EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV
Transcription
EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV
EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIVINFECTIE IN BELGIE Toestand op 31 december 2007 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.iph.fgov.be Epidemiologie | september 2008 | Brussel, België Intern referentienummer : 2008/38 Depotnummer of ISSN : D/2008/2505/55 SASSE A. DEFRAYE A. BUZIARSIST J. VAN BECKHOVEN D. WANYAMA S. 02/642.50.39 (André Sasse) [email protected] 02/642.57.05 (Ann Defraye) [email protected] 02/642.57.09 (Jamila Buziarsist) [email protected] 02/642.57.09 (Dominique Van Beckhoven) [email protected] 02/642.57.67 (Simeon Situma Wanyama) [email protected] Dit project werd gefinancierd door Vlaamse Overheid - Vlaamse Agentschap Zorg & Gezondheid Ministère de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé de la Communauté française Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. 2 © Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2008 Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV. 3 4 OPVOLGING VAN HIV/AIDS IN BELGIE (DEEL I) BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN EN SAMENVATTING INLEIDING I DE HIV-GEINFECTEERDEN I.1 I.2 HIV-INFECTIES (GECUMULEERD TOTAAL EN EVOLUTIE) 10 VERDELING VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIIJD 11 I.2.1.2 GEOGRAFISCHE SPREIDING 13 I.2.1.3 OVERDRACHTWIJZEN 14 I.2.1.4 VROEGDETECTIE VAN DE HIV-DIAGNOSE 16 HIV-GEINFECTEERDEN VAN BELGISCHE NATIONALITEIT 17 I.2.2.1 VERDELING VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIJD 17 I.2.2.2 GEOGRAFISCHE SPREIDING 18 I.2.2.3 OVERDRACHTSWIJZEN 20 I.2.2.4 VROEGDETECTIE VAN DE HIV-DIAGNOSE I.2.3 23 HIV-GEINFECTEERDEN VAN NIET-BELGISCHE NATIONALITEIT 24 I.2.3.1 VERDELING VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIJD 24 I.2.3.2 VERDELING PER NATIONALITEIT 24 I.2.3.3 OVERDRACHTSWIJZEN 25 I.2.3.4 GEOGRAFISCHE SPREIDING 25 I.2.3.5 VROEGDETECTIE VAN HIV 26 AIDS-PATIENTEN II.1 II.2 27 METHODEN RESULTATEN II.2.1 27 27 ALLE AIDS-PATIENTEN 27 II.2.1.1 VERDELING VOLGENS RESIDENTIE EN NATIONALITEIT 27 II.2.1.2 EVOLUTIE VAN HET AANTAL NIEUWE AIDS-PATIËNTEN 27 II.2.2 AIDS-PATIENTEN VAN BELGISCHE NATIONALITEIT 28 II.2.2.1 EVOLUTIE VAN HET AANTAL NIEUWE AIDS-PATIËNTEN II.2.2.2 VERDELING VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIJD 29 II.2.2.3 GEOGRAFISCHE SPREIDING 30 II.2.2.4 OVERDRACHTSWIJZEN 31 II.2.2.5 TIJDSVERLOOP TUSSEN HIV- EN AIDS-DIAGNOSE 33 II.2.2.6 GEASSOCIEERDE KLINISCHE SYNDROMEN 33 II.2.2.7 MORTALITEIT II.2.3 28 34 AIDS-PATIENTEN VAN NIET-BELGISCHE NAIONALITEIT 35 II.2.3.1 EVOLUTIE VAN HET AANTAL NIEUWE AIDS-PATIËNTEN II.2.3.2 VERDELING VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIJD 35 II.2.3.3 VERDELING VOLGENS NATIONALITEIT 36 35 II.2.3.4 GEOGRAFISCHE VERSPREIDING 36 II.2.3.5 OVERDRACHTSWIJZEN 36 II.2.3.6 GEASSOCIEERDE KLINISCHE SYNDROMEN 37 II.2.3.7 MORTALITEIT II.2.4 37 EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN EUROPA 40 HIV-PATIENTEN MEDISCH OPGEVOLGD IN BELGIE III.1 III.2 IV 10 10 I.2.1.1 I.2.2 III 10 METHODEN RESULTATEN I.2.1 II 7 9 39 METHODEN RESULTATEN 39 39 III.2.1 AANTAL PERSONEN IN OPVOLGING 39 III.2.2 BESCHRIJVING VAN DE PERSONEN OPGEVOLGD IN 2007 39 EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN EUROPA 42 BIJLAGEN LIJST VAN DE AIDS-REFERENTIELABORATORIA REFERENTIES 43 44 45 5 De HIV-Geïnfecteerden SPECIFIEKE STUDIES OVER HIV/AIDS IN BELGIE (DEEL II) INLEIDING 48 RESULTATEN HELPCENTER, ANTWERPEN 49 1 2 3 INLEIDING AANTAL MEDISCHE CONTACTEN KENMERKEN VAN DE PATIENTENPOPULATIE VAN HELPCENTER 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 4 5 6 7 9 49 49 49 GESLACHT LEEFTIJD WOONPLAATS SEKSUELE VOORKEUR AFKOMST STATUUT ZIEKTEVERZEKERING 49 49 49 49 49 49 WAAROM KOMEN ZE NAAR HELPCENTER? REDEN VAN HIV-TEST PARTNERS HIV-TESTEN BESLUIT 50 50 50 50 50 GESELECTEERDE GEGEVENS ELISA-CENTRUM VAN HET UMC SINT-PIETER 1 2 3 4 5 6 INLEIDING WERKING DOELSTELLING METHODOLOGIE VOORSTELLING VAN GEGEVENS BESLUIT 51 51 51 51 52 52 53 GEGEVENS INGEZAMELD IN HET KADER VAN EEN GRATIS VACCINATIEPROJECT TEGEN HEPATITIS B BIJ SEKSWERKERS 54 1 2 3 4 INLEIDING METHODES RESULTATEN BESLUIT EVALUATIE VAN KENNIS EN GEDRAG OVER SOA EN SEKSWERKERS WERKZAAM IN DE FRANSE GEMEENSCHAP 1 2 3 METHODOLOGIE RESULTATEN BESLUIT LIJST VAN DEELNEMERS 54 54 54 57 ANTICONCEPTIE BIJ 58 58 58 62 59 -6- BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN • In 2007 werden 1051 nieuwe diagnoses van HIV-infectie gesteld. Dit aantal ligt zeer dicht bij de jaarlijkse incidenties geobserveerd sinds 2003. Het is in de loop van deze periode (2003-2007) dat de hoogste aantallen van nieuwe HIV-diagnoses per jaar werden geregistreerd sinds het begin van de epidemie. • De proportie personen van Belgische nationaliteit onder de nieuw gediagnosticeerde gevallen is gestegen tussen 2005 en 2007, gaande van 36,5% naar 42,0% van de patiënten voor wie de nationaliteit is gekend. • Het aantal infecties gediagnosticeerd bij homo/biseksuele mannen neemt toe; deze overdrachtswijze werd gemeld in 23,2% van de gediagnosticeerde infecties in 2002 en in 37,8% van de infecties in 2007. • De heteroseksuele contacten zijn nog steeds de eerste oorzaak van de infectie in België: het betreft 54,4% van de infecties gediagnosticeerd in 2007. De proportie infecties toe te schrijven aan deze overdrachtswijze bedroeg 67,3% in 2002, en is dus gedaald in de loop van de voorbije jaren. • In 2007 werden 111 nieuwe AIDS-diagnoses gerapporteerd (incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften); sinds het begin van de epidemie werd een gecumuleerd totaal van 3777 gevallen gerapporteerd. • In 2007 werden 19 sterfgevallen tengevolgde van AIDS gerapporteerd. Een totaal van 1875 sterfgevallen werd gerapporteerd tussen 1983 en 2007. • In de loop van het jaar 2007 werden 9181 patiënten drager van de HIV-infectie medisch opgevolgd in België. Het aantal opgevolgde patiënten is met 7% gestegen ten opzichte van het jaar 2006. SAMENVATTING 1. Alle HIV-geïnfecteerden Sinds het begin van de HIV-epidemie tot en met 31 december 2007 werd bij een totaal van 21134 personen de diagnose van HIV-infectie gesteld. In de loop van de laatste tweeëntwintig jaar (1986-2007) is het aantal nieuwe HIV-diagnoses geëvolueerd van gemiddeld ongeveer 1,8 à 2,9 gevallen per dag. In de loop van het jaar 2007 werden 1051 nieuwe gevallen geregistreerd. Tijdens de periode 19972007 ziet men een stijging in het aantal gediagnosticeerde HIV-infecties van 51%. We komen van 698 gevallen in 1997 en zien een piek van 1068 gevallen in 2005. Deze stijging was vooral uitgesproken tussen 1997 en 2000 (+36%); daarna is de stijging meer gematigd. Wat betreft de verdeling naar geslacht is de proportie mannen onder de nieuwe HIV-diagnoses licht toegenomen. Na een variatie tussen 52% en 60% gedurende de periode 1994 – 2005, bedroeg deze proportie 66% in 2006 en 62% in 2007. De proportie personen van Belgische nationaliteit onder de nieuw gediagnosticeerde gevallen is gestegen tussen 2005 en 2007, gaande van 36,5 naar 42,0% van de patiënten voor wie de nationaliteit is gekend. In de evolutie naar leeftijd over éénentwintig jaar zijn de recent gediagnosticeerde personen iets ouder in vergelijking met de personen gediagnosticeerd in het begin van de epidemie. De meest voorkomende overdrachtswijze is de heteroseksuele weg; het betreft 54,4% van de in 2007 gediagnosticeerde HIV-infecties. De recente evolutie toont een belangrijke stijging van de gediagnosticeerde infecties in de mannelijke homo - en biseksuele populatie. Het aantal infecties verbonden aan deze overdrachtswijze is met een factor 2,8 vermenigvuldigd tussen 1997 en 2007. In termen van proporties werd deze overdrachtswijze vermeld in 23,2% van de gediagnosticeerde infecties in 2002 en in 37,8% van de gediagnosticeerde infecties in 2007. Sinds 2004 doet deze stijging zich niet meer uitsluitend voor onder mannen van Belgische nationaliteit, maar ook onder mannen van niet-Belgische nationaliteit. -7- De HIV-Geïnfecteerden De andere overdrachtswijzen vertonen een dalende trend, hoewel ze nog steeds aanwezig zijn. Intraveneus druggebruik wordt gerapporteerd door 2% van de personen die recent werden gediagnosticeerd; deze proportie lag rond de 8% in het begin van de epidemie. Overdracht van moeder op kind wordt gerapporteerd in ongeveer 2,5% van de gevallen in 2007. Twee gevallen van overdracht via transfusie werden gedocumenteerd in België in de loop van de laatste 22 jaar; de seroconversie van de donor vond plaats na de transfusie. Bij de Belgische HIV-geïnfecteerden vinden we gemiddeld zes maal meer mannen dan vrouwen. De man/vrouw verhouding bij Belgen gediagnosticeerd in 2007 is 7,2; de hoogste tot nog toe. Bij de Belgische mannen gediagnosticeerd sinds 2000 blijken de homo-en biseksuele contacten de meest waarschijnlijke overdrachtswijze te zijn (69,5%). Bij de Belgische vrouwen zijn het overwegend de heteroseksuele contacten die als overdrachtswijze vermeld worden (88,7%). Ongeveer 3,8% van de patiënten zijn intraveneuze druggebruikers. Deze groep is relatief belangrijker in Wallonië dan in Brussel en Vlaanderen. In dalende volgorde tellen het Gewest Brussel, de provincies Antwerpen, Luik, Waals-Brabant, Vlaams-Brabant en Henegouwen de meeste geïnfecteerden per inwoners. Bij de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden is 75% afkomstig uit Subsaharisch Afrika en 3% uit Noord-Afrika. Bijna één geïnfecteerde op zes van niet-Belgische origine is Europeaan. De ratio man/vrouw bij de niet-Belgen ligt veel dichter bij één dan dat dit het geval is bij de Belgen. De verklaring hiervoor is dat de virusoverdracht bij de niet-Belgische populatie vooral via heteroseksuele weg gebeurt. Deze gegevens tonen aan dat de HIV-infectie in ons land aanhoudt en dat het profiel van de epidemie evolueert in de loop van de tijd. Het is van essentieel belang dat informatie – en preventiecampagnes worden vervolgd, versterkt en aangepast aan de meest getroffen populaties, zonder dat de inspanningen worden afgezwakt die gericht zijn op de groepen waarvoor een daling werd geobserveerd. 2. AIDS-patiënten Van de 21134 personen die als HIV-seropositief werden aangegeven sinds het begin van de epidemie hebben er 3777 klinisch AIDS ontwikkeld op 31 december 2007. Hiervan zijn 1875 patiënten overleden, 1372 worden medisch opgevolgd en 530 werden uit het oog verloren op eind 2007. Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 255 gevallen per jaar gediagnosticeerd. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1998; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2005 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor de vijf laatste jaren bedraagt respectievelijk 132, 127, 155, 105 en 111 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2007 werden tot op dit moment 91 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 111 gevallen. De stabilisatie van de AIDS-incidentie sinds 1998 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 21% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 32% in 2006 en 38% in 2007. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van de ziekte is gedaald. Gedurende de periode 1992-1995 werden jaarlijks gemiddeld 176 gevallen gerapporteerd. In 2005, 2006 en 2007, werden respectievelijk 47, 30 en 19 sterfgevallen vermeld. Deze belangrijke daling moet men in relatie brengen met het gebruik van de nieuwe therapeutische strategieën bij seropositieven sinds 1996. Het samengaan van de huidige daling van de mortaliteit en de incidentie van AIDS brengt een versnelde toename van de prevalentie met zich mee. Dit wil zeggen dat het aantal personen dat nog in leven is met de ziekte toeneemt. -8- Inleiding INLEIDING De gegevens over de situatie van AIDS- en HIV-infectie in België komen uit twee bronnen : enerzijds de registratie van de AIDS-patiënten door de clinici, anderzijds de registratie van de HIVseropositieven door de referentielaboratoria die de confirmatietests uitvoeren. In feite gaat het hier om dezelfde patiënten, maar in verschillende fasen van de ziekte. De AIDS-patiënten zijn allen seropositief, de seropositieven zijn niet allen AIDS-patiënt. Het eerste hoofdstuk van het rapport beschrijft de kenmerken van alle HIV-geïnfecteerden op het moment dat ze als dusdanig werden gediagnosticeerd. Het tweede hoofdstuk van het rapport beschrijft de kenmerken van de AIDS-patiënten. Er zijn verschillende redenen waarom deze apart beschreven worden : • In sommige landen is alleen maar informatie over AIDS-patiënten voorhanden en niet over de seropositieven. Om vergelijkingen tussen landen te kunnen maken worden deze patiënten afzonderlijk beschreven. • De beschikbare informatie is in het algemeen vollediger voor AIDS-patiënten dan voor seropositieven, bijvoorbeeld voor de informatie over de waarschijnlijke overdrachtswijze. • Jaarlijks worden er inlichtingen ingezameld aangaande de individuele follow-up van de AIDS-patiënten. Het is dus mogelijk om voor hen de evolutie en prognose te volgen. Deze informatie is niet voorhanden voor de seropositieve “niet AIDS”-patiënten. Het derde hoofdstuk van het rapport beschrijft het geheel van de patiënten drager van de HIVinfectie die medisch werden opgevolgd in de loop van het bestudeerde jaar. Dit deel van het rapport beschrijft dus de “prevalente” populatie die therapeutisch wordt opgevolgd op een gegeven moment, of meer bepaald gedurende een bepaald jaar. Deze beschrijving van de populatie in medische opvolging laat toe om de epidemiologische surveillance te verbeteren. De incidentiegegevens weerspiegelen immers slechts gedeeltelijk de epidemiologische situatie van HIV/AIDS door de aanzienlijke verbetering in termen van levensverwachting teweeggebracht door het gebruik van de antiretrovirale combinaties. N.B. : De gegevens uit dit rapport mogen overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding -9- De HIV-Geïnfecteerden I. DE HIV-GEÏNFECTEERDEN I.1. METHODEN In België zijn er zeven door de FOD Volksgezondheid erkende AIDS-referentielaboratoria (zie bijlage). Tot hun taken behoort het uitvoeren van confirmatietests van de sera die positief bevonden werden bij een