CD reviews 2012 - Real Roots Cafe
Transcription
CD reviews 2012 - Real Roots Cafe
2012 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bob Cheevers Album: Smoke & Mirrors Label: Back 9 Records zaterdag 29 december 2012 Bob’s laatste CD dateerde alweer uit 2009, het werd tijd voor een nieuweling. Dat onze Willie Nelson soundalike in de drie jaar sinds de release van ‘Tall Texas tales’(Europa okt 2009, US feb 2010) niet heeft stilgezeten valt op te maken uit het feit dat hij nu met een dubbelCD met in totaal 23 eigen songs komt: het ‘elektrisch’ ingevulde ‘Smoke’ en het gevoelige akoestische (Bob: ‘almost all acoustic with reflective lyrics’) ‘Mirrors’. Beide CD’s zijn in zijn huidige woonplaats Austin, Texas, opgenomen, respectievelijk bij Chris Cage (op beide CD’s actief op accordeon, piano en B3) en gitarist Jeff Tveraas (alleen te horen op ‘Mirrors’, ook op mandoline en keyboards). Net als op de voorganger speelt speelt Charlie Irwin bas en Rich White drums, maar alleen op ‘Smoke’. Op ‘Mirrors’ horen we in het schitterende ‘Widow’s walk’ naast Tveraas op mandoline een drietal musici uit Leicester (UK) op mandoline, bodhran, whistle en fiddle, die voor een Ierse sfeer in dit nummer zorgen. In zijn teksten verhaalt Bob als altijd over mensen, van overal en uit alle tijden: deelnemers aan de ‘Gold rush’ in Californië, slachtoffers van branden in Bastop (Texas, sept/okt 2011, 1700 huizen gingen in vlammen op), maar ook zijn familie (en zijn – enige – zoon), dronkaards, zeelui, miljonairs enz. Met zijn verrassende dubbelaar weet Bob Cheevers weer de Texaanse roos te treffen. Heerlijk, twee fantastisch mooie CD’s en zo verschillend van sfeer, waarbij ik moet aantekenen dat de laatste twee nummers van ‘Smoke’ in feite al een opmaat zijn naar ‘Mirrors’. Mijn voorkeur gaat licht uit naar ‘Mirrors’, omdat die akoestische setting toch beter past bij Bob’s songs en lyrics. Meer dan 100 minuten Texaanse Cheevers’muziek. Fred Schmale Artist: Hellsingland Underground Album: Evil Will Prevail Label: Killed By Records zaterdag 29 december 2012 Ik weet het, vermoedelijk zullen maar weinig bezoekers, of wellicht zelfs géén, het onderschrijven, maar ik heb Still Standing altijd het beste album van Jason & The Scorchers gevonden. Dit door Tom Werman geproduceerde album heeft – nog altijd – een onweerstaanbare mix van hardrock en countrypunk. Zo onweerstaanbaar dat het tegelijkertijd pure popmuziek wordt. Tja, smaak en haar voorkeuren, wie zal het zeggen? Ik moest aan dit tweede album van The Scorchers denken gedurende de weken dat ik naar Hellsingland Underground luisterde. Ook deze band uit het Zweedse Hälsingland giet hardrock in de rootsmallen. De uitstekende zingende Charlie Granberg neemt de uitstekend spelende band (toetsenist Henning Winnberg!) op sleeptouw. Tien door hem geschreven, behoorlijk sterke liedjes zoals het titelnummer, You Shine The Dark Away, King Of Nothing en I Just Don’t Believe In Love, passeren de revue. In voornoemde mal worden ook delen Lynyrd Skynyrd en delen Counting Crows gegoten. Een uitermate kundig tekstschrijver ook, die Charlie Granberg. Met een zin als ‘(…) but sometimes even the King of Sweden must stand naked.’ verwijst hij op subtiele wijze naar de stoute capriolen van koning Karl XVI Gustav die in 2010 een schandaal in Zweden veroorzaakten. Dit derde album van Hellsingland Underground is een fijne plaat. Ook voor bezoekers die Still Standing maar zozo vinden, echt waar. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 1 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Lowlands & Friends Play Woody Album: Better World Coming Label: Independent vrijdag 28 december 2012 In het jaar 2012, het zal de liefhebbers ongetwijfeld niet zijn ontgaan, werd aan de 100e geboortedag van Woody Guthrie, onze Amerikaanse muziekheld uit de ‘Depression years’ (de jaren 30 van de vorige eeuw) in muziekkringen veel aandacht besteed. Normaal worden er al de nodige tribute-CD’s gewijd aan Guthrie, voor 2012 werd dat aantal nog eens grandioos aangevuld. Zo ook door de Italiaanse country-rock band Lowlands, geformeerd rondom de van origine Engelse singer-songwriter Edward Abbiati en zijn medeproducer, multiinstrumentalist Roberto Diana (hier alleen op gitaar en dobro). Behalve deze heren is pianist/accordeonist Francesco Bonfiglio (als zo’n naam te koop is…) een vaste waarde (op een piano die zo te horen sinds de depressiejaren niet is gestemd, heerlijk!). Onder de titel ‘Lowlands & friends play Woody’ trakteren onze Italiaanse vrienden ons op een elftal songs van Woody (of traditionals die bekend zijn gemaakt door de man: ‘More pretty girls’ resp. ‘Lonesome valley’) met als extraatje een korte intro resp. outro van Woody’s bekendste nummer ‘This land is your land’. De liedjes van Woody zijn deels heel bekend (‘Plane wreck at Los Gatos’, ofwel Deportee, ‘Hard travelin’, ‘I ain’t got no home’, ‘This train is bound for glory’, ‘Better World coming’ en ‘Going down the road’) deels minder bekend (althans voor mij…: ‘Heaven my home’, ‘Two good men’ en ‘Stepstone’). De heren van Lowlands met hun Italiaanse vrienden maken er een eigen feestje van met leuke eigen akoestische arrangementen en prima gespeeld op hun diverse instrumenten (behalve de boven genoemde ook harmonica, mandoline, percussie, bas en trombone. Voor de Guthrie-fans een aparte aanvulling. Fred Schmale Artist: Grady Champion Album: Shanachie Days Label: GSM Music donderdag 27 december 2012 Grady Champion is een bluesmuzikant uit de staat Mississippi, die inmiddels vijf albums op zijn naam heeft staan. De laatste jaren oogst hij veel roem in de blueswereld. In 2010 was Grady de winnaar van de International Blues Challenge en dit jaar is hij genomineerd voor een Blues Music Award. Shanachie Days is een compilatie van de twee albums Payin’For My Sins (1999) en Two Days Short Of A Week (2001) die Champion op het Shanachie label heeft uitgebracht. Deze release bevat 17 eigen songs, waarvan Grady er 8 samen schreef met de befaamde producer Dennis Walker (bekend door zijn producties voor Robert Cray en B.B. King). De compilatie start met pittige bluesrock. Brother, Brother is een soort ode aan de wereldvrede. Meteen valt de geweldige zang van Grady Champion op die geen moeite heeft om boven de felle gitaren uit te komen. Hij is een ware shouter, maar staat ook zijn mannetje op de bluesharp. Luister maar naar I’m Smiling Again. Champion schuwt het niet om af en toe sociale misstanden aan de kaak te stellen. In Policeman Blues bijvoorbeeld en in Children Of The Corn wordt het geweld onder jongeren aan de orde gebracht. Shanachie Days kent een grote verscheidenheid in bluesstijlen. Chicago Blues in Let Me Be, New Orleans Funk bij Wine And Women, losse Louisiana Blues in Honeybee en de met vette blazers voorziene soul blues bij Love Is My Middle Name. Niet onvermeld mag blijven het fraaie gastoptreden van meestergitarist Duke Robillard in de blues-shuffle Nothing I Can Do. Kortom deze schijf bevat veel diversiteit en is vooral interessant voor liefhebbers van rauwe pittige bluesmuziek. Paul Jonker zondag 9 december 2012 Pagina 2 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Grandfather Child Album: Grandfather Child Label: New West Records donderdag 27 december 2012 Dit mag gerust één van de meest wonderlijke albums van het jaar heten! Terwijl we nog altijd niet weten of het ook tot één van de beste albums van het jaar gerekend mag worden, is het de hoogste tijd dat we aandacht aan Grandfather Child besteden. Grandfather Child bestaat uit een stel bezige baasjes uit Houston, Texas. Lucas Gorham zag een film over gospelmuziek en raakte diep onder de indruk van het zogeheten ‘sacred steel’. Het voert te ver om hier een exposé over deze muzieksoort te geven. Wendt u zich eens tot de Sacred Steel Series van Arhoolie Records of leg bijvoorbeeld het oor te luister bij het prachtige The Word van Robert Randolph en John Medeski. The Judgement van The Campbell Brothers opzoeken op YouTube kan ook. Op het gelijknamige debuut van Grandfather Child is de invloed van ‘sacred steel’ duidelijk. Maar, en dat is eigenlijk wel een beetje verwarrend, er is nog zoveel meer te horen. Het album van Gorham en zijn muzikale vrienden (allemaal actief in allerhande bands) roept naast Steely Dan ook Hall & Oates (Across Our Minds) in gedachten. Een zekere ‘Prince-lijkheid’ is dan weer in het eerste liedje, Can’t Seem To Forget, te horen. Tegelijkertijd kent dit album een onderstroom van folk, blues en country die de soms merkwaardige composities en opvallende stijlverschillen bijeen houdt. Wat te denken van het even merkwaardige als meeslepende I Would Like To Thank The Universe/Planet Earth? Vakkundig én uit de losse pols gespeelde rootspsychedelica die ons aan de al te snel vergeten Violent Femmes doet denken. Of de pure countrysoul van Waiting For You? Cody ChesnuTT had het vast graag op het onlangs verschenen Landing On A Hunderd gezet. Het hierop volgende Ride That Train is, eh, inderdaad, pure ‘sacred steel’. Als het album naar het einde geraakt met de slide-slepende ballad It Shines On kunnen we als luisteraars niet anders dan met bewonderende verwondering de zojuist gehoorde liedjes nagaan. Dit wordt (gezien de stilte die op dit moment nog altijd om dit album hangt) een Vergeten Klassieker, wat wij u brommen. Wim Boluijt Artist: Whispering Pines Album: Whispering Pines Label: Independent woensdag 26 december 2012 De muziek van de Whispering Pines roept onwillekeurig groepen in herinnering van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Niet alleen van The Band, die hun prachtig breekbare liedje Whispering Pines door de uit L.A. afkomstige groep als uithangbord geadopteerd zag. Nee, het staat ook stijf van de muzikale invloeden van The Allman Brothers en van de in die tijd stevig aan de wegtimmerende West Coast formaties als Manassas, Steppenwolf en Moby Grape. Een retro groep van de eerste orde, die op hun titelloze, derde cd er toch in slaagt een redelijk spannende stijlenmix in tien liedjes te laten horen. Met vier songschrijvers in de gelederen is diversiteit verzekerd, waarbij het geheel meer is geworden dan de som der delen. Het mooist vind ik de knappe, mooie melodische wendingen die na vaak luisteren pas goed tot me doordrongen. De instrumentale invulling door gitaren, bas, drums, orgel, piano en harmonica is even smaakvol als voortreffelijk. En (samen) zingen kunnen ze als de besten. Al met al ietsje minder dan het vorige album Family Tree, maar dat muziek niet baanbrekend hoeft te zijn om er van te kunnen genieten, bewijst Whispering Pines eens te meer. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 3 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bap Kennedy Album: The Sailor’s Revenge Label: Proper dinsdag 25 december 2012 Energy Orchard zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen, Steve Earle, Van Morrison en Mark Knopfler daarentegen wel. Het zijn hoogtepunten uit het rijke muziekleven van de Ierse (Belfast, Noord Ierland) singer-songwriter Martin ‘Bap’ Kennedy. Geboren in 1962, op zijn zestiende al actief in een (punk)bandje (‘Sellout’), maar vanaf 1990 een grote jongen in zijn land. Toen was de debuutCD van zijn band ‘Energy Orchard’ een (bescheiden) hit in de UK. Tot 1996 kwamen er in totaal 5 CD’s uit van deze band, waarna Bap besloot om solo verder te gaan. Zijn eerste CD, ‘Domestic blues’ uit 1998 werd geproduceerd door niemand minder dan Steve Earle. Heel bijzonder is dat van deze CD maar liefst vier liedjes van werden gebruikt in bekende films. Ook van zijn derde CD, ‘Lonely street’ (2000), werd een nummer bekend via een film: ‘Moonlight kiss’ in de film ‘Serendipity’. Met ‘The sailor’s revenge’ is Bap toe aan zijn achtste CD en het is een hele mooie. Elf prachtige liedjes, in een puur akoestische sfeer met ruimte voor de dobro van (jawel!) Jerry Douglas, de gitaren en achtergrondvocalen van (!!!!) producer Mark Knopfler, de bas van Glen Worf, de drums van Ian Thomas, de hammond/piano/ukulele van Guy Fletcher en de fluit, doedelzak en whistle van Michael McGoldrick. Aldus ontstaat een geweldige mix van subtiele Americana met een Keltische achtergrond. Heel dromerig, heel gevoelig. Betere begeleiding kan men zich niet wensen. Kortom, een topper, deze nieuweling van Bap Kennedy. En als er dan, zoals in mijn DeLuxe edition, een bonus-CD zit met 11 hoogtepunten van eerdere CD’s van Kennedy – met daarbij twee nieuwe tracks – dan kan het geluk echt niet meer op. Bap is begin december in ons land – mis hem niet Fred Schmale Artist: Simon McBride Album: Crossing The Line Label: Nugene Records maandag 24 december 2012 Simon McBride is een Noord Ierse gitarist, die in 1994, op 16-jarige leeftijd, gitarist Vivian Campbell (Dio, Def Leppard) verving in de metal groep Sweet Savage, waarmee hij twee cd’s opnam. Hij ontwikkelde zich pas richting blues en soul door het spelen in de band van Andrew Strong. Duidelijk is dat hij geen boodschap heeft aan de traditionele Afro-Amerikaanse bluesstijlen, maar een erg Europees blues/rock geluid heeft. In 2008 bracht hij zijn eerste soloplaat uit, in 2010 de tweede en dit jaar de derde en vierde, waarvan “Crossing The Line” de meest recente is. Het is een behoorlijk pittig album, dat ik na de eerste keer luisteren eigenlijk al afgeschreven had. Twee dagen later toch nog maar eens omgezet en sindsdien is dit schijfje niet meer uit de cd speler gehaald. McBride blijkt een prima song smid te zijn, is een technisch hoogstaande gitarist en is gezegend met een stemgeluid, dat af en toe sterk doet denken aan het geluid van Paul Rodgers. Ook is aan sommige songs te horen, dat Free een flinke inspiratiebron voor McBride is. Simon speelt gitaar en zingt, maar zorgt ook voor het aanvullend instrumentarium, zoals een orgel in een aantal songs, dat niet echt dominant aanwezig is, maar wel een warme invulling geeft. Hij wordt begeleid door Paul Hamilton op de drums en Carl Harvey op bas. Mia Simone zorg voor de achtergrond vocalen op enkele nummers, terwijl Davy Howell en Linley Hamilton de blazerssectie vormen op het nummer “Alcatraz”. Van de elf nummers zijn er negen eigen werk. “Go Down Gamblin’” is een nummer van Blood Sweat & Tears, een behoorlijk uitgebreide band, maar krijgt hier een moedige trio bewerking en blijft volledig overeind. In het nummer “One More Try” en het werkelijk schitterde akoestische werkje “A Rock And A Storm” zijn in zijn gitaarspel duidelijk zijn Ierse roots te horen. Het album is uitgebracht op Nugene Records, een label dat gespecialiseerd is in het uitbrengen van pareltjes en in de categorie blues/rock en classic rock behoort deze schijf daar zeker bij. Ton Kok zondag 9 december 2012 Pagina 4 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Maldives Album: Muscle For The Wing Label: Spark & Shine Records zondag 23 december 2012 De stad Vancouver, Washington ligt niet zover van muziekstad bij uitstek Seattle. Begin deze eeuw ontsproot daar een formatie genaamd The Maldives. Liedjesschrijver, zanger en frontman van de band Jason Dodson zwaait de scepter in dat fijne alt-country bandje. Naar aanleiding van hun derde release “Listen To The Thunder”, drie jaar geleden, was ik misschien wat te voorbarig door te stellen dat The Maldives het helemaal zouden gaan maken in Nederland. Deze poep gave eigenzinnige muziek wordt wederom feilloos met veel bezieling en bekwaamheid gebracht op hun nieuwe CD Muscle For The Wing. De muziek van The Maldives past moeiteloos in het rijtje van bandjes als Wilco, The Drive-By Truckers, The Band Of Heathens en My Morning Jacket. Met drie gitaren, bas, pedal steel, banjo, viool, drums en percussie klinkt de som van het geheel geen moment fragmentarisch. Precies zoals dat andere gaaf klinkende bandje Ponderosa, lijkt het erop dat ook The Maldives het muzikale roer, zij het iets minder drastisch, omgegooid hebben. In de maar liefst zes minuten durende opener I'm Gonna Try sluipt bijna bitterzoet de magistrale sound bij je naar binnen. Het is even schakelen als de daaropvolgende country rocker Come On, Come On inslaat. Blood On The Highway zwaait en zwiert van eigenzinnigheid. Afgesloten word er met Go Back To Virginia. Dit nummer klokt meer dan zeven minute. Zet je CD speler maar op repeat. Luister dit deuntje vooral eens helemaal af en constateer dat je bijna niet merkt dat de opener I'm Gonna Try naadloos aansluit. Dacht zelfs even aan een hidden track! Hoed af voor deze prachtige nieuwe plaat van The Maldives. De afgelopen drie jaar is het er volgens mij niet van gekomen. Toch zou ik The Maldives eigenlijk wel eens live willen zien. Jan Janssen Artist: The Mocking Bird Album: No Good Deed Goes Unpunished Label: Red Hare Music zaterdag 22 december 2012 Soms knakt er iets en zet een albumtitel je aan het denken. Neem nu de titel “No Good Deed Goes Unpunished” het debuutalbum van het Canadese bandje The Mocking Bird. Toen ik dat ding voor het eerst in mijn spelen schoof liet die titel mij maar niet los. Ik ken die titel, maar van wie ook alweer? Gelukkig leven we in het Google tijdperk en ja hoor beet na een zoekopdracht. Ex Hollisters drummer Kevin Fitzpatrick nam zes geleden een gelijk getiteld plaatje op met zijn band The Snit's Dog & Pony Show. Hè hè… De buitengewone liedjes op dit leuke plaatje, waar ene Bob Kemmis aan het stuur staat, kruist zijn degens overduidelijk met jaren zestig muziek maar put ook uit het pop rock repertoire dat Prefab Sproud en The Blue Nile zo groot maakte in de jaren zeven- en tachtig. De dertien niet altijd even klevende liedjes die The Mocking Bird op deze plaat heeft gezet luisteren vriendelijk en storen geen moment. De prima geproduceerde luister pop deuntjes komen risicoloos en nagenoeg foutloos uit mijn speakers. Ik veer op bij songs als Where's Your Get Up, het radiovriendelijke Green Eyed Girl, Here It Comes en Teach The New Clown. Niet omdat ze ontroeren of muzikaal gezien hun kop boven het maaiveld uitsteken, nee gewoon omdat ik ze bij meerdere draaibeurten steeds beter vind overkomen. De tongval in de afsluiter What A Difference (a day makes) valt dan ook puur toevallig op. Het gelijknamige Aretha Franklin liedje heeft er geen ene mallemoer mee te maken, maar het zegt iets over hoe ik naar deze plaat heb zitten luisteren. Niet echt spannend maar wel een leuke juist ontspannende luistertrip. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 5 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Gilmore & Roberts Album: The Innocent Left Label: Independent vrijdag 21 december 2012 Navigator Records werd in de UK opgericht in 2008 om de vele goede Roots en Folk artiesten in de UK een thuis te bezorgen. Van het label heb ik inmiddels een aantal uitstekende CD’s mogen recenseren, recent nog Bellowhead en The Young’uns. Ook op dit kwaliteitslabel komt de derde CD van het eigentijdse akoestische folkduo (Katriona) Gilmore & (Jamie) Roberts uit. De CD is opgenomen in Londen met producer Julian Simmons (bekend van Ed Sheeran). Gilmore zingt en speelt fiddle en mandoline, Roberts zingt en speelt gitaar en mandola. Verder horen we bas, drums/percussie, piano en in één nummer flugelhoorn. Gastoptredens zijn er met name van de dames van het Amerikaanse Larkin Poe, Rebecca (mandoline, vocals) en Megan (lapsteel, dobro, backing vocals) Lovell. De tien nummers zijn voor 90% geschreven door ons duo: vijf van Gilmore, drie van Roberts, één gezamenlijk. Het tiende nummer is een traditional: ‘False knight’. De teksten werden geïnspireerd door mensen en gebeurtenissen uit het verleden, zoals bijvoorbeeld het lied ‘Doctor James’, dat is gebaseerd op het levensverhaal van de Britse legerarts James Barry (17891865). Om het geheel volgens eeuwenoud folkrecept nader te kruiden zijn er twee mooie instrumentaaltjes te genieten, waarbij duidelijk wordt dat ons duo ook instrumentaal behoorlijk goed uit de voeten komt. ‘The innocent left’ is een goede, eigentijdse, folkCD met kruidige Keltische invloeden. We horen aan de muziek dat ons duo een avontuurlijke koers vaart, maar voldoende dicht bij de basis blijft om ook de traditionalisten onder ons te kunnen bekoren. Fred Schmale Artist: John Fries Album: U.S. 50 Label: Tunecare donderdag 20 december 2012 U.S.50 bevat zeven songs met een speelduur van iets meer dan een half uur. Het is het debuut van John Fries, die opgroeide in de staat New York met de bluesrock van ondermeer The Allman Brothers band en The Black Crowes. Die muzikale invloeden zijn niet onopgemerkt aan hem voorbij gegaan, sterker: hij heeft ze opgezogen en nog sterker: hij maakt zich schuldig aan schaamteloos jatwerk. Is dat erg in zijn geval? Nee, totaal niet omdat zijn songs alle vette ingrediënten bevatten die dit type muziek zo zalig maakt. Ik ga helemaal op in de pakkende melodieën, de lekker ouderwetse (niet te lange) gitaarsolo’s en zijn fantastische soulstem. De ritmesectie en de prachtig neergelegde toetsentapijtjes (orgel, e- piano) zijn zo retro als de pest, waarbij de soms opduikende blazers voor wat extra vetranden zorgen. En niet onbelangrijk… het zijn liedjes met kop en staart. Geen oeverloze jampartijen, noch instrumentale virtuositeit of dikdoenerige krachtpatserij. Er staat hier maar één ding centraal: het liedje. Top- cd in dit genre. Het mini- album is al een halfjaartje uit en is bij Lucky Dice voor een habbekrats te koop. Dus liefhebbers: doe er je voordeel mee. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 6 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Gwyn Ashton Album: Radiogram Label: Proper donderdag 20 december 2012 In 2009 verscheen de CD "Two Man Blues Army” van Gwyn Ashton (gitaar/zang/harmonica/bas), die hij opnam in samenwerking met drummer Kev Hickman. Het was een ongepolijst product wat een beetje aansloot bij een gangbare trend op dat moment, zoals de White Stripes, Seasick Steve en van wat eerdere datum R.L. Burnside. De opvolger is dit jaar verschenen en heet “Radiogram”. Ashton, heeft in samenwerking met Hickman, aangevuld met aan aantal gasten, tien nummers opgenomen. Het is een aardig album geworden, met een aantal lekker in het gehoor liggende blues/rock nummers, maar toch overheerst een beetje het ‘net niet’ gevoel. Gwyn Ashton is niet echt een originele songwriter. Nummers als “Don’t Wanna Fall”, “Dog Eat Dog” en “Comin’ Home” zijn stuk voor stuk prettige nummers om naar te luisteren, maar hebben allemaal iets bekends in zich. “Angel” is een ballad met een Hendrix-achtig intro, maar heeft verder niets te maken met het gelijknamige Hendrix-nummer. Het is een sterk nummer, met goed gitaarwerk, maar ook dit is het net niet. Ik mis de opbouw in de solo’s en het toewerken naar een climax. “Bluz For Roy” is een instrumentaal eerbetoon aan Roy Buchanan en hoewel Gwyn zijn best doet, komt hij toch nergens bij Roy’s niveau in de buurt. Hoewel het best een fraaie blues is, zijn sommige stukken niet helemaal zuiver en had hij beter kunnen weglaten. Van de gastbijdragen is die van Kim Wilson, toch een van mijn favoriete harmonicaspelers ,te verwaarlozen, hij is slechts minimaal te horen aan het eind van het openingsnummer “Little Girl”. Dan is de bijdrage van Johnny Mastro een stuk prominenter . Diens het harmonicaspel en het gitaarspel van Ashton maken van “Let Me In” en lekker smerig klinkend nummer. Robbie Blunt (ex-Chicken Shack en Robert Plant Band) zorgt, samen met Ashton, voor fraaie gitaarklanken in “Fortunate Kind”. Naar mijn mening hebben we hier te maken met een aardig blues/rock-album, maar zeker geen klassieker in het genre. Ton Kok Artist: Hans Theessink & Terry Evens (feat. Ry Cooder) Album: Delta Time Label: Blue Groove woensdag 19 december 2012 Vorig jaar beschreef ik “Jedermann Revisited’, een soundtrack bij een (Oostenrijkse) film van Hans Theessink. Een internationale grootheid is deze Nederlander van geboorte (1948, Enschede), zijn aangename mix van soul, rock en vooral blues is sinds 1970 aan zijn 29e product toe. Hans, getrouwd met zijn Oostenrijkse manager Milica Djokic en woonachtig in Oostenrijk, is voor deze prachtige nieuwe CD overgestoken naar Los Angeles om met oud-gediende Terry Evans een uur heerlijke bluesy rootsmuziek te maken. Dat Ry Cooder op drie nummers meedoet verhoogt de feestvreugde nadrukkelijk. De tijden van het prachtige ‘Chicken skin music’ uit 1975 herleven deels, want Evans was op die schijf in een aantal nummers als zanger aanwezig, toen nog samen met Bobby King en anderen. Theessink en Evans hebben eerder samengewerkt, in 2008 verscheen de duoCD ‘Visions’. Op deze tweede duoschijf wordt bijna een uur lang muziek gebracht met aanstekelijk enthousiasme. Veel ruimte is er voor de geboorteplaats van de blues: de nummers ‘Down in Mississippi’ (van J. B. Lenoir) en Theessink’s eigen ode aan de Mississippi delta blues, waarin alle grootheden ervan worden genoemd, simpelweg genaamd ‘Mississippi’, nemen samen bijna 20 minuten in beslag, en het verveelt geen seconde! Verder op de CD een cover van Jewel Akins’ onsterfelijke hit uit 1965: ‘The birds and the bees’, een subtiele versie van ‘Blues stay away from me’ (Delmore Brothers, 1949) en het van de Stones (1964!) bekende Jimmy Reed nummer ‘Honest I do’ naast 5 Theessink originals. Hans Theessink & Terry Evans overtuigen op deze ingetogen blues/roots CD met zowel hun zang als hun gitaarspel (Theessink speelt ook nog mandoline, banjo en harmonica). En uiteraard is er ook nog een prachtig achtergrondkoortje aanwezig met naast Evans Arnold McCuller en Willie Greene jr. Mighty fine! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 7 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jake Bugg Album: Jake Bugg Label: Mercury dinsdag 18 december 2012 Jacob Edwin Kennedy àka Jake Bugg, komt uit Nottingham en was al op zeer jonge leeftijd actief in muziekwereld. Onder het motto “chasing a dream and living it” maakte hij, op eigen kracht, behoorlijk wat los bij een muziekprominenten als Jools Holland. Gek genoeg pikte 3fm en radio 2 het openingsnummer, van zijn onlangs verschenen titelloze debuut CD, Lightning Bolt op. “wat de boer niet kent, dat vreet hij niet”, ging in het geval van Jake Bugg, gelukkig niet op. Bugg’s muzikale ontvanger staat afgesteld op jaren zestig en zeventig muziek. Behoorlijk schaamteloos bootst hij het “tijd voor teenagers” tijdperk na. Zover je natuurlijk van tijdloos kunt spreken doet hij dit op een zeer eigenzinnige manier die bij mij goed in de smaak valt. Nee, ik was absoluut geen grote fan van The Beatles, Herman’s Hermits, 10CC of The Hollies in die tijd. Bugg’s invloeden spelen zich daarentegen weldegelijk af. De plaat bevat veertien zeer korte maar onnoemlijk aanstekende liedjes. De songs zijn nagenoeg allemaal niet langer dan drie minuten en de totale speeltijd bedraagt amper veertig minuten. Bugg doopt zijn songs in een Amerikaanse country, indie folkrock en blues soundgalm. Vooral in het akoestisch uitgevoerde Trouble Town en het daarop volgende humeurige Ballad Of Mr Jones neem ik dat waar. Toch knap dat je met nog maar zo weinig levenservaring zulke inhoudelijke teksten kunt schrijven. Zo word bijna detaillistisch ingegaan op thema’s als het volwassen worden en een aantal liefdesrelaties. Luister maar eens naar het hippe Seen It All en de donkere Broken. Ja, ja en deze jonge is pas achttien. De mediadruk op deze jongeheer lijkt mij enorm. Vergelijkingen met Bob Dylan, Paul McCartney en Johnny Cash hoor ik om mij heen. Ik snap dit allemaal wel maar tegelijkertijd denk ik dat Bugg nog tot veel meer in staat moet worden geacht. Zolang hij dure bloeddorstige producers en managers van zich af weet te houden, voorspel ik dat deze ruwe diamant, eenmaal geslepen, zich op een kraakheldere toekomst kan gaan voorbereiden. Jan Janssen Artist: Ben Bedford Album: What We Lost Label: Waterbug maandag 17 december 2012 Twee jaar geleden noemde ik Ben Bedfords tweede CD ‘Land of the shadows’ een ‘juweel’. De jonge kerel uit Illinois, afgestudeerd in history, weet als geen ander pakkende songs te schrijven, waarbij onder meer de rijke geschiedenis van zijn vaderland een inspiratiebron is, met name waar het zijn geliefde Illinois betreft. Inmiddels is zijn derde CD verschenen, net als de twee eerdere werkstukken opgenomen in Tennessee, en Ben heeft mij definitief tot zijn grootste fans doen behoren. Ik noemde al zijn kundigheid in het schrijven van songs die met pakkende melodietjes lekker in je gaan kruipen. Zijn stem is aangenaam en zit in de wat hogere regionen. Zijn begeleiders op de CD zijn van grote klasse, te beginnen met multi-instrumentalist en – net als bij de voorganger - producer Chas Williams (ook actief geweest bij o.m. Nanci Griffith en Wynonna Judd) draagt in zeer positieve zin op allerlei gitaren, verder horen we bas, drums , hammond B3 en cello. Kari Abate, Ben’s vrouw, zingt mee. In zijn teksten weer aandacht voor geschiedenis in o.m. ‘John the baptist’ en het heerlijke meezingertje ‘Kahokia’ (dat is een stad uit de geschiedenis van de native Americans, bestond van ca. 650-1400 en lag/ligt in Illinois - het is nu een National Historic Landmark en staat op de werelderfgoedlijst). ‘What we lost’ is een zeer geslaagde CD van een voortreffelijke singer-songwriter, hij brengt folkrock met een B3randje. Een groeibriljant, je merkt dat je steeds meer liedjes kunt meezingen, meefluiten of meeneuriën. Wellicht komt Ben naar ons land in april 2013. Laten we hopen dat Chas meekomt. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 8 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ramaya Soskin Album: All In Good Time Label: Independent zondag 16 december 2012 Zat onlangs nog te genieten van een fantastisch live optreden van Gregory Alan Isakov. Isakov werd bijgestaan door gitarist en zanger Ramaya Soskin en Bonnie Paine, wasbord, zingende zaag en zang. Isakov creëerde behoorlijk veel ruimte voor zijn begeleiders. Isakov bestede zelfs een deel van zijn toegift uit aan Ramaya Soskin. Soskin verrassende mooie stem en gitaarspel klonk als klok en met het liedje Heartbreaker vloerde hij mij meteen. Na het concert drukte hij mij zijn debuut CD All In Good Time in de hand. Het plaatje komt uit 2007 en zou, wat mij betreft, zo opnieuw uitgebracht kunnen en eigen moeten worden. Waar komt die Soskin eigenlijk vandaan, vroeg ik mij af. Na enige speurwerk kwam ik erachter dat Soskin met bands als Specter X en Slowrosa heeft rondgezworven. De namen van die bandjes deden bij mij geen enkel belletje rinkelen. Toen ik een paar tracks had beluisterd snapte ik meteen “what kind of guy Soskin is”. De uit Boulder Colorado afkomstige Ramaya Soskin maakt dus al meer dan twaalf jaar uitstekende elektronische indie rock met een folky inslag. Niet alleen bands als Iron and Wine en The Low Anthem drijven naar boven, maar ook namen van iconen als Billie Holiday en Simon & Garfunkel komen bij mij op. Aanknopingspunten meer dan genoeg zou ik zeggen. Al sluimerend door zijn CD All In Good Time denk ik dat Ramaya Soskin opzoek is naar iets dat veel groter is dan hijzelf. Onder de naam “A. Ballad Nightly” tref je een verzameling van uitstekend verzorgde muziek aan. Soskin schreef en nam de tien songs op in zijn eigen huis en deed daarna er bijna niets meer aan. En dat laatste pakt buitengewoon goed uit in nummers als Heartbreaker, The Painter en Driving You Home. Soskin steekt de draak en borduurt precies daar verder waar mensen als Ryan Adams, Wilco of een Jeff Buckley ophielden. De muziek dringt zich geen moment aan je op. De weelderige folk pop harmonieën zoals in Old Man’s Well en Where Do You Go? grijpen je bij de strot. Artiesten verenigen zich soms ineen. Deze balladeer balanceert op heupwiegende muziek en vult dit af met doordachte teksten. Klank visualiseert in dit geval in brandende wijn, druipende kaarsen en een welterusten kus. All In Good Time is een bedachtzaam album die naar mijn gevoel veel te vroeg op de mark gekomen is. Waren wij er toen klaar voor? Zonder te blikken of te blozen beweer ik nu dat dit bezielende album een herkansing verdiend. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 9 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Roberto Diana Album: Raighes Vol 1 Label: Independent zaterdag 15 december 2012 Een tijdje geleden werd ik, via een subtiel e-mailtje, getipt om toch eens naar een You Tube video te kijken van ene Roberto Diana. Was meteen diep onder de indruk van de deze negenentwintigjarige, in Luras, Sardinië, Italië geboren gitaarkunstenaar. Voordat je verder leest, luister en huiver zelf eens. <iframe width="600" height="338" src="http://www.youtube.com/embed/N7DL97yjwKs" frameborder="0" allowfullscreen></iframe> En, ook onder de indruk? Roberto Diana begon gitaarspelen op zijn veertiende. Op minderjarige leeftijd toerde hij al met een aantal bandjes door Italië. In de tussentijd studeerde hij, met twee vingers in de neus, af op het conservatorium van Luigi Canepa in Sassari. In 2003 verhuisde hij naar Milaan, waar hij in 2007 zijn masters (Master Chitarra Rock) deed aan Accademia del Suono. Hoe gek het ook mag klinken werkte deze, waarschijnlijk hoogbegaafde, muzikant, in het verleden, met onder meer mensen als Will T. Massey, Steve Lukather, Tony Levin, Mike Slo-Mo Brenner, en Chris Cacavas. Een beetje muziekwijsneus weet dan zo ongeveer wel met wie we hier te doen hebben. Op zijn solo debuut CD Raighes (wat zoveel betekent als Roots op Sardinië) is de eerste uit een reeks van twee instrumentale conceptalbums van hem. Op Volume 1 staan negen erg fraaie composities die tot mijn eigen verbazing erg relaxt aan komen waaien. Heb normaliter helemaal niets met instrumentale platen. Een liedje als Coffee Break daarentegen proeft niet alleen zo maar klinkt ook zo. Het doet mij denken aan de arbeidsvitaminen in mijn jeugdjaren. Roberto Diana’s muziek heeft echter eigen identiteit. Luister vooral eens naar If You Are Happy, waar een piano binnen sluipt, en Prayer, dat voortgetrokken word door prachtig accordeonspel door ene Francesco Bonfiglio. Geen alledaagse kost voor alt country en ander gelieerde genres. Echter weldegelijk een aanrader voor mensen die “Real People, Real Instruments & Real Music” hoog hebben zitten. Roberto Diana laat je de roots opnieuw ontdekken. Zelf zegt hij daarover “Of je daarnaar opzoek bent of niet dit houd ons onopgemerkt staande. Onze oorsprong is het enige dat ons nooit zal verlaten, welke weg wij ook kiezen. Het duwt ons voorwaarts ver weg in de richting van het onbekende, opzoek naar een nieuwe plek, een nieuwe ziel of een nieuwe sensatie. Maar het bind je uiteindelijk vast op de plaats waar het ooit begon.” Met het poëtische karakter, van deze Italiaanse gozer, zit het wel snor, dacht ik zo. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 10 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Kris Kristofferson Album: Feeling Mortal Label: New West Records zaterdag 15 december 2012 De inmiddels 76-jarige Kristofferson was een veelbelovende militair in de jaren 60, maar de muziek kreeg hem in zijn macht en toen zijn liedjes gingen opvallen in Nashville (wie herinnert zich niet de onsterfelijke versie van zijn ‘Me and Bobby McGee’ van Janis Joplin uit 1971) kreeg zijn muzikale carrière vleugels, met daarnaast een misschien nog wel meer opvallende carrière als acteur, te beginnen met Dennis Hopper’s ‘The last movie’ in 1971, waar hij ook de muziek voor schreef. Met ‘Feeling mortal’ is Kris aan zijn 28e album toe!!! Opgenomen met producer Don Was (ze werken al 17 jaar samen) in slechts drie dagen tijd, van de twintig opgenomen liedjes werden er 10 uitverkoren, goed voor een wat krappe 31 minuten speelduur. De musici die hun bijdrage mochten leveren zijn gitarist Mark Goldenberg, pedal steel speler Greg Leisz, pianist Matt Rollins, violist/vocalist Sara watkins, bassist Sean Hurley en drummer Aaron Sterling. Met ‘Feeling mortal’ herinnert Kris zich zijn wilde tijd in de jaren 60 van de vorige eeuw in Nashville, toen hij van alles deed waardoor hij jong zou kunnen sterven. Maar hij bleef leven en laat weten hoe blij hij is dat hij er nog is en – zowaar – in goede gezondheid: ‘Wide awake and feeling mortal. At this moment in the dream, that old man there in the mirror, and my shaky self-esteem. Here today and gone tomorrow, that’s the way it’s got to be, with an empty blue horizon for as far as I can see. God almighty, here I am, am I where I ought to be. I’ve begun to soon descend, like the sun into the sea and I thank my lucky stars from here to eternity for the artist that you are and the man you made of me’ (‘Feeling mortal’). Wat een getuigenis! Met een door de hogere leeftijd wat onzekere, maar nog altijd krachtige stem komt een tiental schitterende songs tot ons. Niet allemaal nieuw geschreven, wel bijgewerkt, zoals bijvoorbeeld de ode aan zijn oude vriend Ramblin’ Jack Elliott (getiteld ‘Ramblin’ Jack’). Prachtige CD, heel mooi opgenomen, confronterend en aangrijpend. Ergens tussen country, folk en blues. Een prachtige derde CD in Kris’ juwelenserie sinds 2006: ‘This old road’, ‘Closer to the bone’ en ‘Feeling mortal’. Fred Schmale Artist: Janis Martin Album: The Blanco Sessions Label: Cow Island Music vrijdag 14 december 2012 Een jaar nadat de uit Virginia afkomstige rockabillyzangeres Janis Martin The Blanco Sessions in 2006 heeft voltooid, overlijdt ze aan kanker. Ondanks vier jaar leuren door bewonderaarster Rosie Flores, wil geen enkele platenmaatschappij het album uitbrengen, bang er financieel bij in te schieten. Uiteindelijk doet ze het maar zelf, omdat ze Martin’s talent – ruim vijfenvijftig jaar geleden door het RCA- label gebombardeerd tot de vrouwelijke Elvis, maar door een tienerzwangerschap daarna regelrecht in het ‘ravijn’ geduwd – met terugwerkende kracht per se onder de aandacht wil brengen. Liefhebbers van oude rock ‘n’ roll- en rockabilly zullen Flores’ vasthoudendheid zeer waarderen, want Martin laat haar sublieme en typische r &r- stem klinken in nostalgie opwekkende vertolkingen van jukeboxklassiekers als bijvoorbeeld Wild On, It’ll Be Me, Sweet Dreams, Oh Lonesome Me en Roll Around Rockin’. Het album werd onder aanvoering van Flores opgenomen in Blanco, Tx en trok en passant een stuk of wat geweldige muzikanten (ingezetenen omgeving Austin) aan, die met dit genre wel raad weten. Echt fantastische spel, in een prachtige productie is er te horen op deze sessie. Heb je geen broze botten of wil je dat voorkomen? Dans, dans, dans! The Blanco Sessions is een warme hommage aan het zangtalent van Janis Martin (dat inderdaad niet onderdoet voor Elvis), evenals aan het geweldige genre van de rock ‘n’roll. Zowel het hoesje als inlegvel bevat mooi opgetekende wetenswaardigheden over deze zangparel, die pas na haar dood uit haar eigen schaduw zou treden. Dankzij Rosie Flores. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 11 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Great Recession Orchestra Album: Double Shot Label: NEWTEX Records donderdag 13 december 2012 Vorig jaar was ik zeer enthousiast over de debuutCD ‘Have you ever even heard of MILTON BROWN’, een prachtige Western swing CD van The Great Recession Orchestra uit Fort Worth, Texas. Nu is er al de opvolger, met de titel ‘Double shot’ en een speelduur van 62 minuten. De negentien songs op de CD komen uit twee sessies, te weten ‘The forties in Fort Worth’ (9) en ‘Shaking the Sheiks’ (9), met een bonustrack. En weer betreft het songs uit de rijke historie van de country muziek uit het zuiden van de USA en de Western Swing in het bijzonder. De sessie ‘The forties in Ft Worth’ bevat radiohits uit dat decennium, zowel pop, jazz als country, maar allemaal omgebouwd naar Western Swing. O.a. komt ‘Divorce me (COD)’ voorbij, de eerste hit van Merle Travis in 1946. ‘Shaking the Sheiks’ is een serie liedjes van een bijzondere groep, ‘The Mississippi Sheiks’, een groep voormalige slaven, die begonnen rond 1890 en door velen worden beschouwd als de innovatoren van hillbilly of country muziek, waarbij ze uitgingen van de toenmalige bluesmuziek. Een van de nummers in deze sessie heet ‘Sweet Maggie’, maar wij kennen het heel goed als ‘Corrine, Corrina’. De spelers van ‘Milton Brown’ zijn er weer, behalve pianist Mike Hamilton, die vorig jaar overleed. Hij wordt vervangen door de zeer bekende Floyd Domino. Dus horen we fiddle, dobro, steel gitaar, piano, de drie gitaren en vijf vocalisten, waaronder Maryann Price (Dan Hicks & His Hot Licks, Asleep at the Wheel). De Western swing van The Great Recession Orchestra ‘Swings like mad’, heeft geen pretenties en wil alleen vermaken. Heerlijke ongecompliceerde luister en meezingmuziek. Veel liedjes komen bekend voor, heb je ongetwijfeld eerder gehoord in een gemodificeerde hitversie van later datum. Meer dan een uur genieten, waar vind je dat nog? Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 12 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Corey Lueck & The Smoke Wagon Blues Band Album: It Ain't Easy Label: Independent woensdag 12 december 2012 Corey Lueck and the Smoke Wagon Blues Band is een Canadees gezelschap dat ondertussen ongeveer 15 jaar bestaat en met “It Ain’t Easy” de vierde cd aflevert. In eigen land hebben ze inmiddels een behoorlijke reputatie opgebouwd. Zo werd de schrijf “The One And Only” genomineerd voor beste cd van een nieuwe band en “And Friends” voor beste cd van het jaar. De band bestaat uit Corey Lueck (zang en harmonica), Mike Stubbs (gitaar), Gordon Aechele (bas en sax), Steve Sherman (drums/bas) en Jessie O’Brien (piano/orgel). Behalve de vaste leden leveren ook zangeres Robin Banks en nog enkele andere gastmuzikanten prima bijdragen. Banks is in duet met Lueck op het dreigende “That Voodoo” en neemt “Where Did I Go Wrong” vocaal helemaal voor haar rekening. Vijftien nummers staan er op deze cd, veertien geschreven door het duo Lueck/Stubbs met hier en daar wat assistentie en als enige cover is er het van Nina Simone bekende “Ain’t No Use”, dat hier een prima vertolking krijgt. Voor enkele van de eigen nummers is er wel duidelijk geleend van bestaande songs. Voordeel daarvan is wel dat je al snel een vertrouwd gevoel krijgt bij het luisteren. Echt spectaculair wordt het nergens, de muziek is vooral geënt op de traditionele Chicago Blues, maar de zang is dik in orde en het pianowerk van O’Brien en het saxwerk van Aechele zijn zeker het vermelden waard. Het nummer “Josephine” laat fraai spel op de dobro horen. Dit nummer is in het thuisland als single uitgebracht. Ook de country blues nummers “Hen House Hopping” en “Drink By The Sink” zijn zeker de moeite waard , terwijl “Where Did I Go Wrong” (met wat Sam Cooke invloeden) en “Some Other Fool” ook snel blijven snel hangen. Klein minpuntje is de mix, die ik niet bij alle nummers even sterk vind. Zo komt bij een enkel nummer de drums wat te hard door en liggen in het openingsnummer de zang en de instrumenten allemaal een beetje op hetzelfde niveau, terwijl de zang en solo’s er wat meer uit zouden moeten springen. Maar ik heb gemerkt dat ook dit snel went. Deze cd wordt niet de blues cd van het jaar, maar de band kan best tevreden zijn over dit product en de koper ook. Ton Kok Artist: Danny Marks Album: A Friend In The Blues Label: Independent dinsdag 11 december 2012 Ja, lezers, dit is alweer een goede artiest uit Canada. Danny Marks is een bluesjongen uit Toronto en heeft van de Toronto Blues Society de ‘Blues with a feeling award’ gekregen voor zijn prestaties in de muziek en als radioman. Zijn wortels liggen in de jaren 60 toen hij van 1966-1970 als gitarist deel uitmaakte van de pop-rockgroep ‘Edward Bear’ (Capitol Records). In de jaren 70 was hij voornamelijk actief als sessiemuzikant en daarna werd hij een graag geziene artiest in de zogenaamde ‘club scene’. In zijn lange muzikale loopbaan heeft hij zowel TV-programma’s als radio-programma’s gemaakt. Met ‘A friend in the blues’ is hij, voor zover ik heb kunnen nagaan, aan zijn vijfde solo-CD toe. De twaalf songs op de CD zijn volgens de digipack alle door Danny geschreven, maar dat geldt m.i. absoluut niet voor ‘That lonesome valley’, een traditional die voor het eerst in 1927 opdook op een schijf. Danny zingt (met een voor dit genre uitermate geschikte donkere stem) en speelt gitaar en krijgt hulp van vriendjes op bas, drums, piano, B3 en sax plus ene Sherie Marshall op vocals. En Danny heeft goed geluisterd naar verschillende invalshoeken in de blues, dus horen we akoestische blues (‘Uncle John’), jump blues (‘Blues party tonight’), rockblues (‘Mixed up girl’), maar ook een folknummertje (‘Maybe tomorrow’) en een grappig uitstapje naar de jaren 60 pop (de titeltrack). Er zijn maar liefst vijf nummers met het woord ‘blues’ in de titel. ‘A friend in the blues’ is een goede, gevarieerde CD met als hoofdmoot blues in vele facetten. Leuk gedaan, goede songs, goede uitvoeringen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 13 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Departed Album: Adventus Label: Blue Rose Records dinsdag 11 december 2012 Soms, ja heel soms voel je, je opeens een tiener. Dit overkwam mij onlangs toen ik het debuutalbum Adventus van de The Departed in mij CD speler stopte. Vorig jaar nog ontketende de band, onder de naam Cody Canada & The Departed, een ware hype bij onze oosterburen. Met het knetter gekke, maar loepzuivere live optreden, tijdens de Blue Rose Christmas Party, schudde de band alle Americana ambities van zich af. Nu dus onder de naam The Departed beukt de band, van kiet af, knal hard, om te beginnen met de track Worth The Fight, uit je luidsprekers. Tja, en dan is de luchtgitaar met alle zwaaiende en zwierende bewegingen een onoverkomelijk feit. Cody Canada, Seth James, Jeremy Plato, Steve Littleton, en drummer Chris Doege kraken uit hun voegen. Wat is deze band gegroeid! Adventus, klinkt dan ook alles behalve dan een “already done album”. Soul, funk, moddervette blues en zwaar aangezette rock ‘n’ roll bundelen zich en laten hun spierballen zien, in songs als Prayer For The Lonely, Blackhorse Mary en Flagpole. De robuuste muziekstukken vliegen je om de oren. Naast het gitaar geweld wordt op tactische momenten een Hammond B3 in gezet. Luister bijvoorbeeld eens naar het geraffineerde toetsenwerk in het liedje Better Get Right. Ja, krijg hier echt energie van. Adventus komt, op de valreep van 2012, op ceremoniële wijze nieuw binnen op mijn AmaZing TeN lijstje van dit jaar. Deze dijk van een plaat spuwt passie, samenhang en boekt ongekende voortgang in de schreeuw om meer independent muziek op radio en TV. Jan Janssen Artist: Charlie Faye Album: Travels With Charlie Label: Wine & Nut Records maandag 10 december 2012 Travels with Charlie van de Austinse beauty Charlie Faye is een aparte conceptCD. Op 1 januari 2010, de start van een nieuw decennium, verliet Charlie haar woonplaats Austin om een tiental maanden steeds een maand een domicilie op te bouwen in een andere stad in de USA. Zoals Charlie ons uitlegt: normaal gesproken is het voor een artiest ‘in and out of a city’ en is er geen mogelijkheid tot enige vorm van hechten, dus. Uiteraard waren Los Angeles, New York en Nashville onderdeel van haar plan, maar ook Boulder (Colorado), Burlington (Vermont), Asheville (North Carolina), Tucson (Arizona), Portland (Oregon), Shreveport (Louisiana) en Milwaukee (Wisconsin). In iedere stad werd contact gezocht met de lokale muziekscene en werd door Charlie een toepasselijk liedje geschreven en – aan hwet eind van de maand - ter plekke met een lokale producer opgenomen. Vaste waarde in het geheel is gitarist Will Sexton (Austin), bekende musici die voorbijkomen zijn de mannen van Calexico (het mooie (woestijn)soulnummer ‘BrokenHeart maker’, met de nodige blazers-opgenomen in Tucson) en fiddler Buddy Spicher plus steelgitarist Chris Scruggs in het heerlijke Nashville-born countrydeuntje ‘Two-Timer’: ‘Teach me how to be a two-timer, cause that’s the way I’m gonna be. Teach me how to become a two-timer, cause I know that you were two-timing me’. Het gaat over het op hetzelfde moment aanhouden van twee lovers..oei. De CD stamt uit 2011, maar kwam pas recent tot mij. Ik ben er blij mee, de CD is een erg leuk en gevarieerd schijfje geworden. ‘Travels with Charlie’, het is overigens haar tweede CD, introduceert Miss Faye als een uitstekende songwriter. Dank zij de tien verschillende opnamestudio’s en tien verschillende producers is er sprake van een heerlijke diversiteit, waarbij je de verschillende sferen van de verschillende steden goed kunt proeven. Er zijn uiteraard enkele echte uitschieters, zoals de boven genoemde songs, maar ook de geweldige ballad ‘’ Herartaches and the old plains’, de enige song met een co-writer, te weten Trent Summar en ‘gewoon’ opgenomen in Austin met Sexton als producer. Heerlijke muziek. Travel on, my dear Charlie, you can do it. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 14 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Kirsty McGee Album: Contraband Label: Hobopop Recordings zondag 9 december 2012 Danny Schmidt, mijn vriendje uit Austin, wees mij op de nieuwe CD van de Engelse singer-songwriter Kirsty McGee. Hij zingt op één song mee, zijn lief Carrie Elkin op twee songs en beiden waren onder de indruk van de kwaliteit van haar liedjes. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik mailde Kirsty voor een recensieexemplaar. Al direct bij de eerste maal beluisteren werd ik prettig geraakt door de adembenemende schoonheid van Kirsty’s eigen liedjes, waarvan er 14 op deze CD staan. Hele mooie, gevoelige akoestische folk (ze noemt haar muziek ‘hobopop’) van Kirsty, die zelf met een heel aangename, bijna fluisterzachte stem haar teksten zingt, zich begeleidend op gitaar, fluit en glockenspiel. Behalve Danny en Carrie zingen Inge Thomson (zij speelt ook accordeon en is bekend van haar werk met Karine Polwart) en Myshkin (een Amerikaanse singer-songwriter, over haar binnenkort meer) mee, in de verdere begeleiding horen we bas (8 nummers), drums, piano/orgel, mandoline en banjo ieder op drie nummers, piano/orgel harmonica op vier nummers, trompet op één nummer en drums/percussie op twee nummers. De uit Manchester (waar ze op haar 14e begon met optreden) afkomstige Kirsty is inmiddels aan haar zevende volledige CD toe naast een tweetal singles en een tweetal EP’s. Het heeft haar in de twaalf jaar dat ze actief is de nodige nominaties en awards opgeleverd, de laatste in 2011 voor haar live-album ‘No. 5’ uit 2010. Nog even over Kirsty’s muziek: het is een prachtige mix van zowel Brits als Amerikaans geöriënteerde akoestische folk met incidentele jazzaccenten (zoals in ‘Setting of the sun’). Heel gevoelig, beeldschoon, bijna breekbaar zijn alle drie bruikbare kwalificaties voor de betovering die Kirsty McGee voor de geïnteresseerde luisteraar in petto heeft. In mijn geval kwam de waardering snel. Het bleek voor mij een CD te zijn die ik volgaarne enkele malen achter elkaar draaide. Intens mooi! Fred Schmale Artist: Man From The South Album: Koblenz Label: Whipping Post Music zaterdag 8 december 2012 Achter de naam ‘Man from the south’ gaat onze landgenoot Paul van Hulten schuil. Blijkens de liedjes en teksten op deze debuutCD een getroebleerd men. Hij zegt zelf: de liedjes op dit album gaan over het ‘gevoel van ongemak of onbehagen’, ofwel – wellicht - het omgaan met (lichte?) depressies. Ze zijn geschreven in een zestal maanden in 2009 en in dat jaar met een aantal vrienden opgenomen. Het was niet Paul’s bedoeling om de CD uit te brengen, maar toen een vriend van hem ergens in 2010 de CD beluisterde was deze zodanig onder de indruk dat hij het andere vrienden liet horen met eenzelfde reactie tot gevolg. Men wist Van Hulten over te halen om de CD als download aan te bieden op het internet en dat werd een succes. En nu is er een fysieke uitgave te genieten. Van Hulten noemt Dylan, Springsteen, Pearl Jam en Townes als zijn belangrijkste inspiratoren en, zeker wat Townes betreft, dat is te horen. De tien songs zijn behoorlijk donker en somber van toon, hoewel er tegen het eind wat hoop gloort: ‘Life may be sweet’. Begeleid door Chris Draaijer (vibrafonette, elektrische gitaar, sitar en sinus-generator), Aldous Sandback (basgitaar, banjo, vocals) en Hermann Blaupunkt (soundtapes en productie, samen met Sandback) en in het nummer ‘Bring me home’ door violist Marcin Hurkmans klinkt de CD, gedragen door de sombere lage stem van Paul en diens akoestische gitaarspel, prettig aangenaam. Paul hupt van blues (‘Hardy man’, ‘Life may be sweet’) naar folk (‘Welcome to Carnacua’, ‘Bring me home’) en rock (‘Something made the streets melt’). ‘Koblenz’ van ‘Man from the south’ aka Paul van Hulten is een verrassend volwassen CD van een onbekende Nederlander. Paul is nu zover dat hij met zijn songs gaat toeren. Houd hem in de gaten. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 15 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Emperors of Wyoming Album: The Emperors of Wyoming Label: Proper zaterdag 8 december 2012 Heb ik zitten pitten? Heb hier The Emperors Of Wyoming voor je, voor zover je natuurlijk dit plaatje al niet grijs gedraaid hebt. Het is een project van ex Garbage drummer Butch Vig. Vig kennen de meesten van jullie wel van wegen zijn activiteiten als producer van onder meer bandjes als Nirvana, The Smashing Pumpkins en Green Day. De uit Madison, Wisconsin afkomstige trommellaar wist ook zanger gitarist Phil Davis en de gitaartandem van de gebroeders Pete en Franklin Lee Anderson aan dit project binden. The Emperors Of Wyoming schotelen tien lekker in het gehoor liggende pop rock liedjes voor, waar een flinke dosis alt. Country in is verweven. De nieuwe single Avalanche Girl beukt uit je luidsprekers. Tom Petty liefhebbers kunnen bijvoorbeeld moeiteloos aanschuiven. Van de geknepen zangtechniek van Phil Davis, denk aan Nikki Sudden, moet je houden. Op de een of andere manier valt dat op ten duur niet meer op. Muzikaal valt er namelijk behoorlijk wat te genieten. De ongedwongen muzikale sfeer op deze plaat is opvallend relax. Uit niets blijkt een soort van prestatie drang of resultaat gerichtheid. Never Got Over You, I’m Your Man, de country ballade Sweep Away klinken zo simpel dat je bijna zou gaan denken dat dit concept al jaren samen speelt. Moet je het routinematig of plichtsgetrouw noemen? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Feit is wel dat ik, bij de eerste draaibeurt, eenmaal aangekomen bij de laatste track Bless The Weather, de CD niet uit kon zitten. Naarmate ik de plaat vaker draaide vond ik juist dit slot akkoord steeds sterker worden. The bittersweet sound of goodbye wordt op een keizerlijk pallet geserveerd. De muziek van The Emperors Of Wyoming voelt aan als een oud meubilairstuk die naarmate de tijd verstrijkt steeds onmisbaarder word. Je wilt het stuk bij het oud vuil zetten maar steeds is er die twijfel. Die terugblik en herinneringen doen mij denken aan een LP van Wild Turkey, die ik onlangs wilde weg saneren. Wie weet schenk The Emperors Of Wyoming ooit nog eens aan mijn kleine neefjes. Jan Janssen Artist: Robert Hill Album: What Are We Waiting For Label: Independent vrijdag 7 december 2012 Zowel op de voorzijde als de achterzijde van het fraaie doosje bij deze verrassende CD staat de foto van een piepjonge singer-songwriter en (akoestische) gitarist. En jong is hij, deze Zweed, 20 jaar pas. Met zijn debuut ‘What are we waiting for’, 13 originele liedjes, geschreven door Hill zelf, alleen in het nummer ‘Debts blues’ heeft hij hulp gekregen van zijn mentor, medearrangeur, tweede gitarist op twee songs en producer van de CD, de Zweedse Amerikaan Brian Kramer (van hem heb ik in het verleden een mooie CD gerecenseerd). De songs zijn live opgenomen (op de voorzijde staat ‘mono *360* sound’) in een Stockholmse studio in januari 2012. Hill heeft zijn invloeden met name van zijn grote idool Woody Guthrie en in diens kielzog de jonge Dylan. Met name in het nummer ‘Talking blues blues’ is dat te horen, inderdaad een talking blues zoals zijn voorbeelden die ook in hun repertoire hadden kunnen hebben, alleen praat Hill in het lied over de populaire muzikale helden van nu. Maar Hill heeft ook heel goed geluisterd naar de groten van de akoestische Mississippi Delta blues, hetgeen vooral goed te horen is in het samen met Kramer geschreven ‘Debts blues’. Leuk is zijn lieve gesproken introductie bij een aantal songs, zoals bij het eerder genoemde ‘Talking blues blues’: ‘So, here’s a song that’s called ‘Talking blues blues’, it’s more like a rap song. This is the kind of song Woody Guthrie used to play and it goes like this’. ‘What are we waiting for’ is zowel zeer volwassen als kinderlijk eenvoudig in de muzikale invulling. Een leuke en sympathieke zeer akoestische blues-CD Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 16 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Trevor Alguire Album: Till Sorrow Begins To Call Label: Independent donderdag 6 december 2012 Het repertoire van de Canadees Trevor Alguire, bevindt zich op het snijvlak van alt. countryrock en het idioom van de singer-songwriter. Dat hij met beide kanten buitengewoon goed overweg kan, is wederom te horen op zijn 4de album Till Sorrow Begins To Call. Hij is een romantische verhalenverteller over (liefdes)belevenissen; een wereldse troubadour. Zoals hij dat aantoont in de ballade A Kinder Gentler Heart: wakker liggend in een Amsterdams hotel, verteert door liefdesverdriet en heimwee, maar dromend van een goede afloop. Die mooie melancholieke sfeer karakteriseert hem. Dat zou gemakkelijk als sentimenteel en saai kunnen worden afgedaan, maar door de warme, kleurrijke instrumentatie en dito productie, maakt luisteren naar zijn liedjes tot een groot genot. Zijn prachtige, sonore stem en het uitstekende spel van zijn begeleiders – met daaronder gitarist (lang niks van gehoord) Pat McLauglin – op bas, drums, orgel, piano, banjo, mandoline en twee achtergrondzangeressen, bezorgen je een fijne luisterervaring. Al zal je hem niet betrappen op maar een snufje vernieuwing, met Till Sorrow Begins To Call opent Alguire wederom mijn hart, voor zijn doorleefde, toegankelijke en ambachtelijk uitgevoerde songs. Huub Thomassen Artist: Buckman Coe Album: By The Mountain's Feet Label: Buckman Coe Music woensdag 5 december 2012 Buckman Coe komt uit Vancouver, Canada. By The Mountain’s Feet is, volgens mij, zijn eerste studioplaat. Moet gezegd worden de elf country, folk en blues liedjes luisteren erg soepel weg. In eerste opzicht heb ik het gevoel naar een West Coast dude te luisteren. Niet helemaal waar bleek want toen ik Coe’s evenknieën zat te bedenken, dacht ik meer aan een mengelmoes van Jack Johnson, Newton Faulkner of een Josh Rouse. Coe’s muziek zet aan tot nadenken en gaat net iets verder. Met andere woorden, Buckman Coe zou met zijn muziek, in begin jaren zeventig, hoge ogen gegooid hebben. Coe heeft iets te zeggen, net zoals mensen als Cat Stevens, James Taylor en Nick Drake dat pleegden te doen in die jaren. De tijd is echter een andere en dat voelt Buckman Coe in zijn moderne bewoordingen prima aan. In de opener Not So Farfetched en het daarop volgende The Apocalypse Is Not Guaranteed valt dit laatste meteen op. De songs lijken stuk voor stuk slechtnieuws stukken, maar op de een of andere manier komen ze toch ludiek over. Luister ook eens aandachtig naar Paranoia en het slotstuk Leaving Samsara. Hoe zuiver en helder wil je eigenlijk de boodschap ontvangen, denk ik dan. Buckman Coe fungeert als een soort zender die daarnaast over het vermogen beschikt tussen de regels door ook nog eens te luisteren. Een gave waarop deze ontvanger buitengewoon jaloers is. By The Mountain’s Feet is een bijzondere retro plaat van een singer-songwriter uit deze tijd. De vormgeving van By The Mountain’s Feet klinkt niet zozeer een kopie van eerder verschenen materiaal, maar is geïnspireerd daardoor en verwijst daar duidelijk naar terug. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 17 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Chris Robinson Brotherhood Album: The Magic Door Label: Silver Arrow dinsdag 4 december 2012 En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den hoofdredacteur van Heaven, dat de gehele top 10 van alle schrijvers beschreven zou worden. Vrij naar Lucas 2:1. Niet dat de hoofdredacteur van Heaven ook maar een spat op Keizer Augustus lijkt, het ritueel van jaarlijstjes daarentegen heeft onmiskenbaar verwantschap met de religieuze jaarkalender. Dubben, wikken en wegen. En uitzien naar andere lijstjes. Belijdenis van het muzikale geloof. Ik moest hier aan denken toen ik gisteren aan de toog in ons Café zat en mijn stapel nog te recenseren cd’s onder ogen kwam. Dood en andere ongemakken hebben me enige tijd voor de voeten gelopen zodat mij slechts afschrijven restte. Daar lag The Magic Door van Chris Robinson Brotherhood. Het eerder dit jaar verschenen Big Moon Ritual kreeg lovende recensies. Nog altijd had ik er niet naar geluisterd. The Black Crowes hebben me nooit kunnen raken, dus wellicht verklaart dat de aarzeling die dit album ten deel viel? Ik zette The Magic Door op. En luisterde vervolgens de hele dag naar het album. En vanmorgen opnieuw. Luisteren is iets wonderlijks. Soms hoor je ineens wat je eerder wel hoorde maar nog niet hoorde. Luisteren als de zinnen zijn opgetuigd is heel af en toe van een andere orde. Ik kende de stem van Chris Robinson natuurlijk wel. Remedy en zo. Maar hier klonk die stem anders. Ik hoorde de aan Van Morrison verwante spiritualiteit in Someday Past The Sunset (‘I felt the holy in infinite spaces’), de ‘proggy’ keyboards van Adam MacDougall (voorheen met Robinson in The Black Crowes) en Neil Casals gitaar. Door de zeven lange stukken was een psychedelica verweven, niet een psychedelica om des psychedelicas wil, maar een aan én door het liedje verbonden subtiel vormgegeven muzikale uitwas. Ik wilde naar Appaloosa en voelde mee met de Sorrows Of A Blue Eyed Liar. De haastige spoed die de muziek van The Black Crowes altijd heeft gekenmerkt (u mag me terecht wijzen, het is een nauwelijks op argumenten gegrond oordeel) was hier afwezig. Nu schrijf ik dit. Dat jaarlijstje zou er een week na dato dus al anders uitzien. En volgende week zal het waarschijnlijk opnieuw aangepast kunnen worden. Wellicht is The Magic Door er dan zelfs alweer uit verdwenen. Ach, wat maakt het uit nu Robinson en zijn mannen (waaronder ook bassist Mark Dutton en drummer George Sluppick) de eerder genoemde psychedelica aan hun gospel, blues en southern boogie hebben toegevoegd? Dit album laat zich niet omlijsten. En Big Moon Ritual vast ook niet. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 18 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Elephant Revival Album: It's Alive Label: Independent maandag 3 december 2012 Waar een concertavond allemaal niet toe kan leiden. Bonnie Paine begeleide Gregory Alan Isakov onlangs tijdens zijn tournee door Nederland. Paine’s zangkunsten, wasbordtechniek en zingende zaag technologie kregen die avond, op Podium Roepaen in Ottersum, ruim baan. Het was nog lang geen Sinterklaas maar na het concert stopte Paine mij een CD toe. De zangeres, van de country folk formatie Elephant Revival trakteerde mij op de nieuwe CD van de band “It’s Alive”. Het is overigens de het derde album van Elephant Revival. Een titelloos album uit 2008 en Break In the Clouds uit 2010 gingen daaraan vooraf. Na wat snuffelwerk blijkt deze neo-akoestische folk string band niet de eerste de best te zijn. In de Amerikaanse pers werden ze een kruisbestuiving van Mumford and Sons, Nickel Creek en Natalie Merchant genoemd. Na meerdere luisterbeurten kan ik het niet beter formuleren. Hoe zat het ook alweer? De roots van de beste noord Amerikaanse rockmuziek komt voort uit de rijke traditie van de folk, blues en countrymuziek. Bij iedere aangespoelde immigrantengolf verfijnden de virtuozen onder hen dit multiculturele geluid. Elephant Revival is een match en identificeert zich met wervelende Keltische sidekicks, draaiende zigeunermuziekstukken, funk, rock, reggae en puristische bluegrass. De frisse creativiteit zou behoorlijk in de smaak moeten vallen bij een breed publiek. Dit kwintet, bestaande uit Bonnie Paine (zang, wasbord, djembe en zingende zaag), Sage Cook (elektrische banjo, akoestische gitaar, mandoline, altviool en zang), Dango Rose (contrabas, mandoline, banjo en zang), Daniel Rodriguez (akoestische gitaar, elektrische banjo / gitaar en zang) en Bridget Law op viool en zang, etaleert transcendente folk in zijn beste vorm, soort en klankleuren. Met andere woorden, de overstijgende buiten de oevers tredende muziek blijft spannend van begin tot eind. Bonnie Paine’s stem is er echt een om in te lijsten. De EP, met zeven tracks, opent met What's That? En sluit af Raven Song. De contradicties zijn de wereld nog niet uit. Zet de deze twee songs maar tegen elkaar af. Krachtig reggae grooves tegen sublieme a capella folk waarvan je kippenvel krijgt. Daartussen in zitten nog het spannende Quill Pen Feather het verbazingwekkende jazzy, jaren veertig vijftig, klinkende Wake's Only Daughter en het schommelende Part of a Song. Een paar jaar geleden zou ik geschreven hebben dat de muziek van Elephant Revival niet nader te definiëren is. The Low Anthem bracht daar echter vier jaar geleden verandering in. Muziek kan vreugdevol confronterend zijn. In het geval van de EP “It’s Alive” praat ik liever over onevenaarbare muzikale feestvreugde. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 19 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Deborah Hendriksson Album: The Heart's Cry Label: DHP Records zondag 2 december 2012 Deborah Henrikson, overigens in de USA geboren, is een Zweedse zangeres die haar muziek doopt in Keltische klanken met een New Age randje, zeer vergelijkbaar met Enya, zowel qua sfeer als qua repertoirekeuze. Samen met haar Zweedse producer presenteert zij haar derde CD tot dusver, geheel opgenomen in Zweden, waar ze alweer geruime tijd woont en werkt. De twaalf nummers op de CD worden wonderschoon gezongen, Deborah heeft een prachtige ijle stem in de hogere regionen en ze zingt zo zuiver als een klaterend bergbeekje. De begeleiding is in Zweedse handen en is zeer ingetogen. We horen piano, keyboards, gitaar, drums/percussie en harmonica/accordeon alsmede etherische achtergrondvocalen van Deborah zelf en Kent Ihrén. Onder de liedjes treffen we enkele oude bekenden aan, zoals ‘My Lagan love’ (o.m. Van Morrison & The Chieftains), ‘Snow’ (Loreena McKennitt), ‘Women of Ireland’ (Chieftains, Sinead O’Connor, Kate Bush e.v.a.) en ‘A woman’s heart’ (Eleanor McEvoy). En – niet geheel overwacht in dit genre – er zijn twee van fraaie muziek voorziene gedichten van Schotland’s bekendste troubadour, Robert Burns, waarvan de titels boekdelen spreken: ‘Ae fond kiss’ resp. ‘My love is like a red, red rose’. Een hele ingetogen, subtiele CD met hemels klinkende muziek. Alsof een engel op aarde is neergedaald en ons haar schone gezang laat horen. Het is zoals auteur Bill Whelan in zijn liedje ‘The heart’s cry’, de titelsong van de CD, zegt: ‘Key to everything is love, warms into a deep desire, passion and desire’. Voor een heel prettige winteravond, lekker binnen, het haardvuur aan en een glaasje wijn (of – passender – een lekkere malt whisky). Een Zweedse verrassing in een Keltisch bad. Fred Schmale Artist: Keegan McInroe Album: A Thousand Dreams Label: Independent zaterdag 1 december 2012 De Texaan Keegan McInroe (Fort Worth) verrast met deze fraaie CD, zijn vierde sinds 2008. Hij heeft een licht hese stem, speelt gitaar en elektrische resonator gitaar, schrijft alle (19!) liedjes zelf en omringt zich met een aantal zeer capabele lokale musici. We horen accordeon, mandoline, dobro, fiddle, piano, orgel, harmonica, pedal steel, trompet, trombone, bas, drums en percussie. Keegan opent de CD met een vijftal heerlijke folk-getinte liedjes, waaronder twee fraaie instrumentaaltjes: Abe’s dream I en II. In deze serie valt met name het prachtig gevoelige ‘Old lover’s arms’ op, waarin accordeon, fiddle en mandoline zorgen voor een warm bedje voor een heuse liefdesverklaring: ‘Fly in from the east coast, baby. I’ll be there waiting, shoot ya straight to Dallas, take ya to the finest parts of town. And we can sing our hearts out thumping, with both fists raised and our spirits soaring. Ain’t no place I’d rather be. I said I would marry you, after you woke up and said the same. We must have moved too fast and scared you, right back to your old lover’s arms again’. Heerlijk sfeervol, prachtige melodie. Genieten dus! In nummer 6 duikt Keegan in de blues en rock en ook dat gaat hem uitstekend af. Vanaf hier is het een mooi afwisselend geheel met blues (inclusief blazers op een drietal nummers), folk en rock (waarin vooral de ballade ‘Ballad of the romantics’ opvalt, een samen met Sally Glass gezongen epos waar Keegan het voor hem noodzakelijke reizen beschouwt en hij zijn resonator gitaar laat spreken) en een drie nummers durend uitstapje naar country, te beginnen met ‘I’m still here’ (een ruime rol voor Joe Butcher’s pedal steel). We zijn dan aan het eind van dit blokje aanbeland bij nummer 17. Tijd voor het vierde instrumentaaltje, de derde droom van Abe en de leuke afsluiter ‘Gonna be my bride’. Een hele leuke, gevarieerde roots-CD van een mij tot dusver onbekende Texaan. En dat duurt maar liefst 66 minuten! Ga eens luisteren naar deze ‘Thousand dreams’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 20 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: John F Klaver Band Album: Wheels In Motion Label: Coast To Coast zaterdag 1 december 2012 Begin 2009 kreeg ik van een Blues maatje de debuut cd “Jetpepper” van John F. Klaver in mijn handen gedrukt om er bij thebluesman.nl wat aandacht aan te besteden. “Dit is de gitaar leraar van mijn vriendin en hij kan verdomd goed spelen”, werd er nog aan toegevoegd. Het was inderdaad een leuke cd met de nodige Matt Schofield en John Mayer invloeden, die behoorlijk afweek van wat er toen verder aan Nederlandse blues werd uitgebracht. Ondertussen zijn we drie en half jaar verder, speelde John met zijn band, als winnaar van de eerste Dutch Blues Challenge, op de internationale blues challenges in Memphis en Berlijn en stonden ze op het prestigieuze Moulin Blues Festival. Op 24 november presenteerde hij in De Duycker in Hoofddorp zijn 3e cd “Wheels in Motion”. Rond half negen verscheen Karen Neumann, voorzitster van de Dutch Blues Foundation op het podium om de band aan te kondigen, die daarop een volle zaal liet kennismaken met de live uitvoeringen van de diverse nummers. Veel familie, vrienden en kennissen in het publiek, maar ook een aantal hardcore blues liefhebbers uit het hele land. Gezegd moet worden dat het live stond als een huis. Behalve zanger/gitarist John F. Klaver stonden en zaten op het podium bassiste van het eerste uur Iris Sigtermans en nieuwelingen Bob Fridzema op Hammond en drummer Eric Dillisse. Gast Hammond-speler op de cd, Rob Mostert, nam ook nog een nummer plaats achter de Hammond B3. Gedurende het optreden werden de eerste exemplaren uitgereikt aan John’s ouders en aan Jurgen Burgdorf, de opname engineer. Besloten werd met als toegift het titelnummer van de 2e cd “Coming Back For More”. Radioman Frits Krieg, een man met het blues hart op de juiste plaats, sprak tot besluit spontaan nog van lovende woorden over zijn eerste kennismaking met John ongeveer jaar of zes geleden en over de groei die hij had waargenomen in die jaren. Daarna was de tijd voor het informele gedeelte van de avond en wisselden de eerste exemplaren van “Wheels In Motion” voorzien van handtekening, van eigenaar. Ik sluit me helemaal aan bij de woorden van Frits Kreeg. Het debuut cd was een aangename kennis- making, de twee en flinke stap richting volwassenheid en met deze schijf is de groep echt gearriveerd. Instrumentaal is het album nagenoeg perfect en als je dan toch een minpuntje moet noemen, dan is het dat John in het verleden te weinig nicotine en whisky heeft genuttigd, waardoor zijn stem net wat gruis mist. Verder staat het album als een huis. Het album klinkt een stuk steviger dan zijn voorgangers en de nummers zijn iets minder jazzy, hoewel de jazzinvloeden nog wel doorklinken in het gitaarspel. Ook is er voldoende afwisseling met slow blues, ballads, funky stuff, rock, New Orleans R&B, country en toch ook nog wat jazzy werk. En evenals op de beide voorgangers, ook hier weer een nummer van Matt Schofield: “I Told Ya”. Gasten op deze cd zijn Schofield-drummer Evan Jenkins, eerder genoemde Rob Mostert en op harmonica Pieter van der Pluym a.k.a. Big Pete. Laatstgenoemde levert, voor mij althans, de meest indrukwekkende gastbijdrage op het nummer “Dust”. Dit nummer heeft onmiskenbaar een vet King Mo-achtige intro. De ritmesectie staat als een huis, Fridzema is een eerste klas Hammond-speler en Klaver is een technisch zeer begaafde gitarist, die ook het meer ingetogen bluesspel goed onder de knie heeft en zijn muzikale horizon blijft verbreden. Vorig jaar ontving de groep de Dutch National Blues Award voor beste cd van 2011, met deze plaat gaan ze ongetwijfeld ook weer hoge ogen gooien. Een van de beste cd van eigen bodem weer dit jaar, maar tevens een schijfje, waar de band ook internationaal goed mee voor de dag kan komen. Ton Kok zondag 9 december 2012 Pagina 21 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Corb Lund Album: Cabin Fever Label: New West Records vrijdag 30 november 2012 Onze ‘cowboy’ uit Alberta, Canada, Corb Lund (hij groeide op in de prairies van zuid Alberta op de boerderij van zijn ouders en bleef zijn hele leven een ‘proud Albertan’), is bepaald geen onbekende meer in de (country)-muziekwereld. Sinds zijn debuut in 1995 is er ongeveer elke 30 maanden een nieuwe CD van de man verschenen, oorspronkelijk onder de naam The Corb Lund Band en tegenwoordig onder de naam Corb Lund & The Hurtin’ Albertans (de begeleidingsband, gitaar (and other strings), bas en drums). In 2009 werd Corb Lund ingelijfd bij het kwaliteitslabel New West Records en ‘Cabin Fever’ is Corb’s tweede CD op dit label. Dat levert een onberispelijke productie op (Steve Christensen en John Evans). Corb heeft zijn eigen muzikale stijl ontwikkeld, noem het Albertan cowboy-country, die soms doet denken aan een hedendaagse versie van de muziek van Johnny Cash in zijn Sun-jaren, maar dan met een hele andere stem, want Corb’s stem is lekker lijzig: met name het heerlijk swingende up-tempodeuntje ‘The Gothest girl I can’ klinkt als zodanig. En de inspiratie voor zijn songs vindt hij in de wereld van de farms en cowboys en het totale leven op het platteland. Dat levert titels op als ‘Cows around’, ‘(You ain’t a cowboy) if you ain’t been bucked off’, maar ook ‘Dig gravedigger, dig’, ‘Priceless antique pistol shoots owner’ (waarin Corb naar hartelust yodelt), ‘Mein Deutsches motorrad’. En natuurlijk moet er gedronken worden: ‘Drink it like you mean it’ en ‘Pour ‘em kinda strong’. In de begeleiding is er naast de basisband ruimte voor o.m. pedal steel en mandoline. Corb Lund staat voor constante kwaliteit. Zijn liedjes zijn lekker ongecompliceerd en stralen een grote levensvreugde uit, de muziek is al even ongecompliceerd. Je wordt er instant-vrolijk van. Fred Schmale Artist: Buddy Miller and Jim Lauderdale Album: Buddy and Jim Label: New West Records vrijdag 30 november 2012 Wie Americana zegt, zegt Buddy Miller en wie country/bluegrass denkt denkt Jim Lauderdale. De heren hebben elkaar vaak ontmoet, zoals op een voor mij gedenkwaardige avond in Antone’s in Austin in maart 2010. Er werd vorig jaar besloten tot een duetCD en die komt binnenkort op de markt. Simpelweg getiteld ‘Buddy and Jim’ verenigt de CD het beste van beide heren. Dus Buddy’s gitaarspel en zang, Jim’s gouden keeltje, maar ook hun songwriterkunde. De elf songs op de CD werden geschreven door Jim alleen (het vrij ruige ‘Vampire girl’), Lauderdale met Buddy (‘I lost my job of loving you’), Lauderdale met Julie en Buddy Miller (het soulvolle ‘That’s not even why I love you’ en het rockende ‘Looking for a heartache like you’), Julie Miller alleen (het gevoelige ‘It hurts me’, waarbij de samenzang van Buddy en Jim lijkt op de Everly Brothers ten tijde van ‘Ebony eyes’) en Lauderdale met ene Dycus (het countrydeuntje ‘Forever and a day’). Er zijn twee originals in een bewerking van beiden, waaronder het van o.m. Doc Watson bekende ‘The train that carried my girl to town’ en een drietal covers: het stampende ‘South in New Orleans’, een (uiteraard) in aangename soul gedoopte Joe Tex song en ‘The wobble’, een regelrechte rocker van Jimmy McCracklin. Het moge duidelijk zijn, Buddy en Jim gaan van rock via soul naar country en folk en hebben behalve hun eigen geweldige inbreng ook nog eens een paar klasbakken uit Nashville in hun begeleiding. Wat te denken van Stuart Duncan op fiddle en mandoline, Dennis Crouch op bas en Russ Pahl op steel en banjo. Een Americana-topper! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 22 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Flatlanders Album: The Odessa Tapes Label: New West Records donderdag 29 november 2012 In het Texaanse Lubbock richten begin jaren zeventig Joe Ely, Jimmie Dale Gilmore en Butch Hancock The Flatlanders op. Maar zodra ze als solomuzikanten succesvoller blijken te zijn, wordt de groep even zo vaak opgedoekt als heropgericht. Na een bijdrage aan de soundtrack van de Horse Whisperer in 1998, ontstaat er meer vastigheid in het bestaan van de band en brengt met flinke tussenpozen enkele studioalbums uit. Hills and Valleys uit 2009 was de laatste en zal dat (voorlopig) blijven. Want met het al in 1972 opgenomen, maar nooit uitgebrachte 1ste studioalbum The Odessa Tapes, wordt het verre verleden luister bijgezet. Zij die de carrière van de band en die van hun afzonderlijke leden in al die jaren gevolgd hebben, zullen door deze jubileumuitgave niet verast zijn. De veertien country/folk/bluegrass liedjes zijn eenvoudig van structuur, sober akoestisch geïnstrumenteerd en bezitten de heldere sound alsof ze recent zijn vastgelegd. Uiteraard wordt het wel en wee van het platteland door de heren (gezamenlijk) bezongen, met Jimmie Dale Gilmore het vaakst als leadzanger. Wanneer je van zijn hoge lichtjodelende intonatie houdt, zit je gebeiteld. Bij mij is dat niet het geval, waardoor ik ‘m weggeef aan een liefhebber. Dit recensie-exemplaar zit verpakt in een cardsleeve en mist ook de dvd (waarin de heren terugblikken) van de officiële uitgave. Wie zich het eerst meldt is spekkoper. Laat maar weten via RRC. Huub Thomassen Artist: James Iha Album: Look To The Sky Label: The End Records donderdag 29 november 2012 Gevalletje wal en schip voor één van de betere albums die dit jaar zijn verschenen. De meeste Cafélezers zullen zich aan het begin van deze zomer niet naar de platenzaak gerept hebben om Oceania van The Smashing Pumkins te kopen. Ik geef toe, het is een vermoeden. Net zoals de gedachte dat er van de deze regels lezende muziekliefhebbers niet veel zullen zijn die albums van A Perfect Circle in huis hebben. Let wel, dit is geen arrogante neerbuigendheid, het gaat hier om smaak en een vermoeden daarvan, niet meer en niet minder. Toch zijn deze overpeinzingen van belang. Want aan ‘de andere zijde’, zij die zich deze albums wél aanschaften, heerst dan weer onbegrip. James Iha, voormalig gitarist van The Smashing Pumkins en tegenwoordig actief in A Perfect Circle (luistert u vooral eens naar het prachtige coveralbum eMOTIVe), werd met een onverschillig schouderophalen onthaald toen onlangs hij zijn tweede soloalbum Look To The Sky uitbracht. Ook op zijn eerste album, Let It Come Down uit 1998, reageerde de zogeheten alternatieve community afwijzend. James Iha heeft dus de harde schijn tegen terwijl zijn zachtheid niet op waarde wordt geschat. Wij weten wel beter. Dat eerste album, we vinden het prachtig. Nee, woorden als ‘meesterwerk’ of ‘nou, nou, nou’ komen niet in ons op. Gewoon mooi, dát bedoelen we. Look To The Sky vinden we ook prachtig, het is zelfs een beter album dan Let It Come Down. De zacht voortgestuwde wavepop van Iha leunt sterk op akoestische gitaren, wat stemmige elektronica en zijn fluwelen stem. Nee, een groot zanger is Iha niet, wel treft zijn stem het met u als luisteraar. En omgekeerd. Een zekere dromerigheid kleeft Look To The Sky aan, terwijl sentimentaliteit wordt vermeden. Luister maar eens naar To Who Knows Where: Wal en schip dus. Zeker wanneer het album al te snel aan de kant geschoven wordt. Hoewel de muziek van eenvoudige snit is, pop, we schreven het al, vraagt ze tóch om sijpelen. Ze baant zich namelijk slechts langzaam een weg van oor naar hoofd naar hart. Ten teken van aankomst laat ze u ineens meezingen. Op ons recensie-exemplaar troffen we twee bonus tracks aan: 4th Of July en Dark Star. Zeer de moeite waard en dus op de koop toenemen Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 23 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mary Gauthier Album: Live At Blue Rock Label: Proper woensdag 28 november 2012 Ik hou niet van live albums! Behalve dat het applaus en de introducties je al na één luisterbeurt gaat irriteren, is bijna altijd de uitvoering door de betreffende artiest stukken minder dan je gewend bent van zijn studio-opnames. Maar… Mary’s ‘Live At Blue Rock’ vind ik prachtig! Want slechts met behulp van een percussionist (Mike Meadows) en een violiste (Tania Elzabeth) creëert Gauthier een betoverende sfeer, waarin haar verhalende songs nog beter schitteren dan op haar fraaie studiowerk. Van haar doorbraak cd Drag Queens In Limousines worden naast het titelnummer o.a. schitterende uitvoeringen van ‘Karla Faye’ en het “alcoholistisch-nihilistische” ‘I Drink’ gebracht. Maar er is meer moois, zoals de door been en merg gaande versies van ‘Blood Is Blood’, ‘Last Of The Hobo Kings’ én de hidden track ‘Mercy Now’, een studiotrack met prachtige soulvolle backing vocals. Nieuw zijn voor mij de twee nummers van Fred Eaglesmith, vooral zijn ‘The Rocket’ is een pareltje. Een enkele keer leidt Mary een song heel kort in, en een paar maal freakt de violiste wat uit (wat haar dan een applausje oplevert), maar daar kan ik mee leven. Want ofschoon ik bijna alle nummers al ken krijgen ze op dit ‘Live At Blue Rock’ een geheel andere lading. En de uitvoering? Die is wonderschoon! Benny Mulder Artist: Andreas Kümmert Album: The Mad Hatters Neighbour Label: Independent dinsdag 27 november 2012 De zesentwintigjarige Andreas Kümmert timmert al een jaar of tien aan de weg. Na het melancholische grunge avontuur met de band Silent Cry besloot hij in 2006 een solo carrière te starten. In de periode van 2007 tot 2010, leverde hem dat meer dan 250 live shows op. Voornamelijk in de omgeving van Frankfurt, Duitsland bouwde hij daarmee een behoorlijke fan base op. Daarop volgend bracht de relatief nog jonge singer-songwriter in 2010 zijn debuutalbum Smilin 'in Circles op de markt. Andreas Kümmert nieuwe CD “The Mad Hatters Neighbour” is echter mijn eerste muzikale kennismaking met hem. De CD opent zeer verrassend. Had meteen zoiets van “eerst maar even in de inlay van het CD boekje snuffelen”. Kümmert’s stem en Southern American uitspraak heeft in die opener Like My Daddy Said veel weg van niemand minder dan Bob Seger. Kümmert’s Heartland Rock meent in de daaropvolgende nummers als Breathin' en Autism compleet vreemde, maar zeer creatieve wending. De tracks hebben een behoorlijk Matchbox Twenty gehalte met een Southern American feel. De songs vallen bij mij behoorlijk in de smaak. Kümmert schreef alle songs op deze plaat en arrangeerde samen Dominik Heidinger bovendien een aantal geniale koperen blaasinstrumentpartijen. Deze komen goed van pas in de liedjes Future’s Bound en Desert Song. Dit omdat “The Mad Hatters Neighbour” in de eerste vijftracks behoorlijk tekeer gaat. Vanaf track zes word het allemaal wat rustiger en lijkt de plaat wat in te kakken. Toch verrast Kümmert mij opnieuw met het liedje Street Poetry. Adam Duritz en the Counting Crows zijn dan niet echt ver weg. Kümmert zingt dan iets meer geknepen en trekt dit door naar het zeer fraaie slotstuk Summer’s Gone. Er leuke muzikale kennismaking met die Andreas Kümmert. De jongeman houdt oorspronkelijke klanken, klanken die in het verleden al ruimschoots hebben bewezen. Hij gaat daar op een zeer stijlvolle manier mee om, zonder ook maar een moment oubollig te klinken. Gezien zijn leeftijd erg knap gedaan! Met een beetje mazzel gaan we dus meer horen van deze knaap. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 24 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Sumner Brother Album: I'll Be There Tomorrow Label: Independent maandag 26 november 2012 Vier jaar geleden manifesteerden de Canadese Sumner Brothers uit Vancouver zich bij ons voor het eerst nadrukkelijk met het titelloze derde album. De donkere smeltkroes van rauwe, country, folk, blues, (garage) rock en onverbloemde teksten, bood een fenomenale balans van ongehoord driftige rocksongs en fragiele ballades. I’ll Be There Tomorrow is een uitstekende opvolger, maar is muzikaal wat anders ingevuld. Rustige songs hebben de overhand, minder scherp van toon, iets meer gepolijst, toegankelijker, maar zonder dat aan intensiteit veel wordt ingeboet. In opener Toughest Man In Prison Camp en de van Elvis bekende hit That’s Allright van Arthur Cudrup - zowat aan het einde - horen we nog venijnige, onstuimig krassende slaggitaren, geweldig stompende baspartijen en uitzinnige zang van de broers. Maar daartussenin is het een kalme, bijna berustende sfeer die overheerst in prachtige verhalende liedjes, die door de akoestische invulling van gitaren, banjo, staande bas, orgel, harmonica, borstelende drums en toefjes elektrische pianoen dromerige synthesizergeluiden, in een singer-songwriterachtig stramien zijn vormgegeven. Beiden zingen hartstochtelijk hun tot de verbeelding sprekende teksten. Maar ook zonder tekst lukt hen dat goed, getuige het gevoelige, instrumentale sluitstuk I Would Love You In The Kitchen. Erg mooie plaat vol met intense liedjes. Huub Thomassen Artist: Arlan Feiles & The Broken Hearted Album: Weeds Kill The Wild Flowers Label: Not Pop Records zondag 25 november 2012 Ja gelukkig!... ze zijn er nog. Albums, die je naar de keel grijpen van onbekende Unsung Heroes. Het duurde wel even voordat ik de schoonheid van deze schijf ontdekte. Weeds Kill The Wild Flowers is duidelijk een voorbeeld van een groeiplaatje. En wie is de aanstichter hiervan? Een zekere Arlan Feiles. Hij is een veteraan-muzikant, die het nog maar eens probeert op zijn eigen label Not Pop Records. Hij stond onder meer op het podium met grootheden als The Band, Warren Zevon, Joan Baez, Richie Havens en Hot Tuna. In Miami, Florida was Feiles succesvol met de rootsband Natural Causes, waarna hij door Chris Blackwell (Island Records) gevraagd werd om een solo-album op te nemen. Arlan Feiles werd hierbij geholpen door meester-producer Tom Dowd. Het eindresultaat Troubled Monkey (met onder meer muzikale ondersteuning van The Band) ligt om onduidelijke redenen nog steeds op de plank. Arlan Feiles vond uiteindelijk zijn stekkie in New Jersey. Van daaruit is hij een soort tweede leven als muzikant gaan leiden. In 2005 maakte hij zijn solo-debuut Razing a Nation, gevolgd door Come Sunday Morning uit 2008. De muziek van Weeds Kill The Wild Flowers is gebaseerd rondom de voortreffelijke soulvolle stem en het vindingrijke toetsenwerk van Arlan Feiles. De 13 eigen liedjes zijn nogal vol ingekleurd zonder dat het al te bombastisch klinkt. Zijn muziek doet mij vooral denken aan de hoogtijdagen van Van Morrison (denk aan de zeventiger jaren muziek van It’s Too Late To Stop Now). Alle nummers zijn van hoog niveau en het predikaat ALLE DERTIEN GOED wordt node gemist op de voorkant van het fraaie CD-hoesje, ontworpen door Robert Pollard. Schitterend is het zangwerk in tracks als Fire Drill en Breaking. Het lied Katie Truly heeft een heerlijke funkende beat in combinatie met een vreemd psychedelisch orgeltje. Bijzonder is het aangrijpende eerbetoon (in Viola) aan mensenrechtenactiviste Viola Liuzzo, die in 1965 na een mars in Alabama werd gedood door de Ku Klux Klan. Dat er toch nog hoop is getuigt de positivo-song Tomorrow’s Gonna Be A Better Day. Het mooiste liedje vind ik het heerlijk zwevende Pink Floyd achtige Listen To Your Heart Talk. Kortom er valt veel te genieten op deze schijf, die ik typeer als een van de grote verassingen van dit jaar. Paul Jonker zondag 9 december 2012 Pagina 25 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Turnstile Junkpile Album: Everything Is Cheaper Than It Looks Label: Independent zaterdag 24 november 2012 Everything is cheaper than it looks’ is de debuut-EP (7 nummers) van de Londense americana-formatie ‘Turnstile Junkpile’. Hun inspiratiebron is allereerst alt-country, ze larderen het met wat southern soul en rock. De formatie is een kwartet, waarvan Mat Clark de voorman is: hij schreef alle songs, speelt gitaar/harmonica en doet de lead vocals. Zijn maten spelen pedal steel/lap steel/banjo resp. bas en drums. In hun jeugd luisterden de jongetjes van Turnstile Junkpile naar hun muzikale helden, die (uiteraard) luisterden naar de namen The Band, Gram Parsons, Neil Young en The Byrds. En de echo’s van wat ze toen hoorden vinden we terug in deze aardige eersteling. Nette country-rock met mooi pedal-steelwerk, een drijvende banjo en soms opzwepende drums, zoals in het titelnummer, waar de band meer klinkt als een moderne versie van Creedence Clearwater Revival. In de teksten vertelt Mat over zijn observaties van het alledaagse leven, zoals bijvoorbeeld in de titeltrack: ‘Come right in, but mind the step, the name is Archie Moore. Pleased to meet you one and all, and welcome to my store. Seven generations got their pictures on the wall, Junior’s here by my side to take care of you all. So you see it’s plain that we are not your average crooks, everything is cheaper than it looks.’ Kortom, ‘Everyting is cheaper than it looks’ (de titel is bijna langer dan de hele CD) is een aardige binnenkomer met goede Americana van een Londense band. Geen nieuwlichterij, maar wel vakwerk! Fred Schmale Artist: The Young'uns Album: When Our Grandfather Said No Label: Navigator Records vrijdag 23 november 2012 Bij de eerste tonen weet je het al: dit komt uit de UK. En dat is correct, Sean Cooney, David Eagle en Michael Hughes, ofwel ‘The Young’uns’, komen uit Teesside, een gebied in het noordoosten van Engeland. Hun specialiteit is close harmony singing, vaak a cappella (wisten jullie dat de letterlijke betekenis hiervan ‘op de manier van de kerk’ is? ), soms met begeleiding van gitaar en accordeon. De songs zijn traditonals, ze verhalen van het harde (vissers)leven op zee en van de problemen van de gewone werklui, in welke industrie dan ook. Zo passeren titels als ‘Another storm’, ‘Harbour voice’, ‘Pique la baleine’ (handelt over de walvisjacht), ‘Rolling down to Rio’ (over de wekelijkse vaart van Southampton naar Rio de Janeiro, lekst van Rudyard Kipling) en ‘The chemical worker’s song’. De heren zingen in werkelijk prachtige harmonie, door hun cover van James Taylor’s ‘You can close your eyes’ is een vergelijking met andere versies van dit wonderschone lied mogelijk en ik moet zeggen: ‘Nooit klonk dit lied mooier dan in deze a cappella versie!’ The Young’uns brengen met hun tweede CD ‘When our grandfathers said no’ een aangenaam prettige aparte folk-CD aan met verbluffend mooie zangpartijen. Ik heb er met stijgend genoegen naar geluisterd. Prachtig gezongen, een leuke repertoirekeuze. Verrassing, voor de folkfans die eens wat anders willen! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 26 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Kjell Gustavsson Rhythm & Blues Orchestra Album: In The Barn Label: Rootsy.nu donderdag 22 november 2012 Kjell Gustavsson is een bekende muzikant uit de Zweedse muziekscene. Als drummer vooral maar hij schrijft ook liedjes en daarnaast is hij bandleider van zijn 10 koppige Rhythm & Blues Orchestra. In 2008 verscheen zijn eerste album Many Million Miles. In The Barn is inmiddels Gustavsson’s derde schijf met 10 eigen songs. Het album opent met een pittig rockertje vol vette blazers, een ronkende gitaar en een wulps klinkende steelgitaar. Daarna volgt een cajun achtige rocker I Can’t Go I Can’t Stay met een hoofdrol voor de accordeonist Anders Larsson. Stevige country soul biedt Got A Message en doet qua sfeer enigszins denken aan de muziek van Bobby Charles. Get On Up It’s Time To Work is de leidraad van de titeltrack. Zelden zo’n vrolijke worksong in mijn leven gehoord. De funk bij de song Working klinkt net iets te netjes om uit je bol te gaan. Dat het allemaal goede muzikanten zijn bewijst de ‘ode’ aan The Neville Brothers in Walk In The Harvest Moon. Na het stevige rockertje This Train Won’t Stop wordt het album afgesloten met een kort instrumentaal nummer Saturday Night Boogie waarin de accordeonist zich nog eens helemaal kan uitleven. Kortom dit is een leuke party schijf met vooral muziekstijlen uit Louisiana. Ik mis wel de rommeligheid die de muziek van de Cajuns zo kenmerkt. Paul Jonker Artist: Black Prairie Album: A Year In The Eye Is A Wound In The Heart Label: Sugar Hill Records woensdag 21 november 2012 Weer een vreemde eend in de bijt, welke bijt dan ook. Black Prairie begon in 2007 als een side-project van The Decemberists’ Chris Funk (dobro, banjo, autoharp en weird things zoals marxophone, Lap dulcimer en gong stand) en Nate Query (bas, cello). Ook accordeonist Jenny Conlee van The Decemberists (tevens piano, pump organ) doet mee. Verder horen we Jon Neufeld op gitaar, autoharp, gong en basdrum, Annalisa Tornfelt op viool, nyckelharpa en Phone fiddle. Weer een aantal nieuwe instrumenten ontmoet! In het meest aan bluegrass gerelateerde nummer ‘For the love of John Hartford’ horen we Leela Grace op clogging (een soort tapdansen). Wie in is voor een aparte invulling van bluegrass, met invloeden uit de wereld van de klezmer, jazz en gypsy muziek moet eens gaan luisteren naar dit aparte werkstuk. De totale tijdsduur is bijna 70 minuten, maar dat komt voor een deel op het conto van het afsluitende nummer met hidden track. Dit ‘Lay me down in Tennessee’ gaat na bijna vier minuten over in een kwartiertje aanvankelijke stilte die ca acht minuten later wordt onderbroken door de hidden track, een (alt-)bluegrassnummertje met een Frans aandoende uitloop, dat weer na enige minuten overgaat in een snurk-symfonie: we luisteren ruim vier minuten naar een mannelijke slaper die op ongegeneerde wijze snurkt. Een aparte CD met veel leuke verrassingen Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 27 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Starroy Album: Ocho For Willow Label: Independent dinsdag 20 november 2012 New Day en Ocho, twee uitermate strak uit de losse pols gespeelde instrumentals, laten er geen twijfel over bestaan: Starroy zien en horen spelen moet een belevenis zijn. Eerlijk gezegd dacht ik aanvankelijk dat ook Ocho For Willow, het debuut van deze Amerikaanse band, dat was, een belevenis. De eerste vier liedjes van dit album zijn namelijk van grote klasse. Een even droog als zompig geluid zet de toon. Trefzeker drumt Heath Finch bas en gitaar voort. Southern boogie, maar niet alleen van het elastieken soort, de hoeken blijven hoekig. Adam Barnard heeft een aangenaam rauw randje in zijn stem en zo heeft Starroy dus alles wat een band zich maar kan wensen. Nou ja, nét niet alles, want na het vierde stuk, het eerder genoemde New Day, een werkelijk voortreffelijke jam, blijkt de compositorische koek ineens op. Slecht wordt het nergens, maar de aanvankelijk van stal gehaalde loftrompet wordt niet zo hard bespeeld als ik haar aanvankelijk dacht te gaan bespelen. Toch laat Ocho For Willow een meer dan talentvolle band horen. Want het kan vanaf liedje vijf dan wel herhalen geblazen zijn, tegelijk roept de band met The Spot – mede dankzij de uitstekende productie van Brad Vosburg –nota bene herinneringen op aan het beste van Mother’s Finest. Genoeg redenen om de band eens te gaan beluisteren, dacht ik zo. Van 13 tot en met 16 december spelen ze in Nederland en Belgie. Wim Boluijt Artist: David Greenberg & Harpeth Rising Album: The End Of The World Label: Independent maandag 19 november 2012 Hier hebben we de nieuwe CD van David Greenberg and Harpeth Rising. ‘The end of the world’ is wat experimenteler dan het werk van The Coal Porters, hetgeen al naar voren komt door de bezetting: Greenberg speelt gitaar en doet de lead vocals, het kwartet (drie dames en een percussende heer) Harpeth Rising brengt naast de genoemde percussie viool, banjo en cello in. Alle betrokkenen zingen ook. David zorgde ook voor de tien songs, de muzikale arrangementen zijn van het klassiek geschoolde Harpeth Rising, waarin David’s vrouw Jordana een prominente rol speelt. En die combinatie is de kracht van het geheel. De liedjes zijn uitstekend, de muzikale arrangementen fris en verrassend en ademen behalve bluegrass ook (alt)-folk en zelfs texmex uit (Senorita, gezongen door een gruizig klinkende David). Behalve dit heerlijke nummer viel ik ook voor de banjo-gestuurde ‘Outlaw’ en het klassiek openende ‘The end of the world’, een nummer dat mij sterk deed denken aan het werk van Leonard Cohen uit de jaren 70. Een apart geval, maar heel prettig klinkend door die leuke muziek van het geweldige Harpeth Rising. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 28 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mack Evans Album: Pawn Shop Guitar Label: Independent zondag 18 november 2012 Uit Florida komt deze bluesman, Mack Evans. Zijn eerste muzikale stappen waren in 1967, een periode waarin hij veel leerde door te kijken en te luisteren naar de beste gitarist ooit uit Florida, Blind Blake. ‘Pawn Shop Guitar’ is zijn tweede CD na zijn debuut in 2008, ‘Lowdown’. De twaalf songs op de nieuwe CD zijn alle van Mack zelf, in een tweetal heeft hij hulp van o.m. producer Denny Leroux, die op een aantal nummers gitaar speelt of voor wat ritme en zang zorgt. Verder in de basisbezetting bas en drums/percussie, met aanvulling van harmonica en piano. Mack heeft een hele diepe stem, die mij heel erg deed denken aan die van Greg Brown. Ook een paar songs op de CD, waarin Mack mooi fingerpicking gitaarspel laat horen, doen sterk aan Brown denken: het wonderschone ‘Angelita’ en het aan ‘John Henry’ schatplichtige ‘Big Bill’. Mack’s muzikale inspiratie is de Southern Rock en Blues (hij wijdt er een song aan: ‘Southern Rock’, maar ook de Delta blues en de folkblues. Hij is ook niet vies van een ‘jump blues’: ‘Ain’t doin’ too bad’. Hij brengt ons een in feite mini-cursus blues. ‘Pawn Shop Guitar’ van Mack Evans is een goede blues-CD van een man die een goede muzikale rijping achter de rug heeft en ons hiermee trakteert op een doorsnee door de blues-muziek. En – zijn stem – niet iedereen zal ervan houden, maar mij bevalt ‘ie opperbest. Fred Schmale Artist: David Reynolds Album: Evergreen Label: Independent zondag 18 november 2012 David Reynolds is een singer-songwriter uit (oorspronkelijk) Washington State (noordwest USA). Als jonge avonturier trok hij naar Alaska voor avontuur en inspiratie. Hij was er visser overdag en singer-songwriter in de avonden. Toen hij genoeg liedjes had geschreven kwam hij in 2008 met zijn debuut CD ‘Partial to blue’, een verzameling liedjes met onderwerpen die uit zijn dagelijks leven voortkwamen. Van blauw naar groen is maar een kleine stap, dus is er nu de EP ‘Evergreen’, vijf liedjes en bijna 19 minuten. Het is alleen David met zijn gitaar en in één nummer ‘Shadows’ met hulp van producer Stephen Sirk (Chicago) op piano. De muziek van David sluit mooi aan bij moderne singer-songwriters als Jack Johnson, Ed Sheeran en Milow. David zingt met een mooie stem in de hogere regionen (denk aan Eugene Ruffolo en Jonathan Edwards), met een lichte heesheid à la Bruce Springsteen en hij overtuigt door zijn eenvoud en eerlijkheid. De meest aansprekende nummers zijn het voornoemde ‘Shadows’ en de ode aan de militairen (actief en veteraan) in ‘In full uniform’, te zien op o.m. YouTube. Geen sensatie, maar wel een aangename ‘echte singer-songwriter’ EP, deze ‘Evergreen’ van David Reynolds. Goede liedjes, mooie stem, sterk in zijn eenvoud. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 29 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Toby Album: Coming Home Label: Independent zaterdag 17 november 2012 Achter de artiestennaam Toby gaat de Australische (Perth) singer-songwriter Toby Beard schuil. Na haar studioalbum ‘Sleeptalk’ uit 2010, haar zesde CD in zeven jaar, verrast ze ons nu met een maar liefst 73 minuten (15 songs) lange live-CD, ‘Coming home’. Het moge duidelijk zijn: opgenomen in haar geboorteland Australië in Perth en Fremanton. Haar basisband is voornamelijk vrouwelijk: Rachel Aquilina op viool, Shannon Puig op trompet, Gavin Arnold op bas. Er is verder ondersteuning van harmonica (prachtig in het nummer ‘Run’) en keyboards (beide op vijf nummers ). Toby’s stem is bluesy en soulvol, de begeleiding ademt roots en blues uit, de viool heeft een prachtige hoofdrol in een tiental liedjes. De songs zijn goed geschreven, moeten vooral worden gerekend tot de betere rootsmuziek met uitstapjes naar blues (‘Untamed’) en pop (‘Breathe’). Mijn favorieten zijn het in reggae gedoopte ‘Rompus room’ (hoofdrollen voor trompet en piano), het Franstalige ‘Tu es belle’ (viool/harmonica) en de ballad ‘Photos in the sand’, waarin de viool een melancholieke sfeer schept (‘I can’t be here too long, coz I’m thinking and it’s you that’s on my mind. I can’t be away too long, coz I’m thinking, thinking of you again. And the smell of the air, reminds me of the times we walked hand in hand, photo’s in the sand’). De nieuwe van Toby Beard, ‘Coming home’ heeft mij aangenaam verrast. Was ik al onder de indruk van haar voorganger, ‘Sleeptalk’, deze nieuweling toont aan dat Toby live het best tot haar recht komt. Ze creëert een relaxte sfeer tijdens haar concerten en heeft via haar uitstekende begeleiders een tweede troef in handen. En natuurlijk bevalt Toby’s prachtige soulstem van begin tot eind. Fred Schmale Artist: Scrapomatic Album: I'm A Stranger (And I love the night) Label: Landslide Records vrijdag 16 november 2012 Niet zelden komt men in een recensie bij aanvang de volgende zinsnede tegen: ‘ik heb niet zoveel met (…), maar (…) heeft mij blij verrast’. De recensent van dienst veronachtzaamt het ontbreken van een met de lezer gedeelde context en meent een grond gevonden te hebben waarop zijn positief getoonzette betoog kan rusten. Ook het aanvullen van genoemde zinsnede met zoiets als ‘meestal kenmerkt deze muzieksoort zich door (…), maar hier (…)’ verhelpt het euvel van min of meer separate umwelten niet. Eerlijk is eerlijk, bijna was ik deze bespreking van I’m A Stranger (And I Love The Night) met iets soortgelijks begonnen. Want bluesrock, ik ben er niet dol op. En Scrapomatic? Die slagen er gek genoeg wél in om mij voor zich te winnen. Met bluesrock, nota bene. Maar u begrijpt, daarvan kan geen sprake zijn. Mike Mattison (afgestudeerd aan Harvard en ook betrokken bij de Derek Trucks Band en de Tedeschi Trucks Band) en Paul Olsen hebben op dit vierde album een meer dan aantrekkelijke samensmelting van soul (I Surrender) en allerhande bluesvarianten (de rest) weten te bewerkstelligen. Een vleugje Chicago hier (The Mother Of My Wolf) en een snufje swamp daar (Alligator Love Cry). De uitstekende ritmesectie (Ted Pecchio en Tyler Greenwell) en de Paul Olsen goed aanvullende gitarist Dave Yoke weten de aangenaam omfloerste stem van Mike Mattison precies dat te geven wat deze nodig heeft: een pittige maar tegelijk ingetogen omlijsting. Dit vierde album is mijn kennismaking met de band. Ik neem mijn petje af, vooral omdat ik gaandeweg steeds meer southern soul in de muziek van Scrapomatic begin te bespeuren. Ik vermoed dat dit zo’n album is waar over een jaar of twintig, dertig een track van is gehaald voor een compilatiealbum met blues en soul die lange tijd over het hoofd is gezien. Tenzij ook u en u en u en u de loftrompet steken. En natuurlijk u ook! Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 30 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Peter Fahey Album: Under The Sun Label: Lotusdweller Records donderdag 15 november 2012 Fahey is geboren en getogen in Long Island, kreeg op een gegeven moment de kolder in zijn kop en trok naar het aangenaam warme Florida, waar hij woonde in een zelf gebouwd boomhuis en er zijn eerste liedjes schreef. De onrust bleef en bracht hem naar San Francisco en uiteindelijk Los Angeles, waar deze vijfde CD in 2011 werd geboren. De twaalf liedjes op de CD zijn zonder uitzondering geheel alleen van de hand van Fahey, die een groot aantal instrumenten op de CD (te weten gitaar, banjo, vibrafoon, harmonica, melodica, glockenspiel en toy piano) voor zijn rekening neemt. Er is verder drums en bas en de extra gitaar van Blake Mills. Speciale gasten zijn producer Rick Parker (piano en slide gitaar op steeds één song) en zangeres Miranda Richards. De muziek van Fahey is westcoast pop met een jazzy twist, zijn stem is (helaas vaak iets té) onvast, normaliter geen bezwaar voor mijn gehoor, maar in dit geval stoort het mij. ‘Under the sun’ heeft een paar leuke liedjes (het met toy piano opgeleukte zonnige deuntje ‘Easy to love’ is lofwaardig, evenals de bossa nova-achtige afsluiter ‘Under the sun’), maar het geheel valt mij tegen. Het geluid is niet zuiver, de stem idem, en dat vergalt een behoorlijk deel van het luisterplezier in dit geval. Fred Schmale Artist: Samantha Martin & The Haggard Album: Samantha Martin & The Haggard Label: DollarTone Records woensdag 14 november 2012 Uit Amerika kwam dit jaar Brittany Howard met The Alabama Shakes. Uit Engeland kwam Yolanda Quartey en Phantom Limb ineens opzetten. Vanuit Toronto, Canada zien we de ster reizen van Samantha Martin & the Haggard. Martin is daar met enige regelmaat live te zien in een van Toronto’s meest gerespecteerde Americana clubs The Dakota Tavern. Met de release van hun titelloze debuutalbum hoopt Samantha Martin & the Haggard min of meer op dezelfde manier het EU publiek aan zich te binnen. De plaat werd vorig jaar opgenomen. De band had een stevige vinger in de pap voor wat betreft de productie ervan. Toch koos men ervoor om de hulp in te roepen van producer en multi-instrumentalist en John Dinsmore. Dinsmore kennen we van eerdere uitstekende productie van o.a. Kathleen Edwards, NQ Arbuckle en Sarah Harmer. Als je de plaat voor het eerst opzet krijg je van mij alvast het advies dat je eerst alle dertien tracks zou moeten beluisteren. Als je dat doet valt gaande weg het kwartje vanzelf en snap je ook meteen waarom Samantha Martin & the Haggard ster reizende is. Al snoepend van diverse muziekgenres als country, folk, blues en reggae en nagenoeg alle daaraan gerelateerde stijlen werkt ze zich vlijtig, maar zonder enige moeite, door deze plaat. Namen van diva’s als Mavis Staples, Bessie Smith, Bobbie Gentry dwaalden door mijn hoofd. Samantha Martin & the Haggard schreven negen nummers zelf en voegde daaraan nog eens vier uitstekende covers aan toe. Burd Bacharach’s Rain from the Skies en het door James ("Jimmie") Houston Davis gecomponeerde You Are My Sunshine komen erg sterk uit de verf. Toch zijn het vooral de eigen nummers die aanspreken. De opener Dark Angel bijvoorbeeld. De gospel backing vocals word hier verzorgd door de dames Amoy & Ciceal Levy en Marlene O'Neill ook een paar namen om te onthouden trouwens. Maar kruip ook eens in liedje als het soulvolle Where I Went Wrong en het uitermate strak uitgevoerde Heavy Load. Ouderwetse muziek kan niet moderner klinken volgens mij. Samantha Martin & the Haggard debuutalbum klinkt niet alleen origineel maar laat ook horen hoe muziek zich in de komende jaren zal gaan ontwikkelen. Niets is zo ouderwets als modern overkomen. Samantha Martin heeft daarvoor een trefzekere methodiek ontwikkeld. Als ze dit onder de knie weet te houden dan gaan we zeker nog van haar horen. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 31 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Brooke Miller Album: Familiar Label: Stockfisch Records dinsdag 13 november 2012 Prachtige geluidskwaliteit, als altijd, van dat puike Duitse label Stockfisch. En altijd aandacht voor bijzondere singer/songwriters. Daarvan is deze Brooke Miller een overduidelijk voorbeeld. Ik had nog nooit van deze jazzy dame gehoord. Dus even een introductie: Brooke begon als 12-jarige gitarist/zangeres van een punkband in Canada’s kleinste provincie, Prince Edward Island. Op rijpere leeftijd ging ze haar eigen liedjes schrijven, die onder meer waren te horen in films en tv-shows. Met haar Stockfisch CD is zij aan haar vijfde CD toe. De liedjes erop zijn al eerder op haar CD’s verschenen, maar krijgen op ‘Familiar’ (letterlijk ‘bekend’) een ingetogen gitaar/zang behandeling, allemaal in de ballad-sfeer. De enige hulp op de CD komt van Don Ross, bas op vijf nummers en piano op één nummer, het mooiste nummer van de CD, de titeltrack die twee maal op de CD voorkomt: in een gitaarversie (nummer 10 op de CD) en een pianoversie (nummer 5 op de CD en niet nummer 10 zoals abusievelijk in de credits bij Don Ross wordt vermeld. Wat de teksten van Brooke betreft, die hebben alle hun inspiratie in de relationele sfeer, de wens om bij iemand te zijn, waardoor een ‘Quiet night’ opvalt: ‘Tonight the house is quiet, there’s nobody around. And there’s not the sound of others talking, no footsteps are walking, a pin barely makes it to the ground. Here is only me and the only constant thing is the humming of the fridge. The lights above my head, everything looks calmer in the dark with the light in from the street glow ’. De arrangementen van de ballads op deze ‘Familiar’ van Brooke Miller, die overigens prachtig gitaar speelt en een mooie stem heeft, zijn van een uitmuntende kwaliteit en hebben een duidelijk jazzy invalshoek. Hele relaxte muziek, voor een aangename avond bij bijvoorbeeld een aangenaam open haard vuur. Fred Schmale Artist: The Kickin Grass Band Album: Walk With Me Label: Independent maandag 12 november 2012 The Kickin’ Grass Band komt uit Raleigh, North Carolina en is inmiddels 10 jaar actief in de bluegrasswereld. Met ‘Walk with me’ zijn ze aan hun vierde CD toe. De band is geformeerd rondom het echtpaar (sinds 2003) Linda (gitaar, clawhammer banjo, zeven maal lead vocalist) en Jamie Dawson (mandoline, eenmaal lead vocals) met Pattie Hopkins op fiddle (twee maal lead vocals), Hank Smith op banjo en gitaar en Patrick Walsh op bas (twee maal lead vocals). Alle vijf dragen ze harmonie vocalen bij. Linda is de voornaamste songwriter: ze schreef 6 van de 13 nummers op deze CD, Hank Smith schreef de instrumental ‘Thirty one’ en de overige nummers zijn covers van o.m. Joe Henry, Patty Griffin, Bill Monroe en Alton Delmore van de Delmore Brothers. Het lekkere deuntje ‘That’s what I like about the South’, bekend uit het Western Swing idioom komt ook voorbij. De band brengt zowel traditionele als contemporaire bluegrass en doet dat met verve. Zowel repertoirekeuze als beheersing van de instrumenten is voortreffelijk, liefhebbers van goede bluegrassmuziek met af en toe een modern kantje zullen volop genieten. Voeg daarbij de uitstekende meerstemmige zang, zoals dat een zichzelf respecterende bluegrassformatie betaamt en je hebt het complete beeld. Good stuff. Onverwacht, maar zeer prettig klinkend, is de inbreng van een Hammond B3 orgel in een tweetal nummers (gastmuzikant Andrew Martin). Nogmaals, ‘Walk with me’ is een prima bluegrass-CD met voldoende eigens om op te vallen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 32 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Skyline Drive Album: Topanga Ranch Motel Label: Independent zondag 11 november 2012 Centrale man van de alt. folk/countryformatie Skyline Drive is Derek Thomas. Alle liedjes op de eerste cd Topanga Ranch Motel komen uit zijn koker, zingt, speelt gitaar en mondharmonica en is medeproducer. Hij woont in een cabin in het bijna mythische klinkende Topanga Canyon, een plek vlakbij Los Angelos, waar in de jaren zestig/zeventig vele muzikanten (Neil Young o.a.) inspiratie vonden voor het maken van de mooiste muziek. Aan die invloed moet ook Thomas hebben blootgestaan, toen hij componeerde en samen met andere instrumentalisten op drums, (akoestische) bas, piano, orgel, pedal steel en harmoniezang - deels thuis in zijn cabin, deels in een studio in Santa Monica - zijn pennenvruchten een even intieme als sublieme uitwerking meegaf. Bekoorlijk, ingetogen en vertrouwd klinken de voornamelijk akoestische, maar krachtige liedjes. Afwisselend ingekleurd door een smartelijk klinkende pedal steel of viool, stemmige piano- en orgelklanken, daarbij steunend op een uitermate subtiele ritmesectie, nemen de tien liedjes na enkele draaibeurten gegarandeerd en voorgoed plaats in hoofd en hart. Met zijn warme, wat gelaten, fijnkorrelige stemgeluid zingt hij over zijn kronkelige levens- en liefdeswandel, die bovendien nog eens aan beleving wint door de schitterende harmoniezang van Leslie Stevens. In Topanga Ranch Motel huizen prachtige en vooral verstilde liedjes. Huub Thomassen Artist: The Coal Porters Album: Find The One Label: Prima Records zaterdag 10 november 2012 De meest traditionele van de drie CD’s is ‘Find the one’ van The Coal Porters, een (uiteraard, zou ik haast zeggen) vijfkoppige band die in 1989 in LA door Sid Griffin werd opgericht en, na diens verhuizing naar de UK, in Londen ‘heringericht’. Griffin kennen we van zijn eerdere (alt-country) band ‘The Long Ryders’ en van zijn vele boeken over muziek (o.a. over Dylan en The Band). Behalve de vijf basisleden (banjo, viool, mandoline, harmonica, autoharp, gitaar, dobro en bas) horen we diverse gastmusici op o.m. muzikale zaag, sitar, bas en percussie en in één nummer horen we zowaar Richard Thompson op gitaar. Tien songs op deze tiende CD (inclusief twee EP’s) sinds 1991 zijn geschreven door de bandleden, de overige twee zijn covers van David Bowie’s ‘Heroes en The Stones’ ‘Paint it black’ (een uptempo-versie, waarin de sitar figureert). De lead vocals worden bij toerbeurt gedaan door vier van de vijf bandleden (alleen banjoïst John Breese – niet te verwarren met John Cleese – zingt niet). ‘Find the one’ is een uitstekende ‘traditional bluegrass’ CD met prima meerstemmig zangwerk en een voortreffelijke beheersing van het instrumentarium. Mijn favorieten zijn het door violiste Carly Frey gezongen walsje ‘Red-eyed & blue’ en de door Frey en Griffin (tevens de auteur) gezongen ‘Ask me again’. Een aanrader! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 33 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dan Bern Album: Doubleheader Label: Independent vrijdag 9 november 2012 Dan Bern is geen onbekende in ons land, hij komt hier graag en doet dat regelmatig. Na een radiostilte van enkele jaren is Dan plotseling heel actief en hij komt in dit jaar met twee studio-albums, getiteld ‘Drifter’ resp ‘Doubleheader’ nadat hij eind 2011 een live-CD (Live in New York, opgenomen in 2010) uitbracht. Ook verscheen er recent een songbook met gitaar tabs en lyrics voor een zeventiental songs. En terwijl ik dit schrijf staat er weer een nieuwe (neem ik aan, geen nadere informatie) CD op de website: ‘Wilderness song’ Veel tegelijk, dat wel. Laten we het hebben over de twee CD’s waar ik intensief naar heb geluisterd. ‘Drifter’ is een ‘gewoon’ studio-album met 15 songs en ruim 52 minuten speelduur met liedjes over Dan’s ‘every day life’. Heel aardig is zijn ode aan Haarlem (‘Haarlem’ is gewoon de titel), de plek waar hij graag vertoeft, hij logeert er bij Yvonne en Paul Böhm: ‘Walking the streets of Haarlem, not that one, the other one, the one with two A’s, the Dutch one, Haarlem. I might go to the sauna, hang out naked with men and women, take showers, swim in the hot pools, sit in hot rooms with naked men and women, naked and nonsexual’. Een happy event, blijkbaar! Dat Dan wel eens ergens komt blijkt uit de titels: ‘Rainin’ in Madrid’, ‘I’m not from around here’, ‘Cape town’, ‘Mexican vacation’. In de begeleiding horen we een keur aan instrumenten, ik doe een greep: autoharp, sax, trompet, banjo, trombone, pedal steel, accordeon, cello, bas, drums, orgel, piano. Zowaar komt Emmylou Harris voorbij in één van de songs. Prachtige muziek, leuke teksten (in drie van de 15 liedjes is er hulp van anderen), gevarieerde begeleiding. En Dan’s stem blijft bekoren, een vrij hoge stem, vergelijkbaar met Michael Fracasso. Een ‘doubleheader’ is een set van twee baseball (honkbal) wedstrijden tussen dezelfde twee teams op dezelfde dag voor hetzelfde publiek. Het is een niet alledaags verschijnsel in het Amerikaanse baseball, is uit nood geboren en nodig als een van de wedstrijden uitvalt vanwege – bijvoorbeeld – de weersomstandigheden. Dan Bern’s CD met die titel is een verzameling van 18 liedjes (meer dan 60 minuten) over dat typisch Amerikaanse sportfenomeen baseball. Dan schreef de liedjes in een tijdsbestek van 20 jaar en nam ze recent op met in grote lijnen dezelfde mensen als bij ‘Drifter’. Net als bij ‘Drifter’ is de CD voorzien van een fraai uitgevoerd boekje met verantwoording en teksten. Het onderwerp en de vele namen van baseballhelden (Lou Gehrig, Gallarraga, Barry Bonds, Andy Pettitte, Johnny Sylvester) zullen ons wat minder aanspreken, maar de songs zijn prachtig, de muziek is mooi en het is wellicht leuk om eens wat kennis op te doen van dat baseball. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 34 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Forest Sun Album: Just Begun Label: Painted Sun donderdag 8 november 2012 Het eerste liedje, Just Begun, doet denken aan Looking Forward van John Gorka. De lap steel brengt Jerry Douglas in herinnering. The Sky Is Smiling, het tweede liedje, houdt het midden tussen Randy Newman en Van Dyke Parks. Aan wie doet Nostalic Bells denken? Juist, Stewboss. Warempel, is dat niet de geest van Mississipi John Hurt, daar in Just My Size?! We zijn vier liedjes ‘op weg’, hebben er nog acht voor de boeg en het staat al vast: Just Begun van Forest Sun is een sterk werk. Behoorlijk veel beter dan de eerste indruk wenst te suggereren. Als een geloken oogopslag is het, dat Just Begun. Bescheiden in een hoekje, onopvallend. Tot je goed kijkt. Nog eens kijkt. En dan ziet. In feite overkomt mij met de muziek van Californiër Forest Sun hetzelfde als met de muziek van John Mayer. Je hoort meteen dat er sprake is van een zekere kwaliteit, maar het is intuïtief, weten komt er nog niet aan te pas. Misschien is het een kwestie van (een beetje) niet willen weten? Want het kost me gek genoeg altijd wat moeite om toe te geven dat Mayer van wanten weet. Late at night when the stars come out My dreams go dancing with my doubt Zo maar een zin uit Unteathered Heart (een hart zonder graaslijn) waarachter het gemoed blijft haken. Net zoals in veel andere liedjes voegt de stem van Ingrid Serban zich hier even subtiel als doeltreffend bij die van Forest Sun. By the way, Forest Sun? Wat doen ze in België dan moeilijk over een naam als Bloem Pot voor een kind? Inmiddels hebben we het instrumentale El Coyote ook voorbij horen komen. Opgesierd met blazers als het is, doet het denken aan Calexico. Niet zo gek als je weet dat Craig Schumacher dit album produceerde en opnam in de WaveLab Studios in Tucson, Arizona. Met de weemoedige trompet van de wals Long Day sluit Forest Sun deze stille kracht van tot eigen kunnen verwerkte invloeden af. Wim Boluijt Artist: Tumbledown House Album: Fables And Falsehoods Label: Silent Coyote Music woensdag 7 november 2012 Achter de groepsnaam ‘Tumbledown House’ gaat het singer-songwriterduo Gillian Howe en Tyler Ryan Miller schuil. ‘Fables and Falsehoods’ is hun tweede CD na het titelloze debuut uit 2009. Hun inspiratie komt uit de jaren 20 van de vorige eeuw, de tijd van de charleston, de tango en de Art Deco. Kleding en muziek zijn een uitgekiende hedendaagse variant van de kleding en muziek van toen. Op hun website spreekt het tweetal van ‘gritty saloon jazz’ of ‘modern speakeasy music’. In de begeleiding horen we enkele blazers uit de New Orleanse Dirty Dozen Brass Band (op ‘trumpet, flugal horn, baritone saxiphone en tenor saxiphone’ zoals we op de binnenzijde van het verpakkende doosje kunnen lezen) naast piano, hammond B3, accordeon, cello, viool, mandoline en bas/drums/percussie. De prima zang is van Gillian, de muzikale zaken zoals arrangementen en productie is van Miller. In de teksten is ook de nodige diversiteit te beluisteren: ‘Master Cherry finds a strange piece of wood’, een vaudeville-achtig nummer dat start na een lekker chaotisch geblazen intro, bijvoorbeeld is gebaseerd op het originele verhaal van Pinocchio uit 1883: ‘I wish to be a boy, buckles on my little brown Shoes. I’ll slap my knees when I’m good and well-pleased. And I’ll encourage the same from you. Oh, the things that I could do! Dance without the help of little lines’. Een onverwacht aparte CD van een leuk retrokoppel met voldoende ruimte voor de blazers om van een jazzy sfeer te kunnen spreken, met als hoogtepunten het Pinocchio-lied en het prachtige ‘The Help’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 35 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Christina Martin Album: Sleeping With A Stranger Label: Come Undone Records dinsdag 6 november 2012 Sinds 2002 jaar schrijft en vertolkt de Canadese Christina Martin haar eigen liedjes. Het eerste album Pretty Things maakt ze datzelfde jaar in Austin, TX, om kort daarna terug te keren naar haar woonplaats Halifax. Pas in 2008 verschijnt haar tweede album met de veelzeggende titel Two Hearts, nadat ze in Dale Murray (van de band Cuff The Duke) haar muzikale- en levenspartner heeft gevonden. Daarop volgen nog een liveen studioplaat, die alleen in eigen land een goed gehoor vinden en waarmee ze regionale Awards in de wacht sleept. Het zou echter niet meer dan volkomen terecht zijn dat ze met haar nieuwste album Sleeping With A Stranger, ook aan deze zijde van de grote plas, erkenning gaat krijgen. De frisse, aanstekelijke, lichtmelancholische soundmix van rock, country, folk en pop mag er absoluut zijn. De muziek bezit de sprankeling en toegankelijkheid van The Byrds en Traveling Wilburys, waarbij haar kristalheldere, etherische stemgeluid evident Susanne Hofs en Vicky Peterson van The Bangles in herinnering roept. Gevarieerd, compact, melodierijk, bitterzoet, zacht gepolijst en bij vlagen lekker meeslepend zijn haar buitengewoon transparant klinkende liedjes; smaak- en sfeervol laverend tussen uptempo poprock en folk/country ballades. Martin speelt afwisselend akoestische – en elektrische gitaar, een enkele keer piano, keyboards en percussie en wordt daarnaast begeleid door een prachtig stel muzikanten, onder wie Dale Murray op o.a. gitaren, lapsteel, pumporgel, Hammondorgel, banjo; Jason Vautour op bas; Keith Mullens op drums en Fleur Mainville sporadisch op viool. Met Sleeping With A Stranger is het weer genieten van het zoveelste grote singer-songwriter talent uit Canada. Een onuitputtelijke bron daar. Huub Thomassen Artist: Gordie Tentrees Album: North Country Heart Label: Continental maandag 5 november 2012 Het ‘North country’ in de titel van de nieuwe CD, zijn vijfde inmiddels van Gordie Tentrees slaat op Canada. Gordie woont in Yukon, in het noorden van Canada dus. En die nieuwe CD is niets minder dan een Americana-juweel. Een twaalftal songs in een uiterst gevarieerde setting, van country via blues en rock naar licht jazzy. Bij tijden doet Gordie mij sterk denken aan die andere Canadese grootheid, Corb Lund, met name de stem en een enkel nummer (‘Sideman blues’). Maar als Gordie rockt is Bruce Springsteen nooit ver weg. Zijn begeleiding is ook Canadees. Producer Bob Hamilton springt eruit met zijn weergaloze spel op pedal steel en staande bas. Ken Hermanson speelt banjo, lapsteel en gitaar, Patrick Hamilton drumt, Annie Avery speelt piano en orgel en Susan Macdougall (zij is in Nederland en Duitsland aan het toeren van 6 tot 15 november) zingt mee. Gordie is tussen 8 en 18 november in Duitsland, België en ons land (check op www.tentrees.ca), ik vraag me af of Gordie en Sarah elkaar nog ergens treffen. Luisterend naar Gordie’s lyrics krijg je nog wat informatie over het leven up north (‘Gypsy wind’ en ‘Holy moly’: wat moet je doen in het noorden om indruk te maken op vrouwen, het antwoord: ‘worstel met een beer in je ondergoed’), over zijn huis daar (‘North country heart’), maar hij heeft al reizend ook de nodige indrukken opgedaan en brengt dat op ons over in bijvoorbeeld het rockende ‘Sideman blues’ en het rustige countrydeuntje ‘Wasted moments’). Goed, ‘North country heart’ is een absolute aanrader. Een topper in zijn genre, de gevarieerde Americana (of moet ik het Canadana noemen? Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 36 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Frankie Chaves Album: Family Tree Label: Independent zondag 4 november 2012 Wat Harry Muskee ooit voor de Nederlandse blues scene betekend heeft zou ene Frankie Chavez weleens voor Portugal kunnen gaan betekenen. Yep, je leest het goed multi-instrumentalist Frankie Chavez komt uit Portugal. Frankie Chavez CD heet “Family Tree”. Leuke bijkomstigheid is dat in het exemplaartje, wat ik heb zitten beluisteren, ook nog zijn debuut EP zit. Daarop staan zes prachtige semi-akoestische tracks die sterk doen denken aan een aantal nostalgische platen van Jonathan Butler. De super vingervlugge Chaves beschikt bovendien over een gezegend stemgeluid die je niet zomaar verwacht van een artiest in dit genre. Tja, en over wat voor een genre of muziekstijl praten we dan eigenlijk, als je de CD “Family Tree” door je CD speler jast? Ik heb er lang over nagedacht en heb toen besloten deze jonge knaap te koppelen aan Jonathan Butler en Xavier Rudd. Liedjes als Old Habits en het daarop volgende I Believe I'll Dust My Broom laten, wat mij betreft, exact die klankkleur mix horen. En als je dan nagaat dat laatst genoemde liedje geschreven is door de king of the Delta Blues, niemand minder dan Robert Johnsen, en dus al meer dan zestig jaar oud is, moet je gewoon constateren dat Frankie Chavez aan de vooravond staat van een enorme doorbraak. Van deze plaat ga ik glimlachen en raak ik opgewonden. Zeker toen de radio hit Dreams Of A Rebel langskwam. Ik sprong van pure vreugde uit mijn stoel en wist het helemaal zeker, Chaves laat mij de komende maanden niet meer met rust. Wat een dynamiek en rhythm en niet één zwakke broeder op deze plaat. “Family Tree” lijkt gemaakt te zijn ook op de lange termijn te boeien. Frankie Chavez laat traditionele muziek eigentijds klinken en dat heb ik de laatste tijd niet veel meer meegemaakt. Beste rootsliefhebbers dit is een must have CD. Nu maar hopen dat Chavez eerst in de kleine clubs te zien zal zijn, want het grote werk en daarmee het grote geld zal snel komen aanwaaien. Jan Janssen Artist: Fred Chapellier Album: Electric Fingers Label: Dixiefrog Records zaterdag 3 november 2012 Franse blues muzikanten zijn niet echt in grote getalen bekend buiten de eigen landsgrenzen, hoewel er wel een paar uitzonderingen zijn, zoals zanger/gitarist Fred Chapellier. Eerder dit jaar verscheen er een DVD van zijn samenwerkingsverband met Neal Black en Nico Wayne Toussaint en daarvoor werkte hij een tijd met de Amerikaanse blue-eyed soul man Billy Price, evenals met Tom Principato. Hier is weer eens een werkje, helemaal onder eigen naam: ‘Electric Fingers’. De samenwerking met Black en Toussaint wordt hier op wat beperktere schaal voortgezet, Black schreef mee aan enkele nummers en het harmonicaspel van Toussaint is op een tweetal songs te horen. Het eerste wat opvalt, is het krachtige, heldere gitaarspel van Chapellier, dat wat softere soulnummers als ‘Something About You’ en ‘Sweet Soul Music’ toch een behoorlijk power weet mee te geven. ‘Hot Rod Cadillac Automobile’ is een up-tempo rocker, ‘Memphis Connection Part 2’ een Jazzy instrumentaal nummer, ‘Marie Laveaux’ een swamp rocker, met een lekker onheilspellend sfeertje wat past bij een nummer over deze historische voodoo queen. Dan zijn er ook nog wat instumentale eerbetonen aan muzikale helden, namelijk ‘Gary’s Gone’ en ‘Blues For Roy’, waarin hij de stijlen van de heren Moore en Buchanan sterk weet neer te zetten. Afwisseling genoeg dus op dit album, waarop natuurlijk ook een flinke dosis blues niet ontbreekt. ‘Electric Fingers’ van Fred Chapellier is geworden wat je mag verwachten van iemand, die Bobby Blue Bland als een van zijn favoriete vocalisten heeft en Roy Buchanan als voorbeeld op gitaar. Tel daarbij tien sterke eigen nummers en drie fraai gebrachte covers plus een heldere productie en je krijgt een eindresultaat, dat zeer de moeite waard is. De cd is uitgebracht op DixieFrog en elke liefhebber van bluesgitaar zou eens naar ‘Electric Fingers’ moeten luisteren. Ton Kok zondag 9 december 2012 Pagina 37 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Blasters Album: Fun On Saturday Night Label: Rip Cat Records vrijdag 2 november 2012 Best wel een bijzondere gebeurtenis, een nieuwe CD van de Californische formatie The Blasters. In 1979 opgericht door de broers Phil en Dave Alvin, met John Bazz op bas en de geweldenaar Bill Bateman op drums. Tot 1985 werden er vijf werkstukken uitgebracht met daarbij het definiërende debuut uit 1980, ‘American music’. Want “American music’, dat was hun muziek, een blend van rock ’n roll (met duidelijk onze Elvis als voorbeeld), rockabilly, rhythm ’n blues, blues, mountain Music en punk rock. En die kwalificatie geldt onverminderd voor deze eerste CD sinds ‘4-11-44’ in 2005 (tussen 1985 en 2002 waren er alleen twee overzichtsalbums verschenen, in 1986 verliet de belangrijkste songwriter en in feite de grote roerganger van de band, Dave Alvin, de band om een zeer succesvolle solocarrière te beginnen. Van 2002 tot 2005 verschenen er twee live-CD’s en dus ‘4-11-44’). In het begin van de jaren 80, hun beginjaren dus, was de band onderdeel van de Californische punk rock scene, samen met bands als ‘X’ en ‘The gun club’. Van ‘X’ komt zangeres Exene Cervenka een duet zingen met Phil Alvin in het overbekende ‘Jackson’, en dat is in feite de enige ietwat overbodige track op dit leuke en aanstekelijke schijfje. De twaalf nummers zijn op twee na covers: Phil bracht het Elvis-achtige (compleet met ‘Jordanaires-koortjes) ‘Breath of my live’ in en de hele huidige band (met gitarist Keith Wyatt als vervanger van Dave) maakte ‘Penny’ (en dat doet denken aan ‘Oh Carol’ van Chuck Berry - ook door de Stones vertolkt). Leuk zijn de laatste twee nummers op de CD, ‘The yodeling mountaineer’ van J. E. Mainer, met een aandoenlijk jodelende Phil, schatplichtig aan de ‘mountain music’ en Dave Alvin’s ‘Maria, Maria’, in een vrolijke tex-mex uitvoering met Kid Ramos op bajo sexto. ‘Fun on Saturday night’ zal het zeer goed doen op fesstjes, maar is ook zonder een feest op de achtergrond een heerlijke CD met ‘American music’ volgens het Blasters-concept: ongedwongen, dansbaar, meeslepend. Lang leve de rock ’n roll. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 38 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ryan Bingham Album: Tomorrowland Label: Axster Bingham Records donderdag 1 november 2012 Ryan Bingham’s rauwe en hese stem is op 16 november a.s. live te horen in Paradiso’s Amsterdamse locatie Bitterzoet. De single Heart of Rhythm, die getrokken is van zijn nieuwe CD Tomorrowland, doet zorgvuldig zijn werk. Als je de muziek van Ryan Bingham kent en je voor de eerste keer de CD in je CD speler schuift, zal je behoorlijk schrikken van het soms meedogenloze snoeiharde, soms zelfs ongecontroleerde geluid. Zoals vooraf al aangekondigd en dus verwacht is Bingham voor een deel muzikaal gezien een andere weg ingeslagen. Tomorrowland is meer rock georiënteerd en duidelijk meer beslagen met elektrisch gitaarwerk. Vooral in de eerste vijf songs op deze plaat ligt het, zeg maar, iets in de sfeer van Neil Young & Crazy Horse. Hete zijn vorige begeleidingsband niet The Dead Horses? Wat ook opvalt, is dat je meteen door hebt dat dit een solo album is. Hoe tegenstrijdig is dit dan? Met Lost Highway Records heeft Bingham volgens mij ook gekapt. Tomorrowland brengt hij uit op het eigen onafhankelijke label Axster Bingham Records. In tekstuele zin lijkt hij soms helemaal losgeslagen van woede. Al vloekend en tierend drukt hij zich luid en duidelijk uit. Soms zelfs om bang van te worden. Net als zijn muzikale evenknie Neil Young speelt Bingham nagenoeg alle elektrische gitaarpartijen. Dit gaat hem overigens beter af dan Oom Neil onlangs liet horen op zijn CD Americana. Bingham is weliswaar niet de allergrootste gitarist maar hij slaat zich, bijvoorbeeld in het liedje Guess Who’s Knocking, er aardig doorheen. Tja, het valt ook niet mee om Keith Richards en Jimmy Page samen te pakken in een nummer. Grote moeite had ik ook met het heen en weer springen liedje I Heard 'Em Say. Als je denk “nu vat ik hem” springt het melodietje uit je kruiwagen. Maar goed gelukkig komt daarna Rising Of The Ghetto uit mijn luidsprekers dansen. Een pleister op de wond voor de eerste tweeëntwintig minuten zijn dan ook het bijna zes minuten durende Never Far Behind, The Road I'm On en Neverending Show. De sfeervolle zangtechniek en twang vallen dan ineens als puzzelstukjes in elkaar. Prachtig! Tomorrowland is dan ook een album met twee gezichten. Voor diegene die Ryan Bingham’s muziek nog niet kennen een perfect moment om aan te haken zou ik zeggen. Fans die het oer sterke debuutalbum “Mescalito” nog steeds op hun netvlies hebben, zullen over het geheel gezien teleurgesteld zijn. De grilligheid van de persoon Ryan Bingham ontvouwd echter ook dat hij nog lang niet klaar is met ons. Jan Janssen Artist: Malcolm Holcombe Album: Down The River Label: Gypsy Eyes Records woensdag 31 oktober 2012 Malcolm Holcombe behoeft in ons land eigenlijk geen introductie. De laatste jaren is hij immers vrijwel ieder jaar in ons land te bewonderen met in zijn kielzog een nieuw album. Zijn twaalfde product in totaal en zevende CD sinds 2005 (sinds dat jaar verscheen alleen in 2010 geen CD van hem), ‘Down the river’ is weer van een adembenemende schoonheid. Nooit tevoren waren er zoveel grootheden te horen op een CD van hem. Behalve Emmylou Harris (zang in ‘In your mercy’), Steve Earle (zang en harmonica in ‘Trail o’ money’) en Kim Richey (zang op ‘Down the river’) horen we de geweldige Darrell Scott (dobro, banjo, el gtr), Victor Krauss (bas), Russ Pahl (dobro, steel gitaar, banjo), Ken Coomer (drums) en Tammy Rogers (fiddle, mandoline en viola). Ray Kennedy keerde terug als producer (hij deed ook de CD’s in 2007, 2008 en 2009). ‘Down the river’ is, net als zijn voorganger ‘To drink the rain’, een mooie combinatie van de gruizige ‘Tom Waits’-stem van Malcolm en de akoestische klanken van de fenomenale begeleiders en levert aldus een typisch Holcombe-folk album op. In zijn teksten toont Malcolm zich weer de chroniqueur van every day USA. Typische Holcombe-lyrics zijn soms moeilijk te doorgronden zoals bijvoorbeeld in ‘Whitewash job’: ‘I got my news lookin’ at you, I live the blues cause you butcher the truth. Hearsay monkey do dolittle candyman, you know who’s who in a bulletproof jetplane’. We need some explanation here! Ook deze nieuwe Holcombe is weer een prachtige CD. Er komt gelukkig nog geen eind aan zijn dadendrang. Malcolm is eind oktober weer in ons land. Kijk op zijn website en op onze ‘Meet & Greet pages’ voor zijn optredens. Malcolm Holcombe is en blijft een opmerkelijk fenomeen, met veel fans maar ook de nodige afhakers. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 39 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: SkyDiggers Album: Northern Shore Label: Blue Rose Records dinsdag 30 oktober 2012 Hier past enige bescheidenheid. Skydiggers, bestaat namelijk al sinds 1991. Om dan met Northern Shore, het nieuwe album van deze Canadese folkrockband, de muzikale wijsneus uit te gaan hangen, zou ongepast zijn. Daar komt nog bij dat ik niet in het bezit ben van het veelgeprezen The Truth About Us: A Twenty Year Retrospective van Skydiggers. Nu wil ik ook weer niet zover gaan dat het dus maar behelpen is, deze recensie van Northern Shore. Dit album, dat maar liefst vijftien liedjes bevat, kan namelijk heel goed voor zichzelf opkomen. Ook al zingt Andy Maize voornamelijk aan de binnenkant van de liedjes en klinken de drums van Noel Webb vaak alsof ze bang zijn om iets stuk te maken. Hier hebben we meteen de enige kritiek op dit album te pakken: vijftien liedjes lang ingetogenheid is een beetje veel van het goede. Producer Saam Hashemi had best eens een onder invloed van speed verkerend konijn uit de hoge hoed mogen toveren. Wellicht kan deze kritiek gewoon onder ‘smaak’ worden gerangschikt? Want op de keper beschouwd is er helemaal niets mis met Northern Lights. De stemmige folkrock (af en toe klinkt een vleugje country door, zoals in het door Mickey Newburry geschreven Why You Been Gone So Long) wordt onberispelijk gespeeld, de voordracht mag dan ingetogen zijn, ze is wel degelijk bewogen. Voormalig Skydigger Peter Cash die tegenwoordig met zijn broer The Cash Brothers vormt, zingt ook mee. Net zoals Jessy Bell-Smith wiens stem Deep Water één van de hoogtepunten van het album maakt Wim Boluijt Artist: The Mastersons Album: Birds Fly South Label: New West Records maandag 29 oktober 2012 You Don’t Know, het eerste liedje van Birds Fly South, mag dan best aardig zijn, het roept meteen de vraag op waarom Eleanor Whitmore zo aanstellerig zingt. Nodeloze stembuigingen te over (Fool). Net als licht hysterische trekjes. Dat zou vermakelijk kunnen zijn als er een knipoog in de voordracht was verwerkt, deze ontbreekt hier echter. En de stem van Chris Masterson? Laat ik het erop houden dat hij er het beste van probeert te maken, want ook Masterson is bepaald geen Groot Zanger. Ja, het heeft me verbaasd, al de loftuitingen die dit album in de wereld die aan ons Café grenst, ten deel vielen. Hoort dan niemand hoe slecht deze liedjes zijn? Dat ze hooguit tweedehands Peter Case (Tell Me It’s Allright) en derderangs Emmylou Harris (Time) zijn? Natuurlijk, het album is uitstekend geproduceerd en de muzikanten beheersen hun instrumenten meer dan behoorlijk. Wie niet verder luistert dan zijn neus lang is, zal dan ook geneigd zijn om de eerder genoemde loftuitingen erbij te halen. Wie door alle glim en glans op zoek gaat naar het soortelijk gewicht van Birds Fly South, houdt slechts een handvol veren over. Zo goed vermomd was nog geen slecht album dit jaar. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 40 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Melinda Ortner Album: Strangers Label: Independent zondag 28 oktober 2012 Als nieuwe zingmevrouw aan het muzikale firmament laat Melissa Ortner de Strangers EP aan I Wanna Be OK, haar binnenkort te verschijnen debuutalbum, vooraf gaan. De uit Californië afkomstige Ortner nam de vier liedjes die op deze ep staan op met Asaf Rodeh. Indachtig de door haar zelf aangehaalde muzikale invloeden, zou je dit werk kunnen omschrijven als ‘Ella Fitzgerald zingt met Muse’. Bepaald niet de namen die als eerste bij iemand opkomen bij binnenkomst in ons Café. En het moet gezegd, ook wij luisteren niet elke dag naar deze acts. Is het wat, deze ep? Ja, best wel. Melinda Ortner doet ons vooral denken aan Rachel Sage. En in minder mate ook aan Jennifer Terran en Tori Amos. Vooral Sweet Little Lies en Strangers zijn zeer boeiende liedjes. Ze kennen mooie melodieën en zijn treffend vormgegeven. Ortners vaardige stem wordt gekenmerkt door een sensuele kracht, ze klinkt uitdagend zonder onbereikbaarheid te suggereren. De foto achterop het hoesje waarop Ortner, gestoken in een kort avondjurkje op een roestige metalen kooi zit, spreekt ons zeer aan. Ook een verrassing als de keyboardsolo in Somethin’ Sorry, het laatste van de vier liedjes, mogen we graag horen. Melinda Ortner, we zijn al een beetje fan. Wim Boluijt Artist: Rhythms Del Mundo Album: Africa Label: ApE zaterdag 27 oktober 2012 Rhythms Del Mundo “Africa” is alweer de vijfde uit een reeks unieke CD’s die ik aan jullie voor wil leggen. Zeker geen roots maar pure afro pop, even out of the box dus. De voorafgaande CD’s, die een Latijns Amerikaans ritme mee kregen, vlogen een paar jaar geleden over de toonbanken. De hulporganisatie Artists Project Earth kreeg dit keer de handen op elkaar bij opnieuw Coldplay maar ook bij wereldartiesten als Beyoncé, R.E.M., Bruno Mars, Eminem, Red Hot Chili Peppers, Fleet Foxes en Mumford & Sons. Het Afrikaanse geluid, dat deze plaat nu meekrijgt, is weer bijzonder te noemen. Met de nadruk op geluid, hoor je originele geluidsopnamen die ergens in een studio voorzien zijn met nieuwe backingtracks. Het concept en het idee hierachter is goed maar ik moet eerlijk bekennen dat ik het emotionele effect mis op deze plaat. Die ondervond ik namelijk wel bij Rhythms Del Mundo “Cuba”. Kan niet echt achterhalen waarom. Is het, het ritme dat mij niet pakt of toch mijn afschuw ten aanzien van de eentonige reggae beat. Je hoort de crème de la crème uit de Afrikaanse muziek scene. Namen als The Ali Farka Touré Band, Toumani Diabeté, Bassekou Kouyate, Rokia Traoré, en manschappen uit de begeleidingsband van Miriam Makeba, zouden toch tot de voorbeelding moeten spreken. Coldplay’s Viva La Vida, Fleet Foxes Mykonos, Mumford & Sons Timshel en Blacc, Aloe’s I Need A Dollar springen er wel uit. Een beetje weinig, naar mijn gevoel, als je dertien track op een CD zet. Misschien te hoge verwachtingen? De liefde voor muziek schept een soort van oerbeeld. De artiesten echt samen laten smelten zou in dit geval beter zijn geweest. Maar goed, wat is het verschil met Rhythms Del Mundo “Cuba” ook alweer? Welk pad leidt weer eens tot het Nirwana? Het uitgeblust zijn of de onbeweeglijkheid? Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 41 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bellowhead Album: Broadside Label: Proper vrijdag 26 oktober 2012 Het is een jaar geleden (bijna op de dag af) dat ik de CD/DVD ‘Hedonism’ van de Engelse modern-folk formatie Bellowhead mocht recenseren. Ik was toen zeer getroffen door de muzikaliteit (de arrangementen en de veelheid aan instrumenten) en de fraaie arrangementen van een aantal Engelse traditionals door het elfkoppige ensemble. Met deze nieuweling wordt de lijn doorgetrokken. Op ‘Broadside’ staan twaalf songs, tien traditionals en twee originals, waarvan één van voorman Jon Boden (zang, fiddle, tambourine). Een greep uit het instrumentarium: bouzouki, banjo, mandoline, cello, fiddle, helicon, tuba, trombone, melodeons, concertina, sax, basklarinet, trompet, doedelzak, hobo, percussie. Ten opzichte van de voorganger is er geen nieuwe kijk op hun favoriete muziek, het is meer van hetzelfde. Maar als dat van een kwaliteit is als Bellowhead presenteert is daar helemaal niets mee. Ook in ‘Broadside’ is het genieten van de volumineuze, vrolijke, muzikale uitingen van dit ‘modern folk’ gezelschap, Bellowhead. Heerlijke (feest)muziek met een knipoog naar het muzikale verleden van de UK. Fred Schmale Artist: Brian Webb & The Sun Of Our Histories Album: Brian Webb & The Sun Of Our Histories Label: Independent donderdag 25 oktober 2012 Brian Webb bracht zijn debuut uit in 1998. ‘The fortunate poets’ sloeg in als een bom en maakte de in de metrohallen van Boston gerijpte singer-songwriter tot een graag geziene gast op vele festivals. De opvolgers in 2001 en 2004 (‘Live’) waren evenzeer geliefd bij de liefhebbers, die zijn muziek, een mix van rock, blues, folk en pop, zeer konden waarderen. In de jaren 2005 en 2006 was Brian meermalen te bewonderen in ons land. Tussen 2006 en 2011 was het angstig stil rond Brian Webb, het was voor hem een donkere periode waarin hij worstelde met een slopende ziekte. De herrijzenis was in 2011 met een vierde CD, ‘Strange way to grieve en een geweldig optreden op Blue Highways. En de opvolger is er verrassend snel. ‘Brian Webb & The sum of histories’ verscheen begin september van dit jaar (2012) en als gevolg hiervan doet Brian een nieuwe tournee door Nederland begin oktober, samen met collega Amy Correia, die we op drie nummers op de nieuwe CD als zangeres horen. Brian zelf speelt op de geheel in zijn eigen studio opgenomen CD een keur aan instrumenten: gitaar, ‘citar box slide’, bas, drums, banjo, harmonium, synthesizer, percussie, harmonica en piano. De verdere ondersteuning is van drummer Larry Dersch (4 nrs), bassist Justin Enis (2 nrs), vocalisten Rose Polenzani (ook percussie, 2 nrs) en Josie Adams (ook klarinet, 1 nr), de harmonica van Bryan Minto (1 nr) en mandolinist/banjoïst/gitarist Sean Staples (2 nrs). De muziek is in de (zes) steviger nummers blues- en rockgeoriënteerd en klinkt aangenaam rauw, waarbij met name ‘New Orleans’ opvalt, een midtemponummer met een hoofdrol voor de mandoline van Staples en de harmonica van Minto. Maar ook de prachtige cover van ‘Lucinda’ van Tom Waits met alleen Rose en Brian is een vrij langzame topper in de steviger categorie. De drie rustpunten op de CD, mooi verspreid over de negen tracks in totaal, hebben hun hoogtepunt in ‘Jerome’, met name door de inbreng van Jocie Adams op klarinet en zang. Met ‘Brian Webb & The sum of our histories’ beseffen we hoezeer we de muziek van deze puike singersongwriter hebben gemist. Ik ben benieuwd welke instrumenten hij meeneemt tijdens zijn tournee hier. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 42 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jim Byrnes Album: I Hear The Wind In The Wires Label: Black Hen Music woensdag 24 oktober 2012 Jim Byrnes kennen we als blues performer, denk bijvoorbeeld aan zijn in 2010 verschenen ‘Everywhere West’, boordevol bluesmuziek uit Byrnes zijn jeugdjaren. Op ‘I Hear The Wind In The Wires’ begeeft hij zich met verve op het country pad. Het gehele album bevat covers; naast ‘oudjes’ uit het rijke country & westernverleden is er ook eigentijds materiaal van o.a. Tom Waits en Nick Lowe. De stem van Byrnes glorieert ook in dit genre, met een prachtige frasering die je dwingt naar zijn songs te luisteren. Of dat nu bij Buck Owens’ ‘Don’t Let Her Know’, Marty Robbins’ ‘Big Iron’, Dolly Parton’s ‘The Bargain Store’ of Little Willie John’s ‘Big Blue Diamonds’ is, het blijft fris en allercharmant! Producer Steve Dawson (gitaren (let op zijn pedal-steel), banjo, ukelele) heeft weer een superieur spelende band bijeen gebracht, nergens een spoor van routineus gemusiceer! Vocale gasten zijn te horen op ‘Harbor Of Love’ (Byrnes’ favoriete zangvrienden The Sojourners) en op ‘Wild Mountain Berries’ is er de krachtige stem van Colleen Rennison die Byrnes flink partij geeft! Deze eerste stap van Byrnes op het country pad straalt warmte uit; dit album is met liefde én plezier gemaakt. Overigens, als je meent dat de kloof tussen blues en country voor jou te groot is, dan raad ik je aan, naast I Hear The Wind In The Wires, ook eens de onlangs uitgebrachte verzamelaar ‘Behind Closed Doors: Where Country Meets Soul’ te gaan beluisteren. Benny Mulder Artist: John Hiatt Album: Mystic Pinball Label: New West Records dinsdag 23 oktober 2012 Dat John Hiatt in een goed vel zit bewees de, dit jaar zestig jaar geworden, singer-songwriter vorig jaar al met de release “Dirty Jeans & Mudslide Hymns” De nieuwe CD “Mystic Pinball” is het twintigste studioalbum van Hiatt. Er kwam bij mij trouwens iets heel vreemds naar boven, toen ik naar de liedjes op deze plaat zat te beluisteren. Dit kwam omdat ik net daarvoor naar de nieuwe CD “The Years Of DK” van Dennis Kolen had geluisterd. Ik vroeg mij af hoe zou het geklonken hebben als Hiatt alle liedjes op Kolen’s nieuwe plaat had gezongen en andersom? Hiatt levert opnieuw twaalf stuks uiterst melodieuze Amerikaanse rootsrock liedjes af. Deze worden weliswaar zwaarder aangezet dan Kolen doet op zijn nieuwe CD, maar toch had ik zoiets van hoe zouden recensies er dan hebben uitgezien? Tja, dat krijg je volgens mij, als je teveel naar nieuwe releases luistert. “Mystic Pinball” ligt in muzikaal opzicht duidelijk in het verlengde van het vorig jaar verschenen: “Dirty Jeans And Mudslide Hymns”. De stilistische rootsrock wordt soepel en relax afgewisseld. Luister maar eens naar de gave overgang van het bombastische Bite Marks naar It All Comes Back Someday. Mystic Pinball is dan ook alles behalve een oude knarre plaat geworden. I Just Don't Know What To Say, het breekbare No Wicked Grin en o ja en die fabelachtige afsluiter Blues Can't Even Find Me, ja dat kunnen alleen de meesters in het vak maar bedenken. Het voelde allemaal zo bewonderingswaardig, aanstekelijk en vertrouwd dat ik meteen al bij de eerste luisterbeurt verkocht was. Deze jonge God kan gemakkelijk, als hij het over deze boeg blijft gooien, nog jaren mee. Het enorme speelplezier en de passie van de band druipen van deze plaat. En ja, ook dit stel routiniers spelen niet foutloos hoor! “Mystic Pinball” is opnieuw een uitstekend belevingsplaat geworden. John Hiatt levert nog maar eens het bewijs dat hij op het moment in topvorm verkeert. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 43 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dennis Kolen Album: The Years Of DK Label: V2 Records maandag 22 oktober 2012 Onlangs verscheen Dennis Kolen’s zevende soloalbum “The Years Of DK”. De uiterst talentvolle, uit Rotterdam afkomstige, singer-songwriter levert, naar eigen zeggen, met release van “The Years Of DK zijn meest persoonlijke plaat af. Ik hoor jullie al denken “Ja Jan, dat zeggen ze allemaal” toch heeft die Kolen het de afgelopen jaren niet gemakkelijk gehad kan ik je vertellen. Zonder inhoudelijk in detail te willen treden, hoor je dit dan ook terug in de tien zeer sfeervolle pop en countryrock liedjes die nu terecht gekomen zijn op “The Years Of DK”. De man die ooit met zijn band Wyatt furore maakte in Nederland, klinkt op “The Years Of DK” volgroeid en bevlogen tegelijk. De soms ontwapende, maar ook eigenlijk wel confronterende songs als Here To Stay en het opbouwende I See Right Through You hadden zo uit de strot van John Hiatt kunnen komen. Luister ook eens naar hoe het gedesillusioneerde I Almost Died als een wervelwind door je ziel jaagt. Het verkeerde liedje? Nee, om evenknie te worden duik je met kokende nieuwsgierigheid automatisch in Kolen’s git zwarte tekstenboekje. “Het ziet eruit als een bidprentje”, liet Kolen zich onlangs ontvallen tijdens een live optreden op het Roepaen Podium. Al luisterend naar perfect uitgevoerde radiovriendelijke liedjes als de opener A Long Year Over en de nieuwe single Take Me Down, kom ik tot de slotconclusie dat “The Years Of DK” een on Nederlandse plaat is. Dennis Kolen zet zijn persoonlijke ups and downs om in ontgoochelde speelvreugde. Blijmoedig- en zwaarmoedigheid gaan hand in hand op deze zeer karakteristieke langspeler. Jan Janssen Artist: US Rails Album: Wire & Wood Label: Independent zondag 21 oktober 2012 Twee jaar geleden stond US Rails voor het eerst in Nederland op Podium Roepaen in Ottersum. Het gezelschap, bestaande uit de singer-songwriters Scott Bricklin, Ben Arnold, Joseph Parsons Tom Gillam en drummer Matt Muir, namen de tijd voor een uitgebreide soundcheck. Niet voor niets, zou later blijken. Het gezelschap besloot, tijdens die schermutselingen, in plaats van een rockshow een semi-akoestische set op te voeren. Wie onlangs ook op Roepaen Festival is geweest weet wat het verschil is. Twee jaar later, na een zeer intensive Amerikaanse US Rails oostkust tournee, dook de groep in het voorjaar van 2012 nog even twee dagen de Kawari Studios in Wyncote, Pennsylvania in. Het resultaat is een warmhartig semi-akoestisch album dat de titel Wire & Wood heeft meegekregen. De mix van elf zeer intelligente Pop, Americana en R&B songs worden uiterst zorgvuldig gemusiceerd en met soepelheid gebracht. Alle US Rails liedjes, van zowel het debuutalbum als van hun recent verschenen CD “Southern Canon”, krijgen zo ieders akoestische aroma mee. De buitengewoon vriendelijk van het podium afkomende ervaren rotten, musiceren bloedserieus en zingen vol passie betekeningsvolle songs. Vooral het door Scott Bricklin jazzy bezongen lied The Spell spat van deze plaat. Let vooral eens op de intro van deze super swingende track. Het enige wat er nog aan ontbreekt, zijn in feite de perfect uitgevoerde covers die US Rails normaliter ook live ten gehore brengt. Heb het over de Crosby, Stills & Nash cover ‘Suite: Judy Blue Eyes’ en Artie Traum’s befaamde protestliedje ‘Barbed Wire’. Aanvankelijke was het de bedoeling om Wire & Wood uitsluitend tijdens live optredens van US Rails en solo optredens van de crew members beschikbaar te stellen. Inmiddels zijn de US Rails door de eerste persing van maar liefst 1000 exemplaren heen. Wire & Wood is sinds kort nu ook verkrijgbaar via Internet kanalen als CD Baby, Amazone, iTunes etc. Wire & Wood is een allerbest akoestisch verzamelalbum. In eerste instantie bedoeld voor fans maar nu dus ook voor de goed geschoolde unplugged fanaat. Naakter en schoner krijg je ze volgens mij niet meer. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 44 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Plainsong Album: Fat Lady Singing Label: Blue Rose Records zaterdag 20 oktober 2012 Na de folkrock met Fairpoint Convention en (Matthews) Southern Comfort, richtte Iain Matthews in 1972, samen met Andy Roberts, (later schoof singer-songwriter Julian Dawson aan) de akoestische folkgroep Plainsong op. Hun debuutplaat In Search of Emelia Earhart werd een bescheiden klassieker. Het vervolg was dat de band gedurende veertig jaar een los-vast verband erop nahield en slechts tien albums uitbracht. Jubileumjaar 2012 is echter ook het jaar waarin de band definitief ophoudt te bestaan. Ter opluistering van deze feiten, toerde de groep nog een keer door een aantal Europese landen en verscheen ook het album Fat Lady Singing dat al in 2003 live werd opgenomen in Leon’s Farmstudio in het Limburgse Boekend, o.l.v. de muzikaal zeer begenadigde Bart Jan Baartmans. Met een selectie van 19 nummers uit hun discografie, etaleert het gezelschap voor de laatste maal hun grote muzikale gevoel en klasse. Het draait allemaal om een ijzersterke melange van Britse folk en wat Amerikaanse country, soms aangevuld met een jazz- en bluesrandje. Het zijn uiterst melodieuze liedjes, to the point gestructureerd, eenvoudig maar superieur omlijst met diverse akoestische gitaren, bas (door een geweldige Mark Griffiths), mandoline, banjo, harmonica en enige percussie. Maar zonder twijfel zijn de knappe en prachtige meerstemmige zangharmonieën van de vier heren hun belangrijkste troef. Fat Lady Singing is een schitterend en smaakvol vormgegeven slotdocument van een groep die – met uitzondering van het debuut – in vier decennia bij slechts een handjevol folk- en countryfans enig enthousiasme wist los te maken. Huub Thomassen Artist: Kathryn Roberts & Sean Lakeman Album: Hidden People Label: Navigator Records vrijdag 19 oktober 2012 De echtelieden Kathryn Roberts (geboren in Yorkshire) en Sean Lakeman wonen en werken in Devon, UK. Ze zijn al zo’n jaar of 20 actief in de Engelse folk scene. Om de plaatsbepaling nog wat completer te maken: in het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw was Kathryn een twee-eenheid met de latere superster Kate Rusby, nog in hun teens maakten ze in 1995 de duet-CD ‘Kate Rusby & Kathryn Roberts’, vanaf 1995 vormden ze de band ‘Equation’ met de drie broers Lakeman uit Devon, goed voor 4 CD’s en twee EP’s. Na het uiteenvallen van ‘Equation’ in 2002 ging het echtpaar Lakeman/Roberts als duo verder. Op ‘Hidden people’, hun derde duetCD, maar liefst acht jaar na nummer twee (wat vooral te wijten is aan de geboorte en opvoeding van een tweeling), horen we acht originals, een traditional en een cover. Kathryn speelt piano, fluit en clarinet en zingt, haar stem is prachtig en past echt in de eeuwenoude traditie van de Engelse folk. Sean zorgde voor de arrangementen en speelt gitaar. De muziek is hedendaagse Engelse folk, met zowel Keltische invloeden als rock- en poptrekjes, mooi ingevulde muziek die valt te rangschikken onder de noemer groeibriljantjes. In de uitmuntende begeleiding horen we behalve Caroline Herring (vocals) en de Zweedse zangeres Greta Bondesson (Baskery) ook Engelse en Ierse folk-grootheden als Clara Dillon (zang), zanger Mark Chadwick (Levellers), veteraan singer/gitarist (actief sinds 1968) Dave Burland, Multiinstrumentalist Jim Moray en mandolinist/gitarist Stu Hanna (Megson). Een prima britfolk-CD, deze ‘Hidden people’. Uiteraard moeten de fans van Kate Rusby ook maar eens luisteren naar haar oude partner-in-music Kathryn Roberts. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 45 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Adam James Sorenson Album: Midwest Label: City Creek Records donderdag 18 oktober 2012 Na een paar hitjes in de rock ’n roll periode met ‘The Belmonts’, waarvan ‘A teenager in love’ de grootste hit was kwam de Newyorker Dion Dimucci aan het begin van de jaren 70 op de proppen met een paar prachtige singer-songwriter LP’s, waarvan met name ‘Suite for late summer’ uit 1972 een subtiel juweel was. Aan die droevige, gevoelige LP moest ik sterk denken bij het beluisteren van ‘Midwest’, het solodebuut van gitarist/singer-songwriter Adam James Sorenson uit Chicago. Adam James zit al geruime tijd in de muziek, speelde als sideman in een aantal bands en was na een verblijf in Salt Lake City en vervolgens New York City een aantal jaren actief in Europa voordat hij in 2009 terug ging naar Chicago. Daar vond hij de inspiratie voor de elf gevoelige liedjes op zijn eerste CD. Uitsluitend ballads, met een donker ondertoontje getuige titels als ‘Desperation’ (met de onsterfelijke strofe: ‘Salt Lake girls are known for Jesus, their bright blue eyes and silky hair of gold. You hear the angel calling from the temple, she left me in the bathtub wanting more’), ‘People start fires’, ‘Shadows in the snow’, ‘Winter song’. Zijn omgeving komt voldoende aan bod: ‘Chicago river’ (‘Chicago river pullin’ me slow, bring this lonely boy back home to his family, the suburbian dream’) en ‘Midwest’ (‘Has the Midwest got you down, I see you hiding your rainy day frown’). Het glas is duidelijk steeds half leeg. In de subtiele begeleiding horen we Sorensen op nylon string gitaar, harmonica en drums en verder is er ruimte voor dobro, pedal steel, mandolin, cello, viola, piano en bas. Er zijn mooie string arrangementen, een paar keer horen we een voorzichtige elektrische gitaar, Rachel Harrington zingt mee in ‘Midwest’. ‘Midwest’ is een wegdroomCD met alleen maar subtiele en droevige liedjes. Adam James’ stem is gevoelig, somber monotoon. Ik werd zonder meer gegrepen door de muziek. Wie volgt? Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 46 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Danny Britt & Marvin Dykhuis Album: Two Guys, Two Guitars Label: Reddawg Musig woensdag 17 oktober 2012 De heerlijke eenvoud van de titel straalt af naar de verrukkelijke eenvoud van de muziek. Maar laat je niet bedriegen, deze Austinse kerels zijn gewoon verdomd goed in wat ze doen. Marvin, afkomstig uit Wisconsin en in Austin sinds begin jaren 80, kennen we natuurlijk van zijn decennialange werk met onze Tish Hinojosa, in Austin is Marvin een graag geziene sideman. Hij heeft met honderden musici gespeeld en heeft vele CD’s geproduceerd en opgenomen in zijn prachtige studio naast zijn schitterende huis aan de rand van de stad. De bescheiden Marvin heeft een paar jaar geleden een eerste solo-CD uitgebracht, zo goed dat de verkopen tijdens zijn Nederlandse concerten met Tish in 2011 hem verbijsterden. Danny Britt is geboren en getogen in Kentucky, waar hij alles leerde spelen van bluegrass via country tot klassieke muziek en rock ’n roll. Sinds 1980 woont hij in Texas. Hij was in de jaren 80 van de vorige eeuw een paar jaar tour manager van Jerry Jeff Walker. Vanaf de jaren 90 is Danny een singer/songwriter met inmiddels een drietal gave CD’s achter zijn naam, het debuut uit 2001 werd geproduceerd door…. Marvin Dykhuis. Marvin en Danny zijn vrienden voor het leven en spelen een groot aantal gigs per jaar samen. Die concerten zijn een toonbeeld van relaxtheid en speelplezier, de mannen zingen prachtig en spelen ongelofelijk goed gitaar. Tussen het vele werk door vonden de vrienden tijd om een aantal zelf geschreven liedjes op te nemen, en ze deden dat op één dag, 8 juni 2012. Dat werden er tien, vijf van de hand van Britt, één van Britt/Dykhuis en vier van Marvin, steeds samen met anderen. De bonus is een song van de diep betreurde Champ Hood (‘High Hill’), één van de culthelden van de Uncle Walt’s Band, de favoriete band van de beginnende Lyle Lovett eind jaren 70. Marvin en Danny, een van Austin’s koningskoppels, zorgen voor een overheerlijke traktatie op deze sympathieke CD. Luister naar 11 juwelen, met een extra vermelding voor het ondeugende walsje‘ She only drinks whiskey in the morning’ (De Amerikaanse whisky heeft die extra e!) van Britt, het lazy jazzy ‘Spend the day with you’ van Marvin (hij schreef het samen met Lee Duffy), het subtiele ‘Tu cancion’ (Marvin/Tish: ‘You never asked me why I love you, you never asked me why I feel the way I do. And if you would ask me why I feel so happy I would say it’s just because you love me too’) en het mooiste nummer, het samen gepende ‘Warm summer wind’. Om vele malen te beluisteren en steeds weer te verzuchten: ‘Wat is dit mooi, wat is dit relaxed, wat is dit goed gespeeld, oh oh oh…’. Fred Schmale Artist: WovenHand Album: The Laughing Stalk Label: Glitterhouse Records dinsdag 16 oktober 2012 Begin dit jaar verscheen van de band, gevormd rondom David Eugene Edwards, Wovenhand nog de prachtige DVD en CD genaamd Live At Roepaen. Artiest, omgeving en sfeer smolten samen met aan het eind het publiek als grote winnaar, schreef ik daarover. Wovenhand’s onlangs verschenen CD heet “The Laughing Stalk”. Edwards tapt op dit studioalbum uit een compleet ander vaatje. Snoei hard zet hij de toon van dit opnieuw wispelturige album. Daarmee bedient hij, mijns inziens vooral 16 Horsepower fans. Edwards heeft, op drummer Ordy Garrison na, een frisse wind door de band laten waaien. Twee frisse jongens kwamen erbij: gitarist Chuck French en bassist Gregory Garcia Jr. De invloed van de hagelnieuwe rhythm sectie werpt zijn vruchten af. Zet je volumeknop maar eens wat harder. Je voelt de pulserende beat tot diep in je onderbuik. Minder banjo geluiden, de elektrische gitaren worden op dit album duidelijk naar een hoger plan getild. De frisse wind wakkert flink aan en bereikt zijn hoogtepunt in nummers als King O King en Glistening Black. De degens worden gekruist met snoei hard gitaarwerk die bij stand acht van de volumeknop echt teveel voor mij werd. Het lijkt erop dat David Eugene Edwards nog lang niet klaar is met ons allen. Met heel zijn ziel en zaligheid maakt hij ons weer deelgenoot van zijn eigen unieke belevingsmuziek. Met zijn bezwerende zangtechniek lijkt het erop dat alles wat in het verleden was, nu anders moet. Het komt in eerste instantie allemaal wat rommelig over maar wie dieper door wil tasten komt met “The Laughing Stalk” absoluut niet bedrogen uit. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 47 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ian Siegal & The Mississippi Mudbloods Album: Candy Store Kid Label: Nugene Records maandag 15 oktober 2012 Ian Siegal nam zijn zesde CD “Candy Store Kid” opnieuw op, op de Zebra Ranch in Coldwater, Mississippi. Daar nam Siegal overigens ook zijn vorige CD The Skinny op. Het kan jullie bijna niet ontgaan zijn dat ondergetekende vier jaar geleden ook eens een deel van de Mississippi Blues Trail heeft afgelegd. Voelde mij, in muzikale zin dan, als een klein kind in een enorme snoepwinkel. Datzelfde gevoel moet Ian Siegal twee jaar geleden zo ongeveer ook gehad hebben, toen hij samen met o.a. North Mississippi Allstars coryfeeën Cody en Luther Dickinson, Garry Burnside en Robert Kimbrough (The Young Sons) “The Skinny” opnam. Op “Candy Store Kid” doet hij dit nog eens dunnetjes over met een deel van bovengenoemde multiinstrumentalisten. Echter nu horen we ook Alvin Youngblood Hart en Lightnin' Malcolm, die we kennen van zijn “Two Man Wrecking Crew” project samen met Cedric Burnside. Erg verrassend is de toevoeging van soulen gospelstemmen van de dames Shontelle Norman, Stephanie Bolton en Sharisse Norman in het openingsnummer Bayou Country, het bonkende So Much Trouble en het super vette Green Power. Een dreamteam als je het mij vraagt! Met enige zelfreflectie bezingt Siegal, in de track Loose Cannon, wie hij denkt te zijn, wat hij geworden is en waar hij naartoe wil. Siegal gaat er als een speer vandoor in het liedje I Am The Train. Ik koester dan zwoele herinneringen aan Duane Allman en Dickey Betts. Het door Lightnin’ Malcolm gepende So much Trouble leggen vooral bovengenoemde dames de nadruk. Zonder enige moeite zit ik de ruim drie kwartier durende plaat uit. Aan het slot word ik nog even verrast. Het liedje Hard Pressed kwam bij mij meteen bekend voor. De track stond al op Siegal’s eerder verschenen CD Broadside uit 2009. Siegal hijst het kronkelende liedje in aangenaam soulvol sjiek colbertje, waar ik absoluut voor warm loop. Alle typische Ian Siegal ingrediënten zijn hoorbaar aanwezig op Candy Store Kid. Dit alles wordt op magnifieke manier vermengd met een “Southern Memphis Metropolitan feel” die je van kiet af raakt. In november komt Ian Siegal & The Mississippi Mudbloods naar de Benelux. Hier zijn de voorlopige data: 13 November – De Boerderij – Zoetermeer 15 November – Trix – Antwerpen 16 November – Zaal de Zwerver – Leffinge, België Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 48 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Widowbirds Album: Shenandoah Label: Independent zondag 14 oktober 2012 Hoewel The Widowbirds zich op min of meer platgetreden paden begeven, is de wijze waarop ze dit doen tóch innemend te noemen. Het is moeilijk om niet aan Powderfinger te denken wanneer je Simon Meli hoort zingen. Of Jimmy Barnes (zet u schrap voor Lazy op Re-Machined – Barnes, Joe Bonamassa en Kevin Shirley, wow!). Zelfs Frankie Miller komt in gedachten. In Australië, The Widowbirds komen er, net als Powderfinger en Barnes, vandaan, valt ook de naam van Robert Plant weleens. Al deze mannen zijn nog een maatje of wat groter dan Simon Meli. Maar, het moet gezegd, Meli lijkt het talent te hebben om ze ooit naar de kroon te steken. Shenandoah, het debuut van The Widowbirds bevat een elftal aanstekelijke, door Meli en gitarist Tony Kvesie geschreven liedjes. Klassieke jaren-zeventig-rock met een vleugje folk en country, zo horen we het graag hier in het Café. Dat het album het desondanks met predicaten als ‘aangenaam’ en ‘veelbelovend’ moet doen, vindt een oorzaak in de eerder genoemde platgetreden paden. Zo moet er weer eens iemand ‘naar de river getaked worden’ waar alles ‘gewash-away-ed’ wordt. Natuurlijk is er ook een ‘sweet lady Mary’ en er moet ‘love on me gelayed worden’. Ach, we zullen het de band niet al te zwaar aanrekenen en het mag zeker voor de luisteraars die teksten als secundair beschouwen, niet als een groot bezwaar gelden. Zwaarder weegt dat de ban compositorisch nog wat tekort komt. Mede daardoor dwaal ik halverwege altijd af: van luisteren naar boodschappenlijstjes en de auto van de buurvrouw op de parkeerplaats. Draai echter om het even welk van de liedjes van Shenadoah op de radio en menigeen zal ervan opkijken. Zo goed zijn ze nu ook wel weer. Zou deze band op het podium andere koek zijn dan op de plaat? Het lijkt erop. Misschien toch eens gaan luisteren op 26 januari 2013 als de band op het NiX Podium te Enschede staat? Wim Boluijt Artist: Roland Tchakounte Album: Ndoni Label: Tupelo Productions zaterdag 13 oktober 2012 De volgens mij in Parijs woonachtige, maar in Kameroen geboren Roland Tchakounté zingt, zoals ik dit van hem gewend ben in een Kameroenese dialect genaamd Bamiléké. Uit het CD profiel, van zijn onlangs verschenen nieuwe plaat “Ndoni”, haal ik een beetje waar de liedjes over gaan. De man levert een strijd tegen o.a. angsten en vrijpostigheid. Daarnaast stipt de doffe ellende in de wereld aan en stenigt hij de neerbuigende kijk van het westen op Afrika. Dit weet hij, zo valt op te maken, fortuinlijk om te buigen in positieve bewoordingen. “Don’t shoot the messenger” mocht ik het verkeerd hebben geïnterpreteerd. Wat meteen weer opvalt, is dat Roland Tchakounté over een behoorlijk stembereik beschikt. Luister maar eens naar het fragiele Lana. Tchakounté klinkt poppy, jazzy en bluesy en heeft, net zoals zijn muzikale evenknieën als Cory Harris en Otis Taylor, iets met ritmiek. Dat komt tot in de perfectie tot uiting in het absolute hoogtepunt op deze plaat Mbak Tchann Yogsou Kidi. Het nummertje lijkt geschoeid voor een modern jong volk, die deze CD eigenlijk moeiteloos zouden moeten oppikken. Tchakounté is ook een man van oude tradities. Luister maar eens naar Me Den Mbwoga. Een tikkie Santana hoor ik in het buitengewoon radiovriendelijke liedje If You Try Black Woman. Afrikaanse rhythm en groove moet je liggen, dat moet gezegd worden. En wie het niet uitmaakt wat en waarover er precies gezongen wordt kan genieten van een feilloze goed geboetseerde stem en fijne niets vernieuwende muzikale structuren. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 49 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dan Bern Album: Drifter Label: Independent vrijdag 12 oktober 2012 Dan Bern is geen onbekende in ons land, hij komt hier graag en doet dat regelmatig. Na een radiostilte van enkele jaren is Dan plotseling heel actief en hij komt in dit jaar met twee studio-albums, getiteld ‘Drifter’ resp ‘Doubleheader’ nadat hij eind 2011 een live-CD (Live in New York, opgenomen in 2010) uitbracht. Ook verscheen er recent een songbook met gitaar tabs en lyrics voor een zeventiental songs. En terwijl ik dit schrijf staat er weer een nieuwe (neem ik aan, geen nadere informatie) CD op de website: ‘Wilderness song’ Veel tegelijk, dat wel. Laten we het hebben over de twee CD’s waar ik intensief naar heb geluisterd. ‘Drifter’ is een ‘gewoon’ studio-album met 15 songs en ruim 52 minuten speelduur met liedjes over Dan’s ‘every day life’. Heel aardig is zijn ode aan Haarlem (‘Haarlem’ is gewoon de titel), de plek waar hij graag vertoeft, hij logeert er bij Yvonne en Paul Böhm: ‘Walking the streets of Haarlem, not that one, the other one, the one with two A’s, the Dutch one, Haarlem. I might go to the sauna, hang out naked with men and women, take showers, swim in the hot pools, sit in hot rooms with naked men and women, naked and nonsexual’. Een happy event, blijkbaar! Dat Dan wel eens ergens komt blijkt uit de titels: ‘Rainin’ in Madrid’, ‘I’m not from around here’, ‘Cape town’, ‘Mexican vacation’. In de begeleiding horen we een keur aan instrumenten, ik doe een greep: autoharp, sax, trompet, banjo, trombone, pedal steel, accordeon, cello, bas, drums, orgel, piano. Zowaar komt Emmylou Harris voorbij in één van de songs. Prachtige muziek, leuke teksten (in drie van de 15 liedjes is er hulp van anderen), gevarieerde begeleiding. En Dan’s stem blijft bekoren, een vrij hoge stem, vergelijkbaar met Michael Fracasso. Een ‘doubleheader’ is een set van twee baseball (honkbal) wedstrijden tussen dezelfde twee teams op dezelfde dag voor hetzelfde publiek. Het is een niet alledaags verschijnsel in het Amerikaanse baseball, is uit nood geboren en nodig als een van de wedstrijden uitvalt vanwege – bijvoorbeeld – de weersomstandigheden. Dan Bern’s CD met die titel is een verzameling van 18 liedjes (meer dan 60 minuten) over dat typisch Amerikaanse sportfenomeen baseball. Dan schreef de liedjes in een tijdsbestek van 20 jaar en nam ze recent op met in grote lijnen dezelfde mensen als bij ‘Drifter’. Net als bij ‘Drifter’ is de CD voorzien van een fraai uitgevoerd boekje met verantwoording en teksten. Het onderwerp en de vele namen van baseballhelden (Lou Gehrig, Gallarraga, Barry Bonds, Andy Pettitte, Johnny Sylvester) zullen ons wat minder aanspreken, maar de songs zijn prachtig, de muziek is mooi en het is wellicht leuk om eens wat kennis op te doen van dat baseball. zondag 9 december 2012 Pagina 50 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Aimee Mann Album: Charmer Label: Proper donderdag 11 oktober 2012 Ik had het al gehoord, Aimee Mann maakt mooie platen. Maar toen ik me eindelijk aan een album waagde, The Forgotten Arm (2005), viel haar muziek me toch een beetje tegen. Kenners wezen me eerder al op Bachelor No. 2 Or, The Last Remains of the Dodo (2000). Het kwam er niet van. Enig voorbehoud was mij dan ook niet vreemd toen het luisteren naar Charmer (2012) een aanvang nam. Nou, dat was snel weg. En terwijl ik ineens wist waarom Aimee Mann altijd wat reserve oproept – haar lijzige stem spreekt niet altijd in haar voordeel en geeft haar muziek op den deur een zekere kleurloosheid – ontdekte ik de kracht van haar liedjes, de ingenieuze arrangementen en dito productie. Een liedje als Soon Enough is als het touwtje met kaartje aan de met gas gevulde luchtballon van een kind. Living A Lie, een mooi duet met James Mercer van The Shins, is mij meer lief dan het hele laatste album van Mercers band. Charmer zou handelen over de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Somehow, I wound up on your bad side til now, I guess I had a free ride Zo klinken de eerste regels van Disappeared. Daarna volgt dit: though I’ve been master of the thankless task nearby are questions you just have to ask was every enemy bad as you made him be? or were they just some gullible stooge like me? Hoewel haar teksten niet altijd even goed te doorgronden zijn, lijkt het erop dat het thema van dit album ‘meisje valt voor foute man’ genoemd kan worden. Een prachtig zinnetje als feeding all the bluejays at the wrong address spreekt dan boekdelen. Tegelijkertijd lijkt ze ook haar eigen rol als ‘zingend meisje betovert publiek’ te analyseren. Een album waarin en waaraan dus het nodige valt te ontdekken. Omdat muziek en melodie feitelijk onberispelijk zijn (fraaie keyboards en pittige gitaren) kan Charmer één van de betere popalbums van het jaar genoemd worden. Al blijft de lijzigheid ook hier op de loer liggen. Wim Boluijt Artist: Chris Smither Album: Hundred Dollar Valentine Label: Signature Sounds woensdag 10 oktober 2012 Chris Smither is niet bepaald een onbekende gozer in onze contreien. Hij is regelmatig in ons land om zijn vele fans een plezierige avond te bezorgen met zijn aangename mix van blues en folk, gelardeerd met zijn fantastische akoestische fingerpicking gitaarspel en zijn aparte, herkenbare gruizige stem. De man is al zo’n jaar of 40 actief en komt met zijn veertiende CD (de twaalfde studio-CD) op de proppen. Geen opzienbarende vernieuwingen, maar alweer een voltreffer in zijn al zo rijke oeuvre. En het is absoluut niet vervelend dat ‘What they say’ een sterke gelijkenis vertoont met ‘Leave the light on’, heerlijk ontspannen klinken de in violen gedoopte meesterwerkjes “On the edge’ en ‘Feeling by degrees’. Het hoogtepunt is wellicht de prachtige countryblues-voltreffer ‘What I might have been’ (ook op youtube te vinden, waar hij het nummer terecht aankondigt als ‘An old-fashioned blues song, a song I haven’t written in years’. Voor de vijfde keer is snarenwonder (gitaren, mandoline en piano) David Goodrich van de partij, David is ook de producer. Verder horen we drummer Billy Conway, harmonica-speler Jimmy Fitting, violist Ian Kennedy en zangeres Anita Suhanin. Opvallend is de afwezigheid van covers en dat is voor het eerst in de Smitherhistorie. Met ‘Hundred dollar Valentine’voegt Chris Smither een meesterwerk toe aan zijn al zo rijke verzameling. Hij klinkt op zijn 67e ontspannender dan ooit, zijn stem is absoluut in grootse vorm, de begeleiding is kleinschalig, subtiel en raak en zijn liedjes zijn alweer van de allerbeste snit Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 51 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Phantom Limb Album: The Pines Label: V2 Records dinsdag 9 oktober 2012 Een van de verrassingen van Lowlands 2012 was ongetwijfeld het magnifieke live optreden van de Britse country, gospel, soul, formatie Phantom Limb. Vlak daarvoor werd de videoclip van hun nieuwe singel The Pines al op You Tube gretig opgepikt. De clip werd door maar liefst meer dan 30.000 geïnteresseerde bekeken. Bijna gelijktijdig aan die relatief kleine hype lanceerde de uit Bristol afkomstige band hun tweede CD “The Pines”. Later bleek zelfs dat “The Pines” de best verkopende plaat op Lowlands 2012 was. Hoogste tijd dus om de CD ook eens onder de loep te nemen in deze kroeg. Drijvende kracht achter deze band is absoluut de krachtige stem van zangeres Yolanda Quartey. Muzikaal gezien hoor ik totaal niets nieuws. De soms mierzoete country gekleurde ballades, swamperige Southern soul songs en de overigens zeer goed te pruimen gospelsongs wisselen elkaar voortdurend af. Dit geeft de plaat een behoorlijk laidback karakter over de gehele linie. Daarnaast word er ook behoorlijk vakkundig gemusiceerd op deze plaat. De duidelijk verjongde muzikale inzichten in hoe je jaren zestig en zeventig deuntjes voor het voetlicht moet brengen bij jongeren heeft zich volgens mij al bewezen. Liedje als Badge Of Descension en Hollow Eyes gaan erin als zoete koek. Maar ik hoor hier toch ook een soort van Dayna Kurtz kloon. Met benevelende nummers als Tumbling Down, I’ll Have Mercy en Harder Than Stone overtuigt Phantom Limb ook deze oude knar. Samengevat levert Phantom Limb een mooi en vooral devers album af. Met iets meer vuur, pit en passie zou ik spreken van een uitmuntende langspeler. Iets waar ik naar uit zal kijken want deze band laat op The Pines het puntje van de ijsberg zien. Jan Janssen Artist: Caroline Herring Album: Camilla Label: Signature Sound maandag 8 oktober 2012 Ik liet bij de recensie van Bart de Win’s prachtige nieuwe CD al doorschemeren dat Caroline Herring één van die Amerikaanse artiesten is waarvan ik opgewonden raak als er een nieuwe CD uit is, en dat gebeurde heerlijk genoeg eind augustus jl.. Caroline, momenteel woonachtig in Atlanta, heeft na een aantal in Austin (producers John Inmon en twee maal Rich Brotherton) geboren CD’s inmiddels haar derde CD elders opgenomen. ‘Camilla’ heet dit nieuwste juweel. De productie is ditmaal in handen van Eric Jaskowiak (Allison Krauss, The Chieftains en meer), de begeleiding is van multiman Fats Kaplin (pedal steel, fiddle, mandoline en banjo) en bassist Bryn Davies (beiden van de band van Jack White) met aanvulling van gitarist Steven Sheehan en drummer Bryan Owings. Maar wat zijn de liedjes, zowel qua tekst als melodie, weer van een adembenemende schoonheid, wat zingt Caroline weer gevoelig met haar aangenaam vibrerende iets donkere stem. En wat is de begeleiding passend, Kaplin legt een schitterend geluidsbedje neer, waarbij hij van Caroline vooral zijn fiddle moest gebruiken. Halverwege is er een bijna geheel a capella gezongen ‘Traveling shoes’, gebaseerd op een tekst van de Amerikaanse schrijfster Eudora Welty. Zoals altijd verhaalt Caroline over het Amerikaanse dagelijkse leven, met veel aandacht voor trieste gebeurtenissen rondom vrouwen met altijd een flankje hoop aan het eind. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Marion King, die in 1962 zonder aanleiding door de politie van Camilla, Georgia, werd geslagen (terwijl ze haar jongste kind vasthield en de ander twee kleine kinderen toekeken) en in de gevangenis werd gegooid: ‘Mama, sweet mama, why are you beaten, why are your babies scattered on the ground. The sheriff slapped me and then he struck me down, he kept on kicking till I blacked out this old Georgia town’. Er zijn ook liedjes opgedragen aan Mae Francis Moultrie en Jeremy Davidson, allemaal voor ons onbekend. ‘Flee as a bird’ is een in 1840 geschreven ‘hymn’, in de schitterende afsluiter ‘Joy never ends’ staan verwijzingen naar o.m. Townes, het lied sluit af met de volledige tekst van ‘Auld lang syne’. Heerlijk…. ‘Camilla’ is de volgende parel in de mooie serie van ‘- in mijn ogen – één van de beste singer-songwriters van de USA. Folk op absoluut topniveau. Verplichte aanschaf. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 52 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Susan Cattaneo Album: Little Big Sky Label: Jerseygirl Music zondag 7 oktober 2012 Na de volledige CD van de Nashville-girl Susan Cattaneo uit 2011 is er nu een korte opvolger. ‘Little big sky’, haar derde product, is een EP met 7 songs, alle geschreven door Susan met hier en daar hulp. Susan is geboren en getogen in New Jersey en zij zong al op zeer jonge leeftijd mee met het zeskoppige koor van de familie rond de eettafel. Na wat opgelegd werk in bandjes tijdens haar college-jaren ging zij een jaartje in Italië waar ze Italiaans studeerde en Italiaanse liedjes zong in piano bars. Terug in de USA had ze een echte duo-baan: overdag schrijven voor TV producties, ’s avonds zangeres in een funk-folk band. Ze studeerde songwriting in Boston om daarna in Nashville aan de slag te gaan. En net als de voorganger is deze nieuweling een typisch Nashville product. Dus in de begeleiding bekende Nashville-namen als Glen Duncan (fiddle), Tommy White (pedal steel) en Jeff King (elektrische gitaar). Het beste nummer is voor mij het relatief rustige met mandoline en pedal steel opgeleukte ‘A place called love’, wie hier de mandoline speelt wordt niet vermeld. Verwacht geen nieuwlichterij van Cattaneo. De begeleiding is stevig aangezet, Susan’s stem is een van de vele vrouwelijke Nashville-stemmen, eenvormigheid kruipt daarbij om de hoek. Voor de hardcore liefhebbers van de Nashville-muziek van deze eeuw. Extra vermelding voor het mooie boekje (en dat voor een Cdtje van amper 25 minuten), prachtige foto’s, geen teksten helaas. Fred Schmale Artist: American Aquarium Album: Burn Flicker Die Label: Blue Rose Records zaterdag 6 oktober 2012 Niks liever dan succesvol zijn met muziek maken. Dat zei BJ Barham, songschrijver, gitarist en zanger van alt. countryband American Aquarium, ooit. En succes was er volop met het vorige album Small Town Hymns in 2010. Sindsdien gaat het helemaal crescendo en toert de band bijna constant coast to coast door Amerika. Over dat rock ‘n’ roll leven en vooral de schaduwzijde daarvan, schrijft Barham zijn songs. Het nieuwe album Burn.Flicker.Die. staat weer vol met het klassieke thema van drank, drugs, vrouwen. Genot te over, maar ook de vrees dat op den duur alles door je vingers glipt en je alleen achterblijft. ‘We’re playing a game we know we’ll never win, now I’am just a casualty of rock and roll’, zingt Barham in Casualties. Zal wel meevallen, want er is het gewenste succes en altijd nog beter dan je leven slijten in de – volgens hem – intense gezapigheid van North Carolina’s platteland. Waarom dan slachtoffer als een rock ‘n’ roll lifestyl je nadrukkelijke keuze was? De klaaglijke, maar openhartige teksten en het krachtige rock- en countrysoul geluid horen we in elf liedjes. Helaas niet allemaal van een constante kwaliteit. In het bijzonder zodra de rockdrive al te zeer geplaveide wegen (Springsteen, Mellencamp, Petty, Stones) inslaat. In dat opzicht springt het titelnummer eruit, dat zo van the boss had kunnen zijn. Bovendien vind ik de zang soms te geëxalteerd of te brallerig. Goed voorbeeld is de song Jacksonville, dat na een hartverwarmende opbouw nogal over the top eindigt met de mantra: If I make it out alive, I’ll call you know. Subliem zijn de rustige(r) songs, waaronder de ballade Harmless Sparks, het onbetwiste hoogtepunt van het album: indrukwekkende eenvoud, een paar coupletten slechts, prachtig ingetogen zang, begeleid op piano, akoestisch gitaar en tergend ingehouden slide gitaar. Andere piekervaringen zijn Caper Fear River, Lonely Ain’t Easy, Northern Lights en Casualties. Jason Isbell produceerde het album. Diens hand is af en toe goed hoorbaar in het mooie, volle, donkere gitaargeluid. Ook good old Spooner Oldham op piano – voor wie het extra bijzonder moet zijn, dat het album werd opgenomen in de Muscle Shoals Studio in Alabama – en nog vele andere gasten onder wie Caitlin Cary op viool en zang. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 53 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ponderosa Album: Pool Party Label: New West Records vrijdag 5 oktober 2012 De uit Atlanta, Georgia afkomstig formatie Ponderosa ontbrak, mijns inziens, jammer genoeg op het onlangs gehouden Take Root Festival. Vorig jaar voorspelde ik al dat de band, gevormd rondom zanger Kalen Nash, gitarist Kris Sampson, bassist Jonathan Hall, John Dance op toetsen en drummer Darren Dodd een gouden toekomst tegemoet kon zien. Hun droom debuutalbum “Moonlight Revival” stond dan ook in mij persoonlijke AmaZinG TeN van 2011. Het debuutalbum werd overigens geproduceerd door Joe Chiccarelli (Steve Wynn, White Stripes, My Morning Jacket). De voor mij onbekende producer Dave Fridmann produceerde: “Pool Party”. Hij liet de band de vrije hand en nam in twee weken tijd tien songs op. Tja, en zoals ik het beleefd heb, heb ik het over twee totaal verschillende albums. Er blijft in elk geval geen spat meer heel van mijn vergelijkingen met het beste van Lynyrd Skynyrd, The Black Crowes of The Free. “Pool Party” bevat een mix van muzikale extracten waar ik echte rootsmuziek liefhebbers voor wil waarschuwen. Je hoort galmende vocalen, gedempte en achteruit spelende gitaren, dweperig keyboard spel die met een neo-psychedelische slagregenbui overspoeld is. Het lijkt erop dat je naar een totaal andere band aan het luisteren bent. In het begin vroeg ik mij af waar ik toch beland was. Op de een of andere manier ontbrak bij het richtingsgevoel en helderheid. Ben echter een doorbijter en dat betaalde uit. Jezelf openen om deze Southern Gothic sound te begrijpen, vergt dan veel tijd en geduld. Black Hill Smoke, de nieuwe singel Navajo, Never Come Back, de titeltrack, On Your Time en de afsluiter Cold Hearted Man ontvouwen zich dan langzaam maar zeker. Klinkt misschien een gek maar ik ontdek een soort van Buddy Holly bite, aangebracht met een Soul Asylum gebit, waarin overduidelijk tanden zitten die een My Morning Jacket afdruk bij mij heeft achter gelaten. Hoop nu niet dat ik u op een dwaalspoor heb gebracht. Niet mijn bedoeling dus. Ponderosa doet dit met voorbedachtenrade wel. Of je het nu wel of niet mooi vind, het geheel klopt, mijns inziens, als een bus. Een band twee gezichten, ben benieuwd hoe de opvolger zal gaan klinken. Artist: Anna MacDonald Album: Paper Flowers Label: Independent donderdag 4 oktober 2012 Meet Anna MacDonald, een beeldschone Schotse Lass met een hemelse stem. Haar muziek op deze tweede EP (5 nummers, te bestellen voor 7 Engelse ponden via haar website) is schatplichtig aan haar Keltische achtergrond. Anna groeide op in Glasgow, maar werd door een verblijf iedere zomer op het Isle of Skye een echte ‘Hooglandse’. In 2003 studeerde ze een jaar aan het Schotse Gaelic College ‘Sabhal Mòr Ostaig’, waar ze een grote liefde voor het Gaelic als taal opbouwde. Ze schrijft haar eigen songs en speelt een aantal instrumenten op deze gevoelige CD, waarop ze met haar prachtige engelachtige stem kiest voor het Engels. De vijf songs zijn op de in uptempo gebrachte mooi aangepaste cover van het aloude ‘Matty Groves’ na allemaal ballads, de muzikale arrangementen zijn uitermate goed uitgewerkt. We horen een keur aan Keltische instrumenten, gespeeld door een zestal muzikanten waaronder uiteraard Anna zelf. In de teksten horen we haar liefde voor Schotland terug (‘Glasgow rain’, ‘Banks of Inverurie’) en daarnaast geeft ze ruimte voor haar gevoelens (‘Paper flowers’: ‘Please don’t send me flowers, I hate to see them die’, paper flowers bliven; ‘Naj’s song’ met de tin whistle in een mooie rol). ‘Paper Flowers’ is een heerlijke wegdroomCD door de combinatie van Anna’s prachtige stem en de subtiele arrangementen. Een leuke aanwinst in de categorie ‘Keltische muziek’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 54 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Taneytown Album: Ashes to The Wind Label: Independent woensdag 3 oktober 2012 Taneytown is een formatie uit Groningen die hun bandnaam ontleend heeft aan een liedje van Steve Earle (staat op El Corazón ’97) dat handelt over het Amerikaans plattelandstadje Taneytown, Maryland. Vanaf de oprichting in 2006 zijn de (intussen) vier groepsleden daarginds kind aan huis en geven er regelmatig optredens. Met Earle is ook een van hun belangrijkste inspiratiebronnen genoemd. Een beetje muziekkenner weet dan uit welke hoek zo ongeveer de muzikale wind waait. Meer dan op hun twee voorgaande studioplaten (er verscheen ook een live album in 2010) vormt energieke plattelands(country)rock de hoofdmoot op Ashes To The Wind. Stevig up tempo, heel direct en gehuld in een opvallende live sound. In de rustiger stukken en soms alleen in de intro’s, zorgen piano, orgel, banjo lap- en pedal steel voor mooie nuances. Until, Sunday Morning en Industrial Rust vind ik vooral daarom de meest geslaagde songs. De overige liedjes – met ondermeer de prima cover Stray Dogs van vriend Rod Picott en de wat mindere vertolking van Driving My Life Away van Eddie Rabbitt – zitten gedegen in elkaar, klinken goed en worden met verve gespeeld. Een kanttekening plaats ik bij het overwegend rechttoe rechtaan karakter, dat een zekere voorspelbaarheid in de hand heeft gewerkt. Het songmateriaal op Ashes To The Wind klinkt ‘Amerikaans’ goed. Niet erg verrassend al met al, maar wel heel geschikt voor live optredens en voor op de weg. Huub Thomassen Artist: Shurman Album: Inspiration Label: Blue Rose Records dinsdag 2 oktober 2012 Geen muziek genre of stijl lijkt veilig voor de uit Austin, Texas afkomstige formatie Shurman. Of het nu southern rock, country, soul of blues is de band bestaande uit leadzanger en gitarist Aaron Beavers, gitarist Harley Husbands drummer Craig Bagby en bassist Michael Therieau beuken het uit je speakers. Het Duitse Blue Rose Records heeft weer een goudhaantje weten te strikken na het uit elkaar vallen van the Band Of Heathens. Dit laatste even onder voorbehoud, want ook hier gaan weer de geruchten dat, weliswaar in een totaal ander bezetting, er weer een nieuwe plaat op stapel staat. Eerst zien en dan geloven en tot die tijd lekker genieten van Shurman dus. Shurman’s zesde CD heet “Inspiration” en dat is een spijker op s’en kop. Inspirerende teksten gedijen normaliter goed in potig gespeelde en goed in het gehoor liggende melodieën. Zo ook op hun zesde release. Yep, je leest het goed dit is Shurman’s zesde en omdat het hun eerste in de EU is voegt het evenzo inspirerende Duitse rootsrock label er een bonus CD aan toe. Daarop staan nog eens elf nummers die getrokken zijn van hun vijf eerder verschenen albums. Hoe je het ook draait of keert de manschappen van Shurman hebben zich ongetwijfeld laten inspireren, daar hebben we het woord weer, door The James Gang. Ook die, snel van bezetting wisselende formatie, tapte uit een vergelijkbaar vaatje. Luister maar eens naar songs als Hometown Judgement Day de blues ballad Back To Texas en Novocaine Heart. Hoe recht voor s’en raap wil je het eigenlijk hebben? Je kunt er natuurlijk lang en breed over lullen maar feit is dat deze muziek in Nederland voor niet al te veel ophef zal zorgen. Zelfs onze mensen, mensen Mart Smeets en Johan Derksen pissen dan naast hun pot. Nee, de nieuwe Shurman lijk in Nederland echt geschapen voor roots insiders, buitenlui en misschien zelfs voor Black Crowes aanhangers. In de ons omringende landen is het gras natuurlijk een stuk groener. De prima vocalen, strakke arrangementen en de kleine vertellende manuscripten zullen daar gretig voor aftrek zorgen. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 55 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Painted Saints Album: No Match For Creater Minds Label: Independent maandag 1 oktober 2012 Paul Fonfara speelde bij/met DeVotchKa en Wovenhand. Ook ging hij met Jim White op tournee. Kijk, dan kan je met het CV wapperen. Is het verstandig om aan dat CV No Match For Greater Minds, het derde album van Painted Saints, één van de vele bands waarvan Fonfara deel uitmaakt, toe te voegen? Om eerlijk te zijn, nee. Minder gedreven dan Wovenhand en minder uitbundig dan DeVotchKa (al zijn de Oost-Europese invloeden, polka en klezmer, en ook flamenco en tango duidelijk te bespeuren) blijft Painted Saints halverwege steken. Halverwege de goede liedjes en halverwege de goede voordracht. Fonfara zingt lijzig als een Zeeuw op elfenhalve toeren en zijn voordracht is zo vlak als het Groningse platteland. De liedjes, die het moet gezegd, voorzien zijn van nauwgezette muzikale inkleuring en met zorg en vakmanschap worden vertolkt, zullen de meezingtopveertig niet halen. Hoe vaak ik het album er ook toe aangezet hebt door het heel hard te draaien, het kan de matheid niet van zich afschudden. De vraag is wat een groter budget en een topproducer voor deze band had kunnen betekenen. Al zal de band ook in dat geval een zeker Randstedelijk lef moeten vertonen. Fonfara hoeft zich niet te schamen voor No Match For Greater Minds, maar het heeft er veel van weg dat zijn talent en kunde op dit album niet helemaal tot hun recht komen Wim Boluijt Artist: JP Harris & The Tough Choices Album: I'll Keep Calling Label: Cow Island Music zondag 30 september 2012 Er zijn gelukkig nog independent labels die het aandurven om hedendaagse real country op een schijfje te zetten. Cow Island Music is er zo een. In het verleden werd de country liefhebber door deze platenmaatschappij al verblijd met releases van onder meer de Austinse zangeres Teri Joyce, de honky tonker Arty Hill en de band Stone River Boys. Nu wordt onder het motto van The Next Generation of Hardcore Honky Tonkers de 29 jarige JP Harris met zijn band Tough Choices gelanceerd. JP Harris komt oorspronkelijk uit Alabama, maar woont nu in Nashville. Al vanaf zijn 14e jaar is hij ‘On The Road’ en met I’ll Keep Calling verrast hij met een wervelende debuutschijf. Harris nam het album op in een studio in Eunice, Louisiana en hij maakte gebruik van de cajun-ritmesectie van Red Stick Ramblers. Aangevuld met de gitaarkiller Chris Hartway (The Dixons), fiddler Joel Savoy en steelspeler Asa Brosius ontpopt zich een geweldige traditionele country-sound, die de countryliefhebber kent van onder meer Wayne Hancock en Dale Watson. JP Harris schreef alle 12 liedjes zelf. Emotierijke songs vol liefdesverdriet passeren regelmatig de revue. Luister maar eens naar Badly Bent en Cross Your Name. Maar ook de hang naar vrijheid en het ‘on the road-gevoel’ zijn klassieke country-thema’s die Harris vol verve brengt, zoals in Take It Back. In het slotnummer Take It All geeft hij zijn ultieme statement: If There Ain’t No Honky Tonk In Heaven, I’m Staying Here. Paul Jonker zondag 9 december 2012 Pagina 56 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Scott Matthews Album: What The Night Delivers Label: San Remo zaterdag 29 september 2012 Ach, die twee maanden luisteren kunnen er ook nog wel bij. Toen What The Night Delivers…, het derde album van de Engelse singer-songwriter Scott Matthews ons Café bereikte, was het al zo’n maand of tien uit. Los van de vakantie die, zoals altijd, ook het luisteren ontspant (in dit geval gooiden Booker T. Jones met Memphis en This May Be My Last Time Singing: Raw African-American Gospel on 45RPM 1957-1982 hoge ogen), is het vooral aan het album zelf te danken dat de weken op twee handen te tellen zijn. Ik moet eerlijk bekennen dat Matthews in eerste instantie wat wrevel opriep. Die zwierende stembuigingen (Jeff Buckley ging hem voor), de wat plechtstatige voordracht (Leonard Cohen ging hem voor), de merkwaardige productie van Jon Cotton die ik alleen maar kan omschrijven als ‘doffe galm’, het leek me allemaal teveel van het goede. Telkens nadat ik het had opgezet legde ik het album al snel weer terzijde. Pas in week zeven begon What The Night Delivers… mijn aandacht te vragen. Om die in week acht gewoonweg op te eisen. Bad Apple deed het ‘m. Ineens hoorde ik Skip James in dit liedje. Niet zozeer het prachtige basspel van Danny Thompson maar de subtiel ingekleurde blues (u mag ook denken aan Nick Drake, maar die wordt zo vaak genoemd in recensies dat zijn naam bijna een stoplap is geworden, daarom laat ik hem hier verder buiten beschouwing) legde een laag bloot die ik tot nu toe niet had kunnen ontwaren. Een laag die zich als een olievlek verspreidde: Ballerina Lake beschrijft een op water dansend gemis, The Man Who Had Everything tekent voorzichtig maar licht gespannen wachten. Hoor hoe de dit laatste liedje ongeveer halverwege door de ritmesectie wordt opgetild terwijl een aanwaaiende gitaar het vervolgens vleugels geeft. En zo kreeg deze cd voor mij dus toch de kleur die hij reeds in zich had: met wat blues aangelengde folk, gedrenkt in fijnzinnige arrangementen. Alles goed en wel, zult u zeggen – die ervaringen hebben we allemaal wel eens met een plaat – maar is What The Night Delivers… nu werkelijk een goed album? Voor wie niet aarzelt het woord bijzonder te gebruiken en van het werk van Richard Hawley houdt, zeker. Voor wie zich stoort aan de minutieus vormgegeven productie en de soms nadrukkelijk gevoelige voordracht van Matthews (ook in de teksten) niet, denk ik. Los van het smaakoordeel ontkomt echter niemand aan de conclusie dat What The Night Delivers… even vakkundig als kunstzinnig is. Of we er nog tijd voor hebben, albums zoals dit, dat is de vraag. Wim Boluijt Artist: Garron Frith Album: Away From The Bright Lights Label: Skiffler Recordings vrijdag 28 september 2012 Garron Frith komt uit Engeland. Om precies te zijn komt Frith uit Stalybridge, dat ligt ergens in het stedelijke graafschap van Greater Manchester. Frith bouwde daar, in alle rust, gestaag aan zijn muziekcarrière. Vooral live weet hij behoorlijk wat fans aan zich te binden. Zo opende hij shows voor grootheden als Glen Tilbrook (Squeeze), Jack Bruce (Cream), Peter Green (Fleetwood Mac). “Away From The Bright Lights” is Garron Frith tweede CD. In 2007 verscheen namelijk al een on-getiteld album, waarop lieden van Lambchop, The Willard Grant Conspiracy en niemand minder dan Chuck Prophet te horen was. Simon J Alpin produceerde niet alleen Garron Frith nieuwe CD maar bespeelt ook mandoline, elektrische lap steel en gitaren. Alpin wist overigens ook Simon Edwards (Julian Lennon, Kirsty McColl) op bas, Nick Simms (Drums) en Dennis Cronin (Lambchop) op trompet en Seymour Milton op toetsen te strikken voor de opnamen van “Away From The Bright Lights” Meteen al bij de opener ‘Black Widow’ heb je in de gaten dat die Garron Frith iets bijzonders in zijn mars heeft. Het daarop volgende ‘Not The Man’ versterkte dat gevoel eigenlijk alleen nog maar. Frith stem doet bij vlagen denken aan Ray LaMontagne. Luister maar eens naar songs als ‘Rock ‘n’ Roll Band’, ‘The Remedy’, het uiterst radiovriendelijke ‘Old Habits’ en de weergaloze afsluiter ‘Rolling The Dice’. Ook muzikaal gezien tapt Frith min of meer uit hetzelfde vaatje. Voeg daaraan toe nog wat Van Morrison, Stephen Stills, Ry Cooder en John Martyn extracten, en je weet dat je ruim tweeëndertig minuten kunt genieten van loepzuivere uitermate goed verzorgde folk, gospel en blues muziek. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 57 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jim Cuddy Album: Skyscrapper Soul Label: Blue Rose Records donderdag 27 september 2012 Songschrijver en zanger Jim Cuddy maakt sinds jaar en dag deel uit van Blue Rodeo, een van Canada’s populairste bands. Zij brengen repertoire dat zich laat omschrijven als een goed in het gehoor liggende kruising van pop- en altcountry. Kenmerkend voor de groep is de romantische getoonzette sfeer van de liedjes, soms bij het sentimentele af. Ondermaatse albums hebben ze nochtans nooit gemaakt, maar de cd Nowhere to Here uit 1995 steekt er kwalitatief bovenuit, omdat die de mooiste rootsy songs in huis heeft. Op Cuddy’s albums staan liedjes die voor het Blue Rodeo- repertoire niet in aanmerking komen. Veel verschil word ik echter niet gewaar op zijn derde cd Skycraper Soul. Het zijn de buitengewoon toegankelijke melodieën, ambachtelijke uitvoering, smetteloze productie en zijn opvallend mooie countrysoulstem, die de wat spanningsloze inhoud en iets te gelikte vormgeving bepalen. Maar Cuddy komt er uitstekend mee weg, omdat hij de uitzonderlijke gave bezit lekkere, relaxte songs te smeden, die voelen als een warm briesje dat je in een fijne sluimertoestand brengt. Het is de idyllische ‘slippery when wet’ entourage, die je onderuit doet halen. Dat doen deze veertien liedjes met je, waardoor ze er als vanzelf toe doen. Cuddy’s hoge bariton wordt een paar keer fraai vergezeld door de honingstem van Melissa McClelland. Gitarist Colin Cripps (ex – van – Kathleen Edwards) mag bij uitzondering een scherpgerande gitaarsolo neerzetten. Het zijn slechte twee van de vele muzikanten die op onder meer piano, orgel, trompet, bas en drums aan dit alleszins beschaafd klinkende eindresultaat bijdroegen. Huub Thomassen Artist: The Agnostic-Phibes Rhythm & Blood Conspiracy Album: Campfire Tales Label: Independent woensdag 26 september 2012 Toegegeven, wie het oor zoals ik een tweetal maanden streelt met Sonny Landreth is wellicht een weinig te kritisch als minder begaafde gitaristen hun kunsten laten horen. Toch, die stijfhouten slide van A Match To the Kindling waarmee Campfire Tales opent, zet, nou ja, niet zozeer kwaad bloed als wel de verhoudingen meteen op scherp. Willen is niet altijd kunnen, het leven is nu eenmaal geen reclamespot van Friesland Bank. Als vervolgens blijkt dat de liedjes op dit debuut van de Canadezen die zich met de licht bespottelijke naam The Agnostic Phibes Rhythm & Blood Conspiracy tooien, de middelmaat niet ontstijgen, is het pleit snel beslecht. Het kwartet dat een traagslepende mengeling van country en blues speelt waarin de invloed van Los Lobos, ZZ Top en Howlin’ Wolf te bespeuren valt, wist aanvankelijk nochtans indruk te maken met het goed verzorgde artwork van de cd. En natuurlijk betekent middelmaat niet dat alles kommer en kwel is: Windigo Song is aardige uptempo blues, gelardeerd met een vleugje punk. Maar waarom toch dat oeverloos gepiel aan het eind van dit liedje? Het is illustratief voor de aan zelfoverschatting grenzende presentatie van deze band. Dat dit album hier en daar juichend is ontvangen, geeft mij te denken. Om Louis van Gaal te parafraseren: ben ik nu zo doof of zijn jullie nu zo hardhorend? Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 58 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Awna Teixeira Album: Where The Darkness Goes Label: Independent dinsdag 25 september 2012 We kennen Awna, een Canadese singer/songwriter met een Portugese afkomst, van haar werk als één van de frontvrouwen van de Canadees/Amerikaanse succesformatie Po’ Girl. Samen met haar prachtige collega Allison Russell heeft zij in die hoedanigheid duizenden volgers vele warme momenten bezorgd. Po’ Girl’s muziek is hemels, een mix van folk, klezmer en pop met wat jazz en country-accenten. Al in 2003, toen Awna begin 20 was, waren er plannen voor een solo-CD, maar daar kwam de kennismaking met Allison en acht plus jaren toeren met Po’ Girl tussen, de reeds geschreven liedjes belandden in het Po’ Girl repertoire. De leden van Po’ Girl lastten een pauze in (in principe tot 2014) om een aantal eigen projecten te verwezenlijken. Allison ging met haar vriend J. T. Nero (Chicago, J. T. and The Clouds) werken aan het project ‘Birds of Chicago’, Awna ging haar solo-CD eindelijk verwezenlijken. De CD is klaar en wordt in september aan het Nederlandse publiek gepresenteerd. En het is een heerlijk aangename CD geworden, met een zeer hoog Po’ Girl gevoel, niet onverwacht vanwege de zeer grote inbreng van Awna aan deze groep. Ook de aanwezigheid van Allison (harmoniezang in drie nummers) draagt in positieve zin bij. Verder is er inbreng van Mikey August op drums (zowel de drummer van J. T. and the Clouds als van Po’ Girl), van twee andere leden van J. T. and the Clouds, Drew Lindsay (piano, orgel) en Chris Merrill (bas), Shane Jones (fluegelhoorn en trompet), Jason Batchko (drums, percussie) en Chris Neal op o.m. hammond B3. Awna zelf speelt accordeon, ukulele, banjo, gitaar, Rhodes orgel, glockenspiel en werkt met ‘hand claps’ en ‘knee slaps’. Maar het is vooral de prachtige omfloerste en licht vibrerende stem van Awna die zorgt voor het nodige kippenvel. Vraag me om de beste nummers aan te wijzen en ik heb de neiging om te zeggen: allemaal. Maar misschien dan toch die nummers met Allison, die er nog net iets bovenuit stijgen: de titeltrack, een mooie ballad, ‘Some kind of dream’, midtempo met een licht Keltische feel en het heerlijke ‘Stand tall’, met uitsluitend begeleiding van Awna’s banjo en een beetje orgel op het eind. Maar ook ‘Minha querida’ (Portugees voor ‘Mijn lieve’), zo’n lekkerd stampend nummertje met Awna’s accordeon en met zijn flarden Portugese tekst trerkt net een beetje meer aandacht. Behalve de fans van Po’Girl moeten ook de liefhebbers van eigenzinnige en eigentijdse folk direct naar de beurs grijpen om dit juweel aan te schaffen. Tip: kom naar één van de concerten in september, waar onze Nederlandse trots, toetsenist Bart de Win, haar zal begeleiden, en koop daar de CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 59 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Kelly Joe Phelps Album: Brother Sinner & The Whale Label: Black Hen Music maandag 24 september 2012 Kelly Joe Phelps is terug waar hij begon: bij de folkblues. Na een periode met zijn toenmalige liefje Corinne West, waarin een overigens aardige duo-CD werd gemaakt waaruit bleek dat Corinne duidelijk de broek aan had, komt hij na de breuk met de prachtige, mooi ingetogen gezongen en gespeelde pure solo-CD ‘Brother Sinner & The Whale’. Kelly brengt ons prachtige country-blues gospel, de CD heeft 12 nummers, de helft gespeeld op de National slide gitaar en de andere helft op de Martin D-35 gitaar (‘een zwarte Johnny Cash-model”), tien gezongen en twee instrumentaal. De opnames duurden slechts drie dagen en werden onder leiding van producer Steve Dawson gemaakt in Vancouver, Canada. De eigen songs van Kelly Joe hebben een hoog gospelgehalte getuige titels als ‘Talkin’ to Jehova’, ‘Guide me, o thou great Jehova’, ‘Pilgrim’s reach’, ‘Brother Pilgrim’, ‘Hope in the Lord to provide’, ‘Spit me outta the whale’, ‘The holy spirit flood’ en ‘I’ve been converted’. Het is het gevolg van een heroriëntatie op zijn Christelijke roots, hetgeen hem de inspiratie voor deze CD opleverde. Maar door de prachtige ingetogen zang (ik hoorde hem zelden beter dan op deze CD) is de muziek verre van zalvend en getuigt op ingetogen wijze van een groot vertrouwen in de hogere geesten. En Kelly’s gitaarspel is als altijd van ongeëvenaard hoge kwaliteit, de man is een tovenaar op de snaren. In een aantal nummers horen we een sterke verwantschap met de muziek van Mississippi John Hurt, zoals in ‘Goodbye to sorrow’ en het extra virtuoos gespeelde ‘The holy spirit flood’ (hier heeft de gitaarbegeleiding duidelijk de overhand). Kelly is in september in onze contreien, grijp de kans om de man te gaan zien en horen. Hij heeft geen extra begeleider nodig, zijn muziek spreekt voor zichzelf. En dat bewijst hij ondubbelzinnig in deze prachtige nieuwe CD. Fred Schmale Artist: Ian Hunter & The Rant Band Album: When I'm President Label: Proper zondag 23 september 2012 Ian Hunter behoeft geen enkele introductie, wat mij betreft. Als de ex frontman van de legendarische Britse band Mott The Hoople het daar nu nog van moeten hebben, dan zijn we wat aan de late kant. Zelfs na het uiteenvallen van die band verscheen er met enige regelmaat nieuw solo werk van zijn hand. Zonder de kwaliteit daarvan in twijfel te willen trekken, sneeuwden de releases vaak onder, onder de bulk van goed geboetseerde jonge pop rock bandjes die tegenwoordig de scepter zwaaien. Als we één van onze Engelse correspondenten mogen geloven, speelt de inmiddels al drieënzeventig jarige Hunter daar nog steeds voor uitverkochte zalen. “Jan de pannen vliegen dan van het dak kan ik je vertellen”, zo liet hij onlangs weten. When I’m President volgt de drie jaar geleden verschenen CD Man Overboard op. Hunter’s uitstekende gevoel voor melodieuze energierijke muziek land meteen al goed bij de opener Comfortable (Flyin' Scottsman). De plaat bevat een aaneenschakeling van ritmische goed gefocuste muziek waarbij het moeilijk is er één uit te lichten. “Saint”, het swingende “I Don't Know What You Want”, het ligt poëtisch bezongen “Just The Way You Look Tonight” of toch die prachtige ballade helemaal aan het eind van de plaat “Life”, het kost mij enige moeite dit een plek te geven. Heel eerlijk gezegd dacht ik dat ik er niet helemaal uit zou komen. Ik ben tenslotte gevallen voor de ongenaakbare titeltrack. De boodschap is luid en duidelijk maar de melodie en drive van dit liedje zijn werkelijk te gek voor woorden. De rhythm sectie, bestaande uit drummer Steve Holley en Paul Page bas heeft hier Champions League niveau. Heb even stiekem op Ian Hunter’s toerkalender gekeken. Je gelooft het bijna niet, niet één date met Nederland dit jaar? Hoe is het toch mogelijk. Amerika, Scandinavië en de UK en dat is het dan? Van harte gefeliciteerd ermee allemaal. Klap op de broek moeten ze hier hebben. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 60 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Audrey Auld Album: Resurrection Moon Label: Reckless Records zaterdag 22 september 2012 De goedlachse Audrey Auld is geboren en getogen in de bush van Tasmania. Na een lange aanloop met allerlei klusjes in de film- en muziekwereld in Australië begint zij liedjes te schrijven in de traditionele country stijl van Hank Williams en consorten, in 1997 verschijnt haar debuutEP. Met Bill Chambers (de vader van Casey) richt zij in 1998 een eigen recordlabel op (de bestaande labels waren niet geïnteresseerd), Reckless Records, en dan verschijnt een duet-cd met Bill in 1999, Looking back to see. Het is een cd met traditionele country-duetten en er is direct een Australische award voor het duo. Audrey komt in 2000 met haar eerste solo-cd, The Fallen, waarna nummer 2 in 2003 verschijnt, Losing Faith. Beide cd’s zijn duidelijk geworteld in de country-muziek. Haar eerste tour als solo-artiest in de USA valt in 2001, ze ontmoet Fred Eaglesmith en mag zijn cd’s op haar label uitbrengen in Australië. In 2003 trouwt ze met een Amerikaan, Dan ‘Mez’ Mezera, die ze 20 jaar eerder in Tasmanië had ontmoet en ze vestigt zich met hem na een tijdje Californië in Nashville, in 2011 laat ze zich naturaliseren tot staatsburger van de USA. Maar inmiddels heeft ze niet stil gezeten en zijn er in totaal sinds 2003 nog drie soloCD’s van haar verschenen en een live-dubbelaar met Nina Gerber (Kate Wolf). Haar laatste CD stamt uit 2011 (‘Come find me’). ‘Resurrection (verrijzenis) moon’ is een compilatie van 18 van haar mooiste liedjes van de vier CD’s tussen 2000 en 2007 (*behalve het eerder genoemde tweetal ook nog het prachtige ‘Texas’ (2005, productie Gabe Rhodes) en ‘Lost men and angry girls (2007)), aangevuld met twee nieuwe songs, de titeltrack (opent de CD) en de afsluiter ‘Everything be alright’. De diversiteit van Audrey’s stemmingen, de variatie in de begeleiding, de kracht van haar teksten, alles komt nadrukkelijk naar voren is dit zeer geslaagde overzicht van haar prestaties in een periode van 7 jaar. Hele heerlijke muziek, 65 minuten louter genieten van deze AmeriTasmAussie en haar begeleiders. Heb je nog geen CD’s van Audrey of slechts één of twee, dan is dit de CD waar je op hebt zitten wachten. Voor de diehardfans die alles al hebben zijn er twee prachtige nieuwe songs. Of je dat te weinig vindt – dat beslis je zelf. Fred Schmale Artist: Chelsea Crowel Album: Crystal City Label: Cleft Music vrijdag 21 september 2012 Die achternaam komt je bekend voor?? Klopt, Chelsea is de dochter van Rodney, maar ook van Rosanne Cash en dus de kleindochter van Johnny Cash. Genoeg muzikale achtergrond dus om nieuwsgierigheid te genereren. Met ‘Crystal City’ presenteert Chelsea haar tweede solo-CD en hij mag er beslist wezen. De elf liedjes van de CD zijn alle van de hand van Chelsea en muzikaal gezien brengt ze een leuke diversiteit aan. Er zijn een paar live opgenomen liedjes, intiem klinkend en ofwel solo, ofwel met één begeleider, waarbij met name de twee songs met de titel ‘Baptized’ positief opvallen. Er is een redelijk stevige rocker (‘I’m gonna freeze’), een heel mooie instrumental (‘For Stormy’, waarin natuurgeluiden zijn verwerkt, en verder lap steel, Chelsea’s gut string en twee cello’s zijn te horen), een prachtig gezongen en gespeelde titeltrack met een aparte outro en een heerlijk countrydeuntje ‘Better than her’. Het mooiste nummer is voor mij het verstilde ‘Memories of you’, waar Chelsea elektrische gitaar speelt en de lap steel voor de sfeer zorgt, samen met de toevallig aanwezige cicaden. De begeleiding is voor het grootste deel in handen van multiinstrumentalist en mede-producer Loney John Hutchins (gitaar, gut string gitaar, lap steel gitaar, ritmegitaar, elektrische gitaar, bas, strings, whistling, cello, orgel), er is additionele hulp op drums, lead gitaar, triangel. Chelsea doet haar muzikale achtergrond eer aan. Ze schrijft prachtige liedjes, heeft leuke arrangementen maar speelt ook heerlijk kleinschalig ‘alleen-met-gitaar’. Haar stem is mooi breekbaar en daardoor uiterst effectief. Een aparte verrassing, deze Chelsea Crowell. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 61 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dale Boyle Album: Throwback Label: Independent donderdag 20 september 2012 De Canadese singer-songwriter Dale Boyle neemt de tijd voor het maken van albums. In 2004 debuteerde hij met In My Rearview Mirror, waarna het vier jaar wachten was op het voortreffelijke Small Town Van Gogh. Voor zijn onlangs verschenen cd Throwback trok hij vijf jaar uit, om nochtans slechts met tien liedjes voor de dag te komen, goed voor iets meer dan 27 minuten. Rijkelijk kort, maar belangrijker: hij levert weer topkwaliteit af met een fraaie reeks (semi)akoestische en buitengewoon sereen klinkende liedjes, samengesteld uit country- folk- en bluesingrediënten. De CD opent met de onweerstaanbare mandolinesong All Gone Now, gevolgd door You Might Come Around, een geweldig mooi gezongen duet (Parsons/Harris indachtig) met ex- Wailin’ Jennys Annabelle Chvostek. De ritmische countryblues in het titelnummer wordt gedragen door het sprankelende geluid van de elektrische gitaar, waarna I Won’t Back Down van Tom Petty (Full Moon Fever ‘89) prachtig ingetogen wordt vertolkt. In Leaving Dogtown en het samen met Rob Lutes geschreven When You Wake ervaar je hoe groot de schoonheid kan zijn van kleine, sensitieve liedjes. Dan volgt Spin, een kort instrumentaal intermezzo, waarin hij zijn uitstekende gitaartechniek á la Leo Kottke etaleert. In het dromerige Unsung hoor je de authentieke verhalenverteller in hem. Zijn bewerking van Stephen Foster’s Hard Times, geeft bijna drie minuten lang pure verstilling. Ter afsluiting brengt hij een ode aan bluesicoon Big Joe Williams, door diens bijna 80 jaar oude Baby Please Don’t Go, live op akoestische gitaar te coveren. Het album werd in zijn thuisstudio in Montreal opgenomen, alwaar naast de al genoemde Chvostek, de fantastische en muziekprijzen winnende multi-instrumentalist Michael Jerome Browne op viool, mandoline en gitaar hun steentje bijdroegen. Dale Boyle bulkt van talent. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 62 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jimmy Lafave Album: Depending On The Distance Label: Music Road Records woensdag 19 september 2012 Het lijk een eeuwigheid geleden dat ik voor het eerst kennismaakte met het gevoelige stemgeluid en muziek van Jimmy LaFave. Het in Zwolle gevestigde label Lizard Discs ontdekte LaFave en bracht via het platendistributiebedrijf Munich Records in 1992 Austin Skyline uit. Twee jaar later dook in eens het exclusief voor de Nederlandse markt bestemde The Open Road (Highway Trance Acoustic mini album) op. De live opnamen stamden uit het VPRO radioprogramma Sunday Morning Coming Down van Jan Donkers. Man waar is de tijd gebleven. Nederlandse fans staan altijd te popelen van ongeduld als Jimmy LaFave op het punt staat een nieuwe plaat uit te brengen. Ik ben daarop overigens geen uitzondering. Net zoals ieder ander LaFave fan heb ik ook één favoriet album. Zo ben ik van mening dat Highway Trance uit 1994 in muzikaal en vooral ook in tekstueel opzicht met kop en schouders boven de overige releases uitsteekt. Telkens hoop ik eigenlijk dat LaFave zich ooit nog eens zal overtreffen. “Depending On The Distance” komt exact vijf jaar na Cimarron Manifesto en is in feite LaFave’s debuut op het door hem zelf opgerichte label Music Road Records. De CD bevat dertien tracks, waarvan acht gloed nieuwe LaFave songs en vijf cover. Drie covers komen van Lafave’s idool Bob Dylan, een van Bruce Springsteen en een zeer fraai uitgevoerde versie van de Bad English wereldhit Missing You. LaFave nam de tijd in de befaamde Cedar Creek studio in Austin Texas. Hij nam de plaat in een tijdbestek van twee jaar op. Bijzonder, bedenk ik mij dan ineens. Na een aantal luisterbeurten moet ik constateren dat LaFave niets nieuws en al helemaal geen vreemde capriolen uithaalt op “Depending On The Distance”. Niet negatief bedoeld want LaFave lijk mij ook niet de man na. Ben ik onder de indruk of opgewonden geraakt? Heel eerlijk gezegd, niet helemaal. Hoezeer ik, ook nu weer, LaFave’s emotionele en passievolle country folk ballades waardeer, ik blijf het jammer vinden dat hij zich, in muzikaal opzicht, haast niet meer van zijn sterke blues kant laat zien. Natuurlijk staan die Bob Dylan ballades als Red River Shore en Tomorrow Is A Long Time als een huis, maar je moet voor beide songs wel bijna een kwartier uittrekken. Ik mis pit en soms zelfs enige body die ik overigens wel aantref in songs als Missing You, het samen met Eliza Gilkyson gezongen Land Of Hope And Dreams en Bring Back The Trains. “Depending On The Distance” is desalniettemin een prima geproduceerd album waar echte fans mee weg zullen lopen. En dat is prima zo, want volgens mij was het daarom ook juist vooral om te doen. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 63 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bart De Win Album: Easy To See Label: Lucky Dice Music dinsdag 18 september 2012 Er is een aantal artiesten waarvan een nieuwe CD mij extra opwindt, waarbij ik nauwelijks kan wachten om het resultaat te horen. In de USA geldt dat o.m. voor Tish Hinojosa, Caroline Herring, Diana Jones, Grant Peeples en Gillian Welch, hier in Nederland is dat Bart de Win. Bart de Win is na een klassieke pianostudie en een studie jazzpiano en jazzvocaal aan het Rotterdams conservatorium in de jazz terecht gekomen en speelde vervolgens lange tijd bij de begeleidingsgroep van Gerard van Maasakkers, ‘De vaste mannen’. Na zijn debuut, een terecht zeer enthousiast ontvangen ‘This simple life’ uit 2009 en de geweldige opvolger ‘Little world’ (2010), in Austin opgenomen onder leiding van producer Walt Wilkins, is er nu nummer drie, ‘Easy to see’, geproduceerd door onze eigen Brabantse held B. J. (BartJan) Baartmans. Een typisch geval van Bartericana, dus. Het merendeel van de opnames vond plaats in de studio Van BJ in Boxmeer.. De Win schreef 12 nieuwe songs, in het titelnummer is partner en muze Arianne Knegt medeauteur, ze zingen het nummer samen, een ode aan hun relatie met alle bijbehorende twijfels: ‘Tell me what you want me to be, tell me cause I want you to see me. Tell me where you want me to go, cause I’ve been so close but I still don’t know’. In de begeleiding horen we behalve Baartmans op gitaren, bas, mandoline, dobro, banjo en harmonica en De Win zelf op piano, rhodes, wurlitzer, hammond en accordion verder Artur Lijten op drums, Rinus Raaijmakers op bas en Harry Hendriks op gitaren. Incidentele bijdragen zijn er van Walt en Tina Wilkins (zang), Allison Russell (Po’ Girl) en J. T. Nero (zang), Kim Deschamps (Cowboy Junkies, steel gitaar), Glad Atzmon (saxofoon, clarinet), Joost van Es (viool) en Iain Matthews (zang). De achtergrond- en harmonievocalen zijn vooral van Arianne en soms ook van Birgit Wijdemans. Bart de Win bewijst zijn in Nederland vrijwel ongeëvenaarde klasse met deze prachtige derde CD, waarop de arrangementen wederom prachtig zijn en de variatie wijd gespreid is. Bijna 50 minuten mooi gezongen en gespeelde Americana met veel soul en diepgang. Een echt win-win product. En wederom verpakt in een fraai boekje met prachtige foto’s van Arianne (Grand canyon, USA??). Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 64 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jon Dee Graham Album: Garage Sale Label: Blue Rose Records maandag 17 september 2012 Door de titel Garage Sale, het zevende soloalbum van componist/zanger/gitarist Jon Dee Graham, wordt de suggestie gewekt alsof het hier gaat om een met kliekjes gevuld tussendoortje. Niets is minder waar, want het bevat (behalve O Dearest One) spiksplinternieuwe songs, die in de studio over een periode van ruim een half jaar pas hun beslag kregen. Anders dan de doorgaans stevige alt countryteneur in ’s mans composities, vertegenwoordigen de elf liedjes nu een breder scala aan stijlen en zijn ze vaker akoestisch omlijst. Als altijd ongepolijst en compromisloos in zijn muzikale benadering, is het eindresultaat ook heel gevarieerd, gelaagd, spannend en vooral persoonlijk. Direct veel indruk maakt Unafraid, waarmee het album opent. Graham zelf noemt deze song zijn mission statement, nadat aan een paar ingrijpende privégebeurtenissen (ernstig zieke zoon en een voor hem bijna fataal auto-ongeluk) het hoofd moest worden gebogen. Het liedje – een verklaring van verworven onverschrokkenheid – wordt fraai in- en begeleid met sacrale orgelklanken. Maar deze gebeurtenissen lijken ook aanleiding te zijn geweest voor een terugblik op zijn leven en voor enig zelfonderzoek. Dat doet hij onder andere met veelzeggende teksten, zoals de regel: ‘I do confess, I Am the architect of this briljant mess’ in het nu akoestisch gespeelde O Dearest One. Het is een heel mooi gezongen duet, waarin het ijle stemgeluid van Erin Evy en Graham’s bekende schorre zang een wonderlijk contrast vormen. In Just Like That filosofeert Graham over de vluchtigheid van geluksmomenten; mijmeringen omarmt met een fijne melancholische melodie. In de uitsluitend op piano begeleide song Bobby Dunbar, bezingt hij inlevend het lot van een verdwenen en nooit meer teruggevonden jongen. # 19 is een zonnig stemmend instrumentaaltje op zijn Hawaïaans. Het onderbreekt de donkere uitstraling van het album, zij het voor even, want een storm van geluid steekt daarna de kop op in Collapse en Where Were Your Friends. Die songs bezitten een buitengewoon grimmige en woeste sfeer, die dor de messcherpe teksten en flink doorhalende, vervormde elektrische gitaren wordt gecreëerd. Het oude punk/bluesrock jasje van de voormalige True Believer zit hem nog altijd als gegoten. Een kritiekpunt zit ‘m in de staart, want van het door space-achtige geluiden gedomineerde Radio Uxtmal (venceremos) begrijp ik helemaal niks. Verder is het allemaal Good Stuff, zoals de ondertitel van het album luidt. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 65 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Colin Brooks Album: Blood and Water Label: Independent zondag 16 september 2012 Zeven jaar geleden vielen muziekcritici van onwetendheid over elkaar heen toen Colin Brooks zijn debuut CD “Blood and Water” uitbracht. Het zelfde lot was ook beschoren voor Gordy Quist debuut CD “Here Comes The Flood” Toen beide heren die andere singer-songwriter Ed Jurdi tegen het lijf liepen hadden ze samen zoiets van “One for all and all for one”. De meesten van jullie kennen het verdere succes verhaal van The Band Of Heathens. Colin Brooks en de complete rhythm sectie, bestaande uit drummer John Chipman en bassist Seth Whitney hebben The Band Of Heathens verlaten. Brooks liet onlangs in een interview weten dat het vooral een oefening was in nederigheid. “Het was een prachtige oefening, meer een soort van meditatie, waarbij ik leerde te accepteren wat het was. Het was niet alleen het ontdoen van mijn eigen ego, of het vermogen om alles te controleren, nee het was vooral de magistrale samenwerking die het allemaal zo boeiend maakte.” liet Brooks weten. Van bovengenoemde heren zullen we beslist meer gaan horen. Colin Brooks werk in ieder geval al aan een nieuwe solo album. Maar voor dat het zover is gaf Brooks het Duitse Blue Rose Records de opdracht zijn al in 2005 verschenen tweede solo CD “Blood and Water” opnieuw uit te brengen. Dit album was tot nu toe alleen maar bekend bij echte insiders en was bovendien snel uitverkocht toen Brooks op tour ging met The Band Of Heathens. Brooks had geen tijd om dit best bewaarde geheim aan te vullen. Nu de kogel door de kerk is dient: “Blood and Water” als een soort van opwarmertje voor al dat moois wat komen gaat. “Blood and Water” beukt vanaf minuut een meteen bij je naar binnen. Je kunt het je haast niet voorstellen dat deze plaat al lang niet eerder is opgepakt door een major label. Alle ingrediënten die een mooie CD zo grandioos maakt zijn aanwezig. De bijna armlastige bescheidenheid van blues folk hebben zelden zo naakt geklonken. Brooks deed het met slechts twee microfoons en gitaar. Liedjes als o.a. Blood in the Water, Wheels on the Ground, Heart on my Sleeve en Cornbread zullen de meeste Band Of Heathens fans wel herkennen. Deze songs werden live vaak lang breed uitgesponnen. Brooks houd het subtiel klein. In het liedje Water in the Sky hoor je het fragile stemgeluid van megatalent Anais Mitchell. Verder wordt Brooks muzikaal en vocaal bijgestaan door Jonathan Byrd en Tim Beattie (Chris Whitley). Het mooie van deze rerelease is dat er nu een tekstboekje bij zit. Brooks probeert, in korte aantekeningen, de opname momenten te herbeleven. Echt iets voor de fijnproever die van inhoud en ongecompliceerd gedoe houden. Jan Janssen Artist: The Thieves From The North Album: The Thieves From The North Label: Independent zaterdag 15 september 2012 Vaak schuilt in het woord sympathiek in een recensie een dodelijk venijn. Wat is er erger dan ‘ze doen zo hun best’ en ‘als je echt goed luistert hoor je dat er best aardig wordt gespeeld’? Soms echter blijkt een band werkelijk gevoelens van empathie op te roepen. Neem Thieves From The North. Op What It Is, What It Was, What It Shall Be neemt de band ons mee naar het Californië van eind jaren zestig. Met fluwelen handschoenen gespeelde en vaak meerstemmig gezongen, zonnige folkpop. Als een plaat vriendelijk kan zijn, is het tweede album van deze Zweden daarvan een treffend voorbeeld. In LK en Help You klinkt de band zowaar als Daniel Amos, het best bewaarde muzikale geheim ter wereld. U begrijpt, aan gunnen geen gebrek in dezen. Helaas, meer dan de constatering dat dit het beste middelmatige album is dat ik tot nog toe heb gehoord dit jaar, zit er niet in. Het Zwengels van de zanger, de wat zinledige teksten en de uiteindelijk net niet pakkende composities, ze lopen de band teveel voor de muzikale voeten. Struikelen doen ze niet, The Thieves From The North, maar of ze ver komen? Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 66 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Al Rose Album: Sad go Lucky Label: Monkey Holding Peach Records vrijdag 14 september 2012 Afgaande op zijn teksten van de twaalf eigen liedjes op zijn zesde CD sinds zijn debuut in 1994, ‘Sad go lucky’ is singer-songwriter Al Rose uit Chicago, USA een eigenzinnig mens. Dat levert liedjes op met een geheel eigen invulling, zowel qua instrumentatie als tekstueel. Wat dat laatste betreft: in het walsje ‘They lowered the bar again’ begint Al als volgt: ‘I hear that you got a new blog, you’re tweeting about your new job, how you envy your daughter and you like drinking water and you burp up your eggs when you jog. How did I ever exist before I knew how much you piss? But your photo is hot on your profile, honey, now come here and give us a kiss’. Refrein: ‘They lowered the bar again, the shit’s flowing further downstream. We are dumber and dumber, good looking and younger is the brand new American dream’ . Anders dan anders, nietwaar?? In de begeleiding horen we behalve drums en bas gitaar, dobro, banjo, piano, orgel, ‘toy piano’, pedal steel, trombone, cello en zingende zaag. Er is vocale ondersteuning van een vijftal begeleiders. De arrangementen zijn zeer geraffineerd uitgewerkt, in het epos ‘I feel like a million dollars’ bijvoorbeeld is er een soort muzikaal gevecht te genieten van pedal steel met trombone. Na een aanval van de trombone vlucht de pedal steel luid krijsend weg, althans zo klinkt het en ik geniet er met volle teugen van. De zingende zaag speelt een hoofdrol in ‘Never saw it coming’, de dobro mag uitblinken in de titel track, de banjo in ‘The day before the infamy’ en piano en cello in ‘Scorpion hills’. Meer dan een uur eigenzinnige, maar uiterst genietbare muziek brengt deze Al Rose ons. Met een licht vibrerende stem en uitstekende instrumentale variatie schiet hij wat mij betreft in de roos. Als we de muziek moeten catalogiseren zou ik het folkpop met country- en rockrandjes willen noemen. En dan die teksten, ze zijn bijgeleverd en leveren een vrijwel permanente glimlach op. Well done, Al Rose, we houden je in de gaten. Fred Schmale Artist: Penny Jo Pulles Album: Through The Glass Label: MaHatMa donderdag 13 september 2012 Austin koestert zijn rock chicks, waarvan deze Penny Jo Pullus er één is. Op haar (voor zover ik heb kunnen nagaan) vijfde solo-CD trakteert Penny Jo ons op drie eigen nummers en acht covers, waaronder met name het heerlijk soulvol gezongen ‘When the battle is over’ (met zanghulp van onze grote vriend Jimmy Lafave, het nummer is van Dr. John ofwel Mac Rebennack) en het country-achtige ‘Give back the key to my heart’ (een echt juweeltje van Doug Sahm, samen gezongen met Austin’s topman Will Sexton, weer hersteld na een beroerte in 2009) opvallen. In de begeleiding horen we producer Ron Flynt (bas, gitaar, keyboards en zang), Chip Dolan op keyboards en orgel, Ian McLagan (Small Faces, Faces, Bump Band) op Hammond B3, Eric Hisaw, Matt Giles, Scrappy Jud Newcomb, Clive Hattersley, Steve Allen en Whit Williams allen op gitaren, Rod Lee en John Bush op drums en Warren Hood op viool. Onder de leuke covers treffen we voorts een nummer van Lennon/McCartney (het overheerlijke ‘Every little thing’), en om alles in zijn verband te houden een nummer van Jagger/Richards (het ook van Townes bekende ‘Dead flowers’) plus een vette versie van het overbekende ‘Son of a preacher man’, Dusty Springfields megahit uit 1968. De songs van Penny Jo zelf passen naadloos in het geheel, ‘Nowhere to go’ en ‘Take my hand’ zijn uitstekende liedjes, die wachten om erkenning. Penny Jo Pollus brengt ons rock met een knipoog naar country en soul. Wat mij betreft mag ze ook in ons land met deze leuke CD doorbreken. Geen moeilijke toestanden, gewoon recht voor zijn raap rockend, dat is deze nieuwe Penny Jo Pullus. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 67 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Johnny Hickman Album: Tilting Label: Campstove Records woensdag 12 september 2012 Al meer dan twintig jaar vormt Johnny Hickman als co- componist en sologitarist, samen met frontman David Lowery, de succesvolle kern van Cracker. De rockband waarmee hij tot vandaag de dag artistiek en commercieel aardig boert, levert desondanks geen vetpot op gezien de financiële hulp die – van meer dan 200 mensen – nodig was om zijn tweede soloplaat Tilting mogelijk te maken. Met zijn eerste soloplaat Palmhenge uit 2005 toonde Hickman al overtuigend aan, ook zonder Lowery, uitstekende rock/popliedjes met een zweem van altcountry te kunnen schrijven. Op Tilting bevestigt hij andermaal dat talent met twaalf puntige, pakkende liedjes, waar echo’s in doorklinken van het rustiger werk van Lennon/ McCartney, Tom Petty, Paul Simon en Mark Everett, in combinatie met uitstapjes richting blues, jazz, country en stevige Crackerrock. Zijn muziek mag misschien vele referenties oproepen, het album klinkt voor alles authentiek, bezielt en bezit een overwegend melancholische sfeer. De teksten gaan ergens over: midlifecrisis, opbrekende relaties, Amerikaanse politiek, werkende klasse, verlies (vriend Mark Linkous) en de vele hobbels van het onderweg zijn als muzikant. Instrumenten als gitaren, bas, drums, percussie, harmonica, piano en orgel, worden door Hickman en coproducer Jack Larson, volledig in dienst van de liedjes, gespeeld. Een hele schare aan gastmuzikanten zorgt daarnaast voor mooie accenten op o.a. pedal steel, Wurlitzer, cello, dobro, french horn, banjo, viool en achtergrondzang. Tilting is een fris, afwisselend en compact album, dat van begin tot eind weet te boeien. Huub Thomassen Artist: Los Lonely Boys Album: Rockpango Label: Traffic Records dinsdag 11 september 2012 In 2004 was ik te gast op het Appel Farm Folk Festival, dat gehouden werd in Elmer, Salem County, New Jersey. Op het programma stonden The Los Lonely Boys. Het Texaanse trio The Los Lonely Boys, bestaande uit de gebroeders Henry, JoJo en Ringo Garza kwam zag en overwon. De drie Latino’s hebben zich er de afgelopen negen jaar kranig doorheen geslagen. Met het nog vers in mijn geheugen liggende akoestische album “Keep On Giving”, van twee jaar geleden, ligt nu hun zesde studio plaat Rockpango ter luister. De mannen hebben donders goed geluisterd naar een als band als ZZ Top en gitaristen als Stevie Ray Vaughan en Carlos Santana. Intussen hebben ze daar hun eigen ding mee gedaan. Rockpango bevat maar liefst achttien tracks. Dat lijkt wat aan de hoge kant. Eerlijkheid gebied te zeggen dat, dat ook zo is. Zo opent de CD met een Latin American blues rocker genaamd American Idle. Ik snap wel dat dit nummer daarvoor gekozen is maar een leek zal knettergek worden van het hakkende gitaarspel van Henry Garza. De melancholische Latin country rocker Road To Nowhere opent echter weer deuren. Dat deze ongeschoolde mannen de afgelopen jaren hun eigen ding hebben ontwikkeld hoor je in het emotioneel beladen Judgement Day. Het speelplezier van een stel kwajongens is compleet. Ik heb overigens het voorrecht gehad om naar de Deluxe Edition te luisteren en te kijken. Als bonus staan er ook nog eens vier video’s op van de songs Free Spirit, Coke In Chicago, Boxing en Warm Up. The Los Lonely Boys leveren wederom een mooi en gevarieerd album af. Zelden werd een mix van bluesrock, funk, soul en Tex-Mex zo breed en lang uitgemeten. Het enige minpuntje is de duur van de CD. Hadden ze een paar mindere songs, 16 Monkeys en Baby Girl bijvoorbeeld, geschrapt dan was het helemaal perfect geweest. Maar goed de Los Lonely bengels zitten daar niet mee. Spelen en nog eens spelen, dat is het enige wat lijkt te tellen als ik Rockpango temminste goed heb begrepen. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 68 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Born 53 Play Songs Of Bob Dylan Album: Thieving In The Alley Label: Big Note Productions maandag 10 september 2012 Born 53 is een Zweedse band, Stockholm om precies te zijn. Sinds hun oprichting in 2003 verschenen er tot dusver 4 CD’s van dit vijftal, de eerste drie met eigen materiaal van de songwriters van de groep, Hans Birkholz (ook goed voor een enorm aantal instrumenten, bekend – gitaren w.o. lapsteel en resonators, banjo, accordeon, dulcimer en hammond orgel – en onbekend (althans bij mij) – subliminal subsonics (wat mag dat wezen?) en Ánders Lindh (zang, gitaren en ook die subliminal toestand, piano, vibraslap (tja, wat nu weer) en percussie). De vierde CD is zeer recent en bevat de eigen interpretaties van een twaalftal songs van Bob Dylan, waaronder een aantal obscure. Overigens zingen de twee dames van de groep ook, Karin Hagberg speelt tevens viool en Asa Kallen Lindh mandoline. Drummer Jörgen Larsson complementeert het quintet. Born 53 maakt van haar interpretaties een leuk feestje, muzikaal gezien steekt alles perfect in elkaar, de nummers zijn vaak op bijzondere wijze eigen gemaakt. Neem bijvoorbeeld ‘Sad eyed lady of the lowlands’, de slepende ballade van Dylan wordt hier een vrolijk volks instrumentaaltje van amper 2 minuten, ‘Absolutely sweet Marie’ daarentegen is zeer herkenbaar, een countryrockertje van grote klasse. Voor de echte Dylanfans een leuke CD met eigenzinnige vertolkingen van een aantal Dylanjuweeltjes. Leuk dat er een aantal minder bekende nummers bij zitten. Gewoon hele lekkere popmuziek met een folkrandje. Fred Schmale Artist: Johan Örjansson Album: Melancholic Melodies For Broken Times Label: Rootsy.nu zondag 9 september 2012 Het Zweedse label Rootsy.nu komt zo nu en dan met prachtige nieuwe artiesten op de proppen. Ze hebben daarvoor kennelijk een neusje voor. Johan Örjansson klopt, wat mij betreft, onaangekondigd bij onze kroeg aan. Dit is een vertelling die zich afspeelt in “real time”. Op het werk is iedereen op vakantie, Nederland zit op slot? Of toch niet? Bij ons in het bedrijfsrestaurant zijn ze een nieuwe vloer aan het leggen. Net een gloednieuwe HiFi set op mijn werkplek geïnstalleerd. Het is lunch time. Ik schuif Örjansson’s derde CD “Melancholic Melodies For Broken Times” in de CD speler. Örjansson’s akoestische gitaar en stem galmen gemoedelijk door de ruime. Hé, wie is die kerel eigenlijk, als in eens het tweede liedje ‘Bottles And Birds’ beluister. De organische melancholiek zet zich onverbiddelijk voort in het prachtig uitgevoerde derde, radio vriendelijke, deuntje ‘If I Were To Love You’ (backing vocals Israel Nash Gripka). Buiten is het dertig graden en ik zit hier met kippenvel te luisteren naar een ongelofelijk mooi plaatje. De country rocker ‘Down The Avenue’ nodigde mij uit om de volumeknop op stand acht te zetten. Op vierde verdiepen is toch niemand! Örjansson’s geknepen en emotionele stemgeluid doet denken aan Ryan Adams. Melodieën van titels als ‘These Winding Roads’ en weer zo’n radiovriendelijke kraker ‘The Yellow Fields’ beuken door mijn werkkamer. Schrik me dan ook dood als een verdwaalde collega ineens in de deuropening staat en zegt: “wat klinkt deze muziek goed man, wie is dit?” Ik zal jullie de details van deze interessante conversatie verder besparen, maar ik miste hierdoor wel het briljant uitgevoerde en breekbare ‘Houses’. Twee eenzame volwassen kerels luisterden, met stomme verbazing, naar super radiovriendelijke songs als ‘Papercuts’, ‘Baby's Blue Eyes’ en ‘Pointless Alleys’. De afsluiter ‘Rather Be With You’ haalt bij mij, door recent verlies van een dierbare kennis, emotionele gevoelens naar boven. Wij pikken 10 minuten van de baas en ik mail, bij thuiskomst, de Nederlandse promotor met de vraag of Johan Örjansson toevallig binnenkort in de buurt is. Kreeg dit iets of wat hoopgevende berichtje terug “Laten we eerst maar eens kijken wat dit album gaat doen in Nederland. De kritieken zijn ieder geval veelbelovend”. Toch nog toe is Johan Örjansson wereldberoemd in zijn woonplaats Falkenberg, dat ergens aan de westkust van Zweden ligt. Daar de roem van deze singer-songwriter zich als een vrucht gedragen heeft en op het lichaam geënt is, kon Örjansson nauwelijks groeien of nog veel minder rijpen. Nu de stam zich in de grond bevindt voorspel ik alleen nog maar veel goeds. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 69 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Lincoln Durham Album: The Shovel vs. The Howling Bones Label: Blue Rose Records zaterdag 8 september 2012 Meestal als Ray Wylie Hubbard iets naar voren schuift dan spits ik mijn oren. Bij het beluisteren van de debuut CD “The Shovel vs. The Howling Bones”, van de nog jong ogende Texaanse singer-songwriter Lincoln Durham, voelde ik meteen dat het goed zat. Durham vocale en gitaarkunsten liegen er niet om. Sterker nog, voorspel zelfs dat Ray Wylie’s ontdekking weleens één van de beste nieuwkomers van 2012 zou kunnen gaan worden. Durham zingt met een stem die sterk doet denken aan een Ray Lamontagne . Verder speelt hij een Goddelijk rauw gitaarspel. Het overkomt me de laatste tijd niet zoveel dat ik door die twee combinaties alleen, van kiet af wordt gepakt. Het eigentijds Durham geluid infiltreert moeiteloos in het stokoude Blues en bluegrass genre maar put ook uit de hedendaagse groovy beat kicks. Veelvuldigheid kent op deze plaat geen grenzen en tekstueel port Durham aan mijn verstandelijk denkvermogen. Mag dan wel niet meer zo piep zijn, Durham maakte echt iets in mij los. De CD kent elf tracks. De opener ‘Drifting Wood’, ‘Mud Puddles’, ‘How Does a Crow Fly’, ‘Love Letters’ en ‘Last Red Dawn’ komen naar mijn gevoel het best uit de verf. Niet dat de overige nummers van mindere kwaliteit zijn, in tegendeel zelfs, tekstueel vond ik ze het meest aansprekend. De landlopers en truckers (Trucker’ Love Song) krijgen een echte plaats en gaan hand in hand op deze plaat. Op Durham website kun je de teksten downloaden. Voor traditionalisten misschien een minpuntje maar eens het woordenspel tot je genomen te hebben klamp je jezelf vast en laat “The Shovel vs. The Howling Bones” je niet meer los. Grote kans dat Lincoln Durham dit jaar in de EU op pad gaat. Durham in Roepaen verwelkomen is dan ook een van mijn eerste goede voornemens. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 70 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Sonny Landreth Album: Elemental Journey Label: Proper vrijdag 7 september 2012 Doug Lancio is een uitermate kundige gitarist, daarover kan geen twijfel bestaan. Toch kon ik tijdens een recent concert van John Hiatt na een aantal liedjes de gedachte aan Sonny Landreth niet onderdrukken. Eind jaren tachtig maakte hij deel uit van The Goners, de begeleidingsband van Hiatt. Uitgezonderd Ry Cooder gaf niemand met zijn gitaar zoveel kleur aan de muziek van John Hiatt als Sonny Landreth. De virtuoos soepele swing, de cajun en zydeco, zijn sublieme slide-techniek en timing, de melodieën, allemaal verrukkelijk. Daarnaast heb ik ook grote bewondering voor de compositorische kwaliteiten van Landreth. In 1992 kocht ik Outward Bound, het vijfde album van Landreth. Alle voornoemde kwalificaties komen hier helemaal tot hun recht. Bovendien blijkt Landreth een meer dan uitstekend tekstschrijver. Als sociaal chroniqueur schildert hij treffend de portretten van de arme, niet zelden door een bitter lot getroffen medemens. Toen ik op zijn site de naam van William Faulkner tegenkwam, was ik dan ook niet verbaasd. Literatuur is kennelijk een belangrijke voedingsbodem voor Landreth. Na een obscure Duitse bootleg (Live at the Borderline in London uit 1995) verloor ik Sonny Landreth uit het oog. Wellicht omdat ik toen ook John Hiatt uit het oog verloor? Dat ik hem – op grond van muzikale argumenten – beter had kunnen blijven volgen, blijkt uit Elemental Journey, het elfde album van Landreth. Net zoals op eerdere platen treffen we ook hier een aantal vermaarde gasten. Het is zelfs meteen prijs: in Gaia Tribe klinkt de gitaar van Joe Satriani. Misschien mag ik hier wijzen op de twee albums die Satriani, Sammy Hagar, Chad Smith en Michael Anthony nog maar kort geleden onder de naam Chickenfoot hebben gemaakt? Fraai spul, mensen! Ondertussen, Elemental Journey lijkt aanvankelijk iets minder swingend dan Outward Bound. Wellicht dat het strijkje dat hier en daar meedoet, daarvoor verantwoordelijk is. Wanneer Passionola, track vijf, weerklinkt, zal menigeen echter gewonnen zijn voor dit sterke album. Samen met een andere gast, gitarist Eric Johnson, weet Landreth het op een lyrisch spelen te zetten. Prachtig orgel ook, bespeeld door Steve Conn. Feitelijk is dan het pleit beslecht en kan Elemental Journey zich voegen bij de grote instrumentale (elektrische) gitaaralbums in mijn kast: naast Marty Friedman, Lee Ritenour, Eric Johnson, Paul Gilbert en het Alex Skolnick Trio. Zal ik dan toch ook nog iets zeggen over de laatste twee albums van Testament? Nee, laat ik dat maar niet doen (het gitaarwerk van Alex Skolnick, wow…). Alle hier genoemde namen kennen grote verschillen in stijl. Maar ze zijn zonder uitzondering van grote klasse. Net als Sonny Landreth. Kijk, dat is nu werkelijk een bijzonder aspect van het leven, dat je na twintig jaar een plaat tegenkomt die je ook twintig jaar geleden had kunnen tegenkomen. Sterker nog, in feite tegenkwam. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 71 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Johnny Mastro and Mama's Boys Album: Luke's Dream Label: Rip Cat Records donderdag 6 september 2012 Aha, een nieuw bluesalbum van Johnny Mastro & Mama’s Boys uit Los Angelos. Niet dat ik daar nou zo reikhalzend naar heb uitgezien, maar eenmaal aan het draaien raakte ik toch in de ban van zijn rauwe interpretatie van de blues. Tegenwoordig is hij nog een van de weinigen die dat lukt, want ik vind het al snel vervelen. Luke’s Dream, zijn vijfde cd, doet dat echter geen seconde. Het album bezit vrijwel alles wat een blues/bluesrock -cd de moeite waard maakt. Prima songs, plezierige afwisseling van melodie, invulling en tempo, stuwende gedrevenheid en bovenal een strakke en vlammende uitvoering. In het openingsnummer Luke’s Stomp houden Mastro & Mama’s Boys zich nog redelijk kalm met een akoestische omlijsting, daarna gaan de sluizen open en word je meegezogen door de kolkende kracht van zijn gekwelde, brullende zang, de woest exercities op de mondharmonica en het snoeiharde, vervormde, maar effectieve uithalen op de gitaar, gespeeld door iemand die zichzelf Smokehouse noemt. Alle dertien nummers staan als het spreekwoordelijke huis, dat uiteraard ook te danken is aan het uitermate stevige fundament dat drummer Jimmy Goodall en bassist Michael Hightower daarvoor hebben gelegd. Sinds de cd The Black Album uit 2006 had ik geen ander releases meer van hem beluisterd. Behalve dat hij de Mama’s Boys blijkt te hebben ingeruild voor een andere lichting ‘moederskindjes’, blijkt ook dat oppas Johnny Mastro zich met deze crèchebezetting heeft opgewerkt tot het zeer hoge niveau van zijn beroemde plaatsgenoot, wijlen Lestler Butler van The Red Devils’. Bepaald niet kinderachtig allemaal. Huub Thomassen Artist: Angus Stone Album: Broken Brights Label: Nettwerk Records woensdag 5 september 2012 De muziek, het liedje ‘Paper Aeroplane’, van Angus & Julia Stone zou je moeten kennen van een reclame spotje waarvan mij de naam van het bedrijf helaas is ontsprongen. Dat zegt, tussen haakjes, overigens helemaal niets over de muziek maar wel over de manier waarop het gebracht werd, denk ik. Het uit Sydney, Australië afkomstige singer-songwriter duo kreeg de muziek met de paplepel ingegoten. Pa was zanger en gitarist van een behoorlijk succesvol coverbandje. Tot nog toe leverde het duo twee allerbeste albums af. A Book Like This (2007) en Down The Way (2010) kregen goede kritieken in de pers maar daar bleef het, volgens mij, dan ook bij. Daarna gingen broer en zus hun eigen weg. Julia bracht Memory Machine in 2010 uit en onlangs nog het subliem klinkende By the Horns. Angus experimenteerde in de tussentijd, onder het pseudoniem Lady Of The Sunshine. Het leek er zelfs even op dat Angus zijn muzikale carrière aan de wilgen gingen hangen. Dank God op de knieën dat dit laatste gelukkig niet gebeurd is. Angus Stone nieuwe plaat “Broken Brights” had ik dus voor geen goud willen missen. Stone intensieve folk rock doorkruist muzikale paden die bands als Wilco, singer-songwriter Jeff Buckley of Neil Young en Stephen Stills met Buffalo Springfield bewandelden. De titel track doet qua zangsfeer zowaar denken aan het liedje ‘Giving It All To The Wind’ van de The Orzark Mountain Daredevils. Folk liefhebbers gaan voor nummer als River Love en Monsters. Het kolkende Banjo getokkel, ondersteund door blaaspartijen, vloeien daar naadloos en geniaal ineen. Stone’s monotone geknepen zang in het zeer aanstekende Bird On The Buffalo zou zomaar een mega hit kunnen worden. Krijg ook geen genoeg van songs als The Blue Door, Only A Woman en Be What You Be. De laatste heeft absoluut weer hit potentie. Broken Brights voelt aan als een perfect uitgelezen boek. Je denkt de kloe te pakken te hebben maar hoe meer je er over nadenk roept het vragen bij je op. Het ongedwongen geluid past uitstekend bij de sfeer van de teksten die Broken Brights zo’n uniek plaat maakt. Yep we hebben hier weer een AmaZing TeN 2012 kandidaat. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 72 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dayna Kurtz Album: Secret Canon Vol I Label: Kismet Records dinsdag 4 september 2012 In de afgelopen jaren had ik het genoegen om ieder jaar één of meer optredens van Dayna Kurtz te mogen meemaken op het SXSW festival in Austin. Haar voorliefde voor mooie songs uit de wereldpopcatalogus viel daarbij op. Ooit hoorde ik haar solo het Franse ‘Parlez moi d’ amour’ doen en dit jaar een heel erg fantastische versie van het van o.m. van Mary Hopkin (producer: Paul McCartney) en Sandie Shaw bekende oud-Russische liedje met Engelse tekst uit de jaren 60 ‘Those were the days’, waarbij een klassiek geschoolde violist uit New York haar adembenemend mooi begeleidde. Die stem van Dayna, daar kan ze heel veel mee. Op haar nieuwe CD flirt ze met de jazz en de blues. Met een triobegeleiding van bas, drums en piano of B3 orgel (er is één liedje dat ze als duet met singer/songwriter Jack Williams doet met alleen diens gitaar als begeleiding, het zwoele ‘Call me darling’) speelt Dana gitaar en zingt de sterren van de hemel met die overtuigende diepe stem. De keuze van de liedjes is opmerkelijk: samen met een vijftal muzikale makkers diepte ze een negental vrijwel vergeten nummers uit de jazz- en blues catalogus op om die vervolgens op onnavolgbare wijze aan de vergetelheid te ontrukken. In de liner notes maakt opperliedvorser Athan Maroulis een vergelijk met Billie Holiday, die het in haar glorietijd altijd met tweede keuze liedjes moest doen (de beste liedjes gingen naar de blanke sterren uit die tijd) en daar altijd als grote overwinnaar uit tevoorschijn kwam. En zo is het met Dayna ook: de songs klinken alsof ze altijd in de tophonderd van mooie jazz/blues songs hebben gestaan. Overigens: het tiende liedje, ‘Not the only fool in town’ is van Dayna zelf en past naadloos in het geheel. We mogen hopen op een snelle komst van vol. 2, want ‘Secret canon vol’1’ is een regelrechte aanrader. Een voltreffer van de eerste orde, deze fantastische verzameling jazz- en blues songs van een topartiest, Dayna Kurtz. Fred Schmale Artist: Coyote Grace Album: Now Take Flight Label: Independent maandag 3 september 2012 Seattle is de thuisbasis van dit trio. Transgender (geboren en getogen in het verkeerde lichaam – in Joe’s situatie dus het lichaam van een vrouw) Joe Stevens (gitaar, banjo, tambourine, zang), Ingrid Elizabeth (bas, cajon, shakers, zang) en Michael Connolly (mandoline, bas, hammond orgel, piano, fiddle, rhodes, accordeon, elektrische gitaar, zang) brengen een moderne versie van folk, met een knipoog naar nostalgische folk en elementen van blues, bluegrass, soul en twang. Geen dertien-in-een-dozijn groep derhalve, met name door hun verrassende eigen stijl. Joe en Ingrid spelen samen sinds hun buskertijd in 2004 en hebben met deze ‘Now take flight’ hun vijfde CD aan de wereld toevertrouwd. Tien van de 11 nummers van de CD werden geschreven door Joe (7), Ingrid (2) en Michael (1). Het elfde liedje is een klassieker van ene Springsteen, ‘I’m on fire’, door Coyote Grace in geheel eigen stijl verwerkt. Ingrid was afgelopen juni in ons land als tour manager van de formatie ‘Girlyman’ en speelde tijdens de optredens enkele nummers mee. Het is dus nauwelijks verrassend te noemen dat Girlyman’s drummer J. J. Jones op vijf nummers speelt en dat de andere leden van de groep in Ingrid’s ‘Kansas’ meezingen. Voor de liefhebbers van licht experimentele folk is ‘Now take flight’ een heerlijke uitdaging. De groep laat horen dat ze heel goed in staat zijn hun muziek aan ons over te brengen. Het kost enkele luisterbeurten, maar dan ga je ervan genieten. Er gebeurt iets moois bij Coyote Grace. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 73 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Granville Automatic Album: Granville Automatic Label: Independent zondag 2 september 2012 Mag ik jullie voorstellen: Vanessa Olivarez (zang, tambourine) en Elizabeth Elkins (gitaar, zang). Het duo noemt zichzelf ‘Granville automatic’, naar een typemachine uit lang vervlogen tijden (19e eeuw, Vanessa verzamelt zulke machines). De liedjes die zij samen schrijven hebben diverse onderwerpen: de ‘Civil war’ (die bealchelijke onderlinge strijd tussen de noordelijke en de zuidelijke staten, 1861-1865, onstaan door verschil van mening omtrent de afschaffing van de slavernij en met meer slachtoffers dan in alle andere oorlogen (bij elkaar) waarbij de USA betrokken is geweest), ‘paarden’, alsmede allerlei historische gebeurtenissen in de USA. Deze volledige CD volgt op een live EP (8 songs) ‘Live from sun studio’, alleen te downloaden via iTunes. Voor deze heerlijke nieuwe CD hebben de dames een prachtige band tot hun beschikking met hoofdrollen voor een zingende pedal steel, een drijvende mandoline of banjo, een jubelende fiddle, en bijrollen voor dobro, wurlitzer, piano en trompet en uiteraard een prima ritmesectie, bas en drums. In ‘Blood and gold’ (‘the story of the Mustang, het paard wel te verstaan) horen we Mickey Raphael (Willie Nelson) op harmonica. e prima teksten zijn omgeven door heerlijke muziek, met ruimte voor solo’s met als hoogtepunt het meer dan zes minuten nemende slotnummer, het subtiel gedragen ‘Don’t come to Tennessee’, waarin Jon Scheffler Jr een heerlijke gitaarsolo laat horen met de mooie steel gitaar op de achtergrond en waarin de fiddle voor een prachtige afsluiting zorgt. Alleen dit nummer is de aanschaf van de CD al waard. Een regelrechte aanrader, deze ‘Granville automatic’. Ze duiken in de Amerikaanse geschiedenis, en met name die ‘Civil war’ levert mooie songs op – het volgende project (dit najaar is de bedoeling) is een CD met liedjes over de ‘civil war’, die op de Lomax manier op locatie worden opgenomen op de slagvelden, waarvan een behoorlijk aantal in stand wordt gehouden als herinneringsparken. We zijn benieuwd naar het resultaat. Maar voorlopig hebben we dit heerlijke werkstuk al, waarin de prachtige melodieën de teksten prettig ondersteunen. Ik vind het een uitermate lekkere CD, een echte ‘groeibriljant’. Fred Schmale Artist: BettySoo & Doug Cox Album: Across the borderline: More lies Label: Continental Song City zaterdag 1 september 2012 Nog maar een jaar geleden mocht ik jullie informeren over de samenwerking van de Austinse BettySoo, een tweede generatie Koreaanse met een dijk van een stem en een uitstekende songschrijfpen en de voortreffelijke Canadese dobroïst Doug Cox, een grootheid in zijn land (sinds 1994 op een gigantisch aantal CD’s van anderen te horen). Het duo noemt zichzelf ‘Across the borderline’ ze houden beiden erg van het liedje met die titel (Kate Wolf) en leven duizenden mijlen uit elkaar, vandaar. ‘Lie to me’ was vorig jaar hun debuut, waarover ik schreef: ‘Lie to me’ is een wonderschoon ingetogen album van louter prachtige songs, waarop BettySoo prachtig zingt en Doug Cox voor een schitterende begeleiding zorgt op met name zijn resophonic guitar (zeg maar dobro). De opvolger gaat op dezelfde voet voort, dus wederom een aantal bekende en minder bekende juwelen, opgepoetst en bewerkt door ons tweetal. Wat een onbetwistbaar mooie selectie songs bevat deze CD. Behalve twee Woody Guthrie songs (hij werd 100 jaar geleden geboren) is er een vroeg nummer van Jerry Jeff Walker (het zeer gevoelige ‘Morning song to Sally’) en een heerlijke instrumentale versie van George Harrison’s ‘While my guitar gently weeps’. Maar de grootste verrassingen zijn een paar (mij) onbekende liedjes: ‘Loose diamond’ (Jo Carol Pierce), ‘Heartaches and the old pains (Charle Faye), ‘Rain just falls’ (David Halley) en de afsluiter ‘Everybody thinks you’re an angel’ van Amy Allison (gezongen door Doug met zijn aparte stem, met BettySoo op accordeon). De meeste vocalen zijn van BettySoo, Doug zingt tweede stem op een song en doet behalve ‘Everybody….’ Ook Angel eyes’ (Willis Allan Ramsey, BettySoo doet hier de tweede stem) solo. De opvolger verslaat het debuut. Het tweetal is als duo duidelijk beter op elkaar ingespeeld dan toen, de keuze van de songs is verrassender en gevarieerder. En de prachtige zang van BettySoo en de heerlijke gortdroge resonator van Doug zijn wederom onovertroffen raak Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 74 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Second Line Jazzband Album: Get Out Of Here Label: Independent vrijdag 31 augustus 2012 Scandinavië was in mijn jeugd al een leverancier van leuke tradjazz ofwel Dixieland ofwel New Orleands Revival muziek. Opvallend was de repertoirekeuze. Eén van mijn eerste aanschaffen ooit op muziekgebied was de single ‘Schlafe mein Prinzchen’ van de Deense Papa Bue’s Viking Jazz Band (1960), een bewerking van een stukje klassieke muziek. De ‘Second line jazzband’, opgericht in 1989, komt uit Zweden, waar deze CD, hun 13e (!!) sinds 1994, op 26 en 27 februari 2012 is opgenomen in Göteborg. De bezetting is traditioneel voor dit soort muziek: trompet, trombone, clarinet/saxofoon, banjo, bas en drums. De blazers zorgen tevens voor de zang. Er is op een paar nummers wat hulp van buitenaf, waardoor piano en gitaar hun opwachting maken. Leuk voor de variatie. Ook hier een diversiteit in het repertoire: naast genre-standards als ‘Bourbon Street Parade’ en ‘St James infirmary’ en een nummer van Kid Ory, ‘Get out of here and go home’ klassiekers uit het American songbook (‘Taking a chance on love’, ‘If you were the only girl in the world’), uit de folk (‘Littlen Liza Jane’, maar ook versies van ‘Don’t think twice, it’s allright’ (Dylan), ‘Jamaica farewell’ (o.m. bekend van Harry Belafonte), een juweeltje van Django Reinhardt (‘Swing 42) en zowaar een eigen nummer (‘Monday morning’, de meest bezongen ochtend van de week). ‘Get out of here’ van de Second Line Jazzband is een lekker frisse CD met stereotiepe trad jazz. Leuke repertoirekeuze, lekker vet gespeeld en gezongen. Voor de liefhebbers van dit soort muziek een lekker hapje. En geschikt voor elk feest, zowel in de zomer als in de winter Fred Schmale Artist: Sleepy Driver Album: In A Low Dark Light Label: Black Bell Productions donderdag 30 augustus 2012 In A Low Dark Light is het tweede album van de Canadese countrypopgroep Sleepy Driver. In 2009 was er het debuut Steady Now, dat twee jaar later nog eens met vier extra tracks opnieuw werd uitgebracht voor de internationale markt. De plaat werd met positieve kritieken ontvangen, maar zelf liep ik nauwelijks warm voor de weliswaar vlotte, lichtvoetige, maar voornamelijk luchtige, radiogeschikte liedjes. Die muzikale invulling en sfeer is op In A Low Dark Light niet verdwenen, maar de melodieën bezitten wel meer body doordat de teneur iets soulvoller en spannender is. Ze beklijven meer, al mis ik ook nu een zekere emotionele diepte, temeer omdat zowat alle nummers gaan over pijnlijk aflopende liefdes. Het klinkt me daarom nogal onbekommerd, maar dat kan natuurlijk ook door opluchting het geval zijn. Hoe het ook zij, tekst en muziek mogen dan voor mijn gevoel niet helemaal met elkaar stroken, de kunst van het schrijven van vernuftige en compacte popliedjes verstaat Peter Hicks heel goed. Daarnaast is hij coproducer, bespeler van gitaar, mandoline, synthesizer en beschikt over een heldere, maar niet al te kleurrijke stem, die hij bijna op een achteloze manier laat klinken. De absolute spil van de band. De groepsbezetting rondom Hicks is dezelfde als vorige keer, met gitarist Ethan Young- Lai (tevens coproducer), drummer Barry Hughes, toetsenist John Heinstein en bassist Mike Hatheway. Plus de incidentele inbreng van Dave Palmer op pedal steel en van Shyanne McWilliams en Ryan Lamey voor de achtergrondvocalen. In A Low Dark Light is een solide, countrygesausde popplaat, die niettemin een wat ambivalent gevoel bij me achterlaat. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 75 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jason Serious Album: Under Cover Folk Label: Independent woensdag 29 augustus 2012 Jason Serious kende ik niet. Het is een in Baltimore geboren Amerikaan die nu in Munchen woont met zijn Oostenrijkse vriendin Claudia. In 2009 maakte hij zijn debuut als songwriter met de indie rock band Flea Market Poets. Maar zijn liefde ging ook uit naar meer folk en country geöriënteerde songs, vanaf 2010 nam hij regelmatig liedjes op in dit idioom op allerlei locaties, waarbij hij steeds gebruik maakte van de ter plekke aanwezige musici en studio’s. Zijn solo-CD ‘Undercover folk’ is nu een feit. En het moet gezegd, het is een hele leuke en interessante schijf geworden. Vanaf het eerste nummer wordt je meegesleept in Jason’s folkpopwereld. Inclusief Jason (gitaar, piano en orgel) spelen er 14 mensen mee, een bonte variëteit aan instrumenten is zodoende te beluisteren. Behalve de obligate bas en drums horen we mandoline, banjo, viool, pedal steel, accordeon, piano, trompet en trombone. Een bonte stoet van originele liedjes bereiken de oren van de luisteraar, de auteur is Jason zelf, met op één nummer hulp. Persoonlijk ben ik zeer te spreken over ‘Everybody’s somebody’s beautiful’ (Op ieder potje past een deksel, immers), het New Orleans jazzy ‘Met Jack Kerouac’, het vrolijke folky ‘Mansions’, het ook al vrolijke Beatleske ‘Purple eyes’ en de heerlijke afsluiter ‘Buckets of gin’ (met een begin dat lijkt te zijn opgenomen in een gezellige bar). De titeltrack is een rockend Byrds-achtig niemendalletje. ‘Undercover folk’ is een heerlijke CD met 10 sterke songs. Er wordt enthousiast gemusiceerd en de stem van Jason is prima, zijn invloeden zijn meer Europees dan Amerikaans, waardoor je regelmatig denkt dat het een CD uit de UK betreft. Fred Schmale Artist: Wrinkle Neck Mules Album: Apprentice To Ghosts Label: Blue Rose Records dinsdag 28 augustus 2012 Lag het accent van het debuut Minor Enough in 2003 nog voornamelijk op bluegrass, op iedere daarna uitgekomen cd heeft de vijfkoppige band Wrinkle Neck Mules uit Richmond, Virginia, geleidelijk de bakens verzet richting altcountryrock. Op hun vijfde album Apprentice To Ghost gaat de groep nog iets verder, door er porties classicrock aan toe te voegen. Daarmee plaats de groep zich in het kielzog van bijvoorbeeld The Outlaws, Go To Blazes, The Dashboard Saviours en The Bottle Rockets. Om maar eens een paar namen te noemen, want de rij bands die zich op dit onderdeel van de country toelegt, is bijna eindeloos lang. Maak dan maar eens een plaat die boven het maaiveld uitstijgt. Er boven uitstijgen is dan ook niet echt gelukt, maar van grauwe middelmaat is evenmin sprake. Countryrockliefhebbers (onder wie ikzelf) zullen de plaat zeker positief waarderen. De live sound is immers lekker losjes, aanstekelijk, direct en heel gedreven. Het zijn pluspunten die de solide songs (op het obligate Central Daylight Time na), mede door de hoge meezingfactor, zeer geschikt maken voor het podium en de autoweg. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 76 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Joe Nolan Album: Goodbye Cinderella Label: Rootsy.nu maandag 27 augustus 2012 Niet zelden, zo weten wij hier in het Café, wordt er in kringen van rootsmuziek en americana, de loftrompet over een album gestoken dat deze loftrompet op de keper beschouwd eigenlijk niet verdient. Het is eigen aan gezelschappen die, stilzwijgend, arti et amicitiae als motto hebben om het werk ‘uit eigen kring’ wat meer goedgunstig te onthalen dan het werk uit ‘andere kringen’. Al kan je de bezoekers van een site niet als een gezelschap omschrijven en is vriendschap hier dus een te groot woord, een zekere muzikale verwantschap tussen de bezoekers mag toch wel worden verondersteld. Ook hier in ons Café houden we, gemiddeld gezien en zeker niet te allen tijde, maar toch, meer van Townes van Zandt dan van James Hetfield. De receptie van Goodbye Cinderella van de jonge Canadees Joe Nolan lijkt het voorafgaande te bevestigen. Vergelijkt u de recensie op Kindamuzik - http://www.kindamuzik.net/recensie/joe-nolan/goodbyecinderella/23041/ - maar eens met de recensie op Altcountry - http://www.altcountry.nl/blog/2012/07/joenolan/. Hier in het Café zijn we van mening dat beide recensies een kern van waarheid bevatten: Goodby Cinderella is geen meesterwerk én Goodby Cinderella is een bijzonder mooie plaat. Allereerst de productie en, met een fraai oxymoron, het geluidsbeeld. Onze gedachten gaan niet zozeer uit naar Daniel Lanois als wel naar Mark Howard, de Man van Geluid van bijvoorbeeld zowel Oh Mercy als Time Out Of Mind van Bob Dylan. Wie het door Mark Howard geproduceerde Witness van Nathaniel Street-West hoort (een prachtig album uit 2006 dat door menig maas van menig net is geglipt) nadat hij het door Colin Linden geproduceerde Goodbye Cinderella heeft beluisterd, begrijpt dat de kracht van het laatstgenoemde album vooral in het geluid schuilt: een omfloerste helderheid waarin de liedjes genoeglijk dobberen. Dit dobberen, zo begrijpt u, is hier en daar ten onrechte aangemerkt als kabbelen. Terecht is er aandacht voor de fabuleuze muzikanten die Nolan terzijde staan: drummer Bryan Owings, bassist Dave Roe, toetsenist Spooner Oldham en mondharmonicaspeler Charly MCCoy. Veel te weinig aandacht is er echter voor de goede teksten van Nolan, die, indachtig de titel van dit album, vooral over Haar gaan. Dat sluit een verrassing als My Closest Sheep echter niet uit. Hierin spreekt Jezus, hangend aan het kruis, Maria Magdalena toe. Mary I see my mother standing next to you Mary I love her she’s the wood I’m nailed to Zeker, na het vijfde liedje gaat het niet vanzelf meer, het luisteren. Dat wil zeggen, Goodbye Cinderella vraagt om enige aandacht. Wellicht kunnen liefhebbers deze toewijding, juist vanwege de amicitia wat eerder opbrengen? U hoort dan de fraaie touch of soul van de gitaar van Colin Linden in Where Do I Go From Here, het achtste liedje. En ook een uitstekend liedje als Don’t Take My Picture (het negende) waarin MCCoy fraai door de kieren blaast. Kortom, Goodbye Cinderella mag dan niet zó goed zijn, het is wél beter. En dat ‘naBobben’ van de grote Zimmy, het verwijt dat Nolan hier en daar wel wordt gemaakt? Het lijkt ons, al is er een zekere verwantschap tussen de twee te bespeuren, een onterecht verwijt. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 77 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: San Francisco Music Club Album: Love & Freedom Label: SFMC Records zondag 26 augustus 2012 Op de foto van het inlegvelletje (4 kantjes) van hun debuutCD staat een bont uitgedost zevental, twee dames en vijf heren. De oprichters, gitaristen/singer/songwriters Jimmie Dillon en Lorin Rowan, hebben een lange staat van dienst als begeleiders van o.m. resp. Springsteen/John Lee Hooker/BBKing/ Sting en Jerry Garcia/Steve Miller/Levon Helm/Little Feat/Stephane Grapelli. Lorin is de broer van de Americana-grootheid Peter Rowan en maakte lange tijd deel uit van The Rowan Brothers. De vijf medeleden van hun nieuwe project The San Francisco Music Club spelen bas, drums, sax/harmonica, trompet/percussie of zingen (Sakai, één van de twee vrouwen in de club). Daarnaast zijn er bijdragen van anderen op piano, trombone, viool en Keltische harp. Het primaire doel van SFMC is om de mensen aan het dansen te brengen, de band doet dat via een ruim 65 minuten durende CD met een popmix van reggae, funky New Orleans grooves, R&B, latin jazz en folk. Hun credo klinkt in het voorlaatste nummer (de afsluiter is een akoestische herhaling van ‘Love can be’, de titeltrack ‘Love & Freedom’, een prachtige en vooral zonnige Mardi Gras achtige ode aan de blijheid: ‘Forget your troubles, get up & dance, forget your worries. Come on, come on, give peace a chance. It’s not too late to light up your fire’ etc. Voeg daarbij het prachtige in Latin jazz gedoopte ‘Te qiero’ en de reggae cover van het bekende ‘You’ve lost that lovin’ feelin’’ (Cynthia Weil/Barry Mann/Phil Spector) en je hebt de absolute hoogtepunten van de CD te pakken. Apart is de verstilde rust met de Keltische harp in de akoestische versie van ‘Love can be’, een nummer dat doet denken aan Lennon/McCartney’s ‘Let it be’. ‘Love && Freedom’ van de San Francisco Music Club is één van de meest aanstekelijke pop-CD’s die ik in tijden heb gehoord. You can’t sit still. Fred Schmale Artist: Linda McRae Album: Rough Edges & Ragged Hearts Label: Independent zaterdag 25 augustus 2012 De Canadese singer-songwriter Linda McRae is actief in de muziek sinds 1978. Ze speelde in een flink aantal groepen, van 1988 tot 1996 maakte zij deel uit van de populaire Canadese folk-rock groep ‘Spirit of the West’ en was betrokken bij maar liefst 8 CD’s van deze groep. Na 1996 gaat Linda solo en dat levert met ‘Rough edges & ragged hearts’ haar vierde solo-CD op. Linda schreef 9 van de 11 songs op dit album zelf, vijf ervan samen met echtgenoot James Whitmire, met wie zij sinds 2008 woont en werkt in Nashville. De twee covers zijn een overtuigende ‘Ramblin’ man’ van Hank Williams sr, hier solo gebracht door Linda met alleen haar stem en haar clawhammer banjo, en het prachtige ‘In the valley below’ van Charlie Stephenson met Linda op diezelfde banjo en accordeon en Samantha Parton (ex ‘Be good Tanya’s’) als tweede vocaliste. Helemaal mooi. Linda is ook te horen op gitaren en bas. In de verrukkelijk kleinschalige en subtiele begeleiding horen we medeproducer Marc l’Esperance (fiddle, drums, spoons, jaw harp, gitaar en zang), Doug Cox (dobro), Stephen Nikleva (elektrische gitaar), Tommy Babin (staande bas), Gurf Morlix (gitaar, bas, zang) en Ray Bonneville (harmonica, gitaar). In de overheerlijke gospelachtige afsluiter ‘Be your own light’ horen we The Sojourners en het McRaezie Choir, het wordt aldus een uitermatige waardige afsluiter. Linda heeft haar eigen folkmengsel samengesteld uitgaande van Canadees/Amerikaanse standaardfolk met een vleug country, een toefje blues, Keltische invloeden en een Appalachian old-timey sausje. Haar stem is lekker robuust en apart. De teksten handelen over liefde, het Amerikaanse leven, hoop na een verblijf in de gevangenis, geweld in kinderliedjes en een verhalende song over Townes van Zandt (‘The outlaw jacks cried a silent tear for a friend they couldn’t save, and if by chance you had listened you could almost hear them say ‘we could have had him any day, we only let him go so wrong out of kindness I suppose’’ (de kenners begrijpen het). Linda McRae verdient veel meer aandacht dan zij tot dusver heeft gekregen. Haar ‘Rough edges & Ragged hearts’ is een prachtCD met heerlijk pure folkmuziek. De variatie in songs en begeleiding is voortreffelijk en zorgt ervoor dat de CD van begin tot eind heel boeiend blijft. Luistertip. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 78 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jason Heath & The Greedy Souls Album: Packed For Exile Label: Still Small Recordings vrijdag 24 augustus 2012 Californië is een staat waar de zon veel schijnt. Singer-songwriter Jason Heath met zijn band ‘The Greedy Souls’ brengen de fijne songs van Heath met veel zon in hun vingers. Lekkere feestmuziek, vlot gebracht en geen scheutige toestand: 14 nummers en ruim 61 minuten. ‘Packed for exile’ is de tweede CD van Jason Heath. Deze echte ‘band CD’ weeft zijn muziek rondom de elektrische gitaren van Heath en Aaron Gitnick met een heerlijke inbreng van met name de accordeon (naast orgel en melodica) van Jason Federici (Springsteen-fans veren op, ja, hij is de zoon van de te vroeg overleden E-street ace Danny Federici). Heath brengt ook harmonica en banjo in, de band wordt gecomplementeerd door bassist Will Mack en drummer Abe Etz (sinds de basisschool de beste muzikale vriend van Heath). Verder is er inbreng van lapsteel, meer gitaren, piano, glockenspiel, viool/viola en ‘pickin’ bow’. De openers zetten direct al de toon, na het heerlijke feestelijke niemendalletje ‘California wine’ (‘She’s drinkin’ Californian wine, she lost her mind. I hear she’s doing fine, she’s high all the time on California wine’. Om heerlijk mee te brullen (zie de video op Youtube) volgt één van de fraaiste beschrijvingen ooit van een mooie vrouw in ‘Sacred geometry’ : ‘I see your angles and I feel your shapes (So soft and round). Caught in your maze I won’t ever escape (I’ll never be found). I know you got it, honey, show it to me. I need your sacred geometry). Een lekker Americana-werkstuk, een heerlijk vrolijke mix van country, folk, rock en blues, dit zonnige ‘Packed for exile’ van Jason Heath and The Greedy Souls. De zangstem van Heath is licht gruizig en dito hees, lijkt wel wat op de stem van Springsteen. O.m. zeer gesachikt als achtergrond bij een zonnige barbecueparty. Fred Schmale Artist: Don Williams Album: And So It Goes Label: Sugar Hill Records donderdag 23 augustus 2012 Don Williams, The Gentle Giant of country music, is back! In 2004 verscheen zijn tot dusver laatste album, in 2006 deed hij zijn afscheidstour, maar het bloed kruipt… Dus is er op zijn 73e een nieuwe CD met 10 kraakverse nummers en dezelfde producer als weleer (Garth Fundis). Duidelijk is dat de man, die in 1964 zijn eerste bekendheid verwierf als lid van de toen zeer populaire folk-popgroep The Pozo Seco Singers, zijn mooie diepe baritonstem zonder verval kan laten klinken. Ook duidelijk is dat Fundis en Williams wederom een tiental goed in het gehoor liggende, bijna fosfaatvrije liedjes wisten te selecteren voor deze nieuwe collectie. En uiteraard – Don werd na de Pozo-Seco’s gecontracteerd als songwriter – schreef Don op liedjes mee, zij het slechts bij twee. En uiteraard is de begeleiding weer even onberispelijk als altijd, geen zwaar elektrisch geschut, een mooie fiddle, een lekkere steel gitaar, bas, drums, wat strijkers. Alles bij elkaar goed voor een zeer aangename prettig in het gehoor liggende CD met lieve teksten. Neem bijvoorbeeld ‘I just come here for the Music’, een duet met – jawel – Allison Krauss: ‘I just come here for the music, I get lost here in the sound, I ain’t looking for nobody, I could buy another round. Don’t that fiddler play so lonesome, don’t that singer sound so good, I just come here for the music, how about you’. Genoeg gezegd. Lekkere, aangename soft-country CD. Geen plichtplegingen, just feel-good music. Don is back! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 79 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dean Owens Album: New York Hummingbird Label: Songboy Records woensdag 22 augustus 2012 Dean Owens is een singer-songwriter uit Edinburgh, Schotland. Ooit was hij voorman van de Schotse Americanagroep The Felsons, met ‘New York hummingbird’ is hij aan solo-album nummer 4 toe, na twee in Schotland opgenomen albums en één in Nashville werd de nieuweling opgenomen in New York en New Jersey en ca. 13 % in Glasgow. De begeleiding is in handen van ‘The New York Valentines’ onder leiding van singer-songwriter Dave Derby (die de song ‘Wander on’ inbrengt en voor de productie zorgt) met in drie nummers hulp van ‘The Nashville three’ met daarbij Jen Gunderman (‘Jayhawks’, ‘Last train home’) op keyboards. Het prettige vrouwelijke achtergrondgeluid komt van Kendall Jane Meade of Renée Labue. De muziek is een softpop versie van Americana met een vleugje Engelse folk en doet soms denken aan Iain Matthews in zijn rustige momenten. Dean brengt mooie, stemmige, melodieuze muziek. Zijn stem is heel prettig, wel een beetje monotoon, en zit in de wat hogere regionen. De begeleiding is goed, de twee liedjes met alleen Dean en zijn gitaar en stem staan goed getimed op nummer vijf (‘Lost time’) en 10 (‘New York hummingbird’) en laten horen dat Dean solo goed doorkomt. ‘New York hummingbird’ is een aardige CD van een goede singer-songwriter die voldoende eigens brengt om te blijven hangen. Americana met een Brits randje Fred Schmale Artist: Deanna Cartea Album: Open Road Label: Socon dinsdag 21 augustus 2012 Een debuut CD, deze ‘Open road’ van de Canadese schone Deanna Cartea. Deanna werd geboren in de Canadese prairies, in Regina, Saskatchewan, maar verhuisde naar de westkust van Canada (British Columbia, BC dus). Daar heeft ze geruime tijd in sociale instellingen gewerkt, waar zij de inspiratie voor haar eigen liedjes opdeed. De CD werd opgenomen in Vancouver onder productionele leiding van haar echtgenoot Kris Anders (die in twee liedjes meewerkte) en met begeleiding van locale musici: Tim Hearsey, Joe Stanton en Michael Hummond afwisselend op lead gitaar (voornamelijk elektrisch), Susann Richter op orgel, accordeon en harmonie vocalen en Jay Johnson op drums. Deanna zelf speelt akoestische gitaar en zingt, zowel solo als achtergrond. Als muzikale invloeden noemt zij KT Tunstall en Damien Rice. Dus hebben we te maken met popgetinte muziek. Deanna’s stem is een beetje hees en helaas vrij vlak. Datzelfde beeld, vlakheid, geldt helaas ook voor de songs. Weinig variatie dus. Haar teksten zijn zoals gezegd sociaal gevoelig en handelen voornamelijk over relaties. Relaties van anderen of privé, dat is niet duidelijk. In ‘It’s another day’ is de man in het verhaal getroebleerd: ‘It’s another day..you rise and shine, you hear the kids laugh with your wife outside. You’ve got a secret but they don’t know, it seems…you’ve lost your purpose..or so it goes’. De ikpersoon gaat dan therapeutisch praten, zodat er sprake zal zijn van een beroepservaring. En vrijwel alle liedjes hebben zo’n invalshoek. ‘Open Road’ van Deanna Cartea is een modale popCD, niet opvallend, maar ook niet echt matig. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 80 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Robert Burton Hubele with Brad Steckel Album: Highway Of Dreams Label: Independent maandag 20 augustus 2012 Vorig jaar besprak ik op deze pagina’s de CD ‘I get lonely’ van de Canadese singer-songwriter Robert Hubele (geboren en getogen in de prairies in het zuiden van Alberta, Canada, inmiddels woonachtig in Vancouver. Hij was er vroeg bij: op zijn veertiende had hij zijn eerste baantje (in een staalfabriek), hij leerde zichzelf de gitaar en dobro te bespelen en op zijn 21e schreef hij zijn eerste song, in 1984 won hij de Canadian Songwriting Contest, in 1988 verscheen zijn eerste CD. Over ‘I get lonely’ (2011) schreef ik: de muziek is een mengsel van blues en jazz, in een zachte variant. Geen heftige toestanden, maar eenvoudige ‘down to earth’ teksten. Na ‘I get lonely’ uit 2011 komt nu al nummer acht, ‘Highway op dreams’, waarvoor eenzelfde beschrijving past. Net als alle voorgaande CD’s is ook deze nieuweling gevuld met eigen songs. Robert neemt alle vocalen voor zijn rekening, de belangrijkste begeleider is mede-producer, opnametechnicus, gitarist, bassist, drummer en percussionist Brad Steckel. In drie nummers hebben we een uitgebreidere bezetting en horen we afwisselend hammond B-3, piano, accordeon, viola en tenorsax. In het prachtige soulvolle en jazzy ‘Don’t worry baby’ neemt een drietal onder de naam ‘The heavenly choir’ de achtergrondzang voor zijn rekening. Nog jazzier klinkt het met een Latin ritme opgesierde ‘Late night games at the midnight café’, met name door het prachtige jazzy pianospel van ene Kristian Alexandrov en de heerlijke B-3 solo van Joey DeFrancesco, de stem van Hubele doet in dit nummer heel veel denken aan die van landgenoot Leonard Cohen. ‘Highway of dreams’ is net als zijn directe voorganger een sympathieke en zeer toegankelijke CD van een prettige bluesy en jazzy singer-songwriter. Het geheel heeft net dat beetje meer variatie, met name in de Fred Schmale Artist: Ben Glover Album: Do We Burn The Boats Label: Independent zondag 19 augustus 2012 Misschien kennen jullie Ben Glover van zijn drie vorige albums of van zijn tournee samen met Mary Gauthier, maar voor mij is zijn vierde album “Do We Burn The Boats”, de eerste kennismaking. Deze Ierse singersongwriter beschikt over een bovengemiddeld stemgeluid, schrijft en componeert een tiental prachtige liedjes op zijn nieuwe plaat. Wie bereid is een aandachtig oor te leggen komt tot de ontdekking dat deze plaat over een behaaglijke melancholische en emotionele toonzetting beschikt. De accenten worden luister bijgezet door gedoseerde cello en viool partijen en traag slepende orgel tonen. Multi-instrumentalist Neilson Hubbard (Seth Walker, Matthew Ryan) produceerde deze plaat. Hij moet het als een uitdaging gezien hebben om de uit Glenarm (Belfast) afkomstige roots van Glover te beteugelen en samen te smelten met de nodige Americana invoeden. In de opener ‘Whatever Happens Will’ is meteen hoorbaar dat er een interessante poëtische storyteller in hem huist. In liedjes als ‘Memo’ en ‘A Thousand Suns’ trekken ukelele, handgeklap, mandoline en elektrische gitaren samen op om vervolgens samen te smelten met perfect uitgevoerde backing vocals. Leg in deze liedjes zowaar een link naar Bon Iver. Tom Petty zou het radiovriendelijke deuntje ‘War To Believe (All This Time)’ graag hebben opgenomen en uitgedragen hebben. Glover schreef samen met Mary Gauthier de afsluiter ‘Rampart Street’. Gevoelens en expressies worden tekstueel gedeeld en je snapt dan ook meteen waarom de Gauthier en Glover componenten kloppen. Ben Glover is erin geslaagd, op basis van een zeer getalenteerde producer en een stel uitstekende muzikanten, een bonte verzameling van interessante songs te maken. De intieme emotionele en persoonlijke gebeitelde liedjes groeien bij iedere luister beurd. “Do We Burn The Boats” is een kredietwaardig album waarop ik absoluut durf in te zetten. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 81 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Waz e James Album: Noisy Trucks Label: Independent zaterdag 18 augustus 2012 Waz E James is een Australische singer-songwriter, geboren en getogen net buiten Melbourne. Al meer dan 20 jaar beweegt hij zich voort in de Australische muziekwereld, kreeg de nodige bluesinvloeden mee (zijn buurman in Melbourne was Harvey James), zong en speelde grunge pop in de band Brokenheads en komt eind 2011 tevoorschijn met deze countryrock CD ‘Noisy trucks’, zijn vierde met de Waz E James band, bestaande uit Waz zelf (vocals, akoestische gitaar), Pete Fidler (dobro, lap steel en mandoline), drummer Dave Major en bassist Alan Brooker. Alleen bassist Brooker horen we niet op deze nieuwe CD, de bekende veteraan (hij leidde ooit ‘The Flying Burrito Brothers’) John Beland neemt het van hem over en speelt en passant ook elektrische en akoestische gitaar, banjo, harmonica, mandoline, keyboards, percussie en accordeon en zingt de harmonie vocalen. De invloed van Beland is dus zeer aanwezig, hij produceerde de CD en nam ook de opname voor zijn rekening. De veertien songs zijn op één na, het welbekende ‘Alcohol & pills’ van onze vriend met Friese roots, Fred Eaglesmith, van de hand van Waz zelf. Waz heeft overigens een stem waarvan vele onbevooroordeelde luisteraars zouden zeggen: ‘Deze man kan absoluut niet zingen’. Maar wij weten wel beter: zo’n ‘stem’ brengt emotie over en dat is wat onze Waz beslist doet. Hij bromt en gromt zich door een serie mooie songs heen en het drietal begeleiders zorgt voor een verrukkelijke omgeving. ‘Noisy trucks’ van Waz E James is een typische singer-songwriter CD. James weet hoe hij zijn songs moet vertolken, Beland weet als geen ander hoe je een mooi muzikaal palet creëert. Lekkere country-rock dus (ik vraag mij af wat google translate doet met het woord ‘lekker’ (antwoord: ’nice’, maar dat dekt bij lange na niet de lading van het woord…, net zo min als delicious, tasty, yummy, tempting, snug, enticing, dainty of luscious. Niets is zo lekker als ons eigen ‘lekker’). Fred Schmale Artist: Jeff Larson Album: The World Over Label: Red Bell Recordings vrijdag 17 augustus 2012 De tiende CD van de Californische singer-songwriter Jeff Larson heet ‘The World over’. Jeff’s muzikale landschap is te vinden in het Californië van de jaren 70 van de vorige eeuw. Verwacht dus vocalen als destijds Crosby, Stills & Nash met de begeleidende gitaarakkoorden. Voor de zang tekent Jeff met hulp van Jeddrah Schmitt (dochter van Timothy B. Schmitt van o.m. The Eagles), Dewey Bunnell (van de groep ‘America’, ook al een icoon uit de jaren 70), Jeffrey Foskett (Brian Wilson) en producer Hank Linderman. Larson, Linderman en Bob Brozman bespelen een ongekend grote diversiteit aan gitaren. Wat te denken van Turbo Diddly gitaar, Bear Creek Hawaiian slide gitaar, Gandharvi gitaar (merk uit India), Kabosi, Resophonic ukulele en charanga (uit de traditionele muziek van de Andes). Gewone elektrische en akoestische gitaren zijn er ook, en de national resophonic gitaar en de baritone acoustic gitaar. Plus natuurlijk bas, drums, piano, harmonica, keyboards. Alle songs zijn van Jeff en zijn het gevolg van observaties in het dagelijkse leven. Dat kan dus ook in Amsterdam plaatsvinden (het heerlijk dromerige ‘This morning in Amsterdam’), het weerbericht betreffen (‘Monday clouds, Tuesday rain’ als metafoor voor een moeizame relatie) of gewoon je lekker voelen (‘Reason to be near you’). En altijd is er het Californische sausje, een softpopsaus met lekkere zang en fijne gitaarpartijen. ‘The world over’ van Jeff Larson is een hele aangename softpopCD. Goede liedjes, prima zang en heerlijke begeleiding. Voor fans van ‘America’ (de groep), The Eagles en Crosby, Stills & Nash. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 82 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: KIN Album: Songs By Marty Karr & Rodney Crowell Label: Vanguard Records donderdag 16 augustus 2012 Ik hoor jullie al denken: Rodney Crowell ken ik, maar wie is Mary Karr? En wat wil dat KIN (‘familie’) zeggen? Daar komt het: Mary Karr is momenteel professor (Engelse taal) aan de universiteit van Syracuse. Ze is geboren in 1955 en is na een serie baantjes volgend op een hippie-leven, gedoopt in de poëzie, bekend geworden met een enorme bestseller: ‘The liar’s club’ (1995). Ze ontmoette Rodney Crowell in 2002 in New York en uit hun gesprekken bleek dat Rodney en zij dezelfde rottige jeugd hadden ondergaan met drinkende ouders en veel ongemak, ze waren dus KIN van elkaar in dat opzicht. De poëtische kant van Mary trok Rodney wel aan en er ontstond een behoefte om samen liedjes te gaan schrijven. Het resultaat valt nu te beluisteren en ik ben helemaal om. De tien weergaloze (zonder overdrijven, hoor) liedjes worden gezongen door Rodney (vier, waarvan één samen met Kris Kristofferson), Norah Jones (met Emmylou in de harmonie), Vince Gill, Lucinda Williams, Lee Ann Womack, Rosanne Cash en Emmylou Harris. De opnames zijn op verschillende locaties gedaan (drie verschillende in Tennessee, w.o. Nashville), Californië en NYC), afhankelijk van de lead vocalist, maar altijd met Rodney op gitaar. Verder horen we mandoline, fiddle, steel gitaar, piano, orgel, concertina, cello en uiteraard gitaar, bas, drums. De namen van de begeleiders zullen vele kreten van herkenning oproepen: Dennis Crouch (bas), Steuart Smith (gitaar), Larry Franklin (fiddle) en Tommy White (steel gitaar) zijn er bij, naast een boel anderen. De songs handelen over relaties (‘Just pleasing you’, ‘Anything but tame’, ‘Sister, oh sister’), verlangen (‘Hungry for home’, ‘God, I’m missing you’), familieperikelen (‘Momma’s on a roll’, ‘My father’s advice’). Dan de muziek: alsof Rodney terug is in de jaren 70 en weer speelt in de hot band en zijn eerste LP’s maakt. Helemaal fantastisch. Een hele grote verrassing, dit KIN. Uitermate lekkere en uitstekend uitgevoerde akoestische country en folk. Hoogtepunten zijn Lucinda’s ‘God, I’m missing you’) en de afsluiter ‘Hungry for home’, alleen de gitaar van Rodney met zang van een fenomenaal drietal: Rodney, Emmylou en Will Kimbrough. Kippenvelmuziek. Kopen, kopen, kopen. Fred Schmale Artist: Sarah McQuaid Album: The Plum Tree And The Rose Label: Waterbug Records woensdag 15 augustus 2012 Een prachtig mooie CD, deze ‘The plum tree and the rose’. Sarah McQuaid heeft een internationale achtergrond, ze is de in Madrid geboren dochter van een Spaanse vader en een Amerikaanse moeder), groeide op in de USA (Chicago), ze heeft zowel de Ierse als de Amerikaanse nationaliteit en woont momenteel in de UK. Ze is thuis in zowel de traditionele Ierse muziek als in de Appalachian folk. Vanaf 1994 woonde ze 13 jaar in Dublin, waar ze journalist was (muziek) en waar haar debuutCD verscheen (‘When two lovers meet’ uit 1997). Pas in 2008 verscheen de opvolger, waarna in 2010 een duoCD verscheen met Zoë. Nu is er ‘The plum tree and the rose’ met negen eigen nummers erop, waarvan drie geschreven met producer Gerry O’Beirne (bekend in de Ierse muziekwereld). De sfeer op de CD is heel intens, Sarah’s stem doet Iers aan en klinkt bij vlagen heel droevig. Voeg daarbij de in een aantal nummers prominent aanwezige trompet of flugelhoorn en je hebt een beeld van de muziek van Sarah. Heel gevoelig, heel folky (met name Iers-getint, dus Keltisch ingevuld), er is de nodige aandacht voor heel oude muziek, zoals een nummer van een Provencaalse troubadour van rond 1200 (!!) en een lied van John Dowland uit 1597. Sarah schreef een trilogie rondom de oervraag van ons allen: ‘Waarom zijn we hier’, bestaan we nog in enige vorm na onze dood, kan de geest van een mens achterblijven in de achtergebleven aardse bezittingen??’. Met name de titelsong laat een verpletterende indruk achter, het lied wordt door Sarah solo gebracht met eigen gitaarbegeleiding en klinkt zeer teer en gevoelig. Prachtig gewoon! ‘The plum tree and the rose’ is een pure folkCD met songs die ertoe doen. Heel gevoelig gezongen, heel subtiele begeleiding. Na het beluisteren blijf je in gepaste stilte achter. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 83 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The DB's Album: Falling Off The Sky Label: Blue Rose Records dinsdag 14 augustus 2012 In de tijd dat Elvis Costello, Mink DeVille en Graham Parker alle aandacht trokken met hun New Wavemuziek werd er in New York The dB’s opgericht. Vier muzikanten uit North Carolina te weten Chris Stamey, Peter Holsapple, Gene Holder en Will Rigby speelden opvallende progressieve gitaar-rockliedjes. Hun debuut Stands For Decibels uit 1981 en de opvolger Repercussion worden nu beschouwd als hoogtepunten uit de power-pop geschiedenis, maar kregen bij de release niet de aandacht die zij verdienden. Ongeveer 25 jaar na de laatste schijf van The dB’s verschijnt nu - toch wel – vrij onverwacht een reuniealbum Falling Off The Sky met 12 nieuwe liedjes. Het album opent met That Time Is Gone en is wellicht een waarschuwing voor de sound van dit album. De felle gitaar-rock uit de begin jaren 80 is namelijk nauwelijks meer te horen. Toch valt er genoeg te genieten. Vooral de nummers van Chris Stamey spreken mij aan. Zo is Before We Were Born een heerlijke Beatle achtige popsong. Write Back heeft een aansprekend poppy Sixties-geluid en het fraaie refrein “I’ll never reply to your reply to my reply to your reply to my letter” heeft een hoog meezinggehalte. Send Me Something Real klinkt zo lekker catchy dankzij die mooie koortjes en die inventieve gitaarakkoorden. The Adventures Of Albatross And Doggerei is de meest intrigerende song. Een waanzinnig knap arrangement vol verrassende wendingen. Tenslotte is Collide-oOo-Scope vermeldenswaard. Een vrolijk nostalgisch liedje over die goede oude tijd waarbij je kon luisteren naar de geweldige muziek van Delaney and Bonnie. Kortom dit is een comeback-album met een nieuw luisterrijk geluid en het zou leuk zijn als het kwartet de reünie komt vieren op een Nederlands podium. Paul Jonker Artist: Lisa Biales Album: Just Like Honey Label: Big Song Music maandag 13 augustus 2012 Lisa Biales komt uit Ohio en treedt als uitvoerende songwriter op sinds haar 13e. Behalve muziek heeft zij ook een ding voor toneel, ze speelde o.a. de serveerster Ruth in Francis Ford Coppola’s ‘Twixt now and sunrise’. Met het in blues, jazz, soul en folk gedrenkte ‘Just like honey’ is zij aan haar zesde CD toe. De veertien nummers op de CD zijn een mooie doorsnee door met name de ‘vrouwelijke’ blueswereld. De opener, ‘Call the fire wagon’ is van Memphis Minnie en wordt hier gebracht als een jazzbriljantje met inbreng van clarinet en fiddle. Andere bekende bluesclassics zijn ‘Yonder comes the blues’ (ooit opgenomen door o.m. Ma Rainey en Odetta) en ‘Blues stay away from me’ (van de Delmore Brothers nota bene, vele versies in omloop). Bonny Raitt wordt geciteerd via ‘Give it up’ (zij schreef het) en Etta James (zij schreef het niet zelf) via ‘Damn your eyes’. Vier nummers zijn van de hand van collega blueszangeres, tevens producer van de CD, EG Knight, het fraaie ‘Gypsy woman blues’ werd samen met Biales geschreven. Lisa draagt nog twee songs bij: ‘Come to me’ en het prijsnummer ‘Peaches’ (ik citeer: ‘De eerste regel is van een song van Trixie Smith uit 1924, de tweede regel (‘You don’t like my peaches’, licht ranzig uit te leggen) van een lied van William Harris uit 1928, de inspiratie is Guy Davis en met name diens finger-style picking’). In de begeleiding horen we in de eerste plaats gitarist Tommy Talton (ooit deel uitmakend van de groep ‘Cowboy’), daarnaast is er drums, bas, vaak piano, soms orgel, incidenteel dobro, fiddle, mandoline, tuba en harmonica. Een speciale vermelding heb ik voor de prachtige gitaarsolo’s van Ken Wynn in een vijftal songs. ‘Just like honey’ van Lisa Biales is een heerlijk spontane CD met een leuk gevarieerde doorsnee door de wereld van de feminine blues met een aangenaam jazzaccent. Voeg daarbij de heldere stem van Lisa en je hebt een mooi geheel. Om vele malen te draaien bij allerlei gelegenheden. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 84 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Chemako Album: Chemako Label: Independent zondag 12 augustus 2012 Chemako is een op het platenfront debuterende Italiaanse folk/bluesformatie. Een trio, met gitarist, banjospeler Gianfranco ‘French’ Scala, bassist Roberto Re en drummer Stefano Bertolotti..Voor de opnames van hun titelloze album werd het bijgestaan door een hele schare gastmuzikanten. Omdat geen van het drietal zingt, zijn op veel van de elf songs verschillende zangers en zangeressen te horen. Enigszins sceptisch daarover gaf ik me, na een paar draaibeurten al, over aan het mooie folk stemgeluid van de dames Shan Kowart, Angelica Depaoli, Debbi Walton en Annie Acton, evenals aan de karaktervolle soulblues stemmen van de heren Marcello Milanese, Gayla Drake Paul en Jimmie Ragazzon. De zang van de dames is helder als kristal, die van de heren gloedvol als avondrood. De doorgaans ingetogen instrumentale omlijsting van gitaren, banjo, bas en drums, soms aangevuld door harmonica, piano en bugel, sorteert kleine, elegant wiegende liedjes. Bekoorlijke zwijmelblues met een folky touch. Huub Thomassen Artist: Mark Lucas Album: Uncle Bones Label: Independent zaterdag 11 augustus 2012 Mark Lucas, een singer-songwriter geboren en getogen in Kentucky is dank zij twee muzikale oma’s in zijn jeugd ondergedompeld in zowel Appalachian ballades (oma 1) als ragtime muziek (oma 2 speelde piano bij de ‘stille films’). Na de piano koos hij voor de gitaar. Hij speelde country en folk in het akoestische duo Lucas & Graham en daarna tien jaar lang in de rootsgroep Billyblues. In 2010 verscheen zijn solo-debuut ‘Dust’, destijds door mij beschreven op deze pagina’s. Ik noemde ‘Dust’ toen een verrassende, volwassen Americanaschijf. Op ‘Uncle bones’ speelt Mark akoestische gitaar, maar ook bas en percussie. Zijn stem heeft deze keer veel weg van die van Ray Wiley Hubbard. De elf songs op ‘Uncle bones’ zijn van Mark alleen (acht) of samen met Tom Thurman (3). De CD start met een zevental nummers die sterke folk (Appalachian)- en bluegrassinvloeden kennen. Er wordt heerlijk meegedaan op fiddle, dobro, pedal steel en incidenteel mandoline en banjo. Daarna komen we in wat steviger vaarwater, ‘Big bad love’ is een midtempo rocker, ‘The price’ een gevoelige ballad met alleen gitaarbegeleiding, ‘Pick up’ is blues met de meest bluesy pedal steel ooit en een onvermelde rol van een B3, de afsluiter ‘Trouble’ is wederom bluesy, nu met de fiddle in een belangrijke rol. Net als ‘Dust’ laat ‘Uncle bones’ bij mij een heel prettige indruk achter. Met name de sfeertekening van Lucas is geslaagd, de meerdere gezichten op de CD zorgen voor een lekkere variatie en houden de luisteraar bij de les. Alles bij elkaar is deze nieuweling iets sterker dan de fraaie debuut CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 85 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Joy Mills Album: Trick Of The Eye Label: Independent vrijdag 10 augustus 2012 Joy Mills is een singer-songwriter uit Seattle, die met haar debuutCD ‘Trick of the eye’ in de voetsporen treedt van plaatsgenoot Zoe Muth (ze was als achtergrondzangeres te horen op Zoe’s laatste CD, ‘Starlight hotel’) en Boston’s Eilen Jewell. Ze was ooit leider van de Americana-band ‘Starling’. Haar stijl op deze eerste solo-CD is volgens eigen zeggen ‘urban country’, en country is het zeker. Alle twaalf songs zijn van Joy zelf, ze verhalen in fraaie bewoordingen over – voornamelijk – relaties. Onder meer in ‘Think of you and I’ zitten vele metaforen: Í am the River, lean and strong. I hold the belly boats, carry motion faster. I am devoted to the light, when shadows merge, ding a dirge, think of you and I’. Haar begeleidingsband swingt lekker, de gitarist Lucien La Motte klinkt op zijn elektrische gitaar als Albert Lee in Emmylou’s Hot Band van weleer, hij zorgt tevens voor fraaie pedal steel partijen. Joy speelt akoestische gitaar en zingt, Tom Parker zingt mee en bast, Paul Culala brengt het ritme in op drums en percussie. ‘Trick of the eye’ van Joy Mills is een heerlijke country CD. De liedjes zijn uitstekend, hebben goede melodieën, er is een prima variatie van walsje via mid-tempo naar up-tempo, de begeleiding is voortreffelijk. Ik heb de CD vele malen met plezier beluisterd, voor mij is het een blijvertje in mijn CD-lades naast de CD’s van haar geestverwanten Zoe Muth en Eilen Jewell Fred Schmale Artist: Brad Harfield Album: Uphill From Anywhere Label: Independent donderdag 9 augustus 2012 Brad Hatfield is een singer-songwriter uit Cincinnati, Ohio. Zijn muziek is de Chicago blues, met hoofdrollen voor de eigen (vette) harmonica, de gitaren van Jon Justice (tevens de producer van de CD) en de keyboards (met name het orgelwerk!) van Bernie Hatfield. Voor het broodnodige ritme zorgen bassist Scot Hornick en drummer Michael Bram. De debuutCD van de man, ‘Uphill from anywhere’, mag zeer geslaagd worden genoemd. Brad heeft een lekkere gruizige stem en als gezegd klinkt zijn mondharmonica lekker vet. Verwacht muziek ergens tussen Delbert McClinton en Elmore James. Van de elf songs op de CD zijn er zeven van Hatfield, waarvan één samen met de prima gitarist Justice, die in zijn uppie nog twee stuks aanlevert. Dus blijven er twee covers over, ‘Death letter’ (House/Finnigan) en het overbekende ‘John the revelator’ van Blind Willie Johnson, de a cappella gezongen afsluiter. Een verrassend aangename bluesverrassing, deze ‘Uphill from anywhere’ van Brad Hatfield. Goede (meestal originele) songs, goed gearrangeerd (voornamelijk Brad met Justice), goed gezongen en gespeeld. Niet vernieuwend, wel recht-voor-zijn-raap. Voor de liefhebbers van met name Elmore James en consorten. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 86 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Lil'Ed & The Blues Imperials Album: Jump Start Label: Alligator Records woensdag 8 augustus 2012 De Amerikaanse bluesmuzikant Lil’ Ed Williams hoort thuis in het rijtje slide-gitaristen als Elmore James, Hound Dog Taylor en J.B.Hutto. Van laatstgenoemde muzikant (een oom van Ed) leerde Lil’Ed zelfs de eerste kneepjes van het vak. In 1986 debuteerde Lil’ Ed met het geweldige ruige blues-album Roughhousin’ en kreeg de bluesliefhebber deze inmiddels 57 jarige bluesgitarist uit Chicago regelmatig op het Nederlandse podium te zien. Williams is een geweldig podiumdier dat met zijn gierende Chicago slide blues elk publiek over de streep weet te trekken. Jump Start is alweer het 8e album voor het Amerikaanse blues label Alligator Records. Ongeveer om de 3 jaar neemt Lil’Ed een plaat op en zij klinken haast allemaal hetzelfde. Is dat erg? Nou nee..immers zulke volwassen bluesalbums als deze worden nauwelijks meer gemaakt. Bovendien zijn het allemaal nummers die door Lil’Ed (met hulp van Pam Williams en Harrison Summer) zijn geschreven. Alleen If You Change Your Mind is een cover van Lil Ed’s vroegere mentor J.B.Hutto. Het nieuwe album opent met een heerlijk swingende ‘boogie’ If You Were Mine, waarbij meteen het gierende gitaargeweld van Ed Williams alle ruimte krijgt. Het gaspedaal blijft flink ingedrukt bij de volgende nummers Musical Mechanical Electrical Man (beetje autobiografisch met een ‘sprekende’ gitaar) en de volvette Chicagoblues die te horen is in Kick Me To The Curb. Dan volgt het eerste rustpunt met de blues ballad You Burnt Me, waarbij Lil’ Ed het uitschreeuwt van de ellende die de verkeerde keuze van een vrouw veroorzaakt. Andere hartverscheurende ballads zijn Life Is A Journey en My Chains Are Gone. Dan is er ook nog pittige jump blues in Jump Right In. Het album sluit af met een heerlijke shuffle Moratorium On Hate, waarbij Ed Williams zowaar nog een positief statement aflegt onder het motto Laten Wij het Leuk Houden Op Deze Wilde Aardbol. Jump Start is een heerlijk blues album voor de liefhebber van The Real Blues! Paul Jonker Artist: The Kenn Morr Band Album: Worth Imagining Label: Fleets Cove Music dinsdag 7 augustus 2012 Kenn Morr is een singer-songwriter uit Connecticut, hij woont in de omgeving van Hartford, in Colebrook. Met ‘Worth imagining’ is hij aan zijn zesde CD, de tweede met de geweldige multi-instrumentalist Tom Hagymasi (accordeon, mandoline, bouzouki, fiddle, dulcimer, melodica). Kenn draait al decennia mee in het muziekveld, maar pas sinds 2003 is hij behoorlijk productief (sinds 2003 verschenen er vijf CD’s). Behalve Hagymasi horen we Bob Gaspar op 13 verschillende percussieinstrumenten (inclusief drums, dat wel) en op bas Dan Hocott. Ken zelf horen we op gitaren, piano, keyboard en harmonica. En op ‘Worth imagining’ is de band heerlijk ontspannen bezig en zorgt voor heerlijke, voornamelijk akoestische, Americana. Kenn’s stem is niet geweldig, maar dat geldt voor veel singer-songwriters. Het is de sfeer die de CD uitstraalt die aangenaam overkomt, met een prettige hoofdrol voor de accordeon van Hagymasi. De songs liggen prettig in het gehoor, de begeleiding is prima. En de teksten, die zijn behoorlijk cryptisch. Neem het lied ‘High & on empty’, waar de titel van de CD in te horen is: ‘So away you go on a warm spring wind. Next time around skip skid row you’ve already been. The morning bird’s awoken, hear her when she sings. Not a word is spoken, it’s worth imagining’. Niet direct toegankelijk en daarom interessant. Geen top-product, dit ‘Worth imagining’, maar wel een goed genietbare CD met prettige Americana in een eigen stijl. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 87 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Curtis Salgado Album: Soul Shot Label: Alligator Records maandag 6 augustus 2012 Af en toe stuurt de Big Boss van Real Roots Cafe een cd’tje waar ik niet om gevraagd heb. De reden daarvan is waarschijnlijk dat dit album niet onbesproken mag blijven liggen. Nou de smaak van die ene Jan Janssen stelt mij niet teleur (zelden trouwens), want dit schijfje Soul Shot is een van de beste soul-albums die ik de laatste jaren heb mogen horen. Curtis Saldago is een oudgediende in de blueswereld. Hij begon zijn carrière zo’n 40 jaar geleden met zijn eigen band The Nighthawks. Daarna was hij onder meer actief in Roomful of Blues en in de bands van Robert Cray, Steve Miller en Santana. Curtis Saldago heeft al flink wat solo-albums op zijn naam staan (waaronder het niet te missen Clean Getaway uit 2008), waarop vooral een bluesgeluid was te horen. Op het nieuwe album Soul Shot ontpopt Curtis Saldago zich als een ware soul shouter uit de zeventiger jaren. Zijn stijl met een mix van oude R&B, funk en soul is het best te vergelijken met het beste werk van Delbert McClinton. Het album opent met een heerlijke meezinger, een cover van Bobby Womack’s What You Gonna Do? Meteen valt die fantastische soul strot van Saldago op in een decor van een opvallend swingend Hammond orgel en vrolijke achtergrond koortjes. Curtis doet vooral covers maar voegde er vier eigen nummers aan toe, waaronder He Played His Harmonica, een track die niet zou misstaan in een setlist van Sly and the Family Stone. Ook Love Comfort Zone met geweldig blaaswerk is een aanwinst. Stevig funky soul biedt de bewerking van George Clinton’s Gettin’ To Know You. De mooiste track vind ik Saldago’s versie van Let Me Make Love To You (bekend in de uitvoering van The O’Jays), waarbij Curtis vocaal helemaal uit zijn dak gaat. Wat een prachtige galmende stem. Aan het einde zingt Saldago een laidback bluesje van Johnny Guitar Watson namelijk Strung Out. Curtis Saldago besluit dit voortreffelijke album met een swingend gospel achtig eigen song A Woman Or The Blues. Liefhebbers van traditionele soul sla uw slag met de aanschaf van dit Soul Album Van Het Jaar. Paul Jonker Artist: Miettek Szczesniak Album: Sings Label: Warner Music Poland zondag 5 augustus 2012 Mietek (eigenlijk Mieczyslaw) Szczesniak is – u raadt het al – een Pool. Hij is singer-songwriter, schrijft en zingt in het Engels (maar voor de Polen is er een Poolse vertaling bijgevoegd in het zeer fraaie boekje van de CD) en is met ‘Signs’ (‘Znaki’) aan zijn zevende CD toe sinds zijn debuut in 1991. De opnames zijn gemaakt in Polen, in Londen en in de USA (Nashville, Muscle Shoals, Los Angeles). De man heeft al een behoorlijke staat van dienst. Hij zingt en treedt op sinds 1970, toen hij zes jaar oud was, heeft in een aantal Poolse bands gespeeld en gezongen (waaronder ‘New Life’m’, populaire muziek met een Christelijke boodschap). In 1999 heeft hij Polen vertegenwoordigd op het Eurovisie Songfestival in Jeruzalem. Bijzonder aan de nieuwe CD (die overigens stamt uit 2011), 14 tracks en 64 minuten lang, is de aanwezigheid van Wendy Waldman op keys, als gitarist en zangeres. Wendy schreef mee op 13 songs, twaalf ervan samen met Mietek en soms ook anderen. Het zal niet verbazen dat de muziek in de categorie pop moet worden geplaatst, met uitstapjes naar rock en folk. Er zijn prachtige ballades, zoals met name het duet met Wendy in ‘Never be the same’ en ‘Illusion’. ‘No angel’ klinkt als een echt Californisch product en kent een heerlijk duet met Wendy. Het soulvolle ‘Every body en soul’ is geschreven met de meidengroep ‘The refugees’ (Waldman, Cindy Bullens, Debora Holland), die instrumentaal en vocaal meedoen en het nummer tot één van de hoogtepunten op de CD maken. De begeleiding is vaak vol ingezet, veel strings, wat gitaarwerk, veel piano, bas en drums, soms mandoline, dobro. Vermeldenswaard is de inbreng van de in augustus 2010 overleden Californisch grootheid Kenny Edwards op gitaar en als songwriter (één nummer). Mietek brengt met ‘Signs’ een Californisch getinte CD. Prima muziek, popmuziek vergelijkbaar met werk van John David Souther, Crosby/Stills/Nash, The Eagles. Veel muziek, veel medewerkers, goede variatie, lekkere stemmen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 88 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Drew Landry Album: Sharecropper's Whine Label: Blue Rose Records zaterdag 4 augustus 2012 Sharecropper’s Whine kwam in 2008 tot stand als soundtrack van de nooit uitgebrachte documentaire Last Man Standing. Deze film, van cineast Josh Hyde, legde gedurende drie jaren de muzikale handel en wandel vast van de uit Louisiana afkomstige Drew Landry. Een verhaal over een singer-songwriter die, trekkend naar alle uithoeken van Amerika, zijn droom van alom gewaardeerd muzikant in vervulling wenst te laten gaan en ook op zijn worsteling als gevolg van een zeer getroebleerde jeugd, op die manier te boven wil komen. De film wordt echter niet uitgebracht, de release van het album tot nader order uitgesteld en hij ziet uiteindelijk zijn droom uiteenspatten. Gedesillusioneerd gaat hij terug naar Louisiana, verricht daar vervolgens hand- en spandiensten voor de slachtoffers van de olieramp in 2010 en brengt in datzelfde jaar de single BP Blues uit, waarvan de opbrengst naar de gedupeerden gaat. Dat liedje wordt, na het te hebben voorgespeeld aan een door Obama ingestelde onderzoekscommissie, zowaar opgepikt door Warner Bros. Een wenkend perspectief op meer, zou je denken. Maar nee, Sharecropper’s Whine lijkt niet verder te komen dan de cultstatus. Totdat Blue Rose Records zich over het album ontfermt en ook nog eens drie liedjes toevoegt aan de oorspronkelijke veertien. Hulde! Zelden zullen leefomstandigheden (armoede, misbruik, geweld) uit iemands verleden en oprecht geuite zorgen over de wereld van vandaag en morgen, tot een uiterst doorleefd en bezield klinkend album hebben geleid. Het is niets minder dan een prachtige aaneenschakeling van songs, waarbij het niet uitmaakt of ze akoestisch of elektrisch zijn vormgegeven. De swampy, bluesy sound, fraaie resonerende gitaren, scherp groovende ritmesectie (incidenteel aangevuld met orgel, viool, accordeon, lap steel, banjo, viool, piano) en de fenomenale, rauwe door het harde leven getekende stem van Landry, zijn – naast de bepaald niet malse teksten – de zalig klinkende aspecten van de geweldig geslaagde combinatie van donkere, gruizige alt. countryrockers, weekmakende folkballades en spaarzame, maar lekker pittige cajunklanken. Huub Thomassen Artist: Melanie Rose Dyer Album: The Long Way Arround Label: Independent vrijdag 3 augustus 2012 Melanie Rose Dyer kende een weinig luxueuze jeugdperiode. Ze groeide op in een klein stadje in Kentucky, het gezin met zeven kinderen had maar één toilet, aanvankelijk zelfs een ‘buiten-toilet’, de TV kwam pas in huis toen ze een jaar of twaalf was. Er was thuis niet veel meer te doen dan luisteren naar muziek, en er werd een grote diversiteit aan muziek beluisterd in huize Dyer. Al vroeg ging Melanie Rose optreden en in 1981 trok ze naar Nashville met als doel: geld verdienen met het schrijven van songs. Het lukte haar niet, allerlei projecten werden gestart en weer afgeblazen. In 1986 werd ze dan maar stewardess, een beroep dat ze 25 jaar zou blijven uitoefenen. Met het verdiende geld bekostigde ze haar eigen muziekuitgeverij, waarmee ze successen boekte via Tom Rush, Rick Trevino en Helen Darling. Toen haar man in 2006 overleed aan leverkanker was een aantal van de liedjes voor haar debuutCD al geschreven, ‘The lord himself came’ schreef ze voor hem, ‘I’ll love again’ gaat over het opnieuw leren maken van afspraken na meer dan 20 jaar huwelijk en twee jaar ‘traumatisch herstel’. Het zijn de twee liedjes die ze helemaal alleen schreef, de andere negen songs hebben drie co-writers: Daniel Cooper (1), Pat Alger (3) en Marc A Rossi (5). De muziek op de CD, opgenomen tussen 2008 en 2011 in Nashville, beschrijft Melanie als ‘Amerikaanse roots rock met Rhythm & Blues invloeden’. Ik kan mij daar uitstekend in vinden, voeg nog een vleugje soul toe en je hebt het hele beeld. Het is geen stereotiepe Nashville-CD, Melanie’s stem is soulvol en komt lekker vol door. De begeleiding is goed rockend met een hoofdrol voor gitarist Mike Durham en een bijrol voor saxofoonlegende Jim Horn (drie nummers). Achtergrondvocalen zijn er o.m. van Shaun Murphy (Little Feat). ‘The long way around’ is een prettige rock-CD, niet hemelbestormend, maar wel persoonlijk. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 89 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jenny Bohman Album: One More Time Label: Rootsy.nu donderdag 2 augustus 2012 Jenny Bohman was zo’n 20 jaar actief in de Zweedse Blues-scene. Ze maakte deel uit van de Monaco Blues Band, maar had ook een eigen blues rock-band Little Jennie & The Bluebeans, waarmee zij twee albums uitbracht. In 2009 verscheen haar eerste solo schijf Coming Home. Op het moment dat Jenny Bohman overleed (november 2010), waren de opnames voor haar nieuwe CD nog niet afgerond. Producer/Multiinstrumentalist Glen Scott had de lastige taak om dit project op een waardige manier af te sluiten en dat is hem zonder meer gelukt gezien het resultaat van deze nieuwe schijf One More Time. Het album opent met een rustig countrybluesje The Reason Why. Meteen valt de prachtige gevoelige stem van Bohman op die enigszins vergelijkbaar is met die van Bonnie Raitt (maar dan minder scherp en krachtig). De volgende track The Devil heeft een zware blues sound met een hoornsectie, waarbij Jenny messcherp excelleert op de smoelschuif. De titeltrack is het prijsnummer van deze CD. Het is een prachtig arrangement met een ruimtelijke sound á la Emmylou Harris, dat door Jenny met veel passie wordt gezongen. Het liedje Canary Row schreef Jenny samen met de blues diva Candye Kane. Een ontroerende song die Jenny op een emotionele wijze neerzet. The River is een pittige blues rock track met wederom hartverscheurend harmonica-spel van Bohman. Het album wordt net als bij het begin afgesloten met een akoestisch nummer What’s On Your Mind. Dan blijkt des te meer hoe geweldig gepassioneerd deze dame kon zingen. Het is dan ook een wrang gegeven dat deze talentrijke muzikant al op 47 jarige leeftijd is overleden. Paul Jonker Artist: Josua Radin Album: Underwater Label: So Recordings woensdag 1 augustus 2012 Joshua Radin’s muziek leerde ik kennen via de populaire TV serie Grey’s Anatomy. Okay, hoor jullie al denken! Soms zijn er momenten dat je even helemaal niets moet of hoeft. Als je er dan nog wijzer uit komt, dan is dat toch mooi meegenomen. Radin pakte mij met het liedje Sky, dat op zijn tweede CD “Simple Times” staat. Dit ligt alweer vier jaar terug en het tussentijds verschenen: “The Rock and the Tide” heb ik nooit voorbij zien komen. Inmiddels ligt Josh Radin’s vierde plaat “Underwater” in de winkels. Ik vraag mij meteen al bij de opener ‘Tomorrow Is Gonna Be Better’ af waarom Radin zo populair is in Nederland. Ik bedoel daarmee, waarom valt het kwartje hier dan niet bij muzikale soortgenoten als Joe Prudy, Brian Webb, Shane Alexander of een Joseph Parsons? Pas bij track zes aangekomen valt bij mij het muntstuk. Radin pakt dan uit met de nieuwe singel en titeltrack ‘Underwater’. De hand van Benmont Tench (Tom Petty) Jim Keltner (Bob Dylan, John Lennon) en de strijker arrangementen van Jimmie Haskell (Simon & Garfunkel) zijn voelbaar. Van Radin’s loepzuivere fluistergezang moet je houden. Persoonlijk hoor ik graag een wat meer levendigere stem. Radin’s teksten gaan over relaties in goede en slechte tijden. Oeps, weer zomaar een verwijzing naar een soap. Met een liedje als ‘Here's Where We Begin’ zou Radin het nieuwe seizoen zomaar kunnen openen, bijvoorbeeld. Nee, persoonlijk ga ik voor het prachtige liedje ‘Any Day Now’, daar word ik pas warm van. Tja, maar wat dan als je ineens tot de conclusie komt dat je in bijna veertig minuten maar drie echte uitblinkers hebt gehoord? Mmmmm? Joshua Radin is echter een mega seller en met “Underwater” zal het beslist wel goedkomen. Toch haalt deze plaat het niet met wat Radin op “Simple Times” liet horen. Te veel, in muzikale zin, is vaak te weinig. 19 september a.s. staat Joshua Radin in Paradiso. Naar ik mag aannemen in de kleine bovenzaal, want ik kan mij maar moeilijk voorstellen dat hij de grote zaal gevuld krijgt. Maar goed, ik heb het wel vaker mis. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 90 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Amelia White Album: Beautiful And Wild Label: Independent dinsdag 31 juli 2012 Amelia White is een muzikant uit Nashville. Haar debuut Comes and Goes stamt uit 1999 en meerdere albums volgden, die veelal lekker in het gehoor liggen. Amelia's nieuwe schijf Beautiful and Wild vind ik echter het beste dat zij gemaakt heeft. Het album staat in het teken van verlies en relaties, die niet langer stand houden. De artistieke vormgeving van de CD is bijzonder fraai. Beautiful and Wild opent met Skeleton Key, een pittige track met kleurrijk twangend gitaarspel van Doug Lancio. Het geluid is perfect geproduceerd door Marco Giovino, die onder meer bekend is als producer voor Patty Griffin. Sidewalks is een heerlijk dromerig nummer met een droevige tekst over een veel te vroeg gestorven persoon uit Amelia's familie. Lonely Sound heeft ook een prachtige melodie, een fraai liedje vol hunkering naar liefde. More Than This is de enige cover op deze CD met 11 tracks . De bewerking van deze Roxy Music-song is zonder meer origineel mede dankzij het voortreffelijke gitaarspel van Lancio. De titeltrack is opgedragen aan de in 2009 overleden songwriter en studiomuzikant Duane Jarvis, die in de beginperiode van Amelia's komst naar Nashville als een belangrijke mentor fungeerde. Mercy is een mooi duet met A.J. Croce met een fraai soulvolle orgelsound. Het album wordt prachtig afgesloten met Rider Ghost. Een spiritueel klinkend liedje dat Amelia White schreef toen zij het even niet meer zag zitten met haar muzikale loopbaan. Gelukkig heeft zij de spirit niet verloren. Paul Jonker zondag 9 december 2012 Pagina 91 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bonnie Raitt Album: Slipstream Label: Proper maandag 30 juli 2012 Slipstream is het zestiende studioalbum van Bonnie Raitt in een ruim veertig jaar omspannende, met muzikale ups en downs verlopende carrière. De cd is ook de eerste release voor het eigen Redwing Records, waarmee ze zeven jaar van stilte – ze kampte met de nodige privésores – doorbreekt. En hoe! De ondertussen 62 jarige dame is in haar allerbeste doen, vergelijkbaar met de eerste fase van haar loopbaan in de jaren zeventig, toen ze tijdloze platen afleverde met het titelloze debuut, Give It Up en Homeplate. Die vergelijking gaat echter niet op voor het weliswaar zeer goed verkopende album Nick of Time uit 1989 dat, door de overdaad aan productie, nauwelijks nog om aan te horen is. Zonder enige concessie voor wat dan ook, laat ze ons nu op Slipstream weer genieten van een mooie, eerlijke serie van twaalf songs die haar brede muzikale belangstelling weerspiegelt. De blues is daarin nog steeds de belangrijkste component, maar ze creëert ook flink wat ruimte voor funk, reggae, soul, rock, country en een beetje jazz. Op een paar tekstregels na in Down To You, koos la Raitt voor een uitgekiende selectie liedjes van andere muzikanten. De opener, het zeer dansbare, funky Used To Rule The World is van Randall Bramlett, gevolgd door de reggaesong Right Down The Line, een hommage aan Gerrie Rafferty. Bob Dylan is met het schitterende bluesy Million Miles en de trieste folk ballade Standing In The Doorway (beide van Time Out Of Mind) tweemaal present. Joe Henry, tekent voor twee superieure folkpopballades You Can’t Fail Me Now en God Only Knows en is ook verantwoordelijk voor de fraai gestileerde productie van zijn eigen- en Dylan’s composities. Vriend en Ier Paul Brady pende met haar ex Michael O’ Keefe, het aandoenlijke Marriage Made In Hollywood. Een aangename verrassing is ene Al Anderson, die als co – schrijver met twee zwierige countryrockers en ’n geweldige tranentrekker, aantoont over talentrijk songschrijverschap te beschikken. En dan heb ik bijna nog geen woord gewijd aan de rol van Bonnie Raitt zelf. Ik kan er kort over zijn: haar (slide) gitaarspel is nog steeds groots, haar stemgeluid aldoor magnifiek krachtig in de temporijke nummers en lekker lui en sexy in de langzame(re). Daarbij produceerde ze ook nog eens acht songs, die een verrukkelijk rauwe live sound meekregen. Haar vaste begeleidingsband bestaat uit louter ervaren topkrachten: drummer Ricky Fataar, toetsenist Mike Finnigan, gitarist George Marinelli en bassist James Hutchinson. Gastrollen vervulden onder de producerhand van Joe Henry, drummer Jay Bellarose, akoestisch gitarist Greg Leisz, organist Pastrick Warren en David Pitch op staande bas. Bonnie Raitt is terug. Omarm dit fraaie album van deze wat ondergewaardeerd gebleven muzikante. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 92 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Sean Taylor Album: Love Against Death Label: Independent zondag 29 juli 2012 Frequente optredens in ons land en vier albums ten spijt, ik had tot aan Love Against Death nog niet eerder gehoord van de 28 -jarige Britse singer-songwriter Sean Taylor uit Londen. Ik dacht eerst dat hij uit Austin kwam, omdat het album daar is opgenomen met Mark Hallman als bassist, drummer, organist, accordeon en sterproducer, alsook door de medewerking van violist Warren Hood, pedal steelist Kim Deschamps en Eliza Gilkyson aan enkele liedjes. Die bijdragen geeft de plaat een nogal Amerikaans getint geluid dat eveneens in het hese, fluisterende stemgeluid van Taylor doorklinkt. Hij schrijft poëtische teksten die er echt toe doen, maar soms ook een tikkeltje naïef overkomen. Over politiek- en sociaal onrecht in het openingsnummer Stand Up, Coal Not Dole en Western Intervention, (verwerkt) persoonlijk leed in Ballad of a Happy Man, het vrijheidssprookje van Jack Kerouac in Cassady en over de valse romantiek van heroïne gebruik in Heaven. Sean Taylor is een uitstekende instrumentalist op akoestische- en elektrische gitaar, piano en mondharmonica. Hij schrijft sfeervolle songs in verscheidene vormen en genres. Country, rock ‘n’ roll, funk, rock en pop vormen de kapstokken voor zijn kleine, intieme liedjes zoals Cassady, Raglan Road, Absinth Road en de afsluitende pianoballade Hymn, met Eliza Gilkyson’s zachtjes aanleunende tweede stem en voor een reeks up beatnummers met geregeld een aanstekelijke JJ Cale groove. De fluisterzang van Taylor vormt niet het beste onderdeel. Zijn bereik is beperkt en wordt wat saai op de momenten dat de overwegend meeslepende atmosfeer, aan intensiteit inboet. In de pers is Sean Taylor al vergeleken met John Martyn en Tim Buckley. Behalve dat het voor een dergelijke verwijzing nog wat te vroeg is, strookt die slechts bij vlagen met elkaars muzikale inhoud. Love Against Death is een prima plaat met schitterende momenten, maar de niet te missen cd moet hij toch echt nog maken. Huub Thomassen Artist: Nearly Beloved Album: Where's Bob Label: Attaboy Records zaterdag 28 juli 2012 Het is merkwaardig gesteld met de uitspraak van uit het Frans afkomstige woorden in de USA. Neem bijvoorbeeld ‘Jacques’. Het wordt ofwel uitgesproken als ‘Zhahk’ of als ‘Djeeks’. Matthew Lacques, songwriter en voorman van de folk/bluegrass/country/rock band ‘Nearly beloved’ spreekt zijn achternaam bij voorkeur uit als ‘Leks’, hij heeft zijn achternaam voor alle duidelijkheid getransformeerd naar ‘Lax’. Deze Matt Lax groeide op in Californië en Texas in de jaren 70 van de vorige eeuw, begon in ongeveer 1982 in zijn toenmalige woonplaats Austin liedjes te schrijven, verkaste in 1985 naar de omgeving van Los Angeles en speelde daar zo’n 10 jaar Afrikaanse muziek in de band ‘Zulu Spear’. In 1998 ging hij solo met de akoestische eerste CD van ‘Nearly beloved’, ‘Wanderer’s dream’. Met het ontzettend mooie ‘Where’s Bob’ is Lax aan zijn derde ‘Nearly beloved’ album toe. ‘Nearly beloved’ op deze CD zijn David Rubin (drums), Paul Olquin (bas), Erik Pearson (gitaar, banjo, zang), Peter Lax (harmonica) en Matt Lax (gitaar, mandoline, zang). Hulp is er van zes achtergrondvocalisten (3m/3v), dobro/pedal steel (Dave Zirbel van o.m. ‘I see hawks in LA), piano (Jon Dryden, van Nora Jones’ ‘Little Willies’) en fiddle (Laurie Kost). De liedjes zijn opvallend mooi, de melodielijnen zijn verslavend en nopen tot meeneurieën of –fluiten, de uitvoering is prachtig gevarieerd. Country (‘My memory’, ‘Whiskey whispers’), country-rock (‘Tomorrow won’t be the future’ doet sterk denken aan Parson’s onsterfelijke versie van ‘The streets of Baltimore’), folk (‘The moon and morning star’, ‘Little Woodblock’), western swing (‘Money isn’t everything’, ‘Nearly beloved’), bluegrass (‘Where’s Bob’), Californische pop (‘Cool fucking sunset’) en Keltische folk (‘Sunflowers turned away’) wisselen elkaar af. Elf liedjes zijn van Matt, de 12e is een aparte cover van Dylan’s ‘Subterranean homesick blues’ in een blues-achtige setting met een hoofdrol voor de harmonica. ‘Where’s Bob’ is een grote verrassing, een must voor iedere rechtgeaarde liefhebber van overwegend akoestische Americana. Een dijk van een CD van een man die meer bekendheid verdient en in staat is tot het schrijven van geweldig prettige liedjes. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 93 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: John Nelson Album: Vagabond Label: Independent vrijdag 27 juli 2012 John Nelson is een singer-songwriter uit Seattle, USA. Hij begon gitaar te spelen toen hij 14 was en heeft deze eigenlijk nooit meer neergelegd. Met ‘Vagabond’ presenteert hij aan ons zijn vierde solo-CD sinds 2003. Er spelen elf begeleiders een rol op de CD met in de hoofdrollen drummer Chris Leighton (6 nummers) en vocaliste Jane Milford (ook zes tracks, zij speelt en zingt al geruime tijd met John). Fiddle (o.m. Barbara Lamb van zowel ‘Asleep at the Wheel’ als ‘Sweethearts of the Rodeo’) of viool horen we in totaal in zes liedjes, bijna de helft van het totaal (13, allemaal eigen originals). Op pedal steel en dobro horen we een andere bekende, Doug Jernigan (twee nummers). Maar het is vooral John zelf die de toon zet, op gitaren, bas, mandoline, lap steel, harmonium, harmonica, keyboards, percussie en vocals. Hij heeft ook de stringarrangementen verzorgd in ‘By the light of the moon’ en ‘I found myself in you’. De muziek op de CD, bijna een vol uur lang, klinkt van folk via folk-grass en country (o.m. in strings gedoopte ballads en walsjes, waaronder een instrumentaaltje) tot New Orleans swamp (‘Waiting for the weekend’). Speciale vermelding: ‘Medicine creek’, een keiharde beschrijving van het slechte en onbetrouwbare gedrag (t.o.v. de natives uiteraard) van de ‘White men’ in het midden van de 19e eeuw, met een hoofdrol voor ‘Gentle Thunder’ op zijn ‘native Indian flute’: ‘The heartbeat of the ancestors beats in the wind, the echo’s of their words ring true again. That reaty stole a way of life when it lay claim, the sacred ground we’re standing on has never been the same’. Prachtig gedaan, een meer dan 7 minuten durende aanklacht! ‘Vagabond’ is een regelrechte kanshebber voor mijn top-10 lijst van 2012. Prachtige CD, veel variatie, schitterende begeleiding, sterke songs. Americana op zijn best, merendeels akoestisch. Fred Schmale Artist: Brian Kalinec Album: The Fence Label: Independent donderdag 26 juli 2012 Brian Kalinec is een geboren en getogen Texaan (Beaumont, Houston) en gegrepen door de muziek op een zeer jeugdige leeftijd. Zijn ding is het schrijven van songs, hetgeen hem de nodige prijzen en veel erkenning heeft opgeleverd. Na ‘Last man standing’ uit 2007 is ‘The Fence’ zijn opvolger, een zeer goede CD van een echte troubadour, een man die weet hoe hij een goede song moet pennen. Aan inspiratie geen gebrek, zijn eigen onzekerheden en worstelingen met het leven zijn in feite al voldoende (‘Demons falling down’ (‘You’ve seen me at my worst, but you’re still hanging around, I’ve been uncursed see those demons falling down’). ‘Paint’ (‘I’m gonna paint these walls in a pearly white or maybe yellow as sun. I need a change of view so I’m gonna paint them bright, I’m tired of living with this lonely shade of blue, a little paint might get me over you’, ‘Stranger in this line’ en ‘Nowhere at all’, maar hij ziet ook het een en ander om zich heen: ‘Uncle Joe’ is een ode aan de harde werkers buitenshuis, de ‘stonecutter’, de ‘oil driller’ en de ‘truck driver’, ‘Carla Moore’ wordt door haar vriendje de misdaad ingetrokken en wordt medeschuldige aan een overval met dodelijke afloop. Op één na (‘A song I heard’ van Jim Croce’s rechterhand Maury Muehleisen, samen met Jim verongelukt na een concert in september 1973) zijn alle liedjes van Brian (met soms hulp van anderen). Brian is behalve singer-songwriter ook directeur van een kwaliteitslabel, Berkalin Records, waarop hij geestverwanten de kans geeft hun CD’s uit te brengen: Jeff Talmadge, Matt Harlan, Bob Cheevers, Jim Patton en Sherry Brokus en George Ensle. Een groep geweldig goede songwriters, iedere CD is raak! Terug naar ‘The Fence’. Brian heeft een prettige stem, zeer goed passend bij zijn liedjes. In de begeleiding is er een belangrijke rol voor fiddler Jeff Duncan, percussionist Merel Bregante (maakte eind jaren 70 deel uit van The Nitty Gritty Dirt Band), bassist Rankin Peters en multi-instrumentalist Patterson Barrett (mandoline, dobro, pedal steel). Ook horen we cello, trompet, piano en synthesizer en een keur aan harmonie vocalisten. De muziek is folk, country, bluegrass en blues, een mooie Americana-mix derhalve. Brian Kalinec’s ‘The Fence’ is een echte singer-songwritertopper. Juwelen van songs, teksten die ertoe doen, schitterend vertolkt door een stel voortreffelijke Texanen, geproduceerd door Kalinec zelf . Ga eens luisteren en je bent verkocht. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 94 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: I See Hawks In L.A. Album: New Kind Of Lonely Label: Independent woensdag 25 juli 2012 I see hawks in LA is een country bandje uit Los Angeles dat zijn inspiratie haalt uit de country rock, een stroming die op gang werd gebracht door Gram Parsons en The Eagles in het begin van de jaren 70. Groepen als Pure Prairie League, Poco en The Eagles staan duidelijk model voor de West Coast Groep ‘I see hawks in LA’. I see hawks … ontstaat rond de eeuwwisseling, als de broertjes Lacques (Antony en Paul) en Rob Waller bezig zijn om lekkere country-rock te spelen. In 2001 verschijnt de debuut-CD ‘I see hawks in LA’, daarna komen vanaf 2004 de CD’s om de twee jaar. In 2010 was er de overzichts-CD (bijna 80 minuten muziek) ‘Shoulda been gold’, waar op RRC aandacht is geschonken. Ten tijde van het opnemen van ‘New kind of lonely’ (via de website te bestellen voor slechts $13.50) is Antony Lacques vervangen door bassist/zanger Paul Marshall. De lead vocals zijn als altijd van Rob Waller, een volle donkere stem. Verder in de basisbezetting horen we akoestische gitaar, dobro en drums. De nieuweling werd live rond drie microfoons opgenomen en is 100% akoestisch, een mooie mix van country en bluegrass met belangrijke bijrollen voor fiddle, accordeon en banjo. Hoogtepunten op de CD zijn het titelnummer, een echte meezinger, de autobiografische ode aan ‘The grateful dead’ en Jerry Garcia ‘I fell in love with the Grateful Dead’ (geschreven door de drie Hawks gezamenlijk), met een Mexicaans ritmisch tintje en het bluegrass nummer ‘Hunger mountain breakdown’. ‘New kind of lonely’ staat garant voor 55 minuten puike akoestische country met veel ruimte voor de akoestische solo-gitaar en fiddle, accordeon, dobro en banjo. Alle songs geschreven door Waller en Lacques met soms hulp van een ander. Fred Schmale Artist: Emile Millar Album: Neighbors Label: Independent dinsdag 24 juli 2012 In 2004 dacht ik een enorme ontdekking gedaan te hebben. In al mijn enthousiasme beloofde ik jullie dat we van de nu vanuit Austin, Texas opererende singer-songwriter Emile Millar meer zouden gaan horen. Mis poes dus! De in Santa Barbara geboren en getogen muzikant heeft mij en dus ook jullie een beetje laten zitten. Pas na acht jaar komt Millar met de opvolger van zijn droomdebuut CD “Stay Here”. Zijn tweede plaat heet “Neighbors”. Track fragmenten vielen mij op in Amerikaanse TV series van Dexter, Parenthood en One Tree Hill. Daar moet je overigens niet gek van opkijken want Millar’s is in zijn dagelijks leven muziekcomponist voor films, TV series en programma’s. “Neighbors” opent ijzersterk met het liedje Traffic Lights. Het donker gekleurde melodietje klinkt fris en het akoestische gitaarspel, ergens in het midden, bezorg mij kippenvel. Net als bij zijn voorganger het geval was wordt meteen duidelijk dat deze plaat je niet meteen in zal pakken. Ook niet als het popliedjes als In Awe Of You en Honey I'll Try voorbij komen waaien. Het breekbare You & I dompelt je in een gemoedelijke dagdroom van bijna vier minuten die je naadloos naar de titeltrack van dit album laat afzakken. Millar’s muzikale ommekeer in het midden van deze plaat is tekenend voor een artiest als Emile Millar in feite is. De filmische muziek draagt je door Balinese landschappen waar het verlangen naar de ware liefde groter is als die van de Texas sky. Millar doet zich in de laatste twee nummers er wat gemakkelijk af. Heb er niet zoveel verstand van maar zowel How Will I Know als Little Byrd lijken met een rhythm box opgenomen te zijn. En dat is erg jammer. Bij de gedachte van, yes hier staat weer een singer-songwriter op die het verschil maakt, viel die, bij althans, in duigen. Millar zal in augustus en september een noord Amerikaanse tournee starten. Dit om de release van zijn aanstaande nieuwe EP te ondersteunen. Een uitstapje naar het Europese vaste land, daarna zou geen gek idee zijn. Denk namelijk wel dat Millar’s muziek bij het Nederlandse pop rock publiek goed in de smaak zou kunnen vallen. Maar goed, zoals eerder beschreven, heb mij daar al eerder lelijk in vergist. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 95 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Marty Stuart & His Fabulous Superlatives Album: Nashvill, Volume 1 (Tear The Woodpile Down) Label: Sugar Hill Records maandag 23 juli 2012 Volgens het opstel in het boekje bij de cd beschouwt Marty Stuart het tegenwoordig als zijn roeping om, in het voetspoor van overleden werkgevers als Porter Wagoner en Johnny Cash, de traditionele country door te geven aan volgende generaties. “I wholeheartedly accept this mission, and I am at total peace with it.” Traditionele country staat hier in veruit de meeste stukken voor klassieke honky tonk, met stevig elektrisch gitaarwerk en druipende steel. Marty’s vrouw Connie Smith definieert deze muziek m.i. wat al te verheven als “the cry of the heart”. Het schreeuwende hart van een echte honky tonk hero pompt immers erg veel alcohol door de bloedbanen. Het blijft dus problematisch om de authenticiteit van alle verdriet in de songs te peilen – óók voor wie eens en voorgoed gegrepen is door Gram Parsons, en via o.a. Haggard en Webb Pierce de weg terug tot en met Ernest Tubb heeft afgelegd. Ik vermoed overigens dat Stuart tijdens de opnamen geen druppel drank nodig had om zijn hartstochtelijke liefde voor het werk van zijn voorbeelden uit te dragen. Niettemin evenaart hij in zijn ballads bij vlagen de verslavende somberheid van George Jones, terwijl hij in de snellere nummers moeiteloos recht doet aan de invloed van de vroege rock ’n roll op de honky tonkers sinds het midden van de jaren vijftig. Gitaargod Stuart mag dan niet gezegend zijn met de stem van Lefty Frizzell of Faron Young, hij overtuigt op deze plaat als vocalist door zijn evidente geloof in de kracht van zijn materiaal. Hoogtepunt is echter Hank III’s aandeel in de cover van grootvader Williams’ “Pictures from Life’s Other Side”. De rauwe zang van de gast legt hier onbedoeld het enige manco van de integere perfectionist Stuart bloot: alles klopt zo akelig goed, tot Hank langskomt en iedereen spontaan de stuipen op het lijf jaagt. De opvolger van Tearing the Woodpile Down zou gebaat zijn bij iets meer van Hanks onbehouwenheid. Theo de Jong Artist: Pat Green Album: Songs We Wish We'd Written II Label: Sugar Hill Records zondag 22 juli 2012 Pat Green is een van de vele countryrockers die Texas rijk is. Vanaf 1995 actief, kreeg hij in Amerika pas publieke erkenning, na in het zadel te zijn geholpen door Willie Nelson die een optreden voor hem regelde op het traditionele 4 juli picknickfestival van het jaar 1998. In de achterliggende jaren bracht hij een stuk of acht albums uit met eigen repertoire en verscheen in 2001 ook de 1ste editie van Songs We Wish We’d Written, die tot stand kwam in samenwerking met zijn oude studiemaat, vriend en singer-songwriter Cory Morrow. # II is nu voorhanden, met Morrow dit keer alleen aanwezig op Lyle Lovett’s gaaf gecoverde If I Had A Boat. Voorts zijn het Monte Montgomery, Jack Ingram, Ed Roland en Aaron Lee Tasjan – welke laatste ook het uitstekende Street of Galilee schreef – die een handje toestaken. Van mooi tot fraai reiken ook de kwalificaties voor de overige bewerkte nummers op dit album, waarvan de rockende countrysoul in Soulshine van Warren Haynes en de gespierde hardrockcountry in I Am Too van Todd Snider/Will Kimbrough, voor nog een paar hoogtepunten zorgen. Songs We Wish We’d Written II is een hoogtoegankelijk en -vermakelijk album. Het bevat prima songkeuzes, een mooi evenwicht in rockers en ballades, uitstekende vertolkingen in een gevarieerde omlijsting van allerlei instrumenten: drums, bas akoestische- en elektrische gitaren, piano, orgel, viool, mandoline en banjo. Geen nieuwlichterij uiteraard, wel aantrekkelijk luistervoer voor bijvoorbeeld in de (vracht)auto. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 96 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ken Will Morton Album: Contenders Label: Ghostmeat Records zaterdag 21 juli 2012 De voor mij totaal onbekende singer-songwriter Ken Will Morton uit Athens, Georgia is actief sinds het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw. Tot 2003 verschenen er CD’s van bands waarvan hij deel uitmaakte, ‘Wonderlust’ en ‘The Indicators’. In 2004 verscheen zijn eerste solo-CD en deze ‘Contenders’ uit 2011 is inmiddels zijn zesde soloproject. Bij beluisteren valt in de eerste plaats op dat zijn grote invloeden Bob Dylan en The Beatles moeten zijn. Het prachtige ‘Swan on the river’ is deels gebaseerd op een song van Dylan, ‘Ballad of the gliding swan’. Ken’s stem is van het gruizige type, denk aan Dylan ten tijde van ‘Hurricane’ (geldt overigens ook voor de muziek bij een aantal nummers). De liedjes zijn geweldig, mooie melodielijnen en de knipoog wordt veel gehanteerd in de teksten, zoals bijvoorbeeld in het ook al fraaie ‘Que lastima’ (letterlijk: ‘Dat doet pijn’): ‘There once lived a man by the river who bit off more than he-could-ever chew. When he slipped-as-he-fished for piranha, then he became their food’. Na het refrein vervolgt hij: It reminds me of a beautiful woman who swore she found her Mr. Right. Then the very next day, they went on a date, that night he took her life’. Muzikaal gezien is er veel te beleven. In de vooral akoestische setting vallen mandoline (Andrew Vickery of producer Russ Hallauer), fiddle (Adam Poulin in het op Hurricane lijkende ‘Powder Keg’) en een keur aan uitheemse percussie-instrumenten zoals caxixi, maracas, guiro en doumbek op. ‘Contenders’ van Ken Will Morton is een uitstekende CD van een prima singer-songwriter. De sfeer op de CD, de aparte teksten zijn voortreffelijk. Een man om in de gaten te houden. Hij schijnt ook uitstekend te kunnen rocken! Fred Schmale Artist: Paul Creane & The Changing Band Album: Tommy Black And The Twelve Days Of Lucy Label: Independent vrijdag 20 juli 2012 Niet uit de USA, zoals de muziek op deze debuut CD zou doen geloven, maar uit Zuid-Oost Ierland komt deze Paul Creane. Over het hoe en waarom van de ‘Changing Band’ is weinig informatie op de moeilijk leesbare verpakking van de CD te vinden. De CD is als een soloproject van zanger/liedschrijver Paul Creane begonnen, maar ‘Tommy Black and the twelve days of Lucy’ eindigde als een gezamenlijk project van een achttal enthousiaste goede musici met als ingebrachte instrumenten banjo, dobro, diverse gitaren, bas, drums, percussie, bouzouki, harmonica, trompet en harmonie cq. achtergrond vocalen. De twaalf songs op de CD zijn alle van Creane (tekst) en de hele band (muziek) en vallen met name op door de fraaie arrangementen, in een paar nummers met extra inbreng van stemmen en piano. Over het geheel genomen is sprake van folk als uitgangspunt met in de arrangementen inbreng van allerlei stromingen, door Creane zelf gerangschikt onder indie. Daarvoor is in mijn ogen de muziek te weinig rockend, maar het mag van mij. De stem van Creane is ergens vergelijkbaar met die van de jongere Eric Andersen en komt meestal op fluisterend niveau door. De arrangementen bereiken hun voorlopige hoogtepunt in ‘Old Jim soap’, waar trompetten voor een onheilspellende sfeer zorgen achter de duisterfluisterend gezongen tekst . Beklemmend en onverwacht mooi. De teksten gaan voornamelijk over relaties, het verlangen naar een goede relatie met name. Zoals in ‘Blue sky lullaby’: ‘Blue sky grey, it’s the way I’ve been feeling. Every car goes by, I wish it was you driving’. Hoe zwaar kan het verlangen in het leven aankomen! Een aparte CD, niet alleen vanwege de titel ‘Tommy Black and the twelve days of Lucy’. Somber, beklemmend, soms overweldigend, maar over het geheel genomen te eenvormig om echt blijvend te boeien. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 97 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Changing Horses Album: The Nashville Sessions Label: Independent donderdag 19 juli 2012 De EP van Changing Horses, een jonge mijnheer en een jonge mevrouw uit Engeland, opent met een werkelijk prachtig liedje: Cut All Strings. Zó moet folkpop klinken wil ze bij u en mij een potje kunnen breken. Dat dit duo in het daarop volgende liedje meteen de vraag aan de orde stelt hoeveel potjes het dan wel kan breken, lijkt iets van doen te hebben met overmoed. Misschien speelt het gothic element (meer Southern à la Woven Hand dan het meisje van Within Temptation) dat Changing Horses zo nadrukkelijk in muziek en presentatie (werp een blik op de foto’s en u begrijpt wat ik bedoel) aan de orde stelt, het tweetal wel parten. Waarom toch die al te nerveuze, gejaagde voordracht van Ric Birtill? Heeft de verder onberispelijk als producer optredende Chris Donehue hier een steekje laten vallen? Wel, het oordeel daarover hangt van uw tolerantiegraad af. Mij werkt de stem van Birtill enigszins op de zenuwen. Zijn partner Francesca Cullen (viool, mandoline en zang) daarentegen opereert kritiekloos met haar bescheiden maar o zo relevante inkleuring van deze zes liedjes. Daar zitten we dan, hier in deze recensie, met de gebakken peren van de ambivalentie. Talent bezitten ze in overvloed maar aan overtuigingskracht ontbreekt het nog. Daarnaast klinkt een zin als “I think I would enjoy killing you.” uit mond van Ric Birtill (nu nog?) bepaald ongeloofwaardig. MuziekPokon geven, deze jonggeplante belofte. En dan laten groeien. Ook een paar live-events van het niet al te ernstige soort zou de muziek van Changing Horses goed kunnen doen. Wim Boluijt Artist: The Harpoonist & The Axe Murderer Album: Checkered Past Label: Independent woensdag 18 juli 2012 Wie zakt niet de broek af bij een bezoek aan de website van The Harpoonist & The Axe Murderer? 'Blues that gets ya in the crotch' schreeuwen de letters je tegemoet. Dan horen we toch liever Bruce Cockburn: ‘The only thing I know is that the blues got the world by the balls.’ Gelukkig spreekt de muziek van The Harpoonist & The Axe Murderer niet in termen van ‘kruispakking’. Strakke mannen zijn het, Shawn Hall and Matthew Rogers uit Vancouver. De één speelt ‘axe’ (gitaar) en drums en de ander zingt, speelt bas en tovert af en toe een ‘harpoon’ (een mondharmonica oftewel een ‘blues harp’) tevoorschijn. De heren verwijzen naar Kris Kristofferson die in zijn versie van Me and Bobby McGee ‘I took my harpoon out of my dirty red bandana’ zingt. Middels het serveren van een dergelijk, bijzonder aardige detail weten de twee Canadezen een aanvankelijk aan ergernis grenzende verwondering over hun pseudoniemen om te buigen in een voorzichtige welwillendheid. Gek genoeg doet het uitermate rauw en ruw vormgegeven Checkered Past mij meer dan het laatste album van de aan de twee Canadezen verwante The Black Keys. Die doen op hun laatste album net iets teveel alsof weelde niets kost. Twee met verve spelende mannen (of een man en een vrouw want ook The White Stripes komen in het hoofd op), strak en kaal als motto, zo mag ik het graag horen. De wat afgeknepen stem van Shawn Hall doet denken aan die van Sammy Llanas van BoDeans. Aan overtuigingskracht geen gebrek. Met hier en daar een cover (Willie Dixon) en het fantastische Are You Listening Lord? Weten de twee ervaren studiomannen langzaam maar zeker tussen de naden en kieren van het bestaan te geraken. De liedjes zetten zich daar vast en zingen zich bij tijd en wijle zelf weer los. Checkered Past, een debuut voor zover ik weet, is een zeer aangename bluesplaat. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 98 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tom Kell Album: This Desert City Label: Independent dinsdag 17 juli 2012 Singer-songwriter Tom Kell begon zijn carrière eind jaren 70 in Seattle, waar hij deel uitmaakte van de in die stad populaire alt-country groep The Skyboys. Inmiddels woont hij al bijna 30 jaar in Los Angeles, waar hij muziekdocent is en vele liedjes en musicals voor zijn leerlingen schreef. Daarnaast bouwde hij een intensieve muzikale vriendschap op met Kenny Edwards, oprichter van The Stone Poneys (1964), de eerste groep van Linda Ronstedt. Kenny zou tot ca 1988 betrokken blijven bij de producten van Linda. Sinds 1983 heeft Kell een viertal solo-CD’s uitgebracht naast een tweetal gospelalbums (met Edwards, onder de naam ‘The Mission’). Met ‘This desert city’ (uit 2011 overigens) is Kell terug als reguliere singer-songwriter met een achttal originals en twee covers van bekende hits uit de jaren 60: ‘Don’t let me misunderstood’ (Nina Simone (1964), The Animals (1965) en in de jaren daarna vele anderen) en ‘Baby’s in black’ (The Beatles, 1964). De opnamen stammen van voor de te vroege dood van Kenny Edwards in augustus 2010, want Kenny is in alle songs te horen op gitaren en soms ook als zanger. De CD is uiteraard aan Kenny opgedragen. Kell heeft een vrij hoge stem die sterk doet denken aan die van Michael Fracasso of Eugene Ruffolo, evenals de sfeer op de uitstekende CD. Kell schrijft hele mooie songs, de invloed van de Californische scene is nooit ver weg, denk aan The Eagles en vooral J. D. Souther. Er is ook een fraaie variatie, van behoorlijk rockend (‘The way of the world’) via rustig rockend (‘Hold on’) tot zeer subtiel (de bijna gefluisterde ballad ‘Dove’ met een heerlijke tweede stem van Valerie Carter. En de begeleiding is van de crème de la crème van LA: Bob Glaub (bas), Don Heffington (drums), Greg Leisz (elektrische gitaar/lap steel), David Jackson (accordeon, orgel) en uiteraard voornoemde Kenny Edwards en zangeres Valerie Carter. Kell zelf speelt ook de nodige gitaren en zingt. ‘This desert town’ is een enorme verrassing, zoveel hebben we nog niet gehoord van deze Kell en dat mag jammer genoemd worden. Prachtige CD, schitterende Americana met een Californische juichrand. Fred Schmale Artist: West Of Eden Album: Safe Crossing Label: West Of Music maandag 16 juli 2012 West of Eden is een Zweedse groep die het Keltische muziekidioom heft omarmd. De naam is niet afgeleid van de bekende science fiction roman van dezelfde titel (1984), maar slaat op de locatie van de Scilly eilanden, ten westen van Land’s End (Cornwall). In 2009 vond voorman Martin Schaub het boek ‘Shipwreck’ (1974), waarin de auteur de vele op de kusten van de Scilly’s en Cornwall gestrande schepen beschrijft, met daarbij de foto’s die door leden van de familie Gibson sinds 1860 werden gemaakt. De liedjes, op één medley van originals (niet geheel onverwacht ‘The Scilly set’ gedoopt) na allemaal van de hand van Martin Schaub en zijn vrouw Jenny, handelen over het harde leven aan boord van schepen en de somtijds woeste omstandigheden bij het Engelse Cornwall. Voer voor echte zeebonken derhalve. Het is verrassend hoe de Zweden het Keltische idioom omarmen, dat is een leuke verrassing. Voor de hardcore fans van het te vroeg overleden Canadese folkfenomeen Stan Rogers is de opener ‘Haul away’ een soort ahaerlebnis. De verwantschap met het fraaie werk van deze deels Keltisch georiënteerde Canadees is evident. De basis van West of Eden is een sextet met Jenny en Martin als zingende blikvangers. Martin speelt gitaar, mandoline, citer, dobro, piano, pump organ, keyboards en zorgde voor de arrangementen van de koperblazers in een tweetal nummers, Jenny zingt en speelt accordeon. De andere vier basisleden doen alle backing vopcals en spelen fiddle, viola, mandoline, dobro, gitaren, bas, drums, bodhran, cajón en percussie. Er is hulp van 9 anderen, die o.m. fluit, tin wistle en banjo inbrengen. En natuurlijk die brass section met vier blazers. De opnames werden heel toepasselijk op een eiland voor de kust van Cornwall gedaan, de afronding in Zweden. ‘Safe crossing’ is een mooie moderne Keltisch geöriënteerde folk-CD. Goed gezongen, goed gespeeld, een gaaf thematisch geheel. Met voldoende rock-elementen om ook voor jongere luisteraars interessant te zijn. En het bijzondere is – made in Sweden! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 99 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Arthur Alligood Album: One Solver Needle Label: Newsong Recordings zaterdag 14 juli 2012 Arthur Alligood gezegende stemgeluid in het liedje ‘Shouldn't Be That Hard’, waarmee hij zijn nieuwe CD “One Silver Needle” opent, gaf bij mij meteen de doorslag om iets over deze CD te vinden. Het is overigens Alligood’s vierde studioplaat in acht jaar. Je zou dan denken dat die gozer op schema ligt. Niets blijkt echter minder dan waar. Arthur Alligood’s tekst- en toonkunsten heeft de Benelux haast niet weten te bereiken. De buitengewoon goed verzorgde productie van zijn nieuwe plaat was in handen van Mikal Blue. Alligood wist opnieuw een aantal gerenommeerde muzikanten aan zijn zijde te krijgen. Zo horen we o.a. Jim Keltner (John Mayer, Ry Cooder) op drums, Leland Sklar (James Taylor, Lyle Lovett) op bas en Michael Ward (Ben Harper, The Wallflowers) op toetsen. Het zou natuurlijk belachelijk zijn als je dat niet terug zou horen. Alligood gooit dan ook hoge ogen in nummer als ‘We Had A Mind To Run’ en ‘Go On Back’. In het liedje ‘Darkness To Light’ hangt muzikale geest van een Sonny Landreth rond te bungelen. Het bluesy, iets of wat sloom ingezette ‘Why'd You Let Me Go Cold’ is briljante vinding van deze uit Nashville, Tennessee afkomstige singer-songwriter. Alligood’s muziek is niet gemakkelijk in een hokje te plaatsen. Is het Americana of misschien gewoon folk of nee of toch luisterrijke indie rock. Wie het weet mag het zeggen. Het is alsof je een spelt in een hooiberg aan het zoeken bent. Ik kom niet verder dan bovengenoemde voorzetten. Ben benieuwd wie nog meer “One Silver Needle” in wil koppen. Arthur Alligood is iemand om rekening mee te houden in de toekomst, dat staat voor mij vast als een paal boven water. Jan Janssen Artist: Kyle Carey Album: Monongah Label: Independent zaterdag 14 juli 2012 Singer-songwriter Kyle Carey groeide op in Alaska, waar haar ouders als docent werkzaam waren. Ze maakte er kennis met de taal en de liederen van de Yupik. Dat heeft haar een bepaalde taalgevoeligheid opgeleverd wat zeer van pas kwam tijdens haar jaren in Cape Breton (Nova Scotia, Oost-Canada) waar zij als jonge vrouw de Keltische taal en liederen studeerde. Met Cape Breton hebben we één van de belangrijke invloeden voor haar eigen muziek te pakken. Deze bijzondere smeltkroes van Schotse en Ierse muziek, Keltische muziek dus, heeft een eigen muziektraditie en Kyle weet er prachtige elementen uit te pikken. Maar er is meer in haar muziek! De invloed van de Appalachians is ook manifest, dus is de traditionele Amerikaanse folk de tweede ijklijn voor Kyle. Kyle studeerde behalve in Nova scotia ook in de naamgever van deze provincie, ‘ons eigen’ Schotland. Om het geheel in stijl af te ronden werden de opnamen voor ‘Monongah’ gemaakt in het westen van Ierland. Het resultaat van dit alles is een hele sympathieke, pure en subtiele folk-CD, die overigens het levenslicht zag in 2011 en door vele critici terecht is omarmd. De produktie is in handen van Donogh Hennessy (van Lúnasa, een traditionele Ierse band - tevens gitaar), we horen harmonievocalen van Pauline Scamlon (‘Lumière’), op fiddle Rosie Mackenzie (van Cape Breton), Brendan O’Sullivan en Cleek Schrey (een typische ‘old-time fiddler’) en op mandoline en banjo John Kirk (uit de Appalachians). De bassist is Trevor Hutchinson (Waterboys en Lúnasa) en de multi-instrumentalist Neil Fitzgibbon speelt gitaar, fiddle (de vierde fiddler op de CD) en lapslide en zingt mee. Na het ca. 2 minuten durende 11e nummer op de CD, een instrumentaaltje met de titel ‘Reprise’, volgt een hidden track waarvan we weten dat Fitzgibbon gitaar en fiddle speelt en meezingt. ‘Monongah’ is een bijzonder innemende subtiele folkCD met een bijzondere mix van Amerikaanse en Keltische (Schots/Ierse) folk. Prachtig gezongen en met een leuke gevarieerde begeleiding. En er is zo’n prachtig verstild à capella gezongen liedje (‘Let them be all’, met Pauline Scanlon). Zelden hoor je zoveel verschillende speelstijlen voor de fiddle op één CD Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 100 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Byron Dowd Album: Byron Dowd The Band Label: Independent vrijdag 13 juli 2012 Byron Dowd is een Texaan. Zijn debuut CD laat een rootsrocker horen die zijn rock lardeert met folk, blues en country. De basisband is een trio met Dowd zelf op gitaren en verder bas en drums. De aanvulling komt van maar liefst veertien anderen, die o.m. dobro, steel gitaar, mandoline, fiddle, banjo, accordeon, harmonica, piano en keyboards meebrengen. Er is extra inbreng op bas, drums en harmonie vocalen. Alle liedjes zijn van Dowd zelf, met op slechts één nummer hulp van een collega. Hij deed inspiratie op ‘on the road’ (hij noemt op zijn website o.m. ons landje) en legt in zijn teksten lekkere metaforen neer, zoals bijvoorbeeld in ‘Nowhere but here’: ‘You’re ate up with lonesome and wound tight as a snare drum. Sawing off your heartstrings on a stunt man stairs. The smoke and mirrors they don’t lack, that world that rides on your back. You’re hanging on by thread bare skin and lighting cigarettes with signal flares and I’ll get you nowhere but here’. I like that! Dowd noemt als zijn belangrijkste invloeden Steve Earle, Ryan Adams en Son Volt. En dat hoor je! The Byron Dowd Band is een aangename, goed rockende band en CD. Voor liefhebbers van pittige rootsrock met een countryrandje zal de CD een leuke aanvulling betekenen op hun collectie. Fred Schmale Artist: Jess Klein Album: Behind A Veil Label: Independent donderdag 12 juli 2012 Laten we maar meteen even gelijkrichten. Het stemgeluid van de uit Texaanse afkomstige singer-songwriter Jess Klein moet je liggen. Haar twee jaar geleden verschenen CD “Bound To Love” werd in deze kroeg behoorlijk goed ontvangen. Haar nieuwe plaat “Behind A Veil” werd wat heen en weer geschoven, niet dat de het een beroerd album is of zo, nee maar puur omdat het de zoveelste in een dozijn is. De country rock pop die deze van oorsprong New Yorkse op “Behind A Veil” laat horen, doet weliswaar voetjes tippen en heupjes wiegen maar klinkt vooral oppervlakkig. Haar positieve muzikale benadering van een onlangs verbroken relatie en het verlies van haar vader is er een om bewondering voor te hebben. “Behind A Veil” opent dan ook ijzersterk met de titeltrack. Daarna volgen weliswaar nog een paar krachtige uptempo songs zoals ‘Lovers and Friends’ en ‘Tell Me This is Love’ maar dat was het dan ook. Ik kakte in elk geval daarna behoorlijk in. Dacht heel even nog op te veren bij het slotliedje ‘Unwritten Song’. Na ongeveer een minuut ging ik potdorie een relatie leggen met een recent Eurovisie songfestival liedje. Zo te horen is Jess Klein nog steeds zoekende naar een stijl waar ze in zou passen. Volgens mij zou ze gewoon moeten doen waar ze goed in is. Met andere woorden goed blijven zingen met wat minder mainstream gedachten in haar achterhoofd. Dat bewees ze immers al op haar twaalf jaar geleden release “Draw Them Near”. Maar zoals gezegd, de manier waarop Jess Klein haar betrokken, emotionele songs vorm geeft is erg bewonderingswaardig te noemen. Ik doe het haar in ieder geval niet na. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 101 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tom T. Hall Album: A Gift from Tom T. Hall Label: Independent woensdag 11 juli 2012 Hoewel zijn naam liefst vier keer op de hoesfoto prijkt, staat de nestor van de verhalende country song juist bekend om zijn economische woordgebruik. Op deze schijf is Tom – zoals bijna altijd in samenwerking met echtgenote Dixie – opnieuw goed voor kernachtige observaties van het leven in landelijk Amerika, en de puntige taalbeheersing van de Halls roept niet voor het eerst gemengde gevoelens op. Hun snedigheid functioneert hier bijvoorbeeld even soepel in een nummer vol doeltreffend venijn over het bestaan in de backwoods (“Leaving Baker Country”) als in een stuitend naïef loflied op het Amerikaanse economische systeem (“I’m a Coal Mining Man”). Muzikaal is Hall volledig teruggekeerd naar de bluegrass van zijn jeugd, en de begeleiders komen stuk voor stuk uit de eredivisie van dit genre. De snarenvirtuozen – o.a. Kristin Scott Benson, intussen banjoïste van The Grascals, en Mike Bub, in Nederland voornamelijk bekend als bassist van de Del McCoury Band – slagen erin om Halls beperkingen als componist uit te vlakken, zonder de luisteraar af te leiden van Toms aangenaam nurkse voordracht. Helaas gaat de door Dixie streng bewaakte hoofdrol van haar man wel ten koste van de zusjes Isaacs, die vocaal zoveel meer hadden kunnen toevoegen dan ze klaarblijkelijk mochten. Toch hoort A Gift al bij al in de top vijf van Halls studioplaten, en de bijdragen van Earl Scruggs en Jimmy Martin maken dit album hoe dan ook tot verplichte kost voor iedereen die van bluegrass houdt. Theo de Jong Artist: Pontus Snibb Album: Loud Feather Label: Rootsy.nu dinsdag 10 juli 2012 Pontus might be the best rock ’n’ roll drummer I have ever worked with, zei Brad Jones na het produceren van Halcyon Times, het laatste album van Jason & The Scorchers. Pontus is Pontus Snibb, een Zweed die u misschien kent van SNiBB of Bonafide. Of van The Scorchers. Loud Feathers is het debuut van zijn nieuwe power trio. Snibb speelt gitaar en zingt terwijl Mats Rydström en Niklas Matsson respectievelijk de bas en drums verzorgen. Here we are for your musical thirst, A rock ‘n’ roll outburst. Het zijn de eerste woorden van Snibb op dit album en ze ontlokken me een zucht: samen met de bijpassende riff trappen ze een deur in die al jaren openstaat. Snibb speelt een soort hardrock die hij op zijn website met Free en Van Halen durft te vergelijken. Dat is, hoewel de heren niet slecht zingen en spelen, te hoog gegrepen. Leg dit album naast Black Country (2010) van Black Country Communion of III (2011) van Chickenfoot en het trekt bleek weg. Nee, een Glenn Hughes of een Sammy Haggar is hij niet, Pontus Snibb. Laat staan een Joe Bonamassa of een Joe Satriani. Het is een beetje vervelend voor Pontus Snibb 3 dat ik u hier aanbeveel om eerst de twee zojuist genoemde albums te kopen en daarna pas de aanschaf van Loud Feathers te overwegen, maar hé, dan had het trio maar een betere plaat moeten maken. Ondertussen blijven wij zitten met deze vraag: als Pontus Snibb inderdaad zo’n uitzonderlijk drummer is, waarom drumt hij dan niet op Loud Feathers? Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 102 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tony Denikos Album: Under The Church Label: Independent maandag 9 juli 2012 Ten opzichte van het toch bepaald niet misselijke album Already Gone uit 2009, klinkt Under The Church nog een stuk fraaier. De uit Baltimore afkomstige singer-songwriter Tony Denikos heeft zichzelf op zijn vierde plaat, zonder enige twijfel overtroffen door sterkere liedjes, prachtige uitgebalanceerde arrangementen, dieper doorleefde zang en donkere maar uitermate relaxte sfeer die het album - in een kraakheldere productie - ademt. In een breed muzikaal spectrum van folk, country, blues, soul en rock, zijn – naar eigen zeggen – de muzikale invloeden van onder meer John Prine, CCR, Steve Earle, James McMurtry en Bruce Springsteen verwerkt, maar komt tegelijkertijd zijn grote songschrijvertalent wederom naar voren in een onopgesmukte, eerlijke, persoonlijke stijl. Zingend over ervaringen en observaties van het alledaagse leven, maar ook over het huidige politieke klimaat in de V.S., manifesteert hij zich afwisselend als een ouderwetse, romantische troubadour en hedendaagse protestrocker. Hij bezit een geweldige, warme, emotievolle tenor, zingt even flexibel als krachtig, wat vooral in de kippenvel bezorgende midtempo stukken en weemoedig stemmende ballades, het geval is. Naast zijn eigen band The Working Poor, met gitarist Gantt Kushner, bassist Lee Thowsend en drummer Rick Weisenmiller als studiobegeleiders, geeft nog een handvol muzikanten op o.a. orgel, viool, mandoline en achtergrondkoortje acte de présence op dit buitengewoon geslaagde album. Huub Thomassen Artist: Erik Brandt Album: The Long Winter Label: House Of Mercy Records zondag 8 juli 2012 Erik Brandt is al jaren de voorman van het Urban Hillbilly Quartet. Een buitengewoon veelzijdig gezelschap dat een tamelijk opwindende vorm van country, bluegrass, klezmer en folk speelt. Daarnaast maakt Brandt ook platen onder zijn eigen naam. Green Eyed Alone uit 2006 bijvoorbeeld. Een album dat dezelfde, door lichte eigenzinnigheid en gedreven vakmanschap verkregen kwaliteit die ook het Urban Hillbilly Quartet kenmerkt. Quartetgitarist Jeremy Szopinksi speelt een grote rol op dit album. Hij is trouwens ook een uitstekend beeldend kunstenaar. Zie daartoe http://www.jeremyszopinski.com/. Ook op Brandts nieuwe album, The Long Winter, is Szopinksi weer van de partij, net zoals een aantal leden van Romantica (ga op zoek naar It’s Your Weakness That I Want en America!) en een keur aan andere gasten. Direct valt het oog, en later het oor, op The Poison Tree van William Blake. Brandt zette het gedicht op muziek. Niet zo gek als je bedenkt dat Brandt ten tijde van het verschijnen van Green Eyed Alone Engels en journalistiek doceerde aan de Harding High School in St. Paul in Minnesota. Of hij dat nog doet? Ik weet het niet, maar zijn liefde voor goede poëzie is evident. Brandt heeft een wat dunne stem, hij is niet wat je noemt een groot zanger. Maar kijk, net als op Green Eyed Alone weet Brandt op The Long Winter middels fraaie koortjes en dito arrangementen de uitstekende liedjes van een eigenzinnige glans te voorzien. Zijn stem verkrijgt daarmee de kwaliteit van kwetsbaarheid: het artistiek appel van de liedjes groeit erdoor. Ik geloof dat The Long Winter over het algemeen net een slag beter is dan Green Eyed Alone. Liedjes als Hard Life (denk aan de soloalbums van Jason Ringenberg), Greater Than en het breekbare The Darkest Night Of The Year, ze zingen zich in de ziel. Dat lijkt ook letterlijk de bedoeling van Brandt, want hij is een gelovig man. Het laatste liedje, Was There A Time Before You? Lijkt gestoeld op de vraag die Augustinus zich stelde toen hij over de tijd ging nadenken. Was er sprake van tijd voordat God er was? Overigens, voor de cafébezoekers met geloofsallergie, Brandt zingt, preekt nergens. Aanbevolen, ik kan niet anders zeggen. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 103 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ben Caplan & The Casual Smokers Album: In The Time Of The Great Remembering Label: Coolbuzz Records vrijdag 6 juli 2012 Mag ik u waarschuwen? Geloof de recensies niet! Met lichte ironie verkondig ik u namelijk dat Ben Caplan veel minder met Tom Waits van doen heeft dan her en der wordt gesuggereerd. Zijn klezmerfolk doet eerder denken aan The Klezmatics, al heeft Caplan minder gospelsoul in huis dan de New Yorkers. Misschien stroomt in de liedjes van Caplan wél meer zigeunerbloed (Django Reinhardt en zo). De nog jonge, uit Canada afkomstige Caplan, heeft met de immer van bezetting wisselende Casual Smokers een fraaie plaat gemaakt. Het is dat de composities – ondanks uitschieters als Southboud, Conduit en Drift Apart – uiteindelijk wat eenvormig zijn, anders had het woord meesterwerk aan het werk gemoeten. Er raast een grote, wellicht zelfs wat tomeloze energie door het werk van Caplan. Het citeren van Dylan Thomas (‘rage against the dying of the light’) onderstreept deze Sturm und Drang. Weet u waaraan Caplan me ook doet denken? Aan het vroege werk van Greg Brown. Ook hij weet de eerder genoemde muziekstijlen de allure en de vrijheid van jazz te geven, zonder dat er feitelijk sprake is van jazz. Net als Brown is Caplan een mannetje dat je niet snel over het hoofd ziet. De natuurlijk aandoende geldingsdrang die uit zijn werk spreekt, is bepaald innemend. In The Time Of The Great Remembering is, mede door de wijze waarop de liedjes zijn gearrangeerd, een sterk debuut. Zo sterk dat het ooit, met terugwerkende kracht, weleens als ‘klassiek’ zou kunnen worden beschouwd. Wim Boluijt Artist: Garland Jeffreys Album: The King Of In Betweens Label: Big Lake Music donderdag 5 juli 2012 Wie kent zijn top 2000 hits ‘Hail Hail Rock ’n Roll’ en ‘Take Me To The Matador’ niet? Heb het natuurlijk over de inmiddels achtenzestig jarige singer-songwriter Garland Jeffreys. De in Brooklyn, New York geboren zanger groeide op in een multicultureel gezin. Muziek van o.a. Nat King Cole, Billie Holiday en soort gelijke wereldsterren werd hem met de paplepel ingegeven. Van daaruit ontwikkelede hij een eigen kijk op de dingen, die na zijn wereldhits, met wisselend succes, hier in Nederland werden ontvangen. Hierdoor bleef de grote doorbraak uit. Op zijn elfde release, in veertig jaar en na ruim veertien jaar, creëert Jeffreys als het ware een overzicht. Jeffreys noemde de plaat dan ook “The King Of In Betweens” Of hij niet weggeweest is, tovert Jeffreys maar liefst dertien enorm gevarieerde en lekker in het gehoor liggende liedjes uit zijn hoge hoed. Na wat luisterbeurten komt het over als een soort van flashback. Het niveau van “Don’t Call Me Buckwheat”, uit begin jaren negentig, komt behoorlijk in de buurt. Qua stem misschien wat ruwer en op muzikaal gebied zelfs nog wat breder, het muzikale kleurpallet is rijkelijk gevuld. Van donkere songs als ‘Love Is Not A Cliche’ en het akoestisch uitgevoerde ‘In God's Waiting Room’ tot reggae tracks ‘All Around The World’, ‘She's A Killer’ en ‘Roller Coaster Town’ ze komen uit je speakers alsof je naar een jonge gozer zit te luisteren. Misschien is dit laatste dan ook wel meteen de valkuil voor wat betreft Jeffreys nieuwe plaat. Want ik hoor een mix van Jack Johnson, Amos Lee en SuperHeavy terug. Maar goed Jeffreys heeft altijd al bekend gestaan als muzikale bruggenbouwer tussen blanke en zwarte muziek. Rehabilitatie van deze “ergens tussenin hoogheid” is juist daarom ruim op zijn plaats. In 1980 stond Garland Jeffreys op Pinkpop. Misschien iets minder groot van opzet zouden toch het Take Root Festival, Crossing Border en wie weet het Roepaen Festival de nek eens uit kunnen steken. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 104 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Refugees Album: Three Label: Blue Rose Records donderdag 5 juli 2012 Over het in 2009 in ons land verschenen debuutalbum Unbound van The Refugees, een trio dat gevormd wordt door Cindy Bullens (mandoline, akoestische gitaar, harmonica) Deborah Holland (piano, accordeon, bas) en Wendy Waldman (gitaren, dobro), was ik indertijd erg lovend. De akoestische folk/countryliedjes lieten veel indruk na, in het bijzonder door de fabelachtige zangtechniek en - harmonieën, frisheid en gloedvol spelplezier. Three vind ik over het geheel genomen wat minder positief uitvallen. Misschien omdat de verassing er een beetje vanaf is, waarschijnlijker omdat van de meerstemmige zang – technisch weer fenomenaal – voor mijn gevoel niet diezelfde bezieling en emotie afstraalt. Hun gezamenlijke vocalen klinken me iets te indringend en minder subtiel gedoseerd. De kwalitatief hoge standaard en mooie songvariaties trekken de dames echter wederom feilloos door, waarbij het gebruik van drums, - als opvallendste instrumentale verschil met Unbound - een steviger countryrockgeluid voortbrengt. De dames componeerden zes van de elf nummers samen, Cindy Bullens en Deborah Holland elk tweemaal solo en Wendy Waldman arrangeerde de traditional Green Rocky Road en droeg wederom de productionele eindverantwoordelijkheid. The Refugees is een uitstekend zingend stel, maar bezit nog niet dezelfde zeggingskracht als Crosby, Stills & Nash – de maestro’s van de populaire close harmony – aan wie ze, als vrouwelijke tegenhanger, regelmatig worden gerefereerd. Huub Thomassen Artist: New Country Rehab Album: New Country Rehab Label: Independent woensdag 4 juli 2012 Ze kunnen mannetjes zoals ik wel schieten. Soms. De muzikanten die met veel zorg en toewijding een album hebben gemaakt en tot hun afgrijzen moeten lezen hoe hun werk op grond van slechte argumenten en gebrek aan werkelijke toewijding wordt ‘kaltgestellt’. Bijna was het me namelijk weer eens overkomen, het al te gemakkelijk opzij schuiven van een cd. Het debuut van New Country Rehab, een stel doorgewinterde sessiemuzikanten uit Canada, klinkt wat vlak, weinig dynamisch. Viool, akoestische gitaar, de drums, ze lijken allemaal van bescheiden aard. Wie dus snel ‘even’ de cd beluistert en vervolgens weer overgaat tot de orde van de dag, meent hier het oordeel klaar te hebben. Beter luisteren openbaart de diepgang die New Country Rehab kenmerkt én mijn schaamte. Het geluid wordt niet beter. Maar de liedjes, het spel en de algehele uitvoering wel. Sowieso een aardig palet, die liedjes. Drie keer Hank Williams (o.a. Ramblin’ Man), één keer Springsteen (State Trooper), de traditional Train 45 en wat van eigen makelij (waaronder het fraaie Cameo). Zo ontpopt zich een (outlaw) countryalbum dat, geheel in overeenstemming met de traditie, nergens van de daken schreeuwt noch zichzelf op de borst slaat. De vier heren blijken uitstekend met hun instrumenten overweg te kunnen. En al is John Showman geen groot zanger, zijn stem past goed bij deze liedjes. Laat ik eerlijk zijn, de productie had wel degelijk beter gekund, vuur en golving worden soms gemist. Toch is deze plaat dus (veel) beter dan gedacht. Door u en waarschijnlijk ook door de plaat zelf. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 105 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jacqui Dankworth Album: It Happens Quietly Label: Proper dinsdag 3 juli 2012 Ik hing wat al te lang aan de bar van ons Café. Niet omwille van het bier of de wijn. Nee, het betrof wat met een mooi woord procrastinatie wordt genoemd. Uitstelgedrag. Het vierde album van Jacqui Dankworth, de dochter van John Dankworth en Cleo Laine ligt al een tijdje klaar. Niet om te luisteren, daar zit ‘m nu net de kneep. It Happens Quietly – een buitengewoon veelzeggende titel, nietwaar?! – stamt uit 2011. Ik keek eens rond in het Café. “Mannen,” wilde ik zeggen; “past die jazzy muziek van Jacqui Dankworth wel bij ons?” Ik sprak echter geen woord. Want wat hing daar boven de bar? Het bordje met daarop de ongeschreven regel. Het letterloos directief van ons Real Roots Café: alle muziekjes die binnenkomen, schoorvoetend of met donderend geraas, verlegen of vol bravoure, zijn welkom. Ook Jacqui Dankworth dus. Ik begon te schrijven. Het album valt te kwalificeren als easy listening. Dat betekent zoete, languissante melodieën, strijkers die meer dan de was alleen doen en de ogenschijnlijk moeiteloze voordracht van Dankworth zelf. Timing en dictie zijn dik in orde. Wél zal Jacqui Dankworth wat meer levenservaring moeten hebben om de emotionele diepgang te bereiken die deze muziek feitelijk vraagt. Hoewel schalks in aanleg weet ze niet altijd te verleiden, meer techniek dan touché dus. Ach, het deerde de achtergebleven Cafébezoekers weinig toen laat op de avond It Happens Quietly nog eens werd opgezet en a Nightingale Sang In Berkely Square weerklonk. Wim Boluijt Artist: Kate Campbell Album: 1000 Pound Machine Label: Large River Music maandag 2 juli 2012 Kate Campbell behoeft bij de kenners geen nader introductie. Deze americanagrootheid leverde vorig jaar een prachtige live-CD af en komt nauwelijks een jaar later met haar 14e CD, in Nashville opgenomen en gemixed onder de bezielende productie van Will Kimbrough. De piano van Kate speelt een zeer belangrijke rol, de CD is dan ook opgedragen aan ‘alle pianoleraren’ in de wereld en speciaal aan Diamond Murphy en Mary Todd Young, naar ik aanneem de leraren van Kate zelf. En ‘1000 pound machine’ is een volgende parel uit de muziekketting van Kate. Prachtige liedjes, in de van haar bekende eigen mix van softpop, country, folk en soul en uiteraard heel ingetogen en subtiel gebracht. De traditional ‘Walk with me’, een relipopliedje is als enige niet door Kate geschreven. De overige negen songs zijn van de hand van Kate (alleen -1-, met Will Kimbrough -3-, met Mark Narmore – 4- en met Walt Aldridge -1-). Met name de coproducten met Will mogen er zijn en behoren tot de mooiste op de CD: de titeltrack (twee maal, zowel de opener als de closer, met resp. één en twee piano’s in de begeleiding en resp. met zang en instrumentaal), ‘Alabama department of corrections blues’ (met een vocale gastrol van Emmylou Harris) en ‘God bless you, Arthur Blessitt (waarin Kimbrough vocaal ondersteunt). Kate alleen schreef het instrumentaaltje ‘The occasional wailer’, waarin bouzouki, vibrafoon en strings een rol spelen. ‘Spoonerville’ is een ode aan onze grote vriend Spooner Oldham, met wie Kate in 2006 haar wellicht beste album ‘‘For the living of these days’ opnam. Spooner horen we overigens op deze nieuwe CD op vijf nummers, met als hoogtepunt zijn schitterende spel op Wurlitzer in het meest soulgetinte nummer ‘Wait for another day’. Overigens is ‘Montgomery to Mobile’ (met Narmore) ook adembenemend mooi, een gedragen ballade met strings, piano, orgel, Wurlitzer (Spooner), vibrafoon, cymbalen en een Will Kimbrough in zowel vocale als instrumentale (gitaren, percussie) topvorm. Ik heb met toenemend genoegen deze alweer schitterende CD van Kate Campbell beluisterd. Voor mij was het genieten van een CD met in feite alleen maar hoogtepunten. Campbell kan geen slechte of zelfs matige CD maken, ze is daarvoor te goed, te constant Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 106 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Crooked Brothers Album: Lawrence, Where's Your Knife? Label: Transistor 66 zondag 1 juli 2012 In de winter van 2011 kropen de pseudobroers Crooked Brothers voor hun tweede cd Lawrence Where’s Your Knife? in een hut bij elkaar ergens in Manitoba, Canada. In deze koude en donkere omstandigheden, werd een serie ironische en regelmatig cynische songs over de liefde opgenomen. In een zo goed als akoestische setting, trakteren ze ons op tien liedjes met buitengewoon metaforische, maar messcherpe songteksten die verhalen over schipbreuk leidende relaties en die muzikaal met een passende atmosfeer zijn ingekaderd. Grimmigheid alom in de staccato ritmische en grommend gezongen trits 17 Horses, Your Love Is A Ghostown en Another Sun; beklemmende boosaardigheid in de ogenschijnlijk rustig ademende cadans van Bluebird; ijzingwekkende tirade in de niettemin lieflijk omlijste ballade Cold As You; rancuneus en vilein commentaar in het pakkende Working For The Goverment en in het gospelachtige Winter´s Come; doffe berusting ten slotte is er in het verstilde Good Man. Het trio, dat prachtig wordt ondersteund door drummer Alain Guilemette, bassist Julian Bradford en violiste Rosalyn Dennett, combineert op een geweldige manier folk (als invalshoek) met blues, soul en rock. De gelegenheidsbroers zingen solo, maar schitteren ook door knappe meerstemmige harmonieën, evenals door de fabuleuze instrumentbeheersing op dobro, harmonica, lap steel, gitaren, mandoline en banjo. Het eindresultaat is een boeiend eigentijds folk/americana album, getoonzet in een directe, gedreven, maar ontspannen sound. Huub Thomassen Artist: Logan Taylor & The Thunderbirds Album: Logan Taylor & The Thunderbirds Label: Independent zaterdag 30 juni 2012 Lubbock, Texas: countrylegendes Joe Ely, Terry Allan, Butch Hancock en rock ‘n’ roll pionier Buddy Holly groeiden er op. Deze groten der aarden gaven de stad ooit een bijna mythische status, door het ontluikend talent dat zich aldoor aandiende. Tegenwoordig is dat eerder uitzondering dan regel. Logan Taylor and the Thunderbirds vormen misschien een uitzondering daar op met hun naamloze debuutalbum, dat voor het overgrote deel lekkere alt .country met een vettige laag southernrock bevat. Een album dat uitermate geschikt is tijdens de eindeloos lange, stoffige, desolate, dorstig makende wegen op de grens van Texas en New Mexico. Lubbock- Clovis, New Mexico bijvoorbeeld, is een ritje dat alleen (heel goed) te doen is met dit soort muziek en geregeld makende barstops, zoals ikzelf dat ooit mocht ervaren. Logan Taylor en zijn mannen zetten van meet af aan de sokken erin met een gespierde kruising van plattelandsrock à la ZZ Top en Bottle Rockets. Vooral laatstgenoemde band lijkt voor hen model te hebben gestaan. Stemgeluid en zangstijl van Logan en de folk/country elementen die de band met banjo, mondharmonica, mandoline en fiddle, bijna doorlopend toevoegen aan een stevig gitaarrockgeluid, geven een lekkere balans aan de elf nummers, die allemaal uit de pen vloeiden van Logan. Heerlijke roadsongs. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 107 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Zwerfhond Album: Wachten Op Verdronken Baas Label: Elektrograph Records zaterdag 30 juni 2012 Zelf spreken ze van nedericana. Een neologisme is snel gevonden, ging dit ook maar op voor goede muziek! Het is namelijk niet veel soeps wat het uit Nijmegen afkomstige Zwerfhond ons op Wachten Op Verdronken Baas laat horen. Had producer Sebastiaan van Bijlevelt (Okieson) wel oren om te horen? Zijn muzikaal credo is bekend: stilistisch fijnzinnige verstilling. Hoe kan het dan toch dat de drie mannen van Zwerfhond zo flets klinken? Ivo Tak is geen groot zanger, nee, maar ergens in hem moet toch een waakvlam tot brand te bewegen zijn? ‘Je bent heel lief en maakt me blij, halleluja/Je kijkt geen tv maar wel naar mij, halleluja’, zingt hij in Ongekend. En u dacht nog: de teksten, die zullen dit album in deze recensie misschien gaan redden?! ‘De moerstaal’ (zo staat het op de site van de band) is niet altijd een goed idee. Hoe kan een album als Wachten Op Verdronken Baas zo in de slappe was verzeild raken dat ophangen geen zin meer heeft? Gebrek aan stijfsel, zeker? Snitloze muziek, die, toegegeven, goed en zorgvuldig is opgenomen en van prachtig artwork is voorzien. ‘Oh, wat een dag.’ zingt Zwerfhond. Oh, wat een suffe liedjes. Wim Boluijt Artist: Big Easy Express Album: Big Easy Express Label: S2BN Entertainment zaterdag 30 juni 2012 Op 21 april 2011 stappen Mumford & Sons, Edward Sharpe & the Magnetic Zeros en The Old Crow Medicine Show, drie interessante bandje van aan de laatste tijd, aan boord van een trein. Een lang gekoesterde droom van de hoofdrolspelers ging hiermee in vervulling. Het aanvankelijke doel, van filmmaker Emmett Malloy, was Amerikaanse geschiedenis in de maak in beeld brengen. De zesdaagse reis, van Oakland, California naar New Orleans, Louisiana, is nu vastgelegd op de DVD “The Big Easy Exspess”. Diegene die weleens door Amerika rondgereisd hebben kunnen bevestigen dat het idealistisch beeld dat Malloy ons voorschotelt, niet helemaal klopt. Wat vooral wel gelukt is het in kaart brengen van een nieuw muzikaal tijdperk. Er werd gestopt in zes plaatsen en in elke stad die men aandoet vinden er optredens plaats. De beelden flitsen deels in zwart wit en in kleur over je beeldbuis. De opnamen lopen naadloos in elkaar over waarbij de geïmproviseerde jamsessies, in de treinwagons tot in de vroege uurtjes, werkelijk om te smullen zijn. Onze slogan “Real People, real instruments and real music” klopt in dit geval als een bus. Maar goed, wij schreeuwen het al meer dan vijftien jaar van de daken. Ben eigenlijk benieuwd of de bandjes in kwestie, met uitzondering van Mumford & Sons natuurlijk, hiermee nu ook in Nederland voet aan de grond krijgen. Ik heb intens en met enige ontroering zitten genieten van hoe dit stelletje ongecompliceerde muzikanten enorme menigten in vervoering kunnen brengen met muziek waarvan schoonheid schuilt in het net niet perfect zijn. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 108 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Imagined Village Album: Bending The Dark Label: Independent vrijdag 29 juni 2012 Al in het eerste liedje, The Guvna, is het prijs. Een verwijzing naar The Knife van Genesis. Gezien het eclectisch karakter van de muziek van The Imagined Village zal het wellicht zo zijn dat de verwijzing niet Genesis betreft maar een oud folkliedje waar ook Genesis zich op gebaseerd heeft. In Sick Old Man klinkt onmiskenbaar Raggle Taggle Gipsy door. Het zijn slechts twee voorbeelden die erop wijzen dat er heel veel meer verwijzingen en dwarsverbanden bloot te leggen zijn op dit derde album van The Imagined Village. Vooruit, nog één dan: de titel, Bending The Dark is een verwijzing naar de ‘dha’ in de Indiase toonladder, één van de zogeheten ‘vikrut swar’, altereerbare – bending – tonen. Het is duidelijk, The Imagined Village is zowat van alle markten thuis. Martin Carthy, Eliza Carthy, Jackie Oates, Sheema Mukherjee, Johnny Kalsi, Andy Gangadeen, Ali Friend, om eens wat namen te noemen. Ze maken traditionele, Engelse folk, aangelengd met allerhande andere wereldmuziek. Of omgekeerd. Zo zijn in New York Trader de fameuze Kick Horns te horen. Eerder speelden ze met Baaba Maal. Wie Bending In The Dark zoals ik, voor het eerst beluistert zonder de twee vorige albums van dit steeds van bezetting en gasten wisselende gezelschap gehoord te hebben, zal geneigd zijn een gematigd positief oordeel te vellen: aardige plaat. Tegelijkertijd sta je dan op een fork in the road. Het slechts nog af en toe beluisteren zal het eerste oordeel bevestigen. Wie echter dit album tot zich neemt (en dat is iets heel anders dan beluisteren), gaat een wonderlijk en fijnzinnig vormgegeven muzikaal universum binnen. Maakt het wat uit dat Fisherman over de Occupy-beweging bij St Pauls Cathedral in Londen gaat? Zeker wel! Of dat het ruim twaalf minuten durende Bending The Dark geschreven werd voor het project New Music 20x12, een onderdeel van de Culturele Olympiade, behorend bij de Olympische Spelen? Wis en waarachtig! Het is uit de kunst wat dit veelkleurig palet aan muzikanten laat horen. Luister maar eens naar de bhangra in Get Kalsi, dát is percussie mijnheertje! Moeiteloos vallen hier verbanden met drum ’n’ bass en grimes bloot te leggen. Ik weet het, deze woorden vallen niet dagelijks in ons café. Hebben ze twijfel opgewekt? Open de deur van dit album dan bij het breekbare Washing Song of bij Nest, folkliedjes die u het hart traag kloppend door het bloed doen vloeien. Grote kans dat het daarna veroverd is. En laat ik nu, op de valreep nog wel, tot de conclusie komen dat Wintersinging me aan Renaissance doet denken. Het is wat, met al die muzikale associaties. Wim Boluijt Artist: Lost & Nameless Orchestra Album: Lost & Nameless Orchestra Label: Independent donderdag 28 juni 2012 Western Swing is een echt Texaanse muziekvorm, een swingende combinatie van country, folk en jazz. Het ‘Lost & Nameless Orchestra’ uit Austin speelt naast deze Western Swing ook zigeunermuziek (de - zelf aangepaste traditional Dark eyes), old time music, bluegrass en Keltische jigs and reels. Het instrumentarium is uiteraard bijpassend: (twin) fiddle(s), accordeon, mandoline, gitaar, maar ook orgel, piano, lap steel, slide gitaar, bas en percussie. Overigens heeft het kwartet ook oog voor meer popgeoriënteerde folk, zoals het verrassend mooie ‘When U love somebody’ van Eric Johnson en het eigen werkstuk ‘A Stone is rolling’. Over de eigen songs: de oprichters Chris Peterson (mandoline, fiddle, slide gtr, bas, lap steel, percussie) en Patrick Conway (gitaar, bas, percussie) – zij ontmoetten elkaar in 1993 in St. Louis en kwamen in 2006 naar Austin - zijn hiervoor verantwoordelijk met in twee nummers inbreng van junior Kimberley Zielnicki (15 jaar toen zij een paar jaar geleden de band kwam versterken op vocals, fiddle en bas). De vierde persoon is accordeonist/pianist/ orgelaar Nathan Quiring. De songs van Peterson en Conway zorgen voor de helft van het gebodene, de overige nummers zijn traditionals, naast ‘Dark eyes’ herkennen we ‘Cumberland gap’ en ‘The red haired boy’ en er zijn drie jigs en reels aanwezig naast covers van Norman Blake, Dave Hennessy en Peter Ham (‘No matter what’, een prachtige song van deze door eigen hand te vroeg overleden voorman van de groep ‘Badfinger’). ‘The lost and nameless orchestra’ is een aanwinst voor de Texaanse/Austinse muziek scene. Hun aanstekelijke mix van traditionals en originals en het duiken in allerlei – uiteraard wel verwante – muziekvormen uit de Americanawereld is het waard om beluisterd te worden. Zeer prettige, genietbare, met hoorbaar enthousiasme en muzikaliteit gespeelde muziek. Ook live zeer de moeite waard zeg ik uit ervaring. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 109 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Screen Door Porch Album: The Fate & The Fruit Label: Independent woensdag 27 juni 2012 De kern van de folkrockgroep Screen Door Porch wordt gevormd door het vrouw/man duo Seader Rose en Aaron Davis, aangevuld met een viertal begeleiders op (staande)bas, toetsen en drums. Op de tweede cd Fate And The Fruit zijn alle twaalf songs door hen samen geschreven, spelen beiden o.a. gitaar, banjo, mandoline en hebben een evenredig aandeel in de zangpartijen. De band uit Wyoming maakt akoestischeelektrische folk met een donkere rand, die aanvankelijk wat zwaar aandoet. Maar die ook een behoorlijk verslavende werking heeft, als je maar vaak genoeg luistert. In het begin past het redelijk trage tempo van de liedjes bij het beeld van de schommelstoel op de veranda: achteroverleunend, wiegend, doezelend. Daarna raak je langzaam maar zeker in de greep, de oren gespitst. Het is een soort van folkrock die, qua songopbouw, invloeden verraadt van de (oude) Walkabouts en van 10.000 Maniacs/Nathalie Merchant. Bovendien is Seader Rose’ prachtig lijzige dictie en warme timbre goed te vergeleken met Merchant en Carla Thorgerson. De arrangementen zijn lekker stripdown, de elektrische gitaarsound prettig knarsend, de algemene semi-akoestische vormgeving betoverend, bij vlagen heerlijk meeslepend zelfs, waarbij het gehele album de sfeer ademt van de ruimtelijke landschappen van hun thuisstaat. Prachtig. Huub Thomassen Artist: Grant Peeples Album: Prior Convictions Label: Gatorbone Records dinsdag 26 juni 2012 Vorig jaar was ik razend enthousiast over de vierde CD van Grant Peeples, een geweldig goede singersongwriter, geboren in Tallahassee (Florida) en na een aantal omzwervingen in o.m. Nicaragua uiteindelijk neergestreken in Austin. Grant heeft wederom onze held Gurf Morlix weten te strikken voor de productie van zijn weergaloze nieuwe CD, ‘’Prior convictions’, De titel van het boek komt van het boek van dezelfde naam van de hand van Dave Hickey, een van origine songwriter uit Texas. Het boek kreeg hij van een vriend in 1991. De liedjes van Hickey (nooit opgenomen) kende hij al van een tape en hadden een onuitwisbare indruk op Grant gemaakt. Het boek bevatte een aantal verhalen en maakten een even grote indruk, met het laatste verhaal, in de ogen van Grant een soort (artistieke) zelfmoordstatement, waaruit bleek dat Dave nooit meer iets zou schrijven. We hopen dat Grant niet Dave’s voorbeeld volgt, hij kan echt prachtige liedjes schrijven met teksten-die-ertoe-doen! Ik maakte bij ‘Okra…’ de vergelijking met Guy Clark, en Blaze Foley en dat blijft bij het beluisteren van deze nieuweling stijf overeind. De openingssong is een cover van Bob Dylan, ‘Things have changed’ uit 1999. Het was Dylan die begin jaren 70 Grant’s leven voor altijd veranderde en hem deed besluiten zijn leven te wijden aan zelf geschreven muziek. Ruthie Foster zingt op ‘Things…’ mee. Er zijn meerdere covers op de CD, twee zeer obscure maar onverwacht prachtige songs: ‘Gunning for the Buddha’ van de Britse 80er-jaren popgroep Shriekback en ‘Market town’ van een onbekende singer –songwriter uit Oregon, Myshkin. Van zijn held Hickey ‘stal’ Grant melodie en enkele regels tekst in het nummer ‘Patriot act’, een nummer dat hij uiteraard opdraagt aan Hickey. Net als op ‘Okra….’ is de begeleiding klein gehouden en mooi akoestisch met een hoofdrol voor Gurf Morlix op gitaren (w.o. steel gitaar), bas, banjo en keyboards en vocals. Rick Richards horen we op drums en Joel Guzman op accordeon. Het wordt tijd om massaal Grant Peeples te omarmen. De man is absolute topklasse. Kopen die CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 110 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Hank & Shaidri Alrich with Doug Harman Album: Carry Me Home Label: Armadillo Records maandag 25 juni 2012 Hank Alrich is een legende in Austin. Hij is ook een opvallende verschijning met zijn lange haren een lange grijze baard en een zeer beminnelijk mens. Sinds 1962 treedt hij op als folksinger, vanaf 1966 in Texas. Austin werd toen zijn thuisbasis, hij speelde er in diverse bands en was actief als geluidstechnicus. Als manager van de fameuze ‘Armadillo World Headquarters’, één van de bekendste venues in Austin, tot de sloop in 1980, komt hij in contact met vele artiesten en hun publiek. Na een 20tal jaren in Californië is hij rond 2002 terug in Austin en gaat hij optreden met zijn dochter Shaidri, die gitaar en fiddle speelt en zingt. Samen met cellist Doug Harman brengen ze de CD ‘Carry me home’ uit in 2010, een verzameling liedjes in een setting van folk, bluegrass en old-time muziek, met een knipoog naar de Keltische muziek uit Schotland en Ierland in de medley ‘Blarney’s Ghost medley’. Dat shaidri in haar tienerjaren deel uitmaakte van een Keltische meidengroep zal hier debet aan zijn. ‘Carry me home’ is het debuutalbum van dit unieke vaderdochter duo. Hank speelt gitaar en mandoline en is de auteur van vier van de tien liedjes op de CD. De overige vijf songs zijn vier covers van o.m. Utah Phillips en Peter Rowan en de traditional ‘The great Baltimore fire’. Het geheel ademt een intieme sfeer uit en met name de liedjes van Hank smaken naar veel meer. Neem de ode aan het bekende muziekprogramma ‘Austin City Limits’ of de lichte frustratie in ‘If I don’t get you’, meesterlijk getoonzet en prachtig gezongen. Afgelopen maart zag ik Hank en Shaidri optreden in het helaas inmiddels ter ziele gegane Artz ribhouse en ik was onder de indruk, zoals ik o erop is tijdloos. Een heerlijk aangename pure folkCD, die klinkt zoals een mooie folkCD hoort te klinken: puur en muzikaal Fred Schmale Artist: The Carper Family Album: Back When Label: Independent zondag 24 juni 2012 Met een leuke naamverwijzing naar de aloude Carter Family presenteren de drie dames van The Carper Family hun debuutCD ‘Back when’. De groep zag het (avond)licht in de legendarische Austinse bar ‘Hole in the wall’ in 2010 en bestaat uit Melissa Carper (haar achternaam won) op bas, Beth Grisman op fiddle en Jenn Miori op gitaar. Absoluut geen familie van elkaar, al zou je dat niet zeggen na het beluisteren van de fraai uitgebalanceerde driestemmige harmonievocalen die onderdeel vormen van hun repertoire. Met hulp van Cindy Cashdollar (o.m. bekend van Asleep at the Wheel) op dobro en steel gitaar en de bevallige Brennen Leigh op mandoline en lead guitar legt ons toffe drietal een prachtig tapijt neer van old timey, bluegrass, folk, country en (Western) swing voor ons neer. Acht van de 15 songs (goed voor ruim 43 minuten genieten) op de CD zijn van eigen hand, Beth schreef er drie en Melissa (die aandoenlijk lichtelijk slist als ze zingt) vijf, de overige songs zijn covers van o.m. Gene Autry (twee stuks), waaronder het echte cowboy-epos ‘There’s a rainbow on the Rio Grande’, waarin voorbeeldig wordt gejodeld en gemandolineerd, en A. P Carter (of course). Ik had het genoegen de dames een aantal malen live te mogen horen en zien tijdens SXSW en was echt onder de indruk, en ik was zeker niet de enige verbaasde toehoorder. The Carper Family is een echte ontdekking. Voor liefhebbers van bijvoorbeeld de muziek van Hot Club of Cowtown en The Quebe Sisters (wel echte zusjes!) is dit een mooie vondst. Ik ben geheel om! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 111 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Malted Milk Album: Get Some Label: Dixiefrog Records zaterdag 23 juni 2012 Malted Milk is de naam van een soulbluesband uit Frankrijk. De groep bestaat uit zes personen met het instrumentarium gitaar (2x) , bas, drums, keyboards (B3, Wurlitzer, clavinet) en trompet. Voor hun nieuwe CD komt er hulp van sax, fluit en trombone. Op ‘Get some’ trakteert de band ons op bijna 45 minuten funky soul en BBKing-blues. Als belangrijke invloeden worden Al Green, James Brown, Johnny ‘guitar’ Watson en Eli ‘Paperboy’ Reed genoemd. Dus weten de kenners wat te verwachten als de CD wordt gespeeld. Maar behalve het soulvolle funky geluid is er ook ingekleurd door te refereren aan de oorspronkelijke blues van Chicago, Detroit of Memphis. De 10 songs zijn van eigen hand, in twee doet de Amerikaanse singersongwriter K. W. Davis mee. Deze bluesman uit Memphis heeft met de band getoerd en dat heeft zowel ‘Soul of a woman’ als ‘I know it was your love’ opgeleverd. ‘Get some’ is een aardige CD in het soulblues genre (op de CD horen we vooral funky soulmuziek) van een verrassend goed musicerend en zingend (de Engelse uitspraak is on-Frans goed) Frans collectief. Fred Schmale Artist: Kristofer Aström Album: From Eagle To Sparrow Label: Startracks CD STAR vrijdag 22 juni 2012 De Zweedse singer-songwriter is al een twintigtal jaren actief in de Zweedse folk-rock scene. Begin jaren 90 stond hij aan de wieg van de rockband (2xgitaar/bas/drums) Fireside, als znger/gitarist. Met Fireside maakte hij tussen 1994 en 2003 zeven CD’s. Als solo-artiest heeft hij sinds 1998 inclusief ‘From eagle to sparrow’ acht volledige CD’s en vijf EP’s op zijn naam staan, hij bracht negen singles uit en droeg zijn steentje bij aan negen compilaties. Geen slechte produktie, dus. De muziek op ‘From eagle to sparrow’ valt te plaatsen in de categorie soft folk-rock. Het deed mij onder meer denken aan de muziek van de Amerikaanse formatie ‘America’, actief in de jaren zeventig van de vorige eeuw en vooral bekend geworden door de megahit ‘Horse wit no name’ van hun debuutalbum uit 1972. Informatie over het album is nergens te vinden, zeker niet op het simpele kartonnen hoesje dat mijn recensie-exemplaar verpakt. Kristofer zingt in het Engels. Hij is op de CD niet alleen, er is inbreng van onder meer bas, drums, meerdere gitaren en keyboards. Sympathieke muziek, goede songs, variatie genoeg (ballads en meer rock-getinte up-tempo nummers wisselen elkaar af). Op de prachtige ballad ‘Come summer (come standing outside your door)’ horen we Kristofer alleen (gitaar/zang) met soms vocale hulp van een paar anderen. ‘From eagle to sparrow’ is een goede CD, vol liedjes die schreeuwen om aandacht, getuigen van verlangens en gevoelens van eenzaamheid en soms wanhoop. Gewoon ‘mooi somber’, dus. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 112 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Matt Keating Album: Wrong Way Home Label: Sojourn Records donderdag 21 juni 2012 Matt Keating is een singer-songwriter uit New York City (West Village). Sinds 1993 zijn er tot dusver 10 producten van hem verschenen met het onderhavige ‘Wrong way home’ als laatsteling. Het betreft een 16delig episch geheel met een totale speelduur van bijna 58 minuten. Matt’s boodschappen (alle 16 liedjes zijn geheel van zijn hand) worden gebracht in een soft-pop setting, hij klinkt bij vlagen bijna Engels – luister bijvoorbeeld naar het mooi gearrangeerde ‘Sound of summer days’ en je waant je terug in de tijd van Small Faces en Kinks. Het woord arrangement viel en dan hebben we te maken met één van de positieve kanten van deze aardige CD: ruimte voor mooie orkestraties met gebruik van strings, trompet, saxofoon, accordeon en de eigen keyboards van Matt. De basis wordt gelegd door een solide ritmesectie met bassist/medeproducer (naast Matt) Jason Mercer (speelde bij Ron Sexsmith en Ani DeFranco) en drummers Mark Brotter en Greg Wieczorak. Hele fraaie back up vocals komen van Emily Spray en verder is er ruimte voor elektrische gitaar en lap steel. Matt speelt behalve keyboards ook mandoline, akoestisch gitaar en mandoline, zijn zang is subtiel en zeer passend bij zijn muziek. Luister naar de prachtige afsluiter ‘Let’, een gevoelige ballade met alleen piano en zang van Matt en een moeilijk definieerbare steunende rol van een synthesizer(?, ook Matt?). Heel mooi en gevoelig. Matt Keating brengt ons met ‘Wrong way home’ een mooie soft-pop CD met verwijzingen naar de mooie liedjesschrijvers uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Zang en begeleiding zijn mooi uitgekiend gearrangeerd, de liedjes groeien naar je toe en nestelen zich in je. Geen nieuwlichter, deze Matt, wel een prima muzikant en liedjes-schrijver. Fred Schmale Artist: Susan Herndon Album: All fall down Label: Independent woensdag 20 juni 2012 Susan Herndon is een vrolijke, aanstekend lachende en pratende leuke jonge vrouw uit Oklahoma (ze is overigens geboren in St. Louis). Voor haar laatste CD, ‘All fall down’, heeft ze haar heil gezocht in Austin, waar klasbak Lloyd Maines de supervisie over de productie van dit prachtige album heeft gehad, met hulp van Susan zelf en mede-klasbak Bob Livingston (o.m. Jerry Jeff Walker en Lost Gonzo Band). Het is haar vierde CD sinds 2003 en stamt uit 2010. De muziek op de CD is een aanstekelijke mix van folk, country, bluegrass, soul, soft-pop, blues, rock en western swing. De begeleiding is, zoals gezegd, uit Austin. We horen uiteraard Maines (gitaren, banjo, pedal steel, dobro. lap steel, mandoline, vocals), Chris Cage (gitaren, hammond, keyboard, mandoline, accordeon, vocals), Glen Fukunaga (bas), David Sanger (‘Asleep at the wheel’, drums) en (jazeker) John Fullbright op harmonica. Butch Hancock jodelt op een nummer mee, Livingston zingt en klapt mee op het door hem samen met Susan en met John Hadley geschreven ‘Oklahoma girl’. Acht van de tien songs zijn van Susan, Hadley schreef ook mee aan de prachtige piano-ballade ‘Everything to me’. Susan heeft een heerlijke lieve stem, helemaal passend bij haar karakter, ze speelt gitaar en piano. Andere prachtige liedjes zijn het bluegrass-deuntje ‘Lay me down’, het bluesy ‘Palestine’, het in sappig Frans gezongen ska-nummertje ‘Vagabonde’ (‘Car elle parle un petit peu de Francais aussi’), opgeleukt door de accordeon en het vlotte western swing nummer ‘Oklahoma girl’ (compleet met Texaanse Hancock-jodels). ‘All fall down’ is een toppertje in Americana-land. Prachtige liedjes, mooi gezongen, prachtige begeleiding. Susan Herndon moet herkend en erkend worden door de Nederlandse liefhebbers. Ik heb genoten van deze fijne CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 113 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Far West Album: The Far West Label: Independent dinsdag 19 juni 2012 Ik had de debuut CD van The Far West, een countrybandje uit Los Angeles, al in huis toen ik naar Austin afreisde voor SXSW. De CD beviel me zeer, dus toen ik optredens van The Far West zag gepland wilde ik ze wel zien. De eerste keer, ergens aan het begin van de middag in de G & S Lounge, ging het helemaal mis met de lead gitarist, hij blies zijn eigen PA op en The Far West ging door als kwartet en deed dat behoorlijk goed. De herkansing kwam een drietal dagen later, om een uur of elf ’s avonds, waar een 50koppig publiek uit zijn dak ging voor de aangename muziek van het vijftal. De band zag het levenslicht in het begin van 2010, toen de geboren Texaan Robert Black, na een lange staat van dienst als bassist in allerlei bandjes en op allerlei locaties de singer-songwriter Lee Briante (oorspronkelijk Massachusetts) ontmoette in beider woonplaats Los Angeles. De band werd aangevuld met steelgitarist Erik Kristiansen, pianist Mike Wells en drummer Tony Sanborn. Optredens werden overal in zuid Californië verzorgd, de nummers werden geschreven voor de debuut-CD door Briante (8) en Black (6) en de opnames vonden in 2011 plaats in Encinitas, Californië. Het resultaat is prachtig, mooie in pedal steel klaneken gedoopte countryliedjes met uitstekende teksten, die verraden dat John Prine een zeer belangrijke inspiratiebron is. Wat te denken van de zinsnede ‘It wasn’t love, it wasn’t bad and even though you left me sad you were the best company misery ever had’. De stem van Briante doet ook nog eens sterk aan die van Prine denken. In de begeleiding is er ruimte voor drie anderen, waardoor banjo, gitaar, hammondorgel, accordeon en viool te horen zijn. The Far West mag dan geen vernieuwende band zijn, de 14 nummers op hun titelloze debuutCD zijn een feestje, ademen een dromerige atmosfeer en luisteren aangenaam weg. Een domweg heerlijke CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 114 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Paul Thorn Album: What The Hell Is Goin On Label: Blue Rose Records maandag 18 juni 2012 Toen vier jaar geleden niemand minder dan Micheal “Supe” Granda (bassist van The Ozark Mountain Daredevils) mij tipte om, tijdens de Americana Music Festival & Conference showcases, toch vooral ene Paul Thorn te gaan bekijken, had ik niet in de gaten hoe populair Thorn toen al in Amerika was. Thorn klinkt John Mellencamp, zingt donkerbruin Joe Cocker, articuleert als Chris Knight, spreekt in het Jack Logan jargon en is extreem luid en duidelijk in zijn teksten. De uit Tupelo, Mississippi afkomstige charismatische singer-songwriter had tot dusver negen albums op zijn naam staan. Nummer tien heet “What The Hell Is Goin' On”. Ongelofelijk eigenlijk dat Thorn’s geluidsgolven nagenoeg niet ontvangen worden in de EU. Los van het feit dat hij in de States genoeg te doen heeft hoor, zou daar eigenlijk snel verandering in moeten komen. Op “What The Hell Is Goin' On”, geproduceerd door het duo Sweet Tea & Black Eyed Pea, treffen je allemaal covers aan. “I wanted to take a break from myself, do something different, and just have fun.” laat Thorn op zijn website weten. De keuze van de niet alledaagse liedjes nestelen ze zich direct in je hoofd. Lindsey Buckingham’s ‘Don't Let Me Down Again’ en Ray Wylie Hubbard’s ‘Snake Farm’ bijvoorbeeld laten je niet meer los. Let op, we zijn dan amper pas negen minuten onderweg. Met nummers als ‘Shelter Me Lord’ van Buddy Miller en de oude FREE kraker ‘Walk In My Shadow’ deelt oud lichtgewicht boxer Thorn rake klappen uit. De titeltrack werd geschreven door Elvin Bishop, hij speelt ook in dit nummer mee. In de track ‘Bull Mountain Bridge’ horen we niet alleen Delbert McClinton maar ook Les Hillbillies Des Pirates. Achter die naam gaan mensen als Kevin Welch, Delaney McClinton, Etta en Bob Britt schuil. Daar waar Paul Thorn zich bezig houdt met Gospel ingestoken songs als ‘Shelter Me Lord’ en Eli “Paperboy” Reed’s ‘Take My Love With You’ wordt hij bijgestaan door fabuleuze McCrary Sisters. (Mike Farris). Paul Thorn’s “What The Hell Is Goin' On” is niet de meest originele plaat die Thorn in de CD schappen laat zetten. Hoe moeilijk kan het allemaal zijn de grootste wereldhits werden geschreven in drie akkoorden. Thorn doet daar zijn eigen ding mee, rust lekker uit en toont, door zijn ontwapenende speelvreugde, duidelijk vormbehoud. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 115 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Royal Southern Brotherhood Album: Royal Southern Brotherhood Label: Ruf Records zondag 17 juni 2012 Beinvloed door o.a. Sonny Boy Williamson, Muddy Waters en Blind Willie McTell doken eind jaren zestig Southern Blues Rock formaties op als The Allman Brothers en Lynyrd Skynyrd. Begin jaren negentig gaven bandjes als The North Mississippi Allstars en Drive-by Truckers aan dit genre een eigen draai. Wie ooit beweerd heeft dat Southern Blues Rock aan het aftakelen was heeft het goed mis. Als je naar de bezetting van het nieuwe gezelschap The Royal Southern Brotherhood kijkt stroomt er blauwbloed door ieders aderen. Devon Allman (gitaar, zang), juist ja zoon van Gregg Allman, Cyril Neville (percussie, zang), jongste van de vier Neville Brothers kruisten hun degens in dit voorjaar. Ze vonden soul blues gitarist Mike Zito, bassist Charlie Wooton en drummer Yonrico Scott op hun weg. Alle vijf de kanjer schreven, met uitzondering van de Grateful Dead cover ‘Fire On The Mountain’, de overige elf nummers die nu op het onlangs verschenen titelloze album staan. De plaat stormt je huiskamer binnen ‘New Horizons’. Gek genoeg doet dit nummer denken aan de topdagen van de Canadese formatie The Bachman Turner Overdrive. Meteen word duidelijk dat The Royal Southern Brotherhood geen nieuwe muzikale paden gaat bewandelen. The southern feel van Carlos Santana in nummers als ‘Fired Up!’ en ‘Moonlight Over the Mississippi’ is dan ook niet ver te zoeken. Devon’s opvoeding spiegelt zich in radiovriendelijke nummers als ‘Gotta Keep Rockin’ en het daarop volgende ‘Nowhere to Hide’. Het karakteristieke instrumentale slotstuk ‘Brotherhood’ had zo op een album van Allman Brothers kunnen staan. Southern Blues Rock is alive and kickin’. Een clichématige uitdrukking, maar vakmanschap is nu eenmaal meesterschap. Royal Southern Brotherhood zal vooral een jonge generatie liefhebbers prikkelen. Als ze daarmee ook bovengenoemde jaren zestig bandjes mee ontdekken dan komt het wel goed met deze band. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 116 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Marvin Etzioni Album: Marvin Country! Label: NMR Recordings zaterdag 16 juni 2012 In de jaren tachtig was Marvin Etzioni bassist en co- songschrijver in het altcountry/poprockbandje Lone Justice, waarvan ook Maria Mckee deel uitmaakte. Na de split, maakte hij begin jaren negentig drie onopvallend gebleven soloalbums, om vervolgens een begin van faam te verwerven als producer van Peter Case (Sings Like Hell) en Grey Deslisle (Homewrecker) en vele anderen daarna. Na bijna 20 jaar manifesteert hij zich wederom als uitvoerend muzikant met Marvin Country! Op deze dubbelcd staan 22 nummers en inderdaad allemaal zijn het eigen(gereide) versies van countrymuziek. Een prachtig allegaartje is het geworden. Aan elk nummer kleeft wel iets specifieks. Niet eens zozeer doordat hij country husselt met alt, gospel, blues, folk, Texmex, rock, garage of rockabilly, maar eerst en vooral door de bijzondere uitvoeringen. Als een ware kameleon. Zo brengt hij een paar keer zijn stemgeluid akelig dicht in de buurt van T. Bone Burnett en Johnny Cash. In andere gevallen zijn het bevriende coryfeeën die, omwille van de juiste kleur, een stukje meezingen of de leadzang overnemen. Op cd1 staan de arrivés Maria Mckee, John Doe, The Dixie Hummingbirds, Lucinda Williams, Buddy Miller, Steve Earle en Richard Thompson. Ze zingen mooie, afgeronde liedjes. Zelf zingt hij Bob Dylan Is Dead, het alvast geschreven in memoriam en er is een aantal songs waar de overleden gitarist Duane Jarvis en drummer Donald Lindley (het album is aan hen opgedragen) nog aan mee hebben gewerkt. Op cd2 figureren wat onbekendere gasten als Grey Delisle, Chris Pierce, Shane Fontayne in een bijrol. Wat natuurlijk niet opgaat voor Gram Parsons, die heel verrassend met gesamplede stem zijn opwachting maakt in Gram Revisited, de prachtig, wrakkig klinkende ode aan de grondlegger van de altcountry. Waarmee ik nog maar enkele bijzonderheden heb gekarakteriseerd van Marvin Country! Kortweg: een fascinerend, persoonlijk, grandioos geslaagde songcyclus, die handelt over wat het leven zoal aan (on)prettigs in petto heeft. De sound varieert van primitief, klein en avontuurlijk tot welluidend, uitgebalanceerd en toegankelijk. Steeds bolstaand van muzikale rijkdom. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 117 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: A Paul Brady Anthology Album: Dancer In The Fire Label: Proper vrijdag 15 juni 2012 Zou hij dit verzamelalbum gekocht hebben? Hij draait de CD om en bekijkt de achterkant. Twee CD’s met liedjes van de inmiddels zo’n veertig jaar muziek makende Paul Brady. Door hemzelf gekozen en van treffend (kort) commentaar voorzien in het cd-boekje. Zeker, hij kent Paul Brady wel. In 1985 kocht hij Back To The Centre. Larry Mullen, Loudon Wainwright en Eric Clapton zijn erop te horen, maar dat had hij nooit van groot belang geacht. Follow On, dat was het liedje dat deze plaat definieerde. Ruim tien jaar later hoorde hij het op Restless On The Farm (1998) van Jerry Douglas. Maura O'Connell zong het liedje nu tot een geheim. Zoiets kan alleen met werkelijk grote liedjes. Toch kocht hij nooit andere albums van Paul Brady. Was hij werkelijk teveel onder de indruk geraakt van vproverhetpaardgetilden? Door varadelijken in de kijk gezet? Want wat kreeg die jaren tachtig sound het te verduren van de smaakvollen! Als gedateerd bestempeld voordat het decennium nog maar goed en wel was begonnen. Teveel synthesizer, té gelikt. Zelfs de grote Bruce Cockburn verontschuldigde zich in een interview dat hij ooit met hem had voor het geluid op zijn platen uit deze periode. Hij bladert in het boekje terwijl hij de Ier Crazy Dreams hoort zingen. Het stamt uit 1980. Die funky, glijdende bas, wie speelt die? Mo Foster. En Peter van Hooke drumt. Hij trommelt met zijn vingers op tafel. Eigenlijk houdt hij gewoon van dit geluid. Die wat droog klinkende drums, de zich bescheiden opstellende pedal steel, de weelderige arrangementen. Kijk, denkt hij, als Jerry Douglas een liedje van je opneemt, dan heb je iets goed gedaan. En als Tina Turner een liedje van je opneemt ook. En als zowel Jerry Douglas als Tina Turner een liedje van je opnemen, dan is er iets bijzonders aan de hand. Hoewel het niet hetzelfde liedje betreft. Nogmaals blikt hij in het cd-boekje. Het oudste liedje stamt uit 1978, het jongste uit 2005. Hij realiseert zich plotseling dat Paul Brady een uitstekend gitarist is. Hij hoort het aan zijn spel en herkent het in de keuze van de regelmatig meespelende gitarist Phil Palmer. Zo, die versie van Hank Williams’ You Win Again mag er zijn! Folk, funk, soul en rock ‘n’ roll, hoe krijgt Brady dat zo naadloos samen? Wat hem ook bevalt, zijn de duidingen van Brady. Nu weet hij dat sommige liedjes over de situatie in het Dublin van de jaren tachtig gaan. Of over Brady’s ouders die de tango dansten. Hij staat op en zet de cd af. Dan loop hij naar de platenkast en zet Back To The Centre op. Nooit klonk de plaat beter. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 118 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Hungrytown Album: Any Forgotten Thing Label: Listen Here Records donderdag 14 juni 2012 Hungrytown is de naam voor het samenwerkingsverband van het echtpaar Rebecca Hall en Ken Anderson uit Vermont in het noordoosten van de USA. Rebecca bracht in het begin van deze eeuw twee CD’s uit onder haar eigen naam (en met Ken op de achtergrond) die hier en daar de nodige aandacht trokken in met name de kringen van de folkliefhebbers. Zo schreef David Olney destijds de volgende lovende woorden: ‘There’s not an ounce of fat on a Rebecca Hall song. Her songs are straightforward without being simplistic. They have dept and maturity without pretentiousness. They have an innocent quality that is without any of the usual moralistic posing. In her songwriting and in her performance of those songs, Rebecca maintains a perfect balance of art and artlessness’. Olney is een man die weet waarover hij het heeft! Ken en Rebecca gingen in 2007 verder onder de naam Hungrytown. Na ‘Hungrytown’ uit 2008 is er nu de follow-up ‘Any forgotten thing’. Met Ken op accordeon, banjo, bas.drums, electrische piano, glockenspiel, gitaar, harmonica, mandoline, orgel, percussie en vocalen en Rebecca op gitaar en lead vocals met slechts een vocale bijdrage van Laura Molinelli op drie nummers is dit een mooi voorbeeld van huisvlijt, aangezien de opnames plaats vonden in de eigen studio van (uiteraard) producer Ken. Alle liedjes zijn van Rebecca alleen (5) of van Rebecca en Ken samen (7) en ademen een heerlijke ontspannen en lieve folksfeer uit. Zoiets als Karen Carpenter meets Joan Baez in the country. De teksten zijn inderdaad onschuldig en spreken van genieten, genieten van het eigen leven zonder pretenties of zorgen. Neem bijvoorbeeld ‘Falling star’: ‘I saw one just the other night. Making its way through the sky was a tiny light. Just a falling star. I think it fell down to the ground, someplace safe, someplace it could be found. Just a falling star. Oh little star, can you see me? Was it love that brought you down so easily? Just a falling star.’. Dat is genieten van de simpele dingen in het leven, een mooi contrast met het sombere geluid van menig mannelijke singer-songwriter. Go ‘hungrytown’ if you wanna be happy again! Geen pretenties en eerlijke, lieve, vriendelijke kleinschalige liedjes met mooie, soms zelfs aandoenlijke melodietjes. Gewoon gaaf! Fred Schmale Artist: Larkin Poe Album: Thick As Thieves Label: Independent woensdag 13 juni 2012 Larkin Poe is een bandje gevormd rondom de twee zusjes Rebecca en Megan Lovell, opgericht na het vertrek van oudste zus, Jessica, uit de succesvolle formatie ‘The Lovell Sisters’. De nieuwe CD/DVD “Think As Thieves” volgt de zeer ambitieuze vierluik CD “Band For All Seasons” op. Op “Think As Thieves” blinken de zusjes opnieuw uit door hun perfect uitgevoerde harmony vocals. Rebecca (mandoline, ukulele, piano en gitaar) en Megan (dobro, lapsteel en ukulele) weten bovendien ook nog steeds hoe ze hun snaarinstrumenten moeten betasten. Er is natuurlijk ook ruimte voor aantal mannelijke instrumentalisten. Op de nieuwe plaat spelen o.a. Rick Lollar (gitaren), Chad Melton (drums), Todd Parks (bas) en Will Robertson (toetsen), Marlon Patton (Percussie) en Mace Hibbard (soprano sax) mee. Een behoorlijk interessant gezelschap maar, zoals ze dat in het Engels zo mooi uitdrukken: “That pays off”. De muziek van Larkin Poe experimenteert met stok oude folk, country, blues, jazz en rock tradities. Het experimentele en de toch zeer toegankelijke melodieën zitten prima in elkaar. De niet altijd even voorspelbare melodielijnen en teksten liggen hierdoor lekker in het gehoor. De vijfde CD, van de uit Georgia afkomstige zusjes Lovell bevat ook een live DVD die opgenomen is in het plaatsje Stongfjorden in Noorwegen. De loepzuivere opnamen stammen uit 2011 en laten Larkin Poe in folkloristische klederdracht zien. Larkin Poe maakt slimme en doordachte muziek die qua zeggingskracht bij iedere draaibeurt steeds meer voor je zal gaan betekenen. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 119 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: My Darling Clementine Album: How Do You Plead? Label: Independent dinsdag 12 juni 2012 Een bijzonder geval, deze CD en een onverwacht leuke verrassing. Bij de eerste aanblik van het kartonnen hoesje, een ogenschijnlijk gedateerde kleurenfoto van een uitgeblust echtpaar op een mooie klassieke bank, zij met een rode handtas op schoot, hij met een bos bloemen, weet ik absoluut niet wat ik moet verwachten. Ik besluit niet eerst het begeleidende boekje te lezen, maar direct de CD te spelen. Wat ik hoor … is een mooi klinkende serie country-duet liedjes. Alsof de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw weergekeerd zijn. Denk aan ‘In spite of ourselves’ uit 1999, de CD van John Prine waarop hij country-klassiekers brengt in duetvorm met Iris Dement en andere bekende vrouwelijke Americana artiesten. Maar de nummers op ‘How do you plead’ zijn allemaal brand new en geschreven door de …. Engelse singer-songwriter Michael Weston King en zijn vrouw, zangeres Lou Dalgliesh!! Verrassing nummer 1! En … ze zingen alle liedjes zelf, in een prachtige duetvorm. Verrassing nummer 2! In de begeleiding horen we de crème van de Engelse country/pop, er zijn uiteraard hoofdrollen voor pedal steel, dobro, viool, piano en gitaar (een Fender stratocaster) naast een gedegen basis van bas en drums. Ook de teksten van de liedjes zijn aangepast aan het tijdbeeld: veel liedjes gaan over liefde’s hoofdwegen en dwaalwegen, over verbroken relaties en losgelaten relaties. Lou draagt haar steentje bij in dit aardse tranendal, ze schreef o.m. ‘Put your hair back’: ‘I’ll put my hair back behind my ears, out of my eyes, I won’t leave a strand. So you can’t watch the running of my tears and you can try to understand’. Ook King heeft zijn memories, zoals in ‘I bought some roses’: ‘Hallo sweetheart, it’s been some time. Are you still seeing that old friend of mine? Or did you leave him in that way you do?’