Nota planoverschrijdende faciliteiten

Transcription

Nota planoverschrijdende faciliteiten
NOTA
PLANOVERSCHRIJDENDE
RUIMTELIJKE OPENBARE
FACILITEITEN PURMEREND
NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN
PURMEREND
Inhoudsopgave:
-
Beleidsdeel: vastgesteld door College B&W op 17 mei 2011, en onderdelen door Raad
op 26 januari 2012;
Uitvoeringsdeel: vastgesteld door College B&W op 6 december 2011, onderdelen door
Raad op 26 januari 2012, en lichte aanpassing door College B&W op 12 juni 2012.
COLOFON
Uitgave: Gemeente Purmerend
Opgesteld door: afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Tekst en projectleiding: Demetrio Muñoz Gielen (team Beleid)
Bijdragen van Cees Schrama, Patty Laan-Olij, Paul Heye en Gerard Middelburg (team
Economie), Erna van der Stappen, Edward van Schooten, Harm-Jan Stalman en Brian Scott
(team Vormgeving), Fred Bouwman, Jorg Meijerink, Hans Smulders en Karel Mens (team
Beleid), Arnold Bergstra, Milou van Putten en Peter de Lange (team Projecten), Joost
Rijlaarsdam en Alya de Jong (afdeling Bedrijfsvoering), Carla Schröder, Bart Nootebos, Vera
Ootes, Pieter Janssen, Frans Koelemeijer en Pauline Woldhuis (afdeling Maatschappelijke
Ontwikkeling), en Jeroen Otten (afdeling Stadsbeheer)
Kaartmateriaal: Lisa López Ballesteros (team Vormgeving)
Extern advies: Theo van der Heijden (VD2 Advies).
NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMERENDBELEIDSDEEL
(vastgesteld door college op 17 mei 2011, collegebesluit 8.1 openbare notulen)
1. Inleiding............................................................................................................................. 1
2. Aanleiding tot deze nota .................................................................................................... 1
3. Uitvoeringsstrategie Structuurvisie .................................................................................... 2
3.1 Maatwerk van actieve en passieve gemeentelijke strategieën ..................................... 2
3.2 Kostenverhaal.............................................................................................................. 3
4. Geraadpleegde vergelijkbare documenten ........................................................................ 6
1. Inleiding
Dit Beleidsdeel van de nota, samen met het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel, creëren voor
Purmerend de basis voor bijdragen van particuliere grondexploitanten aan de realisering van
openbare faciliteiten die qua karakter belangrijk zijn voor de hele stad of voor delen daarvan.
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de financiële situatie waarin de gemeente verkeert
vormen de directe aanleiding voor deze beleidsnota. Paragrafen 3.1 en 3.2 van dit
Beleidsdeel van de nota (in zwarte cursieve letters, red.), samen met een aantal
onderdelen van het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel vormen een lichte, 'beleidsneutrale'
aanvulling op de Structuurvisie Purmerend 2005-2020.
2. Aanleiding tot deze nota
De op 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de directe
aanleiding voor deze beleidsnota. In de eerste plaats legt deze wet aan gemeenten de
verplichting op om voor het gehele gemeentelijk grondgebied een of meerdere
structuurvisies te maken met daarin een uitvoeringsparagraaf. In deze uitvoeringsparagraaf
moet worden aangegeven de wijze waarop de raad zich voorstelt de voorgenomen
ontwikkeling voor het plangebied van de structuurvisie te doen verwezenlijken. De huidige
'Structuurvisie Purmerend 2005-2020' uit 2006 bevat, naast de hoofdlijnen van de
voorgenomen ontwikkeling voor de stad, een opsomming van een aantal clusters en daarbij
een globaal programma en planning. Tevens, op 29 juni 2006 heeft de gemeenteraad
ingestemd met de uitvoeringsprogrammering van een zestal projecten. Hiermee kan de
Structuurvisie Purmerend als 'structuurvisie' volgens de nieuwe Wro worden aangemerkt. In
2009 besloot daarom de gemeente de Structuurvisie Purmerend als ruimtelijk en
programmatisch toetsingkader te hanteren, en voorlopig af te zien van herziening van het
document. Echter, omdat er toen de gevolgen van de Afdeling 6.4 Grondexploitatie van de
Wro (voortaan: Grondexploitatiewet) voor de Structuurvisie nog niet te overzien waren, werd
toen afgesproken om in 2011 te kijken of de Structuurvisie op dit punt bijgesteld zou moeten
worden (Gemeente Purmerend, 2009, 'Toelichting op de nieuwe Wro en de implementatie
daarvan in Purmerend', blz. 7). Middels deze nota wordt aan deze afspraak voldaan.
In de tweede plaats schept de Grondexploitatiewet een nieuw kader voor het kostenverhaal,
namelijk er geldt voor de gemeente de plicht om de kosten die te maken hebben met
grondexploitatie te verhalen op private grondexploitanten, en tevens wordt er een wettelijke
basis gelegd voor het verhalen van kosten van andere openbare faciliteiten. Gezien de
slechte financiële situatie waarin de gemeente verkeert is het van belang om kritischer te
kijken naar gemeentelijke investeringen en om op zoek te gaan naar mogelijke alternatieve
financieringsbronnen om de investeringen in openbare faciliteiten mogelijk te maken.
1
Gemeenten kunnen dankzij de Grondexploitatiewet een aantal kosten van
planoverschrijdende openbare faciliteiten verhalen op particuliere grondexploitanten, mits er
een beleidsmatige onderbouwing hiervoor bestaat. Voor een bepaald soort faciliteiten dient
deze beleidsmatige onderbouwing tevens opgenomen te zijn in een structuurvisie. Met
andere woorden, Purmerend kan een deel verhalen van de kosten van planoverschrijdende
openbare faciliteiten, mits een beleidsdocument de faciliteiten expliciteert en de samenhang
met de particuliere te ontwikkelen gebieden aangeeft, en mits voor een aantal faciliteiten dit
beleidsdocument de Structuurvisie aanvult. De situatie nu is dat de Structuurvisie Purmerend
2005-2020 voor een groot deel deze beleidsmatige onderbouwing reeds bevat, maar in een
aantal gevallen is er behoefte aan bijstelling. Middels deze nota wordt hieraan voldaan. In de
loop van de tekst zal worden aangegeven wanneer noodzaak is tot bijstelling van de
Structuurvisie.
Deze nota moet dus worden gezien als een aanvulling op de Structuurvisie Purmerend 20052020: in de eerste plaats wordt in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit Beleidsdeel het
uitvoeringsparagraaf verder aangescherpt, en in de tweede plaats vullen onderdelen van het
nog vast te stellen Uitvoeringsdeel de bestaande aanwijzingen in de Structuurvisie over
planoverschrijdende faciliteiten en diens samenhang met de te ontwikkelen gebieden aan.
Zowel de voorgenomen ontwikkeling als het ruimtelijk beleid voor de stad, zoals deze zijn
vastgesteld in 2006, blijven onveranderd van kracht. Hiermee is deze nota (zowel dit
Beleidsdeel als het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel) 'beleidsneutraal' en is de planperiode
van de Structuurvisie niet veranderd.
3. Uitvoeringsstrategie Structuurvisie
De Structuurvisie Purmerend 2005-2020 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen
ontwikkeling voor de stad alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren
ruimtelijk beleid. Paragrafen 3.1 en 3.2 gaan in op de manier waarop de gemeente zich
voorstelt deze voorgenomen ontwikkelingen te realiseren. Deze twee paragrafen vormen,
samen met Structuurvisie zelf en met de op 29 juni 2006 vastgestelde
uitvoeringsprogrammering, de uitvoeringsstrategie van de Structuurvisie. Paragrafen 3.1 en
3.2 vormen aldus een beleidsneutrale bijstelling van de Structuurvisie (in zwarte cursieve
letters, red.).
3.1 Maatwerk van actieve en passieve gemeentelijke strategieën
De realisatie van de (in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 opgenomen)
voorgenomen ontwikkelingen zal gestalte krijgen middels een combinatie van
strategieën. In een aantal gevallen zullen de ontwikkelingen door de gemeente worden
uitgevoerd, bij voorbeeld door gebruik te maken van een combinatie van
publieksrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten, en door een actief grondbeleid
te voeren. Maar de gemeente richt zich ook op een samenwerking met andere partijen
(andere overheden, grondeigenaren, woningcorporaties, ontwikkelaars, bedrijven en
maatschappelijke organisaties) om ontwikkelingen te realiseren. Hierbij kan de
gemeente zich beperken tot haar publiekrechtelijke bevoegdheden en een
regisserende rol voeren. In alle gevallen stelt de gemeente zich professioneel en
zakelijk op en streeft hierbij een optimaal ruimtelijk en financieel resultaat na. De
gemeente benut daartoe alle geboden wettelijke instrumenten voor het voeren van
ruimtelijke regie, en kiest telkens per project de meest geschikte strategie en
samenwerkingsvorm. Voor alle vormen van uitvoering geldt dat de in de Structuurvisie
neergelegd kader straks tot bindende normstelling zal worden vertaald in de vorm van
bestemmingsplannen of andere vormen van planologische inpassing.
2
De realisering van de voorgenomen ontwikkelingen brengt vaak nieuwe ruimtelijke
openbare faciliteiten met zich mee, of de noodzaak om in bestaande faciliteiten te
investeren. Voor de financiering is de gemeente aangewezen op:
� Gekapitaliseerde winsten uit de exploitatie van de te realiseren of op te waarderen
faciliteiten;
� Geoormerkte uitkeringen en subsidies van de Europese Unie, de Rijksoverheid, de
Provincie en de regionale samenwerkingsverbanden;
� Eigen middelen uit Algemene Dienst;
� Eigen middelen uit eerder opgebouwde bestemmingsreserves, waaronder
gemeentelijke grondexploitaties;
� Vrijwillige of verplichte bijdragen van particuliere grondexploitanten binnen de
kostenverhaalregeling uit de Grondexploitatiewet en het Besluit ruimtelijke
ordening (Bro).
3.2 Kostenverhaal
Veel door particulieren te ontwikkelen locaties in Purmerend zullen direct of indirect
gediend zijn met publieke investeringen in openbare faciliteiten. Daar waar de
gemeente de eigenaar van de grond is kan zij door middel van de gronduitgifte de
nodige middelen vrij maken om bij te dragen aan de kosten van deze faciliteiten. Dit
gebeurt rechtstreeks vanuit opgebouwde bestemmingsreserves (waaronder
gemeentelijke grondexploitaties) of indirect via de uitgaven uit algemene middelen van
de gemeentelijke begroting. Daar waar de gronden ontwikkeld worden door
particuliere grondexploitanten is het gemeentelijke standpunt dat deze partijen ook
een bijdrage dienen te leveren. De Grondexploitatiewet regelt en maakt dit soort
bijdragen mogelijk.
De Grondexploitatiewet maakt een onderscheid tussen de privaatrechtelijke en de
publiekrechtelijke sporen van kostenverhaal. In het privaatrechtelijke spoor kunnen de
gemeente en de particuliere grondexploitanten vrijwillig afspraken maken over
bijdragen aan de kosten. Deze afspraken worden opgenomen in een overeenkomst
gesloten voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ('anterieure
overeenkomst' genaamd). Wanneer men toch niet uitkomt bestaat voor de gemeente
alsnog de plicht om het publiekrechtelijke spoor te volgen om het kostenverhaal te
verplichten. Dit houdt in dat de gemeente, gezamenlijk met het bestemmingsplan, een
'exploitatieplan' moet vaststellen. Een exploitatieplan stelt de gemeente in staat om de
omgevingsvergunning voorwaardelijk te stellen aan de betaling van een in dit plan
opgenomen bijdrage.
Er is in de wet impliciet een onderscheid gemaakt tussen openbare faciliteiten die
uitsluitend specifieke bouwplannen dienen ('bij het bouwplan horende faciliteiten'), en
openbare faciliteiten met een planoverschrijdende functie ('planoverschrijdende
faciliteiten'). 'Planoverschrijdende' faciliteiten zijn faciliteiten die meerdere te
ontwikkelen bouwplannen dienen (zie het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze
nota voor een gedetailleerdere categorisering van soorten faciliteiten). Deze nota heeft
betrekking op planoverschrijdende faciliteiten die enige impact hebben op belangrijke
delen van de stad. Wanneer faciliteiten weliswaar een planoverschrijdend karakter hebben,
maar uitsluitend van dienst zijn voor specifieke bouwplannen binnen één
ontwikkelingslocatie, zonder verder impact te hebben op de omgeving, dan zullen deze
faciliteiten in aparte locatiespecifieke documenten worden vastgesteld. Deze
locatiespecifieke documenten worden per ontwikkelingslocatie vastgesteld, zowel in de vorm
van een uitvoeringsparagraaf van de respectievelijke gemeentelijke ruimtelijke plannen, of in
de vorm van een afzonderlijk besluit welke de bestaande gemeentelijke planvorming aanvult.
