id_3539_rapport INHolland hbo-ba MER

Transcription

id_3539_rapport INHolland hbo-ba MER
Adviesrapport
Accreditatie hbo bacheloropleiding
Management, Economie en Recht
voltijd - deeltijd - duaal
Hogeschool INHolland
Scheveningseweg 46
2517 KV Den Haag
T (070) 30 66 800
F (070) 30 66 870
I www.hobeon.nl
E [email protected]
Adviesrapport
Accreditatie hbo bacheloropleiding
Management, Economie en Recht
voltijd - deeltijd - duaal
CROHO nr. 34436
Hogeschool INHolland
Hobéon® Certificering BV
December 2009
Auditteam:
W.L.M. Blomen
Mr. T. Klein
Mr.drs. M. Hoogwout
H.R. van der Made
M. Collenteur (gedeeltelijk)
R. Meelhuysen (gedeeltelijk)
Secretaris:
Mr. T. Vis
INHOUDSOPGAVE
1.
MANAGEMENTSAMENVATTING
2.
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
2.5.1.
2.5.2.
2.5.3.
2.5.4.
2.5.5.
INLEIDING
Functie van het rapport
Bereik van de beoordeling
Karakteristiek van hogeschool en opleiding
Visitatierapport Breed en Veelzijdig (2004) en interne audit 2007
Aanpak
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Beslisregels
Auditteam
Deelnemers visitatie
Programma visitatie 21 tot en met 24 september 2009
5
5
5
5
7
8
8
10
11
12
12
3.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen
Facet 1.2. Niveau Bachelor
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
Onderwerp 2: Programma
Facet 2.1. Eisen HBO
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
Facet 2.3. Samenhang Programma
Facet 2.4. Studielast
Facet 2.5. Instroom
Facet 2.6. Duur
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing
Onderwerp 3: Inzet van Personeel
Facet 3.1. Eisen HBO
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel
Onderwerp 4: Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen
Facet 4.2. Studiebegeleiding
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
Onderwerp 6: Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau
Facet 6.2. Onderwijsrendement
13
13
13
16
17
18
18
21
24
26
28
30
31
33
36
36
37
38
40
40
43
46
46
48
49
51
51
54
4.
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
SAMENVATTEND OORDEEL
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER voltijd
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER deeltijd
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER duaal (locatie Haarlem)
Integraal oordeel/advies aan NVAO
57
57
58
59
60
Bijlage I : Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Bijlage II : Programma visitatie 21 –24 september 2009
Bijlage III: Voorbeeld Onderwijsprogramma (locatie Haarlem)
1
1.
MANAGEMENTSAMENVATTING
Algemene gegevens
Naam van de instelling:
Naam van de opleiding:
Varianten van de opleiding:
Locaties van de opleiding:
Naam VBI:
Datum visitatie:
Datum VBI-rapport:
Hogeschool INHolland
Management, Economie en Recht (MER)
voltijd, deeltijd en duaal
Alkmaar, Den Haag, Diemen, Haarlem, Rotterdam
Hobéon Certificering bv
21 t/m 24 september 2009
21 december 2009
Beoordelingskader
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor] van de NVAO
(Accreditatiekader. Stcr 2003.120). Op grond van het toepasselijke Accreditatiekader wordt een
opleiding beoordeeld aan de hand van zes onderwerpen, te weten: (i) doelstellingen opleiding, (ii)
programma, (iii) inzet van personeel, (iv) voorzieningen, (v) interne kwaliteitszorg en (vi)
resultaten.
Samenstelling auditteam
Het auditteam van Hobéon bestaat uit de volgende leden:
W.L.M. Blomen, directeur-partner van de Hobéon Groep bv, voorheen werkzaam in diverse functies
bij de HBO-raad.
Drs. T. Klein, werkzaam als algemeen directeur van een multimedia uitgeverij.
Drs. M. Hoogwout, werkzaam als organisatieadviseur en (associate)partner voor het
organisatieadviesbureau Zenc bv.
H. R. van der Made, als senior-adviseur verbonden aan de Hobéon Groep bv, voorheen werkzaam
in het hoger onderwijs.
M. Collenteur, derdejaars student Management, Economie en Recht aan de Hogeschool HBO
Nederland.
R. Meelhuysen, vierdejaarsstudent Management, Economie en Recht (afstudeerrichting
Commerciële Bedrijfskunde) aan de Hogeschool Utrecht.
Aan het auditteam is als secretaris toegevoegd Mr. T. Vis, werkzaam als zelfstandig adviseur in het
hoger onderwijs.
Algemeen beeld
De opleiding Management, Economie en Recht wordt verzorgd door de School of Economics van de
Hogeschool INHolland op een vijftal locaties. De opleiding telde op 1 oktober 2009 1361 voltijd,
344 deeltijd en 4 duale studenten. De instroom is in de afgelopen jaren gestaag afgenomen; deze
daling lijkt op het moment van de visitatie te zijn gestabiliseerd. Het beleid van de opleiding is erop
gericht om door middel van een stevige regionale verankering van de locaties de instroom weer te
laten groeien. De opleiding heeft, in lijn met de centrale visie van de hogeschool, het
competentiegericht onderwijs centraal staan. Per locatie zijn accenten in de cultuur van de
instelling en de uitvoering van het programma aangebracht in relatie tot de regionale context
waarin de opleiding functioneert.
Doelstellingen opleiding
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en voor alle locaties als
voldoende en heeft daarvoor de volgende overwegingen:
ƒ
De eindkwalificaties zijn vastgelegd in een landelijk beroepsprofiel en in een daarvan afgeleid
opleidingsprofiel, dat per locatie is gevalideerd door het werkveld.
ƒ
De eindkwalificaties zijn van hbo bachelorniveau en worden volledig afgedekt door de Dublin
Descriptoren; zij hebben tevens een internationale dimensie en zijn uitgewerkt in termen van
competenties. Aan de hand van een competentiekaart zijn de competenties op inzichtelijke
wijze uitgewerkt in competentie-indicatoren en leertaken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  1
ƒ
De opleiding hanteert voor het studeren in het buitenland een streefnorm van 10% voor de
gehele opleiding MER; het panel kwalificeert dit als te ambitieus, maar signaleert gelijktijdig
dat het opleidingsmanagement internationale mobiliteit en uitwisseling op verschillende wijzen
stimuleert, maar dat de resultaten van deze inspanningen bijstelling van de norm
rechtvaardigen.
Programma
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en op alle locaties als
voldoende en heeft daarvoor de volgende overwegingen;
De beroepsgerichtheid is duidelijk in het programma zichtbaar, kennisontwikkeling vindt plaats aan
de hand van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en relevante vakliteratuur.
Studenten komen in aanraking met onderzoeksmethoden; het panel is positief over de door de
opleiding ingezette versterking van de onderzoekslijn in het programma.
Actuele ontwikkelingen worden via de beroepenveldcommissies, docenten (o.a. stage- en
afstudeerbezoeken) en lectoraten ingebracht en het werkveld wordt op een adequate wijze
betrokken bij de uitvoering en de beoordeling van het programma.
•
De competenties zijn sturend voor het studieprogramma en verifieerbaar aanwezig in
leerdoelen van modulen, studiehandleidingen, de stagehandleiding en de afstudeerhandleiding.
•
De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde
competenties te bereiken.
•
Het programma kent een goede verticale en horizontale samenhang: leerdoelen komen steeds
terug in een opklimmende reeks van complexiteit en reikwijdte en worden getoetst op elkaar in
zwaarte opvolgende faseniveaus; onderwijsperioden hebben elk een centraal thema (met een
flankerende programmering) waardoor een goede horizontale samenhang is gecreëerd.
ƒ
De samenhang tussen het binnenschools en buitenschools leren is door de concentrische
opbouw voor alle varianten van de MER-opleiding gewaarborgd; zowel op school als tijdens
werkveldactiviteiten wordt aan dezelfde competenties gewerkt.
De opleiding is studeerbaar, zo wordt ook door studenten bevestigd. Factoren die betrekking
hebben op het programma en die de studievoortgang belemmeren, worden zoveel mogelijk
weggenomen; het systeem van studieloopbaanbegeleiding is zodanig opgezet dat
studiebelemmerende factoren vroegtijdig worden gesignaleerd en waar mogelijk worden
weggenomen. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding bij aanvang van de studie op
alle locaties deficiënties wat betreft taal- en rekenvaardigheid bij studenten vaststelt en hierop
acties onderneemt; de intakeprocedure die in 2008 als pilot is opgestart, wordt met ingang van het
volgend studiejaar op alle locaties ingevoerd.
ƒ
De aansluiting mbo-hbo is op alle locaties een belangrijk punt van aandacht, waarbij op een
enkele locatie reeds sprake is van een doorlopende leerlijn met het aanpalende mbo.
ƒ
Het didactisch concept van de opleiding is helder beschreven en is goed ingebed in alle
varianten van de opleiding. Het concept sluit goed aan bij de doelstellingen en voorziet in leeren werkvormen die passen bij de eindkwalificaties en recht doen aan de verschillende
leerstijlen van studenten. Een beeld dat ook in de gesprekken met studenten werd bevestigd.
ƒ
Toetsen, beoordelingskaders en de uitvoeringspraktijk sluiten goed aan op het didactisch model
en de te verwerven competenties; ook de beoordeling en uitvoering van zowel de stage- als de
afstudeerfase verlopen adequaat met dien verstande dat het panel met de opleiding van
oordeel is dat – zoals nu al op een aantal locaties usance – een tweede docentbeoordelaar
tijdens het afstuderen zal leiden tot een verdere objectivering van de beoordelingen.
Inzet van personeel
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en op alle locaties als
voldoende (met de extra aantekening ‘goed’) en heeft daarvoor de volgende overwegingen.
ƒ
Het panel heeft enthousiaste en betrokken docententeams aangetroffen, waarvan het
merendeel een verbinding heeft met het werkveld; dit is tevens een punt van aandacht bij de
werving van docenten. Daarnaast is er op de verschillende locaties een directe verbinding met
kenniskringen, waardoor nieuwe inzichten kunnen doorwerken in het onderwijs.
ƒ
Er is sprake van een docentencorps dat op een goede manier de verbinding legt tussen
opleiding en beroepspraktijk, hetgeen door studenten in onderwijsevaluaties en in de
gesprekken tijdens de audit wordt bevestigd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  2
ƒ
ƒ
De beschikbare formatie is op alle locaties toereikend voor zowel het verzorgen als het
ontwikkelen van onderwijs; daarbij heeft het panel vastgesteld dat de opleiding beschikt over
personeel dat inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch in staat is om het
onderwijsprogramma te realiseren.
Het personeelsbeleid is op alle locaties helder uitgewerkt; daarbij heeft de opleiding aandacht
voor de kwaliteiten van de medewerkers en stimuleert zij op een actieve wijze
deskundigheidsbevordering.
Voorzieningen
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle vormen (voltijd, deeltijd en duaal) van de opleiding
MER op locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam als voldoende (met de extra aantekening ‘goed’)
en op locaties Alkmaar en Amsterdam/ Diemen als voldoende en wel op grond van de volgende
overwegingen:
ƒ
De hogeschool en de afzonderlijke opleidingslocaties hebben een duidelijke visie op het
huisvestingsbeleid. Alle onderwijsgebouwen zijn afgestemd op deze visie en zijn voldoende
geoutilleerd om het onderwijsprogramma in verschillende werkvormen te realiseren. De
locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam moeten in dit verband als ‘goed’ worden
gekwalificeerd. Op de locaties Amsterdam/Diemen en Alkmaar bestaan plannen om de
huisvestingssituatie aan te passen.
ƒ
Docenten en studenten hebben de beschikking over een ‘flex-werkplek’, een internetadres en
een eigen ruimte op het netwerk. De computerfaciliteiten zijn zowel op school als vanuit het
woonadres te gebruiken. Op elke locatie zijn voldoende computers beschikbaar. Elke locatie
heeft een servicedesk waar studenten en docenten terecht kunnen met vragen over het
gebruik van ICT en audiovisuele middelen;
ƒ
Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie, relevante vakliteratuur en
vakbladen in de bibliotheken. Ook digitale informatie is beschikbaar in de vorm van cd-roms,
databanken, video’s en dvd’s. Alle studenten kunnen gebruik maken van de catalogus voor de
gehele INHolland collectie en kunnen lenen uit de collectie van alle vestigingen.
ƒ
De opleiding hanteert een adequaat systeem van studiebegeleiding dat op basis van ervaringen
en uitkomsten van evaluaties wordt verbeterd en waarover de studenten grotendeels tevreden
zijn. De mate waarin de studiebegeleiding is gefaseerd, sluit aan op de doelstelling van de
opleiding studenten te begeleiden naar zelfstandigheid. Een sterk punt is naar het oordeel van
het panel dat de studiebegeleiders een afspiegeling vormen van de op de locatie aanwezige
studentenpopulatie.
ƒ
Het panel heeft waardering voor de genomen maatregelen die de opleiding heeft genomen om
het aantal langstudeerders te reduceren.
Interne kwaliteitszorg
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en op alle locaties als
voldoende (met de extra aantekening ‘goed’) en heeft daarvoor de volgende overwegingen.
ƒ
De opleiding evalueert op alle locaties de uitvoering van het onderwijs op een goede wijze.
ƒ
Dit geschiedt periodiek aan de hand van door de opleiding gehanteerde streefdoelen. De
procedure waarlangs verbeteracties worden gedetecteerd, gepland en doorgevoerd is goed
uitgewerkt en voldoet, zo is het panel tijdens de audit gebleken, in de praktijk goed. De interne
audit maakt een structureel onderdeel van de kwaliteitscyclus.
ƒ
Bij de kwaliteitszorg van de opleiding zijn studenten, docenten, alumni en het afnemend
beroepenveld betrokken. Het auditteam beoordeelt de hiervoor gehanteerde processen en de
uitwerking daarvan als adequaat. Verder heeft het panel uit gesprekken met studenten kunnen
vaststellen dat een verbeterslag is gemaakt met betrekking tot de feedback naar studenten
over de uitkomsten van de evaluaties.
Resultaten
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en op alle locaties als
voldoende en heeft daarvoor de volgende overwegingen.
ƒ
Het kunnen behalen van het eindniveau is voldoende geborgd. De opleiding heeft duidelijke en
kenbare richtlijnen en beoordelingscriteria voor het afstuderen opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  3
ƒ
ƒ
De lector is betrokken bij het afstudeerproces ter versterking van de onderzoeksvaardigheid
van studenten; daarnaast streeft de opleiding ernaar om het beroepenveld op een meer
structurele basis te betrekken bij de beoordeling van het niveau van afstuderen.
De afstudeerwerkstukken waar het auditteam op alle locaties inzage in heeft gehad, zijn wat
betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit en tonen een kennisniveau en
analytisch vermogen dat van hbo-studenten mag en moet worden geëist.
Het panel heeft ten aanzien van de rendementen van de opleiding op de verschillende locaties
vastgesteld dat deze niet geheel in overeenstemming zijn met de streefwaarden. Het
opleidingsmanagement heeft het auditteam tijdens de audit geïnformeerd over de maatregelen
die de opleiding inmiddels heeft genomen en nog gaat uitvoeren. Het auditteam meent op basis
daarvan dat de opleiding zich voldoende inspant om daar waar nodig het rendement van de
propedeutische fase en de hoofdfase te verbeteren en in overeenstemming te brengen met de
streefwaarden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  4
2.
INLEIDING
2.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als
Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in
paragraaf 1.2 genoemde hbo bacheloropleiding.
2.2.
Bereik van de beoordeling
De Hogeschool INHolland, in casu de School of Economics verzorgt een groot aantal hbo
opleidingen. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de bachelor opleidingen Management,
Economie en Recht voltijd, deeltijd, en duaal, crohonummer 34436. Deze opleiding wordt verzorgd
op de volgende locaties en in de volgende varianten:
Overzicht 1: Locatie en onderwijstype
Locatie
Alkmaar
Amsterdam/Diemen
Den Haag
Haarlem
Rotterdam
voltijd
X
X
X
X
X
deeltijd
X
X
X
X
X
duaal
X
Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd, deeltijd en duale varianten en de
verschillende locaties van de opleiding Management, Economie en Recht (hierna te noemen: MER)
in één rapport samengevat omdat alle varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen
één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader op alle locaties aangeboden worden.
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review
van de opleiding MER (voltijd, deeltijd, duaal).
2.3.
Karakteristiek van hogeschool en opleiding
Hogeschool INHolland
De Hogeschool INHolland kent tien vestigingen met locaties in de Randstad en is organisatorisch
ingedeeld in ‘Schools’. De opleiding MER maakt deel uit van de School of Economics en is gevestigd
op de hoofdlocaties Alkmaar, Amsterdam/Diemen, Den Haag, Haarlem en Rotterdam. De Schools
van INHolland worden geleid door een directeur en ondersteund door stafdiensten. De directeuren
van de Schools en diensten voeren resultaatverantwoordelijk management en leggen
verantwoording af aan het College van Bestuur, via een managementcontract en managementrapportages.
Op alle locaties is de opleidingsmanager eindverantwoordelijk voor de opleiding MER.
Op alle locaties – met uitzondering van de locatie Alkmaar –is de opleidingsmanager MER tevens
verantwoordelijk voor een of meer andere bacheloropleidingen. De locatie Rotterdam heeft een
aparte opleidingsmanager voor alle deeltijdse opleidingen binnen de School of Economics.
De hogeschool heeft als overkoepelende onderwijsvisie dat de hogeschool door middel van
competentiegericht onderwijs studenten voorbereidt op hun beroepsleven door de kennis, vaardigheden en de houding bij te brengen die zij nodig hebben. Bij INHolland leren studenten zelf
initiatief te nemen, zich verantwoordelijk te voelen voor resultaten, sociaal competent te zijn, een
nieuwsgierige en innoverende houding te hebben en respect te tonen voor de wereld waarin zij
leven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  5
De gezamenlijke strategie van INHolland is beschreven in het instellingsplan Samen werken aan de
kennis van morgen en richt zich in de periode 2006-2010 op vijf speerpunten: (i) integratie van
kennis, onderzoek en praktijk, (ii) professionalisering van de eigen organisatie, (iii) focus op
inhoudelijke thema’s, (iv) regionale binding en (v) internationale oriëntatie.
Vanwege de vestiging in overwegend de Randstad richt de hogeschool zich op grootstedelijke
vraagstukken in internationaal perspectief. De hogeschool profileert zich op vier thema’s: (i)
ondernemerschap, (ii) maatschappelijke betrokkenheid, (iii) diversiteit van studenten en pluriforme
identiteit en (iv) internationalisering. De speerpunten en thema’s zijn uitgewerkt in de Bestuurlijke
Agenda 2008– 2010. Met deze Bestuurlijke Agenda is hogeschoolbreed ingezet op het herstel van
de hogeschool. Het auditteam stelt op grond van de gesprekken op de verschillende locaties met
schooldirecties en het opleidingsmanagement en docenten vast dat de in de Bestuursagenda
ingezette lijn duidelijk merkbaar is in de visie op het op de locaties aangeboden onderwijs.
De Hogeschool INHolland hecht aan een sterke band met de regionale omgeving. Binnen het
onderwijs is er samenwerking met het (v)mbo, het voortgezet onderwijs en het wetenschappelijk
onderwijs; daarnaast heeft de opleiding relaties met bedrijven, instellingen en overheden. De
verbinding tussen de thema’s, de contacten met de regio en het profiel op internationalisering
wordt versterkt door de lectoraten, die zijn gegroepeerd in zes centrale onderzoeksthema’s. De
verbinding tussen de lectoraten en het onderwijs wordt gevormd door de kenniskringen waarin
docenten en studenten participeren.
De opleiding MER
De opleiding MER is landelijk in september 1994 gestart. De visitatie van 1997 heeft de verbreding
van MER in een stroomversnelling gebracht. In 1999 verscheen het landelijke beroeps- en
opleidingsprofiel, opgesteld door het landelijk overleg van de opleidingen MER, dat een eerste
aanzet gaf tot een bedrijfskundige opleiding en tot competentiegericht onderwijs. In 2003 zijn de
opleidingen opnieuw gevisiteerd. Het visitatierapport meldt dat de omvorming van sterk juridisch
georiënteerde en vakgerichte curricula naar bedrijfskundig georiënteerde en competentiegerichte
curricula bij alle MER-opleidingen ter hand is genomen en in het algemeen succesvol is geweest.
In de jaren daarna is de bedrijfskundige oriëntatie verder versterkt. De MER wordt nu gezien als
een algemeen bedrijfskundige hbo-opleiding. Landelijk bestaan er vijftien bacheloropleidingen MER.
Het programma is voor alle locaties gebaseerd op dezelfde competentiekaart die is uitgewerkt naar
leertaken per fase. Het landelijk vastgestelde competentieprofiel MER uit 1999 ligt daaraan ten
grondslag. Dit profiel is in het studiejaar 2007-2008 herijkt en aangescherpt. In het eerste en
tweede jaar heeft elke periode een thema dat direct gerelateerd is aan de beroepspraktijk, zoals
organisatie en omgeving, mens en organisatie, verandermanagement en globalisering. Ook staat in
elke periode een beroepstaak centraal, zoals het uitvoeren van een bedrijfsanalyse, het
ontwikkelen van een klanttevredenheidsonderzoek of het opstellen van een strategisch
marketingplan. De keuze van de thema’s en beroepstaken is gebaseerd op het brede spectrum van
startfuncties van de startende beroepsbeoefenaar.
Het derde jaar bestaat uit de stage en differentiatieminors. Het vierde jaar bestaat uit differentiatieminors en het afstuderen. Voor de minors geldt dat de examencommissie rekening houdend
met de competentieontwikkeling de keuze van studenten voor hun differentiatieminor dient goed te
keuren. Differentiatieminors worden op de verschillende locaties ontwikkeld. Het INHolland
validatie- en accreditatieorgaan heeft tot taak de aangeboden minors te valideren en accrediteren.
In bijlage III is ter illustratie het programma van de locatie Haarlem opgenomen.
De inhoudelijke accenten van de opleiding worden per locatie bepaald door de lokale inkleuring,
waartoe de onderwijsvisie van INHolland ruimte biedt.
ƒ
De locatie Alkmaar profileert zich als een onderwijsinstelling die dicht bij de student, de markt
en de samenleving staat en als persoonlijk en ondernemend. De school biedt studenten een
ondernemende leeromgeving met persoonlijke aandacht waar studenten werken aan het
ontwikkelen van hun talenten.
ƒ
De locatie Amsterdam/Diemen profileert zich via het unieke en duurzame thema The Global
City, waarbij wordt aangesloten op regionale grootstedelijke activiteiten binnen de
commerciële, zakelijke markt en het economische, dienstverlenende en financiële werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  6
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
De locatie Den Haag profileert zich vooral op ondernemen en internationalisering. De School is
van mening dat studenten – in het kader van de toenemende globalisering – steeds meer in
staat moeten worden geacht in een internationale omgeving en markt te kunnen opereren.
In het curriculum wordt daarom aan diversiteit bijzondere aandacht besteed.
