Adobe Photoshop PDF

Transcription

Adobe Photoshop PDF
 Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Bijdrage van een op particulier initiatief ingestelde Commissie Pensioenen
Curaçao, October 2008
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Inhoudsopgave
Executive Summary
1
1. Inleiding
5
2. Analyse van het huidig pensioensysteem
6
2.1 Het huidig pensioenstelsel
2.2 Feiten en trends
2.3 De AOV Problematiek
3. Internationale Ontwikkeling
3.1 Vergrijzende Wereld Populatie
3.2 Stijgende Levensverwachting
3.3 Ouderen worden ouder
3.4 Toename Ouderdomsziekten
3.5 Vergrijzing en Bevolkingsafname
3.6 Veranderingen in Gezinsstructuur
3.7 Verschuivende Patronen in Werk en Pensionering
3.8 Sociale Voorzieningen in Ontwikkeling
3.9 Nieuwe Economische Uitdagingen
3.10 Conclusies
4. Demografische Ontwikkelingen op Curaçao
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Historie Bevolkingsontwikkeling 1958-2006
Dependency Ratio 1995-2004
CBS Bevolkingsprognose 2005-2030
Bevolkingspiramides 1960-2030
Conclusies
5. De economie van Curaçao
5.1 Kerncijfers
5.2 Economische vooruitzichten en bevolkingsbeleid
6. Pensioen Financieringsmodellen en het AOV pensioen
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
Het Omslagsysteem
Het Rentedekkingssysteem
Het Kapitaaldekkingssysteem
De Defined Benifit (DB) Regeling
De Defined Contribution (DC) Regeling
De AOV scenario’s
Conclusies
7. Voorstel voor een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao
7.1 Is een gekapitaliseerd pensioen een beter waarborg?
8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel
8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
Uitgangspunten bij het opzetten van het kapitaaldekkingsmodel
De gevolgde methodiek
Advies van de Commissie
Kapitaaldekkingsstelsel: 30-jaarlijkse Dotaties
Conclusies uit de scenario analyses
6
7
7
8
8
9
9
10
10
11
11
11
11
12
13
13
14
16
17
18
19
19
20
21
21
21
22
22
23
23
24
25
26
27
28
28
29
30
31
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Inhoudsopgave
9. Solidariteit
32
10. Pensioenuitvoerders en Toezicht
33
Apendices, tabellen en bijlagen
Apendix I: Scenario’s pensioenstelsels
35
Ongewijzigd beleid scenario’s omslagstelsel:
1.
2.
3.
4.
5.
Scenario 1: Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Scenario 2: L.V. Staten en verhoging pensioenleeftijd naar 65 in 2010
Scenario 3: Omslagstelsel plus koppeling aan minimumloon
Landsverordening Staten AOV/AWW en enkele varianten
Conclusies omslagstelsel
36
37
38
39
40
Kapitaaldekking scenario’s:
6.
7.
8.
9.
10.
Scenario 4: Kapitaaldekking lening 4%
Scenario 5: Kapitaaldekking lening 6%
Scenario 6: Kapitaaldekking éénmalige dotatie
Scenario 7: Kapitaaldekking 10-jaarlijkse dotaties
Scenario 8: Kapitaaldekking 20-jaarlijkse dotaties
41
42
43
44
45
Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering
46
Appendix III: Het Prognose Model
48
Tabel 1: Economische indicatoren Curaçao
50
Tabel 2: Werkgelegenheid en Inkomen
51
Tabellen scenario’s
53
Bijlage 1: Samenvatting rapporten aangaande de pensioenproblematiek
73
Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling
86
Executive Summary
Het huidig pensioenstelsel op Curaçao is opgebouwd uit drie pijlers:
1. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV): een basis of staatspensioen dat aanspraak geeft
op een minimum pensioen, indien wordt voldaan aan een aantal wettelijke criteria;
2. Een aanvullend, bedrijfsgebonden pensioen, dat veelal fiscaal gefacilieerd1 is;
3. Een individueel pensioen, dat op vrijwillige basis kan worden afgesloten en dat niet fiscaal
gefacilieerd is.
Eén en ander wordt onderstaand grafisch geïllustreerd:
Werkende bevolking met pensioen op Curaçao
Op Curaçao bestaat geen pensioenplicht. Volgens de laatste cijfers heeft per eind 2005 59% van de
werkende bevolking geen aanvullend pensioen:
Nederlandse Antillen
Werkende bevolking
Actieve deelnemers in een
collectieve
pensioenregeling
Werkende bevolking met
pensioenregeling
Pensioentrekkenden
binnen een collectieve
regeling
1997
78,589
2005
76,000
22,339
30,900
28.43%
40.66%
11,500
Bron: Commissie Pensioenen (1997) en BNA (2005)
Er is weliswaar sprake van een toename van 28,4% tot 40,66% in de “pensioen coverage2” tussen
1997 en 2005, echter is nog steeds circa 59% van de werkende bevolking niet gedekt.
Trend: de Curaçaose bevolking vergrijst
Op Curaçao zal het percentage 60+ t.o.v. de werkende bevolking (bevolking tussen de leeftijd 15 tot
60 jaar) de komende decennia toenemen tot zelfs een verhouding van 1: 2. Circa 25% van de
bevolking zal in 2025 boven de 60 zijn. Emigratie verergert verder deze trend. Samen met de
vergrijzing leidt dit tot een enorm draagvlak probleem voor het AOV pensioensysteem.
1
2
Faciliering houdt in dat premie aftrekbaar is van het jaarinkomen.
Pensioen coverage: het aantal werkenden dat over een aanvullende pensioenregeling beschikken.
- Pagina 1 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
De AOV problematiek op Curaçao
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De AOV-uitkering is helaas niet gegarandeerd en bovendien ontoereikend (onder minimum
bestaansniveau);
Het premieniveau is per 1 januari 2008 gestegen naar 14% tot een loongrens van 72.000
ANG per jaar. De AOV-uitkering per 1 januari 2008 is ANG.674 en lager dan het alom
geaccepteerde bestaansminimum;
Het AOV-fonds vertoont tekorten. Bij ongewijzigd beleid zal het cumulatieve tekort oplopen
naar 20,5 miljard ANG in 2049;
De Curaçaose bevolking groeit nauwelijks;
Het fertiliteitcijfer is ondertussen gedaald tot 1,9 per vruchtbare vrouw;
Uitkeringen zullen over steeds langere periodes moeten worden gedaan als gevolg van de
toenemende levensverwachting;
Het werkeloosheidspercentage is enigszins wat verbetert maar nog steeds hoog, circa 12%;
De dependency ratio (verhouding tussen 60-plussers en de werkende bevolking) verslechtert
in de tijd;
Internationaal blijkt dat steeds meer landen overgaan op een nieuw kapitaalgedekt pensioenstelsel terwijl het omslagstelsel in diverse landen wordt afgebouwd.
Een herziening van het huidige pensioenstelsel is daarom onontkoombaar.
Een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao
Uitgangspunten:
1. Het huidige pensioenstelsel moet worden vervangen door een kapitaal gedekt systeem
rekeninghoudend met de fiscale grenzen;
2. Het omslagstelsel zal geleidelijk aan en compleet vervangen moeten worden door een
kapitaalgedekt stelsel in een periode van 40 jaar;
3. De AOV-verplichtingen per de datum van overgang naar het nieuwe stelsel kunnen in 30 jaar
worden afgefinancierd door jaarlijkse dotaties;
4. Naarmate de AOV-verplichtingen worden afgefinancierd zal een steeds groter deel van de
premie aangewend worden voor kapitaalopbouw ten behoeve van de deelnemer. Hierdoor
stijgt het te bereiken pensioen bij een volledige opbouw en wordt dus het principe van één
bedrag voor iedereen gelijk ongeacht bijdrage c.q. inkomen losgelaten. Zelfredzaamheid en
eigen verantwoordelijkheid wordt hierdoor gestimuleerd.;
5. De pensioenleeftijd dient verhoogd te worden naar 65 jaar. Rekeninghoudend met degenen
die al dicht bij de 60 jarige leeftijd zijn zal een overgangsmaatregel geïntroduceerd moeten
worden;
6. Een deel van de huidige premie ad 14% tot de salarisgrens van 72.000 wordt volgens een
leeftijdsafhankelijke staffel besteed voor enerzijds kapitaalopbouw en anderzijds voor de
affinanciering van het huidige AOV-stelsel;
7. Een actieve bevolkingspolitiek moet worden gevoerd gericht op verjonging van de bevolking
en bevolkingsgroei (verbreding van de basis);
8. Een politiek gericht op duurzame economische groei is hierbij noodzakelijk teneinde op
termijn volledige werkgelegenheid te kunnen realiseren;
9. Er dient een basis pensioenplicht te worden ingesteld uitgaande van de huidige premie van
14% tot het vastgestelde maximum jaarinkomen van 72.000;
10. Daarnaast kunnen marktpartijen in vrije onderhandelingen voor inkomens boven de 72.000
per jaar een additioneel pensioen kunnen verzekeren tot de fiscale grens;
11. Pensioen providers dienen aan hoge standaarden voor wat betreft kwaliteit en governance te
voldoen en moeten kunnen concurreren op de vrije markt;
12. Individuele waardeoverdracht tussen de providers zal wettelijk verankerd moeten worden.
13. De verzekeringsrisico’s arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en
overlijden dienen tevens verplicht meeverzekerd te worden;
14. Er dient tevens een acceptatie-plicht te worden ingevoerd.
- Pagina 2 -
Executive Summary
Doelstellingen van het nieuwe pensioenstelsel:
•
•
•
•
•
•
•
•
een beter niveau van sociale rechtvaardigheid te realiseren (inkomensverdeling) op termijn;
een verbetering van de materiële voorwaarden voor werknemers en gepensioneerden binnen
maatschappelijk acceptabele grenzen op termijn;
het opvangen van de ‘min- en onvermogenden door middel van een sociaal fonds;
de afhankelijkheid van een inkomen na pensionering van zowel de overheid evenals van
voormalige werkgevers te elimineren;
de bevordering van zelfredzaamheid en de individuele verantwoordelijkheid van de
werknemer voor zijn voortbestaan (na de actieve periode) te stimuleren;
een versterking van de structuur van het pensioenstelsel gericht op duurzaamheid en
continuïteit te bewerkstelligen;
een betere regulering en vermindering van het risico van discontinuïteit van het
pensioenstelsel te bevorderen;
een adequate afdekking van de verzekeringsrisico’s (arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling
en overlijden) voor zover van toepassing.
Scenario’s
De Commissie heeft een aantal omslagstel scenario’s3 en varianten daarop uitgewerkt.
Voor alle scenario’s van het kapitaaldekkingsmodel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
1. Aanvang per 1 januari 2010;
2. Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar;
3. Bijdrage deelnemers, werkgevers en overheid in een ‘sociaal solidariteitsfonds’ volgens
leeftijdsklasse;
4. Iedere deelnemer gaat in 2010 onmiddellijk over naar het kapitaaldekkingsstelsel, tot en met
de leeftijd van 48 jaar;
5. Deelnemers vanaf 49 jaar blijven in het omslagstelsel volgens een sterfhuisconstructie en
blijven premie afdragen op basis van 14% tot de eindleeftijd van 64 jaar;
6. AOV-verplichtingen voor de groep vanaf 49 jaar loopt ten einde in het jaar 2049;
7. De pensioenen worden zoveel mogelijk geïndexeerd afhankelijk van het behaalde financieel
resultaat;
8. Indexering van de AOV-uitkeringen zoveel mogelijk met 2% over de jaren tot volledige
afbouw;
9. Creatie van minimaal 4.000 nieuwe banen (toeristische sector: direct en indirect) en zo
mogelijk streven naar economische groei teneinde volledige werkgelegenheid te creëren;
10. De effecten van de overgangsmaatregel, eventuele indexatie, groei etc. zijn tevens
additioneel gesimuleerd.
Eindconclusie scenario’s:
1. Uit het prognose model blijkt dat de deelnemers tot en met 48 jaar voldoende kapitaal
opbouwen om een pensioen in te kopen dat minimaal gelijk is aan de gemiddelde AOV
uitkering rekeninghoudend met een pensioenleeftijd van 65 jaar;
2. Bij jaarlijkse salarisstijgingen of een hoger gemiddeld rendement zal het totaal te bereiken
pensioen hoger uitvallen. Er wordt dan immers meer pensioenkapitaal opgebouwd;
3. Gedurende 30 jaar dient naast de premiebijdragen van werknemers en werkgevers ten laste
van de landsbegroting Curaçao een jaarlijkse dotatie van circa 76,5 miljoen ANG.
gereserveerd te worden om de AOV-verplichtingen geleidelijk aan af te kunnen financieren;
4. Er zullen solidariteitsbijdrages van werkgevers en werknemers zijn op basis van een
leeftijdsafhankelijke staffel, ten behoeve van het sociaal fonds voor on- en minvermogenden;
5. Uit het model blijkt dat het nieuwe systeem duurzaam is. Het lost de structurele problematiek
op en biedt betere garanties dan het huidige omslagstelsel.
3
Zie scenario 9 pagina 30, appendix I en de tabellen op pagina’s 54 t/m 72.
- Pagina 3 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Een gekapitaliseerd pensioen is een betere waarborg voor het individu én voor de continuïteit
van het pensioenstelsel dan het huidige omslagstelsel.
1. Pensioenopbouw is een individuele zaak en primair de verantwoordelijkheid van de
individuele werknemer / deelnemer. In dit systeem bouwt de deelnemer een pensioenkapitaal
waarmee hij op pensioendatum pensioen kan inkopen. Hoe meer en hoe langer je bijdraagt,
hoe meer pensioenkapitaal je opbouwt;
2. Een gekapitaliseerd pensioensysteem helpt bij de bestrijding van armoede en vermindert
afhankelijkheid van de werkgever en/of staatsvoorzieningen;
3. Een gekapitaliseerd pensioensysteem bevordert sparen wat de basis vormt van economische
groei. Immers, komt meer kapitaal beschikbaar, die voor investeringen kan worden
aangewend;
4. Dit systeem stimuleert de persoonlijke verantwoordelijkheid (zelfredzaamheid) van het
individu. De afhankelijkheid van staatsvoorzieningen wordt dan verminderd;
5. In een gekapitaliseerd pensioensysteem is premiebetaling fiscaal gefacilieerd wat sparen via
dit vehicle aantrekkelijk maakt, omdat de eigen premiebijdrage aftrekbaar is;
6. Een sociaal fonds moet worden opgericht teneinde on- en minvermogenden te kunnen
opvangen. De financiering hiervan komt uit drie bronnen, te weten: de algemene middelen en
premies van werknemers en werkgevers.
- Pagina 4 -
1. Inleiding
Gevoed vanuit een groeiende bezorgdheid over de pensioenproblematiek en het risico waarbij de
pensioengerechtigden niet langer gegarandeerd zijn van een AOV-uitkering, heeft Vidanova destijds
het idee geopperd om een initiatief te ontplooien, waarbij enerzijds de pensioenproblematiek in kaart
gebracht zou worden, en anderzijds een structurele en duurzame oplossing zou worden uitgewerkt.
Samen met de Kamer van Koophandel is uit dit initiatief een ‘particuliere pensioencommissie’ tot
stand gekomen, waarvan de leden werden geselecteerd op basis van hun betrokkenheid,
professionele vaardigheden en expertise. Voornoemde selectie heeft geleid tot de volgende
samenstelling: Rafael Pichardo Mphil, drs. S. Nandpersad actuaris, drs. Guy Cozijns, drs. Raymond
Römer, drs. Dennis Dare en drs. Willem Da Costa Gomez.
Daarnaast heeft de commissie ook dankbaar gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van een
groep van externe deskundigen om haar analyses en aanbevelingen te toetsen: drs. M. de Sola, drs.
L. Smit AAG, E.M. Bos AAG, drs. R. Maduro, drs. J. Lieuw en Mr. J. Jacobs.
De Commissie stond in essentie voor de volgende uitdaging:
“Wat is de werkelijke situatie waarin het pensioenstelsel van Curaçao zich verkeerd en hoe kunnen
we een pensioenmodel aanbieden dat structurele en duurzame oplossingen biedt, zonder voorbij te
gaan aan het aspect van solidariteit?”
Deze hamvraag wordt beantwoord in het voorliggende rapport.
De taakopdracht van de Commissie was:
•
•
•
•
•
•
Beoordelen of de continuïteit van het huidig pensioenstelsel, rekeninghoudend met verwachte
demografische en overige economische /financiële ontwikkelingen, gegarandeerd is;
Onderzoeken van de haalbaarheid van de introductie van een gekapitaliseerd verplicht
pensioen voor de werkende bevolking van Curaçao;
Een voorstel voor een duurzaam pensioenstelsel uitwerken;
Het in kaart brengen van de effecten van de introductie van een verplicht gekapitaliseerd
pensioen en de financiering ervan;
Het aangeven van voorwaarden waaronder een verantwoorde introductie mogelijk is;
Het ontwerp van een gekapitaliseerde basis pensioenregeling.
Hoofdstukken 1 t/m 5 belichten achtereenvolgens het huidige pensioenstelsel, de internationale
ontwikkelingen, de demografische ontwikkelingen en de economie van Curaçao in perspectief.
de
Hoofdstuk 6 legt de aspecten van de pensioen financieringsmodellen bloot. In het 6 hoofdstuk wordt
verder het huidige omslagstelsel in onder de loep genomen, terwijl in hoofdstuk 7 een structurele en
duurzame oplossing wordt beschreven.
Hoofdstuk 8 wordt het voorstel van de commissie nader uitgewerkt en toegelicht.
Hoofdstuk 9 behandelt het aspect van de solidariteit.
Hoofdstuk 10 Pensioenproviders en Toezicht.
Verder zijn een groot aantal apendices, bijlagen en tabellen waarin de effecten van de diverse
scenario’s cijfermatig worden weergegeven, het prognosemodel wordt verder uitvoerig beschreven,
diverse rapporten die in het verleden zijn uitgebracht over de problematiek worden samengevat en
een voorbeeld van een beschikbare premieregeling wordt gegeven.
- Pagina 5 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
2. Analyse van het huidig pensioenstelsel
Pensioen is uitgesteld loon en is bedoeld om te voorzien in een inkomen wanneer de deelnemer de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Populair gezegd komt dit neer op sparen voor de oude
dag.
Op Curaçao bestaat geen pensioenplicht. In landen waar geen pensioenplicht bestaat en de
staatsuitkering relatief laag is, komen ouderen, wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken,
meestal in financiële moeilijkheden. Immers het inkomen valt aanzienlijk terug waardoor zij vaak
gedwongen worden om ook na de pensioengerechtigde leeftijd door te blijven werken om in hun
voortbestaan te blijven voorzien. De afname van de gezinsgrootte in de laatste decennia brengt
verder met zich mee dat deze ouderen ook niet terug kunnen vallen op hun meestal beperkt aantal
kinderen.
2.1 Het huidig Pensioenstelsel
Het huidig pensioenstelsel van de Nederlandse Antillen is opgebouwd uit drie pijlers:
1. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV): een basis of staatspensioen dat aanspraak geeft
op een minimum pensioen, indien wordt voldaan aan een aantal wettelijke criteria;
2. een aanvullend, meestal bedrijfsgebonden pensioen, dat veelal fiscaal gefacilieerd is;
3. een individueel pensioen, dat op vrijwillige basis kan worden afgesloten en dat niet fiscaal
gefacilieerd is.
Eén en ander wordt in onderstaand grafisch geïllustreerd:
Bovenop de AOV kan een collectief of individueel aanvullend pensioen verzekerd worden doorgaans
op basis van het kapitaaldekkingsstelsel. Deze pensioenen zijn meestal ondergebracht bij een
pensioenfonds of verzekeraar.
Volgens de fiscale richtlijnen die van toepassing zijn op Curaçao mag een pensioen maatschappelijk
gezien niet bovenmatig zijn. Met bovenmatig wordt verwezen naar het deel boven de ‘70%-norm’: het
maximaal op te bouwen pensioen (inclusief de AOV uitkering) is dus beperkt tot maximaal 70% van
het laatst verdiende loon. Daarboven is men bovenmatig, wat impliceert dat de fiscale voordelen niet
langer van toepassing zijn.
De laatste trede in de piramide is een individueel pensioen dat de werknemer kan afsluiten ten
individuele titel en dat het deel boven de 70% grens kan afdekken. Hiervoor krijgt de werknemer
echter geen fiscale faciliering: de premiebijdrage is immers niet fiscaal aftrekbaar. Voor de fiscale
faciliering gelden overigens de in 2002 door de Minister van Financiën afgekondigde richtlijnen die op
alle pensioenregelingen van toepassing zijn.
- Pagina 6 -
2. Analyse van het huidig pensioenstelsel
2.2 Feiten en Trends
De meest recente informatie van de Bank van de Nederlandse Antillen geeft aan dat per eind 2005
circa 59% van de werkende bevolking nog steeds niet over een aanvullend pensioen, naast de AOV,
beschikte:
Nederlandse Antillen
Werkende bevolking
Actieve deelnemers in een
collectieve pensioenregeling
Werkende bevolking met
pensioenregeling
Pensioentrekkenden binnen
een collectieve regeling
1997
78,589
2005
76,000
22,339
30,900
28.43%
40.66%
11,500
Bron: Commissie Pensioenen (1997) en BNA (2005)
Bovengenoemde cijfers gelden voor de Nederlandse Antillen. De cijfers per eiland konden helaas niet
verkregen worden.
Uit een vergelijking met het rapport van de Commissie Pensioenen (1997) blijkt dat er sprake is van
een lichte verbetering in de zogenaamde “pensioen coverage1”. Deze is echter nog niet substantieel.
De toenmalige Minister van Arbeid en Sociale Zaken heeft bij het bekend maken van het rapport van
de pensioencommissie besloten de invoering van een pensioenplicht in principe aan de marktpartijen
over te laten voor een periode van 5 jaar. Indien na 5 jaar zou blijken dat er geen significante
verbetering is in de pensioendichtheid zou de Minister zelf met een initiatief komen.
Ondanks diverse rapporten2 die hierna zijn uitgebracht, blijkt dat een belangrijk deel van de werkende
bevolking (circa 59%) nog steeds niet over een aanvullend bedrijfspensioen beschikt.
2.3 De AOV Problematiek
Werknemers die geen aanvullende pensioenvoorziening hebben, zullen op hun oude dag in
hoofdzaak aangewezen zijn op de AOV-uitkering als zij zelf geen andere voorzieningen hebben
getroffen. De huidige AOV-uitkering is niet toereikend om te voorzien in de basis behoeften en
bedraagt per 1 januari 2008 maximaal ANG.674. Dit uitkeringsniveau ligt onder het zogenaamde
bestaansminimum.
De financiering van de AOV vindt plaats via het zogenaamde omslagstelsel waarbij de werkenden
van vandaag en morgen premies afdragen ten behoeve van de uitkering van de pensioengerechtigden. Dit solidariteitsprincipe wordt steeds moeilijker te handhaven vanwege de
demografische ontwikkelingen. (Toenemende vergrijzing die zich uit in een afnemende dependency
ratio, toename in levensverwachting en de steeds dalende fertiliteitcijfers.)
Welnu, door de trend in de dependency ratio, de toenemende vergrijzing en de steeds hoger
wordende levensverwachting op Curaçao ontstaat op den duur een serieus draagvlak probleem voor
de financiering van het AOV stelsel, want relatief minder werkenden moeten de financiering
opbrengen voor een steeds groter en ouder wordende groep pensioengerechtigden.
Naarmate het premiedraagvlak als gevolg van de verslechtering van de dependency ratio in de tijd
afneemt, zal dit onherroepelijk leiden tot grotere tekorten in de financiering. Er ontstaat dus, als
gevolg van deze ontwikkelingen, een groot sociaal dilemma.
Gegeven de demografische ontwikkelingen, de daarmee samenhangende financieringsproblematiek
van het omslagstelsel en de wens om een hoger pensioen te kunnen verkrijgen bij pensionering, is de
Commissie van oordeel dat het huidige AOV pensioen systeem in de toekomst niet langer houdbaar
is.
1
2
Pensioen coverage: het aantal werkenden dat over een aanvullende pensioenregeling beschikken.
Zie bijlage 1, pagina 73.
- Pagina 7 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
3. Internationale Ontwikkelingen
Bevolkingsontwikkeling, ouderdomsvoorzieningen, pensioenregelingen en -financiering hangen nauw
met elkaar samen. Toenemende vergrijzing, een wereldwijd fenomeen, drukt steeds meer op de
financierbaarheid van sociale voorzieningen overal in de wereld.
Een recent onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van het verouderen van de wereldbevolking, ‘Why Population Aging Matters: A Global Perspective (2007)‘1, heeft de volgende negen
trends geïdentificeerd:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
vergrijzende wereld populatie
toenemende levensverwachting
ouderen worden ouder
toename van ouderdomsziekten
vergrijzing en bevolkingsafname
veranderingen in gezinsstructuur
verschuivende patronen in werk en pensionering
sociale voorzieningen in ontwikkeling
nieuwe economische uitdagingen
Thans zijn er meer dan 500 miljoen mensen ouder dan 65 jaar: 8% van de wereldbevolking. Er wordt
voorspeld dat dit zal groeien naar 1 miljard in 2030 - 1 op elke 8 wereldburgers.
3.1 Vergrijzende Wereld Populatie (“An Aging Population”)
De vergrijzing van de wereldbevolking wordt gedreven door de afnemende fertiliteit op wereldwijde
schaal en de toenemende levensverwachting door de vooruitgang in o.m. de medische
wetenschappen en de gezondheidszorg.
De volgende grafiek geeft een beeld van de verwachte vergrijzing van de wereldbevolking in 2030.De
vergrijzing op Curaçao is in de grafiek geplot en baart zorgen:
In de volgende decennia wordt verwacht dat de samenstelling van de wereldbevolking uit meer 65
plussers zal bestaan dan kinderen jonger dan 5 jaar. Een dergelijke ontwikkeling is ook op Curaçao
gaande, zoals geïllustreerd door de volgende grafiek:
1
'Why Population Aging Matters: A Global Perspective' - March 14th, 2007 - [ http://www.state.gov/g/oes/rls/or/81537.htm ]
- Pagina 8 -
3. Internationale Ontwikkelingen
In de ontwikkelde landen is de fertiliteit zelfs gedaald onder de bevolkingsvervangingsratio
(‘population replacement rate’). Ook op Curaçao is dezelfde trend te constateren.
3.2 Stijgende Levensverwachting (“Increasing Life Expectancy”)
De levensverwachting is wereldwijd aan het toenemen. Deze trend wordt verder gekenmerkt door een
stijging van de levensverwachting bij geboorte én op oudere leeftijd. Verschuivingen in de menselijke
overlevingsgrafiek (‘human survival curve’) geven aan dat de kans om nog één jaar te leven hoger is
op elke leeftijd.
De volgende ontwikkelingen kenmerken de stijgende wereldwijde levensverwachting:
•
•
•
•
stabiliserende of dalende sterftecijfers voor oude mensen;
een sterke groei van de groep honderd jarigen (‘centenarians’);
invloed op mortaliteitsratio’s door sociale interventies, zelfs op hoge leeftijd;
een verhoging van de levensverwachting door medische vooruitgang en nieuwe medicijnen.
3.3 Ouderen worden ouder (“Rising numbers of the oldest old”)
Het oudste bevolkingssegment van de wereld populatie, de 65-jarigen en ouder, wordt gekenmerkt
door het progressief verouderen van de oudere bevolking zelf.
Wereldwijd wordt verwacht dat de groep oudste ouderen – mensen 85 jaar en ouder – zal groeien
met 151% tussen 2005 en 2030, vergeleken met 104% groei voor de 65-plussers en 21% groei voor
de groep jonger dan 65 jaar.
De oudste ouderen vormen thans 7% van de wereldpopulatie. De volgende grafiek toont de
geprojecteerde ontwikkeling van de groep oudste ouderen in de periode tussen 2005 en 2030:
- Pagina 9 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
De groei van de oudste ouderen heeft een aantal ingrijpende implicaties:
•
•
•
•
pensioenen en pensioeninkomen moeten een langere levensperiode na de pensioenleeftijd
overbruggen;
toename van de kosten in de gezondheidszorg;
veranderingen in de verhoudingen tussen generaties, omdat het aantal grootouders en
grootgrootouders zullen stijgen;
een enorme groei in het aantal honderd jarigen voor het eerst in de historie.
Er kan daarom geconcludeerd worden dat er door de toename van de gemiddelde leeftijd meer
voorzieningen per oudere vereist zullen zijn, wil men een levenslange pensioenuitkering garanderen.
3.4 Toename van ouderdomsziekten (“Growing Burden of Noncommunicable Diseases”)
In de komende 10 à 15 jaar zal het verlies aan gezondheid en leven meer toegeschreven worden aan
chronische ziektes, zoals hartziekten, kanker en suikerziekte, dan aan besmettelijke ziektes en
parasieten. Deze verschuiving in de ziekte epidemiologie zal de financiering van de volksziekteverzekeringen steeds meer onder druk zetten, want oudere mensen zullen steeds meer een beroep
moeten doen op gezondheidsvoorzieningen.
De kosten voor de medische voorziening zullen blijven toenemen en er zullen meer zorginstellingen
moeten komen om deze ouderen adequaat te kunnen opvangen c.q. verzorgen. Reeds wordt geschat
dat de schadelast als gevolg van ziekte van een 60-plusser t.o.v. een actieve in een verhouding staat
van 7:1. Ook de infrastructuur zal geleidelijk aan moeten worden aangepast naar de behoeften van
een steeds groter wordende oudere populatie.
3.5 Vergrijzing en bevolkingsafname (“Aging and Population Decline”)
Er wordt voorspeld dat meer dan 20 landen geconfronteerd zullen worden met bevolkingsinkrimping
gecombineerd met vergrijzing in de komende decennia’s. Deze inkrimping wordt in de meeste landen
gedreven door de dalende fertiliteit en emigratie.
Opvallend in deze wereldwijde trend is de afname van de groep werkenden! Het is juist deze groep die bijdraagt aan de economische groei en het pensioensystemen - die aan het afnemen is, terwijl
tegelijkertijd de vergrijzende, niet-werkende populatie aan het toenemen is. Kortom, steeds meer
oudere mensen worden afhankelijk van steeds minder werkenden!
In de volgende grafiek wordt de verslechterende dependency ratio, de verhouding 60-plussers tot de
20-59 jarigen, in beeld gebracht:
Deze ontwikkelingen, die ook op Curaçao merkbaar zijn, zullen verstrekkende gevolgen
hebben voor pensioensystemen gebaseerd op het omslagstelsel, zoals het AOV pensioen op
Curaçao.
- Pagina 10 -
3. Internationale Ontwikkelingen
3.6 Veranderingen in Gezinsstructuur (“Changing Family Structure”)
Een direct gevolg van deze ontwikkelingen is dat mensen minder kinderen krijgen. Het gemiddelde
gezinssamenstelling/grootte verandert. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin wordt steeds kleiner,
terwijl er tevens steeds meer sprake is van eenoudergezinnen.
Hierdoor zal de traditionele gezinsstructuur en de rol van het gezin in de opvang van de ouderen
veranderen. De lange termijn zorg voor oudere mensen in de samenleving dient dus een belangrijke
beleidsuitdaging te worden.
3.7 Verschuivende Patronen in Werk en Pensionering (“Shifting Patterns of Work and Retirement”)
ste
De 20 eeuw werd gekenmerkt door een stijgende levensverwachting en een daling van de
pensioenleeftijd. De vergrijzende wereld gecombineerd met de dalende ratio van de werkenden ten
opzichte van de pensioengerechtigden zet de financiering en het zorgniveau van de bestaande
gezondheidszorg- en pensioensystemen zwaar onder druk.
De arbeidsmobiliteit neemt toe en de loyaliteit naar een enkele werkgever neemt af. Dit heeft
gevolgen voor het pensioensysteem. Individuele waardeoverdracht zal bijvoorbeeld wettelijk
verankerd moeten worden om zo continuïteit in de pensioenopbouw mogelijk te maken en een
pensioenbreuk zoveel mogelijk te voorkomen.
3.8 Sociale Voorzieningen in Ontwikkeling (“Evolving Social Insurance Systems”)
De escalerende pensioenuitgaven hebben ertoe geleid dat veel landen zijn begonnen met het
hervormen van hun oudedagsvoorzieningen. De maatregelen die in de meeste landen genomen zijn
om aan de stijgende uitgaven het hoofd te kunnen bieden zijn:
•
•
•
verhoging van de pensioenleeftijd;
verhoging van de bijdrage van de werkenden; en/of
verhoging van de premievoet die de werkenden betalen.
