Rapportage Ouderenbeleid

Transcription

Rapportage Ouderenbeleid
VGN Ouderenbeleid:
Hoe ver zijn we al ?
Inventarisatie stand van zaken ouderenbeleid
lidorganisaties VGN
Oktober 2011
Colofon
© VGN Utrecht
Oktober 2011
Auteurs: M. Hornman en M. Kersten
VGN
Bezoekadres:Oudlaan 4
3515 GA Utrecht
Postbus 413, 5300 AK Utrecht
[email protected]
www.vgn.nl
2
VGN Ouderenbeleid: Hoe ver zijn we al?
1.
Inleiding
5.
2.
Verantwoording
7.
2.1 Aanpak
7
2.2 Opbrengst
8.
2.3 Ledenbijeenkomsten
8.
3.
Aanwezigheid ouderenbeleid
10.
3.1 Verdeling tussen doelgroepen
11.
3.2 Inzicht in groei en samenstelling doelgroep ouderen.
12.
3.3 Concrete resultaten van ouderenbeleid
13.
Beleidsthema’s
16.
4.1 Huisvesting
16.
4.2 Dagbesteding
17.
4.3 Zorginhoud
18.
4.4 Deskundigheidsbevordering
21.
4.5 Activiteiten voor familie/mantelzorg/vrijwilligers
24.
Samenwerking
26.
5.1 Samenwerking met reguliere ouderenzorg en andere partners
26.
5.2 Deelname aan kennisnetwerken
28.
5.3 Participatie in onderzoek
28.
Toekomstperspectief
30.
6.1 Speerpunten in beleid
30.
6.2 Verwachtingen en behoeften
30.
6.3 Succes- en faalfactoren
32.
6.4 Knelpunten in huidige regelgeving en organisatie van de zorg
33.
7.
Verwachtingen ten aanzien van de VGN
34.
8.
Samenvatting
37.
4.
5.
6.
3
9.
Aanbevelingen voor Ouderenbeleid VGN 2012
39.
Bijlagen
a. Vragenlijst
43.
b. Samenstelling Klankbordgroep
50.
c. Overzicht deelnemende organisaties
51.
d. Overzicht contactpersonen organisaties
53.
e. Programma Ledenbijeenkomsten
55.
f.
56.
Presentatie huidige VGN activiteiten rond ouderenbeleid
g. Overzicht ‘showcases’ ouderenbeleid Kennisportal VGN
59.
h. Diverse publicaties
60.
4
Hoofdstuk 1.
Inleiding
Het aantal ouderen met een (verstandelijke) beperking groeit. Dat blijkt uit het
Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009, Trendanalyse Verstandelijke
Gehandicaptenzorg TNO 2011.
Het ouder worden brengt een andere ondersteuningsvraag met zich mee op het terrein
van wonen, dagbesteding, zorg en sociale netwerken. Deze andere vraag stelt
zorgaanbieders voor de opdracht hier tijdig en adequaat op in te spelen.
De afgelopen tijd hebben veel aanbieders van gehandicaptenzorg op diverse terreinen
initiatieven genomen om aan deze veranderende vraag tegemoet te komen. Dit betekent
dat op verschillende plaatsen in het werkveld kennis en ervaring over de doelgroep
ouderen voorhanden is.
De problematiek van ouderen in de gehandicaptenzorg raakt aan tal van beleidsterreinen
waarop de VGN als branchevereniging actief is. Daarmee is het relevant voor alle drie de
beleidsafdelingen van de VGN, namelijk:
Sturing en financiering: waar het gaat om zaken als huisvesting en
informatiebeleid.
Werkgeverszaken: met name arbobeleid en opleidingenbeleid.
Zorgbeleid: vooral kennisbeleid.
Als VGN hebben we behoefte aan een beter inzicht in de wijze waarop onze leden
ouderenbeleid voeren en wat hierbij de succes- en faalfactoren zijn. We willen graag
weten welke vorm van ondersteuning hierbij van ons verwacht wordt.
Om meer informatie te krijgen over het ouderenbeleid binnen onze lidorganisaties
hebben we in de periode 24 mei tot 5 juli 2011 een online enquête gehouden en
aansluitend drie ledenbijeenkomsten georganiseerd. Dit heeft veel informatie opgeleverd.
We ontvingen ook meerdere positieve reacties op ons initiatief. Regelmatig hebben we de
opmerking gehoord: ‘Deze aandacht van de VGN voor ouderenbeleid komt voor onze
organisatie op het goede moment’.
De resultaten van zowel de enquête als van de ledenbijeenkomsten vindt u in deze
rapportage.
De enquête en ledenbijeenkomsten hadden twee doelen:
1. Een overzicht krijgen van de huidige stand van zaken binnen de lidorganisaties
rond ouderenbeleid en deze informatie beschikbaar stellen aan alle lidorganisaties.
2. De verkregen informatie gebruiken als basis voor activiteiten in het kader van het
VGN beleidsplan voor 2012.
De resultaten van enquête en ledenbijeenkomsten gaan in principe over alle ouderen met
een handicap die ondersteund worden door lidorganisaties van de VGN. Toch ligt het
zwaartepunt in deze rapportage op de gevolgen van veroudering voor mensen met een
verstandelijke handicap. Zie voor een toelichting paragraaf 2.2.
5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 leest u hoe we de enquête en ledenbijeenkomsten aangepakt hebben. In
de hoofdstukken 3 tot en met 6 vindt u de uitwerking van de resultaten van de enquête
en de ledenbijeenkomsten. In hoofdstuk 7 geven we aan welke verwachtingen de
respondenten hebben uitgesproken ten aanzien van de VGN. De samenvatting,
conclusies en aanbevelingen vindt u achtereenvolgens in paragraaf 8 en 9.
In de bijlagen treft u gegevens aan over de organisaties die deelgenomen hebben,
contactpersonen die bereid zijn informatie te verschaffen en enkele publicaties over
ouderenbeleid.
6
Hoofdstuk 2.
Verantwoording
2.1 Aanpak
De VGN biedt lidorganisaties die met de doelgroep ouderen werken ondersteuning en een
platform aan. Het is de taak van de VGN als expertisecentrum en kennismakelaar om te
stimuleren dat kennis over ouderenbeleid ontwikkeld en gedeeld wordt.
Om deze dienstverlening waar te kunnen maken is het noodzakelijk zo goed mogelijk
geïnformeerd te zijn over de actuele stand van zaken met betrekking tot ouderenbeleid.
Als middel hebben we gekozen voor een online vragenlijst en enkele ledenbijeenkomsten.
De enquête en de ledenbijeenkomsten zijn tussen eind mei en begin juli 2011
uitgevoerd. De resultaten worden verwerkt in onze activiteiten voor 2012.
Voor de samenstelling van de enquête hebben we voortgebouwd op de enquête van
KansPlus die in het najaar van 2010 is gehouden onder naastbetrokkenen en collectieve
medezeggenschapsorganen.1 Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van
literatuuronderzoek en hebben diverse VGN beleidsmedewerkers een bijdrage geleverd
aan de opzet. Voor de vragenlijst: zie bijlage A. De opzet van de enquête en de
rapportage is van commentaar voorzien door een externe klankbordgroep bestaande uit
deskundigen afkomstig uit diverse gehandicaptenorganisaties. Zie bijlage B voor de
samenstelling.
De uitkomsten van de enquête en ledenbijeenkomst zijn in september 2011 besproken in
de Adviescommisie Kwaliteit en Onderzoek (AKO). De leden van de AKO hebben hierop
gereageerd met enkele aanbevelingen. Deze zijn in de uiteindelijke aanbevelingen
opgenomen.
Met de enquête en de ledenbijeenkomsten wilden we op een praktische en snelle wijze
een globale inventarisatie maken van de actuele stand van zaken rondom ouderenbeleid.
We hebben niet gekozen voor een wetenschappelijke aanpak. Van alle lidorganisaties, die
werken voor de doelgroep ouderen heeft ruim 38% gereageerd op de enquête dan wel
deelgenomen aan één van de ledenbijeenkomsten. We zijn dan ook van mening dat de in
deze rapportage weergegeven resultaten voldoende representatief zijn en daarmee een
goede basis bieden om VGN-beleid te ontwikkelen.
We hebben in de enquête het begrip ouderenbeleid als volgt gedefinieerd:
‘Alles wat binnen een organisatie doelgericht plaatsvindt om de inhoud van zorg- en
dienstverlening, de woonomgeving, de dagbesteding, de deskundigheid van de
ondersteuners zodanig vorm te geven dat deze bijdraagt aan een zo hoog mogelijke
kwaliteit van leven van de oudere (verstandelijk) gehandicapte.’
De vragen in de enquête zijn onderverdeeld in diverse thema’s. Elk thema bevatte zowel
open als gesloten vragen. De antwoorden op de open vragen hebben we deels
samengevat onder de subkop overige informatie en deels vrijwel volledig weergegeven.
1
Zie de rapportage ‘Kwaliteit van leven kent geen leeftijd en beperking. Rapport naar aanleiding van een
inventariserend onderzoek naar ervaringen van vertegenwoordigers van ouder wordende mensen met een
verstandelijke beperking die van instellingszorg gebruik maken. Utrecht: Kansplus en Vraagraak 2011. Op basis
van de uitkomsten van dit onderzoek wil KansPlus een handreiking ontwikkelen.
7
Daar waar mogelijk hebben we de namen van de betreffende organisaties weergegeven.
Dit biedt lezers van dit rapport de mogelijkheid om bij de betreffende organisatie nadere
informatie in te winnen of om ervaring en kennis uit te wisselen. Voor de lijst van
organisaties en contactpersonen: zie bijlage C en D.
De vragenlijst hebben we op het ledennet geplaatst. Via een directiemail en berichten in
de VGN Nieuwsbrief zijn leden uitgenodigd de vragenlijst in te vullen. Meerdere personen
uit een organisatie konden deze enquête invullen.
2.2 Opbrengst
De enquête is ingevuld door 62 respondenten, afkomstig uit 52 organisaties. De enquête
is binnen enkele grote organisaties door meerdere personen, afkomstig uit verschillende
locaties, ingevuld.
Alle 62 respondenten geven aan te werken voor mensen met een verstandelijke
handicap. Van deze 62 geven er 18 aan ook ondersteuning te bieden aan mensen met
een lichamelijke handicap. Een kleine groep respondenten biedt daarnaast zorg voor
mensen met een visuele (8) of auditieve handicap (6). Omdat verstandelijk
gehandicapten bij de achterban van de VGN de grootste cliëntengroep vormen, heeft dit
zijn weerslag in de resultaten van de enquête en ledenbijeenkomsten.
Een inhoudelijke reden voor het accent op de groep ouderen met een verstandelijke
handicap ligt in het feit dat het proces van verouderen vér voor het 65 ste levensjaar kan
beginnen en per doelgroep specifieke kenmerken heeft. Zie ook paragraaf 3.1: ‘Verdeling
tussen doelgroepen’. De impact op het beleid is daardoor groter.
Het totaal aantal leden van de VGN bedraagt op dit moment op circa 165. Rekening
houdend met het feit acht lidorganisaties niet werken met de doelgroep ouderen, ligt de
respons op de enquête op 33%. De respons van grote organisaties ligt iets hoger dan die
van middelgrote en kleine organisaties. Wat de regionale spreiding betreft zijn alle regio’s
vertegenwoordigd.
De enquête is door diverse functionarissen ingevuld. Het meest door directies (14) en
management (22). Daarnaast door beleid- of stafmedewerkers (13) en
gedragsdeskundigen (8). Verder door functionarissen met specifieke functies zoals:
‘support adviseur senioren’ of ‘projectleider/wetenschapscoördinator’ (15).
2.3 Ledenbijeenkomsten
Kort na de sluitingstermijn van de enquête hebben we onder de titel Ouderenbeleid:
halen en brengen drie ledenbijeenkomsten georganiseerd. Deze zijn gehouden op 29 juni
in Utrecht, 1 juli in Eindhoven en op 5 juli in Assen. We hoopten uit deze
ledenbijeenkomsten nog meer informatie te halen om het ouderenbeleid van de VGN
vanaf 2012 vorm te kunnen geven. Ook wilden we alle deelnemers de gelegenheid
bieden om informatie over ouderenbeleid uit te wisselen.
In totaal hebben 49 functionarissen uit 34 gehandicaptenorganisaties aan deze
bijeenkomsten deelgenomen. Daarbij waren acht lidorganisaties die niet op de enquête
gereageerd hadden. Voegen we zowel de respons op de enquête als op de
ledenbijeenkomst bij elkaar, dan hebben 60 organisaties gereageerd.
8
De reacties op het initiatief van de VGN waren positief. Vooral voor organisaties waarvan
het ouderenbeleid nog volop in ontwikkeling is, boden deze bijeenkomsten een kans om
te netwerken en een goed beeld te krijgen van de diverse ervaringen met uiteenlopende
aspecten van ouderenbeleid. De organisaties, die al ‘ver’ zijn met de ontwikkeling en
uitvoering van hun ouderenbeleid, kregen de gelegenheid hun kennis en ervaring te
delen.
Tijdens de ledenbijeenkomsten hebben we alle deelnemers gevraagd bij een aantal
thema’s aan te geven wat hun wensen en verwachtingen zijn ten aanzien van de rol van
de VGN. In een vervolgronde hebben alle deelnemers hun prioriteiten aangegeven.
De aangegeven wensen en verwachtingen weken niet af van wat in de enquête naar
voren is gekomen. Op onderdelen werden deze behoeften wel geconcretiseerd.
9
Hoofdstuk 3.
Aanwezigheid Ouderenbeleid
Vraag: Heeft uw organisatie op dit moment specifiek beleid voor ouder wordende cliënten
met een (verstandelijke) handicap?
Van de 62 respondenten geeft 60% (38) aan te beschikken over specifiek ouderenbeleid.
40% (24) geeft aan nog geen specifiek beleid te hebben. Van deze groep geven 21
respondenten aan om binnen nu en twee jaar beleid te willen gaan ontwikkelen.
Bij deze 38 respondenten hebben we gekeken of zij afkomstig zijn uit grote, middelgrote
of kleine organisaties. Van deze 38 respondenten behoren 22 tot de categorie ‘groot’, 12
tot ‘middelgroot’ en 4 tot ‘klein’.
Binnen de groep van 21 respondenten die aangeven binnen nu en twee jaar beleid te
gaan ontwikkelen ligt de verhouding tussen grote, middelgrote en kleine organisaties als
volgt: 8 behoren tot de categorie ‘groot’; 5 tot middelgroot en 8 tot de categorie ‘klein’.
