Adobe Photoshop PDF
Transcription
Adobe Photoshop PDF
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Bijdrage van een op particulier initiatief ingestelde Commissie Pensioenen Curaçao, October 2008 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Inhoudsopgave Executive Summary 1 1. Inleiding 5 2. Analyse van het huidig pensioensysteem 6 2.1 Het huidig pensioenstelsel 2.2 Feiten en trends 2.3 De AOV Problematiek 3. Internationale Ontwikkeling 3.1 Vergrijzende Wereld Populatie 3.2 Stijgende Levensverwachting 3.3 Ouderen worden ouder 3.4 Toename Ouderdomsziekten 3.5 Vergrijzing en Bevolkingsafname 3.6 Veranderingen in Gezinsstructuur 3.7 Verschuivende Patronen in Werk en Pensionering 3.8 Sociale Voorzieningen in Ontwikkeling 3.9 Nieuwe Economische Uitdagingen 3.10 Conclusies 4. Demografische Ontwikkelingen op Curaçao 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Historie Bevolkingsontwikkeling 1958-2006 Dependency Ratio 1995-2004 CBS Bevolkingsprognose 2005-2030 Bevolkingspiramides 1960-2030 Conclusies 5. De economie van Curaçao 5.1 Kerncijfers 5.2 Economische vooruitzichten en bevolkingsbeleid 6. Pensioen Financieringsmodellen en het AOV pensioen 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 Het Omslagsysteem Het Rentedekkingssysteem Het Kapitaaldekkingssysteem De Defined Benifit (DB) Regeling De Defined Contribution (DC) Regeling De AOV scenario’s Conclusies 7. Voorstel voor een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao 7.1 Is een gekapitaliseerd pensioen een beter waarborg? 8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 Uitgangspunten bij het opzetten van het kapitaaldekkingsmodel De gevolgde methodiek Advies van de Commissie Kapitaaldekkingsstelsel: 30-jaarlijkse Dotaties Conclusies uit de scenario analyses 6 7 7 8 8 9 9 10 10 11 11 11 11 12 13 13 14 16 17 18 19 19 20 21 21 21 22 22 23 23 24 25 26 27 28 28 29 30 31 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Inhoudsopgave 9. Solidariteit 32 10. Pensioenuitvoerders en Toezicht 33 Apendices, tabellen en bijlagen Apendix I: Scenario’s pensioenstelsels 35 Ongewijzigd beleid scenario’s omslagstelsel: 1. 2. 3. 4. 5. Scenario 1: Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Scenario 2: L.V. Staten en verhoging pensioenleeftijd naar 65 in 2010 Scenario 3: Omslagstelsel plus koppeling aan minimumloon Landsverordening Staten AOV/AWW en enkele varianten Conclusies omslagstelsel 36 37 38 39 40 Kapitaaldekking scenario’s: 6. 7. 8. 9. 10. Scenario 4: Kapitaaldekking lening 4% Scenario 5: Kapitaaldekking lening 6% Scenario 6: Kapitaaldekking éénmalige dotatie Scenario 7: Kapitaaldekking 10-jaarlijkse dotaties Scenario 8: Kapitaaldekking 20-jaarlijkse dotaties 41 42 43 44 45 Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering 46 Appendix III: Het Prognose Model 48 Tabel 1: Economische indicatoren Curaçao 50 Tabel 2: Werkgelegenheid en Inkomen 51 Tabellen scenario’s 53 Bijlage 1: Samenvatting rapporten aangaande de pensioenproblematiek 73 Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling 86 Executive Summary Het huidig pensioenstelsel op Curaçao is opgebouwd uit drie pijlers: 1. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV): een basis of staatspensioen dat aanspraak geeft op een minimum pensioen, indien wordt voldaan aan een aantal wettelijke criteria; 2. Een aanvullend, bedrijfsgebonden pensioen, dat veelal fiscaal gefacilieerd1 is; 3. Een individueel pensioen, dat op vrijwillige basis kan worden afgesloten en dat niet fiscaal gefacilieerd is. Eén en ander wordt onderstaand grafisch geïllustreerd: Werkende bevolking met pensioen op Curaçao Op Curaçao bestaat geen pensioenplicht. Volgens de laatste cijfers heeft per eind 2005 59% van de werkende bevolking geen aanvullend pensioen: Nederlandse Antillen Werkende bevolking Actieve deelnemers in een collectieve pensioenregeling Werkende bevolking met pensioenregeling Pensioentrekkenden binnen een collectieve regeling 1997 78,589 2005 76,000 22,339 30,900 28.43% 40.66% 11,500 Bron: Commissie Pensioenen (1997) en BNA (2005) Er is weliswaar sprake van een toename van 28,4% tot 40,66% in de “pensioen coverage2” tussen 1997 en 2005, echter is nog steeds circa 59% van de werkende bevolking niet gedekt. Trend: de Curaçaose bevolking vergrijst Op Curaçao zal het percentage 60+ t.o.v. de werkende bevolking (bevolking tussen de leeftijd 15 tot 60 jaar) de komende decennia toenemen tot zelfs een verhouding van 1: 2. Circa 25% van de bevolking zal in 2025 boven de 60 zijn. Emigratie verergert verder deze trend. Samen met de vergrijzing leidt dit tot een enorm draagvlak probleem voor het AOV pensioensysteem. 1 2 Faciliering houdt in dat premie aftrekbaar is van het jaarinkomen. Pensioen coverage: het aantal werkenden dat over een aanvullende pensioenregeling beschikken. - Pagina 1 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao De AOV problematiek op Curaçao • • • • • • • • • De AOV-uitkering is helaas niet gegarandeerd en bovendien ontoereikend (onder minimum bestaansniveau); Het premieniveau is per 1 januari 2008 gestegen naar 14% tot een loongrens van 72.000 ANG per jaar. De AOV-uitkering per 1 januari 2008 is ANG.674 en lager dan het alom geaccepteerde bestaansminimum; Het AOV-fonds vertoont tekorten. Bij ongewijzigd beleid zal het cumulatieve tekort oplopen naar 20,5 miljard ANG in 2049; De Curaçaose bevolking groeit nauwelijks; Het fertiliteitcijfer is ondertussen gedaald tot 1,9 per vruchtbare vrouw; Uitkeringen zullen over steeds langere periodes moeten worden gedaan als gevolg van de toenemende levensverwachting; Het werkeloosheidspercentage is enigszins wat verbetert maar nog steeds hoog, circa 12%; De dependency ratio (verhouding tussen 60-plussers en de werkende bevolking) verslechtert in de tijd; Internationaal blijkt dat steeds meer landen overgaan op een nieuw kapitaalgedekt pensioenstelsel terwijl het omslagstelsel in diverse landen wordt afgebouwd. Een herziening van het huidige pensioenstelsel is daarom onontkoombaar. Een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao Uitgangspunten: 1. Het huidige pensioenstelsel moet worden vervangen door een kapitaal gedekt systeem rekeninghoudend met de fiscale grenzen; 2. Het omslagstelsel zal geleidelijk aan en compleet vervangen moeten worden door een kapitaalgedekt stelsel in een periode van 40 jaar; 3. De AOV-verplichtingen per de datum van overgang naar het nieuwe stelsel kunnen in 30 jaar worden afgefinancierd door jaarlijkse dotaties; 4. Naarmate de AOV-verplichtingen worden afgefinancierd zal een steeds groter deel van de premie aangewend worden voor kapitaalopbouw ten behoeve van de deelnemer. Hierdoor stijgt het te bereiken pensioen bij een volledige opbouw en wordt dus het principe van één bedrag voor iedereen gelijk ongeacht bijdrage c.q. inkomen losgelaten. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid wordt hierdoor gestimuleerd.; 5. De pensioenleeftijd dient verhoogd te worden naar 65 jaar. Rekeninghoudend met degenen die al dicht bij de 60 jarige leeftijd zijn zal een overgangsmaatregel geïntroduceerd moeten worden; 6. Een deel van de huidige premie ad 14% tot de salarisgrens van 72.000 wordt volgens een leeftijdsafhankelijke staffel besteed voor enerzijds kapitaalopbouw en anderzijds voor de affinanciering van het huidige AOV-stelsel; 7. Een actieve bevolkingspolitiek moet worden gevoerd gericht op verjonging van de bevolking en bevolkingsgroei (verbreding van de basis); 8. Een politiek gericht op duurzame economische groei is hierbij noodzakelijk teneinde op termijn volledige werkgelegenheid te kunnen realiseren; 9. Er dient een basis pensioenplicht te worden ingesteld uitgaande van de huidige premie van 14% tot het vastgestelde maximum jaarinkomen van 72.000; 10. Daarnaast kunnen marktpartijen in vrije onderhandelingen voor inkomens boven de 72.000 per jaar een additioneel pensioen kunnen verzekeren tot de fiscale grens; 11. Pensioen providers dienen aan hoge standaarden voor wat betreft kwaliteit en governance te voldoen en moeten kunnen concurreren op de vrije markt; 12. Individuele waardeoverdracht tussen de providers zal wettelijk verankerd moeten worden. 13. De verzekeringsrisico’s arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en overlijden dienen tevens verplicht meeverzekerd te worden; 14. Er dient tevens een acceptatie-plicht te worden ingevoerd. - Pagina 2 - Executive Summary Doelstellingen van het nieuwe pensioenstelsel: • • • • • • • • een beter niveau van sociale rechtvaardigheid te realiseren (inkomensverdeling) op termijn; een verbetering van de materiële voorwaarden voor werknemers en gepensioneerden binnen maatschappelijk acceptabele grenzen op termijn; het opvangen van de ‘min- en onvermogenden door middel van een sociaal fonds; de afhankelijkheid van een inkomen na pensionering van zowel de overheid evenals van voormalige werkgevers te elimineren; de bevordering van zelfredzaamheid en de individuele verantwoordelijkheid van de werknemer voor zijn voortbestaan (na de actieve periode) te stimuleren; een versterking van de structuur van het pensioenstelsel gericht op duurzaamheid en continuïteit te bewerkstelligen; een betere regulering en vermindering van het risico van discontinuïteit van het pensioenstelsel te bevorderen; een adequate afdekking van de verzekeringsrisico’s (arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling en overlijden) voor zover van toepassing. Scenario’s De Commissie heeft een aantal omslagstel scenario’s3 en varianten daarop uitgewerkt. Voor alle scenario’s van het kapitaaldekkingsmodel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Aanvang per 1 januari 2010; 2. Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar; 3. Bijdrage deelnemers, werkgevers en overheid in een ‘sociaal solidariteitsfonds’ volgens leeftijdsklasse; 4. Iedere deelnemer gaat in 2010 onmiddellijk over naar het kapitaaldekkingsstelsel, tot en met de leeftijd van 48 jaar; 5. Deelnemers vanaf 49 jaar blijven in het omslagstelsel volgens een sterfhuisconstructie en blijven premie afdragen op basis van 14% tot de eindleeftijd van 64 jaar; 6. AOV-verplichtingen voor de groep vanaf 49 jaar loopt ten einde in het jaar 2049; 7. De pensioenen worden zoveel mogelijk geïndexeerd afhankelijk van het behaalde financieel resultaat; 8. Indexering van de AOV-uitkeringen zoveel mogelijk met 2% over de jaren tot volledige afbouw; 9. Creatie van minimaal 4.000 nieuwe banen (toeristische sector: direct en indirect) en zo mogelijk streven naar economische groei teneinde volledige werkgelegenheid te creëren; 10. De effecten van de overgangsmaatregel, eventuele indexatie, groei etc. zijn tevens additioneel gesimuleerd. Eindconclusie scenario’s: 1. Uit het prognose model blijkt dat de deelnemers tot en met 48 jaar voldoende kapitaal opbouwen om een pensioen in te kopen dat minimaal gelijk is aan de gemiddelde AOV uitkering rekeninghoudend met een pensioenleeftijd van 65 jaar; 2. Bij jaarlijkse salarisstijgingen of een hoger gemiddeld rendement zal het totaal te bereiken pensioen hoger uitvallen. Er wordt dan immers meer pensioenkapitaal opgebouwd; 3. Gedurende 30 jaar dient naast de premiebijdragen van werknemers en werkgevers ten laste van de landsbegroting Curaçao een jaarlijkse dotatie van circa 76,5 miljoen ANG. gereserveerd te worden om de AOV-verplichtingen geleidelijk aan af te kunnen financieren; 4. Er zullen solidariteitsbijdrages van werkgevers en werknemers zijn op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel, ten behoeve van het sociaal fonds voor on- en minvermogenden; 5. Uit het model blijkt dat het nieuwe systeem duurzaam is. Het lost de structurele problematiek op en biedt betere garanties dan het huidige omslagstelsel. 3 Zie scenario 9 pagina 30, appendix I en de tabellen op pagina’s 54 t/m 72. - Pagina 3 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Een gekapitaliseerd pensioen is een betere waarborg voor het individu én voor de continuïteit van het pensioenstelsel dan het huidige omslagstelsel. 1. Pensioenopbouw is een individuele zaak en primair de verantwoordelijkheid van de individuele werknemer / deelnemer. In dit systeem bouwt de deelnemer een pensioenkapitaal waarmee hij op pensioendatum pensioen kan inkopen. Hoe meer en hoe langer je bijdraagt, hoe meer pensioenkapitaal je opbouwt; 2. Een gekapitaliseerd pensioensysteem helpt bij de bestrijding van armoede en vermindert afhankelijkheid van de werkgever en/of staatsvoorzieningen; 3. Een gekapitaliseerd pensioensysteem bevordert sparen wat de basis vormt van economische groei. Immers, komt meer kapitaal beschikbaar, die voor investeringen kan worden aangewend; 4. Dit systeem stimuleert de persoonlijke verantwoordelijkheid (zelfredzaamheid) van het individu. De afhankelijkheid van staatsvoorzieningen wordt dan verminderd; 5. In een gekapitaliseerd pensioensysteem is premiebetaling fiscaal gefacilieerd wat sparen via dit vehicle aantrekkelijk maakt, omdat de eigen premiebijdrage aftrekbaar is; 6. Een sociaal fonds moet worden opgericht teneinde on- en minvermogenden te kunnen opvangen. De financiering hiervan komt uit drie bronnen, te weten: de algemene middelen en premies van werknemers en werkgevers. - Pagina 4 - 1. Inleiding Gevoed vanuit een groeiende bezorgdheid over de pensioenproblematiek en het risico waarbij de pensioengerechtigden niet langer gegarandeerd zijn van een AOV-uitkering, heeft Vidanova destijds het idee geopperd om een initiatief te ontplooien, waarbij enerzijds de pensioenproblematiek in kaart gebracht zou worden, en anderzijds een structurele en duurzame oplossing zou worden uitgewerkt. Samen met de Kamer van Koophandel is uit dit initiatief een ‘particuliere pensioencommissie’ tot stand gekomen, waarvan de leden werden geselecteerd op basis van hun betrokkenheid, professionele vaardigheden en expertise. Voornoemde selectie heeft geleid tot de volgende samenstelling: Rafael Pichardo Mphil, drs. S. Nandpersad actuaris, drs. Guy Cozijns, drs. Raymond Römer, drs. Dennis Dare en drs. Willem Da Costa Gomez. Daarnaast heeft de commissie ook dankbaar gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van een groep van externe deskundigen om haar analyses en aanbevelingen te toetsen: drs. M. de Sola, drs. L. Smit AAG, E.M. Bos AAG, drs. R. Maduro, drs. J. Lieuw en Mr. J. Jacobs. De Commissie stond in essentie voor de volgende uitdaging: “Wat is de werkelijke situatie waarin het pensioenstelsel van Curaçao zich verkeerd en hoe kunnen we een pensioenmodel aanbieden dat structurele en duurzame oplossingen biedt, zonder voorbij te gaan aan het aspect van solidariteit?” Deze hamvraag wordt beantwoord in het voorliggende rapport. De taakopdracht van de Commissie was: • • • • • • Beoordelen of de continuïteit van het huidig pensioenstelsel, rekeninghoudend met verwachte demografische en overige economische /financiële ontwikkelingen, gegarandeerd is; Onderzoeken van de haalbaarheid van de introductie van een gekapitaliseerd verplicht pensioen voor de werkende bevolking van Curaçao; Een voorstel voor een duurzaam pensioenstelsel uitwerken; Het in kaart brengen van de effecten van de introductie van een verplicht gekapitaliseerd pensioen en de financiering ervan; Het aangeven van voorwaarden waaronder een verantwoorde introductie mogelijk is; Het ontwerp van een gekapitaliseerde basis pensioenregeling. Hoofdstukken 1 t/m 5 belichten achtereenvolgens het huidige pensioenstelsel, de internationale ontwikkelingen, de demografische ontwikkelingen en de economie van Curaçao in perspectief. de Hoofdstuk 6 legt de aspecten van de pensioen financieringsmodellen bloot. In het 6 hoofdstuk wordt verder het huidige omslagstelsel in onder de loep genomen, terwijl in hoofdstuk 7 een structurele en duurzame oplossing wordt beschreven. Hoofdstuk 8 wordt het voorstel van de commissie nader uitgewerkt en toegelicht. Hoofdstuk 9 behandelt het aspect van de solidariteit. Hoofdstuk 10 Pensioenproviders en Toezicht. Verder zijn een groot aantal apendices, bijlagen en tabellen waarin de effecten van de diverse scenario’s cijfermatig worden weergegeven, het prognosemodel wordt verder uitvoerig beschreven, diverse rapporten die in het verleden zijn uitgebracht over de problematiek worden samengevat en een voorbeeld van een beschikbare premieregeling wordt gegeven. - Pagina 5 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 2. Analyse van het huidig pensioenstelsel Pensioen is uitgesteld loon en is bedoeld om te voorzien in een inkomen wanneer de deelnemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Populair gezegd komt dit neer op sparen voor de oude dag. Op Curaçao bestaat geen pensioenplicht. In landen waar geen pensioenplicht bestaat en de staatsuitkering relatief laag is, komen ouderen, wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, meestal in financiële moeilijkheden. Immers het inkomen valt aanzienlijk terug waardoor zij vaak gedwongen worden om ook na de pensioengerechtigde leeftijd door te blijven werken om in hun voortbestaan te blijven voorzien. De afname van de gezinsgrootte in de laatste decennia brengt verder met zich mee dat deze ouderen ook niet terug kunnen vallen op hun meestal beperkt aantal kinderen. 2.1 Het huidig Pensioenstelsel Het huidig pensioenstelsel van de Nederlandse Antillen is opgebouwd uit drie pijlers: 1. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV): een basis of staatspensioen dat aanspraak geeft op een minimum pensioen, indien wordt voldaan aan een aantal wettelijke criteria; 2. een aanvullend, meestal bedrijfsgebonden pensioen, dat veelal fiscaal gefacilieerd is; 3. een individueel pensioen, dat op vrijwillige basis kan worden afgesloten en dat niet fiscaal gefacilieerd is. Eén en ander wordt in onderstaand grafisch geïllustreerd: Bovenop de AOV kan een collectief of individueel aanvullend pensioen verzekerd worden doorgaans op basis van het kapitaaldekkingsstelsel. Deze pensioenen zijn meestal ondergebracht bij een pensioenfonds of verzekeraar. Volgens de fiscale richtlijnen die van toepassing zijn op Curaçao mag een pensioen maatschappelijk gezien niet bovenmatig zijn. Met bovenmatig wordt verwezen naar het deel boven de ‘70%-norm’: het maximaal op te bouwen pensioen (inclusief de AOV uitkering) is dus beperkt tot maximaal 70% van het laatst verdiende loon. Daarboven is men bovenmatig, wat impliceert dat de fiscale voordelen niet langer van toepassing zijn. De laatste trede in de piramide is een individueel pensioen dat de werknemer kan afsluiten ten individuele titel en dat het deel boven de 70% grens kan afdekken. Hiervoor krijgt de werknemer echter geen fiscale faciliering: de premiebijdrage is immers niet fiscaal aftrekbaar. Voor de fiscale faciliering gelden overigens de in 2002 door de Minister van Financiën afgekondigde richtlijnen die op alle pensioenregelingen van toepassing zijn. - Pagina 6 - 2. Analyse van het huidig pensioenstelsel 2.2 Feiten en Trends De meest recente informatie van de Bank van de Nederlandse Antillen geeft aan dat per eind 2005 circa 59% van de werkende bevolking nog steeds niet over een aanvullend pensioen, naast de AOV, beschikte: Nederlandse Antillen Werkende bevolking Actieve deelnemers in een collectieve pensioenregeling Werkende bevolking met pensioenregeling Pensioentrekkenden binnen een collectieve regeling 1997 78,589 2005 76,000 22,339 30,900 28.43% 40.66% 11,500 Bron: Commissie Pensioenen (1997) en BNA (2005) Bovengenoemde cijfers gelden voor de Nederlandse Antillen. De cijfers per eiland konden helaas niet verkregen worden. Uit een vergelijking met het rapport van de Commissie Pensioenen (1997) blijkt dat er sprake is van een lichte verbetering in de zogenaamde “pensioen coverage1”. Deze is echter nog niet substantieel. De toenmalige Minister van Arbeid en Sociale Zaken heeft bij het bekend maken van het rapport van de pensioencommissie besloten de invoering van een pensioenplicht in principe aan de marktpartijen over te laten voor een periode van 5 jaar. Indien na 5 jaar zou blijken dat er geen significante verbetering is in de pensioendichtheid zou de Minister zelf met een initiatief komen. Ondanks diverse rapporten2 die hierna zijn uitgebracht, blijkt dat een belangrijk deel van de werkende bevolking (circa 59%) nog steeds niet over een aanvullend bedrijfspensioen beschikt. 2.3 De AOV Problematiek Werknemers die geen aanvullende pensioenvoorziening hebben, zullen op hun oude dag in hoofdzaak aangewezen zijn op de AOV-uitkering als zij zelf geen andere voorzieningen hebben getroffen. De huidige AOV-uitkering is niet toereikend om te voorzien in de basis behoeften en bedraagt per 1 januari 2008 maximaal ANG.674. Dit uitkeringsniveau ligt onder het zogenaamde bestaansminimum. De financiering van de AOV vindt plaats via het zogenaamde omslagstelsel waarbij de werkenden van vandaag en morgen premies afdragen ten behoeve van de uitkering van de pensioengerechtigden. Dit solidariteitsprincipe wordt steeds moeilijker te handhaven vanwege de demografische ontwikkelingen. (Toenemende vergrijzing die zich uit in een afnemende dependency ratio, toename in levensverwachting en de steeds dalende fertiliteitcijfers.) Welnu, door de trend in de dependency ratio, de toenemende vergrijzing en de steeds hoger wordende levensverwachting op Curaçao ontstaat op den duur een serieus draagvlak probleem voor de financiering van het AOV stelsel, want relatief minder werkenden moeten de financiering opbrengen voor een steeds groter en ouder wordende groep pensioengerechtigden. Naarmate het premiedraagvlak als gevolg van de verslechtering van de dependency ratio in de tijd afneemt, zal dit onherroepelijk leiden tot grotere tekorten in de financiering. Er ontstaat dus, als gevolg van deze ontwikkelingen, een groot sociaal dilemma. Gegeven de demografische ontwikkelingen, de daarmee samenhangende financieringsproblematiek van het omslagstelsel en de wens om een hoger pensioen te kunnen verkrijgen bij pensionering, is de Commissie van oordeel dat het huidige AOV pensioen systeem in de toekomst niet langer houdbaar is. 1 2 Pensioen coverage: het aantal werkenden dat over een aanvullende pensioenregeling beschikken. Zie bijlage 1, pagina 73. - Pagina 7 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 3. Internationale Ontwikkelingen Bevolkingsontwikkeling, ouderdomsvoorzieningen, pensioenregelingen en -financiering hangen nauw met elkaar samen. Toenemende vergrijzing, een wereldwijd fenomeen, drukt steeds meer op de financierbaarheid van sociale voorzieningen overal in de wereld. Een recent onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van het verouderen van de wereldbevolking, ‘Why Population Aging Matters: A Global Perspective (2007)‘1, heeft de volgende negen trends geïdentificeerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. vergrijzende wereld populatie toenemende levensverwachting ouderen worden ouder toename van ouderdomsziekten vergrijzing en bevolkingsafname veranderingen in gezinsstructuur verschuivende patronen in werk en pensionering sociale voorzieningen in ontwikkeling nieuwe economische uitdagingen Thans zijn er meer dan 500 miljoen mensen ouder dan 65 jaar: 8% van de wereldbevolking. Er wordt voorspeld dat dit zal groeien naar 1 miljard in 2030 - 1 op elke 8 wereldburgers. 3.1 Vergrijzende Wereld Populatie (“An Aging Population”) De vergrijzing van de wereldbevolking wordt gedreven door de afnemende fertiliteit op wereldwijde schaal en de toenemende levensverwachting door de vooruitgang in o.m. de medische wetenschappen en de gezondheidszorg. De volgende grafiek geeft een beeld van de verwachte vergrijzing van de wereldbevolking in 2030.De vergrijzing op Curaçao is in de grafiek geplot en baart zorgen: In de volgende decennia wordt verwacht dat de samenstelling van de wereldbevolking uit meer 65 plussers zal bestaan dan kinderen jonger dan 5 jaar. Een dergelijke ontwikkeling is ook op Curaçao gaande, zoals geïllustreerd door de volgende grafiek: 1 'Why Population Aging Matters: A Global Perspective' - March 14th, 2007 - [ http://www.state.gov/g/oes/rls/or/81537.htm ] - Pagina 8 - 3. Internationale Ontwikkelingen In de ontwikkelde landen is de fertiliteit zelfs gedaald onder de bevolkingsvervangingsratio (‘population replacement rate’). Ook op Curaçao is dezelfde trend te constateren. 3.2 Stijgende Levensverwachting (“Increasing Life Expectancy”) De levensverwachting is wereldwijd aan het toenemen. Deze trend wordt verder gekenmerkt door een stijging van de levensverwachting bij geboorte én op oudere leeftijd. Verschuivingen in de menselijke overlevingsgrafiek (‘human survival curve’) geven aan dat de kans om nog één jaar te leven hoger is op elke leeftijd. De volgende ontwikkelingen kenmerken de stijgende wereldwijde levensverwachting: • • • • stabiliserende of dalende sterftecijfers voor oude mensen; een sterke groei van de groep honderd jarigen (‘centenarians’); invloed op mortaliteitsratio’s door sociale interventies, zelfs op hoge leeftijd; een verhoging van de levensverwachting door medische vooruitgang en nieuwe medicijnen. 3.3 Ouderen worden ouder (“Rising numbers of the oldest old”) Het oudste bevolkingssegment van de wereld populatie, de 65-jarigen en ouder, wordt gekenmerkt door het progressief verouderen van de oudere bevolking zelf. Wereldwijd wordt verwacht dat de groep oudste ouderen – mensen 85 jaar en ouder – zal groeien met 151% tussen 2005 en 2030, vergeleken met 104% groei voor de 65-plussers en 21% groei voor de groep jonger dan 65 jaar. De oudste ouderen vormen thans 7% van de wereldpopulatie. De volgende grafiek toont de geprojecteerde ontwikkeling van de groep oudste ouderen in de periode tussen 2005 en 2030: - Pagina 9 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao De groei van de oudste ouderen heeft een aantal ingrijpende implicaties: • • • • pensioenen en pensioeninkomen moeten een langere levensperiode na de pensioenleeftijd overbruggen; toename van de kosten in de gezondheidszorg; veranderingen in de verhoudingen tussen generaties, omdat het aantal grootouders en grootgrootouders zullen stijgen; een enorme groei in het aantal honderd jarigen voor het eerst in de historie. Er kan daarom geconcludeerd worden dat er door de toename van de gemiddelde leeftijd meer voorzieningen per oudere vereist zullen zijn, wil men een levenslange pensioenuitkering garanderen. 3.4 Toename van ouderdomsziekten (“Growing Burden of Noncommunicable Diseases”) In de komende 10 à 15 jaar zal het verlies aan gezondheid en leven meer toegeschreven worden aan chronische ziektes, zoals hartziekten, kanker en suikerziekte, dan aan besmettelijke ziektes en parasieten. Deze verschuiving in de ziekte epidemiologie zal de financiering van de volksziekteverzekeringen steeds meer onder druk zetten, want oudere mensen zullen steeds meer een beroep moeten doen op gezondheidsvoorzieningen. De kosten voor de medische voorziening zullen blijven toenemen en er zullen meer zorginstellingen moeten komen om deze ouderen adequaat te kunnen opvangen c.q. verzorgen. Reeds wordt geschat dat de schadelast als gevolg van ziekte van een 60-plusser t.o.v. een actieve in een verhouding staat van 7:1. Ook de infrastructuur zal geleidelijk aan moeten worden aangepast naar de behoeften van een steeds groter wordende oudere populatie. 3.5 Vergrijzing en bevolkingsafname (“Aging and Population Decline”) Er wordt voorspeld dat meer dan 20 landen geconfronteerd zullen worden met bevolkingsinkrimping gecombineerd met vergrijzing in de komende decennia’s. Deze inkrimping wordt in de meeste landen gedreven door de dalende fertiliteit en emigratie. Opvallend in deze wereldwijde trend is de afname van de groep werkenden! Het is juist deze groep die bijdraagt aan de economische groei en het pensioensystemen - die aan het afnemen is, terwijl tegelijkertijd de vergrijzende, niet-werkende populatie aan het toenemen is. Kortom, steeds meer oudere mensen worden afhankelijk van steeds minder werkenden! In de volgende grafiek wordt de verslechterende dependency ratio, de verhouding 60-plussers tot de 20-59 jarigen, in beeld gebracht: Deze ontwikkelingen, die ook op Curaçao merkbaar zijn, zullen verstrekkende gevolgen hebben voor pensioensystemen gebaseerd op het omslagstelsel, zoals het AOV pensioen op Curaçao. - Pagina 10 - 3. Internationale Ontwikkelingen 3.6 Veranderingen in Gezinsstructuur (“Changing Family Structure”) Een direct gevolg van deze ontwikkelingen is dat mensen minder kinderen krijgen. Het gemiddelde gezinssamenstelling/grootte verandert. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin wordt steeds kleiner, terwijl er tevens steeds meer sprake is van eenoudergezinnen. Hierdoor zal de traditionele gezinsstructuur en de rol van het gezin in de opvang van de ouderen veranderen. De lange termijn zorg voor oudere mensen in de samenleving dient dus een belangrijke beleidsuitdaging te worden. 3.7 Verschuivende Patronen in Werk en Pensionering (“Shifting Patterns of Work and Retirement”) ste De 20 eeuw werd gekenmerkt door een stijgende levensverwachting en een daling van de pensioenleeftijd. De vergrijzende wereld gecombineerd met de dalende ratio van de werkenden ten opzichte van de pensioengerechtigden zet de financiering en het zorgniveau van de bestaande gezondheidszorg- en pensioensystemen zwaar onder druk. De arbeidsmobiliteit neemt toe en de loyaliteit naar een enkele werkgever neemt af. Dit heeft gevolgen voor het pensioensysteem. Individuele waardeoverdracht zal bijvoorbeeld wettelijk verankerd moeten worden om zo continuïteit in de pensioenopbouw mogelijk te maken en een pensioenbreuk zoveel mogelijk te voorkomen. 