opsporingstest. Aangezien alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieven een volledig beeld van het totaal aantal gekende seropositieven in België. Daar de registratie anoniem gebeurt, en er in veel gevallen meerdere keren een confirmatietest wordt gedaan, is er veel kans op dubbeltellingen. De analyses worden enkel uitgevoerd op een bestand van seropositieven waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn om dubbeltelling te vermijden. Naast de registratie van het aantal nieuwe seropositieven trachten de laboratoria ook epidemiologische basisgegevens te verzamelen. Hiertoe wordt aan iedere arts die een HIV-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. De AIDS-patiënten worden op onafhankelijke wijze aangegeven door de behandelende artsen. Ook hier wordt de anonimiteit van de patiënten gewaarborgd. Aangezien dezelfde registratiecode wordt gebruikt als voor de HIV-seropositieve patiënten aangegeven door de laboratoria, is het mogelijk beide bestanden samen te voegen zodat er een completer beeld van de epidemiologische situatie van HIV/AIDS in dit land kan worden gegeven. I.2. RESULTATEN I.2.1. HIV-infecties (gecumuleerd totaal en evolutie) N.B. Het gaat hier om personen die zich hebben laten testen. Over de HIV-seropositieven die nog niet getest zijn, hebben we geen informatie. Op 31 december 2007 waren er in België in totaal 21134 personen gediagnosticeerd met een HIVinfectie. Van 1132 onder hen hebben we geen gegevens om dubbeltelling uit te sluiten; zij werden in dit rapport uit de verdere analyses geweerd. In feite zijn er dus tussen 20002 en 21134 gekende HIV-geïnfecteerden. Hiervan hadden er 3777 AIDS ontwikkeld. Van deze AIDS-patiënten waren er op 31 december 2007 nog 1372 in leven, 1875 waren overleden en 530 patiënten konden er niet meer opgevolgd worden. In de loop van de laatste tweeëntwintig jaar zijn de nieuwe HIV-infecties in België geëvolueerd van gemiddeld 1,8 naar 2,9 per dag gerapporteerde gevallen. Zoals uit de cijfers blijkt is er slechts een kleine marge in de schommelingen. De hoogste piek ziet men in 2005 met 1068 nieuw gediagnosticeerde gevallen en de laagste in 1997 met 698 genotificeerde infecties. Vanaf 1997 ziet men een stijgende trend in de incidentie van HIV-infecties. Na een belangrijke stijging geobserveerd tussen 1997 en 2003, lijkt de jaarlijkse incidentie van nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties min of meer te stabiliseren sinds 2003. In 2007 werden 1051 nieuwe HIV-diagnoses geregistreerd. Ten opzichte van 1997 is dit een verhoging van de incidentie met 51%. - 10 - De HIV-Geïnfecteerden Figuur 1 : aantal nieuwe HIV-seropositieve personen per nationaliteit en per jaar van diagnose België Noord-Afrika 1200 Subsaharisch Afrika Andere: Azië, Amerika Europa Onbekende nationaliteit Aantal nieuwe HIV-diagnoses 1000 800 600 400 200 <= 19 85 19 86 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 0 De nationaliteit is gekend voor 14804 personen (74,0%), waarvan 5914 de Belgische nationaliteit hebben (39,9%).Tussen 1990 en 1993 was er een daling van het aantal nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties bij personen van Belgische nationaliteit. Vervolgens was er eerder sprake van een stabilisatie in deze groep. Het aantal gediagnosticeerde HIV-seropositieve patiënten onder personen van niet-Belgische nationaliteit bereikte zijn maximum in het jaar 1992. Daarna neemt hun aantal sinds 1993 eerder af om vanaf 1997 terug licht te stijgen. Door het grote aantal patiënten met een onbekende nationaliteit is het echter moeilijk correcte interpretatie te doen. Tussen 2001 en 2003 doet de stijging zich zowel voor bij personen van Belgische als van niet-Belgische nationaliteit. Tussen 2002 en 2007 manifesteert de stijging zich eerder bij personen van Belgische nationaliteit. I.2.1.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Figuur 2 stelt de verdeling voor naar geslacht en leeftijdscategorie van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen 3 jaar (2005-2007). De man/vrouw-ratio bedraagt 1,7. De zwaarst getroffen leeftijdsklassen bij mannen zijn die van 35-39 jaar en 30-34 jaar en bij vrouwen die van 30-34 jaar en 25-29 jaar. Figuur 2 : geslacht en leeftijd van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2005-2007 >=60 Mannen (N=1912) Vrouwen (N=1158) 55-59 50-54 Leeftijdsgroep 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 400 300 200 100 0 100 200 300 400 Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden - 11 - De HIV-Geïnfecteerden In tabel 1 wordt de evolutie van de man/vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties. Tabel 1 : verdeling per geslacht bij alle HIV-geïnfecteerden Jaar van diagnose Vrouwen Niet gekend < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Mannen 496 528 658 508 500 527 520 585 592 475 441 428 409 416 404 545 548 527 590 586 621 666 646 157 170 234 230 247 273 276 378 341 322 321 285 284 334 383 390 409 445 451 410 439 335 397 4 41 37 15 9 11 6 15 15 9 5 5 3 1 2 0 1 6 8 4 8 7 8 Totaal 12216 7511 M/V verhouding 3,2 3,1 2,8 2,2 2,0 1,9 1,9 1,5 1,7 1,5 1,4 1,5 1,4 1,2 1,1 1,4 1,3 1,2 1,3 1,4 1,4 2,1 1,6 220 1,6 De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt lichtjes in de tijd (tabel 2). Tabel 2 : gemiddelde en mediane leeftijd bij alle volwassen seropositieve patiënten Jaar van diagnose < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Aantal personen 626 708 896 712 722 780 767 924 922 777 747 688 683 731 759 921 928 968 1023 987 1052 994 1027 Gemiddelde leeftijd (jaar) 33,9 34,0 34,7 33,8 34,6 35,3 34,4 33,9 33,3 34,2 35,1 35,3 35,7 35,5 35,3 35,7 36,0 35,9 35,9 36,0 36,1 37,3 37,3 Mediane leeftijd (jaar) 31,8 31,8 32,5 31,2 31,8 32,6 32,1 31,9 31,7 32,3 33,4 33,6 34,0 33,9 34,2 34,5 34,7 34,6 34,7 34,4 34,6 35,9 36,0 - 12 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.1.2. Geografische spreiding De volgende figuur geeft het cumulatief aantal HIV-geïnfecteerden per provincie of regio. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de woonplaats gekend zijn, opgenomen werden in de analyse. De cijfers geven dus enkel een idee over de spreiding. Informatie over de woonplaats is beschikbaar voor 12083 (60,4%). Meer dan één derde van alle HIV-geïnfecteerden (37,3%) van wie de woonplaats gekend is, woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De provincies met het grootst aantal HIV-geïnfecteerden zijn Antwerpen (15,7% van de gevallen) en Luik (10,7% van de gevallen). Figuur 3 : aantal gecumuleerde gevallen van alle HIV-geïnfecteerden per provincie of gewest en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners rate/100.000 inw. 113,4 1929 64,9 N 40,2 908 49,1 81,1 330 563 854 101,8 131,3 377 1375 63,9 441,2 828 79,9 369 4550 189,1 95,7 250 20002 ISP/GJ AIDS07 De gegevens wat betreft geografische verdeling moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien er heel wat gegevens ontbreken in verband met de woonplaats. In de loop van de laatste 10 jaar is de toename duidelijker in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië. - 13 - De HIV-Geïnfecteerden Tabel 3 : evolutie van de verdeling van alle HIV-geïnfecteerden per regio Jaar N Brussel % N Vlaanderen % N Wallonië % Totaal N < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 195 221 230 190 251 240 207 233 186 177 164 158 136 166 166 246 162 223 245 217 203 199 197 60,6 60,5 52,0 56,4 48,3 42,6 36,9 31,9 31,1 32,4 34,6 40,6 33,7 38,9 36,7 42,0 30,9 35,1 35,5 32,7 28,2 29,7 28,6 56 74 107 71 144 172 175 274 192 196 175 138 159 174 194 219 218 223 274 280 354 328 344 17,4 20,3 24,2 21,1 27,7 30,5 31,2 37,5 32,1 35,8 36,9 35,5 39,4 40,7 42,9 37,4 41,5 35,1 39,7 42,2 49,2 48,9 50,0 71 70 105 76 125 152 179 223 221 174 135 93 109 87 92 121 145 189 172 166 163 144 147 22,0 19,2 23,8 22,6 24,0 27,0 31,9 30,5 36,9 31,8 28,5 23,9 27,0 20,4 20,4 20,6 27,6 29,8 24,9 25,0 22,6 21,5 21,4 322 365 442 337 520 564 561 730 599 547 474 389 404 427 452 586 525 635 691 663 720 671 688 Totaal 4612 37,5 4541 36,9 3159 25,7 12312 I.2.1.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 69,5% van de patiënten gediagnosticeerd tussen 2001 en 2007. Voor de mannen gediagnosticeerd in 2007 ligt de proportie infectie door homo/biseksueel contact (59,1%) hoger dan voor de mannen gediagnosticeerd tussen 2001 en 2006 (42,1% in de periode 2001-2003 en 53,3% in de periode 2004-2006). Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld (rond de 90%). Tabel 4 : verdeling van de HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 2001-2003, 2004-2006 en het jaar 2007 Mogelijk overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie* Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal** 2001-2003 (N=1149) 42,1 4,8 0,9 2,2 48,4 1,7 100 % Mannen 2004-2006 (N=1382) 53,3 2,8 0,4 0,1 2,0 40,7 0,7 100 % 2007 (N=480) 59,1 2,3 0,8 0,4 1,2 34,0 2,1 100 % 2001-2003 (N=859) 1,6 5,1 89,9 3,4 100 % Vrouwen 2004-2006 (N=804) 1,5 5,7 91,3 1,5 100 % 2007 (N=270) 1,5 4,8 90,4 3,3 100 % *Belangrijke opmerking : de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. Voor 2 gedocumenteerde gevallen werd er een besmetting via transfusie in België gemeld (in 1986 en 1998). De seroconversie van de donor werd pas vastgesteld na de transfusie. **Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend. - 14 - De HIV-Geïnfecteerden In alle regio’s is de proportie homo/biseksuele contacten gestegen tussen 2001 en 2007. In Vlaanderen worden homo/biseksuele contacten het vaakst vermeld (zie tabel In Wallonië ligt de proportie van homo/biseksuele contacten het laagst. 5). Tabel 5 : verdeling van de HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 2001-2003, 2004-2006 en het jaar 2007 Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind 20012003 (N=587) 20,1 2,7 0,2 3,6 72,7 0,7 Brussel 20042006 (N=588) 37,6 2,4 0,2 3,9 55,6 0,3 100 % 100 % Totaal** 2007 (N=193) 40,9 0,5 0,5 3,6 53,9 0,5 20012003 (N=646) 36,3 2,9 0,8 2,5 55,9 1,7 100 % 100 % Vlaanderen 20042007 2006 (N=309) (N=902) 41,8 46,6 2,0 2,9 0,2 0,6 0,1 0,3 1,9 1,0 52,7 45,3 1,3 3,2 100 % 100 % 20012003 (N=476) 18,1 5,3 0,4 4,2 68,3 3,8 100 % Wallonië 20042007 2006 (N=147) (N=454) 18,9 27,2 3,1 2,0 0,4 0,2 5,7 4,1 70,3 63,3 1,3 3,4 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend. Tabel 6 toont de verdeling naar leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze van alle personen gediagnosticeerd met HIV tussen 2005 en 2007. Het percentage van de personen besmet via intraveneus druggebruik is het hoogst in de leeftijdscategorie 25-34 jaar. Het percentage mannen besmet via homo/biseksueel contact ligt het hoogst in de leeftijdscategorie 15-24 jaar. Dergelijke trend ziet men in tabel 6. Tabel 6 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij alle HIV-geïnfecteerden (2005-2007) Leeftijdscategorie N 15 - 24 jaar 25 - 34 jaar 35 - 49 jaar > 50 jaar M V M+V M V M+V M V M+V M V M+V 118 141 259 472 354 826 710 242 952 204 75 279 Contacten Homo-/biseks. heteroseksuele % % 65,3 29,7 63,3 36,2 57,6 43,0 38,7 28,3 27,1 95,0 64,1 30,9 94,6 58,2 37,9 93,8 52,1 57,8 84,0 64,9 i.v.-druggebruik % Andere Risico’s % 1,7 2,1 1,9 4,2 0,8 2,8 2,7 1,2 2,3 1,0 1,3 1,1 5,9 2,8 4,2 1,5 4,5 2,8 1,8 5,0 2,6 2,5 14,7 5,7 In tabel 7 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven. In de meerderheid van de gevallen worden heteroseksuele contacten vermeld. Tussen 2002 en 2007 is deze proportie gedaald van 67,2% naar 54,4%. In dezelfde periode (2002-2007) is de proportie gevallen geïnfecteerd via homo/biseksueel contact gestegen van 23,2% naar 37,8%. - 15 - De HIV-Geïnfecteerden Tabel 7 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van alle HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze (n) Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 541 479 588 485 574 586 550 626 600 568 476 402 393 428 443 627 615 668 729 726 745 720 752 Homoi.v.Homo-/biseks.+i.v./biseks.contacten druggebruik drug 36,8 39,0 39,1 33,0 30,7 30,4 33,1 24,1 22,0 23,1 27,9 29,6 26,0 23,4 22,8 24,7 23,9 23,2 25,1 28,1 33,0 39,9 37,8 9,6 8,4 7,3 13,2 9,2 7,2 7,1 5,6 4,3 6,2 3,6 3,7 4,1 3,5 3,4 3,8 2,8 3,0 4,4 3,3 1,7 1,9 2,0 1,3 1,0 1,2 0,8 0,7 0,7 0,2 0,3 1,0 0,5 0,4 0,0 0,5 0,5 0,5 0,3 0,3 0,6 0,5 0,1 0,1 0,4 0,5 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contact en Moeder/Kind 1,7 2,3 1,4 0,2 0,2 0,0 0,4 0,2 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,3 4,4 3,1 4,9 5,4 5,4 5,6 2,9 3,0 4,0 3,0 3,4 3,2 3,1 4,4 2,9 3,2 3,3 4,2 2,9 3,9 3,8 2,4 2,5 41,8 43,8 42,7 43,1 50,3 52,9 53,3 61,3 64,2 64,1 61,6 59,2 63,1 66,4 66,6 65,4 66,0 67,2 65,3 63,4 60,1 54,6 54,4 4,4 2,3 3,4 4,3 3,5 3,2 3,1 5,4 4,2 3,2 3,2 4,2 3,3 1,9 3,8 2,6 3,7 1,8 1,8 1,2 0,9 0,8 2,5 I.2.1.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 5666 patiënten (38,9%), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen zestien jaren. Het aantal T4lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm3 bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200/mm3 bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDS-stadium.Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-infectie stadium gevorderd is. Het gemiddelde en de mediaan van het totaal aantal T4-lymfocyten is weinig geëvolueerd tussen 1992 en 2004. In 2005 werd een toename vastgesteld. Behalve voor de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4 = 661) is er geen significant verschil tussen het gemiddelde aantal T4-lymfocyten en de risicogroepen. Tabel 8 : aantal T4-lymfocyten (/mm3) op het ogenblik van de HIV-diagnose Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 230 418 360 193 547 1993 266 388 336 192 519 1994 256 401 322 158 545 1995 1996 207 374 331 200 500 208 384 350 114 568 1997 208 380 319 138 530 1998 308 344 294 118 492 1999 326 369 302 124 514 2000 413 378 332 169 547 2001 386 382 331 175 513 2002 476 353 306 156 480 2003 549 369 335 167 517 2004 552 359 327 142 518 2005 449 403 356 205 567 2006 445 417 376 219 550 2007 387 432 404 237 579 Totaal 5666 383 340 169 526 - 16 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.2. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit Het gecumuleerde totaal aantal Belgische seropositieven is 5914. I.2.2.