworden om hun leven in het land van herkomst te hervatten. In de roman draait het om de vraag of dat mogelijk is, nadat er tientallen jaren zijn verstreken. Maken de ballingen na zoveel jaar nog wel deel uit van de geschiedenis van de mensen die zijn achtergebleven? Een van de metaforen die hij gebruikt om de tragische dimensie van het leven van de vluchteling te belichten, is het verhaal van Homerus’ Odysseus, de strijder die na twintig jaar terugkeerde naar zijn geboortestreek Ithaca. Daar werd hij geconfronteerd met het onvermogen van zijn landgenoten om hem met belangstelling tegemoet te treden. Zij probeerden met man en macht om de jaren te overbruggen die hen van de thuisvaarder scheidden. Om hem zo snel mogelijk weer een van hen te laten worden, vertelden zij over het gemeenschappelijke verleden en over ervaringen die hem in staat stelden de achterstand in jaren teniet te doen. Ze zagen hem als ‘eigen’, maar gingen voorbij aan zijn twintigjarige staat van vreemdeling. Ze waren niet in staat hem te zien als iemand met een afwijkende geschiedenis, met ervaringen en belevenissen die afweken van die van hen. Zo verging het ook de Indische journaliste Lilian Ducelle en haar lotgenoten uit de voormalige kolonie, met dit verschil dat velen van hen niet werkelijk terugkeerden. Zij waren nooit eerder in patria geweest, behalve dan in hun schoolbanken en in de verbeelding. Toch wenste Nederland hen te zien als repatrianten, terugkerende landgenoten. De gedachte was dat zo’n beleid hun integratie zou bespoedigen. Maar door voorbij te gaan aan hun specifiek Indische verleden zijn zij lange tijd verbannen geweest uit hun eigen geschiedenis. Dat verklaart de gevoelens van miskenning, die zo kenmerkend zijn voor de eerste generatie, 107 Like many of his compatriots, the Czech novelist Milan Kundera sought refuge in the West following the Soviet suppression of the Prague Spring. He moved to Paris, where he re-established himself as a writer. In recent years he has even written in French, his second language. Homecoming is the central theme of his novel Ignorance. After the fall of communism, Czech émigrés were able to resume their lives in their native land, but the novel poses the question whether this is really possible after so many years spent abroad. Are the exiles still part of the history of those who remained? One of the metaphors Kundera employs to illuminate the tragic dimension of the life of the refugee is the story of Homer’s Odysseus, the warrior who returned to his native Ithaca after an absence of twenty years.There he was confronted with his countrymen’s inability to sympathise with him.They did all they could to bridge the gap that separated them from their king. In order to reintegrate him as quickly as possible, they told him about their shared history and about the experiences that would enable him to make up for lost time.They saw him as one of their own, but ignored his twenty-year status as a wanderer abroad.They were unable to perceive him as someone with a divergent history, with experiences that differed from their own. This same blindness confronted the Dutch EastIndian journalist Lilian Ducelle and her fellow emigrants from the former Dutch colonies. But there is an important difference in their story, for many of them were not truly coming home.They had never actually been in the ‘fatherland’, except in their history lessons and in their imaginations. But the Netherlands wished to see them as repatriates. It was believed that this policy would aid their integration. But by ignoring their specific past in the former colony, for many years they were exiled from their own history.This explains the feelings of being misunderstood that characterise the first generation of immigrants as well as their sustained need to bear witness to their experiences, not only in the pre-war Dutch East Indies, but also during the Japanese occupation and the ensuing Indonesian revolution. In the Netherlands, the stories 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 108 maar ook de onafgebroken behoefte om te getuigen van wat hen is overkomen. Niet alleen in het vooroorlogse Indië, maar ook tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende Indonesische revolutie. In Nederland zijn de verhalen van de landgenoten uit de Oost pas laat en vaak in een verwrongen vorm doorgedrongen tot het grote publiek. Er was veel strijd nodig om opgenomen te worden in de nationale herdenkingscultuur. Een journaliste als Lilian Ducelle en haar echtgenoot Tjalie Robinson poogden van meet af aan om de verhalen over het land van weleer niet verloren te laten gaan. Alleen stuitten zij in de jaren van Wederopbouw op een samenleving die doof bleef voor hun afwijkende geschiedenis, dus spraken zij zich vooral uit in eigen kring. Als beheerders van het eigen culturele erfgoed betoonden zij zich schatbewaarders voor de toekomst. In Kundera’s interpretatie van Odysseus is dit de kwintessens. De strijder heeft twintig jaar lang aan niets anders gedacht dan aan zijn terugkeer. Eenmaal thuis beseft hij dat zijn leven, zijn kern, zich buiten Ithaca bevindt, in de jaren van zijn zwerftocht. Die schat is hij kwijt en kan hij slechts terugvinden door te vertellen. Alleen komt geen van zijn landgenoten op het idee om te zeggen: ‘Kom op met die verhalen over wat er tijdens jouw reis is gebeurd!’ In de regel is een samenleving erop uit om nieuwkomers, zelfs als het oudgedienden zijn, zo snel mogelijk in te kapselen. Zij moeten de kleur van hun omgeving aannemen, zodat hun anderszijn niet langer opvalt. Conformering is de norm, wat nog niet zo’n slechte strategie is om in een samenleving te integreren. Voor het verkrijgen van een baan is immers een zekere beheersing van de landstaal nodig, erkende diploma’s en respect voor de regels van de werkvloer. De vereisten voor het verkrijgen van een woning zijn al even strikt, net als in het onderwijs of in de gezondheidszorg. Wie een eigen zaak wil opzetten, moet de bureaucratie weten te doorgronden en in de sport bereikt niemand de top zonder de verplichte trainingen. Er is echter meer nodig om werkelijk te worden opgenomen in het weefsel van een samenleving. Het gaat nogal eens mis zodra vriendschap, liefde of andere persoonlijke verhoudingen, in de buurt of op het werk, in het geding zijn. Daar schuren de verhalen - over cultuur, geschiedenis, leefstijl en groepsgebonden waarden - regelmatig langs elkaar heen. Dan gaat het om de macht van de definiëring 108 of our East-Indian compatriots filtered down to the general public rather late and often in a distorted form. It was a struggle to be included in the national culture of commemoration. Lilian Ducelle and her husband, the well-known author Tjalie Robinson, made every attempt to keep the stories about their native land alive. However, in the years of Holland’s post-war reconstruction they were confronted with a society that remained deaf to their different history, and so they were able to express themselves only within their own circle. As repositories of their own cultural heritage, they guarded the treasure for future generations. This is the essence of Kundera’s interpretation of Odysseus. For twenty years he thought about nothing but his homecoming, but once home he realised that his life – his core – was to be found away from Ithaca, in the years of his wanderings. He had lost this treasure, and could regain it only by telling his story. But none of his countrymen thought to ask him about his adventures abroad. As a rule, society attempts to subsume newcomers – returning veterans included – as quickly as possible.They must embrace the couleur locale so that their otherness is no longer conspicuous. Conformism is the norm, which is not such a poor strategy for integrating yourself in society. Indeed, to get a job you must master the local language, gain recognised qualifications and respect the rules of the work place.The requirements for housing, education and healthcare are equally stringent. Whoever wishes to set up his or her own business must penetrate the bureaucracy and no one reaches the top in a sport without the obligatory training. However, more is required to become truly enmeshed in the fabric of society.Things can – and often do – go awry when friendship, love or other personal relationships come into play.Then the stories – about