Docentenhandleiding Neue Kontakte deel 4 havo

Transcription

Docentenhandleiding Neue Kontakte 4e editie, deel 4 havo
Docentenhandleiding
Neue Kontakte 4e editie
Tweede Fase
deel 4 havo
© Wolters-Noordhoff
1 (101)
0
Inleiding ............................................................................................................................. 4
0.1
De opbouw van de methode ....................................................................................... 4
0.2
Onderdelen per katern ................................................................................................ 4
0.3
Organisatietips............................................................................................................ 6
0.4
Overzicht grammatica ................................................................................................ 7
0.5
Aansluiting op de onderbouw .................................................................................... 8
0.6
ERK en Taalprofielen; het niveau van de teksten...................................................... 9
Taak 1 Gespräche auf der Straße.............................................................................................. 12
1.1
Werkplanner ............................................................................................................. 12
1.2
Didactische tips Taak 1 Gespräche auf der Straße ................................................... 14
1.3
‘Ik kan’ beschrijvingen............................................................................................. 17
1.4
Tapescripts ............................................................................................................... 19
1.5
Docentenpagina webquest........................................................................................ 23
Taak 2 Jung in Deutschland ..................................................................................................... 25
2.1
Werkplanner ............................................................................................................. 25
2.2
Didactische tips ........................................................................................................ 26
2.3
’Ik kann’ beschrijvingen........................................................................................... 27
2.4
Tapescripts ............................................................................................................... 29
2.5
Taak 3 Über alle Berge............................................................................................................. 38
3.1
Werkplanner ............................................................................................................. 38
3.2
3.3
3.4
Tapescripts ............................................................................................................... 41
Taak 4 Sport, Spiel und Spaß ................................................................................................... 52
4.1
Werkplanner ............................................................................................................. 52
4.2
Didactische tips Taak 4 Sport, Spiel und Spaß ........................................................ 53
4.3
4.4
Tapescripts Taak 4 Sport, Spiel und Spaß................................................................ 54
4.5
Taak 5 Wer bin ich ................................................................................................................... 63
5.1
Werkplanner ............................................................................................................. 63
5.2
5.3
5.4
Tapescripts ............................................................................................................... 65
Taak 6 Zu Haus zuhause .......................................................................................................... 69
6.1
Werkplanner ............................................................................................................. 69
6.2
6.3
‘Ík kan’ beschrijvingen............................................................................................. 70
6.4
Tapescripts ............................................................................................................... 71
Taak 7 Handel und Hanse ........................................................................................................ 78
7.1
Werkplanner ............................................................................................................. 78
7.2
7.3
7.4
Tapescripts ............................................................................................................... 81
7.6
Literatuur.................................................................................................................................. 86
8. 1 Toelichting en suggesties .............................................................................................. 86
8.2 Extra literatuur I-clip...................................................................................................... 89
2 (101)
Bijlagen .................................................................................................................................... 94
1 Spreekkaarten taak 1 Gespräche auf der Straße ................................................................ 94
2 Beoordelingsschema spreekopdrachten voor leerlingen ................................................. 100
Beoordelingsnormen ERK bij spreken
voor docent.................................................... 101
3
Zum Schluss taak 1 t/m 7 uit I-clips (alleen in doc servicebox) ............................... 101
3 (101)
0
Inleiding
0.1
De opbouw van de methode
Neue Kontakte voor de Tweede Fase is opgebouwd uit katernen die flexibel in te zetten zijn.
De katernen bieden in het algemeen twee taken en een onderdeel Literatuur.
Neue Kontakte 4 havo bestaat uit:
− Vier katernen en een naslagkatern (Der Coach).
− De antwoorden vindt u in de docenten-servicebox, per taak een bestand. U kunt zelf
beslissen of u de antwoorden aan de leerlingen verstrekt.
− Op de leerlingen-cd staat al het luistermateriaal behorend bij de katernen. Alle
fragmenten zijn ook via i-clips beschikbaar.
− In de docenten-servicebox zijn de volgende onderdelen opgenomen: de toetsen met
antwoorden en geluidsfragmenten, de antwoorden bij de katernen, de leerlingen-cd’s en
de docentenhandleiding.
Op de docentensite www.neuekontakte.wolters.nl vindt u de handleiding nog een keer. Op
deze plek kunnen we de handleiding regelmatig actualiseren en aanvullen. Per taak vindt u de
planningen, didactische tips, de ik kan beschrijvingen, de tapescripts van het luistermateriaal
etc.
− Op de leerlingensite (de I-clips) is veel materiaal te vinden: extra grammatica, de
planners, de diagnostische toets Zum Schluss en een link naar het taalportfolio in het vrij
toegankelijke deel. In het afgesloten deel vindt u nog meer oefenen met Redemittel,
Lernliste en grammatica, extra lees- en luisterteksten, extra literatuur, en de
Nachrichtenticker, al het luistermateriaal bij de katernen en een webquest per katern.
Voor deze ICT hebben de leerlingen een toegangscode nodig. I-clips geeft u als docent
de mogelijkheid om uw leerlingen te volgen.
0.2
Onderdelen per katern
Taak
Neue Kontakte voor de Tweede Fase is een taakgerichte methode. In een taak werken de
leerlingen toe naar een relevante en motiverende eindtaak, rondom een bepaald thema. De
taak heeft de volgende structuur:
− Anstoß
− Drie deeltaken
− Lernliste + diagnostische toets Zum Schluss
− Endprodukt
Op de openingspagina van de taak ziet u welke onderdelen er in de deeltaken aan de orde
komen en welke vaardigheden getraind worden.
Deeltaak
In iedere deeltaak werkt de leerling gericht toe naar een deelopdracht, de Teilaufgabe; alle
kennis en vaardigheden om die opdracht te realiseren komen in de desbetreffende deeltaak
aan bod.
De opbouw van iedere deeltaak is van receptief naar productief.
Vaste onderdelen zijn:
− Grammatik In de (deel)taken wordt veel aandacht besteed aan grammatica. Met name
die grammatica die relevant is voor de (deel)opdracht of het Endprodukt, komt aan de
orde. Belangrijke grammaticale onderwerpen worden regelmatig herhaald. In de katernen
is de grammatica-uitleg duidelijk te herkennen aan het groene vlak – net als in de
onderbouw. De uitleg is in het Duits. Voor meer informatie over de grammatica
raadplegen de leerlingen de Coach. Daarin staat de uitleg in het Nederlands.
4 (101)
−
−
Lernliste Bij alle leesteksten worden woorden aangeboden die de leerlingen moeten
kennen. De te leren woorden staan in een woordenlijst aan het eind van iedere taak, in
de volgorde waarin ze in de verschillende deeltaken aan de orde komen.
Redemittel Voorafgaand aan de deelopdracht oefenen de leerlingen met de Redemittel.
Deze Redemittel passen ze toe in de deelopdracht en in het eindproduct.
I-clips Bij elke taak zijn extra oefeningen en een diagnostische toets te vinden in de I-clips.
Teilaufgabe. De deelopdracht is altijd spreken of schrijven. Alle deelopdrachten tezamen zijn
een voorbereiding op het eindproduct (ook altijd spreken of schrijven).
Eindproduct
Leerlingen beginnen aan het eindproduct wanneer ze alle deeltaken hebben doorgewerkt.
Vervolgens hebben ze de woordenlijsten en de Redemittel geleerd en de diagnostische toets
gemaakt.
De eindtaak is soms een individuele opdracht, meestal een groepsopdracht. Aan het
eindproduct worden criteria gesteld, zodat duidelijk is waarop de leerling wordt beoordeeld.
Literatuur
De laatste pagina’s van elk katern zijn gereserveerd voor het onderdeel Literatur. Hierin
worden fragmenten aangeboden die een thematische relatie hebben met de taken uit het
katern. Voor de havo delen is het belangrijkste doel is om de leerlingen kennis te laten
maken met de gevarieerdheid van de Duitse literatuur, door ze aantrekkelijke fragmenten
aan te bieden die ze met plezier zullen lezen. Bij de fragmenten maken de leerlingen
opdrachten waarbij de leesbeleving centraal staat.
Voor meer informatie zie hoofdstuk 8 van deze handleiding.
Der Coach
In een apart naslagkatern (Der Coach) staat alle grammatica, leertips, en strategieën
overzichtelijk bij elkaar. Daarnaast geeft Der Coach uitleg over het werken met een digitaal
taalportfolio en is er informatie over literaire stromingen en begrippen.
Vanuit de katernen wordt de leerling regelmatig verwezen naar Der Coach.
Hieronder vindt u een overzicht van de taken en deeltaken per katern.
4 havo
Taak
1 Gespräche
auf der
Straße
2 Jung in
Deutschland
Teilaufgabes
Endprodukte
B spreken:afspraak bioscoop
C spreken: de weg wijzen
D spreken: keuze uitleggen (argumenten)
E spreken: argumenten geven
F schrijven: e-mail
G spreken: spontaan spreken
H spreken: naar het weer vragen
B schrijven/spreken:een mini-enquête maken +
presenteren
C schrijven: forumbericht
D schrijven/spreken: 5 interview vragen maken / stellen
Spreken:
taaldorp-achtige
situatie
3 Über alle
Berge
B schrijven; in steekwoorden regio karakteriseren
C spreken: telefoongesprek: naar info vragen
D schrijven: een activiteit beschrijven, incl. uitrusting
4 Sport, Spiel
und Spaß
B spreken: een sport beschrijven
C schrijven: een e-mail
5 (101)
Schrijven:
Interview maken,
afnemen/
verwerken in
artikel
Schrijven/spreken:
Programmaatje
voor schoolreis
maken.
Schrijven: een
persoonlijke brief
5 Wer bin
ich?
D spreken: mening geven over wat eerlijk is
B spreken: naam bedenken en presenteren
C schrijven: karakterbeschrijving maken
D schrijven: woonplaats kiezen + verzamelen materiaal
E schrijven:dagboek
6 Zu Haus
zuhause
B schrijven: de woonsituatie en –plannen van je alter ego
C spreken en schrijven: interview maken
D spreken; apparaat tekenen en toelichten
7 Hanse und
Handel
B spreken; presenteren van onderwerp naar keuze
C spreken; telefoongesprek: om info vragen
D schrijven: e–mail met verzoek
0.3
Spreken en
schrijven: weblog
van alter ego
maken en
presenteren
Spreken: een
toekomst huis
tekenen en
mondeling
toelichten
Schrijven;
affiche/poster
maken
Organisatietips
Studieplanner
Het doorwerken van een katern met twee taken en Literatur neemt ongeveer 9 weken in
beslag. In de leerlingen-ICT (I-clips) vindt de leerling per taak een studieplanner die hij zelf
kan invullen. In deze docentenhandleiding vindt u per taak een voorbeeldplanner voor 2 of 3
uur Duits per week.
Taalportfolio
Iedere eindtaak is gekoppeld aan het Europees Referentiekader. In I-clips hebben we per
eindtaak de ‘'ik kan beschrijvingen’’ voor de leerlingen geordend, met een verwijzing naar het
taalportfolio www.europeestaalportfolio.nl. Leerlingen werken na het beëindigen van de
eindtaak het taalportfolio bij.
De leerling houdt zijn of haar eigen vorderingen bij. De docent heeft de mogelijkheid om de
vorderingen van de leerlingen te volgen. In Der Coach vinden uw leerlingen een instructie
voor het aanmaken en invullen van hun taalportfolio op www.europeestaalportfolio.nl.
Nota bene:
Het verdient aanbeveling een eerste keer samen met de leerlingen het taalportfolio voor A1
in te vullen. De leerlingen gaan het systeem daarachter herkennen en ze kunnen dan zelf te
beginnen met A2 hun vorderingen bijhouden.(Als men 'nieuw' is op de site van het
taalportfolio moet er sowieso met A1 worden begonnen).
Mochten de leerlingen al een taalportfolio hebben, dan kunt u vanzelfsprekend de introductie
ervan overslaan
Antwoorden
Als docent heeft u de mogelijkheid om de antwoorden aan de leerlingen te verstrekken. De
antwoorden vindt u als bestand in de docenten-servicebox.
ICT
Vanuit de taak wordt regelmatig verwezen naar de I-clips, bijvoorbeeld voor extra oefenen of
voor extra lees-, luister- of literaire fragmenten en webquests. Het is handig om van tevoren
te bepalen of u de leerlingen zelfstandig (thuis) of gezamenlijk in het computerlokaal met Iclips laat werken.
De ICT bij Neue Kontakte voor de Tweede Fase heet I-clips en is te bereiken via www.iclips.wolters.nl. De volgende ICT is beschikbaar:
• extra grammatica *
6 (101)
• diagnostische toets Zum Schluss*
• studieplanner*
• extra oefenen Redemittel, Lernliste en grammatica
• extra lees- en luisterteksten
• extra literatuur
• webquests
• Nachrichtenticker
• alle geluidsfragmenten bij de katernen
* Deze onderdelen zijn vrij toegankelijk.
Nota bene: in december 2007 wordt de rubrieken: extra leesvaardigheid, extra
luistervaardigheid en extra literatuur uitgebreid.
Toetsing en beoordeling
Per taak zijn er 4 toetsen beschikbaar: 2 gram/lernliste/redemittel toetsen, 1
leesvaardigheidtoets en een luistervaardigheidtoets. Deze toetsen worden als aparte
bestanden aangeboden in de docentenservicebox. U kunt ze vrij makkelijk combineren en
arrangeren tot grotere eigen toetsen.
Voor het toetsen van spreek- en schrijfvaardigheid zijn de deelopdrachten en de eindtaak in
de katernen bedoeld; elke taak kent minstens 4 productieve opdrachten. U kunt bij elke taak
deze deelopdrachten of/en het eindproduct in de beoordeling meenemen.
Het is goed om per taak van tevoren te bepalen welke (deel)opdrachten u wilt beoordelen.
wilt nemen.
0.4
Overzicht grammatica
In havo 4 is er veel ruimte voor herhaling van de grammatica uit jaar 1 t/m 3. Hieronder ziet u
welke onderwerpen in de taken aan de orde komen.
Bij elk grammatica blokje zijn standaard twee extra opdrachten in de I-clips opgenomen.
Taak
1 Gespräche auf der Straße
Präp + 3/4
haben / sein + volt dlw
ovt
2 Jung in Deutschland
müssen, sollen, wollen, können, werden,
wissen im Imperfekt ovt en vtt
unregelmäßige Formen von Komparativ und
Superlativ
naar = ’nach, zu, in, an’
Präp + 2,3,4 en ¾
regelm ww + sein / werden
in ott ovt en vtt
Genitiv
Adjektive
Zeitbestimmungen
bleiben und gehen;
das Wort man
wenn oder als
persönl / poss Pronomina
starke Verben ovt vtt
Verben mit e/i und ä
3 Über alle Berge
4 Sport, Spiel und Spaß
5 Wer bin ich
6 Zu Haus zuhause
7 Handel und Hanse
7 (101)
0.5
Aansluiting op de onderbouw
Neue Kontakte Tweede Fase 4e editie is gekoppeld aan het Europees Referentiekader. Aan
het begin van elke taak ziet u op welk niveau de leerlingen aan de slag gaan.
Deze startpositie is bepaald op basis van het niveau van deel 3 hv.
In het verleden was het vaak lastig een inschatting te maken van de kennis en vaardigheden
die leerlingen meebrachten van de onderbouw van het voortgezet onderwijs naar de
bovenbouw. Met de komst van instrumenten als het Europees Referentiekader, Taalprofielen
en het Europees Taalportfolio zijn er handvaten beschikbaar die kunnen helpen meer grip te
krijgen op de aansluiting.
In de nieuwe versie van Neue Kontakte bovenbouw is ervan uitgegaan dat de leerlingen uit
de onderbouw de onderstaande taalhandelingen 'kunnen' :
A2
Luisteren
Kan zinnen en uitdrukkingen begrijpen die voor mij belangrijk zijn, en die gaan over zaken als persoonlijke
gegevens, gezin, winkelen, woonplaats, enz.
Kan de belangrijkste informatie uit korte luisterteksten begrijpen als ik weet waarover het gaat en er langzaam en
duidelijk wordt gesproken.
Lezen
Kan korte eenvoudige teksten begrijpen, waarin woorden staan, die ik herken omdat ze veel voorkomen of ook in
andere talen gebruikt worden.
Kan eenvoudige briefjes, faxen en e-mails over bekende onderwerpen begrijpen.
Kan specifieke kennis en informatie vinden in brieven, brochures, krantenartikelen, waarin gebeurtenissen
worden beschreven.
Gesprekken voeren
Kan mij in voorspelbare alledaagse situaties verstaanbaar maken.
Kan mijn mening geven over alledaagse dingen wanneer mij dat wordt gevraagd en ik bij het geven van een
antwoord geholpen word.
Spreken
Kan in eenvoudige woorden mensen, plaatsen en bezittingen beschrijven
Kan mijn gezinssituatie, mijn woonomgeving en de school waar ik op zit, beschrijven.
Kan beschrijven wat ik van plan ben, wat mijn gewoontes zijn, wat ik heb gedaan en heb meegemaakt.
Kan een kort verhaal vertellen over alledaagse dingen in mijn omgeving
Kan een korte presentatie geven over een bekend onderwerp als ik me heb kunnen voorbereiden.
Schrijven
8 (101)
Kan een kort verhaaltje schrijven over mijn gezinssituatie, mijn woonomgeving en school waar ik op zit.
Kan een korte beschrijving geven wat er gebeurd is, wat ik heb gedaan en heb meegemaakt.
Kan een kort verhaal schrijven over alledaagse dingen in mijn omgeving.
In de eerste taken van Neue Kontakte bovenbouw wordt hierop voortgeborduurd dan wel op
teruggegrepen. Voortgeborduurd waar het gaat om lees- en luisterteksten, die zich in deze
eerste taken richting B1 gaan bewegen, teruggegrepen waar het de productieve
vaardigheden betreft. In het begin zullen de teksten ook nog kenmerken van A2 vertonen
(zie de volgende paragraaf), maar naarmate er meer taken zijn uitgevoerd, zullen kenmerken
van A2-teksten steeds meer naar de achtergrond vedwijnen.
Duits
Uiteindelijk zullen de leerlingen B2-teksten moeten kunnen
havo: B1 + B2
begrijpen met voor vwo-leerlingen 'uitlopers'naar C1.(Zie kader.
vwo: B2 (+ B1 en C1)
Uit:Syllabus Eindexamen havo/vwo, Cevo 2006)
Voor de productieve vaardigheden ligt dat ietwat anders. Neue Kontakte is ervan uitgegaan
dat het zinvol is om het geleerde in de onderbouw nog eens weer aan de orde te stellen. Dat
gebeurt door in de taakomschrijvingen een aantal communicatieve handelingen te vragen die
grotendeels gebaseerd zijn op voorhanden zijnde kennis (zie hierboven). De eerste vier
taken veronderstellen nog prestaties op A2-niveau. Daarna wordt een hoger niveau
nagestreefd. Uiteindelijk gaat het erom dat leerlingen zich aan het eind van hun havo- of
vwo-opleiding actief kunnen uiten (mondeling en schriftelijk) in het gebied B1 (havo) en B2
(vwo) (Zie: Handreiking schoolexamen SLO,Enschede 2006).
0.6
ERK en Taalprofielen; het niveau van de teksten
Bij elke taak is aangegeven dat de in deze taak aangeboden teksten tenminste het niveau
B1 hebben (receptief B1). Daarbij dient te worden opgemerkt dat een niveau-aanduiding niet
een limiet aangeeft maar altijd bedoeld is om een bepaalde bandbreedte te illustreren. Dat
houdt in dat een bepaalde tekst in het begin van B1 kan worden ingeschat, terwijl een
andere tekst meer aan het eind, richting B2 ingeschaald kan worden.
In het Europees Referentiekader (CEFR) worden criteria genoemd die een tekst tot een
illustratie van een bepaald niveau maken. 'Taalprofielen' concretiseert die criteria
(kenmerken) en daarvan wordt in het onderstaande overzicht gebruik gemaakt. Voor de
helderheid geven we hier de kenmerken voor A2, B1 en B2.
Overigens onderscheidt het CEFR een viertal leessituaties waarmee wordt beschreven wat
het algemene leesdoel zou kunnen zijn:
• Correspondentie lezen
• Oriënterend lezen
• Lezen om informatie op te doen
• Instructies lezen
Kenmerken voor teksten op A2-/B1- en B2-niveau:
Onderwerp
A2
Alledaags, bekend en
concreet
B1
Vertrouwde,
alledaagse of
werkgerelateerde
onderwerpen.
Wordgebruik/zinsb
ouw
Hoogfrequente
woorden en woorden
Eenvoudig en
alledaags.
9 (101)
B2
Alledaagse
onderwerpen en
onderwerpen die
aansluiten bij het
eigen vakgebied.
Er zijn geen
beperkingen mits
Tekstindeling
Tekstlengte
bekend uit de eigen
taal of behorend tot
internationaal
vocabulaire. Teksten
zijn eenvoudig en
helder van structuur.
De indeling geeft
visuele ondersteuning
bij het begrijpen van
de tekst.
Korte teksten.
woordenboeken
e.d.voorhanden
zijn.
Teksten zijn goed
gestructureerd.
Er zijn geen
beperkingen.
Teksten kunnen
langer zijn.
Speelt geen rol.
Kan de betekenis
van onbekende
woorden over
onderwerpen die
gerelateerd zijn
aan zijn/haar
vakgebied en
interesses bepalen
aan de hand van
de context.
Kan de betekenis
van zo nu en dan
voorkomende
onbekende
woorden afleiden
uit de context en
de betekenis van
zinnen herleiden,
op voorwaarde dat
het besproken
onderwerp bekend
is.
Kan een variëteit
aan strategieën
gebruiken om tot
tekstbegrip te
komen, inclusief
letten op
hoofdpunten en
begrip checken
met gebruik van
contextuele
aanwijzingen.
hulpmiddelen
Incidenteel
gebruik van een
woordenboek bij
gespecialiseerde
artikelen buiten
het eigen gebied.
Strategieën:
Signalen
herkennen en
interpreteren
Kan op basis van een
idee over de
betekenis van het
geheel van korte
teksten over
alledaagse en
concrete
onderwerpen, de
waarschijnlijke
betekenis van
onbekende woorden
uit de context
afleiden.
Voorbeelden
Tekst
Text A (F Wie war's?)
Om te beoordelen op welk niveau zich
een tekst bevindt, moet er niet alleen naar
de tekst maar ook naar de opdracht
worden gekeken. Deze opdracht bij Text
A luidt:
Nenne drei Gründe, warum Maike
nächstes Jahr wieder nach Frankreich
möchte.
Text A
Letzten Sommer war ich in den Ferien in
Dänemark. Ich war dort mit meinen
Eltern. Wir waren zum ersten Mal da.
Lieber wäre ich, wie immer, nach
Frankreich gefahren, weil das Wetter dort
meistens gut ist, aber die Eltern wollten
mal was anderes. Es war alles ok, aber
Niveaucriteria
De opdracht maakt duidelijk dat het hier
gaat om het lezen van een tekst om
informatie op te doen:.
Als lezer kan ik me vervolgens met de
genoemde redenen (de informatie)
identificeren (ik ben het met die redenen
eens) of ik kan ze afwijzen.
Zowel voor niveau A2 als voor B1 moet
het onderwerp van de tekst betrekking
hebben op alledaagse dingen. Daarbij
gaat het bij A2 ook nog om concrete
onderwerpen, terwijl bij B1 alleen van
vertrouwde onderwerpen sprake is. Hier
gaat het om vakantie en dat lijkt zowel bij
A2 als bij B1 te passen.
Wat het woordgebruik en de zinsbouw
10 (101)
eben kühler als in Frankreich und es war
weniger los. Wir hatten ein Haus an der
Küste und konnten jeden Tag zum
Strand. Da war allerdings nicht so viel los,
auch abends nicht. In der Disco war ich
bloß einmal, weil sie in einem anderen Ort
war.
Für kühle Abende hatten wir uns Spiele
mitgebracht oder wir machten
Spaziergänge. Es waren nicht viele junge
Leute da, also ..... ich möchte nächstes
jahr wieder nach Frankreich.