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd De man/vrouw-verhouding bij Belgische personen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar is 6,0. De zwaarst getroffen leeftijdsklassen zijn in dalende volgorde bij mannen 35-39 jaar, 40-44 jaar en 25-29 jaar; bij vrouwen 30-34 jaar, 40-44 jaar en 35-39 jaar. Figuur 4 : geslacht en leeftijd van de Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2005-2007 >=60 Mannen (N=797) Vrouwen (N=133) 55-59 50-54 Leeftijdsgroep 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 5-9 0-4 200 150 100 50 0 50 100 150 200 Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit In tabel 9 wordt de evolutie van de man/ vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties. De verhouding man/vrouw in 2007 is 7,2; de hoogste tot nog toe. Tabel 9 : verdeling per geslacht bij Belgische HIV-geïnfecteerden Jaar van diagnose Mannen Vrouwen < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 239 253 283 215 240 248 240 212 192 188 184 153 166 145 127 199 157 163 222 210 237 283 279 4835 36 28 56 68 66 68 63 58 40 42 54 48 49 36 47 44 30 38 38 34 45 49 39 1076 M/V verhouding 6,6 9,0 5,1 3,2 3,6 3,6 3,8 3,7 4,8 4,5 3,4 3,2 3,4 4,0 2,7 4,5 5,2 4,3 5,8 6,2 5,3 5,8 7,2 4,4 - 17 - De HIV-Geïnfecteerden De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt lichtjes in de tijd. Tijdens de periode 1992-1996 was het gemiddelde 37,0, de laatste vier jaar is dit gemiddeld 38,7 (tabel 10). Tabel 10 : gemiddelde en mediane leeftijd bij volwassen Belgische seropositieve patiënten Jaar van diagnose Aantal personen < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 271 276 333 278 298 308 287 260 226 225 235 198 210 180 168 241 182 202 260 243 281 331 317 Gemiddelde leeftijd (jaar) 34,9 35,4 36,6 35,5 36,3 38,0 37,3 35,7 36,3 37,7 37,5 37,9 38,1 38,8 38,3 39,7 39,7 39,4 38,9 37,9 38,7 38,9 39,1 Mediane leeftijd (jaar) 33,8 33,7 33,8 33,2 33,9 36,3 34,7 33,4 34,6 36,5 35,2 36,1 35,4 37,7 36,4 37,6 38,2 37,6 38,2 35,9 37,7 37,6 38,6 I.2.2.2. Geografische spreiding De volgende figuur geeft het cumulatief aantal Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of regio. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de nationaliteit en de woonplaats gekend zijn, opgenomen werden in de analyse. De cijfers geven dus enkel een idee over de spreiding. Informatie over de woonplaats is beschikbaar voor 5188 Belgen (87,7%). Bijna één derde van de Belgische HIV-geïnfecteerden (28,3%) van wie de woonplaats gekend is, woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De provincies met het grootst aantal HIVgeïnfecteerden zijn Antwerpen (19,4% van de gevallen) en Luik (10,2% van de gevallen). - 18 - De HIV-Geïnfecteerden Figuur 5 : aantal gecumuleerde gevallen van Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of gewest en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners rate/100.000 inw. 63,7 1005 31,2 34,9 350 473 N 25,8 39,8 194 391 45,7 155 56,2 35,1 528 404 196,6 34,1 151 1470 27,1 61,3 67 5914 ISP/GJ AIDS07 De gegevens wat betreft geografische verdeling moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien er heel wat gegevens ontbreken in verband met de woonplaats. - 19 - De HIV-Geïnfecteerden Tabel 11 : evolutie van de verdeling van Belgische HIV-geïnfecteerden per regio Jaar N Brussel % N Vlaanderen % N Wallonië % Totaal N < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 110 126 125 85 109 88 70 73 54 50 52 50 40 36 31 54 35 46 49 61 61 63 51 50,2 54,3 43,6 42,9 39,8 31,0 25,7 28,4 25,6 23,6 23,9 27,8 22,0 22,4 18,9 23,6 20,2 24,5 19,8 26,0 23,3 20,2 17,3 49 59 81 58 94 116 105 114 83 98 96 84 98 92 101 122 94 102 137 121 157 196 178 22,4 25,4 28,2 29,3 34,3 40,8 38,6 44,4 39,3 46,2 44,0 46,7 53,8 57,1 61,6 53,3 54,3 54,3 55,2 51,5 59,9 62,8 60,5 60 47 81 55 71 80 97 70 74 64 70 46 44 33 32 53 44 40 62 53 44 53 65 27,4 20,3 28,2 27,8 25,9 28,2 35,7 27,2 35,1 30,2 32,1 25,6 24,2 20,5 19,5 23,1 25,4 21,3 25,0 22,6 16,8 17,0 22,1 219 232 287 198 274 284 272 257 211 212 218 180 182 161 164 229 173 188 248 235 262 312 294 Totaal 1519 28,7 2435 46,0 1338 25,3 5292 I.2.2.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 96,3% van de Belgische patiënten gediagnosticeerd tussen 2001 en 2007. Meer dan twee op drie mannen vermelden homo/biseksuele contacten. Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld (87% tot 95%). Intraveneus druggebruik is verhoudingsgewijs belangrijker bij de vrouwen (tabel 12). In absolute cijfers daarentegen is de groep intraveneuze druggebruikers talrijker bij de mannen dan bij de vrouwen. Wat betreft de evolutie in de tijd, wordt er een stijging waargenomen voor de homo/biseksuele overdrachtswijze sinds 2001. Tabel 12 : verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 2001-2003, 2004-2006 en het jaar 2007 Mogelijk overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie* Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal** 2001-2003 (N=514) 64,8 3,9 1,2 1,4 28,4 0,4 100 % Mannen 2004-2006 (N=709) 73,8 1,6 0,3 0,1 24,0 0,3 100 % 2007 (N=273) 72,2 1,1 1,1 1,1 23,1 1,5 100 % 2001-2003 (N=102) 7,8 2,9 87,3 2,0 100 % Vrouwen 2004-2006 (N=120) 4,2 5,0 89,2 1,7 100 % 2007 (N=38) 2,6 2,6 94,7 100 % *Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. Voor 2 gedocumenteerde gevallen werd er een besmetting via transfusie in België gemeld (in 1986 en1998). De seroconversie van de donor werd pas vastgesteld na de transfusie. **Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend. - 20 - De HIV-Geïnfecteerden In Vlaanderen en Brussel is er een stijging van de proportie infecties via homo/biseksuele contacten. In Wallonië ligt deze proportie lager dan in de andere regio’s en wordt er geen enkele trend in de tijd geobserveerd. Intraveneus druggebruik in Wallonië neemt proportioneel af, maar blijkt vaker de oorzaak van infectie te zijn dan in de andere regio’s (tabel 13). Tabel 13 : verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 2001-2003, 20042006 en het jaar 2007 (** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend) Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind 20012003 (N=122) 50,8 3,3 0,8 0,8 44,3 - Brussel 20042006 (N=179) 69,3 1,1 0,6 2,2 26,8 - 100 % 100 % Totaal** 2007 (N=51) 76,5 2,0 2,0 19,6 - 20012003 (N=315) 61,6 1,3 0,6 1,9 34,6 - 100 % 100 % Vlaanderen 20042007 (N=173) 2006 (N=459) 67,3 69,4 1,1 0,6 0,2 0,6 0,4 0,6 30,3 27,7 0,7 1,2 100 % 100 % 20012003 (N=144) 45,1 11,8 1,4 2,1 37,5 2,1 Wallonië 20042006 (N=145) 42,8 6,2 0,7 49,7 0,7 100 % 100 % 2007 (N=64) 45,3 4,7 3,1 45,3 1,6 100 % Het percentage van de geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2005-2007) en besmet via heteroseksuele weg stijgt met de leeftijd. De proportie mannen die homo/biseksuele contacten melden daalt met de leeftijd. Dergelijke trend ziet men in tabel 14. Tabel 14 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2005-2007 Leeftijdscategorie N 15 - 24 jaar 25 - 34 jaar 35 - 49 jaar > 50 jaar M V M+V M V M+V M V M+V M V M+V 81 21 102 239 44 283 402 50 452 126 24 150 Contacten Homo-/biseks. heteroseksuele % % 85,2 67,6 79,9 67,5 75,1 66,8 50,8 42,7 11,1 95,2 28,4 16,3 95,5 28,6 22,9 94,0 30,8 46,8 91,7 54,0 i.v.-druggebruik % Andere Risico’s % 4,8 1,0 3,3 2,3 3,2 1,5 1,3 1,6 1,3 3,7 2,9 0,4 2,3 0,7 0,5 6,0 1,1 0,8 8,3 2,0 - 21 - De HIV-Geïnfecteerden In tabel 15 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven. In de meerderheid van de gevallen worden homo/biseksuele contacten vermeld en deze proportie is gevoelig gestegen in de afgelopen jaren.Tegelijkertijd is de proportie heteroseksuele contacten gedaald. Na 1990 werden geen HIV-infecties meer gediagnosticeerd bij hemofiliepatiënten. De meeste HIV geïnfecteerden die een transfusie vermeldden, werden buiten België of in België getransfuseerd maar vóór augustus 1985, toen de systematische opsporing van bloedgevers begon. Tabel 15 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van Belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze (n) Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 258 251 305 238 264 257 239 204 194 203 198 161 167 143 154 224 179 194 244 238 271 321 311 Homoi.v.Homo-/biseks.+i.v./biseks.contacten druggebruik drug 64,3 60,2 54,4 52,5 48,9 51,0 56,5 55,4 46,9 47,8 53,0 53,4 52,1 51,0 50,0 50,4 54,2 55,7 52,9 62,6 63,1 63,2 63,3 6,6 6,4 4,9 9,2 7,2 5,4 4,6 3,9 3,1 6,9 3,0 5,0 4,2 4,2 4,5 6,7 1,7 4,6 6,6 3,8 1,5 0,9 1,3 1,6 0,4 1,6 1,3 0,8 1,2 0,0 0,0 1,5 1,0 0,0 0,0 0,6 0,0 1,3 0,0 0,0 1,0 1,6 0,0 0,0 0,6 1,0 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contact en Moeder/Kind 2,7 3,6 2,3 0,4 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4,7 3,2 4,9 6,7 3,8 5,4 2,9 1,5 1,5 1,0 2,0 0,6 1,8 0,7 1,9 0,4 2,2 2,6 0,4 0,8 1,1 0,6 1,3 19,0 25,9 30,5 28,6 36,4 35,0 30,1 34,8 43,8 40,9 40,4 39,1 38,3 43,4 38,3 41,5 39,7 36,1 38,5 32,4 33,9 34,0 31,8 1,2 0,4 1,3 1,3 2,7 1,9 5,9 4,4 3,1 2,5 1,5 1,9 3,0 0,7 3,9 0,9 2,2 0,0 0,0 0,4 0,4 0,6 1,3 - 22 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.2.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 2033 Belgische patiënten (53,4%), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen vijftien jaren. Het aantal T4lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm3 bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200/mm3 bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDS-stadium.Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-infectie stadium gevorderd is. 3 Tabel 16 : aantal T4-lymfocyten (/mm ) op het ogenblik van de HIV-diagnose bij Belgische patiënten Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 90 487 422 240 630 1993 90 465 414 220 574 1994 90 432 404 177 590 1995 97 421 361 230 591 1996 86 483 478 200 791 1997 93 439 375 176 596 1998 92 333 300 110 476 1999 91 408 389 160 584 2000 134 449 414 223 619 2001 112 443 394 236 579 2002 141 412 385 194 564 2003 189 451 421 257 595 2004 180 432 451 218 588 2005 177 461 419 240 640 2006 211 486 431 290 627 2007 160 443 436 282 590 Total 2033 443 410 231 600 De HIV-diagnose kan als zeer laattijdig beschouwd worden als het T4-lymfocytengehalte van de patiënt minder dan 200/mm3 bedraagt op het moment van de HIV-diagnose, of als AIDS wordt gediagnosticeerd minder dan 3 maanden na de HIV-diagnose. Figuur 6 toont dat de proportie van zeer laattijdig gestelde HIV-diagnoses gedaald is in de loop van de tijd: Figuur 6 : proportie van zeer laattijdig gediagnosticeerde HIV-infecties bij Belgische patiënten (1997-2007) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 In 1997 werd 34% van de HIV-infecties zeer laattijdig gediagnosticeerd; in 2007 bedroeg deze proportie 22%. De geobserveerde daling in de loop van de tijd doet een gunstige evolutie vermoeden wat betreft het tijdig stellen van de HIV-diagnose. - 23 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.3. HIV-geïnfecteerden van niet-Belgische nationaliteit De patiënten met een andere nationaliteit dan de Belgische worden hier apart besproken daar een deel van hen nog maar kort in het land verblijft en waarschijnlijk niet in België besmet werd. Het epidemiologisch profiel van deze groep, hoewel niet homogeen, verschilt van de patiënten met een Belgische nationaliteit. I.2.3.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Bij de mannen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2005-2007) vindt men de meeste HIVgeïnfecteerden terug in de leeftijdsgroep 35-39 jaar (18,7%), bij de vrouwen in de categorieën 2529 jaar en 30-34 jaar (21,7% in elke categorie). De verhouding man/ vrouw bedraagt 1,0 wat aanzienlijk lager is dan bij Belgen (6,0). Figuur 7 : geslacht en leeftijd van niet-Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2005-2007 >=60 Mannen (N=653) Vrouwen (N=685) 55-59 50-54 Leeftijdsgroep 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 200 150 100 50 0 50 100 150 200 Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van niet-Belgische nationaliteit I.2.3.2. Verdeling per nationaliteit Zeventig percent van de 1350 niet-Belgische geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2005-2007) komt uit Subsaharisch Afrika, 18% is Europeaan en 2% is van Noord-Afrikaanse origine. Voor 1319 (97,7%) van de niet-Belgische patiënten gediagnosticeerd tijdens deze periode werd het land van afkomst gespecificeerd. Tabel 17 toont de verdeling van deze patiënten volgens regio en land van oorsprong. Tabel 17 : verdeling van de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2005-2007, volgens regio en land van oorsprong Man/Vrouw Regio Land van oorsprong N % verhouding Europa Subsaharisch Afrika Noord-Afrika Azië, Amerika, Andere Nederland Frankrijk Spanje Portugal Andere Totaal Congo* Kameroen Rwanda Andere Totaal Marokko Andere Totaal Brazilië Thailand Andere Totaal 43 40 21 21 122 247 217 158 133 417 925 21 5 26 21 16 81 118 17,4 16,2 8,5 8,5 49,4 100 23,5 17,1 14,4 45,1 100 80,8 19,2 100 17,8 13,6 68,6 100 3,8 0,6 3,3 2,0 * waarschijnlijk RDC (onprecieze codering) - 24 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.3.3. Overdrachtswijzen In tabel 18 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen beschreven. De heteroseksuele overdrachtswijze wordt het meest frequent gerapporteerd. De verdeling van de overdrachtswijzen is gevoelig gewijzigd in de loop der tijd. Sinds het begin van de epidemie zien we een dalende trend in de overdrachtswijze via intraveneus druggebruik. Sinds 2004 wordt een daling van het aandeel heteroseksuele contacten en een stijging van het aandeel homo/biseksuele contacten vastgesteld. Tabel 18 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van niet-Belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze N Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 262 206 225 198 284 307 287 407 390 356 266 231 212 273 267 388 420 460 473 475 458 392 417 Homoi.v.Homo-/biseks.