culture, history, lifestyle and collective values – often chafe against one another. It is then about the power to define who is native, and who is not. For that matter, these ideas shift over time. The Turkish writer Sadık Yemni noticed that the sphere of interpersonal relationships afforded opportunities to close the cultural gap when he visited Amsterdam in the 1970s on holiday and decided to stay. He noticed, as he has said himself, that Dutch women were attracted to him. His first wife, with 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 109 over wie eigen is, en wie niet. De ideeën daarover zien we overigens door de tijd heen verschuiven. Dat de persoonlijke levenssfeer ruimte biedt voor toenadering, merkte de Turkse schrijver Sadık Yemni toen hij in de jaren zeventig op vakantie was in Amsterdam en besloot te blijven. Hij viel naar eigen zeggen in de smaak bij de andere sekse. Zijn eerste vrouw, van wie hij een kind heeft, was een Nederlandse. Haar familie zat niet echt te wachten op een Turk over de vloer, maar de moeder ontdooide al snel en op den duur ook de mannen. Zijn culturele oriëntatie was westers, zijn charme overtuigend en ondanks zijn gebrekkige beheersing van het Nederlands werd hij opgenomen. De verbintenis bleek echter niet duurzaam en er volgden meerdere relaties. Intussen trainde Sadık intensief in Amsterdamse fitnesscentra, waar hij veel met Nederlanders in aanraking kwam. In persoonlijke contacten merkte hij echter nooit verder dan een bepaald niveau te komen. Er bleef een zekere reserve, alsof het om een voorwaardelijke aanvaarding ging. Zo ervoer hij het althans. Oppervlakkig gezien is het voor iemand met zijn intellectuele en artistieke talenten niet moeilijk om contact te leggen. De aanknopingspunten zijn legio, alleen ervaart hij zelden dat het op basis van gelijkwaardigheid gebeurt. Ook na dertig jaar en inmiddels allang genaturaliseerd tot Nederlander, kan hij zich geen wezenlijke kritiek op het Westen veroorloven, op gevaar van afstraffing of gewoon niet serieus genomen worden. Dat Nederlanders hem eerst en vooral zien als Turk en moslim, helpt ook niet bij het smeden van hechte banden. Naar Yemni’s idee laat men in Nederland de vreemdeling alleen in compartimenten van het persoonlijke leven toe. De wezenlijke interesse in anderen, dat wil zeggen mensen die uit het buitenland komen, zou ontbreken. Voor hem ligt daar de verklaring voor het blokkeren van de sociale en emotionele integratie. Dat de Turkse beschaving en de islam nauwelijks serieus genomen worden en het beeld over een historisch antagonisme overheerst, vindt hij een gotspe. De westerse beschaving rust immers niet alleen op een joodse, christelijke, Romeinse en Griekse zuil, maar ook op de islam. Zowel cultureel, literair, architectonisch als culinair zijn wij schatplichtig aan het Midden-Oosten, alleen ontbreekt het historisch besef om dit te erkennen. Ieder aspect van verwantschap lijkt uit het collectieve geheugen verdwenen en de 109 whom he has a child, was Dutch. Her family had not reckoned on a Turkish son-in-law, but her mother soon warmed to him and the men in the family eventually did too. Yemni had a Western cultural orientation and a winning charm and so, despite speaking very little Dutch, he was accepted.The marriage did not last and he has had several subsequent relationships. In the meantime he worked out intensively in gyms in Amsterdam, where he came into contact with many Dutch people, but he noticed that the social interaction did not go beyond a particular level. He was met with a certain reserve, as if he were being accepted only conditionally. At least that is how he experienced it. On the surface it would not appear difficult for someone with intellectual and artistic talent to make contact with people.The common points of reference are legion. However, Yemni rarely experienced that his contacts reached a level of equality. Even after thirty years in the Netherlands and as a naturalised Dutchman, he cannot permit himself an essential critique of the West, for fear of being beaten up or simply not being taken seriously.That Dutch people see him first and foremost as a Turk and a Moslem does not help to forge close links. Yemni believes that people in the Netherlands admit foreigners only to certain compartments of their personal lives.They lack an essential interest in others, i.e. in foreigners. For him this explains the barrier to social and emotional integration. He considers it an outrage that the Turkish civilisation and Islam are hardly taken seriously and that he is faced with a governing historical image of antagonism. After all, Western civilisation rests not only on the pillars the Roman, Greek and Judeo-Christian traditions, but also on Islam. We are indebted to the Middle East in terms of culture, literature, architecture and cuisine but we lack the historical understanding to recognise it. Every aspect of kinship has been erased from the collective memory, and we might well wonder whether Turkey’s admission to the European Union would do anything to change that. An important aspect in Yemni’s case was that he lived in Izmir until his student years. When he arrived in the Netherlands his personality was already formed and he could not shake off his past like a redundant rucksack. The situation is rather different for the journalist Naeeda Aurangzeb, who was born in Pakistan but 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 110 vraag is of de toetreding tot de Europese Unie daar iets aan zal veranderen. Wat bij Yemni een rol speelt, is dat hij tot aan zijn studententijd in Izmir heeft geleefd. Bij zijn komst naar Nederland was zijn persoonlijkheid reeds gevormd en kon hij zijn verleden niet als een overbodige rugzak van zich afschudden. Dat ligt anders voor de journaliste Naeeda Aurangzeb, die in Pakistan werd geboren, maar in Nederland naar school ging. Zij beweegt zich als een Nederlandse, met historische wortels in de Rotterdamse wijk Charlois, want daar is zij opgegroeid. Zij stapelde opleiding na opleiding en kwam uiteindelijk op de universiteit terecht. Bij de media deed zij enige jaren ervaring op en zij heeft haar sporen verdiend als woordvoerster over zaken die het geloof en de positie van de vrouw betreffen. Emancipatie mag de motor van haar streven zijn, dat zij een belijdend moslim is doet haar verschillen van de doorsnee Nederlander. Daar zit hem, wat haar betreft, ook precies de crux. Op ieder denkbaar terrein is zij even mondig als geïntegreerd. Zij vraagt zich alleen af of de Nederlandse samenleving haar op den duur in staat blijft stellen om te zijn wie zij is. Als terroristen, onder het mom van de islam, elders ter wereld gruwelijke daden plegen en zij daarvoor bijna ter verantwoording wordt geroepen, stelt haar godsdienst haar apart. Maar toen christenen in het voormalige Joegoslavië moslimvrouwen verkrachtten, kwam er niemand naar haar toe om zijn medeleven te betuigen. Hoe begrijpelijk ook in het tijdperk na 11 september, er wordt daardoor met twee maten gemeten. Met als gevolg dat zij en veel van haar generatiegenoten buiten het verhaal van het westen vallen. Dat kan haar gevoel van identificatie met de samenleving frustreren en op den duur zijn weerslag hebben op haar kansen om maatschappelijk te stijgen. Integratie en een sterke oriëntatie op het land van herkomst gaan in toenemende mate samen. Het was de fotografe Ata Kandó en de schrijver Milo Anstadt lange tijd niet mogelijk om zonder problemen naar respectievelijk Hongarije en Polen te reizen. Maar sinds de politieke omslag van 1989 hebben zij optimaal van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Beiden spreken over de telefoon vrijwel dagelijks hun landstaal, met familie, kennissen of vanwege zakelijke belangen. In hun moederland is erkenning bepaald niet achterwege gebleven. Voor hen was het een soort geschenk van de geschiedenis, voor Sadık Yemni was 110 went to school in the Netherlands. She carries herself like a Dutchwoman with historical roots in Rotterdam’s suburb Charlois, where she grew up. Following her studies she gained experience in the media for several years and earned her spurs as a spokesperson on matters relating to faith and the position of women. If emancipation is her driving force, the fact that she is an avowed Muslim sets her apart from the average Dutch person, who views