Infotainment system Ampera, v.5
Transcription
Infotainment system Ampera, v.5
OPEL AMPERA Infotainment System Inhoud Inleiding ......................................... 4 Radio ........................................... 22 Audiospelers ................................ 32 Navigatie ...................................... 56 Stemherkenning ........................... 83 Telefoon ....................................... 90 Trefwoordenlijst ......................... 102 4 Inleiding Inleiding Inleiding ......................................... 4 Antidiefstalfunctie ........................... 4 Overzicht bedieningselementen .... 4 Gebruik ........................................ 11 Geluidsinstellingen ...................... 19 Volume-instellingen ..................... 20 Inleiding De informatie in deze handleiding vult de Gebruikershandleiding aan. Deze handleiding beschrijft functies waarover uw voertuig al dan niet be‐ schikt aangezien deze optioneel zijn of vanwege wijzigingen na het afdruk‐ ken van deze handleiding. Raadpleeg de aankoopdocumentatie om na te gaan of alle functies op de auto aan‐ wezig zijn. Mogelijk zijn bepaalde omschrij‐ vingen, waaronder die voor beeld‐ scherm- en menufuncties, niet op uw auto van toepassing wanneer er sprake is van een modelvariant, af‐ wijkende landenspecificaties of spe‐ ciale uitrustingen of accessoires. In deze handleiding worden auto's ge‐ toond met het stuur links. De bedie‐ ning van auto's met het stuur rechts is vergelijkbaar. Bewaar deze handleiding samen met de Gebruikershandleiding in het voer‐ tuig voor eventuele naslag later. Als het voertuig wordt verkocht, laat u deze handleiding in het voertuig. Antidiefstalfunctie De antidiefstalfunctie werkt door een deel van het voertuigidentificatienum‐ mer (VIN) door te geven aan het info‐ tainmentsysteem. Het infotainment‐ systeem werkt niet als het is gestolen of verplaatst naar een ander voertuig. Overzicht bedieningselementen Overzicht bedieningselementen (met navigatie) Raadpleeg "Navigatieknoppen" on‐ der "Navigatiesysteem gebruiken" 3 56 voor meer informatie. Inleiding Overzicht bedieningselementen 5 6 Inleiding 1. 2. RADIO BAND (AM of FM) ..... 22 FAV (Favorieten) ................... 22 3. Druk op deze knop om het huidige paginanummer boven de voorkeuzeknoppen weer te geven. De opgeslagen zenders voor elke lijst verschijnen op de aanraakgevoelige voorkeuzetoetsen onder in het scherm. HDD/DVD/AUX (bron) ........... 22 4. Druk op deze knop om audiobronnen, bijv. AMen FM-radio, CD/DVD, USB en AUX, te veranderen. TUNE/MENU ......................... 22 draai deze knop om een functie te markeren. Druk op de knop om de gemarkeerde functie te activeren. Draai de knop om handmatig een radiostation te selecteren. 5. 9BACK ................................. 56 9. druk op deze knop om terug te gaan naar het vorige scherm in een menu. Autostore-pagina's 10. RPT (Herhalen) ..................... 56 6. Als u een pagina rechtstreeks hebt geopend met een knop op de console of de toets Startpagina, drukt u op 9 BACK om weer naar het vorige menu te gaan. TONE .................................... 19 7. Druk hierop om het geluidsmenu te openen en de bass, middentonen en treble aan te passen. CONFIG (Configureren) ........ 78 8. Druk op deze knop om functies voor de radio, het beeldscherm, de telefoon, het voertuig en de tijd aan te passen. R (Uitwerpen) ....................... 32 Druk op om een schijf uit de cd-speler te werpen AS 1–2 (Autostore) ................ 22 Druk op deze knop om de laatste prompt van de gesproken begeleiding te herhalen. 11. NAV Navigatie) ..................... 56 Druk op de knop om het navigatiekaartscherm te bekijken of om te schakelen tussen een gedeelde kaart/ audioweergave en een volledige kaartweergave. 12. ]SEEK of SEEK[ (Omlaag zoeken/ Omhoog zoeken) .................. 22 Druk op deze knop om de vorige/volgende titel te zoeken. Inleiding Houd ingedrukt om een titel terug/door te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. Druk op de knop om de vorige/volgende zender met goede ontvangst te zoeken als u naar AM- of FM-radio luistert. ................... 22 13. DEST (Bestemming) ............. 56 Druk op deze knop om een route te plannen. Als de routebegeleiding actief is, drukt u op de knop om het menu Route te openen. 14. INFO (Informatie) .................. 56 15. VOL/m (Volume/Aan/uit) ....... 22 Druk op deze knop om het Infotainmentsysteem in en uit te schakelen. Draai de knop om het volume af te stellen. 16. r (Afspelen/Pauzeren) .... 32 Druk op deze knop om het afspelen te starten, pauzeren en te hervatten. 17. oREC .................................... 42 Indrukken om een muzieknummer of alle muzieknummers op de harde schijf op te nemen. 18. DEL (Verwijderen) ................. 42 Indrukken om een muzieknummer of een lijst van de harde schijf te wissen. 19. TP (Verkeersinformatie) ....... 56 Indrukken voor toegang tot Verkeersinformatie. 20. : (Telefoon/Dempen) ...... 90 Bluetooth 7 Overzicht bedieningselementen (zonder navigatie) Overzicht infotainmentsysteem Het infotainmentsysteem in het voer‐ tuig wordt bediend met de knop TUNE/MENU, voorkeuzeknoppen en andere knoppen op de console. De knop TUNE/MENU kan worden gedraaid en dan ingedrukt om een van de gemarkeerde functies op het scherm uit te voeren. De voorkeuzeknoppen kunnen wor‐ den ingedrukt om de gepaste functie van de toets op het beeldscherm te selecteren. 8 Inleiding Inleiding 1. 2. ; (Startpagina) .................... 11 SOURCE ............................... 22 3. Druk op deze knop om audiobronnen, bijv. AMen FM-radio, CD en AUX, te veranderen. ( (Telefoon) ......................... 90 4. Bluetooth TUNE/MENU ......................... 22 draai deze knop om een functie te markeren. Druk op de knop om de gemarkeerde functie te activeren. Draai de knop om handmatig een radiostation te selecteren. 5. 9BACK ................................. 56 druk op deze knop om terug te gaan naar het vorige scherm in een menu. 6. Als u een pagina rechtstreeks hebt geopend met een knop op de console of de toets Startpagina, drukt u op 9 BACK om weer naar het vorige menu te gaan. TONE .................................... 19 7. Druk hierop om het geluidsmenu te openen en de bass, middentonen en treble aan te passen. CONFIG (Configureren): ....... 78 8. Druk op deze knop om functies voor de radio, het beeldscherm, de telefoon, het voertuig en de tijd aan te passen. R (Uitwerpen) ....................... 32 Druk op om een schijf uit de cd-speler te werpen 9. 9 ]SEEK (Omlaag zoeken) .... 32 Druk op deze knop om de vorige titel te zoeken. Houd ingedrukt om door een titel terug te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. Druk op de knop om de vorige zender met goede ontvangst te zoeken als u naar AM- of FM-radio luistert. .................................. 22 10. FAV (Favoriete pagina's 1-6): ....................................... 22 Druk op deze knop om het huidige paginanummer boven de voorkeuzeknoppen weer te geven. De opgeslagen zenders voor elke lijst verschijnen op de aanraakgevoelige voorkeuzetoetsen onder in het scherm. 10 Inleiding 11. AS 1–2 .................................. 22 Autostore-pagina's 12. INFO (Informatie) .................. 22 Druk op deze knop om een scherm met audioinformatie op te roepen. 13. VOL/m (Volume/Aan/uit) ....... 22 Druk op deze knop om het Infotainmentsysteem in en uit te schakelen. Draai de knop om het volume af te stellen. 14. r (Afspelen/Pauzeren) .... 32 Druk op deze knop om het afspelen te starten, pauzeren en te hervatten. 15. TP (Verkeersinformatie) ....... 56 Indrukken voor toegang tot Verkeersinformatie. 16. : (Dempen) .......................... 11 17. SEEK[ (Omhoog zoeken) ... 32 Druk op deze knop om de volgende titel te zoeken. Houd ingedrukt om door een titel te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. Afstandsbediening op stuurwiel Druk op de knop om de volgende zender met goede ontvangst te zoeken als u naar AM- of FM-radio luistert. ................... 22 Bij voertuigen met stuurbedienings‐ knoppen voor audio kunnen sommige audio-instellingen worden aangepast via het stuur. 3 (Druk om te spreken): bij voer‐ tuigen met Bluetooth of een naviga‐ tiesysteem, drukt u op deze knop voor interactie met die systemen. Blue‐ tooth 3 90. 4 (Gesprek beëindigen/ Dempen): druk op deze knop om al‐ leen de luidsprekers in het voertuig te dempen. Opnieuw indrukken om de knipperlichten uit te schakelen. Bij Inleiding voertuigen met een Bluetooth-sys‐ teem drukt u op de knop om een in‐ komend gesprek te weigeren of om het huidige gesprek te beëindigen. d SRCc (Draaiwieltje): druk op d of c om een radioband of audiobron te se‐ lecteren. Draai d of c om de/het volgende of vorige favoriete radiozender, cd-titel, dvd-titel/hoofdstuk of mp3 te selecte‐ ren. Druk op SRC om te schakelen tussen radio en cd of dvd. + X - (Volume): druk op + om het vo‐ lume luider in te stellen. Druk op - om het volume lager in te stellen. Gebruik Overzicht (met navigatie) Lees deze handleiding zorgvuldig door om vertrouwd te geraken met de werking van het navigatiesysteem. Het navigatiesysteem beschikt over navigatie- en audiofuncties. 9 Waarschuwing Het gebruik van het navigatiesys‐ teem vrijwaart de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid cor‐ rect en oplettend aan het verkeer deel te nemen. De overeenkom‐ stige verkeersregels moeten zon‐ der uitzondering in acht worden genomen. Voer alleen iets in (bijv. een adres) terwijl de auto stilstaat. Wanneer de routebegeleiding te‐ gen de verkeersregels ingaat, moet u altijd de verkeersregels volgen. Let steeds op de weg en houd uw ge‐ dachten bij de rit voor een veilige rijervaring. Het navigatiesysteem heeft ingebouwde functies die u hierbij hel‐ pen door enkele functies uit te scha‐ kelen terwijl u rijdt. Een functie die in het grijs wordt weergegeven, is niet beschikbaar wanneer het voertuig be‐ weegt. 11 Alle functies zijn beschikbaar wan‐ neer het voertuig is geparkeerd. Doe het volgende voordat u begint te rij‐ den: ■ Maak uzelf vertrouwd met de wer‐ king van het navigatiesysteem, knoppen op de console en de toet‐ sen op het touchscreen. ■ Configureer de audio door favoriete zenders op voorhand in te stellen, de tonen te configureren en de luid‐ sprekers af te stellen. ■ Configureer de navigatiefuncties, zoals de invoer van een adres of een voorkeuzebestemming. ■ Configureer telefoonnummers op voorhand zodat u ze gemakkelijk kunt bellen met één enkele druk op een toets of één enkel commando voor navigatiesystemen uitgerust met een telefoonfunctie. 9 Waarschuwing Het infotainmentsysteem moet worden gebruikt zodat er te allen tijde veilig met de auto kan worden 12 Inleiding gereden. Zet bij twijfel uw auto aan de kant en bedien het infotain‐ mentsysteem terwijl u stilstaat. moet u in het bijzonder letten op eenrichtingsstraten, wegen en in‐ ritten waar u niet mag inrijden. Gebruik het navigatiesysteem om: ■ Een route te plannen. ■ Een bestemming te selecteren via diverse methoden en keuzes. ■ Navigatieroute en kaartbegeleiding met gesproken prompts volgen, en‐ kel indien toegestaan door de ver‐ keersinstanties, bedieningsorga‐ nen en de omstandigheden. ■ Uitgezonden RDS-berichten ont‐ vangen. Wees steeds alert en volg de ver‐ keersreglementering en -instructies, ongeacht de begeleiding van het na‐ vigatiesysteem. Aangezien het navi‐ gatiesysteem informatie over het we‐ gennet gebruikt dat niet alle verkeers‐ beperkingen of de laatste aanpassin‐ gen aan het wegennet bevat, stelt het mogelijk een weg voor die nu geslo‐ ten is wegens werkzaamheden of een afslag die verboden is door verkeers‐ borden bij het kruispunt. Evalueer steeds indien het volgen van de aan‐ wijzingen van het systeem veilig en wettig is voor de huidige omstandig‐ heden. Wanneer het navigatiesysteem wordt ingeschakeld, verschijnt mogelijk een scherm met informatie die u moet le‐ zen en aanvaarden voordat u som‐ mige navigatiefuncties gebruikt. Na de bevestiging van de opstartin‐ formatie zijn de functies NAV (Navi‐ gatie) en DEST (Bestemming) toe‐ 9 Waarschuwing In sommige gebieden zijn eenrich‐ tingsstraten en andere wegen en inritten (bijv. voetgangerszones) waar u niet mag inrijden niet op de kaart aangegeven. In dergelijke gebieden geeft het infotainment‐ systeem een waarschuwing die moet worden geaccepteerd. Hier gankelijk. Informatie kan nu worden ingevoerd of verwijderd en andere functies zijn toegankelijk. Raadpleeg de instructies verderop in dit hoofd‐ stuk. Elke 50 keer dat het voertuig wordt gestart en het navigatiesysteem wordt ingeschakeld, verschijnt het scherm Let op!. Na het lezen van de waarschuwing selecteert u Ok om de informatie op de dvd met kaarten te laden. Als u Ok niet selecteert, zijn alle bedieningsknoppen behalve NAV (Navigatie) en DEST (Bestem‐ ming) toegankelijk. Wanneer u aan de slag gaat, stelt u voorkeuren in of verwijdert u informa‐ tie in het navigatiesysteem met be‐ hulp van diverse opties. NAV (navigatie)-menu Gebruik het navigatiemenu om de in‐ stellingen van het navigatiesysteem te openen 3 56. Inleiding ■ Druk op de knop NAV om het navi‐ gatiescherm te zien. De kaart en de huidige locatie van het voertuig ver‐ schijnen. ■ Druk op de knop NAV om te scha‐ kelen tussen een gedeelde kaart/ audioweergave en een volledige kaartweergave. 13 Config.menu Talen Als u de taal van het beeldscherm wilt wijzigen, raadpleegt u "Persoonlijke instellingen" in het Instructieboekje. Het voertuig ondersteunt Engels, Frans, Spaans, Duits, Italiaans, Zweeds, Nederlands, Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks, Deens, Portu‐ gees, Noors, Fins en Turks. De stan‐ daardtaal is Engels. Druk op de knop CONFIG om het Config.menu weer te geven. Het Config.menu wordt gebruikt om de in‐ stellingen voor de audio, navigatie‐ weergave, telefoon, voertuigconfigu‐ ratie en tijdsfunctie te wijzigen. Draai de knop TUNE/MENU om te scrollen door de beschikbare configu‐ ratieopties. Zodra de gewenste func‐ tie verschijnt, drukt u op de knop TUNE/MENU of drukt u op de gewen‐ ste functie op het scherm om meer opties binnen die functie weer te ge‐ ven. Omzetting tussen Engelse en metrieke stelsel Als u de weergave van de waarden op het beeldscherm wilt wijzigen tussen het Engelse en metrieke stelsel, raad‐ pleegt u "Driver Information Center (DIC)" in het Instructieboekje. Persoonlijke informatie verwijderen Het navigatiesysteem kan bestem‐ mingen en persoonlijke informatie re‐ gistreren en opslaan, zoals namen en adressen. 14 Inleiding U wordt aanbevolen deze informatie te verwijderen wanneer u het voertuig verkoopt of weg doet: ■ Vorige bestemmingen ■ Adresboek, Favoriete route, Voorkeuzebestemmingen en HDDmuziekbestanden Alle zendervoorkeuren Tot wel 36 voorkeuzestations kunnen worden opgeslagen. 1. Druk VOL/m om het systeem in te schakelen. Als u een kaart op het scherm ziet, drukt u op de knop RADIO BAND. 2. Selecteer de band. 3. Zoek of stem af op het gewenste station om het te selecteren. 4. Houd één van de voorkeuzetoet‐ sen op het scherm meer dan twee seconden ingedrukt. 5. Herhaal de stappen voor elke voorkeuze. Als u het aantal pagina's met voor‐ keuzes wilt wijzigen, raadpleegt u "Gemengde voorkeuzes" onder AM/ FM-radio 3 22. Adres en POI invoeren en voorkeuzebestemmingen opslaan Het voertuig moet zich in de stand P (Parkeren) bevinden om deze hande‐ lingen uit te voeren. Een adres invoeren Een stad of staatnaam gemakkelijk vinden: ■ Voer de straatnaam vóór de stads‐ naam in of omgekeerd. ■ Voer meer tekens in of herleid het aantal tekens om de beschikbare opties te herleiden of uit te breiden. Een bestemming instellen door een straatnaam in te voeren: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de knop Adres invoeren op het touchscreen. 3. Selecteer het veld van de straat‐ naam. Straatnaam invoeren: Voer geen richtingsinformatie of straat‐ type in. Gebruik de toets Spatie T tussen straat- en stadsnamen. Gebruik de toets Backspace _ om een onjuist teken te verwijderen. Een lijst verschijnt indien vier of minder namen beschikbaar zijn. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Bij meer dan vier resultaten wordt het aantal overeenkomsten met de beschikbare straten weerge‐ geven. Druk op de toets Lijst op het scherm om de lijst te bekijken en de straat te selecteren. Druk op het veld Landnaam op het touchscreen om het te wijzigen. De naam van het laatste land wor‐ den automatisch opnieuw opge‐ roepen. Selecteer de stad uit de lijst of voer de stadsnaam in. Huisnummer invoeren: Dit veld wordt automatisch geselecteerd. Druk op de toets Ok. Het scherm met adresinformatie toont het in‐ gevoerde adres. Druk op de toets Start indien de gegevens juist zijn. De route wordt berekend. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Het systeem accentueert de route. Druk op de toets Start en de route wordt berekend. Inleiding "Adresinvoer" onder Bestemming 3 68. Bijzondere bestemming (POI) invoe‐ ren Een bestemming instellen door een POI in te voeren: 1. Druk VOL/m om het systeem in te schakelen. 2. Mogelijk verschijnt een waarschu‐ wing. Druk op Ok om door te gaan. 3. Druk op de DEST-toets. 4. Druk op de toets POI. 5. Voer de specifieke naam van de POI in het POI-veld in. Als vier of minder namen beschikbaar zijn, verschijnt een lijst. Bij meer dan vier resultaten wordt het aantal overeenkomsten met een cijfer weergegeven dat het aantal beschikbare POI-namen voorstelt. Druk op de toets Lijst om de lijst te bekijken. Selecteer de POI. 6. Druk op de toets Start. Het sys‐ teem berekent de route. 7. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Het systeem accentueert de route. 8. Druk op de toets Start. De route is nu klaar om te worden gestart. Bestemming 3 68. Voorkeuzebestemmingen opslaan 1. Druk VOL/m om het systeem in te schakelen. 2. Als een waarschuwing verschijnt, drukt u op de toets Ok om door te gaan. 3. Druk op de DEST-toets. 4. Voer een bestemming in. Bestem‐ ming 3 68. 5. Druk op Opslaan op het scherm met de kaart om de huidige eind‐ bestemming toe te voegen aan het adresboek. 15 6. Druk op de toets Bewerk en druk dan op het veld Naam wijzigen op het scherm. Er verschijnt een al‐ fatoetsenbord. Voer de naam in. 7. Houd één van de toetsen onder in het scherm ingedrukt totdat de tekst in de knop wijzigt. De ingevoerde naam in het adres‐ boek verschijnt in die toets met de voorkeuzebestemming en kan nu worden geselecteerd in het scherm Bestemming invoeren. Raadpleeg "Opgeslagen voor‐ keuzebestemmingen gebruiken" verderop in dit hoofdstuk om de bestemming te gebruiken. "Voorkeuzebestemming" onder Bestemming 3 68. Opgeslagen voorkeuzebestemmin‐ gen gebruiken Deze bestemmingen kunnen tijdens het rijden worden geselecteerd. 1. Druk VOL/m om het systeem in te schakelen. 2. Mogelijk verschijnt een waarschu‐ wing. Druk op de toets Ok om door te gaan. 16 Inleiding 3. Druk op de DEST-toets. 4. Druk op één van de beschikbare toetsen met voorkeuzebestem‐ mingen. Het systeem berekent de route. 5. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Het systeem accentueert de route. 6. Druk op de toets Start. De route is nu klaar om te worden gestart. "Voorkeuzebestemming" onder Be‐ stemming 3 68. Begeleiding annuleren De begeleiding wordt gestopt op de eindbestemming. De begeleiding vóór aankomst op eindbestemming stoppen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Annuleer tracé. 3. Druk op de toets Ja om de annu‐ lering te bevestigen. Gesproken begeleiding Het volume van de prompts bij ge‐ sproken begeleiding aanpassen: 1. Druk op de knop CONFIG om de menufuncties te openen. 2. Draai de knop TUNE/MENU tot‐ dat Nav verschijnt. 3. Druk op de knop TUNE/MENU om Nav te selecteren of druk op de toets Nav om meer opties binnen deze functie weer te geven. 4. Gesproken aanwijzing indrukken. 5. Stemvolume indrukken. 6. Druk op toetsen + of - om het vo‐ lume van de gesproken prompts luider of zachter in te stellen. Gebruik 3 56. Beeldscherm schoonmaken Let op Het gebruik van schuurmiddelen voor de reiniging van glasoppervlak‐ ken kan het glas krassen. Wanneer u het glas reinigt, gebruikt u een zachte doek en sproeit u geen reini‐ gingsmiddel rechtstreeks op het sys‐ teem. Veeg de middenconsole niet schoon met een harde doek of een vluchtige vloeistof. Dit kan immers het opper‐ vlak krassen of de tekens op de knop wissen. Overzicht (zonder navigatie) Let steeds op de weg en houd uw ge‐ dachten bij de rit voor een veilige rijervaring. Het infotainmentsysteem heeft ingebouwde functies die u hier‐ bij helpen door enkele functies uit te schakelen terwijl u rijdt. Een uitge‐ grijsde functie is niet beschikbaar wanneer het voertuig beweegt. Alle functies zijn beschikbaar wan‐ neer het voertuig is geparkeerd. Doe het volgende voordat u begint te rij‐ den: ■ Maak uzelf vertrouwd met de wer‐ king van het infotainmentsysteem, de knoppen op de console en de toetsen op het touchscreen. Inleiding ■ Configureer de audio door favoriete zenders op voorhand in te stellen, de tonen te configureren en de luid‐ sprekers af te stellen. ■ Configureer telefoonnummers op voorhand zodat u ze gemakkelijk kunt bellen met één enkele druk op een toets of één enkel commando voor voertuigen uitgerust met een telefoonfunctie. 9 Waarschuwing Als u te lang of te vaak niet op de weg let wanneer u het navigatie‐ systeem gebruikt, kunt u een on‐ geluk veroorzaken dat u en ande‐ ren kan verwonden of doden. Richt uw aandacht steeds op het rijden en beperk de blikken op de bewegende kaart op het naviga‐ tiescherm. Gebruik gesproken be‐ geleiding wanneer mogelijk. Infotainmentbedieningsknoppen De knoppen op de console worden gebruikt om de voornaamste functies te starten terwijl u het Infotainment‐ systeem gebruikt 3 4. Toetsen van touchscreen De toetsen van het touchscreen be‐ vinden zich op het scherm en zijn ge‐ accentueerd wanneer een functie be‐ schikbaar is. Sommige wisseltoetsen zijn geaccentueerd wanneer ze actief zijn en worden grijs weergegeven wanneer ze inactief zijn. Functies van Startpagina Diverse functies zijn uitgeschakeld wanneer het voertuig beweegt. Druk op de toets Now Playing om de actieve bronpagina te tonen. De be‐ schikbare bronnen zijn AM, FM, CD, USB/iPod en AUX. Druk op de toets Telefoon om de hoofdpagina Telefoon weer te geven. Bluetooth 3 90. 