+i.v./biseks.contacten druggebruik drug0 9,2 13,6 19,6 13,1 13,0 12,7 12,9 9,1 8,7 9,3 9,0 13,4 5,7 9,2 8,2 10,1 10,7 10,0 10,6 10,5 14,6 20,9 19,7 11,5 9,7 10,7 16,2 11,3 8,5 8,0 6,6 5,1 5,6 4,1 3,0 4,2 2,9 2,6 2,1 3,3 2,4 3,2 3,2 2,0 2,3 2,4 1,1 1,5 0,4 0,5 0,7 0,3 0,3 0,5 0,8 0,3 0,8 0,5 0,7 0,5 0,5 0,2 0,2 0,2 0,3 0,2 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contact en Moeder/Kind 0.8 0,7 0,2 0,3 0,4 0,2 4.6 3,4 4,0 4,5 6,7 6,2 2,8 3,7 5,4 4,2 4,5 5,2 4,2 6,2 3,4 4,9 3,8 5,0 4,2 5,3 5,5 3,8 3,6 65,6 68,0 62,7 60,6 64,4 68,1 74,6 75,2 75,4 77,2 77,4 73,2 82,1 78,8 82,8 79,1 78,6 79,8 79,3 79,4 76,2 71,7 71,0 7,3 3,9 2,7 5,1 3,9 4,2 0,7 4,7 4,4 3,4 4,1 5,2 3,3 2,2 3,0 3,4 3,1 2,6 2,7 1,5 1,1 1,0 2,9 I.2.3.4. Geografische spreiding Meer dan één derde van de personen van niet-Belgische nationaliteit gediagnosticeerd met HIV in 2007en waarvan de woonplaats is gekend woont in Brussel (40,2%). De stijging van het aandeel homo/biseksuele contacten wordt vastgesteld in alle regio’s, en is verhoudingsgewijs het belangrijkst in de regio Brussel (tabel 19). Tabel 19 : verdeling van de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 2001-2003, 2004-2006 en het jaar 2007 Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal** 20012003 (N=454) 12,3 2,4 4,4 80,2 0,7 100 % Brussel 20042007 2006 (N=138) (N=401) 22,7 26,8 3,0 0,7 4,7 4,3 69,1 67,4 0,5 0,7 100 % 100 % 20012003 (N=320) 11,2 4,7 0,6 3,1 76,9 3,4 100 % Vlaanderen 20042007 2006 (N=125) (N=430) 14,4 17,6 2,8 5,6 0,2 0,8 0,2 3,3 1,6 77,0 68,8 2,1 5,6 100 % 100 % 20012003 (N=327) 6,1 2,4 5,2 81,7 4,6 100 % Wallonië 20042007 2006 (N=79) (N=301) 7,3 13,9 1,7 0,7 0,3 8,3 5,1 80,4 78,5 1,3 2,5 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten voor wie de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend - 25 - De HIV-Geïnfecteerden I.2.3.5. Vroegdetectie van HIV De diagnose kan als zeer laattijdig beschouwd worden als het T4-lymfocytengehalte van de patiënt minder dan 200/mm3 bedraagt op het moment van de HIV-diagnose, of als AIDS wordt gediagnosticeerd minder dan 3 maanden na de HIV-diagnose. Figuur 8 toont dat de proportie van zeer laattijdig gestelde HIV-diagnoses gedaald is in de loop van de tijd : Figuur 8 : proportie van de zeer laattijdig gediagnosticeerde HIV-infecties bij niet-Belgische patiënten (1997-2007) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 In 1997 werd 47% van de HIV-infecties zeer laattijdig gediagnosticeerd; in 2007 bedroeg deze proportie 29%. De geobserveerde daling in de loop van de tijd doet een gunstige evolutie vermoeden wat betreft het tijdig stellen van de HIV-diagnose. Opmerking : De geobserveerde verschillen tussen Belgische patiënten (figuur 6) en niet-Belgische (figuur 8) moeten met de grootste voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Bij personen van nietBelgische nationaliteit heeft de ingezamelde informatie immers soms betrekking op de eerste positieve test uitgevoerd in België, terwijl de eerste diagnose van HIV-infectie eerder werd gesteld in het land van oorsprong. De migratie veroorzaakt een bias in de schatting van de tijdigheid van de diagnose in deze populatie. - 26 - AIDS-Patiënten II. AIDS-PATIËNTEN II.1. METHODEN De in september 1982 door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) voorgestelde AIDS-definitie 1 wordt in België gebruikt sedert de epidemiologische surveillance aanving in maart 1983. De CDC vulden deze eerste definitie aan in augustus 1987 2 met richtlijnen voor AIDS-diagnose bij patiënten met onbekende of negatieve HIV-serologie en met nieuwe aandoeningen die op AIDS wijzen (HIV-encefalitis, HIV-wasting syndroom). Deze gewijzigde definitie wordt sedert begin 1988 in België toegepast. Sinds januari 1993 3 is er een nieuwe wijziging met toevoeging van drie bijkomende pathologieën (longtuberculose, recidiverende pneumonie en baarmoederhalskanker) aan de lijst van de AIDS-definiërende aandoeningen. De AIDS-patiënten worden anoniem geregistreerd via een gestandaardiseerd formulier (bijlage). Zesmaandelijks worden de aangegeven gevallen gevalideerd overeenkomstig de CDC-definitie. De dienst Epidemiologie van het WIV verwerkt de gegevens nadat dubbele aangiften werden uitgesloten. De volgende gegevens worden geregistreerd: datum van aangifte en diagnose, leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, nationaliteit, etnische oorsprong, verblijfplaats, waarschijnlijke overdrachtswijze, HIV1- en/of HIV2-serologie, ziekte(n) kenmerkend voor AIDS. Een follow-up betreffende eventueel overlijden of nieuwe aandoeningen wordt jaarlijks georganiseerd. II.2. RESULTATEN II.2.1. Alle AIDS-patiënten. Op 31 december 2007 waren in totaal 3777 AIDS-gevallen bij de AIDS-Commissie aangeven wat een cumulatieve incidentie geeft van 356 gevallen per miljoen inwoners. Van hen zijn 1875 patiënten overleden, werden er 530 uit het zicht verloren, en waren er nog 1372 in leven op 31 december 2007. In de loop van 2007 werden er maandelijks gemiddeld 9 nieuwe gevallen gediagnosticeerd (gecorrigeerd voor laattijdige aangifte). In hetzelfde jaar zijn er gemiddeld 2 personen per maand overleden aan AIDS. II.2.1.1. Verdeling volgens residentie en nationaliteit (gecumuleerd totaal) Tabel 20 toont de verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit. “Resident” wordt gedefinieerd als een patiënt die op het moment van de diagnose minstens vijf jaar in België woonde. Dit criterium van vijf jaar wordt gebruikt en dateert van 1983 toen het gemiddelde tijdsverloop tussen infectie en AIDS vijf jaar bedroeg. Tabel 20 : verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit (cumulatieve gegevens 1985-2007) Residenten Niet residenten Onbekende verblijfsduur Totaal Belgen Andere nationaliteiten Onbekende nationaliteit 1492 574 2 117 1020 3 159 393 17 1768 1987 22 Totaal 2068 1140 569 3777 II.2.1.2. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten De eerste AIDS-patiënten werden in het begin van de jaren tachtig geregistreerd. In figuur 9 wordt de evolutie van het aantal nieuw aangegeven patiënten per jaar weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de nationaliteit van de patiënten. Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 255 gevallen per jaar gediagnosticeerd. - 27 - AIDS-Patiënten De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1998; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2005 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor de vijf laatste jaren bedraagt respectievelijk 132, 127, 155, 105 en 111 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2007 werden tot op dit moment 91 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 111 gevallen. Het feit dat we een vertraging zien in de daling van het aantal AIDS-gevallen sinds 1997 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 21% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 32% in 2006 en 38% in 2007. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Figuur 9 : nieuwe AIDS-patiënten per jaarlijkse aangifte en volgens nationaliteit 300 Belgen Niet-Belgen onbekend correctie laattijdige aangifte 250 200 150 100 50 0 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 Naast het geheel van de nieuwe AIDS-patiënten worden de resultaten die betrekking hebben op AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit en AIDS-patiënten van niet Belgische nationaliteit in figuur 9 voorgesteld. II.2.2. AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit Deze groep bestaat uit 1768 personen, waarvan 1492 residenten, dit wil zeggen dat zij op het moment van de AIDS-diagnose minstens 5 jaar in België verbleven, 117 niet-residenten en 159 met onbekende woonplaats. II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS- patiënten De evolutie van de verschillende etappes AIDS-patiënten werd reeds beschreven in figuur 9. - 28 - AIDS-Patiënten II.2.2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Zoals blijkt uit onderstaande tabel, zijn er bij de AIDS-patiënten 5 maal meer mannen dan vrouwen. Tabel 21 : verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens geslacht en diagnosejaar Jaar van diagnose Mannen (n) Vrouwen (n) Man/Vrouw verhouding < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 37 38 57 73 80 114 125 129 113 115 120 97 47 50 36 43 31 31 25 36 42 24 29 1492 11 5 10 13 15 17 24 15 18 18 21 23 13 4 6 9 9 14 7 8 3 10 3 276 3,4 7,6 5,7 5,6 5,3 6,7 5,2 8,6 6,3 6,4 5,7 4,2 3,6 12,5 6,0 4,8 3,4 2,2 3,6 4,5 14,0 2,4 9,7 5,4 De hoogst vertegenwoordigde leeftijdsgroepen onder de personen gediagnosticeerd tussen 2003 en 2007 zijn die van 40-44 jaar bij de mannen en die van 30-34 jaar en 35-39 jaar bij de vrouwen. Er werd gedurende deze periode geen enkele diagnose gesteld bij personen jonger dan 15 jaar (figuur 10). Figuur 10 : geslacht en leeftijd van de Belgische AIDS-patiënten in België (2003-2007) >=60 Mannen (N=156) Vrouwen (N=31) 55-59 50-54 Leeftijdsgroep 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 40 30 20 10 0 10 20 30 40 Aantal zieken van Belgische nationaliteit Gedurende deze periode is de gemiddelde leeftijd van volwassen mannen op het ogenblik van de diagnose 46,3 jaar (mediane leeftijd: 45,0 jaar) en voor volwassen vrouwen 43,6 jaar (mediane leeftijd : 40,6 jaar). De gemiddelde leeftijd op het moment van de AIDS-diagnose is doorheen de jaren licht, maar significant gestegen, en dit zowel bij de mannen als bij de vrouwen (p<0,05). - 29 - AIDS-Patiënten II.2.2.3. Geografische spreiding De provincie of het gewest van verblijf is gekend voor 1625 Belgische patiënten (91,9%). Bijna 40% woonde in de regio Brussel op het ogenblik van de diagnose. Per inwoner wonen er meer AIDS-patiënten in de provincies Luik, vervolgens Antwerpen, Waals Brabant en Henegouwen. De geografische spreiding wordt weergegeven in figuur 11. Figuur 11 : aantal gevallen en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners per provincie of gewest van de in België verblijvende AIDS-patiënten, aangegeven aan de AIDS-Commissie sinds 1983 rate/100.000 inw. 15,9 251 6,2 N 4,4 69 7,7 60 11,1 58 109 15,0 51 16,3 13,1 153 151 81,6 12,1 53 610 5,7 18,3 14 1768 ISP/GJ AIDS07 Het totaal aantal gecumuleerde Belgische AIDS-patiënten is in Brussel acht maal hoger dan elders. - 30 - AIDS-Patiënten In tabel 22 worden het aantal nieuwe AIDS-gevallen per jaar van diagnose en verdeeld per regio weergegeven. Tabel 22 : nieuwe AIDS-gevallen bij Belgen per jaar van diagnose en per gewest Jaar van diagnose Brussel Vlaanderen Wallonië <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 16 18 24 32 33 49 54 59 49 43 51 38 23 21 15 13 12 16 14 17 14 13 8 632 3 9 14 13 29 43 48 44 57 48 45 37 15 22 13 21 14 15 10 12 22 11 12 557 6 6 17 26 24 26 33 37 22 38 37 39 19 9 10 16 13 11 7 11 9 10 10 436 Totaal 25 33 55 71 86 118 135 140 128 129 133 114 57 52 38 50 39 42 31 40 45 34 30 1625 II.2.2.4. Overdrachtswijzen In tabel 23 worden de verschillende mogelijke overdrachtswijzen geordend. Patiënten met meerdere mogelijke overdrachtswijzen, werden ondergebracht in de categorie met het hoogste transmissierisico. In 30% van de gevallen wordt de heteroseksuele weg als vermoedelijke overdrachtswijze weerhouden. Deze komt op de eerste plaats bij vrouwen (twee op drie vrouwen wordt via deze weg besmet), en op de tweede plaats bij mannen (23,2%). Bij mannen staat homo- of biseksuele overdracht op de voorgrond als belangrijkste overdrachtswijze; twee op drie mannen worden via deze weg besmet ( 65,5%). Tabel 23 : verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens overdrachtswijze (cumulatieve gegevens 1985-2007) Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Onbekend Totaal Mannen Vrouwen Totaal N % N % N % 978 55 10 13 35 346 17 38 65,5 3,7 0,7 0,9 2,3 23,2 1,1 2,5 0 36 0 0 34 190 13 3 0 13,0 0,0 0,0 12,3 68,8 4,7 1,1 978 91 10 13 69 536 30 41 55,3 5,1 0,6 0,7 3,9 30,3 1,7 2,3 1,492 100,0 276 100,0 1,768 100,0 Het belang van de verschillende overdrachtswijzen volgens jaar van diagnose wordt voorgesteld in tabel 24. Men ziet dat het absoluut aantal geregistreerde patiënten verminderde sinds 1996. Tot 1996 was de homo/biseksuele overdracht de voornaamste overdrachtswijze bij de Belgische AIDS-patiënten. Daarna benadert het jaarlijks aantal nieuwe AIDS-diagnoses via heteroseksuele overdracht het jaarlijks aantal nieuwe AIDS-diagnoses via homo/biseksuele overdracht. In absolute cijfers wordt er voor alle overdrachtswijzen een daling waargenomen. - 31 - AIDS-Patiënten Tabel 24 : verdeling van de AIDS-patiënten volgens overdrachtswijze en per jaar van diagnose (N) Overdrachtswijze Totaal <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 45 43 67 86 95 131 149 144 131 133 141 120 60 54 42 52 40 45 32 44 45 34 32 1768 Homoi.v.Homo-/biseks.+i.v./biseks.contacten druggebruik drug0 22 26 36 52 53 77 89 94 83 74 83 54 29 31 20 21 21 16 12 20 30 15 20 978 1 1 1 4 4 4 7 6 9 9 8 5 2 3 1 7 1 6 4 3 2 2 1 91 0 0 1 0 1 3 1 1 1 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 10 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contact en Moeder/Kind 0 0 0 1 2 1 1 3 1 1 0 1 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 13 6 2 12 5 4 7 6 5 4 1 2 5 1 0 1 1 0 2 1 1 0 2 1 69 13 12 16 22 30 37 39 33 30 38 45 46 25 16 15 18 17 20 13 18 12 13 8 536 3 1 1 1 1 2 6 1 3 2 0 3 2 0 1 1 0 0 0 0 0 0 2 30 De gemiddelde leeftijd bij homo/biseksuele AIDS-patiënten is 40,4 jaar (mediaan=39,0 jaar). De gemiddelde leeftijd bij mannelijke heteroseksuele Belgische patiënten is 48,2 jaar (mediaan=47,8 jaar), dus gemiddeld 8 jaar meer dan bij homo/biseksuele patiënten. De gemiddelde leeftijd bij de vrouwelijke Belgische patiënten besmet via heteroseksuele weg is 39,4 jaar (mediaan=37,2 jaar). In 35% van de heteroseksuele patiënten werd een contact aangegeven met een partner die afkomstig is uit een land waar de HIV-infectie veralgemeend is (mannen 39,3%, vrouwen 28,4%). Het absoluut aantal AIDS-patiënten bij wie HIV-overdracht plaatsvond door het injecteren van drugs is tot op heden steeds beperkt gebleven. Voor 26% van de 101 patiënten waarvoor IVdruggebruik werd gemeld, werd ook ander risicogedrag gerapporteerd (homoseksuele contacten of heteroseksuele contacten met geïnfecteerde partner of partner met risico). In deze gevallen is het niet mogelijk om de vermoedelijke overdrachtswijze van de infectie met zekerheid aan te duiden. De HIV-overdracht gebeurde mogelijks via bloedtransfusie bij 3,9% van het totaal aantal Belgische AIDS-patiënten (tabel 23). Van de 69 vermelde transfusies vonden er 35 in België plaats, waarvan 2 na augustus 1985, wanneer de systematische screening van bloeddonoren werd gestart. In het eerste geval signaleerde de patiënt ook het bestaan van een risico op besmetting via heteroseksueel contact en bij de tweede patiënt, die een transfusie kreeg toegediend in 1986, werd de seroconversie van de donor gedocumenteerd na de transfusie. Tussen 1984 en 2007 hadden 30 kinderen van 3 maand tot 12 jaar en van een Belgische moeder, AIDS gekregen via moeder/kind overdracht. In zeven van de gevallen werd de moeder via heteroseksuele weg besmet. Van vier kinderen was de moeder intraveneuze druggebruikster; één moeder heeft een transfusie vermeld (datum en plaats onbekend). Veertien gevallen zijn onvoldoende gedocumenteerd over het risico van de moeder. - 32 - AIDS-Patiënten Op de eerste plaats in de drie regio’s, maar iets minder uitgesproken in Wallonië, komen de homo/biseksuele contacten. Op de tweede plaats volgen de heteroseksuele contacten. Het aandeel vertegenwoordigd door i.v.