3.8 Sociale Voorzieningen in Ontwikkeling (“Evolving Social Insurance Systems”) De escalerende pensioenuitgaven hebben ertoe geleid dat veel landen zijn begonnen met het hervormen van hun oudedagsvoorzieningen. De maatregelen die in de meeste landen genomen zijn om aan de stijgende uitgaven het hoofd te kunnen bieden zijn: • • • verhoging van de pensioenleeftijd; verhoging van de bijdrage van de werkenden; en/of verhoging van de premievoet die de werkenden betalen. Deze maatregelen bleken niet toereikend te zijn om de toenemende tekorten van sociale pensioensystemen gebaseerd op het omslagstelsel te financieren. Een vooraanstaande bepleiter van het kapitaaldekkingssysteem is Chili. Begin jaren tachtig spanden zij de kroon waarbij het omslagsysteem vervangen werd door een kapitaaldekkingssysteem. Deze trend heeft inmiddels navolging gehad in meer dan 20 landen. Hiermee werd een wereldwijde trend ingezet naar het defined-contribution pensioensysteem. Kortom, in de toekomst zullen de inkomsten van de ouderen in de samenleving afhankelijk zijn van onder meer inkomen uit werk na de pensioenleeftijd, sociale verzekeringsprogramma’s, bedrijfspensioen en spaargelden. Een ouder wordende bevolking vereist aanpassing van de sociale voorzieningen en alsmede de infrastructuur. 3.9 Nieuwe Economische Uitdagingen (“Emerging Economic Challenges") De voortschrijdende bevolkingsvergrijzing zal het macro-economische weefsel drastisch beïnvloeden, zowel op het lokale, regionale als mondiale vlak. Deze ontwikkelingen zullen een effect hebben op de financiering van sociale programma’s, en daarbij een invloed uitoefenen op de arbeidsmarkt en de nationale spaarquota’s. Vergrijzing zal de overheidsbudgetten onder zware druk zetten. In het bijzonder zullen landen met uitgebreide sociale programma’s voor ouderen, zoals gezondheidszorg en volkspensioen, bij ongewijzigd beleid de kosten van deze programma’s zien escaleren doordat steeds meer mensen, steeds langer voor deze faciliteiten in aanmerking komen. - Pagina 11 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao In de volgende grafiek wordt duidelijk geïllustreerd dat de overheidsuitgaven progressief stijgen bij toenemende vergrijzing: Toenemende vergrijzing en dalende fertiliteit leiden tot spanning op de arbeidsmarkt. Naast het verslechteren van de dependency ratio zullen er tevens arbeidstekorten ontstaan. In veel landen zal het in de toekomst steeds moeilijker worden om voldoende arbeidskrachten te verkrijgen. Dit zal o.m. leiden tot een gerichte bevolkingspolitiek en een toename in immigratie, evenals een draagvlakprobleem doordat steeds minder werkenden de kosten van de zorg voor de niet-werkenden zullen moeten opbrengen. De gemiddelde pensioenleeftijd zal ook moeten toenemen. Het is zelfs niet ondenkbaar dat in een aantal landen sprake zal zijn van “lifetime employment” in een of andere vorm. 3.10 Conclusies De wereld is niet alleen versneld aan het vergrijzen, maar de oudste ouderen worden tevens ouder en de levensverwachting is aan het stijgen voor elke leeftijdscategorie. Uit de verslechterende dependency ratio volgt dat steeds minder mensen de vereiste economische activiteit zullen moeten genereren om de zorg voor een groeiend aantal ouderen te kunnen opvangen. Deze ontwikkelingen zetten de financiering van sociale systemen zwaar onder druk. - Pagina 12 - 4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao De bevolkingsontwikkeling in een land, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin, is één van de belangrijkste input variabelen bij het financieren van pensioenstelsels. Reden om stil te staan bij de bevolkingsontwikkeling van Curaçao. De belangrijkste drijvers van de bevolkingsgroei of -afname van een land zijn: • • geboorte en sterfte (natuurlijke groei) immigratie en emigratie In wat volgt zullen de historische bevolkingsontwikkelingen geanalyseerd worden en de 2005-2030 bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in detail onder de loep worden genomen. Hieruit zullen een aantal conclusies worden getrokken ten aanzien van de financiering van toekomstige pensioenstelsels voor Curaçao. 4.1 Historie Bevolkingsontwikkeling 1958-2006 De historische bevolkingsontwikkeling van Curaçao gedurende de periode 1958-2006 is weergegeven in de onderstaande grafiek: De bevolking van Curaçao had een piek in 1987 (153.736) bereikt, die sindsdien niet meer geëvenaard werd. Ondanks de enorme migratie tussen 1998 en 2002, laat de historische reeks een opwaartse trend (rood) zien. Sinds 2002 is de bevolking van Curaçao opnieuw aan het groeien. Vervolgens zullen de natuurlijke bevolkingsgroei en de migratie geanalyseerd worden om meer inzicht in de historische bevolkingsontwikkeling te krijgen. De ontwikkeling van het totale vruchtbaarheidscijfer (TFR) voor Curaçao gedurende de periode 19582004 is geïllustreerd in onderstaande grafiek: - Pagina 13 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Uit deze ontwikkeling is te zien dat de gemiddelde fertiliteit per vruchtbare vrouw tussen 1959 tot en met 2004 gezakt is van circa 5,2 naar 1,9: een zeer aanzienlijke achteruitgang! Dit betekent dat een gezin gemiddeld uit minder dan twee kinderen bestaat. Bovendien volgt uit de historische trendlijn (rood) dat Curaçao nauwelijks in staat zal zijn om het bevolkingsaantal op het huidig niveau te handhaven door natuurlijke bevolkingsgroei/afname bij ongewijzigd beleid. Volgens de CBS statistieken is het gemiddelde sterftecijfer van de afgelopen 20 jaar gelijk aan 1.050 per jaar. De jaren daarvoor was het nog lager. Dit betekent dat de ontwikkeling van het geboortecijfer bepalend zal zijn voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Een graadmeter voor deze ontwikkeling is het vruchtbaarheidscijfer ofwel de bevolkingsfertiliteit. De migratiecijfers zijn het resultaat van immigratie en emigratie trends van de afgelopen jaren. De volgende grafiek geeft de ontwikkeling van de migratie in Curaçao gedurende de periode 1958-2005 weer: De historische trend is dat meer mensen emigreren dan immigreren. Echter, sinds 2002 is er sprake van een klein immigratieoverschot. Dit wordt veroorzaakt door terugkeer uit Nederland en de toestroom van buitenlanders. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bevolkingsontwikkeling de laatste jaren gedreven werd door de migratie. Uit de historische fertiliteitstrend volgt dat de natuurlijke groei bijna geen rol zal spelen in de toekomstige bevolkingsgroei bij ongewijzigd beleid. 4.2 Dependency Ratio 1995-2004 De dependency ratio, de verhouding tussen de leeftijdsgroepen 16-59 en 60+, speelt een belangrijke rol bij de financiering van de AOV. De volgende grafiek geeft de ontwikkeling van de dependency ratio over de periode 1995-2004 weer: - Pagina 14 - 4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao Uit deze grafiek blijkt dat de verhouding tussen de werkende bevolking en de bevolking boven de 60 jaar significant is afgenomen over de periode 1995 tot 2005. Als gevolg hiervan ontstaat een groot sociaal dilemma: immers, minder werkenden moeten dan in het omslagstelsel opdraaien voor de kosten van een steeds groter wordende populatie ouderen. 4.3 CBS Bevolkingsprognose 2005-2030 De volgende grafieken zijn gebaseerd op de bevolkingsprognose van het CBS: De volgende grafiek geeft aan dat de dependency ratio verder zal verslechteren in de toekomst, in lijn met de op de vorige pagina geconstateerde trend: Dit betekent dat steeds meer 60-plussers afhankelijk zullen worden van steeds minder werkenden. Dit komt ook verder tot uiting in de prognose van het verloop van drie leeftijdsgroepen in de periode 2005 - 2030 - Pagina 15 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Uit bovengenoemde twee grafieken blijkt dat de bevolkingssamenstelling en de dependency ratio dramatisch zal veranderen in de toekomst, indien de huidige trend niet wordt omgebogen. De twee groepen onder 60 jaar nemen af ten opzichte van een groei van de 60-plussers in de toekomst. Kortom: toenemende vergrijzing van de Curaçaose bevolking! De geconstateerde vergrijzing wordt verder duidelijk geïllustreerd in de volgende grafiek: Ook hier zien wij hoe de verhouding tussen de leeftijdsgroepen in de tijd drastisch zal veranderen. Dit leidt tot een versmalling van de basis van de bevolkingspiramide. De verhouding tussen de diverse leeftijdsgroepen zal, evenals de verhouding tussen 60-plussers en werkenden (dependency ratio), dramatisch dalen naar minder dan 2 werkenden per 60-plusser met alle gevolgen van dien voor het premiedraagvlak van het huidige AOV stelsel, om maar nog niet te spreken over de kosten van bijvoorbeeld medische zorg van onze ouderen. - Pagina 16 - 4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao 4.4 Bevolkingspiramides Curaçao 1960 – 2001 en prognoses t/m 2030 De volgende bevolkingspiramdes geven een overzicht van de bevolkingsontwikkeling en samenstelling over de periode 1960-2001 en de prognose van CBS voor de periode 2010-2030: De bevolking van Curaçao is aan het vergrijzen en de basis van de piramides worden steeds smaller. - Pagina 17 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 4.5 Conclusies 1. Uit een vergelijking van de bevolkingspiramiden uit 1960 en de verwachte bevolkingspiramide in 2030 blijkt dat de bevolkingssamenstelling naar de diverse leeftijdsgroepen op Curaçao een significante verandering zal ondergaan. 2. De verhouding tussen de jongere bevolkingsgroepen ten opzichte van de oudere bevolkingsgroepen zal beduidend verslechteren met alle gevolgen van dien voor de dependency ratio en het premiedraagvlak. 3. Men moet zich realiseren dat de verslechtering van de bevolkingssamenstelling en de vergrijzing ook dramatische gevolgen zal hebben voor de kosten van de zorg in het algemeen en de medische zorg in het bijzonder, evenals voor de benodigde infrastructuur ten behoeve van een steeds ouder wordende bevolking. 4. De trend wijst uit dat er nauwelijks sprake zal zijn van bevolkingsgroei, indien er geen actieve bevolkingspolitiek wordt gevoerd gericht op groei. 5. Fertiliteit cijfers tonen een negatieve neerwaartse trend. Op Curaçao is dit cijfer zelfs gedaald naar 1,9, dus onder de population replacement rate. 6. De dependency ratio zal in de tijd verder verslechteren waardoor een enorm draagvlak probleem zal ontstaan (één 60 plusser op twee werkenden; 1:2). 7. Een gerichte bevolkingspolitiek is onontkoombaar. Dit dient gecombineerd te worden met economische groei, teneinde duurzame economische ontwikkeling, draagvlakvergroting en volledige werkgelegenheid op termijn mogelijk te maken. - Pagina 18 - 5. De economie van Curaçao In dit hoofstuk zal een aantal kerncijfers van de economie van Curaçao behandeld worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het behandelen van de economische vooruitzichten en het onderstrepen van de noodzaak van een actief en doelmatig bevolkingsbeleid. 5.1 Kerncijfers In onderstaande tabel1 zijn de meest relevante kerncijfers van de Curaçaose economie over de laatste jaren weergegeven. Hieronder zal kort worden ingegaan op elk van deze indicatoren. 2003 1. Inflatiepercentage 2. Totale bevolking 3. Bruto binnenlands product tegen marktprijzen, in miljoen ANG 4. Reële BBP groei % 5. Werkenden 6. Werkzoekenden 7. Beroepsbevolking 8. Werkloosheidspercentage 2004 2005 2006 2007 2,1 1,4 3,4 3,1 3,0 129.665 133.35 135.474 135.25 135.513 3.961 4.025 4.194 4.382 4.601* 0,3 0,2 0,8 1,5 3,5 52.137 51.474 51.343 52.050 53.779 9.274 9.861 11.392 8.931 7.346 61.411 61.335 62.735 60.981 61.125 15,1 16,1 18,2 14,6 12,0 * Indien wordt uitgegaan van een reële groei van het BBP van 2,0%. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek. De inflatie is in 2007 uitgekomen op 3,0%. In de beschouwde periode ligt de inflatie gemiddeld op 2,6%. De hoge mondiale ruwe olieprijs (met een piek van 100 USD per vat aan het eind van 2007) met als gevolg een hogere inkoopprijs van benzine is gedurende 2007 niet geheel doorgevoerd in de lokale benzineprijzen. Dus, een opwaartse correctie van de lokale benzineprijzen mag in 2008 wel worden verwacht, gezien de aanhoudende hoge ruwe olie wereldmarktprijs (October 2008: boven 80 USD per vat ruwe olie). Uit bovenstaande tabel blijkt verder, dat de Curaçaose economie in de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid. Groeicijfers van circa nul (0) zijn onvoldoende om additionele economische activiteiten en daarmee werkgelegenheid te kunnen genereren. In 2007 was de reële economische groei 3,5%. Zowel de private consumptie als de private investeringen namen toe. Bij deze laatste vielen vooral de grote bouwprojecten op in de kleinhandel, evenals in de hotel- en onroerend goedsector. Voorts nam de olieraffinage toe, terwijl het aantal verblijf- en cruisetoeristen steeg. Het BBP van Curaçao was naar schatting in 2007 ANG 4,6 miljard. Voor wat betreft het aantal werkenden valt op, dat dit aantal in 2007 met 1.729 is gestegen en thans een omvang heeft van 53.779. Het aantal werkzoekenden is afgenomen tot 7.346. Omdat de beroepsbevolking nagenoeg op eenzelfde niveau is gebleven en het werkzoekenden aantal lager is uitgevallen, kwam het werkloosheidspercentage eind 2007 uit op 12,0%. In dit is vermeldenswaardig dat eind 2007 het Kolaborativo die tot een sociale dialoog moet leiden ook het arbeidsmarktbeleid op de agenda heeft geplaatst. Zowel de Centrale Regering als het Eilandgebied Curaçao, de werkgevers en vakbonden, alsook andere stakeholders, zijn hierbij intensief betrokken, wat een unicum is. In dit kader is als doel gesteld, dat in 2015 in de speerpuntsectoren, en in 2026 in alle economische sectoren, een werkgelegenheidsgraad van 95% (werkloosheidspercentage van 5%) zal worden 1 Zie tabel 1 op pagina 50 voor meer indicatoren van de economie van Curaçao. - Pagina 19 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao behaald, alsook behouden. De ontwikkelingen van de laatste jaren op de arbeidsmarkt zijn bemoedigend te noemen. Wanneer gekeken wordt naar het BBP en de omvang van de totale bevolking, die nagenoeg constant is gebleven en de laatste jaren op circa 135.500 personen ligt, dan is het al gauw duidelijk dat onze economische basis relatief klein is te noemen. Deze kan zeker niet vergeleken worden met andere grote economieën. Anders geformuleerd, het aantal dat de collectieve lastendruk (zowel belastingen als premies) dienen te dragen is relatief klein. Mede hierom is het essentieel om een structurele verbreding van deze basis te bewerkstelligen. 5.2 Economische vooruitzichten en bevolkingsbeleid Zoals eerder vermeld is er vanaf 2006 een kentering te constateren en ziet het vooralsnog er naar uit, dat de economie in de lift zit. Grote bouw- en toeristische projecten zijn al gestart en een groot aantal zijn in ontwikkeling. Te denken valt aan: Renaissance Curaçao Resort (237 hotelkamers), Clarion Hotel & Suites (96 kamers), Hyatt Regency Curaçao Resort (350 kamers) geprojecteerd in 2009, Marina & Casino Dive Resort (89 kamers), om maar enkele te noemen. Verder staan Westin Curaçao Resort & Casino (350 kamers), Blue Bay Main Hotel en Pen Resort met beide 250 kamers op stapel. Al met al houdt dit in dat er in de komende vier jaar tussen 2.500 en 3.000 additionele directe banen in de toeristische sector zullen worden gecreëerd. Uiteraard heeft dit een synergie-effect waarbij indirecte banen in andere sectoren, zoals de bouw, eveneens tot stand komen. Wanneer bovendien de ‘foreign direct investment’ (FDI) in de financiële en logistieke sector in ogenschouw wordt genomen, hebben wij het al gauw over ruim 4.000 nieuwe banen. In de in hoofdstukken 6 t/m 8 en appendix I geïllustreerde scenario’s wordt dit cijfer gebruikt, doch een verdere groei wordt buiten beschouwing gelaten. In deze context mag overigens ook worden gewezen op de recente staatkundige ontwikkelingen, die het optimisme hebben doen toenemen, aangezien een groot deel van de uitstaande overheidsschuld van zowel het Eilandgebied Curaçao als de Centrale Regering, door de Nederlandse Regering zal worden overgenomen. Samen met het financieel toezicht is de kans groot dat een effectieve ombuiging van de overheidsfinanciën van de nieuwe “País Kòrsou” zal kunnen worden gerealiseerd. Dit laatste komt tevens het ondernemers- en investeringsklimaat ten goede, waardoor verwacht mag worden dat ook de buitenlandse en lokale private investeringen zullen toenemen, wat opnieuw de economische activiteiten zal kunnen aanwakkeren. Dit is, echter, geen reden om stil te zitten als Overheid. Integendeel, het is nu de tijd om een beleid te formuleren gericht op een planmatige en duurzame groei, waarbij economische groei wordt gestimuleerd door een belastingherziening en een actief bevolkingsbeleid (lees: immigratiebeleid en/of terugkeer beleid) te voeren gericht op jonge arbeidskrachten, entrepreneurs en investeerders, die samen kunnen bijdragen in de overheidskas en de sociale lasten mee kunnen helpen dragen. Gestreefd moeten worden naar een gunstige samenstelling van de totale bevolking waardoor de dependency ratio (verhouding tussen 60 plussers en werkende bevolking) evenals de economische basis (aantal inwoners) verbeterd wordt. Op termijn zal een dergelijk beleid het draagvlak en de bevolkingsverhoudingen, respectievelijk, kunnen verruimen en verbeteren. Slechts op deze wijze kan duurzaam een oplossing worden gevonden voor de AOV-problematiek en andere sociale problemen. Het spreekt vanzelf dat een consistente verbreding van de economische basis positieve effecten zal hebben voor de economie en het premiedraagvlak dat nodig is om het pensioen en sociaal stelsel blijvend te kunnen garanderen en in stand te houden. Op dit onderwerp zal gelet op het doel van dit rapport niet verder worden ingegaan. - Pagina 20 - 6. Pensioen financieringsmodellen en het AOV pensioen Pensioen is sparen voor de oude dag. In de verzekeringswereld bestaan er drie hoofdvormen van pensioenfinanciering, te weten: 1. het omslagsysteem 2. het rentedekkingssysteem 3. het kapitaaldekkingssysteem Deze systemen worden in de regel beïnvloed door een aantal factoren1, waaronder: • • • • • Fiscale: pensioenkosten is loonkosten, premies zijn aftrekbaar en er wordt getoetst op bovenmatigheid door de fiscus. Economische: minder snel zal een beroep worden gedaan op het sociale zekerheidsstelsel, pensioennorm (70% bij een volledige opbouw), interen op vermogen wanneer het pensioen onvoldoende is, verschuiving van belastbaar inkomen naar de periode na pensioendatum. Maatschappelijke: marktwerking, individualisering, flexibele regelingen, toename in echtscheidingen, arbeidsparticipatie en arbeidsmobiliteit. Demografische: wijzigingen in bevolkingsomvang en -samenstelling, en het effect op de premie en draagvlak. Politieke: terugtredende overheid, pensioenkostenontwikkelingen als gevolg van vergrijzing, harmonisatie, hoogte van een redelijk aanvullend pensioen en participatie. 6.1 Het Omslagsysteem In een omslagsysteem betalen de huidige premiebetalers voor de huidige uitkeringsgerechtigden. Dus, bij omslagfinanciering wordt jaarlijks bekeken wat de totale kosten zijn en worden deze kosten omgeslagen over de totale groep verzekerden. Er is in principe geen sprake van reservevorming, tenzij de premie en rendementen op deze baten meer opbrengen dan de jaarlijkse kosten. Dit systeem is daarom erg gevoelig voor omstandigheden waarbij het draagvlak op termijn verminderd, zoals vergrijzing, toename van de levensverwachting en de verhouding werkenden en pensioentrekkenden. Dit houdt bovendien in dat de premiebetaler geen aanspraken kan maken op zijn premiebijdragen. De Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) van de Nederlandse Antillen is gebaseerd op het omslagsysteem en op het principe van solidariteit. Er is geen directe relatie tussen premie en uitkering. 6.2 Het Rentedekkingssyteem In een rentedekkingssysteem betalen de huidige premiebetalers voor de toekomstige uitkeringen van zij, die tijdens een gegeven jaar uitkeringsgerechtigd worden. Voor deze groep wordt er een vermogen veilig gesteld. Bij rentedekking wordt op de pensioendatum een voorziening gevormd, waarmee het gemiddeld uit te keren pensioen van alle personen die in dat jaar gepensioneerd worden afgefinancierd wordt. Dit systeem is bijvoorbeeld gebruikelijk bij uitkeringen van tijdelijke aard of bij overgangsmaatregelen. Dit houdt in dat tijdens een gegeven jaar er vóór de pensioendatum geen reservering plaatsvindt. Pas op het moment van pensionering worden de toekomstige uitkeringen vastgesteld en afgefinancierd. De jaarlijkse kosten zijn dan ook sterk afhankelijk van het aantal te pensioneren deelnemers in een gegeven jaar. 1 Antwoordenboek Pensioen 2007/2008 door P. Doornik en P. der Kinderen, Uitgeverij Kluwer B.V. - Pagina 21 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 6.3 Het Kapitaaldekkingssysteem In een kapitaaldekkingssysteem betalen de huidige premiebetalers voor de toekomstige uitkeringen wanneer zij uitkeringsgerechtigd worden. Er wordt voor hen een vermogen veiliggesteld op basis van de al verworven pensioenaanspraken. Bij kapitaaldekking wordt dus vóór de pensioengerechtigde leeftijd, feitelijk vanaf de toetredingsdatum, begonnen met het vormen van een voorziening of spaarkapitaal. De deelnemer bouwt gedurende zijn actieve arbeidsperiode een voorziening of kapitaal op dat op de pensioendatum voldoende moet zijn om van een comfortabele oude dag te kunnen genieten en/of in het levensonderhoud van zijn nabestaanden te kunnen voorzien. Hierbij wordt er rekening gehouden met de meest recente sterftetafels, die telkenmale opnieuw bij het uitkomen van nieuwe sterftetafels worden aangepast aan de dan geldende nieuwe levensverwachting. Een en ander afhankelijk van de trend in het sterfteresultaat. Op het gespaarde kapitaal wordt er ofwel een rendement verondersteld (bijvoorbeeld een vaste rekenrente van 4% zoals in defined benefit pensioenregelingen), ofwel wordt er een jaarlijks gegarandeerd rendement afgesproken, ofwel wordt er een behaald netto rendement bijgeschreven. De kosten worden op jaarbasis doorbelast. De twee meest voorkomende pensioenregelingen zijn: 1. De Defined Benefit (DB) Regeling (‘eind- of geïndexeerde middelloonregeling’) 2. De Defined Contribution (DC) Regeling (‘beschikbare premieregeling’) Er is een wereldwijde tendens om af te stappen van de Defined Benefit regelingen naar de Defined Contribution regelingen. Beide systemen worden hiernavolgend kort behandeld. 6.4 De Defined Benefit (DB) Regeling Bij de DB-regeling is sprake van een pensioentoezegging. De pensioenuitkering staat vast en wordt per jaar opgebouwd op basis van de pensioengrondslag. Dit houdt in dat het uiteindelijke pensioen afhangt van het aantal dienstjaren en het salarisverloop tijdens de werkzame periode. Daarom wordt de DB-regeling ook wel een salaris- of diensttijdregeling genoemd. Bij een eindloon pensioenopbouw over 35 jaar is de jaarlijkse opbouw maximaal 2% van de pensioengrondslag (al dan niet gemitigeerd) keer het aantal jaren waarover pensioen is opgebouwd. In de volgende tabel worden de pensioenopbouw per jaar volgens de DB-regeling voor het drie pijler systeem geïllustreerd: Pensioenopbouw Salaris AOV uitkering 2007 AOV-franchise (1) Pensioengrondslag 3 Pijler Systeem Maand Jaar 2,500 30,000 654 11,211 18,789 Pensioenopbouw @ 2% (2) 376 (1) AOV-franchise:= 12*AOV–Uitkering*(10/7); (2) 70% gedeeld door 35 jaar. Daarnaast wordt in een DB-regeling tevens het partner- en wezenpensioen, evenals arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheidsrisico’s afgedekt. - Pagina 22 - 6. Pensioen financieringsmodellen en het AOV pensioen 6.5 De Defined Contribution (DC) Regeling Bij de DC-regeling is sprake van een premietoezegging. Werkgever en deelnemer komen een bepaalde premie of premiepercentage overeen, die bestemd wordt voor de opbouw van een pensioenkapitaal. De werking van een DC-regeling wordt aan de hand van de volgende berekening geïllustreerd: Pensioenopbouw Salaris Werkgever Werknemer Premie 10% 5% Af risico’s en kosten Maand 2,500 Jaar 30,000 3,000 1,500 500 Rendementsbijschrijving Pensioenspaar kapitaal 7% 280 4,280 Van de totale beschikbare premie van 4.500 op jaarbasis worden de kosten van de pensioen provider voor het beheer van de pensioenregeling, de kosten van de risicoverzekeringen nabestaandenpensioen (voor zover van toepassing), arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid afgetrokken en wordt het saldo na aftrek van deze kosten geïnvesteerd. Aan het eind van het jaar wordt het rendement op het pensioenspaarkapitaal bijgeschreven. Op deze wijze bouwt de deelnemer tot aan zijn pensioendatum spaarkapitaal op. Vervolgens koopt hij op pensioendatum, afhankelijk van zijn persoonlijke situatie, een levenslang ouderdoms- en/of nabestaandenpensioen in op basis van de grondslagen van de provider waarbij hij is aangesloten. Het grote verschil tussen de DB en de DC-regelingen is, dat bij de DB de pensioenopbouw vast staat in geval van een onafgebroken dienstverband. De financieringslasten (het financieringsrisico) zijn niet geheel duidelijk, omdat dit afhankelijk is van het type regeling en de afspraken die daarover zijn gemaakt tussen de pensioenprovider en de werkgever. Doorgaans ligt dat bij de werkgever of een combinatie van de werkgever en de deelnemer en de pensioenprovider (bij een minimum garantie rendement). Bij een DC-regeling ligt het financieringsrisico in principe, afhankelijk of er een minimum rendementsgarantie is afgesproken, bij de deelnemer en is dit afhankelijk van de behaalde lange termijn rendementen, eventueel afgegeven rendementsgaranties, eventuele beleggingskeuzes, de jaarlijks te ontvangen vaste en eventueel aanvullende premiebijdragen, de kosten en de duur van de premiebijdragen (over hoeveel jaar is ononderbroken premie gestort) en de tarieven van de pensioen provider die op de pensioendatum gehanteerd worden. 6.6. De AOV scenario’s 2 De Commissie heeft een aantal omslagstel scenario’s en varianten daarop uitgewerkt. De centrale conclusies uit deze scenario’s zijn: • • • • het AOV pensioensysteem zal op zeer korte termijn structurele tekorten blijven tonen; In het gunstigste scenario zal het cumulatieve tekort oplopen tot 8,3 miljard3 ANG in 2049; De netto contante waarde (NAW) van deze tekorten gerekend tegen 7% is 0,3 miljard ANG; In het gunstigste scenario wordt de pensioengerechtigde leeftijd in 2010 naar 65 jaar verhoogd. Kortom, het huidige AOV pensioenstelsel is niet meer financierbaar en de AOV pensioenuitkeringen kunnen op zeer korte termijn niet meer gegarandeerd worden. 2 3 Zie appendix I pagina’s 54 t/m 56 en de tabellen op pagina’s 63 t/m 70. Zie appendix I pagina 39 en de tabel op pagina 66. - Pagina 23 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 6.7 Conclusies 1. De Curaçaose bevolking groeit onvoldoende. De gemiddelde fertiliteit per vrouw is gedaald naar circa 1,9, terwijl de levensverwachting en het aantal 60-plussers zal toenemen. Een actieve bevolkingspolitiek, gesteund op het principe van een ‘verbreding van de economische basis’, waarbij in eerste instantie volledige werkgelegenheid wordt nagestreefd middels omen herscholingsprogramma’s gecombineerd met wellicht een gericht en consistent beleid op immigratie van benodigde werknemers met de gewenste know how en/of competenties, een soepele toegang kan worden verleend tot het arbeidsproces, zal een stap in de goede richting zijn om aan het draagvlakprobleem op termijn het hoofd te bieden. Deze immigranten dienen alle belastingen en premies die op een normale werknemer rusten te betalen. Deze opbrengsten worden dan mede aangewend om een deel van de AOV/AWW verplichtingen te helpen financieren. 2. De stijging van de leeftijdsverwachting gecombineerd met de draagvlakverkleining is van dien aard dat de huidige AOV leeftijd van 60 jaar niet langer houdbaar is. Als gevolg hiervan wordt voorgesteld om de pensioenleeftijd geleidelijk aan vanaf 2010 in een periode van 10 jaar te verhogen naar 65 jaar. Immers, een gekapitaliseerd systeem is niet onderhevig aan demografische ontwikkelingen, maar is wel inflatie en rente gevoelig. Dit in tegenstelling tot het omslagstelsel, waarbij de groep premiebetalers een steeds grotere en oudere groep gepensioneerden zal moeten onderhouden. 3. Zolang de verhouding tussen premiebetalers en pensioentrekkenden in een omslagstelsel gunstig is, kan de premie op een acceptabel niveau gehandhaafd blijven. Wanneer echter de verhouding verslechtert, zijn forse premieverhogingen onvermijdelijk. 4. Daarbij blijft de vraag of de betaalde premie in verhouding staat met de uitkering die de deelnemer op pensioendatum ontvangt. De premie is enerzijds een percentage van het bruto salaris (per 01/01/2008, 14% tot een maximum jaarinkomen van ANG.72.000), terwijl anderzijds de uitkering een vast bedrag is voor iedereen, ongeacht het inkomensniveau. 5. Een negatieve trend in de dependency ratio (verhouding tussen 60-plussers en de werkende bevolking) leidt dus op termijn tot verminderde duurzaamheid, discontinuïteit en afbrokkeling van het premiedraagvlak. Sterke premieschommelingen zijn dan het gevolg, alsmede een premie / uitkeringsniveau verhouding dat scheef groeit. 6. Bij verandering van het huidig pensioenstelsel zal er tevens rekening moeten worden gehouden met een basis(bijstands)voorziening voor diegenen die vanwege fysieke of bijzondere omstandigheden nooit, of als gevolg van langdurige structurele werkeloosheid onvoldoende, pensioenkapitaal kunnen opbouwen, het zogenoemde “solidariteitsfonds”. 7. Dit fonds dient naar de mening van de commissie afgescheiden te worden van het gekapitaliseerd pensioensysteem en zal in een apart ‘solidariteitsfonds’ gealloceerd dienen te worden. Heel specifiek zal het beleid van de overheid er op gericht moeten zijn om volledige werkgelegenheid te stimuleren, om zodoende de omvang van deze groep tot een minimum te beperken. Het nieuwe pensioensysteem moet mensen aansporen om zowel tijdens hun actieve periode als de niet-actieve periode voor zichzelf te kunnen zorgen. 