Nota planoverschrijdende faciliteiten
Transcription
Nota planoverschrijdende faciliteiten
NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMEREND NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMEREND Inhoudsopgave: - Beleidsdeel: vastgesteld door College B&W op 17 mei 2011, en onderdelen door Raad op 26 januari 2012; Uitvoeringsdeel: vastgesteld door College B&W op 6 december 2011, onderdelen door Raad op 26 januari 2012, en lichte aanpassing door College B&W op 12 juni 2012. COLOFON Uitgave: Gemeente Purmerend Opgesteld door: afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Tekst en projectleiding: Demetrio Muñoz Gielen (team Beleid) Bijdragen van Cees Schrama, Patty Laan-Olij, Paul Heye en Gerard Middelburg (team Economie), Erna van der Stappen, Edward van Schooten, Harm-Jan Stalman en Brian Scott (team Vormgeving), Fred Bouwman, Jorg Meijerink, Hans Smulders en Karel Mens (team Beleid), Arnold Bergstra, Milou van Putten en Peter de Lange (team Projecten), Joost Rijlaarsdam en Alya de Jong (afdeling Bedrijfsvoering), Carla Schröder, Bart Nootebos, Vera Ootes, Pieter Janssen, Frans Koelemeijer en Pauline Woldhuis (afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling), en Jeroen Otten (afdeling Stadsbeheer) Kaartmateriaal: Lisa López Ballesteros (team Vormgeving) Extern advies: Theo van der Heijden (VD2 Advies). NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMERENDBELEIDSDEEL (vastgesteld door college op 17 mei 2011, collegebesluit 8.1 openbare notulen) 1. Inleiding............................................................................................................................. 1 2. Aanleiding tot deze nota .................................................................................................... 1 3. Uitvoeringsstrategie Structuurvisie .................................................................................... 2 3.1 Maatwerk van actieve en passieve gemeentelijke strategieën ..................................... 2 3.2 Kostenverhaal.............................................................................................................. 3 4. Geraadpleegde vergelijkbare documenten ........................................................................ 6 1. Inleiding Dit Beleidsdeel van de nota, samen met het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel, creëren voor Purmerend de basis voor bijdragen van particuliere grondexploitanten aan de realisering van openbare faciliteiten die qua karakter belangrijk zijn voor de hele stad of voor delen daarvan. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de financiële situatie waarin de gemeente verkeert vormen de directe aanleiding voor deze beleidsnota. Paragrafen 3.1 en 3.2 van dit Beleidsdeel van de nota (in zwarte cursieve letters, red.), samen met een aantal onderdelen van het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel vormen een lichte, 'beleidsneutrale' aanvulling op de Structuurvisie Purmerend 2005-2020. 2. Aanleiding tot deze nota De op 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de directe aanleiding voor deze beleidsnota. In de eerste plaats legt deze wet aan gemeenten de verplichting op om voor het gehele gemeentelijk grondgebied een of meerdere structuurvisies te maken met daarin een uitvoeringsparagraaf. In deze uitvoeringsparagraaf moet worden aangegeven de wijze waarop de raad zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling voor het plangebied van de structuurvisie te doen verwezenlijken. De huidige 'Structuurvisie Purmerend 2005-2020' uit 2006 bevat, naast de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling voor de stad, een opsomming van een aantal clusters en daarbij een globaal programma en planning. Tevens, op 29 juni 2006 heeft de gemeenteraad ingestemd met de uitvoeringsprogrammering van een zestal projecten. Hiermee kan de Structuurvisie Purmerend als 'structuurvisie' volgens de nieuwe Wro worden aangemerkt. In 2009 besloot daarom de gemeente de Structuurvisie Purmerend als ruimtelijk en programmatisch toetsingkader te hanteren, en voorlopig af te zien van herziening van het document. Echter, omdat er toen de gevolgen van de Afdeling 6.4 Grondexploitatie van de Wro (voortaan: Grondexploitatiewet) voor de Structuurvisie nog niet te overzien waren, werd toen afgesproken om in 2011 te kijken of de Structuurvisie op dit punt bijgesteld zou moeten worden (Gemeente Purmerend, 2009, 'Toelichting op de nieuwe Wro en de implementatie daarvan in Purmerend', blz. 7). Middels deze nota wordt aan deze afspraak voldaan. In de tweede plaats schept de Grondexploitatiewet een nieuw kader voor het kostenverhaal, namelijk er geldt voor de gemeente de plicht om de kosten die te maken hebben met grondexploitatie te verhalen op private grondexploitanten, en tevens wordt er een wettelijke basis gelegd voor het verhalen van kosten van andere openbare faciliteiten. Gezien de slechte financiële situatie waarin de gemeente verkeert is het van belang om kritischer te kijken naar gemeentelijke investeringen en om op zoek te gaan naar mogelijke alternatieve financieringsbronnen om de investeringen in openbare faciliteiten mogelijk te maken. 1 Gemeenten kunnen dankzij de Grondexploitatiewet een aantal kosten van planoverschrijdende openbare faciliteiten verhalen op particuliere grondexploitanten, mits er een beleidsmatige onderbouwing hiervoor bestaat. Voor een bepaald soort faciliteiten dient deze beleidsmatige onderbouwing tevens opgenomen te zijn in een structuurvisie. Met andere woorden, Purmerend kan een deel verhalen van de kosten van planoverschrijdende openbare faciliteiten, mits een beleidsdocument de faciliteiten expliciteert en de samenhang met de particuliere te ontwikkelen gebieden aangeeft, en mits voor een aantal faciliteiten dit beleidsdocument de Structuurvisie aanvult. De situatie nu is dat de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 voor een groot deel deze beleidsmatige onderbouwing reeds bevat, maar in een aantal gevallen is er behoefte aan bijstelling. Middels deze nota wordt hieraan voldaan. In de loop van de tekst zal worden aangegeven wanneer noodzaak is tot bijstelling van de Structuurvisie. Deze nota moet dus worden gezien als een aanvulling op de Structuurvisie Purmerend 20052020: in de eerste plaats wordt in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit Beleidsdeel het uitvoeringsparagraaf verder aangescherpt, en in de tweede plaats vullen onderdelen van het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel de bestaande aanwijzingen in de Structuurvisie over planoverschrijdende faciliteiten en diens samenhang met de te ontwikkelen gebieden aan. Zowel de voorgenomen ontwikkeling als het ruimtelijk beleid voor de stad, zoals deze zijn vastgesteld in 2006, blijven onveranderd van kracht. Hiermee is deze nota (zowel dit Beleidsdeel als het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel) 'beleidsneutraal' en is de planperiode van de Structuurvisie niet veranderd. 3. Uitvoeringsstrategie Structuurvisie De Structuurvisie Purmerend 2005-2020 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling voor de stad alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Paragrafen 3.1 en 3.2 gaan in op de manier waarop de gemeente zich voorstelt deze voorgenomen ontwikkelingen te realiseren. Deze twee paragrafen vormen, samen met Structuurvisie zelf en met de op 29 juni 2006 vastgestelde uitvoeringsprogrammering, de uitvoeringsstrategie van de Structuurvisie. Paragrafen 3.1 en 3.2 vormen aldus een beleidsneutrale bijstelling van de Structuurvisie (in zwarte cursieve letters, red.). 3.1 Maatwerk van actieve en passieve gemeentelijke strategieën De realisatie van de (in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 opgenomen) voorgenomen ontwikkelingen zal gestalte krijgen middels een combinatie van strategieën. In een aantal gevallen zullen de ontwikkelingen door de gemeente worden uitgevoerd, bij voorbeeld door gebruik te maken van een combinatie van publieksrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten, en door een actief grondbeleid te voeren. Maar de gemeente richt zich ook op een samenwerking met andere partijen (andere overheden, grondeigenaren, woningcorporaties, ontwikkelaars, bedrijven en maatschappelijke organisaties) om ontwikkelingen te realiseren. Hierbij kan de gemeente zich beperken tot haar publiekrechtelijke bevoegdheden en een regisserende rol voeren. In alle gevallen stelt de gemeente zich professioneel en zakelijk op en streeft hierbij een optimaal ruimtelijk en financieel resultaat na. De gemeente benut daartoe alle geboden wettelijke instrumenten voor het voeren van ruimtelijke regie, en kiest telkens per project de meest geschikte strategie en samenwerkingsvorm. Voor alle vormen van uitvoering geldt dat de in de Structuurvisie neergelegd kader straks tot bindende normstelling zal worden vertaald in de vorm van bestemmingsplannen of andere vormen van planologische inpassing. 2 De realisering van de voorgenomen ontwikkelingen brengt vaak nieuwe ruimtelijke openbare faciliteiten met zich mee, of de noodzaak om in bestaande faciliteiten te investeren. Voor de financiering is de gemeente aangewezen op: � Gekapitaliseerde winsten uit de exploitatie van de te realiseren of op te waarderen faciliteiten; � Geoormerkte uitkeringen en subsidies van de Europese Unie, de Rijksoverheid, de Provincie en de regionale samenwerkingsverbanden; � Eigen middelen uit Algemene Dienst; � Eigen middelen uit eerder opgebouwde bestemmingsreserves, waaronder gemeentelijke grondexploitaties; � Vrijwillige of verplichte bijdragen van particuliere grondexploitanten binnen de kostenverhaalregeling uit de Grondexploitatiewet en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). 3.2 Kostenverhaal Veel door particulieren te ontwikkelen locaties in Purmerend zullen direct of indirect gediend zijn met publieke investeringen in openbare faciliteiten. Daar waar de gemeente de eigenaar van de grond is kan zij door middel van de gronduitgifte de nodige middelen vrij maken om bij te dragen aan de kosten van deze faciliteiten. Dit gebeurt rechtstreeks vanuit opgebouwde bestemmingsreserves (waaronder gemeentelijke grondexploitaties) of indirect via de uitgaven uit algemene middelen van de gemeentelijke begroting. Daar waar de gronden ontwikkeld worden door particuliere grondexploitanten is het gemeentelijke standpunt dat deze partijen ook een bijdrage dienen te leveren. De Grondexploitatiewet regelt en maakt dit soort bijdragen mogelijk. De Grondexploitatiewet maakt een onderscheid tussen de privaatrechtelijke en de publiekrechtelijke sporen van kostenverhaal. In het privaatrechtelijke spoor kunnen de gemeente en de particuliere grondexploitanten vrijwillig afspraken maken over bijdragen aan de kosten. Deze afspraken worden opgenomen in een overeenkomst gesloten voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ('anterieure overeenkomst' genaamd). Wanneer men toch niet uitkomt bestaat voor de gemeente alsnog de plicht om het publiekrechtelijke spoor te volgen om het kostenverhaal te verplichten. Dit houdt in dat de gemeente, gezamenlijk met het bestemmingsplan, een 'exploitatieplan' moet vaststellen. Een exploitatieplan stelt de gemeente in staat om de omgevingsvergunning voorwaardelijk te stellen aan de betaling van een in dit plan opgenomen bijdrage. Er is in de wet impliciet een onderscheid gemaakt tussen openbare faciliteiten die uitsluitend specifieke bouwplannen dienen ('bij het bouwplan horende faciliteiten'), en openbare faciliteiten met een planoverschrijdende functie ('planoverschrijdende faciliteiten'). 