betreft, echt moeilijke woorden komen niet
voor, de zinnen zijn soms kort (in het
begin) soms wat meer samengesteld
(verderop in de tekst), visuele
ondersteuning is er niet en de tekst is
redelijk gestructureerd (eerst informatie,
vervolgens een mening voorzien van
argumenten en tot slot een conclusie).
Hier gaat de tekst richting B1. Qua lengte
zou het een A2-tekst kunnen zijn. Het
gebruik van strategieën blijft vermoedelijk
beperkt tot het hier en daar raden van
woorden, maar omdat de context voor
veel leerlingen herkanbaar zal zijn, zal dit
nauwelijks voor problemen zorgen. De
leerling moet wel zelf zijn voorkennis
inzetten (het besproken onderwerp is
bekend). Richting B1.
Conclusie: een tekst die in het begin van
B1 te plaatsen is ondanks de kenmerken
van A2 die onmiskenbaar ook aanwezig
zijn.
Text C
Diesmal war ich endlich mal wieder in den
Ferien. Eigentlich war es Anfang Mai,
denn im Sommer hatte ich einen
Ferienjob als Verkäuferin. Also stopfte ich
im Mai, zusammen mit einer Freundin, ein
Zelt und die Schlafsäcke ins Auto. Noch
schnell ein paar Klamotten und mein
Hund geschnappt und los ging es,
Richtung Westen. Wir wollten an der
Küste entlang fahren. Schauen, wie weit
wir kommen. Erster Stop war in einem
kleinen französischen Dorf direkt am
Meer. Wir konnten die gewaltige
Steilküste bewundern und hatten zum
ersten mal französischen Pommes. Nach
einer recht kalten Nacht machten wir uns
wieder auf den Weg. Immer entlang der
Küste, nur auf den kleinsten Wegen
fahrend, erschloss sich uns in jeder
neuen Kurve ein gewaltiges Panorama.
Steilküsten und die blaugrün, leuchtende
See. Wir stoppten für die Nacht in
Honfleur. In dieser Nacht begann es zu
regnen und wie wir feststellen sollten,
hörte es damit die folgende Woche nicht
mehr auf. Wir unternahmen noch einen
Versuch weiter in die Normandie
vorzudringen und uns die D-Day Strände
anzuschauen. Wir sahen sie, jedoch nur
durch die verregneten Autoscheiben. Das
war kein entspannender Ausflug mehr.
Das Wetter wollte einfach nicht besser
werden. So gern wir weiter gefahren
wären, beschlossen wir doch um zu
kehren und zu Hause unsere Sachen zu
trocknen
Ook hier maakt de opdracht duidelijk dat
het gaat om lezen om informatie op te
doen.
Net als bij Text A is het onderwerp
vertrouwd en alledaags (een onderwerp
dat vaak ter sprake komt). Hoewel het
woordgebruik soms het alledaagse
ontstijgt ('erschloss sich uns' ) is het
meestal alledaags ('Klamotten',
'geschnappt'). De tekst is redelijk
gestructureerd en beschrijft de
chronologische volgorde van de
gebeurtenissen. De tekst is duidelijk wat
langer, alhoewel bij B1 ook langere
teksten verwacht kunnen worden.
De meeste - eventueel - onbekende
woorden kunnen uit de tekst worden
afgeleid (bijvoorbeeld 'Kurve',
'vorzudringen' of 'leuchtend') of kunnen op
basis van voorkennis worden geraden.
(B1)
Conclusie: een tekst die in de range B1
past (ondanks het feit dat er een tweetal
woorden worden verklaard)
11 (101)
Karin, 18
Taak 1 Gespräche auf der Straße
1.1
Werkplanner
Bij 2 uur Duits per week
Les Datum
Voor de les
In de les
1
Invullen werkplanner
A 1, B 2 t/m 6
2
B 7, C 9 t/m 11
4
Leren Lernliste A en B
B 7, C 8
Leren Lernliste C
Leren Grammatik C
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste D
5
E 18
E 17, 17A, 17B
6
Leren Lernliste E
E 19
3
C 12, D 13 t/m 15
D 16
7
F 20 t/m 23A
8
F 23B
F 23C t/m 25
9
Leren Grammatik F
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste F
F 25C t/m 26
10
11
G 27, 28
G 29
Leren Lernliste G
H 33A
G 30
13
Leren Lernliste H
H 34
H 35, 36
14
Extra oefenen in ict
Zum Schluss
Endprodukt
15
Voorbereiden toets
eindtoets
12
H 31, 32, 33B, 33C
16
Klassikaal bijwerken taalportfolio
12 (101)
Les
Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, B 2 t/m 4
2
B 5 t/m 7
3
C8
C 9, 10
4
Leren Lernliste C
C 11, 12
5
D 13 t/m 15
6
Leren Grammatik C
Meer oefenen ict
Leren Lernliste D
D 16
7
E 18
E 17, 17A, 17B
8
Leren Lernliste E
E 19
9
F 20 t/m 22
10
F 23A t/m 23C
11
12
Leren grammatik F
Meer oefenen ict
Leren Lernliste F
F 24, 25
F 25C, 26
13
G 27, 28
14
Leren Lernliste G
G 29, 30
15
H 33A
H 31, 32
16
17
H 33B, 33C
Leren Lernliste H
H 34
18
H 35, 36
19
Zum Schluss
20
voorbereiden Endprodukt
Endprodukt
21
voorbereiden toets
eindtoets
22
Klassikaal bijwerken taalportfolio
13 (101)
1.2
Didactische tips Taak 1 Gespräche auf der Straße
1 Het kan zinvol zijn enkele luistertips door te nemen, zoals:
- Van te voren de vragen doorlezen
- Hoeveel thema’s zijn er?
5 ‘Redemittel’ spelen bij Neue Kontakte een belangrijke rol. Van de leerling wordt verwacht
dat hij deze zinnen actief beheerst. Uiteraard mag de leerling de zinnen aanpassen of
veranderen.
Voorbeeld: Van “Was machst du heute Abend ?” Kan hij natuurlijk “Was machst du
morgen?” maken.
Om te oefenen kunnen de leerlingen de zinnen beluisteren en ze daarna in stappen
instuderen.
(In de onderbouw hanteren we de volgende stappen: 1. hardop lezen 2. één leerling doet
boek dicht en antwoordt, 3. Rollen wisselen, 4 beide voeren gesprek met boek dicht.)
13 Um die Häuser ziehen. Wat betekent dat precies? Omgangstaal, synoniem van “abends
ausgehen; eine Kneipentour machen “
17 Bij deze opdracht werken de leerlingen in tweetallen. De ene leerling maakt opdracht 17A
en de andere leerling maakt 17B.
19 Voor deze opdracht gebruiken de leerlingen opdracht 17 of 18: ze moeten de ander
overtuigen van hun keuze voor een bepaalde tentoonstelling.
20 Ook hier misschien nog enkele luistertips:
- Lees tevoren rustig alle vragen door. Zoek lastige woorden op of vraag ze.
- Ga voor jezelf na: Is het een gesprek tussen twee – of meer – personen (interview,
discussie), of is maar één persoon aan het woord?
23A Een herhaling van de grammatica uit de onderbouw, het gebruik van de voltooid
tegenwoordige tijd en de verleden tijd van werkwoorden. De leerling mag (daarom) in de
oefeningen geen fouten (meer) maken.
23B Zie 23A.
23C Dit is voor leerlingen niet zo vanzelfsprekend. U kunt de leerlingen eerst de twee
werkwoorden aan laten kruisen die geen voortbeweging uitdrukken.
28 Deze opdracht dient ter voorbereiding op de deelopdracht. In de deelopdracht maken de
leerlingen in tweetallen een ‘stadswandeling’. In opdracht 28 bereidt de ene leerling een
verhaaltje over de bezienswaardigheden onder A voor en de andere over die onder B. De
leerlingen vertellen in deze opdracht dus nog niets aan elkaar, dat komt later. Wel kijken ze
alvast waar op de kaart ‘hun’ bezienswaardigheden zich bevinden.
29 Ook deze opdracht dient ter voorbereiding op de deelopdracht.
30 Bij deze deelopdracht maken de leerlingen gebruik van de opdrachten 28 en 29. De
leerlingen nemen het kaartje van opdracht 28 erbij, hierop kunnen ze zien hoe ze lopen,
onderweg wordt de route bepaald. Ze gebruiken al ‘wandelend’ de zinnen die ze bij opdracht
29 hebben opgeschreven. Ieder geeft een beschrijving van de bezienswaardigheden die hij
heeft voorbereid. De leerling met rol B weet waar de wandeling eindigt.
33C Het thema weer is niet moeilijk voor leerlingen en kan goed gebruikt worden om het vlot
spreken te oefenen.
14 (101)
Endproduct
Voor de afsluiting van deze taak zijn 5 spreekkaarten beschikbaar (zie bijlage)
Elke spreekkaart beschrijft een situatie en een rol A en een Rol B. De leerling heeft de
beschikking over een van beide rollen. De beoordelaar moet inzage hebben in beide rollen.
Voor een aantal situaties is input noodzakelijk:
- situatie 1 – input: weerbericht van een plaats in Oostenrijk. Een bericht is meegeleverd,
maar u kunt het vervangen door een recente.
- situatie 2 – input: recente Ned bioscoopladder
- situatie 3 – input: voor rol A en rol B plattegrond van een stad (mogelijk die uit het katern,
maar kan ook een andere willekeurige stad zijn)
- situatie 4: - input: voor rol A: naam van disco dan wel cafeetje (mag die uit de taak zijn,
maar kan lln ook zelf verzinnen)
Organisatie:
Elke leerling voert 4 verschillende gesprekken, en elke leerling beoordeelt een aantal (2 of 4)
gesprekken.
Om te zorgen dat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn en altijd de beschikking hebben
over een gesprekspartner, is het volgende organisatiemodel wellicht handig.
- je zet 4 tafels klaar in een kring
- per tafel één gespreksonderwerp (een van de 5, zie bijlage)
- per tafel rol A, rol B en maximaal twee beoordelaars
- op de tafel liggen de kaarten die horen bij rol A en rol B
- daarnaast liggen er beoordelingsformulieren (zie bijlage)
- je verdeelt de groep van 12 of 16 leerlingen in tweeën: een groep van 8 sprekers en een
groep van 4 (8) beoordelaars.
- de groep van de beoordelaars blijft zitten, de sprekers wisselen van tafel volgens het
schema.
- wisselen na vastgestelde tijd: ongeveer 7 – 10 minuten
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 4
Onderwerp 3
15 (101)
Binnenste pijlen: Rol A
Buitenste pijlen: Rol B
De beoordelaar blijft 4 ronden zitten. Na 4 ronden wisselen van rol.
Zorg dat ieder 4 gesprekken voert en beoordeelt.
Taalportfolio: Na de afsluiting van de taak volgt nog het bijwerken van taalportfolio. Het
verdient aanbeveling een eerste keer samen met de leerlingen het taalportfolio voor A1 in te
vullen. De leerlingen gaan het systeem daarachter herkennen en ze kunnen in het vervolg
dan zelf, te beginnen met A2, hun vorderingen bijhouden. (Als men 'nieuw' is op de site van
het taalportfolio moet er sowieso met A1 worden begonnen).
Op de leerlingensite staat aangeven aan welke onderdelen gewerkt is in deze taak (zie ook
volgende paragraaf).
Mochten de leerlingen al een taalportfolio hebben, dan kunt u vanzelfsprekend de introductie
ervan overslaan.
16 (101)
1.3
‘Ik kan’ beschrijvingen
Nu je je taak afgerond hebt, is het tijd om je taalportfolio bij te werken. Met het goed
uitvoeren van de deelopdrachten en de eindopdracht bewijs je wat je kunt en wat je hebt
geleerd.
Taak 1 - Gespräche auf der Straße (A2)
Taalportfolio
Wat deed je in de taak en/of eindopdracht?
Spreken
Ik kan in eenvoudige woorden mensen,
plaatsen en bezittingen beschrijven.
Je beschreef de film of de tentoonstelling
waar je naar toe zou willen.
Ik kan uitleggen waarom ik iets (niet) lekker,
leuk of fijn vind.
Je legde uit waarom de film of de
tentoonstelling zo leuk is.
Gesprekken voeren
Je sprak duidelijk en gebruikte de juiste
woorden
Ik kan mij in voorspelbare alledaagse
situaties verstaanbaar maken.
Ik kan een gesprek beginnen, gaande
houden en afsluiten
Ik kan zeggen wat ik lekker, leuk en fijn vind
en wat niet.
Je kon uitleggen waarom je naar de film of
de tentoonstelling wilde.
Ik kan iemand uitnodigen en op
uitnodigingen al dan niet ingaan
Je vroeg of iemand mee wilde naar de film of
naar de tentoonstelling; je werd gevraagd en
kon daarop antwoorden.
Ik kan iemand op een beleefde manier
begroeten of aanspreken
Ik kan met anderen bespreken wat we gaan
doen, waar we heen gaan en afspraken
maken waar we elkaar ontmoeten
Je hebt voorgesteld naar de film of naar de
bioscoop te gaan, je kon een plek afspreken
waar je bij elkaar zou komen
Ik kan zeggen dat ik het ergens mee eens of
oneens ben
Je kon uitleggen dat je naar een andere film
wou of waarom je op een bepaald tijdstip of
dag niet kon
Ik kan met behulp van een kaart of
plattegrond iemand de weg wijzen of de weg
vragen
Je hebt iemand kunnen vertellen hoe hij op
een bepaalde plek komt.
Hoe weet je of je prestatie goed is?
Om te kunnen beoordelen of je je prestatie op A2 niveau gedaan hebt, moet je voor jezelf
nagaan of je aan de criteria voldoet. Beantwoord daarvoor onderstaande vragen.
• Gebruik je veel uit het hoofd geleerde zinnetjes? vaak/soms
• Maak je nog grammaticale fouten in die zinnetjes? vaak/soms
• Gebruik je zinnetjes die met voegwoorden als 'en', 'maar' of 'omdat' met elkaar zijn
verbonden? vaak/soms/nog niet
• Is je uitspraak duidelijk genoeg? vaak/soms/nog niet
• Kun je antwoorden op vragen van je gesprekspartner tijdens een gesprek?
vaak/soms
17 (101)
•
Moet je vaak nadenken over hoe je wat moet gaan zeggen (las je pauzes in?)
vaak/soms
Heb je in de meeste gevallen vaak als antwoord, dan geeft dat aan dat je op A2 niveau zit.
Op A2 niveau mag je bijvoorbeeld uit het hoofd geleerde zinnen gebruiken. Op B1 niveau
doe je dat al veel minder. Waarschijnlijk is het zo dat je sommige dingen al heel goed kunt.
Je zou dan kunnen zeggen dat je voor zo’n onderdeel al richting B1 gaat. Daarvoor gelden
wel al andere/strengere normen
Naar je taalportfolio.
Ga nu naar je taalportfolio: www.europeestaalportfolio.nl
Ga naar de betreffende vaardigheden, naar de 'ik kanbeschrijvingen'. Hier geef je aan of je
dat ‘goed’, ‘redelijk’ of misschien wel 'nog niet' kunt.
Je zult merken dat sommige ik kan -beschrijvingen vaker voorkomen, maar met een andere
invulling daarbij. Dat komt omdat je eigenlijk een ik kan -beschrijving vaker dan één keer
moet hebben gedaan om te kunnen zeggen dat je het echt kunt. Hier geldt een beetje het
principe 'einmal ist kein Mal'.
Tip: voeg je producten toe aan het Dossier in je taalportfolio, als bewijs dat je een prestatie
echt kunt.
Heb je meer hulp nodig bij het invullen van je taalportfolio, kijk dan in de Coach op bladzijde
55, of in de handleiding van het Europees taalportfolio (zie bovenstaande website: klik op
handleiding; je kunt deze downloaden of printen)
18 (101)
1.4
Tapescripts
Aufgabe 1
Fragment 1
Ada:
Sabine:
Ada:
Sabine:
Ada:
Sabine:
Ada:
Sabine:
Ada:
Sabine:
Hi Sabine, wie geht’s dir?
Ach, soweit ganz gut. Bin noch ein bisschen müde.
Stimmt, du bist gestern erst zurückgekommen. Sicher noch Jet Lag, was?
Na ja, wir sind gestern Mittag in Toronto abgeflogen, da war’s hier ja schon
abends. Und hier sind wir nach deutscher Zeit dann ja am frühen Morgen um
Viertel nach sechs gelandet. Mir fehlt einfach Schlaf! Mein innerer Wecker
steht irgendwie noch auf kanadischer Zeit.
Und sonst? Wie war’s denn eigentlich. Ich hab’ zwischendurch deine SMS
gekriegt, als du gerade ins Kino wolltest.
Es war absolut geil da. Der Typ, den ich kennen gelernt habe, war voll schräg
drauf. Jeden Abend ein anderer Club und der kannte tausend Leute. So bin
ich überall umsonst reingekommen.
Also hast du nur abgefeiert?
Nee, wir waren noch in den Rocky Mountains und sind zwischendurch noch
nach Calgary geflogen. Und dann noch hier und da ein Museum besucht.
Tagsüber war echt Familie angesagt, da ist bei meinen Alten nix zu machen.
Tja, ging mir ähnlich. Nur dass in Spanien abends echt tote Hose war. Die
einzige Disco war so’n Schuppen, in den die ganzen 12- und 13-Jährigen
gingen. Die machten mit den Eltern da in den Hotels Urlaub. Super,
Kinderclub bis abends um 10!! Und danach immer Bunter Abend mit Sergio.
Na ja, jetzt können wir ja wieder Dresden unsicher machen.
Ja, toll, aber jetzt gibt’s erst mal wieder den Ernst des Lebens…Achtung, da
kommt der Müller von Mathe.
Fragment 2
Sandra:
Ingrid:
Sandra:
Ingrid:
Sandra:
Ingrid:
Sandra:
Ingrid:
Sandra:
Ingrid:
Sandra:
Sandra Eisen, hallo?
Hi Sandra, wo bist du? Wir haben gerade unsere Mathearbeit geschrieben.
Bist du krank?
Wieso, wie spät ist es denn?
Na ja, mittlerweile halb elf!
Was? Ach du Scheiße! Ich hab voll verpennt. Wenn das meine Eltern
erfahren, war das der letzte Abend für lange Zeit.
Mit wem warst du gestern denn auf der Rolle?
Mit Jokkel, du weißt doch. Der süße Typ aus der 12. Aber wahrscheinlich kann
ich mir den dann jetzt auch von der Backe schmieren.
Wieso? Hat’s nicht gefunkt bei euch?
Na ja, und wie! Was glaubst du, wieso ich verschlafen habe. Erst romantisch
im Kino und dann in “der Scheune” gewesen. Total coole Bude. Müssen wir
auch mal hin! Lecker was getrunken und gequatscht und dann hat er mich ins
“Down Town” eingeladen. War glaub ich ’n bisschen angetrunken, als ich nach
Hause kam.
Wie spät war das denn, dass du gleich so viel verpennst. Wir hatten schon zur
ersten!
Weiß nicht, war schon dämmerig draußen… Scheiße, da kommt meine Mum.
Sag ihr bloß nichts, wenn du sie sprechen solltest. Werd ihr erzählen, wir
hätten heute erst nach der zweiten Pause. Bis später.
Fragment 3
19 (101)
Ingo :
Lukas:
Ingo :
Mädchen:
Ingo :
Lukas:
Ingo:
Mädchen:
Ingo:
Am Anfang war noch nicht so viel los, aber nach einiger Zeit wurde es mir
richtig unheimlich.
Und wann war das, ...... gestern ?
Ja, und total spannend war, als das Mädchen die Zitrone schälte, da war es
ganz dunkel, ich sah zuerst nur das Mädchen, aber plötzlich taucht da aus
dem Dunkeln der Jean Dings auf, sie spürte zuerst gar nicht, wie er so an ihr
herumschnüffelt, er kam auch ganz langsam auf sie zu......
Aber dann: Plötzlich ahnt sie was, schaut um und fängt zu schreien an, ich
hab mich zu Tode erschrocken
Und das war hier in Bremen, wo ist das denn passiert?
Ja, genau du blonde Lise, am Steintor war das, hier im Cinestar, ich hatte
doch zwei Karten fürs Kino bekommen
Und? wie gings weiter?
Er, wie hieß er auch wieder, Jean Battiste oder so ähnlich, der war ja ganz
bessessen von seinem Wahn. Es werden immer wieder Mädchen ermordet,
aber ich muss ja nicht alles verraten, geh doch selber hin: nächste Woche
läuft er bestimmt noch
Wer spielt da denn alles mit?
Ich kenne nicht alle Hauptdarsteller, in der Hauptrolle, eh ... das war Ben
Whishaw, und eh ...Dustin Hoffman, der spielt auch mit, den kennt doch
jeder.......
Fragment 4
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Frau:
Mann:
Sag mal, hat’s heute Nacht geregnet?
Weiß nicht. Hab geschlafen.
Und wie wird’s morgen?
So wie gestern
Und wie war’s gestern?
So wie morgen.
Was ist denn für heute vorhergesagt?
Weiß nicht. Hab keine Nachrichten gesehen.
Aber was soll ich denn dann anziehen heute?
Weiß nicht, war noch nicht draußen.
Wenn’s zu warm ist, dann kann ich mein geblümtes Kleid nicht anziehen.
Dann zieh doch das gestreifte an…
Steht mir das geblümte etwa nicht?
ich mein’ doch nur, dass das gestreifte etwas dünner ist.
Bin ich etwa zu dick?
Nein.
Warum sagst du dann, dass das gestreifte dünner ist?
Weil du wissen willst. Ob es heute warm oder kalt wird!
wie wird es denn jetzt?
Sonnig, ab und zu ein paar dünne Wolken, bis 25 Grad.
Ich dachte, du weißt es nicht?
Steht hier in der Zeitung.
Frau:
Man soll nicht alles glauben, was in der Zeitung steht…
Fragment 5
Zum Schluss ein Hinweis. Wegen einer Großveranstaltung auf dem Steinwall kommt es zu
massiven Verkehrsstörungen. Ortskundige Autofahrer werden gebeten, die Innenstadt
weiträumig zu umfahren. Besucher der Ausstellung “Andere Welten” werden gebeten, mit
öffentlichen Verkehrmitteln anzureisen, da die Parkplätze des Museums Übersee für die
20 (101)
Eröffnungskonzerte dieser Ausstellung mit Bands aus aller Welt gesperrt ist. Heute
Nachmittag spielen ”African Art” und anschließend “Latin Lovers” auf dem Parkplatz “Am
Steintor” , bevor Kultursenator Lemke gegen 18.00 Uhr die neue Ausstellung feierlich
eröffnet. Die Eröffnung ist zugleich Startschuss für die internationale Kulturwoche Bremen
mit zahlreichen Ausstellungen, Konzerten und Vorträgen. Mit der langen Museumsnacht am
heutigen Samstag beginnt das Kulturspektakel, das jährlich hunderttausende Besucher nach
Bremen lockt.
Aufgabe 5
So kannst du fragen
So kannst du antworten
Sollen wir heute ins Kino gehen?
Hast du Lust, ins Kino zu gehen?
Was machst du heute Abend ?
Wie spät treffen wir uns?
Wo ist das Kino eigentlich?
Prima
Tut mir Leid, ich habe keine Zeit.
Ich gehe ins Kino. Und du?
Der Film fängt um acht Uhr an.
Direkt am Bahnhof.
Kannst du heute Abend?
Hast du um vier Uhr Zeit?
Warum nicht?
Hast du einen besseren Vorschlag?
Wie wär’s dann mit diesem Film?
Bist du einverstanden?
Nein, ich habe Training.
Nein, dann muss ich noch lernen
Dann kommt meine Freundin.
Klar, lass uns doch eine DVD ausleihen.
Gute Idee.
Super, soll ich dich abholen?
Aufgabe 15
Und wie fandst du den Film?
Spannend? Ich habe mich gelangweilt
Ich hätte jetzt wirklicht Lust in eine Disko zu
gehen, um zu tanzen.
OK, ich möchte auch was essen.
Der war richtig spannend.
Schade für dich, ich habe mich richtig
amüsiert.
Prima Idee, ich habe aber einen
Riesenhunger. Gehen wir (dann) zuerst in
einen Imbiss?
Hoffentlich ist der Imbiss nicht so weit.
21 (101)
Aufgabe 20
Sabine:
Frank:
Sabine:
Frank:
Sabine:
Frank:
Sabine:
Mirjam:
Frank:
Sabine:
Mirjam;
Sabine:
Mirjam:
Frank:
Mirjam:
Sabine:
Mirjam:
Frank:
Sabine:
Mirjam:
Frank:
Hallo Frank, bist du auch schon da….Wie spät musst du anfangen?
Erst um zehn und du, Sabine?
Ich hab’ noch fast eine halbe Stunde, dann können wir unseren Stundenplan
abholen. Was hast du eigentlich in den Ferien gemacht, Frank, bist du
verreist?
Ja, drei Wochen am Strand gelegen, wir hatten ein Ferienhaus gemietet in
Calella.
Wo ist das denn?
Die Gegend heißt Costa del Maresme, das liegt bei Barcelona. Wir waren
ganz schön lange unterwegs dahin.
Find ich auch immer doof, so lange im Auto zu sitzen. Vor allem, wenn noch
jüngere Geschwister nerven. Na, da hatte ich es ja besser: Ich war in Holland!
Ohne die liebe Familie.
Guck mal, da kommt ja jemand aus meiner Klasse! Hallo Mirjam!
Hallo, ihr beiden, wie war’s denn bei euch in den Ferien?
Wir reden gerade davon. Sag mal, wie bist du denn nach Holland gefahren,
Sabine?
Meine Freundin Kerstin hatte so ‘ne Interrailkarte und wollte unbedingt nach
Domburg. Sie kennt da einen Jan, du weißt ja, den Jungen, den sie beim
Skifahren getroffen hat - letztes Jahr in Tirol. Da hab’ ich mir auch so eine
Karte besorgt, da gings zu dritt los
Wer war denn noch mehr mit?
Kerstins Schwester Tanja.
Wir sind auch zu dritt gefahren. Das war echt der Hit. Meine Freundin Frida
hat im Internet gesurft und da stand ein Superangebot drin. Eine Jugendreise:
zehn Tage Beachclub Malaga, nur 139 Euro, die Zelte standen schon da. Hat
sie natürlich gleich gebucht. Perfekt, sag ich. Nur die lange Busreise, das war
nicht so prickelnd.
Und was habt ihr da denn so alles gemacht?
Erst mal ausgeschlafen, dann tagsüber am Strand gelegen, ab und zu mal
geschwommen, und fast jeden Abend los in die Disco, die gibt es da
massenweise.
In Domburg gab es auch tolle Discos, aber richtiges Strandwetter? Leider
nicht. Meistens war es zu kalt und zu windig. Aber man kann sich auch so
amüsieren. Einmal haben wir alle zusammen eine richtig lange
Strandwanderung gemacht, das macht auch voll Laune.
Nicht dass ihr denkt, wir hätten nur ‘rumgelegen. Wir haben auch mal Ausflüge
gemacht. Zum Beispiel, dienstags konnte man vom Campingplatz aus eine
„Safari-Tour“ machen. Da sind wir auf einem Jeep mit einem Fahrer nach
Norden ins Gebirge! Einfach Cool! Wo der überall rum gekurvt ist.
Nächstes Jahr machen wir das wieder! Als ich meinem Bruder von der Tour
erzählte und dem Beach Club und was man da alles organisiert, wollte er
sofort für nächstes Jahr buchen. Hast du nicht auch Lust, Frank,
mitzukommen?
Klingt ja wirklich gut. Ich glaube, nächstes Jahr bin ich dabei. Meine Eltern
werden dann wohl nichts mehr dagegen haben.
O je, jetzt sind die Ferien endgültig vorbei! Hoffentlich wird der neue
Stundenplan erträglich. Sehen wir uns gleich noch?
Nach der Schule in der Eisdiele?
Gute Idee! Tschüssi, bis gleich dann, ihr zwei.
22 (101)
1.5
Docentenpagina webquest
Inleiding
Deze webquest speelt zich af in de plaats Bremen. De leerlingen hebben in taak 1 al
uitvoerig kennisgemaakt met deze stad.
In deze webquest ontwikkelen leerlingen met zijn tweeën een kort verhaal van minimaal 200
woorden rond de fictieve situatie: Der Roland ist geklaut!
Leerlingen verdiepen zich in de geschiedenis van Roland, bedenken zelf hoe het een en ’t
ander plaats heeft kunnen vinden en verwerken dat in een verhaal.
Lezen niveau B1, spreken niveau A2, schrijven niveau B1.
Doelen en eindtermen
1.
•
•
•
•
•
•
•
•
Algemene doelen:
Opzoeken en verwerken van informatie
Informatie verzamelen
Informatie selecteren
Samenwerken
Beslissingen nemen
Overeenstemming bereiken
Leren reflecteren op het leerproces
(zelf-) reflectie
2.
Eindtermen uit het domein Duits:
Leesvaardigheid
• aangeven of een tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante
informatie bevat en, zo ja, welke.
Subdomein: Algemene vaardigheden
• De kandidaat heeft bij het verwerven van informatie een aantal malen gebruik
gemaakt van toepassingen van ICT.
Gespreksvaardigheid (presentatie)
• Een kort verhaal voorlezen
• Informatie geven en informatie vragen (vragen beantwoorden)
Schrijfvaardigheid
• Vrij schrijven: kan een gebeurtenis, waar gebeurd of verzonnen - beschirjven
• Gevoelens, belangstelling en voorkeur aangeven en ernaar vragen
• Iets of iemand beschrijven
De kandidaat kan bij het schrijfproces gebruik maken van de mogelijkheden van
tekstverwerking.
Leerzaamheid
Uitgaande van de criteria zoals die zijn vastgelegd in de zogenaamde “meetlat voor
webquests” op de site http://www.kennisnet.nl/thema/talenquest/meetlat/index.html. kunnen
we vaststellen:
1 Blootstelling (kwantitatief)
Het uitvoeren van de taak leidt tot kennisname van veel tekst (geschreven of gesproken) in
de doeltaal.
2 Blootstelling (kwalitatief)
De teksten zijn attractief, actueel, functioneel en levensecht.
3 Productie van output – Taak bevat elementen die beheersing van vormaspecten
bevorderen.
4 Strategisch handelen (receptief) - Taak lokt gebruik van lees- en luisterstrategieën uit, (het
raden van onbekende elementen, het efficiënt gebruik maken van voorkennis, e.d.)
23 (101)
5 Productie van output (algemeen) –Taak lokt productief gebruik doeltaal uit.
6 Strategisch handelen (productief) –Taak lokt gebruik van communicatiestrategieën uit.
7 Leren leren – De opdracht biedt mogelijkheden voor zowel tussentijdse reflectie op het
proces (strategieën!), als ook reflectie aan het eind van en op het product.
Randvoorwaarden
Voor het uitvoeren van deze webquest moeten de leerlingen naast de katernen de
beschikking hebben over:
• Computers met internet aansluiting;
• Printers (eventueel);
• Woordenboeken D-N, N-D.
Duur
De leerlingen hebben minimaal vier lesuren nodig om deze webquest af te ronden.
U zult zelf moeten bepalen of de geschatte tijdsindicatie voldoet voor uw leerlingen. Een
ander hangt ook af van de door u gewenste kwaliteit van het eindproduct..
Beoordeling
De leerlingen beoordelen in eerste instantie zelf hun werk. Dit gebeurt aan de hand van
onderstaand schema (wellicht moet u het schema toelichten bij uw leerlingen). U kunt er ook
variaties op aanbrengen. U kunt van tevoren een minimaal aantal punten aangeven dat door
de leerlingen gescoord moet worden (maximaal 20 punten).
1
vocabulaireschema
Product: creativiteit
Product: verplichte
elementen
Duits taalgebruik
samenwerking
2
minimaal
ontbrak
Niet
compleet
Niet
correct
nauwelijks
4
uitvoerig
uitstekend
aanwezig
correct
uitstekend
Totaal aantal punten: (max 20)
3
24 (101)
Taak 2 Jung in Deutschland
2.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1 t/m 4
B 9, 10: 1-4
Leren Lernliste A + B
C 11, 12
Leren Lernliste C
C 19, 20
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik C
D 24, 25
Leren Lernliste D
D 29 t/m 31
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik D
Endprodukt: interview afnemen
B 5 t/m 8
Endprodukt: interview uitwisselen
en corrigeren
eindtoets
2
3
4
5
6
7
8
B 10:5
C 13 t/m 18
C 21 t/m 23
D 26 t/m 28
Endprodukt: vragen bedenken en
opschrijven
zum Schluss
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1 t/m 4
2
B5
Leren Lernliste A + B
B 10: 1-4
B 6 t/m 9
C 13 t/m 18
6
C 11, 12
Leren Lernliste C
C 19, 20
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik C
D 24, 25
7
Leren Lernliste D
D 28, 29
8
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik D
D 30, 31
3
4
5
B 10: 5
C 21 t/m 23
D 26, 27
9
10
11
Endprodukt: interview afnemen
12
25 (101)
zum Schluss
Endprodukt: vragen bedenken en
opschrijven
Endprodukt: interview uitwisselen
en corrigeren
eindtoets
2.2
Didactische tips
1 In deze opdracht zullen de leerlingen de antwoorden moeten raden als ze er niet uit komen.
(Veel is echter met behulp van het Engels of uitdrukkingen die ook in het Nederlands gebruikt
worden/werden op te lossen.) Geef de leerlingen na het maken van deze opdracht eerst de
antwoorden alvorens verder te (kunnen) gaan met de volgende opdracht.
3 Laat de leerlingen het internet raadplegen als ze er niet uitkomen. Op
www.pons.de/jugendsprache. kunnen ze recente Duitse jeugdtaal vinden.
4 Ook hier moet er soms, net als in opdracht 1, geraden worden.
5 Vraag 5 van deze opdracht is mondeling, de leerlingen moeten wel steekwoorden
opschrijven. U kunt deze vraag aan het einde van de opdracht klassikaal bespreken in de
vorm van een discussie.
10 Om tijd te besparen kunt u in plaats van de uitslag voor de klas te laten presenteren, dit
ook in groepjes laten doen.
13 U kunt eventueel voor de opdrachten 12 t/m 16 de songteksten uit deze
docentenhandleiding kopiëren voor uw leerlingen.
23 Het adres van deze website is http://www.wer-weiss-was.de
Het is interessant hier eens rond te kijken wat hier wordt aangeboden.
24 Vraag 2 en 3 van deze opdracht zijn mondeling. Deze opdrachten zijn geschikt om in
tweetallen of in kleine groepjes uit te voeren.
27 Vraag 4 van deze opdracht is mondeling. U kunt deze vraag aan het einde van de
opdracht klassikaal bespreken in de vorm van een discussie.
31 De interviewer en de geïnterviewde zijn hier samen verantwoordelijk voor het product. Na
het mondelinge interview schrijft de interviewer dit uit, daarna leest en corrigeert de
geïnterviewde de tekst.
26 (101)
2.3
’Ik kann’ beschrijvingen
Na het beëindigen van je eindtaak, werk je je taalportfolio bij. Met het goed uitvoeren van de
deelopdrachten en de eindopdracht bewijs je wat je kunt en wat je dus hebt geleerd.
Taak 2 Het maken en uitvoeren van een interview (A2)
Taalportfolio
Wat deed je in de taak/eindopdracht?
Gesprekken voeren
Om informatie voor je artikel(tje) te vergaren
heb je korte interviews gehouden. Daarbij
moest je misschien af en toe nadere vragen
stellen.
Ik kan een gesprek beginnen, gaande
houden en afsluiten.
Ik kan begroeten, afscheid nemen en
bedanken
Je hebt iemand moeten aanspreken en
bijvoorbeeld voor het interview moeten
bedanken.
Ik kan mijn mening geven over alledaagse
dingen wanneer mij dat wordt gevraagd en ik
bij het geven van een antwoord geholpen
word.
Schrijven
Ik kan een korte eenvoudige memo schrijven
over zaken die belangrijk zijn
Je hebt antwoord gegeven op
interviewvragen. Soms heb je even moeten
vragen wat een bepaald woord betekende.
Je hebt 25 vragen geformuleerd rond
thema's als geld, gadgets, mode, muziek en
contacten in het internet.
Om te kunnen beoordelen of je je prestatie op A2 niveau gedaan hebt, moet je voor jezelf
nagaan of je aan de criteria voldoet. Beantwoord daarvoor onderstaande vragen.
• Gebruik je veel uit het hoofd geleerde zinnetjes? vaak/soms
• Maak je nog grammaticale fouten in die zinnetjes? vaak/soms
• Gebruik je zinnetjes die met voegwoorden als 'en', 'maar' of 'omdat' met elkaar zijn
verbonden? vaak/soms/nog niet
• Is je uitspraak duidelijk genoeg? vaak/soms/nog niet
• Kun je antwoorden op vragen van je gesprekspartner tijdens een gesprek?
vaak/soms
• Moet je vaak nadenken over hoe je wat moet gaan zeggen (las je pauzes in?)
vaak/soms
• Maak je nog vrij veel fouten met betrekking tot de spelling? vaak/soms/t
Heb je in de meeste gevallen vaak als antwoord, dan geeft dat aan dat je op A2 niveau zit.
Op A2 niveau mag je bijvoorbeeld uit het hoofd geleerde zinnen gebruiken. Op B1 niveau
doe je dat al veel minder. Waarschijnlijk is het zo dat je sommige dingen al heel goed kunt.
Je zou dan kunnen zeggen dat je voor zo’n onderdeel al richting B1 gaat. Daarvoor gelden
wel al andere/strengere normen
Ga nu naar je taalportfolio: www.europeestaalportfolio.nl, ga naar de betreffende 'ik kanbeschrijvingen'. Hier geef je aan of je dat goed, redelijk of misschien wel 'nog niet' kunt.
Je zult merken dat sommige ik kan -beschrijvingen vaker voorkomen, maar met een andere
invulling daarbij. Dat komt omdat je eigenlijk een ik kan -beschrijving vaker dan één keer
27 (101)
moet hebben gedaan om te kunnen zeggen dat je het echt kunt. Hier geldt een beetje het
principe 'einmal ist kein Mal'.
echt kunt.
28 (101)
2.4
Tapescripts
Aufgabe 6
17
21
66
38
80
116
1882
2012
1.000.000
2.000.000
Aufgabe 9
An unserer Umfrage haben Jungen und Mädchen teilgenommen.
Die Frage war …
Wieviel Geld gibst du aus?
Die Möglichkeiten sind vorgegeben.
Man konnte wählen aus den Antworten: mehr oder weniger als 50 Euro
pro Monat.
Das Ergebnis war nicht überrraschend.
Die meisten Jungen haben unter 50 Euro auf ihrem Konto.
Die meisten Mädchen haben 50 bis 75 Euro auf ihrem Konto.
Einige der befragten Jugendlichen haben über 75 Euro auf ihrem Konto.
Aufgabe 14
Ausgesprochen unausgesprochen
du fragst: ‘was ist?’ ich sage: ‘nichts’
und ziehe weiter mein Gesicht
du sagst: ‘dann ist ja alles gut’
ich krieg die Wut, mir kocht das Blut
hast du den Aufschrei nicht gehört
den meine Körpersprache röhrt
den tiefen Schmerz zwischen den Zeilen
die schwer auf meiner Zunge weilen
ich bombardier dich mit Photonen
die meine Aggressionen betonen
sie interessier’n dich einen Scheiß
diese Millionen von Details
das alles bleibt....
ausgesprochen unausgesprochen
alles bleibt
ausgesprochen unausgesprochen
würd´st du mich wirklich lieben
dann wüsstest du genau
29 (101)
wie ich gerade fühle
und was ich wirklich brauch
das alles bleibt
ausgesprochen unausgesprochen zwischen uns
Text: Frank Ramond/Annett Louisan
Aufgabe 15
Müssen nur wollen
Muss ich immer alles müssen was ich kann
Eine Hand trägt die Welt und die andere bietet Getränke an?
Ich kann mit allen zehn Füßen in zwanzig Türen
und mit dem elften in der Nase
noch Ballette aufführen
Aber wenn ich könnte wie ich wollte würde ich gar nichts wollen
Ich weiß aber dass alle etwas wollen sollen Wir können alles schaffen genau wie die tollen
dressierten Affen wir müssen nur wollen
wir müssen nur wollen wir müssen nur wollen
Wir müssen nur
Muss ich immer alles müssen was ich kann
Eine Hand in den Sternen
die andere im Hintern vom Vordermann?
Das ist das Land der begrenzten Unmöglichkeiten
Wir können Pferde ohne Beine rückwärts reiten
Wir können alles was zu eng ist mit dem Schlagbohrer weiten
Können glücklich sein und trotzdem Konzerne leiten
M: J. Holofernes, J.-M. Tourette
T: J. Holofernes
Aufgabe 16
Wir sind jung und nicht mehr jugendfrei
Ihr steht immer pünktlich auf
Und verpennt was bei uns geht
Ich seh was was du nicht siehst
Guck mal was auf unseren Jacken steht
'Tschuldigung, du stehst im Weg
Und wir müssen hier vorbei!
Tut mir Leid ich weiß wir sollen nicht
Doch wir fangen schon mal zu leben an
30 (101)
Eure Rechnung ist mit uns nicht aufgegangen
Wir fangen schon mal zu leben an
Ihr guckt immer gerade aus - habt uns nicht kommen sehen
Hallo ihr habt'n Problem
Weil wir das Kommando übernehmen
'Tschuldigung, du stehst im Weg
Und wir müssen hier vorbei
Tut mir Leid ich weiß wir sollen nicht
Doch wir fangen schon mal zu leben an
Text und Komposition: Tokio Hotel, Dave Roth, David Jost
Aufgabe 17
Die Stimme der Nation
Hook (Godsilla, Bushido):
Wir sind die Stimme der Nation, deswegen haben sie Angst vor uns
Und eben diese eine Angst hat dieses Land gebumst
Doch eure Kinder stehen hinter uns, sie fühlen es
Wir sind die Hoffnung, die du nachts in deine Türen ritzt
Wie das Echo der Nation, die keine Stimme hat
Wir sprechen das aus, was jeder in sich drinnen hat
Denn du bist ganz allein, niemand hat hier Zeit für dich
Und keiner interessiert sich dafür, wenn du Scheiße frisst
Strophe 1 (Godsilla):
Ich schreib es ihnen auf, weil sie es nicht glauben können
Ich schreib es auf, als würde ich es durch ihre Augen sehen
Durch ihre Augen sehen, wie jeder hier aufwächst
Es nicht lange aushält, ausflippt und austickt
Es gibt Faustrecht, nicht mehr was die Eltern sagen
Die Kids sind drauf und würden sogar ihre Lehrer schlagen
Halt! Mach nicht den Fehler und verurteilt mich
Mach mich nicht für all die Scheiße hier verantwortlich
Es ist nicht meine Schuld, wenn sich keiner anpasst
Und wählen geht, um seine Stimme abzugeben
Die Kids von heute sind Kids, die auf der Straße leben
Ich spreche ihnen Mut zu, gebe ihnen Zuspruch
Wenn sie keinen Halt finden, haben sie in Rap eine Zuflucht
Lieber Gott, gib ihnen bitte wieder Zuversicht
Denn es gibt niemanden, niemanden, den du vergisst
Text: Bushido
31 (101)
Aufgabe 26
Mann:
Liebe auf den ersten Klick
Liebe via Internet? Wie geht das? Geht das überhaupt? Und warum? Eine Wissenschaftlerin
gibt Antworten
Evelina Bühler-Ilieva, 1969 in Bulgarien geboren, ist Assistentin am Soziologischen Institut
der Universität Zürich. Sie studierte in ihrer Heimat Journalistik, später in Zürich Soziologie.
Sie hat eine Studie vorgelegt zum Thema ‘Die Entstehung von Partnerbeziehungen online’.
Zusammen mit Christoph Lüscher untersuchte sie speziell die Dating-Plattform
www.partnerwinner.ch. Diese Plattform hatte innerhalb weniger Jahre 160 000 registrierte
User. An der Umfrage von Evelina Bühler nahmen 4110 Personen teil.
Mann: Haben Sie Ihren Mann via Internet kennengelernt?
Bühler: Ich habe seit längerer Zeit einen Lebenspartner, den ich dank Internet kennengelernt
habe - allerdings nicht via Chat oder Dating-Plattform, sondern ganz real: Der Kontakt
kam an einem Internet-Seminar der Uni Zürich zustande.
Mann: Weshalb wird das Internet mehr und mehr zur Partnersuche genutzt?
Bühler: Das Internet übernimmt zusehends die Funktion, die früher Eltern und Verwandte
ausgeübt haben. Das Internet ist Organisator für Beziehungen geworden. In unserer
Gesellschaft ist es in den letzten Jahren und Jahrzehnten schwieriger geworden,
spontan eine neue Beziehung aufzubauen. Die Leute werden immer
individualistischer. Man traut sich auch nicht mehr so recht, jemanden auf der Strasse
anzusprechen, weil man dabei Gefahr läuft, sich in irgendeiner Weise verdächtig zu
machen. Im Internet gibt es viel weniger solche Hemmungen, hier kann man sich
direkt an jemanden wenden.
Mann: In vielen Dating-Portalen gibt es keine Fotos von Kontaktsuchenden. Ist das ein Voroder ein Nachteil?
Bühler: Es macht die Suche jedenfalls anders als im realen Leben. Man lernt einen Partner
von innen nach aussen kennen und nicht umgekehrt.
Mann: Keine Liebe auf den ersten Blick, dafür Liebe aufs erste Wort, den ersten Klick?
Bühler: Ja, es gibt diese Liebe aufs erste Mail, wobei mit ‘Liebe’ weniger die Liebe gemeint ist
als vielmehr das Verliebtsein. Aber immerhin, vier Prozent der von uns Befragten
haben gesagt, dass es schon beim allerersten Mail zwischen ihnen gefunkt habe.
Mann: Aufgrund einer bestimmten Wortwahl?
Bühler: Kann sein. Das läuft ähnlich, wie wenn man eine Person physikalisch erstmals sieht.
Auch Worte können eine grosse Faszination ausüben und die Fantasie unheimlich
anregen, sogar noch mehr als nach dem ersten Blick. Man weiss ja nicht genau, wer
sich hinter der schreibenden Person versteckt, zumal auch die Angaben im Profil
kaum immer ganz der Wahrheit entsprechen. Auch der Fantasie, seine eigene
Person zu beschreiben, sind seit je her keine Grenzen gesetzt. Aber man ist wohl um
so ehrlicher, je mehr man die feste Absicht hat, eine reale Beziehung aufzubauen,
32 (101)
und das haben die meisten Leute, die sich an solchen Dating-Plattformen beteiligen.
Mann: Spätestens dann, wenn sich die Kontaktsuchenden von Angesicht zu Angesicht
treffen, kommt der Augenblick der Wahrheit. Gibt es viele, die enttäuscht sind oder
geradezu erschrecken?
Bühler: Das gibt es schon auch. Das erste Mal, wenn man sich Face to Face sieht, ist für die
meisten nach wie vor die entscheidende Phase dafür, ob eine reale Beziehung
aufgenommen wird oder nicht. Auch bei Bekanntschaften, die sich im Cyberspace
anbahnen, spielt das Äussere eine wichtige Rolle, in der Regel eher früher als später.
Der reale Kontakt wird relativ schnell gesucht, oft innerhalb weniger Wochen.
Mann: Wird er immer gesucht?
Bühler: Nicht ganz. Zwei Prozent gaben an, sie hätten eine Liebesbeziehung aufgebaut, ohne
dabei je realen Kontakt gehabt zu haben. Das ist meines Erachtens eine sehr geringe
Zahl, die hochstilisierten Theorien widerspricht, im Internet würden haufenweise rein
virtuelle Beziehungen gepflegt, und es würde sich so quasi eine Parallelwelt
herausbilden. Das Internet fungiert vielmehr als Initialzündung, es dient als erweiterter
Markt für Kontaktsuchende. Die Leute haben so mehr Kontaktchancen, und sie
können diese Chancen oft auch besser nutzen.
Mann: Weshalb?
Bühler: Durch die anfängliche Anonymität ist es leichter, jemanden anzusprechen und mit
einer Person in Kontakt zu treten. Gerade Frauen geben an, dass sie beim Schreiben
weniger Hemmungen hätten, sie schätzen, dass man offener sein kann, ohne im
Gegenzug bedrängt zu werden, und als Vorteil wird auch die Unverbindlichkeit
erachtet. Man kann jederzeit aussteigen und eine rein virtuelle Beziehung ohne
Konsequenzen abbrechen.
Mann: Gibt es ein typisches Profil für Leute, die via Internet-Dating eine Partnerin oder einen
Partner suchen?
Bühler: Es sind nicht die ganz Jungen und auch nicht die ganz Alten. Das Durchschnittsalter
in der von uns untersuchten Plattform beträgt 34,3 Jahre. Oft beteiligen sich Leute,
die bereits eine Beziehung hatten, auch solche, die auch via Internet geknüpft
wurden. Die Leute haben eher einen höheren Bildungsgrad, sie verdienen auch
überdurchschnittlich viel. Feststellen lässt sich auch, dass die Suche nach einer
Partnerin oder einem Partner nicht selten der Hauptgrund ist, überhaupt ins Internet
einzusteigen.
Mann: Wie steht es mit dem Verhältnis Frauen - Männer?
Bühler: Es sind 38 Prozent Frauen. Das bedeutet, dass die Männer mit grösserer Konkurrenz
rechnen müssen.
Mann: Wie oft kommt es zu einem realen Kontakt?
Bühler: Rund 60 Prozent der von uns befragten User hatten einen Face-to-Face-Kontakt, und
fast ein Viertel gab an, auch eine Liebesbeziehung aufgenommen zu haben. Diese
Zahl hat uns eher überrascht, weil wir glaubten, dass jene, die bei der Suche
erfolgreich waren, aus der Plattform aussteigen, weil sie ja nicht mehr suchen
mussten.
33 (101)
Mann: Und dem war nicht so?
Bühler: Nein, viele waren noch immer drin. Über die Motivationen kann man nur spekulieren,
ebenso über die Tatsache, dass rund 17 Prozent der User unter verschiedenen
Profilen in der Plattform vertreten waren.
Mann: Unterscheiden sich Internet-Bekanntschaften von Bekanntschaften, die auf
herkömmlichem Weg zustande gekommen sind?
Bühler: Schwierige Frage. Sie unterscheiden sich sicher nicht in dem Sinn, dass man solche
Beziehungen als unecht oder irreal bezeichnen müsste. Auch InternetBekanntschaften führen zu Heirat und Nachwuchs. Was aber anders verläuft, ist die
erste Phase der Kontaktnahme. Man lernt nämlich eine Person schon recht gut
kennen, ohne eine Vorstellung von ihrem Äusseren zu haben. Auf diese Weise findet
eine Art Selektion statt. Wenn man die Person im realen Leben erstmals trifft, sieht
man sie bereits mit anderen Augen.
Mann: Mit gnädigeren?
Bühler: Vielleicht. Bei einer erfolgreichen virtuellen Kommunikation kann der Partner
attraktiver erscheinen als er es rein von seinem Äusseren her vielleicht ist. Insofern
erhöht das die Chancen für eine erfolgreiche Beziehung. Von Leuten, die durch das
Internet eine funktionierende Beziehung aufbauen konnten, hörten wir oft sagen, dass
sie ihre Partnerin oder ihren Partner im realen Leben niemals aufs der Strasse
angesprochen und wohl nie mit ihm oder ihr Kontakt aufgenommen hätten.
Mann: Kann man es brutal sagen: Internet-Datings als Chance für ‘die Hässlichen’?
Bühler: Es sind tatsächlich egalitäre Tendenzen bei der Partnersuche festzustellen.
Menschen, die auf Grund ihres Äusseren üblicherweise etwas weniger begehrt sind,
haben dank dem Internet mehr Chancen. Andererseits sind solche Menschen häufig
introvertiert, und sie müssen auch im Internet erst einmal das nötige
Selbstbewusstsein an den Tag legen, um ein ansprechendes inneres Porträt von sich
zeigen zu können. Das ist nicht so einfach. Nur wer seinen inneren Reichtum - falls er
tatsächlich vorhanden ist - rüberbringen kann, hat Aussicht auf mehr Erfolg.
Mann: Macht das Internet Partnervermittlungsinstitute überflüssig?
Bühler: Wohl nicht gerade überflüssig, aber je mehr das Internet in der Partnervermittlung
Erfolg hat, um so weniger braucht es Institute. Zum einen natürlich aus
wirtschaftlichen Gründen: Partnervermittlung durch ein Institut kostet wenig bis gar
nichts. Zum anderen aber auch, weil das Internet eine viel grössere Auswahl bietet
und so auch die Chance, dass etwas zustande kommt, vervielfacht. Von
Partnervermittlungsinstituten bekommen die Suchenden nur eine kleine Auswahl an
Personen vorgesetzt, die Autonomie der Suchenden wird nicht berücksichtigt, sie
bleiben passiv.
Mann: Gibt es auch fragwürdige Aspekte des Internet-Datings wie Prostitution, Jux oder
Suche nach sexuellen Abenteuern?
Bühler: Die von uns untersuchte Plattform ‘partnerwinner’ ist gemäss Selbstdeklaration
seriös. Alle pornografischen oder sonstwie zweifelhaften Inhalte werden entfernt - und
das ist offenbar nötig, versuchen sich doch immer wieder kommerzielle Anbieter
einzuschmuggeln. In unserer Umfrage jedoch wurde nur sehr wenig über negative
34 (101)
Erlebnisse geklagt, und man gab auch an, für sein Tun Selbstverantwortung zu
tragen. Natürlich gibt es schon auch ganz anders gelagerte Plattformen, die bloss
oberflächliche erotische Kontakte zum Ziel haben und nicht ernsthafte Beziehungen.
Mann: Trotz vieler guter Beziehungen, die mittels Internet aufgebaut werden: Ist das Ganze
nicht eben doch furchtbar unromantisch?
Bühler: Überhaupt nicht. Ich kenne zum Beispiel das alte indische Märchen von Prinzessin
Damajanti und Prinz Nala, die sich nur auf Grund von Erzählungen anderer
Menschen ineinander verliebt und schliesslich gefunden haben. Das ist doch sehr
romantisch. Eine Internet-Bekanntschaft ist eine moderne Form davon. Oder denken
Sie an ein Buch, das man doch auch nicht weniger faszinierend findet, nur weil es
keinen Film dazu gibt.
Mann: Wenn Sie auf Partnersuche gehen müssten: würden Sie das Internet wählen?
Bühler:
Ja, sofort.
Aufgabe 30
Was meinen Sie damit?
Das verstehe ich nicht.
Wie bitte? Ich kann Sie kaum verstehen.
Können Sie das bitte wiederholen?
Können Sie bitte etwas langsamer
sprechen?
Einen Moment, bitte. Das will ich
aufschreiben. Wie schreibt man das?
Ich danke Ihnen für das Interview.
Ich werde es erklären.
Ich werde etwas lauter sprechen.
Ja klar.
Ich werde es buchstabieren: c-h-a-t
Bitte.
Gern geschehen.
Keine Ursache.
35 (101)
2.5
In deze webquest ontwikkelen leerlingen in groepen van vier een top tien hitlijst van Duitse
songs, ze verzamelen de songteksten, leggen een woordenlijst per song aan en maken
reclame voor de top tien m.b.v een poster en een PPP.
Leerlingen
Deze webqest is bestemd voor leerlingen van de bovenbouw vwo en havo.
Vereiste taalvaardigheid, aangegeven in de Europese schaal van taalvaardigheid:
Lezen niveau B1, schrijven niveau B1.
1.
•
•
•
•
•
•
•
•
Algemene doelen:
Samenwerken
Beslissingen nemen
(zelf-) reflectie
2.
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
• Een monoloog beginnen en afsluiten
• Informatie geven en informatie vragen
• Een mening geven en een mening vragen
Subdomein: algemene vaardigheden
tekstverwerking.
Leerzaamheid
we vaststellen:
de doeltaal.
De teksten zijn attraktief, actueel, functioneel en levensecht.
36 (101)
3 Productie van output (regelgeleid) – Taak bevat elementen die beheersing van
vormaspekten bevorderen.
raden van onbekende elementen, het efficient gebruik maken van voorkennis, e.d.)
6 Strategisch handelen (productief) –Taak lokt gebruik van communicatiestrategieen uit.
Randvoorwaarden
Voor het uitvoeren van deze webquest moeten de leerlingen de beschikking hebben over:
Duur
Daarnaast zal er ook een paar uur huiswerk aan vast zitten. U zult zelf moeten bepalen of de
geschatte tijdsindicatie voldoet voor uw leerlingen. Een ander hangt ook af van de door u