De locatie Haarlem wil door samenwerking met het regionale bedrijfsleven, organisaties en de
overheid haar bijdrage leveren aan het tot bloei brengen van de regio Kennemerland. De
School centreert haar beleid rond drie speerpunten die aansluiten op de vraag van de markt:
ondernemerschap, logistiek en toerisme. De locatie Haarlem beschikt over een afstudeervariant
Sportmanagement
De locatie Rotterdam profileert zich op de thema's: ondernemerschap, de grote stad en
veiligheid. Dit doet zij natuurlijk in de context van de stad Rotterdam als havenstad, maar ook
als stad waar op cultureel gebied veel te doen is.
Het aantal ingeschreven studenten per locatie verschilt. In de afgelopen jaren heeft het aantal
ingeschreven studenten op alle locaties een daling laten zien. De instroomcijfers van de locaties
voor het studiejaar 2009-2010 laten een positieve kentering zien.
Overzicht 2: Aantal ingeschreven studenten per locatie per 1 oktober 2007 t/m 2009
Locatie
voltijd
Alkmaar
Amsterdam/Diemen
Den Haag
Haarlem
Rotterdam
07
340
364
216
275
499
2.4.
deeltijd
08
293
293
188
255
410
09
07
259 59
234 113
201 66
280 51
370 33
08
54
92
63
48
55
duaal
09
61
79
70
64
70
07
6
-
08
5
-
09
4
-
Visitatierapport Breed en Veelzijdig (2004) en interne audit 2007
Visitatierapport Breed en Veelzijdig
In 2003 werd de opleiding Management, Economie en Recht voor de tweede (en laatste) maal
gevisiteerd op basis van het beoordelingskader dat was opgesteld onder auspiciën van de
HBO-raad. De visitatie had betrekking op twintig opleidingen MER, waaronder de INHolland locaties
Alkmaar, Amsterdam/Diemen, Haarlem en Rotterdam. Ten tijde van de visitatie werd de opleiding
nog niet op de locatie Den Haag aangeboden. De conclusies van de visitatiecommissie zijn in 2004
integraal gepubliceerd in het visitatierapport Breed en veelzijdig.
De commissie kwam voor de locatie Alkmaar met aanbevelingen op gebied van kwaliteitsmanagement, externe oriëntatie en afstudeerwerkstukken. De belangrijkste aanbevelingen voor de locatie
Diemen hadden betrekking op kwaliteitsmanagement en verbetering van het propedeuserendement. Voor de locatie Haarlem lagen de aanbevelingen op het gebied van kwaliteitsmanagement,
personeelsbeleid, studeerbaarheid en studielast en voor de locatie Rotterdam hadden die betrekking op kwaliteitsmanagement, de verbetering van het propedeuserendement, internationalisering
en externe oriëntatie.
De opleiding heeft naar aanleiding van het visitatierapport concrete vervolgstappen gezet. Het
visitatierapport verscheen in het studiejaar 2003-2004 ten tijde van de implementatie van het
hogeschoolbrede onderwijsconcept Backbone en de implementatie van het kaderstellend HRMbeleid van INHolland. Op basis van het onderwijsconcept is vanaf 2003 een onderwijsvernieuwingstraject van start gegaan dat heeft geleid tot het herformuleren van de doelstellingen. Op basis
hiervan is vanaf cohort 2004 op alle locaties een nieuw curriculum van start gegaan.
Op gebied van kwaliteitsmanagement hebben de Schools of Economics afspraken gemaakt over
gezamenlijke uitgangspunten die in 2006 zijn vastgelegd in de notitie Kaders voor Kwaliteitsmanagement Schools of Economics. Hierin is specifieke aandacht besteed aan de rollen van
stakeholders en de borging van processen. Deze beleidsuitgangspunten zijn op alle locaties
inmiddels geïmplementeerd. De opleiding heeft in de Management Review de vervolgstappen nader
uitgewerkt dan wel toegelicht. Het auditteam heeft hiervan kennis genomen en bij zijn beoordeling
betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  7
Interne audit 2007
In 2007-2008 is per locatie een interne audit uitgevoerd. Interne auditoren hebben gesprekken
gevoerd met studenten, docenten en opleidingsmanagers. Dit heeft geleid tot de stand van zakennotitie opleiding MER (juli 2008). In het algemeen heeft het interne auditteam opgemerkt dat de
beleidsuitgangspunten van de opleiding gefragmenteerd in verschillende documenten zijn opgenomen en nog niet zijn samengevoegd in een richtinggevend opleidingsdocument. Op basis van de
zelfevaluatie en de stand van zakennotitie heeft de opleiding inhoudelijke en organisatorische
maatregelen genomen. Het auditteam heeft kennis genomen van de genoemde notitie en heeft de
uitkomsten daarvan bij zijn beoordeling betrokken.
2.5.
Aanpak
2.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten (voltijd, deeltijd en duaal) is uitgegaan
van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”.
Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een
opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI
moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld.
Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op
de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader.
Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het
volgende:
Alle varianten van opleiding MER hebben zich op alle locaties voor wat betreft beroepsprofiel,
opleidingscompetenties en doelstelling gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het
beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”).
Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in
voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een bacheloropleiding MER op hbo-niveau.
Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten:
Documentanalyse
Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door MER aangeleverde schriftelijke informatie:
ƒ
Management Review – MR;
ƒ
Studiegidsen;
ƒ
Onderwijs- en Examen Reglement – OER;
ƒ
Visitatierapport ‘Breed en veelzijdig’ (2004)
ƒ
Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld:
strategische keuzen en de positie in de markt,
interne organisatie,
de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne
managementrapportages en verbetermaatregelen,
ontwikkelingen in het beroepenveld,
beroeps- en opleidingsprofielen,
(validatie) eindkwalificaties,
curricula en de interne en externe evaluatie daarvan,
werkvormen,
toetsing en beoordeling,
kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid,
internationalisering,
instroombeleid,
studiebegeleiding,
onderwijsrendementen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  8
Op basis van de door INHolland aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld
kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de drie opleidingsvarianten op de
onderscheiden locaties. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau,
toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie,
arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen.
Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op
de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
Audit
De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een
auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van
Management, Economie en Recht een student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit
Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering.
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus
(management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de
in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde
uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte
informatie verifieerbaar is.
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is
aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en
anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de
materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer:
ƒ
overzichten van de samenstelling van de werkveldgremia waarmee de opleiding(en) overleg
voeren;
ƒ
verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld;
ƒ
overzicht CV’s van (gast)docenten;
ƒ
netwerkoverzicht docenten;
ƒ
verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten;
ƒ
verslagen van docentevaluaties;
ƒ
verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten;
ƒ
detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten;
ƒ
stageverslagen en -beoordelingen;
ƒ
de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd;
ƒ
de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te
stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de
daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen.
Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten
beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en
ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een
toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden
waarop dat oordeel is gebaseerd. In het rapport wordt het onderscheid tussen de varianten en de
locaties - in geval daartoe aanleiding is - zichtbaar gemaakt en wordt daaraan bijzondere aandacht
geschonken.
1
Visitatie heeft op 21 – 24 september 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  9
2.5.2. Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’
scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of
‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast.
Onderwerp
A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste
‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de
overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar
is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.
B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft
gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp
‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen
zijn.
Facet
D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam:
ƒ
uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende
regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd;
ƒ
primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
Extra aantekening
E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als
‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels:
ƒ
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp
‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige
facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2
ƒ
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat
onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de
overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord;
ƒ
een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat
onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de
duur van de opleiding.
Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste
waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen
komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra
aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  10
2.5.3. Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld:
Panelleden
Onderwijs Werkveld
Audit en
kwaliteitszorg Deskundig deskundigheid
deskundigheid heid
x
x
x
X
x
x
x
x
x
x
Vakinhoude- Student
gebonden
lijke desdeskundigheid
kundigheid
W.L.M. Blomen, voorzitter
T. Klein
M. Hoogwout
x
H.R. van der Made
M. Collenteur*, student
x
R. Meelhuysen*, student
x
Mr. T.Vis, secretaris
x
* De heer Collenteur heeft deel uitgemaakt van het auditteam op 21 t/m 23 september, de heer Meelhuysen op
24 september.
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de
voor de beoordeling van de opleiding MER noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met
betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende
processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke
aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein).
De lead-auditor, de heer Blomen, is directeur van de Hobéon Groep en heeft een groot aantal
audits voorgezeten bij zowel bekostigde als aangewezen onderwijsinstellingen.
De heren Klein en Hoogwout hebben zich in hun beoordeling, vanuit het werkveld en vakgebied
met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend
domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie
tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het
gerealiseerde niveau beoordeeld.
De heer Klein heeft op grond van zijn ruime juridische en managementervaring en zijn positie in
het werkveld als algemeen directeur van een multimedia uitgeverij een goed zicht op de eisen die
vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het
terrein van Management, Economie en Recht op hbo-niveau. De heer Hoogwout heeft met zijn
bedrijfseconomische en juridische kennis als organisatieadviseur en (associate) partner in het
organisatieadviesbureau Zenc BV, goed zicht op de eisen die moeten worden gesteld aan de
onderscheiden vakgebieden binnen een HBO MER-opleiding.
De deskundige ‘onderwijs’ de heer Van der Made heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de
processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft ruime onderwijservaring die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische
context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan
hbo opleidingen gesteld worden.
De heer Collenteur is bijna afgestudeerd aan de opleiding Management, Economie en Recht bij de
Hogeschool HBO Nederland te Arnhem. Hij heeft als student aan een hbo-opleiding goed zicht op
specifiek studentgebonden onderwerpen en participeerde in eerdere audits in het hoger onderwijs.
Dit geldt eveneens voor de heer Meelhuysen, die vierdejaars student Management, Economie en
Recht (afstudeerrichting Commerciële Bedrijfskunde) bij Hogeschool Utrecht is. Hij heeft in het
kader van deze studie een half jaar gestudeerd aan het Athlon Institute of Technology in Ierland
(Bachelor of Business). De heer Meelhuysen neemt deel aan het Topclass-programma van de
Faculteit Economie & Management.
De heer Vis heeft tijdens zijn loopbaan in verschillende functies ervaring opgedaan met onder
andere bestuurlijke vraagstukken, strategisch management, doelmatigheidsbeoordelingen in het
hoger onderwijs en de uitvoering van audits in het hoger onderwijs.
Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  11
2.5.4. Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de
verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten
en staf.
Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
2.5.5. Programma visitatie 21 tot en met 24 september 2009
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  12
3.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding
Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen
Criterium
Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het
betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen
Landelijk profiel
In 1999 heeft het Landelijk Opleidingenoverleg MER (LOO-MER) het landelijk beroeps- en
competentieprofiel vastgesteld voor de opleiding MER. Dit document is tot stand gekomen met
vertegenwoordigers uit het werkveld. Mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de visitatiecommissie MER (Rapport Breed en Veelzijdig) is vorengenoemd beroeps- en opleidingsprofiel in
2008 aangepast en/of aangescherpt. Het geactualiseerde profiel is sinds 2009 ingeschreven in het
register van de HBO-raad. INHolland MER neemt via dit overleg deel aan discussies over actuele
ontwikkelingen.
In het profiel (2008) wordt beschreven dat de opleiding MER tot doel heeft studenten op te leiden
voor een breed spectrum van beroepen op bedrijfskundig terrein. MER profileert zich expliciet als
een bedrijfskundige opleiding. De opleiding is gericht op het verwerven van bekwaamheid in het
werken aan vraagstukken op bedrijfskundig gebied die zich in organisaties voordoen. Hierbij is
veelal een interdisciplinaire invalsoek noodzakelijk. Het kunnen combineren van management-,
economische én juridische invalshoeken bij het analyseren en oplossen van bedrijfskundige
vraagstukken op alle niveaus maakt hem tot een unieke professional. De praktijkgerichtheid, de
interdisciplinaire, integrale benadering van organisaties is de belangrijkste kernkwalificatie van de
MER afgestudeerde. De MER-bachelor vervult, doordat hij meerdere disciplines beheerst en
integraal kan toepassen, een brugfunctie binnen de organisatie.
In juni 2008 heeft het Sectoraal Adviescollege Hoger Economisch Onderwijs van de HBO-raad: het
geheel van kennis, vaardigheden en attitudes van de beroepsbeoefenaar (de ‘Body of Knowledge
and Skills’) in de sector HEO, domein Business Administration vastgesteld. In 2008-2009 heeft de
curriculumcommissie van de opleiding vastgesteld dat deze ‘Body’ herkenbaar terug te vinden is in
het opleidingsprofiel MER/INHolland. Het auditteam herkent in het onderwijsprogramma van de
opleiding deze ‘Body of Knowledge and Skills’.
Opleidingsprofiel MER (alle locaties)
De opleiding heeft op basis van het geactualiseerde landelijke beroeps- en competentieprofiel
(2008) en op basis van het onderwijsconcept van de hogeschool en de School of Economics in het
studiejaar 2008-2009 het opleidingsprofiel MER opgesteld. In het opleidingsprofiel zijn de
beleidsuitgangspunten van de opleiding in een richtinggevend document uitgewerkt.
Het opleidingprofiel is uitgewerkt in een competentiekaart MER. De competentiekaart is een
vertaling in onderwijstermen van hetgeen het werkveld vraagt van startende beroepsbeoefenaars.
De herziening van het landelijk profiel heeft tot enkele aanpassingen aan de competentiekaart MER
van Hogeschool INHolland geleid, namelijk de uitwerking van deze kaart in indicatoren en
leertaken. De competentiekaart onderscheidt de volgende drie segmenten welke zijn uitgewerkt in
vijf competentiegebieden. Per competentiegebied is een aantal competenties geformuleerd.
A.
Werken aan de klant
1. Klanten
1.1. Adviseren
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  13
B. Werken aan de organisatie
2. Interne processen
2.1 Beleid- en organisatieontwerp
2.2 Managen van projecten
2.3 Analyseren
2.4 Sturen
3. Mensen
3.1 Samenwerken
3.2 Communiceren (schriftelijk)
3.3. Communiceren (mondeling)
3.4 Leiding geven
4. Omgeving
4.1 Toegepast onderzoeken
C.
Werken aan jezelf
5. Professionaliteit
5.1 Zelfmanagement
5.2 Employability
De competenties zijn verder uitgewerkt in competentie-indicatoren en leertaken. Hierin is per
competentie aangeven wat de student in de verschillende fasen van zijn opleiding moet kennen en
kunnen. De faseniveaus zijn gekoppeld aan leerjaren:
Eind jaar 1: niveau beroepsgeschikt;
Eind jaar 2: niveau stagebekwaam;
Eind jaar 3: niveau beroepsgevormd;
Eind jaar 4: niveau startbekwaam.
Voor alle competenties zijn als eerste stap uitdagingen en kernactiviteiten uitgewerkt. Vervolgens
zijn op basis hiervan competentiestatements geformuleerd. Aan de hand van een kritische
beroepssituatie wordt per niveau aangegeven over welke kennis en vaardigheden de student dient
te beschikken en worden de prestaties op het gedrag en op de hele taak geformuleerd.
De opleiding heeft in haar Management Review ter illustratie een uitwerking opgenomen voor de
competentie Mensen (competentiegebied: Interne processen) opgenomen. Het auditteam heeft
hiervan kennisgenomen en beoordeelt deze uitwerking als adequaat.
Validering
De opleiding heeft op iedere locatie een beroepenveldcommissie ingesteld. Deze commissie is
samengesteld uit vertegenwoordigers van het regionale beroepenveld. De Beroepenveldcommissie
(BVC) houdt zich actief bezig met de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk.
In de BVC worden de ontwikkelingen in het werkveld en de consequenties daarvan voor de
opleiding besproken. Tijdens de audit heeft het auditteam op grond van de gesprekken en de
aanwezig documenten in de vorm van verslagen per locatie vast kunnen stellen dat op alle locaties
de opleidingscompetenties zijn besproken in de BVC. Op grond van de locatiegesprekken tijdens de
audit stelt het auditteam vast dat de opleiding op de onderscheiden locaties op een voldoende
wijze zijn ingebed in de regionale context (zie ook par. 2.3.7.).
Internationalisering
Naar aanleiding van de Bestuurlijke Agenda is in 2008 op hogeschoolniveau een aantal
doelstellingen ten aanzien van het aspect internationalisering voor de komende jaren
geformuleerd:
ƒ
Internationalisering van het curriculum;
ƒ
Vergroten van het aantal buitenlandervaringen van studenten;
ƒ
Nauwe samenwerking met ten minste één buitenlandse partnerinstelling;
ƒ
Bevordering van docent- en studentmobiliteit met partnerinstellingen;
ƒ
Invoering van Engelstalige programmaonderdelen ten behoeve van uitwisselingsstudenten;
ƒ
ƒ
Doen van een haalbaarheidsonderzoek naar het aanbieden van internationale Bachelor opleidingen;
Definiëren van wat ‘internationaal en crosscultureel competent zijn’ betekent voor de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  14
In de gesprekken met het Schoolmanagement tijdens de audit heeft het auditteam begrepen dat
op hogeschoolniveau voor de daadwerkelijke buitenlandervaring (via uitwisseling, stages en
dergelijke) een streefnorm van 10% van het totale aantal studenten wordt gehanteerd. Uit de
gesprekken met het opleidingsmanagement blijkt per locatie een gering aantal studenten van een
verblijf in het buitenland (via stage, afstudeeropdracht, differentiatieminor) daadwerkelijk gebruik
te maken. Het auditteam meent dan ook dat de gestelde streefnorm als te ambitieus moet worden
aangemerkt.
De opleiding heeft in het curriculum competenties opgenomen die de student in staat stellen
internationaal competent te worden. Zie hiervoor facet 2.2.
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en voor alle locaties als
voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
De eindkwalificaties zijn vastgelegd in een landelijke beroepsprofiel en in een daarvan afgeleid
opleidingsprofiel.
ƒ
De competenties zijn aan de hand van een competentiekaart op inzichtelijk wijze uitgewerkt in
competentie-indicatoren en leertaken.
ƒ
De eindkwalificaties hebben een internationale dimensie, die spoort met het landelijke beroepsen competentieprofiel
ƒ
Deze eindkwalificaties, uitgewerkt in competenties zijn per locatie besproken met het regionale
werkveld.
ƒ
Het auditteam is van oordeel dat de genoemde streefnorm van 10% voor de opleiding MER als
te ambitieus moet worden gekwalificeerd. Wel heeft het auditteam uit de locatiegesprekken
tijdens de audit opgemaakt dat het opleidingsmanagement internationale mobiliteit en
uitwisseling op verschillende wijze stimuleert, maar dat de resultaten van deze inspanningen
bijstelling van de norm rechtvaardigen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  15
Facet 1.2. Niveau Bachelor
Criterium
Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal
geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen
Generieke kernkwalificaties
Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze
kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’. Het planmatig nagaan of de opleidingscompetenties een concrete uitwerking zijn van het bachelorniveau is de verantwoordelijkheid van
de curriculumcommissie. Voor de verantwoording over het hbo-niveau heeft de opleiding
aansluiting gezocht met de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo-bacheloropleidingen, zoals
die zijn geformuleerd door de Commissie Franssen. Deze kernkwalificaties hebben expliciet een rol
gespeeld bij de ontwikkeling van het curriculum, het formuleren van de competenties en de
leerdoelen en het opstellen van de opdrachten.
Uit de relatie met de opleidingscompetenties leidt het auditteam af dat de tien generieke hbokwalificaties afgedekt zijn. De opleiding stelt dat, aangezien de hbo-kwalificaties een uitwerking
zijn van de Dublin Descriptoren, daarmee dan ook de Dublin Descriptoren door het studieprogramma afgedekt worden.
Dublin Descriptoren
Als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal
geaccepteerde beschrijvingen, gebruikt de opleiding de Dublin Descriptoren.
Kennis en inzicht
Hierbinnen komen de volgende competenties aan de orde: Adviseren, Beleid en Organisatie
ontwerp, Projectmanagement, Kwaliteit en controle, Onderzoeken, Innoveren, Zelfmanagement en
Employability
Toepassing kennis en inzicht
Hierbinnen komen de volgende competenties aan de orde: Projectmanagement, Kwaliteit en
controle, Leiderschap en Onderzoeken.
Oordeelsvorming
Hierbinnen komen de volgende competenties aan de orde: plannen opstellen, Beleid en Organisatie
ontwerp, Projectmanagement, Onderzoeken en Innoveren.
Communicatie
Hierbinnen komen de volgende competenties aan de orde: Relatiemanagement, Customer Service,
Samenwerking, Leiderschap, Communicatie, Conflicthantering en Representeren.
Leervaardigheden
Hierbinnen komen de volgende competenties aan de orde: Zelfmanagement en Employability
Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd en gezien dat de
competentie-elementen van de opleiding de Dublin Descriptoren afdekken. Het auditteam stelt
daarom vast dat de eindkwalificaties van de opleiding beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’
zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren.
Oordeel: goed
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten op alle locaties van de opleiding als goed op
grond van het feit dat de eindkwalificaties van de opleiding, uitgedrukt in competenties de Dublin
Descriptoren volledig afdekken. De opleiding is er goed in geslaagd elke dimensie van de Dublin
Descriptoren een duidelijk herkenbare plaats in haar opleidingscompetenties te geven. De eindkwalificaties sluiten naar het oordeel van het auditteam aan bij de internationaal geaccepteerde
beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
Criteria
Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria:
ƒ
Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in
samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of
beroepscompetenties?
ƒ
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend
beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen
waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen
“Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds.
Hoger Onderwijs
De opleiding heeft in het beroepsprofiel van MER en de daarmee samenhangende beroepscompetenties de generieke hbo-kwalificaties en de Dublin Descriptoren verwerkt en sluit hiermee
aan bij de beschrijving van het bachelorniveau. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend
kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding aansluit bij algemene,
internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, beoordeelde het
auditteam reeds als goed (zie facet 1.2).
Beroepsonderwijs
De eindkwalificaties van de opleiding MER zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld
zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie
op het voor de MER bedrijfskundige relevante werkveld geborgd.
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor alle varianten van de opleiding op alle
locaties als voldoende op grond van de volgende observaties:
ƒ
De eindkwalificaties sluiten aan bij de Dublin Descriptoren en komen overeen met het
internationaal gedefinieerde bachelor niveau;
ƒ
De eindkwalificaties sluiten aan bij het landelijk vastgestelde en regionaal gevalideerde
beroeps- en opleidingsprofiel.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE
Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingsvarianten op
alle locaties als voldoende
Alle facetten van het Onderwerp “Doelstellingen Opleiding” zijn positief beoordeeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  17
Onderwerp 2: Programma
Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3.
samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en
inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO
Criteria
Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria:
ƒ
Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de
beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk
en/of (toegepast) onderzoek?
ƒ
Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied / de discipline?
ƒ
Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het
aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen
Kennisontwikkeling via vakliteratuur, studiemateriaal; verbanden met actuele ontwikkelingen.
Actuele vakliteratuur, vaktijdschriften, artikelen, databases en websites vormen de basis
voor kennisoverdracht aan studenten en voor de samenstelling van de literatuurlijsten. De
kennisontwikkeling is expliciet in het curriculum opgenomen. In de studentenhandleidingen wordt
verwezen naar de aanbevolen en verplichte literatuur en relevante tijdschriften.