'Planoverschrijdende' faciliteiten zijn faciliteiten die meerdere te ontwikkelen bouwplannen dienen (zie het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze nota voor een gedetailleerdere categorisering van soorten faciliteiten). Deze nota heeft betrekking op planoverschrijdende faciliteiten die enige impact hebben op belangrijke delen van de stad. Wanneer faciliteiten weliswaar een planoverschrijdend karakter hebben, maar uitsluitend van dienst zijn voor specifieke bouwplannen binnen één ontwikkelingslocatie, zonder verder impact te hebben op de omgeving, dan zullen deze faciliteiten in aparte locatiespecifieke documenten worden vastgesteld. Deze locatiespecifieke documenten worden per ontwikkelingslocatie vastgesteld, zowel in de vorm van een uitvoeringsparagraaf van de respectievelijke gemeentelijke ruimtelijke plannen, of in de vorm van een afzonderlijk besluit welke de bestaande gemeentelijke planvorming aanvult. 3 Deze nota heeft dus betrekking op planoverschrijdende faciliteiten welke bredere gebieden (en dus meerdere ontwikkelingslocaties en de daarin begrepen bouwplannen) dienen. Om de kosten van planoverschrijdende faciliteiten te kunnen verhalen op particuliere grondexploitanten is het noodzakelijk dat er een beleidsmatige onderbouwing bestaat waarin de noodzaak van deze faciliteiten en de samenhang met de te ontwikkelen ontwikkelingslocaties (en de daarin begrepen bouwplannen) worden aangegeven. Voor een aantal planoverschrijdende faciliteiten (genaamd in de Grondexploitatiewet 'ruimtelijke ontwikkelingen' en 'bovenplanse kosten') is het ook nog van belang dat de beleidsmatige onderbouwing opgenomen wordt in een structuurvisie. Zoals gezegd bevat de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 reeds een groot deel van deze beleidsmatige onderbouwing, en het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze nota voorziet in de noodzakelijke aanvulling. Voor andere planoverschrijdende faciliteiten (genaamd 'bovenwijkse voorzieningen') hoeft de nodige beleidsmatige onderbouwing niet opgenomen te worden in een structuurvisie, en het volstaat wanneer ze door het gemeentebestuur in het Uitvoeringsdeel van deze nota worden vastgesteld. Een belangrijk verschil tussen de publiekrechtelijke en de privaatrechtelijke sporen betreft het soort relatie dat aanwezig moet zijn tussen de 'verhaalbare' faciliteiten en de ontwikkelingslocaties. In het publiekrechtelijke spoor kunnen aan particuliere grondexploitanten alleen die faciliteiten worden doorberekend die voldoen aan de kostensoortenlijst uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en uit de Grondexploitatiewet, en aan de in de Grondexploitatiewet voorgeschreven drie criteria: � Profijt: het bouwplan moet voordeel hebben van de faciliteit; � Causaliteit: het bouwplan moet mede aanleiding geven om de faciliteit te realiseren; � Proportionaliteit: indien meerdere bouwplannen voordeel hebben van de faciliteit, moeten de kosten van deze faciliteit ook over deze bouwplannen worden verdeeld. Grosso modo betekent dit dat via de publiekrechtelijke weg de gemeente een belangrijk deel kan verhalen van de kosten van de bij het plan horende openbare faciliteiten, maar alleen een deel van de kosten van planoverschrijdende faciliteiten. In het privaatrechtelijke spoor zit er meer ruimte in: men kan verder gaan dan de kostensoortenlijst en men hoeft zich niet te houden aan de drie criteria, zolang er een ruimtelijke en functionele relatie bestaat tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties. Het gevolg hiervan is dat in het privaatrechtelijke spoor de gemeente een ruimer deel van de kosten kan verhalen: in ieder geval alle bij het plan horende faciliteiten, en een groter deel van de planoverschrijdende faciliteiten. Om deze reden neemt de gemeente hier een belangrijk standpunt in, welke gevolgen heeft voor de wijze waarop de gemeente de samenwerking met marktpartijen aan wilt gaan: de gemeente Purmerend streeft naar een optimaal kostenverhaal en heeft een voorkeur voor het privaatrechtelijke spoor. Met andere woorden, de gemeente streeft ernaar om met particuliere grondexploitanten op vrijwillige basis de randvoorwaarden af te spreken waarbinnen locaties zullen worden ontwikkeld. Hier dient ook het kostenverhaal te worden geregeld. Hierbij zal de gemeente rekening houden met de economische haalbaarheid van bouwplannen. Het is namelijk niet de bedoeling om bouwplannen economisch onhaalbaar te maken. Het privaatrechtelijke spoor biedt tevens meer flexibiliteit in de vormgeving van de samenwerking met marktpartijen, en ook meer mogelijkheden om financiële en procedurele risico's, en tevens gemeentelijke organisatorische lasten te sparen. Dit 4 voorkeur komt overeen met de in de ruimtelijke ontwikkeling heersende praktijk en met de voorkeur van de wetgever. Het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel van deze nota onderbouwt de ruimtelijke en functionele relatie tussen de faciliteiten en de ontwikkelingslocaties (en de daarin begrepen bouwplannen). Hiermee is deze nota (beide dit Beleidsdeel en het nog vast te stellen Uitvoeringsdeel) direct inzetbaar voor de in het kader van het privaatrechtelijke spoor te voeren onderhandelingen tussen de gemeente en particuliere grondexploitanten. Het is echter te prematuur om ook in deze nota te onderbouwen in hoeverre de relatie tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties voldoet aan de in het publiekrechtelijke spoor geldende wettelijke eisen (kostensoortenlijst ex Bro en Grondexploitatiewet en drie criteria ex Grondexploitatiewet). Dit betekent dat wanneer de gemeente over zou gaan tot het publiekrechtelijk verhalen van de kosten, deze nota niet afdoende zal zijn en men t.z.t. aan de hand van de wettelijke eisen moet berekenen welke kosten verhaald kunnen worden. 5 4. Geraadpleegde vergelijkbare documenten Gemeente Doetinchem (2008), "Nota Bovenwijkse voorzieningen". Gemeente Eindhoven (2009), "Interimstructuurvisie 2009". Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht (2007), "Nota (fonds) Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Landerd (2009), "Structuurvisie Buitengebied in ontwikkeling". Gemeente Langedijk (2009), "Nota Bovenwijkse voorzieningen 2000-2020 (deel I)". Gemeente Oud-Beijerland (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Rijnwoude (2009), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen (deel 1)". Gemeente Venlo (2009), "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008". Gemeente Waddinxveen (2009), "Herziene Nota Fonds Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Wageningen (2009), gewijzigde "Nota Bovenwijkse Voorzieningen" uit 2005. Gemeente Zuidhorn (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen". 6 NOTA PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMERENDUITVOERINGSDEEL (vastgesteld door college B&W op 6 december 2011, collegebesluit 5.1 openbare notulen; onderdelen ervan vastgesteld door gemeenteraad op 26 januari 2012, raadsbesluit 9 openbare notulen; lichte aanpassing vastgesteld door college B&W op 12 juni 2012, B-besluit 4 openbare notulen) 1. Inleiding 2 2. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend 2 2.1 Soorten faciliteiten ............................................................................................................2 2.2 Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend..................................5 2.2.1 Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen, en sociale woningen 5 2.2.2 Rest planoverschrijdende faciliteiten 6 3. De te ontwikkelen locaties in Purmerend 14 4. Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen locaties 17 5. Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend 21 5.1 Opbouw fonds ................................................................................................................21 5.2 Aanwijzingen bestedingen uit het fonds..........................................................................22 5.3 Jaarlijkse herziening fonds .............................................................................................22 5.4 Reserve hele stad...........................................................................................................23 5.5 Reserve Overwhere........................................................................................................23 5.6 Reserve Purmer-Noord...................................................................................................24 5.7 Reserve Wheermolen.....................................................................................................24 5.8 Bijdragen ........................................................................................................................24 6. Verdeelsleutel kosten 25 6.1 Gemeente draagt deel bestaande stad en gemeentelijke grond .....................................25 6.2 Principes omslagmethode ..............................................................................................25 6.3 Omslagmethode kosten (protocol afhandeling bouwinitiatieven).....................................26 7. Geraadpleegde vergelijkbare documenten 29 Bijlage: Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (tabel) 30 1. Inleiding Dit Uitvoeringsdeel van de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten vult het eerder op 17 mei 2011 door het college burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend vastgesteld Beleidsdeel aan. In dit Uitvoeringsdeel worden de in het Beleidsdeel opgenomen principes zodanig uitgewerkt dat de gemeente in staat is om aan particuliere grondexploitanten in Purmerend een bijdrage te vragen voor de realisering van gemeentebrede planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Een aantal onderdelen van dit Uitvoeringsdeel (aangegeven met zwarte cursieve letters), samen met paragrafen 3.1 en 3.2 van het Beleidsdeel, vormen een beleidsneutrale bijstelling van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020. In dit Uitvoeringsdeel wordt ook een fonds opgericht. Zowel de bijstelling van de Structuurvisie als de oprichting van een fonds vallen onder de bevoegdheid van de raad, en zijn daarom in een apart document op 26 januari 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Hoofdstuk 2 van dit Uitvoeringsdeel ("Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend") gaat in op de soorten faciliteiten waarvan in principe de kosten kunnen worden verhaald en op de soorten beleidsmatige onderbouwing welke nodig zijn. Met 'beleidsmatige onderbouwing' wordt hier bedoeld datgene dat door de gemeente moet zijn vastgesteld alvorens de gemeente aan particuliere grondexploitanten een bijdrage mag vragen. Een aantal soorten van deze beleidsmatige onderbouwing is reeds opgenomen in vastgesteld beleid, de rest niet en wordt daarom in dit Uitvoeringsdeel opgenomen. Hoofdstuk 3 ("De te ontwikkelen locaties in Purmerend") somt de potentiële bouwlocaties op waar sprake is of mogelijk sprake kan zijn van bouwinitiatieven in de periode t/m 2020. Hoofdstuk 4 ("Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen locaties") legt de relatie aan tussen enerzijds de faciliteiten en anderzijds de te ontwikkelen locaties. Hoofdstuk 5 ("Fonds planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend") zet het fonds en de daarin begrepen kostenposten uiteen, en somt de aanwijzingen over de bestedingen op. Tenslotte, hoofdstuk 6 ("Protocol berekening bijdragen") legt de stappen vast volgens welke de bijdrage van particuliere grondexploitanten berekend gaat worden. 2. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend 2.1 Soorten faciliteiten De in de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Wro) opgenomen afdeling Grondexploitatie (voortaan: Grondexploitatiewet) maakt een onderscheid tussen verschillende soorten faciliteiten waarvan de kosten verhaald kunnen worden op particuliere grondexploitanten. Onder 'faciliteiten' vallen naast 'voorzieningen' zoals omschreven in art. 6.2.5 Besluit ruimtelijke ordening (voortaan: Bro) ook andere werken, werkzaamheden en maatregelen. De verhaalbaarheid van elk soort faciliteit is vaak anders via de publiek- dan via het privaatrechtelijke spoor. Tevens is in vele gevallen de nodige beleidsmatige onderbouwing in beide sporen ook anders. Tabel 1 geeft een overzicht. 