3
Deze nota heeft dus betrekking op planoverschrijdende faciliteiten welke bredere gebieden
(en dus meerdere ontwikkelingslocaties en de daarin begrepen bouwplannen) dienen.
Om de kosten van planoverschrijdende faciliteiten te kunnen verhalen op particuliere
grondexploitanten is het noodzakelijk dat er een beleidsmatige onderbouwing bestaat
waarin de noodzaak van deze faciliteiten en de samenhang met de te ontwikkelen
ontwikkelingslocaties (en de daarin begrepen bouwplannen) worden aangegeven.
Voor een aantal planoverschrijdende faciliteiten (genaamd in de Grondexploitatiewet
'ruimtelijke ontwikkelingen' en 'bovenplanse kosten') is het ook nog van belang dat de
beleidsmatige onderbouwing opgenomen wordt in een structuurvisie. Zoals gezegd
bevat de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 reeds een groot deel van deze
beleidsmatige onderbouwing, en het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze nota
voorziet in de noodzakelijke aanvulling. Voor andere planoverschrijdende faciliteiten
(genaamd 'bovenwijkse voorzieningen') hoeft de nodige beleidsmatige onderbouwing
niet opgenomen te worden in een structuurvisie, en het volstaat wanneer ze door het
gemeentebestuur in het Uitvoeringsdeel van deze nota worden vastgesteld.
Een belangrijk verschil tussen de publiekrechtelijke en de privaatrechtelijke sporen
betreft het soort relatie dat aanwezig moet zijn tussen de 'verhaalbare' faciliteiten en
de ontwikkelingslocaties. In het publiekrechtelijke spoor kunnen aan particuliere
grondexploitanten alleen die faciliteiten worden doorberekend die voldoen aan de
kostensoortenlijst uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en uit de
Grondexploitatiewet, en aan de in de Grondexploitatiewet voorgeschreven drie
criteria:
� Profijt: het bouwplan moet voordeel hebben van de faciliteit;
� Causaliteit: het bouwplan moet mede aanleiding geven om de faciliteit te
realiseren;
� Proportionaliteit: indien meerdere bouwplannen voordeel hebben van de
faciliteit, moeten de kosten van deze faciliteit ook over deze bouwplannen
worden verdeeld.
Grosso modo betekent dit dat via de publiekrechtelijke weg de gemeente een
belangrijk deel kan verhalen van de kosten van de bij het plan horende openbare
faciliteiten, maar alleen een deel van de kosten van planoverschrijdende faciliteiten. In
het privaatrechtelijke spoor zit er meer ruimte in: men kan verder gaan dan de
kostensoortenlijst en men hoeft zich niet te houden aan de drie criteria, zolang er een
ruimtelijke en functionele relatie bestaat tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties.
Het gevolg hiervan is dat in het privaatrechtelijke spoor de gemeente een ruimer deel
van de kosten kan verhalen: in ieder geval alle bij het plan horende faciliteiten, en een
groter deel van de planoverschrijdende faciliteiten.
Om deze reden neemt de gemeente hier een belangrijk standpunt in, welke gevolgen
heeft voor de wijze waarop de gemeente de samenwerking met marktpartijen aan wilt
gaan: de gemeente Purmerend streeft naar een optimaal kostenverhaal en heeft een
voorkeur voor het privaatrechtelijke spoor. Met andere woorden, de gemeente streeft
ernaar om met particuliere grondexploitanten op vrijwillige basis de randvoorwaarden
af te spreken waarbinnen locaties zullen worden ontwikkeld. Hier dient ook het
kostenverhaal te worden geregeld. Hierbij zal de gemeente rekening houden met de
economische haalbaarheid van bouwplannen. Het is namelijk niet de bedoeling om
bouwplannen economisch onhaalbaar te maken.
Het privaatrechtelijke spoor biedt tevens meer flexibiliteit in de vormgeving van de
samenwerking met marktpartijen, en ook meer mogelijkheden om financiële en
procedurele risico's, en tevens gemeentelijke organisatorische lasten te sparen. Dit
4
voorkeur komt overeen met de in de ruimtelijke ontwikkeling heersende praktijk en
met de voorkeur van de wetgever.
Het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze nota onderbouwt de ruimtelijke en
functionele relatie tussen de faciliteiten en de ontwikkelingslocaties (en de daarin
begrepen bouwplannen). Hiermee is deze nota (beide dit Beleidsdeel en het nog vast
te stellen Uitvoeringsdeel) direct inzetbaar voor de in het kader van het
privaatrechtelijke spoor te voeren onderhandelingen tussen de gemeente en
particuliere grondexploitanten. Het is echter te prematuur om ook in deze nota te
onderbouwen in hoeverre de relatie tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties
voldoet aan de in het publiekrechtelijke spoor geldende wettelijke eisen
(kostensoortenlijst ex Bro en Grondexploitatiewet en drie criteria ex
Grondexploitatiewet). Dit betekent dat wanneer de gemeente over zou gaan tot het
publiekrechtelijk verhalen van de kosten, deze nota niet afdoende zal zijn en men t.z.t.
aan de hand van de wettelijke eisen moet berekenen welke kosten verhaald kunnen
worden.
5
4. Geraadpleegde vergelijkbare documenten
Gemeente Doetinchem (2008), "Nota Bovenwijkse voorzieningen".
Gemeente Eindhoven (2009), "Interimstructuurvisie 2009".
Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht (2007), "Nota (fonds) Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Landerd (2009), "Structuurvisie Buitengebied in ontwikkeling".
Gemeente Langedijk (2009), "Nota Bovenwijkse voorzieningen 2000-2020 (deel I)".
Gemeente Oud-Beijerland (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Rijnwoude (2009), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen (deel 1)".
Gemeente Venlo (2009), "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro
2008".
Gemeente Waddinxveen (2009), "Herziene Nota Fonds Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Wageningen (2009), gewijzigde "Nota Bovenwijkse Voorzieningen" uit 2005.
Gemeente Zuidhorn (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen".
6
NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMERENDUITVOERINGSDEEL
(vastgesteld door college B&W op 6 december 2011, collegebesluit 5.1
openbare notulen; onderdelen ervan vastgesteld door gemeenteraad op 26
januari 2012, raadsbesluit 9 openbare notulen; lichte aanpassing vastgesteld
door college B&W op 12 juni 2012, B-besluit 4 openbare notulen)
1. Inleiding
2
2. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend
2
2.1 Soorten faciliteiten ............................................................................................................2
2.2 Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend..................................5
2.2.1 Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen, en sociale
woningen
5
2.2.2 Rest planoverschrijdende faciliteiten
6
3. De te ontwikkelen locaties in Purmerend
14
4. Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen locaties
17
5. Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend
21
5.1 Opbouw fonds ................................................................................................................21
5.2 Aanwijzingen bestedingen uit het fonds..........................................................................22
5.3 Jaarlijkse herziening fonds .............................................................................................22
5.4 Reserve hele stad...........................................................................................................23
5.5 Reserve Overwhere........................................................................................................23
5.6 Reserve Purmer-Noord...................................................................................................24
5.7 Reserve Wheermolen.....................................................................................................24
5.8 Bijdragen ........................................................................................................................24
6. Verdeelsleutel kosten
25
6.1 Gemeente draagt deel bestaande stad en gemeentelijke grond .....................................25
6.2 Principes omslagmethode ..............................................................................................25
6.3 Omslagmethode kosten (protocol afhandeling bouwinitiatieven).....................................26
7. Geraadpleegde vergelijkbare documenten
29
Bijlage: Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (tabel)
30
1. Inleiding
Dit Uitvoeringsdeel van de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten vult het
eerder op 17 mei 2011 door het college burgemeester en wethouders van de gemeente
Purmerend vastgesteld Beleidsdeel aan. In dit Uitvoeringsdeel worden de in het Beleidsdeel
opgenomen principes zodanig uitgewerkt dat de gemeente in staat is om aan particuliere
grondexploitanten in Purmerend een bijdrage te vragen voor de realisering van
gemeentebrede planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten.
Een aantal onderdelen van dit Uitvoeringsdeel (aangegeven met zwarte cursieve letters),
samen met paragrafen 3.1 en 3.2 van het Beleidsdeel, vormen een beleidsneutrale bijstelling
van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020. In dit Uitvoeringsdeel wordt ook een fonds
opgericht. Zowel de bijstelling van de Structuurvisie als de oprichting van een fonds vallen
onder de bevoegdheid van de raad, en zijn daarom in een apart document op 26 januari 2012
vastgesteld door de gemeenteraad.
Hoofdstuk 2 van dit Uitvoeringsdeel ("Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in
Purmerend") gaat in op de soorten faciliteiten waarvan in principe de kosten kunnen worden
verhaald en op de soorten beleidsmatige onderbouwing welke nodig zijn. Met 'beleidsmatige
onderbouwing' wordt hier bedoeld datgene dat door de gemeente moet zijn vastgesteld
alvorens de gemeente aan particuliere grondexploitanten een bijdrage mag vragen. Een
aantal soorten van deze beleidsmatige onderbouwing is reeds opgenomen in vastgesteld
beleid, de rest niet en wordt daarom in dit Uitvoeringsdeel opgenomen. Hoofdstuk 3 ("De te
ontwikkelen locaties in Purmerend") somt de potentiële bouwlocaties op waar sprake is of
mogelijk sprake kan zijn van bouwinitiatieven in de periode t/m 2020. Hoofdstuk 4
("Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen locaties") legt de
relatie aan tussen enerzijds de faciliteiten en anderzijds de te ontwikkelen locaties. Hoofdstuk
5 ("Fonds planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend") zet het fonds en
de daarin begrepen kostenposten uiteen, en somt de aanwijzingen over de bestedingen op.
Tenslotte, hoofdstuk 6 ("Protocol berekening bijdragen") legt de stappen vast volgens welke
de bijdrage van particuliere grondexploitanten berekend gaat worden.
2. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend
2.1 Soorten faciliteiten
De in de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Wro) opgenomen afdeling Grondexploitatie
(voortaan: Grondexploitatiewet) maakt een onderscheid tussen verschillende soorten
faciliteiten waarvan de kosten verhaald kunnen worden op particuliere grondexploitanten.
Onder 'faciliteiten' vallen naast 'voorzieningen' zoals omschreven in art. 6.2.5 Besluit
ruimtelijke ordening (voortaan: Bro) ook andere werken, werkzaamheden en maatregelen. De
verhaalbaarheid van elk soort faciliteit is vaak anders via de publiek- dan via het
privaatrechtelijke spoor. Tevens is in vele gevallen de nodige beleidsmatige onderbouwing in
beide sporen ook anders. Tabel 1 geeft een overzicht.
2
Tabel 1. Soorten faciliteiten, diens verhaalbaarheid en de nodige beleidsmatige onderbouwing.
Soorten faciliteiten
Bij het plan horende openbare faciliteiten
Dit zijn openbare faciliteiten die uitsluitend van dienst
zijn voor het specifieke te ontwikkelen gebied, en die
bovendien binnen of net aan de rand van het
plangebied liggen: bouw- en woonrijp maken (bv.
aanleg van riolering, wegen, openbare ruimte,
speeltuinen), en tevens andere faciliteiten (bv.
milieumaatregelen zoals geluidsisolatie, sociale
woningen) en kosten (b.v. planschade, compensatie
voor in het plangebied verloren gegane
natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen).
Verhaalbaarheid
Nodige soorten beleidsmatige onderbouwing
Via publiekrechtelijk spoor:
Alleen die kosten van bij het plan horende
openbare faciliteiten kunnen worden
verhaald die voldoen aan de wettelijke
eisen (kostensoortenlijst en de drie criteria
profijt, toerekenbaarheid en
proportionaliteit). Dat betekent dat niet al
deze kosten kunnen worden verhaald, b.v.
de kosten van herinrichting van bestaande
infrastructuur, de onderhouds- en
exploitatiekosten, of de kosten van de bouw
van maatschappelijke voorzieningen (wel
de nodige grond). Voor de kosten die wel
verhaald kunnen worden geldt tevens dat
wanneer sprake is van een exploitatietekort
ze niet volledig verhaald kunnen worden
(macroaftopping).
Bij het plan horende openbare faciliteiten:
In principe is het niet nodig dat de gemeente deze faciliteiten a priori beleidsmatig
onderbouwt. Het is voldoende om per project, t.z.t. als een initiatief zich aandient,
na te gaan welke deze faciliteiten precies zijn, kenmerken, locatie, dimensies,
aantal, etc.