8. Dit solidariteitsfonds zal, uit maatschappelijke overwegingen, opgebracht worden uit: • • de belastingmiddelen; aangevuld met een solidariteitspremie, opgebracht door de werknemers en werkgevers. - Pagina 24 - 7. Voorstel voor een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao Gelet op het voorgaande is de Commissie van mening dat het huidig omslagstelsel moet worden omgevormd tot een kapitaalgedekt stelsel met een basis pensioenplicht op basis van de huidige 14% premiebijdrage tot de grens van 72.000 per jaar. De overgrote meerderheid van de werkenden op Curaçao zal als gevolg hiervan verzekerd zijn van ten minste een basispensioen. Immers, minder dan 10.000 werkenden verdienen een inkomen van ANG. 5.000 of hoger1. De fiscaal toegestane norm van 70% van het laatst verdiende loon als maximum pensioen bij een volledige opbouw blijft in principe gehandhaafd. Een opbouwperiode van minimaal 35 jaar of langer is, afhankelijk van de financiële draagkracht van de onderneming en de individuele situatie van de deelnemer, acceptabel. Daarnaast kunnen werkgevers en deelnemers afhankelijk van het inkomensniveau een aanvullend pensioen boven de 72.000 grens verzekeren, waardoor extra pensioen kan worden opgebouwd d.m.v. extra c.q. vrijwillige premiebijdragen. De afhankelijkheid van de opbouw van een deel van het pensioen via het bestaande sociale AOV verzekeringsstelsel wordt hiermee opgeheven. Verder dient tevens met de fiscus besproken te worden of de huidige fiscale grens van maximaal 70% nog wenselijk is of dat deze op een hoger percentage bij een volledige opbouw kan worden gebracht, zeker als de pensioenleeftijd verhoogd wordt naar 65 jaar. Het nieuwe systeem biedt in ieder geval een beter uitzicht op een hoger pensioen en de prijs/prestatie verhouding staat ook beter in verhouding met de premie-inleg per deelnemer. Het uitgangspunt is dat in dit nieuwe stelsel de pensioenplicht op eenzelfde premielast niveau (14% tot de loongrens van 72.000) gehandhaafd wordt. Door een wijziging naar een kapitaalgedekt stelsel wordt tevens voorkomen dat het nieuwe pensioenstelsel gevoelig blijft voor demografische ontwikkelingen. Het huidige AOV stelsel wordt daarom op termijn afgebouwd (40 jaar) en vervangen door een gekapitaliseerd pensioenstelsel, waarbij de op de overgangsdatum geldende AOV verplichtingen via een sterfhuisconstructie worden afgefinancierd over een periode van 30 jaar. De doelstellingen van het nieuwe pensioenstelsel is: • • • • • • • • realiseren van 100% pensioen coverage van de werkende bevolking; een beter niveau van sociale rechtvaardigheid realiseren (inkomensverdeling); het vooruitzicht op een verbetering van de materiële voorwaarden voor werknemers én gepensioneerden binnen maatschappelijk acceptabele grenzen op termijn; de afhankelijkheid van het inkomen na pensionering van zowel de overheid evenals van voormalige werkgevers te elimineren; het bevorderen van zelfredzaamheid en de individuele verantwoordelijkheid van de werknemer voor zijn voortbestaan (na de actieve periode) te stimuleren; een versterking van de structuur van het pensioenstelsel gericht op duurzaamheid en continuïteit te bewerkstelligen; een betere regulering en vermindering van het risico van discontinuïteit van het pensioenstelsel te bevorderen; een adequate afdekking van de verzekeringsrisico’s (arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling en overlijden) voor zover van toepassing te realiseren. Bij de uitwerking van het nieuwe pensioen systeem is rekening gehouden met aspecten als duurzaamheid, fiscaliteit, entree-leeftijd, acceptatie en premieplicht, afdekking van risico’s voor arbeidsongeschiktheid en overlijden, zelfstandigen, mate van solidariteit, macro-economische effecten, financiering, kwaliteit van providers, individuele waardeoverdracht, regelgeving en adequaat toezicht. 1 Zie tabel 2 op pagina 51. - Pagina 25 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 7.1. Is een gekapitaliseerd pensioen een betere waarborg voor de deelnemer én voor de continuïteit van het pensioenstelsel? 1. Het systeem gaat uit van het principe dat, net als arbeid, pensioenopbouw een individuele zaak is en dus primair de verantwoordelijkheid van de individuele werknemer / deelnemer. 2. Een gekapitaliseerd pensioensysteem heeft tot doel de armoede en afhankelijkheid van de werkgever en/of staatsvoorzieningen op latere leeftijd tegen te gaan. 3. In een gekapitaliseerd pensioensysteem bouwt het individu een pensioenkapitaal op gedurende zijn werkzame periode op basis van de door hem over de volledige diensttijd gespaarde premiebijdragen en de daarop ontvangen interest. Op pensioendatum koopt hij dan met het geaccumuleerde pensioenkapitaal een levenslang ouderdoms- en/of partner-pensioen in (voor zover van toepassing). In een verplicht gekapitaliseerd systeem wordt pensioen door alle werknemers / deelnemers opgebouwd ongeacht sexe of inkomensniveau. Hoe hoger de bijdrage, hoe hoger het pensioenkapitaal. 4. Sparen in een gekapitaliseerd pensioensysteem wordt bevorderd als bron van inkomen voor later (niet actieve periode). Daarnaast stimuleert het de persoonlijke verantwoordelijkheid (zelfredzaamheid) van het individu voor zijn eigen inkomen na pensioendatum. 5. In een gekapitaliseerd pensioensysteem wordt de afhankelijkheid van staatsvoorzieningen of werkgever volledig losgekoppeld, met uitzondering van de groep ‘sociaal min- en onvermogenden’. 6. In een gekapitaliseerd pensioensysteem, mits deze voldoet aan de geldende fiscale regelgeving, is de premie tijdens de actieve periode aftrekbaar voor zowel de onderneming als de deelnemer. Dit maakt pensioensparen fiscaal aantrekkelijk. 7. Dit systeem heeft een positieve bijdrage op de spaarquote. De kapitaalmarkt wordt gestimuleerd, omdat de premies deels lokaal geïnvesteerd moeten worden. 8. In een gekapitaliseerd systeem dient solidariteit naar de mening van de Commissie primair te worden opgevangen door een systeem van bijstand (al dan niet van tijdelijke aard) waardoor in een bepaald minimum inkomen kan worden voorzien ten behoeve van on- en minvermogenden. De financiering hiervan dient uit bijdragen, primair uit de algemene middelen (dit is immers een primaire zorg / verantwoordelijkheid van de overheid) en secundair uit solidariteitsbijdragen van werknemers en werkgevers, te komen. 9. De middelen uit het solidariteitssysteem dienen efficiënt beheerd en belegd te worden. De aanwending van de middelen is bestemd voor diegenen die niet in staat zijn om voldoende kapitaal gedurende hun werkzame leven op te bouwen of voor invaliden c.q. minvermogenden. 10. Tot slot is de Commissie van mening dat gezien de risico’s bij omslag financiering en rentedekking, het systeem van kapitaaldekking de beste zekerheid biedt voor een structurele en duurzame oplossing van de pensioenproblematiek. Tot deze conclusie kwam eveneens de in 1996 door de toenmalige Minister van Arbeid 2 ingestelde pensioencommissie . Alle statistieken en berekeningen wijzen op dit moment uit dat het huidige omslagstelsel op termijn niet langer houdbaar is. 2 Zie bijlage 1, pagina 76. - Pagina 26 - 8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel Terwijl in vele Westerse landen alsook in ons land het omslagstelsel nog steeds het leidende stelsel is, staat onomstotelijk vast dat de confrontatie ervan ten gevolge van de vergrijzing – als resultaat van onder meer de verbeterde leefomstandigheden en superieure medische zorg – een urgente en kordate aanpak vereist met het oog op het veilig stellen van de huidige en toekomstige uitkeringen. Dit besef, gevoed vanuit de vaststelling dat de pensioenvoorzieningen geen lang leven meer beschoren zijn in het traditionele omslagstelsel bij ongewijzigd beleid, is bij vele overheden en sociale partners op de prioriteitenlijst komen te staan van onontkoombare acties. Saillant detail is dat in deze landen de pensioenleeftijd al op een minimumleeftijd van 65 jaar werd vastgesteld, en er overduidelijk is gebleken dat ook deze leeftijd op termijn ontoereikend is. Het verhogen van de leeftijd naar 67 jaar of zelfs hoger vormt al lang geen futuristische gedachte meer, maar raakt ingebed als onderdeel van structurele acties in een poging om het risico van discontinuïteit van de pensioenuitkeringen te ondervangen en te elimineren. De situatie op Curaçao is precair, temeer gelet op de markante discrepantie op het vlak van de pensioengerechtigde leeftijd, die hier nog 60 jaar is. Ook de SVB erkent dit in haar jaarverslag van 2007 en heeft ondertussen de aanbeveling gedaan om de pensioenleeftijd te verhogen naar in eerste instantie 62 jaar en hierna naar 65 jaar, wat in feite de oorspronkelijke pensioenleeftijd was bij de introductie van het AOV stelsel. Thans wordt aan een wetsvoorstel gewerkt. 1 Verhoging van de pensioenleeftijd alleen is echter niet voldoende . Teneinde te anticiperen op een financiële debacle, is een ‘shift’ van het huidige omslagsysteem naar een kapitaalgedekt systeem naar de mening van de Commissie de meest plausibele oplossing met zicht op een structurele en duurzame oplossing van de pensioenproblematiek. De door de Commissie onderzochte scenario’s, zowel vanuit het omslagstelsel als vanuit het kapitaaldekkingsscenario en de sensitiviteitsanalyses die daarop zijn losgelaten, zijn aan het rapport toegevoegd in de bijlagen2. De omschakeling kan echter niet zonder slag of stoot gebeuren. Dit doet meteen de vraag rijzen naar het ‘prijskaartje’ van een dergelijke omschakeling. In de diverse scenario’s zal dit prijskaartje geconcretiseerd en nader toegelicht worden. De grootste trendbreuk tussen het omslagstelsel, met een maximale maandelijkse uitkering ten faveure van de pensioengerechtigde van thans ANG. 674, en het kapitaaldekkingsstelsel, is gelegen in de ‘wijze’ waarop beide stelsels opgebouwd zijn. Omslag berust primair op solidariteit, waarbij de werkenden van vandaag premie afdragen ten behoeve van de pensioengerechtigde van vandaag. Kortom, men spaart niet voor zichzelf en zal dus later geen aanspraak kunnen maken op de bijdragen die gestort zijn in het omslagstelsel. De uitkering is mede daardoor ook relatief laag (staat vaak niet in verhouding met het inkomen en de premie-inleg) en is gelijk voor iedereen ongeacht premie-inleg of inkomen. Daarentegen bouwt men in het kapitaaldekkingsstelsel wel een spaarkapitaal op, waarmee een pensioenaanspraak op pensioendatum kan worden ingekocht op basis van de ingelegde bedragen en het daarop toegekende rendement. Ten aanzien van de fiscaliteit is het belangrijk te stellen dat de fiscale regel van “maximum 70% van het laatst verdiende inkomen” in principe intact blijft. Echter, er wordt wel aanbevolen om in goed overleg met de fiscus na te gaan of dit principe gelet op de ontwikkelingen en trends wel of niet op dit maximum niveau moet worden gehandhaafd. De vingeroefening voor de Commissie bestond erin om enerzijds een modus te vinden ten aanzien van het tijdstip van de invoering van het kapitaaldekkingsstelsel, het affinancieren van de AOV verplichtingen en het afbouwen van het huidige omslagstelsel, zonder daarbij het “sociale aspect” uit het oog te verliezen. 1 2 Zie scenario 2 op pagina 37. Zie Appendix I en Tabellen scenario’s. - Pagina 27 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao De absolute minimumgarantie die daarbij voorop staat is dat iedere huidige en toekomstige pensioengerechtigde minimaal aanspraak kan maken op de vigerende uitkering uit het omslagstelsel en op termijn een eigen, wellicht hoger pensioen kan opbouwen afhankelijk van het eigen inkomen, de duur van de participatie, het gemiddeld bijgeschreven rendement op de pensioenspaarkapitalen en de totale premiebijdragen tot aan de pensioendatum in het nieuwe systeem. Kortom, een stelsel dat dus voorziet in een aanspraak op de ingelegde bedragen én voorziet in een dekking bij arbeidsongeschiktheid en overlijden, zonder daarbij een sociaal vangnet ten aanzien van een gedefinieerde “beperkte groep” van sociaal zwakkeren uit het oog te verliezen, maar die tevens op termijn uitzicht biedt op een beter inkomen na pensionering. In dit hoofdstuk concentreert de commissie haar advies op het meest plausibele scenario. De overige onderzochte scenario’s met sensitiviteitsanalyses zijn opgenomen in de appendix I en tabellen scenario’s. 8.1 Uitgangspunten bij het opzetten van het kapitaaldekkingsmodel Voor alle scenario’s zijn de volgende uitgangspunten van toepassing: 1. Aanvang per 1 januari 2010. 2. Verhoging pensioenleeftijd naar 65 vanaf 1 januari 2010. 3. Bijdrage van deelnemers in het kapitaaldekkingsstelsel gedeeltelijk ten behoeve van het 3 eigen spaarkapitaal volgens leeftijdsklasse en een ‘solidariteitsfonds . 4. Iedere deelnemer, tot en met de leeftijd van 48 jaar, gaat in 2010 onmiddellijk over naar het kapitaaldekkingsstelsel. 5. Deelnemers vanaf 49 jaar blijven in het omslagstelsel volgens een sterfhuisconstructie en blijven premie afdragen op basis van 14% premie tot de eindleeftijd van 64 jaar4. 6. AOV verplichtingen voor de groep vanaf 49 jaar loopt ten einde in het jaar 2049. 7. Indexering pensioenuitkeringen met 2% over de jaren 2008 en 2009. Gestreefd wordt om de AOV uitkeringen zoveel mogelijk te blijven indexeren met 2% totdat het oude systeem is afgebouwd; e.e.a. afhankelijk van het behaalde financieel resultaat. 8. Invulling van 4000 nieuwe jobs5, gelijkmatig verspreid tot en met 2009. 8.2 De gevolgde methodiek 1. De commissie heeft een eigen rekenmodel ontwikkeld waarmee de diverse scenario’s doorgerekend zijn. De resultaten, conclusies en aanbevelingen die uit deze scenario’s zijn voortgevloeid, zijn in de commissie besproken waarna deze in dit rapport zijn vastgelegd. 2. Vervolgens heeft de commissie een groep van onafhankelijke deskundigen uitgenodigd bestaande uit een aantal actuarissen, economen en econometristen om samen met de commissie de bevindingen en het advies te besprekingen. 3. Het resultaat wat in dit rapport is vastgelegd, is mede gebaseerd op deze besprekingen. 4. De commissie zal de resultaten presenteren aan diverse doelgroepen en is verder bereid nader in overleg te treden met de Overheid en eventueel Sociale Partners die uiteindelijk een finaal besluit moeten nemen over de eventuele implementatie. Het behoeft geen verder betoog dat een slagvaardig besluitvormingsproces noodzakelijk is. In wat hierna volgt zal het advies van de commissie nader worden toegelicht. 3 de de de Klasse 15 t/m 34 jaar: 6/14 deel; klasse 35 t/m 44 jaar: 5/14 deel; klasse 45 t/m 64 jaar: 0/14 deel. Cfr ‘prognosemodel’ (zie appendix III). 5 Projecten toeristische sector (zie hfd. 5). 4 - Pagina 28 - 8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel 8.3 Advies van de Commissie De conclusie uit de onderzochte scenario’s in het omslagstelsel is dat het huidig AOV pensioen omslagstelsel beperkt houdbaar is en verder op termijn geen uitzicht biedt op een beter pensioen voor de deelnemers. 8.3.1 Het Omslagstelsel Het omslagstelsel is te gevoelig voor demografische ontwikkelingen. Vooral op Curaçao is het duidelijk dat de vergrijzing en de toename van de levensverwachting verregaande consequenties zal hebben voor het premiedraagvlak. Daarnaast staat de huidige AOV uitkering niet in verhouding met noch de premie-inleg en noch de hoogte van het salaris waarover premie wordt berekend. De prijs / prestatie verhouding staat op 6 gespannen voet . Bovendien, stimuleert het omslagstelsel zelfredzaamheid van het individu die aan het systeem deelneemt niet. In het gunstigste scenario zal het cumulatieve tekort oplopen tot 11,1 miljard7 ANG. Verdere verhogingen van de premievoet en/of loongrens zullen de grote tekorten niet kunnen afdekken en kunnen niet rekenen op maatschappelijk draagvlak. Deze verhogingen zullen bovendien de concurrentie positie van het eiland verslechteren. 8.3.2 Het Kapitaaldekkingssysteem Van de onderzochte scenario’s volgens het kapitaaldekkingssysteem blijkt dat het meest haalbare scenario, waar ook rekening wordt gehouden met de affinanciering van de AOV verplichtingen, het 30-jaar dotatie scenario is. In een periode van 40 jaar kan het AOV omslagsysteem worden afgebouwd en kunnen de bestaande 8 AOV verplichtingen, die reeds nu een landsverantwoordelijkheid zijn, in 30 jaar worden afgefinancierd. Het meest haalbare scenario, het 30-jarige dotatie scenario, ter affinanciering van de AOV verplichtingen vraagt om 30 jaarlijkse dotaties uit de algemene middelen van circa 76,5 miljoen ANG beginnende in 2010. 8.3.3 Het Soladariteitsfonds Naast het nieuwe pensioensysteem zal een solidariteitsfonds in het leven moeten worden geroepen teneinde ten minste een basisvoorziening te creëren voor de on- en minvermogenden die niet door eigen toedoen een minimum pensioen kunnen opbouwen. Dit fonds zal geleidelijk aan moeten worden opgebouwd uit solidariteitsbijdrages van de overheid respectievelijk de sociale partners. Het streven moet zijn om deze groep zoveel mogelijk tot een minimum te beperken door het voeren van een gericht beleid op: 1. Duurzame economische groei; 2. Vergroting van de bevolking (draagvlakvergroting) en; 3. Het creëren van volledige werkgelegenheid. De Commissie vindt voorts dat het solidariteitsaspect losgekoppeld moet worden van het verplicht gekapitaliseerd pensioensysteem, dat immers beoogd dat de deelnemer naar draagkracht en over diens werkzaam leven zelf verantwoordelijkheid neemt voor de opbouw van een eigen pensioen na zijn/haar actieve periode. 6 Zie ook Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering. Zie hfd. 6, sectie 6.6 (pag. 23). 8 De Landsregering staat immers wettelijk garant voor het dekken van alle tekorten van het AOV pensioensysteem. 7 - Pagina 29 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 8.4 Kapitaaldekkingsstelsel: 30-jaarlijkse Dotaties In dit scenario wordt op basis van kapitaaldekking de affinanciering van het AOV stelsel uitgerekend uitgaande van de volgende uitgangspunten: • • • • Dertig jaarlijkse dotaties vanaf 2010 tot en met 2039; Een rendement van 6,5% per jaar; 2% indexering tot 2010. Er hoeft tussentijds niet geleend te worden. 8.4.1 Resultaten De resultaten van de berekeningen van het scenario zijn: • • Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 76,5 miljoen om het systeem van omschakeling naar kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren; Eind 2049 is er een overschot van ruim ANG. 2 miljard. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario: 30-jaarlijkse Dotaties Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jr) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN – LASTEN 30 Jaarlijkse Dotaties Overheid Rendement Saldo Dotaties Rendement Schommelfonds Jaarlijks Saldo Cummulatief Saldo 2010 92,798 70,137 186,908 (23,973) 2020 37,782 71,521 252,124 (142,821) 2030 2040 2049 0 68,409 186,908 (118,499) 0 66,703 50,250 16,453 0 64,565 5,998 58,566 76,500 0 24,545 77,072 77,072 76,500 28,514 24,545 (13,262) 425,409 76,500 1,409 24,545 (16,045) 5,630 0 41,910 24,545 82,909 727,684 0 121,649 24,545 204,760 2,076,285 Bron: Tabel op pagina 62. 8.4.2 Conclusie Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5% gemiddeld per jaar, dan ontstaat er een extra overschot die aangewend kan worden om de dotaties van de Overheid danwel de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers te verminderen. Vanaf het jaar 2039 houdt het systeem zichzelf in stand. - Pagina 30 - 8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel 8.5 Conclusies uit de scenario analyses 1. Uit de analyse van de voorstellen van de Staten blijkt dat de voorgestelde wijzigingen slechts een korte termijn effect hebben en derhalve niet duurzaam zijn. 2. Uit de scenario analyses blijkt dat het voortzetten van het huidige AOV stelsel op lange termijn onhoudbaar is en dat een structurele wijziging van het pensioenstelsel noodzakelijk is. 3. Een verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar is onvermijdelijk gezien de trends in de vergrijzing en overige bevolkingsstatistieken. 4. Het AOV systeem zal als gevolg hiervan in een sterfhuisconstructie worden afgebouwd over een periode van 40 jaar vanaf 2010. 5. Bij de invoering van dit nieuwe systeem kunnen alle werknemers tot en met 48 jaar direct overgaan in het nieuwe gekapitaliseerde systeem waarbij hen minimaal een kapitaalgedekte uitkering van ANG.674, - op 65 jarige leeftijd gegarandeerd kan worden. 6. De scenario’s waarbij een lening ter affinanciering van de AOV verplichtingen tegen 4 of 6% wordt aangegaan zijn moeilijk uitvoerbaar omdat het land Curaçao in de nieuwe situatie beperkt is in haar leningsvrijheid. 7. De meest plausibele oplossing zit vervat in de scenario’s waarbij jaarlijkse eenmalige dotaties worden gedaan. Omdat de dotatie in het 10 en 20 jarige scenario zwaar zal drukken op de begroting wordt deze niet aanbevolen. Voorkeur wordt gegeven aan het scenario met 30jarige dotaties. 8. Een solidariteitsfonds voor on- en minvermogenden moet worden opgericht dat losgekoppeld is van het gekapitaliseerd pensioensysteem. Dit fonds, gespekt uit de gestorte bijdragen van de overheid, werkgevers en werknemers volgens een leeftijd afhankelijke staffel, dient om de sociale groep van min- en onvermogenden die niet in hun onderhoud kunnen voorzien, een minimum uitkering te garanderen 9. Verbreding van de economische basis (uitbreiding van de fiscale heffingsbasis door de uitbreiding van het aantal actieve banen), en draagvlakvergroting door het voeren van een actieve bevolkingspolitiek werken positief door in de scenario’s en ondersteunen duurzame en structurele economische groei. 10. Indien op enig moment surplussen worden gegenereerd, rekeninghoudend met het reserveringsbeleid dat gevoerd moet worden om marktschommelingen te kunnen opvangen, zal een bestemming hieraan gegeven worden die in overeenstemming is met het doel waarvoor het nieuwe systeem is gecreëerd. Vrijstelling van een of meerdere jaarlijkse dotaties en/of indexatie van de pensioenen behoren dan tot de mogelijkheden. 11. Het advies aan onze politieke leiders is om die maatregelen te nemen die de duurzaamheid en continuïteit van het pensioensysteem veilig kan stellen. - Pagina 31 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 9. Solidariteit In het vorige hoofdstuk heeft de Commissie onder meer aanbevolen om een nieuw sociaal fonds op te richten dat losstaat van het gekapitaliseerd pensioensysteem. In dit fonds dienen overheid, werknemers en werkgevers volgens een leeftijd afhankelijke staffel bij te dragen zodat on- en minvermogenden die niet in hun eigen vermogen kunnen voorzien, toch enig uitzicht hebben op een minimum inkomen. Verbreding van de economische basis (uitbreiding van het aantal banen), stimulering van economische groei en draagvlakvergroting, door het voeren van een actieve bevolkingspolitiek, dienen speerpunten van het Overheidsbeleid te zijn. Door een dergelijk beleid te voeren wordt draagvlak vergroting mogelijk en wordt werkgelegenheid gestimuleerd waardoor meer werknemers aan de slag kunnen en zelf in hun pensioenvoorziening kunnen voorzien. Desondanks zal er een groep on- en minvermogenden overblijven waarvoor de gemeenschap in min of meerdere mate zorg zal moeten dragen vanuit het solidariteitsprincipe. Hoe stellen wij ons dat voor? 1. In het rekenmodel is rekening gehouden met de groep 49 jarigen t/m 64 jarigen die in ieder geval als minimumpensioen de huidige AOV uitkering moeten genieten; 2. Alle werknemers tot de leeftijd van 49 jaar gaan direct over in het gekapitaliseerd pensioensysteem; 3. De premie die zij in het gekapitaliseerd systeem zullen inleggen is leeftijdsafhankelijk (een leeftijdsafhankelijke staffel). Hierbij is gekeken naar een adequate verdeling tussen enerzijds premiebijdragen voor het eigen gekapitaliseerd pensioen en anderzijds solidariteitsbijdragen ten behoeve van het sociaal fonds. Hoe jonger de deelnemer hoe meer premie naar het sociaal fonds wordt bijgedragen. Naarmate de deelnemer ouder wordt, neemt het deel dat gestort wordt in de eigen pensioenspaarpot toe. Dus er zijn twee premiestromen: van de 14% totale bijdrage gaat een deel naar de eigen pensioenrekening en een deel naar het solidariteitsfonds afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. 4. In 2049 is het omslagpunt bereikt waarbij de verplichtingen uit de oude omslag (AOV) systeem afgefinancierd zijn. In dit jaar zal tevens sprake zijn van een surplus van circa 2 miljard gulden; 5. Het idee is om dit surplus beschikbaar te stellen in het solidariteitsfonds en dat dit verder wordt gevoed door bijdragen uit drie financieringsbronnen: • • • De algemene middelen; Premiebijdragen van de werknemers; Premiebijdragen van de werkgevers. 6. Deze premiestromen samen met de rente opbrengsten uit het sociaalfonds moeten minimaal voldoende zijn om de uitkeringen aan de on- en minvermogenden te kunnen financieren; 7. Het idee hierachter is wel dat deze groep zo klein mogelijk is. Indien economische groei en verbreding van de economische basis in werkelijkheid haar weerslag krijgen, dan zal deze restgroep die eventueel buiten het kapitaalgedekt pensioensysteem valt zo klein mogelijk zijn. Thans wordt deze restgroep geschat op ongeveer 7000 mensen, waarvan circa 1600 als werkzoekenden geregistreerd zijn; - Pagina 32 - 10. Pensioenuitvoerders en Toezicht Waarom is er een noodzaak voor regulering? Regulering dient ter correctie van fouten in het marktmechanisme, zodat verliezen in efficiëntie (prijs en kwaliteit) en in de financiële dienstverlening geminimaliseerd kunnen worden. Daarnaast dient regulering de kwaliteit van de financiële dienstverlening te waarborgen. Regulering mag echter niet overmatig worden. De voornaamste taak van een toezichthouder is om de nakoming van de wettelijke bepalingen te toetsen in geval er pensioentoezeggingen worden gedaan, door welke provider dan ook. Ook in de situatie waarbij de deelnemers of diens nabestaanden geen pensioen meer (dreigen te) krijgen vanwege hun pensioenuitvoerder. Daarnaast kan via toetsing aan wetgeving controles uitgeoefend worden op de wijze waarop pensioenuitvoerders hun taak uitvoeren (waarborgfunctie). Immers, pensioen is een zaak van de lange termijn (40 jaar of meer). De waarborging van de continuïteit van de pensioenuitkeringen aan huidige en toekomstige gepensioneerden en deelnemers en hun nagelaten betrekkingen is primair een taak van de pensioenuitvoerder en de werkgevers. Ook deelnemers dragen hierin verantwoordelijkheid. Daarnaast is er een toezichthouder. De wetgever heeft echter tot taak om kaders te scheppen waarbinnen pensioenuitvoerders kunnen opereren gericht op het voorkomen van concurrentievervalsing en voorts om de continuïteit en solvabiliteit te kunnen garanderen. Bij de uitoefening van haar taak zal de toezichthouder steeds een cost/benefit analyse moeten doen en daar waar nodig, gelet op de geringe schaalgrootte van de Curaçaose markt, centralisatie van de uit te voeren toezichtstaken na te streven zodat maximale cost / benefits gehaald kunnen worden. Pensioenuitvoerders in een kapitaalgedekt pensioenstelsel kunnen de volgende entiteiten zijn: • • • • Een ondernemings-, een bedrijfstakpensioenfonds of een beroepspensioenfonds; Een API (algemene pensioeninstelling), een nieuwe modaliteit (multi onderneming) die nog in ontwikkeling is en die grensoverschrijdend kan opereren; Een levensverzekeringsmaatschappij met een LTV 1990 vergunning; Wellicht zijn er andere juridische vormen (onderlinge waarborgmaatschappij) of combinaties denkbaar. Een levensverzekeringsmaatschappij met een LTV 1990 vergunning kan zowel collectieve als individuele pensioenen verzekeren in de zogenaamde tweede en derde pijler. Een pensioenfonds of de de API echter mag alleen collectieve pensioenregelingen 2 en 3 pijler verzekeren. De Commissie is van oordeel dat een kapitaalgedekt pensioenstelsel in principe beter tot zijn recht komt in een vrije markt die goed en efficiënt gestructureerd is én onder een streng doch effectief toezichtregime staat. Gelet op de grootte van de lokale markt denkt de Commissie dat het toezichtregime minimaal aan de hiernavolgende voorwaarden moet voldoen: 1. Het toezichtregime moet wettelijk verankerd zijn en dient niet alleen te voldoen aan hoge internationale standaarden maar tevens effectief te zijn. Onnodige regelgeving dient derhalve voorkomen te worden. Dit betekent dat voldoende ruimte moet worden overgelaten aan het vrije marktmechanisme (autoregulatie); 2. Het toezichtregime dient onafhankelijk te zijn van de pensioenuitvoerders; 3. Het beleggingsbeleid van de pensioenuitvoerders moet gestoeld zijn op het principe van soliditeit, waarbij eisen worden gesteld aan het minimale niveau van de dekkingsgraad die steeds aangehouden moet worden; - Pagina 33 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 4. Het toezichtsregime zal gelet op de beperkte mogelijkheden in de lokale investeringsmarkt voldoende ruimte moeten toelaten (“investment rule”) zodat een op de risico’s afgestemde en acceptabele risico/rendementsverhouding en een optimale diversificatie van de beleggingen mogelijk is; 5. In een kleine en beperkte markt als Curaçao zal het aantal pensioenuitvoerders niet onbeperkt kunnen zijn. Dit ter waarborging van de kwaliteit en continuïteit en om uitvoeringskosten te kunnen beperken. Daarentegen dient de deelnemer wel voldoende keuzemogelijkheid te hebben. Op basis van objectieve criteria dient dan te worden vastgesteld wat het maximaal aantal providers rekeninghoudend met de schaalgrootte voor Curaçao kan zijn; 6. De pensioenuitvoerders mogen alleen opereren indien zij een juridische toelaatbare entiteit zijn, een geldige licentie hebben en aan strenge solvabiliteits- en kwaliteitseisen voldoen; 7. De pensioenuitvoerders dienen naast pensioenopbouw en/of spaarkapitaal tevens zorg te dragen dat alle verzekeringsrisico’s (overlijden en arbeidsongeschiktheid) van de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen die bij hen zijn ingeschreven afdoende en verplicht afgedekt zijn; 8. De interne capaciteit (systemen en personeel) voor het beheren van deze pensioengelden dient adequaat en op kwalitatief hoog niveau te zijn ingericht; 9. De structuur van deze pensioenuitvoerders dient ingericht te zijn op basis van moderne opvattingen en internationale standaarden over governance; 10. Pensioenuitvoerders dienen tegenover alle stakeholders te voldoen aan diverse wettelijke periodieke rapportageverplichtingen; 11. Kwartaal- en jaarcijfers dienen zoveel mogelijk gestandaardiseerd te worden zodat onderlinge vergelijkbaarheid mogelijk wordt; 12. Communicatie dient frequent te geschieden en aan strenge eisen te voldoen ten aanzien van transparantie, tijdigheid en volledigheid naar de diverse stakeholders; 13. Individuele waardeoverdracht dient wettelijk verankerd te zijn. - Pagina 34 - Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels Ongewijzigd beleid en overige scenario analyses op basis van het omslagstelsel: In het streven naar het bieden van een maatschappelijk verantwoorde oudedagsvoorziening voor de pensioengerechtigden werd de maandelijkse uitkering van maximaal ANG. 554 per maand door de Staten als ontoereikend beschouwd. Een vergoeding van deze omvang is onvoldoende om het hoofd te kunnen bieden aan de maandelijks terugkerende vaste lasten. Het omslagstelsel, gevoed vanuit het solidariteitsprincipe, waarbij de werkenden maandelijkse bijdragen leveren ten gunste van de pensioengerechtigden, moest derhalve op deelaspecten worden herzien vanuit de argumentatie dat de maandelijkse uitkering verhoogd moest worden. Uiteindelijk heeft de Staten een nieuwe Landsverordening A.O.V. / A.W.W. goedgekeurd die op 1 januari 2007 van kracht werd en waarin de verhoging van de A.O.V. uitkering werd doorgevoerd, zonder echter in voldoende mate stil te staan bij de problematiek van de financierbaarheid en duurzaamheid van het omslagstelsel. Uit onze berekeningen en analyses is gebleken dat het verhogen van de pensioenuitkeringen verstrekkende gevolgen heeft en het omslagstelsel onder de huidige bepalingen de facto onhoudbaar is. Dit wordt aangetoond aan de hand van scenario’s die berusten op het traditionele omslagstelsel. Anderzijds, zijn in het streven naar een duurzame en structurele oplossing van de pensioenproblematiek, vanuit scenario’s die berusten op het kapitaaldekkingsstelsel ook berekeningen gemaakt. Alvorens deze scenario’s één voor één nader toe te lichten, nog een volgend belangrijk aandachtspunt aangaande het schommelfonds / wettelijke reserve bij de Sociale Verzekeringsbank. In het kader van de Staatkundige Vernieuwingen is de vraag gesteld in hoeverre het Schommelfonds – grotendeels belegd in Staatsobligaties en/of lening – van de S.V.B. als een ‘interne’ dan wel als ‘externe’ schuld gezien moet worden. In het geval het een interne schuld van de overheid betreft, dan heeft dit als onmiddellijk gevolg dat op de aanspraken ervan geen beroep meer gedaan kan worden. In ons model is uitsluitend rekening gehouden met de interest opbrengst. In het hiernavolgende zal er voor alle scenario’s, zowel vanuit het omslagstelsel als het kapitaaldekkingsstelsel, een onderscheid gemaakt worden aangaande dit schommelfonds, voor wat betreft de interest lasten alleen. - Pagina 35 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Scenario 1 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. December 2006 In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn: • • • • Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5% Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0% Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438) Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2% Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 1 zijn: • • • De premie- en loongrensverhoging zijn onvoldoende om het huidige omslagstelsel op korte termijn in stand te houden; Vanaf 2009 zien wij echter opnieuw tekorten die daarna stelselmatig oplopen waardoor het systeem onhoudbaar wordt; Tot en met 2012 kan het systeem dankzij de opbrengsten uit het schommelfonds de jaarlijkse tekorten nog financieren. Is het schommelfonds intern dan kan het systeem zich niet in stand houden. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 1: Landsverordening Staten 2006 2006 2008 Bedragen x Naf. 1.000 Premie AOV/AWW 168,790 253,898 Uitkering AOV/AWW 194,189 250,075 SALDO BATEN – LASTEN (25,400) 3,824 Interest Schommelfonds Cumulatief Saldo 24,545 (855) 24,545 9,706 2009 257,414 261,737 2010 259,958 275,473 2011 261,189 290,120 2013 262,772 320,137 (4,323) (15,515) (28,930) (57,365) 24,545 29,928 24,545 38,957 24,545 34,572 24,545 (16,023) Conclusie De beslissing van de Staten om de maandelijkse pensioenuitkeringen te verhogen met ANG. 100 - en dit te financieren vanuit een premie- en loongrensverhoging, is slechts uitstel van executie. Vanaf 2011 zullen de tekorten in snel tempo toenemen. Uiteindelijk zal de pensioengerechtigde in 2013 niet langer op een uitkering kunnen rekenen. De netto contante waarde (NCW) van de AOV verplichtingen gerekend tegen 7% is ANG. 3,4 miljard, om de toekomstige tekorten te kunnen dekken! De geprojecteerde tekorten zijn van een zodanige omvang dat deze niet met premiestijgingen of loongrensverhogingen kunnen worden opgevangen. - Pagina 36 - Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels Scenario 2 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006, en verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 in 2010. In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn: • • • • • Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5% Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0% Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438) Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2% Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2010 Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 2 zijn: • • • • Verhoging pensioenleeftijd is een eerste stap in de goede richting; Gezien het feit dat het zwaartepunt van de 60 plussers bij de leeftijdsgroep 60 t/m 64 jaar ligt, neemt de druk op de uitgaven af; Tegelijkertijd nemen de premie inkomsten toe ten gevolge van bijdragen vanuit leeftijdsklasse 60 t/m 64; Op de langere termijn overheersen de uitgaven. Vanaf 2019 zien wij opnieuw oplopende tekorten die in omvang sterk zullen toenemen. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 2: Landsverordening Staten 2006, Pensioenleeftijd 65 vanaf 2010 2006 2010 2019 2028 2029 Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW 168,790 282,207 288,332 279,033 277,151 Uitkering AOV/AWW 194,189 190,646 298,711 465,130 487,545 SALDO BATEN – LASTEN (25,400) 91,561 (10,379) (186,096) (210,394) (234,786) Interest Schommelfonds Cumulatieve Saldo’s 24,545 (348,041) 24,545 (855) 24,545 146,034 24,545 730,238 24,545 48,049 24,545 (137,800) 2030 275,255 510,042 Conclusie We constateren een positieve ontwikkeling in het inkomsten- versus uitgavenpatroon ten gevolge van de verhoging van de pensioenleeftijd, echter zonder structurele aanpassingen zullen de tekorten zich wederom manifesteren vanaf het jaar 2019 en daarna stelselmatig verder oplopen. Het verhogen van de pensioenleeftijd is een eerste doch niet toereikende stap op weg naar een structurele oplossing. Zo zullen de mensen die nu 44 jaar of jonger zijn over 21 jaar niet meer op een AOV uitkering hoeven te rekenen bij ongewijzigd beleid. - Pagina 37 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Scenario 3 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W., December 2006, Koppeling AOV uitkering aan het minimumloon en verhoging van de pensioenleeftijd naar 65. In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn: • • • • • • Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5% Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0% Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438) Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2% Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2010 Koppeling AOV uitkering aan minimumloon. Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 3 zijn: • • • Al meteen zien wij tekorten in 2008 die te wijten zijn aan de koppeling van de AOV uitkering aan het minimumloon à rato van 70%; In 2010 tot en met 2012 is er een positief saldo ‘inkomsten – uitgaven’ ten gevolge van de verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar; Daarna lopen de jaarlijkse tekorten weer op. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 3: Landsverordening Staten 2006, koppeling AOV aan minimumloon en pensioenleeftijd 65 2006 2010 2020 2030 2040 2049 Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW 168,790 282,207 287,776 275,255 268,391 259,785 Uitkering AOV/AWW 194,189 249,560 410,358 667,655 1,089,483 1,689,602 SALDO BATEN – LASTEN (25,400) 32,647 (122,582) (392,400) (821,092) (1,429,816) Interest schommelfonds Jaarlijkse saldo Cumulatieve saldo 24,545 (855) (855) 24,545 57,192 (71,041) 24,545 (98,037) (271,704) 24,545 (367,855) (2,630,270) 24,545 (796,547) (8,495,177) 24,545 (1,405,271) (18,517,031) Conclusie De koppeling van de AOV uitkering aan het minimumloon heeft als consequentie dat het omslagstelsel, ondanks de verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar, ontoereikend is om de verplichtingen ten aanzien van de pensioengerechtigden te garanderen. - Pagina 38 - Appendix I: Scenario's Pensioenstelsels De Landsverordering Staten 2006 Scenario’s: enkele varianten Op de door de Staten gemaakte scenario’s heeft de Commissie additionele varianten berekend. Deze varianten hadden allemaal betrekking op de volgende additionele assumpties op de Staten scenario’s: • • • Doorrekenen van het effect van onvoorwaardelijke indexatie met 2% Extra banen 1% Verbreding econimische basis De algemene conclusie uit deze additionele scenario’s is dat het systeem op termijn niet structureel verbetert en dus niet financierbaar blijkt. Voor details zie de tabellen (pag. 53). 1. 2. 3. 1.1 1.2 2.1 2.2 2.3 2.4 3.1 3.2 Omschrijving Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. December 2006 Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006; verhoging pensioenleeftijd naar 65 in 2010. Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W., December 2006, Koppeling AOV uitkering aan het minimumloon en verhoging van de pensioenleeftijd naar 65; 2% jaarlijkse indexering Cumulatief Tekort t/m 2049 NAf. 20,5 miljard NCW @ 7% NAf. 3,4 miljard NAf. 11,1 miljard NAf. 1,0 miljard NAf. 18,5 miljard NAf. 2,6 miljard Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. December 2006; Extra Banen Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. December 2006; Extra Banen en 1% Verbreding Econimische Basis Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006; verhoging pensioenleeftijd naar 65 in 2010; Extra Banen Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006; verhoging pensioenleeftijd naar 65 in 2010; Extra Banen en 1% Verbreding Econimische Basis Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006; geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in 2020. Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006; geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in 2020; Extra Banen en 1% Verbreding Econimische Basis Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W., December 2006, Koppeling AOV uitkering aan het minimumloon en geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in 2020. Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W., December 2006, Koppeling AOV uitkering aan het minimumloon en geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in 2020; Extra Banen en 1% Verbreding Econimische Basis NAf. 19,8 miljard NAf. 3,1 miljard NAf. 17,7 miljard NAf. 2,7 miljard NAf. 10,4 miljard NAf. 0,8 miljard NAf. 8,3 miljard NAf. 0,3 miljard NAf. 11,9 miljard NAf. 1,5 miljard NAf. 17,7 miljard NAf. 2,7 miljard NAf. 19,4 miljard NAf. 3,3 miljard NAf. 16,5 miljard NAf. 2,6 miljard - Pagina 39 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Conclusies scenario analyses omslagstelsel 1. Het vanouds ontwikkelde omslagstelsel, dat vanuit de solidariteitsgedachte de pensioengerechtigden voorziet in een gegarandeerde maandelijkse minimale uitkering, staat op de helling. 2. Op de vraag in hoeverre een verhoging van de pensioenleeftijd, boven op de door de Staten doorgevoerde premie- en loongrensverhoging, een voldoende maatregel is om de aangenomen verhoging van de AOV uitkeringen duurzaam te financieren, concludeert de Commissie als volgt: “ondanks de noodzakelijke verhoging van de pensioenleeftijd is het huidige omslagstelsel niet langer opgewassen tegen de toenemende kosten eigen aan de vergrijzingproblematiek. Enerzijds kunnen er vanuit de gewone middelen geen uitkeringen meer gegarandeerd worden, en anderzijds zal de gemeenschap voor de hoog oplopende jaarlijkse tekorten op termijn de rekening gepresenteerd krijgen”. De tekorten zullen van een zodanige omvang zijn dat het systeem niet langer duurzaam en houdbaar is. 3. Een structurele en duurzame oplossing zal derhalve gezocht moeten worden buiten het kader van het omslagstelsel. 4. Verder blijkt dat informatie over het interestpercentage over het schommelfonds helaas niet kon worden verkregen. 5. Ook bestaat onvoldoende duidelijkheid bij de Commissie met betrekking tot de wettelijke grondslag van de wettelijke reserve. Blijkbaar is deze berekend naar analogie van het ZV fonds maar heeft voor zover bekend nog geen formele wettelijke basis. Tenslotte is ook niet bekend of op de wettelijke reserves een rendement wordt behaald en tegen welk percentage. Deze reserve werd derhalve buiten beschouwing gelaten bij de calculaties. - Pagina 40 - Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels Scenario 4 - Kapitaaldekkingsstelsel: Lening tegen 4% ter affinanciering AOV verplichtingen In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen uitgerekend uitgaande van: • Een annuitaire lening van 4% over 40 jaar ter dekking van de contante waarde van alle AOV aanspraken van deelnemers vanaf 49 jaar (groep 49 – 64 jaar en 65-plussers) Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 4 zijn: • • • De omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel vereist een lening ten bedrage van ongeveer ANG. 3,6 miljard; De annuitaire last bedraagt ANG. 182,445 miljoen; Een gemiddeld rendement van 5,95% is vereist om de verplichtingen ten gevolge van de omschakeling naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig te kunnen aflossen. In onderstaande tabel en grafieken wordt een overzicht van de scenario resultaten gegeven: Scenario 4: Lening tegen 4% Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (1544 jr) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN – LASTEN 2006 168,790 2010 92,798 2020 37,782 0 194,189 (25,400) 70,137 186,908 (23,973) Lening Jaarlijkse Annuïteit Rendement Saldo Lening Rendement Schommelfonds Cash Flow 0 0 0 0 (25,400) Saldo Lening 2030 2040 2049 0 0 0 71,521 252,124 (142,821) 68,409 186,908 (118,499) 66,703 50,250 16,453 64,565 5,998 58,566 3,611,100 (182,445) 0 24,545 3,429,226 0 (182,445) 218,705 24,545 (82,016) 0 (182,445) 130,226 24,545 (146,173) 0 (182,445) 55,633 24,545 (85,814) 0 (182,445) 6,116 24,545 (93,219) 3,429,226 3,251,722 1,838,866 762,207 9 Conclusies: 1. Met een lening van Naf. 3,6 miljard wordt de omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig gefinancierd, waarbij een gemiddeld rendement is vereist van 5,95%. 2. Indien het gemiddelde rendement boven het vereiste rendement van 5,95% ligt, kan het overrendement (surplus) worden aangewend voor: (1) vervroegde aflossing; (2) voorwaardelijke indexatie: (3) combinatie van beide. - Pagina 41 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Scenario 5 - Kapitaaldekkingsstelsel: Lening tegen 6% ter affinanciering AOV verplichtingen In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen uitgerekend uitgaande van: • Een annuitaire lening van 6% over 40 jaar ter dekking van de contante waarde van alle AOV aanspraken van deelnemers vanaf 49 jaar (groep 49 – 64 jaar en 65-plussers) Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 5 zijn: • • • De omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel vereist een lening ten bedrage van ongeveer Naf. 3,6 miljard; De annuitaire last bedraagt Naf. 239,999 miljoen per jaar; Een gemiddeld rendement van 7,66% is vereist om de verplichtingen ten gevolge van de omschakeling naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig te kunnen aflossen. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 5: Lening tegen 6% Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (1544 jr) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN – LASTEN 2010 92,798 2020 37,782 70,137 186,908 (23,973) Lening Jaarlijkse Annuïteit Rendement Saldo Lening Rendement Schommelfonds Jaarlijks Saldo Saldo Lening 2030 2040 2049 0 0 0 71,521 252,124 (142,821) 68,409 186,908 (118,499) 66,703 50,250 16,453 64,565 5,998 58,566 3,611,100 (239,999) 0 24,545 3,371,672 (239,999) 299,137 24,545 (59,138) (239,999) 198,609 24,545 (135,344) (239,999) 100,033 24,545 (98,968) (239,999) 12,576 24,545 (144,312) 3,371,672 3,373,482 2,143,714 1,048,924 9 Conclusie Met een lening van Naf. 3,6 miljard wordt de omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig gefinancierd, waarbij een gemiddeld rendement is vereist van 7,66%. Door het hogere percentage waartegen geleend wordt, neemt de annuitaire aflossing toe en komt het vereiste rendement hoger te liggen. - Pagina 42 - Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels Scenario 6 - Kapitaaldekkingsstelsel: Eénmalige Dotatie Overheid In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen uitgerekend uitgaande van: • • • • Er is een eenmalige dotatie in het jaar 2010; Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%; 2% indexering tot 2010; Er hoeft tussentijds niet geleend te worden. Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 6 zijn: • • Er is een dotatie vereist van ANG. 972 miljoen om het systeem van omschakeling naar kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren; Eind 2049 is er een overschot van NAf. 1 miljard. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 6: Eénmalige Dotatie Overheid 2010 Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 92,798 Premie Proportioneel Deel (1544 jr) 70,137 Uitkering AOV/AWW 186,908 SALDO BATEN – LASTEN (23,973) Eénmalige Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijks Saldo Cumulatief saldo 972,000 0 24,545 972,572 972,572 2020 37,782 2030 2040 2049 0 0 0 71,521 252,124 (142,821) 68,409 186,908 (118,499) 66,703 50,250 16,453 64,565 5,998 58,566 0 72,772 24,545 (45,504) 1,074,063 0 17,387 24,545 (76,567) 190,918 0 4,802 24,545 45,800 119,657 0 56,242 24,545 139,353 1,004,620 Conclusie Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot per eind 2049 Naf 1,5 miljard, ofwel een toename van bijna Naf. 1 miljard. - Pagina 43 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Scenario 7 - Kapitaaldekkingsstelsel: 10-Jaarlijkse Dotaties Overheid In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen uitgerekend uitgaande van: • • • • Tien dotaties vanaf 2010 tot en met 2019; Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%; 2% indexering tot 2010; Er hoeft tussentijds niet geleend te worden. Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 7 zijn: • • Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 127 miljoen om het systeem van omschakeling naar een kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren; Eind 2049 is er een overschot van ANG. 1.008 miljoen. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 7: 10-jaarlijkse Dotaties Overheid 2010 Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 92,798 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 70,137 Uitkering AOV/AWW 186,908 SALDO BATEN - LASTEN (23,973) 10-jaarlijkse Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijks Saldo Cumulatief Saldo 127,000 0 24,545 127,572 127,572 2020 37,782 2030 2040 2049 0 0 0 71,521 252,124 (142,821) 68,409 186,908 (118,499) 66,703 50,250 16,453 64,565 5,998 58,566 0 72,809 24,545 (45,467) 1,074,673 0 17,456 24,545 (76,497) 192,064 0 4,933 24,545 45,931 121,823 0 56,474 24,545 139,585 1,008,412 Conclusie Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot per eind 2049 ANG.1,355 miljard, ofwel een toename met ongeveer NAf. 700 miljoen. - Pagina 44 - Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels Scenario 8 - Kapitaaldekkingsstelsel: 20-Jaarlijkse Dotaties Overheid In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen uitgerekend uitgaande van: • • • • Twintig dotaties vanaf 2010 tot en met 2029; Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%; 2% indexering tot 2010; Er hoeft tussentijds niet geleend te worden. Resultaten De resultaten van de berekeningen van scenario 8 zijn: • • Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 83 miljoen om het systeem van omschakeling naar het kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren; Eind 2049 is er een overschot van ruim ANG. 1 miljard. De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten: Scenario 8: 20-jaarlijkse Dotaties Overheid Bedragen x Naf. 1000 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN – LASTEN 20 Jaarlijkse Dotaties Overheid Rendement Saldo Dotaties Rendement Schommelfonds Jaarlijks Saldo Cumulatief Saldo 2010 92,798 2020 37,782 70,137 186,908 (23,973) 83,000 0 24,545 83,572 83,572 2030 2040 2049 0 0 0 71,521 252,124 (142,821) 68,409 186,908 (118,499) 66,703 50,250 16,453 64,565 5,998 58,566 83,000 34,215 24,545 (1,061) 525,325 0 17,813 24,545 (76,141) 197,898 0 5,601 24,545 46,600 132,774 0 57,652 24,545 140,763 1,027,715 Conclusie Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot per eind 2049 ANG. 1,3 miljard, ofwel een toename van ongeveer ANG. 200 miljoen. - Pagina 45 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering Om aan te tonen dat een gekapitaliseerd pensioen een beter pensioen voor het individu op lange termijn oplevert, zijn hieronder berekeningen gemaakt op basis van een aantal variabelen. Uit onderstaand overzicht blijkt duidelijk dat een gekapitaliseerd pensioen bij een ononderbroken premie-inbreng van 14% over een modaal inkomen van ANG.2.500 per maand zelfs bij een rendement van 4% over de totale duur (40 jaar) circa 3,5 keer meer oplevert dan de huidige AOV uitkering. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dat de verhouding tussen premie-inbreng en pensioen in een gekapitaliseerd pensioensysteem voor de werknemer meer voordelen biedt dan het omslagstelsel. Vergelijking te bereiken gekapitaliseerd pensioen versus AOV uitkering Uitgangspunten Berekeningsdatum Sexe Begin leeftijd in jaren Burgelijke staat Begin salaris Jaarlijkse salarisstijging Salaris op pensioendatum Premie als % van jaarsalaris Pensioen leeftijd Looptijd in jaren Actuariele Grondslagen 01/31/08 Man 25 gehuwd 2,500 2.00% 5,412 14.00% 65 40 GBM/GBV 1995 - 2000 -/- 1 jr Gemiddeld behaald rendement 4.00% 5.00% 6.00% 7.00% 8.00% Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum 424,959 544,383 697,045 895,855 1,157,199 Ouderdomspensioen per maand 2,357 3,019 3,866 4,968 6,417 Fiscaal maximum pensioen 3,788 3,788 3,788 3,788 3,788 Partnerpensioen per maand Wezenpensioen per maand 1,650 330 2,113 423 2,706 541 3,478 696 4,492 898 AOV uitkering per maand 01/01/2008 674 674 674 674 674 Ter vergelijking voegen wij ook berekeningen van dezelfde deelnemer toe met andere aanvangsleeftijden. Aanvangsleeftijd Gemiddeld behaald rendement Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum Ouderdomspensioen per maand Fiscaal maximum pensioen Partnerpensioen per maand Wezenpensioen per maand 30 jaar 4.00% 5.00% 6.00% 7.00% 8.00% 307,849 1,707 3,431 1,195 239 384,322 2,131 3,431 1,492 298 479,391 2,659 3,431 1,861 372 597,458 3,313 3,431 2,319 464 746,078 4,137 3,431 2,896 579 AOV uitkering per maand 01/01/2008 674 674 674 674 674 - Pagina 46 - Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering Aanvangsleeftijd is 35 jaar: Aanvangsleeftijd Gemiddeld behaald rendement Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum 35 jaar 4.00% 5.00% 6.00% 7.00% 8.00% 230,804 277,855 334,925 403,252 485,974 Ouderdomspensioen per maand 1,280 1,541 1,857 2,236 2,695 Fiscaal maximum pensioen Partnerpensioen per maand Wezenpensioen per maand 3,108 896 179 3,108 1,079 216 3,108 1,300 260 3,108 1,565 313 3,108 1,887 377 AOV uitkering per maand 01/01/2008 674 674 674 674 674 40 jaar 4.00% 5.00% 6.00% 7.00% 8.00% 168,480 195,836 228,096 265,539 309,120 Ouderdomspensioen per maand 934 1,086 1,265 1,473 1,714 Fiscaal maximum pensioen Partnerpensioen per maand Wezenpensioen per maand 2,815 ,654 131 2,815 760 152 2,815 885 177 2,815 1,031 206 2,815 1,200 240 AOV uitkering per maand 01/01/2008 674 674 674 674 674 45 jaar 4.00% 5.00% 6.00% 7.00% 8.00% 118,548 133,272 150,060 169,036 190,375 Aanvangsleeftijd is 40 jaar: Aanvangsleeftijd Gemiddeld behaald rendement Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum Aanvangsleeftijd is 45 jaar: Aanvangsleeftijd Gemiddeld behaald rendement Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum Ouderdomspensioen per maand 657 739 832 937 1,056 Fiscaal maximum pensioen Partnerpensioen per maand Wezenpensioen per maand 2,549 460 92 2,549 517 103 2,549 583 117 2,549 656 131 2,549 739 148 AOV uitkering per maand 01/01/2008 674 674 674 674 674 In de berekende scenario’s krijgt de deelnemer afhankelijk van het gemiddeld rendement en bij ononderbroken premiebijdragen over de totale duur een hogere uitkering op pensioendatum dan de huidige AOV uitkering biedt. Daarnaast biedt het ook additionele voordelen waaronder: 1. De risico’s van arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en overlijden zijn tevens gedurende de actieve periode gedekt. 2. Armoede en afhankelijkheid van de werkgever en/of staatsvoorzieningen op latere leeftijd wordt bestreden. 3. Sparen wordt bevorderd als bron van inkomen voor later (niet actieve periode). Daarnaast stimuleert de zelfredzaamheid van het individu. 4. De eigen premie bijdrage is in de actieve periode fiscaal aftrekbaar voor zover de pensioenregeling voldoet aan de fiscale normen. - Pagina 47 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Appendix III: Het Prognose Model Voor bepaling van de overgangsleeftijd van het kapitaaldekkingsstelsel wordt gebruik gemaakt van het door ons ontwikkelde prognosemodel. Het prognosemodel wat gebruikt wordt heeft hetzelfde karakter eigenschappen van een beschikbare premieregeling. Bij een beschikbare premieregeling is er sprake van een premietoezegging. Er wordt jaarlijks een bepaalde premie ingelegd die gebruikt wordt voor het verzekeren van risico’s, betaling van kosten en opbouw van een pensioenkapitaal. Het te bereiken pensioenkapitaal in een beschikbaar premiesysteem is sterk afhankelijk van de volgende factoren: • • • • • resterende looptijd vanaf toetredingsdatum tot de pensioendatum (hoe jonger iemand begint met opbouw hoe groter de kans is op een hoger pensioenkapitaal); de totale premiebijdrage (hoe meer premie hoe meer pensioenkapitaal beschikbaar is om te investeren); de te hanteren kosten opslagen (zoals administratiekosten); het behaald rendement (hoe hoger het rendement hoe meer interest op het pensioenkapitaal wordt bijgeschreven); en de risicopremies die betaald moeten worden voor overlijden (indien sprake is van nabestaanden), arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (hoe lager de premies hoe meer kapitaal beschikbaar is voor investeringen). Aanwending premie In een beschikbaar premiesysteem wordt jaarlijks na aftrek van administratiekosten en de verschillende risicopremies, het saldo van de beschikbare premie (spaarpremie) ten behoeve van investering berekend en wordt hierop jaarlijks rendement bijgeschreven op basis van het behaalde rendement per 31 december. Risico’s Wat de risicodekkingen betreft zullen het nabestaanden-(indien er sprake is van nabestaanden i.v.m. overlijden van de deelnemer), invaliditeitspensioen- en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid volledig worden afgedekt. De premies voor deze risicodekkingen wordt in de beschikbare premieregeling in mindering gebracht op de beschikbare premie. Inkoop pensioen op einddatum Het levenslang uit te keren pensioenen wordt berekend op basis van het volgende: Totaal geaccumuleerd pensioenkapitaal op pensioendatum minus eventuele opslagen (bijvoorbeeld voor excasso en langleven risico) gedeeld door de op dat moment van toepassing zijnde actuariële factor. De factoren worden periodiek berekend op basis van de dan geldende sterftegrondslagen, de sekse van de deelnemer (man of vrouw) en de burgerlijke staat (gehuwd of ongehuwd). Uitgangspunten prognosemodel Bij het prognosemodel zijn wij uitgegaan van de volgende veronderstellingen: • salarisgegevens conform gegevens C.B.S. waarbij de volgende verdeling wordt aangehoudenen: Leeftijd 15 t/m 24 25 t/m 34 35 t/m 44 45 t/m 54 55 t/m 64 Maandsalaris in Naf 1.102 2.190 2.703 2.882 2.933 - Pagina 48 - Appendix III: Het Prognose Model • • • • • • geen jaarlijkse salarisstijgingen; gemiddeld lange termijn rendement van 6%; start berekeningsdatum: 1 januari 2010; toetredingsleeftijd vanaf 15 jaar; pensioenleeftijd is 65 jaar; premiebijdrage volgens onderstaande tabel: Leeftijd 15 t/m 34 35 t/m 44 45 t/m 64 • • • • • Premie 8% 9% 14% alle deelnemers zijn van het mannelijke geslacht, gehuwd, of wonen samen met een 4 jaar jongere partner; administratiekosten van 6,5%; verzekeringstarieven voor arbeidsongeschiktheid en overlijden van de herverzekeraar Alhermij in Nederland; de sterftegrondslagen zijn GBM/GBV 1995-2000 met 1 jaar leeftijd terugstelling; en eenmalige excasso kosten van 2% en een langleven opslag van 3% op het pensioenkapitaal. Eindconclusie prognosemodel Uit het prognose model blijkt dat de deelnemers tot en met 48 jaar voldoende kapitaal opbouwen, gegeven de bovenstaande uitgangspunten, om een zodanig pensioen in te kopen dat minimaal het huidige gemiddelde AOV uitkering kan worden gegarandeerd. Indien er sprake is van jaarlijkse salarisstijgingen of een hoger toegekend gemiddeld rendement zal uiteraard het totaal te bereiken pensioen op basis van de aannames hoger uitvallen. Het omslagpunt wordt hieronder grafisch geïllustreerd: - Pagina 49 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabel 1: Economische indicatoren Curaçao 2002 1. Inflatiepercentage 2. Totale bevolking 3. Bruto binnenlands product (bbp) tegen marktprijzen, in milj. ANG 4. Reële bbp groei% 4 5. Werkenden 6. Werkzoekenden 7. Werkloosheidspercentage 8. Totale deviezen, in milj. ANG 2003 2004 2005 2006/ 2007 0,4 2,1 1,4 3,4 3,1 / 2,7 126.715 129.665 133.350 135.822 138.027 3.869 3.961 4.025 4.194 4.382 0,4 0,3 0,2 0,8 1,5 / 1,7 49.056 52.137 51.474 51.343 53.797 9.056 9.274 9.861 11.392 9.241 15,6 15,1 16,1 18,2 14,7 1.035 1.124 1.190 1.322 1.407 9. Verblijfstoeristen 217.963 221.395 223.439 222.071 235.316 10. Cruisetoeristen 319.067 279.378 227.534 279.262 321.551 220 196 161 200 205 57 62 69 75 82 13. Geregistreerde lokale bedrijven 14.405 15.217 15.693 16.114 16.371 14. Geregistr. internationale bedrijven 18.147 17.224 16.135 15.444 14.776 717 774 817 898 *1,039 98 130 130 153 *224 17. Voltooide gebouwen/wv woningen17 676/386 649/258 504/244 1002/623 *1025/625 18. Minimumloon, ANG per uur 5,77 p/u 5,77 p/u 5,77 p/u 5,98 p/u 5,98 p/u 900,00 900,00 900,00 1.031,52 1.031,52 -90 -80 -135 -75 -102 20. Begrotingsbalans Centrale Regering, in miljoenen NAƒ. 20 -127 -163 -206 -79 -88 21. Uitstaande binnenlandse schuld Eilandgebied Curaçao in milj. NAƒ. 21 2014 2.002 (51%bbp) 2.199 (55%bbp) 2.077 (50%bbp) 2.200 (50%bbp) 22. Uitstaande binnenlandse schuld 22 Centrale Regering in milj. NAƒ. 1517 1.925 2.075 2.234 2.324 23. Totale schuld Generale Overheid, 23 incl. externe schuld in milj. NAƒ. 3.842 4.413 (81%bbp) 4.787 (86%bbp) 4.871 (83%bbp) 5.191 (85%bbp) 11. Bezoek cruiseschepen 12. Hotelbezettingsgraad 12 15. Bouwvergunningen aangevraagd 15 16. Bouwwaarde in miljoenen ANG Minimumloon ANG per maand 16 18 19. Begrotingbalans Eilandgebied 19 Curaçao, in miljoenen NAƒ. Bronnen: Centraal Bureau voor de Statistiek (1-7), Kamer van Koophandel (13, 14), Bank van de Nederlandse Antillen (812, 19-23), Dienst Ruimtelijke Ordening Volkshuisvesting (15-17), Curaçao Tourism Bureau (9-12), Curaçao Ports Authority (11), Dienst Economische Zaken (4) en Directie Arbeidszaken (18). Noten: 1, 4. Schattingen voor het jaar 2007 afkomstig van het CBS. 12. Dit kengetal heeft betrekking op CHATA-hotels. 