2 Tabel 1. Soorten faciliteiten, diens verhaalbaarheid en de nodige beleidsmatige onderbouwing. Soorten faciliteiten Bij het plan horende openbare faciliteiten Dit zijn openbare faciliteiten die uitsluitend van dienst zijn voor het specifieke te ontwikkelen gebied, en die bovendien binnen of net aan de rand van het plangebied liggen: bouw- en woonrijp maken (bv. aanleg van riolering, wegen, openbare ruimte, speeltuinen), en tevens andere faciliteiten (bv. milieumaatregelen zoals geluidsisolatie, sociale woningen) en kosten (b.v. planschade, compensatie voor in het plangebied verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen). Verhaalbaarheid Nodige soorten beleidsmatige onderbouwing Via publiekrechtelijk spoor: Alleen die kosten van bij het plan horende openbare faciliteiten kunnen worden verhaald die voldoen aan de wettelijke eisen (kostensoortenlijst en de drie criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit). Dat betekent dat niet al deze kosten kunnen worden verhaald, b.v. de kosten van herinrichting van bestaande infrastructuur, de onderhouds- en exploitatiekosten, of de kosten van de bouw van maatschappelijke voorzieningen (wel de nodige grond). Voor de kosten die wel verhaald kunnen worden geldt tevens dat wanneer sprake is van een exploitatietekort ze niet volledig verhaald kunnen worden (macroaftopping). Bij het plan horende openbare faciliteiten: In principe is het niet nodig dat de gemeente deze faciliteiten a priori beleidsmatig onderbouwt. Het is voldoende om per project, t.z.t. als een initiatief zich aandient, na te gaan welke deze faciliteiten precies zijn, kenmerken, locatie, dimensies, aantal, etc. Via privaatrechtelijk spoor: Alle kosten van bij het plan horende openbare faciliteiten, inclusief die die niet verhaald kunnen worden via het publiekrechtelijke spoor (behalve onderhoud- en exploitatiekosten). Verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen: Het is wel noodzakelijk dat a priori een beleidsdocument de volgende soort beleidsmatige onderbouwing bevat: i) De voorzieningen die verloren gaan dienen als natuurvoorzieningen te worden bestempeld in een door Rijk, provincie, regio of gemeente vastgesteld ruimtelijk plan (zoals structuurvisies of bestemmingsplannen, maar ook in een ander soort beleidsdocument zoals deze Nota). De volgende soorten beleidsmatige onderbouwing hoeven niet a priori te worden vastgelegd, maar kunnen t.z.t. worden uitgewerkt wanneer een concreet plan zich aandient: ii) Er moet de locatie worden aangegeven waar, als compensatie, de nieuwe natuurvoorziening moet worden gerealiseerd; iii) Er moet een raming van de kosten van de realisatie van de nieuwe natuurvoorziening worden aangegeven. Bij het plan horende openbare faciliteiten: Idem dito als via publiekrechtelijk spoor. Verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen: Soort i moet ook a priori worden vastgelegd, idem dito als via publiekrechtelijk spoor. Soorten ii en iii kunnen t.z.t. worden uitgewerkt als een concreet plan zich aandient, hetzelfde als via publiekrechtelijk spoor. Het is ook mogelijk om, in plaats dat de gemeente t.z.t. ii en iii voorschrijft, dat de gemeente en de grondexploitant t.z.t. afspreken in de Anterieure overeenkomst dat de grondexploitant zelf met een voorstel voor compensatie gaat komen, en dat hij dat zelf gaat verrichten en de kosten hiervan gaat dragen. Eventueel kan zijn voorstel, of een concept daarvan, als bijlage worden opgenomen in de overeenkomst. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten De Grondexploitatiewet maakt, expliciet of impliciet, een onderscheid tussen bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse kosten (bovenplanse verevening), en ruimtelijke ontwikkelingen. Een relevant verschil is dat 'voorzieningen' bestaan uit fysieke ingrepen/activiteiten/werken, zoals wegen, riolering, parkeerplaatsen, etc (art. 6.2.5 Bro), terwijl ruimtelijke ontwikkelingen een bredere betekenis kunnen hebben. Ook is het relevant dat bovenwijkse voorzieningen een directere relatie hebben met het specifiek te ontwikkelen gebied dan ruimtelijke ontwikkelingen. De kosten die onder de noemer van bovenplanse kosten (bovenplanse verevening) worden verhaald kunnen in feite ook onder de noemer van bovenwijkse voorziening en/of ruimtelijke ontwikkeling worden verhaald. Deze nota noemt alle soorten planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Echter, omdat er verschillen zijn in de verhaalbaarheid en nodige beleidsmatige onderbouwing per soort, wordt in het vervolg telkens aangemerkt over welk soort faciliteit het gaat. Onder planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten worden ook de verloren gegane natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen, en de sociale en starters woningen verstaan. Voor alle soorten faciliteiten geld dat de gemeente een bijdrage mag vragen in natura (de grondexploitant realiseert zelf de faciliteit), in de vorm van betaling aan de gemeente t.b.v. een specifieke faciliteit, of in de vorm van een storting in een gemeentelijke fonds bestemd voor meerdere faciliteiten. Via publiekrechtelijk spoor: Alleen die kosten kunnen worden verhaald die voldoen aan de drie criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit. Het komt erop neer dat alleen de kosten kunnen worden verhaald van dat deel van de faciliteit die een directe relatie heeft met het specifieke te ontwikkelen gebied. Dit sluit in ieder geval bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen uit. Via privaatrechtelijk spoor: Geen beperking zolang sprake is van minimaal een ruimtelijke en functionele relatie met het specifiek te ontwikkelen gebied en zolang er geen sprake is van onderhoud en exploitatiekosten. Ook is de reikwijdte van het concept ruimtelijke ontwikkeling enigszins beperkt, bijvoorbeeld onderwijsvoorzieningen (de bouw en exploitatie daarvan) vallen er niet onder. Zowel via publiek- als privaatrechtelijk spoor: Het is noodzakelijk dat een a priori door het gemeentelijk bestuur vastgesteld document de volgende soorten beleidsmatige onderbouwing bevat: 1. Locatie en kenschetsing van de faciliteit. 2. Kenschetsing van de ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteit en te ontwikkelen locaties: voor het publiekrechtelijke spoor geldt dat t.z.t. per project moet worden nagegaan of er ook nog sprake is van een relatie die voldoet aan de wettelijke eisen (voor het privaatrechtelijke spoor hoeft de relatie in termen van de drie wettelijke criteria dus niet a priori te worden gekenschetst). 3. Onderbouwing van de reden/-en waarom de faciliteit in het algemeen belang is. 4. Een indicatie van welke projecten aan deze faciliteit moeten bijdragen. 5. I.g.v. bijdrage voor specifieke faciliteit: ten minste een globale indicatie van de kosten en de uitvoeringsplanning van de faciliteit. 6. I.g.v. bijdrage aan fonds: methode volgens welk de te ontwikkelen locaties moeten bijdragen aan het fonds (omslagmethode), aanwijzingen over bestedingen uit het fonds en raming van de kosten. Verdere aanwijzingen: A) Om bovenplanse kosten (bovenplanse verevening) te kunnen verhalen via het publiekrechtelijke spoor: beleidsmatige onderbouwingen 1 t/m 6 moeten worden opgenomen in een structuurvisie. De structuurvisie kan ook bepalen dat soorten 5 en 6 in een aparte uitvoeringsnota worden opgenomen. B) Om ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen verhalen via het privaatrechtelijke spoor: beleidsmatige onderbouwingen 1 t/m 6 van de ruimtelijke ontwikkeling moeten worden opgenomen in een structuurvisie. De structuurvisie kan ook bepalen dat soorten 5 en 6 in een aparte uitvoeringsnota worden opgenomen. C) Om bovenwijkse voorzieningen en bovenplanse kosten (bovenplanse verevening) te kunnen verhalen via het privaatrechtelijke spoor: beleidsmatige onderbouwingen 1 t/m 6 hoeven niet opgenomen te worden in een structuurvisie, maar wel in een ander beleidsdocument (bijvoorbeeld deze Nota). 4 2.2 Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend De Grondexploitatiewet maakt impliciet een onderscheid tussen openbare faciliteiten die uitsluitend specifieke bouwplannen dienen (in deze nota aan te duiden als 'bij het plan horende faciliteiten'), en openbare faciliteiten met een planoverschrijdende functie ('planoverschrijdende faciliteiten'). 'Planoverschrijdende faciliteiten' zijn faciliteiten die meerdere te ontwikkelen bouwplannen dienen. Zoals in het Beleidsdeel van deze Nota is gesteld brengt de realisering van de in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 voorgenomen ontwikkelingen een aantal investeringen in nieuwe of bestaande openbare faciliteiten met zich mee. Ook worden in andere gemeentelijke beleidsdocumenten dan de Structuurvisie investeringen in faciliteiten voorgeschreven. Van al deze faciliteiten wordt in deze nota dat deel behandeld dat een planoverschrijdend en een ruimtelijk karakter heeft, die ook nog enige impact hebben op belangrijke delen van de stad (voortaan: 'gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten'). Wanneer faciliteiten weliswaar een planoverschrijdend en ruimtelijk karakter hebben, maar uitsluitend van dienst zijn voor specifieke ontwikkelingslocaties, zonder verder impact te hebben op de bredere omgeving (voortaan: 'lokale planoverschrijdende faciliteiten'), dan worden zij in aparte locatiespecifieke documenten vastgesteld. Deze locatiespecifieke documenten worden per ontwikkelingslocatie vastgesteld, of in de vorm van een uitvoeringsparagraaf van de respectievelijke gemeentelijke ruimtelijke plannen, of in de vorm van afzonderlijke aanvullingsbesluiten welke de bestaande planontwikkeling aanvullen. Deze nota heeft dus betrekking op planoverschrijdende ruimtelijke faciliteiten welke meerdere ontwikkelingslocaties en bredere gebieden dienen, oftewel gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten. 2.2.1 Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen, en sociale woningen In Tabel 2 staan de faciliteiten opgesomd waarvan de kosten niet worden verhaald middels bijdragen aan een fonds, maar middels een aparte investering door de particuliere grondexploitant. Dat zijn in de eerste plaats de mogelijk te verliezen natuurwaardes, groenen watervoorzieningen, waarvoor als compensatie de particuliere grondexploitant voorzieningen moet treffen buiten het desbetreffende te ontwikkelen gebied, of de gemeente moet betalen voor de kosten die zij maakt om deze compenserende voorzieningen te treffen. In de tweede plaats gaat het om het minimaal aantal sociale en starters woningen welke elke particuliere grondexploitant dient te realiseren binnen zijn plan. Tabel 2. Overzicht planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in Purmerend die door elke grondexploitant zelf of voor zijn rekening dienen te worden gerealiseerd. Mogelijk te verliezen natuurwaarden, groen- en watervoorzieningen Beleidsmatige onderbouwing i (De voorzieningen die verloren gaan dienen als natuurvoorzieningen te worden bestempeld in deze Nota): Onderstaande mogelijk te ontwikkelen locaties zijn gelegen op gronden die een waardevolle natuurwaarde hebben omdat ze groen- of watervoorzieningen betreffen die aan de natuur- en landschappelijke kwaliteiten van Purmerend bijdragen. Wanneer in deze locaties uiteindelijk zou worden gebouwd, dan gaan deze waarden en voorzieningen definitief verloren. Het is daarom noodzakelijk dat de desbetreffende grondexploitanten t.z.t. dit verlies compenseren door elders nieuwe waarden en voorzieningen te realiseren, of de gemeente de kosten te betalen die zij maakt om deze waarden en voorzieningen te realiseren. Het gaat om de volgende te ontwikkelen locaties: 1. Vurige Staart; 2. Purmerenderweg; 3. Kom A-7. Sociale woningbouw De Structuurvisie Purmerend uit 2006 onderschrijft in p. 25 de in de Regionale Woonvisie Waterland 2004 opgenomen eis dat op uitbreidingslocaties minimaal 40% van alle woningen sociale huur en goedkope koopwoningen voor starters moeten zijn. De Woonvisie Purmerend (2007), en in navolging daarvan het Coalitieakkoord 2010-2014, herzien dit voornemen door dit percentage te verlagen naar 30% sociale woningen en het slechts te koppelen aan grote woningbouwplannen, niet aan alle plannen. Wel breiden de Woonvisie en het Coalitieakkoord de eis uit naar binnenstedelijke locaties, niet alleen uitbreiding. In zowel de Structuurvisie als de Woonvisie/Coalitieakkoord wordt hiermee het gemeentebrede volkshuisvestingsdoel nagestreefd van een gevarieerd aanbod aan woningen. Samengevat, alle grote woningbouwplannen dienen te voldoen aan de eis van minimaal 30% sociale woningen. 