Ledenbijeenkomsten
Bij de ledenbijeenkomsten bleek dat diverse organisaties zich in een oriëntatie- of
startfase bevonden wat betreft het ontwikkelen van specifiek ouderenbeleid. Deze
organisaties gaven aan veel behoefte te hebben aan ervaringskennis van andere
organisaties. Ze willen graag weten waar en bij wie deze kennis te halen is.
10
3.1 Verdeling tussen doelgroepen
Om duidelijkheid te geven over wie tot de doelgroep ouderen gerekend kan worden, zijn
we in de enquête uitgegaan van de volgende indeling, die internationaal gehanteerd2
wordt:
1. Cliënten met het syndroom van Down, ongeacht niveau van handicap: 40 jaar en
ouder.
2. Cliënten met een ernstige verstandelijke handicap: 40 jaar en ouder.
3. Cliënten met een matige verstandelijke handicap: 50 jaar en ouder.
4. Cliënten van wie het niveau van verstandelijke handicap niet bekend is: 50 jaar
en ouder.
5. Cliënten met een lichte verstandelijke handicap en overige ouderen met een
lichamelijke/zintuiglijke handicap: 65 jaar en ouder.
Vraag: Voor welke doelgroepen voert u uw ouderenbeleid uit?
De 38 organisaties die aangeven specifiek ouderenbeleid te hebben richten zich met dat
beleid op de verschillende doelgroepen binnen hun cliëntenpopulatie. Onderstaande
grafiek geeft aan hoe de verdeling tussen de diverse doelgroepen is.
Figuur 2: Doelgroepen
40
aantal organisaties
35
30
25
20
15
10
5
0
Licht
verstandelijke
handiap
matig
verstandelijke
handicap
ernstig
verstandelijke
handicap
syndoom van
Down
niveau
verstandelijke
handicap
onbekend
Hoewel de onderlinge verschillen klein zijn blijkt het ouderenbeleid zich het meest te
richten op cliënten met een matige verstandelijke handicap en cliënten met het
syndroom van Down. Wellicht is dit het geval omdat bij deze cliënten de
ouderenproblematiek het meest manifest is.
2
M. Maaskant Pergamijn
11
3.2 Inzicht in groei en samenstelling doelgroep ouderen
Vraag: Heeft uw organisatie inzicht in de leeftijdsopbouw van uw cliëntenpopulatie en de
groei van de diverse categorieën ouderen in de komende tien jaar?
Van de 62 respondenten geven 51 (82%) aan dit inzicht te hebben. 11 (18%)
respondenten geven aan dit inzicht niet te hebben.
Van de 11 organisaties geven er zeven aan wel een ouderenbeleid te hebben. 4
organisaties geven aan geen ouderenbeleid te hebben.
We hebben in de enquête niet doorgevraagd naar de werkwijze die organisaties hanteren
om inzicht te krijgen in leeftijdsopbouw en groei. Het is niet duidelijk hoe diepgaand dit
inzicht is en welke cijfers organisaties beschikbaar hebben.
Als VGN constateren we twee knelpunten bij het verkrijgen van bruikbare data over de
leeftijdsverdeling en de te verwachten groei van de populatie ouderen. Ten eerste zijn op
basis van externe bronnen (CIZ) wel data beschikbaar over de intramurale zorg, maar
niet over de ambulante ondersteuning. Ten tweede is de respons van lidorganisaties om
gegevens aan te leveren op dit moment onvoldoende.
Gegevens die belangrijk zijn om in kaart te brengen als basis voor ouderenbeleid:
1. Het aantal mensen met dementie (of vermoedens van dementie) per locatie/regio.
2. De leeftijdsverdeling per regio, uitgesplitst naar aantal cliënten die vallen onder
verblijf, behandeling of ambulant.
3. Instroom nieuwe cliënten in 50+ leeftijd: waar en hoe (ambulant of verblijf?).
4. Uitstroom naar externe locaties (reguliere verpleeg- en verzorgingshuizen) van
50+ cliënten, ambulant en vanuit verblijfslocaties.
5. Interne doorstroom van ouderen vanuit ambulant en verblijf.
6. Mate van groei van het aantal ouderen. Percentueel en in absolute aantallen. In
welke locaties/regio’s?;
7. Prognose van de groei van het aantal ouderen ambulant en niet-ambulant voor de
komende 10-15 jaar.
Bron: A. Uijl ASVZ
Vraag: Wat is op dit moment de gemiddelde leeftijd van uw cliëntenpopulatie?
Van de 51 respondenten die inzicht hebben in groei en samenstelling van de
cliëntenpopulatie hebben 38 respondenten de gemiddelde leeftijd van alle cliënten binnen
hun organisatie aangegeven.
Het gemiddelde van alle 38 respondenten is 45,5 jaar. De laagste gemiddelde leeftijd
door een organisatie aangegeven ligt op 26 jaar. De hoogste op 70 jaar.
12
3.3
Concrete resultaten van ouderenbeleid
32 respondenten geven concrete resultaten aan van hun ouderenbeleid. Deze resultaten
liggen vooral op het terrein van beleid, huisvesting, deskundigheidsbevordering,
zorginhoud en samenwerking met de reguliere ouderenzorg.
Hierna is aangegeven wat diverse organisaties in de vragenlijst als resultaat hebben
aangegeven.
Vraag: Wat zijn de concrete resultaten van uw ouderenbeleid tot nu toe?
Beleid
ASVZ:
Fatima:
Lunetzorg:
Ons Tweede Thuis:
Pameijer:
’s Heeren Loo:
Sherpa:
Versteviging positie ouderenadviesteam.
Visie op ouderen beschreven en theoretische kader vastgelegd
van waaruit gewerkt wordt.
Commissie Ouderen.
Omvang en groei doelgroep ouderen in kaart gebracht.
De inzet van vrijwilligers verbreed o.a. door mogelijkheid
ondersteuningsvragen van cliënten te beantwoorden.
Onderzocht welke samenwerkingsverbanden in het kader van
de Wmo mogelijk en wenselijk zijn.
Visie op ouderenzorg ontwikkeld.
Aantal cliënten met syndroom van Down in beeld gebracht.
Deskundigheidsbevordering
Amerpoort:
Scholing.
ASVZ:
Opname actuele kennis en onderzoeksresultaten in leergangen
voor begeleiders.
Careander:
Scholing voor zowel woonbegeleiders als begeleiders
dagbesteding.
Fatima:
Aanpassing van het scholingsaanbod aan ouderenproblematiek.
Gemiva-SVG Groep:
Scholing Belevingsgerichte zorg (Urlings).
Scholing op deelgebieden: beeldvorming, omgang, motoriek,
dementie.
Het Lichtpunt:
Speciale cursus verzorging/verpleging voor begeleiders.
Ons Tweede Thuis:
Scholing Belevingsgerichte Zorg (Urlings).
Reinaerde:
Scholing in methodiek Urlings.
’s Heeren Loo:
Veel medewerkers zijn bijgeschoold op het gebied van ouderen.
Syndion:
Cursus inkopen bij collega-instelling.
Talant:
Ontwikkeling van leerlijnen en scholingsprogramma’s.
Tragel:
Leergang Urlings voor begeleiders binnen cluster ouderen.
Visio:
Leergang Urlings en scholing voor vrijwilligers.
Aangepaste huisvesting:
Amerpoort:
Aangepaste huisvesting.
ASVZ:
Huisvesting aangepast aan behoeften ouderen.
Careander:
Bouw nieuwe wooneenheid voor de ouder wordende cliënt.
Gemiva-SVG Groep:
Plannen voor vervangende nieuwbouw van woningen voor
ouderen, inclusief een woning voor demente ouderen en een
ruimte voor palliatieve zorg.
13
Het Gors:
De Lichtenvoorde:
Lunetzorg:
Ons Tweede Thuis:
Appartementen voor senioren.
Bouw wooneenheden i.s.m. reguliere ouderenzorg.
Levensloopbestendige woningen.
Nieuwe wooneenheden en aanpassing van bestaande
wooneenheden.
Op de Bies, Koraalgroep: Realisatie bouwproject samen met ouderenorganisatie.
Raphaël:
Renovatie wooneenheden.
Reinaerde:
Bouw en verbouw van wooneenheden.
’s Heeren Loo:
Nieuwbouw levensloopbestendige huisvesting.
Sherpa:
Woningen aanpassen voor ouderen met intensieve
zorgbehoefte.
Syndion:
Verbouwing ouderenlocatie.
Visio:
Plan van eisen voor nieuwbouw opgesteld.
Aanpassing dagbesteding
Fatima:
Uitbreiding mogelijkheden dagbesteding op de woning.
Lunetzorg:
Visie ontwikkeld op dagbesteding/daginvulling van: de vitale
oudere, de oudere met gedragsproblematiek en de oudere met
PG problematiek.
Ons Tweede Thuis:
Ambulante dagbesteding voor de heel kwetsbaren.
Psychogeriatrische (PG) problematiek.
Raphaël:
Aangepaste dagbesteding.
’s Heeren Loo:
Gevarieerd aanbod aan dagbesteding voor ouderen, rekening
houdend met dagritme ouderen.
Sherpa:
Vormgeven aan dagbesteding aan huis.
Zorginhoud
ASVZ:
Careander:
Fatima:
De Lichtenvoorde:
Lunetzorg:
Ons Tweede Thuis:
Pameijer:
’s Heeren Loo:
Sherpa:
Syndion:
Talant:
Visio:
Samenwerking
Amerpoort:
Careander:
Gebruik pijnlijsten.
Aanpassing van het ondersteuningsplan, beleid rondom
palliatieve zorg.
Implementatie levensboeken en levensdozen.
Screenen op dementie, wensenboek voor levenseinde.
Ouderen consulent, gespecialiseerde gedragskundige.
Prototype Palliatief Zorgplan.
Gerichte ondersteuning aan cliënten van allochtone afkomst,
cliënt heeft keuzemogelijkheid om samen met leeftijdsgenoten
te verblijven of juist niet.
Levensboeken en palliatieve zorg ontwikkeld.
Dementie Consultatieteam.
Notitie Ouder worden doe je thuis, protocol Hoe te handelen bij
overlijden.
Beschrijving van een zorgprogramma voor ouderen.
Implementatie levensboek en wensenboek voor levenseinde als
onderdeel van het ondersteuningsplan, protocollen over
methodisch handelen, implementatie protocol
dementiediagnostiek.
Samenwerkingsverbanden met ouderenzorg.
Samenwerking met verpleeghuizen en netwerk van hospices.
14
Gemiva-SVG Groep:
Binnen woonvoorzieningen voor ouderen samenwerking met
thuiszorgorganisaties. Samenwerking met de psychogeriatrische
afdeling van een verpleeghuis.
Ons Tweede Thuis:
Organiseren uitwisselingsmarkt over ouderenzorg binnen de
eigen organisatie.
Pameijer:
Samenwerkingsovereenkomst in het kader van overplaatsing bij
dementie.
Reinaerde:
Samenwerking met reguliere ouderenzorg.
SDW:
Samenwerking met verpleeghuiszorg.
St. Anna, Koraalgroep: Onderzoek samenwerkingsmogelijkheden met reguliere
ouderenzorg.
Syndion:
Samenwerking met thuiszorgorganisaties, sociaal geriater en
ouderenpoli Albert Schweitzerziekenhuis, deelname aan netwerk
palliatieve zorg.
Talant:
Samenwerking met organisaties voor ouderenzorg.
15
Hoofdstuk 4.
Beleidsthema’s
4.1 Huisvesting
Vraag: Hoe krijgt uw beleid rondom huisvesting van de oudere verstandelijk
gehandicapte gestalte?
Figuur 3: Huisvesting
90
80
procenten
70
60
50
40
30
20
10
0
speciale woonvormen levensloopbestendig
wonen
gemengd
woonaanbod
In het kader van ouderenbeleid hebben 31 (82%) organisaties speciale of aangepaste
woonvormen gerealiseerd. 25 organisaties (68%) geven vorm aan ‘levensloopbestendig
wonen’. 14 (36%) organisaties hebben een gemengd woonaanbod waarin zowel ouderen
mét als zonder een verstandelijke handicap gehuisvest zijn.
Overige informatie
Fatima in Nieuw-Wehl hanteert de visie om ambulante cliënten ‘zo normaal mogelijk in
de maatschappij te laten wonen’. Dit betekent dat deze cliënten in verzorgingshuizen in
de wijk gaan wonen. Waar nodig is ondersteuning vanuit Fatima mogelijk.
Ons Tweede Thuis in Aalsmeer e.o. heeft een woonaanbod voor drie doelgroepen: 1.
vitale ouderen, 2. kwetsbare ouderen en 3. zeer kwetsbare ouderen.
Andere organisaties hebben gekozen voor een verpleegeenheid op het terrein van de
organisatie (Vanboeijen in Assen, Reinaerde in Utrecht).
Enkele organisaties worden geconfronteerd met een dilemma bij de praktische uitvoering
van het concept levensloopbestendig wonen. Cello in Vught overweegt het komende jaar
speciale voorzieningen voor ouderen met speciale problematiek (dementie, specifieke
verpleegkundige zorg) in te gaan richten. Dit ondanks hun uitgangspunt de cliënt ook in
de laatste levensfase in de eigen woonomgeving te begeleiden. Ook Tragel Zorg in
16
Terneuzen loopt tegen grenzen aan. Een van de grenzen ligt bij de noodzaak
vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen. Zoals het afsluiten van afdelingen. Dit
kan ernstige consequenties hebben voor de overige cliënten.
Ledenbijeenkomsten
Tijdens de ledenbijeenkomsten kwamen de grenzen aan levensloopbestendig wonen ter
sprake. Zeker bij groepswonen ontstaan problemen en zijn sommige situaties niet meer
wenselijk. Het welbevinden van medecliënten en het woon/leefklimaat wordt aangetast.
Dit betekent dat een individuele cliënt toch moet verhuizen, ondanks het streven
iedereen zo lang mogelijk in de eigen woning te laten verblijven. Dit raakt aan twee
dilemma’s. Het dilemma individueel belang versus groepsbelang en het dilemma
veiligheid versus vrijheid. Dit laatste dilemma wordt actueel, gezien de wettelijke kaders
vanuit de BOPZ.