Deze maatregelen bleken niet toereikend te zijn om de toenemende tekorten van sociale
pensioensystemen gebaseerd op het omslagstelsel te financieren.
Een vooraanstaande bepleiter van het kapitaaldekkingssysteem is Chili. Begin jaren tachtig spanden
zij de kroon waarbij het omslagsysteem vervangen werd door een kapitaaldekkingssysteem. Deze
trend heeft inmiddels navolging gehad in meer dan 20 landen. Hiermee werd een wereldwijde trend
ingezet naar het defined-contribution pensioensysteem.
Kortom, in de toekomst zullen de inkomsten van de ouderen in de samenleving afhankelijk zijn van
onder meer inkomen uit werk na de pensioenleeftijd, sociale verzekeringsprogramma’s, bedrijfspensioen en spaargelden. Een ouder wordende bevolking vereist aanpassing van de sociale voorzieningen en alsmede de infrastructuur.
3.9 Nieuwe Economische Uitdagingen (“Emerging Economic Challenges")
De voortschrijdende bevolkingsvergrijzing zal het macro-economische weefsel drastisch beïnvloeden,
zowel op het lokale, regionale als mondiale vlak. Deze ontwikkelingen zullen een effect hebben op de
financiering van sociale programma’s, en daarbij een invloed uitoefenen op de arbeidsmarkt en de
nationale spaarquota’s.
Vergrijzing zal de overheidsbudgetten onder zware druk zetten. In het bijzonder zullen landen met
uitgebreide sociale programma’s voor ouderen, zoals gezondheidszorg en volkspensioen, bij
ongewijzigd beleid de kosten van deze programma’s zien escaleren doordat steeds meer mensen,
steeds langer voor deze faciliteiten in aanmerking komen.
- Pagina 11 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
In de volgende grafiek wordt duidelijk geïllustreerd dat de overheidsuitgaven progressief stijgen bij
toenemende vergrijzing:
Toenemende vergrijzing en dalende fertiliteit leiden tot spanning op de arbeidsmarkt. Naast het
verslechteren van de dependency ratio zullen er tevens arbeidstekorten ontstaan. In veel landen zal
het in de toekomst steeds moeilijker worden om voldoende arbeidskrachten te verkrijgen. Dit zal o.m.
leiden tot een gerichte bevolkingspolitiek en een toename in immigratie, evenals een draagvlakprobleem doordat steeds minder werkenden de kosten van de zorg voor de niet-werkenden zullen
moeten opbrengen.
De gemiddelde pensioenleeftijd zal ook moeten toenemen. Het is zelfs niet ondenkbaar dat in een
aantal landen sprake zal zijn van “lifetime employment” in een of andere vorm.
3.10 Conclusies
De wereld is niet alleen versneld aan het vergrijzen, maar de oudste ouderen worden tevens ouder en
de levensverwachting is aan het stijgen voor elke leeftijdscategorie.
Uit de verslechterende dependency ratio volgt dat steeds minder mensen de vereiste economische
activiteit zullen moeten genereren om de zorg voor een groeiend aantal ouderen te kunnen
opvangen. Deze ontwikkelingen zetten de financiering van sociale systemen zwaar onder druk.
- Pagina 12 -
4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao
De bevolkingsontwikkeling in een land, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin, is één van de
belangrijkste input variabelen bij het financieren van pensioenstelsels. Reden om stil te staan bij de
bevolkingsontwikkeling van Curaçao.
De belangrijkste drijvers van de bevolkingsgroei of -afname van een land zijn:
•
•
geboorte en sterfte (natuurlijke groei)
immigratie en emigratie
In wat volgt zullen de historische bevolkingsontwikkelingen geanalyseerd worden en de 2005-2030
bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in detail onder de loep worden
genomen. Hieruit zullen een aantal conclusies worden getrokken ten aanzien van de financiering van
toekomstige pensioenstelsels voor Curaçao.
4.1 Historie Bevolkingsontwikkeling 1958-2006
De historische bevolkingsontwikkeling van Curaçao gedurende de periode 1958-2006 is
weergegeven in de onderstaande grafiek:
De bevolking van Curaçao had een piek in 1987 (153.736) bereikt, die sindsdien niet meer
geëvenaard werd. Ondanks de enorme migratie tussen 1998 en 2002, laat de historische reeks een
opwaartse trend (rood) zien. Sinds 2002 is de bevolking van Curaçao opnieuw aan het groeien.
Vervolgens zullen de natuurlijke bevolkingsgroei en de migratie geanalyseerd worden om meer
inzicht in de historische bevolkingsontwikkeling te krijgen.
De ontwikkeling van het totale vruchtbaarheidscijfer (TFR) voor Curaçao gedurende de periode 19582004 is geïllustreerd in onderstaande grafiek:
- Pagina 13 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Uit deze ontwikkeling is te zien dat de gemiddelde fertiliteit per vruchtbare vrouw tussen 1959 tot en
met 2004 gezakt is van circa 5,2 naar 1,9: een zeer aanzienlijke achteruitgang! Dit betekent dat een
gezin gemiddeld uit minder dan twee kinderen bestaat. Bovendien volgt uit de historische trendlijn
(rood) dat Curaçao nauwelijks in staat zal zijn om het bevolkingsaantal op het huidig niveau te
handhaven door natuurlijke bevolkingsgroei/afname bij ongewijzigd beleid.
Volgens de CBS statistieken is het gemiddelde sterftecijfer van de afgelopen 20 jaar gelijk aan 1.050
per jaar. De jaren daarvoor was het nog lager. Dit betekent dat de ontwikkeling van het geboortecijfer
bepalend zal zijn voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Een graadmeter voor deze ontwikkeling is het
vruchtbaarheidscijfer ofwel de bevolkingsfertiliteit.
De migratiecijfers zijn het resultaat van immigratie en emigratie trends van de afgelopen jaren. De
volgende grafiek geeft de ontwikkeling van de migratie in Curaçao gedurende de periode 1958-2005
weer:
De historische trend is dat meer mensen emigreren dan immigreren. Echter, sinds 2002 is er sprake
van een klein immigratieoverschot. Dit wordt veroorzaakt door terugkeer uit Nederland en de
toestroom van buitenlanders.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bevolkingsontwikkeling de laatste jaren
gedreven werd door de migratie. Uit de historische fertiliteitstrend volgt dat de natuurlijke groei bijna
geen rol zal spelen in de toekomstige bevolkingsgroei bij ongewijzigd beleid.
4.2 Dependency Ratio 1995-2004
De dependency ratio, de verhouding tussen de leeftijdsgroepen 16-59 en 60+, speelt een belangrijke
rol bij de financiering van de AOV. De volgende grafiek geeft de ontwikkeling van de dependency
ratio over de periode 1995-2004 weer:
- Pagina 14 -
4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao
Uit deze grafiek blijkt dat de verhouding tussen de werkende bevolking en de bevolking boven de 60
jaar significant is afgenomen over de periode 1995 tot 2005. Als gevolg hiervan ontstaat een groot
sociaal dilemma: immers, minder werkenden moeten dan in het omslagstelsel opdraaien voor de
kosten van een steeds groter wordende populatie ouderen.
4.3 CBS Bevolkingsprognose 2005-2030
De volgende grafieken zijn gebaseerd op de bevolkingsprognose van het CBS:
De volgende grafiek geeft aan dat de dependency ratio verder zal verslechteren in de toekomst, in lijn
met de op de vorige pagina geconstateerde trend:
Dit betekent dat steeds meer 60-plussers afhankelijk zullen worden van steeds minder werkenden. Dit
komt ook verder tot uiting in de prognose van het verloop van drie leeftijdsgroepen in de periode 2005
- 2030
- Pagina 15 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Uit bovengenoemde twee grafieken blijkt dat de bevolkingssamenstelling en de dependency ratio
dramatisch zal veranderen in de toekomst, indien de huidige trend niet wordt omgebogen. De twee
groepen onder 60 jaar nemen af ten opzichte van een groei van de 60-plussers in de toekomst.
Kortom: toenemende vergrijzing van de Curaçaose bevolking!
De geconstateerde vergrijzing wordt verder duidelijk geïllustreerd in de volgende grafiek:
Ook hier zien wij hoe de verhouding tussen de leeftijdsgroepen in de tijd drastisch zal veranderen. Dit
leidt tot een versmalling van de basis van de bevolkingspiramide.
De verhouding tussen de diverse leeftijdsgroepen zal, evenals de verhouding tussen 60-plussers en
werkenden (dependency ratio), dramatisch dalen naar minder dan 2 werkenden per 60-plusser met
alle gevolgen van dien voor het premiedraagvlak van het huidige AOV stelsel, om maar nog niet te
spreken over de kosten van bijvoorbeeld medische zorg van onze ouderen.
- Pagina 16 -
4. Demografische ontwikkelingen op Curaçao
4.4 Bevolkingspiramides Curaçao 1960 – 2001 en prognoses t/m 2030
De volgende bevolkingspiramdes geven een overzicht van de bevolkingsontwikkeling en
samenstelling over de periode 1960-2001 en de prognose van CBS voor de periode 2010-2030:
De bevolking van Curaçao is aan het vergrijzen en de basis van de piramides worden steeds smaller.
- Pagina 17 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
4.5 Conclusies
1. Uit een vergelijking van de bevolkingspiramiden uit 1960 en de verwachte bevolkingspiramide
in 2030 blijkt dat de bevolkingssamenstelling naar de diverse leeftijdsgroepen op Curaçao
een significante verandering zal ondergaan.
2. De verhouding tussen de jongere bevolkingsgroepen ten opzichte van de oudere
bevolkingsgroepen zal beduidend verslechteren met alle gevolgen van dien voor de
dependency ratio en het premiedraagvlak.
3. Men moet zich realiseren dat de verslechtering van de bevolkingssamenstelling en de
vergrijzing ook dramatische gevolgen zal hebben voor de kosten van de zorg in het algemeen
en de medische zorg in het bijzonder, evenals voor de benodigde infrastructuur ten behoeve
van een steeds ouder wordende bevolking.
4. De trend wijst uit dat er nauwelijks sprake zal zijn van bevolkingsgroei, indien er geen actieve
bevolkingspolitiek wordt gevoerd gericht op groei.
5. Fertiliteit cijfers tonen een negatieve neerwaartse trend. Op Curaçao is dit cijfer zelfs gedaald
naar 1,9, dus onder de population replacement rate.
6. De dependency ratio zal in de tijd verder verslechteren waardoor een enorm draagvlak
probleem zal ontstaan (één 60 plusser op twee werkenden; 1:2).
7. Een gerichte bevolkingspolitiek is onontkoombaar. Dit dient gecombineerd te worden met
economische groei, teneinde duurzame economische ontwikkeling, draagvlakvergroting en
volledige werkgelegenheid op termijn mogelijk te maken.
- Pagina 18 -
5. De economie van Curaçao
In dit hoofstuk zal een aantal kerncijfers van de economie van Curaçao behandeld worden. Het
hoofdstuk wordt afgesloten met het behandelen van de economische vooruitzichten en het
onderstrepen van de noodzaak van een actief en doelmatig bevolkingsbeleid.
5.1 Kerncijfers
In onderstaande tabel1 zijn de meest relevante kerncijfers van de Curaçaose economie over de
laatste jaren weergegeven. Hieronder zal kort worden ingegaan op elk van deze indicatoren.
2003
1. Inflatiepercentage
2. Totale bevolking
3. Bruto binnenlands product tegen
marktprijzen, in miljoen ANG
4. Reële BBP groei %
5. Werkenden
6. Werkzoekenden
7. Beroepsbevolking
8. Werkloosheidspercentage
2004
2005
2006
2007
2,1
1,4
3,4
3,1
3,0
129.665
133.35
135.474
135.25
135.513
3.961
4.025
4.194
4.382
4.601*
0,3
0,2
0,8
1,5
3,5
52.137
51.474
51.343
52.050
53.779
9.274
9.861
11.392
8.931
7.346
61.411
61.335
62.735
60.981
61.125
15,1
16,1
18,2
14,6
12,0
* Indien wordt uitgegaan van een reële groei van het BBP van 2,0%.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek.
De inflatie is in 2007 uitgekomen op 3,0%. In de beschouwde periode ligt de inflatie gemiddeld op
2,6%. De hoge mondiale ruwe olieprijs (met een piek van 100 USD per vat aan het eind van 2007)
met als gevolg een hogere inkoopprijs van benzine is gedurende 2007 niet geheel doorgevoerd in de
lokale benzineprijzen. Dus, een opwaartse correctie van de lokale benzineprijzen mag in 2008 wel
worden verwacht, gezien de aanhoudende hoge ruwe olie wereldmarktprijs (October 2008: boven 80
USD per vat ruwe olie).
Uit bovenstaande tabel blijkt verder, dat de Curaçaose economie in de afgelopen jaren nauwelijks is
gegroeid. Groeicijfers van circa nul (0) zijn onvoldoende om additionele economische activiteiten en
daarmee werkgelegenheid te kunnen genereren. In 2007 was de reële economische groei 3,5%.
Zowel de private consumptie als de private investeringen namen toe. Bij deze laatste vielen vooral de
grote bouwprojecten op in de kleinhandel, evenals in de hotel- en onroerend goedsector. Voorts nam
de olieraffinage toe, terwijl het aantal verblijf- en cruisetoeristen steeg. Het BBP van Curaçao was
naar schatting in 2007 ANG 4,6 miljard.
Voor wat betreft het aantal werkenden valt op, dat dit aantal in 2007 met 1.729 is gestegen en thans
een omvang heeft van 53.779. Het aantal werkzoekenden is afgenomen tot 7.346. Omdat de
beroepsbevolking nagenoeg op eenzelfde niveau is gebleven en het werkzoekenden aantal lager is
uitgevallen, kwam het werkloosheidspercentage eind 2007 uit op 12,0%.
In dit is vermeldenswaardig dat eind 2007 het Kolaborativo die tot een sociale dialoog moet leiden
ook het arbeidsmarktbeleid op de agenda heeft geplaatst. Zowel de Centrale Regering als het
Eilandgebied Curaçao, de werkgevers en vakbonden, alsook andere stakeholders, zijn hierbij
intensief betrokken, wat een unicum is.
In dit kader is als doel gesteld, dat in 2015 in de speerpuntsectoren, en in 2026 in alle economische
sectoren, een werkgelegenheidsgraad van 95% (werkloosheidspercentage van 5%) zal worden
1
Zie tabel 1 op pagina 50 voor meer indicatoren van de economie van Curaçao.
- Pagina 19 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
behaald, alsook behouden. De ontwikkelingen van de laatste jaren op de arbeidsmarkt zijn
bemoedigend te noemen.
Wanneer gekeken wordt naar het BBP en de omvang van de totale bevolking, die nagenoeg constant
is gebleven en de laatste jaren op circa 135.500 personen ligt, dan is het al gauw duidelijk dat onze
economische basis relatief klein is te noemen. Deze kan zeker niet vergeleken worden met andere
grote economieën. Anders geformuleerd, het aantal dat de collectieve lastendruk (zowel belastingen
als premies) dienen te dragen is relatief klein. Mede hierom is het essentieel om een structurele
verbreding van deze basis te bewerkstelligen.
5.2 Economische vooruitzichten en bevolkingsbeleid
Zoals eerder vermeld is er vanaf 2006 een kentering te constateren en ziet het vooralsnog er naar uit,
dat de economie in de lift zit.
Grote bouw- en toeristische projecten zijn al gestart en een groot aantal zijn in ontwikkeling. Te
denken valt aan: Renaissance Curaçao Resort (237 hotelkamers), Clarion Hotel & Suites (96
kamers), Hyatt Regency Curaçao Resort (350 kamers) geprojecteerd in 2009, Marina & Casino Dive
Resort (89 kamers), om maar enkele te noemen. Verder staan Westin Curaçao Resort & Casino (350
kamers), Blue Bay Main Hotel en Pen Resort met beide 250 kamers op stapel.
Al met al houdt dit in dat er in de komende vier jaar tussen 2.500 en 3.000 additionele directe banen
in de toeristische sector zullen worden gecreëerd. Uiteraard heeft dit een synergie-effect waarbij
indirecte banen in andere sectoren, zoals de bouw, eveneens tot stand komen.
Wanneer bovendien de ‘foreign direct investment’ (FDI) in de financiële en logistieke sector in
ogenschouw wordt genomen, hebben wij het al gauw over ruim 4.000 nieuwe banen.
In de in hoofdstukken 6 t/m 8 en appendix I geïllustreerde scenario’s wordt dit cijfer gebruikt, doch
een verdere groei wordt buiten beschouwing gelaten.
In deze context mag overigens ook worden gewezen op de recente staatkundige ontwikkelingen, die
het optimisme hebben doen toenemen, aangezien een groot deel van de uitstaande overheidsschuld
van zowel het Eilandgebied Curaçao als de Centrale Regering, door de Nederlandse Regering zal
worden overgenomen.
Samen met het financieel toezicht is de kans groot dat een effectieve ombuiging van de overheidsfinanciën van de nieuwe “País Kòrsou” zal kunnen worden gerealiseerd. Dit laatste komt tevens het
ondernemers- en investeringsklimaat ten goede, waardoor verwacht mag worden dat ook de
buitenlandse en lokale private investeringen zullen toenemen, wat opnieuw de economische
activiteiten zal kunnen aanwakkeren.
Dit is, echter, geen reden om stil te zitten als Overheid. Integendeel, het is nu de tijd om een beleid te
formuleren gericht op een planmatige en duurzame groei, waarbij economische groei wordt
gestimuleerd door een belastingherziening en een actief bevolkingsbeleid (lees: immigratiebeleid
en/of terugkeer beleid) te voeren gericht op jonge arbeidskrachten, entrepreneurs en investeerders,
die samen kunnen bijdragen in de overheidskas en de sociale lasten mee kunnen helpen dragen.
Gestreefd moeten worden naar een gunstige samenstelling van de totale bevolking waardoor de
dependency ratio (verhouding tussen 60 plussers en werkende bevolking) evenals de economische
basis (aantal inwoners) verbeterd wordt.
Op termijn zal een dergelijk beleid het draagvlak en de bevolkingsverhoudingen, respectievelijk,
kunnen verruimen en verbeteren. Slechts op deze wijze kan duurzaam een oplossing worden
gevonden voor de AOV-problematiek en andere sociale problemen.
Het spreekt vanzelf dat een consistente verbreding van de economische basis positieve effecten zal
hebben voor de economie en het premiedraagvlak dat nodig is om het pensioen en sociaal stelsel
blijvend te kunnen garanderen en in stand te houden. Op dit onderwerp zal gelet op het doel van dit
rapport niet verder worden ingegaan.
- Pagina 20 -
6. Pensioen financieringsmodellen en het AOV pensioen
Pensioen is sparen voor de oude dag. In de verzekeringswereld bestaan er drie hoofdvormen van
pensioenfinanciering, te weten:
1. het omslagsysteem
2. het rentedekkingssysteem
3. het kapitaaldekkingssysteem
Deze systemen worden in de regel beïnvloed door een aantal factoren1, waaronder:
•
•
•
•
•
Fiscale: pensioenkosten is loonkosten, premies zijn aftrekbaar en er wordt getoetst op
bovenmatigheid door de fiscus.
Economische: minder snel zal een beroep worden gedaan op het sociale zekerheidsstelsel,
pensioennorm (70% bij een volledige opbouw), interen op vermogen wanneer het pensioen
onvoldoende is, verschuiving van belastbaar inkomen naar de periode na pensioendatum.
Maatschappelijke: marktwerking, individualisering, flexibele regelingen, toename in
echtscheidingen, arbeidsparticipatie en arbeidsmobiliteit.
Demografische: wijzigingen in bevolkingsomvang en -samenstelling, en het effect op de
premie en draagvlak.
Politieke: terugtredende overheid, pensioenkostenontwikkelingen als gevolg van vergrijzing,
harmonisatie, hoogte van een redelijk aanvullend pensioen en participatie.
6.1 Het Omslagsysteem
In een omslagsysteem betalen de huidige premiebetalers voor de huidige uitkeringsgerechtigden.
Dus, bij omslagfinanciering wordt jaarlijks bekeken wat de totale kosten zijn en worden deze kosten
omgeslagen over de totale groep verzekerden. Er is in principe geen sprake van reservevorming,
tenzij de premie en rendementen op deze baten meer opbrengen dan de jaarlijkse kosten.
Dit systeem is daarom erg gevoelig voor omstandigheden waarbij het draagvlak op termijn
verminderd, zoals vergrijzing, toename van de levensverwachting en de verhouding werkenden en
pensioentrekkenden. Dit houdt bovendien in dat de premiebetaler geen aanspraken kan maken op
zijn premiebijdragen.
De Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) van de Nederlandse Antillen is gebaseerd op het
omslagsysteem en op het principe van solidariteit. Er is geen directe relatie tussen premie en
uitkering.
6.2 Het Rentedekkingssyteem
In een rentedekkingssysteem betalen de huidige premiebetalers voor de toekomstige uitkeringen van
zij, die tijdens een gegeven jaar uitkeringsgerechtigd worden. Voor deze groep wordt er een
vermogen veilig gesteld.
Bij rentedekking wordt op de pensioendatum een voorziening gevormd, waarmee het gemiddeld uit te
keren pensioen van alle personen die in dat jaar gepensioneerd worden afgefinancierd wordt. Dit
systeem is bijvoorbeeld gebruikelijk bij uitkeringen van tijdelijke aard of bij overgangsmaatregelen.
Dit houdt in dat tijdens een gegeven jaar er vóór de pensioendatum geen reservering plaatsvindt. Pas
op het moment van pensionering worden de toekomstige uitkeringen vastgesteld en afgefinancierd.
De jaarlijkse kosten zijn dan ook sterk afhankelijk van het aantal te pensioneren deelnemers in een
gegeven jaar.
1
Antwoordenboek Pensioen 2007/2008 door P. Doornik en P. der Kinderen, Uitgeverij Kluwer B.V.
- Pagina 21 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
6.3 Het Kapitaaldekkingssysteem
In een kapitaaldekkingssysteem betalen de huidige premiebetalers voor de toekomstige uitkeringen
wanneer zij uitkeringsgerechtigd worden. Er wordt voor hen een vermogen veiliggesteld op basis van
de al verworven pensioenaanspraken.
Bij kapitaaldekking wordt dus vóór de pensioengerechtigde leeftijd, feitelijk vanaf de toetredingsdatum, begonnen met het vormen van een voorziening of spaarkapitaal. De deelnemer bouwt
gedurende zijn actieve arbeidsperiode een voorziening of kapitaal op dat op de pensioendatum
voldoende moet zijn om van een comfortabele oude dag te kunnen genieten en/of in het
levensonderhoud van zijn nabestaanden te kunnen voorzien. Hierbij wordt er rekening gehouden met
de meest recente sterftetafels, die telkenmale opnieuw bij het uitkomen van nieuwe sterftetafels
worden aangepast aan de dan geldende nieuwe levensverwachting. Een en ander afhankelijk van de
trend in het sterfteresultaat.
Op het gespaarde kapitaal wordt er ofwel een rendement verondersteld (bijvoorbeeld een vaste
rekenrente van 4% zoals in defined benefit pensioenregelingen), ofwel wordt er een jaarlijks
gegarandeerd rendement afgesproken, ofwel wordt er een behaald netto rendement bijgeschreven.
De kosten worden op jaarbasis doorbelast.
De twee meest voorkomende pensioenregelingen zijn:
1. De Defined Benefit (DB) Regeling (‘eind- of geïndexeerde middelloonregeling’)
2. De Defined Contribution (DC) Regeling (‘beschikbare premieregeling’)
Er is een wereldwijde tendens om af te stappen van de Defined Benefit regelingen naar de Defined
Contribution regelingen.
Beide systemen worden hiernavolgend kort behandeld.
6.4 De Defined Benefit (DB) Regeling
Bij de DB-regeling is sprake van een pensioentoezegging. De pensioenuitkering staat vast en wordt
per jaar opgebouwd op basis van de pensioengrondslag. Dit houdt in dat het uiteindelijke pensioen
afhangt van het aantal dienstjaren en het salarisverloop tijdens de werkzame periode. Daarom wordt
de DB-regeling ook wel een salaris- of diensttijdregeling genoemd.
Bij een eindloon pensioenopbouw over 35 jaar is de jaarlijkse opbouw maximaal 2% van de pensioengrondslag (al dan niet gemitigeerd) keer het aantal jaren waarover pensioen is opgebouwd.
In de volgende tabel worden de pensioenopbouw per jaar volgens de DB-regeling voor het drie pijler
systeem geïllustreerd:
Pensioenopbouw
Salaris
AOV uitkering 2007
AOV-franchise (1)
Pensioengrondslag
3 Pijler Systeem
Maand
Jaar
2,500
30,000
654
11,211
18,789
Pensioenopbouw @ 2% (2)
376
(1) AOV-franchise:= 12*AOV–Uitkering*(10/7); (2) 70% gedeeld door 35 jaar.
Daarnaast wordt in een DB-regeling tevens het partner- en wezenpensioen, evenals arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheidsrisico’s afgedekt.
- Pagina 22 -
6. Pensioen financieringsmodellen en het AOV pensioen
6.5 De Defined Contribution (DC) Regeling
Bij de DC-regeling is sprake van een premietoezegging. Werkgever en deelnemer komen een
bepaalde premie of premiepercentage overeen, die bestemd wordt voor de opbouw van een
pensioenkapitaal.
De werking van een DC-regeling wordt aan de hand van de volgende berekening geïllustreerd:
Pensioenopbouw
Salaris
Werkgever
Werknemer
Premie
10%
5%
Af risico’s en kosten
Maand
2,500
Jaar
30,000
3,000
1,500
500
Rendementsbijschrijving
Pensioenspaar kapitaal
7%
280
4,280
Van de totale beschikbare premie van 4.500 op jaarbasis worden de kosten van de pensioen provider
voor het beheer van de pensioenregeling, de kosten van de risicoverzekeringen nabestaandenpensioen (voor zover van toepassing), arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid afgetrokken en wordt het saldo na aftrek van deze kosten geïnvesteerd. Aan het eind
van het jaar wordt het rendement op het pensioenspaarkapitaal bijgeschreven.
Op deze wijze bouwt de deelnemer tot aan zijn pensioendatum spaarkapitaal op. Vervolgens koopt
hij op pensioendatum, afhankelijk van zijn persoonlijke situatie, een levenslang ouderdoms- en/of
nabestaandenpensioen in op basis van de grondslagen van de provider waarbij hij is aangesloten.
Het grote verschil tussen de DB en de DC-regelingen is, dat bij de DB de pensioenopbouw vast staat
in geval van een onafgebroken dienstverband. De financieringslasten (het financieringsrisico) zijn niet
geheel duidelijk, omdat dit afhankelijk is van het type regeling en de afspraken die daarover zijn
gemaakt tussen de pensioenprovider en de werkgever. Doorgaans ligt dat bij de werkgever of een
combinatie van de werkgever en de deelnemer en de pensioenprovider (bij een minimum garantie
rendement).
Bij een DC-regeling ligt het financieringsrisico in principe, afhankelijk of er een minimum rendementsgarantie is afgesproken, bij de deelnemer en is dit afhankelijk van de behaalde lange termijn
rendementen, eventueel afgegeven rendementsgaranties, eventuele beleggingskeuzes, de jaarlijks te
ontvangen vaste en eventueel aanvullende premiebijdragen, de kosten en de duur van de premiebijdragen (over hoeveel jaar is ononderbroken premie gestort) en de tarieven van de pensioen
provider die op de pensioendatum gehanteerd worden.
6.6. De AOV scenario’s
2
De Commissie heeft een aantal omslagstel scenario’s en varianten daarop uitgewerkt. De centrale
conclusies uit deze scenario’s zijn:
•
•
•
•
het AOV pensioensysteem zal op zeer korte termijn structurele tekorten blijven tonen;
In het gunstigste scenario zal het cumulatieve tekort oplopen tot 8,3 miljard3 ANG in 2049;
De netto contante waarde (NAW) van deze tekorten gerekend tegen 7% is 0,3 miljard ANG;
In het gunstigste scenario wordt de pensioengerechtigde leeftijd in 2010 naar 65 jaar
verhoogd.
Kortom, het huidige AOV pensioenstelsel is niet meer financierbaar en de AOV pensioenuitkeringen kunnen op zeer korte termijn niet meer gegarandeerd worden.
2
3
Zie appendix I pagina’s 54 t/m 56 en de tabellen op pagina’s 63 t/m 70.
Zie appendix I pagina 39 en de tabel op pagina 66.
- Pagina 23 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
6.7 Conclusies
1. De Curaçaose bevolking groeit onvoldoende. De gemiddelde fertiliteit per vrouw is gedaald
naar circa 1,9, terwijl de levensverwachting en het aantal 60-plussers zal toenemen. Een
actieve bevolkingspolitiek, gesteund op het principe van een ‘verbreding van de economische
basis’, waarbij in eerste instantie volledige werkgelegenheid wordt nagestreefd middels omen herscholingsprogramma’s gecombineerd met wellicht een gericht en consistent beleid op
immigratie van benodigde werknemers met de gewenste know how en/of competenties, een
soepele toegang kan worden verleend tot het arbeidsproces, zal een stap in de goede richting
zijn om aan het draagvlakprobleem op termijn het hoofd te bieden.
Deze immigranten dienen alle belastingen en premies die op een normale werknemer rusten
te betalen. Deze opbrengsten worden dan mede aangewend om een deel van de AOV/AWW
verplichtingen te helpen financieren.
2. De stijging van de leeftijdsverwachting gecombineerd met de draagvlakverkleining is van dien
aard dat de huidige AOV leeftijd van 60 jaar niet langer houdbaar is. Als gevolg hiervan wordt
voorgesteld om de pensioenleeftijd geleidelijk aan vanaf 2010 in een periode van 10 jaar te
verhogen naar 65 jaar.
Immers, een gekapitaliseerd systeem is niet onderhevig aan demografische ontwikkelingen,
maar is wel inflatie en rente gevoelig. Dit in tegenstelling tot het omslagstelsel, waarbij de
groep premiebetalers een steeds grotere en oudere groep gepensioneerden zal moeten
onderhouden.
3. Zolang de verhouding tussen premiebetalers en pensioentrekkenden in een omslagstelsel
gunstig is, kan de premie op een acceptabel niveau gehandhaafd blijven. Wanneer echter de
verhouding verslechtert, zijn forse premieverhogingen onvermijdelijk.
4. Daarbij blijft de vraag of de betaalde premie in verhouding staat met de uitkering die de
deelnemer op pensioendatum ontvangt. De premie is enerzijds een percentage van het bruto
salaris (per 01/01/2008, 14% tot een maximum jaarinkomen van ANG.72.000), terwijl
anderzijds de uitkering een vast bedrag is voor iedereen, ongeacht het inkomensniveau.
5. Een negatieve trend in de dependency ratio (verhouding tussen 60-plussers en de werkende
bevolking) leidt dus op termijn tot verminderde duurzaamheid, discontinuïteit en afbrokkeling
van het premiedraagvlak. Sterke premieschommelingen zijn dan het gevolg, alsmede een
premie / uitkeringsniveau verhouding dat scheef groeit.
6. Bij verandering van het huidig pensioenstelsel zal er tevens rekening moeten worden
gehouden met een basis(bijstands)voorziening voor diegenen die vanwege fysieke of
bijzondere omstandigheden nooit, of als gevolg van langdurige structurele werkeloosheid
onvoldoende, pensioenkapitaal kunnen opbouwen, het zogenoemde “solidariteitsfonds”.
7. Dit fonds dient naar de mening van de commissie afgescheiden te worden van het
gekapitaliseerd pensioensysteem en zal in een apart ‘solidariteitsfonds’ gealloceerd dienen te
worden. Heel specifiek zal het beleid van de overheid er op gericht moeten zijn om volledige
werkgelegenheid te stimuleren, om zodoende de omvang van deze groep tot een minimum te
beperken. Het nieuwe pensioensysteem moet mensen aansporen om zowel tijdens hun
actieve periode als de niet-actieve periode voor zichzelf te kunnen zorgen.
8. Dit solidariteitsfonds zal, uit maatschappelijke overwegingen, opgebracht worden uit:
•
•
de belastingmiddelen;
aangevuld met een solidariteitspremie, opgebracht door de werknemers en werkgevers.
- Pagina 24 -
7. Voorstel voor een nieuw pensioenstelsel voor Curaçao
Gelet op het voorgaande is de Commissie van mening dat het huidig omslagstelsel moet worden
omgevormd tot een kapitaalgedekt stelsel met een basis pensioenplicht op basis van de huidige 14%
premiebijdrage tot de grens van 72.000 per jaar.