2.2.2 Rest planoverschrijdende faciliteiten In Tabel 3 worden de gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten opgesomd waarvan de kosten deels verhaald kunnen worden middels bijdragen van particuliere grondexploitanten aan een fonds. Er is hier een categorisering gemaakt aan de hand van de 'hardheid' van deze investeringen, dat wilt zeggen van de mate waarin met zekerheid kan worden gesteld dat ze daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Aan de hand van deze zekerheidsgraad zijn drie categorieën investeringen gemaakt en wordt de kans dat de daarin begrepen faciliteiten worden gerealiseerd gekoppeld aan het percentage van de kosten die verhaald kunnen worden: 1. Zekere investeringen: de investering is reeds opgenomen in de gemeentelijke begroting voor 2011 (of in een daarin begrepen bestemmingsreserve), en op basis van verscheidene redenen (b.v. dat de bedragen reeds gevoteerd zijn of dat er reeds verplichtingen zijn aangegaan met derde partijen) kan met zekerheid worden gesteld dat ze daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. Het uitgangspunt hierbij is dat 100 procent van deze investeringen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, en dus dat 100 procent van de kosten in principe verhaald zouden kunnen worden op de hele stad (dus op zowel de bestaande als de te bouwen stad, en op zowel gemeentelijke als particuliere grondexploitaties); 2. Bijna zekere investeringen: de investering is reeds opgenomen in de programmabegroting 2011-2014, maar nog niet in de begroting voor 2011 (of in een hierin begrepen bestemmingsreserve), en noch zijn de bedragen gevoteerd, noch zijn er verplichtingen aangegaan met derde partijen. In principe zijn er geen redenen om te veronderstellen dat ze niet zullen worden gerealiseerd, maar gezien de financiële moeilijkheden waarin de gemeente verkeert is het niet ondenkbaar dat ze in de komende jaren af- of uitgesteld zullen worden. Het uitgangspunt hier is dat 70 procent van deze investeringen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, en dus dat 70 procent van de kosten in principe verhaald zouden kunnen worden op de hele stad (dus op zowel de bestaande als de te bouwen stad, en op zowel gemeentelijke als particuliere grondexploitaties); 3. Waarschijnlijke investeringen: de investering is nog niet opgenomen in de gemeentelijke begroting (noch in de begroting van 2011 noch in de programmabegroting 2011-2014), maar de wenselijkheid ervan is wel in een beleidsdocument of besluit door het gemeentelijke bestuur vastgesteld. De kans dat ze in de komende periode worden opgenomen in de gemeentelijke begroting is groot. Het uitgangspunt hier is dat 50 procent van deze investeringen daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, en dus dat 50 procent van de kosten in principe verhaald zouden kunnen worden op de hele stad (dus op zowel de bestaande als de te bouwen stad, op zowel gemeentelijke als particuliere grondexploitaties). Boven in Tabel 1 werd reeds aangegeven welke soorten beleidsmatige onderbouwing vastgesteld moeten worden om de kosten van faciliteiten te mogen verhalen op particuliere grondexploitanten, en verdere aanwijzingen gegeven over welke soorten wel of niet 6 opgenomen dienen te worden in een structuurvisie. In Tabel 2 werd al ingegaan op beleidsmatige onderbouwing soort i (bestempeling natuurvoorzieningen). In Tabel 3 wordt voor de faciliteiten in Purmerend ingegaan op soorten 1 (locatie en kenschetsing faciliteit), 3 (reden algemeen belang), 6 (raming kosten), en verdere aanwijzingen A en B (welke soorten onderbouwing wel of niet worden opgenomen in de Structuurvisie). Later in Tabel 7 zal worden ingegaan op beleidsmatige onderbouwing soorten 2 (ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en ontwikkelingslocaties), 4 (welke ontwikkelingslocaties moeten bijdragen), en verdere aanwijzingen A en B. 7 Tabel 3. Overzicht gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten in Purmerend waarvan de kosten verhaald kunnen worden in de vorm van fondsbijdragen. Locatie en kenschetsing planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (beleidsmatige onderbouwing soort 1) en reden algemeen belang (soort 3) Kosten voor de gemeente in CW 2011 (beleidsmatige onderbouwing soort 6/raming kosten) Ontbreken beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 3 en 6 in de Structuurvisie? (verdere aanwijzingen A en B) Bijdrage gemeente (naast subsidie Stadsregio) is € 4.808.000. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie, de Structuurvisie neemt zich weliswaar voor om de Amsterdamse poort te verbeteren, maar noemt de Melkwegbrug niet. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. Maaiveldinrichting Tramplein e.o. (incl. busplein): gemeentelijke bijdrage (naast subsidie Stadsregio) van € 5.270.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. De gemeente draagt (naast bijdrage corporatie) € 12.438.000 aan het tekort van de grondexploitatie. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie, de Structuurvisie noemt deze ruimtelijke ontwikkeling niet. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, worden 1, 3 en 6 toegevoegd aan de Structuurvisie € 526.000. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie , want ook is de relatie met doelen uit de Structuurvisie duidelijk, noemt de Structuurvisie deze investering niet. Omdat het hier gaat om een Categorie 1 (100%, zekere investeringen) Melkwegbrug (voorziening) De Melkwegbrug (fiets en voetgangers) wordt in de komende jaren over het Noord-Hollandsch kanaal gebouwd en is nodig om de nieuwe wijk Weidevenne aan te sluiten op de rest van de stad. De brug zal de wijk Weidevenne aansluiten met de wijk Centrum en hiermee het voetgangersen fietsverkeer verbeteren van en naar Weidevenne. De verbeterde bereikbaarheid geldt dus niet alleen voor Weidevenne, maar ook voor Centrum. Tevens, dankzij het kwalitatief hoog ontwerp van de brug wordt de in p. 41 en 71 van de Structuurvisie voorgeschreven verbetering van het Amsterdamse poort nagestreefd. Herinrichting Tramplein e.o. (voorziening) In aansluiting op de Melkwegbrug wordt in de komende jaren gewerkt aan de herinrichting van het Tramplein e.o. (inclusief het busplein). Hiermee worden twee doelen uit de Structuurvisie nagestreefd. In de eerste plaats een verbetering van de Amsterdamse poort (p. 41 en 71), en in de tweede plaats een verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch kanaal (p. 40). Herstructurering Wheermolen West (ruimtelijke ontwikkeling) Purmerend werkt tegenwoordig aan de herstructurering van Wheermolen West. In de Woonvisie 2007 (blz. 49-50) wordt herstructurering gepleit van o.a. Wheermolen om hiermee de woningvoorraad te vernieuwen. Herstructurering is noodzakelijk voor de leefbaarheid, dan wel voor een evenwichtige en rendabele woningvoorraad. Dit heeft aansluiting op de gemeentebrede volkshuisvestingsdoelen. In de gemeentelijke grondexploitatie is sprake van een omvangrijk exploitatietekort, wat het gevolg is van hoger dan normale kosten die gerelateerd zijn aan de aanwezigheid van woningen en woonomgevingen die heringericht, verplaatst, gesloopt en/of verbouwd worden. Sociale woningbouw in de binnenstad: Wonen boven Winkels (ruimtelijke ontwikkeling) In opvolging van de Woonvisie Purmerend 2007 (p. 49) werd subsidieregeling 'Wonen boven winkels' in het leven geroepen voor het realiseren in de binnenstad van sociale huur- en koopwoningen boven de winkels. Hiermee worden verschillende doelen nagestreefd, naast die van volkshuisvestelijke aard, ook het toenemen van de levendigheid en de sociale veiligheid in de binnenstad. Hiermee versterkt deze subsidieregeling het cluster Consumenten & beleven. Stadspeeltuin in Leeghwaterpark (voorziening) De gemeente heeft besloten om de aanleg van een stadspeeltuin in het Leeghwaterpark te subsidiëren. Hiermee geeft de gemeente vervolg aan de in blz'en 19, 40, 51 en 73 van de Structuurvisie voorgenomen ontwikkeling van het Leeghwaterpark tot een bijzonder stadspark ten behoeve van de versterking van de verbinding Leeghwaterparkbinnenstad. Deze verbinding zal een belangrijke structurerende functie hebben tussen het centrum en het oosten van Purmerend. Verkeersmaatregelen GGB (voorziening) De gemeente investeert, samen met andere overheden en onder de noemer Gebiedsgericht Benutten (GGB), in een aantal aanpassingen en verbeteringen aan het verkeersnetwerk in Purmerend. Het doel van deze investeringen is een aantal doelen uit de Structuurvisie (p. 17, 38) in uitvoering te brengen: het doorgaand verkeer uit het centrum te weren en de bereikbaarheid in en rondom Purmerend te verbeteren. Verbreding N244 (voorziening) Onderdeel van het GGB-programma is de verdubbeling van de N244. Hiermee wordt de bereikbaarheid aan de Noordelijke kant van Purmerend aanzienlijk verbeterd. Investeringen t.b.v. Oeverplan 2008 (voorziening) In blz. 19 van de Structuurvisie worden een aantal ambities uit de Groene Ambities (2004) onderschreven. Een van deze ambities is dat natuurkernen en ecologische verbindingen verder worden ontwikkeld. Het Waterplan Purmerend (2005) schrijft maatregelen voor die bedoeld zijn om de natuurvriendelijke oevers, de veiligheid en de belevingswaarde van het water te verbeteren. Het Oeverplan 2008 werkt een aantal van deze maatregelen uit door te voorzien in een aantal investeringen voor de herinrichting van oevers, bruggen, oppervlakte water, duikers en stuwen in geheel Purmerend. Hiermee wordt nagestreefd om een prettige beleving van het water in de hele stad en een verbetering van de flora en fauna mogelijk te maken. ruimtelijke ontwikkeling, worden 1, 3 en 6 toegevoegd aan de Structuurvisie. € 433.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 staat niet in Structuurvisie, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. Bijdrage gemeente (naast subsidies) is € 1.521.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. Bijdrage gemeente (naast subsidies) is € 4.774.000. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie, want de Structuurvisie zegt niets over deze maatregel. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. De uitvoering van het Oeverplan 2008 brengt een investering van € 1.337.000 met zich mee. Daarvan zijn € 562.000 (CW 2011) reeds opgenomen in begrotingen 2010 en 2011. Rest is opgenomen in programmabegroting. De verhaalbaarheid van deze kosten is echter omstreden, aangezien ze gefinancierd worden uit lokale heffingen. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie, want ook is de relatie met ambities uit Structuurvisie duidelijk, de maatregelen uit het Oeverplan 2008 zijn niet concreet gemaakt in de Structuurvisie. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. De investeringskosten van de bouw van het multifunctionele sporthal zijn € 12.248.000 (€ Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, en omdat het hier Categorie 2 (70%, bijna zekere investeringen) Nieuw multifunctioneel sporthal aan Van Ijssendijkstraat (ruimtelijke ontwikkeling), sloop bestaande sporthal en verplaatsing Rugby club (voorziening) 9 De Structuurvisie (blz'en 53 en 55) wenst de toevoeging van grotere sportfaciliteiten aan cluster 3 (Flevostraat e.o.). In blz. 74 noemt de Structuurvisie deze cluster als locatie voor grootschalige sport/recreatievoorzieningen. Tevens stelt de Structuurvisie in blz. 74-75 dat grotere sportvoorzieningen dienen te worden ontwikkeld in deze cluster 3 om hiermee het educatie & contact cluster te versterken met een accent op sport. De "Sportnota Purmerend 2008-2011" onderstreept nogmaals dit voornemen van de Structuurvisie. In blz. 26 van deze nota wordt tevens gesteld dat een multifunctionele sportaccommodatie tegemoet komt aan de gemeentelijke topsportambities alsmede het positief profileren van Purmerend als topsportvriendelijke stad. Om het sporthal te kunnen bouwen is het noodzakelijk om de rugbyclub Waterland naar een nieuwe locatie te verplaatsen. Investeringen t.b.v. Oeverplan 2008 (voorziening) (idem boven) 8.165.000 CW 2014 en € 4.083.000 CW 2015, CW), en de kosten van de verplaatsing van rugbyclub Waterland, nodig om de sporthal te kunnen realiseren, € 3.964.000 CW 2013. De totale kosten zijn € 14.414.000 CW 2011. Beide investeringen zijn openomen in de Programmabegroting 2011-2014. gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, wordt beleidsmatige onderbouwing 6 toegevoegd aan de Structuurvisie. De uitvoering van het Oeverplan 2008 brengt een investering van € 1.337.000 met zich mee. Daarvan zijn € 775.000 opgenomen in de Programmabegroting 2011-2014. Beleidsmatige onderbouwing 1, 3 en 6 ontbreken in de Structuurvisie, want ook is de relatie met ambities uit Structuurvisie duidelijk, de maatregelen uit het Oeverplan 2008 zijn niet concreet gemaakt in de Structuurvisie. Echter, het is niet nodig om 1, 3 en 6 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. De realisering van de parkeergarage in de Vijfhoek/Kanaalstraat zou een tekort met zich meebrengen van € 3.477.000 (exploitatieopbrengsten minus exploitatiekosten). Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. Gemeentelijke bijdrage is € 2.034.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. De kosten voor een definitieve huisvesting van het stedelijk jongerencentrum zijn geraamd op € 540.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 3 en 6 staan niet in de Structuurvisie, want ook is de relatie met doel uit Structuurvisie m.b.t. binnenstad duidelijk, de Categorie 3 (50%, waarschijnlijke investeringen) Bebouwde parkeervoorzieningen in centrumgebied (voorziening) De Structuurvisie stelt meerdere malen vast (zie bijvoorbeeld blz'en 41, 65, 67, 70-71) dat de bouw van een aantal bebouwde parkeervoorzieningen een belangrijk onderdeel is van de nodige verkeersherordening in en rondom de binnenstad en het tegengaan van parkeren op straat. Hiermee wordt de binnenstad en het cluster Consumenten & beleven versterkt. Na een aantal studies stemde in 2008 B&W in met de eerste plannen om twee parkeergarages te bouwen: Vijfhoek/Kanaalstraat (300 pp) en Schapenmarkt/Nukahal (485pp). Promenade Noord Hollandsch kanaal (voorziening) In aansluiting op de Melkwegbrug en de herinrichting van het Tramplein e.o. wordt in de komende jaren gewerkt aan de herinrichting van de promenade langs het kanaal t/m Sluis. Hiermee worden twee doelen uit de Structuurvisie nagestreefd. In de eerste plaats een verbetering van de Amsterdamse poort (p. 41 en 71), en in de tweede plaats een verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch kanaal (p. 40). Stedelijk jongerencentrum (ruimtelijke ontwikkeling) De gemeente is voornemens om, in navolging op de Jeugdvisie 2008 en het coalitieakkoord 2010-2014 een stedelijk jongerencentrum te creëren. Het centrum zou in het centrumgebied kunnen komen. 10 Hiermee worden verschillende doelen nagestreefd: naast het voorzien in de behoeftes van jongeren van geheel Purmerend, ook het doen toenemen van de levendigheid en de sociale veiligheid in de (binnen)stad. Hiermee versterkt deze faciliteit het cluster Consumenten & beleven. Nieuwstraatbrug (voorziening) De Structuurvisie voorziet in de ontwikkeling van de locatie Kop van West. In blz. 60 stelt de Structuurvisie een brug voor als nodig om Kop van West aan te sluiten op de rest van de stad. In nog vast te stellen stedenbouwkundige visie zal de brug worden opgenomen. Versterking hoofd fietsnetwerk (voorziening) De Structuurvisie bepleit de versterking van de routes voor langzaam verkeer met het doel om de wijken binnen de stad en de stad met de regio te verbinden (p. 40, 46, 72-73). Het in november 2010 vastgesteld Fietsbeleidsplan 2010-2015 voorziet in een stapsgewijze verbetering van het hoofd fietsnetwerk. Hiermee worden de doelen uit de Structuurvisie nagestreefd. behoefte aan een jongerencentrum is niet opgenomen in de Structuurvisie. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, worden beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 3 en 6 toegevoegd aan de Structuurvisie. Kosten worden geraamd op € 3.432.160. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om een voorziening. Kosten worden geraamd op € 4.046.000. Beleidsmatige onderbouwing soorten 1 en 3 staan al in de Structuurvisie. Soort 6 niet, maar dat is ook niet nodig omdat het hier gaat om voorzieningen. 11 In Tabel 4 wordt aangegeven in welke wijken de gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten liggen. Kaart 1 geeft een overzicht van de verschillende faciliteiten in Purmerend. Tabel 4. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten per wijk Centrum OverWheerDe Gors Faciliteit where Melkwegbrug (voorz.) Herinrichting Tramplein e.o. (voorz.) Herstructurering Wheermolen West (ruimtelijke ontwikkeling) Wonen boven winkels (r.ont.) Stadspeeltuin in Leeghwaterpark (voorz.) Verkeer GGB (voorz.) Verbreding N244 (voorz.) Investeringen Oeverplan 2009-2011 (voorz.) Investeringen Oeverplan 2012-2015 (voorz.) Multifunctioneel sporthal (r.ont.) en verplaatsing Rugby club (voorz.) Bebouwde parkeervoorzieningen (voorz.) Promenade Noord Hollandsch kanaal (voorz.) Stedelijk jongerencentrum (r.ont.) Nieuwstraatbrug in Kop van West (voorz.) Versterking hoofd fietsnetwerk (voorz.) molen Purmer -Noord Purmer -Zuid X X Weidevenne X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Kaart 1. Gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten in Purmerend. 13 3. De te ontwikkelen locaties in Purmerend In deze paragraaf worden de te ontwikkelen locaties opgesomd die een bijdragen dienen te leveren aan de kosten van de in hoofdstuk 2.2.2 opgesomde planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Het gaat hier om een inschatting van alle potentiële ontwikkelingen welke plaats kunnen vinden op grond van zowel overheden (meestal gemeente), als particulieren, beleggers, bedrijven, projectontwikkelaars, woningcorporaties en andere stichtingen. Sommige van deze locaties bevinden zich reeds in de eerste stadia van planontwikkeling, en van andere locaties wordt verwacht dat ze in de komende jaren door publieke of private grondexploitanten kunnen worden ontwikkeld. Op basis van de Grondexploitatiewet is het mogelijk om aan alle ontwikkelingslocaties een bijdrage te vragen voor de kosten van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Uitgesloten van dit overzicht worden die te ontwikkelen locaties die als doel hebben uitsluitend openbare en maatschappelijk faciliteiten te realiseren en dus geen commercieel doeleinde dienen. In Tabel 5 en Kaart 2 worden al de potentieel te ontwikkelen locaties opgesomd welke vatbaar zijn voor kostenverhaal ten behoeve van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. In Tabel 6 staat het totaal geschatte programma welke gerealiseerd zou kunnen worden in alle te ontwikkelen locaties t/m het einde van de periode van de Structuurvisie, namelijk 2020. Ten behoeve van de berekening van de bijdrage wordt het aantal vierkante meters bruto vloer oppervlakte (bvo) mede uitgedrukt in gewogen eenheden (zie hoofdstuk 6 voor verdere uitleg over deze gewogen eenheden). Tabel 5. De locaties welke potentieel ontwikkeld zouden kunnen worden met commerciële doeleinden door publieke en private grondexploitanten in de periode t/m 2020. Wijken Potentiële locaties op Potentiële locaties op Potentiële locaties op publieke publieke (gem) en private grond (gemeentelijke) grond private grond 1. Garage Zijp 2. Brantjes 8. Schapenmarkt e.o. Centrum 10. 11. 15. 16. 17. Overwhere Wheermolen Gors Purmer-Noord Weidevenne Geheel Purmerend Dubbele buurt Schoolplein Doeletuin Koemarkt 48 Koemarkt 58A 21. Optoppen Rivierenbuurt 22. Omgeving Den Uyllaan 25. 't Noot 27. Sweelinckstraat 28. OBS 29. Trimpad 12-14 30. Trimpad 1 31. Wheermolen West 37. Odion 39. Broekerhof 45. Baanstee Noord 46. Gaffelstraat 44 en 21 47. Graeffweg 70 48. Boerderijen in Baanstee Noord 49. De Oortjes Edisonweg 52. Brandweerkazerne Hugo de Grootstraat 53. Zambezilaan tussen 73 en 181 3. Primulastraat 6. Vijfhoek 7. Slotplein 12. Whereplantsoen 18. Nieuwstraat/ Plantsoenstraat/ Schapenmarkt 19. Karekietpark 4. Hoornse buurt 5. TNT-locatie 9. Spijkerman 13. Peperstraat 14. Gouw 20. Kwadijkenpark 54. Plateel 24. Makado 34. Zwanenbloem & sporthal 35. Bedrijventerrein De Where 33. Vurige staart 36. Marts Meubels 38. NS-station e.o. 41. Postkantoor Tilburyplein 43. Purmerbuurt 40. Betronix 42. Purmerenderweg 44. Westerweg 51 50. Kom A7 51. Kop van West Diverse onvoorziene bouwplannen verspreid over de stad Kaart 2. De potentieel te ontwikkelen locaties met commerciële doeleinden in de periode t/m 2020 (op grond van zowel gemeente als marktpartijen). Tabel 6. Totaal geschat bouwprogramma in de potentieel te ontwikkelen locaties in de periode t/m 2020, zowel op grond van gemeente als rest partijen. Aantal m² bvo per wijk en uitgiftecategorie (tussen haakjes: gewogen eenheden) Wheermolen Gors PurmerWeidevenne Onvoorz Totaal Programma per Centrum Overwhere Noord plannen uitgiftecategorie Woningen commercieel 18.900 (26.500) 81.800 (114.500) 13.200 (18.500) 14.100 (19.700) 6.200 (8.700) 38.000 (53.700) 525 (735) 173.000 (242.300) 8.100 (0) 35.000 (0) 5.700 (0) 6.000 (0) 2.700 (0) 16.400 (0) 225 (0) 74.200 (0) 3.300 (2.300) 3.600 (2.500) 1.800 (1.300) 12.600 (8.800) 4.600 (3.200) 27.500 (19.300) - - 1.800 (1.200) - 95.000 (66.500) 20.800 (14.600) 9.700 (23.300) 11.800 (28.200) 5.500 (13.200) 34.300 (82.200) 4.800 (11.600) 2.400 (5.800) 40.000 (52.100) 132.100 (145.100) 27.800 (34.200) 67.000 (110.800) 113.300 (90.000) 105.500 (93.200) (gewogen eenheden) Woningen gesubsidieerd (gewogen eenheden) Kantoren (gewogen eenheden) Bedrijfsruimte (gewogen eenheden) Commerciële publieke functies 53.300 (37.300) 117.600 (82.300) 68.400 (164.200) (gewogen eenheden) TOTAAL (gewogen eenheden) 525 (735) 486.500 (526.100) 4. Ruimtelijke en functionele relatie tussen faciliteiten en te ontwikkelen locaties In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele relatie toegelicht tussen enerzijds de in hoofdstuk 3 opgesomde te ontwikkelen locaties en anderzijds de in hoofdstuk 2 opgesomde planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten. Tabel 7 zet deze relatie uiteen. Hiermee wordt de basis gelegd voor de in het kader van het privaatrechtelijke spoor te voeren onderhandelingen tussen de gemeente en particuliere grondexploitanten. Wanneer de gemeente zou overgaan tot het publiekrechtelijke spoor van het kostenverhaal, dan zou men verder moeten gaan en de relatie tevens in termen van profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit moeten onderbouwen. Dit zal eventueel t.z.t. gebeuren op het moment dat de behoefte zou ontstaan aan het publiekrechtelijk verhalen van kosten. Boven in Tabel 1 werd aangegeven welke soorten beleidsmatige onderbouwing nodig zijn om kosten van de planoverschrijdende faciliteiten te kunnen verhalen op particuliere grondexploitanten. In Tabel 7 worden beleidsmatige onderbouwingen soorten 2 (kenschetsing van de relatie), 4 (indicatie van welke te ontwikkelen locaties dienen bij te dragen), en verdere aanwijzingen B en C (welke soorten wel of niet opnemen in Structuurvisie) uitgewerkt. 