Amarant (Tilburg) en Dichterbij (Gennep) hebben de ervaring dat de Inspectie voor de
Gezondheidszorg vaker verantwoording vraagt voor het al dan niet toepassen van
vrijheidsbeperkende maatregelen bij ouderen in het kader van de BOPZ.
Bij huisvesting spelen niet alleen vragen over de plaats van de woonlocatie, maar ook
over de inrichting, de mogelijkheid tot dagbesteding in de woning en het al dan niet
toepassen van domotica. Aandacht voor de inrichting van woningen voor ouderen met
een verstandelijke handicap is ook belangrijk gezien de grote kans op visuele en
auditieve beperkingen.
Een aangepaste inrichting van woningen is mede in het belang van de medewerkers en
hun arbeidsomstandigheden. Bijvoorbeeld bij het maken van transfers en het gebruik van
domotica. Het vraagt specifieke deskundigheid van medewerkers om hier op een
verantwoorde manier mee om te gaan.
Veel deelnemers zijn benieuwd naar ervaringen met huisvesting van diverse groepen
ouderen (VG+V&V+GGZ) in één pand en welke conclusies en tips hier aan te verbinden
zijn.
Wat huisvesting betreft blijkt er veel belangstelling te zijn voor ontwikkelingen op het
terrein van domotica en hoe deze in te zetten in woningen voor oudere verstandelijk
gehandicapten.
Andere vragen die gesteld zijn: Welke woonvormen zijn er eigenlijk geschikt voor de
diverse doelgroepen ouderen? Wat zijn de verschillen in inrichting en specifieke
aanpassingen? Wat betekent levensloopbestendig bouwen én inrichten?
4.2 Dagbesteding
Vraag: Hoe krijgt uw beleid rondom dagbesteding vorm?
37 organisaties met ouderenbeleid (97%) geven aan werk, dagbesteding en
activiteitenbegeleiding naar aard en omvang aangepast te hebben aan de mogelijkheden
en behoeften van de cliënten. 19 organisaties (51%) geven aan de mogelijkheid tot een
vorm van pensionering te bieden en maken afspraken hierover.
17
Overige informatie
De Stichting Herman Frantsenhuizen in Vlaardingen geeft dagbesteding aan huis. De
Raphaël Stichting in Schoorl zorgt voor cliënten met dementie voor dagbesteding in hun
eigen woning. Ook Prezzent in Zaltbommel verzorgt aangepaste dagbesteding op een
woonlocatie voor oudere cliënten. Ons Tweede Thuis in Aalsmeer e.o. heeft specifieke
dagbestedingsprojecten voor ouderen in hun thuissituatie. In een speciale beleidsnota
hebben zij per doelgroep deze dagbesteding omschreven.
St. Odeon in Purmerend kijkt per cliënt naar passende dagbesteding. Dit kan aan huis
zijn maar ook buiten de eigen woonplek.
Ook bij ’s Heeren Loo, locatie Druten, is de vraag van de cliënt leidraad voor de invulling
van de dagbesteding. Zij werken met modules naar gelang de wens van de cliënt.
Dit is ook het geval bij Careander in Harderwijk. Zij werken vanuit de methode Urlings.
Ledenbijeenkomsten
Er blijkt op het gebied van dagbesteding veel behoefte te zijn aan informatie-uitwisseling
en verdere ontwikkeling van de inhoud en aanpak, specifiek voor ouderen. Hieronder valt
ook de uitwisseling c.q. ontwikkeling van materialen en concrete handvatten.
Een veelgestelde vraag is: Zijn er alternatieve vormen van dagbesteding voor ouderen
die zowel individueel als in groepsverband, zowel bij ouderen in hun eigen woning of in
een semi-murale context gegeven kunnen worden?
Nogal wat vragen werden gesteld over de financiering van dagbesteding. In het bijzonder
voor cliënten die ouder zijn dan 65 jaar. Hierover bestaat zowel onduidelijkheid als
bezorgdheid.
4.3 Zorginhoud
Vraag: Op welke wijze besteedt uw organisatie aandacht aan de zorginhoud voor oudere
cliënten met een verstandelijke handicap?
18
procenten
Figuur 4: Zorginhoud
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Van de 38 organisaties met ouderenbeleid hebben 36 (95%) organisaties de beschikking
over specifieke verpleegkundige en verzorgende deskundigheid. 30 organisaties (79%)
voeren beleid uit rondom palliatieve zorg en 28 organisaties (74%) beschikken over een
protocol rondom het levenseinde.
18 organisaties (47%) maken gebruik van speciale ondersteuningsteams voor ouderen.
Ondersteuning door gespecialiseerde gedragsdeskundigen en artsen is bij 26 organisaties
(68%) aanwezig. Alleen is deze ondersteuning niet altijd in teamverband georganiseerd.
Verder blijken 28 organisaties (74%) structurele aandacht in het ondersteuningsplan te
geven aan de implicaties van het ouder worden.
Overige informatie
St. Anna in Heel, onderdeel Koraalgroep, is een werkgroep gestart die zich bezighoudt
met vraagstukken op het terrein van eenzaamheid, dementie en chronische ziekten.
Humanitas DMH in Nieuwegein houdt zich bezig met valbeleid.
Om specifieke deskundigheid in huis te hebben heeft de St. Herman Frantsenhuizen in
Vlaardingen een Dementie Consultatie Team, heeft Tragel in Terneuzen de beschikking
over een specialist ouderengeneeskunde, heeft ’s Heeren Loo voor de gehele organisatie
een Kennisnetwerk Ouderen opgezet en werkt De Lichtenvoorde met een
aandachtsfunctionaris palliatieve zorg.
St. Odeon in Purmerend en Maasveld, in Maastricht werken samen met de ouderenzorg.
St. Odeon schakelt bij complexe verpleegtechnische vragen de thuiszorg in.
Ons Tweede Thuis in Aalsmeer heeft een concept palliatief zorgplan ontwikkeld dat
binnenkort gebruikt gaat worden. Medewerkers worden daarnaast geschoold in de
haptonomische benadering.
Ledenbijeenkomsten
De behoefte aan kennisuitwisseling en kennisontwikkeling op het terrein van palliatieve
zorg, dementie, methodisch en belevingsgericht werken is bij veel organisaties aanwezig.
Er is ook behoefte aan de ontwikkeling van meer specialistische kennis over de zorg voor
diverse doelgroepen.
19
Wat de palliatieve zorg betreft heeft men zowel behoefte aan een handreiking om beleid
rondom deze zorg op te zetten als aan ontwikkeling en implementatie van richtlijnen.
Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor zintuiglijke beperkingen waar veel ouderen met
een verstandelijke handicap mee te maken krijgen. Dit geldt overigens ook voor de
overige ouderen in de V&V-sector. Dit heeft implicaties voor zowel de dagbesteding als
de inrichting van de woonomgeving.
Dementie
Vraag: Op welke wijze besteedt u aandacht aan dementie bij uw oudere cliënten?
Figuur 5: Aandachtsgebieden Dementie
100
90
80
procenten
70
60
50
40
30
20
10
0
screening
richtlijn dementie
werken met
levensverhalen
36 van de 38 organisaties met ouderenbeleid (95%) screenen cliënten op dementie. De
implementatie van de richtlijn dementie3 vraagt echter nog aandacht. 18 organisaties
(47%) hebben deze richtlijn geïmplementeerd. Om zo goed mogelijk aan te kunnen
sluiten bij de beleving van de cliënt is het werken met levensverhalen steeds meer
praktijk aan het worden. 28 organisaties (73%) geven aan met levensverhalen te
werken.
Op dit moment is er nog weinig samenwerking tussen de reguliere ouderenzorg en de
gehandicaptenzorg op het gebied van dementie. De bestaande Alzheimercafé’s zijn
onvoldoende afgestemd op de specifieke vragen en behoeften van verstandelijk
gehandicapte cliënten en hun familie en mantelzorgers. Binnen de gehandicaptenzorg is
als gevolg van dit gemis het concept van de Dementietafels ontwikkeld. Dit initiatief
3
De landelijke richtlijn voor het vaststellen van dementie bij mensen met een verstandelijke beperking, is
ontwikkeld door het Landelijk Kennis Netwerk Gehandicaptenzorg (LKNG) in 2005. Deze richtlijn is opgenomen
in de publicatie Dementie in Beeld.
20
wordt gedragen door cliënten-, ouder-, beroepsorganisaties en zorgaanbieders en
hiervoor lopen nu subsidieaanvragen bij diverse fondsen.
Een vraag die nader onderzoek vereist, is het verschil in benaderingswijze van mensen
met dementie en een verstandelijke handicap en mensen met dementie zonder een
verstandelijke handicap. Zijn er belangrijke verschillen aan te geven en op wat voor
manier is hierbij het stadium van dementie van invloed? De resultaten van een dergelijk
onderzoek zullen bruikbaar zijn in de initiële en postinitiële opleidingen voor zowel
verpleegkundigen/verzorgenden als woonbegeleiders.
De scholing van verzorgenden in de reguliere ouderenzorg en die van woonbegeleiders in
de gehandicaptenzorg op het gebied van bejegening van cliënten met dementie vindt in
gescheiden circuits plaats. Terwijl de inhoud van die scholing veel overeenkomsten
vertoont, zie ook de hiernavolgende paragraaf 4.4 Deskundigheidsbevordering.
Vanuit de VGN hebben we onvoldoende inzicht in de mate waarin huidige opleidingen4
specifiek aandacht besteden aan dementie en verstandelijke handicap.
4.4 Deskundigheidsbevordering medewerkers
Vraag: Op welke wijze besteedt u aandacht aan de deskundigheid van medewerkers op
het terrein van de oudere verstandelijk gehandicapte?
procenten
Figuur 6: Aandachtsgebieden deskundigheidsbevordering
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
In de deskundigheidbevordering van medewerkers besteden 33 organisaties (86%)
aandacht aan het vergroten van de sociaal-psychologische kennis over ouder worden, 25
organisaties (65%) aan kennis van ouderdomsziekten en 31 organisaties (81%) aan het
4
Binnen de reguliere ouderenzorg bestaat de branche-erkende opleiding tot Gespecialiseerd Verzorgende
Psychogeriatrie. Deze postinitiële opleiding is te volgen na de opleiding tot verzorgende (mbo-niveau 3).
De Haagse Hogeschool verzorgt een minor psychogeriatrie. Deze is toegankelijk voor 3de en 4de jaars hbostudenten ‘verpleegkunde’ en ‘sociale professies’.
21
uitvoeren van verzorgende en verpleegkundige handelingen. Bijscholing in palliatieve
zorg vindt in 19 organisaties plaats (49%).
In 23 organisaties (60%) is het vergroten van de kwaliteit van de bejegening onderwerp
van deskundigheidsbevordering. In 16 organisaties (42 %) is men bezig de vereiste
competenties voor het werken met oudere verstandelijk gehandicapten te beschrijven.
Opvallend is dat weinig gebruik gemaakt wordt van stages als praktijkgericht middel om
elkaars werkwijze te leren kennen en hiervan te leren. Dit gebeurt slechts in vijf
organisaties (13%). De organisaties die dit betreft zijn: ’s Heeren Loo (drie locaties),
Promens Care in Enschedé en ASVZ in Capelle a/d IJssel in Rotterdam.
Bij de vraag naar aandacht voor deskundigheidsbevordering hebben wij een uitsplitsing
gemaakt naar grote, middelgrote en kleine organisaties en per groep bekeken hoeveel
procent bijscholing aanbiedt op het terrein van V&V handelingen, sociaal/psychologische
kennis over ouder worden en bejegening. Hierbij valt op dat de middelgrote organisaties
iets vaker bijscholing aanbieden. Vooral op het gebied van bejegening. Bij de kleine
organisaties valt op dat geen enkele organisatie heeft aangegeven bij te scholen op
kwaliteit van de bejegening. Een mogelijke reden hiervoor is de schaalgrootte.
Overige informatie
Bij Talant in Heerenveen vindt scholing voor medewerkers plaats gericht op ouderen.
Bij de Stichting Herman Frantsenhuizen in Vlaardingen biedt het Dementie Consultatie
Team informatie over dementie.
Bij ’s Heeren Loo leren medewerkers volgens het train-de-trainersprincipe met
ondersteuning van adviseurs (arts, fysio- ergotherapeut, orthopedagoog etc.) De
beschrijving van de gewenste competenties is nog in de concept-fase.
Tragel in Terneuzen voert momenteel een innovatieproject uit dat bestaande methoden
en werkwijzen wil aanpassen aan oudere cliënten en deze binnen de organisatie wil
implementeren. Binnenkort besluit men hoe de bijpassende scholing gaat vormgeven.
Diverse organisaties geven aan gebruik te maken van de methode Urlings 5 om
medewerkers te scholen. Bij Careander in Harderwijk wordt deze methode door de hele
organisatie toegepast. Iedere nieuwe medewerker wordt in deze methode geschoold. Ook
in Ons Tweede Thuis in Aalsmeer e.o. is de methode Urlings standaard. De cursus wordt
vrijwel altijd door een volledig team gevolgd, inclusief opfriscursus. Bij Cello in Vught
wordt deze methode op dit moment geïmplementeerd en ook bij Reinaerde in Utrecht
werkt men ermee.
Is de methode Urlings binnen de gehandicaptenzorg goed bekend, in de reguliere
ouderenzorg geldt hetzelfde voor de methode van de geïntegreerde belevingsgerichte
zorg. Deze methode is onderdeel van het zogenaamde zingevingsmodel.6
Belevingsgerichte zorg richt zich op de zorg voor mensen met dementie, maar is ook in
ontwikkeling op afdelingen voor somatische verpleeghuiszorg, bij de zorg voor mensen
met een verstandelijke handicap en in de psychogeriatrische thuiszorg. Beide methoden
zijn gebaseerd op Validation en zijn zowel binnen de reguliere ouderenzorg als binnen de
gehandicaptenzorg toepasbaar. Op dit moment loopt onder leiding van Cora van der
5
De methode Urlings richt zich op het respectvol en methodische begeleiden van oudere en dementerende
mensen met een verstandelijke beperking en heeft als uitgangspunt aan te sluiten bij de behoeften, belevingen
en wensen van de oudere cliënt. Deze worden vervolgens centraal gesteld in de ondersteuning. De methode
maakt gebruik van verschillende benaderingswijzen zoals validation, reminiscentie, warme zorg maar ook
humor, massage en muziek. Zie: www. Buro-urlings.nl
6
Het zingevingsmodel en de methodiek van de geïntegreerde zorg zijn beschreven door Cora van der Kooij in
haar proefschrift Gewoon Lief zijn, Boom Lemma 2002. De scholing in deze methode vindt onder andere plaats
vanuit het IMOZ maar er zijn meerdere aanbieders.