De overgrote meerderheid van de werkenden op Curaçao zal als gevolg hiervan verzekerd zijn van
ten minste een basispensioen. Immers, minder dan 10.000 werkenden verdienen een inkomen van
ANG. 5.000 of hoger1. De fiscaal toegestane norm van 70% van het laatst verdiende loon als
maximum pensioen bij een volledige opbouw blijft in principe gehandhaafd.
Een opbouwperiode van minimaal 35 jaar of langer is, afhankelijk van de financiële draagkracht van
de onderneming en de individuele situatie van de deelnemer, acceptabel.
Daarnaast kunnen werkgevers en deelnemers afhankelijk van het inkomensniveau een aanvullend
pensioen boven de 72.000 grens verzekeren, waardoor extra pensioen kan worden opgebouwd
d.m.v. extra c.q. vrijwillige premiebijdragen.
De afhankelijkheid van de opbouw van een deel van het pensioen via het bestaande sociale AOV
verzekeringsstelsel wordt hiermee opgeheven.
Verder dient tevens met de fiscus besproken te worden of de huidige fiscale grens van maximaal 70%
nog wenselijk is of dat deze op een hoger percentage bij een volledige opbouw kan worden gebracht,
zeker als de pensioenleeftijd verhoogd wordt naar 65 jaar. Het nieuwe systeem biedt in ieder geval
een beter uitzicht op een hoger pensioen en de prijs/prestatie verhouding staat ook beter in
verhouding met de premie-inleg per deelnemer.
Het uitgangspunt is dat in dit nieuwe stelsel de pensioenplicht op eenzelfde premielast niveau (14%
tot de loongrens van 72.000) gehandhaafd wordt. Door een wijziging naar een kapitaalgedekt stelsel
wordt tevens voorkomen dat het nieuwe pensioenstelsel gevoelig blijft voor demografische
ontwikkelingen.
Het huidige AOV stelsel wordt daarom op termijn afgebouwd (40 jaar) en vervangen door een
gekapitaliseerd pensioenstelsel, waarbij de op de overgangsdatum geldende AOV verplichtingen via
een sterfhuisconstructie worden afgefinancierd over een periode van 30 jaar.
De doelstellingen van het nieuwe pensioenstelsel is:
•
•
•
•
•
•
•
•
realiseren van 100% pensioen coverage van de werkende bevolking;
een beter niveau van sociale rechtvaardigheid realiseren (inkomensverdeling);
het vooruitzicht op een verbetering van de materiële voorwaarden voor werknemers én
gepensioneerden binnen maatschappelijk acceptabele grenzen op termijn;
de afhankelijkheid van het inkomen na pensionering van zowel de overheid evenals van
voormalige werkgevers te elimineren;
het bevorderen van zelfredzaamheid en de individuele verantwoordelijkheid van de
werknemer voor zijn voortbestaan (na de actieve periode) te stimuleren;
een versterking van de structuur van het pensioenstelsel gericht op duurzaamheid en
continuïteit te bewerkstelligen;
een betere regulering en vermindering van het risico van discontinuïteit van het
pensioenstelsel te bevorderen;
een adequate afdekking van de verzekeringsrisico’s (arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling
en overlijden) voor zover van toepassing te realiseren.
Bij de uitwerking van het nieuwe pensioen systeem is rekening gehouden met aspecten als duurzaamheid, fiscaliteit, entree-leeftijd, acceptatie en premieplicht, afdekking van risico’s voor arbeidsongeschiktheid en overlijden, zelfstandigen, mate van solidariteit, macro-economische effecten,
financiering, kwaliteit van providers, individuele waardeoverdracht, regelgeving en adequaat toezicht.
1
Zie tabel 2 op pagina 51.
- Pagina 25 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
7.1. Is een gekapitaliseerd pensioen een betere waarborg voor de deelnemer én voor de continuïteit
van het pensioenstelsel?
1. Het systeem gaat uit van het principe dat, net als arbeid, pensioenopbouw een individuele
zaak is en dus primair de verantwoordelijkheid van de individuele werknemer / deelnemer.
2. Een gekapitaliseerd pensioensysteem heeft tot doel de armoede en afhankelijkheid van de
werkgever en/of staatsvoorzieningen op latere leeftijd tegen te gaan.
3. In een gekapitaliseerd pensioensysteem bouwt het individu een pensioenkapitaal op
gedurende zijn werkzame periode op basis van de door hem over de volledige diensttijd
gespaarde premiebijdragen en de daarop ontvangen interest.
Op pensioendatum koopt hij dan met het geaccumuleerde pensioenkapitaal een levenslang
ouderdoms- en/of partner-pensioen in (voor zover van toepassing).
In een verplicht gekapitaliseerd systeem wordt pensioen door alle werknemers / deelnemers
opgebouwd ongeacht sexe of inkomensniveau. Hoe hoger de bijdrage, hoe hoger het
pensioenkapitaal.
4. Sparen in een gekapitaliseerd pensioensysteem wordt bevorderd als bron van inkomen voor
later (niet actieve periode). Daarnaast stimuleert het de persoonlijke verantwoordelijkheid
(zelfredzaamheid) van het individu voor zijn eigen inkomen na pensioendatum.
5. In een gekapitaliseerd pensioensysteem wordt de afhankelijkheid van staatsvoorzieningen of
werkgever volledig losgekoppeld, met uitzondering van de groep ‘sociaal min- en
onvermogenden’.
6. In een gekapitaliseerd pensioensysteem, mits deze voldoet aan de geldende fiscale
regelgeving, is de premie tijdens de actieve periode aftrekbaar voor zowel de onderneming
als de deelnemer. Dit maakt pensioensparen fiscaal aantrekkelijk.
7. Dit systeem heeft een positieve bijdrage op de spaarquote. De kapitaalmarkt wordt
gestimuleerd, omdat de premies deels lokaal geïnvesteerd moeten worden.
8. In een gekapitaliseerd systeem dient solidariteit naar de mening van de Commissie primair te
worden opgevangen door een systeem van bijstand (al dan niet van tijdelijke aard) waardoor
in een bepaald minimum inkomen kan worden voorzien ten behoeve van on- en
minvermogenden.
De financiering hiervan dient uit bijdragen, primair uit de algemene middelen (dit is immers
een primaire zorg / verantwoordelijkheid van de overheid) en secundair uit solidariteitsbijdragen van werknemers en werkgevers, te komen.
9. De middelen uit het solidariteitssysteem dienen efficiënt beheerd en belegd te worden. De
aanwending van de middelen is bestemd voor diegenen die niet in staat zijn om voldoende
kapitaal gedurende hun werkzame leven op te bouwen of voor invaliden c.q.
minvermogenden.
10. Tot slot is de Commissie van mening dat gezien de risico’s bij omslag financiering en
rentedekking, het systeem van kapitaaldekking de beste zekerheid biedt voor een structurele
en duurzame oplossing van de pensioenproblematiek.
Tot deze conclusie kwam eveneens de in 1996 door de toenmalige Minister van Arbeid
2
ingestelde pensioencommissie . Alle statistieken en berekeningen wijzen op dit moment uit
dat het huidige omslagstelsel op termijn niet langer houdbaar is.
2
Zie bijlage 1, pagina 76.
- Pagina 26 -
8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel
Terwijl in vele Westerse landen alsook in ons land het omslagstelsel nog steeds het leidende stelsel
is, staat onomstotelijk vast dat de confrontatie ervan ten gevolge van de vergrijzing – als resultaat van
onder meer de verbeterde leefomstandigheden en superieure medische zorg – een urgente en
kordate aanpak vereist met het oog op het veilig stellen van de huidige en toekomstige uitkeringen.
Dit besef, gevoed vanuit de vaststelling dat de pensioenvoorzieningen geen lang leven meer
beschoren zijn in het traditionele omslagstelsel bij ongewijzigd beleid, is bij vele overheden en sociale
partners op de prioriteitenlijst komen te staan van onontkoombare acties.
Saillant detail is dat in deze landen de pensioenleeftijd al op een minimumleeftijd van 65 jaar werd
vastgesteld, en er overduidelijk is gebleken dat ook deze leeftijd op termijn ontoereikend is. Het
verhogen van de leeftijd naar 67 jaar of zelfs hoger vormt al lang geen futuristische gedachte meer,
maar raakt ingebed als onderdeel van structurele acties in een poging om het risico van
discontinuïteit van de pensioenuitkeringen te ondervangen en te elimineren.
De situatie op Curaçao is precair, temeer gelet op de markante discrepantie op het vlak van de
pensioengerechtigde leeftijd, die hier nog 60 jaar is. Ook de SVB erkent dit in haar jaarverslag van
2007 en heeft ondertussen de aanbeveling gedaan om de pensioenleeftijd te verhogen naar in eerste
instantie 62 jaar en hierna naar 65 jaar, wat in feite de oorspronkelijke pensioenleeftijd was bij de
introductie van het AOV stelsel. Thans wordt aan een wetsvoorstel gewerkt.
1
Verhoging van de pensioenleeftijd alleen is echter niet voldoende . Teneinde te anticiperen op een
financiële debacle, is een ‘shift’ van het huidige omslagsysteem naar een kapitaalgedekt systeem
naar de mening van de Commissie de meest plausibele oplossing met zicht op een structurele en
duurzame oplossing van de pensioenproblematiek.
De door de Commissie onderzochte scenario’s, zowel vanuit het omslagstelsel als vanuit het kapitaaldekkingsscenario en de sensitiviteitsanalyses die daarop zijn losgelaten, zijn aan het rapport
toegevoegd in de bijlagen2. De omschakeling kan echter niet zonder slag of stoot gebeuren. Dit doet
meteen de vraag rijzen naar het ‘prijskaartje’ van een dergelijke omschakeling. In de diverse
scenario’s zal dit prijskaartje geconcretiseerd en nader toegelicht worden.
De grootste trendbreuk tussen het omslagstelsel, met een maximale maandelijkse uitkering ten
faveure van de pensioengerechtigde van thans ANG. 674, en het kapitaaldekkingsstelsel, is gelegen
in de ‘wijze’ waarop beide stelsels opgebouwd zijn.
Omslag berust primair op solidariteit, waarbij de werkenden van vandaag premie afdragen ten
behoeve van de pensioengerechtigde van vandaag. Kortom, men spaart niet voor zichzelf en zal dus
later geen aanspraak kunnen maken op de bijdragen die gestort zijn in het omslagstelsel. De uitkering
is mede daardoor ook relatief laag (staat vaak niet in verhouding met het inkomen en de premie-inleg)
en is gelijk voor iedereen ongeacht premie-inleg of inkomen.
Daarentegen bouwt men in het kapitaaldekkingsstelsel wel een spaarkapitaal op, waarmee een
pensioenaanspraak op pensioendatum kan worden ingekocht op basis van de ingelegde bedragen en
het daarop toegekende rendement.
Ten aanzien van de fiscaliteit is het belangrijk te stellen dat de fiscale regel van “maximum 70% van
het laatst verdiende inkomen” in principe intact blijft. Echter, er wordt wel aanbevolen om in goed
overleg met de fiscus na te gaan of dit principe gelet op de ontwikkelingen en trends wel of niet op dit
maximum niveau moet worden gehandhaafd.
De vingeroefening voor de Commissie bestond erin om enerzijds een modus te vinden ten
aanzien van het tijdstip van de invoering van het kapitaaldekkingsstelsel, het affinancieren van
de AOV verplichtingen en het afbouwen van het huidige omslagstelsel, zonder daarbij het
“sociale aspect” uit het oog te verliezen.
1
2
Zie scenario 2 op pagina 37.
Zie Appendix I en Tabellen scenario’s.
- Pagina 27 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
De absolute minimumgarantie die daarbij voorop staat is dat iedere huidige en toekomstige pensioengerechtigde minimaal aanspraak kan maken op de vigerende uitkering uit het omslagstelsel en op
termijn een eigen, wellicht hoger pensioen kan opbouwen afhankelijk van het eigen inkomen, de duur
van de participatie, het gemiddeld bijgeschreven rendement op de pensioenspaarkapitalen en de
totale premiebijdragen tot aan de pensioendatum in het nieuwe systeem.
Kortom, een stelsel dat dus voorziet in een aanspraak op de ingelegde bedragen én voorziet in een
dekking bij arbeidsongeschiktheid en overlijden, zonder daarbij een sociaal vangnet ten aanzien van
een gedefinieerde “beperkte groep” van sociaal zwakkeren uit het oog te verliezen, maar die tevens
op termijn uitzicht biedt op een beter inkomen na pensionering.
In dit hoofdstuk concentreert de commissie haar advies op het meest plausibele scenario. De overige
onderzochte scenario’s met sensitiviteitsanalyses zijn opgenomen in de appendix I en tabellen
scenario’s.
8.1 Uitgangspunten bij het opzetten van het kapitaaldekkingsmodel
Voor alle scenario’s zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
1. Aanvang per 1 januari 2010.
2. Verhoging pensioenleeftijd naar 65 vanaf 1 januari 2010.
3. Bijdrage van deelnemers in het kapitaaldekkingsstelsel gedeeltelijk ten behoeve van het
3
eigen spaarkapitaal volgens leeftijdsklasse en een ‘solidariteitsfonds .
4. Iedere deelnemer, tot en met de leeftijd van 48 jaar, gaat in 2010 onmiddellijk over naar het
kapitaaldekkingsstelsel.
5. Deelnemers vanaf 49 jaar blijven in het omslagstelsel volgens een sterfhuisconstructie en
blijven premie afdragen op basis van 14% premie tot de eindleeftijd van 64 jaar4.
6. AOV verplichtingen voor de groep vanaf 49 jaar loopt ten einde in het jaar 2049.
7. Indexering pensioenuitkeringen met 2% over de jaren 2008 en 2009.
Gestreefd wordt om de AOV uitkeringen zoveel mogelijk te blijven indexeren met 2% totdat
het oude systeem is afgebouwd; e.e.a. afhankelijk van het behaalde financieel resultaat.
8. Invulling van 4000 nieuwe jobs5, gelijkmatig verspreid tot en met 2009.
8.2 De gevolgde methodiek
1. De commissie heeft een eigen rekenmodel ontwikkeld waarmee de diverse scenario’s
doorgerekend zijn. De resultaten, conclusies en aanbevelingen die uit deze scenario’s zijn
voortgevloeid, zijn in de commissie besproken waarna deze in dit rapport zijn vastgelegd.
2. Vervolgens heeft de commissie een groep van onafhankelijke deskundigen uitgenodigd
bestaande uit een aantal actuarissen, economen en econometristen om samen met de
commissie de bevindingen en het advies te besprekingen.
3. Het resultaat wat in dit rapport is vastgelegd, is mede gebaseerd op deze besprekingen.
4. De commissie zal de resultaten presenteren aan diverse doelgroepen en is verder bereid
nader in overleg te treden met de Overheid en eventueel Sociale Partners die uiteindelijk een
finaal besluit moeten nemen over de eventuele implementatie.
Het behoeft geen verder betoog dat een slagvaardig besluitvormingsproces noodzakelijk is.
In wat hierna volgt zal het advies van de commissie nader worden toegelicht.
3
de
de
de
Klasse 15 t/m 34 jaar: 6/14 deel; klasse 35 t/m 44 jaar: 5/14 deel; klasse 45 t/m 64 jaar: 0/14 deel.
Cfr ‘prognosemodel’ (zie appendix III).
5
Projecten toeristische sector (zie hfd. 5).
4
- Pagina 28 -
8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel
8.3 Advies van de Commissie
De conclusie uit de onderzochte scenario’s in het omslagstelsel is dat het huidig AOV pensioen
omslagstelsel beperkt houdbaar is en verder op termijn geen uitzicht biedt op een beter pensioen
voor de deelnemers.
8.3.1 Het Omslagstelsel
Het omslagstelsel is te gevoelig voor demografische ontwikkelingen. Vooral op Curaçao is het
duidelijk dat de vergrijzing en de toename van de levensverwachting verregaande consequenties zal
hebben voor het premiedraagvlak.
Daarnaast staat de huidige AOV uitkering niet in verhouding met noch de premie-inleg en noch de
hoogte van het salaris waarover premie wordt berekend. De prijs / prestatie verhouding staat op
6
gespannen voet . Bovendien, stimuleert het omslagstelsel zelfredzaamheid van het individu die aan
het systeem deelneemt niet.
In het gunstigste scenario zal het cumulatieve tekort oplopen tot 11,1 miljard7 ANG. Verdere
verhogingen van de premievoet en/of loongrens zullen de grote tekorten niet kunnen afdekken en
kunnen niet rekenen op maatschappelijk draagvlak. Deze verhogingen zullen bovendien de
concurrentie positie van het eiland verslechteren.
8.3.2 Het Kapitaaldekkingssysteem
Van de onderzochte scenario’s volgens het kapitaaldekkingssysteem blijkt dat het meest haalbare
scenario, waar ook rekening wordt gehouden met de affinanciering van de AOV verplichtingen, het
30-jaar dotatie scenario is.
In een periode van 40 jaar kan het AOV omslagsysteem worden afgebouwd en kunnen de bestaande
8
AOV verplichtingen, die reeds nu een landsverantwoordelijkheid zijn, in 30 jaar worden
afgefinancierd.
Het meest haalbare scenario, het 30-jarige dotatie scenario, ter affinanciering van de AOV
verplichtingen vraagt om 30 jaarlijkse dotaties uit de algemene middelen van circa 76,5 miljoen ANG
beginnende in 2010.
8.3.3 Het Soladariteitsfonds
Naast het nieuwe pensioensysteem zal een solidariteitsfonds in het leven moeten worden geroepen
teneinde ten minste een basisvoorziening te creëren voor de on- en minvermogenden die niet door
eigen toedoen een minimum pensioen kunnen opbouwen.
Dit fonds zal geleidelijk aan moeten worden opgebouwd uit solidariteitsbijdrages van de overheid
respectievelijk de sociale partners.
Het streven moet zijn om deze groep zoveel mogelijk tot een minimum te beperken door het voeren
van een gericht beleid op:
1. Duurzame economische groei;
2. Vergroting van de bevolking (draagvlakvergroting) en;
3. Het creëren van volledige werkgelegenheid.
De Commissie vindt voorts dat het solidariteitsaspect losgekoppeld moet worden van het verplicht
gekapitaliseerd pensioensysteem, dat immers beoogd dat de deelnemer naar draagkracht en over
diens werkzaam leven zelf verantwoordelijkheid neemt voor de opbouw van een eigen pensioen na
zijn/haar actieve periode.
6
Zie ook Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering.
Zie hfd. 6, sectie 6.6 (pag. 23).
8
De Landsregering staat immers wettelijk garant voor het dekken van alle tekorten van het AOV pensioensysteem.
7
- Pagina 29 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
8.4 Kapitaaldekkingsstelsel: 30-jaarlijkse Dotaties
In dit scenario wordt op basis van kapitaaldekking de affinanciering van het AOV stelsel uitgerekend
uitgaande van de volgende uitgangspunten:
•
•
•
•
Dertig jaarlijkse dotaties vanaf 2010 tot en met 2039;
Een rendement van 6,5% per jaar;
2% indexering tot 2010.
Er hoeft tussentijds niet geleend te worden.
8.4.1 Resultaten
De resultaten van de berekeningen van het scenario zijn:
•
•
Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 76,5 miljoen om het systeem van omschakeling
naar kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren;
Eind 2049 is er een overschot van ruim ANG. 2 miljard.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario: 30-jaarlijkse Dotaties
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jr)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN – LASTEN
30 Jaarlijkse Dotaties Overheid
Rendement Saldo Dotaties
Rendement Schommelfonds
Jaarlijks Saldo
Cummulatief Saldo
2010
92,798
70,137
186,908
(23,973)
2020
37,782
71,521
252,124
(142,821)
2030
2040
2049
0
68,409
186,908
(118,499)
0
66,703
50,250
16,453
0
64,565
5,998
58,566
76,500
0
24,545
77,072
77,072
76,500
28,514
24,545
(13,262)
425,409
76,500
1,409
24,545
(16,045)
5,630
0
41,910
24,545
82,909
727,684
0
121,649
24,545
204,760
2,076,285
Bron: Tabel op pagina 62.
8.4.2 Conclusie
Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5% gemiddeld
per jaar, dan ontstaat er een extra overschot die aangewend kan worden om de dotaties van de
Overheid danwel de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers te verminderen. Vanaf het jaar 2039
houdt het systeem zichzelf in stand.
- Pagina 30 -
8. Naar een structurele én duurzame oplossing van het pensioenstelsel
8.5 Conclusies uit de scenario analyses
1. Uit de analyse van de voorstellen van de Staten blijkt dat de voorgestelde wijzigingen slechts
een korte termijn effect hebben en derhalve niet duurzaam zijn.
2. Uit de scenario analyses blijkt dat het voortzetten van het huidige AOV stelsel op lange
termijn onhoudbaar is en dat een structurele wijziging van het pensioenstelsel noodzakelijk is.
3. Een verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar is onvermijdelijk gezien de trends in de
vergrijzing en overige bevolkingsstatistieken.
4. Het AOV systeem zal als gevolg hiervan in een sterfhuisconstructie worden afgebouwd over
een periode van 40 jaar vanaf 2010.
5. Bij de invoering van dit nieuwe systeem kunnen alle werknemers tot en met 48 jaar direct
overgaan in het nieuwe gekapitaliseerde systeem waarbij hen minimaal een kapitaalgedekte
uitkering van ANG.674, - op 65 jarige leeftijd gegarandeerd kan worden.
6. De scenario’s waarbij een lening ter affinanciering van de AOV verplichtingen tegen 4 of 6%
wordt aangegaan zijn moeilijk uitvoerbaar omdat het land Curaçao in de nieuwe situatie
beperkt is in haar leningsvrijheid.
7. De meest plausibele oplossing zit vervat in de scenario’s waarbij jaarlijkse eenmalige dotaties
worden gedaan. Omdat de dotatie in het 10 en 20 jarige scenario zwaar zal drukken op de
begroting wordt deze niet aanbevolen. Voorkeur wordt gegeven aan het scenario met 30jarige dotaties.
8. Een solidariteitsfonds voor on- en minvermogenden moet worden opgericht dat losgekoppeld
is van het gekapitaliseerd pensioensysteem. Dit fonds, gespekt uit de gestorte bijdragen van
de overheid, werkgevers en werknemers volgens een leeftijd afhankelijke staffel, dient om de
sociale groep van min- en onvermogenden die niet in hun onderhoud kunnen voorzien, een
minimum uitkering te garanderen
9. Verbreding van de economische basis (uitbreiding van de fiscale heffingsbasis door de
uitbreiding van het aantal actieve banen), en draagvlakvergroting door het voeren van een
actieve bevolkingspolitiek werken positief door in de scenario’s en ondersteunen duurzame
en structurele economische groei.
10. Indien op enig moment surplussen worden gegenereerd, rekeninghoudend met het
reserveringsbeleid dat gevoerd moet worden om marktschommelingen te kunnen opvangen,
zal een bestemming hieraan gegeven worden die in overeenstemming is met het doel
waarvoor het nieuwe systeem is gecreëerd. Vrijstelling van een of meerdere jaarlijkse
dotaties en/of indexatie van de pensioenen behoren dan tot de mogelijkheden.
11. Het advies aan onze politieke leiders is om die maatregelen te nemen die de duurzaamheid
en continuïteit van het pensioensysteem veilig kan stellen.
- Pagina 31 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
9. Solidariteit
In het vorige hoofdstuk heeft de Commissie onder meer aanbevolen om een nieuw sociaal fonds op
te richten dat losstaat van het gekapitaliseerd pensioensysteem.
In dit fonds dienen overheid, werknemers en werkgevers volgens een leeftijd afhankelijke staffel bij te
dragen zodat on- en minvermogenden die niet in hun eigen vermogen kunnen voorzien, toch enig
uitzicht hebben op een minimum inkomen.
Verbreding van de economische basis (uitbreiding van het aantal banen), stimulering van
economische groei en draagvlakvergroting, door het voeren van een actieve bevolkingspolitiek,
dienen speerpunten van het Overheidsbeleid te zijn.
Door een dergelijk beleid te voeren wordt draagvlak vergroting mogelijk en wordt werkgelegenheid
gestimuleerd waardoor meer werknemers aan de slag kunnen en zelf in hun pensioenvoorziening
kunnen voorzien.
Desondanks zal er een groep on- en minvermogenden overblijven waarvoor de gemeenschap in min
of meerdere mate zorg zal moeten dragen vanuit het solidariteitsprincipe.
Hoe stellen wij ons dat voor?
1. In het rekenmodel is rekening gehouden met de groep 49 jarigen t/m 64 jarigen die in ieder
geval als minimumpensioen de huidige AOV uitkering moeten genieten;
2. Alle werknemers tot de leeftijd van 49 jaar gaan direct over in het gekapitaliseerd pensioensysteem;
3. De premie die zij in het gekapitaliseerd systeem zullen inleggen is leeftijdsafhankelijk (een
leeftijdsafhankelijke staffel). Hierbij is gekeken naar een adequate verdeling tussen enerzijds
premiebijdragen voor het eigen gekapitaliseerd pensioen en anderzijds solidariteitsbijdragen
ten behoeve van het sociaal fonds. Hoe jonger de deelnemer hoe meer premie naar het
sociaal fonds wordt bijgedragen. Naarmate de deelnemer ouder wordt, neemt het deel dat
gestort wordt in de eigen pensioenspaarpot toe.
Dus er zijn twee premiestromen: van de 14% totale bijdrage gaat een deel naar de eigen
pensioenrekening en een deel naar het solidariteitsfonds afhankelijk van de leeftijd van de
deelnemer.
4. In 2049 is het omslagpunt bereikt waarbij de verplichtingen uit de oude omslag (AOV)
systeem afgefinancierd zijn. In dit jaar zal tevens sprake zijn van een surplus van circa 2
miljard gulden;
5. Het idee is om dit surplus beschikbaar te stellen in het solidariteitsfonds en dat dit verder
wordt gevoed door bijdragen uit drie financieringsbronnen:
•
•
•
De algemene middelen;
Premiebijdragen van de werknemers;
Premiebijdragen van de werkgevers.
6. Deze premiestromen samen met de rente opbrengsten uit het sociaalfonds moeten minimaal
voldoende zijn om de uitkeringen aan de on- en minvermogenden te kunnen financieren;
7. Het idee hierachter is wel dat deze groep zo klein mogelijk is. Indien economische groei en
verbreding van de economische basis in werkelijkheid haar weerslag krijgen, dan zal deze
restgroep die eventueel buiten het kapitaalgedekt pensioensysteem valt zo klein mogelijk zijn.
Thans wordt deze restgroep geschat op ongeveer 7000 mensen, waarvan circa 1600 als
werkzoekenden geregistreerd zijn;
- Pagina 32 -
10. Pensioenuitvoerders en Toezicht
Waarom is er een noodzaak voor regulering? Regulering dient ter correctie van fouten in het
marktmechanisme, zodat verliezen in efficiëntie (prijs en kwaliteit) en in de financiële dienstverlening
geminimaliseerd kunnen worden. Daarnaast dient regulering de kwaliteit van de financiële dienstverlening te waarborgen. Regulering mag echter niet overmatig worden.
De voornaamste taak van een toezichthouder is om de nakoming van de wettelijke bepalingen te
toetsen in geval er pensioentoezeggingen worden gedaan, door welke provider dan ook. Ook in de
situatie waarbij de deelnemers of diens nabestaanden geen pensioen meer (dreigen te) krijgen
vanwege hun pensioenuitvoerder.
Daarnaast kan via toetsing aan wetgeving controles uitgeoefend worden op de wijze waarop
pensioenuitvoerders hun taak uitvoeren (waarborgfunctie). Immers, pensioen is een zaak van de
lange termijn (40 jaar of meer).
De waarborging van de continuïteit van de pensioenuitkeringen aan huidige en toekomstige
gepensioneerden en deelnemers en hun nagelaten betrekkingen is primair een taak van de pensioenuitvoerder en de werkgevers. Ook deelnemers dragen hierin verantwoordelijkheid.
Daarnaast is er een toezichthouder.
De wetgever heeft echter tot taak om kaders te scheppen waarbinnen pensioenuitvoerders kunnen
opereren gericht op het voorkomen van concurrentievervalsing en voorts om de continuïteit en
solvabiliteit te kunnen garanderen.
Bij de uitoefening van haar taak zal de toezichthouder steeds een cost/benefit analyse moeten doen
en daar waar nodig, gelet op de geringe schaalgrootte van de Curaçaose markt, centralisatie van de
uit te voeren toezichtstaken na te streven zodat maximale cost / benefits gehaald kunnen worden.
Pensioenuitvoerders in een kapitaalgedekt pensioenstelsel kunnen de volgende entiteiten zijn:
•
•
•
•
Een ondernemings-, een bedrijfstakpensioenfonds of een beroepspensioenfonds;
Een API (algemene pensioeninstelling), een nieuwe modaliteit (multi onderneming) die nog in
ontwikkeling is en die grensoverschrijdend kan opereren;
Een levensverzekeringsmaatschappij met een LTV 1990 vergunning;
Wellicht zijn er andere juridische vormen (onderlinge waarborgmaatschappij) of combinaties
denkbaar.
Een levensverzekeringsmaatschappij met een LTV 1990 vergunning kan zowel collectieve als
individuele pensioenen verzekeren in de zogenaamde tweede en derde pijler. Een pensioenfonds of
de
de
API echter mag alleen collectieve pensioenregelingen 2 en 3 pijler verzekeren.
De Commissie is van oordeel dat een kapitaalgedekt pensioenstelsel in principe beter tot zijn
recht komt in een vrije markt die goed en efficiënt gestructureerd is én onder een streng doch
effectief toezichtregime staat.
Gelet op de grootte van de lokale markt denkt de Commissie dat het toezichtregime minimaal aan de
hiernavolgende voorwaarden moet voldoen:
1. Het toezichtregime moet wettelijk verankerd zijn en dient niet alleen te voldoen aan hoge
internationale standaarden maar tevens effectief te zijn. Onnodige regelgeving dient derhalve
voorkomen te worden. Dit betekent dat voldoende ruimte moet worden overgelaten aan het
vrije marktmechanisme (autoregulatie);
2. Het toezichtregime dient onafhankelijk te zijn van de pensioenuitvoerders;
3. Het beleggingsbeleid van de pensioenuitvoerders moet gestoeld zijn op het principe van
soliditeit, waarbij eisen worden gesteld aan het minimale niveau van de dekkingsgraad die
steeds aangehouden moet worden;
- Pagina 33 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
4. Het toezichtsregime zal gelet op de beperkte mogelijkheden in de lokale investeringsmarkt
voldoende ruimte moeten toelaten (“investment rule”) zodat een op de risico’s afgestemde en
acceptabele risico/rendementsverhouding en een optimale diversificatie van de beleggingen
mogelijk is;
5. In een kleine en beperkte markt als Curaçao zal het aantal pensioenuitvoerders niet
onbeperkt kunnen zijn. Dit ter waarborging van de kwaliteit en continuïteit en om uitvoeringskosten te kunnen beperken.
Daarentegen dient de deelnemer wel voldoende keuzemogelijkheid te hebben. Op basis van
objectieve criteria dient dan te worden vastgesteld wat het maximaal aantal providers
rekeninghoudend met de schaalgrootte voor Curaçao kan zijn;
6. De pensioenuitvoerders mogen alleen opereren indien zij een juridische toelaatbare entiteit
zijn, een geldige licentie hebben en aan strenge solvabiliteits- en kwaliteitseisen voldoen;
7. De pensioenuitvoerders dienen naast pensioenopbouw en/of spaarkapitaal tevens zorg te
dragen dat alle verzekeringsrisico’s (overlijden en arbeidsongeschiktheid) van de deelnemers
en hun nagelaten betrekkingen die bij hen zijn ingeschreven afdoende en verplicht afgedekt
zijn;
8. De interne capaciteit (systemen en personeel) voor het beheren van deze pensioengelden
dient adequaat en op kwalitatief hoog niveau te zijn ingericht;
9. De structuur van deze pensioenuitvoerders dient ingericht te zijn op basis van moderne
opvattingen en internationale standaarden over governance;
10. Pensioenuitvoerders dienen tegenover alle stakeholders te voldoen aan diverse wettelijke
periodieke rapportageverplichtingen;
11. Kwartaal- en jaarcijfers dienen zoveel mogelijk gestandaardiseerd te worden zodat onderlinge
vergelijkbaarheid mogelijk wordt;
12. Communicatie dient frequent te geschieden en aan strenge eisen te voldoen ten aanzien van
transparantie, tijdigheid en volledigheid naar de diverse stakeholders;
13. Individuele waardeoverdracht dient wettelijk verankerd te zijn.
- Pagina 34 -
Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels
Ongewijzigd beleid en overige scenario analyses op basis van het omslagstelsel:
In het streven naar het bieden van een maatschappelijk verantwoorde oudedagsvoorziening voor de
pensioengerechtigden werd de maandelijkse uitkering van maximaal ANG. 554 per maand door de
Staten als ontoereikend beschouwd.