17 Druk op de toets voor Config om de hoofdpagina Config weer te geven. In dit scherm kunt u functies zoals tijd en datum, radio, telefoon, voertuig en beeldscherm aanpassen. Druk op de toets Tone om de hoofd‐ pagina Tone weer te geven. Stel de toon en luidsprekers af door op de toetsen te drukken die de geluidsni‐ veaus van treble, middentonen, bass, fade en balans wijzigen. Geluidsin‐ stellingen 3 19. Druk op de toets FM om de hoofdpa‐ gina FM te tonen en te luisteren naar de huidige of laatst afgestemde FMzender. AM/FM-radio 3 22. Druk op de toets AM om de hoofdpa‐ gina AM te tonen en te luisteren naar de huidige of laatst afgestemde AMzender. AM/FM-radio 3 22. Druk op de toets Cd om de hoofdpa‐ gina Cd te tonen en te luisteren naar de huidige of laatst geselecteerde cdtitel. Cd-speler 3 32. Druk op de toets USB om de hoofd‐ pagina USB te tonen en te luisteren naar de huidige of laatst geselec‐ teerde titel 3 51. 18 Inleiding Druk op de toets AUX voor toegang tot een aangesloten randapparaat. Randapparatuur 3 51. Tijd- en datuminstellingen Druk op de toets Tijd- en datuminstellingen om het menu voor Tijd- en datuminstellingen weer te ge‐ ven. Tijd instellen: Druk op pijl omhoog of omlaag om de uren en minuten op de klok hoger of lager te zetten. Datum instellen: Druk op de pijlen omhoog of omlaag om de dag te wij‐ zigen. Tijdnotatie instellen: Druk op de toets 12 uur voor de standaardtijd en 24 uur voor de militaire tijd. Datumnotatie instellen: Afhankelijk van de regio zijn de volgende datum‐ notaties beschikbaar: MM/DD/JJJJ, DD.MM.JJJJ of JJJJ/MM/DD. Digitale klok tonen: druk op Scherm om de weergave van de klok op het scherm in te stellen op Aan of Uit. Radio-instelling Druk op de knop voor Config op de Startpagina of de knop CONFIG op de console om de menuopties te ope‐ nen. Draai de knop TUNE/MENU of tik op de schuifbalk om door de be‐ schikbare opties te scrollen. Druk op de knop TUNE/MENU of druk op Radio-instelling om het menu met de radio-instellingen te tonen. Druk op deze functie om wijzigingen aan weergegeven radio-informatie, voor‐ keuzepagina's en Radio-instelling toe te brengen. De Radio-instelling zijn: Snelheidsafhankelijk volume 3 20. Opstartvolume: druk hierop om het maximale volumeniveau bij de opstart in te stellen. Dit volume zal worden gebruikt zelfs als een hoger volume was ingesteld wanneer de radio werd uitgeschakeld. Radiofavorieten: druk hierop om het Aantal favorietenpagina's radio te se‐ lecteren dat u wilt gebruiken in het systeem. Telefooninstellingen Bluetooth 3 90. Voertuiginstellingen Raadpleeg voor meer informatie "Persoonlijke instellingen" in het In‐ structieboekje. Display-instellingen Druk op de knop Config op de Start‐ pagina of de knop CONFIG op de console en selecteer dan Displayin‐ stelling in de lijst. U kunt de volgende opties zien: Weergaveopties: druk hierop om de achtergrond van het scherm te wijzi‐ gen. De instelling Automatisch past de achtergrond van het scherm auto‐ matisch aan volgens de rijverlichting. Als u de algemene helderheid van het beeldscherm wilt wijzigen, gebruikt u de regelbare instrumentenverlichting voor de binnenverlichting. Inleiding Talen Het voertuig ondersteunt de volgende talen: ■ Engels ■ Spaans ■ Frans ■ Nederlands ■ Italiaans ■ Zweeds ■ Nederlands ■ Pools ■ Hongaars ■ Tsjechisch ■ Slowaaks ■ Deens ■ Portugees ■ Noors ■ Fins ■ Turks Draai de knop TUNE/MENU om de taal te markeren. Druk op TUNE/ MENU om de taal van het beeld‐ scherm te wijzigen. De standaardtaal is Engels. Als u de taal van het beeldscherm wilt wijzigen, raadpleegt u "Persoonlijke instellingen" in het Instructieboekje voor meer informatie. Omzetting tussen Engelse en metrieke stelsel Als u de weergave van de waarden op het beeldscherm wilt wijzigen tussen het Engelse en metrieke stelsel, raad‐ pleegt u "Driver Information Centre (DIC)" in de gebruikershandleiding van het voertuig voor meer informa‐ tie. Geluidsinstellingen Audiosysteem van navigatie Menu Geluidsinstellingen Als u het menu Geluidsinstellingen wilt openen, drukt u op de toets TONE. Gebruik het menu Geluidsinstellin‐ gen om de volgende functies aan te passen: ■ Tijd instellen ■ Luidsprekers afstellen 19 Tijd instellen De tonen aanpassen via het menu Geluidsinstellingen: ■ Lage: druk op + of - om het niveau te wijzigen. ■ Midden (Middentonen): druk op + of - om het niveau te wijzigen. ■ Hoge: druk op + of - om het niveau te wijzigen. Luidsprekers afstellen De balans van de luidsprekers aan‐ passen via het menu Geluidsinstellin‐ gen: Houd ] ingedrukt voor meer geluid uit de linkse luidsprekers of [ voor meer geluid uit de rechtse luidsprekers. De positie in het midden balanceert het geluid tussen de linkse en rechtse luidsprekers. De luidsprekerfade aanpassen: Houd { ingedrukt voor meer geluid uit de luidsprekers vooraan en } voor meer geluid uit de luidsprekers ach‐ teraan. De positie in het midden ba‐ lanceert het geluid tussen de luid‐ sprekers vooraan en achteraan. 20 Inleiding Opties audiosignaal EQ-instellingen EQ-instellingen (Equalizer): de EQinstellingen worden geselecteerd via het menu Geluidsinstellingen. Als het voertuig is uitgerust met het Bose® Energy Efficient Series-geluidssys‐ teem, biedt EQ een aantal Handmatig of Praat. instellingen. Volume-instellingen In het menu Radio zijn verschillende volume-instellingen beschikbaar U kunt het menu Radio op twee ma‐ nieren openen: ■ Druk achtereenvolgens op de knop CONFIG en de toets Radio. ■ Draai de knop TUNE/MENU totdat Radio verschijnt. Druk op de knop TUNE/MENU om Radio te selecte‐ ren of druk op de toets Radio om meer opties binnen deze functie weer te geven. Met dit menu kunt u de functies voor geluidsindicaties wijzigen. Opties audiosignaal worden gebruikt om de bestuurder te verwelkomen in het voertuig en om aan te geven wan‐ neer het voertuig gereed is om te rij‐ den. Inleiding Volume audiosignaal: druk op de toetsen + of - om het volume van ge‐ luidsindicaties aan te passen. Het Volume audiosignaal heeft een mini‐ mumvolume. Een pop-up Limit reached verschijnt wanneer het vo‐ lume lager dan het minimumvolume is ingesteld. Druk op de toets Volume audiosignaal om het geselecteerde geluidsniveau te horen. De Audiosignalen kunnen ook met de knop TUNE/MENU worden aange‐ past. Audiosignalen: druk op de knop om de Audiosignalen in of uit te schake‐ len. Een vinkje geeft aan dat de Audiosignalen zijn ingeschakeld. Snelheidsafhankelijk volume Selecteer Uit, Laag, Midden of Hoog voor de gevoeligheid om het volume automatisch aan te passen om zo de effecten van ongewenste achter‐ grondruis te minimaliseren die kun‐ nen voorkomen uit het wijzigende wegoppervlakken, rijsnelheden of open ruiten. Deze functie werkt het best bij een laag volume waarbij de achtergrondruis doorgaans luider dan het volume van het geluidssysteem is. Opstartvolume 21 druk hierop om het maximale volume‐ niveau bij de opstart in te stellen. Dit volume zal worden gebruikt zelfs als een hoger volume was ingesteld wan‐ neer de radio werd uitgeschakeld. 22 Radio Radio AM/FM-radio AM/FM-radio (met navigatie) AM/FM-radio ................................ 22 Radio-ontvangst ........................... 30 Multibandantenne ........................ 31 Luisteren naar radio Menu voor audiobron VOL/m (Volume/Aan/uit): 1. Druk op de knop om de radio in of uit te schakelen. 2. Draai de knop om het volume lui‐ der of zachter in te stellen. Het vo‐ lume wordt aangepast voor de huidige audiobron, actieve ge‐ sproken navigatiebegeleiding, ge‐ sproken prompts of geluidsindica‐ ties. De stuurbedieningsknoppen kunnen ook worden gebruikt om het volume aan te passen. Stuurbedieningsknop‐ pen 3 4 voor meer informatie. TUNE/MENU: draai deze knop om het radiostation te veranderen. Raad‐ pleeg hierna "Een station zoeken" voor meer informatie. RADIO/BAND: druk op deze knop om AM, FM of DAB (Digital Audio Broad‐ casting) te selecteren. De audiobronnen kunnen ook met de stuurbedieningsknoppen worden ge‐ wijzigd. Stuurbedieningsknoppen 3 4 voor meer informatie. HDD/DVD/AUX: druk hierop totdat de gewenste bron is geselecteerd. TP (Verkeersinformatie): druk op TP om de ingestelde verkeersservice van de radio te wijzigen. Als de audiobron is ingeschakeld ter‐ wijl u een kaart bekijkt, verschijnt een toets die de bron aangeeft boven in de kaart. Radio 23 ■ Druk achtereenvolgens op de knop CONFIG en de toets Radio. Druk op de bronknop om de huidige audiobron te tonen. Het beeldscherm toont een gedeeld scherm met de au‐ diobron links en de kaart of de bege‐ leiding rechts. Druk op de toets Kaartweergave op het scherm om de gedeelde weergave te verlaten. Menu Radio U kunt het menu Radio op twee ma‐ nieren openen: HDD FAV-modi ■ Draai de knop TUNE/MENU totdat Radio verschijnt. Druk op de knop TUNE/MENU om Radio te selecte‐ ren of druk op de toets Radio om meer opties binnen deze functie weer te geven. Aantal favorietenpagina's radio Wijzig het aantal voorkeuzepagina's van verschillende banden wanneer de knop FAV wordt gebruikt. Druk op 1 tot en met 6 om het aantal voorkeu‐ zelijsten te selecteren. Selecteer de categorieën zoals Afspeellijst, Artiest, Album en Genre die u wilt gebruiken als favoriete ca‐ tegorie tijdens de HDD-modus. DivX® VOD 1. Druk op de toets DivX(R) VOD om het menu DivX(R)-video op verzoek weer te geven. 24 Radio 2. Druk op de toets Registratiecode om de gegevens van de Registratiecode weer te geven. 3. Druk op de Optie deactivering om de registratie van dit apparaat on‐ gedaan te maken. Opties RDS Hiermee selecteert u de Opties RDS voor de FM-tuner. Een station zoeken Als u de band wilt selecteren, raad‐ pleegt u "Menu voor audiobron" in dit hoofdstuk. Draai de knop TUNE/MENU om een radiostation te zoeken. Als u een vooraf ingesteld station wilt selecte‐ ren, drukt u op de overeenkomstige voorkeuzetoets. Raadpleeg "Gemengde voorkeuzes" verderop voor meer informatie. Een zender opslaan Druk op ] SEEK of SEEK [ om een station te zoeken. Lijst met lokale stations zoeken Druk op TUNE/MENU voor een lijst met plaatselijke zenders binnen het huidige golfbereik. De radio zoekt dan naar beschikbare zenders. Gemengde voorkeuzes Tot wel 36 voorkeuzestations kunnen worden opgeslagen. Elke pagina kan zes voorkeuzestations opslaan. De voorkeuzes op een pagina kunnen verschillende radiobanden hebben. Als u wilt scrollen door de pagina's, drukt u op de knop FAV. Het huidige paginanummer verschijnt boven de toetsen van de voorkeuzes. De opge‐ slagen stations voor elke lijst verschij‐ nen op de voorkeuzetoetsen onder in het scherm. Het aantal FAV-voorkeu‐ zelijsten kan worden gewijzigd. Een radiostation opslaan in een lijst met gemengde voorkeuzes: 1. Druk op de knop RADIO BAND en dan op AM, FM of DAB om de ge‐ wenste band te selecteren. 2. Stem af op het station. 3. Druk op de knop FAV om naar de lijst te scrollen. Radio 4. Houd één van de voorkeuzetoet‐ sen meer dan twee seconden in‐ gedrukt. De frequentie van het station verschijnt op de voorkeu‐ zetoets onder in het beeldscherm. 5. Herhaal de stappen voor elke voorkeuze op elke pagina. Een voorkeuzestation op een FAVpagina oproepen: 1. Druk op de knop FAV om naar de pagina te scrollen. 2. Druk op de voorkeuzetoets. Het opgeslagen voorkeuzestation wordt opgeroepen. Timeshift De Timeshift-functie begint audio au‐ tomatisch op te nemen wanneer u naar de radio luistert. Met de opname kunt u inhoud afspe‐ len die u hebt gemist. Timeshift neemt tot wel 20 minuten inhoud op. Na 20 minuten verwijdert de functie de oudste inhoud en gaat deze verder met nieuwe inhoud op te nemen. Wanneer u naar de radio luistert, drukt u op r (Afspelen/Pauzeren) om niet langer informatie via de luid‐ spreker te horen. Tijdens deze pauze blijft Timeshift opnemen. Een status‐ balk geeft de lengte van de opname aan. Als u verder wilt luisteren naar de uit‐ zending vanaf het punt waar u was gestopt, drukt u opnieuw op r. Timeshift stopt de opname en wist de buffer wanneer het voertuig wordt uit‐ geschakeld of het station of de bron wordt gewijzigd. Voordat u het voertuig uitschakelt, drukt u op r zodat Timeshift 20 minuten langer blijft opnemen. Als het voertuig na 20 minuten nog steeds is uitgeschakelt, stopt het sys‐ teem de opname en gaat alle infor‐ matie verloren. Als de accu van 12 volt bijna leeg is, stopt Timeshift de opname en wordt alle informatie ge‐ wist. 25 Radio Data System (RDS) TP (Verkeersinformatie): zenders met radioverkeerinformatieservice zijn RDS-zenders die verkeersinfor‐ matie uitzenden. Verkeersinformatie in- of uitschake‐ len Om de stand-by verkeersberichten‐ functie van het Infotainmentsysteem in- en uit te schakelen: ■ Druk op de TP-toets. Als de ver‐ keersinformatieservice wordt inge‐ schakeld, licht TP op het beeld‐ scherm op. ■ Er worden alleen verkeersinforma‐ tiezenders weergegeven. ■ Als de actuele zender geen ver‐ keersinformatiezender is, wordt er automatisch naar de volgende ver‐ keersinformatiezender gezocht. ■ Als een radiozender met een ver‐ keersinformatieservice wordt ge‐ vonden, licht TP op het beeld‐ scherm op. ■ Verkeersberichten wordt afge‐ speeld op het ingestelde stemvo‐ lume door de knop CONFIG in te 26 Radio drukken en vervolgens op de toet‐ sen Nav en Gesproken aanwijzing te drukken. ■ Als de radioverkeersinformatieser‐ vice wordt ingeschakeld, wordt het afspelen van cd's/dvd's en externe bronnen onderbroken gedurende het verkeersbericht. Alleen naar verkeersberichten luiste‐ ren Schakel de radioverkeerinformatie‐ service in en draai het volume van het Infotainmentsysteem helemaal terug. EON (Enhanced Other Networks) Met EON kunt u naar verkeersberich‐ ten luisteren ook als de zender waar‐ naar u luistert zelf geen verkeersin‐ formatie uitzendt. Als zulk een station wordt ingesteld, wordt het weergege‐ ven als TP. Radio Data System (RDS) Radio Data System (RDS) is een ser‐ vice van FM-zenders die de gewen‐ ste zender helpt vinden met een goede ontvangst. RDS-zenders wor‐ den herkend aan de programmana‐ men en niet aan de uitzendfrequentie. RDS configureren Om het menu voor de RDSconfiguratie op te roepen: 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Selecteer Radio en vervolgens Opties RDS. RDS in-/uitschakelen Zet RDS op Aan of Uit. Activeren van RDS biedt de volgende voordelen: ■ Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de geselec‐ teerde zender i.p.v. de frequentie. ■ Het infotainmentsysteem stelt met behulp van AF (Alternative Fre‐ quency) altijd automatisch af op de zendfrequentie met de beste ont‐ vangst van de geselecteerde zen‐ der. ■ Afhankelijk van de ontvangen zen‐ der toont het Infotainmentsysteem radiotekst op het display die bij‐ voorbeeld informatie over het hui‐ dige programma kan bevatten. In- en uitschakelen van regio-instel‐ ling RDS moet zijn geactiveerd voor de regio-instelling. Soms zenden RDSzenders op verschillende frequenties programma's uit die regionaal van el‐ kaar verschillen. 1. Zet Regio op Aan of Uit. Alleen al‐ ternatieve frequenties (AF) van dezelfde regionale programma's worden geselecteerd. 2. Is de regio-instelling uitgescha‐ keld, worden alternatieve fre‐ quenties voor de zenders gese‐ lecteerd zonder rekening te hou‐ den met regionale programma's. Radio RDS-scrolltekst Sommige RDS-zenders gebruiken de regels voor het aangeven van de pro‐ grammanaam en tevens voor het weergeven van extra informatie. Ge‐ durende dit proces wordt de program‐ manaam verborgen. Als u de weer‐ gave van extra informatie wilt blokke‐ ren, stelt u de blokkering van lopende tekst in op Aan. DAB Het digitale radiosysteem DAB (Digi‐ tal Audio Broadcasting) is een univer‐ seel uitzendsysteem. DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam i.p.v. met de zendfrequentie. Algemene aanwijzingen ■ Met DAB kunnen verschillende pro‐ gramma’s (diensten) op dezelfde frequentie worden uitgezonden (ensemble). ■ Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in staat om programmagerelateerde gege‐ ■ ■ ■ ■ vens en een veelheid aan andere dataservices uit te zenden, inclusief reis - en verkeersinformatie. Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender op kan vangen (ook al is het signaal erg zwak), is de geluidsweergave gewaarborgd. Er is geen sprake van fading (ver‐ zwakking van het geluid) dat ken‐ merkend is voor AM- of FM-ont‐ vangst. Het DAB-signaal wordt op een constant volume gereprodu‐ ceerd. Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden geïnterpre‐ teerd, wordt de weergave geheel onderbroken. Dit incident kan wor‐ den vermeden met de activering van Automatisch koppelen en/of Automatisch koppelen DAB-FM. Raadpleeg "Configureren DAB" verderop. Interferentie door zenders op nabu‐ rige frequenties (een verschijnsel dat typisch is voor AM- en FM-ont‐ vangst) doet zich bij DAB niet voor. 27 ■ Als het DAB-signaal door natuur‐ lijke obstakels of door gebouwen wordt weerkaatst, verbetert dit de ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl AM- en FM-ontvangst in die geval‐ len juist aanmerkelijk verslechtert. ■ De radio is ook geschikt voor het ontvangen van DAB+ en DMB-au‐ dio. DAB configureren 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Selecteer Radio en vervolgens DAB. De volgende opties zijn beschikbaar in het configuratiemenu: ■ Automatisch koppelen: als deze functie is geactiveerd, schakelt het apparaat over naar een andere ser‐ vice van het actieve DAB-ensemble (indien beschikbaar) wanneer het DAB-signaal te vaag is om door de ontvanger te worden geïnterpre‐ teerd. 28 Radio ■ Automatisch koppelen DAB-FM: als deze functie is geactiveerd, schakelt het apparaat over naar een overeenkomstig FM-station van de actieve DAB-service (indien beschikbaar) wanneer het DABsignaal te vaag is om door de ont‐ vanger te worden geïnterpreteerd. ■ Dynamische audioregeling: als deze functie geactiveerd is, wordt het dynamische bereik van het DAB-signaal gereduceerd. Dat houdt in dat het volume van hard geluid wel, maar dat van zacht ge‐ luid niet wordt gereduceerd. Daar‐ door kan het volume van het Info‐ tainment zo worden afgesteld dat zacht geluid goed hoorbaar is zon‐ der dat hard geluid te hard klinkt. ■ Frequentieband: na de selectie van deze optie kunnen de te ontvangen DAB-golfbanden door het Infotain‐ mentsysteem worden gedefinieerd. DAB-berichten Naast de muziekprogramma’s zen‐ den talloze DAB-zenders diverse ca‐ tegorieën berichten uit. Het afspelen van de radio of cd/mp3 wordt onder‐ broken wanneer er berichten zijn. Diverse soorten berichten tegelijker‐ tijd selecteren: 1. Selecteer DAB-berichten. 2. Activeer de gewenste berichtca‐ tegorieën. AM/FM-radio (zonder navigatie) Luisteren naar radio Audiobron VOL/m (Volume/Aan/uit): 1. Druk op de knop om de radio in of uit te schakelen. 2. Draai deze knop om het volume van de actieve bron (bijv. huidige audiobron, actieve gesproken be‐ geleiding bij navigatie of verkeers‐ meldingen) luider of stiller in te stellen. De stuurbedieningsknoppen kunnen ook worden gebruikt om het volume aan te passen. Stuurbedieningsknop‐ pen 3 4. Als u de hoofdpagina van de radio wilt openen, drukt u op de knop SOURCE op de console, op de toets Now Playing of op één van de audio‐ toetsen op de Startpagina. Terwijl de hoofdpagina voor audio wordt weergegeven, drukt u herhaal‐ delijk op de knop Source om de be‐ schikbare bronnen (AM, FM, CD, USB/iPod en AUX) te tonen en te wij‐ zigen. Een station zoeken Als u de band wilt selecteren, raad‐ pleegt u "Audiobron" eerder in dit hoofdstuk. Draai de knop TUNE/MENU om een radiostation te zoeken. Als u een voorkeuzestation wilt selecteren, drukt u op de knop FAV en kiest u een voorkeuzeknop. Radio Een zender opslaan Druk op t of v om een station te zoeken. AM 1. Druk op de toets AM op de start‐ pagina of selecteer AM uit het pop-upvenster voor de bron om de AM-hoofdpagina te tonen. 2. Druk in het scherm AM op de toets Menu om de AM-stations te to‐ nen. 3. Selecteer de gewenste optie. Als u de lijst met stations wilt bijwer‐ ken, drukt u op Verversen. FM 1. Druk op de toets FM op de start‐ pagina of selecteer FM uit het pop-upvenster voor de bron om de FM-hoofdpagina te tonen. 2. Selecteer op het scherm FM de toets Menu om de FM-zenders te tonen. 3. Selecteer de gewenste optie. Als u de lijst met stations wilt bijwer‐ ken, drukt u op Verversen. Bronnen wijzigen Als u de audiobronnen van een hoofdpagina voor audio (AM, FM, CD, USB/iPod of AUX) wilt wijzigen, drukt u op de knop SOURCE op de console of de toets Source om een pop-up met beschikbare audiobron‐ nen weer te geven. Druk herhaaldelijk op de knop SOURCE op de console om de gewenste bron te wijzigen. Radiostations als voorkeuzes opslaan U kunt voorkeuzes op enkele manie‐ ren opslaan. U kunt tot wel 36 voorkeuzestations uit AM en FM gemengd opslaan. 1. Selecteer vanuit de hoofdpagina AM of FM door aan de knop TUNE/MENU te draaien en houd vervolgens een van de voorkeu‐ zetoetsen onderaan het scherm ingedrukt. Na enkele seconden hoort u een pieptoon en verschijnt de nieuwe voorkeuze-informatie op die toets. 29 2. Selecteer een voorkeuzetoets om de huidige actieve zender op te slaan. Na enkele seconden hoort u een pieptoon en verschijnt de nieuwe voorkeuze-informatie in een klein pop-upvenster onder in het scherm. 3. Herhaal de stappen voor elke voorkeuze. Als u het aantal pagina's met voor‐ keuzes wilt wijzigen, raadpleegt u "Gemengde voorkeuzes" hierna voor meer informatie. Een voorkeuzestation oproepen Als u een voorkeuzestation wilt op‐ roepen uit een FAV-pagina, doet u het volgende: ■ Druk op de knop FAV op de console om de pop-up FAV weer te geven. Selecteer de gewenste voorkeuze uit de pop-up. ■ Druk op de toets FAV in de boven‐ ste balk om de pop-up met voor‐ keuzes weer te geven die onder in de pagina verschijnt. Druk op een 30 Radio van de voorkeuzetoetsen om naar het geselecteerde voorkeuzesta‐ tion te gaan. ■ In de hoofdpagina AM of FM selec‐ teert u één van de voorkeuzetoet‐ sen om naar de geselecteerde voorkeuzezender te gaan. Gemengde voorkeuzes Elke pagina kan zes voorkeuzestati‐ ons opslaan. De voorkeuzes op een pagina kunnen verschillende radio‐ banden hebben. Als u wilt scrollen door de pagina's, drukt u op de knop FAV op de console of selecteert u de toets FAV in de bo‐ venste balk. Het huidige paginanum‐ mer verschijnt boven de toetsen van de voorkeuzes. De opgeslagen stati‐ ons voor elke FAV-pagina verschij‐ nen op de voorkeuzetoetsen onder in het scherm. Het aantal weergegeven FAV-pagina's kan worden gewijzigd in de Radio-instelling in het Config.menu. Digital Audio Broadcasting (DAB) DAB is beschikbaar bij sommige sta‐ tions en wordt aangegeven wanneer de naam van het station verschijnt en niet de frequentie. Verkeersinformatie (TP) Zenders met radioverkeerinformatie‐ service zijn RDS-zenders die ver‐ keerinformatie uitzenden. Druk op de knop TP om het programma te star‐ ten. Radio-ontvangst Frequentie- en atmosferische storing kunnen optreden tijdens de normale radio-ontvangst als items zoals opla‐ ders van mobiele telefoons, hulpac‐ cessoires voor het voertuig en ex‐ terne elektronische apparaten wor‐ den aangesloten op de 12 V-aanslui‐ ting. Bij frequentie- of atmosferische storing koppelt u het item los van de hulpvermogensuitgang. FM FM-signalen hebben een bereik van slechts 16 tot 65 km. Hoewel de radio beschikt over een ingebouwd elektro‐ nisch circuit dat automatisch in wer‐ king treedt om storing te herleiden, kan atmosferische storing plaatsvin‐ den, in het bijzonder rondom hoge gebouwen of heuvels, waardoor het geluid toe- en afneemt. AM Het bereik voor de meeste AM-stati‐ ons is groter dan bij FM, in het bijzon‐ der 's avonds. Het grotere bereik kan ervoor zorgen dat stationfrequenties onderlinge storing veroorzaken. At‐ mosferische storing kan optreden wanneer de radio-ontvangst wordt verstoord door onweer en stoomlij‐ nen. Wanneer dit gebeurt, moet u de hogetonenregelaar van de radio lager afstellen. Gebruik van mobiele telefoon Het gebruik van mobiele telefoons kan zorgen voor storing met de radio van het voertuig. Radio Multibandantenne De multibandantenne bevindt zich op het dak van het voertuig. De antenne wordt gebruikt voor de AM/FM-radio en de GPS (Global Positioning Sys‐ tem) als het voertuig over deze func‐ ties beschikt. Zorg voor een goede ontvangst dat de antenne niet wordt gehinderd. Als het voertuig een zon‐ nedak heeft dat open is, kunnen de prestaties van de AM/FM-radio en de GPS worden beïnvloed. Diversity Antenna System De FM-antenne is een verborgen zelfafstemmend systeem. Het opti‐ maliseert de FM-signalen voor de po‐ sitie van het voertuig en de bron van het radiostation. Onderhoud of aan‐ passingen zijn niet nodig. 