Infotainment system Ampera, v.5

Transcription

Infotainment system Ampera, v.5
OPEL AMPERA
Infotainment System
Inhoud
Inleiding ......................................... 4
Radio ........................................... 22
Audiospelers ................................ 32
Navigatie ...................................... 56
Stemherkenning ........................... 83
Telefoon ....................................... 90
Trefwoordenlijst ......................... 102
4
Inleiding
Inleiding
Inleiding ......................................... 4
Antidiefstalfunctie ........................... 4
Overzicht bedieningselementen .... 4
Gebruik ........................................ 11
Geluidsinstellingen ...................... 19
Volume-instellingen ..................... 20
Inleiding
De informatie in deze handleiding vult
de Gebruikershandleiding aan.
Deze handleiding beschrijft functies
waarover uw voertuig al dan niet be‐
schikt aangezien deze optioneel zijn
of vanwege wijzigingen na het afdruk‐
ken van deze handleiding. Raadpleeg
de aankoopdocumentatie om na te
gaan of alle functies op de auto aan‐
wezig zijn.
Mogelijk zijn bepaalde omschrij‐
vingen, waaronder die voor beeld‐
scherm- en menufuncties, niet op uw
auto van toepassing wanneer er
sprake is van een modelvariant, af‐
wijkende landenspecificaties of spe‐
ciale uitrustingen of accessoires. In
deze handleiding worden auto's ge‐
toond met het stuur links. De bedie‐
ning van auto's met het stuur rechts is
vergelijkbaar.
Bewaar deze handleiding samen met
de Gebruikershandleiding in het voer‐
tuig voor eventuele naslag later. Als
het voertuig wordt verkocht, laat u
deze handleiding in het voertuig.
Antidiefstalfunctie
De antidiefstalfunctie werkt door een
deel van het voertuigidentificatienum‐
mer (VIN) door te geven aan het info‐
tainmentsysteem. Het infotainment‐
systeem werkt niet als het is gestolen
of verplaatst naar een ander voertuig.
Overzicht
bedieningselementen
Overzicht bedieningselementen
(met navigatie)
Raadpleeg "Navigatieknoppen" on‐
der "Navigatiesysteem gebruiken"
3 56 voor meer informatie.
Inleiding
Overzicht bedieningselementen
5
6
Inleiding
1.
2.
RADIO BAND (AM of FM) ..... 22
FAV (Favorieten) ................... 22
3.
Druk op deze knop om het
huidige paginanummer
boven de
voorkeuzeknoppen weer
te geven. De opgeslagen
zenders voor elke lijst
verschijnen op de
aanraakgevoelige
voorkeuzetoetsen onder in
het scherm.
HDD/DVD/AUX (bron) ........... 22
4.
Druk op deze knop om
audiobronnen, bijv. AMen FM-radio, CD/DVD,
USB en AUX, te veranderen.
TUNE/MENU ......................... 22
draai deze knop om een
functie te markeren. Druk
op de knop om de
gemarkeerde functie te
activeren.
Draai de knop om
handmatig een
radiostation te selecteren.
5.
9BACK ................................. 56
9.
druk op deze knop om
terug te gaan naar het
vorige scherm in een menu.
Autostore-pagina's
10. RPT (Herhalen) ..................... 56
6.
Als u een pagina
rechtstreeks hebt
geopend met een knop op
de console of de toets
Startpagina, drukt u op
9 BACK om weer naar het
vorige menu te gaan.
TONE .................................... 19
7.
Druk hierop om het
geluidsmenu te openen en
de bass, middentonen en
treble aan te passen.
CONFIG (Configureren) ........ 78
8.
Druk op deze knop om
functies voor de radio, het
beeldscherm, de telefoon,
het voertuig en de tijd aan
te passen.
R (Uitwerpen) ....................... 32
Druk op om een schijf uit
de cd-speler te werpen
AS 1–2 (Autostore) ................ 22
Druk op deze knop om de
laatste prompt van de
gesproken begeleiding te
herhalen.
11. NAV Navigatie) ..................... 56
Druk op de knop om het
navigatiekaartscherm te
bekijken of om te
schakelen tussen een
gedeelde kaart/
audioweergave en een
volledige kaartweergave.
12. ]SEEK of
SEEK[ (Omlaag zoeken/
Omhoog zoeken) .................. 22
Druk op deze knop om de
vorige/volgende titel te zoeken.
Inleiding
Houd ingedrukt om een
titel terug/door te spoelen.
Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten.
Druk op de knop om de
vorige/volgende zender
met goede ontvangst te
zoeken als u naar AM- of
FM-radio luistert. ................... 22
13. DEST (Bestemming) ............. 56
Druk op deze knop om een
route te plannen. Als de
routebegeleiding actief is,
drukt u op de knop om het
menu Route te openen.
14. INFO (Informatie) .................. 56
15. VOL/m (Volume/Aan/uit) ....... 22
Druk op deze knop om het
Infotainmentsysteem in en
uit te schakelen.
Draai de knop om het
volume af te stellen.
16. r (Afspelen/Pauzeren) .... 32
Druk op deze knop om het
afspelen te starten,
pauzeren en te hervatten.
17. oREC .................................... 42
Indrukken om een
muzieknummer of alle
muzieknummers op de
harde schijf op te nemen.
18. DEL (Verwijderen) ................. 42
Indrukken om een
muzieknummer of een lijst
van de harde schijf te wissen.
19. TP (Verkeersinformatie) ....... 56
Indrukken voor toegang tot
Verkeersinformatie.
20. : (Telefoon/Dempen) ...... 90
Bluetooth
7
Overzicht bedieningselementen
(zonder navigatie)
Overzicht infotainmentsysteem
Het infotainmentsysteem in het voer‐
tuig wordt bediend met de knop
TUNE/MENU, voorkeuzeknoppen en
andere knoppen op de console.
De knop TUNE/MENU kan worden
gedraaid en dan ingedrukt om een
van de gemarkeerde functies op het
scherm uit te voeren.
De voorkeuzeknoppen kunnen wor‐
den ingedrukt om de gepaste functie
van de toets op het beeldscherm te
selecteren.
8
Inleiding
Inleiding
1.
2.
; (Startpagina) .................... 11
SOURCE ............................... 22
3.
Druk op deze knop om
audiobronnen, bijv. AMen FM-radio, CD en AUX,
te veranderen.
( (Telefoon) ......................... 90
4.
Bluetooth
TUNE/MENU ......................... 22
draai deze knop om een
functie te markeren. Druk
op de knop om de
gemarkeerde functie te
activeren.
Draai de knop om
handmatig een
radiostation te selecteren.
5.
9BACK ................................. 56
druk op deze knop om
terug te gaan naar het
vorige scherm in een menu.
6.
Als u een pagina
rechtstreeks hebt
geopend met een knop op
de console of de toets
Startpagina, drukt u op
9 BACK om weer naar het
vorige menu te gaan.
TONE .................................... 19
7.
Druk hierop om het
geluidsmenu te openen en
de bass, middentonen en
treble aan te passen.
CONFIG (Configureren): ....... 78
8.
Druk op deze knop om
functies voor de radio, het
beeldscherm, de telefoon,
het voertuig en de tijd aan
te passen.
R (Uitwerpen) ....................... 32
Druk op om een schijf uit
de cd-speler te werpen
9.
9
]SEEK (Omlaag zoeken) .... 32
Druk op deze knop om de
vorige titel te zoeken.
Houd ingedrukt om door
een titel terug te spoelen.
Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten.
Druk op de knop om de
vorige zender met goede
ontvangst te zoeken als u
naar AM- of FM-radio
luistert. .................................. 22
10. FAV (Favoriete pagina's
1-6): ....................................... 22
Druk op deze knop om het
huidige paginanummer
boven de
voorkeuzeknoppen weer
te geven. De opgeslagen
zenders voor elke lijst
verschijnen op de
aanraakgevoelige
voorkeuzetoetsen onder in
het scherm.
10
Inleiding
11. AS 1–2 .................................. 22
Autostore-pagina's
12. INFO (Informatie) .................. 22
Druk op deze knop om een
scherm met audioinformatie op te roepen.
13. VOL/m (Volume/Aan/uit) ....... 22
Druk op deze knop om het
Infotainmentsysteem in en
uit te schakelen.
Draai de knop om het
volume af te stellen.
14. r (Afspelen/Pauzeren) .... 32
Druk op deze knop om het
afspelen te starten,
pauzeren en te hervatten.
15. TP (Verkeersinformatie) ....... 56
Indrukken voor toegang tot
Verkeersinformatie.
16. : (Dempen) .......................... 11
17. SEEK[ (Omhoog zoeken) ... 32
Druk op deze knop om de
volgende titel te zoeken.
Houd ingedrukt om door
een titel te spoelen. Laat
de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten.
Afstandsbediening op stuurwiel
Druk op de knop om de
volgende zender met
goede ontvangst te
zoeken als u naar AM- of
FM-radio luistert. ................... 22
Bij voertuigen met stuurbedienings‐
knoppen voor audio kunnen sommige
audio-instellingen worden aangepast
via het stuur.
3 (Druk om te spreken): bij voer‐
tuigen met Bluetooth of een naviga‐
tiesysteem, drukt u op deze knop voor
interactie met die systemen. Blue‐
tooth 3 90.
4 (Gesprek beëindigen/
Dempen): druk op deze knop om al‐
leen de luidsprekers in het voertuig te
dempen. Opnieuw indrukken om de
knipperlichten uit te schakelen. Bij
Inleiding
voertuigen met een Bluetooth-sys‐
teem drukt u op de knop om een in‐
komend gesprek te weigeren of om
het huidige gesprek te beëindigen.
d SRCc (Draaiwieltje): druk op d of c
om een radioband of audiobron te se‐
lecteren.
Draai d of c om de/het volgende of
vorige favoriete radiozender, cd-titel,
dvd-titel/hoofdstuk of mp3 te selecte‐
ren.
Druk op SRC om te schakelen tussen
radio en cd of dvd.
+ X - (Volume): druk op + om het vo‐
lume luider in te stellen. Druk op - om
het volume lager in te stellen.
Gebruik
Overzicht (met navigatie)
Lees deze handleiding zorgvuldig
door om vertrouwd te geraken met de
werking van het navigatiesysteem.
Het navigatiesysteem beschikt over
navigatie- en audiofuncties.
9 Waarschuwing
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid cor‐
rect en oplettend aan het verkeer
deel te nemen. De overeenkom‐
stige verkeersregels moeten zon‐
der uitzondering in acht worden
genomen.
Voer alleen iets in (bijv. een adres)
terwijl de auto stilstaat.
Wanneer de routebegeleiding te‐
gen de verkeersregels ingaat,
moet u altijd de verkeersregels
volgen.
Let steeds op de weg en houd uw ge‐
dachten bij de rit voor een veilige rijervaring. Het navigatiesysteem heeft
ingebouwde functies die u hierbij hel‐
pen door enkele functies uit te scha‐
kelen terwijl u rijdt. Een functie die in
het grijs wordt weergegeven, is niet
beschikbaar wanneer het voertuig be‐
weegt.
11
Alle functies zijn beschikbaar wan‐
neer het voertuig is geparkeerd. Doe
het volgende voordat u begint te rij‐
den:
■ Maak uzelf vertrouwd met de wer‐
king van het navigatiesysteem,
knoppen op de console en de toet‐
sen op het touchscreen.
■ Configureer de audio door favoriete
zenders op voorhand in te stellen,
de tonen te configureren en de luid‐
sprekers af te stellen.
■ Configureer de navigatiefuncties,
zoals de invoer van een adres of
een voorkeuzebestemming.
■ Configureer telefoonnummers op
voorhand zodat u ze gemakkelijk
kunt bellen met één enkele druk op
een toets of één enkel commando
voor navigatiesystemen uitgerust
met een telefoonfunctie.
9 Waarschuwing
Het infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
12
Inleiding
gereden. Zet bij twijfel uw auto aan
de kant en bedien het infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
moet u in het bijzonder letten op
eenrichtingsstraten, wegen en in‐
ritten waar u niet mag inrijden.
Gebruik het navigatiesysteem om:
■ Een route te plannen.
■ Een bestemming te selecteren via
diverse methoden en keuzes.
■ Navigatieroute en kaartbegeleiding
met gesproken prompts volgen, en‐
kel indien toegestaan door de ver‐
keersinstanties, bedieningsorga‐
nen en de omstandigheden.
■ Uitgezonden RDS-berichten ont‐
vangen.
Wees steeds alert en volg de ver‐
keersreglementering en -instructies,
ongeacht de begeleiding van het na‐
vigatiesysteem. Aangezien het navi‐
gatiesysteem informatie over het we‐
gennet gebruikt dat niet alle verkeers‐
beperkingen of de laatste aanpassin‐
gen aan het wegennet bevat, stelt het
mogelijk een weg voor die nu geslo‐
ten is wegens werkzaamheden of een
afslag die verboden is door verkeers‐
borden bij het kruispunt. Evalueer
steeds indien het volgen van de aan‐
wijzingen van het systeem veilig en
wettig is voor de huidige omstandig‐
heden.
Wanneer het navigatiesysteem wordt
ingeschakeld, verschijnt mogelijk een
scherm met informatie die u moet le‐
zen en aanvaarden voordat u som‐
mige navigatiefuncties gebruikt.
Na de bevestiging van de opstartin‐
formatie zijn de functies NAV (Navi‐
gatie) en DEST (Bestemming) toe‐
9 Waarschuwing
In sommige gebieden zijn eenrich‐
tingsstraten en andere wegen en
inritten (bijv. voetgangerszones)
waar u niet mag inrijden niet op de
kaart aangegeven. In dergelijke
gebieden geeft het infotainment‐
systeem een waarschuwing die
moet worden geaccepteerd. Hier
gankelijk. Informatie kan nu worden
ingevoerd of verwijderd en andere
functies zijn toegankelijk. Raadpleeg
de instructies verderop in dit hoofd‐
stuk.
Elke 50 keer dat het voertuig wordt
gestart en het navigatiesysteem
wordt ingeschakeld, verschijnt het
scherm Let op!. Na het lezen van de
waarschuwing selecteert u Ok om de
informatie op de dvd met kaarten te
laden. Als u Ok niet selecteert, zijn
alle bedieningsknoppen behalve
NAV (Navigatie) en DEST (Bestem‐
ming) toegankelijk.
Wanneer u aan de slag gaat, stelt u
voorkeuren in of verwijdert u informa‐
tie in het navigatiesysteem met be‐
hulp van diverse opties.
NAV (navigatie)-menu
Gebruik het navigatiemenu om de in‐
stellingen van het navigatiesysteem
te openen 3 56.
Inleiding
■ Druk op de knop NAV om het navi‐
gatiescherm te zien. De kaart en de
huidige locatie van het voertuig ver‐
schijnen.
■ Druk op de knop NAV om te scha‐
kelen tussen een gedeelde kaart/
audioweergave en een volledige
kaartweergave.
13
Config.menu
Talen
Als u de taal van het beeldscherm wilt
wijzigen, raadpleegt u "Persoonlijke
instellingen" in het Instructieboekje.
Het voertuig ondersteunt Engels,
Frans, Spaans, Duits, Italiaans,
Zweeds, Nederlands, Hongaars,
Tsjechisch, Slowaaks, Deens, Portu‐
gees, Noors, Fins en Turks. De stan‐
daardtaal is Engels.
Druk op de knop CONFIG om het
Config.menu weer te geven. Het
Config.menu wordt gebruikt om de in‐
stellingen voor de audio, navigatie‐
weergave, telefoon, voertuigconfigu‐
ratie en tijdsfunctie te wijzigen.
Draai de knop TUNE/MENU om te
scrollen door de beschikbare configu‐
ratieopties. Zodra de gewenste func‐
tie verschijnt, drukt u op de knop
TUNE/MENU of drukt u op de gewen‐
ste functie op het scherm om meer
opties binnen die functie weer te ge‐
ven.
Omzetting tussen Engelse en
metrieke stelsel
Als u de weergave van de waarden op
het beeldscherm wilt wijzigen tussen
het Engelse en metrieke stelsel, raad‐
pleegt u "Driver Information Center
(DIC)" in het Instructieboekje.
Persoonlijke informatie verwijderen
Het navigatiesysteem kan bestem‐
mingen en persoonlijke informatie re‐
gistreren en opslaan, zoals namen en
adressen.
14
Inleiding
U wordt aanbevolen deze informatie
te verwijderen wanneer u het voertuig
verkoopt of weg doet:
■ Vorige bestemmingen
■ Adresboek, Favoriete route,
Voorkeuzebestemmingen en HDDmuziekbestanden
Alle zendervoorkeuren
Tot wel 36 voorkeuzestations kunnen
worden opgeslagen.
1. Druk VOL/m om het systeem in te
schakelen.
Als u een kaart op het scherm ziet,
drukt u op de knop RADIO BAND.
2. Selecteer de band.
3. Zoek of stem af op het gewenste
station om het te selecteren.
4. Houd één van de voorkeuzetoet‐
sen op het scherm meer dan twee
seconden ingedrukt.
5. Herhaal de stappen voor elke
voorkeuze.
Als u het aantal pagina's met voor‐
keuzes wilt wijzigen, raadpleegt u
"Gemengde voorkeuzes" onder AM/
FM-radio 3 22.
Adres en POI invoeren en
voorkeuzebestemmingen opslaan
Het voertuig moet zich in de stand P
(Parkeren) bevinden om deze hande‐
lingen uit te voeren.
Een adres invoeren
Een stad of staatnaam gemakkelijk
vinden:
■ Voer de straatnaam vóór de stads‐
naam in of omgekeerd.
■ Voer meer tekens in of herleid het
aantal tekens om de beschikbare
opties te herleiden of uit te breiden.
Een bestemming instellen door een
straatnaam in te voeren:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de knop Adres invoeren
op het touchscreen.
3. Selecteer het veld van de straat‐
naam. Straatnaam invoeren: Voer
geen richtingsinformatie of straat‐
type in. Gebruik de toets Spatie
T tussen straat- en stadsnamen.
Gebruik de toets Backspace _ om
een onjuist teken te verwijderen.
Een lijst verschijnt indien vier of
minder namen beschikbaar zijn.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Bij meer dan vier resultaten wordt
het aantal overeenkomsten met
de beschikbare straten weerge‐
geven. Druk op de toets Lijst op
het scherm om de lijst te bekijken
en de straat te selecteren.
Druk op het veld Landnaam op het
touchscreen om het te wijzigen.
De naam van het laatste land wor‐
den automatisch opnieuw opge‐
roepen.
Selecteer de stad uit de lijst of
voer de stadsnaam in.
Huisnummer invoeren: Dit veld
wordt automatisch geselecteerd.
Druk op de toets Ok. Het scherm
met adresinformatie toont het in‐
gevoerde adres.
Druk op de toets Start indien de
gegevens juist zijn. De route
wordt berekend.
Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
Het systeem accentueert de
route.
Druk op de toets Start en de route
wordt berekend.
Inleiding
"Adresinvoer" onder Bestemming
3 68.
Bijzondere bestemming (POI) invoe‐
ren
Een bestemming instellen door een
POI in te voeren:
1. Druk VOL/m om het systeem in te
schakelen.
2. Mogelijk verschijnt een waarschu‐
wing. Druk op Ok om door te
gaan.
3. Druk op de DEST-toets.
4. Druk op de toets POI.
5. Voer de specifieke naam van de
POI in het POI-veld in. Als vier of
minder namen beschikbaar zijn,
verschijnt een lijst.
Bij meer dan vier resultaten wordt
het aantal overeenkomsten met
een cijfer weergegeven dat het
aantal beschikbare POI-namen
voorstelt. Druk op de toets Lijst
om de lijst te bekijken. Selecteer
de POI.
6. Druk op de toets Start. Het sys‐
teem berekent de route.
7. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
Het systeem accentueert de
route.
8. Druk op de toets Start. De route is
nu klaar om te worden gestart.
Bestemming 3 68.
Voorkeuzebestemmingen opslaan
1. Druk VOL/m om het systeem in te
schakelen.
2. Als een waarschuwing verschijnt,
drukt u op de toets Ok om door te
gaan.
3. Druk op de DEST-toets.
4. Voer een bestemming in. Bestem‐
ming 3 68.
5. Druk op Opslaan op het scherm
met de kaart om de huidige eind‐
bestemming toe te voegen aan
het adresboek.
15
6. Druk op de toets Bewerk en druk
dan op het veld Naam wijzigen op
het scherm. Er verschijnt een al‐
fatoetsenbord. Voer de naam in.
7. Houd één van de toetsen onder in
het scherm ingedrukt totdat de
tekst in de knop wijzigt.
De ingevoerde naam in het adres‐
boek verschijnt in die toets met de
voorkeuzebestemming en kan nu
worden geselecteerd in het
scherm Bestemming invoeren.
Raadpleeg "Opgeslagen voor‐
keuzebestemmingen gebruiken"
verderop in dit hoofdstuk om de
bestemming te gebruiken.
"Voorkeuzebestemming" onder
Bestemming 3 68.
Opgeslagen voorkeuzebestemmin‐
gen gebruiken
Deze bestemmingen kunnen tijdens
het rijden worden geselecteerd.
1. Druk VOL/m om het systeem in te
schakelen.
2. Mogelijk verschijnt een waarschu‐
wing. Druk op de toets Ok om door
te gaan.
16
Inleiding
3. Druk op de DEST-toets.
4. Druk op één van de beschikbare
toetsen met voorkeuzebestem‐
mingen. Het systeem berekent de
route.
5. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
Het systeem accentueert de
route.
6. Druk op de toets Start. De route is
nu klaar om te worden gestart.
"Voorkeuzebestemming" onder Be‐
stemming 3 68.
Begeleiding annuleren
De begeleiding wordt gestopt op de
eindbestemming. De begeleiding
vóór aankomst op eindbestemming
stoppen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Annuleer tracé.
3. Druk op de toets Ja om de annu‐
lering te bevestigen.
Gesproken begeleiding
Het volume van de prompts bij ge‐
sproken begeleiding aanpassen:
1. Druk op de knop CONFIG om de
menufuncties te openen.
2. Draai de knop TUNE/MENU tot‐
dat Nav verschijnt.
3. Druk op de knop TUNE/MENU om
Nav te selecteren of druk op de
toets Nav om meer opties binnen
deze functie weer te geven.
4. Gesproken aanwijzing indrukken.
5. Stemvolume indrukken.
6. Druk op toetsen + of - om het vo‐
lume van de gesproken prompts
luider of zachter in te stellen.
Gebruik 3 56.
Beeldscherm schoonmaken
Let op
Het gebruik van schuurmiddelen
voor de reiniging van glasoppervlak‐
ken kan het glas krassen. Wanneer
u het glas reinigt, gebruikt u een
zachte doek en sproeit u geen reini‐
gingsmiddel rechtstreeks op het sys‐
teem.
Veeg de middenconsole niet schoon
met een harde doek of een vluchtige
vloeistof. Dit kan immers het opper‐
vlak krassen of de tekens op de knop
wissen.
Overzicht (zonder navigatie)
Let steeds op de weg en houd uw ge‐
dachten bij de rit voor een veilige rijervaring. Het infotainmentsysteem
heeft ingebouwde functies die u hier‐
bij helpen door enkele functies uit te
schakelen terwijl u rijdt. Een uitge‐
grijsde functie is niet beschikbaar
wanneer het voertuig beweegt.
Alle functies zijn beschikbaar wan‐
neer het voertuig is geparkeerd. Doe
het volgende voordat u begint te rij‐
den:
■ Maak uzelf vertrouwd met de wer‐
king van het infotainmentsysteem,
de knoppen op de console en de
toetsen op het touchscreen.
Inleiding
■ Configureer de audio door favoriete
zenders op voorhand in te stellen,
de tonen te configureren en de luid‐
sprekers af te stellen.
■ Configureer telefoonnummers op
voorhand zodat u ze gemakkelijk
kunt bellen met één enkele druk op
een toets of één enkel commando
voor voertuigen uitgerust met een
telefoonfunctie.
9 Waarschuwing
Als u te lang of te vaak niet op de
weg let wanneer u het navigatie‐
systeem gebruikt, kunt u een on‐
geluk veroorzaken dat u en ande‐
ren kan verwonden of doden.
Richt uw aandacht steeds op het
rijden en beperk de blikken op de
bewegende kaart op het naviga‐
tiescherm. Gebruik gesproken be‐
geleiding wanneer mogelijk.
Infotainmentbedieningsknoppen
De knoppen op de console worden
gebruikt om de voornaamste functies
te starten terwijl u het Infotainment‐
systeem gebruikt 3 4.
Toetsen van touchscreen
De toetsen van het touchscreen be‐
vinden zich op het scherm en zijn ge‐
accentueerd wanneer een functie be‐
schikbaar is. Sommige wisseltoetsen
zijn geaccentueerd wanneer ze actief
zijn en worden grijs weergegeven
wanneer ze inactief zijn.
Functies van Startpagina
Diverse functies zijn uitgeschakeld
wanneer het voertuig beweegt.
Druk op de toets Now Playing om de
actieve bronpagina te tonen. De be‐
schikbare bronnen zijn AM, FM, CD,
USB/iPod en AUX.
Druk op de toets Telefoon om de
hoofdpagina Telefoon weer te geven.
Bluetooth 3 90.
17
Druk op de toets voor Config om de
hoofdpagina Config weer te geven. In
dit scherm kunt u functies zoals tijd en
datum, radio, telefoon, voertuig en
beeldscherm aanpassen.
Druk op de toets Tone om de hoofd‐
pagina Tone weer te geven. Stel de
toon en luidsprekers af door op de
toetsen te drukken die de geluidsni‐
veaus van treble, middentonen, bass,
fade en balans wijzigen. Geluidsin‐
stellingen 3 19.
Druk op de toets FM om de hoofdpa‐
gina FM te tonen en te luisteren naar
de huidige of laatst afgestemde FMzender. AM/FM-radio 3 22.
