Lestips leerkracht poezieproject
Transcription
Lestips leerkracht poezieproject
Praktische lestips Woord vooraf Beste juf en meester van het 4de leerjaar, Fijn dat u met uw klas meedoet aan het BiblioWaas poëzieproject ‘Als woorden snoepjes waren’. Wij - de negen openbare bibliotheken van het Waasland - vinden jeugdpoëzie en kinderparticipatie erg belangrijk en we zijn blij hiervoor in u een partner te vinden. Dit poëzieproject neemt een aanloop naar gedichtendag 2012 (donderdag 26 januari 2012). Deze bundel praktische lestips hoort bij de bundel met tien gedichten. Het is de bedoeling om vanaf week 38 (dus 19/09/2011 – 25/09/2011) steeds elke week één gedicht uit de gedichtenbundel aan bod te laten komen in de klas. Dat kan als opening van de week, als afsluiter van de dag, tijdens het uurtje muzische vorming, als voorleesmoment, in de turnles … Per gedicht bieden we enkele ondersteunende tips rond hoe met deze gedichten kan gewerkt worden. U kan vrijblijvend kiezen tussen een minimum aan aandacht of een intensere aanpak. Het doel van deze lestips is om de leerling meer bewust te laten genieten van elk gedicht en hen te ondersteunen bij hun keuze uit de gedichten. Begin december 2011 stemmen alle kinderen van de deelnemende klassen via stembiljetten voor hun “top drie”. De Wase bibliotheken verzamelen alle stembiljetten; een optelsom resulteert in “het mooiste gedicht” dat we omstreeks gedichtendag 2012, tijdens een poëtische voorstelling voor uw klas, in de bib zullen bekendmaken. We zijn heel benieuwd naar het resultaat en hopen dat u alvast fijne poëtische momenten beleeft met uw klas. De werkgroep jeugd van BiblioWaas 2 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Hoe zit dit poëzieproject praktisch in elkaar? Materiaal bij dit project: - voor de klas: één gedichtenbundel met spiraal - voor de juf/meester: deze bundel A4 met praktische lestips - voor elke leerling: een bundel A4 met de 10 gedichten (enkel tekst) + 1 reactielijst + 1 woordenlijst - een doos om gaandeweg poëtische creaties van de kinderen in te bewaren. In december bezorgt u deze doos in december terug aan de bib, met hierin de ingevulde stembiljetten van de klas en - indien u wenst - ook de creaties van de leerlingen: we stellen ze dan tentoon tijdens de poëtische voorstelling - stembiljetten voor de hele klas (de bib bezorgt u deze begin november) Tijdschema voor het aanbieden van de gedichten: gedicht 1: na schooltijd week 38 19/09/2011 - 25/09/2011 gedicht 2: pesten week 39 26/09/2011 - 02/10/2011 gedicht 3: lijmen week 40 03/10/2011 – 09/10/2011 gedicht 4: wereldkampioen week 41 10/10/2011 – 16/10/2011 gedicht 5: ikanda week 42 17/10/2011 – 23/10/2011 week 43 24/10/2011 - 30/10/2011 gedicht 6: stel je voor herfstvakantie 2011 gedicht 7: heb jij dat ook wel week 45 gedicht 8: hoogtes en laagtes week 46 07/11/2011 - 13/11/2011 14/11/2011 - 20/11/2011 gedicht 9: zijn of azijn week 47 21/11/2011 - 27/11/2011 gedicht 10: schuilhuisje week 48 28/11/2011 - 04/12/2011 Werkwijze • Gedurende 10 weken (zie tijdschema) wordt er elke week één moment rond het gedicht van de week gewerkt. • Bij ieder gedicht overloopt de leerkracht een reactielijstje (zie volgende bladzijde). Deze lijst hangt ook aan het bundeltje voor de kinderen. Zij duiden individueel aan wat zij het meest passend vinden voor het gedicht van die week. U kan deze reactielijst ook uitvergroot in de klas ophangen en er alle kruisjes op verzamelen. • Op een woordenlijst kunnen de kinderen mooie, speciale, nieuwe, lelijke of ingewikkelde ‘woorden uit het gedicht’ invullen. • Bij elk gedicht kan men vervolgens aan de slag met de vragen en leuke praktische tips. • Begin december, na het tiende gedicht maken de kinderen met behulp van het stemformulier een individuele top 3. • Uiterlijk 14 december bezorgt u deze ingevulde stemformulieren via de doos terug aan de bib. • De stemformulieren van de negen Wase bibliotheken samen, zullen ‘het mooiste gedicht’ bepalen. • In januari 2012 genieten alle deelnemende klassen van een poëtische voorstelling in de bib. Het mooiste gedicht wordt dan bekendgemaakt en verspreid. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 3 Reactielijst Naam: Kruis jouw keuze aan bij elk gedicht: Ik vind het gedicht: Reacties Leuk Gedicht 1 Gedicht 2 Gedicht 3 Gedicht 4 Gedicht 5 Gedicht 6 Gedicht 7 Speciaal Saai Droevig Stout Grappig Herkenbaar Goed gezegd Cool Tof Niet herkenbaar 4 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Gedicht 8 Gedicht 9 Gedicht 10 Woordenlijst Naam: Vul één of meerdere woorden in bij elk gedicht: Soorten woorden Mooie woorden Gedicht 1 Gedicht 2 Gedicht 3 Gedicht 4 Gedicht 5 Gedicht 6 Gedicht 7 Gedicht 8 Gedicht 9 Gedicht 10 Speciale woorden Nieuwe woorden Lelijke woorden Ingewikkelde woorden ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 5 Gedicht 1 Na schooltijd Ik doe mijn ogen op een kiertje dicht. De wolken zeilen hoog voorbij, ik lig languit. Gras kriebelt mijn gezicht. Ik denk aan dingen die ik nog niet weet. Hoe bloemen bloeien, hoe een vogel leeft en waarom water van de zee beweegt. Er komt een vlinder zitten op een bloem. Ik plaag hem met het puntje van mijn schoen en sta weer op: ik moet nog huiswerk doen. Johanna Kruit Na schooltijd: Johanna Kruit, Vannacht zijn we verdwenen, Mechelen, Bakermat, 1993. 6 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 1. Na schooltijd - Johanna Kruit Poëzie = associatie Materiaal: Papier en pen Gedichtenbundels Reactielijst Invulwoordenlijst 1. Voorlezen De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Past de titel bij het gedicht? Wat vind je van de laatste zin? Maak je dat ook mee? Vind je rijmwoorden in het gedicht? Onderstreep ze. 3. Associëren - De leerkracht vraagt de leerlingen om de ogen te sluiten en met het hoofd en armen op de bank te gaan liggen. Er wordt een stilte gecreëerd gedurende 2 minuten. Gedurende de eerste minuut zegt de leerkracht: ‘Ik doe mijn ogen op een kiertje dicht en droom… Bij de tweede minuut wordt gevraagd aan dingen te denken die de leerlingen niet goed begrijpen… Na een zacht geluidssignaal mogen de ogen geopend worden. De leerlingen schrijven alle gedachten op die ze zich nog kunnen herinneren. De gedachten worden voorgelezen. - Associatiespel: de leerlingen zeggen om de beurt een woord of zin, waarbij de volgende leerling telkens onmiddellijk reageert met de gedachte die het eerst in het hoofd opkomt als associatie op het woord of de zin van de vorige leerling. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 7 Gedicht 2 Pesten Als ik in de zon lig ben ik zwart. Als ik kwaad ben ben ik zwart. Als ik ziek ben ben ik zwart. Als ik het koud heb ben ik zwart. Als ik het warm heb ben ik zwart. Als ik dood ben ben ik zwart. Als jij in de zon ligt ben je bruin. Als jij kwaad bent ben je rood. Als jij ziek bent ben je geel. Als jij het koud hebt ben je blauw. Als jij het warm hebt ben je rood. Als jij dood bent ben je wit. En dan noemen ze mij een kleurling! Pesten: Wilrieken Emams, in: Nelleke v.d. Drift& Robert Zuidinga, Achterwerk in de kast. Amsterdam, Sijthof, 1985. Cit. in: Kinderen Natuurlijk Toegelaten: een bloemlezing van gedichten over kinderrechten, Amsterdam, Divers, 1999. 