Via privaatrechtelijk spoor:
Alle kosten van bij het plan horende
openbare faciliteiten, inclusief die die niet
verhaald kunnen worden via het
publiekrechtelijke spoor (behalve
onderhoud- en exploitatiekosten).
Verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen:
Het is wel noodzakelijk dat a priori een beleidsdocument de volgende soort
beleidsmatige onderbouwing bevat:
i) De voorzieningen die verloren gaan dienen als natuurvoorzieningen te worden
bestempeld in een door Rijk, provincie, regio of gemeente vastgesteld ruimtelijk
plan (zoals structuurvisies of bestemmingsplannen, maar ook in een ander soort
beleidsdocument zoals deze Nota).
De volgende soorten beleidsmatige onderbouwing hoeven niet a priori te worden
vastgelegd, maar kunnen t.z.t. worden uitgewerkt wanneer een concreet plan zich
aandient:
ii) Er moet de locatie worden aangegeven waar, als compensatie, de nieuwe
natuurvoorziening moet worden gerealiseerd;
iii) Er moet een raming van de kosten van de realisatie van de nieuwe
natuurvoorziening worden aangegeven.
Bij het plan horende openbare faciliteiten:
Idem dito als via publiekrechtelijk spoor.
Verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen:
Soort i moet ook a priori worden vastgelegd, idem dito als via publiekrechtelijk
spoor.
Soorten ii en iii kunnen t.z.t. worden uitgewerkt als een concreet plan zich
aandient, hetzelfde als via publiekrechtelijk spoor. Het is ook mogelijk om, in
plaats dat de gemeente t.z.t. ii en iii voorschrijft, dat de gemeente en de
grondexploitant t.z.t. afspreken in de Anterieure overeenkomst dat de
grondexploitant zelf met een voorstel voor compensatie gaat komen, en dat hij dat
zelf gaat verrichten en de kosten hiervan gaat dragen. Eventueel kan zijn voorstel,
of een concept daarvan, als bijlage worden opgenomen in de overeenkomst.
Planoverschrijdende ruimtelijke openbare
faciliteiten
De Grondexploitatiewet maakt, expliciet of impliciet,
een onderscheid tussen bovenwijkse voorzieningen,
bovenplanse kosten (bovenplanse verevening), en
ruimtelijke ontwikkelingen. Een relevant verschil is
dat 'voorzieningen' bestaan uit fysieke
ingrepen/activiteiten/werken, zoals wegen, riolering,
parkeerplaatsen, etc (art. 6.2.5 Bro), terwijl
ruimtelijke ontwikkelingen een bredere betekenis
kunnen hebben. Ook is het relevant dat bovenwijkse
voorzieningen een directere relatie hebben met het
specifiek te ontwikkelen gebied dan ruimtelijke
ontwikkelingen. De kosten die onder de noemer van
bovenplanse kosten (bovenplanse verevening)
worden verhaald kunnen in feite ook onder de
noemer van bovenwijkse voorziening en/of
ruimtelijke ontwikkeling worden verhaald.
Deze nota noemt alle soorten planoverschrijdende
ruimtelijke openbare faciliteiten. Echter, omdat er
verschillen zijn in de verhaalbaarheid en nodige
beleidsmatige onderbouwing per soort, wordt in het
vervolg telkens aangemerkt over welk soort faciliteit
het gaat. Onder planoverschrijdende ruimtelijke
openbare faciliteiten worden ook de verloren gegane
natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen, en de
sociale en starters woningen verstaan.
Voor alle soorten faciliteiten geld dat de gemeente
een bijdrage mag vragen in natura (de
grondexploitant realiseert zelf de faciliteit), in de
vorm van betaling aan de gemeente t.b.v. een
specifieke faciliteit, of in de vorm van een storting in
een gemeentelijke fonds bestemd voor meerdere
faciliteiten.
Via publiekrechtelijk spoor:
Alleen die kosten kunnen worden verhaald
die voldoen aan de drie criteria profijt,
toerekenbaarheid en proportionaliteit. Het
komt erop neer dat alleen de kosten
kunnen worden verhaald van dat deel van
de faciliteit die een directe relatie heeft met
het specifieke te ontwikkelen gebied. Dit
sluit in ieder geval bijdragen aan ruimtelijke
ontwikkelingen uit.
Via privaatrechtelijk spoor:
Geen beperking zolang sprake is van
minimaal een ruimtelijke en functionele
relatie met het specifiek te ontwikkelen
gebied en zolang er geen sprake is van
onderhoud en exploitatiekosten. Ook is de
reikwijdte van het concept ruimtelijke
ontwikkeling enigszins beperkt,
bijvoorbeeld onderwijsvoorzieningen (de
bouw en exploitatie daarvan) vallen er niet
onder.
Zowel via publiek- als privaatrechtelijk spoor:
Het is noodzakelijk dat een a priori door het gemeentelijk bestuur vastgesteld
document de volgende soorten beleidsmatige onderbouwing bevat:
1. Locatie en kenschetsing van de faciliteit.
2. Kenschetsing van de ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteit en te
ontwikkelen locaties: voor het publiekrechtelijke spoor geldt dat t.z.t. per
project moet worden nagegaan of er ook nog sprake is van een relatie die
voldoet aan de wettelijke eisen (voor het privaatrechtelijke spoor hoeft de
relatie in termen van de drie wettelijke criteria dus niet a priori te worden
gekenschetst).
3. Onderbouwing van de reden/-en waarom de faciliteit in het algemeen belang
is.
4. Een indicatie van welke projecten aan deze faciliteit moeten bijdragen.
5. I.g.v. bijdrage voor specifieke faciliteit: ten minste een globale indicatie van de
kosten en de uitvoeringsplanning van de faciliteit.
6. I.g.v. bijdrage aan fonds: methode volgens welk de te ontwikkelen locaties
moeten bijdragen aan het fonds (omslagmethode), aanwijzingen over
bestedingen uit het fonds en raming van de kosten.
Verdere aanwijzingen:
A) Om bovenplanse kosten (bovenplanse verevening) te kunnen verhalen via het
publiekrechtelijke spoor: beleidsmatige onderbouwingen 1 t/m 6 moeten worden
opgenomen in een structuurvisie. De structuurvisie kan ook bepalen dat soorten 5
en 6 in een aparte uitvoeringsnota worden opgenomen.
B) Om ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen verhalen via het privaatrechtelijke
spoor: beleidsmatige onderbouwingen 1 t/m 6 van de ruimtelijke ontwikkeling
moeten worden opgenomen in een structuurvisie. De structuurvisie kan ook
bepalen dat soorten 5 en 6 in een aparte uitvoeringsnota worden opgenomen.
C) Om bovenwijkse voorzieningen en bovenplanse kosten (bovenplanse
verevening) te kunnen verhalen via het privaatrechtelijke spoor: beleidsmatige
onderbouwingen 1 t/m 6 hoeven niet opgenomen te worden in een structuurvisie,
maar wel in een ander beleidsdocument (bijvoorbeeld deze Nota).
4
2.2 Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend
De Grondexploitatiewet maakt impliciet een onderscheid tussen openbare faciliteiten die
uitsluitend specifieke bouwplannen dienen (in deze nota aan te duiden als 'bij het plan
horende faciliteiten'), en openbare faciliteiten met een planoverschrijdende functie
('planoverschrijdende faciliteiten'). 'Planoverschrijdende faciliteiten' zijn faciliteiten die
meerdere te ontwikkelen bouwplannen dienen. Zoals in het Beleidsdeel van deze Nota is
gesteld brengt de realisering van de in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 voorgenomen
ontwikkelingen een aantal investeringen in nieuwe of bestaande openbare faciliteiten met
zich mee. Ook worden in andere gemeentelijke beleidsdocumenten dan de Structuurvisie
investeringen in faciliteiten voorgeschreven. Van al deze faciliteiten wordt in deze nota dat
deel behandeld dat een planoverschrijdend en een ruimtelijk karakter heeft, die ook nog
enige impact hebben op belangrijke delen van de stad (voortaan: 'gemeentebrede
planoverschrijdende faciliteiten'). Wanneer faciliteiten weliswaar een planoverschrijdend en
ruimtelijk karakter hebben, maar uitsluitend van dienst zijn voor specifieke
ontwikkelingslocaties, zonder verder impact te hebben op de bredere omgeving (voortaan:
'lokale planoverschrijdende faciliteiten'), dan worden zij in aparte locatiespecifieke
documenten vastgesteld. Deze locatiespecifieke documenten worden per
ontwikkelingslocatie vastgesteld, of in de vorm van een uitvoeringsparagraaf van de
respectievelijke gemeentelijke ruimtelijke plannen, of in de vorm van afzonderlijke
aanvullingsbesluiten welke de bestaande planontwikkeling aanvullen. Deze nota heeft dus
betrekking op planoverschrijdende ruimtelijke faciliteiten welke meerdere
ontwikkelingslocaties en bredere gebieden dienen, oftewel gemeentebrede
planoverschrijdende faciliteiten.
2.2.1 Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen, en sociale woningen
In Tabel 2 staan de faciliteiten opgesomd waarvan de kosten niet worden verhaald middels
bijdragen aan een fonds, maar middels een aparte investering door de particuliere
grondexploitant. Dat zijn in de eerste plaats de mogelijk te verliezen natuurwaardes, groenen watervoorzieningen, waarvoor als compensatie de particuliere grondexploitant
voorzieningen moet treffen buiten het desbetreffende te ontwikkelen gebied, of de gemeente
moet betalen voor de kosten die zij maakt om deze compenserende voorzieningen te treffen.
In de tweede plaats gaat het om het minimaal aantal sociale en starters woningen welke elke
particuliere grondexploitant dient te realiseren binnen zijn plan.
Tabel 2. Overzicht planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend die door elke
grondexploitant zelf of voor zijn rekening dienen te worden gerealiseerd.
Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen
Beleidsmatige onderbouwing i (De voorzieningen die verloren gaan dienen als
natuurvoorzieningen te worden bestempeld in deze Nota):
Onderstaande mogelijk te ontwikkelen locaties zijn gelegen op gronden die een waardevolle
natuurwaarde hebben omdat ze groen- of watervoorzieningen betreffen die aan de natuur- en
landschappelijke kwaliteiten van Purmerend bijdragen. Wanneer in deze locaties uiteindelijk zou worden
gebouwd, dan gaan deze waarden en voorzieningen definitief verloren. Het is daarom noodzakelijk dat
de desbetreffende grondexploitanten t.z.t. dit verlies compenseren door elders nieuwe waarden en
voorzieningen te realiseren, of de gemeente de kosten te betalen die zij maakt om deze waarden en
voorzieningen te realiseren. Het gaat om de volgende te ontwikkelen locaties:
1. Vurige Staart;
2. Purmerenderweg;
3. Kom A-7.
Sociale woningbouw
De Structuurvisie Purmerend uit 2006 onderschrijft in p. 25 de in de Regionale Woonvisie Waterland
2004 opgenomen eis dat op uitbreidingslocaties minimaal 40% van alle woningen sociale huur en
goedkope koopwoningen voor starters moeten zijn. De Woonvisie Purmerend (2007), en in navolging
daarvan het Coalitieakkoord 2010-2014, herzien dit voornemen door dit percentage te verlagen naar
30% sociale woningen en het slechts te koppelen aan grote woningbouwplannen, niet aan alle plannen.
Wel breiden de Woonvisie en het Coalitieakkoord de eis uit naar binnenstedelijke locaties, niet alleen
uitbreiding. In zowel de Structuurvisie als de Woonvisie/Coalitieakkoord wordt hiermee het
gemeentebrede volkshuisvestingsdoel nagestreefd van een gevarieerd aanbod aan woningen.
Samengevat, alle grote woningbouwplannen dienen te voldoen aan de eis van minimaal 30% sociale
woningen.