gewenste kwaliteit van het eindproduct.
Beoordeling
onderstaand schema (wellicht moet u het schema toelichten bij uw leerlingen). U kunt ook
variaties erop aanbrengen.U kunt van tevoren een minimaal aantal punten aangeven dat
door de leerlingen gescoord moet worden (maximaal 20 punten).
1
vocabulaireschema
Product:
. Power point
. CD Cover plus
infoblad
Product:
creativiteit:
- keuze liedjes
- uiterlijk cd cover
Product :
Duits taalgebruik
Samenwerking
2
4
minimaal
Niet alle
onderdelen
erin
verwerkt
ontbrak
uitvoerig
Alle
onderdelen
erin
verwerkt
uitstekend
Duits
taalgebruik
incorrect
nauwelijks
Duits
taalgebruik
correct
uitstekend
3
37 (101)
Taak 3 Über alle Berge
3.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, 2
2
Leren Lernliste A
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik B, Lernliste B
B 7 en 8
Leren Lernliste C
B13
C 16
Leren Grammatik C
Leren Lernliste C
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste D
Meer oefenen in ict
D 24 t/m 27
Voorbereiding Endprodukt
Voorbereiding eindtoets
B 3 t/m 6 uitleg Grammatik B
3
4
5
6
7
8
B 9 t/m 12
C 14, 15, 17, 18, 19
D 20 , 21, 22, 23
zum Schluss
Presentatie Endprodukt
eindtoets
Les Datum
Voor de les
In de les
1
Invullen taalportfolio en
werkplanner
A 1 en 2
2
Leren Lernliste A
Meer oefenen in ict
B8
Leren Lernliste B
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik B
Herhaling Lernliste A en B
B 12,
Leren Lernliste C
Leren Redemittel C
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik C
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste D
Meer oefenen in ict
Herhaling Lernliste A, B
D 25
B 3 t/m 7
3
4
5
6
7
8
9
10
11
B 9 t/m 11
B 12 en 13, C 14
C 15, 16, 17
C 18, 19, D 20
D 21, 22, 23, 24
D 22, 23, 24
Herhaling Lernliste C, D
zum Schluss
Leren Redemittel D
D 26 en 27
Herhaling Grammatik, Lernliste en Voorbereiding Endprodukt
Redemittel
Presentatie Endprodukt
38 (101)
12
3.2
voorbereiding eindtoets
eindtoets
Didactische tips
1 en 2 Bij taak 3 is voor een Anstoβ gekozen op twee niveaus, omdat er twee regio’s
behandeld worden. Doel van de opdrachten is nadenken over de verschillende gebieden: wat
weet je er al van? De opdrachten kunnen goed ondersteund worden door een grote kaart van
Duitsland en het Alpengebied.
7 Verwijs de leerlingen naar de uitgebreide uitleg in Der Coach. De extra oefeningen in de Iclips helpen het geleerde in te slijpen.
9 De luisteroefening bestaat uit drie fragmenten. Bij elk fragment hoort een andere activiteit
van de leerling.
Fragment 1: aankruisen richtig/falsch.
Fragment 2: doorstrepen van het foute alternatief.
Fragment 3: invullen van het juiste Duitse woord.
19 Laat de leerlingen het telefoongesprek opnemen, dan kunnen ze het als bewijsstuk voor
hun taalportfolio opslaan.
21 De ‘Landschaftspark Duisburg’ is vanuit de meeste plaatsen in Nederland goed
bereikbaar en voor dagexcursies aan te bevelen.
24 Ook voor dit grammaticaonderdeel geldt de verwijzing naar de Coach en de I-clips.
26 De Redemittel en de vertaalzinnen zijn een goede voorbereiding op het ‘Endprodukt’.
27 Geadviseerd wordt een activiteit te kiezen, die later een programmaonderdeel van het
schoolreisje kan worden.
Endprodukt
Hoofddoel van het Endprodukt is de presentatie van het programma van twee dagen
schoolreisje. Zoals in de opdracht vermeld, wordt de mondelinge presentatie ondersteund
door PowerPoint of flyers. Leerlingen, die voor PowerPoint kiezen, kunnen de presentatie
opslaan als webpagina (html). Voor het opslaan in het taalportfolio is deze provideronafhankelijke mogelijkheid aan te bevelen.
39 (101)
3.3
Taak 3 Een presentatie geven over een programma voor een reis naar een gebied in
Duitsland (A2/B1)
Taalportfolio
Lezen (B1)
Je hebt teksten gelezen over het Roergebied
en de Alpen en de informatie gebruikt voor
de opdrachten.
Ik kan de belangrijkste informatie halen uit
brochures en korte officiële documenten
Spreken
Ik kan beschrijven wat ik van plan ben, wat
mijn gewoontes zijn, wat ik heb gedaan en
heb meegemaakt.
Je hebt een programma voorgesteld en je
plannen verdedigd.
Ik kan een korte presentatie geven over een
bekend onderwerp als ik me heb kunnen
voorbereiden.
Met behulp van een power point presentatie
een reisprogramma voorgesteld.
Ik kan vragen beantwoorden van mensen
die naar een verhaal van mij geluisterd
hebben.
Schrijven
over zaken die belangrijk zijn.
Na je presentatie werden er vragen gesteld
en die kon je goed beantwoorden.
De power point bevatte allerlei belangrijke
zaken over het programma en het gebied
waar je naar toe wilde
Ga voor jezelf na of je aan de criteria voldoet. Waarschijnlijk is het zo dat je sommige dingen
al heel goed kunt op A2 - niveau. Je zou dan kunnen zeggen dat je voor zo’n onderdeel al
richting B1 gaat. Daarvoor gelden wel al andere/strengere normen.
Ga nu naar je taalportfolio: www.europeestaalportfolio.nl, naar de 'ik kanbeschrijvingen'.
Hier geef je aan of je dat goed, redelijk of misschien wel 'nog niet' kunt.
echt kunt.
40 (101)
3.4
Tapescripts
Aufgabe 1
Schimpanski: Hier ist der Westdeutsche Rundfunk, Radio WDR III. In unserer Reihe: “Was
man weiß, was man wissen sollte” wenden wir uns heute dem Ruhrgebiet zu.
Liebe Hörerinnen und Hörer, mein Name ist Horst Schimpanski. Ich gelte
unter Kollegen sozusagen als Ruhrpottspezialist. Sie erreichen mich während
der Sendung unter Nummer 0209-xxxxxxxx.
Und hier ist auch schon unser erster Anrufer. Mit wem spreche ich?
Streubin:
Mein Name ist Gert Streubing. Guten Tag, Herr Schimpanski. Ich rufe aus
Bayern an. Ich bin zum letzten Mal vor vierzig Jahren im Ruhrgebiet gewesen,
und ich kann Ihnen sagen, große Freude habe ich daran nicht gehabt: alles
grau in grau! Es stank! Die Luft war voller Kohlenstaub, die Gebäude alle ganz
dreckig von dieser Kohlenluft! Darum spricht man ja auch vom Kohlenpott. Ist
diese Bezeichnung heute eigentlich noch angemessen?
Schimpanski: Ja, Herr Streubing. Herzlichen Dank für Ihre Frage. Da kann ich gleich mal mit
einem alten Vorurteil aufräumen. Die Worte Kohlenpott und Ruhrpott kann
man zwar auch heute noch manchmal hören, aber es ist eher etwas
nostalgisch und liebevoll gemeint. Das Ruhrgebiet stinkt nicht mehr. Und die
Luft und die Flüsse sind wieder sauber. Das Ruhrgebiet ist sogar
überraschend grün geworden. Seit Ihrem letzten Besuch hat sich vieles
verändert. Der Bergbau und die damit verbundene Industrie sind zum großen
Teil stillgelegt. Dafür gibt es viele Freizeitmöglichkeiten. Überzeugen Sie sich
selbst und verbringen Sie mal wieder Ihren Urlaub hier!
Und hier ist schon unser nächster Anrufer, nein, diesmal ist es eine Anruferin!
Hallo?
Cordula:
Hallo, ja guten Tag Herr Schimanski, hier ist die Cordula. Ich möchte mal
wissen: sind Sie vielleicht verwandt mit dem berühmten Tatort-Kommissar
Horst Schimanski? Der aus dem Fernsehen!? Der ist doch auch aus dem
Ruhrpott, nicht wahr, aus Duisburg doch?
Schimpanski Liebe Cordula, Sie haben sich ein bisschen verhört: ich heiße Schimpanski,
nicht Schimanski. Und Sie müssen auch nicht alles glauben, was Sie im
Fernsehen sehen. Der Schauspieler heißt in Wirklichkeit Götz George. Aber
bei der Gelegenheit kann ich unseren Hörern gleich einmal erzählen, warum
es im Ruhrgebiet soviele polnisch klingende Namen gibt. Vor hundert Jahren
hat es hier die erste große Einwanderungswelle gegeben. Die Menschen
suchten Arbeit und der Ruhrpott war damals eine der größten
Schwerindustrieregionen der Welt. Arbeit gab es genug. Viele Polen sind
damals hierher gekommen und haben sich mit ihren Familien hier
niedergelassen. Heute, nach fünf Generationen, hat sich die Bevölkerung
völlig vermischt und man erkennt nur noch an den Namen, wer einmal
polnische Urgroßeltern gehabt hat: Schimanski, Kowalski, Tilkowski und wie
sie alle heißen. Und eben Schimpanski. Das ist mein Name.
Hier ist schon unser nächster Anrufer.
Schmidt:
Ja, hallo, ich heiße Schmidt. Ich äh, ich wollte mal fragen, äh… welche Stadt
im Ruhrgebiet können Sie denn besonders empfehlen. Wo ist es am
interessantesten?
41 (101)
Schimpanski Ach, Herr Schmidt, eigentlich ist das ganze Ruhrgebiet eine einzige große
Stadt. Wenn Sie von Essen nach Gelsenkirchen fahren oder nach Bochum
oder Dortmund: Sie merken gar nicht den Übergang von der einen Stadt zur
anderen. Man hat ja auch schon vorgeschlagen, dieses riesige Gebiet mit
über fünf Millionen Einwohnern unter dem Namen Ruhrstadt zu vereinigen.
Und so hat sich das Ruhrgebiet als Ganzes zum Beispiel als europäische
Kulturhauptstadt 2010 beworben und sich mit dieser Bewerbung auch
durchgesetzt. Stellvertretend für alle hat allerdings die Stadt Essen hier die
Zügel in die Hand genommen. Besuchen Sie mal Essen, Herr Schmidt, Sie
werden überrascht sein über das Kultur- und Unterhaltungsangebot in dieser
Stadt.
Schmidt:
Ja, danke schön, werde ich machen. Herzlichen Dank. Auf Wiederhören!
Schimpanski Auf Wiederhören Herr Schmidt.
Aufgabe 5
1
Ein Schweizer liegt im Krankenhaus, alle möglichen Knochen gebrochen. Sein Nachbar fragt
ihn:
Nachbar: ‘Wie haben Sie denn das gemacht?’
Schweizer: ‘Jo, i bin Bärenjäger.’
Nachbar: ‘Und…was ist passiert?’
Schweizer: ‘I stand an einer kleinen Höhle und sagte: Huchu Bärli, jo und da kam ein kleiner
Bär heraus, den habe ich laufen lassen! Dann bin i zu einer mittelgroβen Höhle: Huchu Bärli,
da kam ein mittelgroβer Bär, aber immer noch zu klein! Dann bin i zu einer groβen Höhle:
Huchu Bärli…’
Nachbar: ‘…und dann?’
Schweizer: ‘Dann kam der Alpen-Express…’
2
Als der liebe Gott den Schweizer erschaffen hatte, war ihm dieser sogleich ans Herz
gewachsen. Also fragte ihn der liebe Gott: ‘Mein lieber Schweizer, was kann ich noch für dich
tun?’
Der Schweizer wünschte sich schöne Berge mit saftigen grünen Wiesen und kristallklaren
Gebirgsbächen. Gott erfüllte ihm diesen Wunsch und fragte wiederum: ‘Was willst du noch?’
Darauf der Schweizer: ‘Jetzt wünsche ich mir auf den Weiden gesunde, glückliche Kühe, die
die beste Milch auf der ganzen Welt geben.’ Gott erfüllte ihm auch diesen Wunsch, und der
Schweizer molk eine der Kühe und lieβ Gott ein Glas von der wunderbaren guten Milch
kosten. Und wieder fragte Gott: ‘Was willst du noch?’
‘Zwei Franken fünfzig für die Milch.’
3
Der österreichische Regierungschef besuchte den Schweizer Bundesratspräsidenten, um
sich über all diese Österreicherwitze zu beschweren, die man sich in der Schweiz erzählt.
‘Man könnte auf die Idee kommen, alle Österreicher seien dumm,’ sagte er. ‘Du solltest das
nicht so ernst nehmen,’ antwortete der Bundesratspräsident, ‘es handelt sich ja nur um Witze
und nicht um Tatsachen. Und es gibt auch dumme Schweizer. Ich werde dir das gleich
beweisen.’ Er ging zu seinem Chauffeur und sagte: ‘Fahren Sie bitte zu mir nach Hause und
sehen Sie nach, ob ich dort bin.’ Der Chauffeur machte sich sogleich auf den Weg. ‘Der ist
42 (101)
wirklich strohdumm.’ sagte der österreichische Regierungschef. ‘Da ist doch eine
Telefonzelle. Es wäre doch viel einfacher gewesen anzurufen.’
4
Ein Bayer kauft eine Motorsäge.
Der Verkäufer: ‘Damit können Sie mindestens 30 Bäume am Tag fällen.’
Der Bayer bemüht sich – am ersten Tag schafft er nur 3 Bäume, am zweiten 5 und am
dritten Tag sogar 7 Bäume. Trotzdem ist er nicht zufrieden und will die Säge umtauschen.
Der Verkäufer nimmt die Säge in die Hand, prüft sie und meint:
‘Also, das verstehe ich nicht! Sprit ist drin, die Zündkerzen sind okay, also schauen wir
einmal.’
Er wirft die Säge an. Darauf der Bayer: ‘Was ist denn das für ein Geräusch???’
Aufgabe 6
eisig - Gletscher – unterwegs – Eis und Schnee – Pfeilspitze
Geschichte - Steinzeit – italienisch – Präsentation – Sensation
gestreift – Ziegenfell - Hirschleder – einzig – historisch
Werkzeug - Schweizer - Nationalität – schließlich - Sandalen
Aufgabe 9
Fragment 1
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Simon:
Daniel:
Hallo, da bist du ja endlich.
Wieso endlich? Wir waren zwischen fünf und halb sechs verabredet.
Ich versuch’ schon seit Stunden dich zu erreichen. Wir haben nämlich ein
echtes Problem.
Was für’n Problem?
Ich hab Null Info übers Ruhrgebiet und auch kein Internet.
Dann gehen wir eben zu mir.
Geht nicht. Hausarrest.
Was ist denn eigentlich passiert?
Meine Mutter hat mich heute Nacht um halb vier beim Chatten erwischt. Ich
hab behauptet, dass ich noch ein paar letzte Fakten für die Präsentation
recherchiert habe.
Dann müsste sie doch eigentlich schwer beeindruckt von deinem Arbeitseifer
sein.
Von wegen, sie hat meine Internetverbindung unterbrochen. Angeblich, um
mich vor einem Zuviel an Information zu bewahren. Sie meint mit den Daten,
die ich in den letzten zwei Wochen gesammelt habe, könnte ich doch
bestimmt vier Präsentationen gestalten.
Und du hast noch gar nichts?
Überhaupt nichts. Aber es kommt noch schlimmer: Sie will gleich, wenn sie
zurück kommt, sehen, wie weit ich bin.
Wo ist sie denn eigentlich.
Mit dem Hund spazieren. In spätestens einer Stunde ist sie wieder da und
wenn ich dann nichts vorzuweisen habe, kann ich meinen Internetanschluss
auf unbestimmte Zeit vergessen.
Warte mal, vielleicht hab ich ne Idee. Tante Maxi!
Wer ist denn Tante Maxi?
Meine Patentante aus Duisburg
Und wie kann die mir helfen? Ist die Lehrerin oder so was?
43 (101)
Simon:
Nee, Friseuse. Aber die weiß echt alles übers Ruhrgebiet. Sie wollte nämlich
mal bei irgendeiner Quizshow mitmachen.
Hoffentlich ist sie zuhause!
Daniel:
Simon:
Klar ist sie zuhause, in einer Stunde fängt die Lindenstraße an. Das ist ihre
Lieblingsserie. Die würde sie niemals verpassen. Hol mal das Telefon her.
Aufgabe 9
Fragment 2
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Küster
Hallo Tante Maxi, hier ist Simon.
Hallo Simon, Wie geht es dir denn? Ich hab ja schon ewig nix mehr von euch gehört.
Uns geht’s gut, aber warum ich eigentlich anrufe ist, dass ich unbedingt deine Hilfe
brauche.
Maxi Wie viel brauchst du denn?
Simon Nee, nee, diesmal brauche ich kein Geld ich hab ein ganz anderes Problem.
Maxi Jetzt sag’ nicht, deine Freundin ist schwanger.
Simon Mensch, Tante Maxi, jetzt hör doch erst mal zu. Der Daniel und ich, wir müssen
morgen ein Referat übers Ruhrgebiet halten und jetzt ist Daniels Computer mit allen
Infos, Fakten und Daten, die wir gesammelt haben, gecrasht . Alles futsch. Das
einzige, was wir noch haben, sind ein paar Bilder und ein bisschen Musik von
Grönemeyer.
Maxi Ich hab ja noch nie was von Computern gehalten. Wirklich alles weg? Und ihr wisst
auch nichts mehr.
Simon Wir hatten ja noch nichts geschrieben, sondern erst mal nur gesammelt und
oberflächlich gelesen.
Maxi Also ich behalte alles, was ich lese, auch wenn ich nur oberflächlich lese. Und weißt
du auch warum? Wegen der Knoblauchpillen, die ich jeden Tag schlucke.
Simon Und genau darum rufe ich dich ja auch an. Was hat dein phänomenales Gedächtnis
zum Thema Ruhrgebiet so alles gespeichert?
Aufgabe 9
Fragment 3
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Also, dass das Ruhrgebiet im Bundesland Nordrhein-Westfalen liegt werdet ihr ja
wohl wissen.
Ja klar.
Und die wichtigsten Städte kennt ihr ja wohl auch.
Natürlich: Duisburg und ähh....
Mein Gott! Dortmund, Bochum, Essen Gelsenkirchen, Oberhausen
Das ist ja die halbe Bundesliga.
Genau! Fußball ist auch sehr wichtig für die Region. Und der Hafen hier in Duisburg
ist der größte Binnenhafen in Europa. Das Ruhrgebiet hat gut fünf Millionen
Einwohner und ist fast 5000m Quadratkilometer groß.
Moment warte, 5000 Einwohner auf 5 Millionen Quadratkilometern.
Quatsch!! Anders rum 5 Millionen Einwohner und 5000 Quadratkilometer! Der Name
kommt übrigens von dem Fluss Ruhr. Die Ruhr fließt hier in Duisburg in den Rhein.
Und weißt du auch noch was zur Geschichte? Wie alt ist denn das Ruhrgebiet?
Das kann man so gar nicht sagen. Duisburg und Dortmund zum Beispiel waren schon
im frühen Mittelalter wichtige Königshöfe am alten Salzhandelsweg.
Also, alter Salzhandelsweg ist zu lange her. Das machen die Leute, die die Hanse als
Thema haben.
44 (101)
Maxi
Simon
Maxi
Simon
Maxi
Daniel
Simon
Maxi
Vor zweihundert Jahren war hier von Ballungsraum noch nichts zu sehen. Viele
kleine Dörfer, ein paar Städte. Alles ländlich sittlich und weniger als eine halbe Million
Einwohner. Mitte des neunzehnten Jahrhunderts fängt es dann plötzlich an. Und
weißt du auch, warum?
Industrielle Revolution??
Genau. Auf einmal wird hier in großem Stil Kohle abgebaut und Stahl gekocht.
Und wo kommen all die Menschen her?
Aus allen Teilen von Deutschland und auch aus Osteuropa vor allem aus Polen.
Mach Schluss, meine Mutter!!
Du Tante Maxi, ich muss Schluss machen, da ist jemand an der Tür. Vielen Dank erst
mal und Tschüs!!
Schökes und grüß alle schön und viel Glück morgen und nimm immer schön die
Knoblauchpillen, die ich dir Weihnachten geschickt hab.
Aufgabe 12
Um in die Alpen zu fahren braucht man
mindestens zehn bis zwölf Stunden.
In den Alpen kann man tolle Wanderungen
machen und im Winter Ski fahren.I
Auβerdem kann man echt abenteuerliche
Dinge machen, zum Beispiel: Rafting,
Canyoning, mountainbiking.
Die interessanteste Sehenswürdigkeit in den
Alpen ist natürlich die Natur. Man kommt
nicht in die Alpen, um ins Museum zu gehen.
Obwohl mich das Archäologiemuseum in
Südtirol mit Ötzi und seiner Geschichte
schon interessiert.
Man braucht höchstens drei bis vier Stunden
um ins Ruhrgebiet zu kommen.
Im Ruhrgebiet kann man am Hochofen
klettern, im Gasometer tauchen oder ein
Kohlenbergwerk besuchen.
In den Alpen gibt es so viele schöne Orte,
dass man sich gar nicht für einen
entscheiden kann. Berchtesgaden, Sankt
Moritz und Lech und Zürs sind
wunderschön.
Die Landschaft ist abwechslungsreich. Es
gibt hohe Berge, Gletscher, bunte
Blumenwiesen, wilde Gebirgsbäche und
klare Bergseen.
Das Klima in den Alpen ist hart: Lange kalte
Winter mit viel Schnee und sehr tiefen
Temperaturen. Im Sommer ist es meist
warm und sonnig, aber es kommen auch
kräftige Gewitter mit viel Regen, Erdrutschen
und Überschwemmungen vor.
Im Ruhrgebiet gefällt mir Essen am besten.
Es gibt dort super Shoppingmöglichkeiten
und auch jede Menge Kultur.
Im Ruhrgebiet gibt es viele
Sehenswürdigkeiten. Von Movie world in
Bottrop bis zur Villa Hügel in Essen, vom
Lehmbruck-Museum in Duisburg zum
CentrO in Oberhausen, für jeden
Geschmack ist was zu finden.
Die Landschaft des Ruhrgebiets ist flach. Es
gibt jedoch viel Wald und jede Menge
Baggerlöcher, Stauseen und kleine Flüsse.
Das Klima im Ruhrgebiet ist sehr mild und
unterscheidet sich kaum vom Klima in den
Niederlanden. Im Ruhrgebiet ist es nicht
ganz so windig wie in Holland.
Aufgabe 16
Wo sollen wir deiner Meinung nach
übernachten?
Ich finde das Hostel in Dortmund am
besten.
Warum das denn?
Ich will am liebsten in der Stadt wohnen.
45 (101)
Ist das Frühstück im Preis inbegriffen?
Aber in Dortmund kostet die Übernachtung
im Achtbettzimmer 17 Euro.
Was hältst du denn von dem Zeltplatz in
Rottal-Inn?
Es gibt ein Frühstücksbuffet im Hotel
Ich will auf keinen Fall mit acht Leuten in
einem Zimmer schlafen. Dann schlaf ich
noch lieber im Zelt.
Da ist die Übernachtung superbillig. 3,10
Euro!
Ich würde sowieso am liebsten in die
Berge fahren.
Auf dem Zeltplatz kann man abends
bestimmt am Lagerfeuer sitzen.
Bergsteigen ist echt nichts für mich. Da
gehe ich noch lieber ins Museum.
Ich will abends eigentlich lieber in einem
coolen Club tanzen.
Aufgabe 18
Hotel: Guten Tag, Hotel am See, Müller am Telefon. Was kann ich für Sie tun?
Simon: Guten Tag, mein Name ist Simon Konrady. Ich organisiere eine Klassenfahrt und ich
habe ein paar Fragen.
Hotel: Kein Problem, was möchten Sie denn wissen?
Simon: Was kostet eine Nacht in Ihrem Hotel?
Hotel: Das hängt davon ab, wann Sie kommen, wie lange Sie bleiben und welche Zimmer
Sie wollen.
Simon: Was haben Sie denn für Zimmer?
Hotel: Wir haben Einzelzimmer, Doppelzimmer, Zimmer für vier, fünf , sechs und für acht
Personen. Je mehr Personen pro Zimmer, desto preiswerter wird es natürlich.
Simon: Wir sind 24 Schüler und die zwei Lehrer, Frau Boden und Herr Velser.. Also brauchen
wir drei Acht-Bett- Zimmer und ein Doppelzimmer für die Lehrer. Und wenn es geht
das Doppelzimmer auf einer anderen Etage. Was würde das für fünf Tage kosten?
Hotel: So einfach ist das nicht. Erstens glaube ich nicht, dass die beiden Lehrer ein
Doppelzimmer teilen wollen. Und zweitens schlafen Jungen und Mädchen bei uns in
verschiedenen Zimmern.
Simon: Was kosten denn die verschiedenen Zimmer?
Hotel: Lassen Sie uns doch mal Schritt für Schritt vorgehen. Wann wollen Sie anreisen?
Simon: Am elften Mai.
Hotel: Und wie lange wollen Sie bleiben? Fünf Nächte?
Simon:Ja. Vom elften bis zum sechzehnten Mai.
Hotel: Sie sagten 24 Schüler, wieviel Jungen und wieviel Mädchen?
Simon: 11 Mädchen und 13 Jungen.
Hotel: Das wären dann für die Mädchen ein fünf und ein sechs- Bett Zimmer und für die
Jungs ein fünf und ein acht-Bett Zimmer plus zwei Einzelzimmer für die Lehrer. Der
Gesamtpreis für den Aufenthalt inklusive Frühstück käme dann auf 2150 Euro.
Simon: Puh, das ist ja ne Menge Geld.
Hotel: Aber dafür haben wir auch einiges zu bieten.
Simon: Hat das Hotel ein Schwimmbad?
Hotel: Das nicht, aber unser Hotel liegt gleich am Stausee.
Simon: Was bietet Ihr Hotel sonst noch für Sportmöglichkeiten?
Hotel: Tischtennis, Basketball, Volleyball, Fuβball, Tennis und einen Fitnessraum. Im
Sommer verleihen wir gegen eine geringe Gebühr Surfbretter und Paddelboote an
unsere Gäste.
Simon: Und wie weit ist es vom Hotel in die Stadt?
Hotel: Mit der S-Bahn fahren Sie 5 Minuten und mit dem Bus eine Viertelstunde. Beide
Haltestellen sind in fünf Minuten zu Fuβ zu erreichen.
Simon: Das hört sich alles richtig gut an. Kann ich die Zimmer jetzt reservieren.
46 (101)
Hotel: Aber natürlich. Dazu müssten Sie mir nur ein Fax schicken mit dem Datum für die Anund Abreise, der Anzahl der Jungen und Mädchen und den Namen der
Begleitpersonen. Auβerdem muss innerhalb von zwei Wochen die Hälfte der Summe
angezahlt werden. In Ihrem Fall wären das 1075 Euro.
Simon: Wir werden das gleich heute erledigen.
Hotel: Sobald die Anzahlung eingegangen ist, bekommen Sie eine Bestätigung Ihrer
Buchung. Sollten Sie noch weitere Fragen haben, können Sie uns jederzeit anrufen.
Ansonsten danke ich Ihnen für Ihre Buchung und sehe Sie dann am elften Mai. Auf
Wiederhören.
Simon: Vielen Dank und tschüss bis zum elften Mai.
Aufgabe 20
Ansagerin:
Und hier ist wieder unsere Sendereihe ’Tiroler Gäste von nah und fern’. Unser
Reporter Felix Weißenegger spricht heute mit zwei jungen Gästen aus
Deutschland.
Reporter:
Ja, grüß Gott liebe Zuschauer und ein herzliches Willkommen an unsere
Gäste aus Bochum, Carola und Lukas. Sie sind auf Klassenfahrt in Tirol und
haben schon ein sehr aktives Programm hinter sich. Carola, wie gefällt es
euch denn hier in Tirol?
Carola:
Oh, es ist total super. Ich bin zum ersten Mal in den Alpen und so schön hab
ich es mir echt nicht vorgestellt.
Reporter:
Lukas, wie sieht euer Programm denn so aus, was habt ihr schon alles
gemacht?
Lukas:
Och, an den ersten beiden Tagen sind wir gewandert und ein bisschen
rumgeklettert. Das fand ich total schlauchend. Unser Lehrer ist so’n Bergfreak.
Darum mussten wir ja auch unbedingt in die Alpen fahren.
Reporter:
Na, das klingt ja nicht gerade begeistert. Hat dir denn gar nichts gefallen?
Lukas:
Doch, doch. Ich mein ja nur… Wir konnten uns diese Reise nicht selbst
aussuchen. Aber in den letzten beiden Tagen haben wir dann alle zusammen
’ne Rafting-Tour gemacht und die war voll geil. Auch anstrengend, aber super.
Da kriegte man so richtig ’nen Adrenalinschub von.
Reporter:
Carola, vielleicht wissen nicht alle unsere Hörer, was Rafting ist. Erklär doch
mal, was ihr da gemacht habt.
Carola:
Ja, das ist eigentlich einfach eine Schlauchbootfahrt, nur dass die Boote etwas
stabiler sind und es geht eben durch eine Wildwasserstrecke. Und wenn das
dann etwas enger wird in einer Schlucht, dann kommt man in so einen
Schwall und kriegt ein irrwitziges Tempo und muss enorm aufpassen. Das ist