Het auditteam heeft tijdens het visitatiebezoek de boekenlijst bestudeerd en concludeert dat de
aangeboden literatuur voldoende breed en van het voor de opleiding relevante hbo-niveau is.
Studenten maken vooral gebruik van Nederlandse literatuur. Waar nodig of gewenst wordt
Engelstalige literatuur gebruikt.
Het auditteam heeft tijdens de audit ook kennisgenomen van de door de bibliotheek van INHolland
ter beschikking gestelde databanken. In de gesprekken met studenten en docenten tijdens de audit
kwam op alle locaties naar voren dat de studenten bij hun studie weinig gebruik maken van deze
mogelijkheden.
Kennisontwikkeling via interactie met de beroepspraktijk
Het auditteam stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk in voldoende mate is
georganiseerd. Het MER-curriculum is zo opgezet dat de studenten tijdens hun hele studie op alle
locaties in aanraking komen met de beroepspraktijk. Reeds in het eerste jaar oriënteren studenten
zich in het project Studie en beroep op de beroepsmogelijkheden van een afgestudeerde MERstudent.
De opleiding ontleent literatuur, rapporten, casuïstiek en software aan haar relaties met bedrijven,
overheden en andere organisaties. Het te bestuderen studiemateriaal uit de beroepspraktijk komt
vooral binnen via de projectopdrachten. Organisaties, bedrijven en overheden fungeren als
opdrachtgevers van beroepsauthentieke projecten die door de studenten worden uitgevoerd.
Als voorbeelden kunnen worden genoemd:
ƒ
de zogenoemde koffiecase (Medellin); in het tweede jaar (periode 1 en 2) wordt onder andere
gebruik gemaakt van de actuele financiële jaarverslagen van dit bedrijf (locatie Alkmaar);
ƒ
een samenwerkingsproject met het bedrijf Unique in periode 4 van het eerste jaar. De opdracht
komt elk jaar in overleg met Unique tot stand (locatie Amsterdam/Diemen);
ƒ
op de locatie Den Haag is een aantal studenten onder leiding van een van de docenten en het
lectoraat Digital World sinds het studiejaar 2008-2009 betrokken bij het MKB-loket de Game
Factory INHolland Den Haag. Deze groep studenten maakt onder begeleiding een digitale game
waarbij het juridisch onderwijs binnen INHolland wordt ondersteund.
ƒ
op de locatie Haarlem werken studenten in het kader van projecten aan de ontwikkeling en
bouw van websites voor ondernemingen en passen studenten een Balanced Score Card toe op
een bestaande organisatie.
ƒ
op de locatie Rotterdam heeft de opleiding nauwe contacten met bedrijven als de Rabobank,
The Greenery, het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Rotterdam. Zo verzorgt de
Rabobank in het tweede jaar een casus rondom CRM.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  18
De studenten maken verder kennis met de beroepspraktijk door onder andere bedrijfsbezoeken,
bedrijfsdagen en gastcolleges. In het derde jaar van de opleiding lopen studenten 20 weken stage.
De activiteiten die studenten in de stageperiode uitvoeren, hebben betrekking op een of enkele van
de taakgebieden en de bijbehorende competenties. In het vierde jaar sluiten de studenten de
opleiding af met een afstudeerproject van een halfjaar bij een bedrijf. In deze fase bewijzen
studenten dat zij in staat zijn zelfstandig een extern geworven praktijkprobleem op te lossen.
Kennisontwikkeling via toegepast onderzoek
De opleiding kent een onderzoeksvaardighedenlijn, waardoor studenten op verschillende wijzen zijn
betrokken bij toegepast onderzoek. De onderzoeksvaardighedenlijn is opgebouwd uit projectmatig
werken, onderzoeksvaardigheden, bibliotheek workshop, projectopdrachten, methoden van
onderzoek, onderzoeksopdracht stage en onderzoeksopdracht afstudeerfase.
Enkele voorbeelden:
ƒ
Op de locatie Alkmaar wordt vanuit de opleiding geparticipeerd in de rol van fellow in de
kenniskring HRM/persoonlijk ondernemerschap.
ƒ
Op de locatie Amsterdam/Diemen voeren studenten in opdracht van de Academie van de stad
wijk- en bewonersgerichte projecten uit. De Academie van de stad is een samenwerkingsverband van de Hogeschool INHolland, de Hogeschool van Amsterdam, de gemeente
Amsterdam en de woningbouw-coöperaties.
ƒ
De studenten krijgen op de locatie Rotterdam in de eerste twee jaar het onderdeel Methoden
en technieken dat ingaat op de methoden van onderzoek. Het eerste jaar richt zich vooral op
het analyseren van aangereikte (onderzoeks)gegevens en het tweede jaar op het zelfstandig
vergaren en verwerken van gegevens. Hierin wordt onder andere samengewerkt met het
versdistributiecentrum Bleiswijk The Greenery.
ƒ
De locatie Den Haag richt de aandacht op onderzoeksvaardigheden en methodologie door het
aanbieden van specifieke trainingen en workshops.
ƒ
Op de locatie Haarlem geschiedt dit door middel van colleges met daarin voor de student
individuele onderzoeksopdrachten. Deze opdrachten zijn praktijkgericht en lopen vooruit op de
te volgen stage.
In de gesprekken met het opleidingsmanagement tijdens de audit komt naar voren dat de onderzoeksvaardigheden op de locaties verschillende invulling kent. De opleiding heeft tijdens de audit
het auditteam aan de hand van een uitwerkingsnotitie nader geïnformeerd over de met ingang van
het studiejaar 2009-2010 aan te brengen versterking van de samenhang van deze vaardighedenlijn
en over de afstemming tussen de locaties. Het auditteam heeft hiervan met instemming
kennisgenomen. De gepresenteerde vaardighedenlijn heeft een omvang (incl. stageopdracht en
afstudeerproject) van 53 EC.
Op hogeschoolniveau is een groot aantal lectoraten en kenniskringen ingesteld. Uit de door de
opleiding verstrekte informatie blijkt dat de opleiding op locatieniveau samenwerkt met
verschillende lectoraten, zoals Public Management and Controlling ( locaties Den Haag en
Alkmaar), Digital World (locaties Den Haag en Haarlem), Corporate Finance and Governance
(locatie Rotterdam) en Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid (locatie Amsterdam/Diemen).
De lectoren dragen bij aan de inhoud van de cursussen, trainingen, workshops en geven
gastcolleges. Binnen de kenniskringen van deze lectoraten wordt docenten en studenten de
gelegenheid geboden om onderzoek te verrichten naar actuele thema’s. Vanuit de lectoraten zijn
ook differentiatieminoren ontwikkeld en uitgevoerd.
Ontwikkeling beroepsvaardigheden en verbindingen met actuele ontwikkelingen.
Tijdens trainingen, in workshops, door middel van projectopdrachten en in samenhang met de
onderzoeksvaardighedenlijn worden op alle locaties beroepsvaardigheden ontwikkeld.
De gehanteerde werkvormen leveren hier een bijdrage aan. Het gaat daarbij vooral om het
aanleren van vaardigheden op het gebied van communicatie, samenwerken, conflicthantering,
commercieel handelen, plannen, onderzoek doen en leidinggeven. Deeltijdstudenten ontwikkelen
een deel van hun beroepsvaardigheden in de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  19
Docenten werken op alle locaties in het flankerend onderwijs met actuele casuïstiek (zie facet 2.7).
Ontwikkelingen vanuit het beroepenveld worden ook gesignaleerd doordat docenten bij bedrijven
komen in het kader van stage- en afstudeerbegeleiding. Afstudeeropdrachten en gesprekken met
bedrijfscoaches zijn een bron van informatie. Docenten onderhouden een eigen relatienetwerk en
volgen vanuit hun expertise seminars en bijeenkomsten op hun vakgebied. Enkele voorbeelden:
ƒ
Ten behoeve van zowel het praktijkveld, docenten als studenten is een drietal masterclasses
georganiseerd over thema's als verandermanagement en professionalisering van HRM als
ondernemerschap in de zorg. Resultaten worden teruggesluisd in het onderwijs tijdens colleges
Verandermanagement en Personeelsmanagement (locatie Alkmaar).
ƒ
Op de locatie Haarlem is een managementgame ontwikkeld in samenwerking met het
bedrijfsleven. Studenten moeten hier gemotiveerde besluiten nemen ten aanzien van
investeringen en aanname en ontslag van personeel.
De opleiding geeft aan dat de koppeling met de beroepspraktijk verder onder meer wordt
gewaarborgd door het betrekken van het werkveld bij de uitvoering en de beoordeling van het
programma. In toenemende mate wordt bijvoorbeeld de praktijk betrokken bij opdrachten met
inbegrip van de afstudeeropdrachten en is sprake van samenwerkingsprojecten met het regionale
bedrijfsleven. In de beroepenveldcommissies komen onder meer de ontwikkelingen in het regionale
werkveld aan de orde.
De centrale curriculumcommissie evalueert jaarlijks het onderwijsmateriaal op relevantie voor de
beroepspraktijk. In de periode-evaluaties komen verschillende aspecten van de hbo-eisen van het
programma aan de orde.
Oordeel studenten
De studenten beoordelen – blijkens de evaluatieresultaten – de aansluiting bij de actuele
ontwikkelingen, de wijze waarop de opleiding hen opleidt, de kwaliteit van het studiemateriaal, de
hoeveelheid contact met de beroepspraktijk en de praktijkgerichtheid op alle locaties met een
voldoende (3.1 tot 3.7 op een vijfpuntsschaal). Tijdens de audit kwam in het gesprek met de
studenten van de locatie Haarlem de wens naar voren de contacten met de beroepspraktijk verder
te versterken door middel van buitenschoolse activiteiten en hen over deze mogelijkheden meer
nadrukkelijk te informeren.
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding en op alle locaties als
voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat kennisontwikkeling plaatsvindt aan de hand van aan de
beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en relevante vakliteratuur.
De beroepsgerichtheid is duidelijk in het curriculum zichtbaar. De interactie studenten –
beroepenveld vindt reeds vanaf het eerste jaar plaats. Studenten zijn over het algemeen tevreden
over het beroepsgerichte karakter van de opleiding, zij het dat deze op een enkele locatie - zoals
Haarlem - versterkt zou kunnen worden. Het auditteam stelt op grond van de gevoerde gesprekken
en blijkens het verbeterplan waarvan het auditteam tijdens de audit kennis heeft genomen, vast
dat dit de aandacht heeft van het opleidingmanagement op de locatie Haarlem.
Studenten komen aantoonbaar in aanraking met onderzoeksmethoden en de opleiding werkt op
alle locaties actief aan versterking en herinrichting van het curriculum op het punt van
onderzoeksvaardigheden in zowel de propedeuse als de postpropedeuse. Het auditteam acht dit
een goede ontwikkeling.
Actuele ontwikkelingen worden via de beroepenveldcommissies, docenten (o.a. stage- en
afstudeerbezoeken) en lectoraten ingebracht.
Het werkveld wordt op een adequate wijze betrokken bij de uitvoering en de beoordeling van het
programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
Criteria
Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de
volgende NVAO-criteria:
ƒ
Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen?
ƒ
Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het
programma?
ƒ
Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen
Algemeen
Het eindniveau van de opleiding is geformuleerd aan de hand van competenties op het niveau van
startbekwaamheid. Deze vormen het uitgangspunt waaruit de opleiding haar toets- en
onderwijsprogramma ontwikkelt om zo terug te werken via de niveaus beroepsgevormd en
stagebekwaam naar het niveau beroepsgeschikt (zie facet 1.1.). De opleiding hanteert hiervoor een
systematiek met toetsblauwdrukken, competentie-indicatoren en leertaken.
In elke onderwijsperiode in het eerste en tweede jaar zijn thema’s geprogrammeerd die direct
gerelateerd zijn aan de beroepspraktijk, zoals Organisatie en omgeving, Mens en organisatie,
Verandermanagement en Globalisering. Verder wordt in elke periode een beroepstaak uitgevoerd,
zoals het uitvoeren van een bedrijfsanalyse, het ontwikkelen van een klanttevredenheidsonderzoek
of het opstellen van een strategisch marketingplan. De keuze van de thema’s en beroepstaken is
gebaseerd op het brede spectrum van startfuncties van de startende beroepsbeoefenaar.
Het derde jaar bestaat uit de stage en differentiatieminors. Studenten hebben een ruime keuze aan
locatieoverstijgende differentiatieminoren, die een verbredend en een verdiepend karakter hebben.
Het vierde jaar bestaat uit differentiatieminors en het afstuderen. Voor de opleiding vormt de stage
een beroepsauthentieke leeromgeving die de stagiair de gelegenheid biedt het geleerde te toetsen,
nieuwe leerervaringen op te doen, die zijn handelingsrepertoire uitbreidt, hem voorbereidt op het
afstuderen en zicht geeft op zijn professionele loopbaan.
In de afstudeerfase toont de student aan dat hij de competenties op het niveau startbekwaam
beheerst. De student doet dit door een onderzoek uit of in de beroepspraktijk uit te voeren voor
een organisatie die past bij het beroepenveld waarvoor hij wordt opgeleid. Hij sluit zijn onderzoek
af met een onderzoeks- of adviesrapport. Het niveau startbekwaam is vertaald in de beoordelingscriteria voor de afstudeerfase. Deze criteria zijn vastgelegd in de Handleiding afstuderen.
Deeltijdse studenten verwerven de stagegerelateerde competenties veelal op de eigen werkplek.
Voor zover de werkplek daartoe geen mogelijkheden biedt, zal ook de deeltijdse student een
stageplek dienen te verwerven, die aan dezelfde eisen voldoet als de stageplek van de voltijdse
student.
Vertaling eindkwalificaties – uitwerking eindkwalificaties
De opleiding heeft de competenties met de daarbij behorende competentie-indicatoren en leertaken voor de studenten zodanig geformuleerd en geprogrammeerd, dat alle competenties elk jaar
aan de orde komen en bereikt kunnen worden. De opleiding heeft de competenties op vier niveaus
geformuleerd (zie facet 1.1.). De competenties worden bereikt door het uitvoeren van toetsbare
leertaken. Het auditteam heeft kennisgenomen van een groot aantal studiehandleidingen, waarin
de onderlinge relatie tussen de te bereiken competenties en de leertaken inzichtelijk is
weergegeven.
Mogelijkheid om geformuleerde eindkwalificaties te behalen
De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken. Het programma van de verschillende varianten kent een vergelijkbare
opbouw (zie onder par. 2.3.).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  21
Een toetsblauwdruk biedt per leerjaar of fase een overzicht van alle toetsen die de student af moet
leggen. De aan de competentie-indicatoren ontleende leertaken dienen daartoe als basis.
De opleiding borgt dat de competenties adequaat zijn vertaald in leertaken en dat de inhoud van
het programma de studenten de mogelijkheid biedt de geformuleerde competenties te bereiken
door de betrokkenheid van de centrale curriculumcommissie. Deze commissie evalueert in een
driejaarlijkse cyclus de uitwerking van de competentiekaart naar indicatoren en leerdoelen. Ook
bewaakt de commissie dat op iedere locatie per faseniveau de geformuleerde leertaken zijn
opgenomen in het curriculum van de betreffende fase.
Internationalisering
De opleiding heeft voor de komende jaren een aantal doelstellingen geformuleerd wat betreft het
aspect internationalisering. In het studiejaar 2008-2009 heeft de dienst Internationale Zaken op
alle MER-locaties zowel een brede nulmeting internationalisering als een nulmeting
internationalisering van het curriculum uitgevoerd. Het auditteam heeft kennisgenomen van de
uitkomsten daarvan en constateert dat de internationaliseringsambitie van INHolland op een hoger
niveau ligt dan op de verschillende locaties wordt waargemaakt (zie facet 1.1).
In de gesprekken tijdens de audit is met Schooldirectie, opleidingsmanagement, docenten en
studenten het internationaliseringsaspect op alle locaties nadrukkelijk besproken. Hieruit kwam
naar voren dat in het curriculum componenten zijn opgenomen die de student in staat stellen
internationaal competent te worden. In het eerste en tweede jaar wordt Engels aangeboden.
Hierdoor worden de studenten in staat gesteld om in het derde en vierde jaar Engelstalige
differentiatieminors te volgen (bijvoorbeeld International Business Finance en Global Economy in
Transition) en te kiezen voor een Study Abroad, een stage of afstuderen in het buitenland. In het
tweede jaar staat de laatste periode geheel in het teken van internationalisering. In het thema
Globalisering wordt aandacht geschonken aan internationale economie, internationaal recht en
maatschappelijk verantwoord ondernemen. De locatie Alkmaar biedt het onderwijs in deze periode
volledig in het Engels aan en is zodoende in staat om gedurende deze periode exchange studenten
in haar programma te ontvangen en een International Classroom te vormen. Verder vindt er op
alle locaties jaarlijks een internationale week plaats. Uit de gesprekken kwam naar voren dat de
studentenmobiliteit op alle locaties gering is. Op de locatie Rotterdam wordt een zodanig actief
mobiliteitsbeleid gevoerd dat in vergelijking met andere locaties een relatief groot deel van de
studenten een deel van de studie in het buitenland volgt (o.a. stages, afstuderen en Study
Abroad). Op deze locatie en op de locaties Amsterdam/Diemen en Haarlem vindt in het tweede jaar
een buitenlandse studiereis plaats.
Op de locatie Den Haag worden buitenlandstages gestimuleerd door bijvoorbeeld het aanbieden
van huisvesting en stageplaatsen; in Turkije gaat daartoe een pilotproject van start.
Het auditteam stelt vast dat het opleidingsmanagement op alle locaties zich inspant om de
studentmobiliteit te vergroten. De gesprekken leerde dat voor de studenten vooral financiële
overwegingen een rol spelen om bijvoorbeeld geen buitenlandstage te volgen.
Samenvattend is het auditteam van mening dat de onderscheiden locaties zich in voldoende mate
bewust zijn van het belang van de internationale dimensie in het programma en dit ook stimuleren.
Het auditteam heeft kennis genomen van het voornemen van de opleiding om in het studiejaar
2009-2010 te komen tot een meerjarenplan met als doel internationalisering verder in het
curriculum te verankeren.
Oordeel studenten (alle locaties)
Uit de evaluatieresultaten blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de bijdrage
van het onderwijs aan de ontwikkeling van hun competenties (score varieert per locatie tussen 3.2.
en 3.5 op een vijfpuntsschaal). Studenten zijn blijkens de score over het algemeen tevreden over
de aandacht aan internationale ontwikkelingen in de opleiding en over de mogelijkheid om in het
buitenland ervaring op te doen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  22
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ voor alle
varianten van de opleiding MER op alle locaties als voldoende op grond van de volgende
observaties:
ƒ
De opleiding borgt dat het programma een adequate concretisering is van de competenties,
qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De competenties zijn sturend voor het
studieprogramma en verifieerbaar aanwezig in studiehandleidingen, de stagehandleiding en de
afstudeerhandleiding.
ƒ
De competenties zijn gedetailleerd vertaald in leertaken binnen onderdelen van het
programma.
ƒ
De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde
competenties te bereiken.
ƒ
Studenten zijn tevreden over de mogelijkheid die het programma hun biedt om hun
competenties te ontwikkelen.
ƒ
Vastgesteld kan worden dat de opleiding zich voldoende bewust is van het belang van de
internationaliseringscomponent. Het auditteam juicht de ambitie van de opleiding om de
internationale dimensie steviger te verankeren in het programma toe.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  23
Facet 2.3. Samenhang Programma
Criterium
Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen
Algemeen
Het onderwijs omvat vier studiejaren, waarin per jaar vier onderwijsperioden van tien weken zijn
geprogrammeerd: zeven weken onderwijsweken en drie weken voor projecten, opdrachten,
tentamens en herkansingen. Per leerjaar zijn de leertaken geclusterd over vier onderwijsperioden.
In het curriculumoverzicht wordt inzichtelijk gemaakt hoe het programma er per leerjaar en per
periode in hoofdlijnen op de locaties uitziet.
Verticale samenhang
Het onderwijs kent een concentrische opbouw. De competenties komen in de verschillende
studiejaren terug, waarbij er sprake is van toenemende complexiteit. In de loop van de studie vindt
verbreding en verdieping plaats. De toenemende mate van competentiebeheersing wordt
gemarkeerd via genoemde faseniveaus beroepsgeschikt, stagebekwaam, beroepsgevormd en
startbekwaam. Zo wordt in de leerlijn onderzoeksvaardigheden een steeds groter beroep gedaan
op de onderzoeksvaardigheid van de student wat betreft complexiteit en omvang.
Horizontale samenhang
De geformuleerde competenties, competentie-indicatoren en leertaken zorgen voor de samenhang
binnen een onderwijsperiode. Per onderwijsperiode wordt een centraal thema benoemd. Het
auditteam stelt mede op grond van de gevoerde gesprekken vast dat de drie disciplines
management, economie en recht hierin op evenwichtige wijze aan de orde komen.
De verschillende toetsvormen en het flankerend onderwijs zijn gerelateerd aan dit centrale thema.
In de studiehandleidingen wordt de relatie duidelijk gemaakt tussen competenties, competentieindicatoren, leertaken en flankerend onderwijs. Daarin wordt tevens toegelicht welke samenhang
er is tussen de verschillende onderwijsperioden.
Afstemming buitenschools en binnenschoolsprogramma
De student doet vanaf het begin van de studie ervaring op met en in de praktijk. In eerste instantie
door middel van beroepsauthentieke projecten, werkbezoeken en gastcolleges. In stage en
afstuderen wordt het integrale element tussen binnen- en buitenschools leren vormgegeven. In de
binnen- en buitenschoolse opdrachten komen dezelfde competenties en beroepsproducten aan de
orde. In het buitenschools programma zijn de opdrachten echter complexer, aangezien ze in een
authentieke context moeten worden uitgevoerd. Door de specifieke aard van het deeltijd- en het
duale onderwijs is de samenhang tussen binnen- en buitenschools leren gewaarborgd.
Borging samenhang
De centrale curriculumcommissie bewaakt dat op de locaties per faseniveau de geformuleerde
leertaken zijn opgenomen in het curriculum van de betreffende fase. Daarnaast hebben de
onderwijsontwikkelaars de opdracht bij de ontwikkeling en bijstelling van het curriculum
consequent uit te gaan van de competentiekaart, de toetsblauwdrukken en de leertaken. Daarbij is
de programmatische samenhang onderdeel van de periode-evaluaties.
Oordeel studenten (alle locaties)
Uit de evaluatieresultaten blijkt dat de studenten tevreden zijn met de samenhang in het
programma en over de aansluiting van het binnen- en buitenschoolse programma (score variërend
tussen 3.1. en 3.5).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  24
Oordeel: goed
Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ voor alle varianten van de opleiding
en op alle locaties als goed op grond van de volgende observaties:
•
Het onderwijs kent door een opzet in onderwijsperioden met elk een centraal thema een goede
horizontale samenhang met een flankerende programmering. Binnen elke onderwijsperiode zijn
onderwijseenheden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.