-druggebruik is groter in de regio Brussel en in Wallonië dan in Vlaanderen. Tabel 25 : verdeling van Belgische AIDS-patiënten per overdrachtswijze en per regio (cumulatieve gegevens 1985-2007) Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Inconnu Totaal Brussel (N=632) % Sex ratio (M/V) Vlaanderen (N=557) % Sex ratio (M/V) Wallonië (N=436) % Sex ratio (M/V) 59,7 7,4 0,6 0,3 2,8 27,4 0,5 1,3 1,2 --1,3 1,2 2,0 - 62,7 2,2 0,4 0,7 3,1 27,5 1,1 2,5 -11,0 --0,7 1,8 0,5 - 47,2 5,7 0,7 1,4 5,0 35,6 1,1 3,2 --1,1 ----1,0 2,2 3,7 - 100,0 4,7 100,0 6,7 100,0 4,8 II.2.2.5. Tijdsverloop tussen HIV- en AIDS-diagnose Tussen 2002 en 2004 werd bij drie op tien (29,1%) patiënten de HIV-diagnose minder dan 3 maanden voor de AIDS-diagnose gesteld, d.w.z. dat de detectie van HIV-antilichamen zeer laattijdig gebeurde in de evolutie van de infectie (Tabel 26). Voor de periode 2005-2007 is de verhouding van de patiënten bij wie de HIV-diagnose minder dan 3 maanden voor de AIDS-diagnose gesteld werd gelijk aan 34,8%. De geobserveerde verschillen naar overdrachtswijze en bestudeerde periodes zijn echter niet statistisch significant, gezien het gering aantal gevallen in beschouwing genomen. Tabel 26 : tijdsverloop tussen rapportage van HIV-infectie en AIDS. Vergelijking jaren 2002-2004 en 2005-2007 Overdrachtswijze N Homo-/biseksuele contacten i.v. –druggebruik Heteroseksuele contacten Totaal 44 13 46 103 2002-2004 Tijdsverloop < 3 maanden (%) 36,4 23,1 23,9 29,1 N 58 5 29 92 2005-2007 Tijdsverloop < 3 maanden (%) 36,2 0,0 37,9 34,8 II.2.2.6. Geassocieerde klinische syndromen In tabel 27 vindt men de klinische aandoeningen die leiden tot de AIDS-diagnose. Patiënten met meerdere aandoeningen werden in de klasse van de meest frequent voorkomende aandoening geplaatst. Tabel 27 : aandoeningen leidend tot de AIDS-diagnose bij Belgische patiënten (cumulatieve gegevens 1985-2007) Aandoeningen Kaposi sarcoom (KS) Opportunistische infecties (OI) KS + OI Lymfoom HIV-encefalitis HIV-wasting syndroom Lymfoïde interstitiële pneumonie Invasieve baarmoederhalskanker Totaal Geslacht M 210 1014 73 80 58 55 2 0 1492 Totaal V 4 229 0 7 13 14 3 6 276 N 214 1243 73 87 71 69 5 6 1768 % 12,1 70,3 4,1 4,9 4,0 3,9 0,3 0,3 100,0 Long tuberculose (alleen of geassocieerd) werd gezien in 5,7% van de nieuw aangegeven en dit vanaf 1993, ogenblik waarop long tuberculose opgenomen werd in de definitie van de AIDS-definiërende aandoeningen. - 33 - AIDS-Patiënten Kaposi sarcoom werd in 16,2% van alle aandoeningen gevonden (alleen : 12,1%; geassocieerd aan een opportunistische infectie : 4,1%). Deze aandoening werd het meest gezien bij homo-en biseksuelen, waar ze 26,2% van de klinische syndromen uitmaakte (sarcoom alleen : 19,5%; geassocieerd : 6,7%). Figuur 12 : evolutie van de verdeling van nieuwe Belgische AIDS-patiënten per groep van AIDS-definiërende aandoeningen 100% 90% Opportunistische infecties (behalve PCP en cerebrale toxoplasmose) 80% Kaposi sarcoma(+ opportunistische infecties) 60% 70% 50% 40% PCP en/of cerebrale toxoplasmose 30% 20% 10% 0% 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 II.2.2.7. Mortaliteit De sterfte één jaar na het stellen van de AIDS-diagnose is sterk gedaald. De overlevingskans twee jaar na het stellen van de diagnose is opmerkelijk gestegen in de loop der tijd. Voor de patiënten gediagnosticeerd voor 1995 was de overlevingskans niet meer dan 50%. Tabel 28 : overlevingskans per jaar van diagnose van AIDS en volgens observatieduur voor Belgische AIDS-patiënten Jaar van Diagnose 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Cumulatief percentage van de nog in leven zijnde AIDS-patiënten na : ( in jaren ) N 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 43 67 86 94 131 149 143 128 132 139 117 59 52 42 52 40 44 32 43 44 29 39 60 68 59 59 74 72 67 56 75 85 86 84 75 78 83 93 77 95 86 78 24 33 49 35 40 40 43 44 34 62 79 81 82 66 73 80 88 73 90 86 13 21 26 22 19 28 25 26 24 57 76 80 80 60 67 77 88 69 87 13 10 24 18 16 16 17 24 21 54 74 78 76 60 62 69 82 64 10 9 10 14 13 14 15 24 19 51 71 74 76 54 59 65 78 10 6 7 10 11 12 14 24 19 49 68 71 74 48 56 65 7 6 7 5 10 12 12 23 17 49 66 67 74 44 56 7 6 7 5 9 12 12 22 17 46 65 63 74 44 7 4 7 5 7 12 12 22 15 45 62 61 74 7 4 7 5 7 12 12 21 15 45 58 61 7 4 7 5 7 12 12 21 15 44 57 7 4 7 5 7 11 11 20 14 44 Tot 1994 is de sterfte aan AIDS jaar na jaar gestegen waarna een scherpe daling is ingezet vanaf 1996 (komst van de antiretrovirale therapieën). Op het einde van 2007 waren er 530 AIDS-patiënten nog in leven en onder medische behandeling. - 34 - AIDS-Patiënten Figuur 13 : aantal sterfte per jaar en aantal patiënten nog in leven op het einde van het jaar in leven op het einde van het jaar (cumulatief) patiënten lost to follow-up sinds meer dan 2 jaar niet inbegrepen overleden gedurende het jaar 600 500 400 300 200 100 0 <=1983 1986 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007 II.2.3. AIDS-patienten van niet-Belgische nationaliteit II.2.3.1.Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten De verschillende fasen van deze evolutie werden beschreven in figuur 9. II.2.3.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd De man/vrouw verhouding bedraagt 0,9 en ligt duidelijk lager dan deze bij de Belgische AIDSpatiënten (5,0). Bij mannen is de gemiddelde leeftijd bij de niet-Belgen (40,7 jaar) iets kleiner dan bij de Belgen (46,3 jaar). Het verschil in leeftijd is meer opvallend bij de vrouwen (gemiddelde leeftijd van de niet-Belgen is 36,1 jaar, gemiddelde leeftijd van de Belgen is 43,6 jaar). Figuur 14 : geslacht en leeftijd bij niet-Belgische AIDS-patiënten in België (2003-2007) >=60 Mannen (N=188) Vrouwen (N=206) 55-59 50-54 Leeftijdsgroep 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 70 60 50 40 30 20 10 0 10 20 30 40 50 60 70 Aantal zieken van niet-Belgische nationaliteit - 35 - AIDS-Patiënten II.2.3.3. Verdeling volgens nationaliteit De meeste niet-Belgische zijn van Afrikaanse herkomst (75%) (tabel 29). Tabel 29 : verdeling volgens nationaliteit van de niet-Belgische AIDS-patiënten (cumulatieve gegevens 1985-2007) Nationaliteit Europese Afrikaanse Zuid-Sahara Noord-Afrikaanse Andere Totaal M 300 628 75 108 1111 V 56 777 14 28 875 Ratio M/V 5,4 0,8 5,4 3,9 1,3 Totaal 356 1405 89 137 1987 II.2.3.4. Geografische verspreiding In tabel 30 wordt het aantal nieuwe AIDS-gevallen per jaar weergegeven verdeeld per regio, gekend voor 73,9% van de gevallen en waarvan 63,2% in het Brusselse gewest woonde, 18,5% in Wallonië en 18,3% in Vlaanderen. Het betreft de vermelding van het gewest op het moment van de gestelde diagnose. Tabel 30 : verdeling volgens regio en jaar van diagnose van niet-Belgische AIDS-patiënten Jaar van diagnose Brussel Vlaanderen Wallonië <1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 21 19 18 30 36 42 34 58 63 57 44 41 40 41 52 52 59 57 40 47 40 37 928 3 3 0 1 4 13 7 20 25 12 15 14 13 12 19 27 13 9 19 23 8 12 272 1 1 2 9 6 11 22 23 21 22 14 7 11 15 16 11 12 18 10 21 8 7 268 Totaal 25 23 20 40 46 66 63 101 109 91 73 62 64 68 87 90 84 84 69 91 56 56 1468 II.2.3.5. Overdrachtswijzen Heteroseksuele overdracht is de waarschijnlijke overdrachtswijze in iets meer dan twee gevallen op drie bij de niet-Belgische AIDS-patiënten. Moeder/kind overdracht komt voor in 4,4% van de gevallen. Homo- of biseksuele contacten vertegenwoordigen ongeveer 24% van de mogelijke overdrachtswijzen bij de mannelijke niet-Belgische; dit is 2,7 maal minder dan bij de Belgen. Tabel 31 : verdeling volgens overdrachtswijze bij niet-Belgische AIDS-patiënten (cumulatieve gegevens 1985-2007) Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Homo-/biseksuele + i.v.-drugs Hemofilie Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal Mannen N 261 117 10 1 33 624 37 1083 Vrouwen % 24,1 10,8 0,9 0,1 3,0 57,6 3,4 100,0 N 0 26 0 0 58 718 48 850 Totaal % 0,0 3,1 0,0 0,0 6,8 84,5 5,6 100,0 N 261 143 10 1 91 1343 85 1934 % 13,5 7,4 0,5 0,1 4,7 69,4 4,4 100,0 - 36 - AIDS-Patiënten We merken in belangrijke mate de heteroseksuele overdracht bij de niet-Belgen afkomstig van Subsahararisch Afrika (84,2%) alsook de overdracht door i.v.- druggebruik bij de niet-Belgen afkomstig van Noord-Afrika (53,9%). Tabel 32 : verdeling volgens nationaliteit en overdrachtswijze van niet-Belgische AIDS-patiënten (cumulatieve gegevens 19852007) Overdrachtswijze Afkomstig uit Subsaharisch Afrika N % 17 1,2 13 0,9 1183 84,2 78 5,6 114 8,1 1405 100,0 Europeanen Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Andere of onbekend Totaal N 160 73 96 5 22 356 % 44,9 20,5 27,0 1,4 6,2 100,0 Afkomstig uit NoordAfrika N % 8 9,0 48 53,9 21 23,6 1 1,1 11 12,4 89 100,0 Andere N 76 9 43 1 8 137 % 55,5 6,6 31,4 0,7 5,8 100,0 II.2.3.6. Geassocieerde klinische syndromen In tabel 33 zijn de klinische syndromen die leiden tot AIDS geklasseerd volgens dezelfde volgorde als bij de Belgische AIDS-patiënten (tabel 28). Voor 321 patiënten was een longtuberculose (alleen of geassocieerd) de aanleiding tot de AIDS-diagnose. (23,6% van de niet-Belgische zieken gediagnosticeerd na 1993 versus 5,1% van de Belgische). Tabel 33 : geassocieerde klinische syndromen volgens hiërarchie orde bij de niet-Belgische AIDS-patiënten (cumulatieve gevens 1985-2007) Aandoeningen Geslacht M 86 872 56 38 21 27 11 0 1111 Kaposi sarcoom (KS) Opportunistische infecties (OI) KS + OI Lymfoom HIV-encefalitis HIV-wasting syndroom Lymfoïde interstitiële pneumonie Invasieve baarmoederhalskanker Totaal Totaal V 27 742 30 14 14 17 13 16 873 N 113 1615 86 52 35 44 24 16 1985 % 5,7 81,4 4,3 2,6 1,8 2,2 1,2 0,8 100,0 II.2.3.7. Mortaliteit Zoals voor Belgische AIDS-patiënten, is ook voor niet-Belgische AIDS-patiënten de levensverwachting op korte termijn zeer sterk verbeterd. Meer dan 80% van de gediagnosticeerde patiënten na 1995 zijn nog altijd in leven 2 jaar na de diagnose (fig. 15). Tabel 34 : overlevingskans per jaar van diagnose van AIDS en volgens observatieduur voor niet-Belgische AIDS-patiënten Jaar van Cumulatief percentage van de nog in leven zijnde AIDS-patiënten na : ( in jaren ) Diagnose N 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 31 54 55 70 74 107 106 119 125 111 92 69 64 78 92 101 89 93 77 94 52 62 71 76 65 69 70 64 70 76 75 89 88 95 89 91 82 93 94 83 84 87 56 51 55 46 48 51 40 52 50 66 82 86 91 84 86 80 90 87 79 83 56 43 42 33 27 29 35 42 41 62 79 86 90 84 83 77 85 87 79 33 38 35 30 21 21 30 38 38 58 76 84 90 84 83 76 80 82 33 33 26 17 11 21 22 38 36 56 73 82 88 83 80 73 78 33 25 26 17 11 13 21 35 36 51 70 80 85 81 78 73 22 25 22 17 7 12 19 31 32 51 70 80 83 77 75 22 8 17 17 7 12 19 31 29 48 67 80 83 77 11 0 17 14 7 12 19 30 28 44 65 78 83 0 0 17 10 7 12 17 28 28 44 63 78 0 0 17 10 7 12 17 26 28 44 61 0 0 17 10 7 12 17 26 28 44 - 37 - AIDS-Patiënten We merken een belangrijke daling in het aantal sterfte vanaf 1996. 837 niet-Belgische AIDSpatiënten werden eind 2007 nog opgevolgd in België. Figuur 15 : aantal overlijden per jaar en aantal patiënten nog in leven op het einde van het jaar (niet-Belgische AIDSpatiënten) in leven op het einde van het jaar (cumulatief) patiënten lost to follow-up sinds meer dan 2 jaar niet inbegrepen overleden gedurende het jaar 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 <=1983 1986 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007 - 38 - AIDS-Patiënten III HIV-PATIENTEN MEDISCH OPGEVOLGD IN BELGIE III.1 METHODES Sinds het gebruik van antiretrovirale behandelingen is gestart in 1996, is de levensverwachting van geïnfecteerde personen aanzienlijk verbeterd en is de populatie van HIV-patiënten in medische opvolging sneller gestegen. Teneinde dit aspect van de evolutie, dat meer aansluit bij de prevalentie, te kunnen beschrijven en bestuderen, worden gegevens over de populatie in medische opvolging ingezameld volgens een methodologie gelijkaardig aan deze gebruikt door het epidemiologische surveillancesysteem dat sinds 1985 de incidentiegegevens van HIV-infectie en AIDS inzamelt. De patiënten worden beschouwd als zijnde medisch opgevolgd als in de loop van het afgelopen jaar minstens één virale lading werd gemeten. Aangezien de AIDS Referentie Laboratoria instaan voor het geheel van de metingen van virale lading, is het mogelijk om het aantal personen in medische opvolging te kennen. De volgende grafieken beschrijven de populatie medisch opgevolgd in de loop van het jaar 2007. III.2 RESULTATEN III.2.1 Aantal personen in opvolging In 2007 werden 9181 HIV-patiënten medisch opgevolgd in België. Dit aantal vertegenwoordigt een stijging van 7% in vergelijking met het jaar 2006 : Figuur 16 : Aantal patiënten in medische opvolging in België (2006-2007) Aantal patiënten 9300 9200 9100 9000 8900 8800 8700 8600 8500 8400 8300 8200 9181 8583 2006 2007 III.2.2 Beschrijving van de personen opgevolgd in 2007 Verdeling naar leeftijd en geslacht De man/vrouw-ratio van de patiënten opgevolgd in 2007 bedroeg 1,57. De gemiddelde leeftijd van de mannelijke patënten bedroeg 33,5 jaar en van de vrouwelijke 39,4 jaar. - 39 - AIDS-Patiënten Figuur 17 : verdeling van de HIV-patiënten opgevolgd in 2007 naar leeftijd en geslacht Mannen (5583) Vrouwen (3558) Leeftijdsgroep (jaren) ≥ 70 65 - 69 60 - 64 55 - 59 50 - 54 45 - 49 40 - 44 35 - 39 30 - 34 25 - 29 20 - 24 15 - 19 10 - 14 5-9 0-4 1500 1000 500 0 500 1000 1500 Aantal HIV-patiënten Jaar van HIV-diagnose van de patiënten in opvolging Het jaar van de HIV-diagnose is beschikbaar voor 7092 (77,3%) van de patiënten in therapeutische opvolging. Onder de patiënten voor wie deze informatie beschikbaar is, werd 59,3% gediagnosticeerd tussen 2000 en 2007, 33,3% in de loop van de jaren ‘90 en 7,4% in de loop van de jaren ‘80. Figuur 18 : jaar van HIV-diagnose van de HIV-patiënten opgevolgd in 2007 800 700 600 Aantal patiënten 500 400 300 200 100 0 Jaar van HIV-diagnose Overdrachtswijze van de infectie Figuur 19 toont de overdrachtswijzen van de infectie van de patiënten opgevolgd in 2007. Onder de mannelijke patiënten van wie de overdrachtswijze is gekend vermeldt 56,4% homo/biseksuele contacten en 36,0% heteroseksuele contacten. Onder de vrouwelijke patiënten voor wie deze informatie beschikbaar is rapporteert 89,1% heteroseksuele contacten. - 40 - AIDS-Patiënten Figuur 19 : Verdeling van de HIV-patiënten opgevolgd in 2007 volgens overdrachtswijze van de infectie 3500 42.3% Aantal patiënten 3000 2500 26.8% 24.2% 2000 Vrouwen Mannen 1500 1000 500 2.5% 1.4% 2.8% IVD MoederKind Andere 0 MSM Hetero Onbekend Waarschijnlijke overdrachtswijze Regio van oorsprong van de patiënten in medische opvolging Figuur 20 : Verdeling van de patiënten in medische opvolging in 2007 naar nationaliteit (per regio) 19% België 40% 3% 1% Europa, uitgezonderd België Subsaharisch Afrika Noord-Afrika Andere: Amerika, Azië, Pacif. Onbekend 31% 6% Onder de patiënten voor wie informatie beschikbaar is over de nationaliteit, vermeldt 39,9% de Belgische nationaliteit. 