8 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 2. Pesten - Wilrieken Emans Poëzie = woordspelingen - humor Materiaal: Papier en kleurpotloden, waarbij ook een zwart potlood. Verschillende versies van het gedicht (zie verder). 1. Voorlezen Vóór het voorlezen, vraagt de leerkracht aan de leerlingen om 2 blanco papieren te kleuren: één papier met de kleuren bruin, rood, geel, blauw en wit door elkaar; één papier volledig zwart. Vraag het juiste papier op te steken bij het woord ‘kleurling’ en bij het woord ‘zwart’. De leerkracht leest nu het gedicht voor. Vraag opnieuw om het juiste papier omhoog te steken. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Wie wordt een kleurling genoemd: wij of de Afrikanen? Is de 'ik' in het gedicht een Afrikaan of een blanke? Is de 'je' in het gedicht een Afrikaan of een blanke? Vanuit deze vragen de link leggen naar het gekleurd papier en naar het gedicht: onze huid verandert van kleur maar toch wordt een Afrikaan, die altijd zwart of bruin blijft, een kleurling genoemd. De dichter toont ons dat dit eigenlijk raar is. Past het gedicht bij de titel? Laat hen uitleggen waarom ze dit wel of niet vinden. Vertel dat zwarte en bruine mensen omwille van hun huidskleur vaak gepest of benadeeld worden. 3. Als de laatste zin anders was Druk vooraf het gedicht af: een paar keer de originele versie en meerdere keren de 'nieuwe' versie. In de nieuwe versie heb je de laatste zin (‘en dan noemen ze mij een kleurling’) vervangen door één van de volgende zinnen: • Als dat niet bijzonder is • Weet jij nu hoe het zit? • Jij bent echt wel een raar ding • Hutsen, klutsen, kleuren mengen tot DIT VUURWERK! Deel de verschillende versies uit aan de kinderen. Ze moeten dit aan hun mama en/of papa laten lezen en de volgende vragen stellen: • Welke mens is de ik in het gedicht? • Welke mens is de jij in het gedicht? • Ze mogen geen uitleg geven maar schrijven de antwoorden op. In de klas kunnen ze de antwoorden vergelijken en kijken of de ouders het juiste antwoord gemakkelijker vinden als ze de originele versie gelezen hebben. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 9 Gedicht 3 Lijmen Ik had drie beestjes, drie beestjes van steen. Een vogeltje. Een veulentje. Een varkentje. Ze zijn gevallen. Ze braken stuk. Ik heb ze gelijmd. ‘t Is bijna gelukt. Ik heb drie beestjes, drie beestjes van steen. Een volentje. Een veukentje. Een vargeltje. Joke van Leeuwen Lijmen: Joke Van Leeuwen, Ozo heppie en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 2000 10 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 3. Lijmen - Joke Van Leeuwen Poëzie = nieuwe woorden Materiaal: Papier en kleurpotloden Afbeeldingen van dieren uit tijdschriften Schaar en lijm 1. Voorlezen De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Van welke 2 dieren komen volgende woorden: vo-len-tje: …… en …… veu-ken-tje: …… en …… var-gel-tje: …… en …… 3. Nieuwe dieren Laat de leerlingen verschillende dieren kiezen met meer dan één lettergreep in de naam. De varkensgaai Schrijf ze op het bord en laat de leerlingen de lettergrepen van deze namen in de handen klappen. Dan mogen de leerlingen nieuwe dierennamen verzinnen door lettergrepen van de verschillende dieren te nemen en ze bij elkaar te zetten. Schrijf ook deze namen op het bord. Laat ze dan enkele hele lange diernamen verzinnen, schrijf ze op het bord en op een blad papier zodat het in de tentoonstellingsdoos kan gestopt worden. 