•
Er is een goede verticale samenhang: leertaken komen steeds terug in een opklimmende reeks
van complexiteit en reikwijdte en worden getoetst op elkaar in zwaarte opvolgende
faseniveaus.
•
De samenhang tussen het binnenschools en buitenschools leren is door de concentrische
opbouw voor de voltijd studenten gewaarborgd. In de binnen- en buitenschoolse opdrachten
komen dezelfde competenties en beroepsproducten aan de orde. Door de specifieke aard van
het deeltijd- en het duale onderwijs is de samenhang tussen binnen- en buitenschools leren
gewaarborgd. Ook invoering van de fasetoetsing versterkt naar het oordeel van het auditteam
deze samenhang.
ƒ
De studenten zijn tevreden over de samenhang van het programma en over de aansluiting van
de stages bij het onderwijs. De gesprekken met studenten tijdens de audit bevestigen dit
beeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  25
Facet 2.4. Studielast
Criterium
Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat
programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden
weggenomen?
Bevindingen
Spreiding
Ieder cursusjaar is opgedeeld in vier onderwijsperioden, elk bestaande uit tien onderwijsweken (zie
facet 2.3.). Het herkansingsbeleid van INHolland is erop gericht om uitstelgedrag van studenten
tegen te gaan. Studenten hebben gedurende een collegejaar naast de reguliere toets maximaal één
herkansingsmogelijkheid. Door deze vaste indeling wordt de student in staat gesteld zijn studie
evenwichtig te spreiden over de perioden en de studiejaren.
Het auditteam heeft tijdens de audit kennisgenomen van de jaarroosters, waarin op overzichtelijke
wijze per onderwijsperiode de zelfstudieweken en toetsen, herkansingen en projectpresentaties
voor het gehele cursusjaar zijn opgenomen. Aan het begin van het studiejaar wordt de jaarplanning aan alle studenten via Blackboard bekend gemaakt. Dit laatste geldt ook voor de
studiehandleidingen. Hierin licht de opleiding de concrete studielast, zoals een weekplanning met
de te bestuderen literatuur, de te maken opdrachten en het aantal colleges nader toe.
Studielast
Hogeschool INHolland hanteert voor alle opleidingen het uitgangspunt dat studenten in het eerste
studiejaar ten minste twintig contactmomenten per onderwijsweek hebben. Voor het tweede
studiejaar zijn dit veertien contactmomenten per onderwijsweek. In de gesprekken met studenten
tijdens de audit komt naar voren dat de studielast op de verschillende locaties in de eerste twee
studiejaren voltijd varieert van 30 tot 40 uur per week. In het derde en vierde jaar bedraagt de
studielast 25 uur of meer per week. Voor de deeltijdstudenten zijn 8 contacturen per week
ingeroosterd. Deeltijdstudenten geven aan de studielast, zeker in de eerste twee jaar, soms zwaar
te vinden. In de duale variant volgen studenten in de eerste twee jaar het voltijdse programma. In
het derde jaar zijn 16 contacturen per week geprogrammeerd.
Deficiënties
Alle studenten hebben een studieloopbaanbegeleider. Tijdens studieloopbaangesprekken kunnen
knelpunten in de studievoortgang vroegtijdig onderkend worden. De opleiding heeft op alle locaties
te maken met studenten met een verschillende vooropleiding en met een diverse etnische
achtergrond. Een substantiële groep studenten kent een achterstand op het gebied van taal- en
rekenvaardigheid. Om deze studenten te ondersteunen heeft de opleiding op alle locaties extra
lessen taalvaardigheid ingeroosterd. Op de locatie Haarlem wordt gewerkt met een digitaal
programma Rekenvaardigheden. Dit programma zal met ingang van het studiejaar 2009-2010
beschikbaar komen voor alle locaties. Om mogelijke deficiënties vroegtijdig te identificeren wordt
een digitale instaptoets voor taal- en rekenvaardigheid uitgevoerd en – afhankelijk van de
uitkomsten hiervan – gevolgd door een intakegesprek. Het auditteam stelt op grond van de
gesprekken tijdens de audit vast dat deze toetsen nog niet op alle locaties op een zelfde wijze zijn
ingebed in de aannameprocedure (zie ook facet 2.5), maar dat de opleiding met ingang van het
studiejaar 2010 - 2011 zowel de instaptoets als het intakegesprek op alle locaties op gelijke wijze
uit gaat voeren.
Oordeel studenten
Uit de evaluatieresultaten valt af te leiden dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de
informatie die zij ontvangen, het tijdig bekend maken van het lesrooster, het naleven van dit
rooster en de spreiding van de studielast over het jaar. In de gesprekken met studenten tijdens de
audit werd dit beeld bevestigd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  26
Oordeel: voldoende
Het auditteam is op basis van zijn bevindingen van oordeel dat de opleiding op adequate wijze
borgt dat het programma studeerbaar is. Factoren die betrekking hebben op het programma en die
de studievoortgang belemmeren, worden zoveel mogelijk weggenomen door de indeling van het
studiejaar in vier perioden, het tijdig bekendmaken van de studiehandleidingen en van het collegeen toetsrooster.
Het auditteam stelt vast dat de verschillende aspecten van studeerbaarheid van het programma
zijn opgenomen in de periode-evaluaties. Het systeem van studieloopbaanbegeleiding is zodanig
opgezet dat studiebelemmerende factoren vroegtijdig worden gesignaleerd en waar mogelijk
worden weggenomen. De opleiding diagnosticeert bij aanvang van de studie op alle locaties
deficiënties wat betreft taal- en rekenvaardigheid en onderneemt hierop acties; de intakeprocedure wordt met ingang van het volgend studiejaar verder geharmoniseerd.
Het auditteam stelt verder vast dat studenten over het algemeen positief zijn over de informatievoorziening en de spreiding van de studielast.
Het auditteam kwalificeert op grond van het bovenstaande dit facet voor alle varianten van de
opleiding op alle locaties als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  27
Facet 2.5. Instroom
Criterium
Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of
daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen
Algemeen
In de studiegidsen voor de onderscheiden locaties zijn de instroomeisen opgenomen. De opleiding
handelt conform de wettelijke eisen bij toelating van studenten.
De instroom van studenten bestaat op alle locaties en in alle varianten voornamelijk uit havo- en
mbo-4 abituriënten. De opleiding geeft aan dat de beginsituatie van een toenemend aantal nieuwe
studenten met name in de voltijd variant ondanks wettelijke toelaatbaarheid niet meer
vanzelfsprekend aansluit op het niveau van het eerste jaar van het hoger beroepsonderwijs.
Het betreft hier vooral deficiënties op het gebied van taal- en rekenvaardigheid. De opleiding biedt
op alle locaties voor deze studenten deficiëntieprogramma’s aan.
Hogeschool INHolland participeert voor de locaties Den Haag, Rotterdam en Amsterdam/Diemen in
het project G4/G5 van de minister van OCW, waarbij extra publieke middelen beschikbaar zijn
gesteld voor het vergroten van het studiesucces van niet-westerse allochtone studenten in het
hoger beroepsonderwijs in de vier grote steden. De afspraken hebben betrekking op de periode
2008-2014. Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement op deze locaties blijkt dat naast
eerdergenoemde deficiëntieprogramma’s onder andere projectplannen zijn ontwikkeld met het oog
op sociale en professionele integratie en de aansluitingsproblematiek. Als bijvoorbeeld kan worden
genoemd de zomercursus Fit4INHolland en het project De route naar studiesucces; de eerste 100
dagen en verder…..opgezet door het lectoraat Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid (locatie
Amsterdam/Diemen). Hierbij wordt zwaar ingezet op studiebegeleiding met het oogmerk
uitvalreductie.
Voor de deeltijdvariant geldt dat als aanvullende toelatingsvoorwaarde de student beschikt over
een relevante werkkring. Voor de inschrijving in de duale variant geldt als uitgangspunt dat een
deel van de opleiding door middel van een onderwijsarbeidsovereenkomst wordt gerealiseerd.
Instroom mbo (niveau 4).
In de gesprekken tijdens de audit kwam naar voren dat op alle locaties sprake is van intensieve
samenwerking met de regionale mbo-scholen. Op de locatie Haarlem is een doorstroomprogramma
met het NOVA-college opgezet leidend tot een halfjaar studiewinst. De locatie Rotterdam werkt
samen met het regionale Da Vinci-college en Albeda College. Ten behoeve van een goede aansluiting worden onder andere gezamenlijke trainingssdagen voor mbo en hbo docenten gehouden,
wordt er taalonderwijs op het mbo door hbo-docenten verzorgd. Op verschillende locaties wordt zo
blijkt tijdens de gesprekken nog onderzocht in hoeverre studietijdverkorting voor de student
mogelijk is.
Activiteiten bij vo-scholen
De opleiding werkt nauw samen met scholen in het voortgezet onderwijs. Op School- en locatieniveau onderhouden ‘accountmanagers Instroom’ contacten met die scholen waar de studenten
van afkomstig zijn. Deze accountmanagers zijn betrokken bij voorlichtingsactiviteiten en hebben
regelmatig overleg met de opleidingsmanagers over de (regionale) aansluitingsproblematiek.
Decanen van de scholen voor voortgezet onderwijs maken in het kader van het zogenoemde
Loopbaan Oriëntatie Begeleidingsprogramma (LOB) gebruik van de mogelijkheid met havisten een
dagdeel naar Hogeschool INHolland te komen. Daarnaast zijn is er een project “hbo-kennismaking
Economie’(4 havo) en de mogelijkheid voor proefstuderen (5 havo en mbo-4). Hiervan wordt in
toenemende mate gebruik van gemaakt. Huidige ouderejaars studenten gaan regelmatig terug
naar hun oude school om daar voorlichting over de opleiding te geven.
Op de locatie Alkmaar participeert de opleiding in het project Spannend Ondernemen: een
samenwerkingsverband met scholen voor voortgezet onderwijs. Dit project beoogt aansluiting op
de vooropleiding en bevordering van de relatie met de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  28
Op alle locatie is een studiekeuze adviescentrum (SAC) ingericht. Behalve oriëntatiemogelijkheden
als het internet, open dagen en proefstuderen hebben scholieren nu ook een plek binnen de
hogeschool waar ze terecht kunnen voor persoonlijk advies. Het SAC is de hele week geopend.
Niet alleen scholieren kunnen terecht bij het SAC, ook zittende studenten die tot de ontdekking
komen dat hun keuze niet de juiste is geweest, kunnen zich opnieuw oriënteren bij het
adviescentrum.
Intakegesprekken en aansluiting
In het kader van de Bestuurlijke Agenda 2008-2010 heeft de locatie Den Haag in het studiejaar
2008-2009 deelgenomen aan de pilot intake assessment, waarin onder andere de rekenvaardigheid, taalvaardigheid en motivatie van de student getoetst wordt. Naar aanleiding van de bevindingen vindt met studenten met een verhoogd risico tot uitval een begeleidingsgesprek plaats.
Met ingang van het studiejaar 2009-2010 worden op alle locaties op basis van een digitale taal- en
rekenvaardigheidstoets structureel intakegesprekken met nieuw aangemelde studenten gehouden
(zie ook onder facet 2.4). Indien deze toetsen met een onvoldoende worden afgesloten, zijn de
studenten verplicht deel te nemen aan ondersteunende lessen Nederlands en/of rekenvaardigheid.
De locatie Rotterdam kent ter verbetering van de aansluiting een zogenoemde taallijn (o.a.
begrijpend lezen) gedurende het eerste semester. Deze taallijn is onderdeel van het programma en
verplicht voor alle studenten. Daarnaast begeleiden tweedejaars studenten eerstejaars studenten
in het kader van het ‘Maatjes-project’. De begeleidende studenten ontvangen hiervoor EC’s, zgn.
vrije keuzepunten (IKA-punten).
Oordeel studenten
Uit de gesprekken tijdens de audit met studenten op alle locaties blijkt dat vooral overwegingen als
de breedheid van de opleiding, de kleinschaligheid en de uitstraling van de verschillende locaties
ten grondslag hebben gelegen aan de studiekeuze van de studenten.
Het auditteam heeft kennis genomen van de uitkomsten van jaarlijks gehouden aansluitonderzoek
2008-2009. Hieruit komt naar voren dat instromende studenten menen dat de opleiding ten
opzichte van hun vooropleiding van een hoger theoretisch niveau is en het tempo hoger ligt en de
tijdsdruk groter is. De meeste studenten ervaren dit echter niet als een probleem. Ook ervaren de
meeste studenten geen problemen met zelfstandig werken, het nemen van eigen
verantwoordelijkheid en het zelf plannen van leeractiviteiten.
Oordeel:voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op
grond van de volgende observaties:
Het auditteam is op basis van bovenstaande waarnemingen van oordeel dat het programma qua
vorm en inhoud op adequate wijze aansluit bij de kwalificaties van instromende studenten met
diverse achtergronden en vooropleidingen.
ƒ
De opleiding biedt studenten mogelijkheden om deficiënties weg te werken
ƒ
De aansluiting mbo-hbo is op alle locaties een belangrijk punt van aandacht, waarbij op een
enkele locatie reeds sprake is van een doorlopende leerlijn met aanpalend mbo.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  29
Facet 2.6. Duur
Criterium
Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3
ƒ
Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het
curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen
Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijdvariant
op alle locaties 240 EC.
Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de deeltijdvariant
op alle locaties 240 EC. Dit geldt ook voor de duale variant op de locatie Haarlem
De verdeling van de EC is vastgelegd in de OER.
Het auditteam stelt vast dat de voltijd, de deeltijd en de duale opleiding voldoen aan de formele,
kwantitatieve eis die aan hbo bacheloropleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldaan
Het auditteam heeft geconstateerd, dat alle varianten op alle locaties een omvang hebben van 240
EC, reden dit facet voor alle varianten op alle locaties als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  30
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
Criteria
Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende
NVAO-criteria:
ƒ
Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen?
ƒ
Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen
Didactisch concept
Op basis van haar visie op competentiegericht onderwijs heeft de opleiding gekozen voor projectonderwijs als leidend principe. Daarnaast maken flankerend onderwijs en studieloopbaanbegeleiding deel uit van het didactisch concept. De concrete uitwerking hiervan is opgenomen in de
studiehandleidingen. De beleidsuitgangspunten voor het didactisch concept zijn vastgelegd in het
opleidingsprofiel MER.
Uitgangspunten van het didactisch concept zijn:
ƒ
De competentiekaart en de faseniveaus inclusief de bijbehorende competentie-indicatoren
zijn leidend voor de toetsing en daarvan afgeleide onderwijs.
ƒ
Toetsing stuurt het leren en competentie-indicatoren zijn leerwegonafhankelijk.
ƒ
Beroepsauthentieke opdrachten/taken staan centraal in het onderwijs. Naarmate de opleiding
vordert, gaat de student het werkveld in en neemt hij zijn leervragen van daaruit mee terug de
school in.
•
Er is een mix van werk- en toetsvormen in het aanbod, opdat elke leerstijl wisselend wordt
aangesproken.
•
Het eerste studiejaar is een combinatie van vraagsturing en aanbodsturing, het vierde
studiejaar is volledig vraaggeoriënteerd. In de tussenliggende jaren vindt een geleidelijke
verschuiving van sturing door de opleiding naar meer zelfsturing door de student plaats.
•
Iedere student wordt individueel getoetst, ook wat betreft het leren en werken in een team.
•
Kennisontwikkeling van de student geschiedt door kennis te nemen en het toepassen van vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en door interactie met de
beroepspraktijk.
Projectonderwijs
Centraal in het programma van iedere periode staat een beroepsauthentieke opdracht. De beroepsauthentieke opdracht is direct afgeleid van de competentiekaart en de competentie-indicatoren
behorende bij het betreffende faseniveau. Binnen de projectomgeving staan samenwerken en
samenwerkend leren centraal. Studenten werken in groepsverband en projectmatig aan hun
competentieverwerving. De opdracht is een middel om die competentieverwerving aan te sturen.
De competentieontwikkeling wordt aangetoond op basis van toetsing.
Flankerend onderwijs
Het flankerend onderwijsaanbod wordt per periode ingeroosterd. Tijdens de kick-off van de
projecten wordt de betekenis van het flankerend onderwijs toegelicht. Gedurende de periode biedt
de opleiding verschillende werkvormen aan ter ondersteuning van het project en de toetsvormen,
waarin het accent wisselend ligt op theorievorming, vaardigheidstraining en op de praktijk
De belangrijkste werkvormen naast de opdrachten zijn hoor- en werkcolleges, workshops en
trainingen. In de studiehandleidingen zijn per periode de relevante werkvormen opgenomen.
Studieloopbaanbegeleiding
Studieloopbaanbegeleiding als onderdeel van het didactisch concept is uitgewerkt bij facet 4.2.
Toetsing
Toetsing als onderdeel van het didactisch concept is uitgewerkt bij facet 2.8.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  31
Borging
De opleiding borgt dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen
aansluiten bij het didactisch concept door afstemming van programma en projecten in het verband
van de Schools of Economics, door de periode-evaluaties waarbij de werkvormen onderwerp van
evaluatie zijn en door het systeem van studieloopbaanbegeleiding. Het auditteam heeft tijdens de
audit verslagen ingezien van het overleg van de opleidingsmanagers (OM-overleg). Zij stelt vast
dat sprake is van een periodiek overleg waarin afstemmingsvraagstukken aan de orde zijn.
Oordeel studenten
Uit de evaluatieresultaten blijkt dat studenten tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen en
over de wijze waarop de opleiding stimuleert tot zelfstandig werken (voor beide onderwerpen: een
score variërend tussen 3.2 en 3.5).
Oordeel: goed
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten en op alle locaties van de opleiding als goed
en wel op grond van de volgende observaties:
•
De opleiding heeft haar didactisch concept helder beschreven. Het sluit goed aan bij de
doelstellingen van de opleiding.
ƒ
Dit concept voorziet in leervormen die passen bij de eindkwalificaties en die recht doen aan de
verschillende leerstijlen van studenten. De werkvormen voorzien erin dat de beoogde
competenties kunnen worden bereikt.
ƒ
Het didactisch concept is ingebed in het programma van de voltijd-, deeltijd en duale opleiding.
ƒ
Uit de tevredenheidmeting onder studenten en onderwijsevaluaties blijkt dat studenten
tevreden zijn over de afstemming tussen vorm en inhoud en de door docenten gehanteerde
werkvormen zeer waarderen. Ook in de gesprekken met studenten tijdens de audit kwam dit
beeld op alle locaties naar voren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing
Criterium
Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de
studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen
Algemeen
Bij facet 2.2 is de systematiek met toetsblauwdrukken, competentie-indicatoren en leertaken reeds
uiteengezet. Competentiegericht leren en beoordelen richt zich op het meten van het
competentieniveau van de student. De competenties zijn uitgewerkt in leertaken waarop de
studenten worden getoetst. In het opleidingsprofiel wordt een overzicht geboden van wat er per
fase wordt getoetst. De opleiding hanteert een breed toetsinstrumentarium, zowel gericht op de
toetsing van kennis en inzicht als houding en vaardigheden.
Deeltijdstudenten worden op eenzelfde wijze getoetst als de voltijdstudenten, met dien verstande
dat toetsen speciaal voor deze groep studenten worden ontwikkeld en op afwijkende tijden
afgenomen. Dit geldt ook voor de duale studenten.
Eerste twee leerjaren
Alle toetsvormen die de opleiding gedurende de eerste twee jaar hanteert, staan beschreven en
zijn uitgewerkt in de studiegids en in de desbetreffende studiehandleidingen.
De opleiding maakt in deze eerste studiefase gebruik van de volgende toetsvormen: projecttoets,
casustoets, kennistoets, vaardighedentoets, POP-toets en fasetoets. Deze laatste is in het
studiejaar 2008-2009 op een enkele locatie (Haarlem) als experiment uitgevoerd en zal in 20092010 MER-breed als pilot worden ingevoerd. In de daarop volgende studiejaren zal de fasetoets
worden geëvalueerd en naar aanleiding van de evaluaties eventueel worden bijgesteld. De
fasetoets is een individuele toets op grond waarvan de opleiding vaststelt of de student voldoet aan
de competenties op het niveau van de fase die de student afrondt. De opleiding heeft de keuze
gemaakt deze toets af te nemen aan het einde van zowel het eerste jaar (niveau beroepsgeschikt)
als aan het vierde studiejaar (niveau startbekwaam). De fasetoetsing is naar het oordeel van het
auditteam op heldere wijze beschreven in de (concept) Handleiding Fasetoetsing voor de jaren 1 en
4, 2009-2010.
Op alle locaties zijn examencommissies ingericht die de kwaliteitscontrole op de toetsen en
assessments hebben gedelegeerd aan toetscommissies, waarin kennis van toetsconstructie en –
kwaliteit is opgenomen. Uit gesprekken met leden van zowel de examen- als toetscommissies is
gebleken dat de opleiding stelselmatig de kwaliteit van toetsen beoordeelt en, zo nodig,
corrigerend optreedt. De opleiding voert ter versterking van de kwaliteit van het toetsbeleid met
ingang van het studiejaar 2009-2010 het systeem van toetsmatrijzen in die worden betrokken bij
de beoordeling van de toetsen.
Het panel heeft op alle locaties verschillende (beoordeelde) toetsen en beoordelingskaders ingezien
en geconstateerd dat deze goed aansluiten op het didactisch model en de geformuleerde leertaken.
Stageperiode
In het derde jaar vindt een praktijkstage plaats, die de student dient af te ronden op het niveau
‘beroepsgevormd’. Aan het einde van het derde studiejaar wordt de student hierop tweeledig
getoetst.
Evaluatie en beoordeling van het functioneren als stagiair hebben tot doel te toetsen of de student
de stagedoelen heeft behaald en adequaat kan functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar.
De student wordt zowel door de opleiding als door het stagebedrijf beoordeeld. De opleiding is
verantwoordelijk voor de eindbeoordeling van de student. De opleiding beoordeelt of de student
zijn competenties op het gewenste niveau heeft verworven op basis van het stageportfolio van de
student en toetst de verdiepende opdracht. Het oordeel van het stagebedrijf betreft het beroepshandelen van de student en de praktische relevantie van het resultaat van de verdiepende
opdracht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  33
Daarnaast geeft de bedrijfscoach de student feedback over het niveau van zijn functioneren ten
opzichte van het functioneren van een geroutineerde beroepsbeoefenaar.
De procedure en de beoordelingscriteria voor de stage zijn terug te vinden in de stagehandleiding.
Zowel het stageportfolio als de verdiepende opdracht moeten met een voldoende afgerond zijn om
de afstudeerfase in het vierde jaar te mogen starten.
Deeltijdse studenten verwerven voor zover dit mogelijk is de stagecompetenties binnen de eigen
functie. Deze mogelijkheid wordt besproken met de studieloopbaanbegeleider en/of stagecoördinator onder verantwoordelijkheid van de examencommissie. Wanneer deeltijdse studenten
niet in staat zijn de stagecompetenties in de eigen functie te realiseren, lopen zij een reguliere
stage (vaak bij hun eigen bedrijf).