31 32 Audiospelers Audiospelers Cd-speler ..................................... 32 Cd-/dvd-speler ............................. 34 Mp3 .............................................. 38 Apparaat met harde schijf ............ 42 Randapparatuur ........................... 51 Cd-speler De speler kan worden gebruikt voor cd's en mp3's. Wanneer het contact is ingeschakeld, plaatst u een cd in de sleuf met het label naar boven. De speler trekt de cd in en begint deze af te spelen. Het voertuig moet zich in de stand P (Parkeren) bevinden opdat video wordt weergegeven. Het systeem kan het volgende afspe‐ len: ■ Meeste audio-cd's ■ Cd-r ■ Cd-rw ■ Mp3 of onbeschermde WMA-inde‐ lingen Wanneer u een compatibele be‐ schrijfbare schijf afspeelt, kan de ge‐ luidskwaliteit afnemen door de schijf‐ kwaliteit, de opnamemethode, de kwaliteit van opgenomen muziek of video of de hantering van de schijf. Schade aan de cd-speler vermijden: ■ Gebruik geen gekraste of bescha‐ digde schijven. ■ Plak geen etiketten op schijven. De etiketten kunnen vast komen te zit‐ ten in de speler. ■ Plaats slechts één schijf per keer. ■ Houd de laadsleuf vrij van vreemde stoffen, vloeistoffen en vuil. Als u beschrijvend etiket nodig hebt, kunt u de bovenkant van de schijf be‐ schrijven met een markeerpen. Schijven laden en uitwerpen Een schijf laden: 1. Schakel het contact in. 2. Plaats een schijf in de sleuf. De speler trekt deze volledig naar binnen. Als de schijf is bescha‐ digd of onjuist wordt geladen, ziet u een fout en wordt de schijf uit‐ geworpen. De schijf speelt automatisch af na het laden. Audiospelers Druk op R om een schijf uit de cdspeler te werpen. Als de schijf niet snel wordt verwijderd, wordt deze au‐ tomatisch terug in de speler getrok‐ ken. Een audio-cd afspelen 1. Druk op de toets Cd op de start‐ pagina of selecteer Cd uit het popupvenster voor de bron om de Cdhoofdpagina te tonen. 2. Druk in het scherm Cd op de toets Menu om de menuopties te tonen. 3. Druk om de gewenste optie te se‐ lecteren. Op de Cd-hoofdpagina verschijnt een titelnummer aan het begin van elke ti‐ tel. Informatie over het muzieknum‐ mer, de artiest en het album ver‐ schijnt indien beschikbaar. Gebruik de volgende bedieningen om de schijf af te spelen: r (Afspelen/Pauzeren): druk op deze knop om het afspelen te starten, pauzeren of te hervatten. ]SEEK (Omlaag zoeken): ■ Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoe‐ ken. Als de titel minder dan vijf seconden werd afgespeeld, wordt de vorige titel gezocht. Bij meer dan vijf seconden start de hui‐ dige titel vanaf het begin. ■ Houd ingedrukt om een titel terug te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd verschijnt. SEEK [ (Omhoog zoeken): ■ Druk op deze knop om de volgende titel te zoeken. ■ Houd ingedrukt om een titel door te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd verschijnt. TUNE/MENU: Draai deze knop rechts of links om de volgende of vorige titel te selecteren. Druk op deze knop om de lijst te se‐ lecteren. Als een titel wordt geselec‐ teerd uit het menu, speelt het sys‐ teem de titel af en gaat het terug naar het scherm Cd. Foutmeldingen 33 Als Disc Read Error verschijnt en/of de schijf wordt uitgeworpen, is dit mo‐ gelijk vanwege één van de volgende redenen: ■ De schijf heeft een ongeldige of on‐ bekende indeling. ■ De schijf komt niet uit de juiste re‐ gio. ■ De schijf is heel warm. Probeer de schijf opnieuw wanneer de tempe‐ ratuur terug normaal is. ■ De weg is heel ruw. Probeer de schijf opnieuw wanneer het wegop‐ pervlak beter is. ■ De schijf is vuil, gekrast, nat of is omgekeerd geplaatst. ■ De lucht is heel vochtig. Probeer de schijf later opnieuw. ■ Er is een probleem opgetreden bij het branden van de schijf. ■ Het etiket zit vast in de cd-speler. Als de cd niet juist afspeelt om een andere reden, probeert u een cd waarvan u weet dat die goed werkt. 34 Audiospelers Als de foutmeldingen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer. Cd-/dvd-speler Cd-/dvd-speler (met navigatie) De speler kan wordt gebruikt voor cd's, mp3's en dvd-audio en als dvdvideospeler. Wanneer het contact is ingeschakeld, plaatst u een cd/dvd in de sleuf met het label naar boven. De speler trekt de cd in en begint deze af te spelen. Tijdens het afspelen is het navigatie‐ systeem beschikbaar. Het voertuig moet zich in de stand P (Parkeren) bevinden opdat video wordt weergegeven. De dvd-speler is alleen compatibel met dvd's uit de juiste regio. De re‐ giocode vindt u op het hoesje van de meeste dvd's. Het systeem kan het volgende afspe‐ len: ■ Meeste audio-cd's ■ Cd-r ■ Cd-rw ■ Mp3 of onbeschermde WMA-inde‐ lingen ■ Dvd-video ■ Dvd-audio ■ Dvd-r/rw ■ Dvd+r/rw Wanneer u een compatibele be‐ schrijfbare schijf afspeelt, kan de ge‐ luidskwaliteit afnemen door de schijf‐ kwaliteit, de opnamemethode, de kwaliteit van opgenomen muziek of video of de hantering van de schijf. Ook problemen met doorspoelen, op‐ nemen van titels, zoeken van titels/ hoofdstukken en/of laden en uitwer‐ pen kunnen zich optreden. Als u deze problemen ervaart, controleert u de schijf op schade en probeert u een schijf waarvan u weet dat die goed werkt. Schade aan de cd-/dvd-speler vermij‐ den: ■ Gebruik geen gekraste of bescha‐ digde schijven. ■ Plak geen etiketten op schijven. De etiketten kunnen vast komen te zit‐ ten in de speler. ■ Plaats slechts één schijf per keer. ■ Houd de laadsleuf vrij van vreemde stoffen, vloeistoffen en vuil. ■ Gebruik een markeerpen om de bo‐ venkant van de schijf te labelen. Schijven laden en uitwerpen Een schijf laden: 1. Schakel het contact in. 2. Plaats een schijf in de sleuf met het label naar boven. De speler trekt deze volledig naar binnen. Als de schijf is beschadigd of on‐ juist wordt geladen, ziet u een fout en wordt de schijf uitgeworpen. De schijf speelt automatisch af na het laden. Druk op R om een schijf uit de cd-/ dvd-speler te werpen. Cd/dvd afspelen Een schijf moet geladen zijn om de bron te selecteren. Wanneer een schijf is geladen, ver‐ schijnt het schijfpictogram. Audiospelers Er zijn twee manieren om een cd/dvd af te spelen: ■ Plaats de schijf en het afspelen start automatisch. ■ Druk op de knop HDD/DVD/AUX en druk dan op de toets Schijf. Een audio-cd afspelen Een titelnummer verschijnt aan het begin van elke titel. Informatie over het muzieknummer, de artiest en het album verschijnt indien beschikbaar. Gebruik de volgende bedieningen om de schijf af te spelen: r (Afspelen/Pauzeren): gebruik om het afspelen te starten, pauzeren of te hervatten. SEEK[: ■ Druk op deze knop om de volgende titel te zoeken. ■ Houd ingedrukt om een titel door te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd verschijnt. ]SEEK: ■ Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoe‐ ken. Als de titel minder dan vijf seconden werd afgespeeld, wordt de vorige titel gezocht. Bij meer dan vijf seconden start de hui‐ dige titel vanaf het begin. ■ Houd ingedrukt om een titel terug te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd verschijnt. TUNE/MENU: draai rechtsom of linksom om de lijst met titels te tonen. Draai opnieuw om door de lijst te na‐ vigeren. Druk op deze knop om de ti‐ tel te selecteren. Het systeem speelt de geselecteerde titel af en gaat terug naar het scherm Cd. 35 Menu cd Druk op de toets Menu cd om het Menu cd weer te geven. Door elkaar: druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet opeenvolgend af te spelen. Druk op‐ nieuw om willekeurige volgorde te stoppen. Een vinkje geeft aan dat wil‐ lekeurige volgorde is ingeschakeld. Tracklijst: druk op de toets om de lijst met titels op de schijf te tonen. Selec‐ teer een titel uit de lijst. De geselec‐ teerde titel wordt afgespeeld en het scherm Cd verschijnt. 36 Audiospelers Audio- en video-dvd afspelen Als u de dvd-video wilt bekijken, moet het voertuig in de stand P (Parkeren) staan of moet de handrem aange‐ haald zijn. Na het laden van de dvd verschijnen de menuopties op het dvd-scherm. De menuopties verdwijnen en een volledig scherm verschijnt na onge‐ veer 10 seconden. Druk ergens op het scherm van het navigatiesysteem of druk op de knop FAV, HDD/DVD/ AUX of 9 BACK om het menuscherm opnieuw te bekijken. Gebruik de voorkeuzesleutels of druk op toetsen om de dvd-opties te be‐ dienen. Er zijn twee pagina's met dvdopties. Druk op de pijlknop rechts on‐ der in het scherm om naar de andere pagina te gaan. Alleen de geaccentu‐ eerde functies zijn beschikbaar. Som‐ mige menuopties zijn alleen beschik‐ baar wanneer de schijf niet wordt af‐ gespeeld. Dvd-opties Volledig scherm: 1. Druk op de toets om de dvd-opties te verbergen en het volledige vi‐ deobeeld weer te geven. 2. Druk ergens op het scherm van het navigatiesysteem of druk op de knop FAV, HDD/DVD/AUX, 9 BACK om de toetsen voor de bron op het videobeeld te tonen. Cursor: Druk op de toets om het menu Cursor te openen. Met de pijlen en andere aanwijzeropties kunt u navi‐ geren door de dvd-menuopties. De opties van het menu Cursor zijn al‐ leen beschikbaar als een dvd be‐ schikt over een menu. k, R, l, S (Pijlknoppen): gebruik deze toetsen om door het dvd-menu te navigeren. r(Afspelen/Pauzeren): gebruik om het afspelen te starten, pauzeren of te hervatten. SEEK[: 1. Druk op de knop om het volgende hoofdstuk te zoeken. 2. Druk meer dan eens om vooruit door de schijf te navigeren. 3. Houd ingedrukt om een schijf door te spoelen. Wanneer het door‐ spoelen bezig is, drukt u opnieuw om de snelheid te wijzigen. De verstreken tijd verschijnt. ]SEEK: 1. Druk op de knop om het begin van het huidige of vorige hoofdstuk te zoeken. Als het hoofdstuk minder dan vijf seconden is afgespeeld, gaat u naar het vorige hoofdstuk. Als het hoofdstuk meer dan vijf seconden is afgespeeld, wordt het huidige hoofdstuk opnieuw gestart. Met meer dan één druk gaat u verder met de achter‐ waartse navigatie door de schijf. Audiospelers 2. Houd ingedrukt om een schijf te‐ rug te spoelen. Wanneer het te‐ rugspoelen bezig is, drukt u op‐ nieuw om de snelheid te wijzigen. De verstreken tijd verschijnt. 3. Druk op r om het afspelen te hervatten. TUNE/MENU: druk op ] SEEK of SEEK [ om naar het volgende of vo‐ rige hoofdstuk te gaan. U kunt ook wijzigen van hoofdstuk door de knop TUNE/MENU te draaien na het scherm aan te raken. Stoppen: 1. Druk op het beeldscherm om de beschikbare knoppen te tonen. Druk op de knop Stop om de dvd te stoppen. 2. Als u het afspelen van de dvd wilt hervatten vanaf het punt waar deze is gestopt, drukt u op r. 3. Druk tweemaal op r om de dvd vanaf het begin te starten. 9 Door elkaar: 1. Druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet op‐ eenvolgend af te spelen. 2. Druk opnieuw om opeenvolgend af te spelen. Deze knop is be‐ schikbaar voor audio-dvd's. Hoofdmenu: druk op de toets om het eerste menu van de dvd te tonen. Deze functie is beschikbaar volgens dvd. Menu: druk op de toets om het menu voor het huidig afgespeelde deel van de dvd te tonen. Deze functie is be‐ schikbaar volgens dvd en is niet be‐ schikbaar voor audio-dvd's. Toetsenblok: druk op de toets om het toetsenblok weer te geven en te zoe‐ ken in het hoofdstuk-, titel- of menu‐ nummerscherm. Voer op het toetsen‐ blok het titel- of hoofdstuknummer of het groeps- of titelnummer in. Zoeken: druk op de toets om een titel te zoeken. 37 Hoek: druk tijdens het afspelen om de kijkhoek van de dvd aan te passen. Dit varieert per dvd. Blijf drukken om door de kijkhoeken te bladeren. Audio: druk op de toets om de audio‐ stream en de audiotaal tijdens het af‐ spelen te wijzigen. Blijf drukken om door de beschikbare audiostreams en -talen te bladen. Dit varieert per dvd. Ondertiteling: druk tijdens het afspe‐ len van een dvd om de weergave van ondertitels in of uit te schakelen of om de taal van de ondertitels te wijzigen. Blijf drukken om door de beschikbare ondertiteltalen te bladeren en om de ondertitels uit te schakelen. Dit vari‐ eert per dvd. Pan & Scan: druk op de toets om breedbeeldfilms zo aan te passen dat ze verhoudingsgewijs passen op het dvd-scherm. Druk op deze toets om Pan & Scan in te schakelen. 38 Audiospelers Foutmeldingen Als Disc Read Error verschijnt en/of de schijf wordt uitgeworpen, is dit mo‐ gelijk vanwege één van de volgende redenen: ■ De schijf heeft een ongeldige of on‐ bekende indeling. ■ De schijf komt niet uit de juiste re‐ gio. ■ De schijf is heel warm. Probeer de schijf opnieuw wanneer de tempe‐ ratuur terug normaal is. ■ De weg is heel ruw. Probeer de schijf opnieuw wanneer het wegop‐ pervlak beter is. ■ De schijf is vuil, gekrast, nat of is omgekeerd geplaatst. ■ De lucht is heel vochtig. Probeer de schijf later opnieuw. ■ Er is een probleem opgetreden bij het branden van de schijf. ■ Het etiket zit vast in de cd-/dvd-spe‐ ler. Als de cd of dvd niet juist afspeelt om een andere reden, probeert u een cd of dvd waarvan u weet dat die goed werkt. Als de foutmeldingen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer. Mp3 Mp3-indelingen Bij het maken van een mp3-schijf moeten bepaalde richtlijnen worden gevolgd; anders speelt de cd mogelijk niet af. De richtlijnen zijn als volgt: ■ Samplefrequentie: 8 kHz, 16 kHz, 22,05 kHz, 24 kHz, 32 kHz, 44,1 kHz en 48 kHz. ■ Ondersteunde bitsnelheden: 8, 16, 24, 32, 40, 48, 56, 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160, 192, 224, 256 en 320 kbps. ■ Maximum aantal mappen is 256 met een maximale hiërarchie van acht mappen. ■ Maximum 1024 bestanden op een schijf. ■ Opgenomen op een cd-r of cd-rw met een maximumcapaciteit van 700 MB. ■ De informatie over de artiest/het al‐ bum/de muzieknummers/het genre vereist dat een cd volledig wordt gescand voordat de muzieknaviga‐ tor werkt met deze menu's. De schijf wordt niet gescand wanneer ze wordt afgespeeld. Mp3-cd afspelen (zonder navigatie) Wanneer een mp3 wordt geladen in de speler, verschijnt MP3. Als een schijf al is geladen en u luis‐ tert naar een andere audiobron, drukt u op SOURCE om naar de schijfbron te gaan. Een titelnummer verschijnt aan het begin van elke titel op het beeldscherm. r (Afspelen/Pauzeren): druk op de knop om het afspelen van een gela‐ den schijf te starten, pauzeren of te hervatten. Audiospelers SEEK [ (Volgende/Doorspoelen): 1. Druk op deze knop om de vol‐ gende titel te zoeken. 2. Druk opnieuw om vooruit door de schijf te navigeren. 3. Houd ingedrukt om het afspelen snel door te spoelen. 4. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. ] SEEK (Vorige/Terugspoelen): 1. Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoeken. Als de titel minder dan vijf seconden is afgespeeld, gaat u naar de vorige titel. Bij meer dan vijf seconden herstart de huidige titel. 2. Druk opnieuw om achteruit door de schijf te navigeren. 3. Houd deze knop ingedrukt om het afspelen snel terug te spoelen. 4. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. TUNE/MENU: 1. Draai rechtsom of linksom om de lijst met titels te tonen. 2. Draai opnieuw om door de lijst te navigeren. 3. Druk op TUNE/MENU om de titel te selecteren. Het systeem speelt de geselecteerde titel af en gaat terug naar het scherm Cd. Muziekmenu Mp3 Druk op de toets Menu terwijl die bron actief is om het menu te openen. Druk op een van de volgende toetsen in het mp3-menu: Door elkaar: druk hierop om de titels in willekeurige volgorde af te spelen. Druk opnieuw om willekeurige volg‐ orde te stoppen. Afspeellijsten: druk op deze toets om de opgeslagen afspeellijsten op de schijf te bekijken. Selecteer een af‐ speellijst om de lijst met alle muziek‐ nummers uit die afspeellijst te bekij‐ ken. Er is mogelijk een vertraging bij de weergave van de lijst. Selecteer een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te beginnen. 39 Artiesten: druk op de toets om de lijst met opgeslagen artiesten op de schijf te bekijken. Selecteer de naam van een artiest om een lijst met alle mu‐ zieknummers van de artiest te bekij‐ ken. Er is mogelijk een vertraging bij de weergave van de lijst. Selecteer een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te beginnen. Albums: druk op de toets om de al‐ bums op de schijf te bekijken. Selec‐ teer het album om een lijst met alle muzieknummers in het album te be‐ kijken. Er is mogelijk een vertraging bij de weergave van de lijst. Selecteer een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te beginnen. Titels liedjes: druk op de toets om een lijst met alle muzieknummers op de schijf weer te geven. Muzieknummers worden weergegeven als opgeslagen op de schijf. Er is mogelijk een vertra‐ ging bij de weergave van de lijst. Als u het afspelen wilt beginnen, selec‐ teert u een muzieknummer uit de lijst. Genres: druk hierop om de genres te bekijken. Selecteer een genre om een lijst met alle muzieknummers van 40 Audiospelers dat genre te bekijken. Selecteer een muzieknummer uit de lijst om het af‐ spelen te beginnen. Mappen/Afspeellijsten: druk hierop om een lijst met mappen te openen om zo toegang tot bestanden in de mappenstructuur te hebben. Hoofdmap De hoofdmap wordt als een map be‐ schouwd. Alle bestanden in de hoofd‐ map worden vóór andere mappen in de hoofdmap geopend. Lege mappen Als de hoofdmap of een map leeg is of alleen mappen bevat, gaat de spe‐ ler naar de volgende map in de be‐ standsstructuur die een gecompri‐ meerd audiobestand bevat. De lege map(pen) worden niet weergegeven of genummerd. Geen map Wanneer de cd alleen gecompri‐ meerde audiobestanden bevat zon‐ der mappen of afspeellijsten, bevin‐ den alle bestanden zich in de hoofd‐ map. Bestandssysteem en namen De muzieknummers, artiesten, al‐ bums en genres worden gehaald uit de ID3-tag van het bestand en wor‐ den alleen weergegeven indien ze voorkomen in de tag. Als de titel van een muzieknummer niet aanwezig is in de ID3-tag, toont de radio de be‐ standsnaam als de titel. Voorgeprogrammeerde afspeellijsten De radio herkent voorgeprogram‐ meerde afspeellijsten maar biedt geen ondersteuning om lijsten te be‐ werken. Deze afspeellijsten worden beschouwd als speciale mappen met gecomprimeerde audiobestanden. Mp3-cd en -dvd afspelen (met navigatie) Wanneer een mp3 wordt geladen in de speler, verschijnt MP3. Als een schijf al is geladen maar u ziet momenteel een kaart op het scherm of u luistert naar een andere audio‐ bron, drukt u op de knop HDD/DVD/ AUX om over te schakelen naar de schijfbron. Een titelnummer verschijnt aan het begin van elke titel op het beeldscherm. Een schijf afspelen: r (Afspelen/Pauzeren): gebruik om het afspelen van een geladen schijf te starten, pauzeren of te her‐ vatten. SEEK[: 1. Druk op deze knop om de vol‐ gende titel te zoeken. 2. Druk opnieuw om vooruit door de schijf te navigeren. Audiospelers 3. Houd ingedrukt om het afspelen snel door te spoelen. 4. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. ]SEEK: 1. Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoeken. Als de titel minder dan vijf seconden is afgespeeld, gaat u naar de vorige titel. Bij meer dan vijf seconden herstart de huidige titel. 2. Druk opnieuw om achteruit door de schijf te navigeren. 3. Houd deze knop ingedrukt om het afspelen snel terug te spoelen. 4. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. TUNE/MENU: 1. Draai rechtsom of linksom om de lijst met titels te tonen. 2. Draai opnieuw om door de lijst te navigeren. 3. Druk op TUNE/MENU om de titel te selecteren. Het systeem speelt de geselecteerde titel af en gaat terug naar het scherm Cd. Muziekmenu Mp3 Druk op de toets DISC of druk op de knop TUNE/MENU op de console ter‐ wijl het scherm Schijfaudio wordt weergegeven om het Menu muziek cd te tonen. 