30,8% van de patiënten zijn afkomstig uit subsaharisch Afrika. - 41 - AIDS-Patiënten IV Epidemiologie van AIDS en HIV -infectie in Europa De informatie is afkomstig van het jaarrapport 2006, n° 75, van “HIV/AIDS Surveillance in Europe”, gepubliceerd door het “European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS” * , gevestigd te Saint-Maurice, in Frankrijk. In dit rapport vindt men de gegevens over de AIDS- en HIV-gevallen gediagnosticeerd en aangegeven op 31 december 2006 in 53 landen van Europa. Om rekening te kunnen houden met de grote diversiteit binnen Europa worden de gegevens in het rapport besproken volgens drie geografische regio's : West-Europa, Centraal -Europa en Oost Europa. Aangegeven HIV-infecties op 31 december 2006 in West-Europa In West-Europa werden 25241 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV-infectie gerapporteerd in 2006, een incidentie van 82,5 per miljoen populatie. In 4 landen is een incidentie van meer dan 100 per miljoen populatie is waargenomen (tabel 35) : Portugal (205 per miljoen), het Verenigd Koninkrijk (149), Luxemburg (119) en Zwitserland (104). Tabel 35 : nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties en incidentie (aantal nieuwe gevallen per miljoen inwoners) per land en jaar van rapportage (2002-2006), en de cumulatieve totalen; gegevens gerapporteerd op 31 december 2006 Land Cumulatief totaal Jaar van rapportage 2002 2003 2004 2005 2006 N (incidentie) N (incidentie) N (incidentie) N (incidentie) N (incidentie) Duitsland Oostenrijk België Denemarken Finland Frankrijk* Griekenland Ierland Italië” Luxemburg Nederland^ Noorwegen Portugal Spanje # Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland N 1867 (22,6) 1902 (23,0) 2237 (27,1) 2433 (29,4) 2718 (32,9) 29017 442 (54,4) 423 (51,9) 470 (57,5) 453 (55,3) 435 (53,0) 3705 995 (95,3) 18890 245 (45,0) 4746 992 (95,8) 1052 (101,4) 1002 (96,3) 1074 (103,1) 292 (54,3) 259 (48,0) 129 (24,8) 133 (25,5) 128 (24,4) 138 (26,3) 195 (37,1) 2082 - 3293 (-) 5492 (88,5) 6142 (98,6) 5750 (91,9) 20677 396 (35,8) 436 (39,4) 447 (40,3) 564 (50,7) 569 (51,1) 8164 364 (92,6) 399 (99,6) 356 (87,3) 318 (76,7) 337 (80,0) 4419 1637 (86,0) 1576 (81,9) 1649 (84,6) 1460 (74,4) - 6322 33 (73,8) 47 (103,7) 60 (130,7) 63 (135,5) 56 (118,9) 770 3361 (209,2) 1578 (97,7) 1317 (81,2) 1286 (78,9) 1070 (65,4) 12730 272 (59,2) 201 (43,5) 271 (58,4) 204 (44,8) 223 (48,7) 308 (56,9) 283 (52,1) 2474 (239,5) 2243 (216,0) 2785 (266,7) 2612 (248,9) 2162 (205,0) - 1124 (81,3) 1106 (80,0) 952 (68,8) - 3496 30366 3182 5919 (99,9) 6902 (116,1) 7211 (120,9) 8431 (140,9) 8925 (148,8) 8925 278 (31,1) 363 (40,5) 431 (47,8) 391 (43,2) 377 (41,6) 84816 752 (104,3) 773 (107,0) 776 (107,2) 715 (98,6) 757 (104,2) 29353 * Nieuw HIV-rapportagesysteem gestart in 2003 (gegevens van maart tot december) “ Gegevens van alle provincies slechts beschikbaar voor de jaren 2002-2005; onvolledige gegevens voor 2006 niet voorgesteld. ^ Nieuw HIV-rapportagesysteem gestart in 2002; gegevens van 2002 bevatten veel gevallen van vorige jaren. # Gegevens voor de jaren 2003-2005 maar beschikbaar voor 8 regio’s; incidentie berekend op de populatie van de 8 regio’s. De meest frequente overdrachtswijze in West-Europa is de heteroseksuele overdrachtswijze. Van de 19990 gevallen van wie de overdrachtswijze is gekend, betreft meer dan de helft (54%, N=10722) heteroseksueel contact; 37% van de infecties is toe te schrijven aan homo/biseksueel contact bij mannen (N=7410) en 8% (N=1487) is toe te schrijven aan intraveneus druggebruik. In de landen in West-Europa die consequent HIV -gegevens hebben gerapporteerd, is de incidentie van nieuw gediagnosticeerde HIV- infecties gerapporteerd per miljoen populatie bijna verdubbeld, van 40 in 1999 (7623 gevallen) naar 77 in 2006 (15225 gevallen). De toename is toe te schrijven aan een toename van heteroseksueel verworven infecties bij migranten en aan een toename van de infecties onder homo/biseksuele mannen. * Europees Centrum voor de Epidemiologische Surveillance van AIDS, Hopital de Saint-Maurice, 14 rue du Val d’Osne, 94410 SaintMaurice, France - 42 - AIDS-Patiënten Belangrijkste observaties in de verschillende regio’s in Europa In 2006 werden 86912 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV-infectie gerapporteerd in 50 van de 53 landen van Europa. Het jaarlijkse aantal nieuwe HIV-diagnoses gerapporteerd blijft stijgen in 2006. De incidentie van AIDS blijft dalen in West- en Centraal-Europa, maar is gestegen is OostEuropa. In Oost-Europa werd in 2006 het grootste aantal nieuwe HIV-diagnoses gerapporteerd (59866; 211 per miljoen inwoners); dit is dubbel zoveel als in West-Europa (25241;83 per miljoen inwoners) en 20 keer zoveel als in Centraal-Europa (1805; 9 per miljoen inwoners). In Oost-Europa blijft de belangrijkste overdrachtswijze intraveneus druggebruik, maar er zijn aanwijzingen van een toename van de heteroseksuele overdrachtswijze. In Centraalen West-Europa overweegt de heteroseksuele overdrachtswijze, maar het aantal nieuwe HIV-diagnoses onder homo/biseksuele mannen neemt toe. Besluit Aanbevelingen voor de surveillance van HIV/AIDS De surveillance van HIV is essentieel om de informatie te bieden nodig voor het opvolgen van de epidemie en het evalueren van interventies om de overdracht van nieuwe infecties onder controle te houden. Daartoe is een volledige rapportage van nieuwe HIV- en AIDS-diagnoses in alle Europese landen nodig. Daarnaast is het verbeteren van de kwaliteit van de gegevens van belang, in het bijzonder m.b.t. de informatie over de vermoedelijke overdrachtswijze. Aanbevelingen voor interventies in de volksgezondheid De interventies moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke analyses en aangepast zijn aan het land en de geografische regio: In Oost-Europa dient er vooral aandacht te worden besteed aan de groep van intraveneuze druggebruikers, maar ook de preventiemaatregelen om heteroseksuele overdracht tegen te gaan dienen te worden versterkt. In West-Europa dienen de preventiecampagnes en de behandeling en opvolging te worden aangepast aan migrantenpopulaties. De preventiecampagnes gericht op homo/biseksuele mannen zijn toe aan vernieuwing. In Centraal-Europa moeten interventies worden aangepast aan de specifieke situatie van het land. In alle regio’s moet HIV-screening aanbevolen worden om een tijdige toegang tot behandeling en preventiecounseling te kunnen verzekeren. - 43 - Bijlagen Bijlagen Lijst van de AIDS-Referentielaboratoria (ARL) 1. Prof. C. LIESNARD Laboratoire de Référence SIDA Hôpital Universitaire ULB Erasme Laboratoire de Virologie Lenniksesteenweg, 808 1070 Brussel Tel. : 02/555.34.53 5. Prof. J. PLUM AIDS-Referentielaboratorium Universitair Ziekenhuis Gent Laboratorium voor Bacteriologie en Virologie Blok A De Pintelaan, 185 9000 Gent Tel. : 09/332.36.35 2. Prof. A. GOTHOT Laboratoire de Référence SIDA Université de Liège Domaine Universitaire du Sart-Tilman Centre de Transfusion Sanguine Niveau 0 - Bât. B35 4000 Sart-Tilman via Liège 1 Tel. : 04/366.82.20 6. Prof. M. VAN RANST AIDS-Referentielaboratorium Katholieke Universiteit Leuven Universitair Ziekenhuis St. Rafaël Laboratorium voor Virusziekten Kapucijnenvoer, 33 3000 Leuven Tel. : 016/33.21.60 3. Prof. K. FRANSEN AIDS-Referentielaboratorium Instituut voor Tropische Geneeskunde Laboratorium voor Microbiologie Nationalestraat, 155 2000 Antwerpen Tel. : 03/247.63.20 7. Prof. D. PIERARD AIDS-referentielaboratorium Universitair Ziekenhuis Brussel Laarbeeklaan, 101 1090 Brussel Tel. : 02/477.50.02 4. Prof. P. GOUBAU Laboratoire de Référence SIDA Université Catholique de Louvain Unité de Microbiologie Tour Claude Bernard Hippokrateslaan, 54 1200 Brussel Tel. : 02/764.54.92 Prof. A. DEDISTE UMC Sint-Pieter Hoogstraat, 322 1000 Brussel Tel. : 02/535.45.30 - 44 - Bijlagen Referenties 1 Update on Acquired Immune Deficiency Syndrome (AIDS) - United States MMWR 1982; vol. 31/N°37 : 507-514 2 Revision of the CDS Surveillance Case Definition for Acquired Immunodeficiency Syndrome. MMWR 1987; vol 36/N° 1S : 3S-15S 3 Revised Classification System for HIV Infection and Expanded Surveillance Case Definition for AIDS among Adolescents and Adults. MMWR 1992; vol 41/ N° RR-17 4 European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS HIV/AIDS Surveillance in Europe Yearly report 2006 n° 75 EuroHIV, Institut de Veille Sanitaire (InVS), France - 45 - Specifieke onderzoeken DEEL II : SPECIFIEKE STUDIES OVER HIV/AIDS IN BELGIE* *Alle informatie in het tweede deel van dit rapport valt niet onder de verantwoordelijkheid van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) maar onder die van de auteurs van deze samenvattingen. - 46 - Specifieke onderzoeken Inleiding De gegevens over gekende HIV-seropositieven of AIDS-patiënten geven slechts, hoewel ze zeker nuttig zijn, een gedeeltelijk beeld van de epidemiologie van HIV in België, want er is geen enkele informatie beschikbaar over seropositieve personen die nog geen medische dienst hebben bezocht, wat de huidig geobserveerde trends zou kunnen vertekenen. De werkelijke seroprevalentie van HIV in de algemene populatie blijft onbekend. In theorie zou deze bepaald kunnen worden aan de hand van een screening uitgevoerd op een representatief staal van de bevolking, maar dit is in de praktijk niet realiseerbaar. In afwezigheid van dergelijke gegevens kunnen de resultaten van enquêtes over prevalentie, gedrag en kennis gerealiseerd in bepaalde populatiegroepen een aanvulling bieden op het beeld geschetst door het register van HIV-seropositieven en AIDS-patiënten. Hierbij moet steeds in gedachten blijven dat de bestudeerde subgroepen een selectiebias veroorzaken, wat resulteert in een over- of onderschatting van personen die risicogedrag vertonen. Het tweede deel van dit rapport brengt samenvattingen onder de aandacht die werden opgemaakt door verenigingen actief in de preventie en/of de behandeling van HIV/AIDS. Deze samenvattingen bevatten kwantitatieve informatie verzameld tijdens routineactiviteiten binnen de vereniging. Het geheel van deze informatie laat toe om de informatie die al beschikbaar is over de epidemiologie van HIV/AIDS in België gedeeltelijk aan te vullen. Dit tweede deel bestaat uit volgende samenvattingen : - de gegevens van het Helpcenter, Antwerpen (jaar 2007); - de gegevens van het Elisa-centrum van UMC Sint-Pieter, 2006 en 2007; - de gegevens verzameld in het kader van een gratis vaccinatieproject tegen hepatitis B bij sekswerkers (regio’s Brussel en Wallonië); - de evaluatie van kennis en gedrag over SOA-preventie en anticonceptie bij sekswerkers in de Franse Gemeenschap van België, Espace P…. - 47 - Specifieke onderzoeken Resultaten HELPCENTER, Antwerpen (jaar 2007) Kristien Wouters (arts - coördinator Helpcenter); Ilse Collier (arts); Christiane Van Ghyseghem (arts); Tom Platteau (seksuoloog); Christiana Noestlinger (psycholoog); Filip Moerman (diensthoofd hiv/soa enheid tot 30/06/2008); Eric Florence (diensthoofd hiv/soa eenheid vanaf 01/07/2008); Fons Van Gompel (hoofdgeneesheer ITG). 1. Inleiding Het Antwerpse Helpcenterproject (AHC) heeft tot doel doorgedreven strategieën op te zetten en te evalueren voor de preventie van hiv, in het bijzonder de secundaire preventie gericht op besmette personen en personen met een verhoogd risico op hiv. De werking van het AHC startte op 1 januari 2006. De activiteiten van Helpcenter omvatten medische en seksuologische raadplegingen, operationeel onderzoek (om evidence-based richtlijnen te genereren) en specifieke projecten onder meer project ‘sneltest’, dat in de tweede helft van 2007 georganiseerd werd, en het project ‘Testen op Locatie’ dat voorbereid werd om in 2008 uitgevoerd te worden. 2. Aantal medische contacten In 2007 zijn er 1161 patiëntcontacten geweest met 632 verschillende personen. In 2006 waren er 890 patiëntcontacten geweest met 387 verschillende personen. De seksuologische raadplegingen startten in 2007. Er waren 38 raadplegingen, met 14 verschillende personen. 17% van de consultaties waren anoniem, 29% van de HIV-testen gebeurde anoniem (141/493). 3. Kenmerken van de patiëntenpopulatie van Helpcenter 3.1 Geslacht Van alle personen die contact hadden met Helpcenter in 2007 is 56% vrouw (n=355). 3.2 Leeftijd De gemiddelde leeftijd van wie een beroep doet op AHC is 30 jaar. De jongste is 14 jaar. De oudste is 70 jaar. In het totaal is 36% van de patiënten op AHC tussen 13 en 25 jaar. De jongeren maken dus een groot deel uit van het cliënteel van Helpcenter. 3.3 Woonplaats 22% van de cliënten komen van buiten de provincie Antwerpen (0,6% komt uit Nederland). We zien dat mensen vaak van ver willen komen om anoniem te kunnen blijven of omwille van de sneltest. 