Het panel heeft de stagehandleiding en enkele door docenten uitgevoerde beoordelingen ingezien
en beoordeelt deze als adequaat.
Afstudeeropdracht
Aan het einde van zijn opleiding voert de student een afstudeeropdracht uit waarmee hij een
proeve van bekwaamheid uitvoert. Tijdens de afstudeerfase staat een onderzoeksopdracht
centraal. De afstudeercoördinator beoordeelt het afstudeervoorstel (plan van aanpak) van de
student en neemt een beslissing voor het al dan niet verder uitvoeren van de afstudeeropdracht.
Ten minste twee personen beoordelen gedurende de afstudeerfase of de student startbekwaam is.
De examinator beoordeelt het uiteindelijke product en krijgt van de bedrijfscoach informatie over
de competentieontwikkeling van de student.
De eindbeoordeling is drieledig en gebeurt op basis van:
ƒ
de kwaliteit van het door de student op te leveren adviesrapport met
onderzoeksverantwoording (door de afstudeerbegeleider en een onafhankelijke docent en
alsmede op basis van advies van opdrachtgever/bedrijfscoach);
ƒ
de afstudeerpresentatie en de inhoudelijke deskundigheid van de student (door de
afstudeerbegeleider en de bedrijfscoach);
ƒ
het vermogen te reflecteren op de beheersing van de competenties op het niveau
startbekwaam (door de SLB’er).
Het resultaat van het afstudeerproject wordt beoordeeld op basis van vastgestelde beoordelingsformulieren, waarmee de opleiding toetst of onder andere gebruik is gemaakt van relevante en
actuele literatuur, welke onderzoeksmethodes zijn gebruikt, hoe conclusies worden onderbouwd en
hoe keuzes worden verantwoord en of het beoogde niveau is behaald. Tevens wordt het adviesrapport standaard onderworpen aan een digitale plagiaattoets.
Het auditteam heeft de afstudeerhandleiding bestudeerd en op de verschillende locaties
beoordelingen ingezien. Daarnaast heeft het auditteam in het kader van de toetsing ook een groot
aantal afstudeerwerk-stukken beoordeeld. Op grond hiervan is het panel van oordeel dat de cesuur
tussen de beoor-deling met een vijf of een zes over het algemeen onderscheiden wordt gelegd. Het
auditteam meent dat een meer structurele inzet van een tweede docent-beoordelaar in het
afstudeertraject op alle locaties positief zal bijdragen aan de objectivering van de beoordelingen.
Over het algemeen acht het panel de beoordelingssystematiek en de uitwerking ervan in de
afstudeerdocumentatie en de praktijk adequaat.
Competentiebeheersing
Gesprekken met de studieloopbaanbegeleider worden gedurende de gehele opleiding gevoerd op
basis van het door de student opgebouwde portfolio, waarmee deze fasegewijs aantoont over het
vereiste competentieniveau te beschikken. Het beoordelingskader voor SLB is uitgewerkt in een
MER-brede Handleiding Studiebegeleiding. De rol van de SLB’er bij de beoordeling van de student,
bijvoorbeeld om te bepalen of hij in voldoende mate over de juiste competenties beschikt om aan
de afstudeerfase te beginnen, is – zo is het auditteam gebleken – nog niet op alle locaties op een
zelfde wijze verankerd in het onderwijsconcept. Dit onderdeel binnen de MER-opleiding is per
vestiging in een verschillend stadium van ontwikkeling. Het wordt op basis van ‘best practice’ in het
studiejaar 2009-2010 opleidingsbreed ingevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  34
In de afstudeerfase beoordeelt de studieloopbaanbegeleider of de student de vereiste MERcompetenties op het niveau ‘startbekwaam’ heeft ontwikkeld. Als toetsinstrument schrijft de
student hierover een essay en levert hij, aan de hand van een beoordelingsformulier, bewijzen uit
zijn portfolio. In de gesprekken met het opleidingsmanagement heeft het auditteam van gedachten
gewisseld over de rol van de fasetoetsing bij de beoordeling van de afstudeeropdracht in relatie tot
de drie MER-pijlers. Besproken is de mogelijkheid om de fasetoets in het vierde studiejaar eerder
te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld voorafgaand aan de beoordeling van het plan van aanpak voor
het afstudeerwerkstuk. Op deze wijze zou eerder kunnen worden beoordeeld welke van de drie
pijlers van de opleiding in de afstudeerfase specifiek aandacht behoeft. Deze procedure laat naar
het oordeel van het auditteam de noodzaak van de eindtoetsing onverlet.
Het panel heeft op de verschillende locaties portfolio’s met reflectieverslagen en beoordelingen
ingezien van alle studiejaren en geconstateerd dat deze bruikbare informatie opleveren voor zowel
de student als de opleiding. Om aan het einde van het vierde jaar de startbekwaamheid van de
student te beoordelen is een adequate beoordelingssystematiek ontworpen, die ook in de praktijk
wordt uitgevoerd.
Oordeel studenten
Onderwijsevaluaties genereren iedere periode specifieke informatie over de ervaringen van
studenten met alle afgelegde toetsen in de betreffende periode. Studenten zijn, zo blijkt uit de
evaluatieresultaten, over het algemeen tevreden over het toetsbeleid, zoals de kenbaarheid van de
criteria, de aansluiting op het geboden onderwijs en de inhoudelijke feedback. Gesprekken met
studenten op alle locaties tijdens de audit hebben deze conclusie bevestigd.
Verbeteracties opleiding
De in paragraaf 1.3 beschreven onderwijsvisie en de daarmee samenhangende gezamenlijke
strategie van de hogeschool INHolland heeft geleid tot afstemming van het onderwijs en de
uitvoering daarvan op de onderscheiden locaties. Dit geldt ook voor het toetsbeleid. De opleiding is
voornemens om op belangrijke onderdelen de uitvoering van de toetsing op de vijf locaties te
uniformeren. Dit zal ertoe leiden dat in het collegejaar 2009-2010:
ƒ
de fasetoetsing op alle locaties wordt ingevoerd;
ƒ
opleidingsbrede toetsmatrijzen bij het opstellen en beoordelen van toetsen worden ingezet;
ƒ
een tweede, onafhankelijke assessor wordt aangesteld bij de beoordeling van het
eindwerkstuk;
ƒ
de rol van de SLB-docenten bij het beoordelen van de competentiebeheersing bij aanvang en
aan het einde van de afstudeerfase opleidingsbreed wordt geüniformeerd.
Het auditteam oordeelt positief over deze verbeteracties, die vooral een versterking in de
synchronisatie tussen de verschillende locaties inhoudt.
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten op alle locaties van de opleiding voldoende
en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
Toetsen, beoordelingskaders en de uitvoeringspraktijk sluiten goed aan op het didactisch model
en de te verwerven competenties.
ƒ
De beoordelingssystematiek van zowel de stage- als de afstudeerfase, alsook de uitvoering
ervan, verlopen adequaat.
ƒ
Studenten zijn over het algemeen tevreden over het geldende toetsbeleid.
ƒ
De opleiding heeft adequate verbeteracties voor het lopende studiejaar ingezet.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE
Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle varianten als voldoende.
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Programma” is voor de
opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  35
Onderwerp 3: Inzet van Personeel
Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO
Criterium
Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een
verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen
Algemeen
Hogeschool INHolland heeft in het personeelsbeleidsplan ‘Binding van professionals’ (2007)
centraal voor alle Schools en opleidingen de uitgangspunten geformuleerd, waar de kwalitatieve en
kwantitatieve personeelsbezetting aan moet voldoen. Deze uitgangspunten weerspiegelen naar
oordeel van het auditteam moderne opvattingen over het werven, aannemen, ontwikkelen van
mensen, gericht op de taken waarvoor zij zich gesteld zien.
De opleiding stelt vanuit de gedachte ‘de juiste mens op de juiste plaats’ de competentieontwikkeling van medewerkers centraal. Hiertoe is centraal het INHolland Employability Centre
(EC) ingesteld. Het EC is onderdeel van de dienst HRM en een gesprekspartner voor leidinggevenden en medewerkers die actief aan de slag willen met ontwikkeling, loopbaan of mobiliteit.
Binding beroepspraktijk
Tijdens de audit heeft het auditteam op alle locaties de binding met de beroepspraktijk aan de orde
gesteld. Uit de door de opleiding verstrekte informatie kwam naar voren dat het aantal docenten
dat naast het docentschap nog gedeeltelijk werkzaam is dan wel recent werkzaam is geweest in de
beroepspraktijk per locatie verschilt. Uit een analyse van de cv’s en uit de toelichting van docenten
in de gesprekken tijdens de audit blijkt dat docenten verbinding leggen met de beroepspraktijk.
Docenten beschikken over een relevant netwerk opgedaan in het kader van bijvoorbeeld
bedrijfsbezoeken, stage- en afstudeerbegeleiding en contact met alumniverenigingen. Op alle
locaties hebben docenten een directe binding door participatie in de INHolland Academy (o.a.
locatie Alkmaar), in kenniskringen behorend bij lectoraten (bijv. HRM en Persoonlijk
ondernemerschap. Controlling, Microfinance, Corporate Finance and Governance), in
samenwerkingsprojecten met bedrijven of door gastdocentschappen (locatie Haarlem) en door
lidmaatschap van beroepsverenigingen (locatie Rotterdam). Verder nemen docenten kennis van de
beroepspraktijk via docentstages; in 2009 door docenten van de locaties Alkmaar, Haarlem,
Rotterdam.
Uit de verslagen van de teamvergaderingen die het auditteam op verschillende locaties heeft
ingezien, valt op te maken dat daarin ook uitwisseling van ervaringen met het beroepenveld plaats
vindt.
Oordeel studenten
Uit de evaluatieresultaten blijkt dat de studenten op alle locaties tevreden zijn over kennis van
docenten van de huidige relevante beroepspraktijk. De gemiddelde score bedraagt 3.6. Het
auditteam stelt vast dat in de gesprekken tijdens de audit de studenten dit beeld bevestigen.
Oordeel: goed
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten en voor alle locaties van de opleiding als
goed en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
Het auditteam stelt vast dat het merendeel van de docenten een werkzame verbinding heeft
met het werkveld en dat dit een punt van aandacht is bij de werving van docenten
ƒ
Het auditteam stelt verder vast dat op de verschillende locaties een directe verbinding is met
kenniskringen, waardoor nieuwe inzichten kunnen doorwerken in het onderwijs.
ƒ
In het teamoverleg wisselen docenten hun respectieve ervaringen met het beroepenveld,
waardoor naar het oordeel van het auditteam sprake van een goede kennisdeling.
ƒ
Samenvattend is er naar het oordeel van het auditteam sprake van een docentencorps dat op
een goede manier de verbinding legt tussen opleiding en beroepspraktijk. De uitkomsten van
het studenttevredenheidsonderzoek ondersteunen deze opvatting.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel
Criterium
Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen?
Bevindingen
De opleiding heeft het auditteam per locatie in een overzicht verschaft van de kwantitatieve
gegevens met betrekking tot het kernteam voor het studiejaar 2008-2009. Hierin is ook de
docent/studentratio weergeven.
Overzicht 3: Kenmerken docententeam locaties studiejaar 2008-2009
Aantal docenten kernteam MER
Omvang aantal docenten uitgedrukt in fte
Aantal ingeschreven studenten
Aantal gewogen studenten
Docent - studentratio
Diemen
13
9,5
357
268
1:28
Alkmaar
23
10,8
353
288
1:27
Haarlem
12
8,68
308
260
1:30
Den Haag
13
9,5
283
259
1:27
Rotterdam
15
11,95
500
343
1:29
De docenten zijn zo blijkt uit de gesprekken tijdens de audit, tevreden over de kwaliteit van het
werk en het prettige contact met de studenten, ondanks dat zij op bijna alle locaties de werkdruk
als hoog ervaren en bijvoorbeeld de combinatie van bepaalde docentrollen in dezelfde periode een
piekbelasting vormt. Het opleidingsmanagement geeft aan dat de stagnatie in het aantal aanmeldingen en de daarmee samenhangende financiële effecten in de afgelopen jaren hieraan mede
debet is. Het aantal docenten met een tijdelijk dienstverband is in de afgelopen periode op alle
locaties aanzienlijk teruggebracht. Benadrukt wordt dat de werkdruk een blijvend punt van
aandacht is. In de IPOP- en functioneringsgesprekken met medewerkers worden afspraken
gemaakt over inzet en ontwikkeling.
Het auditteam merkt op dat met het oog op het onderwijs op de locatie Den Haag tegen de
achtergrond van het gevoerde diversiteitbeleid recent enkele jonge docenten zijn aangenomen van
Surinaamse, Marrokaanse en Antilliaanse afkomst. Het auditteam heeft tijdens de audit met enkele
van deze docenten gesproken. Het panel stelt vast dat deze docenten op een adequate wijze
worden ingezet bij de studiebegeleiding.
Oordeel: voldoende
Het auditteam is van oordeel dat het onderwijs met de beschikbare formatie op de onderscheiden
locaties kan worden ontwikkeld en kwalificeert dit facet voor alle varianten en voor alle locaties van
de opleiding op alle locaties als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel
Criterium
Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen
Algemeen
Het INHolland beleid is erop gericht om docenten te werven met een adequate opleiding, goede
vakkennis, didactische vaardigheden en kennis van de beroepspraktijk. Bij het aannamebeleid
worden het opleidingsniveau (minimaal hbo-master) en binding met de beroepspraktijk centraal
gesteld. Om in aanmerking te komen voor een aanstelling in vast dienstverband dient de docent
een didactische aantekening te hebben behaald. Deze criteria spelen een rol in de ontwikkeling en
beoordeling van docenten (PCM-cyclus), die jaarlijks worden vastgelegd in een individueel
performance- en ontwikkelplan (IPOP). De opleiding let sterk op de brede inzetbaarheid van
docenten en de verschillende rollen die zij dienen te vervullen. Er wordt jaarlijks 5% van het
personele budget gereserveerd voor professionalisering. De didactische opleiding wordt verzorgd
door het onderwijscentrum van de Vrije Universiteit en is een structureel onderdeel van het HRMbeleid van de hogeschool.
Gesprekscyclus
In de gesprekken met het opleidingsmanagement en de docenten heeft het auditteam vastgesteld
dat de gesprekscyclus binnen de opleiding op de verschillende locaties regelmatig worden
gehouden. Het auditteam heeft op de locaties inzage gehad in de verslagen van de gehouden
functionerings- en beoordelingsgesprekken. Het auditteam stelt vast dat de PCM-cylcus jaarlijks
conform het hogeschoolbeleid wordt uitgevoerd.
Opleidingsniveau
Alle docenten van de opleiding zo blijkt uit hun cv’s hebben een wo- of hbo-opleiding gevolgd
(respectievelijk 61% en 39%) In het onderstaand overzicht is dit per locatie weergegeven.
Overzicht 4: opleidingsniveau per locatie (per 1 april 2009)
Opleidingsniveau
wo
hbo
Alkmaar
13
10
A’dam/Diemen
12
1
Den Haag
4
8
Rotterdam
9
6
Haarlem
8
4
Het opleidingsmanagement op de verschillende locaties heeft de competenties van de docenten
systematisch in kaart gebracht op basis van een competentiematrix. Het panel heeft tijdens de
audit (steekproefsgewijs) kennis genomen van deze matrices. Deze waren inzichtelijk opgezet en
boden naar het oordeel van het auditteam voldoende informatie.
Scholing
Het auditteam heeft tijdens de locatiebezoeken kennisgenomen van de onderscheiden scholingsplannen 2009-2010. Op alle locaties nemen docenten deel aan de didactische scholing. Het volgen
van scholing door middel van masteropleidingen, promotietrajecten en participatie in kenniskringen
wordt door het opleidingsmanagement gestimuleerd. Zo volgen drie docenten een wo-masteropleiding (locaties Den Haag en Rotterdam) en drie docenten een promotietraject (locatie
Amsterdam/ Diemen en Rotterdam).
Studieloopbaanbegeleiders op alle locaties volgen in het studiejaar 2009-2010 een training
‘invoering fasetoets”.
Oordeel studenten
De studenten waarderen de inhoudelijke deskundigheid en de didactische kwaliteiten van de
docenten op een ruim voldoende. De studenten zijn blijkens evaluatieresultaten in het algemeen
goed te spreken over de docenten (de score varieert tussen 3.1. en 3.4).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  38
Oordeel: goed
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten en voor alle locaties van de opleiding als
goed en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
Het auditteam stelt vast dat de opleiding op de locaties beschikt over een goed uitgewerkt
personeelsbeleid dat mede is gebaseerd op een duidelijke visie op Schoolniveau.
ƒ
Het auditteam is van oordeel dat de opleiding beschikt over personeel dat inhoudelijk,
onderwijskundig en organisatorisch geschikt en in staat is om het onderwijsprogramma te
realiseren.
ƒ
De opleiding heeft aandacht voor de kwaliteiten van de medewerkers en stimuleert op een
actieve wijze deskundigheidsbevordering.
ƒ
Het auditteam stelt op grond van de gesprekken met docenten vast dat op alle locaties sprake
is van een enthousiast docententeam.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE
Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als
voldoende.
ƒ
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Inzet van personeel” is
voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een
Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie
facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’
onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’
als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  39
Onderwerp 4: Voorzieningen
Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen
Criterium
Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te
realiseren?
Bevindingen
Algemeen
INHolland hecht sterk aan een adequate en inspirerende leeromgeving en heeft dan ook de laatste
jaren meer dan gemiddeld geïnvesteerd in gebouwen en voorzieningen. Het competentiegerichte
onderwijs en de mogelijkheden die ICT-gebruik biedt, is hierbij richtinggevend.
Het auditteam heeft alle MER-locaties van de Hogeschool INHolland bezocht. De kwaliteit van de
huisvesting van MER verschilt per locatie. Dat neemt niet weg dat in het algemeen de gebouwen
voldoende tot goed zijn toegerust om de opleiding te verzorgen. Het auditteam is positief over de
gebouwen en voorzieningen op alle locaties. Op de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam is de
opleiding gehuisvest in nieuwbouw. De huisvesting op deze locaties is duidelijk afgestemd op de
onderwijsvisie van de hogeschool. Op de locatie Den Haag wordt nog gewerkt aan een nieuwe
uitbreiding. Deze wordt in 2010 opgeleverd. Op de locatie Haarlem is sprake van aanpassing door
verbouw.
In de gesprekken met het opleidingmanagement tijdens de audit kwam naar voren dat bij de
locaties Amsterdam/Diemen en Alkmaar op termijn verhuizingsplannen bestaan respectievelijk
naar Amsterdam en naar nieuwbouw meer in het centrum van Alkmaar.
De voorzieningen op deze locaties zijn duidelijk afgestemd op de eisen die het onderwijsconcept
stelt. De lokalen zijn geschikt voor diverse door de opleiding gehanteerde werkvormen. De locaties
beschikken, zeker Haarlem, Den Haag en Rotterdam, over een aantal grote representatieve
auditoria en/of collegezalen, over (ruim) voldoende werkgroepruimtes en ruimtes, in verschillende
samenstellingen, al dan niet voorzien van stand-alone pc’s, waar studenten in groepsverband (of
zelfstandig) kunnen (samen)werken.
Alle locaties beschikken over ‘flexwerkplekken’ voor docenten die hun standplaats op een andere
locatie hebben. Op sommige locaties kan, zoals blijkt uit de MTO en gesprekken met docenten, dit
ertoe leiden dat op piekmomenten in het onderwijs er voor docenten te weinig werkplekken
voorhanden zijn. Het auditteam heeft echter niet kunnen constateren dat dit tot knelpunten leidt:
in onderling overleg wordt tot bevredigende oplossingen gekomen. De locaties Alkmaar en
Amsterdam/Diemen beschikken over vaste werkplekken. Waar het aantal studenten leidt tot een
gebrek aan studieruimtes en lokalen heeft het panel geconstateerd dat dit wordt opgelost door
uitbreiding/ verbouwing van de locatiehuisvesting (locaties Den Haag en Haarlem).
Informatie en ICT
Voor studenten is er op alle locaties een School en/of opleidingsgebonden informatiepunt (of een
front office van het secretariaat) ingericht. Bij de front office van het secretariaat of informatiepunt
kunnen studenten terecht voor vragen over alle administratieve en logistieke zaken van de
opleiding. Daarnaast heeft de dienst Facilitaire Zaken op alle locaties een servicedesk ingericht,
waar studenten en medewerkers terecht kunnen voor alle facilitaire aangelegenheden. De
servicedesk is binnen INHolland voor studenten en medewerkers het centrale aanspreekpunt voor
het lenen van laptops, audio- en videoapparatuur, het reserveren van (overleg)ruimten,
ondersteuning bij technische problemen met computers, printers en scanners, ondersteuning bij
problemen met de aangeboden softwarepakketten.
Daarnaast kennen alle locaties ook een bureau externe betrekkingen/ MKB loket (stage- en
afstudeeropdrachten) – in Rotterdam onder de naam Service Loket Ondernemerschap - en een
bureau Internationalisering. Het auditteam is te spreken over de herkenbaarheid waarmee deze
voorzieningen in elke onderwijsgebouw op dezelfde wijze terugkomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  40
Via internet hebben studenten toegang tot INsite, het INHolland intranet. Hier is belangrijke
informatie zoals over roosters, maar ook de digitale leeromgeving Blackboard en de studiegids te
vinden. Via INsite hebben studenten ook toegang tot webmail en webdata en eigen bestanden.
Studenten die in het bezit zijn van een laptop, kunnen overal in de gebouwen inloggen op het
netwerk van INHolland. Studenten maken van deze service gebruik, zoals het auditteam heeft
kunnen vaststellen. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een eigen laptop, zijn op iedere
locatie bij de servicedesk laptops op leenbasis beschikbaar. Met deze service kan een deel van de
piekbelasting op computerwerkplekken worden ondervangen. Het auditteam merkt in dit verband
overigens op dat in de gesprekken met studenten op de meeste locaties verstrekking van laptops
via een laptopprogramma bij studenten de voorkeur heeft.
Bibliotheek/mediatheek
De opleiding heeft op alle locaties de beschikking over een ruime, moderne en goed ingerichte en
voorziene bibliotheek/mediatheek.
De bibliotheek levert een bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs door het aanschaffen,
beheren en beschikbaar stellen van een (digitale) collectie vakliteratuur. De informatiespecialisten
van de bibliotheek beschikken over expertise die ingezet kan worden voor het bevorderen van de
informatievaardigheid en mediawijsheid van studenten en docenten. Door de digitalisering van
informatie legt de bibliotheek zich steeds meer toe op het bevorderen van de verspreiding van
kennis. Het bibliotheekbeleid is uiteengezet in de “Notitie Bibliotheekvoorziening voor de opleiding
MER 2009”.
Het auditteam heeft tijdens de audit een uitgebreide demonstratie van en toelichting op de digitaal
beschikbare databanken gehad en oordeelt hierover zeer positief. Uit gesprekken met studenten op
alle vestigingen blijkt dat de gebruiksfrequentie van deze digitale bronnen laag is. De opleiding
overweegt maatregelen om het gebruik van deze bronnen via opdrachten meer te stimuleren. Het
auditteam heeft hiervan met instemming kennisgenomen.