2.2.2 Rest planoverschrijdende faciliteiten
In Tabel 3 worden de gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten opgesomd waarvan de
kosten deels verhaald kunnen worden middels bijdragen van particuliere grondexploitanten
aan een fonds. Er is hier een categorisering gemaakt aan de hand van de 'hardheid' van deze
investeringen, dat wilt zeggen van de mate waarin met zekerheid kan worden gesteld dat ze
daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Aan de hand van deze zekerheidsgraad zijn drie
categorieën investeringen gemaakt en wordt de kans dat de daarin begrepen faciliteiten
worden gerealiseerd gekoppeld aan het percentage van de kosten die verhaald kunnen
worden:
1. Zekere investeringen: de investering is reeds opgenomen in de gemeentelijke
begroting voor 2011 (of in een daarin begrepen bestemmingsreserve), en op basis
van verscheidene redenen (b.v. dat de bedragen reeds gevoteerd zijn of dat er reeds
verplichtingen zijn aangegaan met derde partijen) kan met zekerheid worden gesteld
dat ze daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. Het uitgangspunt hierbij is dat 100
procent van deze investeringen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, en dus dat
100 procent van de kosten in principe verhaald zouden kunnen worden op de hele
stad (dus op zowel de bestaande als de te bouwen stad, en op zowel gemeentelijke
als particuliere grondexploitaties);
2. Bijna zekere investeringen: de investering is reeds opgenomen in de
programmabegroting 2011-2014, maar nog niet in de begroting voor 2011 (of in een
hierin begrepen bestemmingsreserve), en noch zijn de bedragen gevoteerd, noch zijn
er verplichtingen aangegaan met derde partijen. In principe zijn er geen redenen om
te veronderstellen dat ze niet zullen worden gerealiseerd, maar gezien de financiële
moeilijkheden waarin de gemeente verkeert is het niet ondenkbaar dat ze in de
komende jaren af- of uitgesteld zullen worden. Het uitgangspunt hier is dat 70 procent
van deze investeringen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, en dus dat 70 procent
van de kosten in principe verhaald zouden kunnen worden op de hele stad (dus op
zowel de bestaande als de te bouwen stad, en op zowel gemeentelijke als particuliere
grondexploitaties);
3. Waarschijnlijke investeringen: de investering is nog niet opgenomen in de
gemeentelijke begroting (noch in de begroting van 2011 noch in de
programmabegroting 2011-2014), maar de wenselijkheid ervan is wel in een
beleidsdocument of besluit door het gemeentelijke bestuur vastgesteld. De kans dat
ze in de komende periode worden opgenomen in de gemeentelijke begroting is groot.
Het uitgangspunt hier is dat 50 procent van deze investeringen daadwerkelijk zal
worden gerealiseerd, en dus dat 50 procent van de kosten in principe verhaald
zouden kunnen worden op de hele stad (dus op zowel de bestaande als de te bouwen
stad, op zowel gemeentelijke als particuliere grondexploitaties).
Boven in Tabel 1 werd reeds aangegeven welke soorten beleidsmatige onderbouwing
vastgesteld moeten worden om de kosten van faciliteiten te mogen verhalen op particuliere
grondexploitanten, en verdere aanwijzingen gegeven over welke soorten wel of niet
6
opgenomen dienen te worden in een structuurvisie. In Tabel 2 werd al ingegaan op
beleidsmatige onderbouwing soort i (bestempeling natuurvoorzieningen). In Tabel 3 wordt
voor de faciliteiten in Purmerend ingegaan op soorten 1 (locatie en kenschetsing faciliteit), 3
(reden algemeen belang), 6 (raming kosten), en verdere aanwijzingen A en B (welke soorten
onderbouwing wel of niet worden opgenomen in de Structuurvisie). Later in Tabel 7 zal
worden ingegaan op beleidsmatige onderbouwing soorten 2 (ruimtelijke en functionele relatie
tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties), 4 (welke ontwikkelingslocaties moeten
bijdragen), en verdere aanwijzingen A en B.
7
Tabel 3. Overzicht gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten in Purmerend waarvan de kosten verhaald kunnen worden in de vorm van fondsbijdragen.
Locatie en kenschetsing planoverschrijdende ruimtelijke
openbare faciliteiten (beleidsmatige onderbouwing soort
1) en reden algemeen belang (soort 3)
Kosten voor de gemeente in CW 2011
(beleidsmatige onderbouwing soort
6/raming kosten)
Ontbreken beleidsmatige onderbouwing
soorten 1, 3 en 6 in de Structuurvisie?
(verdere aanwijzingen A en B)
Bijdrage gemeente (naast subsidie Stadsregio) is
€ 4.808.000.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie, de Structuurvisie neemt zich
weliswaar voor om de Amsterdamse poort te
verbeteren, maar noemt de Melkwegbrug niet.
Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6 toe te voegen
aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een
voorziening.
Maaiveldinrichting Tramplein e.o. (incl. busplein):
gemeentelijke bijdrage (naast subsidie
Stadsregio) van € 5.270.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om een voorziening.
De gemeente draagt (naast bijdrage
corporatie) € 12.438.000 aan het tekort van de
grondexploitatie.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie, de Structuurvisie noemt deze
ruimtelijke ontwikkeling niet. Omdat het hier gaat om
een ruimtelijke ontwikkeling, worden 1, 3 en 6
toegevoegd aan de Structuurvisie
€ 526.000.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie , want ook is de relatie met doelen
uit de Structuurvisie duidelijk, noemt de Structuurvisie
deze investering niet. Omdat het hier gaat om een
Categorie 1 (100%, zekere investeringen)
Melkwegbrug (voorziening)
De Melkwegbrug (fiets en voetgangers) wordt in de komende jaren over
het Noord-Hollandsch kanaal gebouwd en is nodig om de nieuwe wijk
Weidevenne aan te sluiten op de rest van de stad. De brug zal de wijk
Weidevenne aansluiten met de wijk Centrum en hiermee het voetgangersen fietsverkeer verbeteren van en naar Weidevenne. De verbeterde
bereikbaarheid geldt dus niet alleen voor Weidevenne, maar ook voor
Centrum. Tevens, dankzij het kwalitatief hoog ontwerp van de brug wordt
de in p. 41 en 71 van de Structuurvisie voorgeschreven verbetering van het
Amsterdamse poort nagestreefd.
Herinrichting Tramplein e.o. (voorziening)
In aansluiting op de Melkwegbrug wordt in de komende jaren gewerkt aan
de herinrichting van het Tramplein e.o. (inclusief het busplein). Hiermee
worden twee doelen uit de Structuurvisie nagestreefd. In de eerste plaats
een verbetering van de Amsterdamse poort (p. 41 en 71), en in de tweede
plaats een verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch kanaal
(p. 40).
Herstructurering Wheermolen West (ruimtelijke ontwikkeling)
Purmerend werkt tegenwoordig aan de herstructurering van
Wheermolen West. In de Woonvisie 2007 (blz. 49-50) wordt
herstructurering gepleit van o.a. Wheermolen om hiermee de
woningvoorraad te vernieuwen. Herstructurering is noodzakelijk voor
de leefbaarheid, dan wel voor een evenwichtige en rendabele
woningvoorraad. Dit heeft aansluiting op de gemeentebrede
volkshuisvestingsdoelen. In de gemeentelijke grondexploitatie is
sprake van een omvangrijk exploitatietekort, wat het gevolg is van
hoger dan normale kosten die gerelateerd zijn aan de aanwezigheid
van woningen en woonomgevingen die heringericht, verplaatst,
gesloopt en/of verbouwd worden.
Sociale woningbouw in de binnenstad: Wonen boven Winkels
(ruimtelijke ontwikkeling)
In opvolging van de Woonvisie Purmerend 2007 (p. 49) werd
subsidieregeling 'Wonen boven winkels' in het leven geroepen voor
het realiseren in de binnenstad van sociale huur- en koopwoningen
boven de winkels. Hiermee worden verschillende doelen nagestreefd,
naast die van volkshuisvestelijke aard, ook het toenemen van de
levendigheid en de sociale veiligheid in de binnenstad. Hiermee
versterkt deze subsidieregeling het cluster Consumenten & beleven.
Stadspeeltuin in Leeghwaterpark (voorziening)
De gemeente heeft besloten om de aanleg van een stadspeeltuin in het
Leeghwaterpark te subsidiëren. Hiermee geeft de gemeente vervolg aan
de in blz'en 19, 40, 51 en 73 van de Structuurvisie voorgenomen
ontwikkeling van het Leeghwaterpark tot een bijzonder stadspark ten
behoeve van de versterking van de verbinding Leeghwaterparkbinnenstad. Deze verbinding zal een belangrijke structurerende functie
hebben tussen het centrum en het oosten van Purmerend.
Verkeersmaatregelen GGB (voorziening)
De gemeente investeert, samen met andere overheden en onder de
noemer Gebiedsgericht Benutten (GGB), in een aantal aanpassingen en
verbeteringen aan het verkeersnetwerk in Purmerend. Het doel van deze
investeringen is een aantal doelen uit de Structuurvisie (p. 17, 38) in
uitvoering te brengen: het doorgaand verkeer uit het centrum te weren en
de bereikbaarheid in en rondom Purmerend te verbeteren.
Verbreding N244 (voorziening)
Onderdeel van het GGB-programma is de verdubbeling van de N244.
Hiermee wordt de bereikbaarheid aan de Noordelijke kant van Purmerend
aanzienlijk verbeterd.
Investeringen t.b.v. Oeverplan 2008 (voorziening)
In blz. 19 van de Structuurvisie worden een aantal ambities uit de Groene
Ambities (2004) onderschreven. Een van deze ambities is dat
natuurkernen en ecologische verbindingen verder worden ontwikkeld. Het
Waterplan Purmerend (2005) schrijft maatregelen voor die bedoeld zijn om
de natuurvriendelijke oevers, de veiligheid en de belevingswaarde van het
water te verbeteren. Het Oeverplan 2008 werkt een aantal van deze
maatregelen uit door te voorzien in een aantal investeringen voor de
herinrichting van oevers, bruggen, oppervlakte water, duikers en stuwen in
geheel Purmerend. Hiermee wordt nagestreefd om een prettige beleving
van het water in de hele stad en een verbetering van de flora en fauna
mogelijk te maken.
ruimtelijke ontwikkeling, worden 1, 3 en 6 toegevoegd
aan de Structuurvisie.
€ 433.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 staat niet in
Structuurvisie, maar dat is ook niet nodig omdat het
hier gaat om een voorziening.
Bijdrage gemeente (naast subsidies) is €
1.521.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om een voorziening.
Bijdrage gemeente (naast subsidies) is €
4.774.000.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie, want de Structuurvisie zegt niets
over deze maatregel. Echter, het is niet nodig om 1, 3
en 6 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het
hier gaat om een voorziening.
De uitvoering van het Oeverplan 2008 brengt een
investering van € 1.337.000 met zich mee.
Daarvan zijn € 562.000 (CW 2011) reeds
opgenomen in begrotingen 2010 en 2011. Rest is
opgenomen in programmabegroting. De
verhaalbaarheid van deze kosten is echter
omstreden, aangezien ze gefinancierd worden uit
lokale heffingen.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie, want ook is de relatie met ambities
uit Structuurvisie duidelijk, de maatregelen uit het
Oeverplan 2008 zijn niet concreet gemaakt in de
Structuurvisie. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6
toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om een voorziening.
De investeringskosten van de bouw van het
multifunctionele sporthal zijn € 12.248.000 (€
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, en omdat het hier
Categorie 2 (70%, bijna zekere investeringen)
Nieuw multifunctioneel sporthal aan Van Ijssendijkstraat (ruimtelijke
ontwikkeling), sloop bestaande sporthal en verplaatsing Rugby club
(voorziening)
9
De Structuurvisie (blz'en 53 en 55) wenst de toevoeging van grotere
sportfaciliteiten aan cluster 3 (Flevostraat e.o.). In blz. 74 noemt de
Structuurvisie deze cluster als locatie voor grootschalige sport/recreatievoorzieningen. Tevens stelt de Structuurvisie in blz. 74-75 dat
grotere sportvoorzieningen dienen te worden ontwikkeld in deze cluster 3
om hiermee het educatie & contact cluster te versterken met een accent op
sport. De "Sportnota Purmerend 2008-2011" onderstreept nogmaals dit
voornemen van de Structuurvisie. In blz. 26 van deze nota wordt tevens
gesteld dat een multifunctionele sportaccommodatie tegemoet komt aan de
gemeentelijke topsportambities alsmede het positief profileren van
Purmerend als topsportvriendelijke stad. Om het sporthal te kunnen
bouwen is het noodzakelijk om de rugbyclub Waterland naar een nieuwe
locatie te verplaatsen.
Investeringen t.b.v. Oeverplan 2008 (voorziening)
(idem boven)
8.165.000 CW 2014 en € 4.083.000 CW 2015,
CW), en de kosten van de verplaatsing van
rugbyclub Waterland, nodig om de sporthal te
kunnen realiseren, € 3.964.000 CW 2013. De
totale kosten zijn € 14.414.000 CW 2011. Beide
investeringen zijn openomen in de
Programmabegroting 2011-2014.
gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, wordt
beleidsmatige onderbouwing 6 toegevoegd aan de
Structuurvisie.
De uitvoering van het Oeverplan 2008 brengt een
investering van € 1.337.000 met zich mee.
Daarvan zijn € 775.000 opgenomen in de
Programmabegroting 2011-2014.
Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in
de Structuurvisie, want ook is de relatie met ambities
uit Structuurvisie duidelijk, de maatregelen uit het
Oeverplan 2008 zijn niet concreet gemaakt in de
Structuurvisie. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6
toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om een voorziening.