this as the crux of the matter. As an integrated citizen she is very outspoken about all aspects of society. She only asks herself if Dutch society will continue to allow her to be who she is. When terrorists carry out gruesome acts elsewhere in the world in the name of Islam and she is almost called upon to accept responsibility, her faith sets her apart. But when Christians raped Moslem women in former Yugoslavia no one came to her to express his or her sympathy. As understandable as this may be in the period since 11 September 2001, people operate a double standard with the consequence that Aurangzeb and many Moslems of her generation fall outside the Western narrative.This frustrates her sense of social identification and may eventually have repercussions for her chances of social advancement. Integration and a strong affiliation to one’s native country increasingly go hand in hand. For many years the photographer Ata Kandó and the writer Milo Anstadt were unable to travel to Hungary and Poland respectively without problems. But since the political changes of 1989 they have made optimal use of this opportunity.They both speak their mother tongues almost daily on the telephone with family, friends or professional contacts. And they certainly have not gone unrecognised in their native countries. For them this was a sort of gift from history. For Sadık Yemni it was more than that: literary recognition from his publisher in Istanbul freed him from his impasse in the Netherlands. His voice as a novelist is better understood in his native Turkey, while the Turkish readership in the Netherlands is too small to make a living here as a writer. This was more complex for Lilian Ducelle, who will leave few traces in Indonesian history. In her case, her native country, her cultural heritage and her history have been separated, so that she was never able to choose whole-heartedly for the Netherlands. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 111 het meer dan dat. Van zijn uitgeverij in Istanbul kreeg hij de literaire erkenning die hem uit zijn impasse in Nederland bevrijdde. De stem van zijn romans wordt in eigen land beter herkend, terwijl het Turkstalige lezerspubliek in Nederland veel te beperkt is om als schrijver van te leven. Dat lag ingewikkelder voor Lilian Ducelle, die weinig sporen zal nalaten in de Indonesische geschiedenis. Bij haar zijn land van herkomst, cultuur en geschiedenis gescheiden geraakt, waardoor zij nooit volmondig voor Nederland kon kiezen. Als Indische Nederlander werd zij verbannen uit een samenleving die niet langer bestaat. Mogelijk verklaart dat haar felle afwijzing van allerlei aspecten van de Hollandse leefstijl. Haar achtergrond werd hier genegeerd of stond ter discussie, terwijl zij Nederlandse van geboorte was. Net als Odysseus dacht zij op bekend terrein te landen en daar haar westerse leven van weleer voort te zetten. Maar zij voelde al snel een vreemdeling te zijn te midden van mensen die dezelfde taal spraken als zij. Evenals de held van Homerus wilde zij zich niet laten inkapselen, omdat ze in dat geval haar Indische verleden had moeten verloochenen en als volwassen vrouw was zij daar niet toe bereid. Zij wilde vertellen over hoe het was in Indië, alleen vonden zij en de haren daar in het naoorlogse Nederland weinig gehoor voor. In tegenstelling tot andere migranten kon zij echter niet terug naar haar land van herkomst. De koloniale leefwijze hield immers eind 1949 op te bestaan en uit Indonesië leek zij voorgoed verbannen. Door die afgesneden weg is haar gewenning aan Nederland altijd tweeslachtig gebleven. 111 As a Dutch East-Indian she was exiled from a society that no longer exists.This might explain her fierce rejection of many aspects of Dutch lifestyle. In the Netherlands her background was ignored or questioned even though she was Dutch by birth. Like Odysseus she thought she had landed on familiar territory and would be able to continue her old Western life. But she quickly felt a foreigner among people who spoke the same language. Just like Homer’s hero, she did not wish to be subsumed because in her case that would mean renouncing her Indonesian past, which she was unprepared to do as an adult woman. She wanted to tell others about what it was like in the East Indies, but her stories, and those of others like her, fell on deaf ears in post-war Holland. Unlike other migrants, she was unable to return to her country of origin.The colonial lifestyle ceased to exist at the end of 1949 and she seemed to be exiled from Indonesia for good. Her bridge was burned, and so she has always been ambivalent about her adjustment to life in the Netherlands. Literatuur / Literature Wim Willems, De kunst van het overleven. Levensverhalen uit de twintigste eeuw. SDU,The Hague 2004. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 112 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 113 Dirk de Bruyn Nederland /The Netherlands › Australië / Australia 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Winter Solstice Mix, 2007, performance, Brisbane Institute of Modern Art. 10:00 Pagina 114 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 115 100444_p001_128:Opmaak 1 Feyers, 1979, 27 min., 16 mm, optical sound. 116 06-09-2010 10:00 Pagina 116 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Traum a Dream, 2002, 7 min., digital video, sound. 117 10:00 Pagina 117 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 118 Nederland is mijn geboorteland en Nederlands is mijn moedertaal. Nederland heeft blijvende sporen achtergelaten die de oerbron van mijn wezen vormen. Mijn bijdrage gaat over het verstoten land vanuit een buitenstaandersperspectief waar zelden aandacht aan wordt besteed. Hoe heeft dit land mij verstoten? Hoe heb ik het verstoten? Ben ik mede schuldig aan de verstoting van dit land? Mijn ouders hebben me in 1958 uit Nederland weggevoerd, wat een kritieke gebeurtenis zou blijken te zijn. Er ontstond een niet uitgesproken tweedeling in het lichaam en de geest van de jongen van acht die ik toen was, een kloof op het gebied van taal, afstand en locatie. Het was een moment van verlies en verstoting met betrekking tot dít land. De situatie vertoont enige gelijkenis met de ervaring van de ‘gestolen generatie’ in Australië: Aboriginalkinderen die bij hun ouders werden weggehaald om te worden opgevoed in de ‘blanke’ samenleving. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Mijn ouders waren medeplichtig aan mijn ontheemding en ik had het twijfelachtige genoegen om te zien wat voor gevolgen die ontworteling op hen had. Mijn vader is er geestesziek door geworden, terwijl mijn moeder in het nieuwe land vastberaden een plek veroverde voor haar en haar zoon, waar ik haar nog steeds dankbaar voor ben. Ironisch genoeg was het een kortzichtig beleid gericht op ‘een blank Australië’ waardoor Nederlanders het nieuwe land binnen mochten om nieuwe Australiërs te worden. In dit project aard ik de gevolgen van deze ontvoering. Vanuit deze invalshoek wordt niet het land als verstoten ervaren, maar de ontkende sporen van het lichaam van dat kind. Mijn deelname aan dit project betekent voor mijn creatieve lichaam en geest een late terugkeer naar de ‘plaats delict’ van een uitgewist en vergeten trauma. Ik ben tot het inzicht gekomen dat dit moment een van de essentiële bronnen van mijn kunst is. In mijn performancekunst met film- en diaprojectors maskeer ik het beeld door met de hand te schudden en erdoorheen te schreeuwen, en peil ik dit moment. De rauwe, Artaud-achtige schreeuw voor het scherm kan worden teruggevoerd op dat moment van uitwissen uit 1958. Daar is het een echo van. Daarnaast is mijn kunst een verwerking van de desoriënterende bewustwording van mijn vaders geestesziekte en mijn moeders onuitgesproken pijn. Ik beschouw een van mijn eerste films, 118 The Netherlands is my country of birth and Dutch is my first language.Their traces remain as the primal source of who I am. My contribution to The Unwanted Land comes from a discounted outside. How has this land rejected me and how have I rejected it? Am I complicit in making this land unwanted? My parents performed a critical act of abduction from the Netherlands on me in 1958. An unspoken split was imparted on the body and psyche of an eightyear-old boy, creating a gap of language, distance and location. It is a