41 Druk op een van de volgende cate‐ gorieknoppen op het Menu muziek cd om het desbetreffende categorie‐ scherm te tonen: Door elkaar: druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet opeenvolgend af te spelen. ■ Mappen/Afspeellijsten Druk op de toets om de opgeslagen mappen op de schijf te bekijken. Selecteer een map om de lijst met alle muzieknummers in die map te bekijken. Selecteer het muziek‐ nummer in de lijst en het wordt af‐ gespeeld. ■ Tracklijst Druk op de toets om een lijst met alle muzieknummers op de schijf te bekijken. Selecteer een muziek‐ nummer in de lijst en het wordt af‐ gespeeld. Muzieknummers worden weergegeven op basis van de mapen bestandsstructuur die de cdbrander gebruikte. ■ Artiesten Druk op de toets om de lijst met op‐ geslagen artiesten op de schijf te 42 Audiospelers bekijken. Selecteer de naam van een artiest om een lijst met alle mu‐ zieknummers van de artiest te be‐ kijken. Selecteer het gewenste mu‐ zieknummer in de lijst en het wordt afgespeeld. ■ Albums Druk op de toets om de albums op de schijf te bekijken. Selecteer het album om een lijst met alle muziek‐ nummers in het album te bekijken. Selecteer een muzieknummer in de lijst en het wordt afgespeeld. ■ Genres Druk op de toets om de genres op de schijf te bekijken. Selecteer een genre om een lijst met alle muziek‐ nummers van dat genre te bekij‐ ken. Selecteer een muzieknummer in de lijst en het wordt afgespeeld. ■ Titels liedjes Druk op de toets om een lijst met alle muzieknummers op de schijf weer te geven. Selecteer een mu‐ zieknummer in de lijst en het wordt afgespeeld. Muzieknummers ver‐ schijnen in alfabetische volgorde op basis van de ID3-tag van het muzieknummer (indien beschik‐ baar). muzieknummer niet aanwezig is in de ID3-tag, toont de radio de bestands‐ naam als de titel. Mappen Hoofdmap De hoofdmap wordt als een map be‐ schouwd. Alle bestanden in de hoofd‐ map worden vóór andere mappen in de hoofdmap geopend. Voorgeprogrammeerde afspeellijsten De radio herkent voorgeprogram‐ meerde afspeellijsten maar biedt geen ondersteuning om lijsten te be‐ werken. Deze afspeellijsten worden beschouwd als speciale mappen met gecomprimeerde audiobestanden. Lege hoofdmap of map Als de hoofdmap of een map leeg is of alleen mappen bevat, gaat de spe‐ ler naar de volgende map in de be‐ standsstructuur die een gecompri‐ meerd audiobestand bevat. De lege map(pen) worden niet weergegeven of genummerd. Geen map Wanneer de cd alleen gecompri‐ meerde audiobestanden bevat zon‐ der mappen of afspeellijsten, bevin‐ den alle bestanden zich in de hoofd‐ map. Bestandssysteem en namen De weergegeven titel van het muziek‐ nummer wordt uit de ID3-tag van het bestand gehaald. Als de titel van een Apparaat met harde schijf Apparaat met harde schijf (HDD) (met navigatie) Via een apparaat met harde schijf (HDD) kunt u muzieknummers opne‐ men. Ondersteunde indelingen door het HDD: ■ MP3 ■ MP3-Pro ■ WMA ■ Audible.com ■ M4A Audiospelers U kunt muzieknummers opnemen vanaf een cd-speler of een media-ap‐ paraat met massaopslag dat is aan‐ gesloten via een USB-connector. Voor optimale opnameprestaties zorgt u ervoor dat de schijf schoon en onbeschadigd is. In het andere geval kan de titel slechts deels worden op‐ genomen door het systeem. Audiobron van harde schijf selecte‐ ren: Druk op de knop HDD/DVD/AUX. Na‐ vigeer dan door de beschikbare audi‐ obronnen tot de HDD-bronnen ver‐ schijnen of druk nogmaals op de knop HDD/DVD/AUX en druk vervolgens op de bronknop HDD. Opnemen vanaf cd op harde schijf De snelheid van de opname neemt toe als u luistert naar een andere bron terwijl u opneemt. Alle titels op de schijf opnemen: 1. Laad een cd of druk op de knop HDD/DVD/AUX totdat het scherm DISC verschijnt. 2. Druk op de knop o REC. 3. Een bevestiging verschijnt. 4. Selecteer Alle liedjes om alle titels op te nemen. Een voortgangsbalk verschijnt. 43 Geselecteerde titels op de schijf op‐ nemen: 1. Laad een cd of druk op de knop HDD/DVD/AUX totdat het scherm DISC verschijnt. 2. Druk op ] SEEK of SEEK [ of Menu muziek cd om een op te ne‐ men muzieknummer te selecte‐ ren. 3. Druk op de knop o REC. 4. Een bevestiging verschijnt. 5. Selecteer de naam van het op te nemen muzieknummer. Een voortgangsbalk verschijnt. Opnemen vanaf USB-apparaat op harde schijf Alle titels vanaf het USB-apparaat ko‐ piëren: 1. Sluit een USB-apparaat aan of druk op de knop HDD/DVD/AUX totdat het scherm DISC het scherm USB toont. 2. Druk op de knop o REC. 44 Audiospelers 3. Een bevestiging verschijnt. 4. Selecteer Alle liedjes om alle titels te kopiëren. Een voortgangsbalk verschijnt. Geselecteerde titels opnemen: 1. Sluit een USB-apparaat aan of druk op de knop HDD/DVD/AUX totdat het scherm DISC het scherm USB toont. 2. Gebruik ] SEEK of SEEK [ of HDD muziek menu om een op te nemen muzieknummer te selec‐ teren. 3. Druk op de knop o REC. 4. Een bevestiging verschijnt. 5. Selecteer de naam van het op te nemen muzieknummer. Een voortgangsbalk verschijnt. Dubbele inhoud Wanneer de opnamefunctie start, wordt gecontroleerd of de inhoud al op de harde schijf staat. Als de volle‐ dige inhoud van de cd op de harde schijf staat, wordt de inhoud niet op‐ genomen. Als een deel of niets van de inhoud al aanwezig is, wordt alleen de ontbre‐ kende inhoud gekopieerd naar de harde schijf. Als hetzelfde bestand wordt opgeno‐ men vanaf USB en cd, bestaan er mogelijk dubbele titels. CD UITWERPEN Als de cd wordt uitgeworpen voordat het opnameproces wordt voltooid, worden alleen volledig opgenomen ti‐ tels opgeslagen op de harde schijf. Onvolledige titels worden verwijderd. Energiemodus Als het systeem wordt uitgeschakeld tijdens het opnemen vanaf cd of USB, stopt het. Wanneer de radio terug wordt ingeschakeld, wordt het opna‐ meproces niet automatisch hervat. Inhoud op harde schijf afspelen Als u functies van de harde schijf wilt bedienen terwijl de HDD-bron actief is, gebruikt u de volgende knoppen of toetsen: r (Afspelen/Pauzeren): druk op deze knop om de huidige mediabron te starten, pauzeren of te hervatten. SEEK[: 1. Druk op deze knop om de vol‐ gende titel te zoeken. 2. Houd ingedrukt om het afspelen snel door te spoelen. 3. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. Audiospelers ]SEEK: 1. Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoeken. Als de titel minder dan vijf seconden werd afgespeeld, wordt de vorige titel afgespeeld. Bij meer dan vijf seconden herstart de huidige titel. 2. Houd deze knop ingedrukt om het afspelen snel terug te spoelen. 3. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. TUNE/MENU: 1. Draai rechtsom of linksom om Alle liedjes te tonen. 2. Draai opnieuw om door de lijst te navigeren. 3. Druk op de TUNE/MENU-knop om de gemarkeerde optie te se‐ lecteren. Het systeem speelt het geselecteerde muzieknummer af en gaat terug naar het scherm Cd. DEL (Verwijderen): 1. Selecteer het muzieknummer in het scherm HDD muziek menu dat u wilt verwijderen. 2. Druk op de DEL-toets. Als u een volledige lijst met Artiesten, Albums of Genres wilt verwijderen, selecteert u de categorie in het scherm HDD muziek menu. Druk op de DEL-toets. HDD muziek menu Druk in het scherm HDD op de toets HDD muziek menu om in het scherm HDD het HDD muziek menu te tonen. Druk op een van de volgende toetsen in het HDD muziek menu: 45 Door elkaar: druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet opeenvolgend af te spelen. Meer van deze: Druk op deze toets om de Grace‐ note®-technologie voor muziekher‐ kenning en gerelateerde gegevens te gebruiken om een lijst met muziek‐ nummers te maken die vergelijkbaar zijn met het huidige muzieknummer. Selecteer een zender uit de lijst. Deze functie is alleen beschikbaar voor muzieknummers die vanaf au‐ dio-cd's zijn opgenomen op het HDD, dus niet voor mp3's en andere ge‐ comprimeerde audio. Wanneer u cd's opneemt op het HDD, zijn er mogelijk vertragingen om de lijst samen te stellen totdat alle be‐ standen zijn gecomprimeerd. 46 Audiospelers Afspeellijsten: 1. Druk op deze toets om de afspeel‐ lijsten op de harde schijf te bekij‐ ken. 2. Selecteer een afspeellijst om een lijst met alle muzieknummers uit de afspeellijst te bekijken. 3. Selecteer een muzieknummer uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Afspeellijst. Artiesten: 1. Druk op deze toets om de arties‐ ten op de harde schijf te bekijken. 2. Selecteer een artiest om een lijst met alle muzieknummers van die artiest te bekijken. 3. Selecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: artiest. Albums: 1. Druk op deze toets om de albums op de harde schijf te bekijken. 2. Selecteer een album om een lijst met alle muzieknummers in het al‐ bum te bekijken. 3. Selecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Album. Alle liedjes: 1. Druk op deze toets om een lijst met alle muzieknummers op de harde schijf te bekijken. 2. Selecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Alle liedjes. Genres: 1. Druk op deze toets om de genres op de harde schijf te bekijken. 2. Selecteer een genre om een lijst met alle muzieknummers van dat genre te bekijken. 3. Selecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Genre. Recent opgeslagen: Druk op deze toets om een lijst met de 50 recentste muzieknummers op de HDD te bekijken. Na de selectie verschijnt Modus: Onlangs opgeslagen. Favorieten op harde schijf opslaan Het huidige muzieknummer tijdens het afspelen vanaf HDD opslaan naar een voorkeuzecategorie: 1. Druk op de knop FAV totdat de af‐ speellijstcategorie FAV verschijnt. 2. Houd een voorkeuzeknop onder in het scherm ingedrukt totdat het bericht Favoriet opgeslagen ver‐ schijnt. Een Artiest, Album of Genre geheel opslaan naar een FAV-voorkeuzeca‐ tegorie: 1. Druk op de knop FAV totdat de juiste FAV-categorie verschijnt. 2. Houd een voorkeuzeknop onder in het scherm ingedrukt. Audiospelers Favorieten op harde schijf afspelen U kunt favorieten op twee manieren afspelen: ■ Druk op de knop FAV totdat de ge‐ paste FAV HDD-categorie ver‐ schijnt. Druk op een voorkeuze‐ knop onder aan het scherm FAV HDD. ■ Selecteer FAV uit het HDD muziek menu. Artiest, Album en Genre be‐ vinden zich in de overeenkomstige lijst. Ondersteunde USB-apparaten De USB-connector gebruikt het vol‐ gende: ■ USB 2.0. ■ USB-flashsticks of -pendrives. ■ Draagbare USB-harde schijven. De stroomvoorziening van deze appa‐ raten (USB-busvoeding versus ex‐ terne voeding) vereist speciale aandacht. ■ Draagbare media-adapters die SD Flash, Compact Flash of SD Micro ondersteunen. Afhankelijk van het USB-apparaat voor massaopslag worden sommige apparaten mogelijk niet herkend. Muziek kan rechtstreeks vanaf het USB-apparaat worden afgespeeld en bediend via functies en een menu voor mp3-bediening. Afspelen vanaf USB Een USB-apparaat voor massaop‐ slag kan worden aangesloten op de USB-poort om gecomprimeerde au‐ diobestanden te kopiëren naar de harde schijf. De inhoud kan tevens rechtstreeks vanaf het USB-apparaat worden afgespeeld. De USB-poort bevindt zich in de vloerconsole. 47 Het USB-pictogram verschijnt wan‐ neer het USB-apparaat is aangeslo‐ ten. Afspelen vanaf een USB-apparaat: ■ Sluit het USB-apparaat aan en het afspelen start. ■ Druk achtereenvolgens op HDD/ DVD/AUX en de toets USB. Terwijl de USB-bron actief is, gebruikt u het volgende om de USB-functie te bedienen: r (Afspelen/Pauzeren): druk op deze knop om de huidige mediabron te starten, pauzeren of te hervatten. SEEK[: 1. Druk op deze knop om de vol‐ gende titel te zoeken. 2. Houd ingedrukt om het afspelen snel door te spoelen. Laat de knop los om de afspeelsnelheid te her‐ vatten. De verstreken tijd ver‐ schijnt. ]SEEK: 1. Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoeken. Als de titel minder dan vijf 48 Audiospelers seconden werd afgespeeld, wordt de vorige titel afgespeeld. Bij meer dan vijf seconden herstart de huidige titel. 2. Houd deze knop ingedrukt om het afspelen snel terug te spoelen. 3. Laat de knop los om de afspeel‐ snelheid te hervatten. De verstre‐ ken tijd verschijnt. TUNE/MENU: 1. Draai rechtsom of linksom om de lijst met titels te tonen. 2. Draai opnieuw om door de lijst te navigeren. 3. Druk op de knop TUNE/MENU om de titel te selecteren. Het systeem speelt de geselecteerde titel af en gaat terug naar het scherm USB. Menu USB Druk op de toets Menu USB of druk op de knop TUNE/MENU terwijl het scherm USB Audio wordt weergege‐ ven om het Menu USB te tonen. Selecteer een van de volgende toet‐ sen in het Menu USB: Door elkaar: druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet opeenvolgend af te spelen. Selecteer opnieuw om deze functie te stoppen. Mappen/Afspeellijsten: selecteer deze optie om de opgeslagen af‐ speellijsten op het USB-apparaat te zien. Selecteer een map/afspeellijst om een lijst met alle muzieknummers in de map/afspeellijst te bekijken. Se‐ lecteer een muzieknummer uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Map/Afspeellijst. Tracklijst: druk op deze toets om een lijst met muzieknummers en hun bij‐ horende categorie te bekijken. Artiesten: druk op deze toets om de opgeslagen artiesten op het USB-ap‐ paraat te bekijken. Selecteer een ar‐ tiest om een lijst met alle muzieknum‐ mers van de artiest te bekijken. Se‐ lecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: artiest. Albums: druk op deze toets om de opgeslagen albums op het USB-ap‐ paraat te bekijken. Selecteer een al‐ bum om een lijst met alle muzieknum‐ mers in het album te bekijken. Selec‐ teer een zender uit de lijst. Na de se‐ lectie verschijnt Modus: Album. Alle liedjes: druk op deze toets om een lijst met alle opgeslagen muziek‐ nummers op het USB-apparaat te be‐ kijken. Selecteer een muzieknummer uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Alle liedjes. Audiospelers Genres: druk op deze toets om de op‐ geslagen genres op het USB-appa‐ raat te bekijken. Selecteer een genre om een lijst met alle muzieknummers van dat genre te bekijken. Selecteer een zender uit de lijst. Na de selectie verschijnt Modus: Genre. USB uitwerpen: druk wanneer het USB-apparaat moet worden verwij‐ derd. Als het USB-apparaat wordt verwijderd zonder USB uitwerpen te selecteren, kunnen de bestanden be‐ schadigd raken. Afspelen vanaf een iPod® Deze functie ondersteunt de vol‐ gende iPod-modellen: ■ iPod nano (1e/2e/3e /4e generatie) ■ iPod classic ■ iPod met video ■ iPod nano (1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e generatie) ■ iPhone 4 ■ iPhone 3GS ■ iPhone 3G ■ iPhone Voor een juiste werking zorgt u ervoor dat de iPod beschikt over de nieuwste firmware van Apple®. iPod-firmware kan worden bijgewerkt met de nieuwste versie van iTunes®. Voor meer informatie bezoekt u www.apple.com/itunes. Opnemen vanaf de iPod op het HDD wordt niet ondersteund. Media moet worden opgenomen met een USBapparaat voor massaopslag. Als u een iPod wilt aansluiten en be‐ dienen, sluit u een uiteinde van de standaard USB-kabel van de iPod aan op de dockconnector van de iPod. Sluit het andere uiteinde aan op de USB-poort in de middenconsole. 49 Informatie over de muziek op de iPod verschijnt op het beeldscherm van de radio en de muziek wordt afgespeeld via het audiosysteem van het voer‐ tuig. De batterij van de iPod herlaadt auto‐ matisch wanneer het contact is inge‐ schakeld. Wanneer het contact wordt uitgeschakeld terwijl een iPod is aan‐ gesloten met de USB-kabel van de iPod, herlaadt de batterij van de iPod niet langer en schakelt de iPod auto‐ matisch uit. Als uw iPod niet wordt ondersteund, kunt u de muziek erop nog steeds be‐ luisteren door de iPod aan te sluiten op de AUX-ingang met een standaard stereokabel van 3,5 mm. Randappa‐ ratuur 3 51. 50 Audiospelers Menu iPod Druk op een van de volgende knop‐ pen op het Menu iPod om het desbe‐ treffende scherm te tonen: Door elkaar: 1. Druk op deze toets om de titels in willekeurige volgorde en niet op‐ eenvolgend af te spelen. 2. Druk opnieuw op de knop om deze functie te stoppen. Afspeellijsten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen afspeellijsten op de iPod te bekijken. 2. Selecteer de naam van een af‐ speellijst om een lijst met alle mu‐ zieknummers uit de afspeellijst te bekijken. 3. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: Afspeellijst op het iPod-hoofd‐ scherm. Artiesten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen artiesten op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een artiest om een lijst met alle muzieknum‐ mers van de artiest te bekijken. 3. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: artiest op het iPod-hoofdscherm. Albums: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen albums op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een album om een lijst met alle muzieknum‐ mers in het album te bekijken. 3. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: Album op het iPod-hoofdscherm. Alle liedjes: 1. Druk op deze toets om een lijst met alle opgeslagen muzieknum‐ mers op de iPod te bekijken. 2. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: Alle liedjes op het iPod-hoofdscherm. Audiospelers Genres: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen genres op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een genre om een lijst met alle muzieknum‐ mers van dat genre te bekijken. 3. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: Genre op het iPod-hoofdscherm. Componisten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen muziekauteurs op de iPod te bekijken. 2. Selecteer de naam van een mu‐ ziekauteur om een lijst met alle muzieknummers van die muziek‐ auteur te bekijken. 3. Kies de gewenste taal uit de lijst. Zodra een muzieknummer is ge‐ selecteerd, verschijnt Modus: Componist op het iPod-hoofd‐ scherm. Podcasts verschijnen bij de alge‐ mene muziek. Ze hebben geen eigen categorie. U kunt ze, net als andere muziekbestanden, zoeken op titel, ar‐ tiest en album. iPod uitwerpen Druk op deze toets om de iPod te verwijderen. Als de iPod is losgekoppeld zonder deze knop te selecteren, kunnen de be‐ standen op de iPod beschadigd ra‐ ken. Randapparatuur AUX-ingang Dit voertuig heeft een AUX-ingang in de vloerconsole. Mogelijke externe audiobronnen zijn: ■ Laptop ■ Mp3-speler ■ Cassettespeler Deze aansluiting is geen audio-uit‐ gang. Sluit geen hoofdtelefoon aan op de AUX-ingang. Sluit hulpappara‐ ten aan terwijl het voertuig in de stand P (Parkeren) staat. 51 Sluit een 3,5 mm-kabel aan van het hulpapparaat op de AUX-ingang. Wanneer een apparaat wordt aange‐ sloten, begint het systeem automa‐ tisch audio vanaf het apparaat af te spelen via de luidsprekers van het voertuig. Als een hulpapparaat al is aangeslo‐ ten maar een andere bron is momen‐ teel actief, drukt u op de toets Now Playing op de Startpagina. Dan drukt u herhaaldelijk op Source om te navi‐ geren door alle beschikbare audio‐ bronnen totdat het bronscherm AUX is geselecteerd. Afspelen vanaf USB Een USB-apparaat voor massaop‐ slag of Microsoft Transfer Protocol (MTP) kunnen worden aangesloten op de USB-poort. De USB-poort bevindt zich in de mid‐ denconsole. Het USB-pictogram verschijnt wan‐ neer het USB-apparaat is aangeslo‐ ten. 52 Audiospelers USB mp3-speler en USB-drives ■ De aangesloten USB mp3-speler en USB-drives moeten aan de USB MSC-specificatie voldoen (USB Mass Storage Class). ■ Alleen USB mp3-spelers en USBdrives met een sectoromvang van 512 bytes en een clusteromvang die kleiner is dan of gelijk is aan 32 kB in het FAT32-bestandssysteem worden ondersteund. ■ Harde schijven worden niet onder‐ steund. ■ De volgende beperkingen gelden voor de gegevens die opgeslagen zijn op een USB mp3-speler of een USB-apparaat: ◆ Maximale mapstructuurdiepte: 11 niveaus. ◆ Maximaal aantal mp3/wma-be‐ standen dat kan worden weerge‐ geven: 1.000. ■ Wma-bestanden beveiligd met Di‐ gital Rights Management (DRM) van online muziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld. Wma-be‐ standen kunnen alleen worden af‐ gespeeld als ze werden gemaakt met Windows Media Player versie 8 of hoger. ◆ Gepaste extensies voor afspeel‐ lijsten: .m3u, .pls. ◆ De afspeellijstitems moeten als relatieve paden zijn opgemaakt. ◆ Het systeemkenmerk voor map‐ pen/bestanden dat audiogege‐ vens bevat, mag niet ingesteld zijn. Als u een USB-apparaat wilt afspe‐ len, gaat op een van de volgende ma‐ nieren te werk: ■ Sluit het USB-apparaat aan en het afspelen start. ■ Druk op de toets Now Playing op de Startpagina en druk dan herhaal‐ delijk op de knop SOURCE op de console om te navigeren door alle beschikbare audiobronnen totdat het USB-bronscherm is geselec‐ teerd. Terwijl de USB-bron actief is, gebruikt u het volgende om de USB-functie te bedienen: r (Afspelen/Pauzeren): druk op deze knop om de huidige mediabron te starten, pauzeren of te hervatten. ] SEEK (Omlaag zoeken): 1. Druk op deze knop om het begin van de huidige of vorige titel te zoeken. Als de titel minder dan vijf seconden werd afgespeeld, wordt de vorige titel afgespeeld. Bij meer dan vijf seconden her‐ start de huidige titel. 2. Houd de knop ingedrukt om het afspelen snel terug te spoelen. 3. Laat los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd ver‐ schijnt. SEEK [ (Omhoog zoeken): 1. Druk op deze knop om de vol‐ gende titel te zoeken. 2. Houd ingedrukt om het afspelen snel door te spoelen. Laat los om de afspeelsnelheid te hervatten. De verstreken tijd verschijnt. Menu USB Druk op een van de volgende toetsen in het Menu USB: Audiospelers Door elkaar: druk hierop om de titels in willekeurige volgorde af te spelen. Druk opnieuw om willekeurige volg‐ orde te stoppen. Afspeellijsten: druk op deze toets om de opgeslagen afspeellijsten op het USB-apparaat te bekijken. Selecteer een afspeellijst om de lijst met alle muzieknummers in die afspeellijst te bekijken. Er is mogelijk een vertra‐ ging bij de weergave van de lijst. Se‐ lecteer een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te beginnen. Artiesten: druk op deze toets om de lijst met opgeslagen artiesten op het USB-apparaat te bekijken. Selecteer de naam van een artiest om een lijst met alle albums van de artiest te be‐ kijken. Er is mogelijk een vertraging bij de weergave van de lijst. Als u een muzieknummer wilt selecteren, tikt u op Alle liedjes en selecteert u een mu‐ zieknummer of tikt u op een album en selecteert u dan een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te begin‐ nen. Albums: druk op deze toets om de al‐ bums op het USB-apparaat te bekij‐ ken. Selecteer het album om een lijst met alle muzieknummers in het album te bekijken. Er is mogelijk een vertra‐ ging bij de weergave van de lijst. Se‐ lecteer een muzieknummer uit de lijst om het afspelen te beginnen. Titels liedjes: druk hierop om een lijst met alle muzieknummer op het USBapparaat te bekijken. Muzieknum‐ mers worden weergegeven als opge‐ slagen op de schijf. Er is mogelijk een vertraging bij de weergave van de lijst. Als u het afspelen wilt beginnen, selecteert u een muzieknummer uit de lijst. Genres: druk op deze toets om de genres op het USB-apparaat te bekij‐ ken. Selecteer een genre om een lijst met alle muzieknummers van dat genre te bekijken. Selecteer een mu‐ zieknummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Mappen/Afspeellijsten: druk hierop om een lijst met mappen te openen om zo toegang tot bestanden in de mappenstructuur te hebben. 53 Bestandssysteem en namen De muzieknummers, artiesten, al‐ bums en genres worden gehaald uit de ID3-tag van het bestand en wor‐ den alleen weergegeven indien ze voorkomen in de tag. Als de titel van een muzieknummer niet aanwezig is in de ID3-tag, toont de radio de be‐ standsnaam als de titel. Afspelen vanaf een iPod® Deze functie ondersteunt de vol‐ gende iPod-modellen: ■ iPod nano® (1e, 2e, 3e en 4e gene‐ ratie) ■ iPod met video (generatie 5.0 en 5.5) Video wordt niet weergegeven; alleen audio wordt ondersteund. ■ iPod classic® (6e generatie) ■ iPod touch® (1e en 2e generatie) 54 Audiospelers In de volgende gevallen kunnen er storingen tijdens de bediening en werking optreden: ■ U sluit een iPod aan waarop een nieuwere firmware-versie geïnstal‐ leerd is dan de versie die het Info‐ tainmentsysteem ondersteunt. ■ U sluit een iPod met firmware van andere leveranciers aan. Als u een iPod wilt aansluiten en be‐ dienen, sluit u een uiteinde van de standaard USB-kabel van de iPod aan op de dockconnector van de iPod. Sluit het andere uiteinde aan op de USB-poort in de middenconsole. Informatie over de muziek op de iPod verschijnt op het beeldscherm van de radio en de muziek wordt afgespeeld via het audiosysteem van het voer‐ tuig. De batterij van de iPod herlaadt auto‐ matisch wanneer het voertuig is inge‐ schakeld. Wanneer het voertuig wordt uitgeschakeld terwijl een iPod is aangesloten met de USB-kabel van de iPod, herlaadt de batterij van de iPod niet langer en schakelt de iPod automatisch uit. Als uw iPod niet wordt ondersteund, kunt u de muziek erop nog steeds be‐ luisteren door de iPod aan te sluiten op de AUX-ingang met een standaard stereokabel van 3,5 mm. Menu iPod Door elkaar: druk hierop om de titels in willekeurige volgorde af te spelen. Druk opnieuw om willekeurige volg‐ orde te stoppen. Druk op een van de volgende toetsen in het Menu iPod: Afspeellijsten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen afspeellijsten op de iPod te bekijken. 