Een vergoeding van deze omvang is onvoldoende om het hoofd te kunnen bieden aan de
maandelijks terugkerende vaste lasten. Het omslagstelsel, gevoed vanuit het solidariteitsprincipe,
waarbij de werkenden maandelijkse bijdragen leveren ten gunste van de pensioengerechtigden,
moest derhalve op deelaspecten worden herzien vanuit de argumentatie dat de maandelijkse
uitkering verhoogd moest worden.
Uiteindelijk heeft de Staten een nieuwe Landsverordening A.O.V. / A.W.W. goedgekeurd die op 1
januari 2007 van kracht werd en waarin de verhoging van de A.O.V. uitkering werd doorgevoerd,
zonder echter in voldoende mate stil te staan bij de problematiek van de financierbaarheid en
duurzaamheid van het omslagstelsel.
Uit onze berekeningen en analyses is gebleken dat het verhogen van de pensioenuitkeringen
verstrekkende gevolgen heeft en het omslagstelsel onder de huidige bepalingen de facto onhoudbaar
is. Dit wordt aangetoond aan de hand van scenario’s die berusten op het traditionele omslagstelsel.
Anderzijds, zijn in het streven naar een duurzame en structurele oplossing van de pensioenproblematiek, vanuit scenario’s die berusten op het kapitaaldekkingsstelsel ook berekeningen
gemaakt.
Alvorens deze scenario’s één voor één nader toe te lichten, nog een volgend belangrijk aandachtspunt aangaande het schommelfonds / wettelijke reserve bij de Sociale Verzekeringsbank.
In het kader van de Staatkundige Vernieuwingen is de vraag gesteld in hoeverre het Schommelfonds
– grotendeels belegd in Staatsobligaties en/of lening – van de S.V.B. als een ‘interne’ dan wel als
‘externe’ schuld gezien moet worden.
In het geval het een interne schuld van de overheid betreft, dan heeft dit als onmiddellijk gevolg dat
op de aanspraken ervan geen beroep meer gedaan kan worden. In ons model is uitsluitend rekening
gehouden met de interest opbrengst.
In het hiernavolgende zal er voor alle scenario’s, zowel vanuit het omslagstelsel als het kapitaaldekkingsstelsel, een onderscheid gemaakt worden aangaande dit schommelfonds, voor wat betreft
de interest lasten alleen.
- Pagina 35 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Scenario 1 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. December 2006
In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn:
•
•
•
•
Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5%
Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0%
Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438)
Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2%
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 1 zijn:
•
•
•
De premie- en loongrensverhoging zijn onvoldoende om het huidige omslagstelsel op korte
termijn in stand te houden;
Vanaf 2009 zien wij echter opnieuw tekorten die daarna stelselmatig oplopen waardoor het
systeem onhoudbaar wordt;
Tot en met 2012 kan het systeem dankzij de opbrengsten uit het schommelfonds de jaarlijkse
tekorten nog financieren. Is het schommelfonds intern dan kan het systeem zich niet in stand
houden.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 1: Landsverordening Staten 2006
2006
2008
Bedragen x Naf. 1.000
Premie AOV/AWW
168,790 253,898
Uitkering AOV/AWW
194,189 250,075
SALDO BATEN –
LASTEN
(25,400)
3,824
Interest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
24,545
(855)
24,545
9,706
2009
257,414
261,737
2010
259,958
275,473
2011
261,189
290,120
2013
262,772
320,137
(4,323)
(15,515)
(28,930)
(57,365)
24,545
29,928
24,545
38,957
24,545
34,572
24,545
(16,023)
Conclusie
De beslissing van de Staten om de maandelijkse pensioenuitkeringen te verhogen met ANG. 100 - en
dit te financieren vanuit een premie- en loongrensverhoging, is slechts uitstel van executie. Vanaf
2011 zullen de tekorten in snel tempo toenemen. Uiteindelijk zal de pensioengerechtigde in 2013 niet
langer op een uitkering kunnen rekenen.
De netto contante waarde (NCW) van de AOV verplichtingen gerekend tegen 7% is ANG. 3,4 miljard,
om de toekomstige tekorten te kunnen dekken! De geprojecteerde tekorten zijn van een zodanige
omvang dat deze niet met premiestijgingen of loongrensverhogingen kunnen worden opgevangen.
- Pagina 36 -
Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels
Scenario 2 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W. – December 2006, en
verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 in 2010.
In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn:
•
•
•
•
•
Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5%
Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0%
Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438)
Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2%
Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2010
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 2 zijn:
•
•
•
•
Verhoging pensioenleeftijd is een eerste stap in de goede richting;
Gezien het feit dat het zwaartepunt van de 60 plussers bij de leeftijdsgroep 60 t/m 64 jaar ligt,
neemt de druk op de uitgaven af;
Tegelijkertijd nemen de premie inkomsten toe ten gevolge van bijdragen vanuit leeftijdsklasse
60 t/m 64;
Op de langere termijn overheersen de uitgaven. Vanaf 2019 zien wij opnieuw oplopende
tekorten die in omvang sterk zullen toenemen.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 2: Landsverordening Staten 2006, Pensioenleeftijd 65 vanaf 2010
2006
2010
2019
2028
2029
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW
168,790 282,207 288,332
279,033
277,151
Uitkering AOV/AWW
194,189 190,646 298,711
465,130
487,545
SALDO BATEN –
LASTEN
(25,400)
91,561 (10,379) (186,096) (210,394)
(234,786)
Interest Schommelfonds
Cumulatieve Saldo’s
24,545
(348,041)
24,545
(855)
24,545
146,034
24,545
730,238
24,545
48,049
24,545
(137,800)
2030
275,255
510,042
Conclusie
We constateren een positieve ontwikkeling in het inkomsten- versus uitgavenpatroon ten gevolge van
de verhoging van de pensioenleeftijd, echter zonder structurele aanpassingen zullen de tekorten zich
wederom manifesteren vanaf het jaar 2019 en daarna stelselmatig verder oplopen. Het verhogen van
de pensioenleeftijd is een eerste doch niet toereikende stap op weg naar een structurele oplossing.
Zo zullen de mensen die nu 44 jaar of jonger zijn over 21 jaar niet meer op een AOV uitkering hoeven
te rekenen bij ongewijzigd beleid.
- Pagina 37 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Scenario 3 – Omslagstel: Landsverordening Staten A.O.V. / A.W.W., December 2006, Koppeling
AOV uitkering aan het minimumloon en verhoging van de pensioenleeftijd naar 65.
In dit scenario wordt de Landsverordening Staten doorgerekend. De uitgangspunten zijn:
•
•
•
•
•
•
Premie AOV/AWW per 1/1/2007: 12.5%
Premie AOV/AWW per 1/1/2008: 14.0%
Loongrens per 1/1/2008: Naf. 72.000 (voorheen Naf. 48.438)
Jaarlijkse indexatie uitkeringen van 2%
Verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2010
Koppeling AOV uitkering aan minimumloon.
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 3 zijn:
•
•
•
Al meteen zien wij tekorten in 2008 die te wijten zijn aan de koppeling van de AOV uitkering
aan het minimumloon à rato van 70%;
In 2010 tot en met 2012 is er een positief saldo ‘inkomsten – uitgaven’ ten gevolge van de
verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar;
Daarna lopen de jaarlijkse tekorten weer op.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 3: Landsverordening Staten 2006, koppeling AOV aan minimumloon en pensioenleeftijd 65
2006
2010
2020
2030
2040
2049
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW
168,790 282,207
287,776
275,255
268,391
259,785
Uitkering AOV/AWW
194,189 249,560
410,358
667,655
1,089,483
1,689,602
SALDO BATEN –
LASTEN
(25,400)
32,647 (122,582)
(392,400)
(821,092)
(1,429,816)
Interest
schommelfonds
Jaarlijkse saldo
Cumulatieve saldo
24,545
(855)
(855)
24,545
57,192
(71,041)
24,545
(98,037)
(271,704)
24,545
(367,855)
(2,630,270)
24,545
(796,547)
(8,495,177)
24,545
(1,405,271)
(18,517,031)
Conclusie
De koppeling van de AOV uitkering aan het minimumloon heeft als consequentie dat het
omslagstelsel, ondanks de verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar, ontoereikend is om de
verplichtingen ten aanzien van de pensioengerechtigden te garanderen.
- Pagina 38 -
Appendix I: Scenario's Pensioenstelsels
De Landsverordering Staten 2006 Scenario’s: enkele varianten
Op de door de Staten gemaakte scenario’s heeft de Commissie additionele varianten berekend. Deze
varianten hadden allemaal betrekking op de volgende additionele assumpties op de Staten
scenario’s:
•
•
•
Doorrekenen van het effect van onvoorwaardelijke indexatie met 2%
Extra banen
1% Verbreding econimische basis
De algemene conclusie uit deze additionele scenario’s is dat het systeem op termijn niet
structureel verbetert en dus niet financierbaar blijkt. Voor details zie de tabellen (pag. 53).
1.
2.
3.
1.1
1.2
2.1
2.2
2.3
2.4
3.1
3.2
Omschrijving
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. December 2006
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. – December 2006; verhoging
pensioenleeftijd naar 65 in 2010.
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W., December 2006, Koppeling
AOV uitkering aan het minimumloon en
verhoging van de pensioenleeftijd naar
65; 2% jaarlijkse indexering
Cumulatief Tekort t/m 2049
NAf. 20,5 miljard
NCW @ 7%
NAf. 3,4 miljard
NAf. 11,1 miljard
NAf. 1,0 miljard
NAf. 18,5 miljard
NAf. 2,6 miljard
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. December 2006; Extra Banen
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. December 2006; Extra Banen
en 1% Verbreding Econimische Basis
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. – December 2006; verhoging
pensioenleeftijd naar 65 in 2010; Extra
Banen
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. – December 2006; verhoging
pensioenleeftijd naar 65 in 2010; Extra
Banen en 1% Verbreding Econimische
Basis
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. – December 2006; geleidelijk
verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in
2020.
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W. – December 2006; geleidelijk
verhoging pensioen-leeftijd naar 65 in
2020; Extra Banen en 1% Verbreding
Econimische Basis
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W., December 2006, Koppeling
AOV uitkering aan het minimumloon en
geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd
naar 65 in 2020.
Landsverordening Staten A.O.V. /
A.W.W., December 2006, Koppeling
AOV uitkering aan het minimumloon en
geleidelijk verhoging pensioen-leeftijd
naar 65 in 2020; Extra Banen en 1%
Verbreding Econimische Basis
NAf. 19,8 miljard
NAf. 3,1 miljard
NAf. 17,7 miljard
NAf. 2,7 miljard
NAf. 10,4 miljard
NAf. 0,8 miljard
NAf. 8,3 miljard
NAf. 0,3 miljard
NAf. 11,9 miljard
NAf. 1,5 miljard
NAf. 17,7 miljard
NAf. 2,7 miljard
NAf. 19,4 miljard
NAf. 3,3 miljard
NAf. 16,5 miljard
NAf. 2,6 miljard
- Pagina 39 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Conclusies scenario analyses omslagstelsel
1. Het vanouds ontwikkelde omslagstelsel, dat vanuit de solidariteitsgedachte de pensioengerechtigden voorziet in een gegarandeerde maandelijkse minimale uitkering, staat op de
helling.
2. Op de vraag in hoeverre een verhoging van de pensioenleeftijd, boven op de door de Staten
doorgevoerde premie- en loongrensverhoging, een voldoende maatregel is om de
aangenomen verhoging van de AOV uitkeringen duurzaam te financieren, concludeert de
Commissie als volgt: “ondanks de noodzakelijke verhoging van de pensioenleeftijd is het
huidige omslagstelsel niet langer opgewassen tegen de toenemende kosten eigen aan de
vergrijzingproblematiek. Enerzijds kunnen er vanuit de gewone middelen geen uitkeringen
meer gegarandeerd worden, en anderzijds zal de gemeenschap voor de hoog oplopende
jaarlijkse tekorten op termijn de rekening gepresenteerd krijgen”. De tekorten zullen van een
zodanige omvang zijn dat het systeem niet langer duurzaam en houdbaar is.
3. Een structurele en duurzame oplossing zal derhalve gezocht moeten worden buiten het kader
van het omslagstelsel.
4. Verder blijkt dat informatie over het interestpercentage over het schommelfonds helaas niet
kon worden verkregen.
5. Ook bestaat onvoldoende duidelijkheid bij de Commissie met betrekking tot de wettelijke
grondslag van de wettelijke reserve. Blijkbaar is deze berekend naar analogie van het ZV
fonds maar heeft voor zover bekend nog geen formele wettelijke basis. Tenslotte is ook niet
bekend of op de wettelijke reserves een rendement wordt behaald en tegen welk percentage.
Deze reserve werd derhalve buiten beschouwing gelaten bij de calculaties.
- Pagina 40 -
Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels
Scenario 4 - Kapitaaldekkingsstelsel: Lening tegen 4% ter affinanciering AOV verplichtingen
In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen
uitgerekend uitgaande van:
•
Een annuitaire lening van 4% over 40 jaar ter dekking van de contante waarde van alle AOV
aanspraken van deelnemers vanaf 49 jaar (groep 49 – 64 jaar en 65-plussers)
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 4 zijn:
•
•
•
De omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel vereist een lening
ten bedrage van ongeveer ANG. 3,6 miljard;
De annuitaire last bedraagt ANG. 182,445 miljoen;
Een gemiddeld rendement van 5,95% is vereist om de verplichtingen ten gevolge van de
omschakeling naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig te kunnen aflossen.
In onderstaande tabel en grafieken wordt een overzicht van de scenario resultaten gegeven:
Scenario 4: Lening tegen 4%
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (1544 jr)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN – LASTEN
2006
168,790
2010
92,798
2020
37,782
0
194,189
(25,400)
70,137
186,908
(23,973)
Lening
Jaarlijkse Annuïteit
Rendement Saldo Lening
Rendement Schommelfonds
Cash Flow
0
0
0
0
(25,400)
Saldo Lening
2030
2040
2049
0
0
0
71,521
252,124
(142,821)
68,409
186,908
(118,499)
66,703
50,250
16,453
64,565
5,998
58,566
3,611,100
(182,445)
0
24,545
3,429,226
0
(182,445)
218,705
24,545
(82,016)
0
(182,445)
130,226
24,545
(146,173)
0
(182,445)
55,633
24,545
(85,814)
0
(182,445)
6,116
24,545
(93,219)
3,429,226
3,251,722
1,838,866
762,207
9
Conclusies:
1. Met een lening van Naf. 3,6 miljard wordt de omschakeling van het omslagstelsel naar het
kapitaaldekkingsstelsel volledig gefinancierd, waarbij een gemiddeld rendement is vereist van
5,95%.
2. Indien het gemiddelde rendement boven het vereiste rendement van 5,95% ligt, kan het
overrendement (surplus) worden aangewend voor: (1) vervroegde aflossing; (2)
voorwaardelijke indexatie: (3) combinatie van beide.
- Pagina 41 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Scenario 5 - Kapitaaldekkingsstelsel: Lening tegen 6% ter affinanciering AOV verplichtingen
In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen
uitgerekend uitgaande van:
•
Een annuitaire lening van 6% over 40 jaar ter dekking van de contante waarde van alle AOV
aanspraken van deelnemers vanaf 49 jaar (groep 49 – 64 jaar en 65-plussers)
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 5 zijn:
•
•
•
De omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel vereist een lening
ten bedrage van ongeveer Naf. 3,6 miljard;
De annuitaire last bedraagt Naf. 239,999 miljoen per jaar;
Een gemiddeld rendement van 7,66% is vereist om de verplichtingen ten gevolge van de
omschakeling naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig te kunnen aflossen.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 5: Lening tegen 6%
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (1544 jr)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN – LASTEN
2010
92,798
2020
37,782
70,137
186,908
(23,973)
Lening
Jaarlijkse Annuïteit
Rendement Saldo Lening
Rendement Schommelfonds
Jaarlijks Saldo
Saldo Lening
2030
2040
2049
0
0
0
71,521
252,124
(142,821)
68,409
186,908
(118,499)
66,703
50,250
16,453
64,565
5,998
58,566
3,611,100
(239,999)
0
24,545
3,371,672
(239,999)
299,137
24,545
(59,138)
(239,999)
198,609
24,545
(135,344)
(239,999)
100,033
24,545
(98,968)
(239,999)
12,576
24,545
(144,312)
3,371,672
3,373,482
2,143,714
1,048,924
9
Conclusie
Met een lening van Naf. 3,6 miljard wordt de omschakeling van het omslagstelsel naar het kapitaaldekkingsstelsel volledig gefinancierd, waarbij een gemiddeld rendement is vereist van 7,66%. Door
het hogere percentage waartegen geleend wordt, neemt de annuitaire aflossing toe en komt het
vereiste rendement hoger te liggen.
- Pagina 42 -
Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels
Scenario 6 - Kapitaaldekkingsstelsel: Eénmalige Dotatie Overheid
In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen
uitgerekend uitgaande van:
•
•
•
•
Er is een eenmalige dotatie in het jaar 2010;
Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%;
2% indexering tot 2010;
Er hoeft tussentijds niet geleend te worden.
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 6 zijn:
•
•
Er is een dotatie vereist van ANG. 972 miljoen om het systeem van omschakeling naar
kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren;
Eind 2049 is er een overschot van NAf. 1 miljard.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 6: Eénmalige Dotatie Overheid
2010
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
92,798
Premie Proportioneel Deel (1544 jr)
70,137
Uitkering AOV/AWW
186,908
SALDO BATEN – LASTEN
(23,973)
Eénmalige Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijks Saldo
Cumulatief saldo
972,000
0
24,545
972,572
972,572
2020
37,782
2030
2040
2049
0
0
0
71,521
252,124
(142,821)
68,409
186,908
(118,499)
66,703
50,250
16,453
64,565
5,998
58,566
0
72,772
24,545
(45,504)
1,074,063
0
17,387
24,545
(76,567)
190,918
0
4,802
24,545
45,800
119,657
0
56,242
24,545
139,353
1,004,620
Conclusie
Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan
ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot
per eind 2049 Naf 1,5 miljard, ofwel een toename van bijna Naf. 1 miljard.
- Pagina 43 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Scenario 7 - Kapitaaldekkingsstelsel: 10-Jaarlijkse Dotaties Overheid
In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen
uitgerekend uitgaande van:
•
•
•
•
Tien dotaties vanaf 2010 tot en met 2019;
Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%;
2% indexering tot 2010;
Er hoeft tussentijds niet geleend te worden.
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 7 zijn:
•
•
Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 127 miljoen om het systeem van omschakeling
naar een kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren;
Eind 2049 is er een overschot van ANG. 1.008 miljoen.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 7: 10-jaarlijkse Dotaties Overheid
2010
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
92,798
Premie Proportioneel Deel (15-44
jaar)
70,137
Uitkering AOV/AWW
186,908
SALDO BATEN - LASTEN
(23,973)
10-jaarlijkse Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijks Saldo
Cumulatief Saldo
127,000
0
24,545
127,572
127,572
2020
37,782
2030
2040
2049
0
0
0
71,521
252,124
(142,821)
68,409
186,908
(118,499)
66,703
50,250
16,453
64,565
5,998
58,566
0
72,809
24,545
(45,467)
1,074,673
0
17,456
24,545
(76,497)
192,064
0
4,933
24,545
45,931
121,823
0
56,474
24,545
139,585
1,008,412
Conclusie
Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan
ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot
per eind 2049 ANG.1,355 miljard, ofwel een toename met ongeveer NAf. 700 miljoen.
- Pagina 44 -
Appendix I: Scenario’s Pensioenstelsels
Scenario 8 - Kapitaaldekkingsstelsel: 20-Jaarlijkse Dotaties Overheid
In dit scenario wordt vanuit het kapitaaldekkingsstelsel de affinanciering van de AOV verplichtingen
uitgerekend uitgaande van:
•
•
•
•
Twintig dotaties vanaf 2010 tot en met 2029;
Een rendement dat wordt vastgesteld op 6,5%;
2% indexering tot 2010;
Er hoeft tussentijds niet geleend te worden.
Resultaten
De resultaten van de berekeningen van scenario 8 zijn:
•
•
Er is een jaarlijkse dotatie vereist van ANG. 83 miljoen om het systeem van omschakeling
naar het kapitaaldekkingsstelsel te kunnen financieren;
Eind 2049 is er een overschot van ruim ANG. 1 miljard.
De onderstaande tabel en grafieken geven een overzicht van de scenario resultaten:
Scenario 8: 20-jaarlijkse Dotaties Overheid
Bedragen x Naf. 1000
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44
jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN – LASTEN
20 Jaarlijkse Dotaties Overheid
Rendement Saldo Dotaties
Rendement Schommelfonds
Jaarlijks Saldo
Cumulatief Saldo
2010
92,798
2020
37,782
70,137
186,908
(23,973)
83,000
0
24,545
83,572
83,572
2030
2040
2049
0
0
0
71,521
252,124
(142,821)
68,409
186,908
(118,499)
66,703
50,250
16,453
64,565
5,998
58,566
83,000
34,215
24,545
(1,061)
525,325
0
17,813
24,545
(76,141)
197,898
0
5,601
24,545
46,600
132,774
0
57,652
24,545
140,763
1,027,715
Conclusie
Indien er een hoger rendement wordt gehaald dan het vastgestelde rendement van 6,5%, dan
ontstaat er een extra overschot. Stel bijvoorbeeld een rendement van 7%, dan bedraagt het overschot
per eind 2049 ANG. 1,3 miljard, ofwel een toename van ongeveer ANG. 200 miljoen.
- Pagina 45 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering
Om aan te tonen dat een gekapitaliseerd pensioen een beter pensioen voor het individu op lange
termijn oplevert, zijn hieronder berekeningen gemaakt op basis van een aantal variabelen.
Uit onderstaand overzicht blijkt duidelijk dat een gekapitaliseerd pensioen bij een ononderbroken
premie-inbreng van 14% over een modaal inkomen van ANG.2.500 per maand zelfs bij een
rendement van 4% over de totale duur (40 jaar) circa 3,5 keer meer oplevert dan de huidige AOV
uitkering.
De conclusie kan dan ook niet anders zijn dat de verhouding tussen premie-inbreng en pensioen in
een gekapitaliseerd pensioensysteem voor de werknemer meer voordelen biedt dan het omslagstelsel.
Vergelijking te bereiken gekapitaliseerd pensioen versus AOV uitkering
Uitgangspunten
Berekeningsdatum
Sexe
Begin leeftijd in jaren
Burgelijke staat
Begin salaris
Jaarlijkse salarisstijging
Salaris op pensioendatum
Premie als % van jaarsalaris
Pensioen leeftijd
Looptijd in jaren
Actuariele Grondslagen
01/31/08
Man
25
gehuwd
2,500
2.00%
5,412
14.00%
65
40
GBM/GBV 1995 - 2000 -/- 1 jr
Gemiddeld behaald rendement
4.00%
5.00%
6.00%
7.00%
8.00%
Opgebouwd Kapitaal op pensioendatum
424,959
544,383
697,045
895,855
1,157,199
Ouderdomspensioen per maand
2,357
3,019
3,866
4,968
6,417
Fiscaal maximum pensioen
3,788
3,788
3,788
3,788
3,788
Partnerpensioen per maand
Wezenpensioen per maand
1,650
330
2,113
423
2,706
541
3,478
696
4,492
898
AOV uitkering per maand 01/01/2008
674
674
674
674
674
Ter vergelijking voegen wij ook berekeningen van dezelfde deelnemer toe met andere aanvangsleeftijden.
Aanvangsleeftijd
Gemiddeld behaald rendement
Opgebouwd Kapitaal op
pensioendatum
Ouderdomspensioen per maand
Fiscaal maximum pensioen
Partnerpensioen per maand
Wezenpensioen per maand
30 jaar
4.00%
5.00%
6.00%
7.00%
8.00%
307,849
1,707
3,431
1,195
239
384,322
2,131
3,431
1,492
298
479,391
2,659
3,431
1,861
372
597,458
3,313
3,431
2,319
464
746,078
4,137
3,431
2,896
579
AOV uitkering per maand
01/01/2008
674
674
674
674
674
- Pagina 46 -
Appendix II: Gekapitaliseerd pensioen versus een AOV uitkering
Aanvangsleeftijd is 35 jaar:
Aanvangsleeftijd
Gemiddeld behaald rendement
Opgebouwd Kapitaal op
pensioendatum
35 jaar
4.00%
5.00%
6.00%
7.00%
8.00%
230,804
277,855
334,925
403,252
485,974
Ouderdomspensioen per maand
1,280
1,541
1,857
2,236
2,695
Fiscaal maximum pensioen
Partnerpensioen per maand
Wezenpensioen per maand
3,108
896
179
3,108
1,079
216
3,108
1,300
260
3,108
1,565
313
3,108
1,887
377
AOV uitkering per maand
01/01/2008
674
674
674
674
674
40 jaar
4.00%
5.00%
6.00%
7.00%
8.00%
168,480
195,836
228,096
265,539
309,120
Ouderdomspensioen per maand
934
1,086
1,265
1,473
1,714
Fiscaal maximum pensioen
Partnerpensioen per maand
Wezenpensioen per maand
2,815
,654
131
2,815
760
152
2,815
885
177
2,815
1,031
206
2,815
1,200
240
AOV uitkering per maand
01/01/2008
674
674
674
674
674
45 jaar
4.00%
5.00%
6.00%
7.00%
8.00%
118,548
133,272
150,060
169,036
190,375
Aanvangsleeftijd is 40 jaar:
Aanvangsleeftijd
Gemiddeld behaald rendement
Opgebouwd Kapitaal op
pensioendatum
Aanvangsleeftijd is 45 jaar:
Aanvangsleeftijd
Gemiddeld behaald rendement
Opgebouwd Kapitaal op
pensioendatum
Ouderdomspensioen per maand
657
739
832
937
1,056
Fiscaal maximum pensioen
Partnerpensioen per maand
Wezenpensioen per maand
2,549
460
92
2,549
517
103
2,549
583
117
2,549
656
131
2,549
739
148
AOV uitkering per maand
01/01/2008
674
674
674
674
674
In de berekende scenario’s krijgt de deelnemer afhankelijk van het gemiddeld rendement en bij
ononderbroken premiebijdragen over de totale duur een hogere uitkering op pensioendatum dan de
huidige AOV uitkering biedt.
Daarnaast biedt het ook additionele voordelen waaronder:
1. De risico’s van arbeidsongeschiktheid, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en
overlijden zijn tevens gedurende de actieve periode gedekt.
2. Armoede en afhankelijkheid van de werkgever en/of staatsvoorzieningen op latere leeftijd
wordt bestreden.
3. Sparen wordt bevorderd als bron van inkomen voor later (niet actieve periode). Daarnaast
stimuleert de zelfredzaamheid van het individu.
4. De eigen premie bijdrage is in de actieve periode fiscaal aftrekbaar voor zover de
pensioenregeling voldoet aan de fiscale normen.
- Pagina 47 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Appendix III: Het Prognose Model
Voor bepaling van de overgangsleeftijd van het kapitaaldekkingsstelsel wordt gebruik gemaakt van
het door ons ontwikkelde prognosemodel. Het prognosemodel wat gebruikt wordt heeft hetzelfde
karakter eigenschappen van een beschikbare premieregeling. Bij een beschikbare premieregeling is
er sprake van een premietoezegging. Er wordt jaarlijks een bepaalde premie ingelegd die gebruikt
wordt voor het verzekeren van risico’s, betaling van kosten en opbouw van een pensioenkapitaal.
Het te bereiken pensioenkapitaal in een beschikbaar premiesysteem is sterk afhankelijk van de
volgende factoren:
•
•
•
•
•
resterende looptijd vanaf toetredingsdatum tot de pensioendatum (hoe jonger iemand begint
met opbouw hoe groter de kans is op een hoger pensioenkapitaal);
de totale premiebijdrage (hoe meer premie hoe meer pensioenkapitaal beschikbaar is om te
investeren);
de te hanteren kosten opslagen (zoals administratiekosten);
het behaald rendement (hoe hoger het rendement hoe meer interest op het pensioenkapitaal
wordt bijgeschreven); en
de risicopremies die betaald moeten worden voor overlijden (indien sprake is van
nabestaanden), arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
(hoe lager de premies hoe meer kapitaal beschikbaar is voor investeringen).
Aanwending premie
In een beschikbaar premiesysteem wordt jaarlijks na aftrek van administratiekosten en de
verschillende risicopremies, het saldo van de beschikbare premie (spaarpremie) ten behoeve van
investering berekend en wordt hierop jaarlijks rendement bijgeschreven op basis van het behaalde
rendement per 31 december.
Risico’s
Wat de risicodekkingen betreft zullen het nabestaanden-(indien er sprake is van nabestaanden i.v.m.
overlijden van de deelnemer), invaliditeitspensioen- en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
volledig worden afgedekt. De premies voor deze risicodekkingen wordt in de beschikbare
premieregeling in mindering gebracht op de beschikbare premie.
Inkoop pensioen op einddatum
Het levenslang uit te keren pensioenen wordt berekend op basis van het volgende:
Totaal geaccumuleerd pensioenkapitaal op pensioendatum minus eventuele opslagen
(bijvoorbeeld voor excasso en langleven risico) gedeeld door de op dat moment van
toepassing zijnde actuariële factor. De factoren worden periodiek berekend op basis van de dan
geldende sterftegrondslagen, de sekse van de deelnemer (man of vrouw) en de burgerlijke staat
(gehuwd of ongehuwd).
Uitgangspunten prognosemodel
Bij het prognosemodel zijn wij uitgegaan van de volgende veronderstellingen:
•
salarisgegevens conform gegevens C.B.S. waarbij de volgende verdeling wordt
aangehoudenen:
Leeftijd
15 t/m 24
25 t/m 34
35 t/m 44
45 t/m 54
55 t/m 64
Maandsalaris in
Naf
1.102
2.190
2.703
2.882
2.933
- Pagina 48 -
Appendix III: Het Prognose Model
•
•
•
•
•
•
geen jaarlijkse salarisstijgingen;
gemiddeld lange termijn rendement van 6%;
start berekeningsdatum: 1 januari 2010;
toetredingsleeftijd vanaf 15 jaar;
pensioenleeftijd is 65 jaar;
premiebijdrage volgens onderstaande tabel:
Leeftijd
15 t/m 34
35 t/m 44
45 t/m 64
•
•
•
•
•
Premie
8%
9%
14%
alle deelnemers zijn van het mannelijke geslacht, gehuwd, of wonen samen met een 4 jaar
jongere partner;
administratiekosten van 6,5%;
verzekeringstarieven voor arbeidsongeschiktheid en overlijden van de herverzekeraar
Alhermij in Nederland;
de sterftegrondslagen zijn GBM/GBV 1995-2000 met 1 jaar leeftijd terugstelling; en
eenmalige excasso kosten van 2% en een langleven opslag van 3% op het pensioenkapitaal.
Eindconclusie prognosemodel
Uit het prognose model blijkt dat de deelnemers tot en met 48 jaar voldoende kapitaal opbouwen,
gegeven de bovenstaande uitgangspunten, om een zodanig pensioen in te kopen dat minimaal het
huidige gemiddelde AOV uitkering kan worden gegarandeerd. Indien er sprake is van jaarlijkse
salarisstijgingen of een hoger toegekend gemiddeld rendement zal uiteraard het totaal te bereiken
pensioen op basis van de aannames hoger uitvallen.