Het collectiebeleid van de bibliotheek richt zich op de aanschaf van vakliteratuur op hbo-niveau.
Dit betreft informatiebronnen zoals boeken, tijdschriften en audiovisuele materialen. Ook deze
bronnen worden in toenemende mate in digitale vorm aangeboden via de website, zoals E-books,
full tekst tijdschriften en trainingsvideo’s. Daarnaast attendeert de bibliotheek op relevante
websites van organisaties. De site biedt themapagina’s per opleiding met links naar databanken,
websites en vele bibliotheekcatalogi.
De bibliotheek biedt daarnaast individuele studieplekken met computers en groepswerkruimtes die
al dan niet zijn voorzien van een computer of andere apparatuur.
Oordeel studenten/docenten
Op grond van de uitkomsten van evaluatieresultaten stelt het auditteam vast dat de studenten
over het algemeen tevreden zijn over de voorzieningen als bibliotheek en studiefaciliteiten. De
gebouwen beschikken volgens de studenten over geschikte collegezalen en lesruimten en bieden
voldoende ruimte om samen te werken. Waar de score op het gebied van ruimten om samen te
werken en zelfstudie lager uitvalt (Den Haag en Haarlem), investeert de hogeschool in extra
voorzieningen om dit ruimtelijke probleem op te lossen.
Ook de docenten zijn over het algemeen goed te spreken over de beschikbaarheid van moderne
onderwijsfaciliteiten en –ruimten.
Oordeel: goed (Den Haag, Haarlem en Rotterdam)
Oordeel: voldoende (Alkmaar en Diemen)
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle vormen (voltijd, deeltijd en duaal) van de opleiding
MER op locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam als goed en op locaties Alkmaar en Amsterdam/
Diemen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
Hogeschool INHolland en de opleidingen hebben een duidelijke visie op het huisvestingsbeleid.
Alle onderwijsgebouwen zijn afgestemd op deze visie en zijn toereikend om het
onderwijsprogramma te realiseren. Het auditteam stelt vast dat de huisvestingsvoorzieningen
op de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam in dit verband als goed moeten worden
aangemerkt. Het auditteam merkt hierbij op dat op de locaties Amsterdam/Diemen en Alkmaar
plannen bestaan om de huisvestingssituatie aan te passen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  41
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
Alle onderwijsgebouwen bieden voldoende ruimten voor colleges en om te werken in grotere en
kleinere groepen.
Docenten en studenten hebben de beschikking over een internetadres en een eigen ruimte op
het netwerk. De computerfaciliteiten zijn zowel op school als vanuit het woonadres te
gebruiken. Op elke locatie zijn voldoende computers beschikbaar. Elke locatie heeft een
servicedesk waar studenten en docenten terechtkunnen met vragen over het gebruik van ICT
en audiovisuele middelen.
Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’s en relevante
vakliteratuur en vakbladen in de bibliotheken. Ook digitale informatie is beschikbaar in de vorm
van cd-roms, databanken, video’s en dvd’s. Alle studenten kunnen gebruik maken van de
catalogus voor de gehele INHolland collectie en lenen uit de collectie van alle vestigingen.
Docenten en studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen. Daar waar
sprake is een tekort aan werkruimtes voor studenten en docenten wordt dit door geplande
nieuwbouw/verbouw binnen afzienbare termijn opgelost.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  42
Facet 4.2. Studiebegeleiding
Criteria
Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria:
ƒ
Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met
het oog op de studievoortgang?
ƒ
Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de
behoefte van de studenten?
Bevindingen
Algemeen
De opleiding zet verschillende vormen van begeleiding in ter ondersteuning van de ontwikkeling
van de student tot startbekwame beroepsbeoefenaar. De verschillende aspecten van begeleiding
komen terug in rollen die docenten vervullen bij het ondersteunen en faciliteren van het leerproces
van studenten. Op alle locaties is gedurende de gehele opleiding sprake van procesbegeleiding
(tutors) en van inhoudelijke begeleiding (vakdocenten). Tijdens het eerste en tweede jaar van de
opleiding is er een gestructureerd programma studieloopbaanbegeleiding. In de hoofdfase, bij
stage en afstudeeropdracht, vindt de studie(loopbaan)begeleiding steeds meer geïntegreerd in het
studieprogramma plaats. Daarnaast heeft de opleiding bijzondere aandacht voor de groep van
langstudeerders.
Verder kunnen op iedere locatie studenten terecht bij studentendecanen, vertrouwenspersonen
en/of studentenpastores voor begeleiding en ondersteuning op andersoortige gebieden.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB)
Dit SLB-programma richt zich in het eerste jaar op de individuele leerstijl en is ondersteunend aan
de oriëntatie op het beroepenveld bij het thema Studie en beroep. De student houdt vanaf het
eerste jaar een digitaal portfolio bij. Direct na aanvang van de studie vindt een eerste gesprek met
de studieloopbaanbegeleider (SLB) plaats en vervolgens is er telkens een SLB-gesprek per periode.
Tijdens deze gesprekken komt ook de aansluiting met de vooropleiding aan bod (zie ook facet 2.5).
Het doel van de opleiding is om studenten gedurende hun studieloopbaan te begeleiden naar
zelfstandigheid en zelfsturing. De locatie Den Haag voert – zo is in de gesprekken tijdens de audit
gebleken – een beleid waarbij jonge allochtone docenten als tutor worden ingezet, gegeven de
etnische achtergrond van de studenten. Zij functioneren zo tegelijk als rolmodel voor deze
studenten.
Studenten die aan het tweede jaar beginnen met een opgelopen studieachterstand, maar geen
negatief bindend studieadvies hebben gekregen, worden in hun studievoortgang actief begeleid.
SLB is voor de deeltijdstudenten in essentie gelijk aan de voltijdse vorm. De begeleiding van
deeltijdstudenten is toegespitst op de specifieke situatie van deze doelgroep. Het programma is
meer gericht op zelfstudie aan de hand van opdrachten, die vervolgens in het SLB-gesprek worden
besproken. In de deeltijdvorm is de begeleiding minder gericht op het maken van keuzes en vindt
deze meer vraaggestuurd plaats.
De opleiding heeft de studieloopbaanbegeleiding voor zowel de eerste als tweede fase van de
studie beschreven in de Studentenhandleidingen Studieloopbaanbegeleiding/POP. Het auditteam
heeft deze handleidingen tijdens de audit ingezien en beoordeelt deze als adequaat.
Stage- en afstudeerbegeleiding
Tijdens de stage wordt de student zowel begeleid vanuit de stageverlenende organisatie
(bedrijfscoach) als vanuit de opleiding (stagebegeleider). Deze laatste bewaakt de
competentieontwikkeling van de student en stuurt waar nodig bij. De stagebegeleider, de
bedrijfscoach en de student hebben gedurende de stageperiode regelmatig contact.
Tijdens de afstudeerfase krijgt de student een afstudeerbegeleider toegewezen. De afstudeerbegeleider beoordeelt of de student ten aanzien van de te realiseren doelstellingen op de goede weg
is en voert gesprekken met hem over de onderzoeksvoortgang. Ook wordt hij begeleid door een
bedrijfscoach van de organisatie waar het afstudeeronderzoek plaatsvindt. De bedrijfscoach
adviseert de student over de uitvoering van het onderzoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  43
Op de locaties Amsterdam/Diemen en Den Haag krijgen studenten in het vierde jaar bovendien een
uitgebreid voorlichtings- en trainingsprogramma dat bestaat uit een algemene afstudeervoorlichting, een workshop over opzet en uitvoering van onderzoek en twee workshops
onderzoeksmethoden. Tijdens het afstuderen vinden drie terugkombijeenkomsten plaats die met
intervisie wordt ingevuld.
De opleiding heeft de begeleiding tijdens zowel de stage als het afstuderen beschreven in de
Stagehandleiding en Afstudeerhandleiding. Het auditteam heeft deze handleidingen tijdens de audit
ingezien en beoordeelt deze op het punt van de begeleiding als adequaat.
Begeleiding langstudeerders
De opleiding heeft in het kader van het Schoolbrede project ‘Stuwmeer’ nadrukkelijk aandacht voor
de begeleiding van langstudeerders en van potentiële langstudeerders (stuwmeerproblematiek).
Op iedere locatie hebben een of meerdere docenten de taak om deze groep te monitoren. Deze
studenten worden individueel benaderd door hun SLB’er en wordt een op maat gemaakt traject
gemaakt. Het auditteam heeft met waardering van deze plannen kennisgenomen.
De opleiding heeft in het kader van het onderzoeksproject. De route naar studiesucces (zie ook
facet 2.5) de studiebegeleiding nadrukkelijk aan de orde gesteld. De uitkomsten van dit onderzoek
hebben geleid tot een ontwerpplan van aanpak 2009-2010 met verbetervoorstellen.
Oordeel studenten
Uit de evaluatieresultaten blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de
studieloopbaanbegeleiding. Begeleiding als zinvol onderdeel van de studie wordt op de meeste
locaties als voldoende gewaardeerd. Op grond van de gesprekken tijdens de audit stelt het
auditteam vast dat de inhoudelijke inbedding van de studiebegeleiding op alle locaties een
belangrijk punt van aandacht is. De uitkomsten van de evaluaties hebben op basis van onderzoek
door de coördinatoren SBL in 2008 geleid tot bijstelling van de handleidingen studieloopbaanbegeleiding. Voor de locatie Haarlem waren deze resultaten aanleiding om daarnaast ook andere SLBverbeteringen aan te brengen. Deze betroffen onder andere selectie van SLB’ers op basis van
motivatie en geschiktheid, een betere voorlichting aan studenten over de functie van SLB, een
verbetering van de feedback van SLB-activiteiten en het inzetten van gastdocenten als rolmodel ter
onderstreping van het belang van SLB. Tijdens de gesprekken op deze locatie heeft het auditteam
met waardering kennis genomen van de verbetervoorstellen.
Informatievoorziening
De communicatie op locatieniveau vindt plaats via persoonlijk contact (docenten, stagecoördinator,
coördinator internationalisering en afstudeercoördinator), via georganiseerd overleg (introductiebijeenkomsten, informatiebijeenkomsten over bijv. differentiatieminors), via INSite de intranetsite
van INHolland. Via INSite ontvangen studenten informatie over jaarroosters, studieroosters en
planning van toetsen; daarnaast beschikt de opleiding over Blackboard als digitale leeromgeving.
Op de locatie Alkmaar nemen de deeltijdstudenten (cohort 2008) deel aan de pilot van de digitale
leeromgeving Digitale Klas.
Op de locaties zijn op strategische punten monitoren aangebracht ten behoeve van de dagelijkse
informatie, zoals lokaalwijziging en ziekmeldingen van docenten.
Oordeel studenten
Studenten zijn volgens de evaluatieresultaten en de op locatie gevoerde gesprekken over het
algemeen tevreden over de informatievoorziening. De informatie is op tijd en volledig, de
studiegids is duidelijk en het lesrooster wordt op tijd ontvangen en wordt goed nageleefd.
Het auditteam stelt vast dat in de afgelopen jaren op het punt van de informatievoorziening
adequate aanpassingen hebben plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  44
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten en voor alle locaties van de opleiding als
voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
ƒ
Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding een adequaat systeem van studiebegeleiding
heeft ingevoerd dat op basis van ervaringen en uitkomsten van evaluaties wordt verbeterd.
ƒ
De mate waarin de studiebegeleiding is gefaseerd, is naar het oordeel van het panel
overeenkomstig de doelstelling van de opleiding studenten te begeleiden naar zelfstandigheid.
ƒ
Het auditteam waardeert de inzet van studiebegeleiding die een afspiegeling vormt van de op
de locatie aanwezige studentenpopulatie.
ƒ
Het auditteam heeft met waardering kennisgenomen van de door de opleiding genomen
begeleidingsmaatregelen om het aantal langstudeerders te reduceren.
ƒ
De studenten zijn zoals blijkt uit de onderwijsevaluaties en uit de gesprekken tijdens de audit
goed te spreken over zowel de studiebegeleiding als de informatievoorziening.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE
Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als
voldoende.
ƒ
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Voorzieningen” is
voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een
Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één van de twee
facetten voor de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam, van het onderwerp “Voorzieningen” als
goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp voor
de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam. Reden voor het auditteam voor deze locaties de
kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  45
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg
Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering;
3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten
Criterium
Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare
streefdoelen?
Bevindingen
Algemeen
Het kwaliteitsbeleid van de Schools of Economics sluit aan op dat van de hogeschool en is
gebaseerd op breed gedragen gezamenlijke uitgangspunten, die zijn vastgelegd in de Kaders voor
kwaliteitsmanagement van de Schools of Economics. Hierin zijn uitgangspunten geformuleerd met
betrekking tot de rol van de onderscheiden betrokkenen in het proces van kwaliteitsmanagement,
het vastleggen van opleidingsbeleid (opleidingsprofiel), het jaarlijks op te stellen jaarplan en
evaluatieplan, de inrichting van een digitaal systeem voor opleidingsdocumentatie en het cyclisch
doorlopen van de zesjarige kwaliteitscyclus. De opleiding heeft het geformuleerde kwaliteitsbeleid
van de Schools of Economics op alle locaties geïmplementeerd. Het auditteam stelt vast dat de
interne audit deel uit maakt van de kwaliteitscyclus van de opleiding en dat dit beleid (zie ook
paragraaf 2.4) structureel en aantoonbaar is geïmplementeerd.
Evaluaties
De opleiding stelt per locatie jaarlijks een evaluatieplan op. In het evaluatieplan expliciteert de
opleiding welke aspecten van het primaire proces de opleiding met welke frequentie evalueert, hoe
het evaluatieproces per locatie is ingericht en op welke wijze het evaluatieplan geborgd is.
De opleiding neemt na afloop van iedere onderwijsperiode onder studenten onderwijsevaluaties af
en maakt hiervoor gebruik van de applicatie EvaSys. De evaluatievragen hebben betrekking op de
verschillende dimensies van kwaliteit. Daarnaast worden verbeterpunten ook besproken in
studentenpanels. De jaarcoördinator of de opleidingscoördinator werkt na afloop van iedere periode
een verbeterplan uit. Aan het einde van iedere periode is er ook een evaluatie binnen het
opleidingsteam. De coördinatoren van de differentiatieminors en de coördinator stage/afstuderen
analyseren de evaluatieresultaten van de desbetreffende onderdelen.
De opleiding meet de kwaliteit ook door medewerkers (één per jaar) en alumni (tijdens alumnibijeenkomsten) hierover te bevragen. Het afnemend veld is op verschillende momenten betrokken
bij de onderwijskwaliteit door stage-evaluatie (aan het einde van de stageperiode), beoordeling
stage (aan het einde van de stageperiode), beoordeling afstuderen (aan het einde van de
afstudeeropdracht) en beoordeling eindkwalificaties afgestudeerden (tweejaarlijks, door middel van
een werkveldonderzoek).
Streefnormen
Bij de interpretatie van evaluaties op een vijfpuntsschaal hanteert de opleiding de volgende
streefnormen:
ƒ
gemiddelde score > 3.5: resultaat is goed;
ƒ
3.0 < gemiddelde score < 3.5: nader onderzoek vereist;
ƒ
gemiddelde score < 3.0: resultaat is onvoldoende en verbetering heeft prioriteit.
Voor de onderwijsrendementen zijn door de opleiding de volgende streefcijfers geformuleerd:
ƒ
Diplomarendement na acht jaar:
minimaal 55%
ƒ
Diplomarendement na vijf jaar:
minimaal 50%
ƒ
Propedeuserendement na twee jaar:
minimaal 50%
ƒ
Gemiddelde studieduur :
maximaal 4,5 jaar
ƒ
Uitval in de propedeutische fase:
maximaal 40%
ƒ
Uitval na drie jaar:
maximaal 50%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  46
Oordeel: goed
Het auditteam stelt vast dat de opleiding op alle locaties de uitvoering van het onderwijs op goede
wijze evalueert. Dit geschiedt periodiek aan de hand van door de opleiding gehanteerde toetsbare
streefdoelen. Het opleidingsbeleid, het jaarlijks op te stellen jaarplan en evaluatieplan, de inrichting
van een digitaal systeem voor opleidingsdocumentatie en het cyclisch doorlopen van de zesjarige
kwaliteitscyclus zijn helder vastgelegd. Het auditteam stelt vast dat de interne audit een structureel
onderdeel van deze cyclus uitmaakt en aantoonbaar is geïmplementeerd. Het auditteam
kwalificeert dit facet voor alle varianten en voor alle locaties op basis van zijn bevindingen als
goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  47
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering
Criterium
Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium:
ƒ
Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor
aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de
streefdoelen?
Bevindingen
Zoals vermeld onder facet 5.1. evalueert de opleiding op alle locaties periodiek het programma, de
onderwijsorganisatie en de onderwijsfaciliteiten.
Het auditteam heeft op de onderscheiden locaties met waardering kennis genomen van de
verbetermaatregelen voor zowel de voltijd als de deeltijdvariant naar aanleiding van het studiejaar
2008-2009. Deze maatregelen zijn per studiejaar vastgelegd in verbeterplannen. Hierin wordt
aangegeven welke actie moet worden ondernomen en door wie, maar niet in alle plannen is een
duidelijke tijdsplanning opgenomen.
Per periode worden de resultaten van de evaluaties en suggesties voor verbetering met het
docententeam besproken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende verbeterplannen voor onder andere de onderwijsperioden 1 en 2 en voor de differentiatieminors. Op grond de
gesprekken met het opleidingsmanagement, docenten en studenten stelt het auditteam vast dat de
PCDA-cyclus werkt. Uitkomsten van periodieke evaluaties en andere signalen die het management
bereiken leiden, waar nodig, tot verbetering.
Ter illustratie wordt een aantal verbetermaatregelen gegeven die de opleiding heeft doorgevoerd
dan wel nog zal door voeren:
ƒ
SLB deeltijd jaar 1 en 2 bereikbaarheid SLB’ers verbeteren, doelstelling duidelijk maken en
handleiding verduidelijken (locatie Den Haag);
ƒ
Periode 2: theorie uit colleges beter synchroniseren met projectopdracht (locatie Alkmaar);
ƒ
Periode 4: vak Arbeidsomstandigheden laten vervallen en invoeren Personeelsbeleid (locatie
Alkmaar);
ƒ
de vakken Personeelsmanagement en Management en Organisatie werden gecombineerd
aangeboden. Met ingang worden de vakken afzonderlijk aangeboden in kleinere groepen
(locatie Haarlem);
ƒ
verbetermaatregelen SLB (m.n. locatie Haarlem)
ƒ
gezien de overlap met het regulier programma zal in differentiatie minor de vak
consumentenrecht worden vervangen door het vak Personen- en familierecht.
ƒ
verbetering van de feedback naar studenten over de uitkomsten van de onderwijsevaluaties
Oordeel: goed
Het auditteam heeft kennis genomen van de werking van de procedure van het doorvoeren van
verbeteringen. Het auditteam oordeelt dat deze goed is uitgewerkt en in de praktijk voldoet. Het
auditteam heeft gezien de werking van de interne kwaliteitszorg, de kwaliteit van het personeel en
het feit dat reeds op alle locaties verbeteringen zijn aangebracht dat de procedure van het
doorvoeren van verbeteringen ook daadwerkelijk tot acties leidt. Het auditteam kwalificeert dit
facet voor alle varianten en voor alle locaties van de opleiding op grond hiervan als goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
Criterium
Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de
hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen
Algemeen
Bij de Schools of Economics zijn opleidingsmanagers verantwoordelijk voor het realiseren van de
kwaliteitsdoelen van de opleidingen. In het kwaliteitsbeleid van de opleiding is een belangrijke rol
weggelegd voor de centrale curriculumcommissie, de werkgroep studieloopbaanbegeleiding en de
werkgroep stage/afstuderen. De centrale curriculumcommissie bewaakt de verbinding tussen de
competentiekaart en de uitvoering van het onderwijs. De werkgroep studieloopbaanbegeleiding en
de werkgroep stage/ afstuderen hebben voor alle locaties gezamenlijke kaders ontwikkeld voor
studieloopbaanbegeleiding, stage en afstuderen.
Betrokkenheid docenten
De docententeams zijn op iedere locatie verantwoordelijk voor het ontwikkelen, bijstellen,
verzorgen en evalueren van onderwijs dat per leerjaar en periode wordt aangeboden.
Onderwijsevaluaties vormen de basis voor de periodieke eindevaluaties. Hierin participeren alle
docenten die uitvoering hebben gegeven aan het desbetreffende thema in die periode. Ook geven
docenten feedback tijdens het docentenoverleg of in het vakgroepoverleg. Het auditteam stelt op
grond van de onderscheiden verbeterplannen per locatie vast dat docenten hier daadwerkelijk bij
worden betrokken.
Betrokkenheid studenten
Studenten worden op alle locaties na afloop van iedere onderwijsperiode (incl. stage en afstuderen)
uitgenodigd om aan de hand van een vragenlijst met gesloten vragen feedback te geven over de
opzet, inhoud, uitvoering en organisatie van het onderwijs. Op sommige locaties vinden ook
panelgesprekken met studenten en klassenvertegenwoordigers (o.a. Alkmaar, Haarlem). Verder
worden studenten bij het onderwijs betrokken door het jaarlijks hogeschoolbrede studenttevredenheidsonderzoek en bij de tweejaarlijkse interne audit.
Verder worden studenten bij het kwaliteitsbeleid betrokken via de opleidingscommissies die zijn
samengesteld uit studenten en docenten van de opleiding. Op iedere locatie bestaat een
opleidingscommissie.
Betrokkenheid werkveld.
Begeleiders/opdrachtgevers uit het werkveld worden aan het einde van de stage- en afstudeerperiode gevraagd in adviserende zin een individuele beoordeling over de student te geven.
Daarnaast wordt het werkveld uitgenodigd aan de hand van een vragenlijst met open en gesloten
vragen feedback te geven over de opzet en organisatie van de stage- of afstudeerperiode.
Verder wordt op iedere locatie de beroepenveldcommissie (BVC) bij de kwaliteitszorg betrokken.
In de BVC worden de aanpassingen die relevant zijn voor het beroepenveld besproken.
Betrokkenheid alumni
Onder alumni wordt op hogeschoolniveau minimaal eenmaal per twee jaar een onderzoek
gehouden. De opleiding geeft aan dat ervaring heeft uitgewezen dat het uiteindelijke rendement
van alumniactiviteiten beperkt is. De opleiding heeft daarom de keuze gemaakt om de aandacht
vooral te richten op personen die tijdens hun studie blijk hebben gegeven van betrokkenheid bij de
opleiding (studentenpanel, opleidingscommissie, medezeggenschapsraad, vrijwilliger open dagen,
enzovoorts).