moment of loss and rejection in relation to this land.This situation has some similarities to the parallel experience of ‘the stolen generation’ in Australia, where aboriginal children were taken from their parents to be brought up in ‘white’ society. There are also important differences. My parents were complicit in my removal and I had the dubious privilege of witnessing the impact on them of their own displacement. It triggered my father’s mental illness and my mother resolutely eked out a place in this new land for her and her son, for which I am grateful. Ironically, it was also the myopic ‘white Australia policy’ that enabled Dutch migrants to enter this new land: to become New Australians. It is the impact of this abduction that I land in this project. From this perspective it is not the land that is perceived as unwanted but the denied traces of that child’s body. My participation in this project delivers my creative body and mind for a belated return to the ‘scene of the crime’ of an erased and forgotten trauma. I have come to understand that this moment performs as a critical source in my art. My performance practice with film and slide projectors, which masks and shakes the image by both hand and live voice interference plumbs this moment.The cruel Artaudian scream that is placed before the screen can be traced back to the point of that 1958 erasure. It is an echo of this time. My art practice also processes a perplexing acknowledgement of my father’s breakdown and my mother’s unspoken pain. I now think of one of my earliest films Running (1976, 20 minutes) as articulating the stateless mobility of the migrant in a gutted catatonic form. My interest in flicker and optical effects that I bring to this project are to do with their capacity to shock, erase and immobilise rather than merely as a pure and essentialist form of cinema. I have recently uncovered newsreel footage at the 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 119 Running (1976, 20 minuten), tegenwoordig als een verbeelding van de staatloze mobiliteit van de migrant in uitgeholde, catatonische vorm. Mijn interesse voor flikkering en optische effecten, die in dit project tot uiting komt, hangt samen met het feit dat deze kunnen choqueren, uitwissen en immobiliseren, en gaat verder dan een pure, essentialistische vorm van cinema. Onlangs heb ik bij het National Film and Sound Archive in Canberra journaalopnames gevonden van het vertrek van de Johan van Oldenbarnevelt uit Rotterdam naar Australië, gemaakt toen mijn familie aan boord was. De reden dat deze opname bestaat is dat we op hetzelfde schip reisden als de officiële 100.000ste Nederlandse migrant met bestemming Australië. Van die reis werd verslag gedaan in de officiële media. Het resultaat is een materiële registratie van het moment en de plaats van mijn psychische afscheiding van Nederland. Wat zich hier voor de camera afspeelt, heeft zich ook in mij afgespeeld. Voor mij bestaat er een link tussen dit fotografische spoor en de onzichtbaarheid die ik in mijn abstracte films obsessief najaag. Ik zie deze kunstuiting als een poging om uiting te geven aan datgene wat zich zowel fysiek als emotioneel in mijn lichaam afspeelt op het exacte moment dat op deze found footage wordt weergegeven. De meeste migrantenverhalen draaien om een worsteling met een plaats en een situatie. Hier zit een onuitgesproken compliment aan het land van bestemming in verborgen. Als een tientallen jaren durende worsteling om je te vestigen in een vreemde cultuur – inclusief alle pijn, problemen, racisme en klassenconflict die daarbij horen – wordt gedocumenteerd, zit daar een groot compliment aan het nieuwe land in, dat meestal onbeantwoord blijft. Zo komen de macht en de privileges impliciet te liggen bij hen die er al wonen: ‘Nederland (of Australië) moet wel een geweldige plek zijn als mensen al die moeite doen om hier te komen!’. Achter die uitspraak gaat een grote hoeveelheid ontkenning van pijn schuil. Welke vraag kunnen we stellen over de mensen die Nederland verlieten? Wat wordt er verstoten? Waar vlucht men voor? Wat is er ongewenst? Wat is er met zo’n vraag terug te halen? Zo’n vraag is in wezen ongemakkelijker dan een verhaal over in een ander land gaan wonen. Wat is er zo ondraaglijk geworden dat mensen bereid zijn om ergens anders een lange 119 National Film and Sound Archive in Canberra of the actual departure of the MS Johan van Oldenbarnevelt from Rotterdam to Australia shot when my family was on board.This footage exists because we travelled on the same ship as the hundred-thousandth Dutch migrant to Australia.This journey was documented in the official media.This record materially registers the moment and location of my psychic split from Holland. What has operated on this moving image has operated on me. I connect this photographic trace to an invisibility that is obsessively hunted down in my abstract film practice. I understand this art’s practice as trying to express what is happening inside my body both physically and emotionally at the precise moments represented by this found footage. Most stories of migration are about a struggle with place and situation. Hidden within it is a great unspoken compliment about the land or country migrated into. When a decades-long struggle to settle in a foreign culture is documented with all its pain and obstructions and its exclusions of racism and class it contains a great compliment to the place being entered that is rarely returned.This implicitly delivers the position of power and privilege to those already there: ‘What a great place the Netherlands (or Australia) must be for people to undertake such a difficult journey to become part of us’.This is a surface sentiment that denies an underlying reservoir of pain. What is the question that can be asked about those who left the Netherlands? What is being rejected, what is being run away from? What is unwanted? What can such a question bring back? This is a more uncomfortable question at its core than the story of entering a new land. What has become so unbearable that people are willing to undertake a long struggle elsewhere to avoid this issue? Migration is a humbling ordeal that does not deliver a privileged view. It delivers a practice of resistance, attrition, introspection and negation lodged in the gaps between the things that matter. It is a journey that exacts its toll relentlessly in the thousand and one cuts and repeating small humiliations that become perceptually hard-wired into the body by everyday experience. It is a story of survival that exacts a unique homelessness. I am reminded of Kafka’s short story ‘In the Penal Colony’ when I think about the impact on the body.This position does not 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 120 strijd te voeren om eraan te ontkomen? Migratie is een vernederende beproeving en leidt niet tot een bevoorrechte blik. Migratie leidt tot verzet, uitputting, introspectie en ontkenning, genesteld in de ruimtes tussen de dingen die er daadwerkelijk toe doen. Het is een reis die zijn tol eist doordat de duizend en één ontberingen en steeds terugkerende vernederingen waarmee je dagelijks te maken krijgt, lijfelijk deel gaan uitmaken van je percepties. Het is een manier van overleven die tot een unieke vorm van ontheemding leidt. Als ik denk aan de gevolgen voor het lichaam, moet ik altijd denken aan Kafka’s verhaal ‘In de strafkolonie’. Het is een positie die geen overkoepelend perspectief oplevert, zoals het internationale toerisme, dat over de hele wereld de wegen van het grote geld volgt en imiteert. In het lichaam van de migrant laten de negatieve materiële gevolgen van het internationale grootkapitaal hun sporen na. Mijn persoonlijke documentaire Conversations with my Mother (1990, 108 minuten) gaat over mijn moeder en de vijftien jaar durende strijd die ze heeft moeten leveren om in het reine te komen met haar bestaan in Australië. Er wordt zowel Nederlands als Engels gesproken in deze film, die afzondering en een steeds verdere verwijdering van Nederland documenteert. Voor de achterblijvers leveren de redenen voor het vertrek slechts een lastig te bevatten, problematisch en misschien weinig bevredigend perspectief op, dat kan niet anders. Schaamte en schuldgevoel spelen misschien een grotere rol dan bevoorrecht zijn. Moet een Nederlands publiek