3.4 Seksuele voorkeur Homo- en biseksuele mannen (MSM) maken 18% uit van de totale groep (n=121). Dit is één van de belangrijkste doelgroepen van HC. Er werden veel meer MSM bereikt dan vroeger. Dit is dank zij specifieke campagnes die in de loop van 2007 werden georganiseerd om deze groep te bereiken. Het project “Testen op Locatie” werd voorbereid om in 2008 uit te voeren. De bedoeling is hoog-risico MSM te bereiken in bepaalde horeca-zaken. 3.5 Afkomst Het aandeel Belgen op HC is sterk toegenomen. Dit is vooral te zien in de groep MSM die bijna uitsluitend Belgen of Westeuropeanen zijn. 63% van al wie naar Helpcenter kwam, is van WestEuropese afkomst, 13% is afkomstig uit Sub-Sahara Afrika, 12% uit Latijns-Amerika, 8% uit Azië en 4% uit Oost-Europa. 3.6 Statuut ziekteverzekering 79% van de patiënten van Helpcenter is in orde met de mutualiteit. 19% is niet in orde. 0,3% heeft een attest van dringende medische hulpverlening van het OCMW. 2% heeft een ziekteverzekering in het buitenland. 367 mensen vulden een vragenlijst in rond risicogedrag. De vragen hieronder werden berekend op deze groep. Ze konden telkens meer dan één antwoord geven. - 48 - Specifieke onderzoeken 4. Waarom komen ze naar Helpcenter? - Voor 52% is de toegankelijkheid van AHC belangrijk; Voor 40% is het feit dat AHC gratis is erg belangrijk; voor 37% is de anonimiteit belangrijk; Voor 29% is het belangrijk dat AHC gespecialiseerd is; 14% gaven andere redenen op of werd doorverwezen door een andere organisatie en kwam daarom op AHC terecht. 5. Reden van HIV-test Persoonlijke bezorgdheid (“om zeker te zijn”) is voor 61% een belangrijke reden; 31% vraagt een test na een specifiek risico; 21% in het kader van een nieuwe relatie; 15% omwille van (genitale ea) klachten 10% op aanraden van een arts, school, partner of andere. 6. Partners 56% heeft een vaste partner op het moment van de test. Op de vraag met hoeveel partners ze seksueel contact hebben gehad gedurende het laatste jaar antwoordt: 28% 0 of 1; 56% tussen 2 en 5; 15% meer dan 5. 7. HIV-testen Bijna 500 personen lieten een HIV-test uitvoeren in Helpcenter in 2007 (493). Geen enkele test was positief. Er waren wel vijf gekend seropositieven die een beroep deed op AHC. Vanaf 15 juni tot 31 december kon men een sneltest voor HIV laten uitvoeren. 235 sneltesten werden uitgevoerd. Dit is 76% van de uitgevoerde hiv-testen in die periode. De sneltest werd erg positief geëvalueerd, zowel door de cliënten als door het medisch team. Andere soa’s werden wel gediagnosticeerd. Het valt vooral op dat er toch veel gevallen van gonorroe werden vastgesteld, voornamelijk bij heteroseksuele vrouwen (n=7 hetzij 10% van de vrouwen) en 2 mannen (2%). Chlamydia was positief bij 7% (n=31) van de geteste personen. Vijf mensen hadden een acute syfilis (1,2%). Hepatitis B was vooral positief bij mensen uit endemische gebieden, 33% van de mensen die zich lieten testen hebben antistoffen voor HBV. Besluit Het aanbieden van een sneltest gaf een extra aantrekkingskracht naar AHC. Voor sommige mensen is het belangrijk snel een resultaat te kennen. Daarvoor wil men zelfs van ver buiten Antwerpen komen. De sneltest werd dan ook ingevoerd als vast aanbod in AHC. Voor andere mensen is de snelheid niet van belang, maar ze wensen (volledige) anonimiteit. Voor hen is de drempel naar de huisarts te hoog, omdat de huisarts de omgeving te goed kent, waardoor gevreesd wordt dat deze zich niet aan het beroepsgeheim kan houden, ofwel hebben ze geen huisarts. We trokken verhoudingsgewijs meer mensen aan met lager risico dan met hoger risico. Zo is de groep heteroseksuele mannen en vrouwen met een eerder beperkt aantal seksuele partners relatief groot. Voor 2008 werden een aantal acties gepland om meer de hoog-risico groepen te kunnen bereiken, vooral met het project Testen op Locatie in homohoreca. Ook wordt de samenwerking met het HIV-SAM Project (voor migranten met HIV afkomstig uit subsahanisch Afrika) van het ITG geïntensiveerd, om beter de Afrikaanse migranten te kunnen bereiken. In 2008 zal Helpcenter ook verhuizen naar het centrum van Antwerpen, hierdoor hopen we nog gemakkelijker bereikbaar te zijn, vooral voor de primaire doelgroepen (Afrikanen en MSM, ook van buiten de stad Antwerpen). - 49 - Specifieke onderzoeken Geselecteerde gegevens van het Elisa-centrum van het UMC SintPieter – 2006 en 2007 Dr. Anne-Françoise GENNOTTE, Verantwoordelijke ELISA-centrum ; Dhr. Marc DELFORGE, Data manager ; Mw. Myriam MONHEIM, Psychologe ; Prof. Nathan CLUMECK, Diensthoofd infectieuze ziektes - UMC Sint-Pieter 1. Inleiding Het ELISA-centrum maakt sinds januari 2006 deel uit van de dienst Infectieuze ziektes van het UMC Sint-Pieter. 2. Werking Het ELISA-centrum biedt anonieme en gratis HIV-screeningtests aan, uitgebreid met een screening van andere SOA * . Deze tests worden gerealiseerd ter gelegenheid van gratis medische en psychologische consultaties † zonder afspraak. Het multidisciplinaire team van het centrum is samengesteld uit onthaalbedienden, artsen, een verpleegster en een psycholoog. De arts voert medische consultaties uit met het oog op screening (pre-counseling gesprek) en deelt de resultaten van deze tests mee (post-counseling gesprek). De arts is opgeleid om snel aanwijzingen voor post-exposure behandeling en eventuele doorverwijzing te herkennen. De verpleegster voert technische handelingen uit (bloedafname, urine-inzameling,…). Bovendien kan deze consultatie het stellen van vragen vergemakkelijken m.b.t. seksuele risicopraktijken en kan de informatie gegeven door de arts gereformuleerd worden. De psychologe staat eveneens klaar en kan patiënten ontvangen onafhankelijk van de medische consultatie. Zij ontmoet de patiënten op het ogenblik van het meedelen van een positief testresultaat, maar ook in elke andere situatie die om haar expertise vraagt (herhaaldelijke tests, belangrijke angstgevoelens, schuldgevoel over seksuele handelingen ‡ …). In het geval van een positieve HIV-screeningtest vindt het ELISA-team het wenselijk om de mededeling van het resultaat gezamenlijk te laten gebeuren door de arts en de psychologe. Naast het onmiddelijk gunstig effect op psychisch vlak voor de patiënt, toont de ervaring tot op vandaag dat deze werkwijze de overgang naar een gespecialiseerd HIV-centrum vergemakkelijkt (de verschillende centra van het land worden voorgesteld, er wordt hulp voorgesteld voor het maken van een eerste afspraak), alsook hun latere psychologische opvolging bevordert. 3. Doelstellingen • De toegankelijkheid tot HIV-kwaliteitsscreening (pre- en post-counseling) bevorderen, in sommige gevallen uitgebreid tot screening van andere SOA, voor kwetsbare populatiegroepen (druggebruikers, MSM § , personen in een illegale situatie…). • De overgang naar een verdere opvolging bevorderen in het geval van seropositiviteit, en dringende post-exposure behandeling voorzien in noodzakelijke gevallen. • De raadpleging van eerste lijnszorg vergemakkelijken. * Deze tests kunnen onder bepaalde omstandigheden, zoals in een situatie van sociale onzekerheid, eveneens anoniem en gratis worden aangeboden. † De medische en psychologische consultaties zijn gratis, ongeacht de toegepaste testprocedure (gratis of niet). ‡ Buitenechtelijke relaties, seksuele contacten met prostituees, homoseksualiteit, biseksualiteit, enz. § MSM: Mannen die Seks hebben met Mannen (homo of biseksueel) - 50 - Specifieke onderzoeken 4. Methodologie en inzameling van de gegevens Een vragenlijst * wordt ingevuld bij elke “risico-episode”. Deze omschrijft het sociologische profiel van de patiënt, het motief van de test, de soorten en de context van de risicohandelingen (seksuele contacten of druggebruik), de karakteristieken van de seksuele partner(s), de frequentie van en de problemen bij condoomgebruik, enz. De vragenlijsten worden gecodeerd en geanalyseerd in EPI-INFO versie 6.04. 5. Voorstelling van enkele gegevens voor de periode van januari 2006 to december 2007 5.1 Evolutie van de medische consultaties in het Elisa-centrum, jaren 2006 en 2007 Het aantal verschillende personen die een medische consultatie kregen voor HIV is gestegen van 1753 in 2006 naar 2191 in 2007. Dezelfde trend geldt voor het aantal SOA-consultaties, gaande van 413 in 2006 naar 606 in 2007. In 2007 werden 4329 medische consultaties gerealiseerd en 2116 consultaties door verpleegkundigen. 5.2 Profiel van de respondenten, jaar 2007 o 75% van de aanvragen voor een HIV-test gebeuren op anonieme wijze, 25% van de aanvragen gebeuren op nominatieve wijze. o 72% van de respondenten verblijven in de regio Brussel-Hoofdstad, 11% in Wallonië en 16% in Vlaanderen. o 66.1% zijn mannen, 33.8% zijn vrouwen. o 49% heeft de Belgische nationaliteit, 27% is afkomstig uit een ander Europees land, 13% is afkomstig uit subsaharisch Afrika, en 4% uit Noord-Afrika. De aanvraag van een anonieme test komt vaker voor bij personen van niet-Belgische nationaliteit (personen uit subsaharisch Afrika, alsook Europeanen). o 80% van de personen wordt gedekt door een ziekteverzekering. De proportie personen die niet gedekt worden door een ziekteverzekering is groter bij de tests die anoniem gebeuren.Heteroseksuele mannen zijn het hoogst vertegenwoordigd (44.5%), gevolgd door heteroseksuele vrouwen (30.2%), homoseksuele mannen (13.4%), biseksuelen (5.9%) en druggebruikers (1%). o Homo/biseksuele mannen zijn oververtegenwoordigd † onder de consulterende personen. 5.3 Seroprevalentie van HIV voor de jaren 2006 en 2007 30 personen werden seropositief bevonden voor HIV in 2006, en 25 in 2007. Zowel in 2006 als in 2007 ligt deze prevalentie hoger bij de anonieme tests. HIV Personen getest voor HIV HIV + Prevalentie in % Anoniem Nominatief Totaal Totaal 2006 2007 2006 2007 2006 2007 1303 1470 450 493 1753 1963 24 23 6 2 30 25 1.85 1.57 1.33 0.41 1.71 1.27 5.4 Gegevens over de HIV-positieve personen gediagnosticeerd in 2006 en 2007 In 2006 zijn 11 vrouwen en 19 mannen HIV-positief bevonden. In 2007 ging het om 8 vrouwen en 17 mannen. * Gestandaardiseerd en gebruikt door 5 HIV/SOA-screeningcentra in de Franse Gemeenschap (ELISA-centrum, Universitaire ziekenhuizen Saint-Luc Brussel, AIDS referentiecentra, CHU Luik, HIV/SOA-centrum Charleroi-Mons, AIDS-coördinatie provincie Namen). † In België wordt het percentage homoseksuelen geschat op 1,5%. Meer recente studies in verschillende Europese landen komen tot een percentage van 4.1%. (Enquête CES Facultés Universitaires Saint-Louis 1993) - 51 - Bijlagen Wat betreft de vrouwen : De vrouwen gediagnosticeerd in 2006 en 2007 werden allen besmet via heteroseksuele overdracht. In 2006 waren alle vrouwen afkomstig uit subsaharisch Afrika; in 2007 waren 5/8 dit eveneens, en 3/8 waren afkomstig uit een Oost-Europees land (Roemenië, Polen). Wat betreft de mannen : In 2006 en 2007 overweegt de homoseksuele overdrachtswijze bij de mannen. - In 2006 waren 6/11 van de homoseksuele mannen Belgen, 3 personen waren afkomstig uit een West-Europees land en 2 uit een ander werelddeel (Brazilië, Laos). In 2007 waren 6/9 van de homoseksuele mannen Belgen, 3/9 waren afkomstig uit een WestEuropees land. In 2006 en 2007 waren de mannen besmet via heteroseksuele overdracht voornamelijk afkomstig uit subsaharisch Afrika (uitgezonderd 1 Belg in 2006 en 1 persoon uit Frankrijk in 2007). 6. Besluit Gezien de prevalentie van 1,5%, kan worden gesteld dat het centrum ELISA toelaat om een belangrijk aantal personen te diagnosticeren die zich nog niet bewust waren van hun HIVseropositiviteit. De doelstelling op lange termijn is om de toegang tot screening nog meer te vergemakkelijken voor personen met een risicogedrag of personen die afkomstig zijn uit regio’s met een hoge HIVprevalentie. - 52 - Bijlagen Gegevens ingezameld in het kader van een gratis vaccinatieproject tegen hepatitis B bij sekswerkers (regio’s Brussel en Wallonië) Cécile Cheront, espace P… 1. Inleiding Espace P… is een vereniging die actief is in het prostitutiemilieu in de Franse Gemeenschap van België sinds 1989. Ze is samengesteld uit vier antennes gelegen in Brussel, Luik, de provincie Henegouwen en de provincie Namen. Ze verdeelt informatie over seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA), over de middelen om zich te beschermen tegen misbruik, over druggebruik en over anticonceptie. Zij biedt een gratis en anonieme screening van HIV, syfilis, hepatitis B en C aan, alsook een gratis vaccinatie tegen hepatitis B. Ze vergemakkelijkt eveneens de toegang tot sociale hulp. 2. Methodes In Brussel werd de vaccinatiecampagne opgestart in september 1995. Een arts contacteert sekswerkers uit de bars in de buurt van het Noordstation en sekswerkers op straat op hun werkplaats. Voor de andere sekswerkers is er een permanente medische dienst bij Espace P…. In Wallonië werd de campagne opgestart in 1998. Een tiental artsen bezoeken de sekswerkers die werken in bars of privé (in Luik, Seraing, Charleroi, Bergen, Namen, baan Namen-Sombreffe, Charleroi-Baisy-Thy enz.). De vaccinatie tegen hepatitis B wordt gratis voorgesteld en met respect voor anonimiteit ter gelegenheid van een bloedafname die de screening van Hbs/Hbc-antilichamen, HIV, syfilis en hepatitis C mogelijk maakt. 3. Resultaten 3.1 Gegevens ingezameld in Brussel (2007) 3.1.1 Karakteristieken van de sekswerkers werkzaam in Brussel In 2007 werden 142 nieuwe personen opgenomen in de vaccinatiecampagne. Vrouwen afkomstig uit Oost-Europa vertegenwoordigen 84% van de nieuwe contacten in 2007 : • 49% zijn afkomstig uit Bulgarije • 15,5% zijn afkomstig uit Albanië • 14% zijn afkomstig uit Roemenië • De overigen zijn afkomstig uit West-Europa (7%), uit subsaharisch Afrika (6%) en uit Latijns Amerika (3%). In totaal was 64% van de personen voor het eerst gecontacteerd in 2007 jonger dan 25 jaar. De trend naar een verjonging van deze populatie (personen gezien door een arts van espace P…) stagneert in vergelijking met andere jaren: 53% in 2001, 60% in 2002, 63% in 2003 en 2004, 65.5 % in 2005, en 67.7% in 2006. 