absoluter Wahnsinn! Um dich herum tobt das Wasser, du wirst klatschnass
und denkst, dass du im nächsten Moment aus dem Boot fällst.
Reporter:
Ist das denn nicht etwas zu gefährlich. Ich meine, ihr seid Schüler aus dem
Ruhrgebiet und habt so was doch noch nie gemacht.
Lukas:
Nee, man muss nur gut aufpassen. Und in jedem Boot sitzen erfahrene
Rafting-Führer, die haben das voll im Griff. Und rausfallen kann man auch
47 (101)
nicht so einfach. In den Booten gibt es Fußschlaufen, da steckt man seine
Füße rein, und man hat sein Paddel und dann geht’s ab.
Carola:
Ja, aber man muss schon wirklich aufpassen. Du hast mir zum Beispiel mal
dein Paddel vor den Kopf gehauen, weil du Panik hattest.
Lukas:
He, he, nix Panik! Ich musste nur reagieren, weil da war auf einmal so’n
Felsblock vor uns.
Carola:
Dann hätt’ste ja den schlagen können.
Reporter:
Nun mal keinen Streit! Ich merke jedenfalls, dass euch diese Tour sehr
beschäftigt. Ist denn weiter nichts Schlimmes passiert?
Lukas:
Nee. Am Ende haben wir mehr aus Spaß mal das Boot umgekippt. Aber wir
hatten ja alle Schwimmwesten und Neoprensachen an. Und alle waren
sowieso klatschnass.
Carola:
Ja, das einzige, was wir mitbringen mussten, war Badezeug. Das hat sich
dann auch noch gelohnt. Aber das Wasser war eisig kalt. Wir sind dann sofort
wieder raus.
Lukas:
Ja und die Erwachsenen kriegten hinterher in der Blockhütte einen
Abschlussschnaps. Wir durften nicht. Das fand ich nicht fair!
Reporter:
Ja, aber ihr seid erst sechzehn, dann dürfen die euch nichts geben. Das hat
schon seine Richtigkeit. Und wenn ich mich so richtig erinnere, dann weiß
man sich in dem Alter schon zu helfen.
Lukas:
Kein Kommentar!
Reporter:
Na, liebe Zuhörer, ich glaube wir haben ein Bild bekommen von dem, was
diese Schulklasse aus dem Ruhrgebiet hier bei uns in Tirol so alles erlebt hat.
Einen Riesenspaß haben sie gehabt. Und ihr kommt doch bestimmt mal
wieder, gel, Carola und Lukas?
Carola:
Klar, machen wir.
Lukas:
Ganz bestimmt.
Reporter:
Dann ein herzliches Servus für euch und Auf Wiedersehen.
Lukas:
Wiedersehen!
Carola:
Tschü-üss!!
Aufgabe 22
Fragment 1
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
Hallo Simone, du hast dich bereit erklärt, uns etwas über die Klassenfahrt der
achten Klassen zu erzählen.
Klar, was wollt ihr wissen?
Alles natürlich. Nein jetzt mal im Ernst, Wo seid ihr eigentlich gewesen.
Im Ruhrgebiet, genauer gesagt in Duisburg.
48 (101)
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
Sz:
Simone:
Fragment 2
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
Wouw ganz schön exotisch
Ja zu Anfang waren wir vom Reiseziel auch nicht gerade begeistert. Aber
dann ist es doch eine richtig coole Klassenfahrt geworden.
Wo habt ihr denn geschlafen?
In der Jugendherberge, aber die war ziemlich ok.
Was heißt ziemlich ok?
Na ja Jugenherbergsstandard eben: Jungen und Mädchen nicht nur in
getrennten Zimmern, sondern sogar in getrennten Etagen. Sechs-Bett-Zimmer
mit Etagenbetten. Die Toiletten waren auf dem Gang. In den Zimmern gab es
nur eine Waschecke.
Und wo habt ihr gegessen?
In der Jugendherberge. Jeden Morgen war im größten Aufenthaltsraum ein
Frühstücksbuffet aufgebaut. Für Mittags haben wir Brote mitbekommen und
abends gab es richtig leckeres Essen. Hühnerfrikassee mit Reis und
Spaghetti Bolognese.
Das hört sich ja nicht schlecht an. Was habt ihr außer essen und schlafen
noch so gemacht?
Also am ersten Tag sind wir mittags angekommen, haben die Zimmer
eingeteilt, ausgepackt und sind dann ins Museum.
Was für ein Museum.?
Weiß ich nicht mehr so genau. Irgendwas mit Kunst. Hat mich auch nicht echt
interessiert. Zum Abendessen waren wir dann wieder zurück in der
Jugendherberge. Nach dem Abendessen gab es dann die Präsentation.
Was für eine Präsentation?
Schon vor der Klassenfahrt hat sich jede Klasse in Gruppen aufgeteilt und
verschiedene Themen vorbereitet.
Welche Themen?
Themen wie Arbeitsmarkt im Ruhrgebiet, Geschichte des Ruhrgebiets,
Tourismus im Ruhrgebiet und so weiter. Und die Ergebnisse wurden dann am
ersten Abend präsentiert.
Und hat sich die Mühe gelohnt?
Ja sicher, es war sehr interessant, sogar die Lehrer haben gesagt, dass sie
viel Neues über das Ruhrgebiet erfahren haben.
Fragment 3
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Und was habt ihr am zweiten Tag gemacht? Mehr Museen, an die du dich
nicht mehr erinnern kannst?
Ha Ha Ha. Am Donnerstag, unserem zweiten Tag sind wir tagsüber im
Lehrbergwerk in Recklinghausen gewesen.
Was ist denn ein Lehrbergwerk?
Ein stillgelegtes Bergwerk, wo man von ehemaligen Bergleuten rumgeführt
wird und alles über Bergbau lernt. Das war wirklich spannend. Erst bekamen
wir kurz erklärt, was wir zu tun und zu lassen hätten. Dann mussten wir die
Schutzkleidung anziehen.
Was denn für Schutzkleidung?
Viel zu große weiße Mäntel und gelbe Helme, von denen man total
abstehende Ohren bekam. Als wir dann alle aussahen wie Bergleute,
bekamen wir einen Film über das Bergwerk und das Ruhrgebiet zu sehen.
Interessant?
49 (101)
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
SZ:
Simone:
Nein, eher ein bisschen langweilig. Aber weil wir trotzdem relativ ruhig waren,
hat der Oberbergmann uns ’ne Cola spendiert, bevor die eigentliche Führung
begann.
Also seid ihr richtig in einem Bergwerk unter Tage gewesen?
Ja klar. Es war ganz schön warm, eng und stickig da unten. Die Gänge sind
teilweise so niedrig, dass man nur gebückt gehen kann. Dann gab es noch
einen richtigen Schock, als wir in einem Seitengang eine Leiche entdeckten.
Zum Glück stellte sich schnell heraus, dass es sich dabei um eine Puppe
handelte.
Eine Puppe?
Man wollte wohl mit dieser Puppe darauf hinweisen, wie gefährlich die Arbeit
unter Tage war. Es war schon ein bisschen gruselig.
Aber ihr habt das Abenteuer ja unversehrt überstanden und konntet zurück
zur Jugendherberge.
Noch nicht. Erst waren wir noch in einer alten Bergarbeitersiedlung und haben
einiges über das Leben der Bergleute gelernt.
Leben Bergleute denn anders als andere Menschen?
Das kann man so nicht sagen. Aber zwei Dingen waren wirklich auffällig:
Taubenzucht und Schnupftabak
Tauben finde ich einleuchtend. Ich kann mir gut vorstellen, dass jemand, der
immer unter der Erde arbeitet eine Vorliebe für Vögel entwickelt, aber
Schnupftabak?
Unter Tage durfte man nicht rauchen und da die Kumpel nicht aufs Nikotin
verzichten konnten, haben sie halt geschnupft.
Jetzt ist die Pause vorbei und wir haben noch gar nicht über das
Abendprogramm des zweiten Abends und den dritten Tag geredet. Vielleicht
hast du morgen ja noch mal ein paar Minuten Zeit.
Klar, bis morgen.
Aufgabe 26
Welchen Sport würdest du gerne betreiben?
Welcher Sport interessiert dich am meisten?
Welche Ausrüstung braucht man zum
Rafting?
Wenn man sich für Rafting entscheidet,
muss man in die Schweiz oder nach
Österreich reisen.
Fürs Canyoning braucht man eine
Spezialausrüstung und das macht diesen
Sport sehr teuer.
Was braucht man fürs Canyoning?
Rafting und Canyoning findet immer drauβen
in der freien Natur statt.
Canyoning ist viel gefährlicher als
Bergsteigen.
Worauf kommt es beim Bergsteigen
Ich würde am liebsten tauchen.
Rafting finde am interessantesten.
Zum Rafting braucht man einen Helm, eine
Schwimmweste, Neoprenklamotten und
natürlich ein Boot.
Wer klettern oder tauchen will, kann auch ins
Ruhrgebiet fahren.
Die Ausrüstung wird meistens vom
Veranstalter zur Verfügung gestellt. Deshalb
ist dieser Sport zwar ungewöhnlich und
anstrengend, aber nicht sehr teuer.
Man braucht Neoprenkleidung, einen
Rucksack, eine Taschenlampe, ein Seil und
einen Helm.
Klettern und Tauchen kann man auch
drinnen in der Kletterhalle oder im
Gasometer.
Wenn man einen erfahrenen Führer und die
richtige Ausrüstung hat, ist Canyoning nicht
gefährlich.
Beim Bergsteigen ist es wichtig, dass man
50 (101)
besonders an?
Das Schönste am Rafting ist die
Geschwindigkeit.
eine gute Kondition und die richtigen Schuhe
hat.
Das Schönste am Bergsteigen ist die Ruhe.
51 (101)
Taak 4 Sport, Spiel und Spaß
4.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, B 2
2
B 3, 4
Meer oefenen in ict
B 8, C 10
Leren Grammatik B
Leren Lernliste C
C 12, 13
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik C
D 16
Leren Lernliste D
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik D
Endprodukt: schrijven
Endprodukt: schrijven, uitwisselen
en corrigeren
B 5 t/m 7
3
4
5
6
7
8
B9
C 11
C 14, D 15
D 17 t/m 19
D 20, 21
zum Schluss
eindtoets
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, B 2
2
B 4, 5
7
B3
Meer oefenen in ict
B8
Leren Grammatik B
Leren Lernliste C
C 10
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik C
C 14
Leren Lernliste D
D 16
8
Meer oefenen in ict
D 19, 20
9
10
Leren Grammatik D
D 21
zum Schluss
11
Endprodukt: schrijven
Endprodukt: schrijven, uitwisselen
en corrigeren
eindtoets
3
4
5
6
B 6, 7
B9
C 11 t/m 13
C 14, D 15
D 17, 18
12
52 (101)
4.2
Didactische tips Taak 4 Sport, Spiel und Spaß
9 Wer weiß es?
Deze opdracht is ook erg leuk in spelvorm.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Verdeel de klas in drie groepen: A, B en C.
Maak op het bord drie kolommen: A, B en C.
Iemand (u zelf of een leerling) is de spelleider en staat voor de klas.
Groep A begint: iemand uit groep A beschrijft zijn sport.
Groep B en C mogen raden. Als iemand denkt te weten om welke sport het gaat
steekt hij zijn vinger op. De spelleider beslist wie het eerste is.
De eerste die zijn vinger opsteekt, mag antwoord geven. Als hij de sport goed raadt in
het Nederlands, heeft zijn groep 1 punt. Raadt hij de sport in het Duits, dan levert dat
de groep 2 punten op (bij een fout in het Duits ook slechts 1 punt). De spelleider
noteert het aantal punten op het bord. Is het antwoord fout, dan mag de andere groep
raden.
Nu mag iemand uit groep B zijn sport beschrijven en mogen de groepen A en C
raden.
Daarna iemand uit groep C en mogen de groepen A en B raden, enz. Net zolang tot
iedereen aan de beurt is geweest, wel erop letten dat iedere groep even vaak is
geweest.
De groep met de meeste punten wint.
11 Die Sportschule: was für mich?
Vraag 3 van deze opdracht is mondeling in tweetallen. U kunt er ook voor kiezen een
discussie in groepjes of in de klas te voeren over dit onderwerp.
12 Die Fußball-Pausen-Liga
Vraag 6 van deze opdracht is mondeling, klassikaal. Net als bij opdracht 10, is deze opdracht
ook in tweetallen of in kleine groepjes uit te voeren.
4.3
Taak 4 Het schrijven van een brief A2/B1
Taalportfolio
Lezen
Ik kan in langere teksten bepaalde info
opzoeken en gebruiken
Je hebt verschillende teksten over eerlijkheid
en sport gelezen en gelezen over de
spelregels van Het FairPlay toernooi.
Spreken
Ik kan gebeurtenissen en activiteiten kort
beschrijven, monoloog
Ik kan aan de hand van een krantenartikel
mijn mening over eerlijkheid en sport geven.
Schrijven
Ik kan eenvoudige persoonlijke briefjes
schrijven om te bedanken en mij te
verontschuldigen
Je hebt in een persoonlijke brief gevraagd
hoe het met de familie gaat.
53 (101)
Ik kan een korte beschrijving geven wat er
gebeurd is, wat ik heb gedaan en heb
meegemaakt
Je hebt een brief geschreven waarin je iets
schrijft over je sport en over fair play. Je hebt
misschien een voorbeeld van fair play
gegeven.
Ik kan een kort verhaal schrijven over
alledaagse dingen in mijn omgeving
Je hebt in de brief aangegeven hoe
belangrijk fair play voor jou en je club is.
echt kunt.
4.4
Tapescripts Taak 4 Sport, Spiel und Spaß
Aufgabe 1
Fragment 1
Anni Friesinger hat im niederländischen Heereveen ihren 30. Weltcupsieg gefeiert. Sie
gewann den 1500-Meter-Lauf vor der Kanadierin Cindy Klassen die 0.06 Sekunden
langsamer war.
Die letzte Runde war super. Ich hab’ sehr schnell eröffnet –das kann ich- die erste Runde
habe ich den schon mitgenommen aber ich will da nicht zuviel Energie reinsetzen damit ich
auf der letzten Runde noch ein Bisschen mehr Power hab’ und das war heute mein -jaSchlüssel zum Sieg.
Fragment 2
Kontinuität hat einen Namen: Antje Buschschulte. Auf Antje Buschschulte ist –wie immerVerlass. Die Magdeburgerin holte bei der WM von Montreal die erste Einzelmedaille für den
DSV. Nach Platz 2 zum Auftakt mit der Mal 100 Meter Freistil-Staffel sicherte sie sich erneut
silber. Als Titelverteidigerin in einem aufregenden Rennen über 100 Meter Rücken.
Antje Buschschulte zurückgefallen, im Moment nicht im Medaillenbereich. Immer noch
Vorne: Kathleen, dann kommt auf der Bahn eins Kirsty Coventry aus Simbabwe und sie
gewinnt und Antje Buschschulte, jawohl es hat geklappt… silber für Antje Buschschulte!!
Ich bin sehr stolz und auch sehr glücklich. Ich hab’ gegen die Nathalie die neben mir war,
gewonnen und die Coventry auf der Außenbahn hab’ ich natürlich nicht gesehen. Was soll
ich sagen? Ich hab’ Silber gewonnen und das ist natürlich super!
54 (101)
Fragment 3
Die Dortmunder Borussia führt nach wie vor mit 2:1 und sie kommt schon wieder über
Baldes an die 16-Meter-Linie! Elfmeter! Elfmeter! In Weser Stadion! Naldo gegen Baldes! Ein
zu harter Einstieg und das gucken wir uns jetzt gemeinsam an!
Fragment 4
Die Finnin Kyra Kyrklund macht ihrem Ruf als Kür-Spezialistin in der Dressurszene wieder
einmal alle Ehre. Die 54-Jährige zieht mit dem Wallach Max alle Register und siegt mit
80,550 Punkten souverän. Isabell Werth wagt mit Polano einen feurigen Ritt zu spanischen
Klängen. Doch die Juroren kann sie bei Defiziten in Piaffen und Pirouetten nicht überzeugen.
Sie belegt Platz zwei mit 78,900 Punkten. Dritte wird Sonja Bolz mit Cockney (75,850).
Fragment 5
Das Sechstagerennen ist für die Fahrer eine Ochsen-Tour. Auf der 200 Meter langen
Holzbahn heißt es treten, treten, treten - rund 7.000 Runden lang. Damit das Sitzfleisch
durchhält, ist auf dem rund sechs Kilogramm schweren Rennrad ein speziell angefertigter
Sattel montiert. Auch die restliche Ausrüstung ist wenig straßentauglich, denn auf
den Rennmaschinen haben die Fahrer, während ihrer bis zu 70 Kilometer schnellen Fahrt,
weder Bremse noch Leerlauf zur Verfügung.
Fragment 6
Der Kampf um den WM-Gürtel! Deutlich länger als gegen den Argentinier Gonzalo Omar
Basile (K.o. nach 54 Sekunden) steht Alexander Dimitrenko gegen den Amerikaner Billy
Zumbrum im Ring.
Fragment 7
Das Spiel entspricht den Erwartungen. Es ist ein großes Match, und wir werden am Sonntag
ein weiteres sehen! Der Stand ist 5:4. Roger Federer besitzt zwei Matchbälle. Er kann sie
aber nicht verwerten…
Fragment 8
Ich habe mich gut durchgebissen. Alle Gegner waren von starkem Kaliber. Die Zuschauer
haben mich fantastisch unterstützt.
Seine einzige Niederlage in der Oberfrankenhalle kassierte er an der Seite von Christian Süß
aus Düsseldorf im Doppel. Die WM-Zweiten Boll/Süß wurden Dritte.
Wir können zwar besser spielen, aber Halbfinale ist in Ordnung.
Vor zwei Jahren hatte der 25 Jahre alte Linkshänder in Leipzig beide Wettbewerbe
gewonnen. Ein dritter Rang für das Damen-Duo Elke Wosik/Wu Jiaduo
(Busenbach/Kroppach) und der überraschende Einzug von Laura Stumper aus Busenbach in
das Damen-Viertelfinale rundeten die Bilanz für den Deutschen Bund ab.
Fragment 9
Nur schwer fanden die Kölner ihren Rhythmus und erkämpften sich vor 2.100 Zuschauern
nur dank der schlechten Wurfausbeute der Franzosen eine 23:14-Führung. Im Anschluss
versäumte es das Team von Trainer Sasa Obradovic, das Ergebnis deutlicher zu gestalten.
Stattdessen nutzte der Gegner Unkonzentriertheiten in der Kölner Defensive und schaffte
noch vor der Halbzeit die Wende. Erst in der 24. Minute eroberten sich die Gastgeber die
Führung zurück. Doch die Franzosen boten weiterhin Paroli. Die Entscheidung fiel in den
letzten fünf Spielminuten, als Le Mans mit 67:60 in Front gehen konnte und den Ball in den
55 (101)
Korb warf, um die Partie doch noch für sich entscheiden zu können. Bester Werfer bei den
Gastgebern war Marcus Faison (14 Punkte) vor Immanuel McIroy (13 Punkte). Die Gäste
hatten in William Gregory (18 Punkte) ihren besten Schützen.
Fragment 10
Beim ersten Sieg seit zehn Jahren gegen die US-Amerikaner waren die Stärken und
Schwächen sichtbar gewesen. Mit starken Aufschlägen, mit Bergmann und Stefan Hübner
am Netz sowie großem Kampfgeist in der Abwehr gab der Weltranglisten-32. den Ton an,
hatte im dritten Abschnitt den ersten Matchball. Der wurde vergeben und der Satz noch mit
25:27 verloren. Plötzlich misslang fast alles - 2:2. Vor allem Routinier Hübner leitete die
neuerliche Wende ein, nach 155 Minuten blockte er dann den vierten Matchball zum
17:15 ins Feld.
Aufgabe 2
Die Skatemaniacs – Das Inline-Showteam aus Freiburg
Einleitung
Wenn Thorsten, dessen Vater aus Martinique kommt, Ramin aus Afghanistan, Markus aus
Deutschland und ihre Freunde der ‘Skatemaniacs’ auf Tour gehen, dann steht eines schon
vorher fest: Die Jungs werden eine Menge Spaß haben und den Zuschauern stockt der
Atem... Als Vereins-Schulprojekt hat die Multikulti-Truppe angefangen, inzwischen haben sie
in Freiburg und Umgebung Kultstatus erreicht.
Die Skatemaniacs haben ‘Integration durch Sport’ weitere wichtige Fragen rund um ihr Team
beantwortet:
Was ist das Wichtigste beim Inline-Skaten und was wollt ihr noch erreichen?
1
Ramin:
2
Markus:
3
Thorsten:
Das Wichtigste für mich ist, dass wir unseren Spaß haben und noch viel
erleben. Bei den Shows und bei allem was wir zusammen machen. Ich zum
Beispiel lache mich immer halb krank, wenn Metz und Micha ihre
Tankstellenaktion bringen. Die spielen dann immer, dass der Micha
unabsichtlich mit der Tür die Nase bricht...
Das Besondere am Inline-Skaten ist das Gefühl Tricks und Sachen zu
machen, die keiner kann. Wenn man dann noch schafft, dass alles leicht
aussieht, dann hat man das Ziel erreicht. Und natürlich ist zusammen
abhängen, das Drumherum, der ganze Lifestyle auch noch wichtig. Sportlich
habe ich als Opa (19!) gar keine großen Ambitionen mehr. Ein paar Sachen
habe ich ja auch schon erreicht. Ein Ziel wäre noch in Freiburg eine Skatehalle
zu erschaffen. Auch wenn es für uns dann wahrscheinlich zu spät kommt.
Aber die nächste Generation wird es uns danken. Und noch eine Show in L.A.
auf dem Hollywood Boulevard.
Der Spaß im Quadrat. Hudi Hudi. Die Show. Ich würde gerne in Stuttgart mit
500 Meter Anlauf den Berg runter und dann springen - San Francisco würde
auch gehen.
Unterscheiden sich Inlineskater von anderen Sportlern?
4
56 (101)
Ramin:
5
Markus:
6
Thorsten:
Schwierig. Jeder in unserer Gruppe geht außer Inline-Skaten noch ganz
verschiedenen Sportarten nach. Ich zum Beispiel mache Karate, Thorsten und
Micha Baseball, Metz Mountainbike. Jeder von uns hat eine andere
Einstellung zum Sport generell. Karate betreibe ich intensiver und
professioneller, auf Wettkampfebene und mehr alleine. Nur mit einem Trainer.
Beim Skaten ist das irgendwie anders. Man trifft sich mit Freunden und dann
beginnt man sich gegenseitig zu pushen und zu überbieten. Und das Ziel steht
vorher noch nicht so fest.
Inline-Skaten muss man leben. Inline-Skaten ist viel extremer als normale
Sportarten. Es ist ein Unterschied Treppengeländer runterzurutschen oder
einen Lederball zu fangen oder kicken. Das kann jeder irgendwie. Natürlich
nicht gleich gut. Aber jetzt schick mal alle ein Treppengeländer runter...
Darf ich jemanden anrufen? Es macht halt Spaß. Man braucht viel Übung um
solche Tricks zu beherrschen.
Wie hat alles angefangen mit dem Inlineskaten?
7
Ramin:
8
Markus:
Ooooh...., vor acht Jahren. Da hat mir das meine Mama beigebracht. Kein
Scheiß!!!! Ihr seid die ersten, denen ich das erzähle. Dann traf ich in den
Sommerferien den Markus. Da haben wir uns jeden Tag gepusht, getoppt und
gegenseitig Dinge beigebracht. Und dann sind wir wieder auf andere gestoßen
und irgendwann waren wir im Team.
Da muss ich überlegen. Ich habe von meiner Cousine Inline-Skates geschenkt
bekommen. Dann sind Freunde und ich im Hof rumgegurkt und haben da
Hockey gespielt. Und irgendwann hat einer vom Grinden erzählt und dann
haben wir das angefangen. Dann habe ich den Ramin kennengelernt. Der
konnte sogar schon rückwärts fahren. So gut wollte ich dann auch fahren
können. Und Ramins Bruder Ruin war noch besser. Als ich so gut wie Ruin
war, wollte ich so gut wie David werden und danach trafen wir Andi Mies, der
war so der beste Skater in der Stadt. Und klar dann wollte ich so gut sein wie
er. Und irgendwann war ich dann auch wirklich gut.
Inline-Skater sind Individualisten. Ihr seid ein Team. Wie kam das?
9
Ramin:
Vor ein paar Jahren war so ein Highjumpcontest beim Baumarkt hier bei uns.
Da sind wir hin. Und waren ganz aufgeregt. Wir dachten, dass dort bestimmt
ein Team mit lauter Profis ist. Wir waren ja auch ein kleines Team. Und da war
tatsächlich ein anderes Team. Ich wurde dritter und Markus erster. Wir sind
dann noch eine Weile freundschaftlich gegeneinander gefahren und
irgendwann haben wir uns zu einem Team zusammengeschlossen. InlineSkater sind keine Individualisten. Das ist ein Gerücht. Es gibt oft Teams. Und
gerade in der Gruppe fahren ist doch geil. Es ist doch traurig, wenn ich nach
100 Stürzen einen Trick stehe und keiner hat es gesehen...
10
57 (101)
Thorsten:
Durch die Individualität eines jeden Einzelnen in unserem Skateteam, trägt
jeder zur Gemeinschaft bei. Gerade die Unterschiedlichkeit macht es so
spaßig.
Ihr seid eine bunt gemischte Truppe. Was ist das besondere an Euch?
11
Ramin:
12
Markus:
Es ist nie langweilig und immer lustig. Jeder hat bestimmte
Charaktereigenschaften. Einer ist eher ruhig, der andere eher Macho ... Man
kommt aber mit jedem Einzelnen gut aus und zusammen ist es einfach nur
witzig. Das denkt man gar nicht wenn man uns so zusammen sieht. Der eine
ist dunkel, der andere hat ein Glatze usw. aber es passt alles.
Wir selbst. Die Crew. Unsere Einstellung zum Skaten und zu allem anderen.
Anders zu sein als die Anderen. Bei uns ist immer was los. Wir sind einfach so
gut drauf. Wir erleben wirklich mehr als die meisten in unserem Alter. Und das
ohne Hilfsmittel. Viele meiner Kumpels erreichen dieses Level nur auf Partys,
wenn sie schon ordentlich was zu sich genommen haben. Außerdem ziehen
wir die Aufmerksamkeit gerne auf uns und jeder hat Spaß da dran. Das ist
auch immer lustig.
Ist Euch jemals aufgefallen, dass ihr aus verschiedenen Völkern und Kulturkreisen stammt?
13
Ramin:
Nö. Oft hört man blöde Witze, aber wir selbst achten nicht drauf.
14
Markus:
Ja natürlich. Aber das ist in Deutschland ja wohl das Normalste was es gibt.
15
Thorsten:
können.
Ja, aber das zeigt doch mal wieder wie gut alle miteinander auskommen
Habt ihr schon einmal das Problem gehabt, aufgrund eurer Herkunft ausgegrenzt zu
werden?
16
Ramin:
17
Markus:
Ja. Ich komme aus Afghanistan. Nach dem 11. September haben sie in der
Schule immer Papierflieger gebaut und Mayday, Mayday gerufen, wenn sie
mich gesehen haben. Mit 14 bin ich fast von Rassisten zusammengeschlagen
worden. Die haben so Parolen wie ‘Scheiß Ausländer’ gerufen und hatten
Stöcke. Den Julien, der ja auch schwarz ist, haben sie noch laufen lassen.
Aber mich wollten sie. Zum Glück kann ich schnell rennen...
Ja, ich als Deutscher hab es da ziemlich schwer [lacht]. Bei Auftritten in
Dörfern merkt man schon, dass die Leute erst mal etwas schräg schauen, weil
wir doch sehr Multikulti sind. Aber wenn die Show läuft ist es meistens gut.
Und, wie geht es weiter?
18
58 (101)
Markus:
Patrick wird es hoffentlich bis nach Amerika schaffen. Er ist ja noch jung... Und
wir machen weiter, solange wir zusammen Spaß haben... [kleine Denkpause]
Und solange wir noch einigermaßen cool rüberkommen...
Aufgabe 5
Es wird gespielt mit einem Schläger.
Es wird gespielt ohne einen Ball.
Es ist ein Teamsport/individueller Sport.
Die Kleidung besteht aus einem Rock und einem Pullover.
Die Sportler tragen schwarze Schuhe.
Es wird gespielt in einem Schwimmbad.
Der Sport kann ziemlich gefährlich sein durch die Ertrinkungsgefahr.
Die Sportler können gut werfen und fangen.
Ein Spiel dauert 45 Minuten.