daar eerst overheen komen voordat het klaar is voor Conversations with my Mother? In deze film is gedocumenteerd wat mijn moeder ervoor over had ‘om niet terug te gaan’, maar niet de reden daarvoor. Die pijn blijft onuitgesproken en stuitert in abstracte vorm door mijn grafische animaties in films zoals 223 (1985, 6 minuten), waarin ik foto’s uit mijn kindertijd bedek met krassen, tekeningetjes en andere vormen. Dit verband komt ook tot uiting in meer graffiti-achtige vorm, in recent werk zoals 2nd Hand Cinema (2005, 7 minuten), waarvan de soundtrack is opgebouwd uit fouten en artefacten die in het oorspronkelijke materiaal zijn aangebracht. Ik beschouw het uitwissen door Robert Rauschenberg met veertig gummetjes van een tekening die hij van Willem de Kooning had gekregen in 120 deliver the same overarching vista of a global tourism when it tracks or mimics the pathways of unbounded capital around the world.The body of the migrant registers the debilitating material impact of global capital on the human body. My personal documentary Conversations with My Mother (1990, 108 minutes) presents my mother’s and my fifteen-year struggle to come to terms with living in Australia. It is spoken in both Dutch and English and documents an isolation and further drift away from the Netherlands. Implicitly, reasons for leaving offer an elusive, difficult and perhaps less immediately gratifying view for those who continue to live in the place departed from.This can be more about issues of shame and guilt than privilege. Is this what a Dutch audience must negotiate before it can receive Conversations with My Mother? This film documents what my mother was willing to do ‘not to return’ but not why.This pain remains unspoken and abstracted to bounce around my graphic animation work, in films such as 223 (1985, 6 minutes) in which I directly cover over and erase childhood photographs with scratches, scribbles and other iconic shapes.This relationship is also present in a more graffiti-like form in such recent work as 2nd Hand Cinema (2005, 7 minutes) in which the soundtrack has been constructed from sonic mistakes and artefacts imposed on the origination material. I read Robert Rauschenberg’s Erased de Kooning Drawing (1953) and Frank Stella’s Minimalist black paintings with such unsettling Nazi-invoking titles as Die Fahne Hoch! (1959) and Arbeit Macht Frei (1967) as works that foreground how content is denied in abstraction to deliver a traumatic effect to the viewer. My film practice also finds flashes of recognition in Peter Gidal’s ultra-negative rhetoric about Materialist Film (1989) that I think of as a traumatised argument about a traumatic practice. My marginal experimental film practice is situated within an unseen and unspeakable struggle. It is about working through my parents’ response to a denied situation. Unlike the modernist myth of an essential visionary purity, it is about referencing and unearthing an invisible and muted struggle situated at the core of identity. My practice refers back to an emergent identity that cannot or is not allowed to speak (or to 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 121 Erased de Kooning Drawing (1953) en Frank Stella’s minimalistische zwarte schilderijen met sinistere titels zoals Die Fahne Hoch! (1959) en Arbeit Macht Frei (1967), die aan de Nazitijd doen denken, als werken die duidelijk laten zien hoe inhoud door middel van abstractie kan worden ontkend om bij de toeschouwer een traumatisch effect te bereiken. Mijn films vertonen ook overeenkomsten met het ultranegatieve betoog van Peter Gidal uit Materialist Film (1989), wat ik beschouw als een getraumatiseerde gedachtegang over een traumatische activiteit. Mijn marginale, experimentele filmwerk speelt zich af binnen een onzichtbare, onuitsprekelijke worsteling en draait om de verwerking van de reactie van mijn ouders op een ontkende situatie. In tegenstelling tot de modernistische mythe van visionaire essentiële zuiverheid verwijst mijn werk juist naar een onzichtbare, onhoorbare strijd die het wezen van de identiteit raakt, die in het werk boven water komt. Het verwijst naar een identiteit in opkomst die niet kan of niet mag spreken (of zijn). Het is een spoor, afgesneden van zijn bron. Ik beschouw dit als een trauma dat in mijn creatieve werk tot uiting wil komen, en ik zie het ook terug in wat Vilém Flusser schrijft over de parallellen tussen de digitale media en de ervaringen van migranten. Die migrantenervaring is nu voor ons allemaal zichtbaar en voelbaar geworden als gevolg van de hypermobiliteit van kapitaal en media, die leidt tot een preoccupatie met de oppervlakte en een explosie aan technische beelden die concepten representeren in plaats van fenomenen en gebeurtenissen. Ik wil het mechanisme van de ontkenning blootleggen, en de oppervlakkigheid van de door het bedrijfsleven aangeboden ‘buitenkanten’ die deel uitmaken van onze huidige digitale situatie. Ik wil dit begrip plaatsen in een verstoten hoek van dit project van creatieve samenwerking, de metropool van deze tentoonstelling, om de plaats delict te markeren met een spoorloos spoor, en daar het verloren lichaam van een vergeten kind achter te laten. Mijn kunst moet in een koffer op zijn bestemming aankomen. Zij moet licht en mobiel zijn en direct klaar zijn voor gebruik aan de andere kant van de wereld. Zoveel kan ik van mezelf niet vragen. Maar ik zal wel fragmenten achterlaten, losse spookbeelden in kleine kamertjes, versteende broodkruimels die de vogels hebben laten liggen. 121 be).This is a trace severed from its source. I understand this as a trauma that tries to speak through my creative practice, and I find it articulated in Vilém Flusser’s take on the parallels between digital media and the migrant experience. Such a migrant experience as now replayed and impacted on all of us through the effect of the hyper-mobility of capital and media, which brings about a preoccupation with surface and a proliferation of technical images that communicate concepts rather than phenomena and events. I am interested in revealing the mechanics of denial and the superficiality of the corporate surfaces that are part of our current digital situation. I want to place this understanding in a dark corner of the creative collaborative project, the metropolis of this exhibition, to mark the scene of the crime with a traceless trace, to leave the lost body of a forgotten child there. My art must arrive in a suitcase. It must arrive light and mobile and ready for action from the other side of the world.This is too much to ask of myself. But I will leave fragments, dissociated chimera in little rooms, ossified breadcrumbs that have not been eaten by the birds. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 Biografieën auteurs 10:00 Pagina 122 Haag waar hij gedurende tientallen Rashid Novaire (1979) is een jaren koorlid was geweest. geboren Amsterdammer met een Na zijn huwelijk met Katie Su in 1999 Marokkaanse vader en een Nederlands- geboren in Princeton, New Jersey. Ze is begon hij steeds langere perioden in Pools-Duitse moeder. Novaire’s loopbaan de dochter van een Nederlandse moeder Taipei door te brengen. Hij is nu van plan begon met de El Hizjra Literatuurprijs en een Amerikaanse vader. Ze heeft de om permanent in Taiwan te gaan wonen. voor proza en poëzie.Twee jaar daarna Emilie Gordenker (1965) werd debuteerde hij op negentienjarige leeftijd Amerikaanse nationaliteit en spreekt vloeiend Nederlands. Gordenker promo- Dineke Huizenga (1967) is kunst- met de verhalenbundel Reigers in Caïro. veerde in 1998 aan het Institute of historica en gespecialiseerd in de kunst Dit bracht hem een nominatie voor de Fine Arts, New York University met als en culturen van het Midden-Oosten. NPS-cultuurprijs. In 2003 verscheen specialisatie: kleding in de Nederlanden Zij werkt als onderzoeker en coach en de korte roman Maïsroest (shortlist in de 17de eeuw en Anthony van Dyck. realiseert daarnaast kunstprojecten. nominatie voor de Librisprijs 2004). In New York heeft zij gewerkt voor het Ze werkte aan de ontsluiting van Voor zijn volgende, epische roman Het Metropolitan Museum of Art en de islamitische collecties van Nederlandse lied van de rog (2007) verbleef Novaire Frick Collection. In Nederland werkte musea en universiteiten en was zij een half jaar in China om onderzoek te ze