15. Schatting door KvK op basis van gegevens DROV met uitzondering van april tot en met juni 2006. 16, 17. Schatting door KvK op basis van gegevens DROV met uitzondering van april tot en met juni 2006. 21. Calculatie van het aandeel van de overheidsschuld in het bruto binnenlands product is verricht door de KvK. 23. De term Generale Overheid houdt in de Centrale Regering evenals het Eilandgebied Curaçao - Pagina 50 - Tabel 2: Werkgelegenheid en Inkomen De werkgelegenheid statistieken (2006) van het CBS van Curaçao geven het volgende beeld: Tabel 2.1: Werkende bevolking naar economische activiteit, Curaçao 2002 2003 2004 2005 2006 Landbouw, visserij en mijnbouw 517 587 520 404 550 Nijverheid 4088 4094 3896 3583 3592 Elektriciteit, gas en water 818 761 712 612 820 Constructie 3604 3725 3514 3429 4061 Groot en kleinhandel 8939 9663 9683 9719 10160 Restaurants en hotels 3425 3769 3969 4046 4267 Transport en opslag 3319 3370 3191 3296 3105 Financiële dienstverlening 3342 3357 3548 3673 3958 Vastgoed, huur 4226 4681 4826 4778 5221 Publieke administratie/Sociale sector 4511 4989 4346 4250 4755 Onderwijs 2124 2016 2150 2244 2564 Gezondheidszorg/Sociaal werk 4194 4409 4448 4362 4555 Ander gemeenschapswerk 3670 4253 4164 4241 3859 Privé huishoudens 2234 2659 2399 2482 2253 Extra territoriaal 46 107 108 123 77 Totaal 49056 52139 51474 51342 53797 Bron: CBS Labour Force Sample Survey; Noot: Drie jaar voortschrijdende gemiddelden Tabel 2.2: Werkende bevolking op bruto maand inkomen, Curaçao 2005 2006 Male Female Total Male Female Total 500 or less 1054 2190 3244 1064 1887 2951 501 – 1000 2650 4188 6838 2325 4999 7324 1001 – 1500 5099 5366 10465 5306 5232 10538 1501 – 2000 3137 2786 5923 4117 2763 6880 2001 – 2500 2302 1771 4073 2396 2195 4591 2501 – 3000 1709 1653 3362 1957 2180 4137 3001 – 5000 4158 4968 9126 4887 4796 9683 5000 plus 3858 1863 5721 3594 1681 5275 No Income Unknown 1349 1242 2591 1387 1029 2418 TOTAL 25316 26027 51343 27033 26764 53797 Bron: CBS Labour Force Sample Survey; Subtotaal: (2005) 30543 = 59.5%, (2006) 32284 = 60% Uit de CBS survey blijkt dat per 2005 59,5% van de werkende bevolking een bruto maandsalaris verdiende van maximaal ANG.2500, - terwijl per 2006 circa 60% van de werkende bevolking een bruto maandsalaris verdiende van maximaal ANG.2500, - 70% hiervan (het fiscaal maximaal pensioen) bedraagt ANG.1750, -. De AOV uitkering is per 1 januari 2008 ANG.674, - Het verschil ad ANG.1076, - dient overbrugd te worden middels een aanvullend pensioen. Aangezien per 2005 circa 59% van de werkende bevolking geen aanvullend pensioen genieten valt een grote groep van deze sociaal zwakkeren uit de boot. - Pagina 51 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabel 2.3: Gemiddeld salaris per economische activiteit, Curaçao (2 jaar voortschrijdend gemiddelde) Economische activiteit Nijverheid Elektriciteit, gas en water Constructie Handel Hotel en restaurants Transport en communicatie Financiële dienstverlening Business services Overheid Private onderwijs Gezondheidszorg en sociaal werk Andere gemeenschaps-, sociale en personeelsdiensten / services activiteiten TOTAAL 2003 NAfl 2610 3118 1840 1833 1516 2882 4270 2845 3796 2863 2364 1980 2004 2005 2006 2943 4156 2047 1805 1530 2873 4380 2942 4074 3764 2695 1727 2977 4258 2045 1825 1639 2821 4341 2913 3986 3609 2713 1791 2995 4309 2045 1835 1693 2795 4322 2898 3943 3531 2722 1823 2438 2572 2594 2605 Tabel 2.4: Gemiddeld salaris naar beroepsgroep, Curaçao (2 jaar voortschrijdend gemiddelde) Wetgevers / managers Professionals Assistent professionals Klerken Dienstverlenende werknemers Landbouwwerknemers Handel werknemers Machine operators Ongeschoolde werkers 2003 5025 4742 3435 2173 1410 1028 1725 1915 935 Bron: CBS Labour Force Sample Survey - Pagina 52 - 2004 5135 5122 3453 2158 1442 1049 1724 1908 983 2005 4903 5155 4318 2146 1496 1152 1742 1893 990 2006 4788 5172 3401 2140 1523 1203 1751 1885 994 Tabellen Scenario’s Omslagstelsel: • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000 54 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 65 jaar in 2010; loongrens NAf. 72.000 55 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 65 jaar in 2010; loongrens NAf. 72.000; AOV 70% minimumloon; 2% indexering per jaar 56 Kapitaaldekkingstelsel: • • • • • • Lening 4% rente, 2% indexering tot 2010 Lening 6% rente, 2% indexering tot 2010 Eénmalige Dotatie, 2% indexering tot 2010 10-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010 20-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010 30-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010 57 58 59 60 61 62 Varianten Omslagstelsel: • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen 63 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen; 1% verbreding economische basis 64 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 65 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen 65 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Pensioenleeftijd 65 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen; 1% verbreding economische basis 66 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000 67 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000; extra banen; 1% verbreding economische basis 68 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000; AOV 70% minimumloon; 69 • Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006 Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000; AOV 70% minimumloon; extra banen; 1% verbreding economische basis 70 Varianten Kapitaaldekkingstelsel: • 30-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2049 71 • 30-Jaarlijkse Dotaties, 3% indexering tot 2049 72 - Pagina 53 - 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 54 - Cumulatief Saldo (9,425,900) 24,545 (819,163) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,051,405 Uitkering AOV/AWW (10,270,228) 24,545 (868,873) 1,099,804 230,931 2040 2039 232,242 (3,407,144) 24,545 (427,180) 671,256 (3,004,509) 24,545 (398,876) 644,896 244,075 2029 246,020 2028 24,545 (437,652) 24,545 (146,952) 407,705 260,753 2018 (18,663) 24,545 (42,353) 237,662 195,309 2007 (315,246) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds (125,724) 387,436 Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN 261,711 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000) (11,166,143) 24,545 (920,459) 1,150,094 229,635 2041 (3,836,991) 24,545 (454,392) 696,699 242,308 2030 (580,510) 24,545 (167,402) 427,474 260,072 2019 9,706 24,545 3,824 250,075 253,898 2008 (12,115,645) 24,545 (974,047) 1,202,388 228,341 2042 (4,300,776) 24,545 (488,330) 729,789 241,459 2031 (747,294) 24,545 (191,330) 449,779 258,449 2020 29,928 24,545 (4,323) 261,737 257,414 2009 (13,120,870) 24,545 (1,029,770) 1,256,820 227,050 2043 (4,799,961) 24,545 (523,730) 764,244 240,514 2032 (938,288) 24,545 (215,538) 472,656 257,118 2021 38,957 24,545 (15,515) 275,473 259,958 2010 (14,184,011) 24,545 (1,087,686) 1,313,458 225,773 2044 (5,336,154) 24,545 (560,737) 800,207 239,470 2033 (1,154,025) 24,545 (240,282) 496,034 255,752 2022 34,572 24,545 (28,930) 290,120 261,189 2011 (15,307,392) 24,545 (1,147,926) 1,372,440 224,514 2045 (5,910,968) 24,545 (599,359) 837,720 238,361 2034 (1,395,821) 24,545 (266,341) 520,524 254,184 2023 16,797 24,545 (42,320) 304,710 262,390 2012 (16,493,561) 24,545 (1,210,714) 1,433,989 223,275 2046 (6,526,084) 24,545 (639,661) 876,863 237,202 2035 (1,664,432) 24,545 (293,156) 545,637 252,481 2024 (16,023) 24,545 (57,365) 320,137 262,772 2013 (17,745,330) 24,545 (1,276,314) 1,498,368 222,054 2047 (7,183,254) 24,545 (681,716) 917,729 236,013 2036 (1,959,871) 24,545 (319,984) 570,786 250,802 2025 (64,819) 24,545 (73,341) 336,130 262,789 2014 (19,065,858) 24,545 (1,345,073) 1,565,922 220,848 2048 (7,884,330) 24,545 (725,621) 960,417 234,796 2037 (2,282,011) 24,545 (346,685) 595,827 249,142 2026 (130,634) 24,545 (90,360) 352,647 262,287 2015 (20,458,601) 24,545 (1,417,289) 1,636,948 219,660 2049 (8,631,282) 24,545 (771,497) 1,005,022 233,525 2038 (2,630,178) 24,545 (372,712) 620,317 247,605 2027 (214,066) 24,545 (107,977) 369,714 261,737 2016 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 55 - 48,049 Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds (3,589,063) 24,545 (523,342) 792,650 Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN 269,308 Premie AOV/AWW 2039 24,545 Cumulatief Saldo (186,096) 465,130 (4,128,415) 24,545 (563,897) 832,288 268,391 2040 (137,800) 24,545 (210,394) 487,545 277,151 2029 279,033 2028 Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW 24,545 716,072 24,545 3,712 284,600 288,312 2018 (18,663) 24,545 (42,353) 237,662 195,309 2007 687,815 Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo 17,586 270,765 Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN 288,352 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000) (4,710,344) 24,545 (606,474) 873,931 267,457 2041 (348,041) 24,545 (234,786) 510,042 275,255 2030 730,238 24,545 (10,379) 298,711 288,332 2019 9,706 24,545 3,824 250,075 253,898 2008 (5,337,003) 24,545 (651,204) 917,699 266,495 2042 (584,348) 24,545 (260,852) 535,767 274,914 2031 729,074 24,545 (25,708) 313,484 287,776 2020 29,928 24,545 (4,323) 261,737 257,414 2009 (6,010,681) 24,545 (698,224) 963,732 265,508 2043 (848,134) 24,545 (288,331) 562,786 274,456 2032 712,206 24,545 (41,414) 328,864 287,451 2021 146,034 24,545 91,561 190,646 282,207 2010 (6,733,551) 24,545 (747,415) 1,011,934 264,519 2044 (1,140,719) 24,545 (317,130) 591,026 273,896 2033 678,960 24,545 (57,791) 344,817 287,026 2022 254,590 24,545 84,011 200,280 284,291 2011 (7,508,052) 24,545 (799,046) 1,062,572 263,526 2045 (1,463,568) 24,545 (347,394) 620,653 273,259 2034 626,486 24,545 (77,019) 363,118 286,099 2023 353,648 24,545 74,514 211,400 285,914 2012 (8,336,549) 24,545 (853,042) 1,115,592 262,550 2046 (1,818,387) 24,545 (379,364) 651,910 272,546 2035 555,125 24,545 (95,906) 381,096 285,190 2024 442,952 24,545 64,759 222,216 286,974 2013 (9,221,577) 24,545 (909,574) 1,171,170 261,596 2047 (2,206,705) 24,545 (412,863) 684,661 271,798 2036 462,254 24,545 (117,415) 401,256 283,841 2025 523,121 24,545 55,624 232,320 287,944 2014 (10,165,864) 24,545 (968,832) 1,229,503 260,671 2048 (2,630,079) 24,545 (447,919) 718,940 271,021 2037 347,265 24,545 (139,534) 421,907 282,372 2026 591,036 24,545 43,370 244,588 287,958 2015 (11,172,270) 24,545 (1,030,951) 1,290,736 259,785 2049 (3,090,265) 24,545 (484,732) 754,915 270,183 2038 209,600 24,545 (162,209) 443,025 280,815 2027 645,684 24,545 30,102 257,719 287,821 2016 Tabellen Scenario's - Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 56 - Cumulatief Saldo (7,698,630) 24,545 (768,288) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,037,596 Uitkering AOV/AWW (8,495,177) 24,545 (821,092) 1,089,483 268,391 2040 2039 269,308 (2,262,414) 24,545 (361,056) 638,207 (1,925,904) 24,545 (329,831) 608,865 277,151 2029 2028 279,033 (95,525) 24,545 (84,236) 372,548 288,312 2018 (18,663) 24,545 (42,353) 237,662 195,309 2007 (35,835) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 (66,086) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 288,352 354,438 Uitkering AOV/AWW 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 24,545 (392,400) 667,655 275,255 2030 (173,668) 24,545 (102,687) 391,019 288,332 2019 (67,572) 24,545 (73,454) 327,353 253,898 2008 (9,347,169) 24,545 (876,537) 1,143,994 267,457 2041 (2,630,270) Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_70%minloon_2%indexatie) (10,257,417) 24,545 (934,793) 1,201,288 266,495 2042 (3,032,140) 24,545 (426,416) 701,330 274,914 2031 (271,704) 24,545 (122,582) 410,358 287,776 2020 (128,233) 24,545 (85,205) 342,620 257,414 2009 (11,228,909) 24,545 (996,038) 1,261,546 265,508 2043 (3,469,839) 24,545 (462,244) 736,700 274,456 2032 (390,199) 24,545 (143,040) 430,490 287,451 2021 (71,041) 24,545 32,647 249,560 282,207 2010 (12,264,488) 24,545 (1,060,124) 1,324,643 264,519 2044 (3,945,063) 24,545 (499,769) 773,665 273,896 2033 (530,001) 24,545 (164,347) 451,373 287,026 2022 (24,376) 24,545 22,120 262,171 284,291 2011 (13,367,346) 24,545 (1,127,403) 1,390,929 263,526 2045 (4,459,707) 24,545 (539,189) 812,448 273,259 2034 (694,686) 24,545 (189,230) 475,329 286,099 2023 9,356 24,545 9,186 276,727 285,914 2012 (14,540,585) 24,545 (1,197,784) 1,460,333 262,550 2046 (5,015,980) 24,545 (580,818) 853,364 272,546 2035 (883,814) 24,545 (213,673) 498,862 285,190 2024 29,990 24,545 (3,910) 290,885 286,974 2013 (15,787,530) 24,545 (1,271,490) 1,533,086 261,596 2047 (5,615,874) 24,545 (624,438) 896,236 271,798 2036 (1,100,681) 24,545 (241,412) 525,253 283,841 2025 38,367 24,545 (16,168) 304,112 287,944 2014 (17,111,760) 24,545 (1,348,775) 1,609,446 260,671 2048 (6,261,415) 24,545 (670,087) 941,108 271,021 2037 (1,346,049) 24,545 (269,913) 552,285 282,372 2026 30,700 24,545 (32,213) 320,171 287,958 2015 (18,517,031) 24,545 (1,429,816) 1,689,602 259,785 2049 (6,954,887) 24,545 (718,017) 988,200 270,183 2038 (1,620,617) 24,545 (299,114) 579,929 280,815 2027 5,706 24,545 (49,538) 337,360 287,821 2016 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Omslagstelsel Kapitaaldekking (Lening4%_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) Lening Jaarlijkse Annuiteit Rendement Saldo Lening Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (855) Saldo Lening 2017 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 55,526 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 71,664 Uitkering AOV/AWW (231,096) SALDO BATEN - LASTEN (103,905) Lening Jaarlijkse Annuiteit (182,445) Rendement Saldo Lening 228,327 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (33,478) Saldo Lening 3,446,929 2028 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 69,348 Uitkering AOV/AWW (211,315) SALDO BATEN - LASTEN (141,966) Lening Jaarlijkse Annuiteit (182,445) Rendement Saldo Lening 149,782 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (150,085) Saldo Lening 2,133,053 2039 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 66,931 Uitkering AOV/AWW (59,375) SALDO BATEN - LASTEN 7,556 Lening Jaarlijkse Annuiteit (182,445) Rendement Saldo Lening 61,464 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (88,881) Saldo Lening 848,021 2008 265,865 (250,075) 15,790 24,545 27,272 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) (182,445) 222,943 24,545 (64,600) 3,333,738 2030 68,409 (186,908) (118,499) (182,445) 130,226 24,545 (146,173) 1,838,866 2041 66,471 (42,065) 24,406 (182,445) 50,003 24,545 (83,491) 678,716 2007 200,909 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) (182,445) 226,131 24,545 (48,590) 3,398,338 2029 68,881 (198,930) (130,050) (182,445) 139,936 24,545 (148,014) 1,985,039 2040 - Pagina 57 66,703 (50,250) 16,453 (182,445) 55,633 24,545 (85,814) 762,207 (182,445) 44,526 24,545 (81,946) 596,770 66,232 (34,803) 31,429 (182,445) 120,636 24,545 (137,209) 1,701,657 2042 68,325 (168,269) (99,945) (182,445) 218,705 24,545 (82,016) 3,251,722 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 (182,445) 39,150 24,545 (81,186) 515,584 65,987 (28,423) 37,564 (182,445) 111,635 24,545 (128,937) 1,572,719 2043 68,210 (150,882) (82,672) (182,445) 213,325 24,545 (100,680) 3,151,042 2032 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 3,611,100 (182,445) 0 24,545 3,429,226 3,429,226 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) (182,445) 33,824 24,545 (81,221) 434,363 65,741 (22,885) 42,856 (182,445) 103,176 24,545 (121,354) 1,451,366 2044 68,071 (134,700) (66,629) (182,445) 28,495 24,545 (82,056) 352,307 65,494 (18,145) 47,349 (182,445) 95,215 24,545 (114,379) 1,336,986 2045 67,913 (119,607) (51,693) (182,445) 198,804 24,545 (143,866) 2,886,522 2034 (182,445) 227,154 24,545 23,960 3,486,475 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) (182,445) 224,970 24,545 33,289 3,462,516 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) (182,445) 206,720 24,545 (120,654) 3,030,388 2033 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) (182,445) 23,112 24,545 (83,688) 268,619 65,252 (14,151) 51,100 (182,445) 87,711 24,545 (108,019) 1,228,968 2046 67,736 (105,565) (37,829) (182,445) 189,366 24,545 (146,739) 2,739,783 2035 (182,445) 228,726 24,545 14,550 3,501,025 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) (182,445) 17,622 24,545 (86,104) 182,515 65,015 (10,840) 54,175 (182,445) 80,624 24,545 (102,262) 1,126,706 2047 67,550 (92,536) (24,986) (182,445) 179,740 24,545 (150,300) 2,589,483 2036 (182,445) 229,680 24,545 5,606 3,506,631 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) (182,445) 11,973 24,545 (89,288) 93,228 64,785 (8,145) 56,640 (182,445) 73,916 24,545 (97,137) 1,029,569 2048 67,357 (80,509) (13,152) (182,445) 6,116 24,545 (93,219) 9 64,565 (5,998) 58,566 (182,445) 67,543 24,545 (92,667) 936,902 2049 67,149 (69,459) (2,310) (182,445) 159,763 24,545 (152,141) 2,283,138 2038 69,791 (223,795) (154,004) 70,178 (236,361) (166,183) (182,445) 169,879 24,545 (154,204) 2,435,279 2037 (182,445) 229,628 24,545 (19,820) 3,480,407 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) (182,445) 230,048 24,545 (6,404) 3,500,227 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel Kapitaaldekking (Lening6%_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) Lening Jaarlijkse Annuiteit Rendement Saldo Lening Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (855) Saldo Lening 2017 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 55,526 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 71,664 Uitkering AOV/AWW (231,096) SALDO BATEN - LASTEN (103,905) Lening Jaarlijkse Annuiteit (239,999) Rendement Saldo Lening 306,319 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (13,041) Saldo Lening 3,501,989 2028 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 69,348 Uitkering AOV/AWW (211,315) SALDO BATEN - LASTEN (141,966) Lening Jaarlijkse Annuiteit (239,999) Rendement Saldo Lening 222,171 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (135,250) Saldo Lening 2,414,177 2039 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 66,931 Uitkering AOV/AWW (59,375) SALDO BATEN - LASTEN 7,556 Lening Jaarlijkse Annuiteit (239,999) Rendement Saldo Lening 108,679 Rendement Schommelfonds 24,545 Cashflow (99,219) Saldo Lening 1,147,892 2008 265,865 (250,075) 15,790 24,545 27,272 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) (239,999) 302,821 24,545 (42,276) 3,432,620 2030 68,409 (186,908) (118,499) (239,999) 198,609 24,545 (135,344) 2,143,714 2041 66,471 (42,065) 24,406 (239,999) 91,408 24,545 (99,640) 949,284 2007 200,909 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) (239,999) 305,182 24,545 (27,093) 3,474,896 2029 68,881 (198,930) (130,050) (239,999) 210,384 24,545 (135,120) 2,279,057 2040 - Pagina 58 66,703 (50,250) 16,453 (239,999) 100,033 24,545 (98,968) 1,048,924 (239,999) 82,725 24,545 (101,300) 847,984 66,232 (34,803) 31,429 (239,999) 186,815 24,545 (128,584) 2,015,129 2042 68,325 (168,269) (99,945) (239,999) 299,137 24,545 (59,138) 3,373,482 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 (239,999) 73,897 24,545 (103,993) 743,991 65,987 (28,423) 37,564 (239,999) 175,609 24,545 (122,517) 1,892,612 2043 68,210 (150,882) (82,672) (239,999) 293,983 24,545 (77,575) 3,295,907 2032 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 3,611,100 (239,999) 0 24,545 3,371,672 3,371,672 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) (239,999) 64,835 24,545 (107,763) 636,228 65,741 (22,885) 42,856 (239,999) 164,932 24,545 (117,151) 1,775,461 2044 68,071 (134,700) (66,629) (239,999) 55,444 24,545 (112,662) 523,566 65,494 (18,145) 47,349 (239,999) 154,723 24,545 (112,425) 1,663,036 2045 67,913 (119,607) (51,693) (239,999) 278,709 24,545 (121,516) 3,076,686 2034 (239,999) 297,712 24,545 36,964 3,453,228 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) (239,999) 293,826 24,545 44,592 3,416,264 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) (239,999) 287,223 24,545 (97,705) 3,198,202 2033 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) (239,999) 45,626 24,545 (118,728) 404,838 65,252 (14,151) 51,100 (239,999) 144,926 24,545 (108,358) 1,554,679 2046 67,736 (105,565) (37,829) (239,999) 268,119 24,545 (125,540) 2,951,146 2035 (239,999) 300,933 24,545 29,204 3,482,432 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) (239,999) 35,279 24,545 (126,001) 278,837 65,015 (10,840) 54,175 (239,999) 135,483 24,545 (104,957) 1,449,721 2047 67,550 (92,536) (24,986) (239,999) 257,179 24,545 (130,415) 2,820,731 2036 (239,999) 303,478 24,545 21,850 3,504,281 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) (239,999) 24,299 24,545 (134,516) 144,321 64,785 (8,145) 56,640 (239,999) 126,336 24,545 (102,270) 1,347,451 2048 67,357 (80,509) (13,152) (239,999) 12,576 24,545 (144,312) 9 64,565 (5,998) 58,566 (239,999) 117,424 24,545 (100,341) 1,247,111 2049 67,149 (69,459) (2,310) (239,999) 233,977 24,545 (135,481) 2,549,427 2038 69,791 (223,795) (154,004) 70,178 (236,361) (166,183) (239,999) 245,814 24,545 (135,823) 2,684,908 2037 (239,999) 306,374 24,545 (628) 3,515,030 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) (239,999) 305,382 24,545 11,377 3,515,658 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel - Pagina 59 - Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 66,703 (50,250) 16,453 4,802 24,545 45,800 119,671 2,549 24,545 34,650 73,871 22,765 24,545 (82,740) 267,485 2040 68,881 (198,930) (130,050) 75,815 24,545 (16,461) 1,149,920 2029 66,931 (59,375) 7,556 28,542 24,545 (88,880) 350,225 2039 69,348 (211,315) (141,966) 76,031 24,545 (3,329) 1,166,381 2028 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) 2017 55,526 71,664 (231,096) (103,905) 7,779 24,545 56,730 176,401 66,471 (42,065) 24,406 17,387 24,545 (76,567) 190,918 2041 68,409 (186,908) (118,499) 74,745 24,545 (30,353) 1,119,567 2030 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) 24,545 27,272 (250,075) 15,790 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2008 265,865 2007 200,909 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_1jaar_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 11,466 24,545 67,440 243,841 66,232 (34,803) 31,429 12,410 24,545 (62,990) 127,928 2042 68,325 (168,269) (99,945) 72,772 24,545 (45,504) 1,074,063 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 15,850 24,545 77,959 321,800 65,987 (28,423) 37,564 8,315 24,545 (49,811) 78,117 2043 68,210 (150,882) (82,672) 69,814 24,545 (61,745) 1,012,317 2032 972,000 0 24,545 972,572 972,572 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 20,917 24,545 88,318 410,118 65,741 (22,885) 42,856 5,078 24,545 (37,006) 41,110 2044 68,071 (134,700) (66,629) 65,801 24,545 (79,128) 933,189 2033 63,217 24,545 53,982 1,026,554 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) 26,658 24,545 98,551 508,669 65,494 (18,145) 47,349 2,672 24,545 (24,476) 16,634 2045 67,913 (119,607) (51,693) 60,657 24,545 (99,568) 833,622 2034 66,726 24,545 45,977 1,072,531 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 33,064 24,545 108,709 617,378 65,252 (14,151) 51,100 1,081 24,545 (12,203) 4,431 2046 67,736 (105,565) (37,829) 54,185 24,545 (99,474) 734,147 2035 69,715 24,545 37,984 1,110,515 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) 40,130 24,545 118,849 736,228 65,015 (10,840) 54,175 288 24,545 (153) 4,278 2047 67,550 (92,536) (24,986) 47,720 24,545 (99,875) 634,272 2036 72,183 24,545 30,555 1,141,070 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) 47,855 24,545 129,039 865,267 64,785 (8,145) 56,640 278 24,545 11,671 15,949 2048 67,357 (80,509) (13,152) 41,228 24,545 (100,410) 533,862 2037 70,178 (236,361) (166,183) 74,170 24,545 20,163 1,161,233 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) 56,242 24,545 139,353 1,004,620 64,565 (5,998) 58,566 1,037 24,545 23,272 39,221 2049 67,149 (69,459) (2,310) 34,701 24,545 (94,758) 439,105 2038 69,791 (223,795) (154,004) 75,480 24,545 8,478 1,169,710 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel - Pagina 60 - Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 66,703 (50,250) 16,453 4,933 24,545 45,931 121,823 2,673 24,545 34,774 75,891 22,830 24,545 (82,674) 268,561 2040 68,881 (198,930) (130,050) 127,000 60,818 24,545 95,542 1,031,210 2029 66,931 (59,375) 7,556 28,603 24,545 (88,818) 351,236 2039 69,348 (211,315) (141,966) 127,000 54,199 24,545 101,839 935,667 2028 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) 2017 55,526 71,664 (231,096) (103,905) 7,918 24,545 56,870 178,692 66,471 (42,065) 24,406 17,456 24,545 (76,497) 192,064 2041 68,409 (186,908) (118,499) 127,000 67,029 24,545 88,930 1,120,140 2030 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) 24,545 27,272 (250,075) 15,790 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2008 265,865 2007 200,909 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_10jaar_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 11,615 24,545 67,589 246,281 66,232 (34,803) 31,429 12,484 24,545 (62,916) 129,149 2042 68,325 (168,269) (99,945) 72,809 24,545 (45,467) 1,074,673 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 16,008 24,545 78,117 324,398 65,987 (28,423) 37,564 8,395 24,545 (49,732) 79,417 2043 68,210 (150,882) (82,672) 69,854 24,545 (61,706) 1,012,968 2032 127,000 0 24,545 127,572 127,572 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 21,086 24,545 88,487 412,885 65,741 (22,885) 42,856 5,162 24,545 (36,922) 42,495 2044 68,071 (134,700) (66,629) 65,843 24,545 (79,086) 933,882 2033 127,000 8,292 24,545 126,057 253,629 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) 26,838 24,545 98,731 511,617 65,494 (18,145) 47,349 2,762 24,545 (24,386) 18,108 2045 67,913 (119,607) (51,693) 60,702 24,545 (99,523) 834,359 2034 127,000 16,486 24,545 122,737 376,366 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 33,255 24,545 108,901 620,517 65,252 (14,151) 51,100 1,177 24,545 (12,107) 6,001 2046 67,736 (105,565) (37,829) 54,233 24,545 (99,426) 734,933 2035 127,000 24,464 24,545 119,733 496,099 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) 40,334 24,545 119,053 739,571 65,015 (10,840) 54,175 390 24,545 (51) 5,950 2047 67,550 (92,536) (24,986) 47,771 24,545 (99,824) 635,109 2036 127,000 32,246 24,545 117,618 613,717 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) 48,072 24,545 129,257 868,827 64,785 (8,145) 56,640 387 24,545 11,780 17,730 2048 67,357 (80,509) (13,152) 41,282 24,545 (100,356) 534,753 2037 70,178 (236,361) (166,183) 127,000 39,892 24,545 112,885 726,602 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) 56,474 24,545 139,585 1,008,412 64,565 (5,998) 58,566 1,152 24,545 23,387 41,118 2049 67,149 (69,459) (2,310) 34,759 24,545 (94,700) 440,053 2038 