17 Tabel 7. Ruimtelijke en functionele relatie tussen enerzijds gemeentebrede planoverschrijdende faciliteiten en anderzijds de te ontwikkelen locaties. Ontbreken beleidsmatige onderbouwing Planoverschrijdende Ruimtelijke en functionele relatie met hele stad of met Welke te ontwikkelen locaties dienen bij te dragen? soorten 2 en 4 in de Structuurvisie? ruimtelijke openbare wijk (beleidsmatige onderbouwing soorten 2 en 4) (beleidsmatige onderbouwing (verdere aanwijzingen B en C) faciliteit soort 4) Melkwegbrug (voorziening) Herinrichting Tramplein e.o. & Promenade (voorziening) Herstructurering Wheermolen West (ruimtelijke ontwikkeling) Sociale woningbouw in de binnenstad: Wonen boven Winkels (ruimtelijke ontwikkeling) Stadspeeltuin in Leeghwaterpark (voorziening) Verkeersmaatregelen GGB Deze faciliteit verbetert het voetgangers- en fietsverkeer van de wijk Weidevenne naar de wijk Centrum en tevens het aanzien van de entree naar het centrum via de Amsterdamse poort. Deze investering draagt rechtstreeks bij aan een versterking van de Cluster consumeren & beleven in de binnenstad, en hiermee van de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend. De herinrichting van het Tramplein e.o. versiert, samen met het nieuwe Melkwegbrug (zie boven), de Amsterdamse poort, de entree naar het Centrum via de Jaagweg. De aanleg van een Promenade langs het kanaal t/m Sluit draagt wezenlijk bij aan een verbijzondering van de zone langs het Noordhollandsch kanaal ter hoogte van de binnenstad. Deze investeringen dragen rechtstreeks bij aan een versterking van de Cluster consumeren & beleven in de binnenstad, en hiermee van de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend. Herstructurering in Wheermolen is bedoeld om de woningvoorraad te vernieuwen en toekomstbestendig te maken. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het gemeentebrede volkshuisvestingsdoel om meer gedifferentieerde woonwijken te creëren. Deze investering versterkt het cluster Consumenten & beleven, cluster dat op zijn beurt bedoeld is om de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend te versterken. M.a.w., het draagt rechtstreeks bij aan een aantrekkelijke binnenstad met veel bezoekers en een gezonde bedrijvigheid, dat op zijn beurt een positief sociaaleconomisch effect zal hebben voor de hele stad en haar regionale functie. Denk hieraan aan werkgelegenheid als aan de economische kracht en de vestingkwaliteit voor bewoners en bedrijven. De aanleg van een stadspeeltuin in het Leeghwaterpark draagt rechtstreeks bij aan het transformeren van dit park tot een stadspark, en aan het versterken van de verbinding Leeghwaterpark-binnenstad, wat alles tezamen de ruimtelijke structuur en de regionale positie van Purmerend gaat versterken. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 en 4 ontbreken in de Structuurvisie omdat de Structuurvisie deze brug niet noemt. Echter, het is niet nodig om 2 en 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 ook maar niet helder genoeg. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. De Structuurvisie zegt niet veel over herstructurering in Wheermolen. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, worden 2 en 4 toegevoegd aan de Structuurvisie. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Deze faciliteiten dragen weliswaar bij aan doelen uit de Structuurvisie, maar de Structuurvisie zelf maakt ze niet expliciet. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, worden 2 en 4 toegevoegd aan de Structuurvisie. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. De uitvoering van deze geïntegreerde maatregelenpakket zorgt Alle te ontwikkelen locaties in de stad Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie maar niet helder genoeg. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet. (voorziening) Verbreding N244 (voorziening) Investeringen Oeverplan 2008 (voorziening) Nieuw multifunctioneel sporthal Van Ijssendijkstraat (voorziening/ruimtelijke ontwikkeling) Bebouwde parkeervoorzieningen (voorziening) Stedelijk jongerencentrum (ruimtelijke ontwikkeling) ervoor dat het doorgaand verkeer uit de binnenstad wordt geweerd. Hiermee versterkt deze faciliteiten het cluster Consumenten & beleven, cluster dat op zijn beurt bedoeld is om de stedelijke en regionale functie van Purmerend te versterken. Tevens wordt de bereikbaarheid van Purmerend in haar geheel verbeterd. Dit zal een positief economisch effect hebben voor de hele stad. De verbreding van de N244 zorgt ervoor dat het Noordelijke deel van Purmerend (wijken Overwhere, Wheermolen en PurmerNoord) beter is aangesloten. De investeringen in oevers, bruggen, oppervlakte water, duikers en stuwen in de hele stad zorgen voor een verbetering van de natuurvriendelijke oevers, de beleving en de kwaliteit van het water in de hele stad. Dit netwerk van natuurvriendelijke oevers zorgt voor goede omstandigheden voor de ontwikkeling van planten en dieren in de hele stad. Een verbeterde flora en fauna zorgen voor een betere kwaliteit van het water en een hogere belevingswaarde. Deze faciliteit vormt een belangrijke ingrediënt van cluster 3 en is hiermee direct van dienst voor de Wijk Overwhere. Tevens dient deze faciliteit de sportambities voor de hele stad en hiermee de regionale functie van Purmerend als een sportvriendelijke stad (Sportnota, p. 6). Tenslotte, door cluster 3 te versterken wordt ook de ruimtelijke structuur van geheel Purmerend versterkt. Deze faciliteiten zijn belangrijk voor de nodige verkeersherordening in en rondom de binnenstad. Omdat het ook een positieve uitwerking heeft op de binnenstad en het cluster Consumenten & beleven wordt hiermee tevens de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend versterkt. Het creëren van een stedelijk jongerencentrum voorziet in de behoeftes van jongeren van geheel Purmerend en draagt tevens bij aan een aantrekkelijke binnenstad met veel bezoekers en een gezonde bedrijvigheid. Hiermee versterkt deze faciliteit het cluster Consumenten & beleven, cluster dat op zijn beurt bedoeld is om de stedelijke en regionale functie van Purmerend te versterken. Tevens draagt deze faciliteit tot een levendige (binnen)stad. M.a.w. het zal een positief sociaal-economisch effect hebben voor de hele stad dienen bij te dragen. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om voorzieningen. Alle te ontwikkelen locaties in de wijken Overwhere, Wheermolen en PurmerNoord dienen bij te dragen. De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om voorzieningen. De Structuurvisie noemt deze maatregelen niet. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwingen 2 en 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om voorzieningen. Alle te ontwikkelen locaties in de stad zouden hieraan kunnen bijdragen, maar de gemeente neemt deze kosten voor haar rekening. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen hieraan bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 niet omdat het al zit in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 wel omdat het impliciet wel te vinden is in de Structuurvisie maar niet helder genoeg. Beleidsmatige onderbouwing 4 wordt dus toegevoegd aan de Structuurvisie. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie maar niet helder genoeg. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om voorzieningen. Deze faciliteit draagt weliswaar bij aan doelen uit de Structuurvisie, maar de Structuurvisie zelf maakt niet expliciet hoe de stad hierbij gediend is. Omdat het hier gaat om een ruimtelijke ontwikkeling, dan worden 2 en 4 toegevoegd aan de Structuurvisie. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. 19 Nieuwstraatbrug (voorziening) Verbetering hoofd fietsnetwerk (voorziening) en haar regionale functie. De aanleg van een nieuwe brug draagt rechtstreeks bij aan de aansluiting en belevingskwaliteit in de nieuwe wijk Kop van West en in de binnenstad, waarmee het Cluster Consumeren & beleven wordt versterkt. Versterking van deze cluster betekent versterking van de ruimtelijke structuur en de regionale functie van Purmerend. Een aantrekkelijkere binnenstad met veel bezoekers en een gezonde bedrijvigheid zal een positief sociaaleconomisch effect hebben voor de hele stad, voor zowel de werkgelegenheid, als de economische kracht en de vestingkwaliteit voor bewoners en bedrijven. Het is aldus een belangrijke investeringen voor de hele stad. De versterking van het hoofd fietsnetwerk in de hele stad is gericht op het verbeteren van de verbindingen tussen de wijken en met de regionale omgeving. De hele stad is aldus gediend met deze investeringen. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 zit al in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 is weliswaar impliciet te vinden in de Structuurvisie maar niet helder genoeg. Echter, het is niet nodig om beleidsmatige onderbouwing 4 toe te voegen aan de Structuurvisie omdat het hier gaat om een voorziening. Alle te ontwikkelen locaties in de stad dienen bij te dragen. Beleidsmatige onderbouwing 2 is reeds te vinden in de Structuurvisie. Beleidsmatige onderbouwing 4 niet, maar dat is niet nodig omdat het hier gaat om voorzieningen. 20 5. Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend De Grondexploitatiewet maakt het mogelijk om van particuliere grondexploitanten een bijdrage te vragen voor de realisering van planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten in de vorm van een geldelijke bijdrage aan een of meerdere fondsen. Boven in tabel 1 is aangegeven dat beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 2, 3, 4 en 6 dan a priori moeten zijn vastgelegd. In geval van bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen dienen deze soorten ook nog toegevoegd te worden aan de Structuurvisie Purmerend 2005-2020. In vorige hoofdstukken zijn beleidsmatige onderbouwing soorten 1, 2, 3, 4 en 6/raming kosten uiteengezet. Die onderdelen die toegevoegd worden aan de Structuurvisie zijn in zwarte cursieve letters aangegeven. Dit hoofdstuk voelt beleidsmatige onderbouwing soort 6 aan door het 'Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend' uiteen te zetten en door aanwijzingen te geven over bestedingen uit dit fonds. De gemeenteraad heeft op 26 januari 2012 dit fonds opgericht. Ook heeft de gemeenteraad op deze datum een aantal specifieke onderdelen van vorige en volgende paragrafen toegevoegd aan de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 (ze worden aangegeven met zwarte cursieve letters). In volgend hoofdstuk zes zal beleidsmatige onderbouwing soort 6 verder worden aangevuld met de omslagmethode (methode volgens welke de te ontwikkelen locaties moeten bijdragen aan het fonds). 