Druk op de toets AM om de hoofdpa‐
gina AM te tonen en te luisteren naar
de huidige of laatst afgestemde AMzender. AM/FM-radio 3 22.
Druk op de toets Cd om de hoofdpa‐
gina Cd te tonen en te luisteren naar
de huidige of laatst geselecteerde cdtitel. Cd-speler 3 32.
Druk op de toets USB om de hoofd‐
pagina USB te tonen en te luisteren
naar de huidige of laatst geselec‐
teerde titel 3 51.
18
Inleiding
Druk op de toets AUX voor toegang
tot een aangesloten randapparaat.
Randapparatuur 3 51.
Tijd- en datuminstellingen
Druk op de toets Tijd- en
datuminstellingen om het menu voor
Tijd- en datuminstellingen weer te ge‐
ven.
Tijd instellen: Druk op pijl omhoog of
omlaag om de uren en minuten op de
klok hoger of lager te zetten.
Datum instellen: Druk op de pijlen
omhoog of omlaag om de dag te wij‐
zigen.
Tijdnotatie instellen: Druk op de toets
12 uur voor de standaardtijd en 24
uur voor de militaire tijd.
Datumnotatie instellen: Afhankelijk
van de regio zijn de volgende datum‐
notaties beschikbaar: MM/DD/JJJJ,
DD.MM.JJJJ of JJJJ/MM/DD.
Digitale klok tonen: druk op Scherm
om de weergave van de klok op het
scherm in te stellen op Aan of Uit.
Radio-instelling
Druk op de knop voor Config op de
Startpagina of de knop CONFIG op
de console om de menuopties te ope‐
nen. Draai de knop TUNE/MENU of
tik op de schuifbalk om door de be‐
schikbare opties te scrollen. Druk op
de knop TUNE/MENU of druk op
Radio-instelling om het menu met de
radio-instellingen te tonen. Druk op
deze functie om wijzigingen aan
weergegeven radio-informatie, voor‐
keuzepagina's en Radio-instelling toe
te brengen.
De Radio-instelling zijn:
Snelheidsafhankelijk volume 3 20.
Opstartvolume: druk hierop om het
maximale volumeniveau bij de opstart
in te stellen. Dit volume zal worden
gebruikt zelfs als een hoger volume
was ingesteld wanneer de radio werd
uitgeschakeld.
Radiofavorieten: druk hierop om het
Aantal favorietenpagina's radio te se‐
lecteren dat u wilt gebruiken in het
systeem.
Telefooninstellingen
Bluetooth 3 90.
Voertuiginstellingen
Raadpleeg voor meer informatie
"Persoonlijke instellingen" in het In‐
structieboekje.
Display-instellingen
Druk op de knop Config op de Start‐
pagina of de knop CONFIG op de
console en selecteer dan Displayin‐
stelling in de lijst.
U kunt de volgende opties zien:
Weergaveopties: druk hierop om de
achtergrond van het scherm te wijzi‐
gen. De instelling Automatisch past
de achtergrond van het scherm auto‐
matisch aan volgens de rijverlichting.
Als u de algemene helderheid van het
beeldscherm wilt wijzigen, gebruikt u
de regelbare instrumentenverlichting
voor de binnenverlichting.
Inleiding
Talen
Het voertuig ondersteunt de volgende
talen:
■ Engels
■ Spaans
■ Frans
■ Nederlands
■ Italiaans
■ Zweeds
■ Nederlands
■ Pools
■ Hongaars
■ Tsjechisch
■ Slowaaks
■ Deens
■ Portugees
■ Noors
■ Fins
■ Turks
Draai de knop TUNE/MENU om de
taal te markeren. Druk op TUNE/
MENU om de taal van het beeld‐
scherm te wijzigen. De standaardtaal
is Engels.
Als u de taal van het beeldscherm wilt
wijzigen, raadpleegt u "Persoonlijke
instellingen" in het Instructieboekje
voor meer informatie.
Omzetting tussen Engelse en
metrieke stelsel
Als u de weergave van de waarden op
het beeldscherm wilt wijzigen tussen
het Engelse en metrieke stelsel, raad‐
pleegt u "Driver Information Centre
(DIC)" in de gebruikershandleiding
van het voertuig voor meer informa‐
tie.
Geluidsinstellingen
Audiosysteem van navigatie
Menu Geluidsinstellingen
Als u het menu Geluidsinstellingen
wilt openen, drukt u op de toets
TONE.
Gebruik het menu Geluidsinstellin‐
gen om de volgende functies aan te
passen:
■ Tijd instellen
■ Luidsprekers afstellen
19
Tijd instellen
De tonen aanpassen via het menu
Geluidsinstellingen:
■ Lage: druk op + of - om het niveau
te wijzigen.
■ Midden (Middentonen): druk op + of
- om het niveau te wijzigen.
■ Hoge: druk op + of - om het niveau
te wijzigen.
Luidsprekers afstellen
De balans van de luidsprekers aan‐
passen via het menu Geluidsinstellin‐
gen:
Houd ] ingedrukt voor meer geluid uit
de linkse luidsprekers of [ voor meer
geluid uit de rechtse luidsprekers. De
positie in het midden balanceert het
geluid tussen de linkse en rechtse
luidsprekers.
De luidsprekerfade aanpassen:
Houd { ingedrukt voor meer geluid
uit de luidsprekers vooraan en } voor
meer geluid uit de luidsprekers ach‐
teraan. De positie in het midden ba‐
lanceert het geluid tussen de luid‐
sprekers vooraan en achteraan.
20
Inleiding
Opties audiosignaal
EQ-instellingen
EQ-instellingen (Equalizer): de EQinstellingen worden geselecteerd via
het menu Geluidsinstellingen. Als het
voertuig is uitgerust met het Bose®
Energy Efficient Series-geluidssys‐
teem, biedt EQ een aantal
Handmatig of Praat. instellingen.
Volume-instellingen
In het menu Radio zijn verschillende
volume-instellingen beschikbaar
U kunt het menu Radio op twee ma‐
nieren openen:
■ Druk achtereenvolgens op de knop
CONFIG en de toets Radio.
■ Draai de knop TUNE/MENU totdat
Radio verschijnt. Druk op de knop
TUNE/MENU om Radio te selecte‐
ren of druk op de toets Radio om
meer opties binnen deze functie
weer te geven.
Met dit menu kunt u de functies voor
geluidsindicaties wijzigen.
Opties audiosignaal worden gebruikt
om de bestuurder te verwelkomen in
het voertuig en om aan te geven wan‐
neer het voertuig gereed is om te rij‐
den.
Inleiding
Volume audiosignaal: druk op de
toetsen + of - om het volume van ge‐
luidsindicaties aan te passen. Het
Volume audiosignaal heeft een mini‐
mumvolume. Een pop-up Limit
reached verschijnt wanneer het vo‐
lume lager dan het minimumvolume is
ingesteld.
Druk op de toets Volume
audiosignaal om het geselecteerde
geluidsniveau te horen.
De Audiosignalen kunnen ook met de
knop TUNE/MENU worden aange‐
past.
Audiosignalen: druk op de knop om
de Audiosignalen in of uit te schake‐
len. Een vinkje geeft aan dat de
Audiosignalen zijn ingeschakeld.
Snelheidsafhankelijk volume
Selecteer Uit, Laag, Midden of Hoog
voor de gevoeligheid om het volume
automatisch aan te passen om zo de
effecten van ongewenste achter‐
grondruis te minimaliseren die kun‐
nen voorkomen uit het wijzigende
wegoppervlakken, rijsnelheden of
open ruiten. Deze functie werkt het
best bij een laag volume waarbij de
achtergrondruis doorgaans luider dan
het volume van het geluidssysteem
is.
Opstartvolume
21
druk hierop om het maximale volume‐
niveau bij de opstart in te stellen. Dit
volume zal worden gebruikt zelfs als
een hoger volume was ingesteld wan‐
neer de radio werd uitgeschakeld.
22
Radio
Radio
AM/FM-radio
AM/FM-radio (met navigatie)
AM/FM-radio ................................ 22
Radio-ontvangst ........................... 30
Multibandantenne ........................ 31
Luisteren naar radio
Menu voor audiobron
VOL/m (Volume/Aan/uit):
1. Druk op de knop om de radio in of
uit te schakelen.
2. Draai de knop om het volume lui‐
der of zachter in te stellen. Het vo‐
lume wordt aangepast voor de
huidige audiobron, actieve ge‐
sproken navigatiebegeleiding, ge‐
sproken prompts of geluidsindica‐
ties.
De stuurbedieningsknoppen kunnen
ook worden gebruikt om het volume
aan te passen. Stuurbedieningsknop‐
pen 3 4 voor meer informatie.
TUNE/MENU: draai deze knop om
het radiostation te veranderen. Raad‐
pleeg hierna "Een station zoeken"
voor meer informatie.
RADIO/BAND: druk op deze knop om
AM, FM of DAB (Digital Audio Broad‐
casting) te selecteren.
De audiobronnen kunnen ook met de
stuurbedieningsknoppen worden ge‐
wijzigd. Stuurbedieningsknoppen
3 4 voor meer informatie.
HDD/DVD/AUX: druk hierop totdat de
gewenste bron is geselecteerd.
TP (Verkeersinformatie): druk op TP
om de ingestelde verkeersservice
van de radio te wijzigen.
Als de audiobron is ingeschakeld ter‐
wijl u een kaart bekijkt, verschijnt een
toets die de bron aangeeft boven in
de kaart.
Radio
23
■ Druk achtereenvolgens op de knop
CONFIG en de toets Radio.
Druk op de bronknop om de huidige
audiobron te tonen. Het beeldscherm
toont een gedeeld scherm met de au‐
diobron links en de kaart of de bege‐
leiding rechts. Druk op de toets
Kaartweergave op het scherm om de
gedeelde weergave te verlaten.
Menu Radio
U kunt het menu Radio op twee ma‐
nieren openen:
HDD FAV-modi
■ Draai de knop TUNE/MENU totdat
Radio verschijnt. Druk op de knop
TUNE/MENU om Radio te selecte‐
ren of druk op de toets Radio om
meer opties binnen deze functie
weer te geven.
Aantal favorietenpagina's radio
Wijzig het aantal voorkeuzepagina's
van verschillende banden wanneer
de knop FAV wordt gebruikt. Druk op
1 tot en met 6 om het aantal voorkeu‐
zelijsten te selecteren.
Selecteer de categorieën zoals
Afspeellijst, Artiest, Album en Genre
die u wilt gebruiken als favoriete ca‐
tegorie tijdens de HDD-modus.
DivX® VOD
1. Druk op de toets DivX(R) VOD om
het menu DivX(R)-video op
verzoek weer te geven.
24
Radio
2. Druk op de toets Registratiecode
om de gegevens van de
Registratiecode weer te geven.
3. Druk op de Optie deactivering om
de registratie van dit apparaat on‐
gedaan te maken.
Opties RDS
Hiermee selecteert u de Opties RDS
voor de FM-tuner.
Een station zoeken
Als u de band wilt selecteren, raad‐
pleegt u "Menu voor audiobron" in dit
hoofdstuk.
Draai de knop TUNE/MENU om een
radiostation te zoeken. Als u een
vooraf ingesteld station wilt selecte‐
ren, drukt u op de overeenkomstige
voorkeuzetoets.
Raadpleeg "Gemengde voorkeuzes"
verderop voor meer informatie.
Een zender opslaan
Druk op ] SEEK of SEEK [ om een
station te zoeken.
Lijst met lokale stations zoeken
Druk op TUNE/MENU voor een lijst
met plaatselijke zenders binnen het
huidige golfbereik. De radio zoekt dan
naar beschikbare zenders.
Gemengde voorkeuzes
Tot wel 36 voorkeuzestations kunnen
worden opgeslagen. Elke pagina kan
zes voorkeuzestations opslaan. De
voorkeuzes op een pagina kunnen
verschillende radiobanden hebben.
Als u wilt scrollen door de pagina's,
drukt u op de knop FAV. Het huidige
paginanummer verschijnt boven de
toetsen van de voorkeuzes. De opge‐
slagen stations voor elke lijst verschij‐
nen op de voorkeuzetoetsen onder in
het scherm. Het aantal FAV-voorkeu‐
zelijsten kan worden gewijzigd.
Een radiostation opslaan in een lijst
met gemengde voorkeuzes:
1. Druk op de knop RADIO BAND en
dan op AM, FM of DAB om de ge‐
wenste band te selecteren.
2. Stem af op het station.
3. Druk op de knop FAV om naar de
lijst te scrollen.
Radio
4. Houd één van de voorkeuzetoet‐
sen meer dan twee seconden in‐
gedrukt. De frequentie van het
station verschijnt op de voorkeu‐
zetoets onder in het beeldscherm.
5. Herhaal de stappen voor elke
voorkeuze op elke pagina.
Een voorkeuzestation op een FAVpagina oproepen:
1. Druk op de knop FAV om naar de
pagina te scrollen.
2. Druk op de voorkeuzetoets. Het
opgeslagen voorkeuzestation
wordt opgeroepen.
Timeshift
De Timeshift-functie begint audio au‐
tomatisch op te nemen wanneer u
naar de radio luistert.
Met de opname kunt u inhoud afspe‐
len die u hebt gemist.
Timeshift neemt tot wel 20 minuten
inhoud op. Na 20 minuten verwijdert
de functie de oudste inhoud en gaat
deze verder met nieuwe inhoud op te
nemen.
Wanneer u naar de radio luistert,
drukt u op r (Afspelen/Pauzeren)
om niet langer informatie via de luid‐
spreker te horen. Tijdens deze pauze
blijft Timeshift opnemen. Een status‐
balk geeft de lengte van de opname
aan.
Als u verder wilt luisteren naar de uit‐
zending vanaf het punt waar u was
gestopt, drukt u opnieuw op r.
Timeshift stopt de opname en wist de
buffer wanneer het voertuig wordt uit‐
geschakeld of het station of de bron
wordt gewijzigd.
Voordat u het voertuig uitschakelt,
drukt u op r zodat Timeshift
20 minuten langer blijft opnemen. Als
het voertuig na 20 minuten nog
steeds is uitgeschakelt, stopt het sys‐
teem de opname en gaat alle infor‐
matie verloren. Als de accu van 12
volt bijna leeg is, stopt Timeshift de
opname en wordt alle informatie ge‐
wist.
25
Radio Data System (RDS)
TP (Verkeersinformatie): zenders
met radioverkeerinformatieservice
zijn RDS-zenders die verkeersinfor‐
matie uitzenden.
Verkeersinformatie in- of uitschake‐
len
Om de stand-by verkeersberichten‐
functie van het Infotainmentsysteem
in- en uit te schakelen:
■ Druk op de TP-toets. Als de ver‐
keersinformatieservice wordt inge‐
schakeld, licht TP op het beeld‐
scherm op.
■ Er worden alleen verkeersinforma‐
tiezenders weergegeven.
■ Als de actuele zender geen ver‐
keersinformatiezender is, wordt er
automatisch naar de volgende ver‐
keersinformatiezender gezocht.
■ Als een radiozender met een ver‐
keersinformatieservice wordt ge‐
vonden, licht TP op het beeld‐
scherm op.
■ Verkeersberichten wordt afge‐
speeld op het ingestelde stemvo‐
lume door de knop CONFIG in te
26
Radio
drukken en vervolgens op de toet‐
sen Nav en Gesproken aanwijzing
te drukken.
■ Als de radioverkeersinformatieser‐
vice wordt ingeschakeld, wordt het
afspelen van cd's/dvd's en externe
bronnen onderbroken gedurende
het verkeersbericht.
Alleen naar verkeersberichten luiste‐
ren
Schakel de radioverkeerinformatie‐
service in en draai het volume van het
Infotainmentsysteem helemaal terug.
EON (Enhanced Other Networks)
Met EON kunt u naar verkeersberich‐
ten luisteren ook als de zender waar‐
naar u luistert zelf geen verkeersin‐
formatie uitzendt. Als zulk een station
wordt ingesteld, wordt het weergege‐
ven als TP.
Radio Data System (RDS)
Radio Data System (RDS) is een ser‐
vice van FM-zenders die de gewen‐
ste zender helpt vinden met een
goede ontvangst. RDS-zenders wor‐
den herkend aan de programmana‐
men en niet aan de uitzendfrequentie.
RDS configureren
Om het menu voor de RDSconfiguratie op te roepen:
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Radio en vervolgens
Opties RDS.
RDS in-/uitschakelen
Zet RDS op Aan of Uit. Activeren van
RDS biedt de volgende voordelen:
■ Op het display verschijnt de pro‐
grammanaam van de geselec‐
teerde zender i.p.v. de frequentie.
■ Het infotainmentsysteem stelt met
behulp van AF (Alternative Fre‐
quency) altijd automatisch af op de
zendfrequentie met de beste ont‐
vangst van de geselecteerde zen‐
der.
■ Afhankelijk van de ontvangen zen‐
der toont het Infotainmentsysteem
radiotekst op het display die bij‐
voorbeeld informatie over het hui‐
dige programma kan bevatten.
In- en uitschakelen van regio-instel‐
ling
RDS moet zijn geactiveerd voor de
regio-instelling. Soms zenden RDSzenders op verschillende frequenties
programma's uit die regionaal van el‐
kaar verschillen.
1. Zet Regio op Aan of Uit. Alleen al‐
ternatieve frequenties (AF) van
dezelfde regionale programma's
worden geselecteerd.
2. Is de regio-instelling uitgescha‐
keld, worden alternatieve fre‐
quenties voor de zenders gese‐
lecteerd zonder rekening te hou‐
den met regionale programma's.
Radio
RDS-scrolltekst
Sommige RDS-zenders gebruiken de
regels voor het aangeven van de pro‐
grammanaam en tevens voor het
weergeven van extra informatie. Ge‐
durende dit proces wordt de program‐
manaam verborgen. Als u de weer‐
gave van extra informatie wilt blokke‐
ren, stelt u de blokkering van lopende
tekst in op Aan.
DAB
Het digitale radiosysteem DAB (Digi‐
tal Audio Broadcasting) is een univer‐
seel uitzendsysteem.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene aanwijzingen
■ Met DAB kunnen verschillende pro‐
gramma’s (diensten) op dezelfde
frequentie worden uitgezonden
(ensemble).
■ Naast hoogwaardige diensten voor
digitale audio is DAB ook in staat
om programmagerelateerde gege‐
■
■
■
■
vens en een veelheid aan andere
dataservices uit te zenden, inclusief
reis - en verkeersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐
ger een signaal van een zender op
kan vangen (ook al is het signaal
erg zwak), is de geluidsweergave
gewaarborgd.
Er is geen sprake van fading (ver‐
zwakking van het geluid) dat ken‐
merkend is voor AM- of FM-ont‐
vangst. Het DAB-signaal wordt op
een constant volume gereprodu‐
ceerd.
Als het DAB-signaal te zwak is om
door de radio te worden geïnterpre‐
teerd, wordt de weergave geheel
onderbroken. Dit incident kan wor‐
den vermeden met de activering
van Automatisch koppelen en/of
Automatisch koppelen DAB-FM.
Raadpleeg "Configureren DAB"
verderop.
Interferentie door zenders op nabu‐
rige frequenties (een verschijnsel
dat typisch is voor AM- en FM-ont‐
vangst) doet zich bij DAB niet voor.
27
■ Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl
AM- en FM-ontvangst in die geval‐
len juist aanmerkelijk verslechtert.
■ De radio is ook geschikt voor het
ontvangen van DAB+ en DMB-au‐
dio.
DAB configureren
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Radio en vervolgens
DAB.
De volgende opties zijn beschikbaar
in het configuratiemenu:
■ Automatisch koppelen: als deze
functie is geactiveerd, schakelt het
apparaat over naar een andere ser‐
vice van het actieve DAB-ensemble
(indien beschikbaar) wanneer het
DAB-signaal te vaag is om door de
ontvanger te worden geïnterpre‐
teerd.
28
Radio
■ Automatisch koppelen DAB-FM:
als deze functie is geactiveerd,
schakelt het apparaat over naar
een overeenkomstig FM-station
van de actieve DAB-service (indien
beschikbaar) wanneer het DABsignaal te vaag is om door de ont‐
vanger te worden geïnterpreteerd.
■ Dynamische audioregeling: als
deze functie geactiveerd is, wordt
het dynamische bereik van het
DAB-signaal gereduceerd. Dat
houdt in dat het volume van hard
geluid wel, maar dat van zacht ge‐
luid niet wordt gereduceerd. Daar‐
door kan het volume van het Info‐
tainment zo worden afgesteld dat
zacht geluid goed hoorbaar is zon‐
der dat hard geluid te hard klinkt.
■ Frequentieband: na de selectie van
deze optie kunnen de te ontvangen
DAB-golfbanden door het Infotain‐
mentsysteem worden gedefinieerd.
DAB-berichten
Naast de muziekprogramma’s zen‐
den talloze DAB-zenders diverse ca‐
tegorieën berichten uit. Het afspelen
van de radio of cd/mp3 wordt onder‐
broken wanneer er berichten zijn.
Diverse soorten berichten tegelijker‐
tijd selecteren:
1. Selecteer DAB-berichten.
2. Activeer de gewenste berichtca‐
tegorieën.
AM/FM-radio (zonder navigatie)
Luisteren naar radio
Audiobron
VOL/m (Volume/Aan/uit):
1. Druk op de knop om de radio in of
uit te schakelen.
2. Draai deze knop om het volume
van de actieve bron (bijv. huidige
audiobron, actieve gesproken be‐
geleiding bij navigatie of verkeers‐
meldingen) luider of stiller in te
stellen.
De stuurbedieningsknoppen kunnen
ook worden gebruikt om het volume
aan te passen. Stuurbedieningsknop‐
pen 3 4.
Als u de hoofdpagina van de radio wilt
openen, drukt u op de knop
SOURCE op de console, op de toets
Now Playing of op één van de audio‐
toetsen op de Startpagina.
Terwijl de hoofdpagina voor audio
wordt weergegeven, drukt u herhaal‐
delijk op de knop Source om de be‐
schikbare bronnen (AM, FM, CD,
USB/iPod en AUX) te tonen en te wij‐
zigen.
Een station zoeken
Als u de band wilt selecteren, raad‐
pleegt u "Audiobron" eerder in dit
hoofdstuk.
Draai de knop TUNE/MENU om een
radiostation te zoeken. Als u een
voorkeuzestation wilt selecteren,
drukt u op de knop FAV en kiest u een
voorkeuzeknop.
Radio
Een zender opslaan
Druk op t of v om een station te
zoeken.
AM
1. Druk op de toets AM op de start‐
pagina of selecteer AM uit het
pop-upvenster voor de bron om
de AM-hoofdpagina te tonen.
2. Druk in het scherm AM op de toets
Menu om de AM-stations te to‐
nen.
3. Selecteer de gewenste optie. Als
u de lijst met stations wilt bijwer‐
ken, drukt u op Verversen.
FM
1. Druk op de toets FM op de start‐
pagina of selecteer FM uit het
pop-upvenster voor de bron om
de FM-hoofdpagina te tonen.
2. Selecteer op het scherm FM de
toets Menu om de FM-zenders te
tonen.
3. Selecteer de gewenste optie. Als
u de lijst met stations wilt bijwer‐
ken, drukt u op Verversen.
Bronnen wijzigen
Als u de audiobronnen van een
hoofdpagina voor audio (AM, FM,
CD, USB/iPod of AUX) wilt wijzigen,
drukt u op de knop SOURCE op de
console of de toets Source om een
pop-up met beschikbare audiobron‐
nen weer te geven. Druk herhaaldelijk
op de knop SOURCE op de console
om de gewenste bron te wijzigen.
Radiostations als voorkeuzes
opslaan
U kunt voorkeuzes op enkele manie‐
ren opslaan.
U kunt tot wel 36 voorkeuzestations
uit AM en FM gemengd opslaan.
1. Selecteer vanuit de hoofdpagina
AM of FM door aan de knop
TUNE/MENU te draaien en houd
vervolgens een van de voorkeu‐
zetoetsen onderaan het scherm
ingedrukt. Na enkele seconden
hoort u een pieptoon en verschijnt
de nieuwe voorkeuze-informatie
op die toets.
29
2. Selecteer een voorkeuzetoets om
de huidige actieve zender op te
slaan. Na enkele seconden hoort
u een pieptoon en verschijnt de
nieuwe voorkeuze-informatie in
een klein pop-upvenster onder in
het scherm.
3. Herhaal de stappen voor elke
voorkeuze.
Als u het aantal pagina's met voor‐
keuzes wilt wijzigen, raadpleegt u
"Gemengde voorkeuzes" hierna voor
meer informatie.
Een voorkeuzestation oproepen
Als u een voorkeuzestation wilt op‐
roepen uit een FAV-pagina, doet u
het volgende:
■ Druk op de knop FAV op de console
om de pop-up FAV weer te geven.
Selecteer de gewenste voorkeuze
uit de pop-up.
■ Druk op de toets FAV in de boven‐
ste balk om de pop-up met voor‐
keuzes weer te geven die onder in
de pagina verschijnt. Druk op een
30
Radio
van de voorkeuzetoetsen om naar
het geselecteerde voorkeuzesta‐
tion te gaan.
■ In de hoofdpagina AM of FM selec‐
teert u één van de voorkeuzetoet‐
sen om naar de geselecteerde
voorkeuzezender te gaan.
Gemengde voorkeuzes
Elke pagina kan zes voorkeuzestati‐
ons opslaan. De voorkeuzes op een
pagina kunnen verschillende radio‐
banden hebben.
Als u wilt scrollen door de pagina's,
drukt u op de knop FAV op de console
of selecteert u de toets FAV in de bo‐
venste balk. Het huidige paginanum‐
mer verschijnt boven de toetsen van
de voorkeuzes. De opgeslagen stati‐
ons voor elke FAV-pagina verschij‐
nen op de voorkeuzetoetsen onder in
het scherm. Het aantal weergegeven
FAV-pagina's kan worden gewijzigd
in de Radio-instelling in het
Config.menu.