De realisering van de parkeergarage in de
Vijfhoek/Kanaalstraat zou een tekort met zich
meebrengen van € 3.477.000
(exploitatieopbrengsten minus exploitatiekosten).
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om een voorziening.
Gemeentelijke bijdrage is € 2.034.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om een voorziening.
De kosten voor een definitieve huisvesting
van het stedelijk jongerencentrum zijn
geraamd op € 540.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 3 en 6 staan
niet in de Structuurvisie, want ook is de relatie met
doel uit Structuurvisie m.b.t. binnenstad duidelijk, de
Categorie 3 (50%, waarschijnlijke investeringen)
Bebouwde parkeervoorzieningen in centrumgebied (voorziening)
De Structuurvisie stelt meerdere malen vast (zie bijvoorbeeld blz'en 41, 65,
67, 70-71) dat de bouw van een aantal bebouwde parkeervoorzieningen
een belangrijk onderdeel is van de nodige verkeersherordening in en
rondom de binnenstad en het tegengaan van parkeren op straat. Hiermee
wordt de binnenstad en het cluster Consumenten & beleven versterkt. Na
een aantal studies stemde in 2008 B&W in met de eerste plannen om twee
parkeergarages te bouwen: Vijfhoek/Kanaalstraat (300 pp) en
Schapenmarkt/Nukahal (485pp).
Promenade Noord Hollandsch kanaal (voorziening)
In aansluiting op de Melkwegbrug en de herinrichting van het Tramplein
e.o. wordt in de komende jaren gewerkt aan de herinrichting van de
promenade langs het kanaal t/m Sluis. Hiermee worden twee doelen uit de
Structuurvisie nagestreefd. In de eerste plaats een verbetering van de
Amsterdamse poort (p. 41 en 71), en in de tweede plaats een
verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch kanaal (p. 40).
Stedelijk jongerencentrum (ruimtelijke ontwikkeling)
De gemeente is voornemens om, in navolging op de Jeugdvisie 2008
en het coalitieakkoord 2010-2014 een stedelijk jongerencentrum te
creëren. Het centrum zou in het centrumgebied kunnen komen.
10
Hiermee worden verschillende doelen nagestreefd: naast het voorzien
in de behoeftes van jongeren van geheel Purmerend, ook het doen
toenemen van de levendigheid en de sociale veiligheid in de
(binnen)stad. Hiermee versterkt deze faciliteit het cluster
Consumenten & beleven.
Nieuwstraatbrug (voorziening)
De Structuurvisie voorziet in de ontwikkeling van de locatie Kop van West.
In blz. 60 stelt de Structuurvisie een brug voor als nodig om Kop van West
aan te sluiten op de rest van de stad. In nog vast te stellen
stedenbouwkundige visie zal de brug worden opgenomen.
Versterking hoofd fietsnetwerk (voorziening)
De Structuurvisie bepleit de versterking van de routes voor langzaam
verkeer met het doel om de wijken binnen de stad en de stad met de regio
te verbinden (p. 40, 46, 72-73). Het in november 2010 vastgesteld
Fietsbeleidsplan 2010-2015 voorziet in een stapsgewijze verbetering van
het hoofd fietsnetwerk. Hiermee worden de doelen uit de Structuurvisie
nagestreefd.
behoefte aan een jongerencentrum is niet
opgenomen in de Structuurvisie. Omdat het hier gaat
om een ruimtelijke ontwikkeling, worden
beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 3 en 6
toegevoegd aan de Structuurvisie.
Kosten worden geraamd op € 3.432.160.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om een voorziening.
Kosten worden geraamd op € 4.046.000.
Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al
in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet
nodig omdat het hier gaat om voorzieningen.
11
In Tabel 4 wordt aangegeven in welke wijken de gemeentebrede planoverschrijdende
faciliteiten liggen. Kaart 1 geeft een overzicht van de verschillende faciliteiten in Purmerend.
Tabel 4. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten per wijk
Centrum
OverWheerDe Gors
Faciliteit
where
Melkwegbrug (voorz.)
Herinrichting Tramplein e.o.
(voorz.)
Herstructurering Wheermolen
West (ruimtelijke ontwikkeling)
Wonen boven winkels (r.ont.)
Stadspeeltuin in
Leeghwaterpark (voorz.)
Verkeer GGB (voorz.)
Verbreding N244 (voorz.)
Investeringen Oeverplan
2009-2011 (voorz.)
Investeringen Oeverplan
2012-2015 (voorz.)
Multifunctioneel sporthal
(r.ont.) en verplaatsing Rugby
club (voorz.)
Bebouwde
parkeervoorzieningen (voorz.)
Promenade Noord Hollandsch
kanaal (voorz.)
Stedelijk jongerencentrum
(r.ont.)
Nieuwstraatbrug in Kop van
West (voorz.)
Versterking hoofd fietsnetwerk
(voorz.)
molen
Purmer
-Noord
Purmer
-Zuid
X
X
Weidevenne
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Kaart 1. Gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten in Purmerend.
13
3. De te ontwikkelen locaties in Purmerend
In deze paragraaf worden de te ontwikkelen locaties opgesomd die een bijdragen dienen te
leveren aan de kosten van de in hoofdstuk 2.2.2 opgesomde planoverschrijdende ruimtelijke
openbare faciliteiten. Het gaat hier om een inschatting van alle potentiële ontwikkelingen
welke plaats kunnen vinden op grond van zowel overheden (meestal gemeente), als
particulieren, beleggers, bedrijven, projectontwikkelaars, woningcorporaties en andere
stichtingen. Sommige van deze locaties bevinden zich reeds in de eerste stadia van
planontwikkeling, en van andere locaties wordt verwacht dat ze in de komende jaren door
publieke of private grondexploitanten kunnen worden ontwikkeld. Op basis van de
Grondexploitatiewet is het mogelijk om aan alle ontwikkelingslocaties een bijdrage te vragen
voor de kosten van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Uitgesloten van
dit overzicht worden die te ontwikkelen locaties die als doel hebben uitsluitend openbare en
maatschappelijk faciliteiten te realiseren en dus geen commercieel doeleinde dienen.
In Tabel 5 en Kaart 2 worden al de potentieel te ontwikkelen locaties opgesomd welke
vatbaar zijn voor kostenverhaal ten behoeve van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare
faciliteiten. In Tabel 6 staat het totaal geschatte programma welke gerealiseerd zou kunnen
worden in alle te ontwikkelen locaties t/m het einde van de periode van de Structuurvisie,
namelijk 2020. Ten behoeve van de berekening van de bijdrage wordt het aantal vierkante
meters bruto vloer oppervlakte (bvo) mede uitgedrukt in gewogen eenheden (zie hoofdstuk 6
voor verdere uitleg over deze gewogen eenheden).
Tabel 5. De locaties welke potentieel ontwikkeld zouden kunnen worden met commerciële doeleinden
door publieke en private grondexploitanten in de periode t/m 2020.
Wijken
Potentiële locaties op
Potentiële locaties op
Potentiële locaties op
publieke
publieke (gem) en
private grond
(gemeentelijke) grond
private grond
1. Garage Zijp
2. Brantjes
8. Schapenmarkt e.o.
Centrum
10.
11.
15.
16.
17.
Overwhere
Wheermolen
Gors
Purmer-Noord
Weidevenne
Geheel Purmerend
Dubbele buurt
Schoolplein
Doeletuin
Koemarkt 48
Koemarkt 58A
21. Optoppen Rivierenbuurt
22. Omgeving Den Uyllaan
25. 't Noot
27. Sweelinckstraat
28. OBS
29. Trimpad 12-14
30. Trimpad 1
31. Wheermolen West
37. Odion
39. Broekerhof
45. Baanstee Noord
46. Gaffelstraat 44 en 21
47. Graeffweg 70
48. Boerderijen in Baanstee
Noord
49. De Oortjes Edisonweg
52. Brandweerkazerne
Hugo de Grootstraat
53. Zambezilaan tussen 73
en 181
3. Primulastraat
6. Vijfhoek
7. Slotplein
12. Whereplantsoen
18. Nieuwstraat/
Plantsoenstraat/
Schapenmarkt
19. Karekietpark
4. Hoornse buurt
5. TNT-locatie
9. Spijkerman
13. Peperstraat
14. Gouw
20. Kwadijkenpark
54. Plateel
24. Makado
34. Zwanenbloem & sporthal
35. Bedrijventerrein De
Where
33. Vurige staart
36. Marts Meubels
38. NS-station e.o.
41. Postkantoor Tilburyplein
43. Purmerbuurt
40. Betronix
42. Purmerenderweg
44. Westerweg 51
50. Kom A7
51. Kop van West
Diverse onvoorziene
bouwplannen verspreid over
de stad
Kaart 2. De potentieel te ontwikkelen locaties met commerciële doeleinden in de periode t/m 2020 (op grond van zowel gemeente als marktpartijen).
Tabel 6. Totaal geschat bouwprogramma in de potentieel te ontwikkelen locaties in de periode t/m
2020, zowel op grond van gemeente als rest partijen.
Aantal m² bvo per wijk en uitgiftecategorie (tussen haakjes: gewogen eenheden)
Wheermolen
Gors
PurmerWeidevenne
Onvoorz
Totaal
Programma per Centrum Overwhere
Noord
plannen
uitgiftecategorie
Woningen
commercieel
18.900
(26.500)
81.800
(114.500)
13.200
(18.500)
14.100
(19.700)
6.200
(8.700)
38.000
(53.700)
525
(735)
173.000
(242.300)
8.100
(0)
35.000
(0)
5.700
(0)
6.000
(0)
2.700
(0)
16.400
(0)
225
(0)
74.200
(0)
3.300
(2.300)
3.600
(2.500)
1.800
(1.300)
12.600
(8.800)
4.600
(3.200)
27.500
(19.300)
-
-
1.800
(1.200)
-
95.000
(66.500)
20.800
(14.600)
9.700
(23.300)
11.800
(28.200)
5.500
(13.200)
34.300
(82.200)
4.800
(11.600)
2.400
(5.800)
40.000
(52.100)
132.100
(145.100)
27.800
(34.200)
67.000
(110.800)
113.300
(90.000)
105.500
(93.200)
(gewogen eenheden)
Woningen
gesubsidieerd
(gewogen eenheden)
Kantoren
(gewogen eenheden)
Bedrijfsruimte
(gewogen eenheden)
Commerciële
publieke functies
53.300
(37.300)
117.600
(82.300)
68.400
(164.200)
(gewogen eenheden)
TOTAAL
(gewogen eenheden)
525
(735)
486.500
(526.100)
4. Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen
locaties
In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele relatie toegelicht tussen enerzijds de in
hoofdstuk 3 opgesomde te ontwikkelen locaties en anderzijds de in hoofdstuk 2 opgesomde
planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Tabel 7 zet deze relatie uiteen. Hiermee
wordt de basis gelegd voor de in het kader van het privaatrechtelijke spoor te voeren
onderhandelingen tussen de gemeente en particuliere grondexploitanten. Wanneer de
gemeente zou overgaan tot het publiekrechtelijke spoor van het kostenverhaal, dan zou men
verder moeten gaan en de relatie tevens in termen van profijt, toerekenbaarheid en
proportionaliteit moeten onderbouwen. Dit zal eventueel t.z.t. gebeuren op het moment dat de
behoefte zou ontstaan aan het publiekrechtelijk verhalen van kosten.
Boven in Tabel 1 werd aangegeven welke soorten beleidsmatige onderbouwing nodig zijn om
kosten van de planoverschrijdende faciliteiten te kunnen verhalen op particuliere
grondexploitanten. In Tabel 7 worden beleidsmatige onderbouwingen soorten 2
(kenschetsing van de relatie), 4 (indicatie van welke te ontwikkelen locaties dienen bij te
dragen), en verdere aanwijzingen B en C (welke soorten wel of niet opnemen in
Structuurvisie) uitgewerkt.
17
Tabel 7. Ruimtelijke en functionele relatie tussen enerzijds gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten en anderzijds de te ontwikkelen locaties.
Ontbreken beleidsmatige onderbouwing
Planoverschrijdende
Ruimtelijke en functionele relatie met hele stad of met Welke te ontwikkelen locaties
dienen bij te dragen?
soorten 2 en 4 in de Structuurvisie?
ruimtelijke openbare
wijk (beleidsmatige onderbouwing soorten 2 en 4)
(beleidsmatige onderbouwing
(verdere aanwijzingen B en C)
faciliteit
soort 4)
Melkwegbrug (voorziening)
Herinrichting Tramplein e.o.