22
Kooij een onderzoek naar de effecten van de methode van de belevingsgerichte zorg
binnen tien gehandicaptenorganisaties (o.a. Pameijer).7
Een derde methode die veel overeenkomsten heeft met de hiervoor genoemde twee is de
zogenaamde presentiebenadering. De theoretische basis hiervoor is ontwikkeld door
prof.dr. Andries Baart.8 De presentiebenadering richtte zich oorspronkelijk vanuit
pastoraal werk op mensen in de marge van de samenleving. De methode heeft zich
verbreed en wordt nu zowel binnen het welzijnswerk als in de (geestelijke)
gezondheidszorg toegepast.
Vraag: Welke knelpunten komt u tegen bij de aanwezige en gewenste competenties van
uw medewerkers om op nieuwe zorgvragen van de oudere verstandelijk gehandicapte in
te gaan?
In de antwoorden op deze vraag noemt men de volgende knelpunten:
Onvoldoende kennis over ouder worden, ouderdomsziekten, pijnbeleving en
dementie in combinatie met een verstandelijke handicap.
Het ontbreken van verzorgende en verpleegkundige kennis en vaardigheden
(competenties).
Bij oudere verstandelijk gehandicapten nog teveel gericht zijn op ontwikkeling,
moeite met afstemmen op het proces van ouder worden en/of dementeren.
Onduidelijkheid over de competenties waarover medewerkers moeten
beschikken.
De VGN is inmiddels een traject gestart om te komen tot een verdiepend
competentieprofiel ouderen.
Uit de reacties op de enquête blijkt dat veel organisaties vinden dat werken met oudere
verstandelijk gehandicapten een omslag naar een andere houding vereist van
medewerkers. Van een pedagogische, ontwikkelingsgerichte houding naar een
belevingsgerichte en op ‘presentie’ gerichte houding. Meer overeenstemming over de
gewenste competenties om met ouderen te werken, biedt houvast voor werving/selectie
en scholing en ontwikkeling.
In de samenwerking tussen de reguliere ouderenzorg/thuiszorg en de gehandicaptenzorg
blijkt dat aan beide zijden sprake is van een kennisleemte. Deze is complementair. Om
deze reden heeft De Trans in Emmen het initiatief genomen om medewerkers uit de V&Vsector en de gehandicaptenzorg gezamenlijk te scholen. De gedachte hierachter is dat zij
het best in staat zijn om specifieke inzichten, kennis en houdingsaspecten aan elkaar
over te brengen.
Een ander knelpunt dat genoemd werd is de borging van de verkregen kennis over de
ouder wordende cliënt. Door een groot verloop of door doorstroming van medewerkers
verdwijnen kennis en vaardigheden. Dit is overigens een probleem dat niet specifiek is
voor het werken met ouderen met en verstandelijke handicap.
7
Door middel van triade-interviews (cliënt, familie/vertegenwoordiger, woonbegeleider) wordt in beeld
gebracht hoe het proces van ouder worden beleefd wordt. De resultaten worden vastgelegd in de publicatie Wil
je wel in mijn wereld komen? Deze is medio 2012 gereed.
8
‘Een theorie van de presentie’, prof.dr. Andries Baart, 2001
23
Ledenbijeenkomsten
Tijdens een van de ledenbijeenkomsten vertelde een manager van Cello dat men daar
niet alleen kijkt naar de competenties van medewerkers, maar ook naar persoonlijke
eigenschappen en sociaal-emotionele intelligentie. Cello probeert die persoonlijke
kwaliteiten van medewerkers in kaart te brengen en vervolgens te ontwikkelen, die goed
passen bij diverse doelgroepen. Cello doet dit al voor cliënten met ernstige
gedragsproblemen, maar overweegt dit te gaan toepassen bij medewerkers die werken
met de doelgroep ouderen.
Als voorbeeld werd het werken met cliënten met een vorm van autisme genoemd. De
omgang met deze groep vraagt van een medewerker het vermogen om in tal van
situaties een heldere structuur aan te brengen en tegelijkertijd om te gaan met het
ontbreken van emotionele wederkerigheid.
De deelnemers aan de ledenbijeenkomsten geven de VGN een belangrijke rol in het
organiseren van themabijeenkomsten over diverse aspecten van ouderenzorg.
Verder heeft men behoefte aan handvatten waarmee kennis van het werkveld ouderen
beter geborgd kan worden in de organisatie.
Binnen de initiële opleidingen is het van belang het werken met oudere verstandelijk
gehandicapten op de agenda te zetten. Dit zou kunnen resulteren in de ontwikkeling van
aparte modules.
Men heeft behoefte aan een aanvullend competentieprofiel voor medewerkers die werken
met oudere verstandelijk gehandicapten.
Men ziet voor de VGN ook een rol weggelegd bij het informeren van zorgorganisaties
over het huidige scholingsaanbod op het terrein van ouderen. Men verwacht ook van de
VGN waar nodig de ontwikkeling van een nieuw of aanvullend scholingsaanbod te
faciliteren.
4.5 Activiteiten gericht op familie/mantelzorg/vrijwilligers
Vraag: Hoe betrekt u familie/mantelzorg/vrijwilligers bij de zorg voor de ouder
verstandelijk gehandicapte?
Van de in totaal 38 organisaties met ouderenbeleid geven 27 (71%) organisaties
voorlichting c.q. ondersteuning aan familie en mantelzorgers.
20 (52%) organisaties voeren activiteiten uit die gericht zijn op het instandhouden van
het sociale netwerk wanneer er sprake is van ‘medeveroudering’ van familie en
mantelzorgers. Hierbij speelt de zorgplanbespreking vaak een belangrijke rol. Wat betreft
vrijwilligersbeleid, gericht op de ondersteuning van ouderen, geven 17 (44%)
organisaties aan dit te hebben.
Overige informatie
Cello betrekt familie/vertegenwoordigers bij het reguliere ondersteuningsplan en de
bijbehorende overlegvormen. Deze contacten worden intensiever naarmate de zorgvraag
toeneemt.
Bij de Stichting Herman Frantsenhuizen wordt het persoonlijke ondersteuningsplan in
samenspraak met cliënt en verwanten gemaakt. Het netwerk van de cliënt is onderwerp
van gesprek en waar nodig worden hierover afspraken gemaakt.
24
Careander geeft ruimte voor verzorging en begeleiding door mantelzorgers binnen de
woning en tijdens de dagbesteding. Familie is betrokken bij multidisciplinaire overleg. Op
een sociale netwerkkaart worden alle personen rondom een cliënt opgenomen.
’s Heeren Loo start binnenkort met een training voor medewerkers én familie en
organiseert daarnaast familiebijeenkomsten.
Kijken we naar de verdeling tussen grote, middelgrote en kleine organisaties, dan valt op
dat middelgrote organisaties iets meer aan voorlichting doen en in kleine organisaties
weinig aandacht is voor voorlichting, geen activiteiten gericht op het sociale netwerk en
geen vrijwilligersbeleid gericht op ouderen. Dit zou kunnen samenhangen met een
beperkt aantal cliënten en/of een beperkt aantal medewerkers.
Ledenbijeenkomsten
De noodzaak meer prioriteit te geven aan de samenwerking met familie, mantelzorgers
en vrijwilligers is onderwerp van discussie. Het sociale netwerk van de oudere verstandelijk
gehandicapte is kwetsbaar. Ouders vallen weg en broers en zussen zijn vaak jarenlang
gewend alleen maar op bezoek te komen. Zij weten onvoldoende welke rol zij kunnen spelen
en worden hierop nog te weinig aangesproken.
De huidige maatschappelijke en politieke ontwikkelingen gaan uit van eigen regie, eigen
netwerken en participerend burgerschap. Gezien de krappere budgetten en de grote rol
van gemeenten in het kader van de Wmo, wordt de inzet van familie, mantelzorgers en
vrijwilligers onmisbaar. Dit alles vraagt een omslag in denken en handelen binnen de
gehandicaptenorganisaties.
De VGN zou het belang van ontwikkelen en behouden van sociale netwerken voor de
oudere verstandelijk gehandicapten op de agenda kunnen zetten bij de landelijke
politiek. Ook zou de VGN visie-ontwikkeling op dit terrein kunnen stimuleren en
succesfactoren kunnen opsporen die het betrekken van familie/mantelzorg en vrijwilligers
bij het welzijn van de oudere verstandelijk gehandicapte bevorderen.
Een concrete suggestie die gedaan wordt, is het schrijven van een notitie voor de
doelgroep familie/mantelzorg over het belang en de noodzaak van familieparticipatie.
Tijdens de drie ledenbijeenkomsten heeft KansPlus de belangrijkste uitkomsten van haar
onderzoek onder 62 familieleden van ouderen met een verstandelijke handicap
gepresenteerd. De behoefte aan goede communicatie over ouderenbeleid vanuit de
organisatie is groot. Cliëntenraden en familieverenigingen zouden meer bij de
beleidsontwikkeling betrokken moeten worden.
Uit het onderzoek van KansPlus wordt eveneens het belang onderstreept om te
investeren in een sociaal netwerk. Meer investeren in vrijwilligersbeleid; het leggen van
contacten en samenwerken met maatschappelijke organisaties en het betrekken van
familieleden zijn belangrijke activiteiten voor een goed netwerk voor de oudere met een
(verstandelijke) handicap.
25
Hoofdstuk 5.
Samenwerking
5.1 Samenwerking met reguliere ouderenzorg/thuiszorg of anderen
Vraag: Kunt u aangeven hoe uw samenwerking met andere partners rondom de zorg
voor oudere (verstandelijk) gehandicapten eruit ziet?
Van de 38 respondenten op deze vraag geven 4 organisaties (10,5%) aan dat zij
reguliere ouderenzorg aanbieden naast de zorg voor oudere verstandelijk
gehandicapten.9
21 organisaties (55%) werken samen met de reguliere ouderenzorg en/of thuiszorg
rondom huisvesting.
Bij 20 organisaties (52%) is deze samenwerking ook aanwezig rondom de inzet van
directe ondersteuners.
Overige informatie
Bij Tragel wordt vanuit verpleeghuizen ondersteuning geboden. Waar nodig kan vanuit de
verpleeghuiszorg specifieke verpleegkundige expertise binnengehaald worden.
Fatima in Nieuw Wehl werkt samen met een palliatief team in de regio rondom de
palliatieve zorg voor de oudere verstandelijk gehandicapte.
Ons Tweede Thuis beschikt over een specifieke woonvoorziening voor ouderen binnen
een locatie waar ook de reguliere ouderenzorg gehuisvest is (Amstelring). De
samenwerking moet nog meer vorm krijgen. Deze vindt al wel plaats rondom de
nachtzorg. Het voornemen is om ook rondom de palliatieve zorg meer te gaan
samenwerken.
Promens Care in Assen koppelt diverse woonlocaties voor ouderen met een
verstandelijke handicap aan reguliere verzorgingshuizen.
Vraag: Met welke organisaties werkt u samen?
38 respondenten geven hier antwoord op. De samenwerking vindt vooral plaats met
thuiszorgorganisaties. Daarnaast wordt samenwerking aangegeven met verpleeg- en
verzorgingshuizen, ziekenhuis, hospices en dagopvang ouderenzorg.
De samenwerking krijgt vorm door gebruik te maken van elkaars kennis en expertise en
door specifieke ondersteuning op praktisch gebied zoals nachtzorg en specifieke
verpleegkundig expertise.
Vraag: Op welke terreinen en/of met welke deskundigen werkt u samen?
Terreinen die worden genoemd zijn:
9
Dit zijn Amerpoort in Baarn, Reinaerde in Utrecht, Talant in Heerenveen en Het Lichtpunt in Katwijk aan Zee
26
1. palliatieve zorg;
2. psychogeriatrische zorg;
3. dementie;
4. nachtzorg;
5. (specialistische) medische en verpleegkundige zorg;
6. paramedische zorg;
7. wonen en dagbesteding;
8. deskundigheidsbevordering medewerkers;
9. ouderen in de wijk;
10. consultatie en intercollegiale casuïstiek.
Deskundigen waar mee wordt samengewerkt zijn:
1. Verpleegkundigen of vrijwilligers palliatieve zorg, medewerkers terminale
thuiszorg.
2. Geriater, psychiater, specialist ouderenzorg, huisarts, gedragskundige; arts VG,
VG poli ziekenhuis, muziektherapeut.
Vraag: Welke overwegingen hebben geleid tot het initiatief om te gaan samenwerken?
Deze vraag is beantwoord door 32 respondenten.
De volgende overwegingen worden genoemd:
1. Verhoging van de kwaliteit van de zorgondersteuning en de kwaliteit van leven.
2. Beperkte eigen mogelijkheden tot zorg op maat.
3. Tekort aan eigen deskundigheid.
4. Verbetering van de huisvesting.
5. Intercollegiale toetsing; de eigen horizon verbreden.
6. Kennis delen en verder ontwikkelen; synergie tot stand brengen.
7. Financieel gunstiger om expertise in te huren dan deze zelf te ontwikkelen.
8. Gezamenlijke inkoop en afstemming van diensten.
Vraag: Zijn er knelpunten in de samenwerking en op welke terrein (en) liggen deze?
Deze vraag is beantwoord door 32 respondenten.
De volgende knelpunten worden aangegeven:
1. Verschillen in cultuur en visie tussen de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, dit
komt bijvoorbeeld tot uiting in de verschillende benadering van probleemgedrag.
2. De kloof tussen de medische/verpleegkundige benadering vanuit de reguliere
ouderenzorg en de pedagogische, op kwaliteit van bestaan gerichte benadering
vanuit de gehandicaptenzorg.
3. De soms grote tijdsinvestering.
4. Onvoldoende kennis over en weer van elkaars doelgroep.
5. De verschillen in organisatie van de zorg, financieringssystematiek en inspectie
regime.
27
6. De beperkte beschikbaarheid van medische expertise met name de AVG artsen.
Ledenbijeenkomsten
De deelnemers aan de ledenbijeenkomsten vinden het zinvol dat de VGN samenwerking
zoekt met Actiz vanwege de kennis binnen deze organisatie over de zorginhoud. Dit geldt
ook voor andere mogelijke samenwerkingspartners binnen de V&V-sector en GGZ.