5.1 Opbouw fonds Het fonds is onderverdeeld in een reserve voor de hele stad, bedoeld voor die faciliteiten die een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de hele stad, en drie reserves voor Overwhere, Wheermolen en Purmer-Noord, bedoeld voor faciliteiten die een relatie hebben met deze wijken. Alle reeds gemaakte en t/m 2020 verwachte uitgaven zijn in de contante waarde in 2011 aangegeven. De nominale rente is jaarlijks vier procent. Zie tabel 8 voor een samenvatting van het totaal resultaat van het fonds in 2011, en de bijlage voor meer details. Tabel 8. Totaal resultaat in 2011 van het Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Purmerend Totale kosten faciliteiten t/m 2020 € 59.047.972 (100%) Voor rekening van gemeente (omgeslagen op bestaande stad en op gemeentelijke grondexploitaties) Totale kosten voor gemeente Gemeentelijke stortingen in het fonds t/m 2011 € 50.889.026 (86%) € 15.046.485 Maximaal potentieel verhaalbaar op particuliere grondexploitanten € 8.158.946 (14%) De gemeente draagt de kosten van het overgrote deel van de faciliteiten. Dat zijn de faciliteiten die niet verhaalbaar zijn (€ 12,4 miljoen), de faciliteiten die omgeslagen worden op de bestaande stad (€ 30,3 miljoen), en de faciliteiten die omgeslagen worden op gemeentelijke gronden (€ 8,2 miljoen). Een aantal van deze faciliteiten zijn reeds uitgevoerd of worden nu uitgevoerd, en de gemeente heeft de middelen hiervoor (€ 15 miljoen) reeds geïnvesteerd. Deze investeringen tellen als stortingen in het fonds mee. Al met al, van de in totaal € 59 miljoen aan gerealiseerde en geplande investeringen in faciliteiten, neemt de gemeente € 50,9 miljoen (86% van de totale investeringen) voor haar rekening. Particuliere grondexploitanten zullen worden gevraagd om maximaal € 8,2 miljoen (14% van de totale investeringen) bij te dragen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en dus de uiteindelijke bijdrage van particuliere grondexploitanten kan en zal waarschijnlijk lager zijn dan dit bedrag, dat aldus als maximaal bedrag fungeert. Door de werking van het macro-aftopping mechanisme (zie hoofdstuk zes), kan de hoogte van de bijdrage worden verminderd wanneer de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan onder druk komt te staan. In deze tijd van economische crisis is de verhouding kosten/opbrengsten in ruimtelijke ontwikkeling zwaar onder druk komen te staan, waardoor het redelijk is te verwachten dat vele bouwplannen niet voldoende opbrengstpotentieel zullen hebben om een (volledige) bijdrage te kunnen betalen. De gemeente wenst met deze macro-aftopping mechanisme te voorkomen dat bouwplannen economisch onhaalbaar worden gemaakt door te hoge bijdragen te eisen. 5.2 Aanwijzingen bestedingen uit het fonds De hoogte van de voorziene bestedingen van de middelen zijn in het fonds in de tijd uiteengezet en geïndexeerd. Zowel de hoogte als de indexering zullen jaarlijks worden herzien. Dit is noodzakelijk omdat er onzekerheden zijn over het verloop van de uitgaven en de stortingen. Wat betreft de uitgaven, een deel daarvan (categorieën faciliteiten 1 en 2, zie tabel 3) staat vast omdat de gemeente de kosten dekt en/of vooruitschiet (ze zijn reeds opgenomen in de gemeentelijke begroting 2011 of in de programmabegroting 2011-2014). Hier zal de gemeente de investeringen realiseren ongeacht de stand van zaken van de stortingen van particuliere grondexploitanten in het fonds. Andere uitgaven (categorie faciliteiten 3) zijn echter afhankelijk van het verkrijgen van de noodzakelijke financiële dekking. Daarom zullen deze uitgaven alleen worden gedaan wanneer het fonds voldoende middelen heeft vergaard dankzij bijdragen van particuliere grondexploitanten, bijdragen vanuit de toekomstige gemeentelijke begroting en/of eventuele alternatieve financiering zoals bijvoorbeeld subsidies. Er valt ook niet uit te sluiten dat, mede in verband met de beschikbaarheid van middelen, een aantal faciliteiten uiteindelijk uit- of afgesteld zal worden. Wat betreft de stortingen van particuliere grondexploitanten, deze zijn zoals boven gemeld wellicht nog onzekerder, aangezien ze afhankelijk zijn van het initiatief van marktpartijen en van het succesvol afronden van onderhandelingen omtrent anterieure overeenkomsten. 5.3 Jaarlijkse herziening fonds Mede door deze onzekerheden, maar mede ook door veranderingen in de rente en de bouwkosten, en veranderingen in de te realiseren faciliteiten en te ontwikkelend locaties, zullen afwijkingen ontstaan ten opzichte van de nu geraamde stortingen en uitgaven. Deze afwijkingen zullen invloed hebben op het verloop van het fonds. De jaarlijkse herziening dient er dus voor te zorgen dat de reserves in evenwicht zijn over de periode t/m 2020. Indien aan het einde van de exploitatieperiode blijkt dat de stortingen in het fonds onvoldoende zijn geweest ter dekking van de investeringen in de faciliteiten zijn er verschillende alternatieven mogelijk. De gemeente kan dit tekort aanvullen middels een extra bijdrage uit de algemene middelen, accepteren dat een aantal voorinvesteringen nooit zullen worden verhaald, of de exploitatieperiode verlengen. Een overschot in het fonds aan het einde van de exploitatieperiode kan in principe niet aan de orde zijn. 22 5.4 Reserve hele stad Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de hele gemeente. Tabel 7 gaf aan welk deel van Purmerend gediend is met welke faciliteiten. Tabel 9 zet de faciliteiten uiteen die de hele gemeente dienen. Tabel 9. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve hele stad. Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteit Kostenraming (contante waarde 2011) Realiseringstermijn Totale kosten gedragen door gemeente Maximaal verhaalbaar op particuliere grondexploitant Melkwegbrug Herinrichting Tramplein e.o. Herstructurering Wheermolen West Wonen boven winkels Stadspeeltuin in Leeghwaterpark Verkeersmaatregelen GGB Oeverplan 2008 investeringen 2010-2011 Oeverplan 2008 investeringen 2012-2015 Nieuw multifunctioneel sporthal inclusief verplaatsing Rugby club Bebouwde parkeervoorzieningen in Centrumgebied Promenade Noord Hollandsch kanaal Stedelijk jongerencentrum Nieuwstraatbrug Versterking hoofd fietsnetwerk € 4.808.000 € 5.270.000 € 12.438.000 € 3.966.000 € 4.348.000 € 10.262.000 € 841.000 € 922.000 € 2.177.000 2012 2013 2009-2020 € 433.500 € 357.000 € 92.000 € 76.000 2010-2011 2012 € 1.254.000 € 562.000 € 266.000 - 2010-2011 2009-2011 € 775.000 - 2012-2015 € 14.414.000 € 12.648.000 € 1.766.000 2013-2015 € 3.477.000 € 3.173.000 € 304.000 2014-2015 € 2.034.000 € 1.856.000 € 178.000 2013 € 540.200 € 3.432.200 € 4.045.600 € 493.000 € 3.132.000 € 3.691.500 € 47.000 € 300.000 € 3.054.000 2014-2015 2018 2012-2020 Totaal € 54.274.400 € 46.950.800 € 7.323.600 € 526.000 € 433.000 € 1.521.000 € 562.000 € 775.000 5.5 Reserve Overwhere Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de wijk Overwhere. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend is van welke faciliteiten. Tabel 10 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Overwhere dienen. Tabel 10. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Overwhere Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteit Kostenraming (contante waarde 2011) Totale kosten gedragen door gemeente Verbreding N244 € 1.591.200 € 1.313.000 Maximaal verhaalbaar op grondexploitant € 278.500 Totaal € 1.591.200 € 1.313.000 € 278.500 Realiseringstermijn 2013-2014 5.6 Reserve Purmer-Noord Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de wijk Purmer-Noord. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend is met welke faciliteiten. Tabel 11 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Purmer-Noord dienen. Tabel 11. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Purmer-Noord Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteit Kostenraming (contante waarde 2011) Totale kosten gedragen door gemeente Verbreding N244 € 1.591.200 € 1.313.000 Maximaal verhaalbaar op grondexploitant € 278.500 Totaal € 1.591.200 € 1.313.000 € 278.500 Realiseringstermijn 2013-2014 5.7 Reserve Wheermolen Uit deze reserve worden al die faciliteiten betaald die een ruimtelijke en functionele relatie hebben met de wijk Wheermolen. Tabel 7 gaf boven aan welk deel van Purmerend gediend is met welke faciliteiten. Tabel 12 somt hieronder de faciliteiten op die de wijk Wheermolen dienen. Tabel 12. Faciliteiten die betaald zullen worden uit de Reserve Wheermolen Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteit Kostenraming (contante waarde 2011) Totale kosten gedragen door gemeente Verbreding N244 € 1.591.200 € 1.313.000 Maximaal verhaalbaar op grondexploitant € 278.500 Totaal € 1.591.200 € 1.313.000 € 278.500 Realiseringstermijn 2013-2014 5.8 Bijdragen De bijdragen per gewogen eenheid per reserve: � Bouwplannen in de hele stad: € 27,84 per gewogen eenheid; � Bouwplannen in Overwhere: een extra bedrag van € 3,84 per gewogen eenheid; � Bouwplannen in Purmer Noord: een extra bedrag van € 6,19 per gewogen eenheid; � Bouwplannen in Wheermolen: een extra bedrag van € 16,29 per gewogen eenheid. Bouwplannen dienen een bijdrage te leveren aan de kosten in hun wijk, en aanvullend daarop aan de kosten in de hele stad. Bijvoorbeeld, een bouwplan in Wheermolen dient een bijdrage te leveren aan de reserve Wheermolen en aan de reserve hele stad. Een bouwplan in de wijk Gors dient een bijdrage te leveren alleen aan de reserve hele stad. Alle bedragen zijn in contante waarde op 1-1-2011 uitgedrukt. 24 6. Verdeelsleutel kosten 6.1 Gemeente draagt deel bestaande stad en gemeentelijke grond De kosten van de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten dienen te worden gedragen door alle bouwplannen in de stad, zowel de nieuwe als de bestaande. Een berekening van de aan de bestaande stad toe te rekenen exact aandeel van de kosten is echter op basis van onderstaande berekeningsmethodiek moeilijk te realiseren. Het is namelijk niet mogelijk om het opbrengstpotentieel te achterhalen van alle in het verleden reeds gerealiseerde vierkante meters bruto vloer oppervlakte (bvo). Er wordt daarom ervan uit gegaan dat ruim 70 percent van de kosten voor rekening is van de bestaande stad, en dus voor de gemeente. De resterende kosten dienen te worden gedragen door zowel bouwplannen op gemeentelijke grond als op grond van andere partijen. Uit de in hoofdstuk 3 uitgevoerde verkenning naar potentiële mogelijke ontwikkelingslocaties blijkt dat ongeveer de helft van de oppervlakte van deze locaties op grondposities van de gemeente liggen, en de andere helft op die van andere partijen. Daarom zijn de resterende kosten ook verdeeld in gelijke delen tussen de gemeente en de particuliere grondexploitanten. Al met al draagt de gemeente het overgrote deel van de kosten. Van de in totaal € 59 miljoen aan gerealiseerde en verwachte investeringen in faciliteiten (CW 2011), neemt de gemeente € 50,9 miljoen (86%) voor haar rekening. Particuliere grondexploitanten zullen worden gevraagd om maximaal € 8,2 miljoen (14%) bij te dragen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en dus de uiteindelijke bijdrage van particuliere grondexploitanten kan en zal waarschijnlijk lager zijn dan dit bedrag, dat aldus een maximaal bedrag is. Door de werking van het macroaftopping mechanisme (zie de omslagmethode hieronder), kan de hoogte van de bijdrage worden verminderd wanneer de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan onder druk komt te staan. In deze tijd van economische crisis is de verhouding kosten/opbrengsten in ruimtelijke ontwikkeling zwaar onder druk komen te staan, waardoor het redelijk is te verwachten dat vele bouwplannen niet voldoende opbrengstpotentieel zullen hebben om een (volledige) bijdrage te kunnen betalen. De gemeente wenst met deze macro-aftopping mechanisme te voorkomen dat bouwplannen economisch onhaalbaar worden gemaakt door te hoge bijdragen. 6.2 Principes omslagmethode De bijdragen van particuliere grondexploitanten worden berekend op basis van twee uitgangspunten: � De bijdrage verschilt per te realiseren uitgiftecategorie (bestemming) Verschillende bestemmingen leiden tot verschillende druk op de faciliteiten. Ook is het opbrengstpotentieel van de verschillende uitgiftecategorieën anders. Mede op basis van de 'Grondprijzennota 2010' is de gewichtsfactor per uitgiftecategorie bepaald: o Woningbouw commercieel: 1,4 o Woningbouw gesubsidieerd: 0 o Kantoren: 0,7 o Bedrijfsruimte: 0,7 o Commerciële publieke functies (detailhandel, dienstverlening, horeca, cultuur en ontspanning, recreatie, maatschappelijke functies met commercieel karakter): 2,4. � Intensief ruimtegebruik leidt tot een hogere bijdrage De bijdrage wordt mede bepaald aan de hand van het aantal te realiseren vierkante meters bruto vloer oppervlakte (b.v.o.). Naar mate een bouwplan een hogere dichtheid realiseert zal de bijdrage hoger zijn. 25 Er zal verder bij de berekening van de bijdrage rekening worden gehouden met de stand van zaken in de onderhandelingen met de desbetreffende particuliere grondexploitanten. Het principe is dat wanneer bij de vaststelling van dit Uitwerkingsdeel van de nota de totstandkoming van de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de grondexploitant zich in een gevorderd stadium bevindt, de gemeente zorgvuldig om zal gaan met het inbrengen van nieuwe eisen in de vorm van gevraagde bijdragen. 