& Promenade (voorziening)
Herstructurering
Wheermolen West
(ruimtelijke ontwikkeling)
Sociale woningbouw in de
binnenstad: Wonen boven
Winkels (ruimtelijke
ontwikkeling)
Stadspeeltuin in
Leeghwaterpark
(voorziening)
Verkeersmaatregelen GGB
Deze faciliteit verbetert het voetgangers- en fietsverkeer van de
wijk Weidevenne naar de wijk Centrum en tevens het aanzien
van de entree naar het centrum via de Amsterdamse poort. Deze
investering draagt rechtstreeks bij aan een versterking van de
Cluster consumeren & beleven in de binnenstad, en hiermee van
de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend.
De herinrichting van het Tramplein e.o. versiert, samen met het
nieuwe Melkwegbrug (zie boven), de Amsterdamse poort, de
entree naar het Centrum via de Jaagweg. De aanleg van een
Promenade langs het kanaal t/m Sluit draagt wezenlijk bij aan
een verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch
kanaal ter hoogte van de binnenstad. Deze investeringen dragen
rechtstreeks bij aan een versterking van de Cluster consumeren
& beleven in de binnenstad, en hiermee van de ruimtelijke
structuur en de regionale functie van Purmerend.
Herstructurering in Wheermolen is bedoeld om de
woningvoorraad te vernieuwen en toekomstbestendig te
maken. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het
gemeentebrede volkshuisvestingsdoel om meer
gedifferentieerde woonwijken te creëren.
Deze investering versterkt het cluster Consumenten &
beleven, cluster dat op zijn beurt bedoeld is om de
ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend
te versterken. M.a.w., het draagt rechtstreeks bij aan een
aantrekkelijke binnenstad met veel bezoekers en een
gezonde bedrijvigheid, dat op zijn beurt een positief sociaaleconomisch effect zal hebben voor de hele stad en haar
regionale functie. Denk hieraan aan werkgelegenheid als
aan de economische kracht en de vestingkwaliteit voor
bewoners en bedrijven.
De aanleg van een stadspeeltuin in het Leeghwaterpark draagt
rechtstreeks bij aan het transformeren van dit park tot een
stadspark, en aan het versterken van de verbinding
Leeghwaterpark-binnenstad, wat alles tezamen de ruimtelijke
structuur en de regionale positie van Purmerend gaat versterken.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 en 4 ontbreken in
de Structuurvisie omdat de Structuurvisie deze
brug niet noemt. Echter, het is niet nodig om 2
en 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat
het hier gaat om een voorziening.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de
Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4
ook maar niet helder genoeg. Echter, het is niet
nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te
voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om een voorziening.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
De Structuurvisie zegt niet veel over
herstructurering in Wheermolen. Omdat het hier
gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, worden 2
en 4 toegevoegd aan de Structuurvisie.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Deze faciliteiten dragen weliswaar bij aan doelen
uit de Structuurvisie, maar de Structuurvisie zelf
maakt ze niet expliciet. Omdat het hier gaat om
een ruimtelijke ontwikkeling, worden 2 en 4
toegevoegd aan de Structuurvisie.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
De uitvoering van deze geïntegreerde maatregelenpakket zorgt
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de
Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is
weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie
maar niet helder genoeg. Echter, het is niet
nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te
voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om een voorziening.
De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet.
(voorziening)
Verbreding N244
(voorziening)
Investeringen Oeverplan
2008 (voorziening)
Nieuw multifunctioneel
sporthal Van Ijssendijkstraat
(voorziening/ruimtelijke
ontwikkeling)
Bebouwde
parkeervoorzieningen
(voorziening)
Stedelijk jongerencentrum
(ruimtelijke ontwikkeling)
ervoor dat het doorgaand verkeer uit de binnenstad wordt
geweerd. Hiermee versterkt deze faciliteiten het cluster
Consumenten & beleven, cluster dat op zijn beurt bedoeld is om
de stedelijke en regionale functie van Purmerend te versterken.
Tevens wordt de bereikbaarheid van Purmerend in haar geheel
verbeterd. Dit zal een positief economisch effect hebben voor de
hele stad.
De verbreding van de N244 zorgt ervoor dat het Noordelijke deel
van Purmerend (wijken Overwhere, Wheermolen en PurmerNoord) beter is aangesloten.
De investeringen in oevers, bruggen, oppervlakte water, duikers
en stuwen in de hele stad zorgen voor een verbetering van de
natuurvriendelijke oevers, de beleving en de kwaliteit van het
water in de hele stad. Dit netwerk van natuurvriendelijke oevers
zorgt voor goede omstandigheden voor de ontwikkeling van
planten en dieren in de hele stad. Een verbeterde flora en fauna
zorgen voor een betere kwaliteit van het water en een hogere
belevingswaarde.
Deze faciliteit vormt een belangrijke ingrediënt van cluster 3
en is hiermee direct van dienst voor de Wijk Overwhere.
Tevens dient deze faciliteit de sportambities voor de hele
stad en hiermee de regionale functie van Purmerend als een
sportvriendelijke stad (Sportnota, p. 6). Tenslotte, door
cluster 3 te versterken wordt ook de ruimtelijke structuur
van geheel Purmerend versterkt.
Deze faciliteiten zijn belangrijk voor de nodige
verkeersherordening in en rondom de binnenstad. Omdat het
ook een positieve uitwerking heeft op de binnenstad en het
cluster Consumenten & beleven wordt hiermee tevens de
ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend
versterkt.
Het creëren van een stedelijk jongerencentrum voorziet in
de behoeftes van jongeren van geheel Purmerend en draagt
tevens bij aan een aantrekkelijke binnenstad met veel
bezoekers en een gezonde bedrijvigheid. Hiermee versterkt
deze faciliteit het cluster Consumenten & beleven, cluster
dat op zijn beurt bedoeld is om de stedelijke en regionale
functie van Purmerend te versterken. Tevens draagt deze
faciliteit tot een levendige (binnen)stad. M.a.w. het zal een
positief sociaal-economisch effect hebben voor de hele stad
dienen bij te dragen.
Echter, het is niet nodig om beleidsmatige
onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de
Structuurvisie omdat het hier gaat om
voorzieningen.
Alle te ontwikkelen locaties in de wijken
Overwhere, Wheermolen en PurmerNoord dienen bij te dragen.
De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet.
Echter, het is niet nodig om beleidsmatige
onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de
Structuurvisie omdat het hier gaat om
voorzieningen.
De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet.
Echter, het is niet nodig om beleidsmatige
onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de
Structuurvisie omdat het hier gaat om
voorzieningen.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
zouden hieraan kunnen bijdragen, maar
de gemeente neemt deze kosten voor
haar rekening.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen hieraan bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 niet omdat het al
zit in de Structuurvisie. Beleidsmatige
onderbouwing 4 wel omdat het impliciet wel te
vinden is in de Structuurvisie maar niet helder
genoeg. Beleidsmatige onderbouwing 4 wordt
dus toegevoegd aan de Structuurvisie.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de
Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is
weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie
maar niet helder genoeg. Echter, het is niet
nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te
voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om voorzieningen.
Deze faciliteit draagt weliswaar bij aan doelen uit
de Structuurvisie, maar de Structuurvisie zelf
maakt niet expliciet hoe de stad hierbij gediend
is. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke
ontwikkeling, dan worden 2 en 4 toegevoegd aan
de Structuurvisie.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
19
Nieuwstraatbrug
(voorziening)
Verbetering hoofd
fietsnetwerk (voorziening)
en haar regionale functie.
De aanleg van een nieuwe brug draagt rechtstreeks bij aan de
aansluiting en belevingskwaliteit in de nieuwe wijk Kop van West
en in de binnenstad, waarmee het Cluster Consumeren &
beleven wordt versterkt. Versterking van deze cluster betekent
versterking van de ruimtelijke structuur en de regionale functie
van Purmerend. Een aantrekkelijkere binnenstad met veel
bezoekers en een gezonde bedrijvigheid zal een positief sociaaleconomisch effect hebben voor de hele stad, voor zowel de
werkgelegenheid, als de economische kracht en de
vestingkwaliteit voor bewoners en bedrijven. Het is aldus een
belangrijke investeringen voor de hele stad.
De versterking van het hoofd fietsnetwerk in de hele stad is
gericht op het verbeteren van de verbindingen tussen de wijken
en met de regionale omgeving. De hele stad is aldus gediend
met deze investeringen.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de
Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is
weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie
maar niet helder genoeg. Echter, het is niet
nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te
voegen aan de Structuurvisie omdat het hier
gaat om een voorziening.
Alle te ontwikkelen locaties in de stad
dienen bij te dragen.
Beleidsmatige onderbouwing 2 is reeds te vinden
in de Structuurvisie. Beleidsmatige
onderbouwing 4 niet, maar dat is niet nodig
omdat het hier gaat om voorzieningen.
20
5. Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend
De Grondexploitatiewet maakt het mogelijk om van particuliere grondexploitanten een
bijdrage te vragen voor de realisering van planoverschrijdende ruimtelijke openbare
faciliteiten in de vorm van een geldelijke bijdrage aan een of meerdere fondsen. Boven in
tabel 1 is aangegeven dat beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 2, 3, 4 en 6 dan a priori
moeten zijn vastgelegd. In geval van bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen dienen deze
soorten ook nog toegevoegd te worden aan de Structuurvisie Purmerend 2005-2020. In
vorige hoofdstukken zijn beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 2, 3, 4 en 6/raming kosten
uiteengezet. Die onderdelen die toegevoegd worden aan de Structuurvisie zijn in zwarte
cursieve letters aangegeven.
Dit hoofdstuk voelt beleidsmatige onderbouwing soort 6 aan door het 'Fonds
Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend' uiteen te zetten en door
aanwijzingen te geven over bestedingen uit dit fonds. De gemeenteraad heeft op 26 januari
2012 dit fonds opgericht. Ook heeft de gemeenteraad op deze datum een aantal specifieke
onderdelen van vorige en volgende paragrafen toegevoegd aan de Structuurvisie Purmerend
2005-2020 (ze worden aangegeven met zwarte cursieve letters). In volgend hoofdstuk zes
zal beleidsmatige onderbouwing soort 6 verder worden aangevuld met de omslagmethode
(methode volgens welke de te ontwikkelen locaties moeten bijdragen aan het fonds).
5.1 Opbouw fonds
Het fonds is onderverdeeld in een reserve voor de hele stad, bedoeld voor die faciliteiten die
een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de hele stad, en drie reserves voor
Overwhere, Wheermolen en Purmer-Noord, bedoeld voor faciliteiten die een relatie hebben
met deze wijken. Alle reeds gemaakte en t/m 2020 verwachte uitgaven zijn in de contante
waarde in 2011 aangegeven. De nominale rente is jaarlijks vier procent. Zie tabel 8 voor een
samenvatting van het totaal resultaat van het fonds in 2011, en de bijlage voor meer details.
Tabel 8. Totaal resultaat in 2011 van het Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten
Purmerend
Totale kosten faciliteiten
t/m 2020
€ 59.047.972 (100%)
Voor rekening van gemeente
(omgeslagen op bestaande stad en op
gemeentelijke grondexploitaties)
Totale kosten voor
gemeente
Gemeentelijke
stortingen in het fonds
t/m 2011
€ 50.889.026
(86%)
€ 15.046.485
Maximaal potentieel verhaalbaar op
particuliere
grondexploitanten
€ 8.158.946 (14%)
De gemeente draagt de kosten van het overgrote deel van de faciliteiten. Dat zijn de
faciliteiten die niet verhaalbaar zijn (€ 12,4 miljoen), de faciliteiten die omgeslagen worden op
de bestaande stad (€ 30,3 miljoen), en de faciliteiten die omgeslagen worden op
gemeentelijke gronden (€ 8,2 miljoen). Een aantal van deze faciliteiten zijn reeds uitgevoerd
of worden nu uitgevoerd, en de gemeente heeft de middelen hiervoor (€ 15 miljoen) reeds
geïnvesteerd. Deze investeringen tellen als stortingen in het fonds mee.
Al met al, van de in totaal € 59 miljoen aan gerealiseerde en geplande investeringen in
faciliteiten, neemt de gemeente € 50,9 miljoen (86% van de totale investeringen) voor haar
rekening. Particuliere grondexploitanten zullen worden gevraagd om maximaal € 8,2 miljoen
(14% van de totale investeringen) bij te dragen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het
uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en dus de uiteindelijke bijdrage van particuliere
grondexploitanten kan en zal waarschijnlijk lager zijn dan dit bedrag, dat aldus als maximaal
bedrag fungeert. Door de werking van het macro-aftopping mechanisme (zie hoofdstuk zes),
kan de hoogte van de bijdrage worden verminderd wanneer de economische uitvoerbaarheid
van het bouwplan onder druk komt te staan. In deze tijd van economische crisis is de
verhouding kosten/opbrengsten in ruimtelijke ontwikkeling zwaar onder druk komen te staan,
waardoor het redelijk is te verwachten dat vele bouwplannen niet voldoende
opbrengstpotentieel zullen hebben om een (volledige) bijdrage te kunnen betalen. De
gemeente wenst met deze macro-aftopping mechanisme te voorkomen dat bouwplannen
economisch onhaalbaar worden gemaakt door te hoge bijdragen te eisen.