onder meer voor het Rijksbureau voor (samen met Roelof Munneke) verant- doen. Na de verschijning van zijn roman Kunsthistorische Documentatie (RKD). woordelijk voor de permanente tentoon- Afkomst (2008) verbleef Novaire vier Zij doceerde aan de Rutgers University, stelling De Zijderoute (Rijksmuseum voor maanden in Suriname, waar hij doceerde New York University, Vassar College Volkenkunde in Leiden, 2001). In samen- en schrijflessen gaf aan jonge gedetineer- en de Bard Graduate Center for the werking met recent gemigreerde kunste- den in de Santo Boma-gevangenis in Decorative Arts. In 1999 verhuisde naars realiseerde zij prikkelende kunst- Paramaribo. Hierna schreef Novaire Emilie Gordenker naar Londen, waar projecten als Ansicht uit Afghanistan onder meer in samenwerking met ze voor bedrijven werkte op het gebied (1998), Cultuur en Identiteit (2002), Gerardjan Rijnders voor toneel. Op dit van nieuwe media. Momenteel woont Over de boog van Duisternis (2004) en moment werkt hij aan zijn vijfde boek. zij in Nederland en is directeur van het Dwaallicht (2006). Van 2006 tot en Mauritshuis, Den Haag. met 2008 deed zij onderzoek naar de Marlou Schrover (1959) is universi- perceptie van hedendaagse kunst in tair hoofddocent sociale geschiedenis in Irak met als titel Travelling the Tigris: Leiden. In de afgelopen jaren heeft haar Sheboygan, Wisconsin en woonde vervol- contemporary art in context. Artikelen onderzoek zich voornamelijk gericht op gens in Louisiana en Kansas. Na zijn van haar hand gaan over Ziad Haider migratiegeschiedenis. In 2005 werd in afstuderen aan het Harvard College ging De geschiedenis als materiaal (2004), het kader van de NWO Vernieuwings- hij in 1968 naar Leiden om Chinees te Nena Sesic-Fisher Our inner world impuls haar onderzoeksvoorstel over studeren. Hij vestigde zich in Holland, (2008) en Irakese kunst Seeds of gender en migratie gehonoreerd met een werd genaturaliseerd Nederlander en Civilisation (2010). Sinds 2009 is vici beurs (einddatum 2011). Recente doceerde aan de Leidse Universiteit zij plaatsvervangend commissielid boeken zijn: (met Joanne van der Leun, Chinese taal- en letterkunde tot zijn beeldende kunst van het fonds BKVB. Leo Lucassen and Chris Quispel), Illegal Lloyd Haft (1945) geboren in vervroegde pensionering in 2004. Al in een vroeg stadium voelde hij Migration and Gender in a Global and Chris Keulemans (Tunis, 1960) is Historical Perspective (Amsterdam 2008) een bijzondere belangstelling voor het schrijver, journalist en initiatief-nemer en (met Herman Obdeijn), Komen en Nederlands en schreef poëzie en verhalen van de Tolhuistuin, een nieuw centrum Gaan. Immigratie en Emigratie in Nederland in die taal. Vanaf 1982 publiceerde de voor kunst en horeca in Amsterdam vanaf 1550 (Amsterdam 2008). Amsterdamse uitgever Querido tien Noord. Als kind van een ontwikkelings- gedichtenbundels van zijn hand, waar- werker en later als reizende schrijver onder een herschrijving in vrije verzen leerde hij meer over aankomen en ver- Sociale Geschiedenis bij de Campus van het Boek der Psalmen. Haft had trekken dan over blijven. Nu ontdekt hij Den Haag (Universiteit Leiden). zijn affiniteit met Bijbelse teksten te in Noord zijn eigen stad opnieuw. Hij publiceert al een kwarteeuw over danken aan een Russische kerk in Den 122 Wim Willems (1951) is hoogleraar migratie en stadsgeschiedenis, met 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 123 bijzondere aandacht voor levens- at the Netherlands Institute for Art exhibition The Silk Route at the National verhalen. Hij verwierf tevens bekendheid History (RKD) in The Hague. She has Museum of Ethnology in Leiden in 2001. met een reeks autobiografische boeken, lectured at Rutgers University, New York In collaboration with recently emigrated waaronder Stadskind. Kroniek van een University, Vassar College and the Bard artists, she has realised such stimulating naoorlogse jeugd (2003) en Stadsblues. Graduate Center for the Decorative Arts. art projects as Postcards from Afghanistan Kroniek van de jaren zestig (2005). In In 1999 Gordenker moved to London, (1998), Culture and Identity (2002), Over 2008 verscheen van zijn hand het alom where she developed new media applica- de boog van Duisternis (2004) and Dwaal- geprezen Tjalie Robinson. Biografie van een tions for museums and galleries. From licht (2006). Since 2009 she has been Indo-schrijver. Het boek werd genomi- 2003 to 2207 she was a senior curator a member of the committee of the neerd voor de Grote Geschiedenisprijs at the National Galleries of Scotland. Netherlands Foundation for Visual Arts, en won in 2010 de Littéraire Witte Prijs. She is currently director of the Maurits- Design and Architecture. huis in The Hague. Chris Keulemans (Tunis, 1960) is Kitty Zijlmans (Den Haag, 1955) is hoogleraar in de Geschiedenis en theorie Lloyd Haft (1946) was born in van de beeldende kunst van de nieuwste Sheboygan, Wisconsin; he subsequently Tolhuistuin, a ‘cultural playfield for tijd (Universiteit Leiden). Haar interesse lived in Louisiana and Kansas. After music, (performance) art, cuisine, film, ligt op het gebied van de hedendaagse graduating from Harvard College in dance, debate and people in Amsterdam. kunst, kunsttheorie en methodologie. 1968 he went to Leiden, the Netherlands As the child of a development-aid worker Daarnaast hebben de positie en het to study Chinese. He eventually settled and later as an itinerant writer, he learned aandeel van de vrouw in kunst en in Holland and became a Dutch citizen, more about coming and going than cultuur en de huidige interculturele teaching Chinese language and literature remaining in one place. He is now re- processen en globalisering van de at Leiden University until his early retire- discovering his own city. (kunst)wereld haar bijzondere belang- ment in 2004. stelling. Ook stimuleert zij de uitwisseling From an early stage he took a special tussen kunst en academia.Twee sleutel- interest in Dutch and wrote his own in Amsterdam to a Moroccan father and publicaties zijn: World Art Studies: poetry and fiction in that language. Since a Polish-German-Dutch mother. He was a writer, journalist and initiator of the Rashid Novaire (1979) was born Exploring Concepts and Approaches. Eds. 1982, the Amsterdam-based publisher awarded the El Hizjra Literature Prize Kitty Zijlmans and Wilfried van Damme Querido has published ten collections at the age of seventeen.Two years later (Amsterdam 2008) en CO-OPs. Inter- of his poems including a free-verse he published his first collection of short territoriale verkenningen in kunst en rewriting of the Book of Psalms. Haft stories entitled Reigers in Caïro (Herons in wetenschap. Eds. Kitty Zijlmans, Rob traces his special interest in biblical Cairo), for which he was nominated for Zwijnenberg, Krien Clevis (Amsterdam texts to his decades-long participation the NPS Culture Prize. His 2003 novel 2007). in a Russian church choir in The Hague. Maïsroest (Corn Blight) was shortlisted Following his marriage to Katie for the 2004 Libris Prize. Novaire spent Su in 1999, he began spending increasing six months in China researching his epic periods of time in Taipei, and he is now novel Het lied van de rog (Song of the planning to take up permanent residence Stingray), which was published in 2007. in Taiwan. Following the publication of his novel Authors’ biographies Emilie Gordenker (1965) was born in Princeton, New Jersey to a Dutch mother and an American father. She has American nationality and speaks Afkomst (Origins) in 2008, Novaire Dineke Huizenga (1967) is an art spent four months in Suriname lecturing fluent Dutch. She gained her PhD at the historian specialised in the art and and giving writing lessons to young Gordenker Institute of Fine Arts, New culture of the Middle East. She works as detainees at the Santo Boma prison in York University in 1998 with a disserta- a researcher, coach and artist. She has Paramaribo. Since then he has written tion on Sir Anthony van Dyck and his worked on making the Islamic collections for the theatre and collaborated with representation of dress. She worked at of Dutch museums and universities Gerardjan Rijnders. He is currently the Metropolitan Museum of Art and accessible and was responsible (together working on his fifth book. the Frick Collection in New York and with Roelof Munneke) for the