Er is behoefte aan informatie over geslaagde samenwerkingsprojecten tussen de VG- en
V&V-sector. Verder kent men de VGN een rol toe bij het faciliteren van regionale en
landelijke netwerkbijeenkomsten.
5.2 Deelname aan kennisnetwerken
Vraag: Op welke wijze neemt uw organisatie deel aan kennisnetwerken?
Op deze vraag hebben alle 62 respondenten geantwoord.
Hiervan nemen 24 organisaties (38%) deel aan het Landelijk Netwerk
Gedragsdeskundigen Ouderen.
25 organisaties (40%) participeren in regionale netwerken. Voorbeelden die genoemd
worden:
intercollegiaal overleg;
palliatief netwerk;
netwerk dementerenden Friesland;
academische werkplaats ouderenzorg Zuid-Holland;
netwerk met V&V-organisaties in diverse regio’s.
45 organisaties (72%) beschikken over een vorm van kennisuitwisseling binnen de eigen
organisatie. Dit vindt plaats binnen expertisegroepen of speciale vakgroepen of
projectgroepen.
Voorbeelden die genoemd worden:
Landelijk Kennisnetwerk ouderen (binnen ’s Heeren Loo).
Dementie Consultatie Team.
Commissie Ouderen.
Kwartaaloverleg met instanties.
Daarnaast wordt de deelname aan internationale netwerken genoemd, zoals de Special
Interest Research Group (SIRG) on Aging van IASSID.
5.3 Participeren in onderzoek naar veroudering (verstandelijk) gehandicapten
Vraag: Wilt u wanneer u participeert in onderzoek hier een verdere toelichting op geven?
28
Hoewel op dit moment een aantal grote gehandicaptenorganisaties betrokken zijn bij
onderzoeksconsortia (zoals GOUD10 ‘Sterker op eigen benen’11 en ‘Kwaliteit van
leven’12), is in het algemeen de betrokkenheid bij onderzoek laag.
Van de 38 respondenten geven 6 (15%) betrokkenheid bij onderzoek aan.
Dit betreft:
Zorg voor Beter-trajecten over valpreventie en decubitus in samenwerking
met Vilans (Reinaerde).
Een haalbaarheidsonderzoek voor een eenheid palliatieve zorg, revalidatie
en verpleging voor verstandelijk gehandicapte cliënten (St. Anna,
onderdeel Koraalgroep).
Participatie in een onderzoek van de VU Amsterdam naar pijnherkenning
bij ouderen (St. Odeon).
Onderzoek naar competenties voor het werken met ouderen (de
Lichtenvoorde).
Onderzoek naar angst en depressie door de Erasmus Universiteit en
beweging en geheugen door de Rijksuniversiteit Groningen (ASVZ).
Onderzoek naar bejegening en de belevingswereld van ouder wordende
cliënten met een verstandelijke beperking onder leiding van Cora van de
Kooij (Pameijer).
Ledenbijeenkomsten
‘Hoe komt het dat binnen de gehandicaptenzorg veel minder wetenschappelijk onderzoek
geïnitieerd wordt dan bijvoorbeeld binnen de algemene gezondheidszorg? We doen vaak
maar wat’, vroeg een sectormanager zich af tijdens een van de ledenbijeenkomsten. ‘Is
hierin een actievere rol voor de VGN weggelegd?’
De volgende suggesties voor onderzoek zijn tijdens de bijeenkomsten gegeven:
Verschil tussen dementerende ouderen met of zonder een verstandelijke
handicap.
Onderzoek naar de ontwikkeling van de doelgroep ouderen voor de komende
jaren naar omvang, leeftijd, doelgroep.
Onderzoek naar gebruikte methodieken voor bejegening en de effectiviteit
hiervan.
Ontwikkeling ZZP en de gevolgen hiervan voor ouderen.
10
Het project Gezond ouder met een verstandelijke beperking (GOUD) is een samenwerkingsverband tussen
drie grote zorgorganisaties: Abrona (Utrecht), Amarant (Noord-Brabant), Ipse De Bruggen (Zuid-Holland) en
het Erasmus MC (leerstoel: Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten) en de Rijksuniversiteit Groningen
(leerstoel: Bewegingswetenschappen). Het betreft onderzoek naar 1) fysieke activiteit en fitheid; 2) voeding en
voedingstoestand; en 3) stemming, angst en cognitie. Daarnaast worden speciale dagbestedingsprogramma’s
ontwikkeld en geëvalueerd.
11
Een samenwerkingsverband tussen het UMCN St. Radboud en Dichterbij, Pluryn Werkenrode en Siza Dorp
Groep voert onder meer onderzoek uit naar preventie van valincidenten bij ouderen met een verstandelijke
beperking.
12
Het Gouverneur Kremers Centrum (Universiteit Maastricht, Koraalgroep, Stichting Pergamijn) voert samen
met het Nivel onder meer onderzoek uit naar veroudering en specifieke syndromen en naar medische
beslissingen in de laatste levensfase.
29
Hoofdstuk 6.
Toekomstperspectief
6.1 Toekomstige speerpunten in ouderenbeleid
Vraag: Op welke onderdelen van ouderenbeleid ligt de focus voor uw organisatie in de
komende twee jaar?
Figuur 7: Toekomstige speerpunten
Aantal organisaties
60
50
40
30
20
10
0
Op deze vraag hebben alle 62 respondenten geantwoord.
Uit de bovenstaande grafiek blijkt dat organisaties vooral gericht zijn op
deskundigheidbevordering, dagbesteding en wonen. Relatief weinig organisaties zijn
gericht op betrokkenheid bij onderzoek. Verhoudingsgewijs ligt de focus ook minder bij
activiteiten voor en met familie, mantelzorgers en vrijwilligers.
6.2 Verwachtingen en behoeften
Vraag: Waar liggen in de nabije toekomst uw behoeften als het gaat om
kennisuitwisseling, deskundigheidsbevordering, kwaliteitsontwikkeling en
samenwerkingsvormen?
Op deze vraag hebben alle 62 respondenten geantwoord.
Om de rapportage inzichtelijker te maken hebben we de antwoorden op de categorie
kennisuitwisseling uit de enquête gesplitst in ‘kennisuitwisseling’ en ‘kennisontwikkeling’.
30
In paragraaf 5.3 is de vraag gesteld of de VGN een actieve rol kan nemen in het
stimuleren van onderzoek. In dezelfde paragraaf worden vier suggesties voor onderzoek
gedaan. Ook de hieronder aangegeven behoeften aan kennisontwikkeling kunnen
onderwerp worden van nader (wetenschappelijk) onderzoek.
Op het gebied van kennisontwikkeling worden de volgende behoeften aangegeven:
Het vergroten van kennis en kunde rondom ouder wordende cliënten. Zowel op
psychologisch, psychogeriatrisch als op lichamelijk terrein en zowel binnen als
buiten de organisatie.
Meer specifieke kennis ontwikkelen over verouderingsprocessen bij mensen met
een verstandelijke handicap.
Expertise bundelen met als doel innovatieve zorgvormen en methodes te
ontwikkelen.
Onderzoeken op welke wijze ketenpartners elkaar kunnen ondersteunen door het
uitwisselen van expertise.
In het algemeen: ontwikkelen van meer evidence based kennis over
begeleidingsstijlen en specifieke methodieken.
Ontwikkelen van een evidence based methodische aanpak voor zinvolle
dagbesteding.
Op het gebied van kennisuitwisseling:
Kennis delen met andere organisaties en ideeën opdoen.
Op de hoogte blijven van nieuw onderzoek, nieuwe kennis, nieuwe
ontwikkelingen.
Vergroten van kennis binnen samenwerkingsverbanden, o.a. met ketenpartners.
Kennisuitwisseling in interne en externe netwerken.
Kennisuitwisseling over dagprogramma’s.
Gebruikmaken van wetenschappelijk onderzoek en evidence based kennis.
Kennisuitwisseling op het gebied van huisvesting.
Op het gebied van deskundigheidsbevordering:
Bijscholing in verzorgende en verpleegkundige handelingen.
Deskundig omgaan met een grotere fysieke belasting door medewerkers.
Begeleiding kunnen aanpassen aan de fase van het ouder worden.
Toepassen kennis en kunde die binnen reguliere ouderenzorg ontwikkeld is.
Toerusten medewerkers op het terrein van palliatieve zorg, omgaan met
ziektebeelden, opstellen dagprogramma’s en inrichten leefomgeving; screening op
dementie, methodische werken.
Meer aandacht bij initiële beroepsopleidingen (ROC’s) voor ouder wordende cliënt
met een verstandelijke beperking.
Op het gebied van kwaliteitsontwikkeling:
Meer variatie voor dagbesteding voor ouderen.
Gebruikmaken van resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
Ontwikkeling methodieken: integratie van reguliere en specifieke methoden.
Kwaliteitstoetsing, omschrijven minimale kwaliteitsnormen m.b.t. ouderenbeleid.
Inzet deskundig personeel.
31
Visieontwikkeling over basismeting DSVH13 bij alle ouder wordende cliënten.
Praktisch en financieel organiseren van dagopvang voor 65 plussers.
Op het gebied van samenwerking:
Samenwerking en informatie-uitwisseling met reguliere organisaties voor
ouderenzorg.
Toetsen van eigen beleid aan dat van collega-organisaties.
Participeren in samenwerkingsverbanden. Bij de (regionale)politiek in het vizier
komen.
Onderzoeken op welke wijze ketenpartners elkaar kunnen ondersteunen door
uitwisselen van expertise.
6.3 Succes- en faalfactoren
Vraag: Wat zijn volgens uw organisatie succes- en faalfactoren bij de ontwikkeling van
beleid voor oudere (verstandelijk) gehandicapten?
Deze vraag is door 35 respondenten beantwoord.
De belangrijkste succesfactoren die genoemd worden zijn:
Duidelijke visie.
Gevoel van urgentie om beleid te ontwikkelen.
Deskundige en betrokken medewerkers.
Goede interdisciplinaire samenwerking.
Breed netwerk met reguliere ouderenzorg.
Goed zicht op aard en omvang en ontwikkeling doelgroep ouderen.
Kennis delen en ontwikkelen met anderen.
Goed scholingsprogramma en borging daarvan.
Goede communicatie.
Inzet domotica.
De belangrijkste faalfactoren:
Ontbreken lange termijn denken m.b.t. huisvesting, voorzieningen etc.
Beperkte financieringsmogelijkheden.
Knelpunten in regelgeving en organisatie van zorg (o.a. ZZP).
Gescheiden werelden van ouderenzorg en gehandicapten zorg, ieder met
eigen visie en cultuur.
Onvoldoende meenemen en/of betrekken van medewerkers bij
ontwikkeling ouderenbeleid.
13
Dementieschaal voor mensen met een verstandelijke handicap (DSVH) is een
gedragsbeoordelingsschaal die dient als hulpmiddel bij de diagnostiek van dementie bij volwassenen met
een verstandelijke handicap. Verkrijgbaar via www.bsl.nl/shop/thema-dementie
32
6.4 Ervaren knelpunten in huidige regelgeving en organisatie van de zorg
Vraag: Welke knelpunten komt u tegen in de huidige regelgeving en organisatie van de
zorg? In het bijzonder knelpunten die ‘zorg op maat’ voor de oudere (verstandelijk)
gehandicapte verhinderen?
Bij deze vraag geven 35 (55%) respondenten aan knelpunten te ondervinden.
De volgende knelpunten worden genoemd:
ZZP-systematiek is slecht afgestemd op de oudere cliënt. ZZP-inkomsten
voor zorgintensieve cliënten schieten tekort.
Verschillen in regelgeving, kwaliteitseisen, protocollen etc. tussen
ouderenzorg en gehandicaptenzorg. De ouder wordende verstandelijk
gehandicapte valt tussen wal en schip.
De financiering van de dagbesteding. Deze is o.a. niet toereikend voor
(bijzondere) dagbesteding na 65 jaar.
Onvoldoende aandacht voor financiering van toenemende dementie en
palliatieve zorg.
‘Op maat’ betekent meer administratie. Verantwoording naar het
zorgkantoor zou globaler kunnen.
33
Hoofdstuk 7.
door de VGN
Verwachtingen ten aanzien van ondersteuning
Vraag: Ziet u een actieve rol voor de VGN op het gebied van ouderenbeleid?
Alle 62 respondenten beantwoorden deze vraag bevestigend en zien een actieve rol voor
de VGN.
Vraag: Op welke gebieden en/of op welke wijze ziet u een actieve rol voor de VGN?
Onderstaande tabel geeft aan hoeveel procent van de respondenten een rol ziet voor
welk onderdeel. Hierbij wordt zichtbaar dat 52 respondenten (83%) het faciliteren van
kennisuitwisseling door de VGN als de belangrijkste rol ziet.
Figuur 8: Gebieden waarop ondersteuning VGN gewenst
wordt
Aantal organisaties
60
50
40
30
20
10
0
Vraag: Kunt u uw antwoord toelichten?
Een selectie uit de gegeven toelichtingen:
‘De VGN heeft bij uitstek de positie om kennis en deskundigheid rondom de zorg
voor de oudere verstandelijk gehandicapte te inventariseren en kennisuitwisseling
te faciliteren.’
34
‘Graag een actieve rol bij het vormgeven van een stevig en zichtbaar
ouderenbeleid.’
‘Bundeling van bestaande kennis bevorderen. Ouderenzorg is intensieve zorg en
vraagt om keuzes. Een landelijke handreiking helpt en geeft richting.’
‘De VGN kan het beleidskader afstemmen op de financiering vanuit de overheid en
van daaruit een competentieprofiel opstellen. Daarnaast kunnen er projectgroepen
gevormd worden om bestaande kennis te bundelen.’
‘Zorg dat het onderwerp op de agenda van de VGN komt. De zorg is aan het
veranderen. De ontwikkelingen rondom de Wmo vragen om deskundigheid.
Voorlichting aan de leden is nodig. Netwerken zijn nodig om de toenemende
zorgvraag van de groeiende groep oudere verstandelijk gehandicapten goed te
kunnen beantwoorden.’
‘Rol van de VGN is het op de agenda plaatsen van de noodzaak tot
deskundigheidsbevordering op het terrein van de ouder wordende verstandelijk
gehandicapte bij overheid en zorgkantoren, zodat dit ook financieel gerealiseerd
kan worden.’
‘We willen het wiel niet alleen uitvinden. Binnen de sector is veel kennis en
expertise die gebundeld moet worden. De VGN kan hier een belangrijke rol in
spelen.’
‘De VGN is er voor de kaders en randvoorwaarden.’