4. Knutselen Een tekening laten maken van een dier, samengesteld uit de lichaamsonderdelen van verschillende dieren (Voor in de doos). Verzamel afbeeldingen van verschillende dieren (vraag eventueel in uw bibliotheek oude, afgeschreven tijdschriften) en laat de kinderen met de verschillende knipsels nieuwe dieren samenstellen. Hoe zou jij deze dieren nu noemen? (Voor in de doos). ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 11 Gedicht 4 WERELDKAMPIOEN Gekke bekken trekken, pa met water wekken, zus haar poppen pakken, pleisters op de muren plakken. Alles kleuren en maar zeuren zeuren zeuren. Ik ben wereldkampioen in stoute dingen doen. Geert De Kockere Wereldkampioen: Geert De Kockere, Vingers in de jam. Tielt, Lannoo, 1989. 12 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 4. Wereldkampioen - Geert de Kockere Poëzie = Rijm !Belangrijk: vraag een week op voorhand aan de leerlingen om het gedicht uit het hoofd te leren. Materiaal: papier en potlood of balpen 1. Voorlezen De leerkracht laat het gedicht voordragen door enthousiaste leerlingen. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Doen jullie soms ook stoute dingen? Welke? Wat is ‘stout’? (Denk eventueel aan andere kinderen die je stout of vervelend vindt.) Schrijf 1 stout ding op het bord. Iedereen mag om de beurt zijn stout ding luidop zeggen. Is stout thuis hetzelfde als stout op school? Vinden jullie de rijmwoorden in het gedicht. Noem ze op. 3. Maak een versje op rijm Laat de leerlingen stoute versjes met eindrijm maken van zeker 2 regels. Laat ze op het bord kijken voor stoute ideetjes. Voorbeeld: ‘Ik pik soms een snoep maar maak van mijn kamer nooit een troep. Ook durf ik mijn zusje knijpen dat kan ma niet begrijpen.’ Voorzie hiervoor genoeg tijd. Laat de leerlingen hun versje aan elkaar voorlezen, voordragen. Stop de versjes in de doos. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 13 Gedicht 5 Ikanda een echte dichter wil ik worden zo een die met woorden rommelt echte rijmelarij een wirwar van blauw als een stromend letteravontuur landschappen tot leven schrijven tot de bomen van plezier dansen zeebonken doen blozen sterrenstof doen dwarrelen ik wil de beste zijn in het opgooien van teksten als een volleerde jongleur mezelf neerpennen als een held Olivia Wittock Ikanda: Olivia Wittock (eerste kinderstadsdichter van Sint-Niklaas, 2010), n.a.v. het IKANDA kindercongres op 19 oktober 2010. Zie: http://www.sint-niklaas.be/vrije-tijd/cultuur/bibliotheek/kinderstadsdichter-%C3%A9%C3%A9n-van-de-sprekers-op-ikanda-2010 14 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 5. Ikanda - Olivia Wittock Poëzie = Alliteratie (Van alliteratie, ook stafrijm of letterrijm genoemd, spreekt men bij gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meerdere beklemtoonde lettergrepen of woorden binnen een uitdrukking, prozazin of vers. Alliteratie is een vorm van rijm/Wikipedia. ) Materiaal: gedichtenbundel een bal waarop 4 beginletters geschreven zijn met alcoholstift op 4 plaatsen (boven, onder, voor en achter) nl.: Rommelen - Sterrenstof - Jongleur - Zeebonk schoolbord 1. Voorlezen De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Wat wil 'rommelen' zeggen, Wat bedoelt Olivia Wittock? Kennen jullie een 'jongleur'? Wat doet die? (Iemand die voorwerpen omhoog gooit, ze in de lucht houdt en ze weer opvangt/Wikipedia) Wat is een zeebonk? (Een ervaren zeeman/Wikipedia) Wat is sterrenstof? (Stof dat zich tussen de sterren bevindt) 3. Alliteratiezin maken Onderstreep in de eerste vier regels van het gedicht alle woorden die als eerste letter 'w' hebben. Vertel dat een dichter vaak woorden bij elkaar zet die met dezelfde letter beginnen . Maak