2. Selecteer de naam van een af‐ speellijst om een lijst met alle mu‐ zieknummers uit de afspeellijst te bekijken. 3. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Artiesten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen artiesten op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een artiest om een lijst met alle muzieknum‐ mers van de artiest te bekijken. 3. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Albums: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen albums op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een album om een lijst met alle muzieknum‐ mers van het album te bekijken of selecteer Alle liedjes om alle mu‐ zieknummers van de artiest te be‐ kijken. 3. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Audiospelers Titels liedjes: 1. Druk op deze toets om een lijst met alle opgeslagen muzieknum‐ mers op de iPod te bekijken. 2. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Genres: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen genres op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een genre om een lijst met artiesten van dat genre te bekijken. 3. Selecteer een artiest om albums te bekijken of Alle liedjes om alle muzieknummers van dat genre te bekijken. 4. Selecteer een album om muziek‐ nummers te bekijken. 5. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. Podcasts: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen podcasts op de iPod te be‐ kijken. 2. Selecteer de naam van een pod‐ cast om de gewenste podcast af te spelen. Componisten: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen muziekauteurs op de iPod te bekijken. 2. Selecteer de naam van een mu‐ ziekauteur om een lijst met alle muzieknummers van die muziek‐ auteur te bekijken. 3. Selecteer het gewenste muziek‐ nummer uit de lijst om het afspe‐ len te beginnen. 55 Luisterboek: 1. Druk op deze toets om de opge‐ slagen audioboeken op de iPod te bekijken. 2. Selecteer de naam van een audi‐ oboek om een lijst met alle audio‐ boeken te bekijken. 3. Selecteer het gewenste audio‐ boek uit de lijst om het afspelen te beginnen. Afspelen vanaf een iPhone® Deze functie ondersteunt het vol‐ gende iPhone-model: iPhone (3G - 3GS) Als u de iPhone wilt gebruiken, volgt u dezelfde instructies als eerder ver‐ meld bij het gebruik van een iPod. 56 Navigatie Navigatie Gebruik ........................................ 56 Kaarten ........................................ 60 Symbolenoverzicht ...................... 64 Bestemming ................................. 68 Menu Configuratie ....................... 78 Globaal Positioning System (gps) ............................................. 80 Voertuiglokalisatie ........................ 80 Problemen met routebegeleiding .......................... 81 Onderhoud aan het navigatiesysteem ......................... 81 Navigatie-cd's/-dvd's aanschaffen ................................. 81 Uitleg bij databasedekking ........... 82 Gebruik Gebruik de knoppen van het naviga‐ tiesysteem en de beschikbare toet‐ sen op het navigatiescherm om het systeem te bedienen. Overzicht be‐ dieningselementen 3 4. Diverse functies zijn uitgeschakeld wanneer het voertuig beweegt. Infotainmentbedieningsknop‐ pen De knoppen op de console worden gebruikt om de voornaamste functies te starten terwijl u het infotainment‐ systeem gebruikt. Overzicht bedie‐ ningselementen 3 4. TUNE/MENU: draai deze knop om een functie te markeren. Druk op de knop om de gemarkeerde functie te activeren. 9 BACK: druk op deze knop om terug te gaan naar het vorige scherm in een menu. De knop 9 BACK werkt niet in de voornaamste schermen, zoals de kaart-, audio, blad- of klimaatscher‐ men. CONFIG (Configureren): druk op deze knop om functies voor de radio, de navigatie, het beeldscherm, de te‐ lefoon, het voertuig en de tijd aan te passen. Menu Configuratie 3 78. TP (Verkeersinformatie): druk op deze knop om radiozenders met een verkeersinformatieservice te ontvan‐ gen. VOL/m (Volume/Aan/uit): druk op deze knop om het systeem in en uit te schakelen. Draai deze knop om het volume voor de audio, stembegelei‐ ding en stemherkenning aan te pas‐ sen. DEST (Bestemming): druk op deze knop om een route te plannen met behulp van het menu Bestemming invoeren. Als de routebegeleiding ac‐ tief is, drukt u op de knop om het menu Route te openen. Bestemming 3 68. NAV (Navigatie): druk op de knop om de huidige positie van het voertuig op het kaartscherm te bekijken. Blijf drukken om te schakelen tussen de volledige kaart- en gedeelde weer‐ gave. Kaartweergave toont het Navigatie scherm in volledige weergave terwijl Gedeeld scherm zowel de kaart als audio-informatie toont. RPT (Navigatie herhalen): druk op deze knop om de laatste prompt van de gesproken begeleiding te herha‐ len. Toetsen van touchscreen De toetsen van het touchscreen be‐ vinden zich op het scherm en zijn ge‐ accentueerd wanneer een functie be‐ schikbaar is. Sommige toetsen zijn geaccentueerd wanneer ze actief zijn en worden grijs weergegeven wan‐ neer ze inactief zijn. Alfanumeriek toetsenbord Letters van het alfabet, symbolen, in‐ terpunctie en cijfers worden, wanneer beschikbaar, weergegeven op het na‐ vigatiescherm als een alfa of nume‐ riek toetsenbord. Het alfatoetsenbord verschijnt wanneer gegevens moeten worden ingevoerd. Alle tekens zijn toetsen op het touch‐ screen. Tik op een toets om er een te selecteren. À-Ý (Alfabet met accenten): voor de selectie van letters met accenten. A-Z (Alfabet): voor de selectie van let‐ ters uit het alfabet. Symbolen: voor de selectie van sym‐ bolen. T (Spatie): voor de invoer van een spatie tussen tekens of de woorden van een naam. k (Backspace): voor de verwijdering van een onjuist teken dat werd gese‐ lecteerd. Om de selectie van namen te vereen‐ voudigen, markeert het systeem al‐ leen tekens die beschikbaar zijn na het eerder ingevoerde teken. Als geen naam verschijnt na de in‐ voer, probeert u deze anders in te voeren. De kaartendatabase bevat mogelijk niet alle informatie. 57 Navigatie-instellingen Het scherm van het Config.menu geeft u toegang tot de instellingen van het navigatiesysteem. Openen: 1. Druk op de knop CONFIG om het Config.menu weer te geven. 2. Draai de knop TUNE/MENU om te scrollen door de beschikbare con‐ figuratieopties. Druk op de knop TUNE/MENU of druk op de toets Nav om andere opties van deze functie weer te geven. 58 Navigatie 3. Selecteer de navigatie-instelling die u wilt wijzigen. Gesproken prompt Met dit menu kunt u de spraakfuncties wijzigen. Als het volume wordt veranderd naar het laagste niveau, neemt het stan‐ daard een minimumwaarde aan zo‐ dat de pieptoon van de stemherken‐ ning nog steeds hoorbaar is. De beschikbare toetsen van het touchscreen zijn: Stemvolume: pas het stemvolume voor prompts van de begeleiding en stemherkenning aan door op de toet‐ sen - of + te drukken of de knop VOL/ m van het infotainmentsysteem te draaien. Druk op de toets Volumetest om een voorbeeld van het geselecteerde geluidsniveau te horen. Spraakbegeleiding: druk op deze toets om de gesproken routebegelei‐ ding in of uit te schakelen. Een vinkje geeft een ingeschakelde toestand aan. Feedback spraakherkenning: druk op deze toets om de feedback bij stem‐ herkenning in of uit te schakelen. Een vinkje geeft een ingeschakelde toe‐ stand aan. Gesproken aanwijzing verkeer: druk op deze toets om gesproken TMCberichten in of uit te schakelen. Als de gesproken prompts zijn ingeschakeld en een Melding van naderende ver‐ keersgebeurtenissen verschijnt, wordt de gerelateerde gesproken prompt voorzien. Een vinkje geeft een ingeschakelde toestand aan. Routevoorkeuren Druk op de toets Routevoorkeuren om de route-opties te wijzigen wan‐ neer een route wordt berekend. Navigatie TMC-opties Snelweg verwijderen: snelwegen worden vermeden. Tolweg vermijden: tolwegen worden vermeden. Veerboot vermijden: veerboten wor‐ den vermeden. Mijden wegen met tijds/seizoensbe‐ perking: tijds- en seizoensgebonden wegen worden vermeden. Tunnels vermijden: tunnels worden vermeden. Autotrein vermijden: autoslaaptrei‐ nen worden vermeden. 59 Waarschuwing bij betere route: druk op deze toets om begeleiding die ac‐ tief wijzigt of ontwikkelt in of uit te schakelen. Melding van naderende verkeersge‐ beurtenissen: druk op deze toets om waarschuwingen voor naderende verkeersgebeurtenissen in of uit te schakelen. TMC: druk op deze toets om de ver‐ keersbegeleiding in of uit te schake‐ len. Pictogrammen voor verkeer weergeven: druk op deze toets om gewenste pictogrammen tijdens ver‐ keersgebeurtenissen te tonen en in of uit te schakelen. Zender met verkeersinformatie: druk op deze toets om TMC-zenders te to‐ nen die automatische of handmatige zoekopdrachten naar TMC-zenders toestaan. Druk op Auto om het auto‐ matisch zoeken in- of uit te schake‐ len. Druk op Handmatig voor het handmatig zoeken en selecteren van stations die verkeersinformatie uit‐ zenden. 60 Navigatie Trajectpunten Druk op de toets Trajectpunten om de registratie en weergave van de afge‐ legde weg in en uit te schakelen of te verwijderen. Wanneer deze optie is geselecteerd, verschijnen 3D-oriëntatiepunten op de kaart. Kaarten Dit hoofdstuk bevat basisinformatie over de kaartendatabase. Tracectpunten weergeven: wanneer deze optie actief is, wordt de afge‐ legde weg weergegeven. Trajectpunten opslaan: wanneer deze optie actief is, wordt de afge‐ legde weg geregistreerd. Trajectpunten verwijderen: de gere‐ gistreerde weg wordt verwijderd. Kaartinformatie Hiermee ziet u de versie van de kaar‐ tendatabase. Druk op de toets Dekking om het grootste gedekte stedelijke gebied te bekijken. Laag brandstofpeil Wanneer u deze optie selecteert, ver‐ schijnt een pop-upvenster met tank‐ stations op de kaart of met een lijst met de vijf dichtste tankstations. Modus Off-road Wanneer u deze optie selecteert, is de terreinfunctie ingeschakeld. Wan‐ neer de terreinmodus is ingescha‐ keld, toont het navigatiesysteem de afgelegde weg door het voertuig wan‐ neer u zich niet op een aangeduide weg bevindt. 3D-punt weergeven Dekking van kaarten De navigatiekaarten zijn op de harde schijf opgeslagen. Voor meer informatie over de map‐ dekking raadpleegt u Uitleg bij data‐ basedekking 3 82. Copyrightinformatie over kaartenschijf © 2011 DENSO CORPORATION © 1993-2011 NAVTEQ © Bundesamt für Eich-und Vermes‐ sungswesen bron: Géoroute® IGN France & BD Carto® IGN France Die Grundlagendaten wurden mit Ge‐ nehmigung der zuständigen Behör‐ den entnommen. Navigatie © Gebaseerd op Crown Copyrightmateriaal La Banca Dati Italiana è stata pro‐ dotta usando quale riferimento anche cartografia numerica ed al tratto pro‐ dotta e fornita dalla Regione To‐ scana. Copyright © 2000; Norwegian Map‐ ping Authority bron: IgeoE - Portugal Información geográfica propiedad del CNIG Gebaseerd op elektronische gege‐ vens © National Land Survey Swe‐ den Topografische Grundlage: © Bundes‐ amt für Landestopographie Alle rechten voorbehouden. Bijwerken van kaarten voorbereiden BELANGRIJK De dvd's voor het bijwerken van kaar‐ ten in dit pakket kunnen alleen wor‐ den gebruikt voor uw specifiek navi‐ gatiesysteem. Gebruik deze schijven niet om andere navigatiesystemen bij te werken. Afbeeldingen in het pakket kunnen enigszins verschillen van wat u ziet op het navigatiesysteem. Volg de stapsgewijze instructies in deze handleiding om uw kaartgegevens bij te werken. 61 updateproces, hervat de update vanaf de laatste positie zodra het voertuig terug wordt ingeschakeld. Kaartgegevens bijwerken 1. Schakel de motor van het voertuig in. 2. Wacht totdat de beginanimatie is gedaan. OPGELET Werp de dvd niet handmatig uit voor‐ dat de kaartupdate is voltooid. Als u de schijf uitwerpt voordat de update is voltooid, moet u mogelijk de update van de kaartgegevens vanaf de eer‐ ste stap herstarten. OPMERKINGEN U hebt een sleutel nodig om de kaart‐ gegevens bij te werken. Raadpleeg de meegeleverde documentatie bij dit kaartenpakket. Tijdens de update kunt u geen func‐ ties zoals HDD-audio, USB/iPod®-au‐ dio, Navigatie, Timeshift van AM/FM en stemherkenning gebruiken. Als de motor wordt uitgeschakeld tijdens het 3. Plaats Schijf 1 in de schijfsleuf. Het bericht "Nieuwe kaartgegevens controleren... " verschijnt. 62 Navigatie 4. Na ongeveer 30 seconden tot 3 minuten wordt u gevraagd of u de kaartupdate wilt starten. Druk op de toets Ja. 5. Voer de sleutel voor de kaartup‐ date in en druk op de toets Ok. 6. Het scherm Starting Update ver‐ schijnt. 7. Het beeldscherm toont nu een scherm met de melding Kaart wordt bijgewerkt.... De update duurt ongeveer 80 minuten. 8. Nadat de update via Schijf 1 is voltooid, wordt de schijf automa‐ tisch uitgeworpen. Verwijder deze snel. 9. Plaats Schijf 2 in de schijfsleuf. 10. Na ongeveer 30 seconden tot 3 minuten toont het beeldscherm Kaart wordt bijgewerkt.... Navigatie 11. Nadat de update via Schijf 2 is voltooid, wordt de schijf automa‐ tisch uitgeworpen. Verwijder deze snel. 12. Het scherm Map update completed verschijnt. Druk op de toets Ok om het systeem opnieuw op te starten en de nieuwe kaart‐ gegevens te activeren. 13. Bevestig dat de beginanimatie wordt weergegeven. Dvd met kaarten hanteren ■ Hanteer de schijf heel voorzichtig om vervuiling of beschadiging te vermijden. Anders worden de sig‐ nalen mogelijk niet correct gelezen. ■ Gebruik een zachte doek als de schijf vuil raakt en veeg deze voor‐ zichtig vanaf het midden van de schijf naar de buitenkant af. Ge‐ bruik geen reinigings- of oplosmid‐ delen. ■ Gebruik de schijf niet als steun ter‐ wijl u schrijft of tekent met een schrijfmiddel, noch bevestig etiket‐ ten aan de zijden van de schijf. ■ Bewaar de schijf niet in recht‐ streeks zonlicht, hoge temperatu‐ ren of vochtigheid. ■ Plaats de schijf terug in het origi‐ nele hoesje na gebruik. Aanpassingen aan kaarten U kunt de schaal van de kaarteergave aanpassen. 63 Schaal van kaarten U kunt de schaal van de kaarten op twee manieren wijzigen: 1. Draai de knop TUNE/MENU rechtsom of linksom om uit en in te zoomen. 2. Druk op de schaalknop op de Kaart links onder in het kaart‐ scherm om het zoomniveau te wij‐ zigen. De schaalbalk op de kaart wordt inactief als het zoomniveau bin‐ nen enkele seconden niet wordt gewijzigd. De schaal heeft een bereik van 50 m tot 400 km. Als u het Engelse stelsel wilt veranderen naar het metrieke 64 Navigatie stelsel, raadpleegt u "Driver Informa‐ tion Centre (DIC)" in de inhoudsop‐ gave van de handleiding van uw voer‐ tuig. Scrolfuncties ■ Als u wilt scrollen in de kaart, drukt u ergens op het kaartscherm en het scrolsymbool verschijnt. ■ Tik op de kaart om die locatie op het scherm in het midden te plaatsen. ■ Houd een vinger in een richting bui‐ ten het scrolsymbool en de kaart blijft scrollen in die richting totdat u uw vinger weghaalt. ■ De scrolsnelheid neemt toe wan‐ neer u dichter bij de rand het scherm drukt. ■ Druk op NAV om het scrollen in de kaart te stoppen en terug te gaan naar de huidige locatie van het voertuig op de kaart. ■ Tijdens het scrollen in de kaart kan dit symbool de afstand tot het dra‐ denkruis tonen. Symbolenoverzicht Navigatiesymbolen Hierna vindt u veelvoorkomende symbolen die op een kaartscherm verschijnen. Het voertuigsymbool geeft de huidige positie en de richting van het voertuig op de kaart aan. Voorbeeld: dit toont dat de kaart 160 m is gescrold vanaf de huidige positie van het voertuig. Het bestemmingssymbool duidt de eindbestemming na de planning van een route aan. Navigatie 65 Druk op dit schermsymbool om te ver‐ anderen naar de 3D-modus. Het 3D-symbool is gelijk aan het sym‐ bool voor Richting boven, maar de kaart wordt in 3D weergegeven. Het viapuntsymbool duidt een inge‐ steld viapunt aan en is genummerd volgens het aantal ingestelde punten. Een viapunt is een tussenstop die aan de geplande route is toegevoegd. Als viapunten zijn toegevoegd aan de huidige route, toont elk viapunt de ge‐ schatte tijd en afstand tot de bestem‐ ming. Dit symbool geeft aan dat de kaart‐ weergave is ingesteld op Noorden boven: bij Noorden boven bevindt het noorden zich altijd bovenaan het scherm, ongeacht de richting waarin het voertuig zich begeeft. Selecteer dit symbool om de weergave te ver‐ anderen naar Richting boven of 3D. Dit symbool geeft aan dat de kaart‐ weergave is ingesteld op Richting bo‐ ven. De weergave Richting boven toont de richting waarin het voertuig zich be‐ geeft bovenaan het kaartscherm. De driehoek met schaduw geeft het noor‐ den aan. Het symbool Geen GPS verschijnt wanneer er geen GPS (Global Posi‐ tioning System)-signaal wordt ont‐ vangen. 66 Navigatie Het bovenste symbool geeft aan dat de informatie rechts op de kaart kan worden weergegeven. Het onderste symbool geeft aan dat de informatie kan worden verborgen om de volle‐ dige kaart weer te geven. Dringende manoeuvre Een dringende manoeuvre verschijnt wanneer de volgende manoeuvre 0,8 km of minder is verwijderd op een normale weg of 1,5 km is verwijderd op een snelweg. Niet-dringende manoeuvre Er is sprake van een niet-dringende manoeuvre wanneer uw afstand tot de volgende manoeuvre groter is dan 0,8 km wanneer u rijdt op een nor‐ male weg of groter is dan 1,5 km wan‐ neer u rijdt op een snelweg. Dit wordt aangegeven met een kleine pijl rechts boven in het scherm. Opties van kaartscherm Dit symbool geeft aan dat een menu beschikbaar is dat links in het scherm kan worden weergegeven. Druk op dit symbool of op de knop TUNE/ MENU om het schermmenu te ope‐ nen. Tijdens het afleggen van de route zijn diverse opties beschikbaar terwijl u de kaart bekijkt. Dit menu openen: Rijden op een snelweg Een route afleggen Wanneer u een route aflegt, ver‐ schijnt de volgende manoeuvre op de kaart. Deze manoeuvre kan een drin‐ gende of niet-dringende manoeuvre zijn. Druk op de knop TUNE/MENU om het menu links weer te geven. Rijden op een normale weg Navigatie Raadpleeg "Kaartrichting" onder Be‐ stemming 3 68 om te leren hoe u de kaartweergave verandert naar Noor‐ den boven, Richting boven of 3Dweergave. vanaf de huidige positie van het voer‐ tuig tot een van de ingestelde viapun‐ ten of de eindbestemming weer te ge‐ ven. Opslaan: druk op de toets om een specifieke locatie in het adresboek op te slaan. Weergeven POI: druk op de toets om POI-informatie in de buurt van en op de route te bekijken. Wanneer dit symbool is geselecteerd, verschijnen de resterende afstand en tijd vanaf de huidige positie van het voertuig tot het eerste viapunt. Er zijn verschillende voorkeuzeopties onder in het scherm. Dit menu verschijnt als het symbool en de viapunten zijn ingevoerd. Se‐ lecteer de hoofdweergave van de kaart om de resterende afstand en tijd 67 Bewerk: druk op de toets om een lijst met POI-pictogrammen weer te ge‐ ven. 1. Selecteer het POI-pictogram dat u wilt bewerken. Het POI-pictogram wordt vervangen door een ander pictogram geselecteerd uit het volgende menu. 68 Navigatie 2. Selecteer het nieuwe POI-picto‐ gram. 3. Het nieuwe pictogram bevindt zich in het menu Pictogrammen POI's weergeven. Lijst: toont alle beschikbare POI's. Wissen: wist alle geselecteerde POI's. Dichtbij: toont tot wel 200 van de ge‐ selecteerde POI's binnen een straal van 32 km van de huidige positie van het voertuig. De POI's kunnen op af‐ stand, pictogram of type worden ge‐ sorteerd. Verbergen: druk op de toets om de POI's te verbergen op de kaart. Voor de weergave ervan gaat u naar het menu Kaart en drukt u achtereenvol‐ gens op het menu Pictogrammen POI's weergeven en de optie Weergeven. Raadpleeg "Opties van kaartscherm" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over de weer‐ gave van POI's. den geselecteerd om een route te plannen door bestemmingen in te voeren. Druk op deze knop om de volledige weergave van de kaart te veranderen naar een gedeelde weergave met de kaart en informatie over de afslag. Verkeer: druk op de toets om ver‐ keersinformatie en -gebeurtenissen in de buurt van de geplande route te voorzien. Volledige route: druk op de toets om opties voor de volledige route te kie‐ zen. Annuleer tracé: druk op de toets om de begeleiding voor de huidige route te annuleren. Bestemming Wanneer de bestemming niet is inge‐ steld, drukt u op de knop DEST om het scherm Bestemming invoeren te openen. Diverse opties kunnen wor‐ Adresinvoer Stel een route in door de naam van het land, de stad, de straat en het huisnummer in te voeren. Country: voer de naam van een land in. Plaats: voer de naam van een stad in. Straatnaam:: voer de naam van een straat in. Huisnummer: voer een geldig adres‐ nummer in. Dwarsstraat: voer de naam van een straat in die kruist met de geselec‐ teerde straat. Navigatie Een vinkje verschijnt rechts wanneer het veld is geselecteerd en de be‐ stemming kan worden ingevoerd. Na‐ dat de invoer is voltooid, gaat het vinkje naar het volgende item. 5. De stadsnaam eerst invoeren: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Voer, indien nodig, de naam van het land in. Het laatste land wor‐ den automatisch opnieuw opge‐ roepen. 3. Voer de naam de stad in. Het veld Stad wordt automatisch geselec‐ teerd. 4. Straatnaam invoeren: Dit veld wordt automatisch geselecteerd. Voer geen richtingsinformatie of straattype in. Gebruik de toets 6. 7. 8. Spatie T tussen straat- en stads‐ namen. Gebruik de toets Back‐ space _ om een onjuist ingevoerd teken te verwijderen. Een lijst verschijnt indien vier of minder namen beschikbaar zijn. Bij meer dan vier resultaten wordt het aantal overeenkomsten met de beschikbare straten weerge‐ geven. Druk op de toets Lijst op het scherm om de lijst te bekijken en de straat te selecteren. Huisnummer invoeren: Dit veld wordt automatisch geselecteerd. Druk op de toets Ok. Het scherm met adresinformatie toont het in‐ gevoerde adres. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. De gekozen routevoorkeur wordt ge‐ 69 markeerd. Zie "Adres en POI in‐ voeren en voorkeuzebestemmin‐ gen opslaan" onder Gebruik 3 11. 9. Druk op de toets Start en de route wordt berekend. De straatnaam eerst invoeren: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Voer, indien nodig, de naam van het land in. De naam van het land wordt automatisch opnieuw opge‐ roepen. 3. Selecteer het veld van de straat‐ naam. Straatnaam invoeren. Voer geen richtingsinformatie of straat‐ type in. Gebruik de toets Spatie tussen straat- en stadsnamen. Gebruik de toets Backspace k om een onjuist teken te verwijde‐ ren. Een lijst verschijnt indien vier of minder namen beschikbaar zijn. Bij meer dan vier resultaten wordt het aantal overeenkomsten met de beschikbare straten weerge‐ geven. Druk op de toets Lijst op het scherm om de lijst te bekijken en de straat te selecteren. 70 Navigatie 4. Selecteer de stad uit de lijst of voer de stadsnaam in. 5. Huisnummer invoeren: Dit veld wordt automatisch geselecteerd. 6. Druk op de toets Ok. 7. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. 8. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. De gekozen routevoorkeur wordt ge‐ markeerd. Zie "Adres en POI in‐ voeren en voorkeuzebestemmin‐ gen opslaan" onder Gebruik 3 11. 9. Druk op de toets Start en de route wordt berekend. POI Via de POI-bestemming kunt u een bestemming kiezen door de naam van een POI of een stad op te geven of door uit de POI-lijst te selecteren. Invoer van POI-naam/telefoonnum‐ mer: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Selecteer POI. 3. Voer de naam in of kies het tele‐ foonnummer. Een lijst verschijnt indien vier of minder namen beschikbaar zijn. Bij meer dan vier resultaten wordt het aantal overeenkomsten met de beschikbare POI-namen weer‐ gegeven. Druk op de toets Lijst om de lijst te bekijken. 4. Selecteer de POI-naam uit de lijst. 5. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. 6. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. 7. Druk op de toets Start en start de route. POI invoeren via stadsnaam: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Selecteer POI. 3. Druk op de toets Bladeren. 4. Druk op de toets Plaats wijzigen. 5. Voer de nieuwe staat en stad in. 6. Selecteer achtereenvolgens een categorie en een subcategorie. De beschikbare POI-namen ver‐ schijnen. 7. Selecteer de POI-naam. 8. Als het POI juist is, drukt u op de toets Start. De route wordt bere‐ kend. 9. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. 10. Druk op de toets Start en start de route. Navigatie Kiezen uit een POI-categorie 1. Druk op de DEST-toets. 2. Selecteer POI. 3. Druk op de toets Bladeren. 4. Selecteer achtereenvolgens een categorie en een subcategorie. De beschikbare POI-namen ver‐ schijnen. 5. Selecteer de POI-naam. 6. Als het POI juist is, drukt u op de toets Start. De route wordt bere‐ kend. 7. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. 8. Druk op de toets Start en start de route. Vorige bestemmingen Selecteer een bestemming uit een lijst met vorige bestemmingen. Tot wel 15 eerder ingevoerde punten kunnen opnieuw worden opgeroe‐ pen. Als de lijst vol is, worden de oud‐ ste bestemmingen automatisch ver‐ wijderd zodra de nieuwste bestem‐ mingen zijn toegevoegd. 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op Vorige bestemmingen. Een lijst toont de vorige bestem‐ mingen. 3. Selecteer de gewenste bestem‐ ming. 4. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. 5. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie "Adres en POI invoeren en voor‐ keuzebestemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 6. Druk op de toets Start en start de route. 71 Adresboek Kies een bestemming door een adres te selecteren dat is opgeslagen in het adresboek. 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op Adresboek. Een lijst toont de gegevens uit het adresboek. 3. Selecteer de bestemming uit de lijst. 4. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. 72 Navigatie 5. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie "Adres en POI invoeren en voor‐ keuzebestemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 6. Druk op de toets Start en start de route. Selecteren op kaart Selecteer een bestemming door in de kaart te scrollen. 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Selecteren op kaart. Een scherm met een kaart en een scrolsymbool verschijnt. 3. Druk op pijlen In-/uitzoomen op het scherm en druk op de kaart om de te selecteren bestemming te lokaliseren. Houd een vinger op de kaart om snel scrollen te acti‐ veren. 4. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. 5. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie "Adres en POI invoeren en voor‐ keuzebestemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 6. Druk op de toets Start en start de route. Breedte-/ lengtegraadcoördinaten Kies een bestemming op basis van lengte- en breedtecoördinaten. 3. Voer de coördinaten voor de be‐ stemming in graden, minuten en seconden in. 4. Druk op Start op het bevestigings‐ scherm als de informatie juist is. De route wordt berekend. 5. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie "Adres en POI invoeren en voor‐ keuzebestemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 6. Druk op de toets Start en start de route. Voorkeuzebestemming Voer de locatie in als coördinaten voor de geografische lengte en breedte. 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Breedte-/ lengtegraad. Stel een bestemming in door één van de zes eerder opgeslagen bestem‐ mingen te selecteren. Als een be‐ stemming niet is ingesteld voor één van de toetsen, doven de toetsen en zijn ze niet beschikbaar. Zie "Adres en POI invoeren en voorkeuzebe‐ stemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 1. Druk op de DEST-toets. Navigatie 2. Selecteer één van de beschikbare toetsen voor Preset Destination. De toetsen werden opgeslagen onder de gekozen naam. De route wordt berekend. 3. Selecteer de route bij voorkeur: Snelste, Kortste of Eenvoudig. Zie "Adres en POI invoeren en voor‐ keuzebestemmingen opslaan" onder Gebruik 3 11. 4. Druk op de toets Start en start de route. Aan de slag met de route Diverse functies kunnen worden uit‐ gevoerd nadat een bestemming is in‐ gevoerd. Druk op de toets DEST om het scherm Menuopties te openen. Annuleer tracé Druk in het scherm Menuopties op Annuleer tracé om de huidige route te annuleren. Druk op Ja op het beves‐ tigingsscherm om de route te annule‐ ren of op Nee om de begeleiding ver‐ der te zetten. Gesproken prompt Selecteer Stemvolume om het vo‐ lume van gesproken prompts en stemherkenning te wijzigen. Selecteer de toetsen Spraakbegelei‐ ding, Feedback spraakherkenning of Gesproken aanwijzing verkeer om gesproken prompts in of uit te scha‐ kelen voor elke categorie. Zie "Navi‐ gatie-instellingen" onder Gebruik 3 56. Omleiding Terwijl u rijdt op gewone wegen, se‐ lecteert u een omleiding voor de hui‐ dige route door eerst het scherm Route te selecteren en dan een om‐ leiding van 1, 8 of 16 km te kiezen. Terwijl u rijdt op de snelweg, kiest u een omleiding van 8, 24 of 40 km. Se‐ lecteer Volledige route voor een om‐ 73 leiding van de volledige route. Dit is alleen beschikbaar terwijl u een route aflegt. Lijst met afslagen Als u de lijst met manoeuvres van de volledige route wilt bekijken, selec‐ teert u Lijst met afslagen in het scherm Menuopties. Viapunten 74 Navigatie Tot wel drie viapunten kunnen tussen het startpunt en de eindbestemming worden toegevoegd aan de huidige route. De viapunten kunnen worden bewerkt of verwijderd. Een viapunt toevoegen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Routepunt toevoegen. Deze knop is alleen beschikbaar als de route is bere‐ kend. 3. Voer het viapunt in met een van de methoden om een bestem‐ ming toe te voegen. Bestemming 3 68. Het systeem berekent en accentueert de route, waarna de route kan worden gestart. 4. Als u meer viapunten wilt toevoe‐ gen, drukt u op de knop DEST. Druk op de toets Routepunt toevoegen om het viapunt in de gewenste volgorde toe te voegen aan de route. Het systeem bere‐ kent en accentueert de route, waarna de route kan worden ge‐ start. Een viapunt verwijderen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Routepunt verwijderen. 3. Selecteer het viapunt dat u wilt verwijderen door het scherm aan te raken. 4. Een bevestigingsbericht ver‐ schijnt. Druk op de toets Ja om het viapunt te verwijderen; druk op Nee als u deze handeling wilt an‐ nuleren. Het systeem berekent en accentueert de route, waarna de route kan worden gestart. Routevoorvertoning Bekijk een voorvertoning van de ge‐ hele route in beide richtingen. U V (Achteruit of vooruit springen): ■ Druk op de pijl om achteruit te gaan als u naar het startpunt wilt gaan. ■ Druk op de pijl om vooruit te gaan als u naar de eindbestemming wilt gaan. S (Achteruit of vooruit scrollen): ■ Druk op de pijl om snel achteruit te scrollen als u naar het startpunt wilt gaan. ■ Druk op de pijl om snel vooruit te scrollen als u naar de eindbestem‐ ming wilt gaan. Deze knoppen ver‐ schijnen zodra u de toetsen voor het achteruit/vooruit scrollen hebt geselecteerd. <> (Achteruit of vooruit scrollen): ■ Druk op de pijl om achteruit te scrol‐ len als u naar het startpunt wilt gaan. ■ Druk op de pijl om vooruit te scrol‐ len als u naar de eindbestemming wilt gaan. / (Pauzeren): pauzeert de voorverto‐ ning van de route tijdens het snel of normaal achteruit of vooruit scrollen. Navigatie Routebegeleiding onderbreken / Routebegeleiding hervatten Druk op de toets Routebegeleiding onderbreken/Routebegeleiding hervatten om de begeleiding van de huidige route te onderbreken of te hervatten. Vorige bestemmingen verwijderen Alle vorige bestemmingen verwijde‐ ren uit het systeem: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Vorige bestemmingen. 3. Druk op de toets Alles wissen. 4. Druk op Ok voor de handeling Alle vorige bestemmingen wissen? of druk op de toets Annuleren om deze handeling te annuleren. Adresboek Opties voor opslaan in het Adresboek: ■ Scrolling on Map of Selecteren op kaart in het Dest Menu: Scrol naar de locatie. Druk op de knop TUNE/ MENU op de console. Een menu verschijnt links in het scherm. Druk op de toets Opslaan en de locatie wordt opgeslagen. ■ Adres invoeren: voer een bestem‐ ming in via het menu Adres invoeren. Druk op de toets Start. De toets Opslaan verschijnt onder in het scherm. Druk op de toets Opslaan om deze locatie op te slaan in het adresboek. ■ POI Menu: selecteer een POI. Druk op Opslaan onder in het informatie‐ scherm. ■ Vorige bestemmingen: selecteer in het menu Vorige bestemmingen de bestemming die u wilt opslaan. Druk op Opslaan onder in het infor‐ matiescherm. Het kaartpictogram van een adres‐ boekgegeven wijzigen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. Een lijst toont de gegevens uit het adresboek. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt wijzigen. 75 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 5. Pictogram wijzigen indrukken. 6. Selecteer een pictogram uit de lijst. 7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐ gingen op te slaan. De naam van een adresboek bewer‐ ken: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. Een lijst toont de gegevens uit het adresboek. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt wijzigen. 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 76 Navigatie 5. Druk op de optie Naam wijzigen. 6. Gebruik het alfatoetsenbord om de naam in te voeren. 7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐ gingen op te slaan. Het telefoonnummer van een adres‐ boekgegeven wijzigen of er een toe‐ voegen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. Een lijst met adresboekgegevens ver‐ schijnt. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt wijzigen. 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 5. Druk op de optie Telefoonnummer wijzigen. 6. Gebruik het numerieke toetsen‐ bord om het telefoonnummer in te voeren of te wijzigen. 7. Druk op de toets Ok om de wijzi‐ gingen op te slaan. Een spraaklabel toevoegen aan een adresboekgegeven: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. Een lijst toont de gegevens uit het adresboek. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt wijzigen. 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 5. Druk op de toets Spraaklabel toevoegen. 6. Spreek de naam in na de pieptoon en binnen vier seconden. De naam wordt herhaald. Een adresboekgegeven verwijderen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. Een lijst toont de gegevens uit het adresboek. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt verwijderen. 4. Druk op de toets Invoer verwijderen. Een bevestigingsbe‐ richt verschijnt. Een voorkeuzebestemming toevoe‐ gen vanaf het adresboek: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Adresboek. 3. Selecteer het gegeven uit het adresboek dat u wilt toevoegen als een voorkeuze. Het scherm Adresgegevens verschijnt. 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 5. Houd één van de zes toetsen on‐ der in het scherm ingedrukt totdat de tekst in de knop wijzigt. 6. De naam verschijnt in die toets met de voorkeuzebestemming en kan worden geselecteerd via de toets Bestemming invoeren. Favoriete route 1. Na de planning van de route drukt u op de knop NAV totdat de volle‐ dige kaart wordt weergegeven. 2. Druk de toets TUNE/MENU in. Een menu verschijnt. Navigatie 3. Scroll omlaag en selecteer Volledige route. De volledige kaart met de route wordt weerge‐ geven. 4. Druk op de toets Add Route. De route wordt als een favoriet opge‐ slagen. De routenaam wijzigen, een spraak‐ label toevoegen of een favoriete route verwijderen: 1. Druk op de DEST-toets. 2. Druk op de toets Favoriete route. 3. Selecteer de route. 4. Druk op Bewerk onder in het scherm. 5. Kies uit: Routenaam wijzigen, Spraaklabel toevoegen of Favoriete route verwijderen. De routenaam wijzigen: 1. Selecteer Routenaam wijzigen. 2. Voer de naam in met het toetsen‐ blok. 3. Selecteer de Favoriete route die u wilt bewerken. 4. Druk op de toets Ok. De nieuwe naam verschijnt in het menu Favoriete route. Een spraaklabel toevoegen: 1. Druk op de toets Spraaklabel toevoegen. 2. Spreek de naam binnen vier se‐ conden na de pieptoon in. De naam wordt herhaald. Een favoriete route verwijderen: 1. Druk op Favoriete route verwijderen. Het bevestigings‐ scherm verschijnt. 2. Druk op de toets Ja om de route te verwijderen en op Nee om de verwijdering van de route te an‐ nuleren. 77 Menu-toets Diverse instellingen van het naviga‐ tiesysteem zijn beschikbaar via de toets Menu. Sommige opties zijn al‐ leen beschikbaar nadat een route is gepland. 1. Druk op de knop NAV om het scherm Kaart te bekijken. 2. Druk op de toets Menu of op de knop TUNE/MENU op de con‐ sole. Kaartoriëntatie 78 Navigatie Druk op de toets om de weergave te veranderen naar Noorden boven, Richting boven of 3D-modus. Symbo‐ lenoverzicht 3 64. TMC: druk hierop om het scherm TMC te bekijken. Menu Configuratie 3 78. Opslaan: druk op de toets om een lo‐ catie in het adresboek op te slaan. Weergeven POI: druk op de toets om POI-pictogrammen op de kaart weer te geven. Kies uit een lijst met zes voorgeprogrammeerde POI-subcate‐ gorieën. Scrol door een lijst met cate‐ gorieën of kies opties in de buurt en op de route. Druk op deze toets om het begelei‐ dingsvenster te minimaliseren en het kaartvenster te maximaliseren. Volledige route: druk op de toets om de volledige route vanaf het startpunt tot de bestemming op de kaart te be‐ kijken. Annuleer tracé: druk op deze toets om de huidige route te stoppen. Menu Configuratie Pas functies en voorkeuren aan via het Config.menu. Het laatst geselec‐ teerde menuscherm verschijnt. Pas functies aan voor Geluidsinstellin‐ gen, Radio, Nav (navigatie), Scherm of Tijdinstelling. Radio Druk op de knop CONFIG om de Menu-opties te openen. Draai de knop TUNE/MENU om te scrollen door de beschikbare menuopties. Druk op de knop TUNE/MENU of druk op Radio om de radio-instellingen te tonen. Gebruik deze functie om wijzi‐ gingen toe te brengen, zoals voorkeu‐ zepagina's, Snelheidsafhankelijk volume en Opties audiosignaal. Nav (navigatie) Druk op de knop CONFIG om de Menu-opties te openen. Draai de knop TUNE/MENU om te scrollen door de beschikbare menuopties. Druk achtereenvolgens op de knop TUNE/MENU en de toets Nav. Navigatie Scherm Druk op de knop CONFIG om de me‐ nuopties te openen. Draai de knop TUNE/MENU om te scrollen door de beschikbare configu‐ ratieopties. Druk op de knop TUNE/ MENU of druk op de toets Scherm om de andere opties van deze functie weer te geven. Beeldschermopties Als u de algemene helderheid van het beeldscherm wilt wijzigen, gebruikt u de beeldschermoptie voor de interi‐ eurverlichting van het voertuig. Deze opties zijn: Automatische modus: de achtergrond van het scherm wordt automatisch aangepast volgens de toestand van de rijverlichting. Dagmodus: de helderheid van de kaartachtergrond neemt toe. Nachtmodus: de helderheid van de kaartachtergrond neemt af. 79 Scherm uit Druk deze toets om de beeldscher‐ moptie in- of uit te schakelen. Een vinkje geeft aan indien de optie is in‐ geschakeld. Klok instellen De tijd instellen: 1. Druk op de knop CONFIG en se‐ lecteer Tijdinstelling in de lijst. 2. Druk op + en - om de weergege‐ ven uren en minuten op de klok te wijzigen. 12 uur / 24 uur notatie: Selecteer de toets 12 uur voor de standaardtijd en 24 uur voor de militaire tijd. Dag + of Dag -: Druk op de toetsen Dag + of Dag - om de dag te wijzigen. Scherm: druk op de toets Scherm om de weergave van de klok op het scherm in of uit te schakelen. 80 Navigatie Globaal Positioning System (gps) De positie van het voertuig wordt be‐ paald door het gebruik van satelliet‐ signalen, diverse voertuigsignalen en kaartgegevens. Andere storingen zoals de satelliet‐ toestand, de wegconfiguratie, de toe‐ stand van het voertuig en/of andere omstandigheden kunnen hinderen bij de bepaling van een nauwkeurige po‐ sitie van het voertuig door het navi‐ gatiesysteem. De GPS toont de huidige positie van het voertuig met behulp van signalen verzonden door de GPS-satellieten. Wanneer het voertuig geen signalen van de satellieten ontvangt, verschijnt een symbool op het scherm van de kaart. Symbolenoverzicht 3 64. Dit systeem is mogelijk niet beschik‐ baar of storingen kunnen optreden in de volgende gevallen: ■ Signalen worden gehinderd door hoge gebouwen of bomen, grote trucks of een tunnel. ■ Satellieten worden gerepareerd of verbeterd. Als de GPS niet naar behoren werkt, raadpleegt u Problemen met routebe‐ geleiding 3 81 en Onderhoud aan het navigatiesysteem 3 81 voor meer informatie. Voertuiglokalisatie Soms kan de positie van het voertuig onnauwkeurig zijn vanwege één van de volgende redenen: ■ Het wegennet is gewijzigd. ■ Het voertuig rijdt op gladde wegop‐ pervlakken zoals in zand, gravel en/of sneeuw. ■ Het voertuig rijdt op kronkelige of lange rechte wegen. ■ Het voertuig nadert een hoog ge‐ bouw of voertuig. ■ De straten lopen parallel naast een snelweg. ■ Het voertuig wordt vervoerd door een transporteur of een veerboot. ■ De kalibratie van de huidige positie is onjuist. ■ Het voertuig rijdt aan hoge snel‐ heid. ■ Het voertuig wijzigt meer dan eens van richting of draait rond in een parking. ■ Het voertuig gaat een al dan niet overdekte parking binnen of buiten. ■ Het GPS-signaal wordt niet ontvan‐ gen. ■ Een dakdrager is geïnstalleerd op het voertuig, ■ Sneeuwkettingen zijn geïnstal‐ leerd. ■ De banden zijn vervangen of ver‐ sleten. ■ De bandenspanning is verkeerd. ■ Dit is de eerste navigatie na het bij‐ werken van de kaartgegevens. Navigatie ■ De accu van 12 volt is verschei‐ dene dagen losgekoppeld. ■ Het voertuig rijdt in druk verkeer aan lage snelheid waarbij het voer‐ tuig periodiek stopt en start. Problemen met routebegeleiding Onjuiste routebegeleiding is mogelijk bij één of meerdere van de volgende toestanden: ■ U vergat te draaien op de aange‐ geven weg. ■ Routebegeleiding is mogelijk niet beschikbaar bij automatische her‐ berekening van de route voor de volgende afslag rechts of links. ■ De route wijzigt mogelijk niet wan‐ neer automatische herberekening van de route wordt gebruikt. ■ Er is geen routebegeleiding bij het draaien op een kruispunt. ■ Meervouden van plaatsen kunnen periodiek worden vernoemd. ■ De bediening van de automatische herberekening van de route kan lang duren tijdens het rijden aan hoge snelheid. ■ Automatische herberekening van de route toont mogelijk een route die teruggaat naar het ingestelde wegpunt indien u rijdt naar een be‐ stemming zonder het ingestelde wegpunt voorbij te gaan. ■ De route verbiedt de toegang van een voertuig wegens een tijds- of seizoensgebonden voorschrift of een ander voorschrift. ■ Sommige routes worden niet ge‐ zocht. ■ De route naar de bestemming wordt mogelijk niet weergegeven als er nieuwe of recent gewijzigde wegen zijn of als bepaalde wegen niet voorkomen in de kaartgege‐ vens. Kaarten 3 60. Als u de positie van het voertuig op de kaart opnieuw wilt kalibreren, par‐ keert u het voertuig met de motor in‐ geschakeld gedurende twee tot vijf minuten totdat de positie van het voertuig wordt bijgewerkt. 81 Onderhoud aan het navigatiesysteem Als het navigatiesysteem service no‐ dig heeft en de hier vermelde stappen zijn gevolgd maar u ervaart nog steeds problemen, raadpleegt u uw dealer voor assistentie. Navigatie-cd's/-dvd's aanschaffen De kaartgegevens in het voertuig zijn de recentste beschikbare gegevens wanneer het voertuig werd gemaakt. De kaartgegevens worden periodiek bijgewerkt, op voorwaarde dat de kaartinformatie is gewijzigd. Als u vragen hebt over de werking van het navigatiesysteem of het update‐ proces, neemt u contact op met uw dealer. Na de ontvangst van de bijgewerkte schijf raadpleegt u "Dvd met kaarten installeren" onder Kaarten 3 60. 82 Navigatie Uitleg bij databasedekking De beschikbare details van de kaar‐ ten variëren per gedekt gebied. Som‐ mige gebieden zijn meer gedetail‐ leerd dan andere. Als dit het geval is, duidt dit niet op een probleem met het systeem. Naarmate de kaartgege‐ vens worden bijgewerkt, worden meer details mogelijk beschikbaar voor gebieden die vroeger niet zo ge‐ detailleerd waren. Navigatie-cd's/dvd's aanschaffen 3 81. Stemherkenning Stemherkenning Stemherkenning ........................... 