‘Binnen onze organisatie is behoefte aan een uniforme specifieke scholing gericht
op de ouder wordende VG cliënt. Een aanvulling op het huidige competentieprofiel
geeft aan waar medewerkers aan moeten voldoen en waar scholing zich op moet
richten.’
‘De VGN kan kennisnetwerken helpen opstarten en ondersteunen zodat deze meer
doen dan uitwisselen alleen.’
‘Beschikbaarheid van materiaal en informatie via de website zou de
toegankelijkheid van kennis vergroten.’
‘Oog voor een nieuwe ZZP speciaal voor VG-sector en ouder wordende cliënt.’
‘Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse uitvoeren om de groei en de behoefte
aan zorg te bepalen voor de derde en vierde levensfase’.
‘Samenwerken met Actiz met betrekking tot kennis en ervaring rondom
dagbesteding en diverse woonvormen.’
Rollen voor de VGN
Uit de vele opmerkingen naar aanleiding van deze thema’s in zowel de enquête als
tijdens de ledenbijeenkomsten, hebben we zes overstijgende rollen voor de VGN gehaald.
Deze zijn:
35
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Agenderen van onderwerpen zoals financiering, knelpunten in regelgeving.
Het initiëren van onderzoek.
Het faciliteren van netwerken zowel landelijk als regionaal.
Het faciliteren van kennisuitwisseling over de hierboven genoemde thema’s.
Het informeren van leden over actuele of nieuwe ontwikkelingen.
Het ontwikkelen van ondersteunend materiaal.
Vraag: Maakt uw organisatie gebruik van de informatievoorziening over ouderenbeleid
door de VGN via het ledennet, via de Kennisportal en het Kennisplein
Gehandicaptenzorg?
Van de 62 respondenten geven 53 (84%) aan hiervan regelmatig gebruik te maken.
Van de 10 respondenten die aangeven (nog) geen gebruik te maken van de
informatievoorziening van de VGN of deze mogelijkheid niet te kennen, vallen 6
respondenten onder de categorie grote organisaties.
De mate waarin gebruik gemaakt wordt van de informatievoorziening loopt uiteen.
Zeven respondenten (11%) geven aan dat zij de informatievoorziening van de VGN beter
zouden kunnen benutten. De overige respondenten geven aan de informatie goed te
gebruiken en regelmatig door te spelen naar anderen in de organisatie.
Vraag: Heeft u materiaal (beleidsnotitie, scholingsmateriaal, voorlichtingsmateriaal) dat u
beschikbaar wilt stellen voor het VGN bureau of als ‘showcase’ op het Kennisplein?
Van de 62 respondenten geven er 22 aan materiaal beschikbaar te willen stellen.
36
Hoofdstuk 8.
Conclusie en aanbevelingen
De enquête en de ledenbijeenkomst hebben de VGN veel informatie gegeven over de
stand van zaken met betrekking tot ouderenbeleid en de behoefte van VGN-leden aan
ondersteuning. De timing van dit initiatief en het agenderen van ouderenbeleid als
belangrijk beleidsthema van de VGN voor 2012, lijkt op zijn plaats. We verwachten dat
een grote groep VGN-leden zal kunnen profiteren van de uitkomsten van deze
inventarisatie en de vervolgactiviteiten.
De enquête en de ledenbijeenkomsten laten zien dat bij een aantal organisaties veel
kennis en ervaring over ouderenbeleid aanwezig is. De behoefte van deze organisaties
ligt bij de aanpak van knelpunten in de regelgeving en samenwerking met de reguliere
ouderenzorg en ketenzorg. Zij hebben behoefte aan kennisontwikkeling over de
benadering van specifieke doelgroepen op het terrein van huisvesting, dagbesteding en
zorgondersteuning. Daarnaast zitten veel organisaties in een oriëntatie- en/of startfase
en is hun behoefte aan kennisuitwisseling groot.
De lidorganisaties die gereageerd hebben op de enquête en/of aan de
ledenbijeenkomsten hebben deelgenomen, kennen de VGN unaniem een belangrijke rol
toe op diverse terreinen. Tot dezelfde conclusie kwam men binnen het AKO-overleg
Op basis hiervan komen wij tot de volgende aanbevelingen voor het beleid van de VGN
voor 2012:
Aanbeveling 1
Plaats de groei van het aantal ouderen met een verstandelijke handicap op de landelijke,
regionale en gemeentelijke politieke agenda en geef de implicaties hiervan aan voor
beleid op diverse terreinen, zoals regelgeving, scholing, toenemende dementie,
palliatieve zorg, financiering dagbesteding.
Aanbeveling 2
Onderzoek de samenwerkingsmogelijkheden met Actiz en andere brancheorganisaties.
Maak daarbij optimaal gebruik van elkaars kracht en expertise. Onderzoek de
samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van kennisontwikkeling en
kennisuitwisseling en op gezamenlijk te nemen initiatieven (bijvoorbeeld gezamenlijke
themabijeenkomsten).
Aanbeveling 3
Stimuleer en initieer onderzoek en maak daarbij gebruik van de suggesties die uit de
enquête en de ledenbijeenkomsten zijn gekomen
Aanbeveling 4
Faciliteer de kennisuitwisseling en netwerkvorming door het organiseren van regionale
themabijeenkomsten over onderwerpen als dagbesteding, huisvesting en domotica,
samenwerking met reguliere ouderenzorg en scholing.
Aanbeveling 5
Stimuleer actief de kennisuitwisseling en kennisontwikkeling over ouderenbeleid via het
Kennisplein. Zet een kennisnetwerk op waarin de kennis over de aanpak van diverse
37
doelgroepen ouderen met een verstandelijke handicap gebundeld, verspreid en verder
ontwikkeld wordt.
Aanbeveling 6
Ontwikkel ondersteunend materiaal. Breng in beeld wat veroudering met zich mee brengt
voor de te onderscheiden groepen van oudere (verstandelijk) gehandicapten en welke
gevolgen dit heeft voor: huisvesting, dagbesteding, zorgondersteuning en deskundigheid
medewerkers.
38
Hoofdstuk 9.
Samenvatting
Het aantal oudere cliënten met (verstandelijke) beperkingen neemt toe.14 Door hun vaak
vroegtijdige veroudering15 en met ouderdom samenhangende gezondheidsproblemen
verandert ook de behoefte op het gebied van wonen, dagbesteding, zorgondersteuning
en sociale netwerken. Dit gegeven maakt het nodig dat aanbieders in de
gehandicaptenzorg op deze ontwikkeling anticiperen. Veel organisaties hebben dat de
afgelopen tijd al gedaan en op diverse terreinen initiatieven genomen om aan de
toegenomen zorgvraag van hun oudere cliënten tegemoet te komen.
Om meer zicht te krijgen op het ouderenbeleid van onze lidorganisaties en op hun
ondersteuningsvragen aan de VGN hebben we het project Ouderenbeleid in kaart
gebracht opgezet. Dit bestond uit een online enquête en drie ledenbijeenkomsten. Deze
zijn tussen 24 mei en 5 juli 2011 georganiseerd.
De enquête en ledenbijeenkomsten dienden twee doelen:
1. Een overzicht krijgen van de huidige stand van zaken binnen de lidorganisaties
rond ‘ouderenbeleid’ en deze informatie beschikbaar stellen aan alle
lidorganisaties.
2. De verkregen informatie gebruiken als basis voor activiteiten in het kader van het
VGN beleidsplan voor 2012.
De resultaten van enquête en ledenbijeenkomsten worden gebruikt als input voor het
VGN-ouderenbeleid in 2012. Daarnaast wordt de rapportage benut bij de inrichting van
het traject Ouderen dat plaatsvindt in het Verbeterprogramma voor de
Gehandicaptenzorg. In dat kader wordt ook een verdiepend competentieprofiel ouderen
ontwikkeld en wordt in 2012 een begeleiderscongres over de problematiek rond ouderen
georganiseerd.
Respons
De enquête is ingevuld door 62 respondenten, afkomstig uit 52 organisaties. De respons
van grote organisaties ligt iets hoger dan die van middelgrote en kleine organisaties. Wat
betreft de regionale spreiding zijn alle regio’s vertegenwoordigd.
Aan de drie ledenbijeenkomsten namen 49 functionarissen deel uit 34
gehandicaptenorganisaties. Totaal zijn 60 lidorganisaties betrokken geweest.
Aanwezigheid ouderenbeleid
Van de 62 respondenten geeft 60% (38) aan te beschikken over specifiek ouderenbeleid.
40% (24) geeft aan nog geen specifiek beleid te hebben. Van deze groep geven 21
respondenten aan binnen nu en twee jaar beleid te willen gaan ontwikkelen.
Huisvesting
Van de organisaties die aangeven specifiek ouderenbeleid te hebben, geeft 82% aan
speciale of aangepaste woonvormen gerealiseerd te hebben. Dit heeft geleid tot
uiteenlopende woonvoorzieningen en levensloopbestendig wonen. Bij de praktische
14
15
Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009, Trendanalyse Verstandelijke Gehandicaptenzorg TNO 2011
Mensen met een verstandelijke beperking verouderen gemiddeld vanaf vijftigjarige leeftijd.
39
uitvoering loopt men tegen dilemma’s en grenzen aan. Voorbeelden van dilemma’s zijn
het spanningsveld tussen groepsbelang en individueel belang en tussen vrijheid en
veiligheid. In het kader van kennisuitwisseling willen organisaties meer weten over:
ervaringen met gemengde huisvesting van meerdere doelgroepen ouderen (VG, V&V,
GGZ), toepassing van domotica, passende woonvormen voor diverse doelgroepen
ouderen en levensloop bestendig bouwen en inrichten. Daarnaast wordt aandacht
gevraagd voor het thema grenzen aan levensloopbestendig wonen. Evenals bij ‘reguliere
ouderen’ is zelfstandig in de eigen omgeving blijven wonen niet altijd mogelijk.
Dagbesteding
De uitkomsten van de enquête laten zien dat bij de organisaties met ouderenbeleid
aanpassing van werk, dagbesteding en activiteitenbegeleiding (vrijwel) regel is. Én er
blijkt onduidelijkheid en bezorgdheid over de financieringsmogelijkheden van
dagbesteding voor cliënten van 65+. Ook de ledenbijeenkomsten toonden een grote
behoefte aan informatie over die financieringsmogelijkheden. Daarnaast wil men graag
ook in bredere zin informatie-uitwisseling op dit thema, evenals de ontwikkeling van
aangepast aanbod.
Zorginhoud
Bij de organisaties met ouderenbeleid, zo blijkt uit de enquête, is het inzetten van
specifieke deskundigheid regel. Invulling daarvan gebeurt op verschillende manieren: via
specifieke verpleegkundige en verzorgende hulp, via speciale ondersteuningsteams, via
gespecialiseerde gedragskundigen en artsen, via een Kennisnetwerk ouderen en via een
speciale aandachtsfunctionaris. Het ondersteuningsplan blijkt vaak een goed instrument.
En ook wordt de variant palliatief zorgplan ontwikkeld. Het grootste deel van de
organisaties met ouderenbeleid geeft aandacht aan beleid rond palliatieve zorg/
levenseinde en aan screening op dementie. Met verdere implementatie van de richtlijn
dementie is nog winst te halen. De ledenbijeenkomsten lieten behoeften zien aan
kennisuitwisseling en ontwikkeling rond palliatieve zorg, dementie, methodisch en
belevingsgericht werken.
Deskundigheidsbevordering medewerkers
Uit de enquête blijkt dat het merendeel van de organisaties met ouderenbeleid aandacht
geeft aan deskundigheidsbevordering van de medewerkers. Daarbij zijn de voornaamste
kennisgebieden: sociaal-psychologische kennis over ouder worden en ouderdomsziekten.
Wat betreft vaardigheden gaat het dan om: verzorgende en verpleegkundige
handelingen, palliatieve zorg en bejegening. Een aandachtspunt bij dit laatste is de
afstemming op het proces van ouder worden en/of dementeren (vaak verwoord als
‘belevingsgerichte zorg’). Bij scholing wordt binnen de gehandicaptenzorg vaak
gebruikgemaakt van de methode Urlings. Bijna de helft van de organisaties werkt aan
een beschrijving van de benodigde competenties. Wat nog niet heel veel gebeurt, is het
organiseren van stages en samenwerking tussen de reguliere ouderenzorg/thuiszorg en
de gehandicaptenzorg. In de ledenbijeenkomsten werd gevraagd om
themabijeenkomsten, om handvatten voor de borging van kennis rond ouderen en om
een verdiepend competentieprofiel ouderen.
Activiteiten gericht op familie/mantelzorg/vrijwilligers
De uitkomsten van de enquête laten zien dat bijna driekwart van de organisaties met
ouderenbeleid voorlichting c.q. ondersteuning biedt aan familie en mantelzorgers.
Vanwege ‘medeveroudering’ van familie en mantelzorg is aandacht gewenst voor
40
instandhouding van het sociale netwerk (vooral via de zorgplanbespreking) en voor
vrijwilligersbeleid. Dit gebeurt bij circa de helft van de organisaties. Tijdens de
ledenbijeenkomsten kwam uitdrukkelijk de noodzaak aan de orde (gezien de
ontwikkelingen met betrekking tot Wmo én het ouder worden van de ouders) van meer
aandacht voor de rol van familie, mantelzorgers en vrijwilligers.
Samenwerking met reguliere ouderenzorg/thuiszorg
Uit de enquête blijkt dat er geregeld sprake is van samenwerking met de reguliere
ouderenzorg. Het gaat dan om thuiszorgorganisaties, verpleeg- en verzorgingshuizen,
ziekenhuis, hospices en dagopvang ouderenzorg. Hieraan liggen diverse overwegingen
ten grondslag, waaronder verhoging van de kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven en
tekort aan eigen deskundigheid. Veel genoemde knelpunten zijn: verschillen in cultuur en
visie tussen de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg en de kloof tussen de
medische/verpleegkundige benadering vanuit de ouderenzorg en de pedagogische, op
welzijn gerichte benadering vanuit de gehandicaptenzorg. Deelnemers aan de
ledenbijeenkomsten vinden het zinvol dat de VGN samenwerking zoekt met Actiz
vanwege de kennis binnen deze organisatie over de zorginhoud. Dit geldt ook voor
andere mogelijke samenwerkingspartners binnen de V&V-sector en GGZ. Ook is er
behoefte aan informatie over geslaagde samenwerkingsprojecten tussen de VG- en V&Vsector. Verder kent men de VGN een rol toe bij het faciliteren van regionale en landelijke
netwerkbijeenkomsten.