met de klas een alliteratie-zin en schrijf de zin in het groot op een blad papier (voor in de doos). Geef een voorbeeld: ‘Wilde Wouter wil weer warm witloof eten.’ 4.Balspel De leerkracht maakt 4 kolommen op het bord met bovenaan de 4 letters van de woorden op de bal (R S J Z) (zie onderstaand schema) De leerkracht gooit de bal naar een leerling. De leerling zoekt nu een woord met als beginletter de letter op de bal die naar hem/haar gericht is. Dit woord wordt in de overeenkomstige kolom geschreven (door leerkracht of enthousiaste leerling). Vervolgens gooit de leerling de bal naar een andere klasgenoot enz… Maak tenslotte met de klas leuke zinnen met de woorden uit het kolommenschema. R Rommelen S Sterrenstof J Jongleur ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Z Zeebonk 15 Gedicht 6 Stel je voor Stel je voor. Stel je voor. Er valt een dropje uit je oor. Het valt op de grond. Hup in je mond. Je slikt het dropje door. En het komt weer uit je oor. Stel je voor. Stel je voor. En dat gaat zo maar door. En door. En door. Van je oor in je mond. Van je mond in je oor. Van je oor in je mond. Tot het je neus uit komt. Erik van Os Stel je voor: Erik van Os, Er loopt een liedje door de lucht, Zwijsen, 1995 16 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 6. Stel je voor – Erik van Os Poëzie = Humor, ritme en muziek Materiaal: gedichtenbundels 1. Voorlezen Leerkracht leest (bijna zingend) het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. Leerkracht vraagt een kandidaat om het gedicht uit te beelden. Laat het voorlaatste stukje (vanaf 'van je oor in je mond. Van je mond ....’) driemaal herhalen zodat de laatste vers ' tot het je neus uitkomt' er nog sterker uitkomt. 2. Vragen Wat wil 'tot het je neus uitkomt' in het gedicht zeggen? (Letterlijk en figuurlijk = tot het je gaat vervelen/www.Vlaams woordenboek.be) Toon hoe de dichter hier met woorden speelt. De uitdrukking: tot het je neus uitkomt gebeurt letterlijk in het gedicht (en het wordt ook zo uitgebeeld) maar je kan het ook figuurlijk zien: uiteindelijk word je het wel beu. 3. Spelen met ritme en geluid Verdeel de leerlingen in groepjes van 4. Verdeel het gedicht over die groepjes. Ieder groepje moet een andere manier van voorlezen inoefenen bv.: luid, fluisteren, traag, zeer snel, zingend, vloeiend, hakkend ... Laat hen het gedicht zo voorlezen, dat geeft een hilarisch effect. Leg de link naar het spelen met ritme, intonatie en klank van de dichter: de herhalingen in het gedicht, de klanken (oo en o) die telkens terugkomen, het ritme (dit hoor je bij het voorlezen) maken dat het gedicht een beetje klinkt als een liedje. Op http://www.youtube.com/watch?v=Kx2QULWVq4A leest Erik van Os zijn gedicht zelf voor. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 17 Gedicht 7 Heb jij dat ook wel ? Heb jij dat ook wel dat je denkt: verdorie, mijn mama die kan zeuren. Ik zou haar zo verscheuren in duizend snippers van gekleurd papier en ze laten vliegen, heel ver weg van hier. Heb jij dat ook wel dat je denkt: verrek, mijn papa is een idioot. Ik zet hem op een grote boot voor een verre reis op de Stille Oceaan of beter nog, hij krijgt een ticket naar de maan. Maar dan denk je: ach, ze zijn toch zo klein doe wat water bij je wijn. Heb jij dat ook wel ? Pat Donnez Heb jij dat ook wel? Pat Donnez, Hotemetoten: gedichten voor kinderen en andere grote mensen. Amsterdam – Antwerpen, De Arbeiderspers, 2008 18 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 7. Heb jij dat ook wel? - Pat Donnez Poëzie = Metaforen - Fantasie Materiaal: tovenaarshoed, (gekke) foto's of prenten van dieren, dingen, figuren, plaatsen. 