permanent 123 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 124 Marlou Schrover (1959) is an and academia.Two key publications are komt op de toeschouwer af als een trein. Associate Professor of Social History World Art Studies: Exploring Concepts and Voor zijn installaties zoekt Bade een in Leiden. In recent years, her research Approaches. Eds. Kitty Zijlmans and samenwerking met het publiek. Hij wil has focused principally on the history of Wilfried van Damme. (Amsterdam2008), echter niet enkel een standpunt innemen migration. In 2005, she received a grant and CO-OPs. Exploring New Territories in in maatschappelijke discussies, als for her NWO Vici project on gender and Art and Science. Eds. Kitty Zijlmans, wel aanzetten tot het prikkelen van migration (to be completed 2011). Rob Zwijnenberg, Krien Clevis. de fantasie en uitdrukking geven aan Recent books include (with Eileen Janes (Amsterdam 2007). de kracht van de verbeelding van de beschouwer. Om deze houding en visie Yeo), Gender, Migration and the Public Sphere 1850-2005 (New York 2010); Biografieën kunstenaars nog duidelijker waar te maken keerde hij terug naar Curaçao om samen met geest- (with Joanne van der Leun, Leo Lucassen and Chris Quispel), Illegal Migration Tiong Ang (Surabaya, Indonesië, and Gender in a Global and Historical 1961) werd in Indonesië geboren als (IBB) op te richten dat een platform is Perspective (Amsterdam 2008) and kind van Indonesisch/Chinese ouders, voor hedendaagse kunst en educatie. (with Herman Obdeijn), Komen en Gaan. en verhuisde op vierjarige leeftijd naar Immigratie en Emigratie in Nederland vanaf Nederland. Hij studeerde aan de Gerrit Dirk de Bruyn (Dordrecht, 1550 (Amsterdam 2008). Rietveld Academie en de Rijksakademie Nederland, 1950) werd geboren in van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Nederland, maar verhuisde met zijn Zijn werk bestrijkt verschillende media ouders als achtjarige jongen naar of Social History at Leiden University zoals schilderkunst, video en installaties, Australië en woont daar nog altijd. Hij (The Hague campus). He has written for en stelt vragen over de individuele mens behaalde een MA diploma op het gebied more than twenty-five years on migration en zijn of haar plaats in een ethisch (en van Interactive Media aan de RMIT and urban history with a particular etnisch, sociaal, politiek etc.) verdeelde, University of Melbourne. Momenteel focus on life stories. He has also gained hybride wereld. De rode draad in al geeft hij les in Animation aan de Deakin recognition for a series of autobio- het werk is de tegenstelling tussen een University te Melbourne. De Bruyn graphical books, including Stadskind: afstandelijke objectiviteit en een geënga- werkt vooral met film en video en heeft Wim Willems (1951) is Professor verwanten het Instituto Buena Bista Kroniek van een naoorlogse jeugd (City geerde subjectiviteit, belichaamd in het verscheidene experimentele-, documen- Child: Chronicle of a Post-war Youth, contrasterende gebruik van de verstilling taire- en animatiefilms, installaties en 2003) and Stadsblues: Kroniek van de van de schilderkunst en de dynamiek van performances op zijn naam staan. In jaren zestig (City Blues: Chronicle of bewegende beelden.Toeval en een open zijn video’s maakt De Bruyn gebruik the 1960s, 2005). His widely praised houding spelen een belangrijke rol in het van abstracte vormen, kleur en taal die biography of Tjalie Robinson (2008) maakproces. Vanuit verschillende posi- elkaar in rap tempo afwisselen. Voor deze was nominated for the Libris History ties, van observator en voyeur tot regis- tentoonstelling onderzoekt hij zijn relatie Prize and won the Littéraire Witte seur, ondervrager en deelnemer, wordt met het land dat hij achter zich heeft Prize in 2010. de afstand tot of betrokkenheid met het moeten laten en welke impact het plotse onderwerp steeds door Ang bevraagd. vertrek uit Nederland had op hemzelf. Kitty Zijlmans (The Hague, 1955) is Professor of Contemporary Art David Bade (Willemstad, Curaçao, Sonja van Kerkhoff (Taranaki, History and Theory (Leiden University). 1970) werd geboren op Curaçao uit Nieuw-Zeeland, 1960) heeft een Neder- Her main interest is in the fields of Nederlandse ouders en verhuisde als kind landse vader en een Nieuw-Zeelandse contemporary art, art theory, and naar Nederland, waar hij in Amsterdam Schots-Ierse moeder. Ze studeerde in methodology. She is also especially een opleiding ging volgen aan De Ateliers. Nieuw-Zeeland aan de Otago School of interested in the position and contribu- Bade’s werk bestaat voornamelijk uit Arts in Dunedin. In 1989 kwam ze naar tion of women in art and culture, and tekeningen en kronkelende assemblages Nederland waar ze haar diploma haalde the ongoing inter-cultural processes and van materialen als purschuim, plastic, aan de Academie Beeldende Kunsten in globalisation of the (art) world. She also hout en afval. ‘Less is a bore’ is duidelijk Maastricht, en later een Master in Media stimulates the exchange between art zijn motto. Zijn werk spot, daagt uit en Technology aan de Universiteit Leiden, 124 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 125 David Bade (Willemstad, Curaçao, de stad waar ze nu tevens woont. Van terug naar Nederland en studeerde in Kerkhoff maakt video’s, installaties, Den Haag aan de Vrije Academie voor 1970) was born on Curaçao to Dutch sculpturen en tekeningen die spelen met Beeldende Kunsten. Struik maakt parents and moved to the Netherlands associatie en betekenis. Haar werk is assemblages en installaties van allerlei as a child. He studied at De Ateliers in niet zozeer biografisch, veeleer lyrisch materialen. Niet geheel bewust laat Amsterdam. Bade’s work consists en conceptueel en is bedoeld om de migratie sporen na in het werk van Struik. primarily of writhing assemblages made beschouwer tot zelfonderzoek uit te Hij maakt graag gebruik van bestaande of materials such as polyurethane foam, nodigen. Soms maken de toeschouwers objecten die al een ‘leven’ achter de rug plastic, wood and rubbish. ‘Less is a deel uit van het werk via een interactie hebben, objecten migreren immers ook bore’ is clearly his motto. His work is tussen hen en kunstwerk. Voor haar van milieu naar milieu en zijn geladen satirical, challenging and hard-hitting. bijdrage aan The Unwanted Land legt met herinneringen. Een terugkerend An important element of his installations Van Kerkhoff wel de nadruk op het thema in zijn werk is migratie en de is collaboration with the public. He seeks biografische en onderzoekt haar jeugd ervaring hiervan. De installatie die Struik contact with society through his sculp- in het landelijke Taranaki en het milieu maakt voor de tentoonstelling gaat over tures, many of which are sited in public waarin ze is opgegroeid. bewegen, migreren en jezelf herpositio- spaces. With his work he aims not only neren. In een symboliserende tocht to take a stand on social issues, but also Renée Ridgway (VS, 1965) manifesteren deze elementen zich, to stimulate fantasy and express the woont en werkt in Nederland. Ridgway waarmee Struik ons de verschillen laat viewer’s power of imagination. studeerde beeldende kunsten aan zien tussen het hier en het daar, en de Rhode Island School of Design (BFA) visioenen van het tussen twee plekken en het Piet Zwart Institute (MA) in heen en weer gaan. Netherlands. When he was eight years Rotterdam. Ze is kunstenaar, free-lance curator, schrijver en docent gevestigd Artists’ biographies old his parents took him to Australia, where he still lives. He studied Inter- in Amsterdam. Als visueel kunstenaar brengt ze via een aan-genomen ‘migre- Dirk de Bruyn (Dordrecht, Netherlands, 1950) was born in the Tiong Ang (Surabaya, Indonesia, active Media at the RMIT University rende identiteit’, door zich steeds in een 1961) was born in Indonesia to in Melbourne. De Bruyn works mainly ander te verplaatsen, kennis en ervaring Indonesian/Chinese parents and moved with film and video and has made a in kaart te brengen. Haar werk bestaat to the Netherlands at the age of four. He variety of experimental, documentary uit tekeningen, video’s, foto’s, installaties studied at the Gerrit Rietveld Academie and animation films, installations and en performance en ze gebruikt histori- and the Rijksakademie van Beeldende performances. His videos employ sche en sociologische