Digital Audio Broadcasting (DAB)
DAB is beschikbaar bij sommige sta‐
tions en wordt aangegeven wanneer
de naam van het station verschijnt en
niet de frequentie.
Verkeersinformatie (TP)
Zenders met radioverkeerinformatie‐
service zijn RDS-zenders die ver‐
keerinformatie uitzenden. Druk op de
knop TP om het programma te star‐
ten.
Radio-ontvangst
Frequentie- en atmosferische storing
kunnen optreden tijdens de normale
radio-ontvangst als items zoals opla‐
ders van mobiele telefoons, hulpac‐
cessoires voor het voertuig en ex‐
terne elektronische apparaten wor‐
den aangesloten op de 12 V-aanslui‐
ting. Bij frequentie- of atmosferische
storing koppelt u het item los van de
hulpvermogensuitgang.
FM
FM-signalen hebben een bereik van
slechts 16 tot 65 km. Hoewel de radio
beschikt over een ingebouwd elektro‐
nisch circuit dat automatisch in wer‐
king treedt om storing te herleiden,
kan atmosferische storing plaatsvin‐
den, in het bijzonder rondom hoge
gebouwen of heuvels, waardoor het
geluid toe- en afneemt.
AM
Het bereik voor de meeste AM-stati‐
ons is groter dan bij FM, in het bijzon‐
der 's avonds. Het grotere bereik kan
ervoor zorgen dat stationfrequenties
onderlinge storing veroorzaken. At‐
mosferische storing kan optreden
wanneer de radio-ontvangst wordt
verstoord door onweer en stoomlij‐
nen. Wanneer dit gebeurt, moet u de
hogetonenregelaar van de radio lager
afstellen.
Gebruik van mobiele telefoon
Het gebruik van mobiele telefoons
kan zorgen voor storing met de radio
van het voertuig.
Radio
Multibandantenne
De multibandantenne bevindt zich op
het dak van het voertuig. De antenne
wordt gebruikt voor de AM/FM-radio
en de GPS (Global Positioning Sys‐
tem) als het voertuig over deze func‐
ties beschikt. Zorg voor een goede
ontvangst dat de antenne niet wordt
gehinderd. Als het voertuig een zon‐
nedak heeft dat open is, kunnen de
prestaties van de AM/FM-radio en de
GPS worden beïnvloed.
Diversity Antenna System
De FM-antenne is een verborgen
zelfafstemmend systeem. Het opti‐
maliseert de FM-signalen voor de po‐
sitie van het voertuig en de bron van
het radiostation. Onderhoud of aan‐
passingen zijn niet nodig.
31
32
Audiospelers
Audiospelers
Cd-speler ..................................... 32
Cd-/dvd-speler ............................. 34
Mp3 .............................................. 38
Apparaat met harde schijf ............ 42
Randapparatuur ........................... 51
Cd-speler
De speler kan worden gebruikt voor
cd's en mp3's.
Wanneer het contact is ingeschakeld,
plaatst u een cd in de sleuf met het
label naar boven. De speler trekt de
cd in en begint deze af te spelen.
Het voertuig moet zich in de stand P
(Parkeren) bevinden opdat video
wordt weergegeven.
Het systeem kan het volgende afspe‐
len:
■ Meeste audio-cd's
■ Cd-r
■ Cd-rw
■ Mp3 of onbeschermde WMA-inde‐
lingen
Wanneer u een compatibele be‐
schrijfbare schijf afspeelt, kan de ge‐
luidskwaliteit afnemen door de schijf‐
kwaliteit, de opnamemethode, de
kwaliteit van opgenomen muziek of
video of de hantering van de schijf.
Schade aan de cd-speler vermijden:
■ Gebruik geen gekraste of bescha‐
digde schijven.
■ Plak geen etiketten op schijven. De
etiketten kunnen vast komen te zit‐
ten in de speler.
■ Plaats slechts één schijf per keer.
■ Houd de laadsleuf vrij van vreemde
stoffen, vloeistoffen en vuil.
Als u beschrijvend etiket nodig hebt,
kunt u de bovenkant van de schijf be‐
schrijven met een markeerpen.
Schijven laden en uitwerpen
Een schijf laden:
1. Schakel het contact in.
2. Plaats een schijf in de sleuf. De
speler trekt deze volledig naar
binnen. Als de schijf is bescha‐
digd of onjuist wordt geladen, ziet
u een fout en wordt de schijf uit‐
geworpen.
De schijf speelt automatisch af na het
laden.
Audiospelers
Druk op R om een schijf uit de cdspeler te werpen. Als de schijf niet
snel wordt verwijderd, wordt deze au‐
tomatisch terug in de speler getrok‐
ken.
Een audio-cd afspelen
1. Druk op de toets Cd op de start‐
pagina of selecteer Cd uit het popupvenster voor de bron om de Cdhoofdpagina te tonen.
2. Druk in het scherm Cd op de toets
Menu om de menuopties te tonen.
3. Druk om de gewenste optie te se‐
lecteren.
Op de Cd-hoofdpagina verschijnt een
titelnummer aan het begin van elke ti‐
tel. Informatie over het muzieknum‐
mer, de artiest en het album ver‐
schijnt indien beschikbaar. Gebruik
de volgende bedieningen om de schijf
af te spelen:
r (Afspelen/Pauzeren): druk op
deze knop om het afspelen te starten,
pauzeren of te hervatten.
]SEEK (Omlaag zoeken):
■ Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te zoe‐
ken. Als de titel minder dan
vijf seconden werd afgespeeld,
wordt de vorige titel gezocht. Bij
meer dan vijf seconden start de hui‐
dige titel vanaf het begin.
■ Houd ingedrukt om een titel terug te
spoelen. Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten. De
verstreken tijd verschijnt.
SEEK [ (Omhoog zoeken):
■ Druk op deze knop om de volgende
titel te zoeken.
■ Houd ingedrukt om een titel door te
spoelen. Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten. De
verstreken tijd verschijnt.
TUNE/MENU:
Draai deze knop rechts of links om de
volgende of vorige titel te selecteren.
Druk op deze knop om de lijst te se‐
lecteren. Als een titel wordt geselec‐
teerd uit het menu, speelt het sys‐
teem de titel af en gaat het terug naar
het scherm Cd.
Foutmeldingen
33
Als Disc Read Error verschijnt en/of
de schijf wordt uitgeworpen, is dit mo‐
gelijk vanwege één van de volgende
redenen:
■ De schijf heeft een ongeldige of on‐
bekende indeling.
■ De schijf komt niet uit de juiste re‐
gio.
■ De schijf is heel warm. Probeer de
schijf opnieuw wanneer de tempe‐
ratuur terug normaal is.
■ De weg is heel ruw. Probeer de
schijf opnieuw wanneer het wegop‐
pervlak beter is.
■ De schijf is vuil, gekrast, nat of is
omgekeerd geplaatst.
■ De lucht is heel vochtig. Probeer de
schijf later opnieuw.
■ Er is een probleem opgetreden bij
het branden van de schijf.
■ Het etiket zit vast in de cd-speler.
Als de cd niet juist afspeelt om een
andere reden, probeert u een cd
waarvan u weet dat die goed werkt.
34
Audiospelers
Als de foutmeldingen aanhouden,
neemt u contact op met uw dealer.
Cd-/dvd-speler
Cd-/dvd-speler (met navigatie)
De speler kan wordt gebruikt voor
cd's, mp3's en dvd-audio en als dvdvideospeler.
Wanneer het contact is ingeschakeld,
plaatst u een cd/dvd in de sleuf met
het label naar boven. De speler trekt
de cd in en begint deze af te spelen.
Tijdens het afspelen is het navigatie‐
systeem beschikbaar.
Het voertuig moet zich in de stand P
(Parkeren) bevinden opdat video
wordt weergegeven.
De dvd-speler is alleen compatibel
met dvd's uit de juiste regio. De re‐
giocode vindt u op het hoesje van de
meeste dvd's.
Het systeem kan het volgende afspe‐
len:
■ Meeste audio-cd's
■ Cd-r
■ Cd-rw
■ Mp3 of onbeschermde WMA-inde‐
lingen
■ Dvd-video
■ Dvd-audio
■ Dvd-r/rw
■ Dvd+r/rw
Wanneer u een compatibele be‐
schrijfbare schijf afspeelt, kan de ge‐
luidskwaliteit afnemen door de schijf‐
kwaliteit, de opnamemethode, de
kwaliteit van opgenomen muziek of
video of de hantering van de schijf.
Ook problemen met doorspoelen, op‐
nemen van titels, zoeken van titels/
hoofdstukken en/of laden en uitwer‐
pen kunnen zich optreden. Als u deze
problemen ervaart, controleert u de
schijf op schade en probeert u een
schijf waarvan u weet dat die goed
werkt.
Schade aan de cd-/dvd-speler vermij‐
den:
■ Gebruik geen gekraste of bescha‐
digde schijven.
■ Plak geen etiketten op schijven. De
etiketten kunnen vast komen te zit‐
ten in de speler.
■ Plaats slechts één schijf per keer.
■ Houd de laadsleuf vrij van vreemde
stoffen, vloeistoffen en vuil.
■ Gebruik een markeerpen om de bo‐
venkant van de schijf te labelen.
Schijven laden en uitwerpen
Een schijf laden:
1. Schakel het contact in.
2. Plaats een schijf in de sleuf met
het label naar boven. De speler
trekt deze volledig naar binnen.
Als de schijf is beschadigd of on‐
juist wordt geladen, ziet u een fout
en wordt de schijf uitgeworpen.
De schijf speelt automatisch af na het
laden.
Druk op R om een schijf uit de cd-/
dvd-speler te werpen.
Cd/dvd afspelen
Een schijf moet geladen zijn om de
bron te selecteren.
Wanneer een schijf is geladen, ver‐
schijnt het schijfpictogram.
Audiospelers
Er zijn twee manieren om een cd/dvd
af te spelen:
■ Plaats de schijf en het afspelen
start automatisch.
■ Druk op de knop HDD/DVD/AUX
en druk dan op de toets Schijf.
Een audio-cd afspelen
Een titelnummer verschijnt aan het
begin van elke titel. Informatie over
het muzieknummer, de artiest en het
album verschijnt indien beschikbaar.
Gebruik de volgende bedieningen om
de schijf af te spelen:
r (Afspelen/Pauzeren): gebruik
om het afspelen te starten, pauzeren
of te hervatten.
SEEK[:
■ Druk op deze knop om de volgende
titel te zoeken.
■ Houd ingedrukt om een titel door te
spoelen. Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten. De
verstreken tijd verschijnt.
]SEEK:
■ Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te zoe‐
ken. Als de titel minder dan
vijf seconden werd afgespeeld,
wordt de vorige titel gezocht. Bij
meer dan vijf seconden start de hui‐
dige titel vanaf het begin.
■ Houd ingedrukt om een titel terug te
spoelen. Laat de knop los om de
afspeelsnelheid te hervatten. De
verstreken tijd verschijnt.
TUNE/MENU: draai rechtsom of
linksom om de lijst met titels te tonen.
Draai opnieuw om door de lijst te na‐
vigeren. Druk op deze knop om de ti‐
tel te selecteren. Het systeem speelt
de geselecteerde titel af en gaat terug
naar het scherm Cd.
35
Menu cd
Druk op de toets Menu cd om het
Menu cd weer te geven.
Door elkaar: druk op deze toets om de
titels in willekeurige volgorde en niet
opeenvolgend af te spelen. Druk op‐
nieuw om willekeurige volgorde te
stoppen. Een vinkje geeft aan dat wil‐
lekeurige volgorde is ingeschakeld.
Tracklijst: druk op de toets om de lijst
met titels op de schijf te tonen. Selec‐
teer een titel uit de lijst. De geselec‐
teerde titel wordt afgespeeld en het
scherm Cd verschijnt.
36
Audiospelers
Audio- en video-dvd afspelen
Als u de dvd-video wilt bekijken, moet
het voertuig in de stand P (Parkeren)
staan of moet de handrem aange‐
haald zijn.
Na het laden van de dvd verschijnen
de menuopties op het dvd-scherm.
De menuopties verdwijnen en een
volledig scherm verschijnt na onge‐
veer 10 seconden. Druk ergens op
het scherm van het navigatiesysteem
of druk op de knop FAV, HDD/DVD/
AUX of 9 BACK om het menuscherm
opnieuw te bekijken.
Gebruik de voorkeuzesleutels of druk
op toetsen om de dvd-opties te be‐
dienen. Er zijn twee pagina's met dvdopties. Druk op de pijlknop rechts on‐
der in het scherm om naar de andere
pagina te gaan. Alleen de geaccentu‐
eerde functies zijn beschikbaar. Som‐
mige menuopties zijn alleen beschik‐
baar wanneer de schijf niet wordt af‐
gespeeld.
Dvd-opties
Volledig scherm:
1. Druk op de toets om de dvd-opties
te verbergen en het volledige vi‐
deobeeld weer te geven.
2. Druk ergens op het scherm van
het navigatiesysteem of druk op
de knop FAV, HDD/DVD/AUX, 9
BACK om de toetsen voor de bron
op het videobeeld te tonen.
Cursor:
Druk op de toets om het menu
Cursor te openen. Met de pijlen en
andere aanwijzeropties kunt u navi‐
geren door de dvd-menuopties. De
opties van het menu Cursor zijn al‐
leen beschikbaar als een dvd be‐
schikt over een menu.
k, R, l, S (Pijlknoppen): gebruik
deze toetsen om door het dvd-menu
te navigeren.
r(Afspelen/Pauzeren): gebruik om
het afspelen te starten, pauzeren of te
hervatten.
SEEK[:
1. Druk op de knop om het volgende
hoofdstuk te zoeken.
2. Druk meer dan eens om vooruit
door de schijf te navigeren.
3. Houd ingedrukt om een schijf door
te spoelen. Wanneer het door‐
spoelen bezig is, drukt u opnieuw
om de snelheid te wijzigen. De
verstreken tijd verschijnt.
]SEEK:
1. Druk op de knop om het begin van
het huidige of vorige hoofdstuk te
zoeken. Als het hoofdstuk minder
dan vijf seconden is afgespeeld,
gaat u naar het vorige hoofdstuk.
Als het hoofdstuk meer dan
vijf seconden is afgespeeld, wordt
het huidige hoofdstuk opnieuw
gestart. Met meer dan één druk
gaat u verder met de achter‐
waartse navigatie door de schijf.
Audiospelers
2. Houd ingedrukt om een schijf te‐
rug te spoelen. Wanneer het te‐
rugspoelen bezig is, drukt u op‐
nieuw om de snelheid te wijzigen.
De verstreken tijd verschijnt.
3. Druk op r om het afspelen te
hervatten.
TUNE/MENU: druk op ] SEEK of
SEEK [ om naar het volgende of vo‐
rige hoofdstuk te gaan. U kunt ook
wijzigen van hoofdstuk door de knop
TUNE/MENU te draaien na het
scherm aan te raken.
Stoppen:
1. Druk op het beeldscherm om de
beschikbare knoppen te tonen.
Druk op de knop Stop om de dvd
te stoppen.
2. Als u het afspelen van de dvd wilt
hervatten vanaf het punt waar
deze is gestopt, drukt u op r.
3. Druk tweemaal op r om de dvd
vanaf het begin te starten.
9 Door elkaar:
1. Druk op deze toets om de titels in
willekeurige volgorde en niet op‐
eenvolgend af te spelen.
2. Druk opnieuw om opeenvolgend
af te spelen. Deze knop is be‐
schikbaar voor audio-dvd's.
Hoofdmenu: druk op de toets om het
eerste menu van de dvd te tonen.
Deze functie is beschikbaar volgens
dvd.
Menu: druk op de toets om het menu
voor het huidig afgespeelde deel van
de dvd te tonen. Deze functie is be‐
schikbaar volgens dvd en is niet be‐
schikbaar voor audio-dvd's.
Toetsenblok: druk op de toets om het
toetsenblok weer te geven en te zoe‐
ken in het hoofdstuk-, titel- of menu‐
nummerscherm. Voer op het toetsen‐
blok het titel- of hoofdstuknummer of
het groeps- of titelnummer in.
Zoeken: druk op de toets om een titel
te zoeken.
37
Hoek: druk tijdens het afspelen om de
kijkhoek van de dvd aan te passen.
Dit varieert per dvd. Blijf drukken om
door de kijkhoeken te bladeren.
Audio: druk op de toets om de audio‐
stream en de audiotaal tijdens het af‐
spelen te wijzigen. Blijf drukken om
door de beschikbare audiostreams en
-talen te bladen. Dit varieert per dvd.
Ondertiteling: druk tijdens het afspe‐
len van een dvd om de weergave van
ondertitels in of uit te schakelen of om
de taal van de ondertitels te wijzigen.
Blijf drukken om door de beschikbare
ondertiteltalen te bladeren en om de
ondertitels uit te schakelen. Dit vari‐
eert per dvd.
Pan & Scan: druk op de toets om
breedbeeldfilms zo aan te passen dat
ze verhoudingsgewijs passen op het
dvd-scherm. Druk op deze toets om
Pan & Scan in te schakelen.
38
Audiospelers
Foutmeldingen
Als Disc Read Error verschijnt en/of
de schijf wordt uitgeworpen, is dit mo‐
gelijk vanwege één van de volgende
redenen:
■ De schijf heeft een ongeldige of on‐
bekende indeling.
■ De schijf komt niet uit de juiste re‐
gio.
■ De schijf is heel warm. Probeer de
schijf opnieuw wanneer de tempe‐
ratuur terug normaal is.
■ De weg is heel ruw. Probeer de
schijf opnieuw wanneer het wegop‐
pervlak beter is.
■ De schijf is vuil, gekrast, nat of is
omgekeerd geplaatst.
■ De lucht is heel vochtig. Probeer de
schijf later opnieuw.
■ Er is een probleem opgetreden bij
het branden van de schijf.
■ Het etiket zit vast in de cd-/dvd-spe‐
ler.
Als de cd of dvd niet juist afspeelt om
een andere reden, probeert u een cd
of dvd waarvan u weet dat die goed
werkt.
Als de foutmeldingen aanhouden,
neemt u contact op met uw dealer.
Mp3
Mp3-indelingen
Bij het maken van een mp3-schijf
moeten bepaalde richtlijnen worden
gevolgd; anders speelt de cd mogelijk
niet af.
De richtlijnen zijn als volgt:
■ Samplefrequentie: 8 kHz, 16 kHz,
22,05 kHz, 24 kHz, 32 kHz, 44,1
kHz en 48 kHz.
■ Ondersteunde bitsnelheden: 8, 16,
24, 32, 40, 48, 56, 64, 80, 96, 112,
128, 144, 160, 192, 224, 256 en
320 kbps.
■ Maximum aantal mappen is 256
met een maximale hiërarchie van
acht mappen.
■ Maximum 1024 bestanden op een
schijf.
■ Opgenomen op een cd-r of cd-rw
met een maximumcapaciteit van
700 MB.
■ De informatie over de artiest/het al‐
bum/de muzieknummers/het genre
vereist dat een cd volledig wordt
gescand voordat de muzieknaviga‐
tor werkt met deze menu's. De
schijf wordt niet gescand wanneer
ze wordt afgespeeld.
Mp3-cd afspelen (zonder
navigatie)
Wanneer een mp3 wordt geladen in
de speler, verschijnt MP3.
Als een schijf al is geladen en u luis‐
tert naar een andere audiobron, drukt
u op SOURCE om naar de schijfbron
te gaan. Een titelnummer verschijnt
aan het begin van elke titel op het
beeldscherm.
r (Afspelen/Pauzeren): druk op de
knop om het afspelen van een gela‐
den schijf te starten, pauzeren of te
hervatten.
Audiospelers
SEEK [ (Volgende/Doorspoelen):
1. Druk op deze knop om de vol‐
gende titel te zoeken.
2. Druk opnieuw om vooruit door de
schijf te navigeren.
3. Houd ingedrukt om het afspelen
snel door te spoelen.
4. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
] SEEK (Vorige/Terugspoelen):
1. Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te
zoeken. Als de titel minder dan
vijf seconden is afgespeeld, gaat
u naar de vorige titel. Bij meer dan
vijf seconden herstart de huidige
titel.
2. Druk opnieuw om achteruit door
de schijf te navigeren.
3. Houd deze knop ingedrukt om het
afspelen snel terug te spoelen.
4. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
TUNE/MENU:
1. Draai rechtsom of linksom om de
lijst met titels te tonen.
2. Draai opnieuw om door de lijst te
navigeren.
3. Druk op TUNE/MENU om de titel
te selecteren. Het systeem speelt
de geselecteerde titel af en gaat
terug naar het scherm Cd.
Muziekmenu Mp3
Druk op de toets Menu terwijl die bron
actief is om het menu te openen.
Druk op een van de volgende toetsen
in het mp3-menu:
Door elkaar: druk hierop om de titels
in willekeurige volgorde af te spelen.
Druk opnieuw om willekeurige volg‐
orde te stoppen.
Afspeellijsten: druk op deze toets om
de opgeslagen afspeellijsten op de
schijf te bekijken. Selecteer een af‐
speellijst om de lijst met alle muziek‐
nummers uit die afspeellijst te bekij‐
ken. Er is mogelijk een vertraging bij
de weergave van de lijst. Selecteer
een muzieknummer uit de lijst om het
afspelen te beginnen.
39
Artiesten: druk op de toets om de lijst
met opgeslagen artiesten op de schijf
te bekijken. Selecteer de naam van
een artiest om een lijst met alle mu‐
zieknummers van de artiest te bekij‐
ken. Er is mogelijk een vertraging bij
de weergave van de lijst. Selecteer
een muzieknummer uit de lijst om het
afspelen te beginnen.
Albums: druk op de toets om de al‐
bums op de schijf te bekijken. Selec‐
teer het album om een lijst met alle
muzieknummers in het album te be‐
kijken. Er is mogelijk een vertraging
bij de weergave van de lijst. Selecteer
een muzieknummer uit de lijst om het
afspelen te beginnen.
Titels liedjes: druk op de toets om een
lijst met alle muzieknummers op de
schijf weer te geven. Muzieknummers
worden weergegeven als opgeslagen
op de schijf. Er is mogelijk een vertra‐
ging bij de weergave van de lijst. Als
u het afspelen wilt beginnen, selec‐
teert u een muzieknummer uit de lijst.
Genres: druk hierop om de genres te
bekijken. Selecteer een genre om
een lijst met alle muzieknummers van
40
Audiospelers
dat genre te bekijken. Selecteer een
muzieknummer uit de lijst om het af‐
spelen te beginnen.
Mappen/Afspeellijsten: druk hierop
om een lijst met mappen te openen
om zo toegang tot bestanden in de
mappenstructuur te hebben.
Hoofdmap
De hoofdmap wordt als een map be‐
schouwd. Alle bestanden in de hoofd‐
map worden vóór andere mappen in
de hoofdmap geopend.
Lege mappen
Als de hoofdmap of een map leeg is
of alleen mappen bevat, gaat de spe‐
ler naar de volgende map in de be‐
standsstructuur die een gecompri‐
meerd audiobestand bevat. De lege
map(pen) worden niet weergegeven
of genummerd.
Geen map
Wanneer de cd alleen gecompri‐
meerde audiobestanden bevat zon‐
der mappen of afspeellijsten, bevin‐
den alle bestanden zich in de hoofd‐
map.
Bestandssysteem en namen
De muzieknummers, artiesten, al‐
bums en genres worden gehaald uit
de ID3-tag van het bestand en wor‐
den alleen weergegeven indien ze
voorkomen in de tag. Als de titel van
een muzieknummer niet aanwezig is
in de ID3-tag, toont de radio de be‐
standsnaam als de titel.
Voorgeprogrammeerde afspeellijsten
De radio herkent voorgeprogram‐
meerde afspeellijsten maar biedt
geen ondersteuning om lijsten te be‐
werken. Deze afspeellijsten worden
beschouwd als speciale mappen met
gecomprimeerde audiobestanden.
Mp3-cd en -dvd afspelen (met
navigatie)
Wanneer een mp3 wordt geladen in
de speler, verschijnt MP3.
Als een schijf al is geladen maar u ziet
momenteel een kaart op het scherm
of u luistert naar een andere audio‐
bron, drukt u op de knop HDD/DVD/
AUX om over te schakelen naar de
schijfbron. Een titelnummer verschijnt
aan het begin van elke titel op het
beeldscherm.
Een schijf afspelen:
r (Afspelen/Pauzeren): gebruik
om het afspelen van een geladen
schijf te starten, pauzeren of te her‐
vatten.
SEEK[:
1. Druk op deze knop om de vol‐
gende titel te zoeken.
2. Druk opnieuw om vooruit door de
schijf te navigeren.
Audiospelers
3. Houd ingedrukt om het afspelen
snel door te spoelen.
4. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
]SEEK:
1. Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te
zoeken. Als de titel minder dan
vijf seconden is afgespeeld, gaat
u naar de vorige titel. Bij meer dan
vijf seconden herstart de huidige
titel.
2. Druk opnieuw om achteruit door
de schijf te navigeren.
3. Houd deze knop ingedrukt om het
afspelen snel terug te spoelen.
4. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
TUNE/MENU:
1. Draai rechtsom of linksom om de
lijst met titels te tonen.
2. Draai opnieuw om door de lijst te
navigeren.
3. Druk op TUNE/MENU om de titel
te selecteren. Het systeem speelt
de geselecteerde titel af en gaat
terug naar het scherm Cd.
Muziekmenu Mp3
Druk op de toets DISC of druk op de
knop TUNE/MENU op de console ter‐
wijl het scherm Schijfaudio wordt
weergegeven om het Menu muziek
cd te tonen.
41
Druk op een van de volgende cate‐
gorieknoppen op het Menu muziek
cd om het desbetreffende categorie‐
scherm te tonen:
Door elkaar: druk op deze toets om de
titels in willekeurige volgorde en niet
opeenvolgend af te spelen.