Het omslagpunt wordt hieronder grafisch geïllustreerd:
- Pagina 49 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabel 1: Economische indicatoren Curaçao
2002
1. Inflatiepercentage
2. Totale bevolking
3. Bruto binnenlands product (bbp)
tegen marktprijzen, in milj. ANG
4. Reële bbp groei% 4
5. Werkenden
6. Werkzoekenden
7. Werkloosheidspercentage
8. Totale deviezen, in milj. ANG
2003
2004
2005
2006/
2007
0,4
2,1
1,4
3,4
3,1 / 2,7
126.715
129.665
133.350
135.822
138.027
3.869
3.961
4.025
4.194
4.382
0,4
0,3
0,2
0,8
1,5 / 1,7
49.056
52.137
51.474
51.343
53.797
9.056
9.274
9.861
11.392
9.241
15,6
15,1
16,1
18,2
14,7
1.035
1.124
1.190
1.322
1.407
9. Verblijfstoeristen
217.963
221.395
223.439
222.071
235.316
10. Cruisetoeristen
319.067
279.378
227.534
279.262
321.551
220
196
161
200
205
57
62
69
75
82
13. Geregistreerde lokale bedrijven
14.405
15.217
15.693
16.114
16.371
14. Geregistr. internationale bedrijven
18.147
17.224
16.135
15.444
14.776
717
774
817
898
*1,039
98
130
130
153
*224
17. Voltooide gebouwen/wv woningen17
676/386
649/258
504/244
1002/623
*1025/625
18. Minimumloon, ANG per uur
5,77 p/u
5,77 p/u
5,77 p/u
5,98 p/u
5,98 p/u
900,00
900,00
900,00
1.031,52
1.031,52
-90
-80
-135
-75
-102
20. Begrotingsbalans Centrale
Regering, in miljoenen NAƒ. 20
-127
-163
-206
-79
-88
21. Uitstaande binnenlandse schuld
Eilandgebied Curaçao in milj. NAƒ. 21
2014
2.002
(51%bbp)
2.199
(55%bbp)
2.077
(50%bbp)
2.200
(50%bbp)
22. Uitstaande binnenlandse schuld
22
Centrale Regering in milj. NAƒ.
1517
1.925
2.075
2.234
2.324
23. Totale schuld Generale Overheid,
23
incl. externe schuld in milj. NAƒ.
3.842
4.413
(81%bbp)
4.787
(86%bbp)
4.871
(83%bbp)
5.191
(85%bbp)
11. Bezoek cruiseschepen
12. Hotelbezettingsgraad
12
15. Bouwvergunningen aangevraagd 15
16. Bouwwaarde in miljoenen ANG
Minimumloon ANG per maand
16
18
19. Begrotingbalans Eilandgebied
19
Curaçao, in miljoenen NAƒ.
Bronnen:
Centraal Bureau voor de Statistiek (1-7), Kamer van Koophandel (13, 14), Bank van de Nederlandse Antillen (812, 19-23), Dienst Ruimtelijke Ordening Volkshuisvesting (15-17), Curaçao Tourism Bureau (9-12), Curaçao
Ports Authority (11), Dienst Economische Zaken (4) en Directie Arbeidszaken (18).
Noten:
1, 4. Schattingen voor het jaar 2007 afkomstig van het CBS.
12. Dit kengetal heeft betrekking op CHATA-hotels.
15. Schatting door KvK op basis van gegevens DROV met uitzondering van april tot en met juni 2006.
16, 17. Schatting door KvK op basis van gegevens DROV met uitzondering van april tot en met juni 2006.
21. Calculatie van het aandeel van de overheidsschuld in het bruto binnenlands product is verricht door de KvK.
23. De term Generale Overheid houdt in de Centrale Regering evenals het Eilandgebied Curaçao
- Pagina 50 -
Tabel 2: Werkgelegenheid en Inkomen
De werkgelegenheid statistieken (2006) van het CBS van Curaçao geven het volgende beeld:
Tabel 2.1: Werkende bevolking naar economische activiteit, Curaçao
2002
2003
2004
2005
2006
Landbouw, visserij en mijnbouw
517
587
520
404
550
Nijverheid
4088
4094
3896
3583
3592
Elektriciteit, gas en water
818
761
712
612
820
Constructie
3604
3725
3514
3429
4061
Groot en kleinhandel
8939
9663
9683
9719
10160
Restaurants en hotels
3425
3769
3969
4046
4267
Transport en opslag
3319
3370
3191
3296
3105
Financiële dienstverlening
3342
3357
3548
3673
3958
Vastgoed, huur
4226
4681
4826
4778
5221
Publieke administratie/Sociale sector
4511
4989
4346
4250
4755
Onderwijs
2124
2016
2150
2244
2564
Gezondheidszorg/Sociaal werk
4194
4409
4448
4362
4555
Ander gemeenschapswerk
3670
4253
4164
4241
3859
Privé huishoudens
2234
2659
2399
2482
2253
Extra territoriaal
46
107
108
123
77
Totaal
49056
52139
51474
51342
53797
Bron: CBS Labour Force Sample Survey; Noot: Drie jaar voortschrijdende gemiddelden
Tabel 2.2: Werkende bevolking op bruto maand inkomen, Curaçao
2005
2006
Male
Female
Total
Male Female
Total
500 or less
1054
2190
3244
1064
1887
2951
501 – 1000
2650
4188
6838
2325
4999
7324
1001 – 1500
5099
5366
10465
5306
5232
10538
1501 – 2000
3137
2786
5923
4117
2763
6880
2001 – 2500
2302
1771
4073
2396
2195
4591
2501 – 3000
1709
1653
3362
1957
2180
4137
3001 – 5000
4158
4968
9126
4887
4796
9683
5000 plus
3858
1863
5721
3594
1681
5275
No Income
Unknown
1349
1242
2591
1387
1029
2418
TOTAL
25316
26027
51343
27033
26764
53797
Bron: CBS Labour Force Sample Survey; Subtotaal: (2005) 30543 = 59.5%, (2006) 32284 =
60%
Uit de CBS survey blijkt dat per 2005 59,5% van de werkende bevolking een bruto maandsalaris
verdiende van maximaal ANG.2500, - terwijl per 2006 circa 60% van de werkende bevolking een
bruto maandsalaris verdiende van maximaal ANG.2500, - 70% hiervan (het fiscaal maximaal
pensioen) bedraagt ANG.1750, -. De AOV uitkering is per 1 januari 2008 ANG.674, - Het verschil ad
ANG.1076, - dient overbrugd te worden middels een aanvullend pensioen. Aangezien per 2005 circa
59% van de werkende bevolking geen aanvullend pensioen genieten valt een grote groep van deze
sociaal zwakkeren uit de boot.
- Pagina 51 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabel 2.3: Gemiddeld salaris per economische activiteit, Curaçao (2 jaar voortschrijdend
gemiddelde)
Economische activiteit
Nijverheid
Elektriciteit, gas en water
Constructie
Handel
Hotel en restaurants
Transport en communicatie
Financiële dienstverlening
Business services
Overheid
Private onderwijs
Gezondheidszorg en sociaal werk
Andere gemeenschaps-, sociale en
personeelsdiensten / services activiteiten
TOTAAL
2003
NAfl
2610
3118
1840
1833
1516
2882
4270
2845
3796
2863
2364
1980
2004
2005
2006
2943
4156
2047
1805
1530
2873
4380
2942
4074
3764
2695
1727
2977
4258
2045
1825
1639
2821
4341
2913
3986
3609
2713
1791
2995
4309
2045
1835
1693
2795
4322
2898
3943
3531
2722
1823
2438
2572
2594
2605
Tabel 2.4: Gemiddeld salaris naar beroepsgroep, Curaçao (2 jaar voortschrijdend gemiddelde)
Wetgevers / managers
Professionals
Assistent professionals
Klerken
Dienstverlenende werknemers
Landbouwwerknemers
Handel werknemers
Machine operators
Ongeschoolde werkers
2003
5025
4742
3435
2173
1410
1028
1725
1915
935
Bron: CBS Labour Force Sample Survey
- Pagina 52 -
2004
5135
5122
3453
2158
1442
1049
1724
1908
983
2005
4903
5155
4318
2146
1496
1152
1742
1893
990
2006
4788
5172
3401
2140
1523
1203
1751
1885
994
Tabellen Scenario’s
Omslagstelsel:
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000
54
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 65 jaar in 2010; loongrens NAf. 72.000
55
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 65 jaar in 2010; loongrens NAf. 72.000; AOV 70% minimumloon;
2% indexering per jaar
56
Kapitaaldekkingstelsel:
•
•
•
•
•
•
Lening 4% rente, 2% indexering tot 2010
Lening 6% rente, 2% indexering tot 2010
Eénmalige Dotatie, 2% indexering tot 2010
10-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010
20-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010
30-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2010
57
58
59
60
61
62
Varianten Omslagstelsel:
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen
63
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 60 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen; 1% verbreding
economische basis
64
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 65 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen
65
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Pensioenleeftijd 65 jaar; loongrens NAf. 72.000; extra banen; 1% verbreding
economische basis
66
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000
67
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000;
extra banen; 1% verbreding economische basis
68
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000;
AOV 70% minimumloon;
69
•
Landsverordening Staten AOV/AWW December 2006
Geleidelijke verhoging pensioenleeftijd naar 65 jaar in 2020; loongrens NAf. 72.000;
AOV 70% minimumloon; extra banen; 1% verbreding economische basis
70
Varianten Kapitaaldekkingstelsel:
•
30-Jaarlijkse Dotaties, 2% indexering tot 2049
71
•
30-Jaarlijkse Dotaties, 3% indexering tot 2049
72
- Pagina 53 -
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 54 -
Cumulatief Saldo
(9,425,900)
24,545
(819,163)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,051,405
Uitkering AOV/AWW
(10,270,228)
24,545
(868,873)
1,099,804
230,931
2040
2039
232,242
(3,407,144)
24,545
(427,180)
671,256
(3,004,509)
24,545
(398,876)
644,896
244,075
2029
246,020
2028
24,545
(437,652)
24,545
(146,952)
407,705
260,753
2018
(18,663)
24,545
(42,353)
237,662
195,309
2007
(315,246)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
(125,724)
387,436
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
261,711
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000)
(11,166,143)
24,545
(920,459)
1,150,094
229,635
2041
(3,836,991)
24,545
(454,392)
696,699
242,308
2030
(580,510)
24,545
(167,402)
427,474
260,072
2019
9,706
24,545
3,824
250,075
253,898
2008
(12,115,645)
24,545
(974,047)
1,202,388
228,341
2042
(4,300,776)
24,545
(488,330)
729,789
241,459
2031
(747,294)
24,545
(191,330)
449,779
258,449
2020
29,928
24,545
(4,323)
261,737
257,414
2009
(13,120,870)
24,545
(1,029,770)
1,256,820
227,050
2043
(4,799,961)
24,545
(523,730)
764,244
240,514
2032
(938,288)
24,545
(215,538)
472,656
257,118
2021
38,957
24,545
(15,515)
275,473
259,958
2010
(14,184,011)
24,545
(1,087,686)
1,313,458
225,773
2044
(5,336,154)
24,545
(560,737)
800,207
239,470
2033
(1,154,025)
24,545
(240,282)
496,034
255,752
2022
34,572
24,545
(28,930)
290,120
261,189
2011
(15,307,392)
24,545
(1,147,926)
1,372,440
224,514
2045
(5,910,968)
24,545
(599,359)
837,720
238,361
2034
(1,395,821)
24,545
(266,341)
520,524
254,184
2023
16,797
24,545
(42,320)
304,710
262,390
2012
(16,493,561)
24,545
(1,210,714)
1,433,989
223,275
2046
(6,526,084)
24,545
(639,661)
876,863
237,202
2035
(1,664,432)
24,545
(293,156)
545,637
252,481
2024
(16,023)
24,545
(57,365)
320,137
262,772
2013
(17,745,330)
24,545
(1,276,314)
1,498,368
222,054
2047
(7,183,254)
24,545
(681,716)
917,729
236,013
2036
(1,959,871)
24,545
(319,984)
570,786
250,802
2025
(64,819)
24,545
(73,341)
336,130
262,789
2014
(19,065,858)
24,545
(1,345,073)
1,565,922
220,848
2048
(7,884,330)
24,545
(725,621)
960,417
234,796
2037
(2,282,011)
24,545
(346,685)
595,827
249,142
2026
(130,634)
24,545
(90,360)
352,647
262,287
2015
(20,458,601)
24,545
(1,417,289)
1,636,948
219,660
2049
(8,631,282)
24,545
(771,497)
1,005,022
233,525
2038
(2,630,178)
24,545
(372,712)
620,317
247,605
2027
(214,066)
24,545
(107,977)
369,714
261,737
2016
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 55 -
48,049
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
(3,589,063)
24,545
(523,342)
792,650
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
269,308
Premie AOV/AWW
2039
24,545
Cumulatief Saldo
(186,096)
465,130
(4,128,415)
24,545
(563,897)
832,288
268,391
2040
(137,800)
24,545
(210,394)
487,545
277,151
2029
279,033
2028
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
24,545
716,072
24,545
3,712
284,600
288,312
2018
(18,663)
24,545
(42,353)
237,662
195,309
2007
687,815
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
17,586
270,765
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
288,352
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000)
(4,710,344)
24,545
(606,474)
873,931
267,457
2041
(348,041)
24,545
(234,786)
510,042
275,255
2030
730,238
24,545
(10,379)
298,711
288,332
2019
9,706
24,545
3,824
250,075
253,898
2008
(5,337,003)
24,545
(651,204)
917,699
266,495
2042
(584,348)
24,545
(260,852)
535,767
274,914
2031
729,074
24,545
(25,708)
313,484
287,776
2020
29,928
24,545
(4,323)
261,737
257,414
2009
(6,010,681)
24,545
(698,224)
963,732
265,508
2043
(848,134)
24,545
(288,331)
562,786
274,456
2032
712,206
24,545
(41,414)
328,864
287,451
2021
146,034
24,545
91,561
190,646
282,207
2010
(6,733,551)
24,545
(747,415)
1,011,934
264,519
2044
(1,140,719)
24,545
(317,130)
591,026
273,896
2033
678,960
24,545
(57,791)
344,817
287,026
2022
254,590
24,545
84,011
200,280
284,291
2011
(7,508,052)
24,545
(799,046)
1,062,572
263,526
2045
(1,463,568)
24,545
(347,394)
620,653
273,259
2034
626,486
24,545
(77,019)
363,118
286,099
2023
353,648
24,545
74,514
211,400
285,914
2012
(8,336,549)
24,545
(853,042)
1,115,592
262,550
2046
(1,818,387)
24,545
(379,364)
651,910
272,546
2035
555,125
24,545
(95,906)
381,096
285,190
2024
442,952
24,545
64,759
222,216
286,974
2013
(9,221,577)
24,545
(909,574)
1,171,170
261,596
2047
(2,206,705)
24,545
(412,863)
684,661
271,798
2036
462,254
24,545
(117,415)
401,256
283,841
2025
523,121
24,545
55,624
232,320
287,944
2014
(10,165,864)
24,545
(968,832)
1,229,503
260,671
2048
(2,630,079)
24,545
(447,919)
718,940
271,021
2037
347,265
24,545
(139,534)
421,907
282,372
2026
591,036
24,545
43,370
244,588
287,958
2015
(11,172,270)
24,545
(1,030,951)
1,290,736
259,785
2049
(3,090,265)
24,545
(484,732)
754,915
270,183
2038
209,600
24,545
(162,209)
443,025
280,815
2027
645,684
24,545
30,102
257,719
287,821
2016
Tabellen Scenario's - Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 56 -
Cumulatief Saldo
(7,698,630)
24,545
(768,288)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,037,596
Uitkering AOV/AWW
(8,495,177)
24,545
(821,092)
1,089,483
268,391
2040
2039
269,308
(2,262,414)
24,545
(361,056)
638,207
(1,925,904)
24,545
(329,831)
608,865
277,151
2029
2028
279,033
(95,525)
24,545
(84,236)
372,548
288,312
2018
(18,663)
24,545
(42,353)
237,662
195,309
2007
(35,835)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
(66,086)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
288,352
354,438
Uitkering AOV/AWW
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
24,545
(392,400)
667,655
275,255
2030
(173,668)
24,545
(102,687)
391,019
288,332
2019
(67,572)
24,545
(73,454)
327,353
253,898
2008
(9,347,169)
24,545
(876,537)
1,143,994
267,457
2041
(2,630,270)
Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_70%minloon_2%indexatie)
(10,257,417)
24,545
(934,793)
1,201,288
266,495
2042
(3,032,140)
24,545
(426,416)
701,330
274,914
2031
(271,704)
24,545
(122,582)
410,358
287,776
2020
(128,233)
24,545
(85,205)
342,620
257,414
2009
(11,228,909)
24,545
(996,038)
1,261,546
265,508
2043
(3,469,839)
24,545
(462,244)
736,700
274,456
2032
(390,199)
24,545
(143,040)
430,490
287,451
2021
(71,041)
24,545
32,647
249,560
282,207
2010
(12,264,488)
24,545
(1,060,124)
1,324,643
264,519
2044
(3,945,063)
24,545
(499,769)
773,665
273,896
2033
(530,001)
24,545
(164,347)
451,373
287,026
2022
(24,376)
24,545
22,120
262,171
284,291
2011
(13,367,346)
24,545
(1,127,403)
1,390,929
263,526
2045
(4,459,707)
24,545
(539,189)
812,448
273,259
2034
(694,686)
24,545
(189,230)
475,329
286,099
2023
9,356
24,545
9,186
276,727
285,914
2012
(14,540,585)
24,545
(1,197,784)
1,460,333
262,550
2046
(5,015,980)
24,545
(580,818)
853,364
272,546
2035
(883,814)
24,545
(213,673)
498,862
285,190
2024
29,990
24,545
(3,910)
290,885
286,974
2013
(15,787,530)
24,545
(1,271,490)
1,533,086
261,596
2047
(5,615,874)
24,545
(624,438)
896,236
271,798
2036
(1,100,681)
24,545
(241,412)
525,253
283,841
2025
38,367
24,545
(16,168)
304,112
287,944
2014
(17,111,760)
24,545
(1,348,775)
1,609,446
260,671
2048
(6,261,415)
24,545
(670,087)
941,108
271,021
2037
(1,346,049)
24,545
(269,913)
552,285
282,372
2026
30,700
24,545
(32,213)
320,171
287,958
2015
(18,517,031)
24,545
(1,429,816)
1,689,602
259,785
2049
(6,954,887)
24,545
(718,017)
988,200
270,183
2038
(1,620,617)
24,545
(299,114)
579,929
280,815
2027
5,706
24,545
(49,538)
337,360
287,821
2016
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Omslagstelsel
Kapitaaldekking (Lening4%_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
Rendement Saldo Lening
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(855)
Saldo Lening
2017
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
55,526
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
71,664
Uitkering AOV/AWW
(231,096)
SALDO BATEN - LASTEN
(103,905)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(182,445)
Rendement Saldo Lening
228,327
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(33,478)
Saldo Lening
3,446,929
2028
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
69,348
Uitkering AOV/AWW
(211,315)
SALDO BATEN - LASTEN
(141,966)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(182,445)
Rendement Saldo Lening
149,782
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(150,085)
Saldo Lening
2,133,053
2039
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
66,931
Uitkering AOV/AWW
(59,375)
SALDO BATEN - LASTEN
7,556
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(182,445)
Rendement Saldo Lening
61,464
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(88,881)
Saldo Lening
848,021
2008
265,865
(250,075)
15,790
24,545
27,272
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
(182,445)
222,943
24,545
(64,600)
3,333,738
2030
68,409
(186,908)
(118,499)
(182,445)
130,226
24,545
(146,173)
1,838,866
2041
66,471
(42,065)
24,406
(182,445)
50,003
24,545
(83,491)
678,716
2007
200,909
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
(182,445)
226,131
24,545
(48,590)
3,398,338
2029
68,881
(198,930)
(130,050)
(182,445)
139,936
24,545
(148,014)
1,985,039
2040
- Pagina 57 66,703
(50,250)
16,453
(182,445)
55,633
24,545
(85,814)
762,207
(182,445)
44,526
24,545
(81,946)
596,770
66,232
(34,803)
31,429
(182,445)
120,636
24,545
(137,209)
1,701,657
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
(182,445)
218,705
24,545
(82,016)
3,251,722
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
(182,445)
39,150
24,545
(81,186)
515,584
65,987
(28,423)
37,564
(182,445)
111,635
24,545
(128,937)
1,572,719
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
(182,445)
213,325
24,545
(100,680)
3,151,042
2032
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
3,611,100
(182,445)
0
24,545
3,429,226
3,429,226
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
(182,445)
33,824
24,545
(81,221)
434,363
65,741
(22,885)
42,856
(182,445)
103,176
24,545
(121,354)
1,451,366
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
(182,445)
28,495
24,545
(82,056)
352,307
65,494
(18,145)
47,349
(182,445)
95,215
24,545
(114,379)
1,336,986
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
(182,445)
198,804
24,545
(143,866)
2,886,522
2034
(182,445)
227,154
24,545
23,960
3,486,475
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
(182,445)
224,970
24,545
33,289
3,462,516
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
(182,445)
206,720
24,545
(120,654)
3,030,388
2033
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
(182,445)
23,112
24,545
(83,688)
268,619
65,252
(14,151)
51,100
(182,445)
87,711
24,545
(108,019)
1,228,968
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
(182,445)
189,366
24,545
(146,739)
2,739,783
2035
(182,445)
228,726
24,545
14,550
3,501,025
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
(182,445)
17,622
24,545
(86,104)
182,515
65,015
(10,840)
54,175
(182,445)
80,624
24,545
(102,262)
1,126,706
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
(182,445)
179,740
24,545
(150,300)
2,589,483
2036
(182,445)
229,680
24,545
5,606
3,506,631
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
(182,445)
11,973
24,545
(89,288)
93,228
64,785
(8,145)
56,640
(182,445)
73,916
24,545
(97,137)
1,029,569
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
(182,445)
6,116
24,545
(93,219)
9
64,565
(5,998)
58,566
(182,445)
67,543
24,545
(92,667)
936,902
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
(182,445)
159,763
24,545
(152,141)
2,283,138
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
70,178
(236,361)
(166,183)
(182,445)
169,879
24,545
(154,204)
2,435,279
2037
(182,445)
229,628
24,545
(19,820)
3,480,407
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
(182,445)
230,048
24,545
(6,404)
3,500,227
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
Kapitaaldekking (Lening6%_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
Rendement Saldo Lening
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(855)
Saldo Lening
2017
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
55,526
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
71,664
Uitkering AOV/AWW
(231,096)
SALDO BATEN - LASTEN
(103,905)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(239,999)
Rendement Saldo Lening
306,319
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(13,041)
Saldo Lening
3,501,989
2028
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
69,348
Uitkering AOV/AWW
(211,315)
SALDO BATEN - LASTEN
(141,966)
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(239,999)
Rendement Saldo Lening
222,171
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(135,250)
Saldo Lening
2,414,177
2039
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
66,931
Uitkering AOV/AWW
(59,375)
SALDO BATEN - LASTEN
7,556
Lening
Jaarlijkse Annuiteit
(239,999)
Rendement Saldo Lening
108,679
Rendement Schommelfonds
24,545
Cashflow
(99,219)
Saldo Lening
1,147,892
2008
265,865
(250,075)
15,790
24,545
27,272
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
(239,999)
302,821
24,545
(42,276)
3,432,620
2030
68,409
(186,908)
(118,499)
(239,999)
198,609
24,545
(135,344)
2,143,714
2041
66,471
(42,065)
24,406
(239,999)
91,408
24,545
(99,640)
949,284
2007
200,909
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
(239,999)
305,182
24,545
(27,093)
3,474,896
2029
68,881
(198,930)
(130,050)
(239,999)
210,384
24,545
(135,120)
2,279,057
2040
- Pagina 58 66,703
(50,250)
16,453
(239,999)
100,033
24,545
(98,968)
1,048,924
(239,999)
82,725
24,545
(101,300)
847,984
66,232
(34,803)
31,429
(239,999)
186,815
24,545
(128,584)
2,015,129
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
(239,999)
299,137
24,545
(59,138)
3,373,482
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
(239,999)
73,897
24,545
(103,993)
743,991
65,987
(28,423)
37,564
(239,999)
175,609
24,545
(122,517)
1,892,612
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
(239,999)
293,983
24,545
(77,575)
3,295,907
2032
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
3,611,100
(239,999)
0
24,545
3,371,672
3,371,672
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
(239,999)
64,835
24,545
(107,763)
636,228
65,741
(22,885)
42,856
(239,999)
164,932
24,545
(117,151)
1,775,461
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
(239,999)
55,444
24,545
(112,662)
523,566
65,494
(18,145)
47,349
(239,999)
154,723
24,545
(112,425)
1,663,036
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
(239,999)
278,709
24,545
(121,516)
3,076,686
2034
(239,999)
297,712
24,545
36,964
3,453,228
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
(239,999)
293,826
24,545
44,592
3,416,264
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
(239,999)
287,223
24,545
(97,705)
3,198,202
2033
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
(239,999)
45,626
24,545
(118,728)
404,838
65,252
(14,151)
51,100
(239,999)
144,926
24,545
(108,358)
1,554,679
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
(239,999)
268,119
24,545
(125,540)
2,951,146
2035
(239,999)
300,933
24,545
29,204
3,482,432
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
(239,999)
35,279
24,545
(126,001)
278,837
65,015
(10,840)
54,175
(239,999)
135,483
24,545
(104,957)
1,449,721
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
(239,999)
257,179
24,545
(130,415)
2,820,731
2036
(239,999)
303,478
24,545
21,850
3,504,281
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
(239,999)
24,299
24,545
(134,516)
144,321
64,785
(8,145)
56,640
(239,999)
126,336
24,545
(102,270)
1,347,451
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
(239,999)
12,576
24,545
(144,312)
9
64,565
(5,998)
58,566
(239,999)
117,424
24,545
(100,341)
1,247,111
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
(239,999)
233,977
24,545
(135,481)
2,549,427
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
70,178
(236,361)
(166,183)
(239,999)
245,814
24,545
(135,823)
2,684,908
2037
(239,999)
306,374
24,545
(628)
3,515,030
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
(239,999)
305,382
24,545
11,377
3,515,658
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
- Pagina 59 -
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
66,703
(50,250)
16,453
4,802
24,545
45,800
119,671
2,549
24,545
34,650
73,871
22,765
24,545
(82,740)
267,485
2040
68,881
(198,930)
(130,050)
75,815
24,545
(16,461)
1,149,920
2029
66,931
(59,375)
7,556
28,542
24,545
(88,880)
350,225
2039
69,348
(211,315)
(141,966)
76,031
24,545
(3,329)
1,166,381
2028
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
2017
55,526
71,664
(231,096)
(103,905)
7,779
24,545
56,730
176,401
66,471
(42,065)
24,406
17,387
24,545
(76,567)
190,918
2041
68,409
(186,908)
(118,499)
74,745
24,545
(30,353)
1,119,567
2030
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
24,545
27,272
(250,075)
15,790
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2008
265,865
2007
200,909
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_1jaar_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
11,466
24,545
67,440
243,841
66,232
(34,803)
31,429
12,410
24,545
(62,990)
127,928
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
72,772
24,545
(45,504)
1,074,063
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
15,850
24,545
77,959
321,800
65,987
(28,423)
37,564
8,315
24,545
(49,811)
78,117
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
69,814
24,545
(61,745)
1,012,317
2032
972,000
0
24,545
972,572
972,572
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
20,917
24,545
88,318
410,118
65,741
(22,885)
42,856
5,078
24,545
(37,006)
41,110
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
65,801
24,545
(79,128)
933,189
2033
63,217
24,545
53,982
1,026,554
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
26,658
24,545
98,551
508,669
65,494
(18,145)
47,349
2,672
24,545
(24,476)
16,634
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
60,657
24,545
(99,568)
833,622
2034
66,726
24,545
45,977
1,072,531
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
33,064
24,545
108,709
617,378
65,252
(14,151)
51,100
1,081
24,545
(12,203)
4,431
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
54,185
24,545
(99,474)
734,147
2035
69,715
24,545
37,984
1,110,515
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
40,130
24,545
118,849
736,228
65,015
(10,840)
54,175
288
24,545
(153)
4,278
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
47,720
24,545
(99,875)
634,272
2036
72,183
24,545
30,555
1,141,070
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
47,855
24,545
129,039
865,267
64,785
(8,145)
56,640
278
24,545
11,671
15,949
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
41,228
24,545
(100,410)
533,862
2037
70,178
(236,361)
(166,183)
74,170
24,545
20,163
1,161,233
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
56,242
24,545
139,353
1,004,620
64,565
(5,998)
58,566
1,037
24,545
23,272
39,221
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
34,701
24,545
(94,758)
439,105
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
75,480
24,545
8,478
1,169,710
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
- Pagina 60 -
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
66,703
(50,250)
16,453
4,933
24,545
45,931
121,823
2,673
24,545
34,774
75,891
22,830
24,545
(82,674)
268,561
2040
68,881
(198,930)
(130,050)
127,000
60,818
24,545
95,542
1,031,210
2029
66,931
(59,375)
7,556
28,603
24,545
(88,818)
351,236
2039
69,348
(211,315)
(141,966)
127,000
54,199
24,545
101,839
935,667
2028
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
2017
55,526
71,664
(231,096)
(103,905)
7,918
24,545
56,870
178,692
66,471
(42,065)
24,406
17,456
24,545
(76,497)
192,064
2041
68,409
(186,908)
(118,499)
127,000
67,029
24,545
88,930
1,120,140
2030
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
24,545
27,272
(250,075)
15,790
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2008
265,865
2007
200,909
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_10jaar_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
11,615
24,545
67,589
246,281
66,232
(34,803)
31,429
12,484
24,545
(62,916)
129,149
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
72,809
24,545
(45,467)
1,074,673
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
16,008
24,545
78,117
324,398
65,987
(28,423)
37,564
8,395
24,545
(49,732)
79,417
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
69,854
24,545
(61,706)
1,012,968
2032
127,000
0
24,545
127,572
127,572
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
21,086
24,545
88,487
412,885
65,741
(22,885)
42,856
5,162
24,545
(36,922)
42,495
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
65,843
24,545
(79,086)
933,882
2033
127,000
8,292
24,545
126,057
253,629
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
26,838
24,545
98,731
511,617
65,494
(18,145)
47,349
2,762
24,545
(24,386)
18,108
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
60,702
24,545
(99,523)
834,359
2034
127,000
16,486
24,545
122,737
376,366
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
33,255
24,545
108,901
620,517
65,252
(14,151)
51,100
1,177
24,545
(12,107)
6,001
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
54,233
24,545
(99,426)
734,933
2035
127,000
24,464
24,545
119,733
496,099
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
40,334
24,545
119,053
739,571
65,015
(10,840)
54,175
390
24,545
(51)
5,950
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
47,771
24,545
(99,824)
635,109
2036
127,000
32,246
24,545
117,618
613,717
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
48,072
24,545
129,257
868,827
64,785
(8,145)
56,640
387
24,545
11,780
17,730
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
41,282
24,545
(100,356)
534,753
2037
70,178
(236,361)
(166,183)
127,000
39,892
24,545
112,885
726,602
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
56,474
24,545
139,585
1,008,412
64,565
(5,998)
58,566
1,152
24,545
23,387
41,118
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
34,759
24,545
(94,700)
440,053
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
127,000
47,229
24,545
107,227
833,829
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
- Pagina 61 -
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
66,703
(50,250)
16,453
5,601
24,545
46,600
132,774
3,300
24,545
35,401
86,174
83,000
18,099
24,545
(4,406)
274,039
2040
68,881
(198,930)
(130,050)
83,000
31,999
24,545
22,722
515,008
2029
66,931
(59,375)
7,556
83,000
19,095
24,545
(15,326)
278,445
2039
69,348
(211,315)
(141,966)
83,000
29,823
24,545
33,463
492,286
2028
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
2017
55,526
71,664
(231,096)
(103,905)
8,630
24,545
57,581
190,356
66,471
(42,065)
24,406
17,813
24,545
(76,141)
197,898
2041
68,409
(186,908)
(118,499)
83,000
33,476
24,545
11,377
526,385
2030
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
24,545
27,272
(250,075)
15,790
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2008
265,865
2007
200,909
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_20jaar_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
12,373
24,545
68,347
258,702
66,232
(34,803)
31,429
12,863
24,545
(62,536)
135,362
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
83,000
34,215
24,545
(1,061)
525,325
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
16,816
24,545
78,925
337,627
65,987
(28,423)
37,564
8,799
24,545
(49,328)
86,034
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
83,000
34,146
24,545
(14,413)
510,911
2032
83,000
0
24,545
83,572
83,572
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
21,946
24,545
89,347
426,974
65,741
(22,885)
42,856
5,592
24,545
(36,492)
49,542
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
83,000
33,209
24,545
(28,719)