Während des Spiels wechseln die Spieler.
Aufgabe 15
Fair Play
Fair Play - alles was wir brauchen - Fair Play
Fair Play - alles was wir wollen - Fair Play
Jetzt hört mal zu, denn was ich euch hier in meinen Liedern frage,
geht es wirklich nur um Siege oder diese Niederlagen?
Ist es nicht viel wichtiger, seinen Spaß am Spiel zu haben
als am Ende eines Matches ziemlich stolz den Sieg zu tragen.
Das sind viele Fragen und das wichtigste bleibt ungenannt,
wir wollen Fair Play-WM 06 in unserem Land.
Von jedem Kontinent viele Nationalitäten,
und jeder Spieler möchte hier sein Heimatland vertreten.
Den Titel anstreben und den Pokal danach nach Hause bring,
und das alles klappt, sag ich es denen, die da draußen sind:
Es gibt hier keine dritte Welt, nicht mal eine zweite
Wir leben auf der gleichen Welt und das sollten wir zeigen.
Alle bleiben auf der einen und das muss die Welt begreifen,
um damit mal aufzuhören unsere Erde aufzuteilen.
Das sollte uns vereinen und zudem verstärken im Gefecht
gegen den Rassismus, denn hier hat jeder das gleiche Recht.
Faust hoch, Leute, den Finger gegen Nazis,
denn auch heute verschlimmert sich die Praxis.
Da nur die Gruppe stark ist vergrößert sich die Plage mehr,
und wir Deutschen kennen es, es ist erst 60 Jahre her.
Ich zähl nur noch die Tage, wie Robinson Crusoe,
Schrei ‘Nein‘ zu Rassismus denn er hat hier nichts zu suchen.
An die Schüler dieser Schule, die Hautfarbe sagt echt nichts aus.
Ihr müsst es nur buchen und deshalb sag ich es jetzt mal laut:
Fair Play - alles was wir brauchen - Fair Play
Fair Play - alles was wir wollen - Fair Play
59 (101)
Aufgabe 20
Ich finde es richtig/falsch.
Positiv/negativ finde ich, dass er weiterspielt.
Mir gefällt das/gefällt das nicht.
Er hat recht/unrecht, weil der Spieler zü spät war.
Ich finde das völlig unakzeptabel, denn das war schon das zweite
Mal.
Ich bin (nicht) einer Meinung mit dir.
Nach meiner Meinung…
Einerseits glaube ich, dass du Recht hast, aber andererseits, das er
Recht hat.
Ich finde diesen Fuβballer (un)sympathisch/(un)sympathischer/ am
(un)sympathischsten.
4.5
In deze webquest ontwikkelen leerlingen in tweetallen een project dat voldoet aan de eisen
van de JUUS, Sport en Milieu.
De leerlingen bedenken een project waarin bewegen centraal staat. Alle leerlingen
presenteren een gedeelte van hun voorstel en zijn in staat om op vragen uit de klas te
antwoorden. De jury, bestaande uit leerlingen en docenten, kiest het meest geschikte
voorstel.
1.
•
•
•
•
•
•
•
•
Algemene doelen:
Samenwerken
Beslissingen nemen
(zelf-) reflectie
2.
Leesvaardigheid
Subdomein: Taalvaardigheden
Subdomein: taalvaardigheden
60 (101)
•
•
•
Informatie geven en informatie vragen
Een mening geven en een mening vragen
Gevoelens, belangstelling en voorkeur aangeven en ernaar vragen
Schrijfvaardigheid
tekstverwerking.
Leerzaamheid
we vaststellen:
de doeltaal.
vormaspecten bevorderen.
Randvoorwaarden
Voor het uitvoeren van deze webquest moeten de leerlingen de beschikking hebben over:
Duur
Daarnaast zal er zo’n vier uur huiswerk aan vast zitten. U zult zelf moeten bepalen of de
gewenste kwaliteit van het eindproduct..
Beoordeling
de leerlingen gescoord moet worden (in dit geval maximaal 20 punten).
1
2
3
4
vocabulaireschema minimaal
uitvoerig
voorstel
Niet alle
Alle
onderdelen
onderdelen
erin
erin
61 (101)
Presentatie
mondeling
PresentatieOriginaliteit
samenwerking
verwerkt
Duits
taalgebruik
incorrect
ontbrak
verwerkt
Duits
taalgebruik
correct
uitstekend
nauwelijks
uitstekend
62 (101)
Taak 5 Wer bin ich
5.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1 t/m 3
B 7, 8
Leren Lernliste A
C 10, 11
Leren Lernliste B
B 4 t/m 6
D 20, 21
Leren Grammatik C
Meer oefenen in ict
E 24, 25
Leren Lernliste C en D
E 29 t/m 31
Leren Lernliste E
Leren Grammatik E
meer oefenen in ict
zum Schluss
Aan Endprodukt werken
Toets voorbereiden
D 18, 19, 22, 23
2
3
4
5
6
7
8
B9
C 12 t/m 17
E 26 t/m 28
E 32
Endprodukt presenteren
eindtoets
Les Datum
Voor de les
1
2
Leren Lernliste A
3
Leren Lernliste B
4
5
Leren Grammatik C
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste C
6
Leren Lernliste D
In de les
A 1 t/m 3
B4
B 5 t/m 8
B9
C 10, 11
C 12 t/m 14
C 15 t/m 17
D 18 t/m 20
7
8
D 21, 22
10
D 23
Leren Lernliste E
E 28 t/m 30
Leren Grammatik E
meer oefenen in ict
zum Schluss
11
12
Toets voorbereiden
eindtoets
9
E 24 t/m 27
E 31 t/m 32
63 (101)
5.2
Didactische tips
1 t/m 3 Het doel van deze opdrachten is dat leerlingen leren wat een alter ego is en dat het
een gebruikelijk verschijnsel is bij o.a. popsterren.
5 Het is aan te bevelen de leerlingen erop te wijzen de opdracht goed door te lezen: met
name het gedeelte waar de leerling erop gewezen wordt de naam van zijn alter ego
zorgvuldig te kiezen, deze persoon speelt in andere katernen ook een rol. Uiteraard heeft de
leerling de mogelijkheid (tot aan de presentatie) de naam te wijzigen. Uiteraard geldt dit ook
voor de andere deelopdrachten (woonplaats, bijzondere belevenis, karakterbeschrijving).
12 Ervaring leert, dat één grammatica-oefening niet voldoende is om de stof te
automatiseren. Daarom is het van belang de leerling meer oefeningen van dit type te laten
maken (in i-clips).
Wijs de leerling (nog eens) op het stappenplan in de Coach.
Op de site van het Goethe-Institut bestaat de mogelijkheid zelf toetsen te maken. („Übungenselbst- gemacht“). Hier kan de leerling een (actuele/populaire) tekst bewerken (bijv.
uitgangen/lidwoorden weglaten), waardoor nuttige oefeningen gemaakt worden.
23 Geadviseerd wordt een stad of dorp in Duitsland te kiezen, uiteraard mag dit ook een
ander duitstalig land zijn, maar dit kan in andere katernen onnodige complicaties opleveren,
bijvoorbeeld als onderwijssystemen met elkaar vergeleken worden.
Een uitgelezen kans de veelzijdigheid van Duitsland te laten ontdekken!
24 en 25 zijn hoofdzakelijk bedoeld de leerling voorbeelden te verschaffen voor het laatste
element van hun website: een bijzondere belevenis/gebeurtenis, het „vrije“ gedeelte van de
website.
Endprodukt
Hoofddoel van het Endprodukt is de presentatie van “Mein Alter Ego“. Zoals in de opdracht
vermeld staat kan dit een echte website zijn, of desnoods een website van papier of karton.
De tussenmogelijkheid is een site met PowerPoint. Hiermee kun je immers meer dan alleen
dia-voorstellingen maken. Wijs de leerlingen op de mogelijkheden van bijv. het aanbrengen
van hyperlinks, actieknoppen (onder invoegen/figuur/autovormen).
De gehele presentatie is op te slaan als webpagina (html). Voor het opslaan in het
taalportfolio is deze mogelijkheid aan te bevelen. (Provideronafhankelijk)
N.B Het is gebleken dat leerlingen zeer vaardig zijn in het maken van een website.
Technische ondersteuning krijgen ze van elkaar
5.3
Taak 5 Het presenteren van je 'Alter Ego' op een website (A2)
Taalportfolio
Spreken
voorbereiden.
Schrijven
Ik kan een kort verhaaltje schrijven over mijn
gezinssituatie, mijn woonomgeving en
Met behulp van je presentatie vertellen wie
je 'Alter Ego' (dus het voorstellen van je
'Alter Ego').
Op de website heb je de genoemde zaken
allemaal kort beschreven.
64 (101)
school waar ik op zit.
Ik kan een kort verhaaltje of gedicht
schrijven over een zelf verzonnen persoon.
Ik kan een korte beschrijving geven wat er
gebeurd is, wat ik heb gedaan en heb
meegemaakt.
Je 'Alter Ego' is in principe natuurlijk een
verzonnen persoon. Je schrijft over
hem/haar iets op de website.
Je hebt beschreven wat je op school of
ergens anders hebt meegemaakt.
Ik kan een kort verhaal schrijven over
alledaagse dingen in mijn omgeving
echt kunt.
5.4
Tapescripts
Aufgabe 7
Welchen Vornamen hast du gewählt?
Warum hast du diesen Namen gewählt?
Welchen Nachnamen hast du gewählt?
Warum hast du ihn gewählt?
Was hältst du vom Namen Max?
Aufgabe 15
Welches Sternzeichen hast du?
Welche Charaktereigenschaften hat ein
Stier?
Gilt das auch für dich?
Ich habe den Namen Josef gewählt.
Weil der Papst so heißt.
Ich habe den Namen Beckenbauer gewählt.
Weil er der beste Fußballspieler der Welt ist.
Prima, so ein Name gefällt mir!
Ich bin ein Stier.
Er ist zuverlässig und ruhig.
Ich bin nicht ruhig, sondern aufbrausend.
Wie findest du Popstar Madonna?
Kennst du die Neue in unserer Klasse, ich
meine die Janna?
Sie ist sehr fleißig und hat einen großen
Freundeskreis.
Ich finde sie kreativ, aber auch arrogant.
Ja, wir haben dieselbe Schule besucht, da
war sie ziemlich sensibel.
So kenne ich sie nicht. Sie hatte keine
Freunde und kümmerte sich um nichts
Welche Menschen kannst du nicht leiden?
Nur die, die immer kühl und berechnend
65 (101)
Und welche magst du besonders?
vorgehen und nie ihre Gefühle zeigen.
Typen mit Humor, Leute auf die man sich
verlassen kann.
Aufgabe 18
Frau:
In dieser kleinen Umfrage geht es um das Thema "Heimat".
Ich kenne Sie bereits, Herr Reher, aber würden Sie sich unseren Zuhörern bitte
erst einmal selbst vorstellen?
Christian: Also, ich heiße Christian Reher, ich bin 29 Jahre alt und wohne in Köln. Von Beruf
bin ich Sonderschullehrer mit dem Unterrichtsfach Musik. Ich arbeite mit Kindern,
die in ihrer geistigen Entwicklung gefördert werden müssen, und dazu trägt mein
Fach, die Musik in besonderem Maße bei… Mein Beruf macht mir Spaß. Zu
meinem Arbeitsplatz fahre ich von Köln aus täglich ca. 40 Kilometer, das ist gut
zu machen …
Frau:
Sie haben aber nicht immer in Köln gewohnt?
Christian:
Nein, mein Geburtsort ist Gelsenkirchen im Ruhrgebiet, aber daran kann ich
mich nicht mehr erinnern. Aufgewachsen bin ich am Niederrhein, in der Nähe der Stadt
Kleve. 1998 ging ich zum Studium nach Köln und bin dort geblieben.
Frau:
Also würden Sie sagen, dass Köln jetzt ihre Heimat geworden ist?
Christian: Ja, das kann ich so sagen. Hier in Köln fühle ich mich zu Hause, hier hab ich wie
gesagt als Student gewohnt, und wohne seitdem noch hier. Ich kenne mich in der
Stadt gut aus, kenne viele Leute, Cafés, Restaurants und alles, was dazu gehört.
Und dazu ist Köln sowieso eine besonders angenehme Stadt, wo es sich gut lebt.
Das gefällt mir.
Frau:
Sie haben früher auf dem Land, in einer Kleinstadt gewohnt und jetzt leben Sie in
der Großstadt. Gibt es da Unterschiede?
Christian: Ja sicher! Die Unterschiede sind zahlreich. In einer Stadt ist viel mehr los, im
Positiven wie im Negativen. Es gibt mehr Möglichkeiten, man lernt mehr
Menschen kennen, andererseits hat man schon weniger Ruhe. Orte zum
Entspannen gibt’s zwar schon, aber die muss man suchen! Ich bin sehr
naturverbunden aufgewachsen, und das Grün fehlt mir hier in der Stadt
manchmal doch. Trotzdem gefällt es mir besser, wenn um einen herum mehr
passiert.
Christian: Außerdem ist die Stadt anonymer: Hier im Haus zum Beispiel kenne ich die
Leute, also meine Nachbarn, eigentlich nur vom Grüßen. Manchmal ist das
schade, aber im Großen und Ganzen ist das schon okay. Die Leute gucken sich
nicht so extrem auf die Finger. Und der Freundeskreis macht die Anonymität
ohnehin hundertmal wett!
Frau:
Also, Sie sind mit ihrer Lebenssituation rundum zufrieden. Aber, wenn Sie an die
Zukunft denken, wie werden Sie voraussichtlich in, sagen wir, zehn Jahren
wohnen?
Christian: Ich denke, in zehn Jahren werde ich entweder noch immer in Köln oder einer
anderen Großstadt wohnen. Berlin oder Hamburg würden mich interessieren.
Eine Alternative wäre vielleicht, sich zum Wohnen doch etwas mehr aus der Stadt
heraus zu bewegen, allerdings nur, wenn es eine gute Anbindung gibt.
Frau:
Ich weiß von Ihnen, dass Sie früher mal eine Zeit lang in den Niederlanden
gewohnt haben. Wie haben Sie das erlebt? Haben Sie Unterschiede festgestellt?
Christian: Na ja, mein Aufenthalt in Holland war ja nur kurz. Ich habe da damals ein
freiwilliges Praktikum gemacht, das dauerte ein halbes Jahr, und ich habe auch
nur drei Tage pro Woche wirklich dort gewohnt. Über Unterschiede habe ich mir
wenig Gedanken gemacht. Die Zeit in Holland fand ich sehr nett, ich war in einem
66 (101)
kleinen Haus zusammen mit vier weiteren Praktikanten untergebracht. Bauweise
und Einrichtung der Häuser sind schon anders als in Deutschland. Schon, wenn
man hinter Kleve über die Grenze fährt, merkt man daran gleich, dass man in
einem anderen Land ist. Die holländischen Treppen sind glaube ich insgesamt
steiler, und es scheint weniger Gardinen zu geben, oder irre ich mich …?
Frau:
Und sonst? Haben Sie Kulturunterschiede zwischen den Niederlanden und
Deutschland gespürt?
Christian: Ich habe wenig an signifikanten Unterschieden gespürt oder erlebt, jedenfalls
nicht im Sinne von wirklichen Überraschungen. Da wüsste ich wirklich nichts zu
benennen. Man muss aber dazu sagen, dass ich nahe an der Grenze gewohnt
habe, daher schon immer oft in Holland, vor allem in Nimwegen, gewesen bin,
und die Niederlande und ihre Menschen schon immer ganz gut kannte oder sie
mir zumindest nicht fremd waren. Ich habe früher sogar holländisches Fernsehen
angeschaut… Insofern sind mir Unterschiede nicht wirklich bewusst.
Frau:
Ich danke Ihnen für dieses Gespräch, Herr Reher!
Christian: Bitte! Hab ich gern gemacht!
Aufgabe 19
Hallo, ich bin die Christine Schmidt, bin 49 Jahre alt, verheiratet seit 25 Jahren mit Oliver
Schmidt. Wir haben 2 Kinder, einen Sohn Peter, 23 Jahre alt und eine Tochter Cathy, 21
Jahre alt. Wir wohnen in einem Einfamilienhaus in Nenkersdorf. Nenkersdorf liegt im Kreis
Siegen-Wittgenstein. Unser Dorf hat ungefähr 470 Einwohner. Also ein sehr kleines Dorf. Ich
wohne hier seit jetzt 25 Jahren, also nach der Hochzeit bin hierher gezogen. Ich bin
geborgen in Siegen, wo ich bis zur Hochzeit gewohnt habe. Siegen ist eine Kreisstadt und
hat ungefähr 110.000 Einwohner. In Siegen habe ich auch studiert, ich bin Lehrerin für
Mathematik und Wirtschaft. Ich habe es genossen nicht weit von der Schule zu wohnen,
obwohl es als Kind nicht einfach war, mit dem wachsenden Verkehr. Als ich heiratete, bin ich
nach Nenkersdorf gezogen. Ich hatte schon meine Bedenken. Meine Schwiegereltern haben
ihr Haus umgebaut und wir sind dort eingezogen. Nachdem Peter und Cathy da waren, habe
ich weiter gearbeitet, die Schwiegereltern habe die Kinder während meiner Abwesenheit
versorgt. In unserem Dorf gibt es nur einen Kindergarten, für Grundschule und
weiterführende Schulen müssen die Kinder in der Umgebung suchen. Für mich war das am
Anfang schwer, weil ich, als Kind, gewohnt war in 5 Minuten in der Schule zu sein. Die
Kinder werden von einem Bus zur Schule und nach Hause gebracht. Mittlerweile gefiel es
mir immer besser im Dorf. Ich lernte alle Leute hier kennen. Hier helfen wir uns nämlich
gegenseitig. Das kannte ich von der Stadt nicht. Jeder lebt da für sich. Wenn hier jemand
krank ist oder Hilfe braucht beim Bauen oder sonst etwas, hilft man sich gegenseitig. Man ist
nie allein. Wir feiern und trauern zusammen, wir teilen eben alles Miteinander. Und unsere
Kinder?
Der Älteste, Peter, studiert in Düsseldorf und hat mit seiner Freundin einen Bauplatz in der
Nähe von seinem Elternhaus gekauft. Er wird also hier bleiben. Und Cathy macht eine
Ausbildung zur Bankkauffrau in Netphen. Sie wird auch in der Nähe bleiben.
In so einem kleinen Dorf gibt es keine Geschäfte. Brot backen wir zusammen im Dorf in
einem Ofen in Hainchen, nach alter Tradition. Das macht richtig spaß. Sonst fahre ich einmal
die Woche nach Netphen, eine Kleinstadt, ungefähr 8 Kilometer vom Dorf entfernt. Einmal
pro Monat fahre ich mit der Familie nach Siegen. Dort gibt es viele Geschäfte. In den letzten
Jahren haben wir verschiedene neue Einkaufszentren dazu bekommen. Macht richtig Spaß!
Aber abends bin ich froh wieder hier zu sein. Wenn wir keinen Besuch bekommen, gehen
wird gerne spazieren. Wir wohnen in der Nähe eines Naturparks, das Rothaargebirge, wo es
wunderschön ist. Oder wir laufen um die Obernautalsperre, wie viele Ausflügler am
Wochenende. Hier gibt es viele Sport- und Heimatvereine, die den Zusammenhalt innerhalb
des Dorfes fördern.
Wenn die Kinder zu einem Konzert wollen, fahren sie nach Dortmund oder nach Frankfurt.
Nach Frankfurt kommen alle Stars. Mit dem Auto oder mit dem Zug fahren sie dorthin.
67 (101)
Ungefähr anderthalb Stunden sind es bis Frankfurt. Dortmund ist ungefähr eine Stunde
entfernt.
Zusammengefasst, hier gibt es alles, was man sich wünschen kann und noch mehr. Es ist
hier ruhig und man lebt hier in einklang mit der Natur. Wer kann schon sagen, dass in
seinem Garten mal ein Reh und Rehkitz 2 Monate genächtigt haben. Gar keiner glaube ich.
Die Ruhe und die Natur sind einfach nicht zu toppen. Ich bleibe hier und werde nicht in die
Stadt ziehen.
Aufgabe 21
Wohnst du in einer Stadt?
In was für einem Haus wohnst du?
Nein, ich wohne in einem Dorf.
In einem Einfamilienhaus.
In einem Bauernhof also?
Nein. Wenn man in einem Dorf wohnt, ist es
nicht unbedingt ein Bauernhof.
Ich reite, schwimme und laufe gern.
Es gibt hier Berge und einen See.
Ja, wenn ich nächstes Jahr studiere, ziehe
ich in die Stadt.
Welche Freizeitmöglichkeiten gibt es dort?
Wie sieht die Landschaft aus?
Willst du nicht in der Stadt wohnen?
Aufgabe 31
Was hast du heute gemacht?
Und danach?
Hast du nicht gefrühstückt?
Was hattest du die erste Stunde?
Und was hast du sonst noch gemacht?
Und was machst du morgen?
Ich bin erst um 7 Uhr aufgestanden.
Dann bin ich zur Schule gegangen.
Nein, dafür war keine Zeit mehr.
Die erste Stunde hatte ich Deutsch.
Nach der Schule bin ich in die Stadt
gegangen.
Dann fahre ich endlich in Urlaub in die
Schweiz.
68 (101)
Taak 6 Zu Haus zuhause
6.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, 2, B 3, 4
2
B9
Leren Lernliste A
Leren Grammatik B
Meer oefenen in ict
B 5 t/m 8, 10, 11
C 17 t/m 19
Leren Lernliste B
C 20, 21
Leren Grammatik C
Meer oefenen in ict
D 25 t/m 27
Leren Lernliste C
Leren Grammatik D
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste D
zum Schluss
Endprodukt
C 15, 16 t/m 22
3
4
5
6
7
8
B 12 t/m 14
C 23, D 24
D 28 t/m 30
Endprodukt taken verdelen
Endprodukt groepswerk
eindtoets
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, 2
2
B 4 t/m 6
9
B3
Leren Lernliste A
B9
Leren Grammatik B
Leren Lernliste B
Meer oefenen in ict
C 19 t/m 21
Leren Grammatik C
C 24
Meer oefenen in ict
D 25 t/m 27
Leren Lernliste C
Leren Grammatik D
Meer oefenen in ict
Leren Lernliste D
10
zum Schluss
Endprodukt taken verdelen
11
Endprodukt groepswerk
12
Eindtoets voorbereiden
eindtoets
3
4
5
6
7
8
B 7, 8, 10 t/m 14
C 15, 16
C 17, 18, 22
C 22, 23
D 24, 28
D 29, 30
D 30
69 (101)
6.2
Didactische tips
6 opgave 2: Deze opgave kan ook aanleiding zijn tot een groeps- of klassengesprek.
7 Het gebruik van gaan in de betekenis zullen neemt in het Nederlands sterk toe. Het Duits
kent deze toepassing niet. Een presentatie beginnen met 'Ich gehe euch etwas erzählen über
…' is dus echt fout!
De eerste oefening is bedoeld om alternatieven te vinden voor gaan in het Nederlands.
Daarna volgt een Duitse weergave.
9 Het gebruik van bleiben in de betekenis doorgaan kent het Duits niet. Het Nederlands wel.
Vergelijk ook het Engelse to keep.
De eerste oefening is bedoeld om alternatieven te vinden voor doorgaan in het Nederlands.
Daarna volgt een Duitse weergave
13 Telefoongesprekken als hieronder en andere mondelinge uitingen hebben als primair doel
communicatie. Daarom is een correct en afwisselend idioom hier van groot belang.
Naamvalsuitgangen zijn dat een stuk minder – ze zijn immers niet echt communicatief.
17 vraag 5: Veel leerlingen hebben een buitenlandse achtergrond – in het recente of verdere
verleden, en ze zullen daar graag iets over vertellen. Het bevordert bij de toehoorders een
bredere kijk op de wereld en op hun klasgenoten.
Het is ook een goede inhoudelijke voorbereiding op de deeltaak.
18 Dit grammaticale probleem is zo lastig omdat het Engels hier in beide gevallen het
klankverwante when gebruikt.
Tip bij 24, opgave 8: Deze vormen zijn – ook in eenvoudige taal – zeer frequent. Ze kunnen
– zonder moeilijk doen met begrippen als Konjunktiv – eenvoudig als 'idioom' worden
geleerd. Dat doen we immers ook met 'möchte'.
25 De persoonlijke voornaamwoorden zijn natuurlijk communicatief uiterst belangrijk. Een
goede beheersing ervan is dus noodzaak (al mag men bij niet correcte naamvalsvormen
ervan in spreekopdrachten mild zijn).
Endprodukt Het is aan de leraar de omvang van het project te bepalen. Die zal afhangen van
de beschikbare tijd, alsook van de motivatie van de leerlingen. Een mogelijkheid de omvang
van de opdracht te verkleinen is bijv. het project in groepjes aan elkaar laten presenteren,
i.p.v. voor de klas.
6.3
‘Ík kan’ beschrijvingen
Taak 6 Het presenteren van het huis van de toekomst (A2/B1)
Taalportfolio
Luisteren (B1)
Ik kan hoofdpunten halen uit gesprekken
tussen moedertaalgebruikers
Spreken
Je hebt verschillende interviews beluisterd
over wonen en vaderland en je hebt je eigen
ervaringen (of die van je alter ego) daarmee
vergeleken.
Je hebt een huis voor de toekomst
70 (101)
heb meegemaakt.
voorbereiden.
beschreven en je plannen verdedigd.
Met behulp van je presentatie heb je
aangegeven welke dingen in je voorstel
bijvoorbeeld met de toekomst van het wonen
te maken hebben.
hebben.
Schrijven
Je presentatie bevatte allerlei belangrijke
trefwoorden over de woonwijk waarmee je
voldoende informatie aan de toehoorders
kunt overbrengen.
Je gebruikte in de teksten een aantal
werkwoorden redelijk goed en je maakte de
vragen wat langer.
echt kunt.
6.4
Tapescripts
Aufgabe 1
Werbespots
1
Da!
Wo?
Genau da.
Wie?
Genau da kommt unser neues Sofa hin. Und da der neue Tisch, da der neue Schrank und
da der neue Fernseher.
Und das neue Hundekörbchen?
Neben das neue Katzenkörbchen.
71 (101)
Wenn Ihre Möbel noch im Schaufenster stehen, richten Sie sich am besten mit dem
persönlichen Kredit von der Deutschen Bank ein. Laufzeiten bis zu zweiundsiebzig Monaten
halten die Raten niedrig, und als Barzahler bekommen Sie oft noch einen Preisnachlass.
Reden wir darüber! Deutsche Bank.
2
Wissen Sie, warum ein Salatkopf im Frische-Kühlschrank von Bosch deutlich frischer bleibt
als in herkömmlichen? Frischer Salat Ganz einfach, er fühlt sich dort wohl. Denn da findet er
höhere Luftfeuchtigkeit und erfrischend kühle null Grad vor, staft der üblichen fünf bis acht.
Frischer Salat Kein Wunder, dass er in der Bosch-Frisch-Lagerzone marktfrisch und voller
Vitamine bleibt. Frischer Salat. Und was dem Salat gut tut, ist natürlich auch ideal für Obst,
Wurst, Fisch, Quark’ Kräuter –
Frische-Kühlschränke von Bosch, da bin ich gut beraten.
3
Tschuldigung, können Sie mir den Begriff Ordnungsstrafe erklären?
Ja, das ist meine Frau. Den ganzen Tag räumt sie hinter mir her. Da darf nichts
rumliegen. Noch nicht mal ich.
Ach was. Machen Sie mal was anders. Bei IKEA gibt’s jetzt viele
Aufbewahrungsideen die zu Hause Ordnung schaffen, wie z.B. das Billy-Regal.
IKEA: Entdecke die Möglichkeiten.
4
IKEA hat viele Neuigkeiten ganz frisch ausgepackt: Schränke, Kissen, Lampen und vieles
mehr. Hör mal, wie frisch die neuen Sachen sind. Hören ist gut, Gucken ist besser. Viele
Neuigkeiten jetzt bei IKEA.
Aufgabe 12
Worüber schreibst du in deinem Weblog?
Dein Schlafzimmer ist oben vorn, stimmt's?
Wo steht der Papierkorb?
Hängt auch nicht irgendwo ein Sportposter?
Hast du auch ein Bücherregal?
Wie groß ist dein Arbeitszimmer eigentlich?
Unsere Zimmer sind also gleich groß?
Das handelt diesmal von meinem Zimmer.
Ja, und das Wohnzimmer ist unten hinten.
Neben meinem Schreibtisch.
Ja, das hängt über meiner Schlafcouch.
Klar, zwischen der Tür und dem Fenster.
Sagen wir, genauso groß wie deines.
Ja, fast genau. Nur, meines ist heller.
Willst du bald umziehen?
Hast du die Wohnung gekauft?
Und wie gefällt dir das selbständige
Wohnen?
Ich bin vor kurzem schon umgezogen!
Nein, es ist eine Mietwohnung in einem Hochhaus.
Wohnst du nicht auf dem Lande?
Wenn ich du wäre, würde ich in die Stadt
ziehen.
Dafür aber bist du viel freier.
Ja, aber was würdest du mir raten?
Gut! Es hat mehr Vorteile als Nachteile.
Ich denke, dann vermisse ich die Gemütlichkeit.