Verwachtingen richting VGN voor ondersteuning
Alle 62 respondenten zien een actieve rol voor de VGN. Als belangrijkste rol wordt
vervolgens genoemd het faciliteren van kennisuitwisseling en het stimuleren van
kennisontwikkeling. Ook een actieve rol op het terrein van deskundigheidsbevordering,
voorlichtingsmateriaal en het ondersteunen van netwerken is veel genoemd. Uit de
ledenbijeenkomsten werd duidelijk dat met name agenderen, lobby, informeren en
faciliteren van kennisuitwisseling gewenst zijn.
Conclusies en aanbevelingen
Uit de enquête en de ledenbijeenkomsten bleek allereerst dat een aantal VGNlidinstellingen al beschikken over van veel kennis en ervaring die breder benut kunnen
worden. Vervolgens bleek ook dat er bij de VGN-leden een brede behoefte is aan een
actieve rol van de VGN om ervaren knelpunten aan te pakken en om kennisuitwisseling
en kennisontwikkeling te stimuleren. Ten aanzien van het beleid van de VGN voor 2012
zijn zes aanbevelingen gedaan.
Aanbeveling 1
Plaats de groei van het aantal ouderen met een verstandelijke handicap op de landelijke,
regionale en gemeentelijke politieke agenda en geef de implicaties hiervan aan voor
beleid op diverse terreinen, zoals regelgeving, scholing, toenemende dementie,
palliatieve zorg, financiering dagbesteding.
Aanbeveling 2
Onderzoek de samenwerkingsmogelijkheden met Actiz en andere brancheorganisaties.
Maak daarbij optimaal gebruik van elkaars kracht en expertise. Onderzoek de
samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van kennisontwikkeling en
kennisuitwisseling en op gezamenlijk te nemen initiatieven (bijvoorbeeld gezamenlijke
themabijeenkomsten)
41
Aanbeveling 3
Stimuleer en initieer onderzoek en maak daarbij gebruik van de suggesties die uit de
enquête en de ledenbijeenkomsten zijn gekomen.
Aanbeveling 4
Faciliteer de kennisuitwisseling en netwerkvorming door het organiseren van regionale
themabijeenkomsten over onderwerpen als dagbesteding, huisvesting en domotica,
samenwerking met reguliere ouderenzorg en scholing.
Aanbeveling 5
Stimuleer actief de kennisuitwisseling en kennisontwikkeling over ouderenbeleid via het
Kennisplein. Zet een kennisnetwerk op waarin de kennis over de aanpak van diverse
doelgroepen ouderen met een verstandelijke handicap gebundeld, verspreid en verder
ontwikkeld wordt.
Aanbeveling 6
Ontwikkel ondersteunend materiaal. Breng in beeld wat veroudering met zich mee brengt
voor de te onderscheiden groepen van oudere (verstandelijk) gehandicapten en welke
gevolgen dit heeft voor: huisvesting, dagbesteding, zorgondersteuning en deskundigheid
medewerkers.
42
Bijlagen
Bijlage A: Vragenlijst
Toelichting
Het invullen van deze enquête zal maximaal een half uur in beslag nemen. De vragenlijst
bestaat uit zeven thema’s. Elk thema bevat zowel gesloten als open vragen. Bij de
gesloten vragen dient u aan te kruisen wat voor u van toepassing is. Dit kunnen per
vraag meerdere mogelijkheden zijn
De thema’s zijn:
1. Aanwezigheid ouderenbeleid;
2. Inzicht in groei en samenstelling doelgroep ouderen;
3. Samenwerking met reguliere ouderenzorg of anderen;
4. Deelname aan kennisnetwerken;
5. Verwachtingen en aandachtspunten ten aanzien van de toekomst;
6. Verwachtingen met betrekking tot de ondersteuning door VGN;
7. Knelpunten in huidige regelgeving/organisatie van de zorg
Definitie ‘Ouderen’
Hieronder vindt u de regels waarmee vastgesteld kan worden wanneer cliënten tot de
doelgroep ouderen met een verstandelijke handicap behoren:
1) cliënten met een (zeer) lichte verstandelijke handicap: 65 jaar en ouder;
2) cliënten met een matige verstandelijke handicap: 50 jaar en ouder;
3) cliënten met een (zeer) ernstige verstandelijke handicap: 40 jaar en ouder;
4) cliënten met het syndroom van Down, ongeacht niveau van handicap: 40 jaar en ouder;
5) cliënten van wie het niveau van verstandelijke handicap niet bekend is: 50 jaar en
ouder.
(info M. Maaskant, Pergamijn)
Definitie Ouderenbeleid
Onder ouderenbeleid verstaan wij in deze enquête alles wat binnen uw organisatie
doelgericht plaatsvindt om de inhoud van de zorg- en dienstverlening, de woonomgeving,
de dagbesteding, de deskundigheid van de ondersteuners zodanig vorm te geven dat
deze bijdraagt aan een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven.
We zouden het erg op prijs stellen wanneer u deze vragenlijst ingevuld retourneert voor
15 juni 2011.
Wij danken u hartelijk voor uw medewerking.
43
Naam organisatie:
Plaats:
Doelgroep(en)binnen uw organisatie:
0 verstandelijk gehandicapten
0 lichamelijk gehandicapten
0 zintuiglijk gehandicapten
Naam contactpersoon:
Functie:
Telefoon:
e-mail:
Bereikbaar op (dagen):
1. Aanwezigheid ouderenbeleid
1a Heeft uw organisatie op dit moment specifiek beleid voor ouder wordende cliënten
met een verstandelijke handicap?
0
Ja
Voor
0
0
0
0
0
0
welke doelgroepen?
cliënten met een (zeer) licht verstandelijke handicap
cliënten met een matig verstandelijke handicap
cliënten met een (zeer) ernstige verstandelijke handicap
cliënten met het syndroom van Down, ongeacht het niveau van handicap
cliënten waarvan het niveau van verstandelijke handicap niet bekend is
Nee. Ga verder bij vraag 1e
1b Zo ja, kruis hieronder aan wat voor uw organisatie aandachtspunten in uw
ouderenbeleid zijn. Deze aandachtspunten zijn verdeeld over de volgende
rubrieken:
Huisvesting
Dagbesteding
Ondersteuning
Deskundigheidsbevordering
Activiteiten gericht op familie/mantelzorg/vrijwilligers
Samenwerkingspartners
Participatie in onderzoek
1b.1
0
0
0
0
Huisvesting
Speciale of aangepaste woonvormen voor ouderen (o.a. aan functionele
beperkingen en gebruik (til)hulpmiddelen)
Vormgeven ‘levensloopbestendig’ wonen
Gemengd woonaanbod voor zowel ouderen als oudere verstandelijk
gehandicapten
Overig nl: ….
44
1b.2
Dagbesteding
0
0
Naar aard of omvang aangepaste werk/dagbesteding/activiteitenbegeleiding
Mogelijkheden/afspraken/regels over pensionering
0
Overig nl: ……
1b.3
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Zorginhoud
Speciale ondersteuningsteams voor ouderen
Een zorgaanbod dat gericht is op het omgaan met functionele beperkingen
(op motorisch, visueel en auditief terrein) en ouderdomsziekten
Screening op dementie, zoals de basislijnmeting ten behoeve van dementie
Implementatie van het werken met de Richtlijn Dementie (2005)
Beleid rond palliatieve zorg
Beschikbaarheid verzorgende en verpleegkundige deskundigheid (o.a.
nachtzorg)
Beschikbaarheid protocol beslissingen rond levenseinde.
Structurele aandacht in ondersteuningsplan voor ouder voor implicaties van
het ouder worden
Werken met levensverhalen als basis voor bejegening en activiteiten.
Ondersteuning door op oudere VG gespecialiseerde
gedragsdeskundigen/artsen
Overig nl:…….
1b.4
Deskundigheidsbevordering medewerkers
0
0
0
0
0
0
Bijscholing sociaalpsychologische kennis rondom ouder worden
Bijscholing kennis ouderdomsziekten
Bijscholing verzorgende en verpleegkundige handelingen
Training medewerkers in kwaliteit bejegening
Bijscholing palliatieve zorg
Beschrijven vereiste competenties voor werken met ouderen
0
Overig nl:………
1b.5
0
0
Activiteiten gericht op familie/mantelzorg/vrijwilligers
0
Voorlichting c.q. ondersteuning aan familie/mantelzorg
Activiteiten gericht op instandhouding sociaal netwerk bij ‘mede veroudering’
familie/mantelzorg
Vrijwilligersbeleid gericht op ondersteuning ouderen
0
Overig nl: ……
45
1b.6
0
0
0
0
Samenwerkingspartners
Het aanbieden van reguliere ouderenzorg naast de zorg voor oudere
verstandelijk gehandicapten
Samenwerking met reguliere ouderenzorg/thuiszorg rondom huisvesting
Samenwerking met reguliere ouderenzorg/thuiszorg rondom inzet directe
ondersteuners.
Overig nl:…….
1b.7
Participeren in onderzoek over veroudering verstandelijk
gehandicapten
0
Participatie in onderzoek naar…..
0
Samen met….
1c
Wat zijn de concrete resultaten van dit beleid tot nu toe? (bijvoorbeeld
bouw/verbouw wooneenheden; een speciale leergang voor woonbegeleiders,
samenwerkingsverband met reguliere ouderenzorg?)
1d
Wat zijn volgens uw organisatie succes- en faalfactoren bij de ontwikkeling
van beleid voor oudere verstandelijk gehandicapten?
Succesfactoren:
Faalfactoren:
(Vraag 1e en 1f invullen wanneer u nog niet beschikt over beleid voor oudere
verstandelijke gehandicapten)
1e Heeft u plannen om ouderenbeleid te gaan ontwikkelen?
0 Ja
Op
0
0
0
1f
welke termijn?
Vanaf 2011
Binnen nu en twee jaar
Nee
Gaat u daarbij gebruik maken van reeds aanwezige kennis en ervaring bij
andere organisaties (waaronder de VGN)?
0 Ja
Met wie?
0 Nee
46
2.
Inzicht in groei en samenstelling doelgroep ouderen
2a Heeft uw organisatie inzicht in de leeftijdsopbouw van uw cliëntenpopulatie en de
groei van de diverse categorieën ouderen in de komende tien jaar?
0
0
ja
nee
2b Wat is op dit moment de gemiddelde leeftijd van uw cliëntenpopulatie?
…………………
3.
Samenwerking reguliere ouderenzorg/thuiszorg
Wilt u wanneer u bij vraag 1 hebt aangegeven samen te werken met organisaties in
de reguliere ouderenzorg/thuiszorg bij de ontwikkeling en uitvoering van uw
specifieke ouderenbeleid de volgende vragen beantwoorden.
3a Met welke organisaties werkt u samen?
3b Op welke terreinen en/of met welke deskundigen werkt u samen?
Terreinen:
3c Welke overwegingen hebben tot het initiatief om samen te gaan werken geleid
en wat heeft de samenwerking uw organisatie tot nu toe opgeleverd?
3d Zijn er knelpunten in deze samenwerking en op welke terrein(en) liggen deze?
4.
Deelname aan netwerken van deskundigen
Neemt uw organisatie deel aan:
4a Netwerk Gedragsdeskundigen ouderen
0 ja
0
nee
4b Regionale Netwerken
0 ja
0 nee
4c Netwerken binnen de eigen organisatie of samenwerkingsverband
0 ja
0 nee
4d Overige netwerken…
47
5. Verwachtingen en aandachtspunten ten aanzien van de toekomst
5a Op welke onderdelen van ouderenbeleid ligt de focus voor uw organisatie in de
komende twee jaar?
0
0
0
0
0
0
0
Huisvesting
Dagbesteding
Ondersteuning
Deskundigheidsbevordering
Activiteiten gericht op familie/mantelzorg/vrijwilligers
Samenwerkingspartners
Participatie in onderzoek
5b Waar liggen daarbij uw behoeften als het gaat om kennisuitwisseling,
deskundigheidbevordering, kwaliteitstoetsing, samenwerkingsvormen etc.?
6.
Verwachtingen m.b.t. ondersteunende rol VGN
6a Ziet u een actieve rol voor de VGN op het gebied van ouderenbeleid?
0
0
ja
nee Kunt u kort toelichten waarom niet?
6b Zo ja, op welke gebieden/thema’s en/of op welke wijze?
0
0
0
0
0
0
0
deskundigheidsbevordering
opstellen competentieprofiel
vaststellen beleidskader/prestatie indicatoren
kennisuitwisseling faciliteren
voorlichtingsmateriaal
netwerken ondersteunen
Overig nl: …
Toelichting:
6c Maakt uw organisatie gebruik van de informatievoorziening van de VGN via het
ledennet, nieuwsbrief en/of via de Kennisportal en het Kennisplein
Gehandicaptenzorg over ouderenbeleid?
0
0
ja
nee
Toelichting:
48
7.
Knelpunten in de huidige regelgeving/ organisatie van de zorg
7a
Welke knelpunten komt u tegen in de huidige regelgeving en organisatie van de
zorg, die ‘zorg op maat beleid’ voor ouderen met verstandelijke handicap
verhindert?
7b
Welke knelpunten komt u tegen in de samenwerking tussen de reguliere
ouderenzorg en de gehandicaptenzorg?
7c
Welke knelpunten komt u tegen bij de aanwezige en gewenste competenties van
uw medewerkers om op nieuwe zorgvragen van de oudere verstandelijke
gehandicapte in te gaan?
8.
Vragen om vervolg informatie na deze enquête
8a. Mogelijk willen we doorvragen op de door u verstrekte informatie. Wanneer dat
het geval is: Mogen we u of een collega telefonisch benaderen?
0
0
0
Ja, mijzelf
ja, collega ……
Nee
8b Heeft u materiaal (beleidsnotitie, scholingsmateriaal, voorlichtingsmateriaal) dat
u beschikbaar wilt stellen voor het VGN bureau of als ‘showcase’ voor de
Kennisportal?
0
0
9.
ja
nee
Overige opmerkingen
Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst
49
Bijlage B: Samenstelling Klankbordgroep
De enquête, de conclusies en aanbevelingen en de rapportage zijn van kritisch
commentaar voorzien door een externe klankbordgroep.