482,192
2033
83,000
5,432
24,545
79,197
162,769
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
27,753
24,545
99,647
526,621
65,494
(18,145)
47,349
3,220
24,545
(23,928)
25,614
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
83,000
31,342
24,545
(45,883)
436,309
2034
83,000
10,580
24,545
72,831
235,600
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
34,230
24,545
109,876
636,497
65,252
(14,151)
51,100
1,665
24,545
(11,619)
13,994
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
83,000
28,360
24,545
(42,300)
394,010
2035
83,000
15,314
24,545
66,584
302,184
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
41,372
24,545
120,092
756,589
65,015
(10,840)
54,175
910
24,545
469
14,463
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
83,000
25,611
24,545
(38,984)
355,026
2036
83,000
19,642
24,545
61,013
363,197
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
49,178
24,545
130,363
886,952
64,785
(8,145)
56,640
940
24,545
12,333
26,797
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
83,000
23,077
24,545
(35,561)
319,465
2037
70,178
(236,361)
(166,183)
83,000
23,608
24,545
52,601
415,798
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
57,652
24,545
140,763
1,027,715
64,565
(5,998)
58,566
1,742
24,545
23,977
50,773
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
83,000
20,765
24,545
(25,694)
293,771
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
83,000
27,027
24,545
43,024
458,822
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
- Pagina 62 -
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
66,931
(59,375)
7,556
76,500
32,724
24,545
141,325
644,775
76,500
5,402
24,545
(35,519)
47,586
2039
69,348
(211,315)
(141,966)
76,500
26,223
24,545
23,362
426,786
2028
66,471
(42,065)
24,406
47,299
24,545
96,250
823,934
41,910
24,545
82,909
727,684
76,500
1,409
24,545
(16,045)
5,630
2041
68,409
(186,908)
(118,499)
76,500
28,519
24,545
(79)
438,672
2030
2019
43,745
71,659
(245,047)
(129,643)
66,703
(50,250)
16,453
76,500
3,093
24,545
(25,911)
21,675
2040
68,881
(198,930)
(130,050)
76,500
27,741
24,545
11,965
438,751
2029
2018
49,665
71,654
(238,141)
(116,821)
2017
55,526
71,664
(231,096)
(103,905)
24,545
27,272
(250,075)
15,790
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2008
265,865
2007
200,909
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie2%tot 2010)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
53,556
24,545
109,530
933,464
66,232
(34,803)
31,429
76,500
366
24,545
1,466
7,096
2042
68,325
(168,269)
(99,945)
76,500
28,514
24,545
(13,262)
425,409
2031
2020
37,782
71,521
(252,124)
(142,821)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
60,675
24,545
122,784
1,056,248
65,987
(28,423)
37,564
76,500
461
24,545
18,835
25,931
2043
68,210
(150,882)
(82,672)
76,500
27,652
24,545
(27,408)
398,002
2032
76,500
0
24,545
77,072
77,072
2021
31,763
71,440
(259,307)
(156,104)
2010
92,798
70,137
(186,908)
(23,973)
68,656
24,545
136,057
1,192,305
65,741
(22,885)
42,856
76,500
1,686
24,545
36,102
62,032
2044
68,071
(134,700)
(66,629)
76,500
25,870
24,545
(42,559)
355,443
2033
76,500
5,010
24,545
72,275
149,346
2022
25,746
71,335
(266,555)
(169,474)
2011
88,068
70,655
(192,503)
(33,780)
77,500
24,545
149,394
1,341,699
65,494
(18,145)
47,349
76,500
4,032
24,545
53,384
115,416
2045
67,913
(119,607)
(51,693)
76,500
23,104
24,545
(60,621)
294,822
2034
76,500
9,708
24,545
65,459
214,805
2023
19,324
71,104
(275,198)
(184,770)
2012
82,855
71,058
(199,207)
(45,294)
87,210
24,545
162,856
1,504,555
65,252
(14,151)
51,100
76,500
7,502
24,545
70,718
186,134
2046
67,736
(105,565)
(37,829)
76,500
19,163
24,545
(57,996)
236,826
2035
76,500
13,962
24,545
58,732
273,537
2024
13,081
70,878
(262,164)
(178,205)
2013
77,696
71,322
(205,293)
(56,275)
97,796
24,545
176,516
1,681,070
65,015
(10,840)
54,175
76,500
12,099
24,545
88,158
274,292
2047
67,550
(92,536)
(24,986)
76,500
15,394
24,545
(55,701)
181,125
2036
76,500
17,780
24,545
52,651
326,188
2025
6,521
70,543
(249,203)
(172,140)
2014
72,683
71,563
(210,419)
(66,174)
109,270
24,545
190,454
1,871,524
64,785
(8,145)
56,640
76,500
17,829
24,545
105,722
380,014
2048
67,357
(80,509)
(13,152)
76,500
11,773
24,545
(53,365)
127,760
2037
70,178
(236,361)
(166,183)
76,500
21,202
24,545
43,696
369,884
2026
2015
67,069
71,566
(217,187)
(78,551)
121,649
24,545
204,760
2,076,285
64,565
(5,998)
58,566
76,500
24,701
24,545
123,436
503,450
2049
67,149
(69,459)
(2,310)
76,500
8,304
24,545
(44,654)
83,106
2038
69,791
(223,795)
(154,004)
76,500
24,042
24,545
33,540
403,424
2027
2016
61,280
71,532
(224,360)
(91,548)
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Kapitaaldekkingstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 63 -
Cumulatief Saldo
(8,873,465)
24,545
(803,165)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,051,405
Uitkering AOV/AWW
(9,701,885)
24,545
(852,965)
1,099,804
246,839
2040
2039
248,240
(3,018,373)
24,545
(410,367)
671,256
(2,632,551)
24,545
(381,929)
644,896
260,889
2029
262,967
2028
24,545
(240,088)
24,545
(128,990)
407,705
278,715
2018
(13,063)
24,545
(36,753)
237,662
200,909
2007
(135,643)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
(107,696)
387,436
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
279,739
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000_Extrabanen)
(10,581,981)
24,545
(904,641)
1,150,094
245,454
2041
(3,431,529)
24,545
(437,700)
696,699
258,999
2030
(365,030)
24,545
(149,487)
427,474
277,987
2019
27,272
24,545
15,790
250,075
265,865
2008
(11,515,754)
24,545
(958,318)
1,202,388
244,070
2042
(3,878,681)
24,545
(471,697)
729,789
258,092
2031
(514,011)
24,545
(173,526)
449,779
276,253
2020
65,227
24,545
13,409
261,737
275,146
2009
(12,505,338)
24,545
(1,014,129)
1,256,820
242,691
2043
(4,361,298)
24,545
(507,162)
764,244
257,082
2032
(687,293)
24,545
(197,827)
472,656
274,829
2021
92,163
24,545
2,392
275,473
277,865
2010
(13,552,926)
24,545
(1,072,133)
1,313,458
241,325
2044
(4,880,994)
24,545
(544,241)
800,207
255,966
2033
(885,412)
24,545
(222,665)
496,034
273,369
2022
105,771
24,545
(10,938)
290,120
279,182
2011
(14,660,841)
24,545
(1,132,460)
1,372,440
239,980
2045
(5,439,389)
24,545
(582,939)
837,720
254,781
2034
(1,109,698)
24,545
(248,831)
520,524
271,693
2023
106,070
24,545
(24,245)
304,710
280,465
2012
(15,831,630)
24,545
(1,195,334)
1,433,989
238,655
2046
(6,038,165)
24,545
(623,321)
876,863
253,542
2035
(1,360,917)
24,545
(275,764)
545,637
269,874
2024
91,351
24,545
(39,264)
320,137
280,873
2013
(17,068,103)
24,545
(1,261,017)
1,498,368
237,351
2047
(6,679,077)
24,545
(665,458)
917,729
252,271
2036
(1,639,080)
24,545
(302,708)
570,786
268,079
2025
60,658
24,545
(55,239)
336,130
280,891
2014
(18,373,418)
24,545
(1,329,860)
1,565,922
236,062
2048
(7,363,979)
24,545
(709,447)
960,417
250,970
2037
(1,944,057)
24,545
(329,522)
595,827
266,305
2026
12,911
24,545
(72,292)
352,647
280,355
2015
(19,751,030)
24,545
(1,402,157)
1,636,948
234,791
2049
(8,094,845)
24,545
(755,410)
1,005,022
249,612
2038
(2,275,167)
24,545
(355,655)
620,317
264,662
2027
(52,492)
24,545
(89,947)
369,714
279,767
2016
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
(88,799)
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 64 -
Cumulatief Saldo
(7,752,535)
24,545
(729,103)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,051,405
Uitkering AOV/AWW
(8,504,235)
24,545
(776,246)
1,099,804
323,559
2040
2039
322,301
(2,519,251)
24,545
(362,477)
671,256
(2,181,319)
24,545
(336,436)
644,896
308,779
2029
2028
308,460
(134,560)
24,545
(107,690)
407,705
300,015
2018
(13,063)
24,545
(36,753)
237,662
200,909
2007
(51,415)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
387,436
Uitkering AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
298,637
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
24,545
(387,372)
696,699
309,327
2030
(235,762)
24,545
(125,747)
427,474
301,727
2019
27,272
24,545
15,790
250,075
265,865
2008
(9,304,935)
24,545
(825,245)
1,150,094
324,849
2041
(2,882,078)
Landsverordening Staten (Plf 60_LG72000_Extrabanen_1%Economie)
(10,156,622)
24,545
(876,232)
1,202,388
326,156
2042
(3,276,267)
24,545
(418,733)
729,789
311,056
2031
(358,630)
24,545
(147,413)
449,779
302,365
2020
65,227
24,545
13,409
261,737
275,146
2009
(11,061,416)
24,545
(929,338)
1,256,820
327,482
2043
(3,703,287)
24,545
(451,565)
764,244
312,679
2032
(503,388)
24,545
(169,303)
472,656
303,353
2021
94,445
24,545
4,674
275,473
280,147
2010
(12,021,489)
24,545
(984,619)
1,313,458
328,840
2044
(4,164,758)
24,545
(486,016)
800,207
314,191
2033
(670,564)
24,545
(191,721)
496,034
304,314
2022
112,650
24,545
(6,340)
290,120
283,779
2011
(13,039,145)
24,545
(1,042,201)
1,372,440
330,239
2045
(4,662,299)
24,545
(522,086)
837,720
315,634
2034
(861,498)
24,545
(215,479)
520,524
305,045
2023
119,897
24,545
(17,298)
304,710
287,412
2012
(14,116,907)
24,545
(1,102,307)
1,433,989
331,681
2046
(5,197,592)
24,545
(559,838)
876,863
317,025
2035
(1,076,965)
24,545
(240,012)
545,637
305,625
2024
114,486
24,545
(29,956)
320,137
290,181
2013
(15,257,564)
24,545
(1,165,202)
1,498,368
333,166
2047
(5,772,383)
24,545
(599,337)
917,729
318,392
2036
(1,316,965)
24,545
(264,545)
570,786
306,241
2025
95,476
24,545
(43,555)
336,130
292,575
2014
(16,464,252)
24,545
(1,231,234)
1,565,922
334,688
2048
(6,388,520)
24,545
(640,681)
960,417
319,736
2037
(1,581,356)
24,545
(288,936)
595,827
306,891
2026
61,789
24,545
(58,232)
352,647
294,415
2015
(17,740,405)
24,545
(1,300,698)
1,636,948
336,251
2049
(7,047,976)
24,545
(684,002)
1,005,022
321,021
2038
(1,869,428)
24,545
(312,617)
620,317
307,701
2027
12,839
24,545
(73,495)
369,714
296,219
2016
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
- Pagina 65 -
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
24,545
(2,972,955)
24,545
457,239
2039
287,859
792,650
(504,791)
24,545
880,963
2028
298,255
465,130
(166,875)
24,545
(855)
2017
308,215
270,765
37,450
24,545
(3,493,819)
24,545
290,482
2040
286,879
832,288
(545,409)
24,545
929,080
2029
296,243
487,545
(191,302)
24,545
(13,063)
2018
308,172
284,600
23,572
Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_Extrabanen)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
2007
Premie AOV/AWW
168,790
200,909
Uitkering AOV/AWW
194,189
237,662
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
(36,753)
24,545
(4,057,323)
24,545
99,202
2041
285,881
873,931
(588,050)
24,545
963,108
2030
294,216
510,042
(215,825)
24,545
27,272
2019
308,194
298,711
9,483
2008
265,865
250,075
15,790
24,545
(4,665,625)
24,545
(118,168)
2042
284,853
917,699
(632,846)
24,545
981,768
2031
293,852
535,767
(241,914)
24,545
65,227
2020
307,599
313,484
(5,885)
2009
275,146
261,737
13,409
24,545
(5,321,014)
24,545
(363,048)
2043
283,798
963,732
(679,934)
24,545
984,701
2032
293,362
562,786
(269,425)
24,545
200,772
2021
307,252
328,864
(21,612)
2010
301,647
190,646
111,001
24,545
(6,025,662)
24,545
(636,765)
2044
282,740
1,011,934
(729,193)
24,545
971,227
2033
292,764
591,026
(298,262)
24,545
328,912
2022
306,798
344,817
(38,019)
2011
303,875
200,280
103,594
24,545
(6,782,009)
24,545
(940,790)
2045
281,679
1,062,572
(780,892)
24,545
938,461
2034
292,083
620,653
(328,570)
24,545
447,666
2023
305,807
363,118
(57,311)
2012
305,609
211,400
94,209
24,545
(7,592,420)
24,545
(1,276,835)
2046
280,636
1,115,592
(834,956)
24,545
886,745
2035
291,320
651,910
(360,590)
24,545
556,738
2024
304,835
381,096
(76,261)
2013
306,743
222,216
84,527
24,545
(8,459,429)
24,545
(1,646,430)
2047
279,616
1,171,170
(891,553)
24,545
813,427
2036
290,521
684,661
(394,140)
24,545
656,742
2025
303,393
401,256
(97,863)
2014
307,779
232,320
75,459
24,545
(9,385,760)
24,545
(2,051,134)
2048
278,627
1,229,503
(950,876)
24,545
717,889
2037
289,691
718,940
(429,249)
24,545
744,494
2026
301,824
421,907
(120,083)
2015
307,794
244,588
63,206
24,545
(10,374,270)
24,545
(2,492,709)
2049
277,681
1,290,736
(1,013,056)
24,545
599,569
2038
288,795
754,915
(466,120)
24,545
818,968
2027
300,160
443,025
(142,865)
2016
307,648
257,719
49,929
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
- Pagina 66 -
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
24,545
(1,828,324)
24,545
915,759
2039
364,107
792,650
(428,544)
24,545
965,613
2028
344,659
465,130
(120,470)
24,545
(855)
2017
327,248
270,765
56,483
24,545
(2,270,124)
24,545
797,850
2040
365,943
832,288
(466,345)
24,545
1,035,232
2029
345,092
487,545
(142,454)
24,545
(13,063)
2018
329,674
284,600
45,074
24,545
(2,751,734)
24,545
657,869
2041
367,776
873,931
(506,154)
24,545
1,093,259
2030
345,515
510,042
(164,526)
24,545
27,272
2019
332,193
298,711
33,482
Landsverordening Staten (Plf 65_LG72000_Extrabanen_1%Economie)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
2007
2008
Premie AOV/AWW
168,790
200,909
265,865
Uitkering AOV/AWW
194,189
237,662
250,075
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
(36,753)
15,790
24,545
(3,275,297)
24,545
494,547
2042
369,591
917,699
(548,108)
24,545
1,138,393
2031
347,900
535,767
(187,867)
24,545
65,227
2020
334,073
313,484
20,589
2009
275,146
261,737
13,409
24,545
(3,843,092)
24,545
306,465
2043
371,392
963,732
(592,340)
24,545
1,170,315
2032
350,160
562,786
(212,627)
24,545
203,054
2021
336,242
328,864
7,378
2010
303,929
190,646
113,283
24,545
(4,457,272)
24,545
92,299
2044
373,209
1,011,934
(638,725)
24,545
1,188,360
2033
352,315
591,026
(238,711)
24,545
335,798
2022
338,316
344,817
(6,500)
2011
308,479
200,280
108,198
24,545
(5,120,258)
24,545
(149,416)
2045
375,040
1,062,572
(687,531)
24,545
1,189,608
2034
354,393
620,653
(266,260)
24,545
461,510
2023
339,821
363,118
(23,297)
2012
312,567
211,400
101,167
24,545
(5,834,389)
24,545
(420,386)
2046
376,916
1,115,592
(738,676)
24,545
1,174,421
2035
356,394
651,910
(295,515)
24,545
579,917
2024
341,364
381,096
(39,732)
2013
316,078
222,216
93,862
24,545
(6,602,169)
24,545
(722,130)
2047
378,845
1,171,170
(792,325)
24,545
1,140,109
2036
358,372
684,661
(326,289)
24,545
691,663
2025
342,399
401,256
(58,857)
2014
319,520
232,320
87,201
24,545
(7,426,291)
24,545
(1,056,191)
2048
380,836
1,229,503
(848,667)
24,545
1,086,051
2037
360,334
718,940
(358,606)
24,545
793,554
2026
343,304
421,907
(78,603)
2015
321,935
244,588
77,347
24,545
(8,309,576)
24,545
(1,424,326)
2049
382,906
1,290,736
(907,830)
24,545
1,011,684
2038
362,235
754,915
(392,680)
24,545
884,585
2027
344,113
443,025
(98,912)
2016
324,204
257,719
66,485
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
- Pagina 67 -
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
Premie AOV/AWW
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
Cumulatief Saldo
24,545
(3,704,855)
24,545
(274,661)
2039
287,859
792,650
(504,791)
24,545
205,953
2028
298,255
465,130
(166,875)
24,545
(855)
2017
297,420
314,996
(17,576)
24,545
(4,225,719)
24,545
(441,418)
2040
286,879
832,288
(545,409)
24,545
226,115
2029
296,243
487,545
(191,302)
24,545
(13,063)
2018
302,775
307,158
(4,383)
24,545
(4,789,224)
24,545
(632,699)
2041
285,881
873,931
(588,050)
24,545
231,207
2030
294,216
510,042
(215,825)
24,545
27,272
2019
302,695
322,148
(19,453)
24,545
(5,397,525)
24,545
(850,068)
2042
284,853
917,699
(632,846)
24,545
249,868
2031
293,852
535,767
(241,914)
24,545
65,227
2020
307,599
313,484
(5,885)
Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Extrabanen_1%Economie)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
2007
2008
2009
Premie AOV/AWW
168,790
200,909
265,865
275,146
Uitkering AOV/AWW
194,189
237,662
250,075
261,737
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
(36,753)
15,790
13,409
24,545
(6,052,914)
24,545
(1,094,948)
2043
283,798
963,732
(679,934)
24,545
252,800
2032
293,362
562,786
(269,425)
24,545
92,163
2021
307,252
328,864
(21,612)
2010
277,865
275,473
2,392
24,545
(6,757,562)
24,545
(1,368,665)
2044
282,740
1,011,934
(729,193)
24,545
239,326
2033
292,764
591,026
(298,262)
24,545
105,771
2022
306,798
344,817
(38,019)
2011
279,182
290,120
(10,938)
24,545
(7,513,910)
24,545
(1,672,690)
2045
281,679
1,062,572
(780,892)
24,545
206,560
2034
292,083
620,653
(328,570)
24,545
131,814
2023
305,807
363,118
(57,311)
2012
285,929
284,431
1,499
24,545
(8,324,321)
24,545
(2,008,735)
2046
280,636
1,115,592
(834,956)
24,545
154,845
2035
291,320
651,910
(360,590)
24,545
144,047
2024
304,835
381,096
(76,261)
2013
286,506
298,818
(12,312)
24,545
(9,191,329)
24,545
(2,378,330)
2047
279,616
1,171,170
(891,553)
24,545
81,527
2036
290,521
684,661
(394,140)
24,545
168,302
2025
303,393
401,256
(97,863)
2014
292,196
292,486
(290)
24,545
(10,117,660)
24,545
(2,783,034)
2048
278,627
1,229,503
(950,876)
24,545
(14,011)
2037
289,691
718,940
(429,249)
24,545
177,446
2026
301,824
421,907
(120,083)
2015
291,876
307,277
(15,402)
24,545
(11,106,170)
24,545
(3,224,609)
2049
277,681
1,290,736
(1,013,056)
24,545
(132,331)
2038
288,795
754,915
(466,120)
24,545
198,984
2027
300,160
443,025
(142,865)
2016
297,097
300,103
(3,006)
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
(88,799)
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 68 -
Cumulatief Saldo
(7,752,535)
24,545
(729,103)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,051,405
Uitkering AOV/AWW
(8,504,235)
24,545
(776,246)
1,099,804
323,559
2040
2039
322,301
(2,519,251)
24,545
(362,477)
671,256
(2,181,319)
24,545
(336,436)
644,896
308,779
2029
2028
308,460
(134,560)
24,545
(107,690)
407,705
300,015
2018
(13,063)
24,545
(36,753)
237,662
200,909
2007
(51,415)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
387,436
Uitkering AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
298,637
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
(9,304,935)
24,545
(825,245)
1,150,094
324,849
2041
(2,882,078)
24,545
(387,372)
696,699
309,327
2030
(235,762)
24,545
(125,747)
427,474
301,727
2019
27,272
24,545
15,790
250,075
265,865
2008
Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Extrabanen_1%Economie)
(10,156,622)
24,545
(876,232)
1,202,388
326,156
2042
(3,276,267)
24,545
(418,733)
729,789
311,056
2031
(358,630)
24,545
(147,413)
449,779
302,365
2020
65,227
24,545
13,409
261,737
275,146
2009
(11,061,416)
24,545
(929,338)
1,256,820
327,482
2043
(3,703,287)
24,545
(451,565)
764,244
312,679
2032
(503,388)
24,545
(169,303)
472,656
303,353
2021
94,445
24,545
4,674
275,473
280,147
2010
(12,021,489)
24,545
(984,619)
1,313,458
328,840
2044
(4,164,758)
24,545
(486,016)
800,207
314,191
2033
(670,564)
24,545
(191,721)
496,034
304,314
2022
112,650
24,545
(6,340)
290,120
283,779
2011
(13,039,145)
24,545
(1,042,201)
1,372,440
330,239
2045
(4,662,299)
24,545
(522,086)
837,720
315,634
2034
(861,498)
24,545
(215,479)
520,524
305,045
2023
119,897
24,545
(17,298)
304,710
287,412
2012
(14,116,907)
24,545
(1,102,307)
1,433,989
331,681
2046
(5,197,592)
24,545
(559,838)
876,863
317,025
2035
(1,076,965)
24,545
(240,012)
545,637
305,625
2024
114,486
24,545
(29,956)
320,137
290,181
2013
(15,257,564)
24,545
(1,165,202)
1,498,368
333,166
2047
(5,772,383)
24,545
(599,337)
917,729
318,392
2036
(1,316,965)
24,545
(264,545)
570,786
306,241
2025
95,476
24,545
(43,555)
336,130
292,575
2014
(16,464,252)
24,545
(1,231,234)
1,565,922
334,688
2048
(6,388,520)
24,545
(640,681)
960,417
319,736
2037
(1,581,356)
24,545
(288,936)
595,827
306,891
2026
61,789
24,545
(58,232)
352,647
294,415
2015
(17,740,405)
24,545
(1,300,698)
1,636,948
336,251
2049
(7,047,976)
24,545
(684,002)
1,005,022
321,021
2038
(1,869,428)
24,545
(312,617)
620,317
307,701
2027
12,839
24,545
(73,495)
369,714
296,219
2016
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 69 -
Cumulatief Saldo
(8,599,885)
24,545
(768,288)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,037,596
Uitkering AOV/AWW
(9,396,432)
24,545
(821,092)
1,089,483
268,391
2040
2039
269,308
(3,163,669)
24,545
(361,056)
638,207
(2,827,158)
24,545
(329,831)
608,865
277,151
2029
279,033
2028
24,545
(960,956)
24,545
(118,814)
402,076
283,262
2018
(18,663)
24,545
(42,353)
237,662
195,309
2007
(866,687)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
(134,084)
412,336
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
278,252
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Minloon)
(10,248,424)
24,545
(876,537)
1,143,994
267,457
2041
(3,531,524)
24,545
(392,400)
667,655
275,255
2030
(1,074,922)
24,545
(138,511)
421,699
283,188
2019
(67,572)
24,545
(73,454)
327,353
253,898
2008
(11,158,671)
24,545
(934,793)
1,201,288
266,495
2042
(3,933,395)
24,545
(426,416)
701,330
274,914
2031
(1,172,959)
24,545
(122,582)
410,358
287,776
2020
(128,233)
24,545
(85,205)
342,620
257,414
2009
(12,130,164)
24,545
(996,038)
1,261,546
265,508
2043
(4,371,094)
24,545
(462,244)
736,700
274,456
2032
(1,291,454)
24,545
(143,040)
430,490
287,451
2021
(204,330)
24,545
(100,643)
360,600
259,958
2010
(13,165,743)
24,545
(1,060,124)
1,324,643
264,519
2044
(4,846,318)
24,545
(499,769)
773,665
273,896
2033
(1,431,255)
24,545
(164,347)
451,373
287,026
2022
(298,369)
24,545
(118,583)
379,773
261,189
2011
(14,268,601)
24,545
(1,127,403)
1,390,929
263,526
2045
(5,360,962)
24,545
(539,189)
812,448
273,259
2034
(1,595,941)
24,545
(189,230)
475,329
286,099
2023
(378,647)
24,545
(104,823)
372,326
267,502
2012
(15,441,839)
24,545
(1,197,784)
1,460,333
262,550
2046
(5,917,235)
24,545
(580,818)
853,364
272,546
2035
(1,785,068)
24,545
(213,673)
498,862
285,190
2024
(477,220)
24,545
(123,118)
391,159
268,041
2013
(16,688,784)
24,545
(1,271,490)
1,533,086
261,596
2047
(6,517,128)
24,545
(624,438)
896,236
271,798
2036
(2,001,936)
24,545
(241,412)
525,253
283,841
2025
(562,180)
24,545
(109,505)
382,870
273,365
2014
(18,013,014)
24,545
(1,348,775)
1,609,446
260,671
2048
(7,162,670)
24,545
(670,087)
941,108
271,021
2037
(2,247,303)
24,545
(269,913)
552,285
282,372
2026
(666,802)
24,545
(129,167)
402,232
273,065
2015
(19,418,286)
24,545
(1,429,816)
1,689,602
259,785
2049
(7,856,142)
24,545
(718,017)
988,200
270,183
2038
(2,521,872)
24,545
(299,114)
579,929
280,815
2027
(757,148)
24,545
(114,891)
392,841
277,950
2016
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
194,189
(25,400)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
(95,423)
SALDO BATEN - LASTEN
- Pagina 70 -
Cumulatief Saldo
(6,821,575)
24,545
(672,315)
SALDO BATEN - LASTEN
Intrest Schommelfonds
1,037,596
Uitkering AOV/AWW
(7,519,400)
24,545
(722,370)
1,089,483
367,113
2040
2039
365,281
(2,222,334)
24,545
(291,907)
638,207
(1,954,972)
24,545
(262,989)
608,865
346,300
2029
2028
345,876
(648,930)
24,545
(76,986)
402,076
325,090
2018
(13,063)
24,545
(36,753)
237,662
200,909
2007
(596,489)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
Intrest Schommelfonds
SALDO BATEN - LASTEN
Uitkering AOV/AWW
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
412,336
Uitkering AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
316,913
2017
(855)
Premie AOV/AWW
Cumulatief Saldo
24,545
168,790
Premie AOV/AWW
Intrest Schommelfonds
2006
Bedragen x NAf. 1.000
(8,269,906)
24,545
(775,052)
1,143,994
368,942
2041
(2,518,729)
24,545
(320,940)
667,655
346,715
2030
(718,583)
24,545
(94,198)
421,699
327,501
2019
(50,006)
24,545
(61,488)
327,353
265,865
2008
(9,075,896)
24,545
(830,535)
1,201,288
370,753
2042
(2,846,416)
24,545
(352,232)
701,330
349,098
2031
(769,068)
24,545
(75,030)
410,358
335,328
2020
(92,934)
24,545
(67,473)
342,620
275,146
2009
Landsverordening Staten (Plf 61-65per2020_LG72000_Minloon_Extrabanen_1%Economie)
(9,940,348)
24,545
(888,997)
1,261,546
372,549
2043
(3,207,215)
24,545
(385,343)
736,700
351,356
2032
(837,518)
24,545
(92,995)
430,490
337,495
2021
(148,842)
24,545
(80,453)
360,600
280,147
2010
(10,866,084)
24,545
(950,281)
1,324,643
374,362
2044
(3,602,826)
24,545
(420,156)
773,665
353,509
2033
(924,778)
24,545
(111,805)
451,373
339,568
2022
(220,291)
24,545
(95,993)
379,773
283,779
2011
(11,856,279)
24,545
(1,014,740)
1,390,929
376,189
2045
(4,035,145)
24,545
(456,864)
812,448
355,584
2034
(1,034,494)
24,545
(134,261)
475,329
341,068
2023
(275,105)
24,545
(79,360)
372,326
292,966
2012
(12,914,007)
24,545
(1,082,273)
1,460,333
378,061
2046
(4,506,381)
24,545
(495,781)
853,364
357,583
2035
(1,166,204)
24,545
(156,255)
498,862
342,607
2024
(345,811)
24,545
(95,251)
391,159
295,908
2013
(14,042,562)
24,545
(1,153,101)
1,533,086
379,985
2047
(5,018,515)
24,545
(536,679)
896,236
359,557
2036
(1,323,276)
24,545
(181,617)
525,253
343,636
2025
(399,977)
24,545
(78,711)
382,870
304,159
2014
(15,245,491)
24,545
(1,227,474)
1,609,446
381,972
2048
(5,573,562)
24,545
(579,592)
941,108
361,515
2037
(1,506,481)
24,545
(207,751)
552,285
344,534
2026
(471,439)
24,545
(96,008)
402,232
306,225
2015
(16,526,509)
24,545
(1,305,563)
1,689,602
384,039
2049
(6,173,804)
24,545
(624,787)
988,200
363,413
2038
(1,716,528)
24,545
(234,592)
579,929
345,338
2027
(525,611)
24,545
(78,716)
392,841
314,125
2016
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Varianten Omslagstelsel
- Pagina 71 -
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
124,000
21,922
24,545
129,848
467,112
66,931
(107,550)
(40,619)
124,000
17,526
24,545
(72,426)
197,204
2039
69,348
(307,845)
(238,497)
124,000
43,462
24,545
48,432
717,073
2028
30,362
24,545
28,769
495,881
66,703
(92,841)
(26,138)
124,000
12,818
24,545
(65,356)
131,848
2040
68,881
(295,600)
(226,719)
124,000
46,610
24,545
31,874
748,947
2029
2018
49,665
71,654
(284,600)
(163,281)
2017
55,526
71,664
(270,765)
(143,575)
32,232
24,545
43,975
539,856
66,471
(79,273)
(12,802)
124,000
8,570
24,545
(57,766)
74,082
2041
68,409
(283,290)
(214,881)
124,000
48,682
24,545
13,919
762,866
2030
2019
43,745
71,659
(298,711)
(183,307)
24,545
27,272
(250,075)
15,790
(237,662)
(36,753)
24,545
(13,063)
2008
265,865
2007
200,909
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie2%tot 2049)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
35,091
24,545
58,968
598,824
66,232
(66,900)
(668)
124,000
4,815
24,545
(38,456)
35,627
2042
68,325
(260,141)
(191,816)
124,000
49,586
24,545
(6,050)
756,816
2031
2020
37,782
71,521
(313,484)
(204,181)
24,545
59,627
(261,737)
7,809
2009
269,546
38,924
24,545
73,728
672,552
65,987
(55,728)
10,259
124,000
2,316
24,545
(18,855)
16,772
2043
68,210
(237,926)
(169,716)
124,000
49,193
24,545
(27,923)
728,893
2032
124,000
0
24,545
120,834
120,834
2021
31,763
71,440
(328,864)
(225,661)
2010
92,798
70,137
(190,646)
(27,711)
43,716
24,545
88,235
760,787
65,741
(45,767)
19,974
124,000
1,090
24,545
1,049
17,821
2044
68,071
(216,657)
(148,586)
124,000
47,378
24,545
(51,813)
677,080
2033
124,000
7,854
24,545
114,842
235,676
2022
25,746
71,335
(344,817)
(247,736)
2011
88,068
70,655
(200,280)
(41,557)
49,451
24,545
102,476
863,263
65,494
(37,015)
28,480
124,000
1,158
24,545
21,389
39,210
2045
67,913
(196,227)
(128,314)
124,000
44,010
24,545
(80,135)
596,946
2034
124,000
15,319
24,545
106,377
342,053
2023
19,324
71,104
(363,118)
(272,690)
2012
82,855
71,058
(211,400)
(57,487)
56,112
24,545
116,465
979,727
65,252
(29,444)
35,808
124,000
2,549
24,545
42,175
81,385
2046
67,736
(176,655)
(108,919)
124,000
38,801
24,545
(81,532)
515,413
2035
124,000
22,233
24,545
97,580
439,633
2024
13,081
70,878
(352,838)
(268,879)
2013
77,696
71,322
(222,216)
(73,198)
63,682
24,545
130,236
1,109,963
65,015
(23,006)
42,009
124,000
5,290
24,545
63,437
144,822
2047
67,550
(157,948)
(90,398)
124,000
33,502
24,545
(82,992)
432,421
2036
124,000
28,576
24,545
89,047
528,680
2025
6,521
70,543
(342,103)
(265,039)
2014
72,683
71,563
(232,320)
(88,075)
72,148
24,545
143,845
1,253,809
64,785
(17,632)
47,153
124,000
9,413
24,545
85,148
229,970
2048
67,357
(140,168)
(72,811)
124,000
28,107
24,545
(84,132)
348,290
2037
70,178
(330,962)
(260,784)
124,000
34,364
24,545
76,957
605,636
2026
2015
67,069
71,566
(244,588)
(105,952)
81,498
24,545
157,362
1,411,171
64,565
(13,245)
51,320
124,000
14,948
24,545
107,294
337,264
2049
67,149
(123,348)
(56,199)
124,000
22,639
24,545
(78,659)
269,630
2038
69,791
(319,634)
(249,843)
124,000
39,366
24,545
63,005
668,641
2027
2016
61,280
71,532
(257,719)
(124,907)
Tabellen Scenario's - Varianten Kapitaaldekkingstelsel
- Pagina 72 -
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
Uitkering AOV/AWW
SALDO BATEN - LASTEN
Dotatie Overheid
Rendement Saldo Dotatie
Rendement Schommelfonds
Jaarlijkse Saldo
Cumulatieve saldo
159,000
15,113
24,545
118,631
351,142
159,000
27,787
24,545
(97,162)
330,329
2039
0
66,931
(146,959)
(80,028)
69,348
(377,843)
(308,494)
22,824
24,545
(14,032)
337,110
159,000
21,471
24,545
(92,472)
237,856
2040
0
66,703
(128,104)
(61,401)
68,881
(366,369)
(297,489)
159,000
59,951
24,545
47,974
970,303
2029
2018
49,665
71,654
(316,842)
(195,522)
2017
55,526
71,664
(298,513)
(171,323)
159,000
55,546
24,545
67,769
922,329
2028
24,545
(13,063)
2007
200,909
0
(237,662)
(36,753)
24,545
(855)
Kapitaaldekking (Dotatie_30jaar_Indexatie3%tot 2049)
Bedragen x NAf. 1.000
2006
Premie AOV/AWW (49-64 jaar)
168,790
Premie Proportioneel Deel (15-44 jaar)
0
Uitkering AOV/AWW
(194,189)
SALDO BATEN - LASTEN
(25,400)
21,912
24,545
2,473
339,583
159,000
15,461
24,545
(87,140)
150,716
2041
0
66,471
(110,456)
(43,984)
68,409
(354,555)
(286,146)
159,000
63,070
24,545
26,207
996,510
2030
2019
43,745
71,659
(335,811)
(220,408)
24,545
24,821
2008
265,865
0
(252,526)
13,339
22,073
24,545
18,721
358,304
159,000
9,797
24,545
(67,108)
83,608
2042
0
66,232
(94,129)
(27,897)
68,325
(328,774)
(260,450)
159,000
64,773
24,545
1,746
998,256
2031
2020
37,782
71,521
(355,875)
(246,572)
24,545
52,018
2009
269,546
0
(266,894)
2,652
23,290
24,545
34,644
392,948
159,000
5,435
24,545
(46,456)
37,151
2043
0
65,987
(79,178)
(13,191)
68,210
(303,647)
(235,436)
159,000
64,887
24,545
(25,360)
972,895
2032
159,000
0
24,545
150,171
150,171
2021
31,763
71,440
(376,995)
(273,792)
2010
92,798
70,137
(196,308)
(33,374)
25,542
24,545
50,164
443,112
159,000
2,415
24,545
(25,182)
11,969
2044
0
65,741
(65,664)
77
68,071
(279,214)
(211,142)
159,000
63,238
24,545
(55,293)
917,602
2033
159,000
9,761
24,545
143,779
293,950
2022
25,746
71,335
(399,157)
(302,076)
2011
88,068
70,655
(208,251)
(49,528)
28,802
24,545
65,215
508,327
159,000
778
24,545
(3,128)
8,841
2045
0
65,494
(53,627)
11,867
67,913
(255,364)
(187,451)
159,000
59,644
24,545
(90,847)
826,756
2034
159,000
19,107
24,545
134,597
428,547
2023
19,324
71,104
(424,464)
(334,036)
2012
82,855
71,058
(221,968)
(68,055)
33,041
24,545
79,761
588,088
159,000
575
24,545
19,709
28,550
2046
0
65,252
(43,076)
22,175
67,736
(232,147)
(164,411)
159,000
53,739
24,545
(95,247)
731,508
2035
159,000
27,856
24,545
124,806
553,353
2024
13,081
70,878
(416,490)
(332,531)
2013
77,696
71,322
(235,612)
(86,594)
38,226
24,545
93,798
681,886
159,000
1,856
24,545
43,352
71,902
2047
0
65,015
(33,987)
31,027
67,550
(209,599)
(142,049)
159,000
47,548
24,545
(99,621)
631,887
2036
159,000
35,968
24,545
115,018
668,371
2025
6,521
70,543
(407,778)
(330,714)
2014
72,683
71,563
(248,740)
(104,495)
44,323
24,545
107,348
789,234
159,000
4,674
24,545
67,748
139,650
2048
0
64,785
(26,304)
38,481
67,357
(187,828)
(120,471)
159,000
41,073
24,545
(103,570)
528,317
2037
70,178
(398,366)
(328,188)
159,000
43,444
24,545
101,182
769,553
2026
2015
67,069
71,566
(264,443)
(125,807)
51,300
24,545
120,457
909,691
159,000
9,077
24,545
92,862
232,511
2049
0
64,565
(19,953)
44,612
67,149
(166,909)
(99,761)
159,000
34,341
24,545
(100,826)
427,491
2038
69,791
(388,503)
(318,712)
159,000
50,021
24,545
85,007
854,560
2027
2016
61,280
71,532
(281,371)
(148,559)
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Tabellen Scenario's - Varianten Kapitaaldekkingstelsel
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen
problematiek
In het verleden zijn diverse rapporten over het pensioen en de AOV problematiek gepubliceerd. Om
een overzicht te behouden van wat al gepubliceerd is hebben wij gemeend de belangrijkste
conclusies uit al deze rapporten samen te vatten.