Das stimmt, da hast du Recht!
Aufgabe 15
Landeier in der Großstadt
Fragment 1
In einer richtig großen Stadt wie etwa Berlin oder München lebt man schnell und oft gehetzt.
Immer und überall ist was los. Das kann für einen, der das nicht gewohnt ist, ziemlich
72 (101)
aufregend sein. Vor allem für junge Frauen aus einer ländlichen Umgebung - aus einem Dorf
auf dem Land. Solche jungen Frauen werden im Volksmund ‘Landeier’ genannt.
Fragment 2
Lee Ann ist 20 Jahre alt, und kam vor einem Jahr mit ein paar Koffern nach Berlin. ‘Meine
Eltern wohnen in einem kleinen Dorf bei Lübeck. Der letzte Bus fährt um halb sieben’, sagt
Lee Ann. ‘Dort war der Hund begraben!’ Sie wollte unbedingt in die Großstadt, obwohl sie
dort niemanden kannte. ‘Außer ein paar Leuten, die ich durch das Internet kennen gelernt
habe.’ So fand sie auch ihre erste Unterkunft.
Fragment 3
‘In der ersten Woche war es richtig schlimm’, erinnert sich Lee Ann, ‘da wollte ich eigentlich
gleich wieder weg, nur zurück.’ Sie fand die Atmosphäre in der Großstadt kalt. Sie suchte
einen Ausbildungsplatz, aber den fand sie erst nach langer Suche. Mittlerweile hat die junge
Frau eine eigene Wohnung gefunden. Nur ihre Katze wohnt bei ihr. Ihr Eindruck von den
Großstadtmenschen ist auch besser geworden. Die Berliner sind total freundlich, findet sie.
Nur die Jungs, ‘da habe ich eher schlechte Erfahrungen gemacht’, sagt Lee Ann. ‘Man lernt
sich schnell kennen, aber wird genauso schnell wieder vergessen.’
Fragment 4
Daniela ist 20 Jahre alt, und hat ihre Kindheit in einem Dorf mit 300 Einwohnern in SachsenAnhalt verbracht. Dort ging sie zur Schule, dort machte sie eine Lehre zur Bankangestellten.
Doch immer mehr junge Leute zogen weg. Nach und nach verließen die meisten ihrer
Freunde das Dorf. Dann machte ihr Freund mit ihr Schluss. Da begann auch Daniela darüber
nachzudenken, wegzugehen. ‘Wenn ich es jetzt nicht mache, werde ich hier auf dem Dorf
alt’, dachte sie. Ein Vetter wohnte in Berlin, und sie kannte die Stadt von Besuchen.
Fragment 5
Daniela wollte also weg aus dem Dorf und nach Berlin. Sie überredete ihre Freundin Mandy
mitzukommen. Die beiden mieteten sich zusammen eine Wohnung. Daniela fand einen Job
bei der Dresdner Bank; Mandy arbeitete als Krankenschwester in einer großen Klinik. ‘Sie
war ziemlich frustriert in der ersten Zeit. Sie lernte überhaupt niemanden kennen.’ Daniela
dagegen genoss das Leben in der Großstadt. ‘Im Dorf ging man nur einmal pro Woche aus’,
sagt Daniela, ‘in der Stadt kann man fast jeden Tag irgendwo auf Partys oder in Bars gehen.’
Das Schönste an der Großstadt ist für Daniela ihr neuer Freund: Alexander, ein echter
Berliner.
Fragment 6
Vera ist 18 Jahre alt, und wohnte in einem kleinen Dorf in Mittelhessen. Für sie stand gleich
nach der Schule fest: auf dem Dorf hält mich nichts mehr! Eine Klassenfahrt nach Berlin
hatte ihr richtig imponiert. ‘Allein die Auswahl der Theater und Kinos in Berlin! Da gibt’s so
unvorstellbar viel, da weiß man gar nicht, wo man zuerst hingehen soll’, sagt Vera. Auch die
krass gestylten Menschen in der U-Bahn haben Eindruck auf sie gemacht. Als Vera ankam,
blieb sie zunächst mal bei ihrem Großvater. Der wohnt allein in einer 3-Zimmer-Wohnung in
Berlin-Mitte und hatte angeboten, dass sie zu ihm kommen konnte. ‘Sonst kannte ich ja
niemanden. Ganz allein wollte ich am Anfang doch nicht sein’, sagt Vera. Das Hochhaus mit
den zwölf Etagen kam Vera riesig vor. Dass die Nachbarn nicht mal grüßen, erstaunte sie.
So was gibt’s nicht auf dem Dorf.
Fragment 7
Jugendliche im gleichen Alter kennen zu lernen, war gar nicht so einfach. An der
Berufsfachschule waren noch Ferien. Aber jeden Abend mit dem Opa vor dem Fernseher
sitzen - das wollte Vera auch nicht. In den ersten Wochen fühlte Vera öfters ein Ziehen in der
Magengegend. Die Menschenmassen in der U-Bahn und auf den Straßen fand sie
abstoßend. All diese gestressten Leute! Jeder schien irgendwelchen dringenden Terminen
73 (101)
hinterher zu hetzen. ‘Echte Freunde kann man in der Stadt nicht finden’, das steht für Vera
fest. Sie spielt mit dem Gedanken, ‘aufs Land’ zurückzukehren.
Aufgabe 16
Heimat, das ist für mich …
1
Heimat das ist für mich, da wo ich geboren bin, wo meine Familie lebt, einfach da wo ich
mich am wohlsten fühle auf der ganzen Welt.
2
…ein Ort der Geborgenheit, da wo man zu Hause is’.
3
Das finde ich, ist die deutsche Kultur, das sind für mich die Menschen, wie sie so sind.
4
Heimat ist für mich einfach da, wo ich mich wohl fühle.
5
Zur Heimat jehört auf jeden Fall de heimische Sprache, (de vertraute rheinische Tonfall). Dat
würd’ ich vermissen, wenn ich nit zu Hause bin.
6
Heimat ist für mich das, wo ich groß geworden bin und ich fühl mich hier eben wohl und
möchte hier auch nicht wegziehen.
7
Mine Hemat is dao wo ick geboren sie, wo ick grot geworden bin und wo ick nu old geworden
bin.
8
Ja, Heimat ist für mich da wo man sich wohlfühlt, wo man viele Erinnerungen mit verbindet.
9
Wo ich wohne, ne, zu Hause, dat is für mich da wo es die typischen Sachen zu essen gibt,
die typisch für hier sind, zum Beispiel im Ruhrgebiet Currywurst und so. Wo bei mir ne
Trinkhalle in der Gegend ist, dat ist für mich Heimat. Wenn et dat net gibt, find ich et nich so
klasse, woll.
10
Wenn ich im Ausland bin, und man braucht nicht mal so weit weg zu sein, und ich seh dann,
sag ich mal, dort ’n Nummernschild von zuhause und dann eh … bekommt man doch so …
so’n Heimweh.
Aufgabe 20
Wie heißt du?
Und wo wohnst du?
Wie sieht es da aus?
Gefällt es dir da?
Also, ich werde mich mal vorstellen …
Meine Heimat ist das Ruhrgebiet.
Städtisch und grün zugleich.
Ja, wenn ich da bin, fühle ich mich wohl.
74 (101)
Hast du da immer gewohnt?
Bist du dort geboren?
Wo denn in der Türkei?
Wo fühlst du dich am besten? In Deutschland
oder in der Türkei?
Wie sieht Kurdistan aus?
Und wie leben die Menschen?
Und deine Eltern?
Als ich Kind war, wohnte ich in Dresden.
Nein, geboren bin ich damals in der Türkei.
Im Osten, In Kurdistan, wir sind Kurden.
Ich fühle mich in beiden Ländern heimisch.
Es gibt viel Natur: Berge, Wälder, Weiden.
Das Wichtigste ist die Familie.
Sie sehnen sich noch immer nach der
Heimat.
Aufgabe 29
Was habt ihr diesmal vor?
Was ist euer Thema?
Ich verstehe nicht gut, was du
meinst.
Wird das alles nicht zu teuer?
Ist das alles nicht zu fantastisch?
Habt ihr mit allem gerechnet?
Das lässt sich doch nicht machen
…
Das Projekt kann kein Erfolg
werden.
Gibt es noch Fragen?
Noch eine Schlussbemerkung?
Wir werden / möchten euch etwas über unser Projekt erzählen.
Unser Vortrag handelt von einer Wohnsiedlung.
Ich werde ein Beispiel geben.
So etwas kann man nie ganz vorhersagen.
Was soll man dazu sagen?
Ich hoffe, wir haben nichts übersehen.
Doch, wenn man die Sache richtig plant.
Das sehe ich anders. / Darüber denke ich anders.
Ja, ich möchte noch eines wissen: wie viel kostet das alles?
Ja. Ich danke euch für eure Aufmerksamkeit.
Extra Hörtexte Taak 6
Text 1
Fragment 1
A:
Wohnst du gern in Bonn?
B:
Ja. Ich könnte mir nicht vorstellen, in einer sehr großen Stadt wie London zu wohnen.
Wo eigentlich viel zu viel Aktion ist. Bonn, Köln, Düsseldorf - das geht noch so. Es
müsste schon eine Stadt sein, wo mehr Leute da sind und man mehr Möglichkeiten
hat. Bonn ist da fast schon zu klein, aber schon auch noch in Ordnung.
A:
B:
Du würdest dich also in einer Kleinstadt nicht so wohlfühlen?
Ich habe mal in Bad Dürheim gewohnt. Das war eine ganz kleine Stadt. Man hatte
alle Vor- und Nachteile. Auf der einen Seite war es da sehr gemütlich, ein See vor der
Tür. Man konnte Schlittschuh fahren im Winter. Dafür konnte man nachts überhaupt
nicht in die Stadt. Da kam man überhaupt nicht mehr weg. Ich könnte mir gar nicht
vorstellen, jetzt da noch zu wohnen.
A:
B:
Und auf dem Land?
Das kann ich mir nicht vorstellen. Schön aber nicht für mich. Auf dem Dorf kennt
jeder jeden und es gibt ziemlich viel Lästerei und so. Man ist da auch an Züge und
Busse gebunden, die dann in die nächstgrößere Stadt gehen, wenn man mal zum
Einkaufen gehen will oder ins Kino. Also ich finde es schon schön, in der Stadt zu
wohnen. Da hat man ziemlich viele Möglichkeiten, auch was später das Studieren
betrifft. Dann muss man nicht so weit weg von den Eltern.
75 (101)
A:
B:
Welcher Haustyp würde dir am besten gefallen?
Ich fände es sehr schön, in einem Altstadthaus zu wohnen. In diesen alten Häusern
mit den hohen Dächern. Das finde ich voll schön. Für mich ist halt auch was
Optisches schön. Ich habe auch ein Dachzimmer, da geht die Wand auf einer Seite
so vier Meter hoch. So hohe Decken finde ich sehr schön. Deshalb mag ich diese
Altbausachen. Das ist immer so ein Wunsch von mir: wenn ich bald ausziehe, dass
ich dann auf jeden Fall in so ein Zimmer umziehen möchte.
A:
B:
Was sagst du zu einer Wohnsiedlung? Oder zu einem Hochhaus?
Finde ich nicht so schön. Da möchte ich nicht wohnen. Weil halt dann alle Häuser
wirklich gleich aussehen. Bei meinen Nachbarn würde ich mich genauso auskennen,
weil die Wohnung bei denen genauso geschnitten ist wie meine. Es muss schon
etwas individueller sein. Das finde ich auch an diesen alten Häusern so schön, weil
die so einzigartig sind. Finde ich schöner.
Fragment 2:
A:
Du wohnst am Rande einer Kleinstadt. Gefällt dir das?
B
Ja, ich wohne gern da. Es ist einfach ein schönes Wohnen. Schon cool. Okay, man
muss ein Auto haben, dann ist das einfach optimal. In den Jahren von 14 bis 18 ist
man allerdings aufgeschmissen, das ist scheiße. Du hängst da und kannst schlecht
weg. Man ist total eingeschränkt und hat keine besonderen Möglichkeiten. Als kleines
Kind ist es da auch optimal. Ab 18 auch wieder, wenn man ein Auto hat. Weil man da
mobil ist. Wenn man klein ist, juckt es einen nicht. Weil man da nicht weggeht.
A:
Und die Stadt?
B:
Gut, ich finde Aalen einfach eine schöne Stadt. Es ist nicht so eine riesige Stadt, es
ist überschaubar. Aber man ist in einer Stunde in Stuttgart drin. Man ist nicht total am
Arsch der Welt. Eine überschaubare Stadt, schön, es geht auch was, man muss nicht
unbedingt weggefahren sein, es ist auch schön, in Aalen mal wegzugehen. Und man
ist sofort irgendwo anders. Es sind keine großen Wege, in die nächste Großstadt zu
kommen.
A:
Und später?
B:
Gut, ich überlege: München, das ist eine hammergeile Stadt. Eine wunderschöne
Stadt. Und da, etwas außerhalb vielleicht - das könnte ich mir auch vorstellen. Ja,
Stadtleben ist auch geil. Mitten in der Stadt, eine kleine Wohnung, aus der man was
gemacht hat, die nicht unbedingt an der Hauptverkehrsstraße ist, dann ist das auch
gut.
A:
Welcher Wohntyp spricht dich besonders an? Ein Einfamilienhaus?
B:
Ein Einfamilienhaus ist immer noch das Schönste. Weil man da eben auch seine
Ruhe hat. Oder so ein Mittelding zwischen Einfamilienhaus und
Mehrparteienwohnung. Wenn man das nötige Kleingeld hat, ist ein Einfamilienhaus
schon am besten. Ich würde gar nicht so gern im Zentrum einer Stadt wohnen. Das
wäre mir zu viel Trubel, glaube ich. Ein Einfamilienhaus ist einfach ein schönes
Wohnen. Man hat seine Ruhe.
A:
Und eine Wohnung im Hochhaus?
76 (101)
B:
Nein, das muss nicht sein. Das finde ich nicht so gut. Man kann sich's natürlich nicht
immer so aussuchen. Wenn ich jetzt studieren gehe, und ich würde eine Wohnung in
einem Hochhaus kriegen, die billig ist und gut, die würde ich auch nehmen. Klar. Aber
das ist nicht mein Ideal. Da sage ich nicht: so möchte ich in Zukunft leben......
77 (101)
Taak 7 Handel und Hanse
7.1
Werkplanner
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1 t/m 2
B 5 t/m 7
Leren Lernliste A
B 11, 10
Leren Lernliste B
Leren Grammatik B
C 13, 14
Leren Lernliste C
Meer oefenen in ict
D 18
B 3 t/m 4
6
D 21 t/m 23
Leren Lernliste D Leren
Grammatik D
Zum Schluss
taken verdelen Endprodukt
7
8
Werken aan Endprodukt
Toets voorbereiden
eindtoets
2
3
4
5
B 8 t/m 9
B 12
C 15 t/m 17
D 19, 20
Les Datum
Voor de les
In de les
1
A 1, 2
2
B 3,4
Leren Lernliste A
B7
Leren Lernliste B
Leren Grammatik B
B 11
B 5, 6
3
4
5
B 8 t/m 10
B 12
9
C 13
Leren Lernliste C
D 15, 16
Meer oefenen in ict
D 18
Leren Lernliste D
D 21, 22
Meer oefenen in ict
Leren Grammatik D
10
Endprodukt
zum Schluss, taken verdelen
Endprodukt
Endprodukt
11
Endprodukt
12
Voorbereiden eindtoets
eindtoets
6
7
8
C 14
D 17
D 19, 20
D 23, 24
78 (101)
7.2
Didactische tips
1 en 2 Doel is de leerlingen bekend te maken met de naam Hanze in verschillende contexten
zoals autokenteken, bedrijven, wijken enzovoort.
3 Met name leerlingen van de havo hebben in hun latere beroepsleven als ze voor de handel
kiezen met Duitse zakenrelaties te doen. Met de Hanze leren ze een handelsverbond
kennen dat een stempel op de huidige handelsstructuren gedrukt heeft en zeker een
voorbeeldkarakter voor de huidige Europese Unie heeft.
8 De vormen van de verleden tijd met name van samengestelde werkwoorden blijven lastig.
Toch ondersteunt de kennis hiervan in hoge mate de leesvaardigheid en de communicatie.
Daarom is deze oefening ook hier weer opgenomen. Het is zeker aan te bevelen om verder
met de i-clips te oefenen.
12 Met de deelopdracht B wordt het reflecterende vermogen van de leerling geprikkeld.
Leerlingen zijn vaak geneigd dit soort opdrachten te makkelijk uit te voeren. Een goede
begeleiding tijdens het uitvoeren is daarom belangrijk.
14 Rügen komt ieder jaar met een nieuwe reeks toneelspelen over de vrijbuiters. De extra
luistertekst in I-clips gaat ook daarover.
Er kan hier een link naar de “Bonte Koe” gelegd worden.
17 Deelopdracht C is goed te organiseren. Het gesprekje kan opgenomen worden en op
inhoud en vorm geëvalueerd worden. Of door de docent, of door de docent en door de
medeleerlingen.
18 U kunt uw leerlingen bijvoorbeeld op het internet een speurtocht laten uitvoeren naar de
beroemde brief van Zwolle.
21 Een zoektocht op internet brengt nog vele andere voorbeelden van Europeers. De teksten
zijn eenvoudig te lezen aangezien zij vaak door niet- Duitstaligen zijn geschreven. Wel
opletten: spelling en grammatica zijn vaak niet correct.
23 Rostock is zeer aktief op het gebied van uitwisseling, dus het is de moeite waard om te
proberen of deze eindopdracht reëel uitgevoerd worden kan.
Eindopdracht: Soms vinden leerlingen van deze leeftijd het nog leuk om gewoon weer met
schaar en lijm iets moois in elkaar te zetten. Een meer eigentijdse mogelijkheid is
gebruikmaken van Powerpoint.
De invulling ligt volledig bij de inschatting van de docent of en de wensen van de leerlingen.
79 (101)
7.3
Taak 7 Het maken van een wervende poster (A2/B1)
Taalportfolio
Wat deed je in de taak/ eindopdracht?
Lezen
Om je poster voor te bereiden heb je uit
verschillende bronnen informatie gehaald.
Ik kan in langere teksten informatie
opzoeken en uit verschillende teksten
informatie verzamelen (bijvoorbeeld ten
behoeve van een project)
Spreken
heb meegemaakt.
Je hebt een programma voorgesteld en je
plannen verdedigd.
voorbereiden.
Met behulp van je poster aangeven waarom
iedereen absoluut naar de Hanzedag moet.
hebben.
Schrijven
Je poster bevatte allerlei belangrijke zaken
over het programma van de Hanzedag
waaruit bleek dat het belangrijk om er naar
toe te gaan.
echt kunt.
80 (101)
7.4
Tapescripts
Taak 7 Hanse und Handel
Aufgabe 11
HB: was bedeutet dieses Autokennzeichen?
Nenne mindestens fünf Länder, in denen
Städte liegen, die zur Hanse gehörten.
Wie nennt man die Versammlung der
Hanse?
Was wurde von Nowgorod nach Brügge
gebracht?
Nenne ein paar Rohstoffe, mit denen
gehandelt wurde.
Was wurde im Kontor in Bergen gehandelt?
Wie war das Leben im Kontor Bergen?
Nenne die Hauptstadt der Hanse.
Warum ging die Hanse unter?
Nenne ein paar Produkte aus dem
Mittelmeerraum.
Das Auto kommt aus der Hansestadt
Bremen.
Deutschland, Dänemark, Polen, Norwegen,
die Niederlande....
Die Versammlung der Hanse nennt man
Hansetag.
Pelze wurden nach Brügge gebracht.
Zum Beispiel Getreide und Holz.
In Bergen wurde mit Stockfisch und Hering
gehandelt.
Das Leben war langweilig.
Die Hauptstadt der Hanse war Lübeck.
Weil der Atlantikhandel aufkam.
Das sind unter anderem Feigen, Rosinen...
Aufgabe 15
Ich bin Anneke und möchte zu den
Festspielen. Gibt es noch Karten?
Wir wollen zu einem günstigen Preis buchen.
Noch gibt es Karten. Aber Sie sollten
frühzeitig reservieren..
Da haben wir ein Angebot für Schulklassen.
Welche Unterkunftsmöglichkeiten gibt es auf
Rügen?
Wir kommen vom 23. bis 26. Mai.
Was kann man alles auf Rügen tun?
Was kann man besichtigen?
Einfamilienhäuser, Hotels, Pensionen und 15
Zeltplätze.
Ja, das geht. Also drei Übernachtungen.
Man kann viele Gewerbe besichtigen
Es gibt zwei Museen und viele Kirchen und
Schlösser.
Die sind erst nach den Festspielen.
Das ist erst ab nächsten Monat möglich
Dann müssen sie so früh wie möglich
anrufen.
Wann finden die Adlervorstellungen statt?
Kann ich dafür schon Karten reservieren?
Wenn möglich möchten wir nebeneinander
sitzen.
Stimmt es, dass Störtebeker in Ruschwitz
geboren ist?
Sind die Festspiele schnell ausgebucht?
Das weiβ niemand so genau. Aber es könnte
so gewesen sein.
Ja, Sie sollten schnell buchen. Dann haben
Sie Ihre Plätze sicher.
Aufgabe 19
Inge: Guten Morgen, sind Sie Frau Storm?
Storm: Ja, was kann ich für dich tun?
Inge: Ich bin Inge Nijhoff aus Amsterdam und ich interessiere mich für die Hanse.
81 (101)
Storm: Ach ja, aus Amsterdam.......du hast uns ja angerufen. Komm bitte weiter. Setz dich
bitte. Das ist ja toll! Und wie bist du auf Osnabrück gekommen?
Inge: Wir hatten in der Schule ein Hanseprojekt und da bin ich im Internet auf ihren Link
gestoβen. Vielleicht können Sie mir ja ein paar Fragen beantworten.
Storm: Aber gerne.
Inge: Warum finden hier in Osnabrück Hansetage statt?
Storm Für uns hier in Osnabrück ist die Hansetradition lebendig geblieben und wegweisend
für die Zukunft.
Inge: Was genau ist denn die Hansetradition?
Storm Vor allem natürlich der Erhalt von Werten wie: Risikobereitschaft, Partnerschaft,
Zuverlässigkeit und Optimismus
Inge: Ach, Ich dachte immer, dass Hanse vor allem was mit Schiffen genauer gesagt mit
Koggen zu tun hat.
Storm: Natürlich ging und geht es in erster Linie um Wirtschaftsverbindungen. Trotzdem
kann man sagen, dass heute die Pflege politischer, sozialer und kultureller Kontakte
immer wichtiger wird.
Inge: Finden die Hansetage eigentlich jedes Jahr in Osnabrück statt?
Storm: Die Hansetage finden zwar jedes Jahr statt, aber immer in einer anderen Hansestadt.
Nächstes Jahr zum Beispiel steigt das Fest in Bremen.
Inge: In Bremen? Das ist ja hier ganz in der Nähe. Sind die Hansetage immer in
Deutschland?
Storm: Nein. Der erste neue Hansetag fand 1980 in Zwolle statt.
Inge: Wieso neuer Hansetag?
Storm: Die alte Hanse ist ja schon im 16. Jahrhundert zerbrochen. Die neue Hanse wurde
fast 400 Jahre später in Zwolle auf dem besagten ersten neuen Hansetag
neugegründet.
Inge: Dann gibt es also zwei Hansen?
Storm: Nein, sogar drei. Denn es gibt auch noch die Youth Hanse. Das ist die
internationale Jugendorganisation der Hanse.
Inge: Kann ich da als Niederländerin auch Mitglied werden.
Storm Natürlich. Wenn du in einer niederländischen Hansestadt lebst. Aber das gilt leider
nicht für dich, denn du kommst ja aus Amsterdam und das hat noch nie zur Hanse
gehört.
Inge: Ach... das ist aber schade.
Storm: Sei nicht traurig, lauf lieber ein Stückchen mit mir durch die Stadt, dann zeige ich dir
ein Paar Sachen, die sich lohnen.
Inge: Aber gerne..
Storm: Hier fängt schon der historische Markt an. Siehst du da die Gaukler und Musikanten?
Inge: Das sieht ja aus wie im Mittelalter.
Storm: So soll’s ja auch sein.
Inge: Mhm Was riecht das hier lecker.
Storm: Schau mal da vorn, das sind die Spanferkel, die hat schon mein Uropa Theo so
gerne gegessen. Und hier rechts, die Töpfer und Kerzenzieher, die arbeiten wie vor
500 Jahren.
Inge: Das kenne ich aus dem Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.
Inge: Können Sie mir hier noch einige andere Attraktionen empfehlen?
Storm: Da gibt es zunächst einmal den historischen Markt. Auf dem Historischen
Hansemarkt präsentieren verschiedene Handwerker ihre Produkte und lassen sich
auch bei deren Herstellung über die Schulter schauen. Schmiede, Lederer, Gerber,
Tischler, Töpfer, Kerzenzieher und viele mehr zeigen ihre Kunstfertigkeit und bieten
ihre Ware feil. Für Jung und Alt gibt es zahlreiche Aktionen zum Mitmachen mit
Musikbegleitung, Akrobatik, Theater und anderes mehr. Wenn du magst, kannst du
dich von dem Marktvogt durch die Vielfalt der Tagesprogramme begleiten lassen.
Inge: Das klingt einladend. Nun bin ich auf die weiteren Attraktionen neugierig.
82 (101)
Storm: Ja, dann sollte man sich doch unbedingt den Hansemarkt ansehen. Vor der Kulisse
des romanischen Doms werden sich beim Hansemarkt mehr als 100 Städte aus den
17 Ländern der Hanse mit Informationen, aber auch handwerklichen Produkten und
regionalen kulinarischen Leckerbissen präsentieren. Vom Apfelsaft aus dem Alten
Land bis zur holländischen Senfspezialität aus Zwolle werden an den Holzständen
viele lokale Spezialitäten dargeboten. Bunte Musik- und Kulturgruppen aus den
Hansestädten runden das Geschehen ab.
Inge: Eine letzte Frage noch, Frau Storm, dürfen Sie mir auch schon etwas über das
Programm für die Mitglieder der Youth Hanse verraten?
Storm: Die Jugend Hanse trifft sich an Donnerstag, den 15. Juni um 10. 00 Uhr im Haus der
Jugend. Auf ihrem Programm steht die Wanderausstellung "Inspired by Youth".
Abends nimmt sie an der Eröffnung durch Oberbürgermeister Fip auf dem Marktplatz
teil. Am Freitag wird über die Themen Internationales Studium und Ausbildung
diskutiert. Von 18.00 Uhr an geht’s dann zur Kulturnacht. Am Samstag wird auf jeden
Fall ein Rundflug über Osnabrück organisiert. Und Abends , ja da startet die
Hanseparty.Am Sonntag wird die Friedensbotschaft zum Thema Armut und Reichtum
in Europa übergeben .
Storm: Leider habe ich jetzt nicht mehr viel Zeit. Aber ich will dir doch eben noch das Haus
der Jugend zeigen, wo sich morgen die Youth Hanse trifft.
Inge: Das ist aber nett, da werde ich morgen bestimmt vorbeischauen. Vielen Dank für
alles.
Storm: Gern geschehen Inge Viel Spaβ und komm gut wieder nach Hause.
7.6
In deze webquest ontwikkelen leerlingen in tweetallen een Hanzerally. U kunt overwegen om
contact te zoeken met het comité dat de volgende Hanzedag organiseert.
1.
•
•
•
•
•
•
•
•
Algemene doelen:
Samenwerken
Beslissingen nemen
(zelf-) reflectie
2.
Leesvaardigheid
Subdomein: Taalvaardigheden
• Informatie geven en informatie vragen
83 (101)
Schrijfvaardigheid
• Een mening geven
• Gevoelens, belangstelling en voorkeur aangeven
tekstverwerking.
Leerzaamheid
we vaststellen:
de doeltaal.
vormaspecten bevorderen.
Randvoorwaarden
Voor het uitvoeren van deze webquest met een klas of groep leerlingen moeten de leerlingen
de beschikking hebben over:
Regie
Duur
De leerlingen hebben minimaal 3 lesuren nodig om deze webquest af te ronden.
Daarnaast zal er ook zo’n vier uur huiswerk aan vast zitten. U zult zelf moeten bepalen of de
gewensts kwaliteit van het eindproduct en of u deze quest voor havo- of vwo- leerlingen
inzet.
Werkvolgorde
De leerlingen werken in tweetallen. Door het volgen van de verschillende stappen, werken ze
naar het eindproduct, de presentatie, toe.
Beoordeling
84 (101)
de leerlingen gescoord moet worden (maximaal 20 punten).
1
2
vocabulaireschema minimaal
folder
Niet alle
onderdelen
erin
verwerkt
Presentatie:
Duits
mondeling
taalgebruik
incorrect
Creativiteit
Ontbrak
Samenwerking
nauwelijks
4
uitvoerig
Alle
onderdelen
erin
verwerkt
Duits
taalgebruik
correct
uitstekend
uitstekend
3
85 (101)
Literatuur
8. 1 Toelichting en suggesties
De laatste pagina’s van elk katern zijn gereserveerd voor het onderdeel Literatur. Hierin
worden fragmenten aangeboden die een thematische relatie hebben met de taken uit het
katern. In leerjaar 4 is het belangrijkste doel om de leerlingen kennis te laten maken met de
gevarieerdheid van de Duitse literatuur. Bij de fragmenten maken de leerlingen opdrachten