Op opleidingsniveau wordt er op alle locaties jaarlijks een alumnibijeenkomst georganiseerd waar
docenten en alumni elkaar kunnen ontmoeten. Hieraan wordt meestal een thema gekoppeld en
worden majeure aanpassingen in het programma besproken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  49
Oordeel studenten
De evaluatieresultaten geven aan dat studenten op alle locaties menen niet voldoende te worden
geïnformeerd over de uitkomsten van de onderwijsevaluaties. Het auditteam heeft tijdens de
gesprekken met het opleidingsmanagement, docenten en studenten op de verschillende locaties
deze uitkomst aan de orde gesteld. Uit deze gesprekken komt naar voren dat de opleiding verbeteringen heeft aangebracht in de wijze van feedback over de uitkomsten. Studenten worden over
de uitkomsten en de daaraan gekoppelde verbeteringen nadrukkelijk geïnformeerd tijdens de kickoff van de desbetreffende projecten en zij worden op de meeste locaties over de verbeterpunten
via Blackboard geïnformeerd.
Oordeel: voldoende
Het auditteam heeft kennisgenomen van de wijze waarop studenten, docenten, alumni en het
afnemend beroepenveld zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Het
auditteam beoordeelt de hiervoor gehanteerde processen en de uitwerking daarvan als adequaat.
Verder concludeert het auditteam op basis van de gesprekken tijdens de audit dat de opleiding een
verbeterslag heeft gemaakt met betrekking tot de feedback naar studenten over de uitkomsten.
Het auditteam beoordeelt dit facet dan ook voor alle varianten en op alle locaties als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE
Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor alle opleidingsvarianten en
op alle locaties als voldoende.
ƒ
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” is
voor de opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een
Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie
facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’
onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’
als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  50
Onderwerp 6: Resultaten
Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau
Criterium
Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:
ƒ
Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke
eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen
Algemeen
De opleiding beschouwt de afstudeeropdracht (30 EC) als een proeve van bekwaamheid op grond
waarvan de opleiding toetst of de student zijn competenties op het niveau van startbekwaamheid
beheerst. Tijdens de afstudeerfase staat een individuele onderzoeksopdracht voor een externe
opdrachtgever centraal centraal. De student sluit zijn onderzoek af met een onderzoeks- of
adviesrapport.
Toetsing van het afstudeertraject vindt plaats op vier momenten: plan van aanpak (beoordeling
door afstudeercommissie of -begeleider), adviesrapport en onderzoeksverantwoording (beoordeling
door afstudeerbegeleider en advies van bedrijfscoach), het examengesprek i.c. de presentatie
(beoordeling door afstudeerbegeleider en advies extern deskundige) en het reflectieverslag
(beoordeling door studiebegeleider). Het afstudeertraject is verdeeld in twee onderwijseenheden:
het adviesrapport (15 EC) enerzijds en het afstudeerportfolio/de fasetoets afstudeerportfolio,
presentatie en beroepsmatig handelen (totaal 15 EC) anderzijds. De afstudeerhandleiding bevat
een beschrijving van de afstudeer- en beoordelingsprocedure. Dit document geeft voldoende
handvatten om de afstudeervereisten inzichtelijk te maken en te bewaken.
Borging eindniveau
De opleiding borgt dat de gerealiseerde competenties in overeenstemming zijn met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen door
ƒ
afstudeerbeoordelaars voor de beoordeling van de afstudeerfase gebruik te laten maken van
criteria die zijn ontleend aan de landelijke eisen die aan de startbekwame beroepsbeoefenaar
worden gesteld;
ƒ
de uitvoering van de afstudeerprocedure op iedere locatie te laten monitoren door de afstudeer
coördinator. Ieder jaar worden steekproefsgewijs de afstudeerrapporten beoordeeld op de
eisen en het toegekende cijfer. De resultaten worden besproken met de docenten van de
locaties;
ƒ
op basis van collegiale intervisie de afstudeercoördinatoren jaarlijks steekproefsgewijs over en
weer feedback te geven op beoordeelde rapporten van andere locaties. De eventuele
aanpassingen maken onderdeel uit van de PDCA-cyclus;
ƒ
het niveau van afgestudeerden tijdens de vergaderingen van de BVC aan de orde stellen;
ƒ
het onderwerp Gerealiseerd eindniveau op te nemen in het tweejaarlijks alumnionderzoek en
aan de orde te stellen tijdens alumnibijeenkomsten.
Tijdens de audit is in de gesprekken met het opleidingsmanagement de rol van de BVC bij de
beoordeling van het eindniveau van de afstudeerwerkstukken aan de orde gesteld. Hieruit kwam
naar voren dat de opleiding er op de verschillende locaties naar streeft deze beoordeling meer
structureel in te bedden in het borgingsproces van het eindniveau. Het auditteam onderstreept het
belang hiervan.
Eigen waarneming van afstudeerwerkstukken
Het auditteam heeft voorafgaand aan de audit een vijftigtal afstudeerwerkstukken plus
beoordelingen bestudeerd. Tijdens de audit heeft het auditteam nog een aantal afstudeerwerkstukken extra bekeken. Het auditteam vond de scripties van een voldoende tot goed niveau en kon
zich in de beoordelingen van de docenten vinden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  51
Naar de mening van het auditteam was de keuze van de onderwerpen actueel, relevant en
bruikbaar voor de praktijk. De opleiding bewaakt in dit kader dat het werkstuk een beroepsproduct
in de vorm van een advies is en geen product als een website of een softwarevergelijking. Het
auditteam is verder van mening dat de opzet/structuur van het onderzoek over het algemeen
helder is en dat er sprake is van een onderbouwing van de onderzoekskeuze. De probleemstellingen zijn overwegend helder en in ieder geval van voldoende niveau. De uitwerking en
beantwoording van de vraagstelling in hoofdvraag en deelvragen is in orde en consequent. De
afstudeerwerkstukken kennen een duidelijke en logische opbouw en leiden tot een duidelijke
conclusie. De afstudeerwerkstukken zijn goed leesbaar. Aandacht voor taalgebruik en spelling blijft
evenwel nodig. De hogeschool heeft daarom het taalbeleid geïntensiveerd en zijn op alle locaties
taaltrainingen om het taalniveau van studenten te verbeteren.
Het bachelorniveau wordt op alle locaties gehaald. Het auditteam heeft evenwel een aantal
opmerkingen:
ƒ In Alkmaar constateerde het auditteam dat in een aantal gevallen studenten waren afgestudeerd bij de Rechtswinkel op een onderwerp dat minder relevant en bruikbaar is voor de
MER-praktijk. Het betrof hier voornamelijk onderwerpen met een nadrukkelijk juridische focus.
Tijdens de audit gaf het opleidingmanagement aan deze afstudeermogelijkheid met ingang van
het studiejaar 2009-2010 niet meer aan te bieden. Uit aanvullend onderzoek van een tiental
afstudeerscripties kwam naar voren dat de integraliteit van M, E en R voldoende aanwezig is.
ƒ In Den Haag constateerde het auditteam dat in de afstudeeropdrachten minder expliciet
aandacht is voor de theoretische onderbouwing. Het gaat hierbij om reflectie op de keuze van
de methode van onderzoek en/of dataverzameling, de keuze voor het hanteren van bepaalde
theoretische concepten en modellen en de consequenties daarvan voor de relevantie van het
onderzoek bij het trekken van conclusies.
Het opleidingsmanagement van Den Haag heeft dit aandachtspunt duidelijk in beeld en heeft vanaf
2007 - 2008 diverse acties ondernomen om dit te verbeteren. In het gesprek tijdens de audit in
Den Haag kwam naar voren dat op initiatief van het management de lector is gevraagd een scan
van de afstudeerscripties te maken om zo een aantal aandachtspunten te definiëren. Het beeld van
het auditteam komt overeen met de resultaten van de scan, namelijk dat het uiteenzetten van een
relevant theoretisch kader aan de hand van een heldere probleemstelling met een duidelijke
methodologische onderbouwing voor veel studenten een lastige opgave blijkt. Naar aanleiding van
het gesprek in Den Haag heeft het auditteam de volgende dag aanvullend met de lector gesproken
tijdens de audit in Rotterdam. De lector heeft een voortrekkersrol genomen met betrekking tot het
versterken van de onderzoekscomponent in de afstudeerscripties. Bovendien is het panel gebleken
dat de lector intensief betrokken is bij de verdere ontwikkeling van de onderzoeksleerlijn in het
curriculum om zo studenten voor te bereiden om het schrijven van goed onderbouwde producten.
Ook geeft hij sinds het studiejaar 2008 – 2009 instructieworkshops aan docenten en studenten met
betrekking tot onderzoeksmethodieken. Het auditteam was onder de indruk van de expertise van
de lector en van de door hem ingezette aanpak.
Om het effect van deze aanpak te kunnen beoordelen heeft het auditteam aanvullend scripties van
de locatie Den Haag opgevraagd van een recentere datum. Naast recentere scripties heeft het
auditteam ook een tiental plannen van aanpak van het studiejaar 2009-2010 gezien. In zowel de
scripties als de plannen van aanpak was duidelijk de invloed van de verbeteracties te zien: er is
een duidelijke reflectie op de onderzoekscomponent aanwezig en de relatie tussen theorie en
praktijk wordt op een adequate manier gelegd. In de afbakening van/focus op de probleemstelling
is in sommige scripties nog ruimte voor verbetering. Het auditteam heeft vastgesteld dat studenten
daarin worden begeleid en een adequate feedback krijgen. Om het niveau van de scripties te
blijven bewaken wordt de lector structureel betrokken bij het afstudeerproces en zal hij
bijvoorbeeld een periodieke scan van de afstudeerwerkstukken maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  52
Oordeel: voldoende
Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleidingen als voldoende.
ƒ
Het panel is van oordeel dat het kunnen behalen van het eindniveau voldoende is geborgd.
De opleiding heeft duidelijke en kenbare richtlijnen opgesteld voor het afstuderen en
beoordelings-criteria opgesteld.
ƒ
Het auditteam heeft met waardering kennisgenomen van de betrokkenheid van de lector bij
het afstudeerproces ter versterking van de onderzoeksvaardigheid van studenten. Zij acht deze
betrokkenheid waardevol.
ƒ
Het auditteam heeft met instemming kennisgenomen van het streven van de opleiding om het
beroepenveld op een meer structurele basis te betrekken bij de beoordeling van het niveau van
afstuderen.
ƒ
De afstudeerwerkstukken waar het auditteam inzage in heeft gehad zijn wat betreft
probleemstelling naar haar oordeel van voldoende diepgang en complexiteit. Afstudeerders
geven er blijk van te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat van hbostudenten mag en moet worden geëist.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  53
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Criteria
Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria:
ƒ
Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers
geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen?
ƒ
Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen
Bij de vaststelling van de streefcijfers heeft de opleiding gekeken naar de landelijke cijfers en
trends van de economische opleidingen die door de HBO-raad worden gepubliceerd. Hierdoor
ontstaat ook een goede benchmark. Op basis van deze gegevens heeft de opleiding de eigen
streefcijfers vastgesteld.(zie facet 5.1).
De propedeuse- en diplomarendementen en uitvalpercentages van de afgelopen cohorten zijn op
basis van de door de opleiding per locatie verstrekte gegevens Kengetallen van de School of
Economics per april 2009 in onderstaande overzichten weergegeven.
Overzicht 5a : propedeuserendementen voltijd per locatie (streefnorm > 50%)
cohort
2002
2003
2004
2005
2006
Propedeuserendement na 2 jaar in % vt
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
48,1
44,1
83,0
57,9
57,1
68,0
51,0
85,4
57,3
68,4
60,4
67,5
81,0
56,0
44,9
78,3
54,6
81,2
55,4
37,5
60,0
47,8
71,4
46,7
55,0
Overzicht 5b: propedeuserendementen deeltijd per locatie (streefnorm > 50%)
cohort
2002
2003
2004
2005
2006
Propedeuserendement na 2 jaar in % dt
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
54,2
76,0
80,0
92,3
52,9
56,2
38,5
54,5
53,8
75,0
56,0
30,0
55,2
29,4
70,0
52,4
42,9
76,0
10,0
40,0
60,0
71,4
21,4
72,7
Overzicht 6a.: Diplomarendement voltijd per locatie (streefnorm > 50%)
cohort
2001
2002
2003
2004
Diplomarendement na 5 jaar in %
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
27,0
61,7
32,6
45,9
34,2
45,0
63,8
37,6
59,1
33,3
43,5
(44,8)
(36,1)
(54,6)
(25,8)
38,6
* tussen (..) is na vier jaar
Overzicht 6b: Diplomarendement deeltijd per locatie (streefnorm > 50%)
cohort
2001
2002
2003
2004
Diplomarendement na 5 jaar in %
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
45,2
42,4
21,4
60,0
51,4
27,3
31,6
20,0
18,2
52,8
(49,8)
(54,8)
(54,6)
(31,0)
(48,1)
* tussen (..) is na vier jaar
De uitval over twee jaar per locatie is weergegeven in de volgende overzichten:
Overzicht 7a : Uitval na twee jaar per locatie voltijd (streefnorm max. 40%)
cohort Uitval propedeutische fase in %
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
2004
39,4
31,0
27,8
38,7
40,4
2005
31,3
46,0
24,7
43,2
35,9
2006
25,8
41,0
40,4
50,0
43,5
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  54
Overzicht 7b : Uitval na twee jaar per locatie deeltijd (streefnorm max. 40%)
cohort Uitval propedeutische fase in %
Alkmaar Diemen Haarlem Den Haag Rotterdam
2004
42,9
33,0
53,3
31,0
26,9
2005
18,2
36,0
53,3
20,0
28,6
2006
29,3
44,0
46,7
57,1
12,5
De opleiding heeft in haar Management Review op basis van de Notitie Rendement MER de
rendementen op opleidingsniveau – voor de verschillende varianten tezamen - vergeleken met de
landelijke MER-cijfers die door de HBO-raad worden gepubliceerd. Hieruit valt volgens de opleiding
af te leiden dat de rendementen en uitvalpercentages van INHolland slechts in geringe mate
afwijken van de landelijke cijfers.
Op basis van de door de opleiding verstrekte gegevens voor de onderscheiden varianten per locatie
stelt het auditteam vast dat de rendementen over de afgelopen jaren op de verschillende locaties
sterk wisselend zijn. Het propedeuserendement en de uitval na twee jaar ligt voor enkele locaties
onder de streefnorm. Dit geldt ook voor het diplomarendement. Uit de verstrekte cijfers van het
diplomarendement na vier jaar kan naar het oordeel van het auditteam overigens worden afgeleid
dat sprake is van een positieve kentering.
De opleiding is zich hier van bewust en heeft de rendementen geanalyseerd. Oorzaken van de
uitval in de propedeuse zijn volgens de opleiding vooral de verkeerde studiekeuze en in de
deeltijdvariant de combinatie werken en leren.
De groep studenten die alsnog aan het einde van het tweede jaar een negatief bindend studieadvies krijgt, is volgens de opleiding beperkt. Ook in de hoofdfase is de uitval van studenten
beperkt.
Het is de ambitie van de opleiding een substantieel lagere uitval van studenten te realiseren.
Daartoe heeft INHolland in de Bestuurlijke Agenda 2008-2010 opgenomen met nieuwe inschrijvers
van alle opleidingen intake assessments te voeren om de instroom en het studierendement
kwalitatief te verhogen (zie facet 2.5). De opleiding heeft inmiddels op alle locaties maatregelen
getroffen om de rendementen op het beoogde niveau te brengen. Deze maatregelen betreffen
onder meer intensivering van de studieloopbaanbegeleiding voor de eerstejaarsstudenten, voor
studenten die aan het tweede jaar beginnen met een opgelopen achterstand en voor
langstudeerders (zie facet 4.2.) en de inzet van een onderzoekslijn ten behoeve van het
afstudeertraject. Ook is de informatievoorziening aan toeleverende scholen geïntensiveerd.
Tevens voert de opleiding om meer zicht te krijgen in de reden van uitval op verschillende locaties
met deze studenten exitgesprekken. Het auditteam stelt op grond van de gevoerde gesprekken
tijdens de audit dat deze exitgesprekken nog niet op alle locaties worden gevoerd. Een meer
structurele inbedding zou naar het oordeel van het auditteam kunnen bijdragen aan een
samenhangende set maatregelen per locatie om de toekomstige uitval te beperken en het
rendement te vergroten.
Oordeel: voldoende
Het auditteam heeft kennisgenomen van de rendementen van de opleiding op de onderscheiden
locaties en is van oordeel dat de rendementen op een aantal locaties niet geheel in overeenstemming zijn met de streefwaarden. Het opleidingsmanagement heeft het auditteam tijdens de
audit geïnformeerd over de maatregelen die de opleiding inmiddels heeft genomen en gaat nemen.
Het auditteam meent op basis daarvan dat de opleiding zich voldoende inspant om daar waar nodig
het rendement van de propedeutische fase en de hoofdfase te verbeteren en in overeenstemming
te brengen met de streefwaarden. Het auditteam tekent daarbij aan dat de voorgenomen invoering
van de fasetoets hieraan in positieve zin zal bijdragen. Op basis van deze overwegingen beoordeelt
het auditteam het facet ‘Onderwijsrendement’ voor alle varianten op alle locaties als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE
Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende
ƒ
Alle facetten zijn positief beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp “Resultaten” is voor de
opleiding Management, Economie en Recht derhalve positief.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  56
4.
SAMENVATTEND OORDEEL
4.1.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
1.1. Domeinspecifieke Eisen
1.2. Niveau Bachelor
1.3. Oriëntatie HBO
V
V
G
V
2. Programma
2.1. Eisen HBO
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
2.3. Samenhang Programma
2.4. Studielast
2.5. Instroom
2.6. Duur
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
V
V
G
V
V
V
G
V
V4
3. Inzet van Personeel
3.1. Eisen HBO
3.2. Kwantiteit Personeel
3.3. Kwaliteit Personeel
4. Voorzieningen
4.1. Materiële Voorzieningen
4.2. Studiebegeleiding
G
V
G
V5
V/G
V
5. Interne Kwaliteitszorg
5.1. Evaluatie Resultaten
5.2. Maatregelen tot Verbetering
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en
Beroepenveld
6. Resultaten
6.1. Gerealiseerd Niveau
6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
4
5
6
V6
G
V
G
V
V
V
V
Extra aantekening: goed
Extra aantekening; goed (voor de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam)
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  57
4.2.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER deeltijd
Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding
1.1. Domeinspecifieke Eisen
1.2. Niveau Bachelor
1.3. Oriëntatie HBO
2. Programma
2.1. Eisen HBO
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
2.3. Samenhang Programma
2.4. Studielast
2.5. Instroom
2.6. Duur
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
2.8. Beoordeling en Toetsing
3. Inzet van Personeel
3.1. Eisen HBO
3.2. Kwantiteit Personeel
3.3. Kwaliteit Personeel
4. Voorzieningen
4.1. Materiële Voorzieningen
4.2. Studiebegeleiding
5. Interne Kwaliteitszorg
5.1. Evaluatie Resultaten
5.2. Maatregelen tot Verbetering
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en
Beroepenveld
6. Resultaten
6.1. Gerealiseerd Niveau
6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
7
8
9
Oordeel
V
V
G
V
V
V
V
G
V
V
V
G
V
V7
G
V
G
V8
V/G
V
V9
G
V
G
V
V
V
V
Extra aantekening: goed
Extra aantekening; goed (voor de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam)
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  58
4.3.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding MER duaal (locatie
Haarlem)
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
1.1. Domeinspecifieke Eisen
1.2. Niveau Bachelor
1.3. Oriëntatie HBO
V
V
G
V
2. Programma
2.1. Eisen HBO
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
2.3. Samenhang Programma
2.4. Studielast
2.5. Instroom
2.6. Duur
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
V
V
G
V
V
V
G
V
V10
3. Inzet van Personeel
3.1. Eisen HBO
3.2. Kwantiteit Personeel
3.3. Kwaliteit Personeel
4. Voorzieningen
4.1. Materiële Voorzieningen
4.2. Studiebegeleiding
G
V
G
V11
V/G
V
5. Interne Kwaliteitszorg
5.1. Evaluatie Resultaten
5.2. Maatregelen tot Verbetering
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en
Beroepenveld
6. Resultaten
6.1. Gerealiseerd Niveau
6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
10
11
12
V12
G
V
G
V
V
V
V
Extra aantekening: goed
Extra aantekening; goed (voor de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam)
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  59
4.4.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde
onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool INHolland
verzorgde voltijd, deeltijd en duale hbo bacheloropleiding Management, Economie en Recht op de
locaties Alkmaar, Amsterdam/Diemen, Haarlem, Den Haag en Rotterdam in aanmerking komt voor
accreditatie door de NVAO.
Extra aantekening
Op basis van de oordelen zoals deze in dit rapport zijn genoemd, heeft het auditteam voor zowel
de voltijd als de deeltijd en de duale variant van de opleiding de kwalificatie goed toegevoegd aan
de onderwerpen:
3. “Inzet Personeel” (voor alle locaties)
4. “Voorzieningen” (voor de locaties Den Haag, Haarlem en Rotterdam)
5. “Interne Kwaliteitszorg” (voor alle locaties)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  60
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en
onafhankelijkheidsverklaring auditoren
W.L.M. (Wienke) Blomen – lead auditor
Wienke Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur,
strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-raad, waaronder die van
hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur
en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam
in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector
kunst en cultuur.
Mr. T.E. (Tim) Klein
Tim Klein studeerde in 1987 af in Nederlands Recht aan de Universiteit van Amsterdam, gevolgd
door een postacademische opleiding Arbeidsvoorwaarden aan de Rijksuniversiteit Limburg. Klein is
in zijn loopbaan werkzaam geweest in een breed palet aan juridisch georiënteerde en management
functies. Hij werkte ondermeer als freelance griffier bij het Kantongerecht in Amsterdam, vervulde
verschillende functies in het hoger onderwijs (bedrijfsjurist, cao-onderhandelaar, hoofd P&O en
directeur academie van hoger technisch onderwijs).
Vanuit zijn functie als hoofd P&O bij de Hollandse Dagbladcombinatie, waar hij in de periode van
2001-2003 een reorganisatie leidde, werd hij lid van de HDC Media directie. Hier deed hij ruime
ervaring op met outsourcing trajecten, strategieontwikkeling, overnames en fusies, en commerciële
dienstverlening aan het MKB.
Sinds 2005 is Tim Klein statutair directeur/uitgever van HDC Media BV (ondermeer uitgever van
het Noordhollands Dagblad en het Haarlems Dagblad), dat een omzet realiseert van ruim 110
miljoen euro.
In deze functie maakt hij ondermeer deel uit van de Reclame Code Commissie, is hij commissaris
van de Nationale Regiopers en lid van de Raad voor de Journalistiek.
Mr. Drs. M. (Marcel) Hoogwout
Marcel Hoogwout behaalde zijn doctoraal Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Amsterdam in
1988 (specialisaties Informatisering en bedrijfsorganisatie en arbeidsverhoudingen) en zij doctoraal
Nederlands recht aan de Universiteit van Utrecht in 1993 (specialisatie privaatrecht). Hoogwout 15
jaar actief als organisatieadviseur in het binnenlands bestuur, onder andere bij
PricewaterhouseCoopers en sinds 2003 als partner van het adviesbureau Zenc BV in Den Haag.