3.1.2 Seroprevalentie van de nieuw gediagnosticeerde personen Na 2 jaar waarin geen enkele persoon HIV-positief werd bevonden, werd één nieuw geval gediagnosticeerd in 2007. Voor wat betreft de screening van hepatitis B werden 3 personen positief bevonden en 44 gevaccineerd (wat duidelijk meer is dan in de algemene populatie). Voor wat betreft syfilis, werden 5 nieuwe gevallen gediagnosticeerd in 2007 (3,5%). - 53 - Bijlagen 3.2 Gegevens ingezameld in Wallonië (periode van 11.03.1998 tot 31.12.2007) De analyse heeft betrekking op 1649 sekswerkers (765 bij Espace P Luik, 377 bij Espace P Namen, 507 bij Espace P Charleroi) die werden “gerekruteerd” over een periode van 10 jaar (van 11.03.1998 tot 31.12.2007). Gemiddeld worden 165 sekswerkers per jaar gerekruteerd met belangrijke verschillen tussen de centra. 3.2.1 Demografische karakteristieken van de sekswerkers werkzaam in Wallonië Tabel 1. Demografische karakteristieken van de sekswerkers opgenomen in de studie (N = 1649) Geslacht Afkomst Leeftijdsgroep Valide gegevens Ontbrekende gegevens N % N % Vrouw Man Transseksueel Totaal 1588 43 6 1637 97.0 2.6 0.4 100 12 0 .7 België West-Europa Oost-Europa Noord-Afrika Subsaharisch Afrika Azië Latijns-Amerika Totaal 1035 244 62 42 108 12 19 1522 68.0 16.0 4.1 2.8 7.1 0.8 1.2 100 127 7.7 < 25 jaar 25-35 jaar > 35 jaar Totaal 479 635 484 1598 30.0 39.7 30.3 100 51 3.1 - 54 - Specifieke onderzoeken 3.2.2 Risico op infectie met een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) Espace P…verwijst naar een studie van 1997 die betrekking heeft op 3866 personen in Vlaanderen * voor de vergelijking met de prevalentie in de algemene Belgische populatie. Meer recente publicaties van gegevens zijn namelijk niet beschikbaar. Tabel 2. Beschikbare initiële serologische resultaten (N = 1532) Test N + / Getest Prevalentie Sekswerkers Prevalentie Algemene populatie P Niet getest N % HBV AgHBs *AcHBs AcHBc **HBV 28/ 1512 347 / 1464 143 / 1456 400 / 1463 1.9 % 23.7 % 9.8 % 27.3 % 0.7 % 8.6 % 5.7 % 9.9 % < .001 < .001 < .001 < .001 20 68 76 69 1.3 % 4.4 % 5% 4.5 % HCV Ac VHC 36 / 1407 2.6 % 0.9 % < .001 125 8.2 % Syfilis TPHA 26 / 1455 1.8 % - - 77 5% HIV Ac HIV 9 / 1502 0.6 % <1% n.s. 30 2% * Drempel voor positiviteit = 10 U.I./ml. ** Alle merkers samen 3.2.3. Hepatitis B in Wallonië Het percentage van 9.8% AcHBc+ is de beste indicatie voor het besmettingsrisico dat de sekswerkers lopen. Het betekent dat 9.8% onder hen besmet zijn op een gegeven moment in hun leven. Dit percentage ligt significatief hoger dan het besmettingsrisico van 5.7% opgelopen in de algemene populatie (χ2 = 28.9, p < 0.001, OR = 1.8 [IC 95%: 1.4 - 2.3]). Het percentage van 23.7% d’AcHBs+ is moeilijker te interpreteren. Het betreft de som van sekswerkers ooit besmet met het virus en andere die al gevaccineerd werden en van de huidige campagne geprofiteerd hebben om hun immuniteitsstatus te controleren. Dit percentage ligt significatief hoger dan de 8.6% vastgesteld in de algemene populatie (χ2 = 223, p <.001, OR = 3.3 [IC 95%: 2.8 – 3.9]). Op het eerste zicht bevestigen deze resultaten dat sekswerkers een risicogroep voor besmetting met het hepatitis B-virus vormen. Niettemin wordt vastgesteld dat dit risico duidelijk verschilt naargelang de afkomst: de prevalentie van anti-HBc-antilichamen bij sekswerkers van Belgische afkomst (4.8%) verschilt weinig van deze vastgesteld in de algemene populatie (5.7%). Dit relativeert, tenminste op dit moment in ons land, de stelling dat de prostitutie op zich een uitgesproken risicofactor is voor besmetting met het hepatitis B -virus. De voornaamste risicofactor blijkt de afkomst te zijn uit landen waar de prevalentie van hepatitis B heel hoog ligt. * Het is van belang te herhalen dat de gegevens en hun evolutie betrekking hebben op de sekswerkers gerekruteerd door Espace P en dat deze dus niet representatief zijn voor de algemene populatie sekswerkers. * Beutels M, Van Damme P, Aelvoet W et al. Prevalence of hepatitis A, B and C in the Flemish population. Eur J Epidemiol, 1997 Apr ; 13(3): 275-80. - 55 - Specifieke onderzoeken 3.2.4 Hepatitis C in Wallonië Hepatitis C werd, hoewel het in de strikte zin geen SOA is, opgenomen in de initiële screening aangezien er een vermoeden bestond dat een aantal sekswerkers injecterend druggebruiker waren of geweest waren. De resultaten tonen inderdaad een seroprevalentie van 2.6% bij de sekswerkers, wat significatief hoger ligt dan de prevalentie van 0.9% in de algemene populatie (χ2 = 24.4, p <0.001, OR = 3.1 [IC 95%: 1.9 – 5.1]). Er wordt een besmettingspercentage van 21,2% vastgesteld bij sekswerkers die intraveneuze drugs gebruiken, terwijl dit percentage slechts 0,9% betreft bij sekswerkers die geen drugs gebruiken. 3.2.5 Syfilis in Wallonië 1.8% van de sekswerkers (N=26) werden positief bevonden voor syfilis. Er zijn geen gegevens beschikbaar om een vergelijking te maken met de algemene populatie. Voor 13 onder hen ging het duidelijk om een oude infectie (TPHA < 1/160 met een negatieve VDRL): zij zijn niet besmettelijk en hebben geen behandeling nodig. De overige 13 (TPHA > 1/160 of een positieve VDRL) werden doorverwezen naar hun arts of naar een gespecialiseerde dienst voor een definitieve diagnose en eventuele behandeling. 3.2.6 HIV in Wallonië Minder dan 1% van de sekswerkers werd positief bevonden voor HIV. Het betreft 9 personen die hun HIV-seropositiviteit niet kenden; zij werden doorverwezen naar een gespecialiseerde dienst voor een definitieve diagnose en eventuele behandeling. Dit percentage verschilt niet significatief van deze in de algemene populatie. 4. Besluit Het profiel van de sekswerkers gescreend door de vzw Espace P… varieert van de ene regio tot de andere. In Brussel ontmoet de arts voornamelijk vrouwen afkomstig uit Oost-Europa. 64% was jonger dan 25 jaar. De cijfers betreffen enkel de 142 personen getest in 2007. In Wallonië ontmoeten de artsen voornamelijk personen van Belgische nationaliteit. 69,7% was jonger dan 35 jaar. De analyse betreft 1649 personen gescreend over 10 jaar. De ingezamelde gegevens tonen dat de sekswerkers een risicogroep uitmaken voor besmetting met hepatitis B. Niettemin wordt vastgesteld dat dit risico duidelijk verschilt naargelang de afkomst. De belangrijkste risicofactor blijkt afkomst te zijn uit landen waar de prevalentie van hepatitis B heel hoog ligt. Het percentage positief voor HIV bedroeg zowel in Brussel als in Wallonië 1%. Het percentage positief voor syfilis bedroeg 3,5% in Brussel en 1,8% in Wallonië. In Wallonië was screening voor hepatitis C inbegrepen. Het percentage positief bedroeg 21,2% bij de sekswerkers die intraveneuze drugs gebruiken. - 56 - Specifieke onderzoeken Evaluatie van kennis en gedrag over SOA en anticonceptie bij sekswerkers werkzaam in de Franse Gemeenschap van België, Espace P… Cécile Cheront, espace P… 1. Methodologie De sociaal werkers van de vzw Espace P… bezochten verschillende prostitutiemilieus in Brussel, Luik, Charleroi, Namen en Mons en verzochten 197 sekswerkers een anonieme vragenlijst te beantwoorden, “bedoeld om de kennis en praktijken m.b.t. HIV-preventie in het prostitutiemilieu te meten”. In tegenstelling tot de vorige jaren werd een bijzondere inspanning geleverd om migranten in te sluiten. De vragenlijst was beschikbaar in het Frans, in het Engels, in het Spaans en in het Italiaans en de vzw heeft beroep gedaan op vertalers om vrouwen uit Roemenië en Afrika alsook Ecuadoraanse transseksuelen die geen Frans kenden te benaderen. De ondervraagde personen werken in de straatprostitutie, in de raamprostitutie of in privé. 2. Resultaten 2.1 Profiel van de ondervraagde sekswerkers Land van afkomst Percentage Aantal Valide gegevens Ontbrekende gegevens Totaal België 64 38,8 West-Europa 40 24,2 Oost-Europa 24 14,5 Afrika 20 12,1 LatijnsAmerika Azië 16 Totaal 165 - 1 9,7 0,6 100,0 32 197 - 57 - Specifieke onderzoeken Leeftijd Valide gegevens Aantal Percentage < 25 jaar 47 24,5 tussen 26 en 35 jaar tussen 36 en 45 jaar tussen 46 en 55 jaar > 56 jaar 55 28,6 54 28,1 25 13,0 11 5,7 Totaal 192 100,0 - 5 Ontbrekende gegevens Totaal 197 2.2 Evolutie van de seksuele praktijken aanvaard in het kader van het prostitutiebezoek bij de ondervraagde sekswerkers (In dit stadium worden nog geen vragen gesteld over condoomgebruik) Jaren 1989 (n=458) Sekswerkers die een vaginale penetratie 67% uitoefenen Anale penetratie 5,9% Fellatie met ejaculatie 29,9% Fellatie zonder ejaculatie 41,7% Massage en masturbatie 70,7% Cunnilinctus 25,8% Anulinctus Sadomasochisme 17,6% 1998-1999 (n=97) 83% 2003 (n=83) 81,9% 16% 78,7% 96,8% 46,8% 16,9% 85,5% 79,5% 95,2% 62,6% 27,6% 41% 2007 93,8% (n =195) 24% (n=183) 83% (n=188) 82,2% (n=185) 93,2% (n=190) 78,3% (n=180) 28,9% (n=180) 38,6% (n=184) Onze gegevens van 2007 kunnen worden vergeleken met de gegevens ingezameld via dezelfde soort vragenlijst in 1989, in 1998-99 en in 2003. Ze bevestigen dat de cliënten meer en meer veeleisend worden in de loop van de jaren, een stelling die algemeen aangenomen wordt binnen het prostitutiemilieu. 2.3 Evolutie van de kennis over HIV en SOA bij de ondervraagde sekswerkers Jaar Sekswerkers die het overdrachtsrisico van HIV door vaginale penetratie kennen 1989 (n=458) 98-99 (n=97) 2003 (n=83) 2007 86,9% 99% 100% 96,9% (n=193) Het overdrachtsrisico van HIV door onbeschermde vaginale penetratie is gekend voor de grote meerderheid van de sekswerkers. - 58 - Bijlagen Jaar Sekswerkers die het overdrachtsrisico van HIV door fellatie met ejaculatie kennen Sekswerkers die het overdrachtsrisico van HIV door fellatie zonder ejaculatie kennen 1989 (n=458) 98-99 (n=97) 2003 (n=83) 2007 - 87,7% 90,4% 88,1% (n=193) 52,2% 58,7% 61,4% 68,4% (n=193) Er zou in 2007 een hoger bewustzijn bestaan van het overdrachtsrisico van HIV via fellatie zonder ejaculatie in het prostitutiemilieu. Dit risico zou echter nog worden onderschat door ongeveer één sekswerker op drie. Er valt hier op te merken dat de preventieorganisaties en het medische milieu hierover niet altijd dezelfde boodschap uitdragen. Jaar Sekswerkers die het overdrachtsrisico van HIV door anale penetratie kennen 1989 (n=458) 98-99 (n=97) 2003 (n=83) 2007(n=193) 91,7% 89,7% 97,6% 87,6% Eén sekswerker op 8 was zich nog niet bewust van het overdrachtsrisico van HIV door anale penetratie. Dit is verontrustend want het betreft een seksuele praktijk die steeds meer voorkomt. - 59 - Bijlagen 2.4 Evolutie van het condoomgebruik met klanten bij de ondervraagde sekswerkers (In dit stadium wordt enkel gefocust op de seksuele contacten in het kader van het prostitutieberoep) Jaar 1989 (n=459) Verklaren soms vaginale penetratie zonder condoom te aanvaarden Verklaren soms fellatie zonder ejaculatie zonder condoom te aanvaarden Verklaren soms fellatie met ejaculatie zonder condoom te aanvaarden Verklaren soms anale penetratie zonder condoom te aanvaarden 20% van de personen die vaginale penetratie aanvaarden 1998-1999 2003 (n=83) (n=97) 3,2% van de 2,4% van de onderzoeksgroep onderzoeksgroep 2007 5,3% van de onderzoeksgroep (n=188) 18,92% van de onderzoeksgroep (n=190) 35% van de personen die anale penetratie aanvaarden 2,4% van de onderzoeksgroep 14,3% van de personen die anale penetratie aanvaarden 6,4% van de onderzoeksgroep (n=188) 4,9% van de onderzoeksgroep (n=182) 19,1% van de personen die anale penetratie aanvaarden 2.5 Evolutie van het risicogedrag van de klanten Een vergelijking van de gegevens verzameld in 2007 met die van een andere enquête uitgevoerd in 2005 in samenwerking met de Vlaamse verenigingen Payoke en Pasop toont dat het risicogedrag wordt beïnvloed door een toenemende druk van klanten om geen condoom te gebruiken. Jaar Op 10 klanten, hoeveel vragen er geen condoom te gebruiken? 2005 (n=200) Gemiddeld 2, 6 (ongeveer één op vier klanten) 2007 (n=177) Gemiddeld 4,7 (ongeveer één klant op twee) In 2007 verklaarde één op drie sekswerkers dat meer dan de helft van de klanten erom vraagt geen condoom te gebruiken. - 60 - Specifieke onderzoeken 2.6 Evolutie van SOA screening bij de ondervraagde sekswerkers Op 195 personen ondervraagd in 2007 (in contact met Espace P…), heeft 93,8% verklaard een HIV-test te hebben laten uitvoeren, 89,2% heeft verklaard een screeningtest voor hepatitis B te hebben laten uitvoeren en 81,2% heeft verklaard een baarmoederhalsscreening te hebben laten uitvoeren. Twee op drie sekswerkers profiteren van een regelmatige baarmoederhalsscreening. De meerderheid informeert hun gynaecoloog niet over hun prostitutieberoep. 3. Besluit In 2007 hebben de sociaal werkers van de vzw Espace P… 197 sekswerkers ondervraagd over hun kennis en gedrag over SOA-preventie, hierbij hun anonimiteit respecterend. Een vragenlijst van hetzelfde type werd voorgelegd in 1989, in 1998-99 en in 2003. Er worden 2 evoluties in de tijd geobserveerd. Enerzijds worden seksuele praktijken zoals vaginale en anale penetratie steeds frequenter gevraagd door de klanten en aanvaard door de sekswerkers. Anderzijds zijn er steeds meer klanten die druk gaan uitoefenen om geen condoom te gebruiken. In deze situatie verklaarde de meerderheid van de sekswerkers elk risicocontact te weigeren. Minder dan 6% verklaarde soms een vaginale of anale penetratie zonder condoom te aanvaarden maar 18,9% verklaarde soms fellaties zonder condoom te gebruiken, want het risico op overdracht van HIV via fellatie is volgens hen heel miniem. De meerderheid van de personen ondervraagd door Espace P… hadden al een HIV-, hepatitis B- en baarmoederhalsscreening laten doen via de vzw. De meerderheid verklaarde eveneens hun gynaecoloog niet te informeren over het prostitutieberoep. - 61 - Specifieke onderzoeken Lijst van deelnemers 1 Kristien Wouters - Helpcenter Sint-Andriesstraat, 7 2000 Antwerpen Tel.: 03.216.02.88 E-mail : [email protected] Website : www.helpcenteritg.be 2 Anne-Françoise Gennotte - Elisa Centrum (gratis en anonieme screening) UMC Sint-Pieter Site César De Paepe Cellebroerstraat, 11 1000 Brussel Tel. : 02.535 30 03 E-mail : [email protected] Website : www.stpierre-bru.be/fr/patients/210ahcon.html 3 Cécile Cheront - Espace P… Charleroi rue Desandrouins, 11/1 6000 Charleroi Tel. : 071.30.98.10 E-mail : [email protected] Website : www.espacep.be Espace P… Brussel Plantenstraat, 116 1030 Brussel Tel. : 02.219.98.74 E-mail: [email protected] Espace P … Luik rue Souverain Pont, 50 4000 Luik Tel. : 04.221.05.09 E-mail : [email protected] Espace P … Namen rue Château des Balances, 3/13 5000 Namen Tel. : 081.72.16.29 E-mail : [email protected] - 62 -