■ Mappen/Afspeellijsten
Druk op de toets om de opgeslagen
mappen op de schijf te bekijken.
Selecteer een map om de lijst met
alle muzieknummers in die map te
bekijken. Selecteer het muziek‐
nummer in de lijst en het wordt af‐
gespeeld.
■ Tracklijst
Druk op de toets om een lijst met
alle muzieknummers op de schijf te
bekijken. Selecteer een muziek‐
nummer in de lijst en het wordt af‐
gespeeld. Muzieknummers worden
weergegeven op basis van de mapen bestandsstructuur die de cdbrander gebruikte.
■ Artiesten
Druk op de toets om de lijst met op‐
geslagen artiesten op de schijf te
42
Audiospelers
bekijken. Selecteer de naam van
een artiest om een lijst met alle mu‐
zieknummers van de artiest te be‐
kijken. Selecteer het gewenste mu‐
zieknummer in de lijst en het wordt
afgespeeld.
■ Albums
Druk op de toets om de albums op
de schijf te bekijken. Selecteer het
album om een lijst met alle muziek‐
nummers in het album te bekijken.
Selecteer een muzieknummer in de
lijst en het wordt afgespeeld.
■ Genres
Druk op de toets om de genres op
de schijf te bekijken. Selecteer een
genre om een lijst met alle muziek‐
nummers van dat genre te bekij‐
ken. Selecteer een muzieknummer
in de lijst en het wordt afgespeeld.
■ Titels liedjes
Druk op de toets om een lijst met
alle muzieknummers op de schijf
weer te geven. Selecteer een mu‐
zieknummer in de lijst en het wordt
afgespeeld. Muzieknummers ver‐
schijnen in alfabetische volgorde
op basis van de ID3-tag van het
muzieknummer (indien beschik‐
baar).
muzieknummer niet aanwezig is in de
ID3-tag, toont de radio de bestands‐
naam als de titel.
Mappen
Hoofdmap
De hoofdmap wordt als een map be‐
schouwd. Alle bestanden in de hoofd‐
map worden vóór andere mappen in
de hoofdmap geopend.
Voorgeprogrammeerde afspeellijsten
De radio herkent voorgeprogram‐
meerde afspeellijsten maar biedt
geen ondersteuning om lijsten te be‐
werken. Deze afspeellijsten worden
beschouwd als speciale mappen met
gecomprimeerde audiobestanden.
Lege hoofdmap of map
Als de hoofdmap of een map leeg is
of alleen mappen bevat, gaat de spe‐
ler naar de volgende map in de be‐
standsstructuur die een gecompri‐
meerd audiobestand bevat. De lege
map(pen) worden niet weergegeven
of genummerd.
Geen map
Wanneer de cd alleen gecompri‐
meerde audiobestanden bevat zon‐
der mappen of afspeellijsten, bevin‐
den alle bestanden zich in de hoofd‐
map.
Bestandssysteem en namen
De weergegeven titel van het muziek‐
nummer wordt uit de ID3-tag van het
bestand gehaald. Als de titel van een
Apparaat met harde schijf
Apparaat met harde schijf
(HDD) (met navigatie)
Via een apparaat met harde schijf
(HDD) kunt u muzieknummers opne‐
men.
Ondersteunde indelingen door het
HDD:
■ MP3
■ MP3-Pro
■ WMA
■ Audible.com
■ M4A
Audiospelers
U kunt muzieknummers opnemen
vanaf een cd-speler of een media-ap‐
paraat met massaopslag dat is aan‐
gesloten via een USB-connector.
Voor optimale opnameprestaties
zorgt u ervoor dat de schijf schoon en
onbeschadigd is. In het andere geval
kan de titel slechts deels worden op‐
genomen door het systeem.
Audiobron van harde schijf selecte‐
ren:
Druk op de knop HDD/DVD/AUX. Na‐
vigeer dan door de beschikbare audi‐
obronnen tot de HDD-bronnen ver‐
schijnen of druk nogmaals op de knop
HDD/DVD/AUX en druk vervolgens
op de bronknop HDD.
Opnemen vanaf cd op harde schijf
De snelheid van de opname neemt
toe als u luistert naar een andere bron
terwijl u opneemt.
Alle titels op de schijf opnemen:
1. Laad een cd of druk op de knop
HDD/DVD/AUX totdat het scherm
DISC verschijnt.
2. Druk op de knop o REC.
3. Een bevestiging verschijnt.
4. Selecteer Alle liedjes om alle titels
op te nemen. Een voortgangsbalk
verschijnt.
43
Geselecteerde titels op de schijf op‐
nemen:
1. Laad een cd of druk op de knop
HDD/DVD/AUX totdat het scherm
DISC verschijnt.
2. Druk op ] SEEK of SEEK [ of
Menu muziek cd om een op te ne‐
men muzieknummer te selecte‐
ren.
3. Druk op de knop o REC.
4. Een bevestiging verschijnt.
5. Selecteer de naam van het op te
nemen muzieknummer. Een
voortgangsbalk verschijnt.
Opnemen vanaf USB-apparaat op
harde schijf
Alle titels vanaf het USB-apparaat ko‐
piëren:
1. Sluit een USB-apparaat aan of
druk op de knop HDD/DVD/AUX
totdat het scherm DISC het
scherm USB toont.
2. Druk op de knop o REC.
44
Audiospelers
3. Een bevestiging verschijnt.
4. Selecteer Alle liedjes om alle titels
te kopiëren. Een voortgangsbalk
verschijnt.
Geselecteerde titels opnemen:
1. Sluit een USB-apparaat aan of
druk op de knop HDD/DVD/AUX
totdat het scherm DISC het
scherm USB toont.
2. Gebruik ] SEEK of SEEK [ of
HDD muziek menu om een op te
nemen muzieknummer te selec‐
teren.
3. Druk op de knop o REC.
4. Een bevestiging verschijnt.
5. Selecteer de naam van het op te
nemen muzieknummer. Een
voortgangsbalk verschijnt.
Dubbele inhoud
Wanneer de opnamefunctie start,
wordt gecontroleerd of de inhoud al
op de harde schijf staat. Als de volle‐
dige inhoud van de cd op de harde
schijf staat, wordt de inhoud niet op‐
genomen.
Als een deel of niets van de inhoud al
aanwezig is, wordt alleen de ontbre‐
kende inhoud gekopieerd naar de
harde schijf.
Als hetzelfde bestand wordt opgeno‐
men vanaf USB en cd, bestaan er
mogelijk dubbele titels.
CD UITWERPEN
Als de cd wordt uitgeworpen voordat
het opnameproces wordt voltooid,
worden alleen volledig opgenomen ti‐
tels opgeslagen op de harde schijf.
Onvolledige titels worden verwijderd.
Energiemodus
Als het systeem wordt uitgeschakeld
tijdens het opnemen vanaf cd of USB,
stopt het. Wanneer de radio terug
wordt ingeschakeld, wordt het opna‐
meproces niet automatisch hervat.
Inhoud op harde schijf afspelen
Als u functies van de harde schijf wilt
bedienen terwijl de HDD-bron actief
is, gebruikt u de volgende knoppen of
toetsen:
r (Afspelen/Pauzeren): druk op
deze knop om de huidige mediabron
te starten, pauzeren of te hervatten.
SEEK[:
1. Druk op deze knop om de vol‐
gende titel te zoeken.
2. Houd ingedrukt om het afspelen
snel door te spoelen.
3. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
Audiospelers
]SEEK:
1. Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te
zoeken. Als de titel minder dan vijf
seconden werd afgespeeld, wordt
de vorige titel afgespeeld. Bij
meer dan vijf seconden herstart
de huidige titel.
2. Houd deze knop ingedrukt om het
afspelen snel terug te spoelen.
3. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
TUNE/MENU:
1. Draai rechtsom of linksom om Alle
liedjes te tonen.
2. Draai opnieuw om door de lijst te
navigeren.
3. Druk op de TUNE/MENU-knop
om de gemarkeerde optie te se‐
lecteren. Het systeem speelt het
geselecteerde muzieknummer af
en gaat terug naar het scherm Cd.
DEL (Verwijderen):
1. Selecteer het muzieknummer in
het scherm HDD muziek menu
dat u wilt verwijderen.
2. Druk op de DEL-toets.
Als u een volledige lijst met Artiesten,
Albums of Genres wilt verwijderen,
selecteert u de categorie in het
scherm HDD muziek menu. Druk op
de DEL-toets.
HDD muziek menu
Druk in het scherm HDD op de toets
HDD muziek menu om in het scherm
HDD het HDD muziek menu te tonen.
Druk op een van de volgende toetsen
in het HDD muziek menu:
45
Door elkaar: druk op deze toets om de
titels in willekeurige volgorde en niet
opeenvolgend af te spelen.
Meer van deze:
Druk op deze toets om de Grace‐
note®-technologie voor muziekher‐
kenning en gerelateerde gegevens te
gebruiken om een lijst met muziek‐
nummers te maken die vergelijkbaar
zijn met het huidige muzieknummer.
Selecteer een zender uit de lijst.
Deze functie is alleen beschikbaar
voor muzieknummers die vanaf au‐
dio-cd's zijn opgenomen op het HDD,
dus niet voor mp3's en andere ge‐
comprimeerde audio.
Wanneer u cd's opneemt op het HDD,
zijn er mogelijk vertragingen om de
lijst samen te stellen totdat alle be‐
standen zijn gecomprimeerd.
46
Audiospelers
Afspeellijsten:
1. Druk op deze toets om de afspeel‐
lijsten op de harde schijf te bekij‐
ken.
2. Selecteer een afspeellijst om een
lijst met alle muzieknummers uit
de afspeellijst te bekijken.
3. Selecteer een muzieknummer uit
de lijst. Na de selectie verschijnt
Modus: Afspeellijst.
Artiesten:
1. Druk op deze toets om de arties‐
ten op de harde schijf te bekijken.
2. Selecteer een artiest om een lijst
met alle muzieknummers van die
artiest te bekijken.
3. Selecteer een zender uit de lijst.
Na de selectie verschijnt Modus:
artiest.
Albums:
1. Druk op deze toets om de albums
op de harde schijf te bekijken.
2. Selecteer een album om een lijst
met alle muzieknummers in het al‐
bum te bekijken.
3. Selecteer een zender uit de lijst.
Na de selectie verschijnt Modus:
Album.
Alle liedjes:
1. Druk op deze toets om een lijst
met alle muzieknummers op de
harde schijf te bekijken.
2. Selecteer een zender uit de lijst.
Na de selectie verschijnt Modus:
Alle liedjes.
Genres:
1. Druk op deze toets om de genres
op de harde schijf te bekijken.
2. Selecteer een genre om een lijst
met alle muzieknummers van dat
genre te bekijken.
3. Selecteer een zender uit de lijst.
Na de selectie verschijnt Modus:
Genre.
Recent opgeslagen:
Druk op deze toets om een lijst met
de 50 recentste muzieknummers op
de HDD te bekijken. Na de selectie
verschijnt Modus: Onlangs
opgeslagen.
Favorieten op harde schijf opslaan
Het huidige muzieknummer tijdens
het afspelen vanaf HDD opslaan naar
een voorkeuzecategorie:
1. Druk op de knop FAV totdat de af‐
speellijstcategorie FAV verschijnt.
2. Houd een voorkeuzeknop onder
in het scherm ingedrukt totdat het
bericht Favoriet opgeslagen ver‐
schijnt.
Een Artiest, Album of Genre geheel
opslaan naar een FAV-voorkeuzeca‐
tegorie:
1. Druk op de knop FAV totdat de
juiste FAV-categorie verschijnt.
2. Houd een voorkeuzeknop onder
in het scherm ingedrukt.
Audiospelers
Favorieten op harde schijf afspelen
U kunt favorieten op twee manieren
afspelen:
■ Druk op de knop FAV totdat de ge‐
paste FAV HDD-categorie ver‐
schijnt. Druk op een voorkeuze‐
knop onder aan het scherm FAV
HDD.
■ Selecteer FAV uit het HDD muziek
menu. Artiest, Album en Genre be‐
vinden zich in de overeenkomstige
lijst.
Ondersteunde USB-apparaten
De USB-connector gebruikt het vol‐
gende:
■ USB 2.0.
■ USB-flashsticks of -pendrives.
■ Draagbare USB-harde schijven. De
stroomvoorziening van deze appa‐
raten (USB-busvoeding versus ex‐
terne voeding) vereist speciale
aandacht.
■ Draagbare media-adapters die SD
Flash, Compact Flash of SD Micro
ondersteunen.
Afhankelijk van het USB-apparaat
voor massaopslag worden sommige
apparaten mogelijk niet herkend.
Muziek kan rechtstreeks vanaf het
USB-apparaat worden afgespeeld en
bediend via functies en een menu
voor mp3-bediening.
Afspelen vanaf USB
Een USB-apparaat voor massaop‐
slag kan worden aangesloten op de
USB-poort om gecomprimeerde au‐
diobestanden te kopiëren naar de
harde schijf. De inhoud kan tevens
rechtstreeks vanaf het USB-apparaat
worden afgespeeld.
De USB-poort bevindt zich in de
vloerconsole.
47
Het USB-pictogram verschijnt wan‐
neer het USB-apparaat is aangeslo‐
ten.
Afspelen vanaf een USB-apparaat:
■ Sluit het USB-apparaat aan en het
afspelen start.
■ Druk achtereenvolgens op HDD/
DVD/AUX en de toets USB.
Terwijl de USB-bron actief is, gebruikt
u het volgende om de USB-functie te
bedienen:
r (Afspelen/Pauzeren): druk op
deze knop om de huidige mediabron
te starten, pauzeren of te hervatten.
SEEK[:
1. Druk op deze knop om de vol‐
gende titel te zoeken.
2. Houd ingedrukt om het afspelen
snel door te spoelen. Laat de knop
los om de afspeelsnelheid te her‐
vatten. De verstreken tijd ver‐
schijnt.
]SEEK:
1. Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te
zoeken. Als de titel minder dan vijf
48
Audiospelers
seconden werd afgespeeld, wordt
de vorige titel afgespeeld. Bij
meer dan vijf seconden herstart
de huidige titel.
2. Houd deze knop ingedrukt om het
afspelen snel terug te spoelen.
3. Laat de knop los om de afspeel‐
snelheid te hervatten. De verstre‐
ken tijd verschijnt.
TUNE/MENU:
1. Draai rechtsom of linksom om de
lijst met titels te tonen.
2. Draai opnieuw om door de lijst te
navigeren.
3. Druk op de knop TUNE/MENU om
de titel te selecteren. Het systeem
speelt de geselecteerde titel af en
gaat terug naar het scherm USB.
Menu USB
Druk op de toets Menu USB of druk
op de knop TUNE/MENU terwijl het
scherm USB Audio wordt weergege‐
ven om het Menu USB te tonen.
Selecteer een van de volgende toet‐
sen in het Menu USB:
Door elkaar: druk op deze toets om de
titels in willekeurige volgorde en niet
opeenvolgend af te spelen. Selecteer
opnieuw om deze functie te stoppen.
Mappen/Afspeellijsten: selecteer
deze optie om de opgeslagen af‐
speellijsten op het USB-apparaat te
zien. Selecteer een map/afspeellijst
om een lijst met alle muzieknummers
in de map/afspeellijst te bekijken. Se‐
lecteer een muzieknummer uit de lijst.
Na de selectie verschijnt Modus:
Map/Afspeellijst.
Tracklijst: druk op deze toets om een
lijst met muzieknummers en hun bij‐
horende categorie te bekijken.
Artiesten: druk op deze toets om de
opgeslagen artiesten op het USB-ap‐
paraat te bekijken. Selecteer een ar‐
tiest om een lijst met alle muzieknum‐
mers van de artiest te bekijken. Se‐
lecteer een zender uit de lijst. Na de
selectie verschijnt Modus: artiest.
Albums: druk op deze toets om de
opgeslagen albums op het USB-ap‐
paraat te bekijken. Selecteer een al‐
bum om een lijst met alle muzieknum‐
mers in het album te bekijken. Selec‐
teer een zender uit de lijst. Na de se‐
lectie verschijnt Modus: Album.
Alle liedjes: druk op deze toets om
een lijst met alle opgeslagen muziek‐
nummers op het USB-apparaat te be‐
kijken. Selecteer een muzieknummer
uit de lijst. Na de selectie verschijnt
Modus: Alle liedjes.
Audiospelers
Genres: druk op deze toets om de op‐
geslagen genres op het USB-appa‐
raat te bekijken. Selecteer een genre
om een lijst met alle muzieknummers
van dat genre te bekijken. Selecteer
een zender uit de lijst. Na de selectie
verschijnt Modus: Genre.
USB uitwerpen: druk wanneer het
USB-apparaat moet worden verwij‐
derd. Als het USB-apparaat wordt
verwijderd zonder USB uitwerpen te
selecteren, kunnen de bestanden be‐
schadigd raken.
Afspelen vanaf een iPod®
Deze functie ondersteunt de vol‐
gende iPod-modellen:
■ iPod nano (1e/2e/3e /4e generatie)
■ iPod classic
■ iPod met video
■ iPod nano (1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e
generatie)
■ iPhone 4
■ iPhone 3GS
■ iPhone 3G
■ iPhone
Voor een juiste werking zorgt u ervoor
dat de iPod beschikt over de nieuwste
firmware van Apple®. iPod-firmware
kan worden bijgewerkt met de
nieuwste versie van iTunes®.
Voor meer informatie bezoekt u
www.apple.com/itunes.
Opnemen vanaf de iPod op het HDD
wordt niet ondersteund. Media moet
worden opgenomen met een USBapparaat voor massaopslag.
Als u een iPod wilt aansluiten en be‐
dienen, sluit u een uiteinde van de
standaard USB-kabel van de iPod
aan op de dockconnector van de
iPod. Sluit het andere uiteinde aan op
de USB-poort in de middenconsole.
49
Informatie over de muziek op de iPod
verschijnt op het beeldscherm van de
radio en de muziek wordt afgespeeld
via het audiosysteem van het voer‐
tuig.
De batterij van de iPod herlaadt auto‐
matisch wanneer het contact is inge‐
schakeld. Wanneer het contact wordt
uitgeschakeld terwijl een iPod is aan‐
gesloten met de USB-kabel van de
iPod, herlaadt de batterij van de iPod
niet langer en schakelt de iPod auto‐
matisch uit.
Als uw iPod niet wordt ondersteund,
kunt u de muziek erop nog steeds be‐
luisteren door de iPod aan te sluiten
op de AUX-ingang met een standaard
stereokabel van 3,5 mm. Randappa‐
ratuur 3 51.
50
Audiospelers
Menu iPod
Druk op een van de volgende knop‐
pen op het Menu iPod om het desbe‐
treffende scherm te tonen:
Door elkaar:
1. Druk op deze toets om de titels in
willekeurige volgorde en niet op‐
eenvolgend af te spelen.
2. Druk opnieuw op de knop om
deze functie te stoppen.
Afspeellijsten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen afspeellijsten op de iPod te
bekijken.
2. Selecteer de naam van een af‐
speellijst om een lijst met alle mu‐
zieknummers uit de afspeellijst te
bekijken.
3. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus:
Afspeellijst op het iPod-hoofd‐
scherm.
Artiesten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen artiesten op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een artiest
om een lijst met alle muzieknum‐
mers van de artiest te bekijken.
3. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus:
artiest op het iPod-hoofdscherm.
Albums:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen albums op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een album
om een lijst met alle muzieknum‐
mers in het album te bekijken.
3. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus:
Album op het iPod-hoofdscherm.
Alle liedjes:
1. Druk op deze toets om een lijst
met alle opgeslagen muzieknum‐
mers op de iPod te bekijken.
2. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus: Alle
liedjes op het iPod-hoofdscherm.
Audiospelers
Genres:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen genres op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een genre
om een lijst met alle muzieknum‐
mers van dat genre te bekijken.
3. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus:
Genre op het iPod-hoofdscherm.
Componisten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen muziekauteurs op de iPod
te bekijken.
2. Selecteer de naam van een mu‐
ziekauteur om een lijst met alle
muzieknummers van die muziek‐
auteur te bekijken.
3. Kies de gewenste taal uit de lijst.
Zodra een muzieknummer is ge‐
selecteerd, verschijnt Modus:
Componist op het iPod-hoofd‐
scherm.
Podcasts verschijnen bij de alge‐
mene muziek. Ze hebben geen eigen
categorie. U kunt ze, net als andere
muziekbestanden, zoeken op titel, ar‐
tiest en album.
iPod uitwerpen Druk op deze toets
om de iPod te verwijderen. Als de
iPod is losgekoppeld zonder deze
knop te selecteren, kunnen de be‐
standen op de iPod beschadigd ra‐
ken.
Randapparatuur
AUX-ingang
Dit voertuig heeft een AUX-ingang in
de vloerconsole. Mogelijke externe
audiobronnen zijn:
■ Laptop
■ Mp3-speler
■ Cassettespeler
Deze aansluiting is geen audio-uit‐
gang. Sluit geen hoofdtelefoon aan
op de AUX-ingang. Sluit hulpappara‐
ten aan terwijl het voertuig in de stand
P (Parkeren) staat.
51
Sluit een 3,5 mm-kabel aan van het
hulpapparaat op de AUX-ingang.
Wanneer een apparaat wordt aange‐
sloten, begint het systeem automa‐
tisch audio vanaf het apparaat af te
spelen via de luidsprekers van het
voertuig.
Als een hulpapparaat al is aangeslo‐
ten maar een andere bron is momen‐
teel actief, drukt u op de toets Now
Playing op de Startpagina. Dan drukt
u herhaaldelijk op Source om te navi‐
geren door alle beschikbare audio‐
bronnen totdat het bronscherm AUX
is geselecteerd.
Afspelen vanaf USB
Een USB-apparaat voor massaop‐
slag of Microsoft Transfer Protocol
(MTP) kunnen worden aangesloten
op de USB-poort.
De USB-poort bevindt zich in de mid‐
denconsole.
Het USB-pictogram verschijnt wan‐
neer het USB-apparaat is aangeslo‐
ten.
52
Audiospelers
USB mp3-speler en USB-drives
■ De aangesloten USB mp3-speler
en USB-drives moeten aan de USB
MSC-specificatie voldoen (USB
Mass Storage Class).
■ Alleen USB mp3-spelers en USBdrives met een sectoromvang van
512 bytes en een clusteromvang
die kleiner is dan of gelijk is aan 32
kB in het FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
■ Harde schijven worden niet onder‐
steund.
■ De volgende beperkingen gelden
voor de gegevens die opgeslagen
zijn op een USB mp3-speler of een
USB-apparaat:
◆ Maximale mapstructuurdiepte:
11 niveaus.
◆ Maximaal aantal mp3/wma-be‐
standen dat kan worden weerge‐
geven: 1.000.
■ Wma-bestanden beveiligd met Di‐
gital Rights Management (DRM)
van online muziekwinkels kunnen
niet worden afgespeeld. Wma-be‐
standen kunnen alleen worden af‐
gespeeld als ze werden gemaakt
met Windows Media Player versie
8 of hoger.
◆ Gepaste extensies voor afspeel‐
lijsten: .m3u, .pls.
◆ De afspeellijstitems moeten als
relatieve paden zijn opgemaakt.
◆ Het systeemkenmerk voor map‐
pen/bestanden dat audiogege‐
vens bevat, mag niet ingesteld
zijn.
Als u een USB-apparaat wilt afspe‐
len, gaat op een van de volgende ma‐
nieren te werk:
■ Sluit het USB-apparaat aan en het
afspelen start.
■ Druk op de toets Now Playing op de
Startpagina en druk dan herhaal‐
delijk op de knop SOURCE op de
console om te navigeren door alle
beschikbare audiobronnen totdat
het USB-bronscherm is geselec‐
teerd.
Terwijl de USB-bron actief is, gebruikt
u het volgende om de USB-functie te
bedienen:
r (Afspelen/Pauzeren): druk op
deze knop om de huidige mediabron
te starten, pauzeren of te hervatten.
] SEEK (Omlaag zoeken):
1. Druk op deze knop om het begin
van de huidige of vorige titel te
zoeken. Als de titel minder dan
vijf seconden werd afgespeeld,
wordt de vorige titel afgespeeld.
Bij meer dan vijf seconden her‐
start de huidige titel.
2. Houd de knop ingedrukt om het
afspelen snel terug te spoelen.
3. Laat los om de afspeelsnelheid te
hervatten. De verstreken tijd ver‐
schijnt.
SEEK [ (Omhoog zoeken):
1. Druk op deze knop om de vol‐
gende titel te zoeken.
2. Houd ingedrukt om het afspelen
snel door te spoelen. Laat los om
de afspeelsnelheid te hervatten.
De verstreken tijd verschijnt.
Menu USB
Druk op een van de volgende toetsen
in het Menu USB:
Audiospelers
Door elkaar: druk hierop om de titels
in willekeurige volgorde af te spelen.
Druk opnieuw om willekeurige volg‐
orde te stoppen.
Afspeellijsten: druk op deze toets om
de opgeslagen afspeellijsten op het
USB-apparaat te bekijken. Selecteer
een afspeellijst om de lijst met alle
muzieknummers in die afspeellijst te
bekijken. Er is mogelijk een vertra‐
ging bij de weergave van de lijst. Se‐
lecteer een muzieknummer uit de lijst
om het afspelen te beginnen.
Artiesten: druk op deze toets om de
lijst met opgeslagen artiesten op het
USB-apparaat te bekijken. Selecteer
de naam van een artiest om een lijst
met alle albums van de artiest te be‐
kijken. Er is mogelijk een vertraging
bij de weergave van de lijst. Als u een
muzieknummer wilt selecteren, tikt u
op Alle liedjes en selecteert u een mu‐
zieknummer of tikt u op een album en
selecteert u dan een muzieknummer
uit de lijst om het afspelen te begin‐
nen.