Hierna volgen samenvattingen van de volgende rapporten:
•
Kosteneffectenonderzoek Sociale Zekerheid Nederlandse Antillen
Drs. Willem S.A. Da Costa Gomez; Curaçao,19 november 1996.
•
Op weg naar een pensioenbeleid voor de Nederlandse Antillen
Contourendocument Commissie Pensioenen; Curaçao, 26 november 1997.
•
Commissie Leefbaar Ouderdom
Curaçao, Juli 2004
•
Naar een integraal en duurzaam pensioenstelsel in Aruba
Commissie ingesteld door de “Gremionan Comercial den Coalicion" en de “Sindicatonan den
Union”; Aruba, 1 maart 2004.
•
Commissie versterking financiële positie pensioenfondsen
Landsbesluit nr. 41; Curaçao, 29 januari 2004
•
Een onderzoek naar de te nemen maatregelen ter sanering van de Algemene
Ouderdomsverzekering en naar de mogelijkheden ter verhoging daarvan
Curaçao, 24 januari 2005
- Pagina 73 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Kosteneffectenonderzoek Sociale Zekerheid Nederlandse Antillen
Drs. Willem S.A. Da Costa Gomez; Curaçao,19 november 1996.
Doel van het onderzoek:
“Het verschaffen van inzicht in de kostenaspecten van de genomen en voorgenomen regeringsmaatregelen ter verbetering van de sociale zekerheid op de Nederlandse Antillen voor de overheid,
de werkgevers en de werknemers.”
In het bijzonder gaat het om het bepalen van:
•
•
•
De totale premiedruk voor zowel de werknemer, werkgever als de lokale overheden;
De premiedruk voor de werknemer, werkgever en de overheden over een aantal jaren m.n.
1996 tot en met 2000;
De premiedruk voor de verschillende inkomensklassen teneinde de kosteneffecten voor de
inkomenscategorieën te meten”.
Genomen en voorgenomen maatregelen:
1. ZV gezinsleden: introductie in maart 1996 van het meeverzekeren van gezinsleden van de
werknemers die bij de SVB verzekerd zijn met een gelijkelijk verdeling van de totale premie
van 4,2% over de overheden en werknemers in afwachting van de invoering van de AZV.
2. AVBZ: invoeren van de AVBZ per 1 januari 1997 onder gelijktijdige overheveling van de
bestaande PP kosten naar de private sector.
3. ZV/OV bus en taxichauffeurs: bus en taxichauffeurs en hun gezinnen te kunnen verzekeren
bij de SVB.
4. AZV: het voornemen om de AZV te introduceren.
5. AOV: aanpassing van de landsverordeningen AOV en AWW om de positie van de gehuwde
vrouw conform de internationale verdragen te regelen alsmede aanpassing van het
premiepercentage en de loongrens.
6. AWW: verzelfstandiging van de gehuwde vrouw en uitbreiding om weduwnaren en onwettige
kinderen te verzekeren conform internationale verdragen.
7. AAP: planning van de introductie van een aanvullende pensioenverzekering voor alle
werkenden in de private sector.
Conclusies:
1. Er zijn drie scenario’s ontwikkeld: het historische, het maatregelen en het meer maatregelen
scenario. Reële economische groei geeft een afnemende trend te zien van 3,6% in 1992 tot
1,3% in 1995. Genomen maatregelen: verhoging benzineprijzen, verhoging van water en
elektra prijzen, invoering van afvalstoffenbelasting, ABB, verhoging van diverse kosten voor
overheidsdiensten bijv. Leges, zegelbelasting, airporttax, versneld innen van achterstallige
belastinggelden, invoering van het selfasessment systeem voor de winstbelastingen,
verlaging van invoerrechten per 01 januari 1997 met 3%, uitbreiding van de AWW voor
weduwnaren en onwettige kinderen, verhoging van de AON en ZV premies en de loongrens,
meeverzekeren van gezinsleden bij de SVB, Voornemen tot invoering van een AZV en een
AVBZ, ziektekosten en ongevallenverzekering voor bus en taxichauffeurs en een aanvullende
Pensioenregeling (AAP).
2. Combinatie van kostenverhogende maatregelen en de onttrekking van additionele
geldmiddelen uit de economische kringloop ten behoeve van de vernieuwing van het sociale
zekerheidsstelsel heeft geleid tot een proces van economische stagnatie (record aantal
ontslagen, stijging van de totale kosten van de ZV-fonds, stijging van de AOV uitkeringen en
uitgaven van het AWW fonds).
3. De dalende inkomsten en de stijgende uitgaven van de sociale fondsen leiden tot een
verkleining van het maatschappelijk draagvlak van deze fondsen. Financiering van de sociale
- Pagina 74 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
verzekeringen moeten door steeds minder werkenden worden opgebracht m.a.g. mogelijke
tekorten en onvermijdelijke premietoenames.
4. De genomen en voorgenomen regeringsmaatregelen t.a.v. het sociale zekerheidsstelsel
zullen leiden tot duurdere arbeidsplaatsen en hogere kosten voor het bedrijfsleven.
5. De door de regering genoemde reeks van maatregelen om overheidsinkomsten te verhogen
en om bepaalde kosten over te hevelen naar de private sector heeft een economische
recessie op gang gebracht door de daling in de collectieve binnenlandse vraag en publieke
bestedingen.
6. Een verdere economische stagnatie lijkt onafwendbaar vanwege het directe effect van de
maatregelen. Een krachtig economisch beleid gericht op internationalisering van de economie
en het aantrekken van buitenlandse investeringen is de enige uitweg.
7. De maatregelen betreffende het sociale zekerheidsstelsel zullen de werknemer in de private
sector met een inkomen beneden de loongrens zwaarder treffen dan werknemers die meer
dan de loongrens verdienen met een gemiddelde stijging van 9,43%.
8. Gegeven het bestedingspatroon waarbij ruim 80% aan basisbehoeften wordt uitgegeven,
wordt door de totale maatregelen een zware druk op de werkende en individuele huishoudens
gezet.
- Pagina 75 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Op weg naar een pensioenbeleid voor de Nederlandse Antillen
Contourendocument Commissie Pensioenen; Curaçao, 26 november 1997.
Dit rapport is het meest volledige rapport dat in de afgelopen 20 jaar gepubliceerd is over de algehele
pensioenproblematiek. Om die reden wordt in de samenvatting uitvoerig aandacht besteed aan de
meest belangrijke aanbevelingen.
Taakstelling commissie:
“De regering te adviseren over de uitgangspunten van het pensioenbeleid op de Nederlandse
Antillen. Dat houdt in zowel de AOV, een aanvullende pensioenvoorziening, de cessantiaregeling
evenals mogelijk andere aanvullende regelingen een pensioenvoorziening betreffende met in
beschouwing van de gevolgen daarvan op macro- en micro economisch niveau en de uitwerking van
een wettelijk kader”.
Conclusies:
1. Uit onderzoek is gebleken dat 2/3 deel van de actieve beroepsbevolking geen adequate
aanvullende pensioenregeling heeft naast de AOV.
2. Met het pensioenbeleid wordt beoogd zodanige maatregelen te treffen dat het grootste deel
van de doelgroep (totale werkende bevolking van de Nederlandse Antillen die een inkomen
geniet) op zo kort mogelijke termijn een aanvaardbare aanvullende pensioenregeling heeft.
3. Uitgangspunt is de verzorgingsgedachte, ingezetenen dienen op het moment waarop zij met
pensioen gaan in staat te zijn een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan te leiden. Streven
is erop gericht de bereikte levensstandaard zoveel mogelijk te handhaven.
4. Gezien het feit dat de AOV een op solidariteit gebaseerde financieringsvorm heeft
(omslagstelsel zij die een inkomen genieten dragen de lasten) wordt deze mogelijkheid door
de commissie niet haalbaar geacht vanwege de vergrijzing en doordat men in het algemeen
een hogere leeftijd bereikt waardoor de AOV op termijn onbetaalbaar wordt.
5. Voor het bereiken van de doelstelling zijn er twee opties:
•
•
Verplichte toezegging, instelling van een wet die elke werkgever verplicht een
pensioentoezegging te doen voor de werknemers, de werknemers zijn verplicht die te
aanvaarden en de pensioentoezegging dient te voldoen aan minimale voorwaarden;
Geen verplichting tot het doen van een pensioentoezegging waardoor de blinde
vlekken op pensioengebied op lange termijn bereikt worden en de vrijheid tot het
doen van een pensioentoezegging wordt onverlet overgelaten aan de partijen
(werkgever en werknemer) echter indien een pensioentoezegging wordt gedaan moet
dit aan een aantal minimale voorwaarden voldoen.
6. De pensioentoezegging dient rekeninghoudend met de solidariteitsgedachte in beide opties
moeten bestaan uit zowel een ouderdoms-, nabestaanden en wezenpensioen alsmede een
verzekering van een premievrije pensioenopbouw bij optredende invaliditeit.
7. Lasten: De lasten moeten opgebracht kunnen worden door de werkgevers en de werknemers
en voldoen aan de minimale wettelijke normen.
8. Ondersteuning: Het stelsel moet gepaard gaan met maatschappelijke overreding en
voorlichting ondersteund door de nodige beleidsinstrumenten. Indien op termijn het beoogde
resultaat nog niet bereikt is, de Minister kan besluiten tot een vorm van (gedeeltelijke)
verplichtstelling.
9. Het kapitaaldekkingssysteem: (financiering geschiedt gedurende de periode dat pensioen
wordt opgebouwd namelijk de actieve periode) biedt de beste financiële garanties voor wat
- Pagina 76 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
betreft de continuïteit van het vastbedragensysteem, beschikbare premieregeling of
opbouwsysteem waardoor de premielasten te overzien zijn.
10. Maximum pensioen: Het maximaal op te bouwen pensioen is 70% van het inkomen
gedurende de laatste jaren van de arbeidzame periode (eindloonsysteem).
11. Fiscale voorzieningen: Uitbreiding van de bestaande fiscale voorzieningen zodat ook
zelfstandigen en vrije beroepsbeoefenaren die geen dienstverband hebben de mogelijkheid te
bieden een aanvaardbaar pensioen op te bouwen. Uitgangspunt hierbij is dat iedereen
maximaal 70% van het laatst genoten arbeidsinkomen aan pensioen kan opbouwen.
12. Uitvoeringsorganisaties: Alle op te bouwen pensioenen dienen verplicht bij of een
pensioenfonds of verzekeraar ondergebracht te worden die onder toezicht staan van de
Centrale Bank.
13. Aanpassen AOV: De voorkeur wordt gegeven om de hoogte van de AOV ongewijzigd te laten
vanwege de huidige financieringsvorm en het feit dat de AOV steeds moeilijker op te brengen
zal zijn vanwege het omslagstelsel en de vergrijzing.
14. Financieringsysteem: Het uiteindelijk te kiezen pensioensysteem en het doel van de
pensioentoezegging bepalen welk financieringssysteem het beste daarbij past. De wijze van
financiering heeft ook grote invloed op de wijze waarop de uitvoering van de pensioenregeling
zal plaatsvinden. Een omslagsysteem vraagt om een verplichte invoering van een
basispensioenregeling die te beschouwen is als een volksverzekering. De verzorgingsgedachte staat daarbij voorop. Uitvoering vindt plaats door een uitvoeringsorgaan. Een
kapitaaldekkingssysteem echter is veel meer geënt op individuele en bedrijfscontracten,
waarbij specifieke omstandigheden in het oog worden gehouden. Uitvoering kan plaatsvinden
in concurrentie door meer verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Veelal staat de
beleningsgedachte meer voorop “pensioen is immers uitgesteld loon”, waarvan de hoogte
wordt bepaald door de geleverde prestatie.
15. Financiële haalbaarheid: de oplossing voor de bestaande pensioenproblematiek, moet in
ieder geval betaalbaar zijn. Rekening dient te worden gehouden met de bestaande algemene
economische situatie en het financiële draagvlak per economische sector. Gestart zou
kunnen worden met een minimale regeling en deze geleidelijk aan uitbouwen tot een
volwaardige pensioenregeling.
16. Verplichtstelling: het onderzoek heeft uitgewezen dat de sociale partners “nog niet op de
juiste wijze” de maatschappelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het onderhavige
vraagstuk hebben opgepakt. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat de discussie met betrekking
tot de wenselijkheid van een dergelijke voorziening een gepasseerd station is. Het is zaak dat
nu aan de invulling van een voorziening welke tegemoet komt aan deze wenselijkheid
gestalte wordt gegeven. Hierbij dient de individuele verantwoordelijkheid van elke burger om,
al dan niet in een collectief verband, in een oudedagsvoorziening te voorzien voorop te staan.
17. Pensioenwet/kaderwet: indien de voorziening dwingend wordt voorgeschreven (pensioenwet)
dienen naar de wetgevingstheorieën ook de normen te worden aangegeven waaraan de
voorziening minimaal moet voldoen.
18. Uitvoeringsorganisaties: de sociale partners benadrukken dat hoewel zij van oordeel zijn dat
de overheid in deze regelend en richtinggevend moet optreden, zij verder de bemoeienis van
de overheid tot een minimum willen beperken. De overheid bepaalt in overleg met de sociale
partners het pensioenbeleid. Dit moet zo min mogelijk leiden tot verstoring van hetgeen reeds
is opgebouwd. Doelmatigheid en efficiëntie dienen bij de uitvoering voorop te staan.
19. Hoogte van het pensioen: uit de hearings is gebleken dat men opteert voor een zo optimaal
mogelijke pensioen. De overheid zou enkel het maatschappelijk gewenst minimum niveau
moeten aangeven. Tijdens de hearings is naar voren gekomen dat een pensioen welke gelijk
is aan 70% bruto salaris het besteedbaar inkomen niet in stand houdt.
- Pagina 77 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
20. Franchise: het inbouwen van de AOV in de pensioenregelingen (franchise) betekent de facto
een beperking in de hoogte van de op te bouwen pensioenrechten. Bovendien leidt het
inbouwen van de AOV vanwege de vergrijzing van de bevolking en daardoor versmalling van
het financieel draagvlak, op termijn tot complicaties voor wat betreft de beheersbaarheid van
de uitkeringskosten.
21. AOV: nadere bezinning is gewenst met betrekking tot de plaats van de AOV in ons sociaal
stelsel evenals de wijze waarop de financiering plaatsvindt. De commissie acht het niet
opportuun middels het optrekken van de AOV de pensioenproblematiek “op te lossen”. Dit
zijn schijnoplossingen gebleken welke de gehele problematiek slechts naar de toekomst doet
opschuiven. De commissie is van oordeel dat op korte termijn herijking van de AOV in ons
sociaal stelsel dient plaats te vinden. Geheel in lijn hiermee ligt het dan ook voor de hand de
financiering tot het “bestaansminimum” te doen plaatsvinden uit de algemene middelen echter
met fondsvorming. Geleidelijk aan zou de AOV dan in zijn huidige vorm kunnen worden
afgebouwd. De financiële ruimte welke vervolgens beschikbaar komt kan worden gebruikt om
de “zelfstandige franchise” in de pensioenregelingen af te bouwen en de regelingen verder te
verbeteren.
22. Pensioenregelingen: een keuze dient te worden gemaakt tussen de belonings- en/of de
verzorgingsgedachte. De overheid dient zich zo min mogelijk bezig te houden met de inhoud
van de pensioenregelingen. De invulling dient in principe overgelaten te worden aan de
sociale partners.
23. Financiering: de toenemende vergrijzing leidt tot een smaller financieel draagvlak. Om die
reden al wordt de voorkeur gegeven aan een wijze van financiering waarbij de opgebouwde
rechten, ter veiligstelling, worden afgefinancierd. Het kapitaaldekkingssysteem biedt in
tegenstelling tot het omslagstelsel betere waarborgen voor wat betreft de continuïteit van de
voorziening.
24. Transparantie: Teneinde gerechtvaardigde keuzes mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat
de doorzichtigheid van de pensioenmarkt wordt vergroot. Hierbij wordt gedacht aan het
periodiek publiceren van bepaalde kerngegevens van de individuele uitvoeringsorganisaties
aangevuld met voorschriften ten aanzien van de tariefsstructuren. Binnen de
pensioenregeling dient de mogelijkheid te worden opgenomen dat de individuele deelnemer
zoveel mogelijk naar eigen inzicht een pensioen kan opbouwen. Aan flexibilisering en
individualisering van de pensioenregeling zal daarom voldoende aandacht besteed moeten
worden.
25. Pensioensysteem: Het beschikbare premiesysteem evenals het opbouwsysteem en het vast
bedragensysteem komen het meest tegemoet aan de huidige financieel economische
omstandigheden.
26. Solidariteit: Op grond van de verzorgingsgedachte acht de commissie in de volgende
gevallen solidariteit gewenst:
•
•
Kortleven (nabestaandenpensioen)
Premievrij pensioen bij arbeidsongeschiktheid.
De commissie wijst de omgekeerde solidariteit, dat wil zeggen de solidariteit tussen minder
draagkrachtigen met de beter betaalden af.
27. Afkoop en overdraagbaarheid van pensioenrechten: afkoop van pensioenrechten is niet
toegestaan. Individuele pensioenrechten dienen evenwel overdraagbaar te zijn. Op die
manier kan de pensioenbeuk problematiek worden teruggebracht.
28. Indexering: de pensioenregeling garandeert in ieder geval de waardevastheid van de
opgebouwde rechten en de reeds ingegane pensioenen indien en voorzover de middelen het
toelaten.
- Pagina 78 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
29. Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen dienen ook gelijk te worden behandeld bijvoorbeeld pro
rato pensioenrechten voor deeltijdwerkers, gelijke behandeling mannen, vrouwen, slapers,
gepensioneerden, gehuwden en ongehuwden.
30. Echtscheiding: de verdeling van de pensioenrechten bij echtscheiding dient te worden
geregeld voorzover partijen hier niet zelf in hebben voorzien. De partner voormalig
echtgenoot of echtgenote krijgt in principe de tot het moment van echtscheiding te
zijnen/harer behoeve opgebouwde pensioenrechten mee.
31. Uitvoeringsorganisaties: uitgangspunt van de commissie is dat het vrije marktmechanisme het
pensioengebeuren ordent immer leidt dit tot optimale pensioendiensten tegen aanvaardbare
prijzen en beheersbaarheid van de pensioenkosten. Een ieder die wil toetreden tot de markt
krijgt gelijke kansen en mogelijkheden.
32. Marktmechanisme: Bepalend voor het vrije marktmechanisme is de vrije keuze op
bedrijfsniveau. Daarom zullen de individuele uitvoerders verplicht worden bepaalde
kerngegevens met betrekking tot de vermogenspositie en de performance toegankelijk te
maken voor het publiek.
33. Solvabiliteit: de uitvoerders van deze regelingen mogen zich niet schuldig maken aan
praktijken welke de solvabiliteit van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen in
gevaar zouden kunnen brengen en daarmee ook de door de deelnemers opgebouwde
pensioenrechten. Regels dienen te worden gegeven ten aanzien van bepaalde componenten
van de tariefsstructuur (sterftetafels en rekenrente), de vermogenspositie (solvabiliteitseisen)
en de wijze van spreiding van de beleggingen.
34. Toezicht: het toezicht kan om praktische redenen worden opgedragen aan de Bank van de
Nederlandse Antillen. Binnen regeringskringen dient alsnog een fundamentele discussie
plaats te vinden met betrekking tot een evenwichtige spreiding van verantwoordelijkheden.
De kosten van het toezicht zullen onder de onder toezicht staande instellingen worden
omgeslagen.
35. Rechtsgang: zij die menen door beslissingen, genomen in het kader van de in het leven te
roepen wetgeving, in hun belangen te zijn geschaad, moeten hiertegen in rechte kunnen
opkomen.
- Pagina 79 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Commissie Leefbaar Ouderdom
Curaçao, Juli 2004
Doel van het onderzoek:
De Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling heeft na kennisneming van de
verslaglegging van de delegatie die heeft deelgenomen aan de tweede wereld assemblee een
commissie leefbaar ouderdom ingesteld die verschillende onderwerpen heeft behandeld en uitgediept
waaronder bestaansminimum, huisvesting, herstructurering van het pensioenstelsel (AOV) en de
zorgverzekering.
De hoofdtaken van de commissie waren:
Het bespreken van en aandragen van concrete voorstellen met betrekking tot onder andere de
onderwerpen: solidariteit met ouderen onder het bestaansminimum, herstructurering van het
pensioenstelsel, herstructurering zorgverzekeringen, het toetsen van de voorstellen aan een bredere
groep in de gemeenschap, het aanleveren aan de Minister van een finaal voorstel betreffende de
aanpak van de leefbaarheid van de ouderdom in de samenleving.
Samenvatting en aanbevelingen:
1. Solidariteit met ouderen onder het bestaansminimum: Elke samenleving behoort te zijn
gebaseerd op een hoge graad van solidariteit van burgers tegen elkaar. Mensen zijn in eerste
instantie zelf verantwoordelijk voor hun materiële bestaan. Er dient een verantwoord
evenwicht te bestaan tussen solidariteit en primaire eigen verantwoordelijkheid. De
commissie wijst op artikelen 392 en 398 van het BW van de NA waarin de verplichting van
kinderen om zorg te dragen voor hun behoeftige ouders is opgenomen. Het CBS in
samenwerking met de UNA te verzoeken rationeel verantwoorde onderzoeken en
berekeningen van het bestaansminimum te laten verrichten. Voorshands kan in ieder geval
70% van het minimumloon als bestaans-minimum worden aangemerkt.
2. Herstructurering pensioenstelsel, de commissie adviseert met klem:
•
•
•
•
•
•
een beslissing te nemen over de vraag welke keuze (kapitaaldekking of omslagstelsel)
dient te worden gemaakt;
haast te maken met het invoeren van een verplichte aanvullende pensioenverzekering
voor werknemers in de particuliere sector als aanvulling op het AOV pensioen;
geleidelijke verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 60 naar 62 jaar met
inachtneming van een overgangsperiode van 10 jaar;
verplichting tot doorbetaling van de AOV premie danwel een gedeelte daarvan te
introduceren indien na pensionering wordt doorgewerkt;
pensioengerechtigden die meer inkomen hebben dan alleen AOV, over dat meerdere (tot
de huidige premieloongrens) premie te laten betalen;
de in het rapport genoemde actiepunten uit te voeren ter verhoging van de inkomsten van
het AOV fonds t.w. stringente controle op premiebetaling door premieplichtigen,
afschaffing van de ontheffingsmogelijkheid voor expatriates, extra fondsvorming door
invoering van een 10% omzetbelasting op casino’s, structurele controle op de terechtheid
van de AOV uitkeringen.
3. Invoering van een AZV:
•
•
•
•
•
het basispakket waarover al consensus was bereikt als basis te gebruiken;
vaststelling van dit pakket middels landsverordening;
een Raad voor de Volksgezondheid in te stellen;
uitvoering in handen van bestaande zorgverzekeraars met verplichting tot verzekering
volgens het basispakket en acceptatieplicht;
premie nominaal voor elke burger of inkomensafhankelijk
- Pagina 80 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
Naar een integraal en duurzaam pensioenstelsel in Aruba
Commissie ingesteld door de “Gremionan Comercial den Coalicion" en de “Sindicatonan den
Union”; Aruba, 1 maart 2004.
Doel van het onderzoek:
Als uitvloeisel van het protocol AOV/AWW getekend op 12 december 2003 tussen de regering,
Gremionan Comercial den Coalicion, Sindicatonan den Union en Sociale Verzekeringsbank is een
commissie in gesteld teneinde de door de regering voorgestelde wijzigingen van de
Landsverordening AOV te bestuderen en aanbevelingen terzake te doen.
Conclusies en aanbevelingen:
1. Financiering van de AOV/AWW geschiedt op basis van omslag. Grootste risico hierbij is de
stijging van de volumeratio (demografische afhankelijkheidsratio of verhouding pensioengerechtigden en premiebetalers). Bevolkingsprognoses laten zien dat het vergijzingsproces in
Aruba sterk zal oplopen. De grijze druk zal vergaande gevolgen hebben voor de financiering
van de sociale zekerheid.
2. De participatiegraad van werknemers in een aanvullende regeling bedraagt slechts 23%.
Meeste aanvullende pensioenregelingen houden op directe wijze rekening met de AOV
uitkering via franchisebepalingen waardoor een aanvullende pensioenregeling geen incentive
vormt voor met name werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt (inkomens tussen
minimumloon Afl.14.400, - en Afl.20.790, - (dit zijn ruim 20% van de totale werknemers).
3. De kloof tussen bruto loonkosten en het nettoloon (de zogenaamde “wig”) is sterk gestegen
als gevolg van de uitbreiding van het sociale zekerheidsstelsel. De gemiddelde wig is sinds
1996 gestegen van circa 23% naar circa 32% in 2001 als gevolg van verhoging van
AOV/AWW premies en invoering AZV.
4. Premieplichtig inkomen individualiseren.
5. Afstappen van de geldende indexeringsvoorschriften en koppelen van het
aanpassingsmechanisme aan het netto-minimumloon.
6. Verzelfstandiging van de AOV uitkeringen naar een geïndividualiseerde wordt afgeraden.
7. Invoeren van een pijlerstelsel in overeenstemming met het model van de Wereldbank.
8. Herstructurering van de AOV:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
uitbreiding groep premieplichtigen met de groep die nu daarvoor zijn vrijgesteld;
koppeling van de premie aan de per gezin te betalen maximale premie los te laten en
de premie te heffen op individuele basis;
zuiver inkomen als heffingsbasis te handhaven en inkomensgrens te handhaven op
het huidige niveau;
premieplicht handhaven boven de AOV leeftijd;
verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd in etappes uit te voeren naar eerst 62
daarna 65 jaar;
wijziging van de aanpassingssystematiek (AOV netto dezelfde aanpassing te laten
ondergaan als het netto minimumloon);
individualisering doorvoeren naar Nederlands model waarbij iedere partner recht
heeft op 50% van het gehuwd AOV recht;
een vermogensbuffer of schommelfonds creëren van minstens een jaar AOV
uitkeringen;
opschonen van het bestand van het bevolkingsbureau ten opzichte van het bestand
van het CBS;
effectievere controle van correcte premie afdracht door de belastingdienst met
strengere sancties;
- Pagina 81 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
9. Geen algemene pensioentoezeggingsplicht in de tweede pijler invoeren maar een verplichte
pensioenregeling voor werknemers invoeren op basis van een beschikbaar premiesysteem.