83 Stemherkenning Met de stemherkenning van het navi‐ gatiesysteem kunt u de functies van het navigatie- en audiosysteem handsfree bedienen. Stemherken‐ ning werkt alleen als de kaartendata‐ base is geïnstalleerd in het systeem. Als de radio is uitgeschakeld, zijn de enige commando's Hands Free en help. Gesproken commando's voor naviga‐ tie zijn niet beschikbaar totdat de knop I Agree is geselecteerd. Stemherkenning kan worden gebruikt wanneer het contact is ingeschakeld of wanneer vertraagde uitschakeling stroom actief is. Raadpleeg voor meer informatie "Vertraagde uitscha‐ keling stroom" in de inhoudsopgave van de handleiding van het voertuig. Stemherkenning gebruiken 1. Druk de knop 3 op het stuur even in. Het audiosysteem wordt gedempt en u hoort een pieptoon. U hoort mogelijk de gesproken 83 prompt "Begin na de piep te spreken.". Als u geen pieptoon hoort, verze‐ kert u zich ervan dat de het stem‐ volume niet zacht is gezet. Menu Configuratie 3 78. Wanneer stemherkenning actief is, toont het systeem het symbool w. 2. Spreek één van de commando's, die later in dit hoofdstuk worden vermeld, duidelijk uit. Stemherkenning annuleren 1. Druk de bedieningsknop 4 op het stuur even in om een com‐ mando te annuleren of als de re‐ actie van het systeem niet over‐ eenstemt met het gesproken commando. 2. Het systeem antwoordt "Spraak‐ herkenning geannuleerd." Als u op een andere bedienings‐ knop dan de volumeknop van de 84 Stemherkenning radio of op het stuur drukt, annu‐ leert u de sessie. 3. Druk 3 even in om de sessie voor stemherkenning te herstar‐ ten. Nuttige hints voor gesproken commando's ■ Wanneer meerdere commando's beschikbaar zijn, kiest u het com‐ mando dat u het gemakkelijkst vindt. ■ Woorden tussen rechte haakjes zijn optioneel. Voorbeeld: voor het commando "Weergeven [geef help weer]" kunt u zowel "Weergeven geef help weer" als "Display" zeg‐ gen. ■ Woorden gescheiden door een ( ⃒ ) duiden op een keuze bij het gebruik van een woord vóór of na de verticale balk. Voorbeeld: voor het commando (CD | C D | DVD | D V D | disk) help kunt u zeggen "CD (help)", "DVD (help)" of "Disk help." ■ Wanneer het systeem het com‐ mando herkent, voert het systeem de functie uit of vraagt het de keuze te bevestigen door duide‐ lijk "Ja" of "Nee" te zeggen. ■ Wanneer het systeem het com‐ mando niet herkent, verstuurt het systeem een foutmelding zoals "Sorry" of "commando niet herkend". Het systeem kan ook "Spraakherkenning geannuleerd." zeggen. ■ Als het systeem problemen heeft met het herkennen van een com‐ mando, bevestig dan dat het com‐ mando juist is. Probeer het com‐ mando duidelijk te zeggen of wacht even na de pieptoon. ■ Achtergrondlawaai zoals een kli‐ maatregelingventilator die op hoog staat, open ruiten en zeer hard la‐ waai buiten, zelfs als de ruiten ge‐ sloten zijn, kan ertoe leiden dat spraakcommando's verkeerd be‐ grepen worden. ■ Het systeem kan ook commando's in verschillende talen herkennen. Het systeem herkent alleen com‐ mando's op basis van de geselec‐ teerde taal. ■ Als u het stemvolume tijdens een sessie voor stemherkenning wilt verhogen of verlagen, draait u de volumeknop van de radio of drukt u op de volumeknoppen op het stuur. Als het volume wordt aangepast tij‐ dens een sessie voor stemherken‐ ning, verschijnt een balk voor het stemvolume op het scherm dat het niveau van het stemvolume toont naarmate het wordt aangepast. Dit wijzigt ook het volume van de ge‐ sproken begeleiding. Hulp voor stemherkenning Als u de hulpsessie wilt starten, spreekt u één van de hulpcomman‐ do's duidelijk uit. help: het systeem speelt meer speci‐ fieke helpcommando's af (zoals Radio help, Weergeven geef help weer, Navigatie help ) waaruit de ge‐ bruiker kan kiezen. Stemherkenning radio [help]: het systeem speelt nuttig advies over radiocommando's af als‐ ook enkele veelgebruikte beschik‐ bare radiocommando's. Gebruik dit commando om meer te vernemen over hoe u een band (AM of FM) se‐ lecteert en hoe u van radiostation wij‐ zigt (door frequentienummers te zeg‐ gen). (CD | C D | DVD | D V D | disk) help: het systeem speelt nuttig advies over schijfcommando's af alsook enkele veelgebruikte beschikbare schijfcom‐ mando's. Gebruik dit commando om meer te vernemen over hoe u een schijfmodus selecteert en hoe u van titel wijzigt. Weergeven [geef help weer]: het sys‐ teem speelt nuttig advies over beeld‐ schermcommando's af alsook enkele veelgebruikte beeldschermcomman‐ do's om de beeldscherminstellingen aan te passen. Navigatie [help]: het systeem speelt nuttig advies over navigatiecomman‐ do's af alsook enkele veelgebruikte beschikbare navigatiecommando's. Commando's voor stemherkenning De volgende lijst toont de beschik‐ bare gesproken commando's voor het navigatiesysteem en een bijho‐ rende korte beschrijving. De com‐ mando's worden vermeld met de op‐ tionele woorden tussen vierkante haakjes. Raadpleeg de eerder ver‐ melde instructies voor het gebruik van de gesproken opdrachten. Commando's voor beeldscherm weergeven (geef dagstand weer | stel dagstand in | selecteer dagstand | geef dag weer | stel dag in | selecteer dag): dit commando geeft het sys‐ teem de opdracht om over te schake‐ len naar de dagmodus van het beeld‐ scherm. weergeven (geef nachtstand weer | stel nachtstand in | selecteer nachtstand | geef nacht weer | stel nacht in | selecteer nacht): dit com‐ mando geeft het systeem de opdracht om over te schakelen naar de nacht‐ modus van het beeldscherm. 85 weergeven (geef automatische stand weer | stel automatische stand in | selecteer automatische stand | geef automatisch weer | stel automatisch in | selecteer automatisch): dit com‐ mando geeft het systeem de opdracht om over te schakelen naar de auto‐ matische modus van het beeld‐ scherm. Weergeven [geef help weer]: dit com‐ mando geeft het systeem de opdracht om nuttig advies over beeldscherm‐ commando's af te spelen alsook en‐ kele veelgebruikte beeldschermcom‐ mando's om de beeldscherminstellin‐ gen aan te passen. Commando's voor radio Radio [Radioband] (AM | A M), Radio FM, Radio [Radioband] (FM | F M): deze commando's geven het sys‐ teem de opdracht om de AM- of FMradiobanden te selecteren. Radio selecteer <frequency> (AM | A M), Radio selecteer <frequency> (FM | F M): Deze commando's geven het systeem de opdracht om naar een specifieke frequentie op de AM- of 86 Stemherkenning FM-band te gaan. Voorbeeld: radio selecteer zevenennegentig punt een FM of radio selecteer tien veertig AM. radio [help]: dit commando geeft het systeem de opdracht om nuttig ad‐ vies over radiocommando's af te spe‐ len alsook enkele veelgebruikte radi‐ ocommando's voor de gebruiker. Commando's voor cd/dvd/schijf De volgende commando's zijn alleen beschikbaar wanneer een cd, mp3 of dvd wordt geladen. Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk): deze commando's geven het systeem de opdracht om de schijfmodus te activeren. Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk) selecteer <y>: deze commando's ge‐ ven het systeem de opdracht om een specifieke titel op de schijf af te spe‐ len. Voorbeeld: Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk) selecteer (tien | een nul). Dit commando ondersteunt tot 254 titels. (CD | C D | DVD | D V D | disk) help: dit commando geeft het systeem de opdracht om nuttig advies over schijf‐ commando's af te spelen alsook en‐ kele veelgebruikte beschikbare schijf‐ commando's. Commando's voor algemene navigatie Feedback aan, Feedback uit: dit com‐ mando geeft het systeem de opdracht om de feedback bij stemherkenning in en uit te schakelen. Wanneer feed‐ back is ingeschakeld, antwoordt het systeem op commando's met een re‐ actie. Wanneer feedback is uitge‐ schakeld, antwoordt het systeem op commando's met een toon. Navigatie (stembegeleiding | stem) aan, Navigatie (stembegeleiding | stem) uit: dit commando geeft het systeem de opdracht om de gespro‐ ken begeleiding tijdens de routebe‐ geleiding in en uit te schakelen. annuleren: dit geeft het systeem de opdracht om het commando te annu‐ leren. Commando's voor POI's (Point of Interest) Hierna volgt een lijst met POI-com‐ mando's. POI's verschijnen alleen op het kaartscherm als de schaal van de kaart 800 m of minder is. Als POI's verschijnen op een kaart met de ver‐ keerde schaal, herinnert het systeem u eraan dat dit niet mogelijk is. De beschikbare POI-commando's zijn: Navigatie geef Benzinestation[s] weer, Navigatie verberg Benzinestation[s]: deze commando's geven het systeem de opdracht om de POI-categorie tankstations te to‐ nen en te verbergen op het kaart‐ scherm. Navigatie geef Restaurant[s] weer, Navigatie verberg Restaurant[s]: deze commando's geven het sys‐ teem de opdracht om de POI-catego‐ rie restaurants te tonen en te verber‐ gen op het kaartscherm. Navigatie geef hotel[s] weer, Navigatie verberg hotel[s] : deze commando's geven het systeem de Stemherkenning opdracht om de POI-categorie hotels te tonen en te verbergen op het kaart‐ scherm. Navigatie geef Luchthaven[s] weer, Navigatie verberg Luchthaven[s]: deze commando's geven het sys‐ teem de opdracht om de POI-catego‐ rie luchthavens te tonen en te verber‐ gen op het kaartscherm. Navigatie geef Winkelen weer, Navigatie verberg Winkelen: deze commando's geven het systeem de opdracht om de POI-categorie win‐ kels te tonen en te verbergen op het kaartscherm. Commando's voor bestemming en begeleiding Navigatie [ga naar] voorkeurbestem‐ ming [nummer] een (een, twee, drie, vier, vijf of zes): deze commando's geven het systeem de opdracht om één van de voorkeuzebestemmingen (één tot en met zes) te gebruiken als de nieuwe bestemming. Navigatie (verwijderen | verwijder (bestemming | route | volgende routepunt)): dit commando's geeft het systeem de opdracht om de bestem‐ ming, de route of het volgende via‐ punt te verwijderen. Het systeem vraagt een bevestiging van welk item moet worden verwijderd (bestem‐ ming, route of volgend viapunt). Postcode: Met dit commando kunt u, afhankelijk van de gebruikte taal, bestemmingen voor gebieden met beperkte onder‐ steuning zoeken. Alle andere talen behalve de volgende worden niet on‐ dersteund door deze functie. Taalcommando's voor postcodes Het ondersteunde gebied voor het zoeken van adressen wordt tussen haakjes weergegeven. ■ Brits Engels (Verenigd Koninkrijk) Post code: dit commando geeft het systeem de opdracht dat de gebrui‐ ker een bestemming wilt invoeren met stemherkenning. Na de ver‐ melding van dit commando toont het systeem het zoekgebied. Als de op te geven bestemming zich in het weergegeven gebied bevindt, zegt u de eerste helft van de gewenste 87 postcode. In het andere geval zegt u "wijzig gebied" en zegt u de naam van het gebied waarin de zoekop‐ dracht moet plaatsvinden. Zeg dan het volgende cijfer van de gewen‐ ste postcode wanneer u hierom wordt gevraagd en zeg vervolgens de gewenste straatnaam en het ge‐ wenste huisnummer wanneer u hierom wordt gevraagd. ■ Duits (Duitsland en Oostenrijk) Postleitzahl: dit commando geeft het systeem de opdracht dat de ge‐ bruiker een bestemming wilt invoe‐ ren met stemherkenning. Na de vermelding van dit commando vraagt het systeem een land voor de huidige zoekopdracht: Duitsland of Oostenrijk. Als de op te geven bestemming zich in het huidige land van de zoekopdracht bevindt, zegt u de gewenste postcode. An‐ ders zegt u "wijzig land" om te scha‐ kelen tussen de twee beschikbare landen. Zeg dan de gewenste straatnaam en het gewenste huis‐ nummer wanneer u hierom wordt gevraagd. 88 Stemherkenning ■ Frans (Frankrijk, inclusief Monaco en Andorra) Code postal: dit commando geeft het systeem de opdracht dat de ge‐ bruiker een bestemming wilt invoe‐ ren met stemherkenning. Na de vermelding van dit commando zegt u de gewenste postcode. Zeg dan de gewenste straatnaam en het ge‐ wenste huisnummer wanneer u hierom wordt gevraagd. ■ Italiaans (Italië, inclusief Vaticaan‐ stad en San Marino) Codice postale: dit commando geeft het systeem de opdracht dat de gebruiker een bestemming wilt invoeren met stemherkenning. Na de vermelding van dit commando zegt u de gewenste postcode. Zeg dan de gewenste straatnaam en het gewenste huisnummer wan‐ neer u hierom wordt gevraagd. ■ Spaans (Spanje) Código postal: dit commando geeft het systeem de opdracht dat de ge‐ bruiker een bestemming wilt invoe‐ ren met stemherkenning. Na de vermelding van dit commando zegt u de gewenste postcode. Zeg dan de gewenste straatnaam en het ge‐ wenste huisnummer wanneer u hierom wordt gevraagd. Commando's voor spraaklabels Naamlabels zijn opgenomen zinnen die u in het navigatiesysteem kunt op‐ slaan. Deze naamlabels wordt gekop‐ peld aan gegevens in het adresboek en zodra deze naamlabels zijn opge‐ slagen, kunnen ze worden gebruikt als onderdeel van een commando voor stemherkenning dat het speci‐ fieke gegeven uit het adresboek in‐ stelt als een bestemming. Raadpleeg "Adresboek" eerder in deze handlei‐ ding voor informatie over instructies voor het opslaan van een naamlabel in het systeem. Navigatie [ga naar] <Naamlabel>: Met dit commando kunt u een be‐ stemming kiezen die is opgeslagen onder een naamlabel. Het systeem speel het naamlabel af en vraagt u te bevestigen door "Ja" of "Nee" te zeg‐ gen. Als een bestemming is ingesteld op "Thuis", zegt u "Navigatie ga naar Thuis". Nadat het systeem het naam‐ label afspeelt en dit wordt bevestigd, stelt het systeem "Thuis" in als de be‐ stemming. Hulpcommando's ■ help ■ radio [help] ■ (CD | C D | DVD | D V D | disk) help ■ Weergeven [geef help weer] ■ Navigatie [help] Commando's voor beeldscherm ■ weergeven (geef dagstand weer | stel dagstand in | selecteer dagstand | geef dag weer | stel dag in | selecteer dag) ■ weergeven (geef nachtstand weer | stel nachtstand in | selecteer nachtstand | geef nacht weer | stel nacht in | selecteer nacht) ■ weergeven (geef automatische stand weer | stel automatische stand in | selecteer automatische Stemherkenning stand | geef automatisch weer | stel automatisch in | selecteer automatisch) Commando's voor radio ■ Radio [Radioband] (AM | A M) ■ Radio [Radioband] (FM | F M) ■ Radio selecteer <frequency> (AM | A M) ■ Radio selecteer <frequency> (FM | F M) Commando's voor cd/dvd/schijf ■ Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk) ■ Radio (CD | C D | DVD | D V D | disk) selecteer <y> Commando's voor algemene navigatie ■ Feedback aan ■ Feedback uit ■ Navigatie (stembegeleiding | stem) aan ■ Navigatie (stembegeleiding | stem) uit ■ annuleren | tot ziens | afsluiten Commando's voor POI's (Point of Interest) ■ Navigatie geef Benzinestation[s] weer / Navigatie verberg Benzinestation[s] ■ Navigatie geef Restaurant[s] weer / Navigatie verberg Restaurant[s] ■ Navigatie geef hotel[s] weer / Navigatie verberg hotel[s] ■ Navigatie geef Luchthaven[s] weer / Navigatie verberg Luchthaven[s] ■ Navigatie geef Winkelen weer / Navigatie verberg Winkelen Commando's voor bestemming en begeleiding ■ Navigatie [ga naar] voorkeurbe‐ stemming [nummer] een Herhaal nummers twee tot en met zes. ■ Navigatie (verwijderen | verwijder (bestemming | route | volgende routepunt)) ■ Route (gebruikt samen met ander commando) 89 ■ Volgende routepunt (gebruikt sa‐ men met ander commando) ■ Voeg toe aan routepunt (gebruikt samen met ander commando) ■ Vervang bestemming (gebruikt sa‐ men met ander commando) ■ Ja (gebruikt samen met ander com‐ mando) ■ Nee (gebruikt samen met ander commando) ■ Bestemming (alleen gebruikt voor bestemming bij stemherkenning; alleen beschikbaar in Engels) Commando's voor naamlabels Navigatie [ga naar] <Naamlabel> 90 Telefoon Telefoon Bluetooth® ................................... 90 Bluetooth® Bij voertuigen met Bluetooth-techno‐ logie kan het systeem communiceren met vele mobiele telefoons. Zo kunt u: ■ Gesprekken handsfree starten en ontvangen. ■ Het adresboek of de contactenlijst van de mobiele telefoon delen met het voertuig. Om eventuele afleiding tot een mini‐ mum te herleiden, moet u vóór het rij‐ den wanneer het voertuig is gepar‐ keerd het volgende doen: ■ Vertrouwd raken met de functies van de mobiele telefoon. Telefoon‐ boek en contactenlijsten duidelijk organiseren, alsook dubbele of zel‐ den gebruikte gegevens verwijde‐ ren. Programmeer indien mogelijk de snelkiesfunctie of andere snel‐ koppelingen. ■ Bedieningen en werking van het in‐ fotainmentsysteem controleren. ■ Mobiele telefoon(s) koppelen met het voertuig. Het systeem werkt mogelijk niet met alle mobiele tele‐ foons. Raadpleeg "Een telefoon koppelen" in dit hoofdstuk voor meer informatie. ■ Als de mobiele telefoon beschikt over voicedialing, leert u die functi‐ onaliteit gebruiken om het adres‐ boek of de contactenlijst te openen. Raadpleeg "Voice pass-thru" in dit hoofdstuk voor meer informatie. ■ Raadpleeg "Telefoonnummers op‐ slaan en verwijderen" in dit hoofd‐ stuk voor meer informatie. 9 Waarschuwing Wanneer u mobiele telefoon ge‐ bruikt, wordt u mogelijk afgeleid wanneer u te lang of te vaak kijkt naar het scherm van de telefoon of het infotainment(navigatie)sys‐ teem. Als u te lang of te vaak niet op de weg let, kunt u een ongeluk veroorzaken dat kan leiden tot let‐ sels of de dood. Richt uw aan‐ dacht op het rijden. Telefoon Algemene aanwijzingen Voertuigen met een Universal Hands‐ free Phone (UHP)-systeem kunnen een Bluetooth®-compatibele mobiele telefoon met een handsfree profiel gebruiken om telefoongesprekken te voeren en te ontvangen. Het infotain‐ mentsysteem en stembediening wor‐ den gebruikt om het systeem te be‐ dienen. Het systeem kan worden ge‐ bruikt wanneer het contact in de stand ON/RUN of ACC/ACCESSORY staat. Het bereik van het UHP-systeem be‐ draagt maximum 10 meter. Niet alle telefoons ondersteunen alle functies, noch werken met het UHP-systeem. Andere informatie Het Bluetooth-woordmerk en -logo zijn eigendom van de Bluetooth® SIG, Inc. en het gebruik van zulke merken door General Motors/Opel vindt plaats onder licentie. Andere han‐ delsmerken en handelsnamen zijn ei‐ gendom van hun respectieve eige‐ naars. UHP-bedieningen Gebruik de knoppen op het infotain‐ mentsysteem en het stuur om het UHP-systeem te bedienen. Afstandsbediening op stuurwiel U kunt stuurbedieningsknoppen ge‐ bruiken om: ■ Inkomende gesprekken te beant‐ woorden. ■ Systeeminformatie te bevestigen. ■ Stemherkenning te starten. ■ Een gesprek te beëindigen. ■ Een gesprek te weigeren. ■ Een handeling te annuleren. ■ Uitgaande gesprekken te voeren met behulp van de gesprekkenlijst. 3 (Druk om te spreken): druk op de knop om inkomende gesprekken te beantwoorden, systeeminformatie te bevestigen en stembediening te star‐ ten. Houd twee tot drie seconden in‐ gedrukt om de gesprekkenlijst te ope‐ nen. 91 4 (Gesprek beëindigen/ Dempen): druk op de knop om een gesprek te beëindigen, een gesprek te weigeren of een handeling te an‐ nuleren. Uitgaande gesprekken voeren met behulp van de gesprekkenlijst: 1. Druk op de 3-toets. 2. Markeer het telefoonnummer door de SRC-schakelaar naar bo‐ ven of onder te bewegen. 3. Bel het gemarkeerde nummer door op de knop 3 te drukken. Infotainmentsysteembedieningen :: druk op de knop om het hoofd‐ menu van de Telefoon te openen. Stembediening Het stembedieningssysteem gebruikt commando's om het systeem te be‐ dienen en telefoonnummers te kie‐ zen. Ruis: het systeem herkent gesproken commando's mogelijk niet als er veel achtergrondruis is. 92 Telefoon Wanneer spreken: u hoort een toon die aangeeft dat het systeem gereed is voor een gesproken commando. Wacht op de toon en spreek dan. Hoe spreken: spreek duidelijk op een kalme en natuurlijke wijze. Audiosysteem Wanneer u het UHP-systeem ge‐ bruikt, komt het geluid uit de luidspre‐ kers vooraan in het voertuig en wordt het audiosysteem gedempt. Gebruik de knop VOL/m tijdens een gesprek om het volume te wijzigen. Het aan‐ gepaste volume wordt onthouden voor latere gesprekken. Het systeem heeft een minimumvolume. Bluetooth in- of uitschakelen 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Activering. Bluetooth-code wijzigen De standaard Bluetooth-code dient met de meeste mobiele telefoons te werken. Als u problemen ondervindt bij het koppelen van uw mobiele tele‐ foon, kunt u de code op elk ogenblik wijzigen. 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Bluetooth-code wijzigen. 5. Voer een nieuwe code van vier cijfers in en selecteer dan Ok. Beltoon Drie verschillende beltonen zijn be‐ schikbaar voor het UHP-systeem. De beltoon wijzigen: 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Beltoon. 4. Selecteer Beltoon 1, Beltoon 2 of Beltoon 3. Standaardinstellingen Als u deze optie selecteert, stelt u de beltonen en de Bluetooth-code op‐ nieuw in. Koppelen Een mobiele telefoon waarbij Blue‐ tooth is ingeschakeld moet eerst met het UHP-systeem worden gekoppeld en dan verbonden met het voertuig voordat het kan worden gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de fabrikant van de mobiele tele‐ foon voor Bluetooth-functies voordat u de mobiele telefoon koppelt. Informatie over koppelen: ■ Maximum vijf mobiele telefoons kunnen met het UHP-systeem wor‐ den gekoppeld. ■ Het koppelingsproces wordt ge‐ blokkeerd, wanneer het voertuig rijdt. ■ Het UHP-systeem verbindt met de eerste beschikbare gekoppelde mobiele telefoon in de volgorde van gekoppelde telefoons. Telefoon ■ Slechts één gekoppelde mobiele telefoon kan tegelijkertijd verbon‐ den zijn met het UHP-systeem. ■ Het koppelen dient doorgaans slechts eenmaal te worden uitge‐ voerd, tenzij wijzigingen aan de koppelingsinformatie zijn toege‐ bracht of de mobiele telefoon werd verwijderd. SAP-modus (SIM Access Profile-modus) Als deze functie aanwezig is, beschikt het telefoonportaal over een ruimere functionaliteit (functies voor beveili‐ ging en berichten). De functies zijn af‐ hankelijk van de netwerkaanbieder. In de SAP-modus bevindt de telefoon zich in de stand-bymodus en zijn al‐ leen de Bluetooth-verbinding en de simkaart actief. Dit leidt tot een lager energieverbruik. Telefoon verbinden via SAP 1. Schakel het infotainmentsysteem in. 2. Druk op de CONFIG-toets. 3. Selecteer Apparaat voor SIMtoegang toevoegen (SAP). Het systeem scant op beschik‐ bare apparaten en toont een lijst met gevonden apparaten. 4. Selecteer de mobiele telefoon uit de lijst. De prompt met de SAP-wacht‐ woordcode wordt op het infotain‐ mentbeeldscherm getoond met een 16-cijferige code. 5. Voer de weergegeven SAPwachtwoordcode in de mobiele telefoon in (zonder spaties). De pincode van de mobiele tele‐ foon wordt in het infotainment‐ beeldscherm getoond. Als de functie voor de vraag naar de pincode is geactiveerd op de mobiele telefoon, moet de pin‐ code voor de simkaart worden in‐ gevoerd. 93 UHP gebruiken met infotainmentbedieningen Een telefoon koppelen Als uw mobiele telefoon beschikt over functies voor een eenvoudige koppe‐ ling of automatische detectie, moeten deze worden uitgeschakeld voordat de mobiele telefoon kan worden ge‐ koppeld met het UHP-systeem. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de fabrikant van de mobiele tele‐ foon voor informatie over deze func‐ ties. 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Koppelen of Apparaat toevoegen (handsfree). Een vier‐ cijferig nummer verschijnt op het beeldscherm en het UHP-sys‐ teem gaat in de detectiemodus. 5. Start het koppelingsproces op de mobiele telefoon die wordt gekop‐ peld met het voertuig. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de 94 Telefoon fabrikant van de mobiele telefoon voor informatie over dit proces. Zoek het apparaat met de naam UHP gevolgd door een viercijferig nummer in de lijst op de mobiele telefoon en volg de instructies op de mobiele telefoon. Voer, indien nodig, de viercijferige code in die door het systeem werd opgege‐ ven. Volg dan de instructies op het infotainmentbeeldscherm. 6. Herhaal stappen 1 tot en met 5 om andere mobiele telefoons te kop‐ pelen. Alle gekoppelde en verbonden telefoons bekijken Alle beschikbare mobiele telefoons bekijken die zijn gekoppeld met het UHP-systeem: 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Apparaatlijst. 5. Herhaal stappen 1 tot en met 4 om andere mobiele telefoons te kop‐ pelen. Gekoppelde telefoon verwijderen Een gekoppelde mobiele telefoon verwijderen uit het UHP-systeem: 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Apparaatlijst. 5. Selecteer de te verwijderen mo‐ biele telefoon en volg de aanwij‐ zingen op het scherm. Verbinden met andere telefoon Als u wilt verbinden met een andere gekoppelde mobiele telefoon, moet de nieuwe mobiele telefoon zich in het voertuig bevinden en gereed zijn om verbonden te worden met het UHP-systeem voordat het proces wordt gestart. Verbinden met een andere telefoon: 1. Druk op de CONFIG-toets. 2. Druk op : van een navigatie‐ radio. 3. Selecteer Bluetooth. 4. Selecteer Apparaatlijst. 5. Selecteer de nieuwe mobiele te‐ lefoon waarmee u wilt verbinden en volg de aanwijzingen op het scherm. Als Verwijderen is geselecteerd, wordt de gemarkeerde mobiele tele‐ foon verwijderd. Gesprek voeren met telefoonboek en gesprekkenlijst Bij bobiele telefoons met ondersteu‐ ning voor telefoonboeken en ge‐ sprekkenlijsten kan het UHP-systeem de contacten en de gesprekkenlijsten op uw mobiele telefoon gebruiken om gesprekken te voeren. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de fabrikant van uw mobiele te‐ lefoon of neem contact op met uw Telefoon draadloze aanbieder om na te gaan indien deze functie wordt onder‐ steund door uw mobiele telefoon. De benodigde tijdsduur voor het downloaden van de telefoonboek en de gesprekkenlijst vanaf uw mobiele telefoon naar het UHP-systeem kan variëren volgens de grootte van het telefoonboek en de gesprekkenlijst op uw mobiele telefoon. Wanneer een mobiele telefoon on‐ dersteuning biedt voor telefoonboe‐ ken en gesprekkenlijsten, worden de menu's Tele. Boek en Oproepenlijsten automatisch be‐ schikbaar. Met het menu Tele. Boek kunt u het telefoonboek op uw mobiele telefoon gebruiken om een gesprek te voeren. Met het menu Oproepenlijsten kunt u de telefoonnummers van de Inkomende oproepen, Uitgaande oproepen en Gemiste oproepen op uw mobiele telefoon gebruiken om een gesprek te voeren. Een gesprek voeren met het menu Tele. Boek: 1. Druk op :. 2. Selecteer Tele. Boek. 3. Zoek in de lijst door de letter te selecteren waarmee de vermel‐ ding in het telefoonboek begint. Draai de knop TUNE/MENU om verder te scrollen door de volle‐ dige lijst. 4. Selecteer de naam of het nummer voor het te voeren gesprek. Een gesprek voeren met het menu Oproepenlijsten: 1. Druk op :. 2. Selecteer Oproepenlijsten. 3. Selecteer de lijst met Inkomende oproepen, Uitgaande oproepen of Gemiste oproepen. 4. Selecteer de naam of het nummer voor het te voeren gesprek. 95 Een gesprek voeren Een gesprek voeren: 1. Druk op :. 2. Druk de nummers op het infotain‐ mentscherm. 3. Selecteer Oproep om het nummer te bellen. Een gesprek aanvaarden of weigeren Wanneer u een inkomend gesprek ontvangt, dempt het infotainmentsys‐ teem en hoort u een beltoon in het voertuig. Als u de inkomende oproep wilt aan‐ vaarden, draait u de knop TUNE/ MENU naar Beantwoorden en drukt u op de knop TUNE/MENU of drukt u op de knop 3 van de stuurbedienings‐ knoppen. Als u de inkomende oproep wilt wei‐ geren, draait u de knop TUNE/ MENU naar Weigeren en drukt u op de knop TUNE/MENU of drukt u op de knop 3 van de stuurbedienings‐ knoppen. 96 Telefoon Gesprek in wachtstand Gesprek in wachtstand moet worden ondersteund door de mobiele tele‐ foon en moet door de draadloze aan‐ bieder ingeschakeld zijn opdat deze functie werkt. Als u de inkomende oproep wilt aan‐ vaarden, draait u de knop TUNE/ MENU naar Beantwoorden en drukt u op de knop TUNE/MENU of drukt u op de knop 3 van de stuurbedienings‐ knoppen. Als u de inkomende oproep wilt wei‐ geren, draait u de knop TUNE/ MENU naar Weigeren en drukt u op de knop TUNE/MENU of drukt u op de knop 4 van de stuurbedienings‐ knoppen. Wisselen van gesprek met gesprek in wachtstand: 1. Druk op :. 2. Selecteer Gesprek wisselen in het menu. Conferentiegesprek Conferentiegesprekken moeten wor‐ den ondersteund door de mobiele te‐ lefoon en moet door de draadloze aanbieder ingeschakeld zijn opdat deze functie werkt. Een conferentiegesprek starten tij‐ dens een gesprek: 1. Druk op de knop TUNE/MENU en selecteer Nummer invoeren. 2. Voer de tekens in en selecteer dan Bel. 3. Na het bellen drukt u op de knop TUNE/MENU en kiest u Oproepen samenvoegen. 4. Als u meer bellers wilt toevoegen aan het conferentiegesprek, her‐ haalt u stappen 1 tot en met 3. Het aantal bellers die kunnen worden toegevoegd, is beperkt door uw draadloze aanbieder. Als u het gesprek met een beller wilt beëindigen tijdens het conferentiege‐ sprek, selecteert u Oproep loskoppelen in het menu en selec‐ teert u het nummer waarvoor het ge‐ sprek afgelopen is. Een gesprek beëindigen Druk op de knop TUNE/MENU en se‐ lecteer Ophangen of druk op de knop 4 van de stuurbedieningsknop‐ pen. Een gesprek dempen Druk op de knop TUNE/MENU en se‐ lecteer Oproep dempen. Dempen opheffen Druk op de knop TUNE/MENU en se‐ lecteer Oproep dempen. DTMF-tonen (Dual Tone MultiFrequency-tonen) Het UHP-systeem kan nummers ver‐ sturen tijdens een gesprek. Dit wordt gebruikt bij het bellen naar een me‐ nugestuurd telefoonsysteem. Dit systeem starten: 1. Druk op de knop TUNE/MENU en selecteer Nummer invoeren. 2. Voer de tekens in. Telefoon UHP bedienen met stembediening De stembediening van het UHP-sys‐ teem stelt u in staat diverse functies van de mobiele telefoon te bedienen met uw stem. Het UHP-systeem ge‐ bruikt gesproken commando's om het systeem te bedienen en telefoonnum‐ mers te kiezen. Na het geven van het commando leidt het infotainmentsys‐ teem u door de dialoog met behulp van de benodigde vragen en feed‐ back om de gewenste handeling uit te voeren. De commando's en nummers kunnen zonder pauze tussen de af‐ zonderlijke woorden worden uitge‐ sproken. Daarnaast kunt u telefoonnummers opslaan onder een door u geselec‐ teerd naamlabel. Met deze naam kunt u een telefoonverbinding tot stand brengen. Bij onjuist gebruik of onjuiste invoer geeft de stembediening u gesproken feedback en vraagt deze u het ge‐ wenste commando te herhalen. Bo‐ vendien bevestigt de stembediening belangrijke commando's en stelt deze zo nodig een vraag hierover. De stembediening start niet totdat deze is geactiveerd zodat gesprek‐ ken in het voertuig niet leiden tot de onbedoelde gesproken activering van de mobiele telefoon. Stembediening activeren Druk op de knop 3 op het stuur om de stembediening van het UHP-sys‐ teem te activeren. Het systeem rea‐ geert met een toon. Na de toon zegt u "Kiezen". Gedurende het gesprek wordt elke actieve audiobron gedempt en wor‐ den geen verkeersmeldingen weer‐ gegeven. Het volume van de stemoutput instellen Draai aan de volumeknop van het in‐ fotainmentsysteem of druk op de knoppen + / - op het stuur. 97 Dialoog annuleren U kunt op drie manieren de stembe‐ diening deactiveren en de dialoog an‐ nuleren: ■ Druk op de knop 4 van de stuurbedieningsknoppen. ■ Zeg het commando "Annuleren". ■ Geef gedurende een bepaalde tijd geen commando. ■ Het commando wordt na drie po‐ gingen niet herkend. Commando's voor hoofdmenu Het UHP-systeem heeft een aantal commando's voor het hoofdmenu die beschikbaar zijn na de activering van stembediening. Een korte toon na de activering van stembediening geeft aan dat het stembedieningssysteem wacht op een commando. Beschikbare commando's: ■ "Kiezen" ■ "Bellen" ■ "Opnieuw kiezen" ■ "Opslaan" ■ "Verwijderen" 98 ■ ■ ■ ■ ■ ■ Telefoon "Lijst" "Koppelen" "Selecteer apparaat" "Gesproken feedback" "Help" "Annuleren" Vaakgebruikte commando's Hieronder vindt u een lijst met vaak‐ gebruikte commando's: ■ "Help": de dialoog wordt beëindigd en alle in deze context beschikbare opdrachten worden opgesomd. ■ "Annuleren": de stembediening wordt gedeactiveerd. ■ "Ja": afhankelijk van de context wordt een geschikte actie onderno‐ men. ■ "Nee": afhankelijk van de context wordt een geschikte actie onderno‐ men. Gesproken feedback Elke gesproken invoer wordt door het infotainmentsysteem beantwoord of becommentarieerd met een aan de situatie aangepaste gesproken uit‐ voer. Als u de gesproken uitvoer wilt in- of uitschakelen, zegt u "Gesproken feedback" of drukt u op 3. Telefoon uit de apparatenlijst koppelen, opslaan of verwijderen Met het commando "Koppelen" kunt u een mobiele telefoon opslaan in of verwijderen uit de apparatenlijst van het UHP-systeem. Het UHP-systeem wijst bij na het koppelen een appa‐ raatnummer aan de mobiele telefoon toe. Beschikbare commando's: ■ "Toevoegen" ■ "Verwijderen" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Koppelen." Stemoutput: "Wilt u een apparaat toevoegen of verwijderen?" Gebruiker: "Toevoegen." Gesproken uitvoer: "Probeer te koppelen aan <1234> in het externe apparaat" (Start nu het koppelings‐ proces op de mobiele telefoon die wordt gekoppeld met het voertuig. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de fabrikant van de mobiele tele‐ foon voor informatie over dit proces. Zoek het apparaat met de naam UHP gevolgd door een viercijferig nummer in de lijst op de mobiele telefoon en volg de instructies op de mobiele te‐ lefoon en voer de door het systeem opgegeven viercijferige code in). Stemoutput: "Wilt u het apparaat koppelen?" Gebruiker: "Ja." Gesproken uitvoer: "Gekoppeld, sessie beëindigen". Telefoon Telefoon uit apparatenlijst selecteren Het commando "Selecteer apparaat" kan worden gebruikt om een andere gekoppelde mobiele tele‐ foon te selecteren. Het UHP-systeem vraagt naar een apparaatnummer dat na de koppeling werd toegewezen door het UHP-systeem aan de mo‐ biele telefoon. Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Selecteer apparaat." Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer van het apparaat dat uw wilt selecteren." Gebruiker: <apparaat_nummer>. Gesproken uitvoer: "Wilt u apparaatnummer <apparaatnummer> selecteren?." (De apparaatnaam verschijnt op het infotainmentbeeldscherm) Gebruiker: "Ja." Gesproken uitvoer: "Eén moment. Het systeem zoekt het geselecteerde apparaat." Gesproken uit‐ voer: "Apparaatnummer <app_num> is geselecteerd, sessie beëindigen". Telefoonnummer kiezen Na het commando "Kiezen" vraagt de stembediening dat u een nummer op‐ geeft. Het telefoonnummer moet in normaal tempo worden uitgesproken, zonder kunstmatige pauzes tussen de cijfers. De spraakherkenning werkt het best als er tussen elke drie tot vijf cijfers een pauze van minimaal een halve seconde wordt ingelast. Het Infotain‐ mentsysteem herhaalt vervolgens de herkende cijfers. Beschikbare commando's: ■ "Kiezen": de invoer is geaccep‐ teerd. ■ "Cijfers": een numerieke waarde van 0 tot 9 wordt ingevoerd. ■ "Verwijderen": het laatst inge‐ voerde cijfer of de laatst ingevoerde cijferreeks wordt gewist. ■ "Plus": een "+" wordt voor het num‐ mer geplaatst voor telefoneren met het buitenland. ■ "Controleren": de invoer wordt door de stemoutput gerepeteerd. 99 ■ "Sterretje": er wordt een sterretje "*" ingevoerd. ■ "Hekje": er wordt een hekje "#" in‐ gevoerd. ■ "Pauze": er wordt een pauze in de tekenreeks ingevoerd. ■ "Help" ■ "Annuleren" Het ingevoerde telefoonnummer mag een maximale lengte van 25 cijfers hebben. Als u naar het buitenland wilt bellen, kunt u aan het begin van uw nummer het woord "Plus" (+) zeggen. De plus stelt u in staat om vanuit elk willekeu‐ rig land te bellen zonder dat u de in‐ ternationale toegangscode kent van het land waarin u zich bevindt. Zeg vervolgens het gewenste landnum‐ mer. Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Kiezen." Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer dat u wilt bellen." Gebruiker: "Plus Vier Negen." Gebruiker: "Zeven Drie Eén." 100 Telefoon Gesproken uitvoer: "Zeven Drie Eén." Gebruiker: "Eén Eén Negen Negen." Gesproken uitvoer: "Eén Eén Negen Negen." Gebruiker: "Kiezen." Gesproken uitvoer: "Het nummer wordt gekozen." Gesprek voeren met naamlabel Wanneer het com‐ mando "Bellen" wordt gebruikt, wordt een telefoonnummer ingevoerd dat is opgeslagen in het telefoonboek onder een naamlabel. Beschikbare commando's: ■ "Ja" ■ "Nee" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Bellen." Gesproken uitvoer: "Zeg de naam die u wilt bellen." (Voor informatie over naamlabels raadpleegt u "Een naamlabel op‐ slaan" verderop in dit hoofdstuk). Gebruiker: <Naam>. Gesproken uitvoer: <Naam> Gebruiker: "Ja." Gesproken uitvoer: "Bellen." Een tweede gesprek starten Druk op 3 om tijdens een actief te‐ lefoongesprek een tweede gesprek te starten. Beschikbare commando's: ■ "Verzenden": handmatig DTMF (toondruktoets-kiezen) inschake‐ len, bijv. voor voicemail of telefo‐ nisch bankieren. ■ "Naam verzenden": DTMF (toon‐ druktoetskiezen) inschakelen door een naamlabel in te voeren. ■ "Kiezen" ■ "Bellen" ■ "Opnieuw kiezen" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: Druk op 3 bij een actief telefoongesprek. Gebruiker: "Verzenden." Stemoutput: "Zeg het nummer dat u wilt verzenden" (Voor informatie over de invoer van nummers raadpleegt u het dialoog‐ voorbeeld van "Gesprek voeren met telefoonnummer" eerder in deze sec‐ tie). Gebruiker: "Verzenden." Opnieuw kiezen Het commando "Opnieuw kiezen" belt terug naar het laatst ge‐ kozen nummer. Naamlabel opslaan Het commando "Opslaan" wordt ge‐ bruikt voor het opslaan van een tele‐ foonnummer in het telefoonboek on‐ der een naamlabel. De ingevoerde naam moet een keer worden herhaald. De toonhoogte en de uitspraak moeten telkens zo gelijk mogelijk zijn. Anders verwerpt de stembediening de invoer. Maximum 50 naamlabels kunnen in het telefoonboek worden opgesla‐ gen. Telefoon Naamlabels zijn afhankelijk van de spreker (d.w.z. dat alleen de persoon die het naamlabel heeft ingesproken deze kan openen). Om te voorkomen dat het begin van de opname van een opgeslagen naam wordt afgesneden, moet er na een verzoek om invoer een korte pauze in acht worden ge‐ nomen. Als u het naamlabel onafhankelijk van de locatie (d.w.z. ook in andere lan‐ den) wilt gebruiken, moeten alle tele‐ foonnummers met een "plus" en een landnummer worden ingevoerd. Beschikbare commando's: ■ "Opslaan": de invoer is geaccep‐ teerd ■ "Opnieuw kiezen": de laatste invoer wordt herhaald ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Opslaan." Gesproken uitvoer: "Zeg het nummer dat u wilt opslaan." (Voor informatie over de invoer van nummers raadpleegt u het dialoog‐ voorbeeld van "Gesprek voeren met telefoonnummer" eerder in deze sec‐ tie). Gebruiker: "Opslaan." Gebruiker: "Naamlabel" (geef naam‐ label op). Gesproken uitvoer: "Herhaal de naam om te bevestigen." Gebruiker: "Naamlabel" Gesproken uitvoer: "Naam opslaan." Naamlabel verwijderen Het commando "Verwijderen" wordt gebruikt om een eerder opgeslagen naamlabel te verwijderen. Beschikbare commando's: ■ "Ja" ■ "Nee" ■ "Help" ■ "Annuleren" 101 Luisteren naar opgeslagen naamlabels Het commando "Lijst" wordt gebruikt om alle opgeslagen naamlabels te beluisteren. Beschikbare commando's: ■ "Bellen": het telefoonnummer van het laatst voorgelezen spraaklabel wordt geselecteerd. ■ "Verwijderen": de invoer van het laatst voorgelezen spraaklabel wordt gewist. 102 Trefwoordenlijst A Aan de slag met de route............. 68 Aanpassingen aan kaarten........... 60 Adresboek.................................... 68 Afspelen vanaf een iPod®............. 42 Afspelen vanaf USB..................... 42 Alfanumeriek toetsenbord............ 56 AM................................................ 30 AM/FM-radio ................................ 22 Antenne, multiband...................... 31 Antidiefstalfunctie .......................... 4 Apparaat met harde schijf ........... 42 Apparaten, hulp............................ 51 Audioboek..................................... 42 Audio- en video-dvd afspelen....... 34 Audiosysteem van navigatie......... 22 B Band selecteren............................ 22 Bedieningsknoppen...................... 32 Bedieningstoetsen........................ 22 Beeldscherm................................. 78 Beeldscherm schoonmaken......... 11 Begeleiding annuleren.................. 11 Beschikbare opties op het kaartscherm.............................. 64 Bestemming ................................. 68 Bluetooth® ................................... 90 C Cd/dvd afspelen............................ 34 Cd-/dvd-speler ............................. 34 Cd-menu....................................... 34 Cd-speler ..................................... 32 Commando's voor algemene navigatie.................................... 83 Commando's voor bestemming en begeleiding........................... 83 Commando's voor cd/dvd/schijf.... 83 Commando's voor POI's (Point of Interest)................................. 83 Commando's voor radio............... 83 Commando's voor spraaklabels... 83 Commando's voor stemherkenning......................... 83 Conferentiegesprek...................... 90 Configuratiemenu......................... 78 D Dekking van kaarten..................... 60 Dimmodus.................................... 78 DTMF-tonen (Dual Tone MultiFrequency-tonen)...................... 90 Dubbele inhoud............................ 42 Dvd-/cd-speler.............................. 34 Dvd met kaarten hanteren............ 60 Dvd met kaarten installeren.......... 60 103 E Een audio-cd afspelen.................. 34 Een cd laden................................. 32 Een cd verwijderen....................... 32 Een gesprek aanvaarden of weigeren.................................... 90 Een gesprek al dan niet dempen.. 90 Een gesprek beëindigen............... 90 Een gesprek ontvangen............... 90 Een gesprek voeren..................... 90 Een route afleggen....................... 64 Een station zoeken....................... 22 Een telefoon koppelen.................. 90 Een telefoon verbinden................ 90 Extra ingang................................. 51 F Favorieten op harde schijf afspelen..................................... 42 Favoriete route............................. 68 FM................................................ 30 Foutmeldingen.............................. 34 G Gebruik................................... 11, 56 Gebruik van mobiele telefoon....... 30 Geluidsinstellingen....................... 19 Gesprek in wachtstand................. 90 Gesproken feedback.................... 90 Globaal Positioning System (gps) ......................................... 80 H Hulp voor stemherkenning........... 83 I Inhoud op harde schijf afspelen. . . 42 Inleiding ......................................... 4 K Kaarten ........................................ 60 Kiezen op kaart............................. 68 Klok instellen................................ 78 L Lengte/breedtecoördinaten.......... 68 Luisteren naar opgeslagen nummers................................... 90 Luisteren naar radio..................... 22 M Menu Configuratie ....................... 78 Menu-toets.................................... 68 Mp3 .............................................. 38 Multibandantenne......................... 31 Muziekmenu USB......................... 42 N Navigatie-cd's/-dvd's aanschaffen ............................. 81 Navigatie-instellingen................... 56 Navigatieknoppen......................... 56 Navigatiesymbolen....................... 64 Navigatiesysteem gebruiken........ 56 Navigatiesysteem, het systeem gebruiken.................................. 56 Nav (navigatie)............................. 78 Nuttige hints voor gesproken commando's.............................. 83 O Omzetting tussen Engelse en metrieke stelsel......................... 11 Onderhoud aan het navigatiesysteem...................... 81 Ondersteunde USB-apparaten..... 42 Opnemen op harde schijf............. 42 Overzicht bedieningselementen..... 4 Overzicht van navigatiesysteem... 11 P Persoonlijke informatie verwijderen................................ 11 Problemen met routebegeleiding. 81 104 R Radio-instellingen......................... 22 Radiomenu's................................. 22 Radio-ontvangst .......................... 30 Randapparatuur .......................... 51 RDS (Radio Data System)............ 22 Routevoorvertoning...................... 68 S Schaal van kaarten....................... 60 Scrolfuncties................................. 60 SIM-toegangsprofiel (SAP)........... 90 Stemherkenning .......................... 83 Stemherkenning annuleren.......... 83 Stemherkenning gebruiken.......... 83 Stemherkenning gebruiken voor koppelen.................................... 90 Symbolenoverzicht ...................... 64 T Talen............................................. 11 Telefoon, Bluetooth...................... 90 Timeshift....................................... 22 Toetsen van touchscreen............. 56 U Uitleg bij databasedekking........... 82 V Voertuiglokalisatie ....................... 80 Volume-instellingen...................... 20 Voorkeuzebestemming................. 68 Vorige bestemming....................... 68 W Willekeurige volgorde................... 34 Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany. De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden. Uitgave: juli 2012, ADAM OPEL AG, Rüsselsheim. Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier. KTA-2725/3-nl *KTA-2725/3-NL* juli 2012
Similar documents
Infotainment manual - Zafira-C, v.4 (rev ), nl-NL
stige verkeersregels moeten zon‐ der uitzondering in acht worden genomen. Voer alleen iets in (bijv. een adres) terwijl de auto stilstaat. Wanneer de routebegeleiding te‐ gen de verkeersregels inga...
More information