69,791 (223,795) (154,004) 127,000 47,229 24,545 107,227 833,829 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel - Pagina 61 - Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 66,703 (50,250) 16,453 5,601 24,545 46,600 132,774 3,300 24,545 35,401 86,174 83,000 18,099 24,545 (4,406) 274,039 2040 68,881 (198,930) (130,050) 83,000 31,999 24,545 22,722 515,008 2029 66,931 (59,375) 7,556 83,000 19,095 24,545 (15,326) 278,445 2039 69,348 (211,315) (141,966) 83,000 29,823 24,545 33,463 492,286 2028 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) 2017 55,526 71,664 (231,096) (103,905) 8,630 24,545 57,581 190,356 66,471 (42,065) 24,406 17,813 24,545 (76,141) 197,898 2041 68,409 (186,908) (118,499) 83,000 33,476 24,545 11,377 526,385 2030 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) 24,545 27,272 (250,075) 15,790 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2008 265,865 2007 200,909 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_20jaar_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 12,373 24,545 68,347 258,702 66,232 (34,803) 31,429 12,863 24,545 (62,536) 135,362 2042 68,325 (168,269) (99,945) 83,000 34,215 24,545 (1,061) 525,325 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 16,816 24,545 78,925 337,627 65,987 (28,423) 37,564 8,799 24,545 (49,328) 86,034 2043 68,210 (150,882) (82,672) 83,000 34,146 24,545 (14,413) 510,911 2032 83,000 0 24,545 83,572 83,572 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 21,946 24,545 89,347 426,974 65,741 (22,885) 42,856 5,592 24,545 (36,492) 49,542 2044 68,071 (134,700) (66,629) 83,000 33,209 24,545 (28,719) 482,192 2033 83,000 5,432 24,545 79,197 162,769 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) 27,753 24,545 99,647 526,621 65,494 (18,145) 47,349 3,220 24,545 (23,928) 25,614 2045 67,913 (119,607) (51,693) 83,000 31,342 24,545 (45,883) 436,309 2034 83,000 10,580 24,545 72,831 235,600 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 34,230 24,545 109,876 636,497 65,252 (14,151) 51,100 1,665 24,545 (11,619) 13,994 2046 67,736 (105,565) (37,829) 83,000 28,360 24,545 (42,300) 394,010 2035 83,000 15,314 24,545 66,584 302,184 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) 41,372 24,545 120,092 756,589 65,015 (10,840) 54,175 910 24,545 469 14,463 2047 67,550 (92,536) (24,986) 83,000 25,611 24,545 (38,984) 355,026 2036 83,000 19,642 24,545 61,013 363,197 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) 49,178 24,545 130,363 886,952 64,785 (8,145) 56,640 940 24,545 12,333 26,797 2048 67,357 (80,509) (13,152) 83,000 23,077 24,545 (35,561) 319,465 2037 70,178 (236,361) (166,183) 83,000 23,608 24,545 52,601 415,798 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) 57,652 24,545 140,763 1,027,715 64,565 (5,998) 58,566 1,742 24,545 23,977 50,773 2049 67,149 (69,459) (2,310) 83,000 20,765 24,545 (25,694) 293,771 2038 69,791 (223,795) (154,004) 83,000 27,027 24,545 43,024 458,822 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel - Pagina 62 - Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 66,931 (59,375) 7,556 76,500 32,724 24,545 141,325 644,775 76,500 5,402 24,545 (35,519) 47,586 2039 69,348 (211,315) (141,966) 76,500 26,223 24,545 23,362 426,786 2028 66,471 (42,065) 24,406 47,299 24,545 96,250 823,934 41,910 24,545 82,909 727,684 76,500 1,409 24,545 (16,045) 5,630 2041 68,409 (186,908) (118,499) 76,500 28,519 24,545 (79) 438,672 2030 2019 43,745 71,659 (245,047) (129,643) 66,703 (50,250) 16,453 76,500 3,093 24,545 (25,911) 21,675 2040 68,881 (198,930) (130,050) 76,500 27,741 24,545 11,965 438,751 2029 2018 49,665 71,654 (238,141) (116,821) 2017 55,526 71,664 (231,096) (103,905) 24,545 27,272 (250,075) 15,790 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2008 265,865 2007 200,909 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie2%tot 2010) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 53,556 24,545 109,530 933,464 66,232 (34,803) 31,429 76,500 366 24,545 1,466 7,096 2042 68,325 (168,269) (99,945) 76,500 28,514 24,545 (13,262) 425,409 2031 2020 37,782 71,521 (252,124) (142,821) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 60,675 24,545 122,784 1,056,248 65,987 (28,423) 37,564 76,500 461 24,545 18,835 25,931 2043 68,210 (150,882) (82,672) 76,500 27,652 24,545 (27,408) 398,002 2032 76,500 0 24,545 77,072 77,072 2021 31,763 71,440 (259,307) (156,104) 2010 92,798 70,137 (186,908) (23,973) 68,656 24,545 136,057 1,192,305 65,741 (22,885) 42,856 76,500 1,686 24,545 36,102 62,032 2044 68,071 (134,700) (66,629) 76,500 25,870 24,545 (42,559) 355,443 2033 76,500 5,010 24,545 72,275 149,346 2022 25,746 71,335 (266,555) (169,474) 2011 88,068 70,655 (192,503) (33,780) 77,500 24,545 149,394 1,341,699 65,494 (18,145) 47,349 76,500 4,032 24,545 53,384 115,416 2045 67,913 (119,607) (51,693) 76,500 23,104 24,545 (60,621) 294,822 2034 76,500 9,708 24,545 65,459 214,805 2023 19,324 71,104 (275,198) (184,770) 2012 82,855 71,058 (199,207) (45,294) 87,210 24,545 162,856 1,504,555 65,252 (14,151) 51,100 76,500 7,502 24,545 70,718 186,134 2046 67,736 (105,565) (37,829) 76,500 19,163 24,545 (57,996) 236,826 2035 76,500 13,962 24,545 58,732 273,537 2024 13,081 70,878 (262,164) (178,205) 2013 77,696 71,322 (205,293) (56,275) 97,796 24,545 176,516 1,681,070 65,015 (10,840) 54,175 76,500 12,099 24,545 88,158 274,292 2047 67,550 (92,536) (24,986) 76,500 15,394 24,545 (55,701) 181,125 2036 76,500 17,780 24,545 52,651 326,188 2025 6,521 70,543 (249,203) (172,140) 2014 72,683 71,563 (210,419) (66,174) 109,270 24,545 190,454 1,871,524 64,785 (8,145) 56,640 76,500 17,829 24,545 105,722 380,014 2048 67,357 (80,509) (13,152) 76,500 11,773 24,545 (53,365) 127,760 2037 70,178 (236,361) (166,183) 76,500 21,202 24,545 43,696 369,884 2026 2015 67,069 71,566 (217,187) (78,551) 121,649 24,545 204,760 2,076,285 64,565 (5,998) 58,566 76,500 24,701 24,545 123,436 503,450 2049 67,149 (69,459) (2,310) 76,500 8,304 24,545 (44,654) 83,106 2038 69,791 (223,795) (154,004) 76,500 24,042 24,545 33,540 403,424 2027 2016 61,280 71,532 (224,360) (91,548) Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 63 - Cumulatief Saldo (8,873,465) 24,545 (803,165) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,051,405 Uitkering AOV/AWW (9,701,885) 24,545 (852,965) 1,099,804 246,839 2040 2039 248,240 (3,018,373) 24,545 (410,367) 671,256 (2,632,551) 24,545 (381,929) 644,896 260,889 2029 262,967 2028 24,545 (240,088) 24,545 (128,990) 407,705 278,715 2018 (13,063) 24,545 (36,753) 237,662 200,909 2007 (135,643) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds (107,696) 387,436 Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN 279,739 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000_Extrabanen) (10,581,981) 24,545 (904,641) 1,150,094 245,454 2041 (3,431,529) 24,545 (437,700) 696,699 258,999 2030 (365,030) 24,545 (149,487) 427,474 277,987 2019 27,272 24,545 15,790 250,075 265,865 2008 (11,515,754) 24,545 (958,318) 1,202,388 244,070 2042 (3,878,681) 24,545 (471,697) 729,789 258,092 2031 (514,011) 24,545 (173,526) 449,779 276,253 2020 65,227 24,545 13,409 261,737 275,146 2009 (12,505,338) 24,545 (1,014,129) 1,256,820 242,691 2043 (4,361,298) 24,545 (507,162) 764,244 257,082 2032 (687,293) 24,545 (197,827) 472,656 274,829 2021 92,163 24,545 2,392 275,473 277,865 2010 (13,552,926) 24,545 (1,072,133) 1,313,458 241,325 2044 (4,880,994) 24,545 (544,241) 800,207 255,966 2033 (885,412) 24,545 (222,665) 496,034 273,369 2022 105,771 24,545 (10,938) 290,120 279,182 2011 (14,660,841) 24,545 (1,132,460) 1,372,440 239,980 2045 (5,439,389) 24,545 (582,939) 837,720 254,781 2034 (1,109,698) 24,545 (248,831) 520,524 271,693 2023 106,070 24,545 (24,245) 304,710 280,465 2012 (15,831,630) 24,545 (1,195,334) 1,433,989 238,655 2046 (6,038,165) 24,545 (623,321) 876,863 253,542 2035 (1,360,917) 24,545 (275,764) 545,637 269,874 2024 91,351 24,545 (39,264) 320,137 280,873 2013 (17,068,103) 24,545 (1,261,017) 1,498,368 237,351 2047 (6,679,077) 24,545 (665,458) 917,729 252,271 2036 (1,639,080) 24,545 (302,708) 570,786 268,079 2025 60,658 24,545 (55,239) 336,130 280,891 2014 (18,373,418) 24,545 (1,329,860) 1,565,922 236,062 2048 (7,363,979) 24,545 (709,447) 960,417 250,970 2037 (1,944,057) 24,545 (329,522) 595,827 266,305 2026 12,911 24,545 (72,292) 352,647 280,355 2015 (19,751,030) 24,545 (1,402,157) 1,636,948 234,791 2049 (8,094,845) 24,545 (755,410) 1,005,022 249,612 2038 (2,275,167) 24,545 (355,655) 620,317 264,662 2027 (52,492) 24,545 (89,947) 369,714 279,767 2016 Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN (88,799) SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 64 - Cumulatief Saldo (7,752,535) 24,545 (729,103) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,051,405 Uitkering AOV/AWW (8,504,235) 24,545 (776,246) 1,099,804 323,559 2040 2039 322,301 (2,519,251) 24,545 (362,477) 671,256 (2,181,319) 24,545 (336,436) 644,896 308,779 2029 2028 308,460 (134,560) 24,545 (107,690) 407,705 300,015 2018 (13,063) 24,545 (36,753) 237,662 200,909 2007 (51,415) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 387,436 Uitkering AOV/AWW Intrest Schommelfonds 298,637 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 24,545 (387,372) 696,699 309,327 2030 (235,762) 24,545 (125,747) 427,474 301,727 2019 27,272 24,545 15,790 250,075 265,865 2008 (9,304,935) 24,545 (825,245) 1,150,094 324,849 2041 (2,882,078) Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000_Extrabanen_1%Economie) (10,156,622) 24,545 (876,232) 1,202,388 326,156 2042 (3,276,267) 24,545 (418,733) 729,789 311,056 2031 (358,630) 24,545 (147,413) 449,779 302,365 2020 65,227 24,545 13,409 261,737 275,146 2009 (11,061,416) 24,545 (929,338) 1,256,820 327,482 2043 (3,703,287) 24,545 (451,565) 764,244 312,679 2032 (503,388) 24,545 (169,303) 472,656 303,353 2021 94,445 24,545 4,674 275,473 280,147 2010 (12,021,489) 24,545 (984,619) 1,313,458 328,840 2044 (4,164,758) 24,545 (486,016) 800,207 314,191 2033 (670,564) 24,545 (191,721) 496,034 304,314 2022 112,650 24,545 (6,340) 290,120 283,779 2011 (13,039,145) 24,545 (1,042,201) 1,372,440 330,239 2045 (4,662,299) 24,545 (522,086) 837,720 315,634 2034 (861,498) 24,545 (215,479) 520,524 305,045 2023 119,897 24,545 (17,298) 304,710 287,412 2012 (14,116,907) 24,545 (1,102,307) 1,433,989 331,681 2046 (5,197,592) 24,545 (559,838) 876,863 317,025 2035 (1,076,965) 24,545 (240,012) 545,637 305,625 2024 114,486 24,545 (29,956) 320,137 290,181 2013 (15,257,564) 24,545 (1,165,202) 1,498,368 333,166 2047 (5,772,383) 24,545 (599,337) 917,729 318,392 2036 (1,316,965) 24,545 (264,545) 570,786 306,241 2025 95,476 24,545 (43,555) 336,130 292,575 2014 (16,464,252) 24,545 (1,231,234) 1,565,922 334,688 2048 (6,388,520) 24,545 (640,681) 960,417 319,736 2037 (1,581,356) 24,545 (288,936) 595,827 306,891 2026 61,789 24,545 (58,232) 352,647 294,415 2015 (17,740,405) 24,545 (1,300,698) 1,636,948 336,251 2049 (7,047,976) 24,545 (684,002) 1,005,022 321,021 2038 (1,869,428) 24,545 (312,617) 620,317 307,701 2027 12,839 24,545 (73,495) 369,714 296,219 2016 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel - Pagina 65 - Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo 24,545 (2,972,955) 24,545 457,239 2039 287,859 792,650 (504,791) 24,545 880,963 2028 298,255 465,130 (166,875) 24,545 (855) 2017 308,215 270,765 37,450 24,545 (3,493,819) 24,545 290,482 2040 286,879 832,288 (545,409) 24,545 929,080 2029 296,243 487,545 (191,302) 24,545 (13,063) 2018 308,172 284,600 23,572 Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_Extrabanen) Bedragen x NAf. 1.000 2006 2007 Premie AOV/AWW 168,790 200,909 Uitkering AOV/AWW 194,189 237,662 SALDO BATEN - LASTEN (25,400) (36,753) 24,545 (4,057,323) 24,545 99,202 2041 285,881 873,931 (588,050) 24,545 963,108 2030 294,216 510,042 (215,825) 24,545 27,272 2019 308,194 298,711 9,483 2008 265,865 250,075 15,790 24,545 (4,665,625) 24,545 (118,168) 2042 284,853 917,699 (632,846) 24,545 981,768 2031 293,852 535,767 (241,914) 24,545 65,227 2020 307,599 313,484 (5,885) 2009 275,146 261,737 13,409 24,545 (5,321,014) 24,545 (363,048) 2043 283,798 963,732 (679,934) 24,545 984,701 2032 293,362 562,786 (269,425) 24,545 200,772 2021 307,252 328,864 (21,612) 2010 301,647 190,646 111,001 24,545 (6,025,662) 24,545 (636,765) 2044 282,740 1,011,934 (729,193) 24,545 971,227 2033 292,764 591,026 (298,262) 24,545 328,912 2022 306,798 344,817 (38,019) 2011 303,875 200,280 103,594 24,545 (6,782,009) 24,545 (940,790) 2045 281,679 1,062,572 (780,892) 24,545 938,461 2034 292,083 620,653 (328,570) 24,545 447,666 2023 305,807 363,118 (57,311) 2012 305,609 211,400 94,209 24,545 (7,592,420) 24,545 (1,276,835) 2046 280,636 1,115,592 (834,956) 24,545 886,745 2035 291,320 651,910 (360,590) 24,545 556,738 2024 304,835 381,096 (76,261) 2013 306,743 222,216 84,527 24,545 (8,459,429) 24,545 (1,646,430) 2047 279,616 1,171,170 (891,553) 24,545 813,427 2036 290,521 684,661 (394,140) 24,545 656,742 2025 303,393 401,256 (97,863) 2014 307,779 232,320 75,459 24,545 (9,385,760) 24,545 (2,051,134) 2048 278,627 1,229,503 (950,876) 24,545 717,889 2037 289,691 718,940 (429,249) 24,545 744,494 2026 301,824 421,907 (120,083) 2015 307,794 244,588 63,206 24,545 (10,374,270) 24,545 (2,492,709) 2049 277,681 1,290,736 (1,013,056) 24,545 599,569 2038 288,795 754,915 (466,120) 24,545 818,968 2027 300,160 443,025 (142,865) 2016 307,648 257,719 49,929 Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel - Pagina 66 - Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo 24,545 (1,828,324) 24,545 915,759 2039 364,107 792,650 (428,544) 24,545 965,613 2028 344,659 465,130 (120,470) 24,545 (855) 2017 327,248 270,765 56,483 24,545 (2,270,124) 24,545 797,850 2040 365,943 832,288 (466,345) 24,545 1,035,232 2029 345,092 487,545 (142,454) 24,545 (13,063) 2018 329,674 284,600 45,074 24,545 (2,751,734) 24,545 657,869 2041 367,776 873,931 (506,154) 24,545 1,093,259 2030 345,515 510,042 (164,526) 24,545 27,272 2019 332,193 298,711 33,482 Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_Extrabanen_1%Economie) Bedragen x NAf. 1.000 2006 2007 2008 Premie AOV/AWW 168,790 200,909 265,865 Uitkering AOV/AWW 194,189 237,662 250,075 SALDO BATEN - LASTEN (25,400) (36,753) 15,790 24,545 (3,275,297) 24,545 494,547 2042 369,591 917,699 (548,108) 24,545 1,138,393 2031 347,900 535,767 (187,867) 24,545 65,227 2020 334,073 313,484 20,589 2009 275,146 261,737 13,409 24,545 (3,843,092) 24,545 306,465 2043 371,392 963,732 (592,340) 24,545 1,170,315 2032 350,160 562,786 (212,627) 24,545 203,054 2021 336,242 328,864 7,378 2010 303,929 190,646 113,283 24,545 (4,457,272) 24,545 92,299 2044 373,209 1,011,934 (638,725) 24,545 1,188,360 2033 352,315 591,026 (238,711) 24,545 335,798 2022 338,316 344,817 (6,500) 2011 308,479 200,280 108,198 24,545 (5,120,258) 24,545 (149,416) 2045 375,040 1,062,572 (687,531) 24,545 1,189,608 2034 354,393 620,653 (266,260) 24,545 461,510 2023 339,821 363,118 (23,297) 2012 312,567 211,400 101,167 24,545 (5,834,389) 24,545 (420,386) 2046 376,916 1,115,592 (738,676) 24,545 1,174,421 2035 356,394 651,910 (295,515) 24,545 579,917 2024 341,364 381,096 (39,732) 2013 316,078 222,216 93,862 24,545 (6,602,169) 24,545 (722,130) 2047 378,845 1,171,170 (792,325) 24,545 1,140,109 2036 358,372 684,661 (326,289) 24,545 691,663 2025 342,399 401,256 (58,857) 2014 319,520 232,320 87,201 24,545 (7,426,291) 24,545 (1,056,191) 2048 380,836 1,229,503 (848,667) 24,545 1,086,051 2037 360,334 718,940 (358,606) 24,545 793,554 2026 343,304 421,907 (78,603) 2015 321,935 244,588 77,347 24,545 (8,309,576) 24,545 (1,424,326) 2049 382,906 1,290,736 (907,830) 24,545 1,011,684 2038 362,235 754,915 (392,680) 24,545 884,585 2027 344,113 443,025 (98,912) 2016 324,204 257,719 66,485 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel - Pagina 67 - Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo Premie AOV/AWW Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds Cumulatief Saldo 24,545 (3,704,855) 24,545 (274,661) 2039 287,859 792,650 (504,791) 24,545 205,953 2028 298,255 465,130 (166,875) 24,545 (855) 2017 297,420 314,996 (17,576) 24,545 (4,225,719) 24,545 (441,418) 2040 286,879 832,288 (545,409) 24,545 226,115 2029 296,243 487,545 (191,302) 24,545 (13,063) 2018 302,775 307,158 (4,383) 24,545 (4,789,224) 24,545 (632,699) 2041 285,881 873,931 (588,050) 24,545 231,207 2030 294,216 510,042 (215,825) 24,545 27,272 2019 302,695 322,148 (19,453) 24,545 (5,397,525) 24,545 (850,068) 2042 284,853 917,699 (632,846) 24,545 249,868 2031 293,852 535,767 (241,914) 24,545 65,227 2020 307,599 313,484 (5,885) Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Extrabanen_1%Economie) Bedragen x NAf. 1.000 2006 2007 2008 2009 Premie AOV/AWW 168,790 200,909 265,865 275,146 Uitkering AOV/AWW 194,189 237,662 250,075 261,737 SALDO BATEN - LASTEN (25,400) (36,753) 15,790 13,409 24,545 (6,052,914) 24,545 (1,094,948) 2043 283,798 963,732 (679,934) 24,545 252,800 2032 293,362 562,786 (269,425) 24,545 92,163 2021 307,252 328,864 (21,612) 2010 277,865 275,473 2,392 24,545 (6,757,562) 24,545 (1,368,665) 2044 282,740 1,011,934 (729,193) 24,545 239,326 2033 292,764 591,026 (298,262) 24,545 105,771 2022 306,798 344,817 (38,019) 2011 279,182 290,120 (10,938) 24,545 (7,513,910) 24,545 (1,672,690) 2045 281,679 1,062,572 (780,892) 24,545 206,560 2034 292,083 620,653 (328,570) 24,545 131,814 2023 305,807 363,118 (57,311) 2012 285,929 284,431 1,499 24,545 (8,324,321) 24,545 (2,008,735) 2046 280,636 1,115,592 (834,956) 24,545 154,845 2035 291,320 651,910 (360,590) 24,545 144,047 2024 304,835 381,096 (76,261) 2013 286,506 298,818 (12,312) 24,545 (9,191,329) 24,545 (2,378,330) 2047 279,616 1,171,170 (891,553) 24,545 81,527 2036 290,521 684,661 (394,140) 24,545 168,302 2025 303,393 401,256 (97,863) 2014 292,196 292,486 (290) 24,545 (10,117,660) 24,545 (2,783,034) 2048 278,627 1,229,503 (950,876) 24,545 (14,011) 2037 289,691 718,940 (429,249) 24,545 177,446 2026 301,824 421,907 (120,083) 2015 291,876 307,277 (15,402) 24,545 (11,106,170) 24,545 (3,224,609) 2049 277,681 1,290,736 (1,013,056) 24,545 (132,331) 2038 288,795 754,915 (466,120) 24,545 198,984 2027 300,160 443,025 (142,865) 2016 297,097 300,103 (3,006) Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN (88,799) SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 68 - Cumulatief Saldo (7,752,535) 24,545 (729,103) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,051,405 Uitkering AOV/AWW (8,504,235) 24,545 (776,246) 1,099,804 323,559 2040 2039 322,301 (2,519,251) 24,545 (362,477) 671,256 (2,181,319) 24,545 (336,436) 644,896 308,779 2029 2028 308,460 (134,560) 24,545 (107,690) 407,705 300,015 2018 (13,063) 24,545 (36,753) 237,662 200,909 2007 (51,415) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 387,436 Uitkering AOV/AWW Intrest Schommelfonds 298,637 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 (9,304,935) 24,545 (825,245) 1,150,094 324,849 2041 (2,882,078) 24,545 (387,372) 696,699 309,327 2030 (235,762) 24,545 (125,747) 427,474 301,727 2019 27,272 24,545 15,790 250,075 265,865 2008 Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Extrabanen_1%Economie) (10,156,622) 24,545 (876,232) 1,202,388 326,156 2042 (3,276,267) 24,545 (418,733) 729,789 311,056 2031 (358,630) 24,545 (147,413) 449,779 302,365 2020 65,227 24,545 13,409 261,737 275,146 2009 (11,061,416) 24,545 (929,338) 1,256,820 327,482 2043 (3,703,287) 24,545 (451,565) 764,244 312,679 2032 (503,388) 24,545 (169,303) 472,656 303,353 2021 94,445 24,545 4,674 275,473 280,147 2010 (12,021,489) 24,545 (984,619) 1,313,458 328,840 2044 (4,164,758) 24,545 (486,016) 800,207 314,191 2033 (670,564) 24,545 (191,721) 496,034 304,314 2022 112,650 24,545 (6,340) 290,120 283,779 2011 (13,039,145) 24,545 (1,042,201) 1,372,440 330,239 2045 (4,662,299) 24,545 (522,086) 837,720 315,634 2034 (861,498) 24,545 (215,479) 520,524 305,045 2023 119,897 24,545 (17,298) 304,710 287,412 2012 (14,116,907) 24,545 (1,102,307) 1,433,989 331,681 2046 (5,197,592) 24,545 (559,838) 876,863 317,025 2035 (1,076,965) 24,545 (240,012) 545,637 305,625 2024 114,486 24,545 (29,956) 320,137 290,181 2013 (15,257,564) 24,545 (1,165,202) 1,498,368 333,166 2047 (5,772,383) 24,545 (599,337) 917,729 318,392 2036 (1,316,965) 24,545 (264,545) 570,786 306,241 2025 95,476 24,545 (43,555) 336,130 292,575 2014 (16,464,252) 24,545 (1,231,234) 1,565,922 334,688 2048 (6,388,520) 24,545 (640,681) 960,417 319,736 2037 (1,581,356) 24,545 (288,936) 595,827 306,891 2026 61,789 24,545 (58,232) 352,647 294,415 2015 (17,740,405) 24,545 (1,300,698) 1,636,948 336,251 2049 (7,047,976) 24,545 (684,002) 1,005,022 321,021 2038 (1,869,428) 24,545 (312,617) 620,317 307,701 2027 12,839 24,545 (73,495) 369,714 296,219 2016 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 69 - Cumulatief Saldo (8,599,885) 24,545 (768,288) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,037,596 Uitkering AOV/AWW (9,396,432) 24,545 (821,092) 1,089,483 268,391 2040 2039 269,308 (3,163,669) 24,545 (361,056) 638,207 (2,827,158) 24,545 (329,831) 608,865 277,151 2029 279,033 2028 24,545 (960,956) 24,545 (118,814) 402,076 283,262 2018 (18,663) 24,545 (42,353) 237,662 195,309 2007 (866,687) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds (134,084) 412,336 Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN 278,252 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Minloon) (10,248,424) 24,545 (876,537) 1,143,994 267,457 2041 (3,531,524) 24,545 (392,400) 667,655 275,255 2030 (1,074,922) 24,545 (138,511) 421,699 283,188 2019 (67,572) 24,545 (73,454) 327,353 253,898 2008 (11,158,671) 24,545 (934,793) 1,201,288 266,495 2042 (3,933,395) 24,545 (426,416) 701,330 274,914 2031 (1,172,959) 24,545 (122,582) 410,358 287,776 2020 (128,233) 24,545 (85,205) 342,620 257,414 2009 (12,130,164) 24,545 (996,038) 1,261,546 265,508 2043 (4,371,094) 24,545 (462,244) 736,700 274,456 2032 (1,291,454) 24,545 (143,040) 430,490 287,451 2021 (204,330) 24,545 (100,643) 360,600 259,958 2010 (13,165,743) 24,545 (1,060,124) 1,324,643 264,519 2044 (4,846,318) 24,545 (499,769) 773,665 273,896 2033 (1,431,255) 24,545 (164,347) 451,373 287,026 2022 (298,369) 24,545 (118,583) 379,773 261,189 2011 (14,268,601) 24,545 (1,127,403) 1,390,929 263,526 2045 (5,360,962) 24,545 (539,189) 812,448 273,259 2034 (1,595,941) 24,545 (189,230) 475,329 286,099 2023 (378,647) 24,545 (104,823) 372,326 267,502 2012 (15,441,839) 24,545 (1,197,784) 1,460,333 262,550 2046 (5,917,235) 24,545 (580,818) 853,364 272,546 2035 (1,785,068) 24,545 (213,673) 498,862 285,190 2024 (477,220) 24,545 (123,118) 391,159 268,041 2013 (16,688,784) 24,545 (1,271,490) 1,533,086 261,596 2047 (6,517,128) 24,545 (624,438) 896,236 271,798 2036 (2,001,936) 24,545 (241,412) 525,253 283,841 2025 (562,180) 24,545 (109,505) 382,870 273,365 2014 (18,013,014) 24,545 (1,348,775) 1,609,446 260,671 2048 (7,162,670) 24,545 (670,087) 941,108 271,021 2037 (2,247,303) 24,545 (269,913) 552,285 282,372 2026 (666,802) 24,545 (129,167) 402,232 273,065 2015 (19,418,286) 24,545 (1,429,816) 1,689,602 259,785 2049 (7,856,142) 24,545 (718,017) 988,200 270,183 2038 (2,521,872) 24,545 (299,114) 579,929 280,815 2027 (757,148) 24,545 (114,891) 392,841 277,950 2016 Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel 194,189 (25,400) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN (95,423) SALDO BATEN - LASTEN - Pagina 70 - Cumulatief Saldo (6,821,575) 24,545 (672,315) SALDO BATEN - LASTEN Intrest Schommelfonds 1,037,596 Uitkering AOV/AWW (7,519,400) 24,545 (722,370) 1,089,483 367,113 2040 2039 365,281 (2,222,334) 24,545 (291,907) 638,207 (1,954,972) 24,545 (262,989) 608,865 346,300 2029 2028 345,876 (648,930) 24,545 (76,986) 402,076 325,090 2018 (13,063) 24,545 (36,753) 237,662 200,909 2007 (596,489) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo Intrest Schommelfonds SALDO BATEN - LASTEN Uitkering AOV/AWW Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 412,336 Uitkering AOV/AWW Intrest Schommelfonds 316,913 2017 (855) Premie AOV/AWW Cumulatief Saldo 24,545 168,790 Premie AOV/AWW Intrest Schommelfonds 2006 Bedragen x NAf. 1.000 (8,269,906) 24,545 (775,052) 1,143,994 368,942 2041 (2,518,729) 24,545 (320,940) 667,655 346,715 2030 (718,583) 24,545 (94,198) 421,699 327,501 2019 (50,006) 24,545 (61,488) 327,353 265,865 2008 (9,075,896) 24,545 (830,535) 1,201,288 370,753 2042 (2,846,416) 24,545 (352,232) 701,330 349,098 2031 (769,068) 24,545 (75,030) 410,358 335,328 2020 (92,934) 24,545 (67,473) 342,620 275,146 2009 Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Minloon_Extrabanen_1%Economie) (9,940,348) 24,545 (888,997) 1,261,546 372,549 2043 (3,207,215) 24,545 (385,343) 736,700 351,356 2032 (837,518) 24,545 (92,995) 430,490 337,495 2021 (148,842) 24,545 (80,453) 360,600 280,147 2010 (10,866,084) 24,545 (950,281) 1,324,643 374,362 2044 (3,602,826) 24,545 (420,156) 773,665 353,509 2033 (924,778) 24,545 (111,805) 451,373 339,568 2022 (220,291) 24,545 (95,993) 379,773 283,779 2011 (11,856,279) 24,545 (1,014,740) 1,390,929 376,189 2045 (4,035,145) 24,545 (456,864) 812,448 355,584 2034 (1,034,494) 24,545 (134,261) 475,329 341,068 2023 (275,105) 24,545 (79,360) 372,326 292,966 2012 (12,914,007) 24,545 (1,082,273) 1,460,333 378,061 2046 (4,506,381) 24,545 (495,781) 853,364 357,583 2035 (1,166,204) 24,545 (156,255) 498,862 342,607 2024 (345,811) 24,545 (95,251) 391,159 295,908 2013 (14,042,562) 24,545 (1,153,101) 1,533,086 379,985 2047 (5,018,515) 24,545 (536,679) 896,236 359,557 2036 (1,323,276) 24,545 (181,617) 525,253 343,636 2025 (399,977) 24,545 (78,711) 382,870 304,159 2014 (15,245,491) 24,545 (1,227,474) 1,609,446 381,972 2048 (5,573,562) 24,545 (579,592) 941,108 361,515 2037 (1,506,481) 24,545 (207,751) 552,285 344,534 2026 (471,439) 24,545 (96,008) 402,232 306,225 2015 (16,526,509) 24,545 (1,305,563) 1,689,602 384,039 2049 (6,173,804) 24,545 (624,787) 988,200 363,413 2038 (1,716,528) 24,545 (234,592) 579,929 345,338 2027 (525,611) 24,545 (78,716) 392,841 314,125 2016 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel - Pagina 71 - Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 124,000 21,922 24,545 129,848 467,112 66,931 (107,550) (40,619) 124,000 17,526 24,545 (72,426) 197,204 2039 69,348 (307,845) (238,497) 124,000 43,462 24,545 48,432 717,073 2028 30,362 24,545 28,769 495,881 66,703 (92,841) (26,138) 124,000 12,818 24,545 (65,356) 131,848 2040 68,881 (295,600) (226,719) 124,000 46,610 24,545 31,874 748,947 2029 2018 49,665 71,654 (284,600) (163,281) 2017 55,526 71,664 (270,765) (143,575) 32,232 24,545 43,975 539,856 66,471 (79,273) (12,802) 124,000 8,570 24,545 (57,766) 74,082 2041 68,409 (283,290) (214,881) 124,000 48,682 24,545 13,919 762,866 2030 2019 43,745 71,659 (298,711) (183,307) 24,545 27,272 (250,075) 15,790 (237,662) (36,753) 24,545 (13,063) 2008 265,865 2007 200,909 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie2%tot 2049) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 35,091 24,545 58,968 598,824 66,232 (66,900) (668) 124,000 4,815 24,545 (38,456) 35,627 2042 68,325 (260,141) (191,816) 124,000 49,586 24,545 (6,050) 756,816 2031 2020 37,782 71,521 (313,484) (204,181) 24,545 59,627 (261,737) 7,809 2009 269,546 38,924 24,545 73,728 672,552 65,987 (55,728) 10,259 124,000 2,316 24,545 (18,855) 16,772 2043 68,210 (237,926) (169,716) 124,000 49,193 24,545 (27,923) 728,893 2032 124,000 0 24,545 120,834 120,834 2021 31,763 71,440 (328,864) (225,661) 2010 92,798 70,137 (190,646) (27,711) 43,716 24,545 88,235 760,787 65,741 (45,767) 19,974 124,000 1,090 24,545 1,049 17,821 2044 68,071 (216,657) (148,586) 124,000 47,378 24,545 (51,813) 677,080 2033 124,000 7,854 24,545 114,842 235,676 2022 25,746 71,335 (344,817) (247,736) 2011 88,068 70,655 (200,280) (41,557) 49,451 24,545 102,476 863,263 65,494 (37,015) 28,480 124,000 1,158 24,545 21,389 39,210 2045 67,913 (196,227) (128,314) 124,000 44,010 24,545 (80,135) 596,946 2034 124,000 15,319 24,545 106,377 342,053 2023 19,324 71,104 (363,118) (272,690) 2012 82,855 71,058 (211,400) (57,487) 56,112 24,545 116,465 979,727 65,252 (29,444) 35,808 124,000 2,549 24,545 42,175 81,385 2046 67,736 (176,655) (108,919) 124,000 38,801 24,545 (81,532) 515,413 2035 124,000 22,233 24,545 97,580 439,633 2024 13,081 70,878 (352,838) (268,879) 2013 77,696 71,322 (222,216) (73,198) 63,682 24,545 130,236 1,109,963 65,015 (23,006) 42,009 124,000 5,290 24,545 63,437 144,822 2047 67,550 (157,948) (90,398) 124,000 33,502 24,545 (82,992) 432,421 2036 124,000 28,576 24,545 89,047 528,680 2025 6,521 70,543 (342,103) (265,039) 2014 72,683 71,563 (232,320) (88,075) 72,148 24,545 143,845 1,253,809 64,785 (17,632) 47,153 124,000 9,413 24,545 85,148 229,970 2048 67,357 (140,168) (72,811) 124,000 28,107 24,545 (84,132) 348,290 2037 70,178 (330,962) (260,784) 124,000 34,364 24,545 76,957 605,636 2026 2015 67,069 71,566 (244,588) (105,952) 81,498 24,545 157,362 1,411,171 64,565 (13,245) 51,320 124,000 14,948 24,545 107,294 337,264 2049 67,149 (123,348) (56,199) 124,000 22,639 24,545 (78,659) 269,630 2038 69,791 (319,634) (249,843) 124,000 39,366 24,545 63,005 668,641 2027 2016 61,280 71,532 (257,719) (124,907) Tabellen Scenario's - Varianten Kapitaaldekkingstelsel - Pagina 72 - Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo Premie AOV/AWW (49-64 jaar) Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) Uitkering AOV/AWW SALDO BATEN - LASTEN Dotatie Overheid Rendement Saldo Dotatie Rendement Schommelfonds Jaarlijkse Saldo Cumulatieve saldo 159,000 15,113 24,545 118,631 351,142 159,000 27,787 24,545 (97,162) 330,329 2039 0 66,931 (146,959) (80,028) 69,348 (377,843) (308,494) 22,824 24,545 (14,032) 337,110 159,000 21,471 24,545 (92,472) 237,856 2040 0 66,703 (128,104) (61,401) 68,881 (366,369) (297,489) 159,000 59,951 24,545 47,974 970,303 2029 2018 49,665 71,654 (316,842) (195,522) 2017 55,526 71,664 (298,513) (171,323) 159,000 55,546 24,545 67,769 922,329 