1. Voorlezen De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. 2. Vragen Heb jij dat ook wel? Even verder praten over boos zijn op je familie. Wat zou 'in duizend snippers van gekleurd papier' kunnen betekenen? 'Water bij de wijn doen: wat wil dat zeggen? (= minder hoge eisen stellen, wat toegeven/www.mijnwoordenboek.nl) Welke zin vinden jullie grappig / herkenbaar /leuk klinken /gek ? 3. Tovenaarskring Ga met de leerlingen in een kring zitten. Leg in het midden de foto's en prenten. Leg uit dat ze hun mama en/of papa of andere familieleden mogen omtoveren in iets anders. Ze mogen zelf iets bedenken of een foto/prent kiezen. Leerkracht houdt de tovenaarshoed vast en zegt 'mijn papa/mama wordt ...' Wie wil aanvullen, vraagt de hoed. Ze mogen ook hun ma /pa /ander familielid naar een ander land, een andere plaats toveren: 'Mijn mama vliegt naar ...' Leg de link naar dichters die de wereld en de dingen soms helemaal anders inkleuren en er gekke dingen bij fantaseren. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 19 Gedicht 8 Hoogtes en laagtes ik woon in een toren hoog gebouw niemand kan naar binnen gluren wolken en vogels zijn buren en elke dag twijfel ik of ik ik de stap l s i t f a t p neem stap naar s b t e a n p e stap d s e t n a p kies voor treden Riet Wille Hoogtes en Laagtes, Riet Wille, in: Ted Lieshout (Ed.), Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido’s Poëziespektakel 3. Amsterdam, Querido, 2010. 20 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 8. Hoogtes en laagtes - Riet Wille Poëzie = Vormen Materiaal: Foto of afbeelding van een lift, op karton een trap in karton gemaakt Gedicht op gedichtenbundel 20 plaatjes waar het woord 'gras' op staat 3 plaatjes waar het woord 'koe' op staat Een groot papier (A3 of A2) Gedicht 'Gras' van Riet Wille 1. Wat gaat het snelst? De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen reactie- en woordenlijst in. Twee leerlingen komen vooraan. De ene krijgt de afbeelding van de lift en de andere krijgt de trap. De leerkracht leest terug het gedicht voor: nu de eerste keer via de lift; de tweede keer via de trap. Ondertussen beelden de twee leerlingen elk hun vorm uit. Wie was er het snelst beneden? Het gedicht op groot formaat tonen: wat valt er op aan de vorm? 2. Maak zelf een experimenteel gedicht. (naar het gedicht 'Gras' van Riet Wille) Deel de plaatjes met de woorden 'gras' en 'koe' uit aan de leerlingen zodat ze elk een plaatje hebben. Stel volgende vragen: Waar staat een koe in de zomer? (op een weide) Wat is er rond de weide? (afsluiting) Rangschik nu de woorden ‘gras’ en ‘koe’ zo op een groot papier dat het een afgesloten weide met de koeien erop vormt. Kleef de plaatjes op het papier (voor in de doos). Zo hebben de leerlingen een experimenteel vormgedicht gemaakt. Je kan het gedicht 'Gras' ook nog tonen. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 21 22 gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras koe koe koe ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras r g a r s koe koe a s g r g a r s a koe koe s g r g a r s a gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras dit is niet wat je ziet: vier koeien in de wei je fantaseert er wat boterbloemen bij nee de koeien vormen een vierkant op een tapijtje weiland want ze spelen van ‘zakdoekje leggen niemand zeggen’ één koe loopt rond en legt haar zakdoek stiekem achter iemands kont. Riet Wille Gras, Riet Wille, in: Ted Lieshout (Ed.), Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido’s Poëziespektakel 3, Amsterdam, Querido, 2010. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 23 Gedicht 9 Zijn of Azijn Wim Hofman, De Kleine Hofman: Wim Hofmans werk van A tot Z. Vlissingen, Openbare Bibliotheek Vlissingen, 1991. 24 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 9. Zijn of azijn -Wim Hofman Poëzie= Nonsens - spelen met woorden - toespelingen op sprookjes – de eerste prent zet reeds de toon: hier gebeuren gekke en onmogelijke dingen Materiaal: Maak kaartjes van de volgende prenten: 3 - 4 -6 - 7 - 8 - 10 - 11 - 14 - 16 - 21 (maak er zoveel dat er voor elke leerling een prentje is, één prentje mag meerdere keren voorkomen) Voor ieder kind een lijstje (zie verder) Gedichtenbundels 1. Voorlezen De leerkracht leest samen met de kinderen het gedicht. De leerlingen vullen de reactie- en woordenlijst pas in na het spelletje met de plaatjes (zie punt 3). 2. Vragen Kan alles wat hierin staat? De leerkracht geeft aan ieder kind een lijstje, waarop het volgende staat: Zet een kruisje bij wat het gedicht jou vertelt: □ Ook al gebeuren er nog zoveel gekke en slechte dingen in de wereld, het kan toch goed met je gaan. □ Soms weet je niet wat er allemaal aan de hand is in de wereld. □ Soms weet je niet wat je moet kiezen: ZIJN of AZIJN, want van vervelende en moeilijke dingen word je soms wat zuur (azijn) □ Als je jong bent en nog niet alles begrijpt, lijkt de wereld een gekke boel. Laat de leerlingen voorlezen waar ze voor gekozen hebben. De leerkracht vertelt dat alle antwoorden juist of OK zijn. In dit gedicht kan je veel dingen terugvinden, het hangt er van af hoe je het bekijkt of wat je het eerste opvalt. De kinderen zullen verschillende dingen begrijpen en dat is helemaal OK. De leerkracht kan extra benadrukken dat er in sommige gedichten verschillende betekenissen kan terugvinden, afhankelijk van het moment waarop je het leest en van hoe iemand op dat moment tegen het leven aankijkt. Dichters willen vaak bewust dat er verschillende betekenissen in hun gedichten zitten, dat maakt een gedicht sterk. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 25 3. Zoek en ontdek. Deel de prenten uit. Schrijf het volgende op het bord: 1. Zoek de naam van de figuur op je prentje (prentjes 3 en 4) 2. Zoek de titel van het sprookje dat uit je prent blijkt (de overige prenten) Vertel dat ze maar één van de twee vragen kunnen oplossen, afhankelijk van de prent die ze kregen. Overloop dan samen de antwoorden. Vraag naar hun bevinding van het gedicht en laat de reactie- en woordenlijst invullen. Hiernaast de prentjes 3 - 4 -6 - 7 - 8 - 10 - 11 - 14 - 16 - 21 om te kopiëren: 26 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 27 Gedicht 10 Schuilhuisje: Edward van de Vendel & Floor de Goede, Draken met stekkers en andere stripgedichten. Amsterdam – Antwerpen, Querido, 2010 28 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Praktische lestips bij gedicht 10.Schuilhuisje - Edward Van de Vendel Poëzie= Woord en beeld - strips Materiaal: Papier en kleurpotloden Gedichtenbundels 1. Schuilhuisje/schuilplaats De leerkracht vraagt of de leerlingen een schuilhuisje of schuilplaats hebben om even alleen te zijn als het nodig is. Praat er even over en laat de leerlingen dit tekenen. 