5.2 Aanwijzingen bestedingen uit het fonds
De hoogte van de voorziene bestedingen van de middelen zijn in het fonds in de tijd
uiteengezet en geïndexeerd. Zowel de hoogte als de indexering zullen jaarlijks worden
herzien. Dit is noodzakelijk omdat er onzekerheden zijn over het verloop van de
uitgaven en de stortingen. Wat betreft de uitgaven, een deel daarvan (categorieën
faciliteiten 1 en 2, zie tabel 3) staat vast omdat de gemeente de kosten dekt en/of
vooruitschiet (ze zijn reeds opgenomen in de gemeentelijke begroting 2011 of in de
programmabegroting 2011-2014). Hier zal de gemeente de investeringen realiseren
ongeacht de stand van zaken van de stortingen van particuliere grondexploitanten in
het fonds. Andere uitgaven (categorie faciliteiten 3) zijn echter afhankelijk van het
verkrijgen van de noodzakelijke financiële dekking. Daarom zullen deze uitgaven alleen
worden gedaan wanneer het fonds voldoende middelen heeft vergaard dankzij
bijdragen van particuliere grondexploitanten, bijdragen vanuit de toekomstige
gemeentelijke begroting en/of eventuele alternatieve financiering zoals bijvoorbeeld
subsidies. Er valt ook niet uit te sluiten dat, mede in verband met de beschikbaarheid
van middelen, een aantal faciliteiten uiteindelijk uit- of afgesteld zal worden. Wat
betreft de stortingen van particuliere grondexploitanten, deze zijn zoals boven gemeld
wellicht nog onzekerder, aangezien ze afhankelijk zijn van het initiatief van
marktpartijen en van het succesvol afronden van onderhandelingen omtrent anterieure
overeenkomsten.
5.3 Jaarlijkse herziening fonds
Mede door deze onzekerheden, maar mede ook door veranderingen in de rente en de
bouwkosten, en veranderingen in de te realiseren faciliteiten en te ontwikkelend locaties,
zullen afwijkingen ontstaan ten opzichte van de nu geraamde stortingen en uitgaven. Deze
afwijkingen zullen invloed hebben op het verloop van het fonds. De jaarlijkse herziening dient
er dus voor te zorgen dat de reserves in evenwicht zijn over de periode t/m 2020. Indien aan
het einde van de exploitatieperiode blijkt dat de stortingen in het fonds onvoldoende zijn
geweest ter dekking van de investeringen in de faciliteiten zijn er verschillende alternatieven
mogelijk. De gemeente kan dit tekort aanvullen middels een extra bijdrage uit de algemene
middelen, accepteren dat een aantal voorinvesteringen nooit zullen worden verhaald, of de
exploitatieperiode verlengen. Een overschot in het fonds aan het einde van de
exploitatieperiode kan in principe niet aan de orde zijn.
22
5.4 Reserve hele stad
Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie
hebben met de hele gemeente. Tabel 7 gaf aan welk deel van Purmerend gediend is met
welke faciliteiten. Tabel 9 zet de faciliteiten uiteen die de hele gemeente dienen.
Tabel 9. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve hele stad.
Planoverschrijdende
ruimtelijke openbare
faciliteit
Kostenraming (contante waarde 2011)
Realiseringstermijn
Totale kosten
gedragen door
gemeente
Maximaal
verhaalbaar op
particuliere
grondexploitant
Melkwegbrug
Herinrichting Tramplein e.o.
Herstructurering Wheermolen
West
Wonen boven winkels
Stadspeeltuin in
Leeghwaterpark
Verkeersmaatregelen GGB
Oeverplan 2008 investeringen
2010-2011
Oeverplan 2008 investeringen
2012-2015
Nieuw multifunctioneel
sporthal inclusief verplaatsing
Rugby club
Bebouwde parkeervoorzieningen in Centrumgebied
Promenade Noord Hollandsch
kanaal
Stedelijk jongerencentrum
Nieuwstraatbrug
Versterking hoofd fietsnetwerk
€ 4.808.000
€ 5.270.000
€ 12.438.000
€ 3.966.000
€ 4.348.000
€ 10.262.000
€ 841.000
€ 922.000
€ 2.177.000
2012
2013
2009-2020
€ 433.500
€ 357.000
€ 92.000
€ 76.000
2010-2011
2012
€ 1.254.000
€ 562.000
€ 266.000
-
2010-2011
2009-2011
€ 775.000
-
2012-2015
€ 14.414.000
€ 12.648.000
€ 1.766.000
2013-2015
€ 3.477.000
€ 3.173.000
€ 304.000
2014-2015
€ 2.034.000
€ 1.856.000
€ 178.000
2013
€ 540.200
€ 3.432.200
€ 4.045.600
€ 493.000
€ 3.132.000
€ 3.691.500
€ 47.000
€ 300.000
€ 3.054.000
2014-2015
2018
2012-2020
Totaal
€ 54.274.400
€ 46.950.800
€ 7.323.600
€ 526.000
€ 433.000
€ 1.521.000
€ 562.000
€ 775.000
5.5 Reserve Overwhere
Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie
hebben met de wijk Overwhere. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend is
van welke faciliteiten. Tabel 10 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Overwhere
dienen.
Tabel 10. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Overwhere
Planoverschrijdende
ruimtelijke openbare
faciliteit
Kostenraming (contante waarde 2011)
Totale kosten
gedragen
door
gemeente
Verbreding N244
€ 1.591.200
€ 1.313.000
Maximaal
verhaalbaar op
grondexploitant
€ 278.500
Totaal
€ 1.591.200
€ 1.313.000
€ 278.500
Realiseringstermijn
2013-2014
5.6 Reserve Purmer-Noord
Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie
hebben met de wijk Purmer-Noord. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend
is met welke faciliteiten. Tabel 11 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Purmer-Noord
dienen.
Tabel 11. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Purmer-Noord
Planoverschrijdende
ruimtelijke openbare
faciliteit
Kostenraming (contante waarde 2011)
Totale kosten
gedragen
door
gemeente
Verbreding N244
€ 1.591.200
€ 1.313.000
Maximaal
verhaalbaar op
grondexploitant
€ 278.500
Totaal
€ 1.591.200
€ 1.313.000
€ 278.500
Realiseringstermijn
2013-2014
5.7 Reserve Wheermolen
Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie
hebben met de wijk Wheermolen. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend is
met welke faciliteiten. Tabel 12 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Wheermolen
dienen.
Tabel 12. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Wheermolen
Planoverschrijdende
ruimtelijke openbare
faciliteit
Kostenraming (contante waarde 2011)
Totale
kosten
gedragen
door
gemeente
Verbreding N244
€ 1.591.200
€ 1.313.000
Maximaal
verhaalbaar op
grondexploitant
€ 278.500
Totaal
€ 1.591.200
€ 1.313.000
€ 278.500
Realiseringstermijn
2013-2014
5.8 Bijdragen
De bijdragen per gewogen eenheid per reserve:
� Bouwplannen in de hele stad: € 27,84 per gewogen eenheid;
� Bouwplannen in Overwhere: een extra bedrag van € 3,84 per gewogen eenheid;
� Bouwplannen in Purmer Noord: een extra bedrag van € 6,19 per gewogen eenheid;
� Bouwplannen in Wheermolen: een extra bedrag van € 16,29 per gewogen eenheid.
Bouwplannen dienen een bijdrage te leveren aan de kosten in hun wijk, en aanvullend daarop
aan de kosten in de hele stad. Bijvoorbeeld, een bouwplan in Wheermolen dient een bijdrage
te leveren aan de reserve Wheermolen en aan de reserve hele stad. Een bouwplan in de wijk
Gors dient een bijdrage te leveren alleen aan de reserve hele stad. Alle bedragen zijn in
contante waarde op 1-1-2011 uitgedrukt.
24
6. Verdeelsleutel kosten
6.1 Gemeente draagt deel bestaande stad en gemeentelijke grond
De kosten van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten dienen te worden
gedragen door alle bouwplannen in de stad, zowel de nieuwe als de bestaande. Een
berekening van de aan de bestaande stad toe te rekenen exact aandeel van de kosten is
echter op basis van onderstaande berekeningsmethodiek moeilijk te realiseren. Het is namelijk
niet mogelijk om het opbrengstpotentieel te achterhalen van alle in het verleden reeds
gerealiseerde vierkante meters bruto vloer oppervlakte (bvo). Er wordt daarom ervan uit
gegaan dat ruim 70 percent van de kosten voor rekening is van de bestaande stad, en dus voor
de gemeente.
De resterende kosten dienen te worden gedragen door zowel bouwplannen op gemeentelijke
grond als op grond van andere partijen. Uit de in hoofdstuk 3 uitgevoerde verkenning naar
potentiële mogelijke ontwikkelingslocaties blijkt dat ongeveer de helft van de oppervlakte van
deze locaties op grondposities van de gemeente liggen, en de andere helft op die van andere
partijen. Daarom zijn de resterende kosten ook verdeeld in gelijke delen tussen de gemeente
en de particuliere grondexploitanten. Al met al draagt de gemeente het overgrote deel van de
kosten. Van de in totaal € 59 miljoen aan gerealiseerde en verwachte investeringen in
faciliteiten (CW 2011), neemt de gemeente € 50,9 miljoen (86%) voor haar rekening.
Particuliere grondexploitanten zullen worden gevraagd om maximaal € 8,2 miljoen (14%) bij te
dragen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en
dus de uiteindelijke bijdrage van particuliere grondexploitanten kan en zal waarschijnlijk lager
zijn dan dit bedrag, dat aldus een maximaal bedrag is. Door de werking van het macroaftopping mechanisme (zie de omslagmethode hieronder), kan de hoogte van de bijdrage
worden verminderd wanneer de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan onder druk
komt te staan. In deze tijd van economische crisis is de verhouding kosten/opbrengsten in
ruimtelijke ontwikkeling zwaar onder druk komen te staan, waardoor het redelijk is te
verwachten dat vele bouwplannen niet voldoende opbrengstpotentieel zullen hebben om een
(volledige) bijdrage te kunnen betalen. De gemeente wenst met deze macro-aftopping
mechanisme te voorkomen dat bouwplannen economisch onhaalbaar worden gemaakt door te
hoge bijdragen.
6.2 Principes omslagmethode
De bijdragen van particuliere grondexploitanten worden berekend op basis van twee
uitgangspunten:
� De bijdrage verschilt per te realiseren uitgiftecategorie (bestemming)
Verschillende bestemmingen leiden tot verschillende druk op de faciliteiten. Ook
is het opbrengstpotentieel van de verschillende uitgiftecategorieën anders. Mede
op basis van de 'Grondprijzennota 2010' is de gewichtsfactor per uitgiftecategorie
bepaald:
o Woningbouw commercieel: 1,4
o Woningbouw gesubsidieerd: 0
o Kantoren: 0,7
o Bedrijfsruimte: 0,7
o Commerciële publieke functies (detailhandel, dienstverlening, horeca, cultuur en
ontspanning, recreatie, maatschappelijke functies met commercieel karakter):
2,4.
� Intensief ruimtegebruik leidt tot een hogere bijdrage
De bijdrage wordt mede bepaald aan de hand van het aantal te realiseren
vierkante meters bruto vloer oppervlakte (b.v.o.). Naar mate een bouwplan een
hogere dichtheid realiseert zal de bijdrage hoger zijn.
25
Er zal verder bij de berekening van de bijdrage rekening worden gehouden met de stand van
zaken in de onderhandelingen met de desbetreffende particuliere grondexploitanten. Het
principe is dat wanneer bij de vaststelling van dit Uitwerkingsdeel van de nota de
totstandkoming van de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de grondexploitant
zich in een gevorderd stadium bevindt, de gemeente zorgvuldig om zal gaan met het inbrengen
van nieuwe eisen in de vorm van gevraagde bijdragen.
6.3 Omslagmethode kosten (protocol afhandeling bouwinitiatieven)
De gehanteerde methode om de bijdrage te berekenen is de volgende:
1. In de eerste plaats dient nagegaan te worden of het initiatief (het door een particuliere
partij gewenste ontwikkeling) ook als bouwplan volgens het besluit ruimtelijke ordening
(Bro) kan worden gedefinieerd. Volgens artikel 6.2 lid 1 Bro is er sprake van een
bouwplan wanneer sprake is van:
a. de bouw van een of meer woningen;
b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer
woningen;
d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere
doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste
10 woningen worden gerealiseerd;
e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere
doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening,
kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe
functies ten minste 1500 m² (wijziging Bro, Staatsblad 2010 684, in werking
getreden per 1 november 2010, red.) bedraagt;
f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².