Albums: druk op deze toets om de al‐
bums op het USB-apparaat te bekij‐
ken. Selecteer het album om een lijst
met alle muzieknummers in het album
te bekijken. Er is mogelijk een vertra‐
ging bij de weergave van de lijst. Se‐
lecteer een muzieknummer uit de lijst
om het afspelen te beginnen.
Titels liedjes: druk hierop om een lijst
met alle muzieknummer op het USBapparaat te bekijken. Muzieknum‐
mers worden weergegeven als opge‐
slagen op de schijf. Er is mogelijk een
vertraging bij de weergave van de
lijst. Als u het afspelen wilt beginnen,
selecteert u een muzieknummer uit
de lijst.
Genres: druk op deze toets om de
genres op het USB-apparaat te bekij‐
ken. Selecteer een genre om een lijst
met alle muzieknummers van dat
genre te bekijken. Selecteer een mu‐
zieknummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Mappen/Afspeellijsten: druk hierop
om een lijst met mappen te openen
om zo toegang tot bestanden in de
mappenstructuur te hebben.
53
Bestandssysteem en namen
De muzieknummers, artiesten, al‐
bums en genres worden gehaald uit
de ID3-tag van het bestand en wor‐
den alleen weergegeven indien ze
voorkomen in de tag. Als de titel van
een muzieknummer niet aanwezig is
in de ID3-tag, toont de radio de be‐
standsnaam als de titel.
Afspelen vanaf een iPod®
Deze functie ondersteunt de vol‐
gende iPod-modellen:
■ iPod nano® (1e, 2e, 3e en 4e gene‐
ratie)
■ iPod met video (generatie 5.0 en
5.5) Video wordt niet weergegeven;
alleen audio wordt ondersteund.
■ iPod classic® (6e generatie)
■ iPod touch® (1e en 2e generatie)
54
Audiospelers
In de volgende gevallen kunnen er
storingen tijdens de bediening en
werking optreden:
■ U sluit een iPod aan waarop een
nieuwere firmware-versie geïnstal‐
leerd is dan de versie die het Info‐
tainmentsysteem ondersteunt.
■ U sluit een iPod met firmware van
andere leveranciers aan.
Als u een iPod wilt aansluiten en be‐
dienen, sluit u een uiteinde van de
standaard USB-kabel van de iPod
aan op de dockconnector van de
iPod. Sluit het andere uiteinde aan op
de USB-poort in de middenconsole.
Informatie over de muziek op de iPod
verschijnt op het beeldscherm van de
radio en de muziek wordt afgespeeld
via het audiosysteem van het voer‐
tuig.
De batterij van de iPod herlaadt auto‐
matisch wanneer het voertuig is inge‐
schakeld. Wanneer het voertuig
wordt uitgeschakeld terwijl een iPod
is aangesloten met de USB-kabel van
de iPod, herlaadt de batterij van de
iPod niet langer en schakelt de iPod
automatisch uit.
Als uw iPod niet wordt ondersteund,
kunt u de muziek erop nog steeds be‐
luisteren door de iPod aan te sluiten
op de AUX-ingang met een standaard
stereokabel van 3,5 mm.
Menu iPod
Door elkaar: druk hierop om de titels
in willekeurige volgorde af te spelen.
Druk opnieuw om willekeurige volg‐
orde te stoppen.
Druk op een van de volgende toetsen
in het Menu iPod:
Afspeellijsten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen afspeellijsten op de iPod te
bekijken.
2. Selecteer de naam van een af‐
speellijst om een lijst met alle mu‐
zieknummers uit de afspeellijst te
bekijken.
3. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Artiesten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen artiesten op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een artiest
om een lijst met alle muzieknum‐
mers van de artiest te bekijken.
3. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Albums:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen albums op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een album
om een lijst met alle muzieknum‐
mers van het album te bekijken of
selecteer Alle liedjes om alle mu‐
zieknummers van de artiest te be‐
kijken.
3. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Audiospelers
Titels liedjes:
1. Druk op deze toets om een lijst
met alle opgeslagen muzieknum‐
mers op de iPod te bekijken.
2. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Genres:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen genres op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een genre
om een lijst met artiesten van dat
genre te bekijken.
3. Selecteer een artiest om albums
te bekijken of Alle liedjes om alle
muzieknummers van dat genre te
bekijken.
4. Selecteer een album om muziek‐
nummers te bekijken.
5. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
Podcasts:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen podcasts op de iPod te be‐
kijken.
2. Selecteer de naam van een pod‐
cast om de gewenste podcast af
te spelen.
Componisten:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen muziekauteurs op de iPod
te bekijken.
2. Selecteer de naam van een mu‐
ziekauteur om een lijst met alle
muzieknummers van die muziek‐
auteur te bekijken.
3. Selecteer het gewenste muziek‐
nummer uit de lijst om het afspe‐
len te beginnen.
55
Luisterboek:
1. Druk op deze toets om de opge‐
slagen audioboeken op de iPod te
bekijken.
2. Selecteer de naam van een audi‐
oboek om een lijst met alle audio‐
boeken te bekijken.
3. Selecteer het gewenste audio‐
boek uit de lijst om het afspelen te
beginnen.
Afspelen vanaf een iPhone®
Deze functie ondersteunt het vol‐
gende iPhone-model:
iPhone (3G - 3GS)
Als u de iPhone wilt gebruiken, volgt
u dezelfde instructies als eerder ver‐
meld bij het gebruik van een iPod.
56
Navigatie
Navigatie
Gebruik ........................................ 56
Kaarten ........................................ 60
Symbolenoverzicht ...................... 64
Bestemming ................................. 68
Menu Configuratie ....................... 78
Globaal Positioning System
(gps) ............................................. 80
Voertuiglokalisatie ........................ 80
Problemen met
routebegeleiding .......................... 81
Onderhoud aan het
navigatiesysteem ......................... 81
Navigatie-cd's/-dvd's
aanschaffen ................................. 81
Uitleg bij databasedekking ........... 82
Gebruik
Gebruik de knoppen van het naviga‐
tiesysteem en de beschikbare toet‐
sen op het navigatiescherm om het
systeem te bedienen. Overzicht be‐
dieningselementen 3 4.
Diverse functies zijn uitgeschakeld
wanneer het voertuig beweegt.
Infotainmentbedieningsknop‐
pen
De knoppen op de console worden
gebruikt om de voornaamste functies
te starten terwijl u het infotainment‐
systeem gebruikt. Overzicht bedie‐
ningselementen 3 4.
TUNE/MENU: draai deze knop om
een functie te markeren. Druk op de
knop om de gemarkeerde functie te
activeren.
9 BACK: druk op deze knop om terug
te gaan naar het vorige scherm in een
menu. De knop 9 BACK werkt niet in
de voornaamste schermen, zoals de
kaart-, audio, blad- of klimaatscher‐
men.
CONFIG (Configureren): druk op
deze knop om functies voor de radio,
de navigatie, het beeldscherm, de te‐
lefoon, het voertuig en de tijd aan te
passen. Menu Configuratie 3 78.
TP (Verkeersinformatie): druk op
deze knop om radiozenders met een
verkeersinformatieservice te ontvan‐
gen.
VOL/m (Volume/Aan/uit): druk op
deze knop om het systeem in en uit te
schakelen. Draai deze knop om het
volume voor de audio, stembegelei‐
ding en stemherkenning aan te pas‐
sen.
DEST (Bestemming): druk op deze
knop om een route te plannen met
behulp van het menu Bestemming
invoeren. Als de routebegeleiding ac‐
tief is, drukt u op de knop om het
menu Route te openen. Bestemming
3 68.
NAV (Navigatie): druk op de knop om
de huidige positie van het voertuig op
het kaartscherm te bekijken. Blijf
drukken om te schakelen tussen de
volledige kaart- en gedeelde weer‐
gave. Kaartweergave toont het
Navigatie
scherm in volledige weergave terwijl
Gedeeld scherm zowel de kaart als
audio-informatie toont.
RPT (Navigatie herhalen): druk op
deze knop om de laatste prompt van
de gesproken begeleiding te herha‐
len.
Toetsen van touchscreen
De toetsen van het touchscreen be‐
vinden zich op het scherm en zijn ge‐
accentueerd wanneer een functie be‐
schikbaar is. Sommige toetsen zijn
geaccentueerd wanneer ze actief zijn
en worden grijs weergegeven wan‐
neer ze inactief zijn.
Alfanumeriek toetsenbord
Letters van het alfabet, symbolen, in‐
terpunctie en cijfers worden, wanneer
beschikbaar, weergegeven op het na‐
vigatiescherm als een alfa of nume‐
riek toetsenbord. Het alfatoetsenbord
verschijnt wanneer gegevens moeten
worden ingevoerd.
Alle tekens zijn toetsen op het touch‐
screen. Tik op een toets om er een te
selecteren.
À-Ý (Alfabet met accenten): voor de
selectie van letters met accenten.
A-Z (Alfabet): voor de selectie van let‐
ters uit het alfabet.
Symbolen: voor de selectie van sym‐
bolen.
T (Spatie): voor de invoer van een
spatie tussen tekens of de woorden
van een naam.
k (Backspace): voor de verwijdering
van een onjuist teken dat werd gese‐
lecteerd.
Om de selectie van namen te vereen‐
voudigen, markeert het systeem al‐
leen tekens die beschikbaar zijn na
het eerder ingevoerde teken.
Als geen naam verschijnt na de in‐
voer, probeert u deze anders in te
voeren. De kaartendatabase bevat
mogelijk niet alle informatie.
57
Navigatie-instellingen
Het scherm van het Config.menu
geeft u toegang tot de instellingen van
het navigatiesysteem.
Openen:
1. Druk op de knop CONFIG om het
Config.menu weer te geven.
2. Draai de knop TUNE/MENU om te
scrollen door de beschikbare con‐
figuratieopties. Druk op de knop
TUNE/MENU of druk op de toets
Nav om andere opties van deze
functie weer te geven.
58
Navigatie
3. Selecteer de navigatie-instelling
die u wilt wijzigen.
Gesproken prompt
Met dit menu kunt u de spraakfuncties
wijzigen.
Als het volume wordt veranderd naar
het laagste niveau, neemt het stan‐
daard een minimumwaarde aan zo‐
dat de pieptoon van de stemherken‐
ning nog steeds hoorbaar is.
De beschikbare toetsen van het
touchscreen zijn:
Stemvolume: pas het stemvolume
voor prompts van de begeleiding en
stemherkenning aan door op de toet‐
sen - of + te drukken of de knop VOL/
m van het infotainmentsysteem te
draaien. Druk op de toets
Volumetest om een voorbeeld van
het geselecteerde geluidsniveau te
horen.
Spraakbegeleiding: druk op deze
toets om de gesproken routebegelei‐
ding in of uit te schakelen. Een vinkje
geeft een ingeschakelde toestand
aan.
Feedback spraakherkenning: druk op
deze toets om de feedback bij stem‐
herkenning in of uit te schakelen. Een
vinkje geeft een ingeschakelde toe‐
stand aan.
Gesproken aanwijzing verkeer: druk
op deze toets om gesproken TMCberichten in of uit te schakelen. Als de
gesproken prompts zijn ingeschakeld
en een Melding van naderende ver‐
keersgebeurtenissen verschijnt,
wordt de gerelateerde gesproken
prompt voorzien. Een vinkje geeft een
ingeschakelde toestand aan.
Routevoorkeuren
Druk op de toets Routevoorkeuren
om de route-opties te wijzigen wan‐
neer een route wordt berekend.
Navigatie
TMC-opties
Snelweg verwijderen: snelwegen
worden vermeden.
Tolweg vermijden: tolwegen worden
vermeden.
Veerboot vermijden: veerboten wor‐
den vermeden.
Mijden wegen met tijds/seizoensbe‐
perking: tijds- en seizoensgebonden
wegen worden vermeden.
Tunnels vermijden: tunnels worden
vermeden.
Autotrein vermijden: autoslaaptrei‐
nen worden vermeden.
59
Waarschuwing bij betere route: druk
op deze toets om begeleiding die ac‐
tief wijzigt of ontwikkelt in of uit te
schakelen.
Melding van naderende verkeersge‐
beurtenissen: druk op deze toets om
waarschuwingen voor naderende
verkeersgebeurtenissen in of uit te
schakelen.
TMC: druk op deze toets om de ver‐
keersbegeleiding in of uit te schake‐
len.
Pictogrammen voor verkeer
weergeven: druk op deze toets om
gewenste pictogrammen tijdens ver‐
keersgebeurtenissen te tonen en in of
uit te schakelen.
Zender met verkeersinformatie: druk
op deze toets om TMC-zenders te to‐
nen die automatische of handmatige
zoekopdrachten naar TMC-zenders
toestaan. Druk op Auto om het auto‐
matisch zoeken in- of uit te schake‐
len. Druk op Handmatig voor het
handmatig zoeken en selecteren van
stations die verkeersinformatie uit‐
zenden.
60
Navigatie
Trajectpunten
Druk op de toets Trajectpunten om de
registratie en weergave van de afge‐
legde weg in en uit te schakelen of te
verwijderen.
Wanneer deze optie is geselecteerd,
verschijnen 3D-oriëntatiepunten op
de kaart.
Kaarten
Dit hoofdstuk bevat basisinformatie
over de kaartendatabase.
Tracectpunten weergeven: wanneer
deze optie actief is, wordt de afge‐
legde weg weergegeven.
Trajectpunten opslaan: wanneer
deze optie actief is, wordt de afge‐
legde weg geregistreerd.
Trajectpunten verwijderen: de gere‐
gistreerde weg wordt verwijderd.
Kaartinformatie
Hiermee ziet u de versie van de kaar‐
tendatabase.
Druk op de toets Dekking om het
grootste gedekte stedelijke gebied te
bekijken.
Laag brandstofpeil
Wanneer u deze optie selecteert, ver‐
schijnt een pop-upvenster met tank‐
stations op de kaart of met een lijst
met de vijf dichtste tankstations.
Modus Off-road
Wanneer u deze optie selecteert, is
de terreinfunctie ingeschakeld. Wan‐
neer de terreinmodus is ingescha‐
keld, toont het navigatiesysteem de
afgelegde weg door het voertuig wan‐
neer u zich niet op een aangeduide
weg bevindt.
3D-punt weergeven
Dekking van kaarten
De navigatiekaarten zijn op de harde
schijf opgeslagen.
Voor meer informatie over de map‐
dekking raadpleegt u Uitleg bij data‐
basedekking 3 82.
Copyrightinformatie over
kaartenschijf
© 2011 DENSO CORPORATION
© 1993-2011 NAVTEQ
© Bundesamt für Eich-und Vermes‐
sungswesen
bron: Géoroute® IGN France & BD
Carto® IGN France
Die Grundlagendaten wurden mit Ge‐
nehmigung der zuständigen Behör‐
den entnommen.
Navigatie
© Gebaseerd op Crown Copyrightmateriaal
La Banca Dati Italiana è stata pro‐
dotta usando quale riferimento anche
cartografia numerica ed al tratto pro‐
dotta e fornita dalla Regione To‐
scana.
Copyright © 2000; Norwegian Map‐
ping Authority
bron: IgeoE - Portugal
Información geográfica propiedad del
CNIG
Gebaseerd op elektronische gege‐
vens © National Land Survey Swe‐
den
Topografische Grundlage: © Bundes‐
amt für Landestopographie
Alle rechten voorbehouden.
Bijwerken van kaarten
voorbereiden
BELANGRIJK
De dvd's voor het bijwerken van kaar‐
ten in dit pakket kunnen alleen wor‐
den gebruikt voor uw specifiek navi‐
gatiesysteem. Gebruik deze schijven
niet om andere navigatiesystemen bij
te werken.
Afbeeldingen in het pakket kunnen
enigszins verschillen van wat u ziet
op het navigatiesysteem. Volg de
stapsgewijze instructies in deze
handleiding om uw kaartgegevens bij
te werken.
61
updateproces, hervat de update
vanaf de laatste positie zodra het
voertuig terug wordt ingeschakeld.
Kaartgegevens bijwerken
1. Schakel de motor van het voertuig
in.
2. Wacht totdat de beginanimatie is
gedaan.
OPGELET
Werp de dvd niet handmatig uit voor‐
dat de kaartupdate is voltooid. Als u
de schijf uitwerpt voordat de update is
voltooid, moet u mogelijk de update
van de kaartgegevens vanaf de eer‐
ste stap herstarten.
OPMERKINGEN
U hebt een sleutel nodig om de kaart‐
gegevens bij te werken. Raadpleeg
de meegeleverde documentatie bij dit
kaartenpakket.
Tijdens de update kunt u geen func‐
ties zoals HDD-audio, USB/iPod®-au‐
dio, Navigatie, Timeshift van AM/FM
en stemherkenning gebruiken. Als de
motor wordt uitgeschakeld tijdens het
3. Plaats Schijf 1 in de schijfsleuf.
Het bericht "Nieuwe
kaartgegevens controleren...
" verschijnt.
62
Navigatie
4. Na ongeveer 30 seconden tot
3 minuten wordt u gevraagd of u
de kaartupdate wilt starten. Druk
op de toets Ja.
5. Voer de sleutel voor de kaartup‐
date in en druk op de toets Ok.
6. Het scherm Starting Update ver‐
schijnt.
7. Het beeldscherm toont nu een
scherm met de melding Kaart
wordt bijgewerkt.... De update
duurt ongeveer 80 minuten.
8. Nadat de update via Schijf 1 is
voltooid, wordt de schijf automa‐
tisch uitgeworpen. Verwijder deze
snel.
9. Plaats Schijf 2 in de schijfsleuf.
10. Na ongeveer 30 seconden tot
3 minuten toont het beeldscherm
Kaart wordt bijgewerkt....
Navigatie
11. Nadat de update via Schijf 2 is
voltooid, wordt de schijf automa‐
tisch uitgeworpen. Verwijder deze
snel.
12. Het scherm Map update
completed verschijnt. Druk op de
toets Ok om het systeem opnieuw
op te starten en de nieuwe kaart‐
gegevens te activeren.
13. Bevestig dat de beginanimatie
wordt weergegeven.
Dvd met kaarten hanteren
■ Hanteer de schijf heel voorzichtig
om vervuiling of beschadiging te
vermijden. Anders worden de sig‐
nalen mogelijk niet correct gelezen.
■ Gebruik een zachte doek als de
schijf vuil raakt en veeg deze voor‐
zichtig vanaf het midden van de
schijf naar de buitenkant af. Ge‐
bruik geen reinigings- of oplosmid‐
delen.
■ Gebruik de schijf niet als steun ter‐
wijl u schrijft of tekent met een
schrijfmiddel, noch bevestig etiket‐
ten aan de zijden van de schijf.
■ Bewaar de schijf niet in recht‐
streeks zonlicht, hoge temperatu‐
ren of vochtigheid.
■ Plaats de schijf terug in het origi‐
nele hoesje na gebruik.
Aanpassingen aan kaarten
U kunt de schaal van de kaarteergave
aanpassen.
63
Schaal van kaarten
U kunt de schaal van de kaarten op
twee manieren wijzigen:
1. Draai de knop TUNE/MENU
rechtsom of linksom om uit en in
te zoomen.
2. Druk op de schaalknop op de
Kaart links onder in het kaart‐
scherm om het zoomniveau te wij‐
zigen.
De schaalbalk op de kaart wordt
inactief als het zoomniveau bin‐
nen enkele seconden niet wordt
gewijzigd.
De schaal heeft een bereik van 50 m
tot 400 km. Als u het Engelse stelsel
wilt veranderen naar het metrieke
64
Navigatie
stelsel, raadpleegt u "Driver Informa‐
tion Centre (DIC)" in de inhoudsop‐
gave van de handleiding van uw voer‐
tuig.
Scrolfuncties
■ Als u wilt scrollen in de kaart, drukt
u ergens op het kaartscherm en het
scrolsymbool verschijnt.
■ Tik op de kaart om die locatie op het
scherm in het midden te plaatsen.
■ Houd een vinger in een richting bui‐
ten het scrolsymbool en de kaart
blijft scrollen in die richting totdat u
uw vinger weghaalt.
■ De scrolsnelheid neemt toe wan‐
neer u dichter bij de rand het
scherm drukt.
■ Druk op NAV om het scrollen in de
kaart te stoppen en terug te gaan
naar de huidige locatie van het
voertuig op de kaart.
■ Tijdens het scrollen in de kaart kan
dit symbool de afstand tot het dra‐
denkruis tonen.
Symbolenoverzicht
Navigatiesymbolen
Hierna vindt u veelvoorkomende
symbolen die op een kaartscherm
verschijnen.
Het voertuigsymbool geeft de huidige
positie en de richting van het voertuig
op de kaart aan.
Voorbeeld: dit toont dat de kaart
160 m is gescrold vanaf de huidige
positie van het voertuig.
Het bestemmingssymbool duidt de
eindbestemming na de planning van
een route aan.
Navigatie
65
Druk op dit schermsymbool om te ver‐
anderen naar de 3D-modus.
Het 3D-symbool is gelijk aan het sym‐
bool voor Richting boven, maar de
kaart wordt in 3D weergegeven.
Het viapuntsymbool duidt een inge‐
steld viapunt aan en is genummerd
volgens het aantal ingestelde punten.
Een viapunt is een tussenstop die aan
de geplande route is toegevoegd.
Als viapunten zijn toegevoegd aan de
huidige route, toont elk viapunt de ge‐
schatte tijd en afstand tot de bestem‐
ming.
Dit symbool geeft aan dat de kaart‐
weergave is ingesteld op Noorden
boven: bij Noorden boven bevindt het
noorden zich altijd bovenaan het
scherm, ongeacht de richting waarin
het voertuig zich begeeft. Selecteer
dit symbool om de weergave te ver‐
anderen naar Richting boven of 3D.
Dit symbool geeft aan dat de kaart‐
weergave is ingesteld op Richting bo‐
ven.
De weergave Richting boven toont de
richting waarin het voertuig zich be‐
geeft bovenaan het kaartscherm. De
driehoek met schaduw geeft het noor‐
den aan.
Het symbool Geen GPS verschijnt
wanneer er geen GPS (Global Posi‐
tioning System)-signaal wordt ont‐
vangen.
66
Navigatie
Het bovenste symbool geeft aan dat
de informatie rechts op de kaart kan
worden weergegeven. Het onderste
symbool geeft aan dat de informatie
kan worden verborgen om de volle‐
dige kaart weer te geven.
Dringende manoeuvre
Een dringende manoeuvre verschijnt
wanneer de volgende manoeuvre
0,8 km of minder is verwijderd op een
normale weg of 1,5 km is verwijderd
op een snelweg.
Niet-dringende manoeuvre
Er is sprake van een niet-dringende
manoeuvre wanneer uw afstand tot
de volgende manoeuvre groter is dan
0,8 km wanneer u rijdt op een nor‐
male weg of groter is dan 1,5 km wan‐
neer u rijdt op een snelweg. Dit wordt
aangegeven met een kleine pijl rechts
boven in het scherm.
Opties van kaartscherm
Dit symbool geeft aan dat een menu
beschikbaar is dat links in het scherm
kan worden weergegeven. Druk op
dit symbool of op de knop TUNE/
MENU om het schermmenu te ope‐
nen.
Tijdens het afleggen van de route zijn
diverse opties beschikbaar terwijl u
de kaart bekijkt. Dit menu openen:
Rijden op een snelweg
Een route afleggen
Wanneer u een route aflegt, ver‐
schijnt de volgende manoeuvre op de
kaart. Deze manoeuvre kan een drin‐
gende of niet-dringende manoeuvre
zijn.
Druk op de knop TUNE/MENU om het
menu links weer te geven.
Rijden op een normale weg
Navigatie
Raadpleeg "Kaartrichting" onder Be‐
stemming 3 68 om te leren hoe u de
kaartweergave verandert naar Noor‐
den boven, Richting boven of 3Dweergave.
vanaf de huidige positie van het voer‐
tuig tot een van de ingestelde viapun‐
ten of de eindbestemming weer te ge‐
ven.
Opslaan: druk op de toets om een
specifieke locatie in het adresboek op
te slaan.
Weergeven POI: druk op de toets om
POI-informatie in de buurt van en op
de route te bekijken.
Wanneer dit symbool is geselecteerd,
verschijnen de resterende afstand en
tijd vanaf de huidige positie van het
voertuig tot het eerste viapunt.
Er zijn verschillende voorkeuzeopties
onder in het scherm.
Dit menu verschijnt als het symbool
en de viapunten zijn ingevoerd. Se‐
lecteer de hoofdweergave van de
kaart om de resterende afstand en tijd
67
Bewerk: druk op de toets om een lijst
met POI-pictogrammen weer te ge‐
ven.
1. Selecteer het POI-pictogram dat u
wilt bewerken. Het POI-pictogram
wordt vervangen door een ander
pictogram geselecteerd uit het
volgende menu.
68
Navigatie
2. Selecteer het nieuwe POI-picto‐
gram.
3. Het nieuwe pictogram bevindt
zich in het menu Pictogrammen
POI's weergeven.
Lijst: toont alle beschikbare POI's.
Wissen: wist alle geselecteerde
POI's.
Dichtbij: toont tot wel 200 van de ge‐
selecteerde POI's binnen een straal
van 32 km van de huidige positie van
het voertuig. De POI's kunnen op af‐
stand, pictogram of type worden ge‐
sorteerd.
Verbergen: druk op de toets om de
POI's te verbergen op de kaart. Voor
de weergave ervan gaat u naar het
menu Kaart en drukt u achtereenvol‐
gens op het menu Pictogrammen
POI's weergeven en de optie
Weergeven. Raadpleeg "Opties van
kaartscherm" eerder in dit hoofdstuk
voor meer informatie over de weer‐
gave van POI's.
den geselecteerd om een route te
plannen door bestemmingen in te
voeren.
Druk op deze knop om de volledige
weergave van de kaart te veranderen
naar een gedeelde weergave met de
kaart en informatie over de afslag.