De leden van deze klankbordgroep zijn:
Dicky van de Kaa:
Marianne Maaskant:
Teun Post:
Ariane Uil:
adjunct-directeur Kansplus/VraagRaak
onderzoekscoördinator stafbureau Kwaliteit en Innovatie,
Pergamijn
GZ-psycholoog Philadelphia (tot 1 juli 2011)
voorzitter Netwerk Gedragsdeskundigen Ouderenzorg
50
Bijlage C: Overzicht deelnemende organisaties
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
NAAM RESPONDENT
Adullam gehandicaptenzorg
Amerpoort
ASVZ
Careander
Cello
Daelzicht
Droo-huus, het
Estinea
Fatima
Frion
Gemiva-SVG Groep
Gors, het
Hartekanp Groep, de
Herman Frantsenhuizen, St.
Humanitas DMH
Koninklijke Visio
Koninklijke Visio,
Wonen&Dagbesteding Noordoost
NL
Koraalgroep , Op de Bies
Koraalgroep, Maasveld, Stichting
Koraalgroep, St. Anna onderdeel
van
Leekerweide
Lichtenvoorde, De
Lichtpunt, Stichting Het
Lunet zorg
Maeykehiem
Odion
Okkernoot, Stichting de
OlmenEs, Stichting
Ons Tweede Thuis
Ons Tweede Thuis
ORO
Pameijer
Prezzent
Prinsenstichting
Promens Care
Radar
Raphaëlstichting
Reinaerde
Rozelaar, de
Schutse, de
SDW
PLAATS
Barneveld
Baarn
Capelle a`d IJssel,
Rotterdam,
Sliedrecht, Leerdam etc.
Harderwijk
Vught
Heel
Duiven
Aalten
Nieuw Wehl
Zwolle
Zoeterwoude
Goes
Heemstede
Vlaardingen
Nieuwegein
Huizen / Grave / Vries
Aanwezig
ledenbijeenkomst
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Echten
Landgraaf
Maastricht
Heel
Wognum
Lichtenvoorde
Katwijk ZH
Eindhoven
Sint Nicolaasga
Purmerend
Schoondijke
Appelscha
Aalsmeer
Aalsmeer e.o.
Helmond
Den Haag
Zaltbommel
Purmerend
Assen
Maastricht
Schoorl
Utrecht
Barneveld
Kesteren
Roosendaal
ja
ja
ja
ja
ja
ja
51
42
43
44
45
46
47
s-Heerenloo
s-Heerenloo
s-Heerenloo
s-Heerenloo
s-Heerenloo
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
s-Heerenloo
s-Heerenloo, Noord Holland
Sherpa
Sovak
Steinmetz| de Compaan
Syndion
Talant
Tragel Zorg
Trans, de
Twentse Zorgcentra
Unal zorg
Waerden, de
WonenPlus
Woonzorgcentrum de Zeeg
Zideris
Zuidwester
Apeldoorn
Druten
Ermelo
Julianadorp
Noordwijk
Regio Betuwe en
Bommelerwaard
Julianadorp
Baarn
Terheijden
Rijswijk
Gorinchem
Heerenveen
Terneuzen
Emmen
Enschede
Amsterdam
Heerhugowaard
Sittard
Arnhem
Rhenen
Middelharnis
Geen enquête ingevuld
Wel aanwezig
ledenbijeenkomst
63
64
65
66
67
68
69
70
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Amarant
Cordaan
Dichterbij
Ipse De Bruggen
Midgard
NOVO
Nieuw Woelwijck
Philadelphia
52
Bijlage D: Overzicht contactpersonen organisaties, bereid aanvullende
informatie te verstrekken
NAAM
PLAATS
contactpersoon
functie
Amerpoort
Annegarn
directeur projecten
ASVZ
Baarn
Capelle a`d IJssel,
Rotterdam,
Sliedrecht,
Leerdam etc.
Careander
Harderwijk
Gea Hazelaar&
Arianne Uijl
Maaike
Brons-Roepman
Cello
Vught
Johan Willems
Daelzicht
Heel
Audrey Lemmens
Droo-huus, het
Duiven
J.L.M. Heunks
Estinea
Aalten
Wendy Grave
Fatima
Nieuw Wehl
Saskia Ermers
Frion
Zwolle
I. van Male
orthopedagoog
manager dienst
inhoudelijke
ondersteuning
en expertise
controller
kwaliteit&veiligheid
coördinator/
penningmeester
beleidsmedewerker
zorg&innovatie
manager begeleiding
en behandeling
manager eenheid
ouderen
Gemiva-SVG Groep
Zoeterwoude
Jessie Broesterhuizen
gedragskundige
Gors, het
Goes
Peter van den Berg
Hartekanp Groep
Herman
Frantsenhuizen, St.
Heemstede
Koos Jungen
sectormanager VG
directeur
expertisecentrum
Vlaardingen
C.A. van Duijvenbooden
directeur
Humanitas DMH
Nieuwegein
Tobias Nieveld
Huizen / Grave /
Vries
Peter Verstraten
beleidsadviseur
senior projectleider/
wetenschaps
coördinator
Echten
Femke de Slegte
directeur
Landgraaf
Petra Jacobs
gedragsdeskundige
Maastricht
B.B.M. Jansen
directeur
Heel
W.Raijer-van den
Groenendal
manager zorg
Leekerweide
Wognum
René Rook
zorgmanager
Lichtenvoorde, De
Lichtenvoorde
Anneke Trienekens
clustermanager
Lunet zorg
Eindhoven
Marijke Lowenthal
Maeykehiem
Sint Nicolaasga
H.J. Laros
Odion
Purmerend
Wanda Klein
Ons Tweede Thuis
Aalsmeer
M. Wouda
Ons Tweede Thuis
Aalsmeer e.o.
M.C. Barnhard
ORO
Helmond
Lia Sandbrink
beleidsmedewerker
sectordirecteur
dagbesteding
Pameijer
Den Haag
Thijs Dekker
manager
Prinsenstichting
Purmerend
J.Dusee
Promens Care
Assen
D.van Leth
clustermanager
gedrags
wetenschapper
Koninklijke Visio
Koninklijke Visio,
Noordoost NL
Koraalgroep,Op de
Bies
Koraalgroep,
Maasveld,
Stichting
Koraalgroep,
St. Anna
manager&
orthopedagoog/
gz psycholoog
directeur
Orthopedagoog &
gz-psycholoog
53
Raphaëlstichting
Schoorl
M.Boesten
coördinator kwaliteit
Reinaerde
Utrecht
Helmiek de Goede
beleidsadviseur zorg
Rozelaar, de
Barneveld
J.A. Vogel
SDW
Roosendaal
G.J.M. Gianotten
divisiemanager
stafmedewerker
behandeling en zorg
s-Heerenloo
Apeldoorn
Netty Esselink
s-Heerenloo
Druten
Peggy Elisabeth
wooncoördinator
hoofd wonen,
werk, dagbesteding
s-Heerenloo
Ermelo
Pascal Velthuyzen
teammanager
s-Heerenloo
Julianadorp
Martha Trap
staffunctionaris
s-Heerenloo
Noordwijk
Regio Betuwe en
Bommelerwaard
Remco van der Meer
beleidsmedewerker
Matty Wennekes
hoofd wonen
Julianadorp
Diana de Haan-Drent
Sherpa
Baarn
Erna van Liere
teammanager
support adviseur
senioren
Sovak
Steinmetz/ de
Compaan
Terheijden
E.van Strien
beleidsmedewerker
Rijswijk
Heidi de Bruijn
directeur
Syndion
Gorinchem
Carla Hendriks
gedragskundige
Talant
Heerenveen
P. Bar
beleidmedewerker
Tragel Zorg
Terneuzen
E.Turczynowicz
clustermanager ouderen
Trans, de
Emmen
Ton Kapinga
gz-psychololoog
Twentse Zorgcentra
Enschede
Joyce Jacobs
regiomanager
Waerden, de
Woonzorgcentrum
de Zeeg
Heerhugowaard
Marieke Rodenburg
gedragskundige
Arnhem
K.Leutscher
hoofd voorzieningen
Zideris
Rhenen
Roelof Hummel
Zuidwester
Middelharnis
G.J. de Wit
sectormanager wonen
hoofd onderzoek
en ontwikkeling
s-Heerenloo
s-Heerenloo,
Noord Holland
54
Bijlage E: Programma Ledenbijeenkomsten
Programma ledenbijeenkomsten
‘Ouderenbeleid: halen en brengen’
Dinsdag 29 juni:
Vrijdag 1 juli:
Dinsdag 5 juli:
VGN, Utrecht
‘De Herberg’, Eindhoven
Eetcafé ‘Lombok’, Assen
13.00 – 13.30 uur
Ontvangst met koffie/thee
13.30 – 14.50 uur
Welkom
De noodzaak van ouderenbeleid, gezien vanuit Martha,
een oudere cliënte met het syndroom van Down en
dementie (DVD).
Korte presentaties over:
Veroudering van mensen met een verstandelijke
handicap: een algemeen beeld. Wat doet de VGN
momenteel op het terrein van ouderen?
Wat valt op? De resultaten van de inventarisatie
ouderenbeleid bij lidorganisaties VGN
De resultaten gezien vanuit cliëntenbelangen, door
Dickie van de Kaa, adjunct-directeur Kansplus
14.50 – 15.10 uur
Pauze (gelegenheid ingebrachte infomateriaal te bekijken)
15.10 – 16.30 uur
Kenniscarrousel: halen en brengen van expertise en
ervaring op het terrein van ouderenbeleid.
Gedachtewisseling over acties en prioriteiten
Ouderenbeleid VGN voor 2012 en verder.
Conclusies en afsluiting
55
Bijlage F: Presentatie huidige VGN activiteiten
Huidige VGN-activiteiten m.b.t.
ouderenbeleid
Presentatie op ledenbijeenkomsten
‘Ouderenbeleid: halen en brengen’
Juni – Juli 2011
Project ‘Ouderenbeleid in kaart gebracht’
 Doelen:
 agenderen en inventariseren
 Activiteiten:
 Oriëntatie op thematiek & opbouwen netwerk
 Vragenlijst
 Ledenbijeenkomsten
 Resultaten:
 Rapportage
 Voorstellen voor activiteiten ouderenbeleid VGN-jaarplan 2012
56
Relevante beleidsterreinen
 Informatiebeheer (Han Huizinga, S&F)
 Bouw en wonen (Frits Mul, S&F)
 Arbobeleid (Aart Bertijn, WGZ)
 Opleiden en ontwikkelen (Aart Bertijn, WGZ)
 Kennisbeleid (Marion Kersten, ZB)
Informatiebeheer
2007
2008
0-17
21,1
22,3
18-25
13,7
13,8
 Op basis van uitvraag voor
26-54
44,9
42,8
brancherapport (tabel 3.4)
55-64
11,7
12,1
65+
8,5
9,0
 Leeftijdsverdeling
 Op basis van externe bronnen
(CIZ)
 Knelpunten:
 M.b.t. externe bronnen: wel
data over intramurale zorg
(via grondslag), niet over
ambulante ondersteuning
 M.b.t. uitvraag bij
lidinstellingen: respons is
onvoldoende
Bouw en wonen
 Continue ontwikkeling
 Geen extra vergoeding bij
groei aantal oudere cliënten
voor aanpassing woningen
 ‘Slechts’ normatieve
huisvestingscomponent
 Eventueel ruimte in
herindicaties:
van ZZP X naar ZZP Y
57
Arbobeleid
Opleiden en ontwikkelen
 Thema in Database opleidingen Kennisportal
 Thema Verbeterprogramma gehandicaptenzorg:
 Verdiepend competentieprofiel
 Oriëntatiefase om thematiek voor hoofdfase beter te bepalen
Kennisbeleid
 Benoemd als inhoudelijk thema kennisbeleid
 Monitoring onderzoek (o.a. ZonMw, IASSID)
 Kennisportal: community NGO en thema showcases
 Thema in Terugrapportage E-IASSID Rome 2010
 Thema webdossier Kennisplein
 Thema begeleiderscongres 2012
58
Bijlage G: Overzicht informatie over Ouderenbeleid op de huidige Kennisportal
VGN
Veroudering
Levensboek met schatkist;
Brochure: Leven met Dementie;
Beleving door en ondersteuning van mensen met een ernstige verstandelijke
handicap t.a.v. hun eindigheid;
Dementie bij mensen met een verstandelijke handicap
Syndroomspecifieke veroudering
Palliatieve Zorg
Verhalen over de zorg rond het levenseinde voor mensen met een verstandelijke
beperking;
Wensenboek laatste levensfase;
Palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijk beperking
Fysieke (on) gezondheid
Wegwijzer voor het ontwikkelen van palliatieve zorg voor mensen met een
beperking;
Behandelprogramma ‘Opstaan en lopen’ voor senioren met een verstandelijke
beperking.
Pijngedrag analyse
Cliëntgerichte good-practices
Richtlijn medische beslissingen rond het levenseinde bij mensen met een
verstandelijke beperking.
59
Bijlage H: Publicaties
‘Zorgprogramma Ouderen’ De Hartenkamp
Als onderdeel van het project ‘Kiezen voor Kwaliteit heeft De Hartenkamp Groep een
‘Zorgprogramma Ouderen’ ontwikkeld. Hierin is ook een handboek Palliatieve zorg
opgenomen. Dit zorgprogramma wil aan de cliënt en zijn vertegenwoordiger zichtbaar
maken wat de organisatie hen te bieden heeft. Voor medewerkers wil dit zorgprogramma
houvast bieden. In het programma staat beschreven wat bij een bepaalde
ondersteuningsvraag de beste zorg, begeleiding of behandeling is.
Handreiking voor medewerkers, ‘s-Heerenloo
’s Heerenloo heeft een boekje geschreven met als titel ‘Oud worden, ieder op zijn eigen
manier; bouwsteunen voor de ondersteuning van oudere mensen met een verstandelijke
beperking’. Dit boekje is bedoeld als handreiking voor mensen die dagelijks werken met
ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking. Het is bedoeld om over het
thema na te denken en ideeën te krijgen die toepasbaar zijn in de praktijk.
Levensboek met CD Rom, ‘s-Heerenloo
Bij ’s Heerenloo is een levensboek inclusief CD-om te bestellen. Met dit materiaal kan een
levensboek samengesteld worden, waarmee de cliënt zelf of personen uit het netwerk of
de persoonlijk begeleider kunnen werken
Normatief kader ‘Ouderen met een verstandelijke beperking’: Philadelphia
Dit normatieve kader formuleert een standaard voor de zorgondersteuning aan oudere
cliënten met een verstandelijke beperking binnen Philadelphia.
60