elementen in situ. Kunsten, both in Amsterdam. He works abstract forms, colour and language in Afgelopen tijd heeft ze zich bezig in a variety of media including painting, rapid alternation. For this exhibition gehouden met installaties en series video and installations and questions how he has explored his relationship to the performances op verschillende locaties we define our position in an ethically country he was forced to leave behind in Nederland, de Verenigde Staten, (and ethnically) divided, hybrid world. and the impact his sudden departure Duitsland en India. Ze richtte zich op de The leitmotif in all his work is the from the Netherlands has had on him. culturele waarde (cultural currency) van contrast between detached objectivity het huidige constructie van Nederlands- and engaged subjectivity, embodied in heid Dutchness in relatie tot het koloniale the contrasting employment of the 1960) lives in Leiden. She has a Dutch verleden. tranquillity of painting and the dynamic father and a New Zeeland mother. presence of moving images. Chance and In New Zealand she studied at the Otago an open mind play an important role in School of Arts in Dunedin. In 1990 she werd als vijfjarig Amsterdams jongetje his creative process. Ang constantly moved to the Netherlands and studied meegenomen door zijn ouders naar questions the detachment or engagement at the Academie Beeldende Kunsten in Canada. Hier ging hij studeren aan het of the design from various positions: Maastricht and gained a diploma in Malaspina Art College in Nanaimo, from voyeur to director and from critic Media Technology at Leiden University. British Columbia. In 1978 kwam hij to participant. Transgressing boundaries is a recurring Rudi Struik (Amsterdam, 1947) 125 Sonja van Kerkhoff (Taranaki, 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 126 theme in her work in which she combines movement, migration and repositioning various discourses with the help of mixed yourself.These elements are manifest in media. She sees her work as interventions a symbolic quest in which Struik shows in space. For this exhibition Van Kerkhoff us the difference between here and there has made a boat-shaped space that and the visions of moving between two visitors may enter.This represents going places. on board, the first step of a journey, which her father also undertook. It is also a metaphor for the body which is in constant motion. Renée Ridgway (USA, 1965) lives and works in the Netherlands. She studied fine art at the Rhode Island School of Design and the Piet Zwart Institute in Rotterdam. She is an artist, freelance curator, writer and teacher based in Amsterdam. She has recently made installations and series of performance in various locations in the Netherlands and the USA. She focuses on the cultural value of the Netherlands today in relation to its colonial past. In her work as a visual artist she maps knowledge and experience via an assumed ‘migrating identity’. She makes drawings, video, photographs, installations and performances. Always sensitive to context, she incorporates elements from language, architecture and history. Rudi Struik (Amsterdam, 1947) moved with his parents to Canada at the age of six. He studied at the Malaspina Art College in Nanaimo, British Columbia. He returned to the Netherlands in 1978 and continued his studies at the Vrije Academie voor Beeldende Kunsten in The Hague. He makes assemblages and installations from a variety of materials. Migration has left traces in his work, although not always consciously. He likes to use existing objects that have had a ‘life’.The experience of migration is a recurring theme in his work.The installation he has made for this exhibition is about 126 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 10:00 Pagina 127 Colofon / Colophon Deze publicatie verschijnt ter gelegen- © 2010 Uitgeverij Waanders B.V. / Meer informatie/More information: heid van de gelijknamige tentoonstelling museum Beelden aan Zee & Sculptuur www.waanders.nl in museum Beelden aan Zee, van Instituut, Den Haag-Scheveningen, www.beeldenaanzee.nl 22 oktober 2010 t/m 13 februari 2011./ de auteurs/the authors. www.theunwantedland.com This publication has been produced for the exhibition in museum Beelden Alle rechten voorbehouden. Niets uit Omslag/Cover aan Zee from October 22 2010 to deze uitgave mag worden verveelvoudigd, Stills from: Dirk de Bruyn, February 13 2011. opgeslagen in een geautomatiseerd Home comings, 1987, 100 min., gegevensbestand, of openbaar gemaakt, 16 mm, optical sound. Uitgever/Publisher in enige vorm of op enige wijze, hetzij Uitgeverij Waanders, Zwolle elektronisch, mechanisch, door foto- museum Beelden aan Zee & Sculptuur kopieën, opnamen of op enige andere Instituut, Den Haag-Scheveningen wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever./All rights Eindredactie/Copy editing reserved. No part of the contents of this Dick van Broekhuizen book may be reproduced or transmitted Gerard Forde in any form or by any means, electronic Kitty Zijlmans or mechanical, including photocopy, recording, or any other information Redactie/Editors storage and retrieval system, without Dick van Broekhuizen the prior written permission of the copy- Alessandra Laitempergher right holders. Laurens Meijer Kitty Zijlmans De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties Engelse vertaling/English translation volgens de wettelijke bepalingen te Gerard Forde regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, Nederlandse vertaling/Dutch translation UvA vertalers kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden./The publisher has made every effort to acknowledge the copyright of Ontwerp/Design works illustrated in this book. Should Typography Interiority & any person, despite this, feel that any Other Serious Matters omission has been made, they are requested to inform the publisher of Fotoverantwoording/Photo credits this fact. Sophie Klerk 51 Van werken van beeldende kunstenaars Druk/Printing aangesloten bij een CISAC-organisatie is Drukkerij Waanders, Zwolle het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam./The publication rights of ISBN 978 90 400 77227 works by visual artists who are registered NUR 646 with a CISAC organization are arranged through Pictoright in Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2010. 100444_p001_128:Opmaak 1 06-09-2010 museum Beelden aan Zee is een 10:00 Pagina 128 Zakenvrienden / Corporate Friends particulier museum in de rechtsvorm van een stichting. De in het museum ABN AMRO werkzame vrijwilligers zijn bij de uit- AM n.v. voering van alle voorkomende museale ARDIS taken de onmisbare partners van de Beheerskantoor Scheveningen bv staf. Particulieren bieden een breed en Caldic bv motiverend draagvlak met hun sympathie Cocon Vastgoed Management bv en hun geldelijke bijdrage als vriend, Fugro nv en soms als gouden vriend. Fondsen Interpay Nederland bv en bedrijven bieden als participant of Koninklijke bam Groep nv zakenvriend steun ten behoeve van KPMG collectie-uitbreiding, tentoonstellingen Onno Schamhart Beheer bv en andere noodzakelijke investeringen./ PriceWaterhouseCoopers museum Beelden aan Zee is a private Rabobank Den Haag foudantion. Volunteers are indispensable Shell Nederland bv partners to the staff in carrying out all SNS Reaal Groep the museum’s tasks. Private individuals Sodexho provide motivation and support and Stichting Pensioenfonds abp financial contributions as Friends or TBI Holdings bv Golden Friends. Foundations and TNO Corporate Friends provide support for Unilever expansion of the collection, exhibitions VierVier and other necessary investments. VPV Bankiers nv Sculpture Club is een platform voor mensen met een sterke interesse voor cultuur en met name voor sculptuur. De Sculpture Club vindt haar functie in het delen van deze interesse en het mogelijk maken van onderling contact en kennisuitwisseling. Met hun lidmaatschap ondersteunen de leden van de Sulpture Club de activiteiten van museum Beelden aan Zee./The Sculpture Club is a group for people with a strong interest in culture and sculpture in particular. The Sculpture Club exists to share this interest and to promote networking and exchange of knowledge.Through their subscriptions, the members of the Sculpture Club support the activities of museum Beelden aan Zee.