2. Voorlezen De leerkracht leest het gedicht voor. De leerlingen vullen de reactie- en woordenlijst in. 3. Vragen Kennen jullie jongens of meisjes die met hun kap oplopen? Waarom zouden ze dat doen? 3. Waar zou ik voor willen schuilen, waar heb ik het moeilijk mee? De leerlingen mogen in het stripgedicht het stukje kiezen waarvoor zij hun schuilhuisje zouden gebruiken en maken hier een eigen tekening over. Ze schrijven de vers over op hun tekening. De leerlingen stellen hun tekening met de versregels voor aan de anderen. De tekeningen worden verzameld en samen opgehangen: het stripgedicht van de klas. (Later komen ze in de doos terecht) ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 29 En nu? Op naar de stemming… …. eerst de top drie volgens ieder kind … dan alle stemformuliertjes terug naar de bib (gebruik de doos) … nog even vol spanning wachten op de bekendmaking van het ‘mooiste gedicht’ (omstreeks gedichtendag). Indien u ondertussen of nadien zou vinden dat dit alles naar meer smaakt... kan u in de bib altijd terecht voor leuke poëziebundels op kindermaat! “Als woorden snoepjes waren zou een boek een pot met toverballen zijn (…) Als woorden snoepjes waren Was de bieb een gratis zelfschepparadijs …” (Corien Oranje) 30 ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips Technische fiche ‘Als woorden snoepjes waren’ is een poëzieproject van BiblioWaas, in aanloop naar gedichtendag 2012. Hierbij kiezen kinderen uit het 4de leerjaar van de regio Waasland uit tien gedichten hun ‘mooiste’ gedicht, dat omstreeks gedichtendag 2012, tijdens een poëtische voorstelling in de bib wordt bekend gemaakt. Bewust genieten van poëzie, kinderparticipatie en scholenparticipatie zijn hierbij de kernwoorden. De titel van dit poëzieproject ‘als woorden snoepjes waren’ is afkomstig uit het gedicht van Corien Oranje en is o.a. terug te vinden in: Ted Lieshout (Ed.), Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido’s Poëziespektakel 3. Amsterdam, Querido, 2010. Concept en realisatie BiblioWaas poëzieproject: Werkgroep Jeugd van BiblioWaas: Nicole d’Eer, Ann De Saegher, Caroline De Vreese, Griet Geerinckx, Els en Lieven Heirbaut, Pieter Malengier, Anne-Marie Minnebo, Annie Moenaert, Isabelle Peelman, Ria Van Daele, Pieter-Jan Van den Durpel, Hilde Van Dooren, Marjan Van Doorselaer. Begeleiding: Ilse Weber, Poëziecentrum. Praktische lestips: Ilse Weber; aanvullingen: Pieter Malengier, Caroline De Vreese, Hilde Van Dooren (uitwerking). Met dank aan: - de klas van Juf Liesbeth van Basisschool De Zonnebloem, Koewacht (directie: Stany Schevenhels) voor het uittesten van en de feedback op de lestips - Leen van der Ha en Bruno Tardáguila Van Doorselaer voor o.a. hun aanstekelijk enthousiasme bij dit poëzieproject Coördinatie: Marjan Van Doorselaer / BiblioWaas. BiblioWaas – onderdeel van Interwaas - is het samenwerkingsverband van de Wase openbare bibliotheken (Bib Beveren, bib Kruibeke, bib Lokeren, bib Moerbeke-Waas, bib Sint-Gillis-Waas, bib Sint-Niklaas, bib Stekene, bib Temse en bib Waasmunster). Interwaas is het samenwerkingsverband voor streekontwikkeling van de Wase steden en gemeenten. BiblioWaas wordt gesubsidieerd door het streekgericht bibliotheekbeleid van de provincie OostVlaanderen. Bij deze uitgave hoort een 10-gedichtenbundel met spiraal. Illustraties gedichtenbundel: Peter Goes - www.petergoes.com Vormgeving gedichtenbundel: Régine Van den Broecke – www.huisvandenbroucke.be Wettelijk Depotnummer: D/2011/11.208/01 © 2011, BiblioWaas. V.u.: Bart Casier, directeur Interwaas, Lamstraat 113, 9100 Sint-Niklaas. ‘Als woorden snoepjes waren’ – BiblioWaas Poëzieproject 2011-2012 – praktische lestips 31
Similar documents
Bijzonder taalgebruik - K2
dieren laat praten, is dat een vorm van personificatie. Ironie, sarcasme, zelfspot Ironie is spot. Daarbij wordt iets of iemand een beetje belachelijk gemaakt, zonder dat het echt heel vervelende o...
More information