Verkeer: druk op de toets om ver‐
keersinformatie en -gebeurtenissen
in de buurt van de geplande route te
voorzien.
Volledige route: druk op de toets om
opties voor de volledige route te kie‐
zen.
Annuleer tracé: druk op de toets om
de begeleiding voor de huidige route
te annuleren.
Bestemming
Wanneer de bestemming niet is inge‐
steld, drukt u op de knop DEST om
het scherm Bestemming invoeren te
openen. Diverse opties kunnen wor‐
Adresinvoer
Stel een route in door de naam van
het land, de stad, de straat en het
huisnummer in te voeren.
Country: voer de naam van een land
in.
Plaats: voer de naam van een stad in.
Straatnaam:: voer de naam van een
straat in.
Huisnummer: voer een geldig adres‐
nummer in.
Dwarsstraat: voer de naam van een
straat in die kruist met de geselec‐
teerde straat.
Navigatie
Een vinkje verschijnt rechts wanneer
het veld is geselecteerd en de be‐
stemming kan worden ingevoerd. Na‐
dat de invoer is voltooid, gaat het
vinkje naar het volgende item.
5.
De stadsnaam eerst invoeren:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Voer, indien nodig, de naam van
het land in. Het laatste land wor‐
den automatisch opnieuw opge‐
roepen.
3. Voer de naam de stad in. Het veld
Stad wordt automatisch geselec‐
teerd.
4. Straatnaam invoeren: Dit veld
wordt automatisch geselecteerd.
Voer geen richtingsinformatie of
straattype in. Gebruik de toets
6.
7.
8.
Spatie T tussen straat- en stads‐
namen. Gebruik de toets Back‐
space _ om een onjuist ingevoerd
teken te verwijderen.
Een lijst verschijnt indien vier of
minder namen beschikbaar zijn.
Bij meer dan vier resultaten wordt
het aantal overeenkomsten met
de beschikbare straten weerge‐
geven. Druk op de toets Lijst op
het scherm om de lijst te bekijken
en de straat te selecteren.
Huisnummer invoeren: Dit veld
wordt automatisch geselecteerd.
Druk op de toets Ok. Het scherm
met adresinformatie toont het in‐
gevoerde adres.
Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. De
gekozen routevoorkeur wordt ge‐
69
markeerd. Zie "Adres en POI in‐
voeren en voorkeuzebestemmin‐
gen opslaan" onder Gebruik 3 11.
9. Druk op de toets Start en de route
wordt berekend.
De straatnaam eerst invoeren:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Voer, indien nodig, de naam van
het land in. De naam van het land
wordt automatisch opnieuw opge‐
roepen.
3. Selecteer het veld van de straat‐
naam. Straatnaam invoeren. Voer
geen richtingsinformatie of straat‐
type in. Gebruik de toets Spatie
tussen straat- en stadsnamen.
Gebruik de toets Backspace k
om een onjuist teken te verwijde‐
ren.
Een lijst verschijnt indien vier of
minder namen beschikbaar zijn.
Bij meer dan vier resultaten wordt
het aantal overeenkomsten met
de beschikbare straten weerge‐
geven. Druk op de toets Lijst op
het scherm om de lijst te bekijken
en de straat te selecteren.
70
Navigatie
4. Selecteer de stad uit de lijst of
voer de stadsnaam in.
5. Huisnummer invoeren: Dit veld
wordt automatisch geselecteerd.
6. Druk op de toets Ok.
7. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
8. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. De
gekozen routevoorkeur wordt ge‐
markeerd. Zie "Adres en POI in‐
voeren en voorkeuzebestemmin‐
gen opslaan" onder Gebruik 3 11.
9. Druk op de toets Start en de route
wordt berekend.
POI
Via de POI-bestemming kunt u een
bestemming kiezen door de naam
van een POI of een stad op te geven
of door uit de POI-lijst te selecteren.
Invoer van POI-naam/telefoonnum‐
mer:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Selecteer POI.
3. Voer de naam in of kies het tele‐
foonnummer.
Een lijst verschijnt indien vier of
minder namen beschikbaar zijn.
Bij meer dan vier resultaten wordt
het aantal overeenkomsten met
de beschikbare POI-namen weer‐
gegeven. Druk op de toets Lijst
om de lijst te bekijken.
4. Selecteer de POI-naam uit de lijst.
5. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
6. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
7. Druk op de toets Start en start de
route.
POI invoeren via stadsnaam:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Selecteer POI.
3. Druk op de toets Bladeren.
4. Druk op de toets Plaats wijzigen.
5. Voer de nieuwe staat en stad in.
6. Selecteer achtereenvolgens een
categorie en een subcategorie.
De beschikbare POI-namen ver‐
schijnen.
7. Selecteer de POI-naam.
8. Als het POI juist is, drukt u op de
toets Start. De route wordt bere‐
kend.
9. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
10. Druk op de toets Start en start de
route.
Navigatie
Kiezen uit een POI-categorie
1. Druk op de DEST-toets.
2. Selecteer POI.
3. Druk op de toets Bladeren.
4. Selecteer achtereenvolgens een
categorie en een subcategorie.
De beschikbare POI-namen ver‐
schijnen.
5. Selecteer de POI-naam.
6. Als het POI juist is, drukt u op de
toets Start. De route wordt bere‐
kend.
7. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig.
8. Druk op de toets Start en start de
route.
Vorige bestemmingen
Selecteer een bestemming uit een
lijst met vorige bestemmingen. Tot
wel 15 eerder ingevoerde punten
kunnen opnieuw worden opgeroe‐
pen. Als de lijst vol is, worden de oud‐
ste bestemmingen automatisch ver‐
wijderd zodra de nieuwste bestem‐
mingen zijn toegevoegd.
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op Vorige bestemmingen.
Een lijst toont de vorige bestem‐
mingen.
3. Selecteer de gewenste bestem‐
ming.
4. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
5. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie
"Adres en POI invoeren en voor‐
keuzebestemmingen opslaan"
onder Gebruik 3 11.
6. Druk op de toets Start en start de
route.
71
Adresboek
Kies een bestemming door een adres
te selecteren dat is opgeslagen in het
adresboek.
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op Adresboek. Een lijst toont
de gegevens uit het adresboek.
3. Selecteer de bestemming uit de
lijst.
4. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
72
Navigatie
5. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie
"Adres en POI invoeren en voor‐
keuzebestemmingen opslaan"
onder Gebruik 3 11.
6. Druk op de toets Start en start de
route.
Selecteren op kaart
Selecteer een bestemming door in de
kaart te scrollen.
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Selecteren op
kaart. Een scherm met een kaart
en een scrolsymbool verschijnt.
3. Druk op pijlen In-/uitzoomen op
het scherm en druk op de kaart
om de te selecteren bestemming
te lokaliseren. Houd een vinger op
de kaart om snel scrollen te acti‐
veren.
4. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
5. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie
"Adres en POI invoeren en voor‐
keuzebestemmingen opslaan"
onder Gebruik 3 11.
6. Druk op de toets Start en start de
route.
Breedte-/
lengtegraadcoördinaten
Kies een bestemming op basis van
lengte- en breedtecoördinaten.
3. Voer de coördinaten voor de be‐
stemming in graden, minuten en
seconden in.
4. Druk op Start op het bevestigings‐
scherm als de informatie juist is.
De route wordt berekend.
5. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie
"Adres en POI invoeren en voor‐
keuzebestemmingen opslaan"
onder Gebruik 3 11.
6. Druk op de toets Start en start de
route.
Voorkeuzebestemming
Voer de locatie in als coördinaten
voor de geografische lengte en
breedte.
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Breedte-/
lengtegraad.
Stel een bestemming in door één van
de zes eerder opgeslagen bestem‐
mingen te selecteren. Als een be‐
stemming niet is ingesteld voor één
van de toetsen, doven de toetsen en
zijn ze niet beschikbaar. Zie "Adres
en POI invoeren en voorkeuzebe‐
stemmingen opslaan" onder Gebruik
3 11.
1. Druk op de DEST-toets.
Navigatie
2. Selecteer één van de beschikbare
toetsen voor Preset Destination.
De toetsen werden opgeslagen
onder de gekozen naam. De route
wordt berekend.
3. Selecteer de route bij voorkeur:
Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie
"Adres en POI invoeren en voor‐
keuzebestemmingen opslaan"
onder Gebruik 3 11.
4. Druk op de toets Start en start de
route.
Aan de slag met de route
Diverse functies kunnen worden uit‐
gevoerd nadat een bestemming is in‐
gevoerd. Druk op de toets DEST om
het scherm Menuopties te openen.
Annuleer tracé
Druk in het scherm Menuopties op
Annuleer tracé om de huidige route te
annuleren. Druk op Ja op het beves‐
tigingsscherm om de route te annule‐
ren of op Nee om de begeleiding ver‐
der te zetten.
Gesproken prompt
Selecteer Stemvolume om het vo‐
lume van gesproken prompts en
stemherkenning te wijzigen.
Selecteer de toetsen Spraakbegelei‐
ding, Feedback spraakherkenning of
Gesproken aanwijzing verkeer om
gesproken prompts in of uit te scha‐
kelen voor elke categorie. Zie "Navi‐
gatie-instellingen" onder Gebruik
3 56.
Omleiding
Terwijl u rijdt op gewone wegen, se‐
lecteert u een omleiding voor de hui‐
dige route door eerst het scherm
Route te selecteren en dan een om‐
leiding van 1, 8 of 16 km te kiezen.
Terwijl u rijdt op de snelweg, kiest u
een omleiding van 8, 24 of 40 km. Se‐
lecteer Volledige route voor een om‐
73
leiding van de volledige route. Dit is
alleen beschikbaar terwijl u een route
aflegt.
Lijst met afslagen
Als u de lijst met manoeuvres van de
volledige route wilt bekijken, selec‐
teert u Lijst met afslagen in het
scherm Menuopties.
Viapunten
74
Navigatie
Tot wel drie viapunten kunnen tussen
het startpunt en de eindbestemming
worden toegevoegd aan de huidige
route. De viapunten kunnen worden
bewerkt of verwijderd.
Een viapunt toevoegen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Routepunt
toevoegen. Deze knop is alleen
beschikbaar als de route is bere‐
kend.
3. Voer het viapunt in met een van
de methoden om een bestem‐
ming toe te voegen. Bestemming
3 68. Het systeem berekent en
accentueert de route, waarna de
route kan worden gestart.
4. Als u meer viapunten wilt toevoe‐
gen, drukt u op de knop DEST.
Druk op de toets Routepunt
toevoegen om het viapunt in de
gewenste volgorde toe te voegen
aan de route. Het systeem bere‐
kent en accentueert de route,
waarna de route kan worden ge‐
start.
Een viapunt verwijderen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Routepunt
verwijderen.
3. Selecteer het viapunt dat u wilt
verwijderen door het scherm aan
te raken.
4. Een bevestigingsbericht ver‐
schijnt. Druk op de toets Ja om het
viapunt te verwijderen; druk op
Nee als u deze handeling wilt an‐
nuleren. Het systeem berekent en
accentueert de route, waarna de
route kan worden gestart.
Routevoorvertoning
Bekijk een voorvertoning van de ge‐
hele route in beide richtingen.
U V (Achteruit of vooruit springen):
■ Druk op de pijl om achteruit te gaan
als u naar het startpunt wilt gaan.
■ Druk op de pijl om vooruit te gaan
als u naar de eindbestemming wilt
gaan.
S (Achteruit of vooruit scrollen):
■ Druk op de pijl om snel achteruit te
scrollen als u naar het startpunt wilt
gaan.
■ Druk op de pijl om snel vooruit te
scrollen als u naar de eindbestem‐
ming wilt gaan. Deze knoppen ver‐
schijnen zodra u de toetsen voor
het achteruit/vooruit scrollen hebt
geselecteerd.
<> (Achteruit of vooruit scrollen):
■ Druk op de pijl om achteruit te scrol‐
len als u naar het startpunt wilt
gaan.
■ Druk op de pijl om vooruit te scrol‐
len als u naar de eindbestemming
wilt gaan.
/ (Pauzeren): pauzeert de voorverto‐
ning van de route tijdens het snel of
normaal achteruit of vooruit scrollen.
Navigatie
Routebegeleiding onderbreken /
Routebegeleiding hervatten
Druk op de toets Routebegeleiding
onderbreken/Routebegeleiding
hervatten om de begeleiding van de
huidige route te onderbreken of te
hervatten.
Vorige bestemmingen verwijderen
Alle vorige bestemmingen verwijde‐
ren uit het systeem:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Vorige
bestemmingen.
3. Druk op de toets Alles wissen.
4. Druk op Ok voor de handeling Alle
vorige bestemmingen wissen? of
druk op de toets Annuleren om
deze handeling te annuleren.
Adresboek
Opties voor opslaan in het
Adresboek:
■ Scrolling on Map of Selecteren op
kaart in het Dest Menu: Scrol naar
de locatie. Druk op de knop TUNE/
MENU op de console. Een menu
verschijnt links in het scherm. Druk
op de toets Opslaan en de locatie
wordt opgeslagen.
■ Adres invoeren: voer een bestem‐
ming in via het menu Adres
invoeren. Druk op de toets Start. De
toets Opslaan verschijnt onder in
het scherm. Druk op de toets
Opslaan om deze locatie op te
slaan in het adresboek.
■ POI Menu: selecteer een POI. Druk
op Opslaan onder in het informatie‐
scherm.
■ Vorige bestemmingen: selecteer in
het menu Vorige bestemmingen de
bestemming die u wilt opslaan.
Druk op Opslaan onder in het infor‐
matiescherm.
Het kaartpictogram van een adres‐
boekgegeven wijzigen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek. Een
lijst toont de gegevens uit het
adresboek.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt wijzigen.
75
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
5. Pictogram wijzigen indrukken.
6. Selecteer een pictogram uit de
lijst.
7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐
gingen op te slaan.
De naam van een adresboek bewer‐
ken:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek. Een
lijst toont de gegevens uit het
adresboek.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt wijzigen.
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
76
Navigatie
5. Druk op de optie Naam wijzigen.
6. Gebruik het alfatoetsenbord om
de naam in te voeren.
7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐
gingen op te slaan.
Het telefoonnummer van een adres‐
boekgegeven wijzigen of er een toe‐
voegen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek. Een
lijst met adresboekgegevens ver‐
schijnt.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt wijzigen.
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
5. Druk op de optie
Telefoonnummer wijzigen.
6. Gebruik het numerieke toetsen‐
bord om het telefoonnummer in te
voeren of te wijzigen.
7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐
gingen op te slaan.
Een spraaklabel toevoegen aan een
adresboekgegeven:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek. Een
lijst toont de gegevens uit het
adresboek.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt wijzigen.
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
5. Druk op de toets Spraaklabel
toevoegen.
6. Spreek de naam in na de pieptoon
en binnen vier seconden. De
naam wordt herhaald.
Een adresboekgegeven verwijderen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek. Een
lijst toont de gegevens uit het
adresboek.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt verwijderen.
4. Druk op de toets Invoer
verwijderen. Een bevestigingsbe‐
richt verschijnt.
Een voorkeuzebestemming toevoe‐
gen vanaf het adresboek:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Adresboek.
3. Selecteer het gegeven uit het
adresboek dat u wilt toevoegen
als een voorkeuze. Het scherm
Adresgegevens verschijnt.
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
5. Houd één van de zes toetsen on‐
der in het scherm ingedrukt totdat
de tekst in de knop wijzigt.
6. De naam verschijnt in die toets
met de voorkeuzebestemming en
kan worden geselecteerd via de
toets Bestemming invoeren.
Favoriete route
1. Na de planning van de route drukt
u op de knop NAV totdat de volle‐
dige kaart wordt weergegeven.
2. Druk de toets TUNE/MENU in.
Een menu verschijnt.
Navigatie
3. Scroll omlaag en selecteer
Volledige route. De volledige
kaart met de route wordt weerge‐
geven.
4. Druk op de toets Add Route. De
route wordt als een favoriet opge‐
slagen.
De routenaam wijzigen, een spraak‐
label toevoegen of een favoriete route
verwijderen:
1. Druk op de DEST-toets.
2. Druk op de toets Favoriete route.
3. Selecteer de route.
4. Druk op Bewerk onder in het
scherm.
5. Kies uit: Routenaam wijzigen,
Spraaklabel toevoegen of
Favoriete route verwijderen.
De routenaam wijzigen:
1. Selecteer Routenaam wijzigen.
2. Voer de naam in met het toetsen‐
blok.
3. Selecteer de Favoriete route die u
wilt bewerken.
4. Druk op de toets Ok. De nieuwe
naam verschijnt in het menu
Favoriete route.
Een spraaklabel toevoegen:
1. Druk op de toets Spraaklabel
toevoegen.
2. Spreek de naam binnen vier se‐
conden na de pieptoon in. De
naam wordt herhaald.
Een favoriete route verwijderen:
1. Druk op Favoriete route
verwijderen. Het bevestigings‐
scherm verschijnt.
2. Druk op de toets Ja om de route
te verwijderen en op Nee om de
verwijdering van de route te an‐
nuleren.
77
Menu-toets
Diverse instellingen van het naviga‐
tiesysteem zijn beschikbaar via de
toets Menu. Sommige opties zijn al‐
leen beschikbaar nadat een route is
gepland.
1. Druk op de knop NAV om het
scherm Kaart te bekijken.
2. Druk op de toets Menu of op de
knop TUNE/MENU op de con‐
sole.
Kaartoriëntatie
78
Navigatie
Druk op de toets om de weergave te
veranderen naar Noorden boven,
Richting boven of 3D-modus. Symbo‐
lenoverzicht 3 64.
TMC: druk hierop om het scherm
TMC te bekijken. Menu Configuratie
3 78.
Opslaan: druk op de toets om een lo‐
catie in het adresboek op te slaan.
Weergeven POI: druk op de toets om
POI-pictogrammen op de kaart weer
te geven. Kies uit een lijst met zes
voorgeprogrammeerde POI-subcate‐
gorieën. Scrol door een lijst met cate‐
gorieën of kies opties in de buurt en
op de route.
Druk op deze toets om het begelei‐
dingsvenster te minimaliseren en het
kaartvenster te maximaliseren.
Volledige route: druk op de toets om
de volledige route vanaf het startpunt
tot de bestemming op de kaart te be‐
kijken.
Annuleer tracé: druk op deze toets
om de huidige route te stoppen.
Menu Configuratie
Pas functies en voorkeuren aan via
het Config.menu. Het laatst geselec‐
teerde menuscherm verschijnt. Pas
functies aan voor Geluidsinstellin‐
gen, Radio, Nav (navigatie), Scherm
of Tijdinstelling.
Radio
Druk op de knop CONFIG om de
Menu-opties te openen. Draai de
knop TUNE/MENU om te scrollen
door de beschikbare menuopties.
Druk op de knop TUNE/MENU of druk
op Radio om de radio-instellingen te
tonen. Gebruik deze functie om wijzi‐
gingen toe te brengen, zoals voorkeu‐
zepagina's, Snelheidsafhankelijk
volume en Opties audiosignaal.
Nav (navigatie)
Druk op de knop CONFIG om de
Menu-opties te openen. Draai de
knop TUNE/MENU om te scrollen
door de beschikbare menuopties.
Druk achtereenvolgens op de knop
TUNE/MENU en de toets Nav.
Navigatie
Scherm
Druk op de knop CONFIG om de me‐
nuopties te openen.
Draai de knop TUNE/MENU om te
scrollen door de beschikbare configu‐
ratieopties. Druk op de knop TUNE/
MENU of druk op de toets Scherm om
de andere opties van deze functie
weer te geven.
Beeldschermopties
Als u de algemene helderheid van het
beeldscherm wilt wijzigen, gebruikt u
de beeldschermoptie voor de interi‐
eurverlichting van het voertuig.
Deze opties zijn:
Automatische modus: de achtergrond
van het scherm wordt automatisch
aangepast volgens de toestand van
de rijverlichting.
Dagmodus: de helderheid van de
kaartachtergrond neemt toe.
Nachtmodus: de helderheid van de
kaartachtergrond neemt af.
79
Scherm uit
Druk deze toets om de beeldscher‐
moptie in- of uit te schakelen. Een
vinkje geeft aan indien de optie is in‐
geschakeld.
Klok instellen
De tijd instellen:
1. Druk op de knop CONFIG en se‐
lecteer Tijdinstelling in de lijst.
2. Druk op + en - om de weergege‐
ven uren en minuten op de klok te
wijzigen.
12 uur / 24 uur notatie: Selecteer de
toets 12 uur voor de standaardtijd en
24 uur voor de militaire tijd.
Dag + of Dag -: Druk op de toetsen
Dag + of Dag - om de dag te wijzigen.
Scherm: druk op de toets Scherm om
de weergave van de klok op het
scherm in of uit te schakelen.
80
Navigatie
Globaal Positioning
System (gps)
De positie van het voertuig wordt be‐
paald door het gebruik van satelliet‐
signalen, diverse voertuigsignalen en
kaartgegevens.
Andere storingen zoals de satelliet‐
toestand, de wegconfiguratie, de toe‐
stand van het voertuig en/of andere
omstandigheden kunnen hinderen bij
de bepaling van een nauwkeurige po‐
sitie van het voertuig door het navi‐
gatiesysteem.
De GPS toont de huidige positie van
het voertuig met behulp van signalen
verzonden door de GPS-satellieten.
Wanneer het voertuig geen signalen
van de satellieten ontvangt, verschijnt
een symbool op het scherm van de
kaart. Symbolenoverzicht 3 64.
Dit systeem is mogelijk niet beschik‐
baar of storingen kunnen optreden in
de volgende gevallen:
■ Signalen worden gehinderd door
hoge gebouwen of bomen, grote
trucks of een tunnel.
■ Satellieten worden gerepareerd of
verbeterd.
Als de GPS niet naar behoren werkt,
raadpleegt u Problemen met routebe‐
geleiding 3 81 en Onderhoud aan
het navigatiesysteem 3 81 voor
meer informatie.
Voertuiglokalisatie
Soms kan de positie van het voertuig
onnauwkeurig zijn vanwege één van
de volgende redenen:
■ Het wegennet is gewijzigd.
■ Het voertuig rijdt op gladde wegop‐
pervlakken zoals in zand, gravel
en/of sneeuw.
■ Het voertuig rijdt op kronkelige of
lange rechte wegen.
■ Het voertuig nadert een hoog ge‐
bouw of voertuig.
■ De straten lopen parallel naast een
snelweg.
■ Het voertuig wordt vervoerd door
een transporteur of een veerboot.
■ De kalibratie van de huidige positie
is onjuist.
■ Het voertuig rijdt aan hoge snel‐
heid.
■ Het voertuig wijzigt meer dan eens
van richting of draait rond in een
parking.
■ Het voertuig gaat een al dan niet
overdekte parking binnen of buiten.
■ Het GPS-signaal wordt niet ontvan‐
gen.
■ Een dakdrager is geïnstalleerd op
het voertuig,
■ Sneeuwkettingen zijn geïnstal‐
leerd.
■ De banden zijn vervangen of ver‐
sleten.
■ De bandenspanning is verkeerd.
■ Dit is de eerste navigatie na het bij‐
werken van de kaartgegevens.
Navigatie
■ De accu van 12 volt is verschei‐
dene dagen losgekoppeld.
■ Het voertuig rijdt in druk verkeer
aan lage snelheid waarbij het voer‐
tuig periodiek stopt en start.
Problemen met
routebegeleiding
Onjuiste routebegeleiding is mogelijk
bij één of meerdere van de volgende
toestanden:
■ U vergat te draaien op de aange‐
geven weg.
■ Routebegeleiding is mogelijk niet
beschikbaar bij automatische her‐
berekening van de route voor de
volgende afslag rechts of links.
■ De route wijzigt mogelijk niet wan‐
neer automatische herberekening
van de route wordt gebruikt.
■ Er is geen routebegeleiding bij het
draaien op een kruispunt.
■ Meervouden van plaatsen kunnen
periodiek worden vernoemd.
■ De bediening van de automatische
herberekening van de route kan
lang duren tijdens het rijden aan
hoge snelheid.
■ Automatische herberekening van
de route toont mogelijk een route
die teruggaat naar het ingestelde
wegpunt indien u rijdt naar een be‐
stemming zonder het ingestelde
wegpunt voorbij te gaan.
■ De route verbiedt de toegang van
een voertuig wegens een tijds- of
seizoensgebonden voorschrift of
een ander voorschrift.
■ Sommige routes worden niet ge‐
zocht.
■ De route naar de bestemming
wordt mogelijk niet weergegeven
als er nieuwe of recent gewijzigde
wegen zijn of als bepaalde wegen
niet voorkomen in de kaartgege‐
vens. Kaarten 3 60.
Als u de positie van het voertuig op de
kaart opnieuw wilt kalibreren, par‐
keert u het voertuig met de motor in‐
geschakeld gedurende twee tot vijf
minuten totdat de positie van het
voertuig wordt bijgewerkt.
81
Onderhoud aan het
navigatiesysteem
Als het navigatiesysteem service no‐
dig heeft en de hier vermelde stappen
zijn gevolgd maar u ervaart nog
steeds problemen, raadpleegt u uw
dealer voor assistentie.
Navigatie-cd's/-dvd's
aanschaffen
De kaartgegevens in het voertuig zijn
de recentste beschikbare gegevens
wanneer het voertuig werd gemaakt.
De kaartgegevens worden periodiek
bijgewerkt, op voorwaarde dat de
kaartinformatie is gewijzigd.
Als u vragen hebt over de werking van
het navigatiesysteem of het update‐
proces, neemt u contact op met uw
dealer.
Na de ontvangst van de bijgewerkte
schijf raadpleegt u "Dvd met kaarten
installeren" onder Kaarten 3 60.