6.3 Omslagmethode kosten (protocol afhandeling bouwinitiatieven) De gehanteerde methode om de bijdrage te berekenen is de volgende: 1. In de eerste plaats dient nagegaan te worden of het initiatief (het door een particuliere partij gewenste ontwikkeling) ook als bouwplan volgens het besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gedefinieerd. Volgens artikel 6.2 lid 1 Bro is er sprake van een bouwplan wanneer sprake is van: a. de bouw van een of meer woningen; b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen; d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² (wijziging Bro, Staatsblad 2010 684, in werking getreden per 1 november 2010, red.) bedraagt; f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m². 2. Wanneer sprake is van een bouwplan dient vervolgens afgewogen te worden in hoeverre het initiatief past in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 en in overig relevant ruimtelijk beleid. Dit houdt dus in een ruimtelijke toets aan milieu- en omgevingsfactoren. 3. Als onderdeel van deze ruimtelijke toets wordt nagegaan of het voorgenomen bouwplan economisch uitvoerbaar is, en in hoeverre de nodige investeringen in openbare infrastructuur en faciliteiten verzekerd zijn. Een eerste stap hierbij is de bijdrage berekenen voor de planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten welke in principe hoort te worden gedragen door dit bouwplan en de gemeente wenst af te spreken in een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer. De berekening wordt als volgt uitgevoerd: a. Elke initiatiefnemer is in principe verplicht om bij te dragen aan de reserve van de wijk waarin zijn bouwplan is gesitueerd (wanneer deze reserve bestaat), en aan de reserve voor de hele gemeente; b. Zijn bijdrage is proportioneel aan het aantal gewogen eenheden van zijn bouwplan. Er wordt hier de berekeningssystematiek van artikel 6.18 Wro gehanteerd (zie voorbeeld in kader): i. allereerst wordt gekeken hoeveel m² bvo per uitgiftecategorie wenst de initiatiefnemer te bouwen; ii. het aantal m² bvo wordt vermenigvuldigd met de voor de desbetreffende uitgiftecategorie vastgestelde gewichtsfactor, wat resulteert in een aantal gewogen eenheden; iii. de gewogen eenheden van alle locaties in handen van andere partijen dan de gemeente in het gebied waarop de desbetreffende reserve betrekking heeft worden bij elkaar opgeteld. Dat zijn voor de reserve hele 26 stad een totaal van 263.100 gewogen eenheden, voor Overwhere 72.600, voor Wheermolen 17.100 en voor Purmer-Noord 45.000; iv. de bijdrage per gewogen eenheid is het totaal aan kosten van de desbetreffende reserve gedeeld door het overeenkomstig lid iii berekende aantal. Dat is € 27,84 per gewogen eenheid voor de reserve hele stad, € 3,84 per gewogen eenheid voor de reserve Overwhere, € 6,19 per gewogen eenheid voor de reserve Purmer-Noord, en € 16,29 per gewogen eenheid voor de reserve Wheermolen; v. de bijdrage die door de initiatiefnemer dient te worden geleverd is gelijk aan het overeenkomstig iv berekende bijdrage vermenigvuldigd met het overeenkomstig lid ii berekend aantal. 4. In het geval dat sprake is van natuurwaarde, groen- en watervoorzieningen welke door de bouwinitiatief verloren gaan, zijn er twee mogelijkheden: i. Wanneer het initiatief zich voordoet gaat de gemeente na waar compensatie moet plaatsvinden, en wat de kosten daarvan zijn; ii. Wanneer het initiatief zich voordoet doet de initiatiefnemer zelf een voorstel van compensatie, en voert vervolgens de nodige werkzaamheden en betaalt de kosten hiervan. De gemeente oordeelt of het voorstel en de uitvoering daarvan voldoen aan de beoogde kwaliteit en omvang. 5. Bij grote bouwprojecten (zowel uitbreiding als binnenstedelijke locaties) is er een verplichte minimaal percentage van 30 percent sociale woningen (huur en goedkope koopwoningen), welke gerealiseerd dient te worden door de initiatiefnemer, eventueel in samenspraak met een woningbouwcorporatie. 6. Om te voorkomen dat de gemeente een zodanig hoge bijdrage vraagt dat het plan hiermee financieel onhaalbaar wordt, past de gemeente de voor het publiekrechtelijke spoor geldende principe van macro-aftopping toe. Dit houdt in dat de gemeente nagaat wat het feitelijk opbrengstpotentieel is van het door de initiatiefnemer gewenst bouwplan. Met dit doel maakt de gemeente een opzet van de grondexploitatie. Hierbij is de gemeente niet gehouden aan de in de Grondexploitatiewet voor de opstelling van het Exploitatieplan voorgeschreven uitgangspunten m.b.t. bijvoorbeeld de inbrengwaarde van grond. De definitieve bijdrage kan niet hoger zijn dan het verschil tussen de kosten en de opbrengsten van het gewenst bouwplan. Hiermee wordt voorkomen dat het plan financieel onhaalbaar wordt. 7. De gemeente en de initiatiefnemer onderhandelen over de bijdrage. 8. Het resultaat van de onderhandelingen wordt meegenomen in de verdere afhandeling, welke eindigt in de planologische inpassing van het initiatief. Voorbeeld berekening bijdrage Initiatiefnemer A wenst 3.000 m² bvo woningen (waarvan 30% sociale woningen en de rest vrije markt woningen) en 1.000 m² bvo kantoorruimte te realiseren op zijn grond. De gewichtsfactor voor sociale woningen is 0, voor commerciële woningbouw 1,4 en voor kantoren 0,7. Dit resulteert in totaal in 3.640 gewogen eenheden. � Zijn grond is gelegen binnen de wijk Purmer Noord. � In de wijk Purmer Noord zal op locaties van particuliere grondexploitanten t/m 2020 een bouwvolume kunnen worden gerealiseerd dat gelijk staat aan 45.000 gewogen eenheden. Het totale op particuliere grondexploitanten maximaal verhaalbare bedrag voor planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten die Purmer Noord dienen is € 278.500,-. Dit is € 6,19,- per gewogen eenheid; 27 � � - In geheel Purmerend zal op locaties van particuliere grondexploitanten t/m 2020 een bouwvolume kunnen worden gerealiseerd dat gelijk staat aan 263.100 gewogen eenheden. Het totale op particuliere grondexploitanten maximaal verhaalbare bedrag voor planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten die geheel Purmerend dienen is € 7.323.600,-. Dit is € 27,84,- per gewogen eenheid; Initiatiefnemer A dient een bijdrage te leveren van: Storting in reserve wijk Purmer Noord: 3.640 gewogen eenheden x € 6,1872 = € 22.521,Storting in reserve hele Stad: 3.640 gewogen eenheden x € 27,84 = € 101.338,- Initiatiefnemer A dient dus, mits hiermee zijn bouwplan economisch niet onhaalbaar wordt gemaakt, een bijdrage te storten in het Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (reserve hele stad en reserve Purmer Noord) van € 123.859,-. 28 7. Geraadpleegde vergelijkbare documenten Naast alle aan het onderwerp gerelateerde vak- en wetenschappelijke literatuur, zijn de volgende beleidsdocumenten geraadpleegd: Gemeente Doetinchem (2008), "Nota Bovenwijkse voorzieningen". Gemeente Eindhoven (2009), "Interimstructuurvisie 2009". Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht (2007), "Nota (fonds) Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Landerd (2009), "Structuurvisie Buitengebied in ontwikkeling". Gemeente Langedijk (2009), "Nota Bovenwijkse voorzieningen 2000-2020 (deel I)". Gemeente Oud-Beijerland (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Rijnwoude (2009), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen (deel 1)". Gemeente Venlo (2009), "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008". Gemeente Waddinxveen: � (2009), "Herziene Nota Fonds Bovenwijkse Voorzieningen"; � (2010), "Herziene Fonds Bovenwijkse Voorzieningen". Gemeente Wageningen (2009), gewijzigde "Nota Bovenwijkse Voorzieningen" uit 2005. Gemeente Zuidhorn (2010), "Nota Bovenwijkse Voorzieningen". 29 Bijlage: Fonds Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten (tabel) FONDS 'PLANOVERSCHRIJDENDE RUIMTELIJKE OPENBARE FACILITEITEN PURMEREND' Demetrio Muñoz, Gerard Middelburg, versie 28 november 2011 Planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten Totale geplande kosten (CW 2011) Verhaalbare kosten op zowel gemeente als particulieren (CW 2011) Niet verhaalbare kosten, dus voor rekening gemeente (CW 2011) Omgeslagen op bestaande stad, dus voor rekening gemeente (CW 2011) Omgeslagen op gronden gemeenten, dus voor rekening gemeente (CW 2011) Maximaal te verhalen op particuliere grondexploitaties (CW 2011) Reserve hele stad Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011 Melkwegbrug Herinrichting Tramplein e.o. Herstructurering Wheermolen West Wonen boven winkels Stadspeeltuin in Leeghwaterpark Verkeersmaatregelen GGB Oeverplan 2008 investeringen 2009-2011 Opgenomen in programmabegroting 2011-2014 Oeverplan 2008 investeringen 2012-2015 Multifunctioneel Sporthal (incl. verplaating Rugby club) Ongedekte investeringen Bebouwde parkeervoorziening in centrum Promenade Noord Hollands kanaal Stedelijk jongerencentrum Nieuwstraatbrug Versterking hoofd fietsnetwerk Totaal investeringen uit reserve (CW 2011) € € € € € € € 4.807.692 5.269.970 12.438.400 525.520 432.692 1.520.600 561.965 € € € € € € € 774.887 € 14.413.772 € € € € € € 3.476.873 2.034.024 540.236 3.432.160 4.045.582 € 54.274.374 4.807.692 5.269.970 12.438.400 525.520 432.692 1.520.600 € 561.965 € 774.887 10.089.640 € 4.324.132 € € € € € 1.738.437 1.017.012 270.118 1.716.080 2.022.791 € € € € € 1.738.437 1.017.012 270.118 1.716.080 2.022.791 € 41.848.953 € 12.425.421 € € € € € € € € € 3.125.000 3.425.481 8.084.960 341.588 281.250 988.390 - € € € € € € € € € 841.346 922.245 2.176.720 91.966 75.721 266.105 - € 841.346 € 922.245 € 2.176.720 € 91.966 € 75.721 € 266.105 € € € - € € € € € € € 6.558.266 1.129.984 661.058 175.577 1.115.452 1.314.814 € € € € € € € 1.765.687 304.226 177.977 47.271 300.314 353.988 € 1.765.687 € € 304.226 € 177.977 € 47.271 € 300.314 € 353.988 27.201.819 € 7.323.567 € € 7.323.567 30 Stortingen in reserve (CW 2011) Totaal reserve (investeringen minus stortingen, CW 2011) € - € 15.046.485 € 15.046.485 € 39.227.889 € 31.904.323 € 7.323.567 Reserve Overwhere Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011 Verbreding N244 € 1.591.199 € 1.591.199 € 1.034.280 € 278.460 € 278.460 Totaal investeringen uit reserve (CW 2011) Stortingen in reserve (CW 2011) € € 1.591.199 - € 1.591.199 € 1.034.280 € € 278.460 - € € 278.460 - Totaal reserve (investeringen minus stortingen, CW 2011) € 1.591.199 € 1.312.739 € 278.460 Reserve Purmer Noord Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011 Verbreding N244 € 1.591.199 € 1.591.199 Totaal investeringen uit reserve (CW 2011) Stortingen in reserve (CW 2011) € € 1.591.199 - € 1.591.199 Totaal reserve (investeringen minus stortingen, CW 2011) € 1.591.199 € 1.034.280 € 278.460 € 278.460 € 1.034.280 € € 278.460 - € € 278.460 - € 1.312.739 € 278.460 Reserve Wheermolen Opgenomen in gemeentelijke begroting 2011 Verbreding N244 Totaal investeringen uit reserve (CW 2011) Stortingen in reserve (CW 2011) Totaal reserve (investeringen minus stortingen, CW 2011) € 1.591.199 € 1.591.199 € € 1.591.199 - € 1.591.199 € 1.591.199 € 1.034.280 € 278.460 € 278.460 € 1.034.280 € € 278.460 - € € 278.460 - € 1.312.739 € 278.460 31 Totaal investeringen uit fonds (CW 2011) € totale bijdrage gemeente % t.o.v. totale geplande investeringen uit fonds 59.047.972 100,00% € 46.622.551 78,96% € 12.425.421 € 21,04% € 30.304.658 51,32% € 8.158.946 € 50.889.026 13,82% Totaal stortingen in fonds (CW 2011) € 15.046.485 € 15.046.485 Totaal fonds (investeringen minus stortingen, CW 2011) € 44.001.487 € 35.842.541 8.158.946 13,82% € € - 8.158.946 parameters: prijspeil 01-01-2011 renteindex 4% 32 33