2028 24,545 (13,063) 2007 200,909 0 (237,662) (36,753) 24,545 (855) Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie3%tot 2049) Bedragen x NAf. 1.000 2006 Premie AOV/AWW (49-64 jaar) 168,790 Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar) 0 Uitkering AOV/AWW (194,189) SALDO BATEN - LASTEN (25,400) 21,912 24,545 2,473 339,583 159,000 15,461 24,545 (87,140) 150,716 2041 0 66,471 (110,456) (43,984) 68,409 (354,555) (286,146) 159,000 63,070 24,545 26,207 996,510 2030 2019 43,745 71,659 (335,811) (220,408) 24,545 24,821 2008 265,865 0 (252,526) 13,339 22,073 24,545 18,721 358,304 159,000 9,797 24,545 (67,108) 83,608 2042 0 66,232 (94,129) (27,897) 68,325 (328,774) (260,450) 159,000 64,773 24,545 1,746 998,256 2031 2020 37,782 71,521 (355,875) (246,572) 24,545 52,018 2009 269,546 0 (266,894) 2,652 23,290 24,545 34,644 392,948 159,000 5,435 24,545 (46,456) 37,151 2043 0 65,987 (79,178) (13,191) 68,210 (303,647) (235,436) 159,000 64,887 24,545 (25,360) 972,895 2032 159,000 0 24,545 150,171 150,171 2021 31,763 71,440 (376,995) (273,792) 2010 92,798 70,137 (196,308) (33,374) 25,542 24,545 50,164 443,112 159,000 2,415 24,545 (25,182) 11,969 2044 0 65,741 (65,664) 77 68,071 (279,214) (211,142) 159,000 63,238 24,545 (55,293) 917,602 2033 159,000 9,761 24,545 143,779 293,950 2022 25,746 71,335 (399,157) (302,076) 2011 88,068 70,655 (208,251) (49,528) 28,802 24,545 65,215 508,327 159,000 778 24,545 (3,128) 8,841 2045 0 65,494 (53,627) 11,867 67,913 (255,364) (187,451) 159,000 59,644 24,545 (90,847) 826,756 2034 159,000 19,107 24,545 134,597 428,547 2023 19,324 71,104 (424,464) (334,036) 2012 82,855 71,058 (221,968) (68,055) 33,041 24,545 79,761 588,088 159,000 575 24,545 19,709 28,550 2046 0 65,252 (43,076) 22,175 67,736 (232,147) (164,411) 159,000 53,739 24,545 (95,247) 731,508 2035 159,000 27,856 24,545 124,806 553,353 2024 13,081 70,878 (416,490) (332,531) 2013 77,696 71,322 (235,612) (86,594) 38,226 24,545 93,798 681,886 159,000 1,856 24,545 43,352 71,902 2047 0 65,015 (33,987) 31,027 67,550 (209,599) (142,049) 159,000 47,548 24,545 (99,621) 631,887 2036 159,000 35,968 24,545 115,018 668,371 2025 6,521 70,543 (407,778) (330,714) 2014 72,683 71,563 (248,740) (104,495) 44,323 24,545 107,348 789,234 159,000 4,674 24,545 67,748 139,650 2048 0 64,785 (26,304) 38,481 67,357 (187,828) (120,471) 159,000 41,073 24,545 (103,570) 528,317 2037 70,178 (398,366) (328,188) 159,000 43,444 24,545 101,182 769,553 2026 2015 67,069 71,566 (264,443) (125,807) 51,300 24,545 120,457 909,691 159,000 9,077 24,545 92,862 232,511 2049 0 64,565 (19,953) 44,612 67,149 (166,909) (99,761) 159,000 34,341 24,545 (100,826) 427,491 2038 69,791 (388,503) (318,712) 159,000 50,021 24,545 85,007 854,560 2027 2016 61,280 71,532 (281,371) (148,559) Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Tabellen Scenario's - Varianten Kapitaaldekkingstelsel Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek In het verleden zijn diverse rapporten over het pensioen en de AOV problematiek gepubliceerd. Om een overzicht te behouden van wat al gepubliceerd is hebben wij gemeend de belangrijkste conclusies uit al deze rapporten samen te vatten. Hierna volgen samenvattingen van de volgende rapporten: • Kosteneffectenonderzoek Sociale Zekerheid Nederlandse Antillen Drs. Willem S.A. Da Costa Gomez; Curaçao,19 november 1996. • Op weg naar een pensioenbeleid voor de Nederlandse Antillen Contourendocument Commissie Pensioenen; Curaçao, 26 november 1997. • Commissie Leefbaar Ouderdom Curaçao, Juli 2004 • Naar een integraal en duurzaam pensioenstelsel in Aruba Commissie ingesteld door de “Gremionan Comercial den Coalicion" en de “Sindicatonan den Union”; Aruba, 1 maart 2004. • Commissie versterking financiële positie pensioenfondsen Landsbesluit nr. 41; Curaçao, 29 januari 2004 • Een onderzoek naar de te nemen maatregelen ter sanering van de Algemene Ouderdomsverzekering en naar de mogelijkheden ter verhoging daarvan Curaçao, 24 januari 2005 - Pagina 73 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Kosteneffectenonderzoek Sociale Zekerheid Nederlandse Antillen Drs. Willem S.A. Da Costa Gomez; Curaçao,19 november 1996. Doel van het onderzoek: “Het verschaffen van inzicht in de kostenaspecten van de genomen en voorgenomen regeringsmaatregelen ter verbetering van de sociale zekerheid op de Nederlandse Antillen voor de overheid, de werkgevers en de werknemers.” In het bijzonder gaat het om het bepalen van: • • • De totale premiedruk voor zowel de werknemer, werkgever als de lokale overheden; De premiedruk voor de werknemer, werkgever en de overheden over een aantal jaren m.n. 1996 tot en met 2000; De premiedruk voor de verschillende inkomensklassen teneinde de kosteneffecten voor de inkomenscategorieën te meten”. Genomen en voorgenomen maatregelen: 1. ZV gezinsleden: introductie in maart 1996 van het meeverzekeren van gezinsleden van de werknemers die bij de SVB verzekerd zijn met een gelijkelijk verdeling van de totale premie van 4,2% over de overheden en werknemers in afwachting van de invoering van de AZV. 2. AVBZ: invoeren van de AVBZ per 1 januari 1997 onder gelijktijdige overheveling van de bestaande PP kosten naar de private sector. 3. ZV/OV bus en taxichauffeurs: bus en taxichauffeurs en hun gezinnen te kunnen verzekeren bij de SVB. 4. AZV: het voornemen om de AZV te introduceren. 5. AOV: aanpassing van de landsverordeningen AOV en AWW om de positie van de gehuwde vrouw conform de internationale verdragen te regelen alsmede aanpassing van het premiepercentage en de loongrens. 6. AWW: verzelfstandiging van de gehuwde vrouw en uitbreiding om weduwnaren en onwettige kinderen te verzekeren conform internationale verdragen. 7. AAP: planning van de introductie van een aanvullende pensioenverzekering voor alle werkenden in de private sector. Conclusies: 1. Er zijn drie scenario’s ontwikkeld: het historische, het maatregelen en het meer maatregelen scenario. Reële economische groei geeft een afnemende trend te zien van 3,6% in 1992 tot 1,3% in 1995. Genomen maatregelen: verhoging benzineprijzen, verhoging van water en elektra prijzen, invoering van afvalstoffenbelasting, ABB, verhoging van diverse kosten voor overheidsdiensten bijv. Leges, zegelbelasting, airporttax, versneld innen van achterstallige belastinggelden, invoering van het selfasessment systeem voor de winstbelastingen, verlaging van invoerrechten per 01 januari 1997 met 3%, uitbreiding van de AWW voor weduwnaren en onwettige kinderen, verhoging van de AON en ZV premies en de loongrens, meeverzekeren van gezinsleden bij de SVB, Voornemen tot invoering van een AZV en een AVBZ, ziektekosten en ongevallenverzekering voor bus en taxichauffeurs en een aanvullende Pensioenregeling (AAP). 2. Combinatie van kostenverhogende maatregelen en de onttrekking van additionele geldmiddelen uit de economische kringloop ten behoeve van de vernieuwing van het sociale zekerheidsstelsel heeft geleid tot een proces van economische stagnatie (record aantal ontslagen, stijging van de totale kosten van de ZV-fonds, stijging van de AOV uitkeringen en uitgaven van het AWW fonds). 3. De dalende inkomsten en de stijgende uitgaven van de sociale fondsen leiden tot een verkleining van het maatschappelijk draagvlak van deze fondsen. Financiering van de sociale - Pagina 74 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek verzekeringen moeten door steeds minder werkenden worden opgebracht m.a.g. mogelijke tekorten en onvermijdelijke premietoenames. 4. De genomen en voorgenomen regeringsmaatregelen t.a.v. het sociale zekerheidsstelsel zullen leiden tot duurdere arbeidsplaatsen en hogere kosten voor het bedrijfsleven. 5. De door de regering genoemde reeks van maatregelen om overheidsinkomsten te verhogen en om bepaalde kosten over te hevelen naar de private sector heeft een economische recessie op gang gebracht door de daling in de collectieve binnenlandse vraag en publieke bestedingen. 6. Een verdere economische stagnatie lijkt onafwendbaar vanwege het directe effect van de maatregelen. Een krachtig economisch beleid gericht op internationalisering van de economie en het aantrekken van buitenlandse investeringen is de enige uitweg. 7. De maatregelen betreffende het sociale zekerheidsstelsel zullen de werknemer in de private sector met een inkomen beneden de loongrens zwaarder treffen dan werknemers die meer dan de loongrens verdienen met een gemiddelde stijging van 9,43%. 8. Gegeven het bestedingspatroon waarbij ruim 80% aan basisbehoeften wordt uitgegeven, wordt door de totale maatregelen een zware druk op de werkende en individuele huishoudens gezet. - Pagina 75 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Op weg naar een pensioenbeleid voor de Nederlandse Antillen Contourendocument Commissie Pensioenen; Curaçao, 26 november 1997. Dit rapport is het meest volledige rapport dat in de afgelopen 20 jaar gepubliceerd is over de algehele pensioenproblematiek. Om die reden wordt in de samenvatting uitvoerig aandacht besteed aan de meest belangrijke aanbevelingen. Taakstelling commissie: “De regering te adviseren over de uitgangspunten van het pensioenbeleid op de Nederlandse Antillen. Dat houdt in zowel de AOV, een aanvullende pensioenvoorziening, de cessantiaregeling evenals mogelijk andere aanvullende regelingen een pensioenvoorziening betreffende met in beschouwing van de gevolgen daarvan op macro- en micro economisch niveau en de uitwerking van een wettelijk kader”. Conclusies: 1. Uit onderzoek is gebleken dat 2/3 deel van de actieve beroepsbevolking geen adequate aanvullende pensioenregeling heeft naast de AOV. 2. Met het pensioenbeleid wordt beoogd zodanige maatregelen te treffen dat het grootste deel van de doelgroep (totale werkende bevolking van de Nederlandse Antillen die een inkomen geniet) op zo kort mogelijke termijn een aanvaardbare aanvullende pensioenregeling heeft. 3. Uitgangspunt is de verzorgingsgedachte, ingezetenen dienen op het moment waarop zij met pensioen gaan in staat te zijn een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan te leiden. Streven is erop gericht de bereikte levensstandaard zoveel mogelijk te handhaven. 4. Gezien het feit dat de AOV een op solidariteit gebaseerde financieringsvorm heeft (omslagstelsel zij die een inkomen genieten dragen de lasten) wordt deze mogelijkheid door de commissie niet haalbaar geacht vanwege de vergrijzing en doordat men in het algemeen een hogere leeftijd bereikt waardoor de AOV op termijn onbetaalbaar wordt. 5. Voor het bereiken van de doelstelling zijn er twee opties: • • Verplichte toezegging, instelling van een wet die elke werkgever verplicht een pensioentoezegging te doen voor de werknemers, de werknemers zijn verplicht die te aanvaarden en de pensioentoezegging dient te voldoen aan minimale voorwaarden; Geen verplichting tot het doen van een pensioentoezegging waardoor de blinde vlekken op pensioengebied op lange termijn bereikt worden en de vrijheid tot het doen van een pensioentoezegging wordt onverlet overgelaten aan de partijen (werkgever en werknemer) echter indien een pensioentoezegging wordt gedaan moet dit aan een aantal minimale voorwaarden voldoen. 6. De pensioentoezegging dient rekeninghoudend met de solidariteitsgedachte in beide opties moeten bestaan uit zowel een ouderdoms-, nabestaanden en wezenpensioen alsmede een verzekering van een premievrije pensioenopbouw bij optredende invaliditeit. 7. Lasten: De lasten moeten opgebracht kunnen worden door de werkgevers en de werknemers en voldoen aan de minimale wettelijke normen. 8. Ondersteuning: Het stelsel moet gepaard gaan met maatschappelijke overreding en voorlichting ondersteund door de nodige beleidsinstrumenten. Indien op termijn het beoogde resultaat nog niet bereikt is, de Minister kan besluiten tot een vorm van (gedeeltelijke) verplichtstelling. 9. Het kapitaaldekkingssysteem: (financiering geschiedt gedurende de periode dat pensioen wordt opgebouwd namelijk de actieve periode) biedt de beste financiële garanties voor wat - Pagina 76 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek betreft de continuïteit van het vastbedragensysteem, beschikbare premieregeling of opbouwsysteem waardoor de premielasten te overzien zijn. 10. Maximum pensioen: Het maximaal op te bouwen pensioen is 70% van het inkomen gedurende de laatste jaren van de arbeidzame periode (eindloonsysteem). 11. Fiscale voorzieningen: Uitbreiding van de bestaande fiscale voorzieningen zodat ook zelfstandigen en vrije beroepsbeoefenaren die geen dienstverband hebben de mogelijkheid te bieden een aanvaardbaar pensioen op te bouwen. Uitgangspunt hierbij is dat iedereen maximaal 70% van het laatst genoten arbeidsinkomen aan pensioen kan opbouwen. 12. Uitvoeringsorganisaties: Alle op te bouwen pensioenen dienen verplicht bij of een pensioenfonds of verzekeraar ondergebracht te worden die onder toezicht staan van de Centrale Bank. 13. Aanpassen AOV: De voorkeur wordt gegeven om de hoogte van de AOV ongewijzigd te laten vanwege de huidige financieringsvorm en het feit dat de AOV steeds moeilijker op te brengen zal zijn vanwege het omslagstelsel en de vergrijzing. 14. Financieringsysteem: Het uiteindelijk te kiezen pensioensysteem en het doel van de pensioentoezegging bepalen welk financieringssysteem het beste daarbij past. De wijze van financiering heeft ook grote invloed op de wijze waarop de uitvoering van de pensioenregeling zal plaatsvinden. Een omslagsysteem vraagt om een verplichte invoering van een basispensioenregeling die te beschouwen is als een volksverzekering. De verzorgingsgedachte staat daarbij voorop. Uitvoering vindt plaats door een uitvoeringsorgaan. Een kapitaaldekkingssysteem echter is veel meer geënt op individuele en bedrijfscontracten, waarbij specifieke omstandigheden in het oog worden gehouden. Uitvoering kan plaatsvinden in concurrentie door meer verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Veelal staat de beleningsgedachte meer voorop “pensioen is immers uitgesteld loon”, waarvan de hoogte wordt bepaald door de geleverde prestatie. 15. Financiële haalbaarheid: de oplossing voor de bestaande pensioenproblematiek, moet in ieder geval betaalbaar zijn. Rekening dient te worden gehouden met de bestaande algemene economische situatie en het financiële draagvlak per economische sector. Gestart zou kunnen worden met een minimale regeling en deze geleidelijk aan uitbouwen tot een volwaardige pensioenregeling. 16. Verplichtstelling: het onderzoek heeft uitgewezen dat de sociale partners “nog niet op de juiste wijze” de maatschappelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het onderhavige vraagstuk hebben opgepakt. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat de discussie met betrekking tot de wenselijkheid van een dergelijke voorziening een gepasseerd station is. Het is zaak dat nu aan de invulling van een voorziening welke tegemoet komt aan deze wenselijkheid gestalte wordt gegeven. Hierbij dient de individuele verantwoordelijkheid van elke burger om, al dan niet in een collectief verband, in een oudedagsvoorziening te voorzien voorop te staan. 17. Pensioenwet/kaderwet: indien de voorziening dwingend wordt voorgeschreven (pensioenwet) dienen naar de wetgevingstheorieën ook de normen te worden aangegeven waaraan de voorziening minimaal moet voldoen. 18. Uitvoeringsorganisaties: de sociale partners benadrukken dat hoewel zij van oordeel zijn dat de overheid in deze regelend en richtinggevend moet optreden, zij verder de bemoeienis van de overheid tot een minimum willen beperken. De overheid bepaalt in overleg met de sociale partners het pensioenbeleid. Dit moet zo min mogelijk leiden tot verstoring van hetgeen reeds is opgebouwd. Doelmatigheid en efficiëntie dienen bij de uitvoering voorop te staan. 19. Hoogte van het pensioen: uit de hearings is gebleken dat men opteert voor een zo optimaal mogelijke pensioen. De overheid zou enkel het maatschappelijk gewenst minimum niveau moeten aangeven. Tijdens de hearings is naar voren gekomen dat een pensioen welke gelijk is aan 70% bruto salaris het besteedbaar inkomen niet in stand houdt. - Pagina 77 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 20. Franchise: het inbouwen van de AOV in de pensioenregelingen (franchise) betekent de facto een beperking in de hoogte van de op te bouwen pensioenrechten. Bovendien leidt het inbouwen van de AOV vanwege de vergrijzing van de bevolking en daardoor versmalling van het financieel draagvlak, op termijn tot complicaties voor wat betreft de beheersbaarheid van de uitkeringskosten. 21. AOV: nadere bezinning is gewenst met betrekking tot de plaats van de AOV in ons sociaal stelsel evenals de wijze waarop de financiering plaatsvindt. De commissie acht het niet opportuun middels het optrekken van de AOV de pensioenproblematiek “op te lossen”. Dit zijn schijnoplossingen gebleken welke de gehele problematiek slechts naar de toekomst doet opschuiven. De commissie is van oordeel dat op korte termijn herijking van de AOV in ons sociaal stelsel dient plaats te vinden. Geheel in lijn hiermee ligt het dan ook voor de hand de financiering tot het “bestaansminimum” te doen plaatsvinden uit de algemene middelen echter met fondsvorming. Geleidelijk aan zou de AOV dan in zijn huidige vorm kunnen worden afgebouwd. De financiële ruimte welke vervolgens beschikbaar komt kan worden gebruikt om de “zelfstandige franchise” in de pensioenregelingen af te bouwen en de regelingen verder te verbeteren. 22. Pensioenregelingen: een keuze dient te worden gemaakt tussen de belonings- en/of de verzorgingsgedachte. De overheid dient zich zo min mogelijk bezig te houden met de inhoud van de pensioenregelingen. De invulling dient in principe overgelaten te worden aan de sociale partners. 23. Financiering: de toenemende vergrijzing leidt tot een smaller financieel draagvlak. Om die reden al wordt de voorkeur gegeven aan een wijze van financiering waarbij de opgebouwde rechten, ter veiligstelling, worden afgefinancierd. Het kapitaaldekkingssysteem biedt in tegenstelling tot het omslagstelsel betere waarborgen voor wat betreft de continuïteit van de voorziening. 24. Transparantie: Teneinde gerechtvaardigde keuzes mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de doorzichtigheid van de pensioenmarkt wordt vergroot. Hierbij wordt gedacht aan het periodiek publiceren van bepaalde kerngegevens van de individuele uitvoeringsorganisaties aangevuld met voorschriften ten aanzien van de tariefsstructuren. Binnen de pensioenregeling dient de mogelijkheid te worden opgenomen dat de individuele deelnemer zoveel mogelijk naar eigen inzicht een pensioen kan opbouwen. Aan flexibilisering en individualisering van de pensioenregeling zal daarom voldoende aandacht besteed moeten worden. 25. Pensioensysteem: Het beschikbare premiesysteem evenals het opbouwsysteem en het vast bedragensysteem komen het meest tegemoet aan de huidige financieel economische omstandigheden. 26. Solidariteit: Op grond van de verzorgingsgedachte acht de commissie in de volgende gevallen solidariteit gewenst: • • Kortleven (nabestaandenpensioen) Premievrij pensioen bij arbeidsongeschiktheid. De commissie wijst de omgekeerde solidariteit, dat wil zeggen de solidariteit tussen minder draagkrachtigen met de beter betaalden af. 27. Afkoop en overdraagbaarheid van pensioenrechten: afkoop van pensioenrechten is niet toegestaan. Individuele pensioenrechten dienen evenwel overdraagbaar te zijn. Op die manier kan de pensioenbeuk problematiek worden teruggebracht. 28. Indexering: de pensioenregeling garandeert in ieder geval de waardevastheid van de opgebouwde rechten en de reeds ingegane pensioenen indien en voorzover de middelen het toelaten. - Pagina 78 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek 29. Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen dienen ook gelijk te worden behandeld bijvoorbeeld pro rato pensioenrechten voor deeltijdwerkers, gelijke behandeling mannen, vrouwen, slapers, gepensioneerden, gehuwden en ongehuwden. 30. Echtscheiding: de verdeling van de pensioenrechten bij echtscheiding dient te worden geregeld voorzover partijen hier niet zelf in hebben voorzien. De partner voormalig echtgenoot of echtgenote krijgt in principe de tot het moment van echtscheiding te zijnen/harer behoeve opgebouwde pensioenrechten mee. 31. Uitvoeringsorganisaties: uitgangspunt van de commissie is dat het vrije marktmechanisme het pensioengebeuren ordent immer leidt dit tot optimale pensioendiensten tegen aanvaardbare prijzen en beheersbaarheid van de pensioenkosten. Een ieder die wil toetreden tot de markt krijgt gelijke kansen en mogelijkheden. 32. Marktmechanisme: Bepalend voor het vrije marktmechanisme is de vrije keuze op bedrijfsniveau. Daarom zullen de individuele uitvoerders verplicht worden bepaalde kerngegevens met betrekking tot de vermogenspositie en de performance toegankelijk te maken voor het publiek. 33. Solvabiliteit: de uitvoerders van deze regelingen mogen zich niet schuldig maken aan praktijken welke de solvabiliteit van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen in gevaar zouden kunnen brengen en daarmee ook de door de deelnemers opgebouwde pensioenrechten. Regels dienen te worden gegeven ten aanzien van bepaalde componenten van de tariefsstructuur (sterftetafels en rekenrente), de vermogenspositie (solvabiliteitseisen) en de wijze van spreiding van de beleggingen. 34. Toezicht: het toezicht kan om praktische redenen worden opgedragen aan de Bank van de Nederlandse Antillen. Binnen regeringskringen dient alsnog een fundamentele discussie plaats te vinden met betrekking tot een evenwichtige spreiding van verantwoordelijkheden. De kosten van het toezicht zullen onder de onder toezicht staande instellingen worden omgeslagen. 35. Rechtsgang: zij die menen door beslissingen, genomen in het kader van de in het leven te roepen wetgeving, in hun belangen te zijn geschaad, moeten hiertegen in rechte kunnen opkomen. - Pagina 79 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Commissie Leefbaar Ouderdom Curaçao, Juli 2004 Doel van het onderzoek: De Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling heeft na kennisneming van de verslaglegging van de delegatie die heeft deelgenomen aan de tweede wereld assemblee een commissie leefbaar ouderdom ingesteld die verschillende onderwerpen heeft behandeld en uitgediept waaronder bestaansminimum, huisvesting, herstructurering van het pensioenstelsel (AOV) en de zorgverzekering. De hoofdtaken van de commissie waren: Het bespreken van en aandragen van concrete voorstellen met betrekking tot onder andere de onderwerpen: solidariteit met ouderen onder het bestaansminimum, herstructurering van het pensioenstelsel, herstructurering zorgverzekeringen, het toetsen van de voorstellen aan een bredere groep in de gemeenschap, het aanleveren aan de Minister van een finaal voorstel betreffende de aanpak van de leefbaarheid van de ouderdom in de samenleving. Samenvatting en aanbevelingen: 1. Solidariteit met ouderen onder het bestaansminimum: Elke samenleving behoort te zijn gebaseerd op een hoge graad van solidariteit van burgers tegen elkaar. Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun materiële bestaan. Er dient een verantwoord evenwicht te bestaan tussen solidariteit en primaire eigen verantwoordelijkheid. De commissie wijst op artikelen 392 en 398 van het BW van de NA waarin de verplichting van kinderen om zorg te dragen voor hun behoeftige ouders is opgenomen. Het CBS in samenwerking met de UNA te verzoeken rationeel verantwoorde onderzoeken en berekeningen van het bestaansminimum te laten verrichten. Voorshands kan in ieder geval 70% van het minimumloon als bestaans-minimum worden aangemerkt. 2. Herstructurering pensioenstelsel, de commissie adviseert met klem: • • • • • • een beslissing te nemen over de vraag welke keuze (kapitaaldekking of omslagstelsel) dient te worden gemaakt; haast te maken met het invoeren van een verplichte aanvullende pensioenverzekering voor werknemers in de particuliere sector als aanvulling op het AOV pensioen; geleidelijke verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 60 naar 62 jaar met inachtneming van een overgangsperiode van 10 jaar; verplichting tot doorbetaling van de AOV premie danwel een gedeelte daarvan te introduceren indien na pensionering wordt doorgewerkt; pensioengerechtigden die meer inkomen hebben dan alleen AOV, over dat meerdere (tot de huidige premieloongrens) premie te laten betalen; de in het rapport genoemde actiepunten uit te voeren ter verhoging van de inkomsten van het AOV fonds t.w. stringente controle op premiebetaling door premieplichtigen, afschaffing van de ontheffingsmogelijkheid voor expatriates, extra fondsvorming door invoering van een 10% omzetbelasting op casino’s, structurele controle op de terechtheid van de AOV uitkeringen. 3. Invoering van een AZV: • • • • • het basispakket waarover al consensus was bereikt als basis te gebruiken; vaststelling van dit pakket middels landsverordening; een Raad voor de Volksgezondheid in te stellen; uitvoering in handen van bestaande zorgverzekeraars met verplichting tot verzekering volgens het basispakket en acceptatieplicht; premie nominaal voor elke burger of inkomensafhankelijk - Pagina 80 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek Naar een integraal en duurzaam pensioenstelsel in Aruba Commissie ingesteld door de “Gremionan Comercial den Coalicion" en de “Sindicatonan den Union”; Aruba, 1 maart 2004. Doel van het onderzoek: Als uitvloeisel van het protocol AOV/AWW getekend op 12 december 2003 tussen de regering, Gremionan Comercial den Coalicion, Sindicatonan den Union en Sociale Verzekeringsbank is een commissie in gesteld teneinde de door de regering voorgestelde wijzigingen van de Landsverordening AOV te bestuderen en aanbevelingen terzake te doen. Conclusies en aanbevelingen: 1. Financiering van de AOV/AWW geschiedt op basis van omslag. Grootste risico hierbij is de stijging van de volumeratio (demografische afhankelijkheidsratio of verhouding pensioengerechtigden en premiebetalers). Bevolkingsprognoses laten zien dat het vergijzingsproces in Aruba sterk zal oplopen. De grijze druk zal vergaande gevolgen hebben voor de financiering van de sociale zekerheid. 2. De participatiegraad van werknemers in een aanvullende regeling bedraagt slechts 23%. Meeste aanvullende pensioenregelingen houden op directe wijze rekening met de AOV uitkering via franchisebepalingen waardoor een aanvullende pensioenregeling geen incentive vormt voor met name werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt (inkomens tussen minimumloon Afl.14.400, - en Afl.20.790, - (dit zijn ruim 20% van de totale werknemers). 3. De kloof tussen bruto loonkosten en het nettoloon (de zogenaamde “wig”) is sterk gestegen als gevolg van de uitbreiding van het sociale zekerheidsstelsel. De gemiddelde wig is sinds 1996 gestegen van circa 23% naar circa 32% in 2001 als gevolg van verhoging van AOV/AWW premies en invoering AZV. 4. Premieplichtig inkomen individualiseren. 5. Afstappen van de geldende indexeringsvoorschriften en koppelen van het aanpassingsmechanisme aan het netto-minimumloon. 6. Verzelfstandiging van de AOV uitkeringen naar een geïndividualiseerde wordt afgeraden. 7. Invoeren van een pijlerstelsel in overeenstemming met het model van de Wereldbank. 8. Herstructurering van de AOV: • • • • • • • • • • uitbreiding groep premieplichtigen met de groep die nu daarvoor zijn vrijgesteld; koppeling van de premie aan de per gezin te betalen maximale premie los te laten en de premie te heffen op individuele basis; zuiver inkomen als heffingsbasis te handhaven en inkomensgrens te handhaven op het huidige niveau; premieplicht handhaven boven de AOV leeftijd; verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd in etappes uit te voeren naar eerst 62 daarna 65 jaar; wijziging van de aanpassingssystematiek (AOV netto dezelfde aanpassing te laten ondergaan als het netto minimumloon); individualisering doorvoeren naar Nederlands model waarbij iedere partner recht heeft op 50% van het gehuwd AOV recht; een vermogensbuffer of schommelfonds creëren van minstens een jaar AOV uitkeringen; opschonen van het bestand van het bevolkingsbureau ten opzichte van het bestand van het CBS; effectievere controle van correcte premie afdracht door de belastingdienst met strengere sancties; - Pagina 81 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao 9. Geen algemene pensioentoezeggingsplicht in de tweede pijler invoeren maar een verplichte pensioenregeling voor werknemers invoeren op basis van een beschikbaar premiesysteem. 10. Flexibilisering en individualisering van de fiscale pensioenfaciliteiten ten behoeve van de 2de en 3de pijler. 11. Ontkoppeling van de AOV en pensioenen in de tweede pijler middels invoering van een franchise op het niveau van het minimumloon. 12. Invoeren van een kaderwet ter vervanging van de LOP. 13. Modernisering van de regeling van de doorbetaling van het loon bij ziekte en ongevallen door een eigen risico voor werkgevers in te voeren. 14. Heffingsbasis AZV volgens de oude systematiek te doen. 15. Herziening cessantiaverordening teneinde het oneigenlijke pensioenkarakter uit deze regeling te elimineren. 16. Gegeven huidige premies en verwachte ontwikkelingen en rekeninghoudend met de voorstellen blijft in principe 3% over voor aanwending in de tweede pijler (budgetneutraal). 