waarbij de leesbeleving centraal staat.
Staan in leerjaar 4 havo en vwo en leerjaar 5 havo leesbeleving en leessmaak centraal, in
leerjaar 5 en 6 vwo komen daar nog twee inhoudelijk elementen bij, namelijk
literatuurgeschiedenis en literaire begrippen.
We volgen daarbij de eindtermen:
• HAVO en VWO-leerling moet beargumenteerd verslag doen van zijn leeservaringen
met ten minste 3 literaire werken.
• VWO-leerling kan literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden en literaire
begrippen hanteren in de interpretatie van literaire teksten.
• VWO-leerling kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de Duitse
literatuurgeschiedenis en de gelezen teksten plaatsen in historisch perspectief.
In leerjaar 5 wordt dan ook een lijst met mogelijke literaire werken aangeboden die geschikt
zijn voor de leerlingen van respectievelijk 5 havo en 5 vwo.
Keuze fragmenten
In de havo-katernen is de keuze van de tekstfragmenten in eerste instantie gericht op de
ontwikkeling van leeservaring. Er wordt een inhoudelijk afwisselend spectrum geboden van
realistisch geschreven teksten die bij de leefwereld van de leerlingen aansluiten. In alle vier
katernen gaat het om twee tot vier teksten (tekstfragmenten), waarvan telkens één uit een
recente jeugdroman afkomstig is. De bijbehorende vragen en opdrachten gaan in eerste
instantie ook over de ontwikkeling van leeservaring en in tweede instantie over de controle
van tekstbegrip. De antwoorden worden in het Duits verwacht, tenzij een vraag erop is
gericht de persoonlijke ervaring en mening van de leerling over een complexe thematiek te
formuleren en te discussiëren. Dan wordt ook expliciet vermeld dat de leerlingen in het
Nederlands kunnen antwoorden.
I-clips
In i-clips worden ook extra literaire fragmenten aangeboden.
Bij het begin van het schooljaar 2007 – 2008 beperkt zich dat in de meeste gevallen tot één
ingesproken fragment per katern, met een paar vragen gericht op leesbeleving.
Eind 2007 wordt het aantal fragmenten uitgebreid tot minimaal 2.
De dvd’s die in de volgende tips genoemd worden zijn niet onderdeel van het materiaal van
Neue Kontakte.
Aanvullende suggesties bij de thema’s van de katernen
4 havo katern 1
De eerste tekst speelt niet in Bremen (de themastad van het katern) maar in Wenen. Maar
ook hier gaat het om een alledaagse situatie in een grote stad waarin gesproken taal een rol
speelt : een leerling zit in een tram en zoekt contact met een meisje dat hij leuk vindt. Na de
behandeling van de tekst en de opgaven zou je als toetje aan het eind van een lesuur
86 (101)
telkens met een gedeelte van de klas een tram-situatie met tram-gesprekken in het Duits
kunnen laten simuleren.
Meer informatie over Duitse jeugdliteratuur is te vinden onder www.jugendliteratur.org en
www.zum.de/Faecher/D/BW/gym/KJL/Liste.shtml .
Meer informatie over Sven Regener en zijn groep Element of Crime bij de Duitse Wikipedia.
Sven Regeners roman Herr Lehmann (Berlin/Frankfurt 2001) is onder Duitse jongeren een
‘Kultbuch’ geworden. De film Herr Lehmann (2004) van Leander Hauβmann had in Duitsland
veel succes en bevat grappige scènes die ook als fragment goed als aanvullend element bij
de behandeling van deze tekst bruikbaar zijn.
De experimentele poëzie van Helmut Heiβenbüttel zal bij veel leerlingen op het eerste
ogenblik onbegrip oproepen en tot oordelen zoals ’dat snap ik niet’ en ’waardeloos!’ kunnen
leiden. Het is aan te bevelen om dit gedicht in te leiden: taal in het alledaagse leven is vaak
vaak niet zo keurige als de zinnen die op papier gedrukt staan. Bij een gesprek op straat
spelen altijd storende geluiden en gebeurtenissen een rol, waardoor de normale voortgang
van het gesprek onderbroken kan worden. Daarom is bij de opdracht ervoor gekozen dat dit
gedicht een gesprek met een mobieltje op straat zou kunnen voorstellen.
4 havo katern 2
Als er tijd voor is kan de behandeling van de eerste twee teksten ingekaderd worden in een
eigen slam poetry project van de klas. Dit zou kunnen bestaan uit
a. meer informatie en voorbeelden over de Duitstalige slam-wereld en
b. de productie van eigen Duitstalige slam-teksten.
De zelfgemaakte teksten kunnen in een live performance of als video clips gepresenteerd
worden
Op de website www.slam2006.de is meer informatie over Duitstalige slam poetry te vinden.
Voor de telkens actuele Wettbewerb vervang je gewoon het jaargetal met 2007, 2008 etc.
Namen van bekende Duitstalige Slammers zijn: Bas Boettcher, Fiva MC, Sebastian Krämer,
Volker Strübing en Gabriel Vetter. Op de websites van de slam-poëten zijn veel voorbeelden
in MP3-formaat vrij toegankelijk; bijzonder aanbevolen: Wazlav der Hamster van Gabriel
Vetter. Verder is er een dvd met voorbeelden van video-clips van duitstalige slam poetry:
Wolf Hogekamp/Bas Böttcher, Poetry Clips vol. 1.
Er bestaan plannen om van het boek Hip und Hop und Trauermarsch van Jaromir Konecny
een film te maken.
De derde tekst van Tamara Bach begint met een vraaglijst: naam, adres etc. Als aanvullende
opdracht zou je in de klas in groepjes van tweeën deze lijst in het Duits kunnen laten invullen
en bespreken.
4 havo katern 3
De auteur van de eerste tekst, Zoran Drvenkar, heeft sinds 2000 binnen enkele jaren
ongelooflijk veel literaire prijzen gewonnen. Hij verwerkt zijn jeugd- en kinderromans ook in
toneelstukken en films. Het is de moeite waard om op zijn nieuwe boeken en activiteiten te
letten. Hij heeft trouwens na de Duitse hereniging drie jaar in Nederland gewoond. Zijn
roman Cengiz & Locke (2002) is een zeer succesvolle Jugendkrimi over allochtone
jeugdbendes in Berlijn. Drvenkar en zijn boeken zijn ideaal voor een groter project over de
situatie van allochtone jongeren in Duitsland.
De auteur van de tweede tekst, Doris Dörrie, is in de eerste instantie regisseuse. Leuk zijn bij
voorbeeld haar films Männer (1985) en Happy Birthday, Türke! (1992), de verfilming van de
Duitse Krimi met dezelfde titel van Jacob Arjouni. De verhalen van Doris Dörrie zijn zeer
eigentijds en makkelijk te lezen. Ze heeft de volgende verhalenbundels gepubliceerd:
Liebe, Schmerz und das ganze verdammte Zeug (1987)
87 (101)
’Was wollen Sie von mir?’ und fünfzehn andere Geschichten (1989)
Bin ich schön? (1994)
Samsara (1996)
4 havo katern 4
De eerste tekst kan in directe context met het katern Zu Haus zuhause behandeld worden.
De woonsituatie van het meisje Lelle nodigt ertoe uit om er ook de woonsituaties van
leerlingen erbij te betrekken.
De auteur, Alexa Hennig von Lange, heeft met Relax (1997) een harde, realistische
jeugdroman geschreven. Ook haar andere jeugdromans (de ‘Lelle’-verhalen) zijn aan te
bevelen.
De auteur van de tweede tekst, Botho Strauβ, is een van de meest bekende Duitse auteurs
van de afgelopen decennia. Het grootste gedeelte van zijn werk is minder geschikt voor
gebruik in de les, maar zijn recente verhalenbundel Mikado juist wel. Het hier gekozen
verhaal heeft een mysterieuze of mystieke component, die irriterend overkomt, maar een
goede aanleiding voor het gesprek in de groep is.
De auteur van de derde tekst, Wilhelm Busch, is vooral bekend vanwege zijn beeldverhalen
uit de 19de eeuw. Sommige hiervan zijn heel kort en kunnen als aanvullend element in de les
gebruikt worden. Buschs werken en de bijbehorende tekeningen zijn gratis toegankelijk via
de website http://gutenberg.spiegel.de .
88 (101)
8.2 Extra literatuur I-clips
Bij de extra literatuurfragmenten bij dit deel in de I-clips horen ook
leesverwerkingsopdrachten. Deze lenen zich niet voor directe feedback. Vandaar dat er voor
gekozen is dat leerlingen deze opdrachten in Word maken en printen of sturen naar de
docent. Alternatief is dat u de opdracht uitprint en het u leerlingen uitreikt. Vandaar dat u de
opdrachten en de aanwijzingen voor de antwoorden ook hieronder vindt.
NB - Het eerste fragment bij elk katern is ingesproken en kunnen de leerlingen dus ook
beluisteren. - Aanvulling van de fragmenten vindt plaats rond de jaarwisseling 2007/2008.
Katern 1 - Karl Valentin - Ohrfeigen
1
Welches Missverständnis führt zu diesem Gespräch auf der Straβe?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2
Kennst du aus der niederländischen Literatur oder aus dem Fernsehen ein ähnliches Komikerpaar,
das mehr oder weniger absurde Szenen aus dem Alltag spielt? Beschreibe es.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
89 (101)
Katern 2 – Katrin Bongard – Radio Gaga
Rocco hat im Radio die Stimme von Ramona gehört. Sie hat ihm so gefallen, dass er alles tut, um
Ramona kennen zu lernen. Hast du so etwas auch mal erlebt? Welche Stimme eines Schauspielers
oder einer Schauspielerin gefällt dir besonders? Warum?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
90 (101)
Katern 3 – Kurt Kusenberg – Wer ist man?
Versetze dich in die Lage von Herrn Boras. Könntest du auf einmal in einer völlig anderen Familie
leben, zum Beispiel in der Familie deines Freundes oder deiner Freundin? Was würde sich für dich
ändern? Oder bleibt alles gleich?
Min 100 - max 300 Wörter.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
91 (101)
Katern 4 – Benjamin Lebert – Crazy
1
Benjamin kommt in ein Internat und wird dort sicher zwei Jahre bleiben müssen. Kannst du beim
Lesen des Textes herausfinden, was er davon hält? Findet er das gut? Sieht er Vorteile oder
Nachteile? Begründe deine Meinung. Zitiere Sätze aus dem Text, die deine Meinung stützen.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2
Kannst du dir vorstellen, in einer Internatsschule zu wohnen und zu leben? Was sind die Vorteile und
Nachteile? Begründe deine Meinung.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
92 (101)
Antworten zu den Aufgaben
Katern 1
Text Ohrfeigen
1 Die von Karl Valentin gespielte Figur hält einen Mann, den er auf der Straβe trifft, für einen
heimlichen Verehrer seiner Frau.
2 Eigen antwoord
Katern 2
Text Radio Gaga
Eigen antwoord
Katern 3
Text: Wer ist man?
Eigen antwoord
Katern 4
Text Crazy
1 Benjamin beschreibt die Situation sehr emotionslos. Er lässt alles über sich ergehen. Sein
Hauptproblem ist das Fach Mathematik. Er erwartet, im Internat eine bessere Zensur zu
schaffen und denkt: ’Ich freue mich schon darauf.’ Das ist ironisch gemeint: Freuen tut er
sich sicher nicht.
Die ganze Situation strahlt seine Einsamkeit aus. Innerlich klammert er sich doch an seine
Eltern, die ihn gleich verlassen werden. Auch die Aussichten auf ein interessantes
Gruppenleben im Internat überzeugen ihn nicht. Die Erinnerung an seine Ferien in Tirol, wo
er sich mit seiner Schwester gezankt hat, erscheinen ihm jetzt wie ein Paradies.
2 Eigen antwoord
93 (101)
Bijlagen
1 Spreekkaarten taak 1 Gespräche auf der Straße
1 Wie sieht es aus mit dem Wetter morgen?
Das Wetter : Rol A
Situatie: Je bent op een camping in Oostenrijk. Naast je staan mensen uit Duitsland. Zij hebben een
krant waar het weer voor morgen in staat. Je wilt weten wat de verwachting is, want je wilt zondag
misschien wel een bergwandeling (Bergwanderung) maken.
Jij begint
Wat moet je doen?
- je buurman op de camping begroeten
- wachten tot hij gereageerd heeft
- zeggen waarom je hem wat wil vragen (je hebt gezien dat hij een krant heeft)
- wachten tot hij het reageert
- vragen naar de voorspelling van het weer morgen
- luisteren naar wat hij daarover zegt
- vragen of je het goed begrepen hebt door te herhalen
- wachten op reactie
- concluderen dat je wel of geen bergwandeling kunt maken
- wachten op bevestiging van je keuze
- bedanken voor de informatie
- afscheid nemen
Das Wetter: Rol B
Situatie: Je staat op een camping in Oostenrijk. Je hebt net een plaatselijke krant gekocht. Naast je
staat een Nederlander die je iets wil vragen.
Jij hoeft niet te beginnen
Wat moet je doen?
- reageren op de begroeting van je buurman
- zeggen dat dat dat klopt
- positief reageren op zijn verzoek (daarvoor moet je de bijgeleverde tekst lezen)
- zeggen wat de voorspelling voor morgen is
- reageren op zijn vraag: goed begrepen?
- wachten op de conclusie van de buurman
- zeggen dat een wandeling wel/of niet mogelijk is
- reageren op het bedankje van je buurman
- reageren op zijn afscheid nemen.
94 (101)
[info bij situatie 1]
Steiermark am Freitag, 13. April 2007
523
724
623
422
Nach Auflösung einzelner Dunstfelder scheint in der ganzen Steiermark tagsüber die Sonne vom Himmel und die
Temperaturen klettern nachmittags auf ausgesprochen frühlingshafte, teilweise sogar auf frühsommerliche Werte
bis nahe 25 Grad im Schatten an. Ein paar kleine und daher zumeist auch harmlose Quellwolken über den
Berggipfeln sollten kaum stören können.
4-Tages-Prognose
Samstag
Sonntag
Montag
Dienstag
14.April.2007
15.April.2007
16.April.2007
17.April.2007
Min: 7°C
Max: 25°C
Min: 7°C
Max: 24°C
Min: 7°C
Max: 23°C
Min: 7°C
Max: 22°C
Am Samstag hält das sehr sonnige und ausgesprochen warme Wetter an. Vereinzelt sind sogar Temperaturen
nahe 25 Grad möglich. Auch am Sonntag ändert sich am steirischen Wetter wenig und die Sonne bleibt eindeutig
Chefin am Himmel. Zu Wochenbeginn können zwar ein paar dickere Quellwolken über den Bergen entstehen, die
Sonne sollte aber weiterhin vorherrschend bleiben und vor allem an den Nachmittagen für recht hohe
Temperaturen sorgen.
Wetter für jede steirische Gemeinde
Freizeit- Bergund Bio-Wetter
Gemeinde
Bezirk
95 (101)
oder
Finde
2 Wollen wir ins Kino gehen?
Das Kino : Rol A
Situatie: Je hebt een vriend(in) uit Duitsland op bezoek. Je wilt eigenlijk wel naar de bioscoop. Nu
moet je je vriend(in) overtuigen zodat hij/zij ook wel wil. Je hebt een Nederlandse krant met een
bioscoopprogramma.
Jij begint
Wat moet je doen?
- je doet een voorstel om naar de bioscoop te gaan
- wachten tot hij gereageerd heeft
- vragen waarom hij/zij iets anders wil
- wachten tot hij reageert
- uitleggen dat in Nederland de films altijd in de originele taal worden gedraaid. En de ander verstaat
toch Engels.
- voorstel voor een film doen.
- uitleggen waarom juist deze film (bekende regisseur, goede acteurs, spannend verhaal, net nieuw
of zelf argument bedenken)
- bevestigen dat hij/zij het goed heeft begrepen.
- Zeggen hoe laat de film begint.
- Je legt uit dat jullie op de fiets gaan.
- vertel welke fiets (broer, vader, zus, moeder)
- Jij geeft aan dat je het ook leuk vindt.
Das Kino: Rol B
Situatie: Je bent bij een Nederlandse vriend(in) op bezoek. Hij/zij wil naar de bioscoop. Jij denkt dat
dat niet zo zinvol is omdat je geen Nederlands verstaat. Je vriend(in) probeert je over te halen om
toch samen naar de bioscoop te gaan
Wat moet je doen?
- reageren op het voorstel door te zeggen dat je misschien liever iets anders wilt (zelf iets bedenken)
- uitleggen dat je film wel interessant vindt maar niet in Nederland omdat je geen Nederlands
verstaat.
- positief reageren op zijn/haar uitleg. Zeggen dat je dat niet wist. In Duitsland is altijd alles in het
Duits. Vragen naar welke film hij/zij dan zou willen.
- vragen waarom deze film. Je kent hem niet.
- reageren op zijn vraag: goed begrepen?
- concluderen dat het je we leuk lijkt. Vragen hoe laat de film begint.
- vragen hoe jullie er naar toe gaan.
- vragen op welke fiets jij dan gaat.
- jouw reactie: het lijkt je leuk.
96 (101)
3 Wo treffen wir uns?
Treffpunkt : Rol A
Situatie: Je bent op bezoek bij een familie in .... Je hebt kennis gemaakt met een jongen/meisje, die
je heeft uitgenodigd om samen iets te ondernemen. Je moet alleen even precies afspreken waar je
elkaar ontmoet. Je krijgt een plattegrond en daarop kies je een plek van waar je vertrekt. Zorg er
vervolgens voor dat je elkaar vindt. Je gebruikt daarvoor je mobieltje (Handy)
Jij begint
Wat moet je doen?
- je neemt je mobieltje en reageert.
- je antwoordt op de vraag waar je op dat moment bent. Vraag wat je moet doen.
Afhankelijk van de situatie kun je steeds vragen stellen die betrekking hebben op
- linksaf gaan
- rechtsaf slaan
- tweede, derde enz. straat
- bij bekende gebouwen links of rechts
- rechtdoor
etc.
Treffpunkt: Rol B
Situatie: Je hebt toevallig kennis gemaakt met een Nederlandse jongen/meisje en hebt hem /haar
voorgesteld om samen iets te gaan ondernemen. Nu moet je ergens in de stad afspreken. Kortom;
waar ontmoet je elkaar. Je krijgt een plattegrond en daarop kies een plek vanwaar je vertrekt. Zorg
er vervolgens voor dat je elkaar vindt. Je gebruikt daarvoor je mobieltje (Handy)
Wat moet je doen?
- jij begint te bellen
- je wacht op de reactie en vraagt waar de ander zich bevindt.
Je legt uit wat de ander moet doen.
Je mag kiezen of je zelf ook 'aan de wandel gaat'of dat je blijft waar je bent.
Geef aanwijzingen in de trant van
- ga eerst maar eens rechtdoor
- neem de tweede links
- ga bij dit gebouw rechtsaf
97 (101)
4 Und was nun?
Spät am Abend: Rol A
Situatie: Jullie hebben samen al wat ondernomen, maar de avond is nog lang. wat nu te doen? Nog
naar een disco? Of misschien naar een bar of iets dergelijks?
Jij stelt een disco voor, je weet er wel een.
De ander is minder enthousiast.
Dus een compromis?
Je moet er wel uitkomen.
Jij begint
Wat moet je doen?
- vraag wat jullie nu gaan doen?
- doe een voorstel: de disco
- wacht reactie af
- vraag waarom?
- wacht reactie af. Reageer op argument (en): niet mee eens maar je begrijpt het wel. Vraag naar
een ander voorstel.
- reageer op het voorstel: lijkt ook niet verkeerd. Je weet wel een goede gelegenheid.
- geef antwoord: niet zo ver half uurtje lopen of met de bus, dan een kwartier wachten
- Ga accoord
Spät am Abend: Rol B
Situatie: Jullie hebben samen al wat ondernomen, maar de avond is nog lang. wat nu te doen? Nog
naar een disco? Of misschien naar een bar of iets dergelijks?
jij bent niet zo enthousiast over de disco (ligt buiten de stad, harde muziek, bedenk zelf ook
argument).
Je moet het uiteindelijk eens worden.
Wat moet je doen?
- reageer, je hebt eigenlijk geen idee.
- reageer, niet zo'n goed idee
- geef argument waarom je liever niet naar de disco gaat.
- bedenk een voorstel: kleine bar, waar je een beetje kunt praten, etc
- vraag waar dat is, hoe lang lopen, of hoe je daar komt, is het in de buurt?
- stel voor om te gaan lopen. Onderweg alvast wat tijd om te kletsen.
Also dann, machen wir uns auf den Weg!
98 (101)
5 Was hast du im Urlaub gemacht?
Uraubsgeschichten: Rol A
Situatie: Je vertelt wat je tijdens de vakantie hebt gedaan. Dat mag een 'echte' vakantie zijn
geweest, maar ook een 'virtuele' . Belangrijk is dat je er wat over kunt vertellen.
Dit is een spreekopdracht, waarbij je onderbroken kunt worden door vragen van de ander. Je kunt je
daarop 4 minuten voorbereiden.
Jij begint
Wat moet je doen?
- vertellen waar je bent geweest en wat je daar hebt gedaan
Beantwoord de vraag/ de vragen van de ander en ga dan gewoon verder met je verhaal.
Urlaubsgeschichten: Rol B
Situatie: De ander vertelt iets over zijn belevenissen in de vakantie. Het is een spreekopdracht,
waarbij jij de mogelijkheid hebt om tussendoor vragen te stellen die dingen kunnen verhelderen.
Denk na over vragen die je misschien zou kunnen stellen. Luister ook goed naar wat er vertelt
wordt. Dat helpt je bij het stellen van vragen.
Wat moet je doen?
Luister naar het verhaal en probeer te reageren door middel van het stellen van vragen zoals
bijvoorbeeld:
- waar was het precies?
- hoe lang?
- wat was het meest leuke?
- wat viel nogal tegen?
- wat vond je van de mensen daar?
etc.
99 (101)
2 Beoordelingsschema spreekopdrachten voor leerlingen
Naam:
1
Hoe beoordeel je de uitspraak?
| goed
| matig
2
Heb je altijd alle woorden begrepen?
| ja
| nee
3
Heb je grammaticale fouten gehoord?
| veel
| weinig
4
Verliep het gesprek enigszins vlot?
| ja
| nee
5
Andere opvallende zaken
6
Hoe zou je het gehele gesprek beoordelen?
| goed
| matig
Geef hieronder tenminste één tip waardoor een volgend gesprek (nog) beter kan verlopen.
100 (101)
Beoordelingsnormen ERK bij spreken
criteria
onderwerp
woordenschat en
woordgebruik
grammaticale
correctheid
interactie
vloeiendheid
coherentie
uitspraak
A1
eenvoudig, zeer vertrouwd, gerelateerd
aan directe behoeften
beperkt tot een klein repertoire van
woorden, eenvoudige uitdrukkingen,
persoonlijke details, bepaalde concrete
situaties
klein aantal eenvoudige constructies en uit
hoofd geleerde uitdrukkingen
vragen en antwoorden over persoonlijke
details. Communicatie afhankelijk van
herhaling, herformulering en correcties.
beperkt tot korte, geïsoleerde uitingen,
standaarduitdrukkingen, veel pauzes om te
zoeken naar uitdrukkingen, uitspraak van
minder bekende woorden en herstellen van
communicatie.
verband door basisvoegwoorden zoals 'en'
of 'dan'.
native speakers kunnen met enige
inspanning beperkt aantal geleerde
woorden verstaan. Natives zijn gewend
aan mensen met andere taalachtergrond
criteria
onderwerp
woordenschat en
woordgebruik
grammaticale
correctheid
voor docent
A2
alledaags en vertrouwd
correct gebruik eenvoudige constructies, echter
systematisch met elementaire fouten
antwoord op vragen, eenvoudige uitspraken.
weinig initiatief om conversatie gaande te houden
overwegend zeer korte uitingen, veel pauzes,
valse starts en herformuleringen
gebruik van eenvoudige voegwoorden, en maar,
omdat
duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen,
ondanks een hoorbaar accent. Luisteraars zullen
af en toe om herhaling moeten vragen
9
B1
eenvoudig gesprek over bekende
onderwerpen, bevestiging door
begripscontrole
vloeiendheid
spreker is goed te volgen alhoewel pauzes
en herstel van fouten in langere stukken
veel voorkomen
coherentie
samenhangende lineaire reeks van punten
uitspraak
duidelijk verstaanbaar, zelfs met een
accent en af en toe een verkeerd
uitgesproken woord
B2
algemeen, wetenschappelijk, beroepsmatig of te
maken hebben met vrijetijdsbesteding
toereikend om duidelijke beschrijvingen te
geven, en meningen te verkondigen over de
meeste algemene onderwerpen. Het valt niet op
dat de spreker naar woorden moet zoeken.
Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de
grammatica en maakt gebruik van complexe
zinsvormen. Er zijn geen fouten die de
begrijpelijkheid in de weg staan. De meeste
fouten worden door de spreker zelf hersteld.
De aanvang van een gesprek, het beurt nemen en
het beëindigen van een gesprek gebeurt over het
algemeen op gepaste wijze, soms op een minder
elegante manier. Het taalgebruik bevat
aanmoedigingen en bevestigingen van de
gesprekspartner die dienen om het gesprek gaande
te houden.
vrij vast tempo geproduceerd, alhoewel de spreker
soms aarzelt wanneer hij/zij zoekt naar patronen
en uitdrukkingen. Er zijn nog maar weinig
opvallend lange pauzes.
beperkt aantal middelen voor tekstcohesie om
zijn/haar uitingen te verbinden tot een heldere,
coherente tekst, hoewel dat in een lange bijdrage
niet altijd even goed lukt.
Duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie
Zum Schluss taak 1 t/m 7 uit I-clips (alleen in doc servicebox)
9
9
standaard patronen met uit het hoofd geleerde
uitdrukkingen, chunks, alledaagse situaties
vertrouwd, valt binnen de persoonlijke
belangstelling m.b.t. dagelijks leven, eigen
werk of opleiding
toereikend om m.b.v. omschrijvingen over
vertrouwde onderwerpen zoals familie,
hobby's, werk, reizen en actuele
gebeurtenissen te beschrijven
redelijk accuraat gebruik van frequente
routines en patronen die horen bij
voorspelbare situaties
interactie
3
9
9
101 (101)
9

Docentenhandleiding Neue Kontakte deel 4 havo

Transcription

Similar documents

TEIL 1 Entdeckungen zu Leben und Werk Bruno Tauts

Florida (2005) - Westernlady´s World

Lernliste Niederländisch-Deutsch D

ZEITSCHRIFT

Stadt - Forum am Schlosspark

Arno Strobel: Abgründig

WELCOME HOTEL RESIDENZSCHLOSS

Mit uns kommen Sie gross raus!

Ergänzen - Noordhoff Uitgevers

Potsdam Reiseplaner Holiday planner 2014

Bremen auf einen Blick - Deutscher Wundkongress

Autumn Festival - Austrian Club Melbourne

Training: Schreiben im Krankenpflegeberuf

Ständchen zum 50sten - Dam - dam