82
Navigatie
Uitleg bij databasedekking
De beschikbare details van de kaar‐
ten variëren per gedekt gebied. Som‐
mige gebieden zijn meer gedetail‐
leerd dan andere. Als dit het geval is,
duidt dit niet op een probleem met het
systeem. Naarmate de kaartgege‐
vens worden bijgewerkt, worden
meer details mogelijk beschikbaar
voor gebieden die vroeger niet zo ge‐
detailleerd waren. Navigatie-cd's/dvd's aanschaffen 3 81.
Stemherkenning
Stemherkenning
Stemherkenning ........................... 83
Stemherkenning
Met de stemherkenning van het navi‐
gatiesysteem kunt u de functies van
het navigatie- en audiosysteem
handsfree bedienen. Stemherken‐
ning werkt alleen als de kaartendata‐
base is geïnstalleerd in het systeem.
Als de radio is uitgeschakeld, zijn de
enige commando's Hands Free en
help.
Gesproken commando's voor naviga‐
tie zijn niet beschikbaar totdat de
knop I Agree is geselecteerd.
Stemherkenning kan worden gebruikt
wanneer het contact is ingeschakeld
of wanneer vertraagde uitschakeling
stroom actief is. Raadpleeg voor
meer informatie "Vertraagde uitscha‐
keling stroom" in de inhoudsopgave
van de handleiding van het voertuig.
Stemherkenning gebruiken
1. Druk de knop 3 op het stuur
even in. Het audiosysteem wordt
gedempt en u hoort een pieptoon.
U hoort mogelijk de gesproken
83
prompt "Begin na de piep te
spreken.".
Als u geen pieptoon hoort, verze‐
kert u zich ervan dat de het stem‐
volume niet zacht is gezet. Menu
Configuratie 3 78.
Wanneer stemherkenning actief
is, toont het systeem het symbool
w.
2. Spreek één van de commando's,
die later in dit hoofdstuk worden
vermeld, duidelijk uit.
Stemherkenning annuleren
1. Druk de bedieningsknop 4 op
het stuur even in om een com‐
mando te annuleren of als de re‐
actie van het systeem niet over‐
eenstemt met het gesproken
commando.
2. Het systeem antwoordt "Spraak‐
herkenning geannuleerd."
Als u op een andere bedienings‐
knop dan de volumeknop van de
84
Stemherkenning
radio of op het stuur drukt, annu‐
leert u de sessie.
3. Druk 3 even in om de sessie
voor stemherkenning te herstar‐
ten.
Nuttige hints voor gesproken
commando's
■ Wanneer meerdere commando's
beschikbaar zijn, kiest u het com‐
mando dat u het gemakkelijkst
vindt.
■ Woorden tussen rechte haakjes
zijn optioneel. Voorbeeld: voor het
commando "Weergeven [geef help
weer]" kunt u zowel "Weergeven
geef help weer" als "Display" zeg‐
gen.
■ Woorden gescheiden door een
( ⃒ ) duiden op een keuze bij het
gebruik van een woord vóór of na
de verticale balk. Voorbeeld: voor
het commando (CD | C D | DVD | D
V D | disk) help kunt u zeggen "CD
(help)", "DVD (help)" of "Disk help."
■ Wanneer het systeem het com‐
mando herkent, voert het systeem
de functie uit of vraagt het de keuze
te bevestigen door duide‐
lijk "Ja" of "Nee" te zeggen.
■ Wanneer het systeem het com‐
mando niet herkent, verstuurt het
systeem een foutmelding
zoals "Sorry" of "commando niet
herkend". Het systeem kan
ook "Spraakherkenning
geannuleerd." zeggen.
■ Als het systeem problemen heeft
met het herkennen van een com‐
mando, bevestig dan dat het com‐
mando juist is. Probeer het com‐
mando duidelijk te zeggen of wacht
even na de pieptoon.
■ Achtergrondlawaai zoals een kli‐
maatregelingventilator die op hoog
staat, open ruiten en zeer hard la‐
waai buiten, zelfs als de ruiten ge‐
sloten zijn, kan ertoe leiden dat
spraakcommando's verkeerd be‐
grepen worden.
■ Het systeem kan ook commando's
in verschillende talen herkennen.
Het systeem herkent alleen com‐
mando's op basis van de geselec‐
teerde taal.
■ Als u het stemvolume tijdens een
sessie voor stemherkenning wilt
verhogen of verlagen, draait u de
volumeknop van de radio of drukt u
op de volumeknoppen op het stuur.
Als het volume wordt aangepast tij‐
dens een sessie voor stemherken‐
ning, verschijnt een balk voor het
stemvolume op het scherm dat het
niveau van het stemvolume toont
naarmate het wordt aangepast. Dit
wijzigt ook het volume van de ge‐
sproken begeleiding.
Hulp voor stemherkenning
Als u de hulpsessie wilt starten,
spreekt u één van de hulpcomman‐
do's duidelijk uit.
help: het systeem speelt meer speci‐
fieke helpcommando's af (zoals
Radio help, Weergeven geef help
weer, Navigatie help ) waaruit de ge‐
bruiker kan kiezen.
Stemherkenning
radio [help]: het systeem speelt nuttig
advies over radiocommando's af als‐
ook enkele veelgebruikte beschik‐
bare radiocommando's. Gebruik dit
commando om meer te vernemen
over hoe u een band (AM of FM) se‐
lecteert en hoe u van radiostation wij‐
zigt (door frequentienummers te zeg‐
gen).
(CD | C D | DVD | D V D | disk) help:
het systeem speelt nuttig advies over
schijfcommando's af alsook enkele
veelgebruikte beschikbare schijfcom‐
mando's. Gebruik dit commando om
meer te vernemen over hoe u een
schijfmodus selecteert en hoe u van
titel wijzigt.
Weergeven [geef help weer]: het sys‐
teem speelt nuttig advies over beeld‐
schermcommando's af alsook enkele
veelgebruikte beeldschermcomman‐
do's om de beeldscherminstellingen
aan te passen.
Navigatie [help]: het systeem speelt
nuttig advies over navigatiecomman‐
do's af alsook enkele veelgebruikte
beschikbare navigatiecommando's.
Commando's voor
stemherkenning
De volgende lijst toont de beschik‐
bare gesproken commando's voor
het navigatiesysteem en een bijho‐
rende korte beschrijving. De com‐
mando's worden vermeld met de op‐
tionele woorden tussen vierkante
haakjes. Raadpleeg de eerder ver‐
melde instructies voor het gebruik
van de gesproken opdrachten.
Commando's voor beeldscherm
weergeven (geef dagstand weer | stel
dagstand in | selecteer dagstand |
geef dag weer | stel dag in | selecteer
dag): dit commando geeft het sys‐
teem de opdracht om over te schake‐
len naar de dagmodus van het beeld‐
scherm.
weergeven (geef nachtstand weer |
stel nachtstand in | selecteer
nachtstand | geef nacht weer | stel
nacht in | selecteer nacht): dit com‐
mando geeft het systeem de opdracht
om over te schakelen naar de nacht‐
modus van het beeldscherm.
85
weergeven (geef automatische stand
weer | stel automatische stand in |
selecteer automatische stand | geef
automatisch weer | stel automatisch
in | selecteer automatisch): dit com‐
mando geeft het systeem de opdracht
om over te schakelen naar de auto‐
matische modus van het beeld‐
scherm.
Weergeven [geef help weer]: dit com‐
mando geeft het systeem de opdracht
om nuttig advies over beeldscherm‐
commando's af te spelen alsook en‐
kele veelgebruikte beeldschermcom‐
mando's om de beeldscherminstellin‐
gen aan te passen.
Commando's voor radio
Radio [Radioband] (AM | A M), Radio
FM, Radio [Radioband] (FM | F M):
deze commando's geven het sys‐
teem de opdracht om de AM- of FMradiobanden te selecteren.
Radio selecteer <frequency> (AM | A
M), Radio selecteer <frequency> (FM
| F M): Deze commando's geven het
systeem de opdracht om naar een
specifieke frequentie op de AM- of
86
Stemherkenning
FM-band te gaan. Voorbeeld: radio
selecteer zevenennegentig punt een
FM of radio selecteer tien veertig AM.
radio [help]: dit commando geeft het
systeem de opdracht om nuttig ad‐
vies over radiocommando's af te spe‐
len alsook enkele veelgebruikte radi‐
ocommando's voor de gebruiker.
Commando's voor cd/dvd/schijf
De volgende commando's zijn alleen
beschikbaar wanneer een cd, mp3 of
dvd wordt geladen.
Radio (CD | C D | DVD | D V D |
disk): deze commando's geven het
systeem de opdracht om de
schijfmodus te activeren.
Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk)
selecteer <y>: deze commando's ge‐
ven het systeem de opdracht om een
specifieke titel op de schijf af te spe‐
len. Voorbeeld: Radio (CD | C D |
DVD | D V D | disk) selecteer (tien |
een nul). Dit commando ondersteunt
tot 254 titels.
(CD | C D | DVD | D V D | disk) help:
dit commando geeft het systeem de
opdracht om nuttig advies over schijf‐
commando's af te spelen alsook en‐
kele veelgebruikte beschikbare schijf‐
commando's.
Commando's voor algemene
navigatie
Feedback aan, Feedback uit: dit com‐
mando geeft het systeem de opdracht
om de feedback bij stemherkenning
in en uit te schakelen. Wanneer feed‐
back is ingeschakeld, antwoordt het
systeem op commando's met een re‐
actie. Wanneer feedback is uitge‐
schakeld, antwoordt het systeem op
commando's met een toon.
Navigatie (stembegeleiding | stem)
aan, Navigatie (stembegeleiding |
stem) uit: dit commando geeft het
systeem de opdracht om de gespro‐
ken begeleiding tijdens de routebe‐
geleiding in en uit te schakelen.
annuleren: dit geeft het systeem de
opdracht om het commando te annu‐
leren.
Commando's voor POI's (Point
of Interest)
Hierna volgt een lijst met POI-com‐
mando's. POI's verschijnen alleen op
het kaartscherm als de schaal van de
kaart 800 m of minder is. Als POI's
verschijnen op een kaart met de ver‐
keerde schaal, herinnert het systeem
u eraan dat dit niet mogelijk is.
De beschikbare POI-commando's
zijn:
Navigatie geef Benzinestation[s]
weer, Navigatie verberg
Benzinestation[s]: deze commando's
geven het systeem de opdracht om
de POI-categorie tankstations te to‐
nen en te verbergen op het kaart‐
scherm.
Navigatie geef Restaurant[s] weer,
Navigatie verberg Restaurant[s]:
deze commando's geven het sys‐
teem de opdracht om de POI-catego‐
rie restaurants te tonen en te verber‐
gen op het kaartscherm.
Navigatie geef hotel[s] weer,
Navigatie verberg hotel[s] : deze
commando's geven het systeem de
Stemherkenning
opdracht om de POI-categorie hotels
te tonen en te verbergen op het kaart‐
scherm.
Navigatie geef Luchthaven[s] weer,
Navigatie verberg Luchthaven[s]:
deze commando's geven het sys‐
teem de opdracht om de POI-catego‐
rie luchthavens te tonen en te verber‐
gen op het kaartscherm.
Navigatie geef Winkelen weer,
Navigatie verberg Winkelen: deze
commando's geven het systeem de
opdracht om de POI-categorie win‐
kels te tonen en te verbergen op het
kaartscherm.
Commando's voor bestemming
en begeleiding
Navigatie [ga naar] voorkeurbestem‐
ming [nummer] een (een, twee, drie,
vier, vijf of zes): deze commando's
geven het systeem de opdracht om
één van de voorkeuzebestemmingen
(één tot en met zes) te gebruiken als
de nieuwe bestemming.
Navigatie (verwijderen | verwijder
(bestemming | route | volgende
routepunt)): dit commando's geeft het
systeem de opdracht om de bestem‐
ming, de route of het volgende via‐
punt te verwijderen. Het systeem
vraagt een bevestiging van welk item
moet worden verwijderd (bestem‐
ming, route of volgend viapunt).
Postcode:
Met dit commando kunt u, afhankelijk
van de gebruikte taal, bestemmingen
voor gebieden met beperkte onder‐
steuning zoeken. Alle andere talen
behalve de volgende worden niet on‐
dersteund door deze functie.
Taalcommando's voor postcodes
Het ondersteunde gebied voor het
zoeken van adressen wordt tussen
haakjes weergegeven.
■ Brits Engels (Verenigd Koninkrijk)
Post code: dit commando geeft het
systeem de opdracht dat de gebrui‐
ker een bestemming wilt invoeren
met stemherkenning. Na de ver‐
melding van dit commando toont
het systeem het zoekgebied. Als de
op te geven bestemming zich in het
weergegeven gebied bevindt, zegt
u de eerste helft van de gewenste
87
postcode. In het andere geval zegt
u "wijzig gebied" en zegt u de naam
van het gebied waarin de zoekop‐
dracht moet plaatsvinden. Zeg dan
het volgende cijfer van de gewen‐
ste postcode wanneer u hierom
wordt gevraagd en zeg vervolgens
de gewenste straatnaam en het ge‐
wenste huisnummer wanneer u
hierom wordt gevraagd.
■ Duits (Duitsland en Oostenrijk)
Postleitzahl: dit commando geeft
het systeem de opdracht dat de ge‐
bruiker een bestemming wilt invoe‐
ren met stemherkenning. Na de
vermelding van dit commando
vraagt het systeem een land voor
de huidige zoekopdracht: Duitsland
of Oostenrijk. Als de op te geven
bestemming zich in het huidige
land van de zoekopdracht bevindt,
zegt u de gewenste postcode. An‐
ders zegt u "wijzig land" om te scha‐
kelen tussen de twee beschikbare
landen. Zeg dan de gewenste
straatnaam en het gewenste huis‐
nummer wanneer u hierom wordt
gevraagd.
88
Stemherkenning
■ Frans (Frankrijk, inclusief Monaco
en Andorra)
Code postal: dit commando geeft
het systeem de opdracht dat de ge‐
bruiker een bestemming wilt invoe‐
ren met stemherkenning. Na de
vermelding van dit commando zegt
u de gewenste postcode. Zeg dan
de gewenste straatnaam en het ge‐
wenste huisnummer wanneer u
hierom wordt gevraagd.
■ Italiaans (Italië, inclusief Vaticaan‐
stad en San Marino)
Codice postale: dit commando
geeft het systeem de opdracht dat
de gebruiker een bestemming wilt
invoeren met stemherkenning. Na
de vermelding van dit commando
zegt u de gewenste postcode. Zeg
dan de gewenste straatnaam en
het gewenste huisnummer wan‐
neer u hierom wordt gevraagd.
■ Spaans (Spanje)
Código postal: dit commando geeft
het systeem de opdracht dat de ge‐
bruiker een bestemming wilt invoe‐
ren met stemherkenning. Na de
vermelding van dit commando zegt
u de gewenste postcode. Zeg dan
de gewenste straatnaam en het ge‐
wenste huisnummer wanneer u
hierom wordt gevraagd.
Commando's voor spraaklabels
Naamlabels zijn opgenomen zinnen
die u in het navigatiesysteem kunt op‐
slaan. Deze naamlabels wordt gekop‐
peld aan gegevens in het adresboek
en zodra deze naamlabels zijn opge‐
slagen, kunnen ze worden gebruikt
als onderdeel van een commando
voor stemherkenning dat het speci‐
fieke gegeven uit het adresboek in‐
stelt als een bestemming. Raadpleeg
"Adresboek" eerder in deze handlei‐
ding voor informatie over instructies
voor het opslaan van een naamlabel
in het systeem.
Navigatie [ga naar] <Naamlabel>:
Met dit commando kunt u een be‐
stemming kiezen die is opgeslagen
onder een naamlabel. Het systeem
speel het naamlabel af en vraagt u te
bevestigen door "Ja" of "Nee" te zeg‐
gen.
Als een bestemming is ingesteld op
"Thuis", zegt u "Navigatie ga naar
Thuis". Nadat het systeem het naam‐
label afspeelt en dit wordt bevestigd,
stelt het systeem "Thuis" in als de be‐
stemming.
Hulpcommando's
■ help
■ radio [help]
■ (CD | C D | DVD | D V D | disk) help
■ Weergeven [geef help weer]
■ Navigatie [help]
Commando's voor beeldscherm
■ weergeven (geef dagstand weer |
stel dagstand in | selecteer
dagstand | geef dag weer | stel dag
in | selecteer dag)
■ weergeven (geef nachtstand weer |
stel nachtstand in | selecteer
nachtstand | geef nacht weer | stel
nacht in | selecteer nacht)
■ weergeven (geef automatische
stand weer | stel automatische
stand in | selecteer automatische
Stemherkenning
stand | geef automatisch weer | stel
automatisch in | selecteer
automatisch)
Commando's voor radio
■ Radio [Radioband] (AM | A M)
■ Radio [Radioband] (FM | F M)
■ Radio selecteer <frequency> (AM |
A M)
■ Radio selecteer <frequency> (FM |
F M)
Commando's voor cd/dvd/schijf
■ Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk)
■ Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk)
selecteer <y>
Commando's voor algemene
navigatie
■ Feedback aan
■ Feedback uit
■ Navigatie (stembegeleiding | stem)
aan
■ Navigatie (stembegeleiding | stem)
uit
■ annuleren | tot ziens | afsluiten
Commando's voor POI's (Point of
Interest)
■ Navigatie geef Benzinestation[s]
weer / Navigatie verberg
Benzinestation[s]
■ Navigatie geef Restaurant[s] weer /
Navigatie verberg Restaurant[s]
■ Navigatie geef hotel[s] weer /
Navigatie verberg hotel[s]
■ Navigatie geef Luchthaven[s]
weer / Navigatie verberg
Luchthaven[s]
■ Navigatie geef Winkelen weer /
Navigatie verberg Winkelen
Commando's voor bestemming en
begeleiding
■ Navigatie [ga naar] voorkeurbe‐
stemming [nummer] een
Herhaal nummers twee tot en met
zes.
■ Navigatie (verwijderen | verwijder
(bestemming | route | volgende
routepunt))
■ Route (gebruikt samen met ander
commando)
89
■ Volgende routepunt (gebruikt sa‐
men met ander commando)
■ Voeg toe aan routepunt (gebruikt
samen met ander commando)
■ Vervang bestemming (gebruikt sa‐
men met ander commando)
■ Ja (gebruikt samen met ander com‐
mando)
■ Nee (gebruikt samen met ander
commando)
■ Bestemming (alleen gebruikt voor
bestemming bij stemherkenning;
alleen beschikbaar in Engels)
Commando's voor naamlabels
Navigatie [ga naar] <Naamlabel>
90
Telefoon
Telefoon
Bluetooth® ................................... 90
Bluetooth®
Bij voertuigen met Bluetooth-techno‐
logie kan het systeem communiceren
met vele mobiele telefoons. Zo kunt u:
■ Gesprekken handsfree starten en
ontvangen.
■ Het adresboek of de contactenlijst
van de mobiele telefoon delen met
het voertuig.
Om eventuele afleiding tot een mini‐
mum te herleiden, moet u vóór het rij‐
den wanneer het voertuig is gepar‐
keerd het volgende doen:
■ Vertrouwd raken met de functies
van de mobiele telefoon. Telefoon‐
boek en contactenlijsten duidelijk
organiseren, alsook dubbele of zel‐
den gebruikte gegevens verwijde‐
ren. Programmeer indien mogelijk
de snelkiesfunctie of andere snel‐
koppelingen.
■ Bedieningen en werking van het in‐
fotainmentsysteem controleren.
■ Mobiele telefoon(s) koppelen met
het voertuig. Het systeem werkt
mogelijk niet met alle mobiele tele‐
foons. Raadpleeg "Een telefoon
koppelen" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
■ Als de mobiele telefoon beschikt
over voicedialing, leert u die functi‐
onaliteit gebruiken om het adres‐
boek of de contactenlijst te openen.
Raadpleeg "Voice pass-thru" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
■ Raadpleeg "Telefoonnummers op‐
slaan en verwijderen" in dit hoofd‐
stuk voor meer informatie.
9 Waarschuwing
Wanneer u mobiele telefoon ge‐
bruikt, wordt u mogelijk afgeleid
wanneer u te lang of te vaak kijkt
naar het scherm van de telefoon of
het infotainment(navigatie)sys‐
teem. Als u te lang of te vaak niet
op de weg let, kunt u een ongeluk
veroorzaken dat kan leiden tot let‐
sels of de dood. Richt uw aan‐
dacht op het rijden.
Telefoon
Algemene aanwijzingen
Voertuigen met een Universal Hands‐
free Phone (UHP)-systeem kunnen
een Bluetooth®-compatibele mobiele
telefoon met een handsfree profiel
gebruiken om telefoongesprekken te
voeren en te ontvangen. Het infotain‐
mentsysteem en stembediening wor‐
den gebruikt om het systeem te be‐
dienen. Het systeem kan worden ge‐
bruikt wanneer het contact in de stand
ON/RUN of ACC/ACCESSORY
staat.
Het bereik van het UHP-systeem be‐
draagt maximum 10 meter. Niet alle
telefoons ondersteunen alle functies,
noch werken met het UHP-systeem.
Andere informatie
Het Bluetooth-woordmerk en -logo
zijn eigendom van de Bluetooth® SIG,
Inc. en het gebruik van zulke merken
door General Motors/Opel vindt
plaats onder licentie. Andere han‐
delsmerken en handelsnamen zijn ei‐
gendom van hun respectieve eige‐
naars.
UHP-bedieningen
Gebruik de knoppen op het infotain‐
mentsysteem en het stuur om het
UHP-systeem te bedienen.
Afstandsbediening op stuurwiel
U kunt stuurbedieningsknoppen ge‐
bruiken om:
■ Inkomende gesprekken te beant‐
woorden.
■ Systeeminformatie te bevestigen.
■ Stemherkenning te starten.
■ Een gesprek te beëindigen.
■ Een gesprek te weigeren.
■ Een handeling te annuleren.
■ Uitgaande gesprekken te voeren
met behulp van de gesprekkenlijst.
3 (Druk om te spreken): druk op de
knop om inkomende gesprekken te
beantwoorden, systeeminformatie te
bevestigen en stembediening te star‐
ten. Houd twee tot drie seconden in‐
gedrukt om de gesprekkenlijst te ope‐
nen.
91
4 (Gesprek beëindigen/
Dempen): druk op de knop om een
gesprek te beëindigen, een gesprek
te weigeren of een handeling te an‐
nuleren.
Uitgaande gesprekken voeren met
behulp van de gesprekkenlijst:
1. Druk op de 3-toets.
2. Markeer het telefoonnummer
door de SRC-schakelaar naar bo‐
ven of onder te bewegen.
3. Bel het gemarkeerde nummer
door op de knop 3 te drukken.
Infotainmentsysteembedieningen
:: druk op de knop om het hoofd‐
menu van de Telefoon te openen.
Stembediening
Het stembedieningssysteem gebruikt
commando's om het systeem te be‐
dienen en telefoonnummers te kie‐
zen.
Ruis: het systeem herkent gesproken
commando's mogelijk niet als er veel
achtergrondruis is.
92
Telefoon
Wanneer spreken: u hoort een toon
die aangeeft dat het systeem gereed
is voor een gesproken commando.
Wacht op de toon en spreek dan.
Hoe spreken: spreek duidelijk op een
kalme en natuurlijke wijze.
Audiosysteem
Wanneer u het UHP-systeem ge‐
bruikt, komt het geluid uit de luidspre‐
kers vooraan in het voertuig en wordt
het audiosysteem gedempt. Gebruik
de knop VOL/m tijdens een gesprek
om het volume te wijzigen. Het aan‐
gepaste volume wordt onthouden
voor latere gesprekken. Het systeem
heeft een minimumvolume.
Bluetooth in- of uitschakelen
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Activering.
Bluetooth-code wijzigen
De standaard Bluetooth-code dient
met de meeste mobiele telefoons te
werken. Als u problemen ondervindt
bij het koppelen van uw mobiele tele‐
foon, kunt u de code op elk ogenblik
wijzigen.
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Bluetooth-code
wijzigen.
5. Voer een nieuwe code van vier
cijfers in en selecteer dan Ok.
Beltoon
Drie verschillende beltonen zijn be‐
schikbaar voor het UHP-systeem.
De beltoon wijzigen:
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Beltoon.
4. Selecteer Beltoon 1, Beltoon 2 of
Beltoon 3.
Standaardinstellingen
Als u deze optie selecteert, stelt u de
beltonen en de Bluetooth-code op‐
nieuw in.
Koppelen
Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld moet eerst met
het UHP-systeem worden gekoppeld
en dan verbonden met het voertuig
voordat het kan worden gebruikt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van de fabrikant van de mobiele tele‐
foon voor Bluetooth-functies voordat
u de mobiele telefoon koppelt.
Informatie over koppelen:
■ Maximum vijf mobiele telefoons
kunnen met het UHP-systeem wor‐
den gekoppeld.
■ Het koppelingsproces wordt ge‐
blokkeerd, wanneer het voertuig
rijdt.
■ Het UHP-systeem verbindt met de
eerste beschikbare gekoppelde
mobiele telefoon in de volgorde van
gekoppelde telefoons.
Telefoon
■ Slechts één gekoppelde mobiele
telefoon kan tegelijkertijd verbon‐
den zijn met het UHP-systeem.
■ Het koppelen dient doorgaans
slechts eenmaal te worden uitge‐
voerd, tenzij wijzigingen aan de
koppelingsinformatie zijn toege‐
bracht of de mobiele telefoon werd
verwijderd.
SAP-modus (SIM Access
Profile-modus)
Als deze functie aanwezig is, beschikt
het telefoonportaal over een ruimere
functionaliteit (functies voor beveili‐
ging en berichten). De functies zijn af‐
hankelijk van de netwerkaanbieder.
In de SAP-modus bevindt de telefoon
zich in de stand-bymodus en zijn al‐
leen de Bluetooth-verbinding en de
simkaart actief. Dit leidt tot een lager
energieverbruik.
Telefoon verbinden via SAP
1. Schakel het infotainmentsysteem
in.