10. Flexibilisering en individualisering van de fiscale pensioenfaciliteiten ten behoeve van de 2de
en 3de pijler.
11. Ontkoppeling van de AOV en pensioenen in de tweede pijler middels invoering van een
franchise op het niveau van het minimumloon.
12. Invoeren van een kaderwet ter vervanging van de LOP.
13. Modernisering van de regeling van de doorbetaling van het loon bij ziekte en ongevallen door
een eigen risico voor werkgevers in te voeren.
14. Heffingsbasis AZV volgens de oude systematiek te doen.
15. Herziening cessantiaverordening teneinde het oneigenlijke pensioenkarakter uit deze regeling
te elimineren.
16. Gegeven huidige premies en verwachte ontwikkelingen en rekeninghoudend met de
voorstellen blijft in principe 3% over voor aanwending in de tweede pijler (budgetneutraal).
17. Werkgevers en werknemers adviseren om gedurende 3 jaar uit de beschikbare loonruimte
de
de
1% per jaar te bestemmen voor de opbouw van de 2 pijler waardoor vanaf het 3 jaar in
totaal 6% beschikbaar is hiervoor.
- Pagina 82 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
Commissie versterking financiële positie pensioenfondsen
Landsbesluit nr. 41; Curaçao, 29 januari 2004
Probleemstelling:
“Hoe kan de financiële positie van het APNA en het AOV fonds duurzaam veilig gesteld worden,
waarbij tevens de pensioenlasten voor de overheden beheersbaar blijven en waarbij de pensioenregelingen aanvaardbaar blijven? Dit op een zodanige wijze dat de minderopbrengsten als gevolg van
het verlies door het land van de rechtszaak met de Vereniging van Dienstleiding worden
gecompenseerd”. Beoogde besparing door de inbouw van de franchise voor oude deelgenoten
bedroeg in totaal 106,1 miljoen. Deze besparingen worden niet meer gerealiseerd.
Conclusies en aanbevelingen:
De commissie is van oordeel dat het AOV fonds niet met een enkele maatregel gezond kan worden
gemaakt en gehouden. Bovendien is de commissie van oordeel dat niet alleen de solvabiliteitsvoorwaarden van het huidige stelsel moeten worden gecreëerd maar ook dat de nodige voorwaarden
moeten worden geschapen om het stelsel te verbeteren. Met dit laatste wordt bedoeld dat voor zover
mogelijk de uitkering moet worden verhoogd opdat de levenscondities van de ouderen in de
Nederlandse Antillen worden verbeterd.
Ten aanzien van AOV:
•
•
•
•
Verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar met een zo kort mogelijke overgangsperiode;
Verhoging van de maandelijkse premieloongrens naar ANG.5000, -;
Verhoging van de premie met 1% met ingang van 1 juli 2005;
Introductie van een additionele schijf met een premie van 1%, welke dan gelijk met de
verhoging van de premie van 10% naar 11% ook gelijk wordt gesteld op 1,5%.
Beleidsvarianten als beste alternatieven:
1. Omzetting van de bestaande eindloonregeling in een middelloonregeling met voorwaardelijke
indexatie (variant C-voorwaardelijk), wat van toepassing is op het APNA;
2. Verhoging van de pensioenleeftijd (AOV maatregel 4) met een zo kort mogelijke
overgangsperiode, wat van toepassing is op het APNA en het AOV fonds;
3. Verhoging van de maandelijkse premieloongrens met 1% procentpunt met ingang van 1 juli
2005 wat van toepassing is op het AOV fonds;
4. Introductie van een additionele schijf voor de heffing van een premie van 1%, welke dan gelijk
met de verhoging van de premie van 10% naar 11%, ook gelijk wordt vastgesteld op 1,5%
wat van toepassing is op het AOV fonds.
In dit rapport worden een aantal beleidsaanbevelingen gedaan. Echter, fundamentele discussies over
het pensioenstelsel, de duurzaamheid (gezien vergrijzingsproblematiek) en de financierbaarheid van
het AOV fonds (omslag) noch de wijze waarop de participatiegraad van de werkende bevolking voor
een aanvullend pensioen kan worden verhoogd werden niet besproken in het rapport.
- Pagina 83 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Een onderzoek naar de te nemen maatregelen ter sanering van de Algemene
Ouderdomsverzekering en naar de mogelijkheden ter verhoging daarvan
Curaçao, 24 januari 2005
Het verzoek van de Statenleden aan de commissie luidde:
Er dient een onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden ter verhoging van het AOV
pensioen met ANG.100, - per maand. Daarbij dient een evenredige verhoging van de AWW
uitkeringen in de berekeningen meegenomen te worden.
Een oplossing ter financiering dient in de volgende te nemen maatregelen gezocht te worden:
•
•
•
verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd
verhoging van het premiepercentage
verhoging van de premieloongrens.
Uitgangspunten van de commissie in haar aanbevelingen terzake de haar opgedragen taak waren dat
het AOV/AWW stelsel dient te voldoen aan eisen van rechtvaardigheid, doelmatigheid en
houdbaarheid. Met andere woorden, de pensioenuitkering moet sociaal aanvaardbaar zijn, de premieinkomsten en pensioenuitgaven dienen zodanig te zijn dat het fonds zichzelf kan financieren en het
fonds moet duurzaam zijn.
Het doel van het onderzoek is door de vraagstelling al begrensd. Bovendien gaat het uit van het
huidige AOV / AWW stelsel, noch de houdbaarheid van dit stelsel noch de structurele problematiek
rondom het pensioenstelsel en de participatiegraad worden aangepakt.
Bevindingen en conclusie:
1. De Nederlandse Antillen hebben naast de wereldwijde vergrijzingsproblematiek ook te
kampen met ontgroening. Het resultaat hiervan, bij ongewijzigd beleid, is een AOV regeling
die zeer kostbaar en moeilijk te financieren is danwel grote tekorten tot gevolg heeft die door
de Overheid dienen te worden aangevuld. Het AOV pensioen wordt algemeen als te laag
ervaren.
2. Projecties aan de hand van een combinatie van te nemen maatregelen zoals een verhoging
van de pensioengerechtigde leeftijd tot 65 jaar, een verhoging van het premiepercentage tot
13 à 14%, de introductie van een additionele schijf en het loslaten van de premieloongrens,
geven aan dat een verhoogde pensioenuitkering van ANG.654, - slechts voor een heel korte
periode te financieren zal zijn.
3. Om de duurzaamheid van het AOV fonds te waarborgen dient de grondslag waarover de
premie wordt geheven te worden vergroot. Een macro economische studie zal moeten
uitmaken in hoeverre de hiermee verbonden last door de gemeenschap gedragen kan
worden.
Aanbevelingen:
1. Een macro economisch onderzoek op korte termijn laten uitvoeren naar de effecten van de
aangedragen maatregelen op o.a. de economische groei, het investerings-klimaat en de
werkgelegenheid.
2. Voorts dient er meer zekerheid te komen ten aanzien van de betrouwbaarheid en volledigheid
van de data en veronderstellingen ter bepaling van een duurzame AOV pensioenregeling. Dit
onderzoek dient op reguliere basis plaats te vinden gericht op ontwikkelingen zoals
demografische ontwikkelingen (vergrijzingsproblematiek, migratie), effect van terrorisme
elders en economische ontwikkeling van belangrijke handelspartners.
3. Sanering en bekostiging van het AOV pensioen betekent noodgedwongen een
lastenverzwaring. Onderzocht moet worden in hoeverre de voor 2006 doorgevoerde
belastingverlaging teniet wordt gedaan door deze lastenverzwaring. De belastingverlaging
- Pagina 84 -
Bijlage 1: Samenvatting aanbevelingen rapporten aangaande het pensioen problematiek
was bedoeld om meer bestedingsruimte te creëren en de economie te stimuleren. Het is
ongewenst om dit teniet te doen.
4. Eén van de belangrijkste voorwaarden voor de verbreding van de grondslag is het
zorgdragen voor werkgelegenheid middels economische groei. Een sterk overheidsbeleid
dient te worden ontwikkeld ter stimulering van economische groei. Het moet een meerjarige
en integrale structuur hebben. Een economische groei van 1 – 3% moet worden nagestreefd.
5. Invoeren premieplicht voor AOV gepensioneerden met een inkomen boven het
minimumloonbedrag voor een 40- urige werkweek.
6. De heffingsgrondslag voor de AOV pensioenregeling te wijzigen in het bruto-inkomen voor de
AOV pensioenregeling in plaats van het zuiver inkomen.
7. In overweging wordt gegeven om het overheidsbeleid inzake de loonindexatie (aftopping van
de indexering) te volgen.
8. De overheid dient een actieve rol te spelen in het stimuleren van de inburgering van
individuele en ondernemingspensioenregelingen.
9. Pensioenregelingen moeten als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden verder gestimuleerd
worden. In dat kader zal de overheid een leidende rol kunnen nemen in het verder verdiepen
van het tripartiet overleg tussen overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties.
10. Nodige aanpassingen in de fiscale wetgeving kunnen het aansporen van voornamelijk de
derde pijler faciliteren.
11. De commissie is van mening dat een toekomstige aanpassing van de hoogte van het AOV
pensioen gekoppeld moet worden aan een maximumgrens, zijnde met minimum-loon
uitgaande van 70% van het minimumloon welke circa ANG 700, - bedraagt.
12. De AOV pensioenregeling moet gezien worden als een onderdeel van een integraal
ouderenbeleid. Dit ouderenbeleid dient betrekking te hebben op:
•
•
•
huisvestingsbeleid voor ouderen;
stelsel van ziektekostenverzekering;
minimum bestaansinkomen.
13. Vanwege het benodigde draagvlak is het nodig dat er een duidelijk regeringsbeleid met
betrekking tot pensioenen in het algemeen en het ondernemingspensioen in het bijzonder
komt. In dit verband acht de commissie het nodig dat ook de pensioen-regeling voor politieke
gezagsdragers nader wordt bezien en naar de realiteit van onze samenleving worden
aangepast. Het voorstel dat door de Staten is gelanceerd om de pensioenregeling nog
aantrekkelijker te maken helpt niet bij het creëren van dit draagvlak. De pensioenregeling
voor politieke gezagsdragers moet stroken met wat maatschappelijk aanvaardbaar is.
- Pagina 85 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”)
Artikel 1:
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In dit reglement wordt verstaan onder:
Werkgever:
Diverse.
Werknemer:
een persoon in dienst van de werkgever.
Deelnemer:
een werknemer, die volgens de bepalingen van artikel 2 van dit
reglement aan de in dit reglement vastgestelde pensioenregeling
deelneemt.
Gewezen deelnemer:
de deelnemer waarbij het dienstverband met de werkgever is
geëindigd anders dan tijdens arbeidsongeschiktheid en die nog niet
de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Kinderen:
eigen wettige, wettig erkende of gewettigde kinderen beneden de
leeftijd van 21 jaar. Voor kinderen die volledig dagonderwijs volgen
en voor invalide kinderen wordt de leeftijdsgrens van 21 jaar
verhoogd tot maximaal 27 jaar voor zover zij daartoe (jaarlijks) een
schriftelijke verklaring van het onderwijsinstituut kunnen overleggen.
Partner:
de persoon die gehuwd is met de (gewezen) deelnemer of de
ongehuwde persoon die met een ongehuwde (gewezen) deelnemer
een duurzaamgemeenschappelijke huishouding voert alsware het
een huwelijk. Onder duurzaam gemeenschappelijke huishouding
wordt verstaan een huishouding gevoerd door de deelnemer of
gewezen deelnemer en een partner, niet zijnde een bloed- of
aanverwant in rechte lijn. Het voeren van een duurzaam
gemeenschappelijke huishouding wordt als voldoende aangetoond
beschouwd, indien:
-
er een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst met
rechtsgeldigheid van tenminste 2 jaar overgelegd kan worden;
als de (gewezen) deelnemer en partner als zodanig bij de
pensioenuitvoerder ingeschreven staan;
de deelnemer en partner op hetzelfde adres bij de Burgelijke
Stand en Bevolkingsregister staan ingeschreven.
Pensioendatum:
de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de
deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van zestig (60) jaar
heeft bereikt.
Pensioenuitvoerder:
de instantie die de pensioenregeling administreert en beheert.
Pensioenkapitaal:
het persoonlijk kapitaal van de (gewezen) deelnemer dat door de
pensioenuitvoerder wordt beheerd en geadministreerd, en uitsluitend
bedoeld is voor aankoop van pensioen(en) ten behoeve van de
oudedagsverzorging afhankelijk van salaris en diensttijd. Het
pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de deelnemer uitgekeerd
worden.
Pensioenspaarrekening:
de persoonlijke rekening van de (gewezen) deelnemer waarop de
ontwikkeling van het pensioenkapitaal wordt bijgehouden.
- Pagina 86 -
Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”)
Artikel 2:
AANVANG EN EINDE VAN HET DEELNEMERSCHAP
a) Een werknemer wordt als deelnemer aangemeld op grond van het dienaangaande in de
arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en werkgever gestelde. De minimum
toetredingsleeftijd is 18 jaar.
b) Het deelnemerschap vangt aan per de datum bedoeld in de arbeidsovereenkomst maar niet
eerder dan nadat aan de acceptatievoorwaarden van de pensioenuitvoerder is voldaan.
c) De toetredende werknemer is verplicht alle op hem/haar en zijn/haar daartoe in aanmerking
komende gezinsleden en/of partner betrekking hebbende gegevens schriftelijk en naar
waarheid op te geven. Bij gebreke hiervan kan de werkgever het recht op premie geheel of
gedeeltelijk laten vervallen.
d) De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer wordt aangemeld conform lid a)
hem/haar een bewijs van inschrijving wordt overhandigd en hem/haar een exemplaar van de
statuten het kies- en het pensioenreglement worden uitgereikt. De werkgever verbindt zich
verder om de werknemer bij indienstreding voor te lichten over zijn/haar rechten en plichten
die uit voorgenoemde documenten voortvloeit.
e) Het deelnemerschap eindigt op de datum van afloop van het dienstverband tussen de
deelnemer en de werkgever anders dan tijdens arbeidsongeschiktheid.
Artikel 3:
PLICHTEN VAN DE (GEWEZEN)DEELNEMER
a) Iedere (gewezen)deelnemer die aan dit reglement voor zich en/of zijn/haar nabestaanden
rechten ontleent, is verplicht zijn/haar medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit
reglement. Onder andere door op eerste verzoek van de pensioenuitvoerder zich te
onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek; de pensioenuitvoerder (of een door deze
aan te wijzen geneeskundige) in te lichten omtrent zijn/haar gezondheid en de desbetreffende
geneesheer te machtigen de resultaten van genoemd onderzoek ter kennis van de
pensioenuitvoerder te brengen.
b) De deelnemer is verplicht aan de werkgever ten spoedigste opgave te doen van elke wijziging
welke van invloed is op enige aanspraak op pensioen zoals huwelijk, scheiding, voeren van
een duurzaam gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1, geboorte, overlijden,
verhuizing, enzovoorts.
c) De deelnemer aan wie een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd en/of
premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt verleend op grond van dit reglement is
verplicht de werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van elke wijziging in de graad van
zijn/haar arbeidsongeschiktheid.
Artikel 4:
AANSPRAKEN
a) Jaarlijks is een beschikbare premie - conform tabel, leeftijdsafhankelijk - van maximaal 14%
van 12 keer het bruto maandsalaris zoals vastgesteld per 1 januari van enig jaar. De
werkgeversbijdrage is 9,33% en de werknemersbijdrage is 4,66%.
b) De werknemer kan maandelijks een extra storting doen .
c) Deze extra storting zal nimmer mogen leiden tot een bovenmatig pensioen. Indien uit een
berekening op enig moment blijkt dat het te bereiken pensioen op pensioendatum
bovenmatig dreigt te worden, dan zal de extra bijdrage zodanig teruggebracht of gestopt
worden zodat geen bovenmatig pensioen kan worden bereikt.
- Pagina 87 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
De extra premie is afhankelijk van de premieverhouding tussen werkgever en deelnemer en
kan voor de deelnemer maximaal, conform de vigerende fiscale richtlijnen, 50% van de totale
premiebijdrage bedragen.
d) Indien de deelnemer gebruikt maakt van deze extra premiestorting is deze voor de deelnemer
verplicht voor een periode van vijf (5) jaar en kan tussentijds niet worden stopgezet.
e) De verschuldigde premie is per 1 januari verschuldigd maar kan door de werkgever
maandelijks afgedragen worden aan de pensioenuitvoerder steeds op de voorlaatste werkdag
van de maand.
f)
De premie zal uitsluitend aangewend worden voor de volgende doelen:
•
•
•
•
•
•
Spaarpremie voor de opbouw van het pensioenkapitaal. Deze spaarpemie en het
pensioenkapitaal worden bijgehouden op de pensioenspaarrekening.
De risicopremie voor een pensioen voor de partner en/of wezen (indien zulks van
toepassing is).
Risicopremie voor een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Risicopremie ter dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Een opslag voor garantie van herverzekeringstarieven.
Dekking van de kosten van de pensioenuitvoerder. Deze zijn vastgelegd in de
financieringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder en worden in mindering
gebracht op de pensioenspaarrekening.
g) Het ouderdomspensioen bij pensionering bedraagt maximaal 70% van de laatstverdiende
pensioengrondslag. Indien het te bereiken pensioenkapitaal op pensioendatum uit een
berekening van de actuaris op enig moment meer bedraagt dan nodig is voor de financiering
van dit maximum pensioen, dan dient het meerdere aangewend te worden voor eventuele
indexatie van het pensioen een en ander conform de indexatie richtlijnen van de
pensioenuitvoerder. Het op enig moment uit te keren ouderdomspensioen zal nooit meer
kunnen bedragen dan 70% van de laatst genoten pensioengrondslag.
Artikel 5:
UITKERING BIJ PENSIONERING.
Op pensioendatum wordt het opgebouwde pensioenkapitaal, verminderd met een opslag voor
excasso en langlevenrisico, aangewend voor het inkopen van pensioen(en). Het pensioenkapitaal zal
niet rechtstreeks aan de (gewezen) deelnemer uitgekeerd worden. De deelnemer bepaalt, binnen de
mogelijkheden die de relevante fiscale wet- en regelgeving biedt en verder rekeninghoudend met de
dan geldende actuariële grondslagen van het fonds, het soort(en) pensioen dat hij/zij wenst aan te
kopen. De eventuele partner dient schriftelijk in te stemmen met de keuze van het soort pensioen dat
moet worden ingekocht.
Artikel 6:
ARBEIDSONGESCHIKTHEID.
a) De deelnemer is verplicht zich te verzekeren tegen de gevolgen van arbeids-ongeschiktheid.
b) Het jaarlijks te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan maximaal 70% van
de fictieve pensioengrondslag zoals berekend op het moment van arbeidsongeschikt worden
(wachttijd 2 jaar na volledige arbeidsongeschiktheid verklaring door een specialist).
De arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld conform de voorwaarden en de definitie van de
pensioenuitvoerder en/of diens herverzekeraar. Het arbeidsongeschiktheids-pensioen gaat in
24 maanden na aanvang van de arbeidsongeschiktheid en wordt voortgezet tot uiterlijk de
pensioendatum dan wel het einde van de arbeidsongeschikt-heid. Uitkering geschiedt in
maandelijkse termijnen telkenmale aan het einde van de maand.
c) De kosten van alle risicoverzekeringen (risicopremies) worden jaarlijks ten laste van de
beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening.
- Pagina 88 -
Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”)
Artikel 7:
VOORTZETTING VAN DE OPBOUW VAN HET PENSIOENKAPITAAL
GEDURENDE ARBEIDSONGESCHIKTHEID.
a) De deelnemer is verplicht zich te verzekeren ten behoeve van de opbouw van het
pensioenkapitaal gedurende arbeidsongeschiktheid.
b) Indien de deelnemer arbeidsongeschikt wordt, wordt op basis van de in lid a bedoelde
verzekering door de pensioenuitvoerder de premie conform artikel 4, geheel of gedeeltelijk op
de pensioenspaarrekening van de deelnemer gestort.
c) De kosten van deze risicoverzekering (risicopremies) worden jaarlijks ten laste van de
beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening.
Artikel 8:
UITKERING BIJ OVERLIJDEN.
a) Ten behoeve van de partner van de deelnemer wordt, indien dit van toepassing is, een
kapitaal verzekerd ter dekking van de financiële gevolgen van het overlijden van de
deelnemer. Het verzekerde kapitaal is, tezamen met het op het moment van overlijden
aanwezige pensioenkapitaal beschikbaar voor de partner, voor de aankoop van een
pensioen. Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks aan de partner uitgekeerd worden. De
partner kiest, binnen de mogelijkheden die de relevante fiscale wet- en regelgeving biedt, zelf
na goedkeuring door het bestuur van de pensioenuitvoerder, het soort pensioen die hij/zij
wenst in te kopen.
b) Ter bepaling van de hoogte van het te verzekeren kapitaal wordt als rekeneenheid een fictief
ouderdomspensioen gehanteerd, dat bepaald wordt volgens de volgende formule: laatst
vastgestelde pensioengrondslag * fictief aantal dienstjaren * 2%.
c) Het fictief aantal dienstjaren is het aantal dienstjaren dat de deelnemer kan bereiken vanaf
toetredingsdatum of latere toetreding tot zijn/haar pensioendatum met een maximum van 35
jaar. Het aantal wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. De pensioengrondslag is
gelijk aan 12 maal het laatst vastgestelde vast bruto maandsalaris verminderd met de
franchise. De franchise bedraagt 10/7 * 12 * de verzelfstandigde AOV-uitkering, conform de
Landsverordening AOV welke jaarlijks wordt aangepast en afgekondigd.
d) De deelnemer kan eventuele spaargelden welke hij/zij heeft opgespaard inbrengen als
beginkapitaal.
e) Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum heeft de partner recht op een
kapitaal dat tezamen met het pensioenkapitaal voldoende is ter financiering van een
nabestaandenpensioen ter grootte van maximaal 70% van het fictief vastgestelde
ouderdomspensioen.
f)
Het pensioenkapitaal kan uitsluitend aangewend worden voor de aankoop van een
nabestaandenpensioen.
g) Een deelnemer kan met toestemming van de partner ervoor kiezen geen nabestaandenpensioen te verzekeren. Dit echter alleen als de partner uit andere hoofde
tenminste een gelijkwaardige pensioenregeling heeft. De partner dient hiervoor schriftelijk
toestemming te verlenen. Hiertoe dient een verklaring te worden afgegeven die ondertekend
is door de partner en de deelnemer. Deze verklaring wordt op aanvraag verstrekt door de
werkgever nadat de werkgever er zich van heeft vergewist, dat de partner de consequenties
van dit besluit in voldoende mate heeft begrepen. Het uiteindelijk uit te keren
ouderdomspensioen inclusief eventuele uitruil zal op pensioendatum nooit meer bedragen
dan 70% van de pensioengrondslag.
h) Ten behoeve van de kinderen van de deelnemer wordt, indien dit van toepassing is,
wezenpensioen verzekerd.
- Pagina 89 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
i)
Het wezenpensioen bedraagt per kind (met een maximum van 5 kinderen) 14% van het in lid
b genoemde fictieve ouderdomspensioen.
j)
De kosten van bovenstaande risicoverzekeringen (risicopremies) worden jaarlijks ten laste
van de beschikbare premie gebracht. Het restant wordt gestort op de pensioenspaarrekening.
Artikel 9:
ECHTSCHEIDING OF BEEINDIGING VAN HET VOEREN VAN EEN DUURZAAM
GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING.
a) De partner, wiens huwelijk door echtscheiding met een (gewezen) deelnemer is geëindigd,
heeft recht op een gedeelte van het opgebouwde pensioenkapitaal. Het pensioenkapitaal is
uitsluitend bedoeld voor aankoop van pensioen. Het pensioenkapitaal zal niet rechtstreeks
aan de partner uitgekeerd worden. De hoogte van dit pensioenkapitaal dient bepaald te
worden, conform de wettelijke regelgeving inzake verrekening pensioenrechten bij scheiding,
op het moment van scheiding.
b) Ingeval er sprake is van een beëindiging van het voeren van een duurzaam
gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 dienen de partners zelf
overeenstemming te bereiken over een eventuele verdeling. Dit dient in een notariële acte te
worden vastgelegd.
Artikel 10:
OPGAVE AAN DE DEELNEMERS.
Jaarlijks zal de pensioenuitvoerder de deelnemer mededeling doen van:
a)
b)
c)
d)
e)
De kosten van de voor hem/haar afgesloten risicoverzekeringen.
De mutaties in de pensioenspaarrekening.
De grootte van hun opgebouwde pensioenkapitaal.
De verzekerde nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioenen.
Daarnaast zal de pensioenuitvoerder een indicatie geven van de aan te kopen pensioenen.
Artikel 11:
BIJVERZEKERING EN KAPITAALOVERDRACHT.
a) De deelnemer kan zich bijverzekeren door een extra storting te doen ter aanvulling van het
pensioenkapitaal met dien verstande dat maximaal de pensioenbedragen kunnen worden
bereikt, die voor een deelnemer op basis van een rekenrente van 4% verzekerd zouden zijn.
Indien een zodanig opbouwpercentage per dienstjaar zou worden gehanteerd dat, rekening
houdend met reeds in vroegere dienstbetrekking verworven pensioenrechten, het
ouderdomspensioen maximaal 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag zou
bedragen, waarbij het totale opbouwpercentage per dienstjaar echter niet meer kan bedragen
dan het op grond van fiscale wet- en regelgeving toegestane maximum.
b) Deelnemers die elders verworven pensioenaanspraken hebben, kunnen de gekapitaliseerde
waarde naar de pensioenregeling overdragen. Tevens kan een waarde uit een spaarregeling
overgedragen worden. Deze overdracht leidt tot een verhoging van het pensioenkapitaal.
Bijstorting of overdracht mag het te verwachten pensioen tot maximaal 70% van de
laatstverdiende pensioengrondslag verhogen.
c) Extra stortingen dienen jaarlijks vóór 1 januari van het jaar waarin zij worden gedaan aan de
werkgever te worden opgegeven en zijn verder verplicht voor een periode van vijf (5) jaar na
opgave.
Artikel 12:
PENSIONERING ANDERS DAN OP PENSIOENDATUM (60 JAAR).
a) Op schriftelijk verzoek van de deelnemer en na overleg met de werkgever kan het
opgebouwde pensioenkapitaal op een ander tijdstip dan op pensioendatum worden
aangewend voor aankoop van pensioenen,tenzij enige wettelijke of fiscale regelgeving zich
hiertegen verzet. Dit ander tijdstip dient echter wel tussen de 55e en 65ste verjaardag van de
deelnemer te zijn.
- Pagina 90 -
Bijlage 2: Voorbeeld: Beschikbare Premieregeling (“Defined Contribution”)
b) Het dienstverband wordt beëindigd met ingang van het overeengekomen tijdstip en op
dezelfde datum vervalt het recht op beschikbare premie.
c) De aanwending van het pensioenkapitaal voor de aankoop van pensioenen als bedoeld in lid
a kan worden gedaan vanaf 55 jarige leeftijd tenzij enige wettelijke of fiscale regelgeving zich
hiertegen verzet.
d) Indien het dienstverband na het bereiken van de pensioendatum gehandhaafd blijft, wordt het
pensioenkapitaal geheel of gedeeltelijk op een later tijdstip aangewend voor de aankoop van
pensioen. Het ouderdomspensioen gaat uiterlijk op 65 jarige leeftijd in.
Artikel 13:
TUSSENTIJDSE BEEINDIGING VAN DEELNAME, ANDERS DAN DOOR
OVERLIJDEN OF ARBEIDSONGESCHIKTHEID.
a) Indien deelname aan de pensioenregeling anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid eindigt voor pensioendatum en het deelnemerschap dan korter dan een (1)
jaar heeft geduurd, vervallen alle aanspraken en wordt een bedrag uitgekeerd ter grootte van
de door de gewezen deelnemer betaalde premies, onder inhouding van de wettelijke
belastingen.
b) Indien deelname een (1) jaar of langer heeft geduurd, behoudt de gewezen deelnemer recht
op het tot de datum van tussentijdse beëindiging, opgebouwde pensioenkapitaal (de door
werkgever en werknemer betaalde premies inclusief de beschreven aangroei met het netto
fondsrendement volgens artikel 14).
c) De gewezen deelnemer is bij tussentijdse beëindiging gerechtigd zijn aanspraak op
pensioenkapitaal zoals omschreven in lid b, aan te wenden om bij de pensioenuitvoerder of
een andere pensioenuitvoerder aanspraak op pensioen te verzekeren.
d) De gewezen deelnemer kan na de datum van tussentijdse beëindiging het pensioenkapitaal
bij de pensioenuitvoerder achterlaten. Er vindt dan geen opbouw meer plaats door storting
van premies. Wel zal het pensioenkapitaal blijven aangroeien conform artikel 14.
e) In geval de gewezen deelnemer komt te overlijden en hij het pensioenkapitaal niet heeft
overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder, zal dit kapitaal aangewend worden voor
de aankoop van een pensioen voor de partner en/of kinderen zoals omschreven in lid a artikel
8.
f)
De aanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht (met uitzondering van
hetgeen in artikel 13 lid a), beleend of verpand, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van
zekerheid worden.
Artikel 14:
AANGROEI VAN HET PENSIOENKAPITAAL.
a) De pensioenkapitalen worden verhoogd door aanwending van het netto fonds rendement
krachtens de overeenkomst met de pensioenuitvoerder, gesloten ter uitvoering van de
onderhavige pensioenregeling, die daarvoor beschikbaar komt.
b) De ingegane pensioenen kunnen worden verhoogd door aanwending van de overrente
(netto fondsrendement boven de 4%. E.e.a. op basis van de indexatierichtlijnen van het
fonds) die krachtens de overeenkomst met de pensioenuitvoerder, gesloten ter uitvoering
van de onderhavige pensioenregeling, daarvoor beschikbaar komt en conform de
indexatierichtlijnen van het fonds geldend voor ingegane en uitgestelde pensioenen.
c) Verhoging van de pensioenkapitalen en de ingegane pensioenen vindt plaats naar
evenredigheid van de waarde (pensioenreserve) van ieder kapitaal of ingegaan pensioen.
- Pagina 91 -
Naar een duurzame oplossing van het pensioenstelsel op Curaçao
Artikel 15:
OVEREENKOMSTEN.
a) Ter verwezenlijking van de toegezegde aanspraken op pensioen sluit de werkgever de
benodigde financieringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder.
b) Voor zover de werkgever de beschikbare premie aan de pensioenuitvoerder heeft voldaan, is
de werkgever ontheven van elke pensioenverplichting jegens de deelnemers en zijn
medeverzekerde nabestaande(n).
Artikel 16:
FISCALE FACILIERING
Fiscale faciliering van de pensioenregeling zal aan bij de Inspecteur der Belasting op de Nederlandse
Antillen worden aangevraagd. Zolang de fiscale autoriteiten deze pensioenregeling nog niet hebben
goedgekeurd, worden de pensioenen uit deze regeling geacht te zijn vervangen door fiscaal
aanvaardbare pensioenen.
Artikel 17:
AANPASSINGEN VAN DE PENSIOENAANSPRAKEN.
a) Indien sociale wetten of verplicht gestelde pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of
gewijzigd, zal de werkgever, indien hij daartoe termen aanwezig acht, de in dit
pensioenreglement neergelegde pensioenregeling aan de gewijzigde omstandigheden
aangepast in goed overleg met de pensioenuitvoerder.
b) Indien de werkgever tot het in lid a vermelde wenst over te gaan, stelt hij de deelnemers en
de pensioenuitvoerder hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis. Wijzigingen kunnen met
inachtneming van eventuele wettelijke voorschriften en na overleg met de pensioenuitvoerder
worden doorgevoerd.
c) De op grond van reeds gedane betalingen verworven aanspraken op pensioen zullen niet
worden aangetast.
Artikel 18:
INWERKINGTREDING.
a) Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2010.
b) Op dit reglement is het Nederlands Antilliaans recht van toepassing.
c) Alle uit dit reglement voortvloeiende aanspraken zijn in ANG.
Artikel 19:
GESCHILLEN.
Bij geschillen omtrent de interpretatie van dit reglement beslist de werkgever in goed overleg met de
pensioenuitvoerder onverlet ieders recht om het gerecht hieromtrent aan te spreken.
- Pagina 92 -