Met zijn achtergrond als bedrijfseconoom en jurist adviseert hij vooral op het snijvlak van
bedrijfsvoering en bestuur. Overheidsdienstverlening heeft daarbij zijn bijzondere aandacht. Zijn
promotieonderzoek dat hij sinds 2001 uitvoert, betreft dan ook ‘De rationaliteit van de
klantgerichte overheid’.
Marcel Hoogwout heeft zijn kennis en expertise op het gebied van ‘e-overheid’ ondermeer ingezet
als adviseur van het ministerie van VROM. Vanuit zijn werkzaamheden op het vlak van
overheidsdienstverlening en ‘e-overheid’ heeft Marcel Hoogwout grote affiniteit met het werkgebied
van het bouw- en woningtoezicht. Zijn inspanningen om dit gemeentelijke werkgebied te
professionaliseren en te organiseren, hebben hem in 2005 het erelidmaatschap van de Vereniging
BWT Nederland opgeleverd.
Marcel Hoogwout heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan.
H.R. (Rob) van der Made
Rob van der Made is als docent communicatie en Engels geruime tijd werkzaam geweest in het
voortgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs, bij zowel bekostigde als niet-bekostigde
instellingen. Aan de lerarenopleiding Utrecht is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van
trainingen en nascholingsprogramma’s voor docenten VO. Hij maakte enkele jaren een uitstap
naar regionale media, waar hij o.m. het directeur/hoofdredacteurschap bekleedde van een media/omroepbedrijf. Als onderwijsmanager heeft hij deel uitgemaakt van het management van een
particuliere hogeschool en was in hij in die hoedanigheid onder meer verantwoordelijk voor
ontwikkeling, accreditatie en uitvoering van opleidingen Bedrijfskunde, MER en IBMS. Van der
Made is sinds 2009 werkzaam bij Hobéon Certificering als senior-adviseur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  61
M. (Martijn) Collenteur
Martijn Collenteur verkeert in de afstudeerfase van zijn driejarige studie Management, Economie en
Recht die hij volgt aan de Hogeschool HBO Nederland. Hij nam eerder deel aan visitaties van
Bedrijfskundige en MER opleidingen.
M. (Ralph) Meelhuysen
Ralph Meelhuysen is vierdejaarsstudent Management, Economie en Recht aan de Hogeschool
Utrecht (afstudeerrichting Commerciële Bedrijfskunde). Hij doet mee aan het Topclass programma,
een uitbreiding en intensivering van het reguliere bachelorprogramma. In het kader van dit
programma heeft hij een half jaar in Ierland gewoond, waar hij gestudeerd heeft aan het Athlone
Institute of Technology. Hij is verder lid van het studentenpanel van zijn opleiding. Ralph heeft
eerder in dezelfde rol visitaties in het hoger onderwijs bijgewoond.
Mr. T. (Ton) Vis
De heer Vis is zelfstandig adviseur op het brede terrein van het onderwijs en scholing. Hij houdt
zich bezig met bestuurlijk/organisatorische en juridische vraagstukken, competentieontwikkeling,
(inhoudelijke en proces-) begeleiding van projecten en accreditatievraagstukken. In zijn vorige
functies was hij coördinerend secretaris hoger onderwijs en later hoofd wetenschappelijke staf,
tevens plv. secretaris/ directeur van de Onderwijsraad. Daarnaast vervult hij een aantal nevenfuncties, zoals lid van de geschillencommissie WMO van de Besturenraad en lid van de Nederlandse
Vereniging Onderwijsrecht en van de werkgroepen “dereguleringswetgeving’ en ‘educational
governance’ daar binnen. Verder heeft hij gepubliceerd (o.a. in Thema) over accreditatie in het
hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  70
BIJLAGE II: Programma Visitatie
21 september tot en met 24 september 2009
Week 39 – DAG 1 Amsterdam/Diemen [maandag 21 september 2009]
Tijd
08.15 – 08.30
Gesprekspartners
08.30 – 08.45
Auditteam
Onderwerpen
Inloop door en ontvangst van auditteam
Auditteam:
Voorbespreking auditteam
08.45 – 09.00
Directie/Management
Auditteam
-
09.00 – 09.45
Auditteam
09.45 – 10.30
Vijf schooldirecteuren
- Karin van Broekhuizen
- Lilian Callender
- Roelof Eleveld
- Petra Hoogerwerf
- Hans van Overeem
Opleidingsmanagers
- Rob Claassens
- Michel Dawideit
- Yvonne Laan
- Jenneke van Rheenen
- Diantha Rumahlewang
- Maja Wisman
Auditteam
10.30 – 10.45
Korte pauze
Auditteam
Generiek voor de 5 vestigingen
- Gezamenlijke beleid van de Schools of Economics
- (gezamenlijke) missie, visie, strategie
- Planning- en controlcyclus
- Implementatie Bestuurlijke Agenda
- Personeelsbeleid
Generiek voor de 5 vestigingen
- Strategisch beleid
- Marktpositie / Instroom
- Internationalisering
- Innovatie
- Relatie beroepenveld
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg: beleidsmatige vragen over
kwaliteitsmanagement (managementrapportages e.d.)
Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.30
Curriculumcommissie
- Gerco Bakema
- Yvonne Laan
- Marinus de Laat
- Marco Mosselman
- Yvonne van Rijk
Vertegenwoordigers werkgroep
stage/afstuderen
- Claudia Breuls
- Chris Breurkens
- Kees van Dam
- Marco Hofman
- Carolina Scheepstra
- Annelies Sijtsma
Vertegenwoordigers werkgroep
SLB
- Ad Eijk
- Lucienne Suijker
Auditteam
Generieke uitgangspunten
- Uitleg didactisch concept
- competentiekaart
- toetsblauwdruk
- …..
Auditteam I
Generieke uitgangspunten
- Stage- en afstudeercoördinatie …..
-
Auditteam II
Generieke uitgangspunten
- SLB-programma
12.15 – 13.00
Lunch
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
13.00 – 13.30
Presentatie
Mirjam Uijlenbroek
Auditteam
-
13.30 – 14.15
Management Diemen
- Petra Hoogerwerf
- Jenneke van Rheenen
Auditteam
Regionale inkleuring Diemen
- Strategisch beleid, visie, missie
- Marktpositie / Instroom
- Relatie beroepenveld
- Personeelsbeleid
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg (valt onder de verantwoordelijkheid
van de opleidingsmanager): maatregelen van
verbetering, punten van zorg e.d.
11.30 – 12.15
11.30 – 12.15
(parallel)
Kennismaking
Definitieve vaststelling programma
digitaal bibliotheeksysteem
online databanken
Het gaat hier om de uitvoering van het generieke
beleid pér vestiging en om de specifieke inkleuring
van de vestiging op die punten waar het van
toepassing is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  71
Tijd
14.15 – 15.15
Gesprekspartners
Docenten Diemen
- Anke Broekhuis
- Ad Eijk
- Jeroen Groenewoud
- Jop Hebly
- Marco Hofman
- Machteld de Jong
- Christiaan Krouwels
- Raymond Zaal
Korte pauze
Auditteam
Auditteam
Onderwerpen
- Relatie beroepenveld
- Ontwikkelingen beroepsdomein
- Onderwijsontwikkeling
- Samenhang programma
- Toetsen en beoordelen
- Internationalisering
- Scholing
- Onderscheid voltijd – deeltijd
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
15.30 – 16.15
Studenten Diemen voltijd
- Maurits van den Brink (jaar 1)
- Sven van den Hengel (jaar 1)
- Hakim Akrimi (jaar 2)
- Abdel Berkani (jaar 3)
- Daniël de Jong (jaar 3)
- Karima Chatian (jaar 4)
- Martijn Groen (jaar 4)
Auditteam I
-
Informatievoorziening
Aansluiting vooropleiding / Toelating
Toetsen en beoordelen
Studiebegeleiding (incl. stages)
Studeerbaarheid / Studielast
Materiële voorzieningen
Praktijkcomponent
Afstuderen
15.30 – 16.15
(parallel)
Studenten Diemen
Deeltijd
- Brenda Spa (jaar 1)
- Lisette van ’t hof (jaar 2)
- Daniëlla Mingels (jaar 2)
Auditteam II
-
Zie hierboven
16.15 – 16.45
Examencommissie Diemen
- Jop Hebly
- Marco Hofman
- Christiaan Krouwels
- Dirk van der Wedden
Auditteam I
- secretaris
- auditor
onderwijs
-
Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen
Vrijstellingen / EVC
Toetscommissie
Bevoegdheden Examencommissie
Kwaliteitsborging afstudeerders
16.15 – 16.45
(parallel)
Verificatie documenten Diemen
Auditteam II
Gelegenheid voor het auditteam om documentatie te
verifiëren
Auditteam
-
15.15 – 15.30
16.45 – 17.45
17.45 – 18.00
Afronding dag 1 met directie
/management
Auditteam
-
Beoordeling/bespreking generiek beleid
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Amsterdam/Diemen
Voorbereiding volgende dag
Afsluitend gesprek; integrale terugkoppeling volgt
op dag 4
Verbinding met de volgende dag
Wellicht reservering voor pending issues op dag 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  72
Week 39 – DAG 2 (ochtend) – locatie Alkmaar [dinsdag 22 september 2009]
Tijd
08.30 – 08.45
Gesprekspartners
Ontvangst
Auditteam
Auditteam
Onderwerpen
Inloop door en ontvangst van auditteam
08.45 – 09.30
Management Alkmaar
- Karin van Broekhuizen
- Yvonne Laan
Auditteam
09.30 – 10.30
Docenten Alkmaar voltijd
- Claudia Breuls
- Maarten Eldermans
- Annemarie Hoffman
- Susanne van der Hooff
- Bert de Jong
- Kees Kuiper
- Ruud de Lange
- Wim Vermeulen
Auditteam
Regionale inkleuring Alkmaar
- Strategisch beleid, visie, missie
- Marktpositie / Instroom
- Internationalisering
- Innovatie
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Personeelsbeleid
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg (valt onder de
verantwoordelijkheid van de opleidingsmanager):
maatregelen van verbetering, punten van zorg e.d.
- Relatie beroepenveld
- Ontwikkelingen beroepsdomein
- Onderwijsontwikkeling
- Samenhang programma
- Toetsen en beoordelen
- Internationalisering
- Scholing
- Onderscheid voltijd – deeltijd
10.30 – 10.45
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.30
Studenten Alkmaar voltijd
- Tom van de Meer (jaar 1)
- Rob Ranzijn (jaar 1)
- Tim van den Berg (jaar 2)
- Jan Glorie (jaar 2)
- Mathijs Mulder (jaar 3)
- Francisca Venema (jaar 3)
- Jeffrey Croque (jaar 4)
- Therese Klaver (jaar 4)
Auditteam I
-
Informatievoorziening
Aansluiting vooropleiding / Toelating
Toetsen en beoordelen
Studiebegeleiding (incl. stages)
Studeerbaarheid / Studielast
Materiële voorzieningen
Praktijkcomponent
Afstuderen
10.45 – 11.30
(parallel)
Studenten Alkmaar deeltijd
- Ruud Brink (jaar 1)
- Marion Veenstra (jaar 1)
- Hilde Hoving (jaar 2)
- Marieke de Vries (jaar 2)
- Stefan Boer (jaar 3)
- Mariska de Vries (jaar 3)
- Daniella Timmer (jaar 4)
- Marko Stevens (jaar 4)
Auditteam II
-
zie hierboven
11.30 – 12.00
Examencommissie Alkmaar
- Claudia Breuls
- Maarten Eldermans
- Ruud de Lange
Auditteam I
11.30 – 12.00
(parallel)
Verificatie documenten Alkmaar
Auditteam II
- Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen
- Vrijstellingen / EVC
- Toetscommissie
- Bevoegdheden Examencommissie
- Kwaliteitsborging afstudeerders
Gelegenheid voor het auditteam om documentatie
te verifiëren
12.00 – 12.30
Auditteam
12.30 – 13.30 REISTIJD ALKMAAR – HAARLEM
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
INLOOP EN ONTVANGST VAN AUDITTEAM
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  73
Week 39 – DAG 2 (middag) – locatie Haarlem [dinsdag 22 september 2009]
Tijd
13.30 – 13.45
Gesprekspartners
Ontvangst
Auditteam
Onderwerpen
- Kennismaking (indien nodig)
- Verbinding maken met de vorige dag
- Definitieve vaststelling programma
13.45 – 14.30
Management Haarlem
- Michel Dawideit
- Hans van Overeem
Auditteam
14.30 – 15.15
Docenten Haarlem voltijd en
deeltijd
- Lambert Berenbroek
- Kees van Dam
- Niek Eijkemans
- Harm Grasdijk
- José van der Land
- Marco Mosselman
Auditteam
Regionale inkleuring Haarlem
- Strategisch beleid, visie, missie
- Marktpositie / Instroom
- Internationalisering
- Innovatie
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Personeelsbeleid
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg (valt onder de verantwoordelijkheid
van de opleidingsmanager): maatregelen van
verbetering, punten van zorg e.d
- Relatie beroepenveld
- Ontwikkelingen beroepsdomein
- Onderwijsontwikkeling
- Samenhang programma
- Toetsen en beoordelen
- Internationalisering
- Scholing
- Onderscheid voltijd – deeltijd
15.15 – 15.30
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
15.30 – 16.15
Studenten Haarlem voltijd
- Monique de Jong (jaar 1)
- Manon Burgmeijer (jaar 2)
- Daan Heldoorn (jaar 2)
- Kimberley Olij (jaar 2)
- Pieter Bakker (jaar 3)
- Victor Duits (jaar 3)
- René Stijnman (jaar 4)
Auditteam I
-
Informatievoorziening
Aansluiting vooropleiding / Toelating
Toetsen en beoordelen
Studiebegeleiding (incl. stages)
Studeerbaarheid / Studielast
Materiële voorzieningen
Praktijkcomponent
Afstuderen
15.30 – 16.15
(parallel)
Studenten Haarlem deeltijd
- Michelle de Leeuw (jaar 3)
- Vincent van Rooijen (jaar 3)
Auditteam II
-
zie hierboven
16.15 – 16.45
Examencommissie Haarlem
- Ellen Clevers
- Kees van Dam
- Rudolph Wilson
Auditteam I
16.15 – 16.45
(parallel)
Verificatie documenten Haarlem
Auditteam
- Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen
- Vrijstellingen / EVC
- Toetscommissie
- Bevoegdheden Examencommissie
- Kwaliteitsborging afstudeerders
Gelegenheid voor het auditteam om documentatie
te verifiëren
16.45 – 17.45
17.45 – 18.00
Auditteam
Afronding dag 2 met directie/
management
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Alkmaar en Haarlem
-
Afsluitend gesprek; integrale terugkoppeling volgt
op dag 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  74
Week 39– DAG 3 – locatie Den Haag [woensdag 23 september 2009]
Tijd
08.30 – 08.45
Gesprekspartners
Auditteam
Auditteam
Onderwerpen
Inloop door en ontvangst van auditteam
08.45 – 09.00
Management Den Haag
Auditteam
-
09.00 – 09.45
Management Den Haag
- Lilian Callender
- Diantha Rumahlewang
Auditteam
09.45 – 10.45
Docenten Den Haag voltijd en
deeltijd
- Jack van Beek
- Iris Bruning
- Marinus de Laat
- Rogier Moed
- Johny Rooker
- Janneke Stekhoven
- Annelies Sijtsma
- Lucienne Suijker
Auditteam
Regionale inkleuring Den Haag
- Strategisch beleid, visie, missie
- Marktpositie / Instroom
- Internationalisering
- Innovatie
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Personeelsbeleid
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Ontwikkelingen beroepsdomein
- Onderwijsontwikkeling
- Samenhang programma
- Toetsen en beoordelen
- Internationalisering
- Scholing
- Onderscheid voltijd – deeltijd
10.45 – 11.00
Kennismaking (indien nodig)
Verbinding maken met de vorige dag
Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
11.00 – 11.45
Studenten Den Haag voltijd
- Wesley van Zijp (jaar 1)
- Bob Suijker (jaar 2)
- Guusje Marks (jaar 2)
- Sophia van Meijgaarden (jaar 2)
- Nicky Jenner (jaar 3)
- Gabrielle Cras (jaar 4)
- Remi Taal (jaar 4)
Auditteam I
-
Informatievoorziening
Aansluiting vooropleiding / Toelating
Toetsen en beoordelen
Studiebegeleiding (incl. stages)
Studeerbaarheid / Studielast
Materiële voorzieningen
Praktijkcomponent
Afstuderen
11.00 – 11.45
(parallel)
Studenten Den Haag deeltijd
- Arzu Sargit (jaar 1)
- Radha Ganpat (jaar 2)
- Antoine Redegeld (jaar 3)
- Ron Bakhuis (jaar 4)
Auditteam II
-
zie hierboven
11.45 – 12.15
Examencommissie Den Haag
- Iris Bruning
- Rogier Moed
- Diantha Rumahlewang
- Annelies Sijtsma
Auditteam I
-
Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen
Vrijstellingen / EVC
Toetscommissie
Bevoegdheden Examencommissie
Kwaliteitsborging afstudeerders
11.45 – 12.15
(parallel)
Verificatie documenten Den Haag
Auditteam II
Gelegenheid voor het auditteam om
documentatie te verifiëren
Auditteam
-
12.15 – 13.00
13.00 – 13.30
Nader te bepalen gesprekspartners
Auditteam
13.00- 13.30
Beoordeling faciliteiten Den Haag
Deel
auditteam
13.30 – 14.30
14.30 – 14.45
Auditteam
Afronding dag 3
met directie/management
Lunch
Intern overleg en bepaling voorlopige
beoordeling Den Haag
Pending issues / extra verificatie documenten
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
-
Afsluitend gesprek; integrale terugkoppeling volgt op
dag 4
Verbinding met de volgende dag
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  75
Week 39 – DAG 4 – locatie Rotterdam [donderdag 24 september 2009]
Tijd
08.30 – 08.45
Gesprekspartners
Auditteam
Auditteam
Onderwerpen
Inloop door en ontvangst van auditteam
08.45 – 09.00
Ontvangst
Auditteam
-
09.00 – 09.45
Management Rotterdam
- Rob Claassens
- Roelof Eleveld
- Maja Wisman
Auditteam
09.45 – 10.45
Docenten Rotterdam voltijd
-
Auditteam I
09.45 – 10.45
(parallel)
Docenten Rotterdam deeltijd
Auditteam II
Regionale inkleuring Rotterdam
- Strategisch beleid, visie, missie
- Marktpositie / Instroom
- Internationalisering
- Innovatie
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Personeelsbeleid
- Resultaten / rendementen
- Kwaliteitszorg
- Relatie beroepenveld
- Ontwikkelingen beroepsdomein
- Onderwijsontwikkeling
- Samenhang programma
- Toetsen en beoordelen
- Internationalisering
- Scholing
- Zie hierboven
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.00
Kennismaking (indien nodig)
Verbinding maken met de vorige dag
Definitieve vaststelling programma
11.00 – 11.45
Studenten Rotterdam voltijd
- Pieter Schneider (jaar 1)
- Chris Dodewaard (jaar 2)
- Asmae El Haddioui (jaar 2)
- Soumia Barkani el (jaar 3)
- Arthur Mackloet (jaar 3)
- Arjan Willemse (jaar 3)
- Leendert Arkenbout (jaar 4)
- Marcel Duijvestijn (jaar 4)
- Yama Radfar (jaar 4)
Auditteam I
-
Informatievoorziening
Aansluiting vooropleiding / Toelating
Toetsen en beoordelen
Studiebegeleiding (incl. stages)
Studeerbaarheid / Studielast
Materiële voorzieningen
Praktijkcomponent
Afstuderen
11.00 – 11.45
(parallel)
Studenten Rotterdam deeltijd
- Edwin Mus (jaar 2)
- Johan Versteeg (jaar 3)
- Ton Wingelaar (jaar 4)
Auditteam II
-
zie hierboven
11.45 – 12.15
Examencommissie Rotterdam
- Terence Franssen
- Aashild Guinote
- Kees van Pernis
- Carolina Scheepstra
Auditteam I
-
Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen
Vrijstellingen / EVC
Toetscommissie
Bevoegdheden Examencommissie
Kwaliteitsborging afstudeerders
11.45 – 12.15
(parallel)
Verificatie documenten Rotterdam
Auditteam II
Gelegenheid voor het auditteam
om documentatie te verifiëren
Auditteam
-
Auditteam
Pending issues / extra verificatie documenten
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige
beoordeling
Auditteam
Integrale terugkoppeling voorlopige
beoordeling
12.15 – 13.00
13.00 – 13.30
Nader te bepalen gesprekspartners
13.30 – 14.30
14.30 - …..
Alle gesprekspartners &
genodigden
Lunch
Bepaling pending issues
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  76
Samenstelling auditteam
Voorzitter
Externe deskundige
Externe deskundige
Deskundige Onderwijs
Studentlid
Secretaris
W.L.M. (Wienke) Blomen
Mr. Drs. M. (Marcel) Hoogwout
Mr. T. (Tim) Klein
H.R. (Rob) van der Made
M. Collenteur en
R. (Ralph) Meelhuysen (locatie Rotterdam)
Mr. T. (Ton) Vis
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  77
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  78
BIJLAGE III Voorbeeld programma locatie Haarlem
Jaar 1
Onderwijsperiode
1
Onderwijsperiode 2
Onderwijsperiode 3
Onderwijsperiode 4
Beroepsoriëntatie
Bedrijfsanalyse
Bedrijfsprocessen
Human resource
Management
Major Studie &
Beroep
Major Organisatie
Major Producten &
Processen
Major Mens &
Organisatie
Minor MER Studie &
Beroep
Minor MER
Organisatie
Minor MER Producten
& Processen
Minor MER Mens &
Organisatie
Onderwijsperiode 3
Onderwijsperiode 4
Project 7
Verandermanagement
(MER
Major
Verandermanagement
Minor MER
Verandermanagement
Project 8 Globalisering
(MER)
Jaar 2
Onderwijsperiode 1
Onderwijsperiode 2
Project 5 Klant en
Organisatie (MER)
Project 6 Beheer (MER)
Major Klant &
Organisatie
Minor MER Klant &
Organisatie
Major Beheer
Minor MER Beheer
Major Globalisering
Minor MER Globalisering
Jaar 3
Onderwijsperiode 1
Onderwijsperiode 2
Onderwijsperiode 3
Onderwijsperiode 4
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Stage
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Stage
Stage
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Stage
Stage
Onderwijsperiode 1
Onderwijsperiode 2
Onderwijsperiode 3
Onderwijsperiode 4
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Afstuderen
Afstuderen
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Afstuderen
Afstuderen
Differentiatieminor
Differentiatieminor
Geel
= Major
Groen
= Specialisatieminor
Wit
= Differentiatieminor
Afstuderen
Afstuderen
Stage
Jaar 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding MER, Hogeschool INHolland, 1.0  79

Similar documents

Monitoring- en evaluatieplan Zandmotor

Monitoring- en evaluatieplan Zandmotor Voor de versterking van de Delflandse Kust en de duincompensatie is een apart monitor-, evaluatie- en beheerplan opgesteld. Hierin worden al enkele kennisvragen opgepakt. Het MEP voor de pilot met ...

More information