17. Werkgevers en werknemers adviseren om gedurende 3 jaar uit de beschikbare loonruimte de de 1% per jaar te bestemmen voor de opbouw van de 2 pijler waardoor vanaf het 3 jaar in totaal 6% beschikbaar is hiervoor. - Pagina 82 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek Commissie versterking financiële positie pensioenfondsen Landsbesluit nr. 41; Curaçao, 29 januari 2004 Probleemstelling: “Hoe kan de financiële positie van het APNA en het AOV fonds duurzaam veilig gesteld worden, waarbij tevens de pensioenlasten voor de overheden beheersbaar blijven en waarbij de pensioenregelingen aanvaardbaar blijven? Dit op een zodanige wijze dat de minderopbrengsten als gevolg van het verlies door het land van de rechtszaak met de Vereniging van Dienstleiding worden gecompenseerd”. Beoogde besparing door de inbouw van de franchise voor oude deelgenoten bedroeg in totaal 106,1 miljoen. Deze besparingen worden niet meer gerealiseerd. Conclusies en aanbevelingen: De commissie is van oordeel dat het AOV fonds niet met een enkele maatregel gezond kan worden gemaakt en gehouden. Bovendien is de commissie van oordeel dat niet alleen de solvabiliteitsvoorwaarden van het huidige stelsel moeten worden gecreëerd maar ook dat de nodige voorwaarden moeten worden geschapen om het stelsel te verbeteren. Met dit laatste wordt bedoeld dat voor zover mogelijk de uitkering moet worden verhoogd opdat de levenscondities van de ouderen in de Nederlandse Antillen worden verbeterd. Ten aanzien van AOV: • • • • Verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar met een zo kort mogelijke overgangsperiode; Verhoging van de maandelijkse premieloongrens naar ANG.5000, -; Verhoging van de premie met 1% met ingang van 1 juli 2005; Introductie van een additionele schijf met een premie van 1%, welke dan gelijk met de verhoging van de premie van 10% naar 11% ook gelijk wordt gesteld op 1,5%. Beleidsvarianten als beste alternatieven: 1. Omzetting van de bestaande eindloonregeling in een middelloonregeling met voorwaardelijke indexatie (variant C-voorwaardelijk), wat van toepassing is op het APNA; 2. Verhoging van de pensioenleeftijd (AOV maatregel 4) met een zo kort mogelijke overgangsperiode, wat van toepassing is op het APNA en het AOV fonds; 3. Verhoging van de maandelijkse premieloongrens met 1% procentpunt met ingang van 1 juli 2005 wat van toepassing is op het AOV fonds; 4. Introductie van een additionele schijf voor de heffing van een premie van 1%, welke dan gelijk met de verhoging van de premie van 10% naar 11%, ook gelijk wordt vastgesteld op 1,5% wat van toepassing is op het AOV fonds. In dit rapport worden een aantal beleidsaanbevelingen gedaan. Echter, fundamentele discussies over het pensioenstelsel, de duurzaamheid (gezien vergrijzingsproblematiek) en de financierbaarheid van het AOV fonds (omslag) noch de wijze waarop de participatiegraad van de werkende bevolking voor een aanvullend pensioen kan worden verhoogd werden niet besproken in het rapport. - Pagina 83 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Een onderzoek naar de te nemen maatregelen ter sanering van de Algemene Ouderdomsverzekering en naar de mogelijkheden ter verhoging daarvan Curaçao, 24 januari 2005 Het verzoek van de Statenleden aan de commissie luidde: Er dient een onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden ter verhoging van het AOV pensioen met ANG.100, - per maand. Daarbij dient een evenredige verhoging van de AWW uitkeringen in de berekeningen meegenomen te worden. Een oplossing ter financiering dient in de volgende te nemen maatregelen gezocht te worden: • • • verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd verhoging van het premiepercentage verhoging van de premieloongrens. Uitgangspunten van de commissie in haar aanbevelingen terzake de haar opgedragen taak waren dat het AOV/AWW stelsel dient te voldoen aan eisen van rechtvaardigheid, doelmatigheid en houdbaarheid. Met andere woorden, de pensioenuitkering moet sociaal aanvaardbaar zijn, de premieinkomsten en pensioenuitgaven dienen zodanig te zijn dat het fonds zichzelf kan financieren en het fonds moet duurzaam zijn. Het doel van het onderzoek is door de vraagstelling al begrensd. Bovendien gaat het uit van het huidige AOV / AWW stelsel, noch de houdbaarheid van dit stelsel noch de structurele problematiek rondom het pensioenstelsel en de participatiegraad worden aangepakt. Bevindingen en conclusie: 1. De Nederlandse Antillen hebben naast de wereldwijde vergrijzingsproblematiek ook te kampen met ontgroening. Het resultaat hiervan, bij ongewijzigd beleid, is een AOV regeling die zeer kostbaar en moeilijk te financieren is danwel grote tekorten tot gevolg heeft die door de Overheid dienen te worden aangevuld. Het AOV pensioen wordt algemeen als te laag ervaren. 2. Projecties aan de hand van een combinatie van te nemen maatregelen zoals een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 65 jaar, een verhoging van het premiepercentage tot 13 à 14%, de introductie van een additionele schijf en het loslaten van de premieloongrens, geven aan dat een verhoogde pensioenuitkering van ANG.654, - slechts voor een heel korte periode te financieren zal zijn. 3. Om de duurzaamheid van het AOV fonds te waarborgen dient de grondslag waarover de premie wordt geheven te worden vergroot. Een macro economische studie zal moeten uitmaken in hoeverre de hiermee verbonden last door de gemeenschap gedragen kan worden. Aanbevelingen: 1. Een macro economisch onderzoek op korte termijn laten uitvoeren naar de effecten van de aangedragen maatregelen op o.a. de economische groei, het investerings-klimaat en de werkgelegenheid. 2. Voorts dient er meer zekerheid te komen ten aanzien van de betrouwbaarheid en volledigheid van de data en veronderstellingen ter bepaling van een duurzame AOV pensioenregeling. Dit onderzoek dient op reguliere basis plaats te vinden gericht op ontwikkelingen zoals demografische ontwikkelingen (vergrijzingsproblematiek, migratie), effect van terrorisme elders en economische ontwikkeling van belangrijke handelspartners. 3. Sanering en bekostiging van het AOV pensioen betekent noodgedwongen een lastenverzwaring. Onderzocht moet worden in hoeverre de voor 2006 doorgevoerde belastingverlaging teniet wordt gedaan door deze lastenverzwaring. De belastingverlaging - Pagina 84 - Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek was bedoeld om meer bestedingsruimte te creëren en de economie te stimuleren. Het is ongewenst om dit teniet te doen. 4. Eén van de belangrijkste voorwaarden voor de verbreding van de grondslag is het zorgdragen voor werkgelegenheid middels economische groei. Een sterk overheidsbeleid dient te worden ontwikkeld ter stimulering van economische groei. Het moet een meerjarige en integrale structuur hebben. Een economische groei van 1 – 3% moet worden nagestreefd. 5. Invoeren premieplicht voor AOV gepensioneerden met een inkomen boven het minimumloonbedrag voor een 40- urige werkweek. 6. De heffingsgrondslag voor de AOV pensioenregeling te wijzigen in het bruto-inkomen voor de AOV pensioenregeling in plaats van het zuiver inkomen. 7. In overweging wordt gegeven om het overheidsbeleid inzake de loonindexatie (aftopping van de indexering) te volgen. 8. De overheid dient een actieve rol te spelen in het stimuleren van de inburgering van individuele en ondernemingspensioenregelingen. 9. Pensioenregelingen moeten als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden verder gestimuleerd worden. In dat kader zal de overheid een leidende rol kunnen nemen in het verder verdiepen van het tripartiet overleg tussen overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties. 10. Nodige aanpassingen in de fiscale wetgeving kunnen het aansporen van voornamelijk de derde pijler faciliteren. 11. De commissie is van mening dat een toekomstige aanpassing van de hoogte van het AOV pensioen gekoppeld moet worden aan een maximumgrens, zijnde met minimum-loon uitgaande van 70% van het minimumloon welke circa ANG 700, - bedraagt. 12. De AOV pensioenregeling moet gezien worden als een onderdeel van een integraal ouderenbeleid. Dit ouderenbeleid dient betrekking te hebben op: • • • huisvestingsbeleid voor ouderen; stelsel van ziektekostenverzekering; minimum bestaansinkomen. 13. Vanwege het benodigde draagvlak is het nodig dat er een duidelijk regeringsbeleid met betrekking tot pensioenen in het algemeen en het ondernemingspensioen in het bijzonder komt. In dit verband acht de commissie het nodig dat ook de pensioen-regeling voor politieke gezagsdragers nader wordt bezien en naar de realiteit van onze samenleving worden aangepast. Het voorstel dat door de Staten is gelanceerd om de pensioenregeling nog aantrekkelijker te maken helpt niet bij het creëren van dit draagvlak. De pensioenregeling voor politieke gezagsdragers moet stroken met wat maatschappelijk aanvaardbaar is. - Pagina 85 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”) Artikel 1: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN In dit reglement wordt verstaan onder: Werkgever: Diverse. Werknemer: een persoon in dienst van de werkgever. Deelnemer: een werknemer, die volgens de bepalingen van artikel 2 van dit reglement aan de in dit reglement vastgestelde pensioenregeling deelneemt. Gewezen deelnemer: de deelnemer waarbij het dienstverband met de werkgever is geëindigd anders dan tijdens arbeidsongeschiktheid en die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Kinderen: eigen wettige, wettig erkende of gewettigde kinderen beneden de leeftijd van 21 jaar. Voor kinderen die volledig dagonderwijs volgen en voor invalide kinderen wordt de leeftijdsgrens van 21 jaar verhoogd tot maximaal 27 jaar voor zover zij daartoe (jaarlijks) een schriftelijke verklaring van het onderwijsinstituut kunnen overleggen. Partner: de persoon die gehuwd is met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon die met een ongehuwde (gewezen) deelnemer een duurzaamgemeenschappelijke huishouding voert alsware het een huwelijk. Onder duurzaam gemeenschappelijke huishouding wordt verstaan een huishouding gevoerd door de deelnemer of gewezen deelnemer en een partner, niet zijnde een bloed- of aanverwant in rechte lijn. Het voeren van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding wordt als voldoende aangetoond beschouwd, indien: - er een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst met rechtsgeldigheid van tenminste 2 jaar overgelegd kan worden; als de (gewezen) deelnemer en partner als zodanig bij de pensioenuitvoerder ingeschreven staan; de deelnemer en partner op hetzelfde adres bij de Burgelijke Stand en Bevolkingsregister staan ingeschreven. Pensioendatum: de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van zestig (60) jaar heeft bereikt. Pensioenuitvoerder: de instantie die de pensioenregeling administreert en beheert. Pensioenkapitaal: het persoonlijk kapitaal van de (gewezen) deelnemer dat door de pensioenuitvoerder wordt beheerd en geadministreerd, en uitsluitend bedoeld is voor aankoop van pensioen(en) ten behoeve van de oudedagsverzorging afhankelijk van salaris en diensttijd. Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de deelnemer uitgekeerd worden. Pensioenspaarrekening: de persoonlijke rekening van de (gewezen) deelnemer waarop de ontwikkeling van het pensioenkapitaal wordt bijgehouden. - Pagina 86 - Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”) Artikel 2: AANVANG EN EINDE VAN HET DEELNEMERSCHAP a) Een werknemer wordt als deelnemer aangemeld op grond van het dienaangaande in de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en werkgever gestelde. De minimum toetredingsleeftijd is 18 jaar. b) Het deelnemerschap vangt aan per de datum bedoeld in de arbeidsovereenkomst maar niet eerder dan nadat aan de acceptatievoorwaarden van de pensioenuitvoerder is voldaan. c) De toetredende werknemer is verplicht alle op hem/haar en zijn/haar daartoe in aanmerking komende gezinsleden en/of partner betrekking hebbende gegevens schriftelijk en naar waarheid op te geven. Bij gebreke hiervan kan de werkgever het recht op premie geheel of gedeeltelijk laten vervallen. d) De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer wordt aangemeld conform lid a) hem/haar een bewijs van inschrijving wordt overhandigd en hem/haar een exemplaar van de statuten het kies- en het pensioenreglement worden uitgereikt. De werkgever verbindt zich verder om de werknemer bij indienstreding voor te lichten over zijn/haar rechten en plichten die uit voorgenoemde documenten voortvloeit. e) Het deelnemerschap eindigt op de datum van afloop van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever anders dan tijdens arbeidsongeschiktheid. Artikel 3: PLICHTEN VAN DE (GEWEZEN)DEELNEMER a) Iedere (gewezen)deelnemer die aan dit reglement voor zich en/of zijn/haar nabestaanden rechten ontleent, is verplicht zijn/haar medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit reglement. Onder andere door op eerste verzoek van de pensioenuitvoerder zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek; de pensioenuitvoerder (of een door deze aan te wijzen geneeskundige) in te lichten omtrent zijn/haar gezondheid en de desbetreffende geneesheer te machtigen de resultaten van genoemd onderzoek ter kennis van de pensioenuitvoerder te brengen. b) De deelnemer is verplicht aan de werkgever ten spoedigste opgave te doen van elke wijziging welke van invloed is op enige aanspraak op pensioen zoals huwelijk, scheiding, voeren van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1, geboorte, overlijden, verhuizing, enzovoorts. c) De deelnemer aan wie een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd en/of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt verleend op grond van dit reglement is verplicht de werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van elke wijziging in de graad van zijn/haar arbeidsongeschiktheid. Artikel 4: AANSPRAKEN a) Jaarlijks is een beschikbare premie - conform tabel, leeftijdsafhankelijk - van maximaal 14% van 12 keer het bruto maandsalaris zoals vastgesteld per 1 januari van enig jaar. De werkgeversbijdrage is 9,33% en de werknemersbijdrage is 4,66%. b) De werknemer kan maandelijks een extra storting doen . c) Deze extra storting zal nimmer mogen leiden tot een bovenmatig pensioen. Indien uit een berekening op enig moment blijkt dat het te bereiken pensioen op pensioendatum bovenmatig dreigt te worden, dan zal de extra bijdrage zodanig teruggebracht of gestopt worden zodat geen bovenmatig pensioen kan worden bereikt. - Pagina 87 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao De extra premie is afhankelijk van de premieverhouding tussen werkgever en deelnemer en kan voor de deelnemer maximaal, conform de vigerende fiscale richtlijnen, 50% van de totale premiebijdrage bedragen. d) Indien de deelnemer gebruikt maakt van deze extra premiestorting is deze voor de deelnemer verplicht voor een periode van vijf (5) jaar en kan tussentijds niet worden stopgezet. e) De verschuldigde premie is per 1 januari verschuldigd maar kan door de werkgever maandelijks afgedragen worden aan de pensioenuitvoerder steeds op de voorlaatste werkdag van de maand. f) De premie zal uitsluitend aangewend worden voor de volgende doelen: • • • • • • Spaarpremie voor de opbouw van het pensioenkapitaal. Deze spaarpemie en het pensioenkapitaal worden bijgehouden op de pensioenspaarrekening. De risicopremie voor een pensioen voor de partner en/of wezen (indien zulks van toepassing is). Risicopremie voor een arbeidsongeschiktheidspensioen. Risicopremie ter dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Een opslag voor garantie van herverzekeringstarieven. Dekking van de kosten van de pensioenuitvoerder. Deze zijn vastgelegd in de financieringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder en worden in mindering gebracht op de pensioenspaarrekening. g) Het ouderdomspensioen bij pensionering bedraagt maximaal 70% van de laatstverdiende pensioengrondslag. Indien het te bereiken pensioenkapitaal op pensioendatum uit een berekening van de actuaris op enig moment meer bedraagt dan nodig is voor de financiering van dit maximum pensioen, dan dient het meerdere aangewend te worden voor eventuele indexatie van het pensioen een en ander conform de indexatie richtlijnen van de pensioenuitvoerder. Het op enig moment uit te keren ouderdomspensioen zal nooit meer kunnen bedragen dan 70% van de laatst genoten pensioengrondslag. Artikel 5: UITKERING BIJ PENSIONERING. Op pensioendatum wordt het opgebouwde pensioenkapitaal, verminderd met een opslag voor excasso en langlevenrisico, aangewend voor het inkopen van pensioen(en). Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de (gewezen) deelnemer uitgekeerd worden. De deelnemer bepaalt, binnen de mogelijkheden die de relevante fiscale wet- en regelgeving biedt en verder rekeninghoudend met de dan geldende actuariële grondslagen van het fonds, het soort(en) pensioen dat hij/zij wenst aan te kopen. De eventuele partner dient schriftelijk in te stemmen met de keuze van het soort pensioen dat moet worden ingekocht. Artikel 6: ARBEIDSONGESCHIKTHEID. a) De deelnemer is verplicht zich te verzekeren tegen de gevolgen van arbeids-ongeschiktheid. b) Het jaarlijks te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan maximaal 70% van de fictieve pensioengrondslag zoals berekend op het moment van arbeidsongeschikt worden (wachttijd 2 jaar na volledige arbeidsongeschiktheid verklaring door een specialist). De arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld conform de voorwaarden en de definitie van de pensioenuitvoerder en/of diens herverzekeraar. Het arbeidsongeschiktheids-pensioen gaat in 24 maanden na aanvang van de arbeidsongeschiktheid en wordt voortgezet tot uiterlijk de pensioendatum dan wel het einde van de arbeidsongeschikt-heid. Uitkering geschiedt in maandelijkse termijnen telkenmale aan het einde van de maand. c) De kosten van alle risicoverzekeringen (risicopremies) worden jaarlijks ten laste van de beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening. - Pagina 88 - Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”) Artikel 7: VOORTZETTING VAN DE OPBOUW VAN HET PENSIOENKAPITAAL GEDURENDE ARBEIDSONGESCHIKTHEID. a) De deelnemer is verplicht zich te verzekeren ten behoeve van de opbouw van het pensioenkapitaal gedurende arbeidsongeschiktheid. b) Indien de deelnemer arbeidsongeschikt wordt, wordt op basis van de in lid a bedoelde verzekering door de pensioenuitvoerder de premie conform artikel 4, geheel of gedeeltelijk op de pensioenspaarrekening van de deelnemer gestort. c) De kosten van deze risicoverzekering (risicopremies) worden jaarlijks ten laste van de beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening. Artikel 8: UITKERING BIJ OVERLIJDEN. a) Ten behoeve van de partner van de deelnemer wordt, indien dit van toepassing is, een kapitaal verzekerd ter dekking van de financiële gevolgen van het overlijden van de deelnemer. Het verzekerde kapitaal is, tezamen met het op het moment van overlijden aanwezige pensioenkapitaal beschikbaar voor de partner, voor de aankoop van een pensioen. Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de partner uitgekeerd worden. De partner kiest, binnen de mogelijkheden die de relevante fiscale wet- en regelgeving biedt, zelf na goedkeuring door het bestuur van de pensioenuitvoerder, het soort pensioen die hij/zij wenst in te kopen. b) Ter bepaling van de hoogte van het te verzekeren kapitaal wordt als rekeneenheid een fictief ouderdomspensioen gehanteerd, dat bepaald wordt volgens de volgende formule: laatst vastgestelde pensioengrondslag * fictief aantal dienstjaren * 2%. c) Het fictief aantal dienstjaren is het aantal dienstjaren dat de deelnemer kan bereiken vanaf toetredingsdatum of latere toetreding tot zijn/haar pensioendatum met een maximum van 35 jaar. Het aantal wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maal het laatst vastgestelde vast bruto maandsalaris verminderd met de franchise. De franchise bedraagt 10/7 * 12 * de verzelfstandigde AOV-uitkering, conform de Landsverordening AOV welke jaarlijks wordt aangepast en afgekondigd. d) De deelnemer kan eventuele spaargelden welke hij/zij heeft opgespaard inbrengen als beginkapitaal. e) Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum heeft de partner recht op een kapitaal dat tezamen met het pensioenkapitaal voldoende is ter financiering van een nabestaandenpensioen ter grootte van maximaal 70% van het fictief vastgestelde ouderdomspensioen. f) Het pensioenkapitaal kan uitsluitend aangewend worden voor de aankoop van een nabestaandenpensioen. g) Een deelnemer kan met toestemming van de partner ervoor kiezen geen nabestaandenpensioen te verzekeren. Dit echter alleen als de partner uit andere hoofde tenminste een gelijkwaardige pensioenregeling heeft. De partner dient hiervoor schriftelijk toestemming te verlenen. Hiertoe dient een verklaring te worden afgegeven die ondertekend is door de partner en de deelnemer. Deze verklaring wordt op aanvraag verstrekt door de werkgever nadat de werkgever er zich van heeft vergewist, dat de partner de consequenties van dit besluit in voldoende mate heeft begrepen. Het uiteindelijk uit te keren ouderdomspensioen inclusief eventuele uitruil zal op pensioendatum nooit meer bedragen dan 70% van de pensioengrondslag. h) Ten behoeve van de kinderen van de deelnemer wordt, indien dit van toepassing is, wezenpensioen verzekerd. - Pagina 89 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao i) Het wezenpensioen bedraagt per kind (met een maximum van 5 kinderen) 14% van het in lid b genoemde fictieve ouderdomspensioen. j) De kosten van bovenstaande risicoverzekeringen (risicopremies) worden jaarlijks ten laste van de beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening. Artikel 9: ECHTSCHEIDING OF BEEINDIGING VAN HET VOEREN VAN EEN DUURZAAM GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING. a) De partner, wiens huwelijk door echtscheiding met een (gewezen) deelnemer is geëindigd, heeft recht op een gedeelte van het opgebouwde pensioenkapitaal. Het pensioenkapitaal is uitsluitend bedoeld voor aankoop van pensioen. Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de partner uitgekeerd worden. De hoogte van dit pensioenkapitaal dient bepaald te worden, conform de wettelijke regelgeving inzake verrekening pensioenrechten bij scheiding, op het moment van scheiding. b) Ingeval er sprake is van een beëindiging van het voeren van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 dienen de partners zelf overeenstemming te bereiken over een eventuele verdeling. Dit dient in een notariële acte te worden vastgelegd. Artikel 10: OPGAVE AAN DE DEELNEMERS. Jaarlijks zal de pensioenuitvoerder de deelnemer mededeling doen van: a) b) c) d) e) De kosten van de voor hem/haar afgesloten risicoverzekeringen. De mutaties in de pensioenspaarrekening. De grootte van hun opgebouwde pensioenkapitaal. De verzekerde nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioenen. Daarnaast zal de pensioenuitvoerder een indicatie geven van de aan te kopen pensioenen. Artikel 11: BIJVERZEKERING EN KAPITAALOVERDRACHT. a) De deelnemer kan zich bijverzekeren door een extra storting te doen ter aanvulling van het pensioenkapitaal met dien verstande dat maximaal de pensioenbedragen kunnen worden bereikt, die voor een deelnemer op basis van een rekenrente van 4% verzekerd zouden zijn. Indien een zodanig opbouwpercentage per dienstjaar zou worden gehanteerd dat, rekening houdend met reeds in vroegere dienstbetrekking verworven pensioenrechten, het ouderdomspensioen maximaal 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag zou bedragen, waarbij het totale opbouwpercentage per dienstjaar echter niet meer kan bedragen dan het op grond van fiscale wet- en regelgeving toegestane maximum. b) Deelnemers die elders verworven pensioenaanspraken hebben, kunnen de gekapitaliseerde waarde naar de pensioenregeling overdragen. Tevens kan een waarde uit een spaarregeling overgedragen worden. Deze overdracht leidt tot een verhoging van het pensioenkapitaal. Bijstorting of overdracht mag het te verwachten pensioen tot maximaal 70% van de laatstverdiende pensioengrondslag verhogen. c) Extra stortingen dienen jaarlijks vóór 1 januari van het jaar waarin zij worden gedaan aan de werkgever te worden opgegeven en zijn verder verplicht voor een periode van vijf (5) jaar na opgave. Artikel 12: PENSIONERING ANDERS DAN OP PENSIOENDATUM (60 JAAR). a) Op schriftelijk verzoek van de deelnemer en na overleg met de werkgever kan het opgebouwde pensioenkapitaal op een ander tijdstip dan op pensioendatum worden aangewend voor aankoop van pensioenen,tenzij enige wettelijke of fiscale regelgeving zich hiertegen verzet. Dit ander tijdstip dient echter wel tussen de 55e en 65ste verjaardag van de deelnemer te zijn. - Pagina 90 - Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”) b) Het dienstverband wordt beëindigd met ingang van het overeengekomen tijdstip en op dezelfde datum vervalt het recht op beschikbare premie. c) De aanwending van het pensioenkapitaal voor de aankoop van pensioenen als bedoeld in lid a kan worden gedaan vanaf 55 jarige leeftijd tenzij enige wettelijke of fiscale regelgeving zich hiertegen verzet. d) Indien het dienstverband na het bereiken van de pensioendatum gehandhaafd blijft, wordt het pensioenkapitaal geheel of gedeeltelijk op een later tijdstip aangewend voor de aankoop van pensioen. Het ouderdomspensioen gaat uiterlijk op 65 jarige leeftijd in. Artikel 13: TUSSENTIJDSE BEEINDIGING VAN DEELNAME, ANDERS DAN DOOR OVERLIJDEN OF ARBEIDSONGESCHIKTHEID. a) Indien deelname aan de pensioenregeling anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid eindigt voor pensioendatum en het deelnemerschap dan korter dan een (1) jaar heeft geduurd, vervallen alle aanspraken en wordt een bedrag uitgekeerd ter grootte van de door de gewezen deelnemer betaalde premies, onder inhouding van de wettelijke belastingen. b) Indien deelname een (1) jaar of langer heeft geduurd, behoudt de gewezen deelnemer recht op het tot de datum van tussentijdse beëindiging, opgebouwde pensioenkapitaal (de door werkgever en werknemer betaalde premies inclusief de beschreven aangroei met het netto fondsrendement volgens artikel 14). c) De gewezen deelnemer is bij tussentijdse beëindiging gerechtigd zijn aanspraak op pensioenkapitaal zoals omschreven in lid b, aan te wenden om bij de pensioenuitvoerder of een andere pensioenuitvoerder aanspraak op pensioen te verzekeren. d) De gewezen deelnemer kan na de datum van tussentijdse beëindiging het pensioenkapitaal bij de pensioenuitvoerder achterlaten. Er vindt dan geen opbouw meer plaats door storting van premies. Wel zal het pensioenkapitaal blijven aangroeien conform artikel 14. e) In geval de gewezen deelnemer komt te overlijden en hij het pensioenkapitaal niet heeft overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder, zal dit kapitaal aangewend worden voor de aankoop van een pensioen voor de partner en/of kinderen zoals omschreven in lid a artikel 8. f) De aanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht (met uitzondering van hetgeen in artikel 13 lid a), beleend of verpand, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. Artikel 14: AANGROEI VAN HET PENSIOENKAPITAAL. a) De pensioenkapitalen worden verhoogd door aanwending van het netto fonds rendement krachtens de overeenkomst met de pensioenuitvoerder, gesloten ter uitvoering van de onderhavige pensioenregeling, die daarvoor beschikbaar komt. b) De ingegane pensioenen kunnen worden verhoogd door aanwending van de overrente (netto fondsrendement boven de 4%. E.e.a. op basis van de indexatierichtlijnen van het fonds) die krachtens de overeenkomst met de pensioenuitvoerder, gesloten ter uitvoering van de onderhavige pensioenregeling, daarvoor beschikbaar komt en conform de indexatierichtlijnen van het fonds geldend voor ingegane en uitgestelde pensioenen. c) Verhoging van de pensioenkapitalen en de ingegane pensioenen vindt plaats naar evenredigheid van de waarde (pensioenreserve) van ieder kapitaal of ingegaan pensioen. - Pagina 91 - Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao Artikel 15: OVEREENKOMSTEN. a) Ter verwezenlijking van de toegezegde aanspraken op pensioen sluit de werkgever de benodigde financieringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder. b) Voor zover de werkgever de beschikbare premie aan de pensioenuitvoerder heeft voldaan, is de werkgever ontheven van elke pensioenverplichting jegens de deelnemers en zijn medeverzekerde nabestaande(n). Artikel 16: FISCALE FACILIERING Fiscale faciliering van de pensioenregeling zal aan bij de Inspecteur der Belasting op de Nederlandse Antillen worden aangevraagd. Zolang de fiscale autoriteiten deze pensioenregeling nog niet hebben goedgekeurd, worden de pensioenen uit deze regeling geacht te zijn vervangen door fiscaal aanvaardbare pensioenen. Artikel 17: AANPASSINGEN VAN DE PENSIOENAANSPRAKEN. a) Indien sociale wetten of verplicht gestelde pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd, zal de werkgever, indien hij daartoe termen aanwezig acht, de in dit pensioenreglement neergelegde pensioenregeling aan de gewijzigde omstandigheden aangepast in goed overleg met de pensioenuitvoerder. b) Indien de werkgever tot het in lid a vermelde wenst over te gaan, stelt hij de deelnemers en de pensioenuitvoerder hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis. Wijzigingen kunnen met inachtneming van eventuele wettelijke voorschriften en na overleg met de pensioenuitvoerder worden doorgevoerd. c) De op grond van reeds gedane betalingen verworven aanspraken op pensioen zullen niet worden aangetast. Artikel 18: INWERKINGTREDING. a) Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2010. b) Op dit reglement is het Nederlands Antilliaans recht van toepassing. c) Alle uit dit reglement voortvloeiende aanspraken zijn in ANG. Artikel 19: GESCHILLEN. Bij geschillen omtrent de interpretatie van dit reglement beslist de werkgever in goed overleg met de pensioenuitvoerder onverlet ieders recht om het gerecht hieromtrent aan te spreken. - Pagina 92 -