2. Druk op de CONFIG-toets.
3. Selecteer Apparaat voor SIMtoegang toevoegen (SAP).
Het systeem scant op beschik‐
bare apparaten en toont een lijst
met gevonden apparaten.
4. Selecteer de mobiele telefoon uit
de lijst.
De prompt met de SAP-wacht‐
woordcode wordt op het infotain‐
mentbeeldscherm getoond met
een 16-cijferige code.
5. Voer de weergegeven SAPwachtwoordcode in de mobiele
telefoon in (zonder spaties).
De pincode van de mobiele tele‐
foon wordt in het infotainment‐
beeldscherm getoond.
Als de functie voor de vraag naar
de pincode is geactiveerd op de
mobiele telefoon, moet de pin‐
code voor de simkaart worden in‐
gevoerd.
93
UHP gebruiken met
infotainmentbedieningen
Een telefoon koppelen
Als uw mobiele telefoon beschikt over
functies voor een eenvoudige koppe‐
ling of automatische detectie, moeten
deze worden uitgeschakeld voordat
de mobiele telefoon kan worden ge‐
koppeld met het UHP-systeem.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van de fabrikant van de mobiele tele‐
foon voor informatie over deze func‐
ties.
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Koppelen of Apparaat
toevoegen (handsfree). Een vier‐
cijferig nummer verschijnt op het
beeldscherm en het UHP-sys‐
teem gaat in de detectiemodus.
5. Start het koppelingsproces op de
mobiele telefoon die wordt gekop‐
peld met het voertuig. Raadpleeg
de gebruikershandleiding van de
94
Telefoon
fabrikant van de mobiele telefoon
voor informatie over dit proces.
Zoek het apparaat met de naam
UHP gevolgd door een viercijferig
nummer in de lijst op de mobiele
telefoon en volg de instructies op
de mobiele telefoon. Voer, indien
nodig, de viercijferige code in die
door het systeem werd opgege‐
ven. Volg dan de instructies op het
infotainmentbeeldscherm.
6. Herhaal stappen 1 tot en met 5 om
andere mobiele telefoons te kop‐
pelen.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons bekijken
Alle beschikbare mobiele telefoons
bekijken die zijn gekoppeld met het
UHP-systeem:
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Apparaatlijst.
5. Herhaal stappen 1 tot en met 4 om
andere mobiele telefoons te kop‐
pelen.
Gekoppelde telefoon verwijderen
Een gekoppelde mobiele telefoon
verwijderen uit het UHP-systeem:
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Apparaatlijst.
5. Selecteer de te verwijderen mo‐
biele telefoon en volg de aanwij‐
zingen op het scherm.
Verbinden met andere telefoon
Als u wilt verbinden met een andere
gekoppelde mobiele telefoon, moet
de nieuwe mobiele telefoon zich in
het voertuig bevinden en gereed zijn
om verbonden te worden met het
UHP-systeem voordat het proces
wordt gestart.
Verbinden met een andere telefoon:
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Druk op : van een navigatie‐
radio.
3. Selecteer Bluetooth.
4. Selecteer Apparaatlijst.
5. Selecteer de nieuwe mobiele te‐
lefoon waarmee u wilt verbinden
en volg de aanwijzingen op het
scherm.
Als Verwijderen is geselecteerd,
wordt de gemarkeerde mobiele tele‐
foon verwijderd.
Gesprek voeren met telefoonboek en
gesprekkenlijst
Bij bobiele telefoons met ondersteu‐
ning voor telefoonboeken en ge‐
sprekkenlijsten kan het UHP-systeem
de contacten en de gesprekkenlijsten
op uw mobiele telefoon gebruiken om
gesprekken te voeren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van de fabrikant van uw mobiele te‐
lefoon of neem contact op met uw
Telefoon
draadloze aanbieder om na te gaan
indien deze functie wordt onder‐
steund door uw mobiele telefoon.
De benodigde tijdsduur voor het
downloaden van de telefoonboek en
de gesprekkenlijst vanaf uw mobiele
telefoon naar het UHP-systeem kan
variëren volgens de grootte van het
telefoonboek en de gesprekkenlijst
op uw mobiele telefoon.
Wanneer een mobiele telefoon on‐
dersteuning biedt voor telefoonboe‐
ken en gesprekkenlijsten, worden de
menu's Tele. Boek en
Oproepenlijsten automatisch be‐
schikbaar.
Met het menu Tele. Boek kunt u het
telefoonboek op uw mobiele telefoon
gebruiken om een gesprek te voeren.
Met het menu Oproepenlijsten kunt u
de telefoonnummers van de
Inkomende oproepen, Uitgaande
oproepen en Gemiste oproepen op
uw mobiele telefoon gebruiken om
een gesprek te voeren.
Een gesprek voeren met het menu
Tele. Boek:
1. Druk op :.
2. Selecteer Tele. Boek.
3. Zoek in de lijst door de letter te
selecteren waarmee de vermel‐
ding in het telefoonboek begint.
Draai de knop TUNE/MENU om
verder te scrollen door de volle‐
dige lijst.
4. Selecteer de naam of het nummer
voor het te voeren gesprek.
Een gesprek voeren met het menu
Oproepenlijsten:
1. Druk op :.
2. Selecteer Oproepenlijsten.
3. Selecteer de lijst met Inkomende
oproepen, Uitgaande oproepen of
Gemiste oproepen.
4. Selecteer de naam of het nummer
voor het te voeren gesprek.
95
Een gesprek voeren
Een gesprek voeren:
1. Druk op :.
2. Druk de nummers op het infotain‐
mentscherm.
3. Selecteer Oproep om het nummer
te bellen.
Een gesprek aanvaarden of weigeren
Wanneer u een inkomend gesprek
ontvangt, dempt het infotainmentsys‐
teem en hoort u een beltoon in het
voertuig.
Als u de inkomende oproep wilt aan‐
vaarden, draait u de knop TUNE/
MENU naar Beantwoorden en drukt u
op de knop TUNE/MENU of drukt u op
de knop 3 van de stuurbedienings‐
knoppen.
Als u de inkomende oproep wilt wei‐
geren, draait u de knop TUNE/
MENU naar Weigeren en drukt u op
de knop TUNE/MENU of drukt u op de
knop 3 van de stuurbedienings‐
knoppen.
96
Telefoon
Gesprek in wachtstand
Gesprek in wachtstand moet worden
ondersteund door de mobiele tele‐
foon en moet door de draadloze aan‐
bieder ingeschakeld zijn opdat deze
functie werkt.
Als u de inkomende oproep wilt aan‐
vaarden, draait u de knop TUNE/
MENU naar Beantwoorden en drukt u
op de knop TUNE/MENU of drukt u op
de knop 3 van de stuurbedienings‐
knoppen.
Als u de inkomende oproep wilt wei‐
geren, draait u de knop TUNE/
MENU naar Weigeren en drukt u op
de knop TUNE/MENU of drukt u op de
knop 4 van de stuurbedienings‐
knoppen.
Wisselen van gesprek met gesprek in
wachtstand:
1. Druk op :.
2. Selecteer Gesprek wisselen in het
menu.
Conferentiegesprek
Conferentiegesprekken moeten wor‐
den ondersteund door de mobiele te‐
lefoon en moet door de draadloze
aanbieder ingeschakeld zijn opdat
deze functie werkt.
Een conferentiegesprek starten tij‐
dens een gesprek:
1. Druk op de knop TUNE/MENU en
selecteer Nummer invoeren.
2. Voer de tekens in en selecteer
dan Bel.
3. Na het bellen drukt u op de knop
TUNE/MENU en kiest u
Oproepen samenvoegen.
4. Als u meer bellers wilt toevoegen
aan het conferentiegesprek, her‐
haalt u stappen 1 tot en met 3. Het
aantal bellers die kunnen worden
toegevoegd, is beperkt door uw
draadloze aanbieder.
Als u het gesprek met een beller wilt
beëindigen tijdens het conferentiege‐
sprek, selecteert u Oproep
loskoppelen in het menu en selec‐
teert u het nummer waarvoor het ge‐
sprek afgelopen is.
Een gesprek beëindigen
Druk op de knop TUNE/MENU en se‐
lecteer Ophangen of druk op de knop
4 van de stuurbedieningsknop‐
pen.
Een gesprek dempen
Druk op de knop TUNE/MENU en se‐
lecteer Oproep dempen.
Dempen opheffen
Druk op de knop TUNE/MENU en se‐
lecteer Oproep dempen.
DTMF-tonen (Dual Tone MultiFrequency-tonen)
Het UHP-systeem kan nummers ver‐
sturen tijdens een gesprek. Dit wordt
gebruikt bij het bellen naar een me‐
nugestuurd telefoonsysteem.
Dit systeem starten:
1. Druk op de knop TUNE/MENU en
selecteer Nummer invoeren.
2. Voer de tekens in.
Telefoon
UHP bedienen met
stembediening
De stembediening van het UHP-sys‐
teem stelt u in staat diverse functies
van de mobiele telefoon te bedienen
met uw stem. Het UHP-systeem ge‐
bruikt gesproken commando's om het
systeem te bedienen en telefoonnum‐
mers te kiezen. Na het geven van het
commando leidt het infotainmentsys‐
teem u door de dialoog met behulp
van de benodigde vragen en feed‐
back om de gewenste handeling uit te
voeren. De commando's en nummers
kunnen zonder pauze tussen de af‐
zonderlijke woorden worden uitge‐
sproken.
Daarnaast kunt u telefoonnummers
opslaan onder een door u geselec‐
teerd naamlabel. Met deze naam kunt
u een telefoonverbinding tot stand
brengen.
Bij onjuist gebruik of onjuiste invoer
geeft de stembediening u gesproken
feedback en vraagt deze u het ge‐
wenste commando te herhalen. Bo‐
vendien bevestigt de stembediening
belangrijke commando's en stelt deze
zo nodig een vraag hierover.
De stembediening start niet totdat
deze is geactiveerd zodat gesprek‐
ken in het voertuig niet leiden tot de
onbedoelde gesproken activering van
de mobiele telefoon.
Stembediening activeren
Druk op de knop 3 op het stuur om
de stembediening van het UHP-sys‐
teem te activeren. Het systeem rea‐
geert met een toon. Na de toon zegt
u "Kiezen".
Gedurende het gesprek wordt elke
actieve audiobron gedempt en wor‐
den geen verkeersmeldingen weer‐
gegeven.
Het volume van de stemoutput
instellen
Draai aan de volumeknop van het in‐
fotainmentsysteem of druk op de
knoppen + / - op het stuur.
97
Dialoog annuleren
U kunt op drie manieren de stembe‐
diening deactiveren en de dialoog an‐
nuleren:
■ Druk op de knop 4 van de
stuurbedieningsknoppen.
■ Zeg het commando "Annuleren".
■ Geef gedurende een bepaalde tijd
geen commando.
■ Het commando wordt na drie po‐
gingen niet herkend.
Commando's voor hoofdmenu
Het UHP-systeem heeft een aantal
commando's voor het hoofdmenu die
beschikbaar zijn na de activering van
stembediening. Een korte toon na de
activering van stembediening geeft
aan dat het stembedieningssysteem
wacht op een commando.
Beschikbare commando's:
■ "Kiezen"
■ "Bellen"
■ "Opnieuw kiezen"
■ "Opslaan"
■ "Verwijderen"
98
■
■
■
■
■
■
Telefoon
"Lijst"
"Koppelen"
"Selecteer apparaat"
"Gesproken feedback"
"Help"
"Annuleren"
Vaakgebruikte commando's
Hieronder vindt u een lijst met vaak‐
gebruikte commando's:
■ "Help": de dialoog wordt beëindigd
en alle in deze context beschikbare
opdrachten worden opgesomd.
■ "Annuleren": de stembediening
wordt gedeactiveerd.
■ "Ja": afhankelijk van de context
wordt een geschikte actie onderno‐
men.
■ "Nee": afhankelijk van de context
wordt een geschikte actie onderno‐
men.
Gesproken feedback
Elke gesproken invoer wordt door het
infotainmentsysteem beantwoord of
becommentarieerd met een aan de
situatie aangepaste gesproken uit‐
voer.
Als u de gesproken uitvoer wilt in- of
uitschakelen, zegt u "Gesproken
feedback" of drukt u op 3.
Telefoon uit de apparatenlijst
koppelen, opslaan of verwijderen
Met het commando "Koppelen" kunt
u een mobiele telefoon opslaan in of
verwijderen uit de apparatenlijst van
het UHP-systeem. Het UHP-systeem
wijst bij na het koppelen een appa‐
raatnummer aan de mobiele telefoon
toe.
Beschikbare commando's:
■ "Toevoegen"
■ "Verwijderen"
■ "Help"
■ "Annuleren"
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: "Koppelen."
Stemoutput: "Wilt u een apparaat
toevoegen of verwijderen?"
Gebruiker: "Toevoegen."
Gesproken uitvoer: "Probeer te
koppelen aan <1234> in het externe
apparaat" (Start nu het koppelings‐
proces op de mobiele telefoon die
wordt gekoppeld met het voertuig.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van de fabrikant van de mobiele tele‐
foon voor informatie over dit proces.
Zoek het apparaat met de naam UHP
gevolgd door een viercijferig nummer
in de lijst op de mobiele telefoon en
volg de instructies op de mobiele te‐
lefoon en voer de door het systeem
opgegeven viercijferige code in).
Stemoutput: "Wilt u het apparaat
koppelen?"
Gebruiker: "Ja."
Gesproken uitvoer: "Gekoppeld,
sessie beëindigen".
Telefoon
Telefoon uit apparatenlijst selecteren
Het commando "Selecteer
apparaat" kan worden gebruikt om
een andere gekoppelde mobiele tele‐
foon te selecteren. Het UHP-systeem
vraagt naar een apparaatnummer dat
na de koppeling werd toegewezen
door het UHP-systeem aan de mo‐
biele telefoon.
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: "Selecteer apparaat."
Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer
van het apparaat dat uw wilt
selecteren."
Gebruiker: <apparaat_nummer>.
Gesproken uitvoer: "Wilt u
apparaatnummer
<apparaatnummer> selecteren?."
(De apparaatnaam verschijnt op het
infotainmentbeeldscherm)
Gebruiker: "Ja."
Gesproken uitvoer: "Eén moment.
Het systeem zoekt het geselecteerde
apparaat."
Gesproken uit‐
voer: "Apparaatnummer <app_num>
is geselecteerd, sessie beëindigen".
Telefoonnummer kiezen
Na het commando "Kiezen" vraagt de
stembediening dat u een nummer op‐
geeft.
Het telefoonnummer moet in normaal
tempo worden uitgesproken, zonder
kunstmatige pauzes tussen de cijfers.
De spraakherkenning werkt het best
als er tussen elke drie tot vijf cijfers
een pauze van minimaal een halve
seconde wordt ingelast. Het Infotain‐
mentsysteem herhaalt vervolgens de
herkende cijfers.
Beschikbare commando's:
■ "Kiezen": de invoer is geaccep‐
teerd.
■ "Cijfers": een numerieke waarde
van 0 tot 9 wordt ingevoerd.
■ "Verwijderen": het laatst inge‐
voerde cijfer of de laatst ingevoerde
cijferreeks wordt gewist.
■ "Plus": een "+" wordt voor het num‐
mer geplaatst voor telefoneren met
het buitenland.
■ "Controleren": de invoer wordt door
de stemoutput gerepeteerd.
99
■ "Sterretje": er wordt een sterretje "*"
ingevoerd.
■ "Hekje": er wordt een hekje "#" in‐
gevoerd.
■ "Pauze": er wordt een pauze in de
tekenreeks ingevoerd.
■ "Help"
■ "Annuleren"
Het ingevoerde telefoonnummer mag
een maximale lengte van 25 cijfers
hebben.
Als u naar het buitenland wilt bellen,
kunt u aan het begin van uw nummer
het woord "Plus" (+) zeggen. De plus
stelt u in staat om vanuit elk willekeu‐
rig land te bellen zonder dat u de in‐
ternationale toegangscode kent van
het land waarin u zich bevindt. Zeg
vervolgens het gewenste landnum‐
mer.
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: "Kiezen."
Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer
dat u wilt bellen."
Gebruiker: "Plus Vier Negen."
Gebruiker: "Zeven Drie Eén."
100
Telefoon
Gesproken uitvoer: "Zeven Drie Eén."
Gebruiker: "Eén Eén Negen Negen."
Gesproken uitvoer: "Eén Eén Negen
Negen."
Gebruiker: "Kiezen."
Gesproken uitvoer: "Het nummer
wordt gekozen."
Gesprek voeren met naamlabel
Wanneer het com‐
mando "Bellen" wordt gebruikt, wordt
een telefoonnummer ingevoerd dat is
opgeslagen in het telefoonboek onder
een naamlabel.
Beschikbare commando's:
■ "Ja"
■ "Nee"
■ "Help"
■ "Annuleren"
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: "Bellen."
Gesproken uitvoer: "Zeg de naam die
u wilt bellen."
(Voor informatie over naamlabels
raadpleegt u "Een naamlabel op‐
slaan" verderop in dit hoofdstuk).
Gebruiker: <Naam>.
Gesproken uitvoer: <Naam>
Gebruiker: "Ja."
Gesproken uitvoer: "Bellen."
Een tweede gesprek starten
Druk op 3 om tijdens een actief te‐
lefoongesprek een tweede gesprek te
starten.
Beschikbare commando's:
■ "Verzenden": handmatig DTMF
(toondruktoets-kiezen) inschake‐
len, bijv. voor voicemail of telefo‐
nisch bankieren.
■ "Naam verzenden": DTMF (toon‐
druktoetskiezen) inschakelen door
een naamlabel in te voeren.
■ "Kiezen"
■ "Bellen"
■ "Opnieuw kiezen"
■ "Help"
■ "Annuleren"
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: Druk op 3 bij een actief
telefoongesprek.
Gebruiker: "Verzenden."
Stemoutput: "Zeg het nummer dat u
wilt verzenden"
(Voor informatie over de invoer van
nummers raadpleegt u het dialoog‐
voorbeeld van "Gesprek voeren met
telefoonnummer" eerder in deze sec‐
tie).
Gebruiker: "Verzenden."
Opnieuw kiezen
Het commando "Opnieuw
kiezen" belt terug naar het laatst ge‐
kozen nummer.
Naamlabel opslaan
Het commando "Opslaan" wordt ge‐
bruikt voor het opslaan van een tele‐
foonnummer in het telefoonboek on‐
der een naamlabel.
De ingevoerde naam moet een keer
worden herhaald. De toonhoogte en
de uitspraak moeten telkens zo gelijk
mogelijk zijn. Anders verwerpt de
stembediening de invoer.
Maximum 50 naamlabels kunnen in
het telefoonboek worden opgesla‐
gen.
Telefoon
Naamlabels zijn afhankelijk van de
spreker (d.w.z. dat alleen de persoon
die het naamlabel heeft ingesproken
deze kan openen). Om te voorkomen
dat het begin van de opname van een
opgeslagen naam wordt afgesneden,
moet er na een verzoek om invoer
een korte pauze in acht worden ge‐
nomen.
Als u het naamlabel onafhankelijk van
de locatie (d.w.z. ook in andere lan‐
den) wilt gebruiken, moeten alle tele‐
foonnummers met een "plus" en een
landnummer worden ingevoerd.
Beschikbare commando's:
■ "Opslaan": de invoer is geaccep‐
teerd
■ "Opnieuw kiezen": de laatste invoer
wordt herhaald
■ "Help"
■ "Annuleren"
Voorbeeld van een dialoog
Gebruiker: "Opslaan."
Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer
dat u wilt opslaan."
(Voor informatie over de invoer van
nummers raadpleegt u het dialoog‐
voorbeeld van "Gesprek voeren met
telefoonnummer" eerder in deze sec‐
tie).
Gebruiker: "Opslaan."
Gebruiker: "Naamlabel" (geef naam‐
label op).
Gesproken uitvoer: "Herhaal de
naam om te bevestigen."
Gebruiker: "Naamlabel"
Gesproken uitvoer: "Naam opslaan."
Naamlabel verwijderen
Het commando "Verwijderen" wordt
gebruikt om een eerder opgeslagen
naamlabel te verwijderen.
Beschikbare commando's:
■ "Ja"
■ "Nee"
■ "Help"
■ "Annuleren"
101
Luisteren naar opgeslagen
naamlabels
Het commando "Lijst" wordt gebruikt
om alle opgeslagen naamlabels te
beluisteren.
Beschikbare commando's:
■ "Bellen": het telefoonnummer van
het laatst voorgelezen spraaklabel
wordt geselecteerd.
■ "Verwijderen": de invoer van het
laatst voorgelezen spraaklabel
wordt gewist.
102
Trefwoordenlijst
A
Aan de slag met de route............. 68
Aanpassingen aan kaarten........... 60
Adresboek.................................... 68
Afspelen vanaf een iPod®............. 42
Afspelen vanaf USB..................... 42
Alfanumeriek toetsenbord............ 56
AM................................................ 30
AM/FM-radio ................................ 22
Antenne, multiband...................... 31
Antidiefstalfunctie .......................... 4
Apparaat met harde schijf ........... 42
Apparaten, hulp............................ 51
Audioboek..................................... 42
Audio- en video-dvd afspelen....... 34
Audiosysteem van navigatie......... 22
B
Band selecteren............................ 22
Bedieningsknoppen...................... 32
Bedieningstoetsen........................ 22
Beeldscherm................................. 78
Beeldscherm schoonmaken......... 11
Begeleiding annuleren.................. 11
Beschikbare opties op het
kaartscherm.............................. 64
Bestemming ................................. 68
Bluetooth® ................................... 90
C
Cd/dvd afspelen............................ 34
Cd-/dvd-speler ............................. 34
Cd-menu....................................... 34
Cd-speler ..................................... 32
Commando's voor algemene
navigatie.................................... 83
Commando's voor bestemming
en begeleiding........................... 83
Commando's voor cd/dvd/schijf.... 83
Commando's voor POI's (Point
of Interest)................................. 83
Commando's voor radio............... 83
Commando's voor spraaklabels... 83
Commando's voor
stemherkenning......................... 83
Conferentiegesprek...................... 90
Configuratiemenu......................... 78
D
Dekking van kaarten..................... 60
Dimmodus.................................... 78
DTMF-tonen (Dual Tone MultiFrequency-tonen)...................... 90
Dubbele inhoud............................ 42
Dvd-/cd-speler.............................. 34
Dvd met kaarten hanteren............ 60
Dvd met kaarten installeren.......... 60
103
E
Een audio-cd afspelen.................. 34
Een cd laden................................. 32
Een cd verwijderen....................... 32
Een gesprek aanvaarden of
weigeren.................................... 90
Een gesprek al dan niet dempen.. 90
Een gesprek beëindigen............... 90
Een gesprek ontvangen............... 90
Een gesprek voeren..................... 90
Een route afleggen....................... 64
Een station zoeken....................... 22
Een telefoon koppelen.................. 90
Een telefoon verbinden................ 90
Extra ingang................................. 51
F
Favorieten op harde schijf
afspelen..................................... 42
Favoriete route............................. 68
FM................................................ 30
Foutmeldingen.............................. 34
G
Gebruik................................... 11, 56
Gebruik van mobiele telefoon....... 30
Geluidsinstellingen....................... 19
Gesprek in wachtstand................. 90
Gesproken feedback.................... 90
Globaal Positioning System
(gps) ......................................... 80
H
Hulp voor stemherkenning........... 83
I
Inhoud op harde schijf afspelen. . . 42
Inleiding ......................................... 4
K
Kaarten ........................................ 60
Kiezen op kaart............................. 68
Klok instellen................................ 78
L
Lengte/breedtecoördinaten.......... 68
Luisteren naar opgeslagen
nummers................................... 90
Luisteren naar radio..................... 22
M
Menu Configuratie ....................... 78
Menu-toets.................................... 68
Mp3 .............................................. 38
Multibandantenne......................... 31
Muziekmenu USB......................... 42
N
Navigatie-cd's/-dvd's
aanschaffen ............................. 81
Navigatie-instellingen................... 56
Navigatieknoppen......................... 56
Navigatiesymbolen....................... 64
Navigatiesysteem gebruiken........ 56
Navigatiesysteem, het systeem
gebruiken.................................. 56
Nav (navigatie)............................. 78
Nuttige hints voor gesproken
commando's.............................. 83
O
Omzetting tussen Engelse en
metrieke stelsel......................... 11
Onderhoud aan het
navigatiesysteem...................... 81
Ondersteunde USB-apparaten..... 42
Opnemen op harde schijf............. 42
Overzicht bedieningselementen..... 4
Overzicht van navigatiesysteem... 11
P
Persoonlijke informatie
verwijderen................................ 11
Problemen met routebegeleiding. 81
104
R
Radio-instellingen......................... 22
Radiomenu's................................. 22
Radio-ontvangst .......................... 30
Randapparatuur .......................... 51
RDS (Radio Data System)............ 22
Routevoorvertoning...................... 68
S
Schaal van kaarten....................... 60
Scrolfuncties................................. 60
SIM-toegangsprofiel (SAP)........... 90
Stemherkenning .......................... 83
Stemherkenning annuleren.......... 83
Stemherkenning gebruiken.......... 83
Stemherkenning gebruiken voor
koppelen.................................... 90
Symbolenoverzicht ...................... 64
T
Talen............................................. 11
Telefoon, Bluetooth...................... 90
Timeshift....................................... 22
Toetsen van touchscreen............. 56
U
Uitleg bij databasedekking........... 82
V
Voertuiglokalisatie ....................... 80
Volume-instellingen...................... 20
Voorkeuzebestemming................. 68
Vorige bestemming....................... 68
W
Willekeurige volgorde................... 34
Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany.
De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze
publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden.
Uitgave: juli 2012, ADAM OPEL AG, Rüsselsheim.
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
KTA-2725/3-nl
*KTA-2725/3-NL*
juli 2012