2. Wanneer sprake is van een bouwplan dient vervolgens afgewogen te worden in
hoeverre het initiatief past in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 en in overig
relevant ruimtelijk beleid. Dit houdt dus in een ruimtelijke toets aan milieu- en
omgevingsfactoren.
3. Als onderdeel van deze ruimtelijke toets wordt nagegaan of het voorgenomen bouwplan
economisch uitvoerbaar is, en in hoeverre de nodige investeringen in openbare
infrastructuur en faciliteiten verzekerd zijn. Een eerste stap hierbij is de bijdrage
berekenen voor de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten welke in
principe hoort te worden gedragen door dit bouwplan en de gemeente wenst af te
spreken in een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer. De berekening wordt
als volgt uitgevoerd:
a. Elke initiatiefnemer is in principe verplicht om bij te dragen aan de reserve van
de wijk waarin zijn bouwplan is gesitueerd (wanneer deze reserve bestaat), en
aan de reserve voor de hele gemeente;
b. Zijn bijdrage is proportioneel aan het aantal gewogen eenheden van zijn
bouwplan. Er wordt hier de berekeningssystematiek van artikel 6.18 Wro
gehanteerd (zie voorbeeld in kader):
i. allereerst wordt gekeken hoeveel m² bvo per uitgiftecategorie wenst de
initiatiefnemer te bouwen;
ii. het aantal m² bvo wordt vermenigvuldigd met de voor de desbetreffende
uitgiftecategorie vastgestelde gewichtsfactor, wat resulteert in een aantal
gewogen eenheden;
iii. de gewogen eenheden van alle locaties in handen van andere partijen
dan de gemeente in het gebied waarop de desbetreffende reserve
betrekking heeft worden bij elkaar opgeteld. Dat zijn voor de reserve hele
26
stad een totaal van 263.100 gewogen eenheden, voor Overwhere
72.600, voor Wheermolen 17.100 en voor Purmer-Noord 45.000;
iv. de bijdrage per gewogen eenheid is het totaal aan kosten van de
desbetreffende reserve gedeeld door het overeenkomstig lid iii
berekende aantal. Dat is € 27,84 per gewogen eenheid voor de reserve
hele stad, € 3,84 per gewogen eenheid voor de reserve Overwhere, €
6,19 per gewogen eenheid voor de reserve Purmer-Noord, en € 16,29
per gewogen eenheid voor de reserve Wheermolen;
v. de bijdrage die door de initiatiefnemer dient te worden geleverd is gelijk
aan het overeenkomstig iv berekende bijdrage vermenigvuldigd met het
overeenkomstig lid ii berekend aantal.
4. In het geval dat sprake is van natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen welke door
de bouwinitiatief verloren gaan, zijn er twee mogelijkheden:
i. Wanneer het initiatief zich voordoet gaat de gemeente na waar
compensatie moet plaatsvinden, en wat de kosten daarvan zijn;
ii. Wanneer het initiatief zich voordoet doet de initiatiefnemer zelf een
voorstel van compensatie, en voert vervolgens de nodige
werkzaamheden en betaalt de kosten hiervan. De gemeente oordeelt of
het voorstel en de uitvoering daarvan voldoen aan de beoogde kwaliteit
en omvang.
5. Bij grote bouwprojecten (zowel uitbreiding als binnenstedelijke locaties) is er een
verplichte minimaal percentage van 30 percent sociale woningen (huur en goedkope
koopwoningen), welke gerealiseerd dient te worden door de initiatiefnemer, eventueel in
samenspraak met een woningbouwcorporatie.
6. Om te voorkomen dat de gemeente een zodanig hoge bijdrage vraagt dat het plan
hiermee financieel onhaalbaar wordt, past de gemeente de voor het publiekrechtelijke
spoor geldende principe van macro-aftopping toe. Dit houdt in dat de gemeente nagaat
wat het feitelijk opbrengstpotentieel is van het door de initiatiefnemer gewenst
bouwplan. Met dit doel maakt de gemeente een opzet van de grondexploitatie. Hierbij is
de gemeente niet gehouden aan de in de Grondexploitatiewet voor de opstelling van
het Exploitatieplan voorgeschreven uitgangspunten m.b.t. bijvoorbeeld de
inbrengwaarde van grond. De definitieve bijdrage kan niet hoger zijn dan het verschil
tussen de kosten en de opbrengsten van het gewenst bouwplan. Hiermee wordt
voorkomen dat het plan financieel onhaalbaar wordt.
7. De gemeente en de initiatiefnemer onderhandelen over de bijdrage.
8. Het resultaat van de onderhandelingen wordt meegenomen in de verdere afhandeling,
welke eindigt in de planologische inpassing van het initiatief.
Voorbeeld berekening bijdrage
Initiatiefnemer A wenst 3.000 m² bvo woningen (waarvan 30% sociale woningen en de rest vrije markt
woningen) en 1.000 m² bvo kantoorruimte te realiseren op zijn grond. De gewichtsfactor voor sociale
woningen is 0, voor commerciële woningbouw 1,4 en voor kantoren 0,7. Dit resulteert in totaal in 3.640
gewogen eenheden.
� Zijn grond is gelegen binnen de wijk Purmer Noord.
� In de wijk Purmer Noord zal op locaties van particuliere grondexploitanten t/m 2020 een bouwvolume
kunnen worden gerealiseerd dat gelijk staat aan 45.000 gewogen eenheden. Het totale op
particuliere grondexploitanten maximaal verhaalbare bedrag voor planoverschrijdende ruimtelijke
openbare faciliteiten die Purmer Noord dienen is € 278.500,-. Dit is € 6,19,- per gewogen eenheid;
27
�
�
-
In geheel Purmerend zal op locaties van particuliere grondexploitanten t/m 2020 een bouwvolume
kunnen worden gerealiseerd dat gelijk staat aan 263.100 gewogen eenheden. Het totale op
particuliere grondexploitanten maximaal verhaalbare bedrag voor planoverschrijdende ruimtelijke
openbare faciliteiten die geheel Purmerend dienen is € 7.323.600,-. Dit is € 27,84,- per gewogen
eenheid;
Initiatiefnemer A dient een bijdrage te leveren van:
Storting in reserve wijk Purmer Noord: 3.640 gewogen eenheden x € 6,1872 = € 22.521,Storting in reserve hele Stad: 3.640 gewogen eenheden x € 27,84 = € 101.338,-
Initiatiefnemer A dient dus, mits hiermee zijn bouwplan economisch niet onhaalbaar wordt gemaakt, een
bijdrage te storten in het Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (reserve hele stad
en reserve Purmer Noord) van € 123.859,-.
28
7. Geraadpleegde vergelijkbare documenten
Naast alle aan het onderwerp gerelateerde vak- en wetenschappelijke literatuur, zijn de
volgende beleidsdocumenten geraadpleegd:
Gemeente Doetinchem (2008), "Nota Bovenwijkse voorzieningen".
Gemeente Eindhoven (2009), "Interimstructuurvisie 2009".
Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht (2007), "Nota (fonds) Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Landerd (2009), "Structuurvisie Buitengebied in ontwikkeling".
Gemeente Langedijk (2009), "Nota Bovenwijkse voorzieningen 2000-2020 (deel I)".
Gemeente Oud-Beijerland (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Rijnwoude (2009), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen (deel 1)".
Gemeente Venlo (2009), "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro
2008".
Gemeente Waddinxveen:
� (2009), "Herziene Nota Fonds Bovenwijkse Voorzieningen";
� (2010), "Herziene Fonds Bovenwijkse Voorzieningen".
Gemeente Wageningen (2009), gewijzigde "Nota Bovenwijkse Voorzieningen" uit 2005.
Gemeente Zuidhorn (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen".
29
Bijlage: Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (tabel)
FONDS 'PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMEREND'
Demetrio Muñoz, Gerard Middelburg, versie 28 november 2011
Planoverschrijdende ruimtelijke openbare
faciliteiten
Totale
geplande
kosten (CW
2011)
Verhaalbare
kosten op
zowel
gemeente als
particulieren
(CW 2011)
Niet
verhaalbare
kosten, dus
voor rekening
gemeente
(CW 2011)
Omgeslagen
op bestaande
stad, dus
voor rekening
gemeente
(CW 2011)
Omgeslagen op
gronden
gemeenten, dus
voor rekening
gemeente (CW
2011)
Maximaal te
verhalen op
particuliere
grondexploitaties
(CW 2011)
Reserve hele stad
Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011
Melkwegbrug
Herinrichting Tramplein e.o.
Herstructurering Wheermolen West
Wonen boven winkels
Stadspeeltuin in Leeghwaterpark
Verkeersmaatregelen GGB
Oeverplan 2008 investeringen 2009-2011
Opgenomen in programmabegroting 2011-2014
Oeverplan 2008 investeringen 2012-2015
Multifunctioneel Sporthal (incl. verplaating Rugby
club)
Ongedekte investeringen
Bebouwde parkeervoorziening in centrum
Promenade Noord Hollands kanaal
Stedelijk jongerencentrum
Nieuwstraatbrug
Versterking hoofd fietsnetwerk
Totaal investeringen uit reserve (CW 2011)
€
€
€
€
€
€
€
4.807.692
5.269.970
12.438.400
525.520
432.692
1.520.600
561.965
€
€
€
€
€
€
€
774.887
€
14.413.772
€
€
€
€
€
€
3.476.873
2.034.024
540.236
3.432.160
4.045.582
€
54.274.374
4.807.692
5.269.970
12.438.400
525.520
432.692
1.520.600
€
561.965
€
774.887
10.089.640
€
4.324.132
€
€
€
€
€
1.738.437
1.017.012
270.118
1.716.080
2.022.791
€
€
€
€
€
1.738.437
1.017.012
270.118
1.716.080
2.022.791
€
41.848.953
€
12.425.421
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.125.000
3.425.481
8.084.960
341.588
281.250
988.390
-
€
€
€
€
€
€
€
€
€
841.346
922.245
2.176.720
91.966
75.721
266.105
-
€
841.346
€
922.245
€ 2.176.720
€
91.966
€
75.721
€
266.105
€
€
€
-
€
€
€
€
€
€
€
6.558.266
1.129.984
661.058
175.577
1.115.452
1.314.814
€
€
€
€
€
€
€
1.765.687
304.226
177.977
47.271
300.314
353.988
€ 1.765.687
€
€
304.226
€
177.977
€
47.271
€
300.314
€
353.988
27.201.819
€
7.323.567
€
€
7.323.567
30
Stortingen in reserve (CW 2011)
Totaal reserve (investeringen minus stortingen,
CW 2011)
€
-
€
15.046.485
€
15.046.485
€
39.227.889
€
31.904.323
€
7.323.567
Reserve Overwhere
Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011
Verbreding N244
€
1.591.199
€
1.591.199
€
1.034.280
€
278.460
€
278.460
Totaal investeringen uit reserve (CW 2011)
Stortingen in reserve (CW 2011)
€
€
1.591.199
-
€
1.591.199
€
1.034.280
€
€
278.460
-
€
€
278.460
-
Totaal reserve (investeringen minus stortingen,
CW 2011)
€
1.591.199
€
1.312.739
€
278.460
Reserve Purmer Noord
Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011
Verbreding N244
€
1.591.199
€
1.591.199
Totaal investeringen uit reserve (CW 2011)
Stortingen in reserve (CW 2011)
€
€
1.591.199
-
€
1.591.199
Totaal reserve (investeringen minus stortingen,
CW 2011)
€
1.591.199
€
1.034.280
€
278.460
€
278.460
€
1.034.280
€
€
278.460
-
€
€
278.460
-
€
1.312.739
€
278.460
Reserve Wheermolen
Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011
Verbreding N244
Totaal investeringen uit reserve (CW 2011)
Stortingen in reserve (CW 2011)
Totaal reserve (investeringen minus stortingen,
CW 2011)
€
1.591.199
€
1.591.199
€
€
1.591.199
-
€
1.591.199
€
1.591.199
€
1.034.280
€
278.460
€
278.460
€
1.034.280
€
€
278.460
-
€
€
278.460
-
€
1.312.739
€
278.460
31
Totaal investeringen uit fonds (CW 2011)
€
totale bijdrage gemeente
% t.o.v. totale geplande investeringen uit fonds
59.047.972
100,00%
€
46.622.551
78,96%
€
12.425.421
€
21,04%
€
30.304.658
51,32%
€
8.158.946
€
50.889.026
13,82%
Totaal stortingen in fonds (CW 2011)
€
15.046.485
€
15.046.485
Totaal fonds (investeringen minus
stortingen, CW 2011)
€
44.001.487
€
35.842.541
8.158.946
13,82%
€
€
-
8.158.946
parameters:
prijspeil 01-01-2011
renteindex 4%
32
33