. Kommer en kwel, goed voor 13 heerlijke country-nummers. ‘How do you plead’ is een heerlijke country-verrrassing uit de UK. Voor de liefhebbers van de onsterfelijke duo’s uit de vorige eeuw als George & Tammy en Dolly en Porter enz. Heerlijke muziek, lekker ongecompliceerd genieten van andermans ellende. Fred Schmale Artist: Anaïs Mitchell Album: Young Man In America Label: Wilderland Records maandag 11 juni 2012 Anaïs Mitchell wordt in de Nederlandse schrijvende pers vaak afgeschilderd als een geweldig talentvolle artiest die het zichzelf, op muzikaal gebied, niet gemakkelijk maakt. Juist omdat ik haar muzikale creativiteit zo waardeer prees ik haar, twee jaar geleden verschenen, pretentieuze folk opera “Hadestown” de lucht in. Je moet wel van hele goede huize komen, wil je muziekcritici hier de mond willen snoeren. Mitchell’s nieuwe CD heet “Young Man In America”. Ook bij het beluisteren van de eerste tonen op deze plaat zal Mitchell dit laatste niet kunnen en misschien wel niet willen veranderen. Mitchell’s experimenteert met oude folk tradities alsof het haar lust en leven is. Met haar knarsende stem, complexe arrangementen en liedjestexturen betovert en overtuigt Mitchell mij opnieuw. De esthetische gedurfde benadering van Mitchell’s kijk op folk, klinkt ingetogen en in mijn oren ook zeker niet radio onvriendelijk. Mitchell lijkt mij zo iemand die je ergens op een vlakte zou kunnen tegenkomen. Met in aanslag een iPad op haar schoot observeert ze mens, machine en omgeving. Mitchel speciale kwaliteiten is dit alles compleet tot leven brengen. Het zijn de simpele vaak minuscule dingen die haar melodieën en teksten op “Young Man In America” zo groot maken. Naar mijn gevoel klinkt: “Young Man In America” als gesneden koek. Mede omdat Mitchell opnieuw een beroep deed op topproducer Todd Sickafoose (Ani DiFranco, Andrew Bird). Sickafoose knutselde overigens ook “Hadestown” in elkaar. Verder hoor je o.a. gitarist Adam Levy, violiste Jenny Scheinman en Nickel Creek mandoline plukker Chris Thile. Op muzikaal gebied komen folk pop liefhebbers, want dat is het, dus helemaal niets te kort. “Young Man In America” staat, wat mij betreft, al genoteerde als één van de AmaZinG Ten 2012. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 120 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Miss Quincy Album: Like The Devil Dues Label: Independent zondag 10 juni 2012 Achter de naam Miss Quincy verschuilt zich de jonge Canadese singer-songwriter Jody Peck. Haar grote liefde is de bluesmuziek zoals die in de jaren dertig van de vorige eeuw door (nachtclub)zangeressen werd gebracht. Zelf spreekt ze van ‘Back Porch Brothel Blues’. Na de goed ontvangen eerste volledige CD ‘Your mama don’t like me’ uit 2011 is er nu al de opvolger ‘Like the devil does’. Miss Quincy brengt een mix van blues, soul, rock, country en jazz. De zang en het meeste gitaarwerk, zowel akoestisch als elektrisch, is van haar hand. We horen in de begeleiding de voor deze muziek obligate bas en drums, opvallend is de prachtige achtergrondzang van Alysa Jean Gardner (op 9 van de 10 nummers) en het schitterende spel op lap steel, dobro, tenor banjo en slide gitaar van producer Tim Williams, een grote naam in de Canadese roots en blues wereld. Incidenteel horen we B3 (2 nummers), piano (1), trompet (1), fiddle (1) en een tweede elektrische gitaar (1 nummer). Alle liedjes op één na (een subtiele en sexy gezongen cover van Nina Simone’s ‘I want a little sugar in my bowl’ met een heerlijke trompetsolo) zijn van Jody zelf. Mijn verdere favorieten: het heerlijk huppelende ‘Dangerous’ met een hoofdrol voor de fiddle en de subtiele soulvolle ballad ‘Til the money comes in’ met B3 en dobro (wat een combinatie!). Met ‘like the devil does’ geeft Miss Quincy een prima bluesy en rootsy visitekaartje af. Leuk gevarieerd, de stem (hees, met af en toe krachtige uithalen) past helemaal bij de muziek. Lekker voor een feestavondje met goede vrienden en een lekker biertje of wijntje en de open haard aan. En in de zomer: buiten bij de barbecue. Fred Schmale Artist: DarkPony Album: Suburban Serenade Vol 1 Label: Deck Night Production zaterdag 9 juni 2012 Een opwindende smeltkroes aan popstijlen staat er op Serenade Vol.1, de eerste cd van Dark Pony. Het heeft wel even geduurd voor ik tot deze bevinding kwam. In het begin ervoer ik de nodige aversie tegen de behoorlijke complexiteit en sterke uiteenlopendheid van de twaalf liedjes. Intrigeren deden ze echter ook en vele draairondes verder, ben ik flink onder de indruk geraakt van deze met flarden soul, funk, country en rock opgetuigde popmuziek met een classicstrik eromheen. Van lieverlee blijken het verdomd ingenieus geconstrueerde liedjes, die zonneklaar verwijzen naar werk van bijvoorbeeld The Beatles, Three Dog Night, The (Young) Rascals, Steve Miller, Tom Petty, The Cars, E.L.O., Traveling Wilburys, Hall and Oates en ga zo maar door. Grote man achter dit kleine mysterie is Jon Herchet, zanger, gitarist, bassist, toetsenist en producer die – thuis in Minneapolos – met behulp van drummer Matt Novachis en Joe Savage op dobro, pedal- /lap steel het leeuwendeel opnamen. Aparte vermelding is er voor zangeres Tonia Hughes die, in een aantal duetten met Herchet, haar imponerende gospelgeluid laat horen. Serenade Vol.1 is een eclectisch kunststukje waar ik, als gezegd, lang aan moest proeven eer dat in de smaak viel. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 121 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Dunwells Album: Blind Sighted Faith Label: Paying In Traffic vrijdag 8 juni 2012 Ieder jaar verblijven onze verslaggevers Fred Schmale en Paul Jonker op s ’werelds grootste muziekspektakel het South By South West in Austin, Texas. Paul spotte daar de uit Leeds, Engeland afkomstige vijfmanformatie The Dunwells. Met YouTube in aanslag maakte Paul mij, aan onze stamkroegtafel, zo enthousiast dat ik meteen heb geprobeerd de band naar Nederland te halen. Helaas The Dunwells toeren dit najaar in de Verenigde Staten. Het ziet er naar uit dat ze zelfs het voorprogramma gaan doen van niemand minder dan Sheryl Crow. Het vijftal bestaande uit de gebroeders David en Joe Dunwell, bassist Rob Clayton, gitarist Dave Hanson en drummer Johnny Lamb focust zich op dit moment compleet Amerika. En eerlijk gezegd, geeft ze maar eens ongelijk. Hun debuut CD “Blind Sighted Faith” is dan ook mede om die redenen opgenomen Willie Nelson’s Pedernales Studio in Austin, Texas. The Dunwells grote kracht is absoluut de vijfstemmige zang en de perfect op maat gesneden catchy melodieën. Wie “Blind Sighted Faith” in huis haalt zal schaft een beste West Coast rock plaat aan. Invloeden van Canned Heat, The Eagles, Crosby, Stills, Nash & Young, The Zombies liggen in eerste instantie direct voor het oprapen. Britten zouden geen Britten zijn als daar niet een beetje van hun eigen folklore tegenaan zouden gooien. Ik hoor namelijk ook U2, The Silencers, Deacon Blue en ja zelfs Pink Floyd geïnspireerde klanken. Toch weet producer John Porter (Ryan Adams, Santana) alle 13, uiterst meeslepende, songs in het moderne heden te projecteren. Luister maar eens naar liedjes als ‘In The Moment’ en het officieuze sluitstuk ‘Oh Lord’. De plaat bevat namelijk nog twee niet alledaagse zeer fraai uitgevoerde hidden tracks. Het regent prachtige hagelstenen van magistrale organische akoestische en elektrische roots muziek, waarvan de som van de delen groter is dan het geheel. Enkele voorbeelden daarvan is de singel ‘I Clould Be A King’, ‘Follow The Road’, ‘PErfect Timing’ en ‘I Want To Be’. Spontaan bedenk ik ineens, The Dunwells hadden zo op het Woodstock affiche in 1969 kunnen staan. “Blind Sighted Faith” is droomdebuut van een familie vrienden band die volgens mij aan de vooravond staat van een enorme doorbraak. Deze weelderige vocale harmonieën zijn namelijk gemaakt voor een groot publiek. Mocht dat niet lukken dan staan The Dunwells met beide benen op de grond. “As the sun goes down, we carry on regardless" Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 122 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Morgan O'Kane Album: Pendulum Label: Independent donderdag 7 juni 2012 Een heel aparte CD, deze ‘Pendulum’, de tweede CD van de mij geheel onbekende Morgan O’Kane. Bij het beluisteren van de CD had ik het gevoel dat de Ierse Waterboys met een aantal leden van de Seeger Sessions van Springsteen in de Appalachian Mountains waren losgelaten, uiteraard met hun instrumenten. Vanaf het eerste nummer gaat de muziek in de vierde versnelling met een extatisch zingende O’Kane (virtuoos banjo speler, ‘shouter’ en activist) in de hoofdrol en horen we vervolgens een zeer eigentijdse variant van bluegrass-achtige old time muziek uit de Appalachians. Onze O’Kane stamt oorspronkelijk uit Charlottesville in Virginia, vlak naast de Appalachians, maar doet zijn ding alweer geruime tijd in New York city. In de begeleiding horen we Zeke Healy op dobro (New York), Leyla McCalla (New Orleans) op cello en Fred Moyse op fiddle. Dat laatstgenoemde deel uitmaakt van de Hackensaw Boys geeft eens temeer aan in welke richting de muziek van O’Kane gaat. Overigens speelt O’Kane zelf de banjo, maar ook koffer en tambourine en horen we incidenteel spoons en fluegelhoorn. Ene Domino Kirke zingt een belangrijk stukje mee. De muziek is van O’Kane zelf, zijn teksten zijn kort, maar bondig. Als voorbeeld de eerste strofen van ‘Gold’: ‘Gold is worthless I’m told. Nothing compares to the life you hold. Diamonds and rubies are bought and sold, lives are lost over the price of gold. If greed and lust be a dead man’s horde, then all my life I prefer to be poor’. Over statement gesproken. Morgan O’Kane bouwt zijn eigen nieuwe liedjes op ‘oude fundamenten (lees: appalachian fundamenten). Een zeer energiek geheel is het gevolg, een soort voortrazende eigentijdse bluegrass trein. Apart, voor de echte nieuwlichters onder ons een interessant object. Fred Schmale Artist: Ron Lasalle Album: When Hellhouds Meet Angels Label: Independent woensdag 6 juni 2012 Ron LaSalle maakte tot dusver twee niet onopgemerkte albums. Op “To Angry To Pray” (2001) en “Nobody Rides For Free” (2006) klonk vooral zijn opmerkelijke gruizende stem door. Hij doopte die in een met twang overgoten Jazz, Blues, Roots-rock muziek die ontegenzeggelijk aansloot op toonsoortgenoten als Tom Waits, Van Morrison of een John Hiatt. Op zijn derde CD “When Hellhouds Meet Angels” is dat niet anders. In tegenstelling tot de magische titel doet vermoeden, opnieuw geen vernieuwend geluid wat deze late bloomer op zijn nieuwe plaat laat horen. Geen gefriemel en gepiemel lijkt het devies geweest te zijn. Wat mij betreft prima zo. Het maken de liedjes op “When Hellhouds Meet Angels” er niet minder om. Muziek gemakkelijk en toegankelijk maken is ook een kunst. Deze keer neemt LaSalle je mee en verteld onderweg zijn verhalen over isolement en het verwerken van verlies. LaSalle draagt deze CD op aan Mike Sikkas. Twee jaar geleden verloor LaSalle zijn muzikale partner in crime. Het verwerkingsproces is vrij nauwkeurig te volgen in het Jazzy ‘The Devils Sneaks In’. Het loom zwoele ‘Just a Touch of the Blues’, met Jim Williamson (Delbert McClinton) op Bugel, ontvouwt zich op opzienbarende wijze. Er staan overigens een paar nummers op deze plaat die ik jullie van harte wil aanbevelen. ‘Just To Remind Me’, I Couldn’t Stay en “The Haunted Kind’ steken er met kop en schouder bovenuit. Niet alleen de melodieën maar ook in tekstuele zin valt daar iets te leren. De verkenning en invulling van de grote leegtes, na een nog steeds niet afgesloten relatiebreuk, wordt werkelijk prachtig door LaSalle uiteengezet. Ron LaSalle grossiert op “When Hellhouds Meet Angels” met eerlijke en vooral luisterrijke muziek. Zou daar ginds aan de horizon toch weer een pracht van een artiest opstaan? Wie in staat is zijn blikveld te verbreden, verreikt zich in “music paradise” met deze plaat. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 123 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Beth McKee Album: Next To Nowhere Label: Swampgirl Music dinsdag 5 juni 2012 Beth McKee kijkt vanaf een omgekeerde houten stoel op een bospad licht ondeugend in onze richting. Het betreft de voorkant van haar tweede CD, ‘Next to nowhere’. Beth is een swampgirl, ze is geboren en getogen in Jackson, Mississippi en heeft haar hele leven in het moerassige zuiden van de USA gewoond. Haar muziek is beïnvloed door zuidelijke musici als Bobby Charles (hij staat bovenaan), Doug Sahm, Lou Ann Barton en Delbert McClinton. Veel soul dus, rhythm ’n blues, rock, een vleugje country, cajun en zydeco. In 2009 verscheen haar debuutCD ‘I’m that way’, een tribute aan haar grote favoriet Bobby Charles, op deze nieuwe CD schreef ze alle liedjes zelf, alleen (4) of met hulp van anderen (7). De CD is uitstekend ontvangen in haar USA en dat is terecht. ‘Next to nowhere’ is een dijk van een plaat, een absolute must voor de liefhebbers van wat we wel swamp-rock noemen, de soulvolle mix van allerlei zuidelijke muziekvormen. Beth speelt zelf piano, orgel en accordeon en heeft om zich heen bas, drums, gitaren, saxofoons, fiddle en mandoline verzameld. Haar stem is krachtig en vol soul. ‘Next to nowhere’ van Beth McKee is een echte zuidelijke muzikale gumbo, een soep met vele muzikale ingrediënten, veelal pittig gekruid. Mijn favoriete nummers zijn de zydeco-achtige opener ‘Next to nowhere’, het cajun-getinte ‘Same dog’s trail’ (ik houd van de sound van de accordeon) en de soulvolle ballade ‘Return to me’. Fred Schmale Artist: Anders Osborne Album: Black Eye Galaxy Label: Alligator Records maandag 4 juni 2012 Twee na de release van Anders Osborne’s CD “American Patchwork” ligt, na enige draaibeurten, Osborne’s elfde CD “Black Eyed Galaxy” hier nog uit te dampen. Het is overigens Osborne’s twee plaat op het klein maar fijne label Alligator Records. “Black Eyed Galaxy” ligt van kiet af op ramkoers met de opener ‘Send Me A Friend’. Wat ook meteen opvalt, is de enorme muzikale diversiteit aan muziekstijlen, die Osborne aan de dag legt. Naar mijn weten roerde Osborne zich meestal op swamp blues- en roots rock varianten. Voeg aan dat rijtje nu ook maar heavy metal, grunge, soul, jazz, reggae en ja zelfs klassieke muziek aan toe. Tekstueel is er niet echt veel veranderd. Osborne belicht opnieuw de zelfkant van het leven zonder echt een oordeel te vellen en somber te klinken. Menselijke kwellingen als verslaafdheid, armoede en zelfdestructie etc. staan en stonden immers al aan Osborne’s wieg van grote roem. ‘Mind Of A Junkie’ doet denken aan Neil Young and The Crazy Horse. Het verschil zit hem vooral in het feit dat Osborne natuurlijk kwalitatief een veel betere solo gitarist is. De uitermate radiovriendelijke liedjes ‘When Will I See You Again?’ en ‘Louisiana Gold’ duren waarschijnlijk net een fractie te lang om mainstream radio Nederland te bereiken. Het robuuste geknepen gezongen: ‘Black Tar’ en ‘Dancing In The Wind’ schreef Osborne samen met Paul Barrére (Little Feat). “Black Eyed Galaxy” sluit met het klassiek ingekleurde ‘Higher Ground’. De strakke strijker arrangementen komen van de hand van Stevie Blacke. Osborne pende dit fraaie, met kinderkoor ingezongen, nummer samen met New Orleans blues legende Henry Butler. Anders Osborne prikkelt wederom mijn muzikale zintuigen en maakt een diepe indruk op mij. In maar tien songs is het toch bijna één uur lang waanzinnig genieten van een unieke muziekverplaatsing. De belevenissen en ervaringen daarvan wil je natuurlijk zo snel mogelijk met iedereen delen. Dat doe ik, bij deze dan, ook graag. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 124 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Judy Collins Album: Bohemian Label: Wildflower zondag 3 juni 2012 Judy Collins is sinds 1961 (‘A maid of constant sorrow’) als zangeres actief. Haar nieuwste CD ‘Bohemian’ is nummer 36 van een lange reeks van LP’s en CD’s. Ze is geboren in 1939 en dus inmiddels 73 jaar oud. Aan haar stem is die leeftijd niet af te lezen, die is van een ongekende helderheid en loepzuiver. Haar repertoire is de laatste jaren in de easy listening sferen terecht gekomen. Op ‘Bohemian’ horen we, geheel in het verlengde van voorganger ‘Paradise’, een vier eigen liedjes van Judy en verder covers van o.m. Woody Guthrie (‘Pastures of plenty’), Jimmie Webb (‘Campo de Encino’) en Joni Mitchell (‘Cactus tree’). De traditional ‘All the pretty horses’ wordt door Judy van een nieuw arrangement voorzien met in de begeleiding alleen piano (Russell Walden) en cello (Yoed Nir). Een aparte eend in de bijt is ‘The desperate ones’ (Les désespérés) van Jacques Brel, een nummer dat bij Judy in zeer goede handen is. Bij de meeste nummers is de piano het belangrijkste instrument, bespeeld door Judy zelf en voornoemde Russ Walden (ook op andere keyboards). Daarnaast speelt de cello een belangrijke rol, in een drietal nummers horen we meer instrumenten, gitaar, bas, drums. Er is vocale hulp van de groep Ollabelle, van Shawn Colvin en Kenny White. Net als ‘Paradise’ is ‘Bohemian’ een mooie en subtiele luisterCD met een prachtig helder en overtuigend zingende Judy Collins. Gevoelige kost Fred Schmale Artist: Loudon Wainwright III Album: Older Than My Old Man Now Label: Proper zaterdag 2 juni 2012 Het 23e werkstuk van de Amerikaanse singer-songwriter Loudon Wainwright III volgt op nummer 22, ’10 songs for the new depression’, waarin hij zijn versie op de teloorgang van de moderne maatschappij liet horen. Op ‘Older than my old man now’ is Loudon meer autobiografisch dan ooit en laat hij de luisteraars weten dat hij worstelt met het ouder worden. In de opener ‘The here & the now’, het meest rockende nummer van de CD, met name dank zij de prachtige begeleiding op elektrische gitaar van John Scofield, beschrijft Loudon op de van hem bekende ironische wijze zijn eigen leven. Zijn drie huwelijken passeren de revue, in het laatste couplet komt zijn worsteling met het ouder worden voor het eerst naar voren: ‘In the 1990s there I went again, made me a few more female friends. Then, sure enough, from heaven was sent yet another wife, another blessed event (zijn vierde kind, Lexie Kelly Wainwright). It’s the 21st century and I’m downright old – my seeds are spent and my loins are cold.’ Op de achtergrond zingen zijn vier kinderen uit drie huwelijken en de twee nog levende moeders mee. Rufus, Martha en Lucy Wainwright komen alle drie in latere liedjes terug, evenals vrouw 2, Suzzy Roche. De familie speelt ook een rol in het tweede nummer, ‘In C’, een prachtige ballad met alleen piano (Loudon zelf) en cello in de begeleiding. Het mislukken van zijn eerste huwelijk, met de kort geleden overleden Kate McGarrigle, wordt toegeschreven aan de beide partners (‘the cruel and foolish people that we were’), zijn kinderen uit dat huwelijk (Rufus en Martha, beide groot geworden in de muziekwereld) ‘are out fending off their great unknown’, maar net als hun vader tenderen ze naar het zingen van een song ‘in C’. In de titeltrack komt Loudon erachter dat hij nog zo’n 20 jaar heeft te gaan. Hij is inmiddels ouder dan zijn vader is geworden (bijna 64) en zijn grootvader werd maar 43, reken maar na. In een eerste ‘novelty’ track, gezongen samen met legende ‘Ramblin’ Jack Elliott, ‘Double lifetime’, wil Loudon nog eens 64 jaar hebben om alles beter te doen en fouten te herstellen. En dan komen er nog 11 prachtige songs, met ontboezemingen over het gebruik van medicijnen (‘My meds’), het in 1972 samen met Kate geschreven ‘Over the hill’ (een onbekend juweel) en het hilarische ‘I remember sex’ (met Barry Humphries ofwel ‘dame Edna Everadge’ gezongen) als hoogtepunten. En zowaar horen we onze grote vriend Chris Smither meezingen in “Somebody else’. De begeleiding is klein gehouden, vaak alleen piano en/of gitaar en incidenteel accordeon, banjo, saxofoon, tuba, violen en bas. ‘Older than my old man now’ bevat bijna 55 minuten fantastische muziek, waarbij Loudon alle kanten van zijn veelzijdige persoonlijkheid toont, en waarin een worsteling met het ouder worden centraal staat. Niemand kan dat zo goed en zo ironisch beschrijven als onze singer-songwriter/komiek/acteur Loudon Wainwright. Niet dralen, kopen!!!. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 125 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: WovenHand Album: Black Of The Ink Label: Glitterhouse Records vrijdag 1 juni 2012 Misschien een beetje mosterd na de maaltijd voor de meesten van jullie. Maar na het uitbrengen van Live At Roepaen heb ik toch de vrijheid genomen het eind vorig jaar verschenen boekwerk “Black Of The Ink” van David Eugene Edwards onder loep te nemen. De ex voorman van het legendarische Sixteen Horsepower, die nu opereert onder de naam Wovenhand, gooit zijn kooi open in een boekwerk met maar liefst 110 pagina’s waarin in zes voortreffelijke liedjes verpakt zitten. Het betreft geen nieuw werk. Edwards pikte van elk, door Wovenhand’s uitgebrachte albums, één liedje en nam deze vervolgens opnieuw op. Het zijn uiteindelijk zes super naakte songs die elkaar naadloos opvolgen. Edwards klinkt dan ineens zoals Ed Kuepper in 1990 deed, op zijn CD Today Wonder. Het charismatische karakter van deze muzikant en zanger krijgt onverwacht een smoelwerk. Het boek is gevuld met, hoe kan het ook anders, met verhalen uit Edwards jeugd en zijn kijk op het christendom. Edwards voorziet zijn teksten bovendien met handgetekende illustraties die lijken op inkt knoeivlekken. Sommige daarvan zouden het, volgens mij, in een Tattooshop erg goed doen. Geen halleluja stemming voor goed gelovigen dus. Wat mij persoonlijk raakt zijn de prachtige, authentieke doortastende soms dwingende naakte nummers. Gewoon heerlijk om naar te luisteren, als je de dingen ten minste gescheiden kunt houden. Kunst en religie hebben nu eenmaal iets samenhangends. De voor- en de achterkant daarvan zijn naar mijn gevoel uit één en hetzelfde stuk hout gesneden. Jan Janssen Artist: Michael Hearne Album: Life in America Label: Independent woensdag 30 mei 2012 De naam Michael Hearne zal in ons land geen bellen doen rinkelen. In de USA, met name in Nashville, kent men hem wel. Hij heeft daar een triple AAA Americana/Country Swing/ Songwriter status opgebouwd tijdens zijn inmiddels ruim 30 jaar in de ‘Business’. Hij woont overigens in Dallas, Texas, waar zijn muzikale talenten al op jeugdige leeftijd naar voren kwamen. Zijn gitaarspel is zeer persoonlijk, zijn stem is soepel en in de tenor-regio, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Jonathan Edwards. Liedjes van hem werden door grote mannen opgepikt: ‘Lesson to be learned from love’ kennen we van Jerry Jeff Walker en Gary P. Nunn en zijn bekendste song, ‘New Mexico rain’ werd door Johnny Rodriguez, zowel als door Billy en Bonnie Hearne (zijn oom en tante), gecovered. Hij heeft de band South by Southwest (SxSW) opgericht, waarmee hij country swing/southwestern Americana brengt. Voor zijn meest recente en zevende CD, ‘Life in America’ (2010), heeft hij het puikje van de Nashville country musici bijeen gebracht. Producer en bassist Mark Fain kennen we van de Ricky Skaggs Band, evenals mandolinist Andy Leftwich, fiddler Stuart Duncan van o.m. James Taylor, Pat McInerney (percussie) van o.m. Nanci Griffith. Sarah Hearne speelt dobro, Jeff Taylor accordeon, Bryan Sutton gitaar en banjo en Louis Meyers banjo. Alles bij elkaar is dit goed voor een ruime 43 minuten prachtige bluegrass en country muziek. Van de 11 nummers schreef Michael er zeven, altijd samen met anderen. Er zijn dus vier covers te genieten, waarvan ‘Why are you crying’ van ex-Flying Burrito (hij verving in 1970 Chris Hillman) de bekendste is. Met ‘Life in America’ laat Hearne horen dat hij in de traditionele bluegrass zeer goed uit de voeten kan. Zijn ‘Let the good times roll’, een up-tempo nummer, verdient een plek in de reeks grote bluegrass-klassiekers, evenals de mid-tempo door banjo gedragen song ‘Never say goodbye’. En dan is er ook nog het fiddle-spel van Duncan, geweldig, wat kan die man swingen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 126 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Band Of Heathens Album: The Double Down Live In Denver Vol I & II Label: Blue Rose Records dinsdag 29 mei 2012 Zes jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met de uit Austin, Texas afkomstige formatie The Band Of Heathens. De band had toen nog geen studioalbum in de schappen staan. Toch was de band in staat om in korte tijd, in de wijde omgeving van Austin, de boel flink in opschudding te brengen. De lang uitgerekte en geïmproviseerde live optredens gingen behoorlijk van mond tot mond. In de lente van 2006 besloten ze hun live escapades in Momo's Live club, 6Th Street, Austin, Texas op te nemen. Het Amerikaanse Fat Caddy Records slingerde dit, nu al legendarische live album, uiteindelijk Europa in. De opmars en de hype rondom het singer-songwriter trio Ed Jurdi, Gordy Quist, Colin Brooks, drummer John Chipman en bassist Seth Whitney hebben de meesten van jullie allemaal ervaren. Het merendeel zal de band minimaal één of misschien wel meerdere malen in Nederland live aan het werk gezien hebben. Voor hen is een CD recensie over hun onlangs verschenen dubbel live CD en DVD “The Double Down Live In Denver Vol I en II” gesneden koek. Nee, deze recensie is bedoeld voor vijftigplusser die elk jaar actief deelnemen aan de samenstelling van de TOP 2000. Het betreft die figuren, die proberen de TOP 2000 een alternatief tintje te geven. Kortom, ik heb het over personen die een klein beetje zijn blijven hangen in de muziek van bands als Buffalo Springfield, The Allman Brothers Band, Little Feat, Crosby, Stills, Nash & Young, Grateful Dead en Steely Dan. Ja, ja ik weet het, ik maak mij schuldig aan namedropping, maar de timing lijkt mij perfect. De intelligente moderne mix van Southern rock, Blues, Gospel Soul, Funk en R&B, die moeiteloos wedijvert met die historische bands, maakt de The Band Of Heathens uniek in zijn soort in het heden. Zonder set list bestijgt dit vijftal meestal het podium. Hoe ze het doen is voor velen een vraag, maar tijdens hun vaak meer dan ruim twee uur durende live shows piekt de band, telkens op het juiste moment. Met lange versies van nummers die terug te vinden zijn op hun drie studioalbums, kraakt het podium vaak in zijn voegen. Zoals een stel bouwvakker naar het hoogste punt van een huis toe werken, werkt de band zich, met vaak drie sologitaren in aanslag, naar hun hoogtepunt. De balans tussen wat lekker lang lekker is word nimmer overschreden. Blindelings vind dit vijftal zich. Even improvisatie? Ja, een knik is al voldoende en hopla in plaats van rechts af gaan we links af. Nummer op deze CD’s als You're Gonna Miss Me, Somebody Tell The Truth, Medicine Man, Nine Steps Down en I Ain't Running zijn daar een paar uitstekende voorbeelden van. Ja, jongelui vooral jullie zouden de dubbel live CD en DVD “The Double Down Live In Denver Vol I en II” niet aan jullie neus voorbij mogen laten gaan. Ruim twee uur lang heerlijke genieten van ongecompliceerde muziek dat visueel, op een groot scherm in je eigen achtertuin, oogt en aanvoelt als een privé concert. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 127 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mark Davis Album: Eliminate The Toxins Label: Independent maandag 28 mei 2012 Een jaar of vijf geleden recenseerde ik al de twee CD’s Don’t You Think We Should Be Closer (Part 1) en Mistakes I Meant To Make (Part 2) van de uit Edmonton, Alberta, Canada afkomstige roots rocker Mark Davis. Toen bleven ze een beetje liggen maar toen zijn nieuwe CD “Eliminate The Toxins” bij mij op de deurmat viel dacht, dat gaat mij nu niet overkomen. De oprichter van het Canadese Alt Country bandje Old Reliable lanceert opnieuw een keurige plaat. Advies; neem asjeblieft even de tijd om deze plaat echt te door te krijgen. Niet omdat het allemaal zo complex klinkt, in tegen deel zelfs, maar gewoon omdat je telkens tegen nieuwe dingen zult aanlopen. Net zoals Davis de tijd nam bij zijn voorafgaande CD’s, nam hij ook de tijd om “Eliminate The Toxins” in elkaar te sleutelen. En dat laatste hoor je dan ook. De spannende donker klinkende composities, van deze multi-instrumentalist, hebben wederom iets filmisch. De plaat opent met How Many Angels. Davis lijzige stem snijdt als een scherp mes dwars door de muzikale versieringen van dit nummer heen. De benadering van liedjes als Go To Ground en A Good One liggen duidelijk in het verlengde van zijn laatste plaat Mistakes I Meant To Make (Part 2). Het muzikale landschap is werkelijk zo fenomenaal dat ik mij afvraag hoe Davis dit live over de bühne zou brengen. Tekstueel komen de beschouwingen lichtelijk autobiografisch over. Dit laatste kan ik niet honderd procent bevestigen omdat de CD inlay erg weinig prijsgeeft. Heerlijke veranda muziek die veel overeenkomst vertoond met recent werk van Andrew Bird. Mark Davis brengt met de release “Eliminate The Toxins” wederom interessante CD op de markt. Al fluitend een notitie voor thuisblijvers en twijfelaars “Let The World Know Where You Are and Dream”. Twee tracks die precies na elkaar op dit album staan. Een creatiever en mooier slot kon ik zelf niet bedenken. Jan Janssen Artist: Wild Moccasins Album: Skin Collision Past Label: New West Records zondag 27 mei 2012 Prutswerk kan je het bezwaarlijk noemen, maar de matige kwaliteit van Skincollisonpast roept de vraag op wat New West ertoe bewogen heeft om dit album opnieuw uit te brengen. The Essex Green, The iOs, Via Audio, het zijn de bands waarmee Wild Moccasins valt te vergelijken. Allemaal zijn ze beter dan het kwintet uit Houston, Texas. Vals zingen in een goed liedje is maar zelden te tolereren, vals zingen in een slecht liedje is meteen foute boel. Wild Moccasins doet het laatste, helaas. Misschien is het toch gewoon prutswerk, dit skincollisonpast. New West, pas op uw tellen! Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 128 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: CS Neilsen Album: Man Of The Fall Label: Independent zaterdag 26 mei 2012 Dat klinkt Scandinavisch en is het ook! Vanaf de voorzijde van de digipack staart een somber kijkende blauwogige Viking met een blond vlasbaartje en een (dode?) vogel in zijn handen naar ons. Het leven is hard en heeft veel sombere kanten, lijkt hij ons te zeggen. Dat leven is de belangrijkste inspiratie voor zijn teksten van zijn twaalf geheel eigen liedjes op zijn tweede CD, ‘Man of the fall’ (na ‘Against the dying of the light’ uit 2007). Het dertiende liedje is de Appalachian ballade ‘Black Jack Davey’, waar Nielsen extra tekst heeft ingelast. Het is overigens niet alleen maar kommer en kwel, soms zijn er mooie momenten, maar het duister ligt steeds op de loer, zoals bijvoorbeeld in ‘Makeup’, waarin hij en passant refereert aan twee van zijn grote voorbeelden, Dylan en Townes: ‘What I remember best is your sweet whiskey breath, and the sun pourin’ down like a tropical shower on the hours that passed in the tall lazy grass where we lay among the cigarette butts and the flowers. A few soft cowboy chords and I was almost in tune with the moment with you and with the late month of June. Now I forget which song would make your eyes turn misty, love minus zero or Pancho & Lefty. Your face was still pretty though your makeup had faded… Nielsen noemt meer dan 100 namen en begrippen uit de Amerikaanse rootsmuziek als zijn muzikale invloeden, maar met name Townes is zeer belangrijk voor hem getuige de CD, al klinkt hij soms als Jim Morrison van The Doors of Tom Paxton. Prima stem, heerlijk eenvoudige begeleiding met een keur aan rootsinstrumenten zoals fiddle, accordeon, banjo, lap steel, dobro en mandoline. Geen bas en drums, wel een incidentele piano en de Dylaneske mondharmonica van Nielsen zelf. En niet te vergeten de prachtige subtiele harmoniezang van met name Dianna Donns (met streepje door de o). Ik heb heel erg genoten van deze verrassende Deense Americana-artiest. Hoogtepunten zijn voor mij ‘Old house by the sea’, ‘Come to the bower’, het walsje ‘ A stone’s throw away’ en ‘Makeup’ met een zeer voorzichtige fiddle. Mooi, hoor!!! En – echt - ‘made in Denmark’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 129 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Matt Harlan & The Sentimentals Album: Bow And Be Simple Label: Berkalin Records vrijdag 25 mei 2012 Matt Harlan is een bescheiden en sympathieke singer-songwriter uit Houston, Texas. Zijn debuutCD, ‘Tips and compliments’, in de USA eind 2009 verschenen op het kwaliteitslabel Berkalin Records (door singersongwriter Brian Kalinec gestart en met geweldige artiesten als Jeff Talmadge, George Ensle, Jim Patton & Sherry Brokus en Bob Cheevers) en begin 2010 terecht opgepikt door Sonic Rendezvous in ons land, werd door de critici zeer enthousiast ontvangen. Een bijzonder talent werd Matt vaak genoemd. Ik zag hem zowel vorig jaar als dit jaar een aantal malen optreden tijdens not-SXSW, het onofficiële en qua uitstraling aangenamere nevengebeuren tijdens het hectische en drukke SXSW-festival. Hij beviel mij zeer, de rust, de mooie songs, de subtiele zang, alles klopte bij deze singer-songwriter pur sang. Afgelopen maart gaf hij mij zijn nieuwe CD, ‘Bow and be simple’, op in totaal twee dagen opgenomen in Denemarken in de tweede helft van 2011 en gemixt en gemasterd in Houston. In de begeleiding horen we de band van de Deense singersongwriter M. C. Hansen (The Sentimentals), Rachel Jones zorgt voor schitterende begeleidende zang. Hansen draagt een prachtig liedje bij, ‘Baby blue’, de overige songs zijn van Matt, met hulp van Brad Boyer (‘The ring’ en de titelsong) en Colin Raftery (‘Too much going on’). De muziek op de CD doet sterk denken aan het betere werk van Greg Trooper, ook Matt schrijft pakkende teksten, is mooi beschrijvend bezig daarbij puttend uit eigen ervaringen en uit het nieuws opgepikte gebeurtenissen. Het prijsnummer ‘The ring’ kwam tot hem nadat hij een zonsopkomst zag met allerlei fraaie kleuren rondom de zon. Het deed hem denken aan een blauw oog en hij schreef een lied, waarin zo’n oog als gevolg van geweld binnen een huwelijk de hoofdrol speelt. Het vrouwelijke slachtoffer kan het op een gegeven moment niet meer aan en schiet haar gewelddadige echtgenoot neer: ‘The sirens came blazing early that next morning, they came because she called for hem to come. They found Jack in the bedroom, right where she said they’d find him. Suzanne was in the kitchen having coffee with a gun’. Mooier kan niet! Een ander prachtig lied zou je zijn lijflied kunnen noemen: ‘Simple song’ : ‘I tried to write a simple song, something closer to the truth. Three cords and a couple drops of rain. But I ended up just ramblin’ on, the way I always do. Ain’t nothing changed… nothing’s changed’. De begeleidende muziek is deels akoestisch en deels elektrisch, soms bluesy. ‘Bow and be simple’ is een zeer geslaagde opvolger van een prachtig debuut. Laten we hopen dat Matt op de door hem ingeslagen weg voort gaat. Prachtige CD, absolute aanrader. Fred Schmale Artist: The Greater Good Album: The Greater Good Label: Stockfisch Records donderdag 24 mei 2012 The Greater Good is een uitermate interessant samenwerkingsverband tussen de songwriters Shane Alexander (Los Angeles, USA), Eugene Ruffolo (New York City, USA) en Dennis Kolen (Rotterdam, NL). Alle drie hebben ze op hun eigen wijze een trouwe schare volgelingen in ons landje gegenereerd. Ze zullen elkaar wel ooit in ons land hebben ontmoet tijdens concerten en we mogen ons gelukkig prijzen dat ze hebben besloten de handen ineen te slaan. Het resulterende werkstuk – extra prettig is dat het is uitgebracht op het Duitse kwaliteitslabel Stockfisch - ademt eenzelfde ongedwongen en intieme sfeer uit als ruim tien jaar geleden het samenwerkingsverband van Ad Vanderveen met Eliza Gilkyson en Iain Matthews, ‘More than a song’. De opzet is daarmee vergelijkbaar: ieder brengt een paar eigen songs in, er wordt gezamenlijk voor de begeleiding gezorgd en de refreinen worden in mooie driestemmige harmoniezang gebracht. Dat de songs het eigene hebben van de maker mag evident zijn. Het trio van Kolen is iets steviger dan de ingetogen liedjes van de Amerikanen. Met name ‘I’ve lived here for so long’ springt er uit, niet in de laatste plaats door de schitterende samenzang, waaruit de inspiratie door Crosby/Stills/Nash/Young doorklinkt. Prachtig liedje. Maar alle andere liedjes hebben hun sterke uitstraling. De subtiele folksongs van Ruffolo, met als uitblinker het prachtige liefdesliedje ‘If I could’ als mooiste (die stem – ohhhh) en de dromerige liedjes van Alexander, waarvan de piano-gestuurde ballade ‘Nowhere fast’ het meest opvalt. De afsluiter, tevens de enige cover, is een klassieker van Neil Young. ‘Tell me why’ (het origineel staat op ‘After the goldrush’ uit 1970) klinkt in de aanpak van The Greater Good als een onvergetelijk eerbetoon aan hun belangrijkste inspiratiebron. Prachtig! Een niet te missen album voor alle liefhebbers van subtiele Americana. Prachtige liedjes, schitterend gezongen. Uitermate geschikt voor een zomeravond in de tuin met een glaasje goede wijn of bij de open haard op een rustige winteravond. Top!!!! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 130 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Shelby Earl Album: Burn The Boats Label: Independent woensdag 23 mei 2012 Shelby Earl woont in Seattle, de stad waar ze in het bandje The Hope speelde en er een baan had. Om zich volledig te kunnen richten op een solocarrière in de muziek, zette ze een punt achter beide activiteiten. De titel van haar eerste album Burn The Boats, lijkt om die reden dan ook niet toevallig gekozen. Haar eerste stap op het wankele pad van het muzikantenbestaan heeft ze gezet met een behoorlijk goed album, dat een dozijn halfakoestische folk- en countryachtige luisterliedjes bevat. Geen al te lichte kost deze sobere en deels met strijkers gearrangeerde liedjes. Heel sferisch en enigszins gedragen, brengt ze haar eigen composities over het voetlicht. Haar flexibele stem en -kleuring is een mengeling van Kate Bush en Melanie en is een sterke troef. De in nogal introverte muzikale omlijsting is gewaagd. Alleen 22 (you’ve got me undone) waarmee het album opent en het afsluitende Sing Low, zijn het meest toegankelijk door de prachtige doorregen rock ‘n’ roll motiefjes, ergens uit de jaren vijftig. Ze zingt met hartstocht over opgelopen hartzeer. Een minpuntje is dat die meeslepende sfeer, soms wat theatrale trekjes vertoont. Houdt ze het ongecompliceerder en aardser dan zou Burn The Boats een magnifieke plaat zijn geweest. Nu hangt er enigszins een sentimentele sluier over. Maar in de kern genomen schrijft Selby Earl uitstekende liedjes, waarmee ze haar talent in de etalage heeft geplaatst. Huub Thomassen Artist: Oh My Darling Album: Sweet Nostalgia Label: Factor Recordings dinsdag 22 mei 2012 Een jaartje terug (publicatie sept 2011 in RRC) introduceerde ik de Canadese vrouwengroep ‘Oh my darling’ uit Winnipeg. Hun tweede CD ‘In the lonesome hours’ (na een debuutEP in 2009) kreeg daarbij van mij een grote dikke vette pluim voor de prachtige muziek. Zelf beschrijven de dames hun muziek als een mengsel van prairie roots (Manitoba, immers), bluegrass, Appalachian old-time, southern twang en Franco-folk (Franstalige traditionals) en dat is ook voor deze nieuweling een uitstekende beschrijving. Op deze nieuwe CD komt daar aandacht voor cajun bij (de oorspronkelijke ‘Cajuns’ of ‘Acadiens’, waren immers uit Canada (het huidige Quebec) afkomstig en bassiste Marie-Josée Dandeneau hecht heel erg aan haar Franse roots, haar commentaar op de betekenis van het woord ‘nostalgia’ (alle groepsleden noemen in dat verband met name hun familie) in het prachtige begeleidende boekje schrijft zij in het Frans. De basis van de sound van Oh my darling wordt gelegd door Allison de Groot (waar doet dan aan denken?) op claw hammer banjo, verantwoordelijk voor de ‘drive’ en fiddler Rosalyn Dennett. Zij worden bijgestaan door Vanessa Kuzina (gitaar) en voornoemde Dandeneau. De zang wordt door allen verzorgd. De speciale gasten op het album zijn mede-producer Steve Dawson (gitaar, Weissenborn, dobro, pedal steel en pump organ) en Daniel Roy (drums, triangel). De songs zijn geschreven door Kuzina (3) en Dennett (2), er is een Keltisch klinkende instrumentale medley van drie songs van De Groot en Bennett en de overige vier songs zijn traditionals, waaraan vaak door de darlings extra teksten zijn toegevoegd. Het cajun-nummer ‘Ma belle’ is mijn favoriet. Geheel gezongen in het Frans vertelt het heel simpeltjes van een jonge vent die avond na avond naar ‘het bal’ gaat en zich verlekkert aan die mooie grietjes, maar er is voor hem geen geluk: ‘Gardez donc les jolies filles, personne qui veut m’aimer. Gardons voir si ca c’est pas mais misérable pour moi’. ‘Sweet Nostalgia’ is verrukkelijk in zijn eenvoud en puurheid. Geweldige goede rootsCD, een must voor de liefhebbers van een prachtige combinatie van met name Appalachian old time muziek en Keltische folk met Cajun en country accenten. Geheel eigen aanstekelijke mix. Nog mooier dan het voorgaande ‘In the lonesome hours’. Ze zijn in de buurt, dus grijp je kans. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 131 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Gemma Hayes Album: Let It Break Label: Coast To Coast maandag 21 mei 2012 Ongeveer tien jaar geleden tikte ik, een CD zaak ergens in New York, het debuutalbum “Night On My Side” van de uit Ierland afkomstige Gemma Hayes, voor zacht prijsje op de kop. Ligt opgewonden over memorabele liedjes als Tear In My Side en Back Of My Mind legde ik destijds de link naar Dido, Natalie Imbruglia en Rickie Lee Jones. Maar zoals het wel vaker gaat verloor ik Hayes compleet uit het oog. Met de release van de CD “Let It Break” is Gemma Hayes echter weer helemaal terug in beeld, als je het mij vraagt. Heb de CD de afgelopen dagen behoorlijk veel beluisterd en ben onder de indruk geraakt. Om te beginnen Hayes stembereik is een stuk volgroeider geworden. De CD opent met Don't Let Them Cut Your Hair. Het is een nagenoeg instrumentaal nummer die je in iets meer dan twee minuten compleet in de sfeer van haar nieuwe plaat brengt. De radiovriendelijke melodieuze folk pop liedjes glijden buigzaam aan je voorbij. Het kan dan wel tien jaar geleden zijn maar op muzikaal gebied weet Hayes precies waar ze momenteel mee bezig is. Luister maar eens naar het liedje Shock To My System. Als dat geen NL hit word vreet ik een bezem. Maar ook nummers als Fire en Ruin komen daarvoor in aanmerking. De elektronische down beat groove ademen jaren tachtig (Deacon Blue, Prefab Sprout) maar klinken O zo voltooit tegenwoordige tijd. Het ligt melancholische en ingetogen karakter van “Let It Break” zal bij de eerste luisterbeurt bij de meesten geen overweldigde indruk maken. De schoonheid van deze nieuwe Gemma Hayes plaat gedraagt zich als de geboorte van een vlinder. “Let It Break” verandert, een paar keer zelfs, helemaal van gedaante. Een enorm sterke eigenschap, als je het mij vraagt. Jan Janssen Artist: The Deep Dark Woods Album: The Place I Left Behind Label: Six Shooter Records zondag 20 mei 2012 Een paar maanden geleden stond de Canadese formatie The Deep Dark Woods in Roepaen in Ottersum. De live show, puur ter promotie van hun vierde release “The Place I Left Behind” was een bijzondere ervaring. Kende de vorige albums wel maar had het gezelschap nog nooit eerder live aan het werk gezien. Eerlijkheid gebied te zeggen dat de show in begin wat houterig over kwam. Gelukkig tilde band zichzelf, na ongeveer een half uur of zo, naar grote hoogte. De ingetogen nummers, die nu terug te vinden zijn op “The Place I Left Behind” kregen steeds meer kleur en kwamen compleet tot leven. Dit laatste is misschien ook wel meteen de kracht van dit album. De verhalende teksten worden weergaloos verpakt in perfect uitgevoerde harmony vocals, subtiele maar oerdegelijke orgelpartijen (Geoff Hilhorst) en mooi ingetogen gitaarspel. In alle tracks staat echter de lome zang van Ryan Boldt centraal. Het dertien track tellende album bevatten werkelijk een paar pareltjes. Persoonlijk vielen de titeltrack, The Banks Of The Leopold Canal en The Ballad Of Frank Dupree mij op. De overpeinzende melodramatiek op deze plaat stemde mij in deze vorm vrolijk. En ja, er is inderdaad veel gelijksoortige en geweldige muziek in omloop. En toch denk ik dat The Deep Dark Woods misschien wel het beste is wat Canada, op dit moment en op Alt Country gebied te bieden heeft. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 132 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bob Martin Album: Last Chance Rider Label: Riversong Records zaterdag 19 mei 2012 Bob Martin is in 1942 geboren in Lowell, Massachusetts waar ook Jack Kerouac vandaan komt. Tijdens zijn studie aan de Suffolk University in Boston in de jaren zestig werd hij gegrepen door de Cambridge folk scene (Cambridge is onderdeel van Boston waar o.m. Harvard University huist) en speelde in die tijd in Club 47 (nu Club Passim) in Cambridge. RCA records bracht in 1972 zijn eerste LP uit, ‘Midwest Farm Disaster’ (met daarop o.m. Chet Atkins en drummer Kenneth Buttrey). Het album flopte, maar kreeg in 2007 een nieuwe kans toen Bob een heruitgave op CD op zijn eigen Riversong Records label verzorgde. Hetzelfde gebeurt nu met zijn tweede LP uit 1982, ‘Last chance rider’, als LP destijds redelijk goed ontvangen, hoewel Bob ondanks dat stopte met muziek maken tot 1997, toen hij ‘The River turns the wheel’ uitbracht, zijn succesvolste album. Zijn totale productie staat nu op 5 albums. Goed, ‘Last chance rider’ is een aardige CD van een voor die tijd stereotiepe singer-songwriter. Bob speelt gitaar, piano en mondharmonica en zingt met een niet-opvallende licht gruizige stem zijn 10 eigen liedjes uit het begin van de jaren 80. Hij heeft assistentie van zeven mannen en vier vrouwen (Marion Sumner op fiddle, drie background vocalistes). Behalve de genoemde fiddle horen we bas, drums, gitaar, pedal steel, banjo, keyboard en zowaar klarinet. ‘Last chance rider’ bevat goed singer-songwritermateriaal uit de jaren 80, lichtelijk gedateerd, maar toch prima te genieten. Geen opvallende man, deze Martin, maar zijn muziek is best aangenaam. Fred Schmale Artist: Leeroy Stagger And His Band Album: Radiant Land Label: Blue Rose Records vrijdag 18 mei 2012 In slechts twee dagen werd het zevende album Radiant Land van de Canadese alt. countryrocker/singersongwriter Leeroy Stagger en zijn band opgenomen in een studio in Nashville. Meer tijd was er overigens niet, want de heren zaten midden in een tournee door het Zuid- Zuidwesten van de VS. Naar eigen zeggen waren het de inspirerende optredens en imponerende landschappen die hen in de studio deed belanden. Aanvankelijk met de intentie wat demo’s te maken, werd het een compleet nieuw album. In vergelijking met het onevenwichtige Everything Is Real uit 2009 (Little Victories uit 2010 sloeg ik over) vind ik Radiant Land een flinke sprong voorwaarts. Er zijn betere composities, een rootsier geluid, mooie accenten en verfijningen, die de robuuste maar tegelijkertijd kwetsbare entourage van het Wilde Westen ademen. Aan de ene kant manifesteert hij zich als stevige alt. countryrocker met felle, donker twangende gitaaruithalen en een solide ritmetandem; aan de andere kant neemt hij je mee in rustige, halfakoestische nummers van de beschouwende singer-songwriter, waarin staande bas, banjo, akoestische gitaren, orgel, piano en percussie, het kleurenpalet bepalen. En al klinkt zijn stemgeluid niet erg dynamisch, zijn melancholieke inborst brengt hij er wel erg mooi mee tot uitdrukking. Een prima geslaagd album. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 133 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Cowboy Junkies Album: The Nomad Series The Wilderness Volume 4 Label: Proper donderdag 17 mei 2012 Een prachtige groep, die Cowboy Junkies. Opgericht in 1985 door drie leden van de familie Timmins, nazaten van Noah Timmins, de stichter van het stadje Timmins in Ontario. Margo zingt en zorgt voor een huiskamersfeer on stage, Michael schrijft de songs en speelt gitaar, Peter drumt. Het vierde lid van de hechte groep, nog altijd bij elkaar na al die jaren is bassist Alan Anton, een muzikale vriend van Michael sinds de kindertijd. Ik hoorde ze voor het eerst in 1992, toen ik in het kader van een geweldige schooluitwisseling bij een Canadees echtpaar logeerde. Mijn gastheer Iain draaide toen hun doorbraak-CD uit 1988, ‘The Trinity Session’, en ik was verbijsterd. Wat een prachtige, bijna verstilde, subtiele muziek. Ik kocht de CD plus hun (toenmalige) nieuweling, ‘Black eyed man’, met een vocale bijdrage van Prine en een ode aan Townes (Townes schreef ‘Cowboy Junkies lament’, Michael antwoordde met ‘Townes’ blues’ en de CD sloot vervolgens af met Townes’ ‘To live is to fly’, heel erg mooi allemaal). Maar dat was toen en we zijn nu in het nu, meer dan 25 jaar later. De muziek van ‘The Cowboy Junkies’ heeft op deze CD nog altijd dat hele verstilde, dat ingetogene. Minimaal ingekleurde begeleiding van het basis-trio met hulp (sinds de tweede CD al) van Jeff Bird (mandoline), Joby Baker (piano, Wurlitzer, orgel en additionele bas en drums en vocalen), Miranda Mulholland (viool) en incidenteel vibrafoon en elektrische gitaar. Ongeveer twee jaar geleden kondigde de band aan om een viertal CD’s uit te brengen in minder dan twee jaar tijd onder de titel ‘The Nomad Series’. Met ‘The Wilderness’ is de vierde en laatste aan de beurt. Als ik het moet geloven (ik ken de eerste drie delen niet) waren de eerste drie delen behoorlijk verrassend avontuurlijk voor hun doen, deel vier klinkt als vanouds, heel beheerst, ingetogen en met de vertrouwde, bijna fluisterende zang van Margo. Na een flink aantal draaibeurten, je moet de liedjes echt leren kennen, ben ik van mening dat Timmins & Co wederom een meesterwerkje heeft gemaakt. Wat gaat de toekomst ons brengen na dit moois? Fred Schmale Artist: Otis Gibbs Album: Harder Than Hammered Label: Wanamaker Recordings Company woensdag 16 mei 2012 Otis Gibbs is een Amerikaanse singer-songwriter, afkomstig uit Wanamaker, Indiana en inmiddels woonachtig in trendy East Nashville. Zijn liedjes hebben vaak politieke en sociale onderwerpen. Zijn stem wordt terecht vergeleken met die van Steve Earle of Bruce Springsteen, vanwege het gruizige. Maar qua insteek en sfeer is een vergelijking met Malcolm Holcombe zeker ook op zijn plaats. In 2002 verscheen zijn debuut ‘49th and melancholy’, die door de critici zeer goed werd ontvangen en hem direct op een voetstuk plaatste. ‘Harder than hammered hell’, nummer vier op zijn eigen label Wanamaker, is alweer zijn zesde CD en wat mij betreft één van de toppers in dit genre (folk) van het huidige jaar. Een uitgekiende en kleinschalige begeleiding geeft een mooie intieme sfeer aan de CD. Thomm Jutz speelt gitaar en zingt mee, verder hebben we Mark Fain op bas en Paul Griffith op drums. Otis’ partner Amy Lashley levert een zeer belangrijke vocale ondersteuning. Otis produceerde en Jutz zat achter de knoppen, samenwerking all over dus. Otis zingt over de harde werkelijkheid van het leven, je moet je eigen invulling blijven volgen. In ‘Broke and restless’ is dit zeer evident: ‘Somewhere outside the vacant world two fools stare fate in the eye, singing oh, you’ll never take us alive’. ‘Don’t worry, kid’ handelt over de gevoelens die veel kinderen hebben: ‘Ik hoor hier niet bij’. En het schitterende ‘Big whiskers’, een meer gesproken dan gezongen (doet sterk denken aan Cash’ ‘A boy named Sue’) epos, gaat over een herinnering uit zijn jeugd: In de rivier waar Otis in zijn jeugd vele malen op catfish (meerval) viste werd in 1966 de grootste flathead catfish ooit gevangen (ongeveer 36 kilo), samen met Adam Carroll (alle andere songs zijn van Otis alleen) schreef Otis een song gebaseerd op alle sterke verhalen over het vangen van een enorme catfish in ‘zijn’ rivier. Helemaal gaaf! Nogmaals, de nieuwe van Gibbs, ‘Harder than hammered hell’ is een regelrechte aanrader. De songs zijn prachtig, leuk gevarieerd, Otis is in topvorm en Thomm Jutz speelt de sterren van de gitaarhemel. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 134 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Joe Fletcher & The Wrong Reasons Album: White Lighter Label: Independent dinsdag 15 mei 2012 Rhode Island is de kleinste staat van de USA. De afmetingen van de staat zijn slechts een tiende maal die van ons land, zo klein dus. De ruim 1 miljoen inwoners zorgen toch voor een behoorlijke bevolkingsdichtheid. Op muziekgebied kennen we de staat vooral van de Newport muziekfestivals. Providence is de grootste stad en uit deze stad komt singer-songwriter Joe Fletcher. Zijn sterk wisselende begeleidingsgroep noemt hij ‘The Wrong Reasons’. Joe spreekt van Country-blues als hij zijn muziek kwalificeert. Naar mijn bescheiden mening is country-rock een passender term. Het geboortejaar van Joe’s band is 2005 en met ‘White lighter’ (2010) is hij aan zijn tweede CD toe. Er wordt vlot gemusiceerd op deze schijf, muziek die mij het meest doet denken aan het werk van de Canadees Corb Lund, met name ook de stem van Joe. Lekkere swingende electrische gitaren in vaak hoog tempo en uiteraard overal bas, drums en vaak wat percussie, en verder country-getinte rustpuntjes als ‘Front Porch’ (Morgan Eve op fiddle en Lily McCall Costner op vocals) en ‘Too many doors’ (accordeon, fiddle). Met ‘White lighter’ kunnen we goed uit de (dans)voeten. Gewoon aangename muziek, die zowaar goed zou passen in een Texaanse honky-tonk. Joe tekende voor alle 12 songs en gooide er nog een uitstekend getypeerd tribuutje aan George Jones tussendoor (‘Drunk & Single’, opgedragen aan Jones). Live moet de band geweldig zijn… maar op CD zijn ze niet veel minder. Fred Schmale Artist: Sarah Bowman Album: Empty Houses Label: Independent maandag 14 mei 2012 Sarah is de helft van de tweeling Claire en Sarah Bowman uit Davenport, Iowa. Ze zingen samen sinds hun vierde levensjaar en zijn dat blijven doen tijdens hun periode aan de universiteit en daarna. Vanuit hun toenmalige woonplaats New York brachten zij in 2006 de prachtige CD ‘Far from home’, met als voornaamste songwriter Sarah (11 van de twaalf songs). Schitterende songs, prachtige samenzang, mooie afwisselende arrangementen van Sarah. Sarah verkaste naar Zwitserland in 2007 en heeft daar een nieuw bestaan opgebouwd als muzieklerares (ze was dat eerder in o.a. Haiti en New York). De ontstaansgeschiedenis van de nieuwe CD omvat een krappe viertal jaren, waarbij Amsterdam en Bern als voornaamste opnamelocaties fungeerden. Maar nu is Sarah’s solo-CD er en het is alweer genieten van de songs, de arrangementen en de zang. De hoofdrol in de begeleiding is voor Sarah’s cello, maar Sarah speelt ook gitaar, piano en Wurlitzer. Voor de belangrijke extra klankkleur zorgt onze eigen Pim Kops (‘De Dijk’) op accordeon, Wurlitzer, slide dobro en Rhodes. Er is incidenteel bas, drums en elektrische gitaar te horen. Mijn favorieten onder de liedjes zijn ‘Planters for the weeds’ met Kops op accordeon en dobro en ‘Out in the weather’, klinkend als een nummer van Kate and Anna McGarrigle met weer een prachtige accordeon van Kops. En het derde echte juweel tussen de overige edelstenen is ‘Salle Sainte Cecile’, dat Sarah schreef na de verwoestende aardbeving in Haiti in januari 2010. Het gaat over de kapel bij de school waar ze ooit les gaf, een van de vele verwoeste gebouwen in Port au Prince. Need I tell more? Gevoelige, subtiele folk van een geweldige singer-songwriter. Net even anders dank zij de prachtige arrangementen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 135 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tom Gillam Album: Rustic Beauty Label: Blue Rose Records zondag 13 mei 2012 De ondertitel ‘Another Album’ verwijst, neem ik aan, niet naar de zoveelste release van Tom Gillam, maar naar een gewijzigde muzikale invulling die hij op Rustic Beauty heeft aangebracht. Als dat klopt, is dat slechts voor de helft waar. Richtte hij zich voordien voornamelijk op niet erg imponerende West Coast country/classicrock uit de jaren zeventig, met zijn ferme slide gitaarspel als vast ankerpunt, ditmaal gooit hij het over de boeg van een voornamelijk rustige, ontspannen semi-akoestische folk/countrybenadering. Maar de echo’s uit dat decennium klinken als nooit tevoren door. Zo covert hij Poco’s A Good Feeling To Know en Stephen Stills’ Change Partners. Beide zijn prachtige songs, maar door ze braafjes te kopiëren, bezitten ze geen enkele extra waarde. Dan vind ik zijn vertolking, door een portie soul eraan toe te voegen, van Hand Me Down Blues, een vederlicht countryliedje van Terri Hendrix, heel wat beter geslaagd. Ook sommige van zijn eigen nummers lijken op het eerste gehoor van collega’s afkomstig. Bij Echo Town denk je direct aan C.S.& N en bij (I Guess) You Got Yours, Too en de pianoballade All Right aan de Eagles, inclusief het geknepen stemgeluid van Joe Walsh. Kortom, Rustic Beauty is gespeend van elk origineel muzikaal idee, maar is wel degelijk een lekker onderhoudende cd. Dat is mede te danken aan The Drakes, een bandje uit zijn huidige woonplaats Austin. Tom Gillam houdt gewoon van retro muziek. En ik? Zeker wel. Huub Thomassen Artist: Fred Eaglesmith Album: 6 Volts Label: Independent zaterdag 12 mei 2012 Aanvankelijk alleen via zijn website en concerten verkrijgbaar is sinds kort 6 Volts, het negentiende album van Fred Eaglesmith, regulier uitgebracht. Mooi nieuws voor de liefhebbers van Americana. Het is namelijk een geweldige plaat, die ik eigenlijk niet meer verwacht had van de Canadees. Te meer omdat ik – eerlijk gezegd – geen Fredhead (zoals zijn trouwe fans zich noemen) ben. Het album Lipstick Lies & Gasoline, waarmee hij in 1997 wereldwijd doorbraak, was mijn eerste, maar tevens laatste aanschaf. En die draaide geen overuren in de cd-speler, welk lot 6 Volts vast en zeker niet beschoren zal zijn. Simpelweg omdat de songs veel meer aanspreken en lekker rauw werden vastgelegd. Geluidsfetisjisten gruwen waarschijnlijk van de analoge, mono opnames met 1 spoor en 1 microfoon. Mij een zorg, want de aardse, diep zompige sound past perfect bij de volop groovende songs, waarbij de teksten soms erg hard (er vallen doden), maar soms ook ontroering wekken, zoals het mooie eerbetoon aan Johnny Cash. Wie sinds zijn American Recordings en vooral door toedoen van zijn vertolking van Hurt pas fan werd, krijgt een ongenadige sneer. In Stars, opgedragen aan zijn overleden bandmaat, mandolinespeler Willie P. Bennett, zingt hij met gebroken stem: ‘Willie played the madolin, he jumped around the stage, we thought that it would never end’. De elf – voor zijn doen – uitzonderlijk toegankelijke liedjes, bevatten meeslepende melodieën die met bezieling zijn gearrangeerd. Een enkele keer domineert de lap steel, dan weer de banjo of een onstuimige gitaar à la Neil Young. Uitstekend bijeengehouden door een krachtige, wat logge ritmesectie en door Scott Merritt – Eaglesmith ’ vaste producer – uitstekend op een ouderwets klinkend niveau gebracht. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 136 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Reto Burrell Album: Sunshine & Snow Label: Echopark Records vrijdag 11 mei 2012 Nadat, de vanuit “Rock City” Lucerne, Zwitserland opererende singer-songwriter Reto Burrell, afscheid nam van het Duitse rootsrock label Blue Rose Records, dook in 2004 het semi akoestische “Roses Fade Blue” op. Burrell’s zevende release “Sunshine & Snow” ligt daar in het verlengde van. Het waarom ga ik je even kort uitleggen. Burrell ging in 2010 opzoek naar zijn Amerikaanse roots. Met de release van zijn CD “GO” keerde Burrell terug naar zijn muzikale en sociale tekstdichterlijke wortels. Op enig moment belande hij in Nashville. Vanuit zijn hotelkamer keek hij neer op de befaamde Quad Recording Studio’s. Alle groten der aarde, op muziekgebied, namen op die plek legendarische albums op. In twee dagen tijd nam Burrell de liedjes op die nu op “Sunshine & Snow” een plek gevonden hebben. “Sunshine and Snow is an album that I've always wanted to do. I have just been missing the personal and artistic maturity for it”, zegt Burrell daar nu over. De gedurfde naaktheid heeft zo zijn risico’s! Bij mij weten heeft Burrell zich, muzikaal gezien, nog nooit zo kwetsbaar laten horen. De ruige pop rock heeft plaats gemaakt voor breekbare en ingetogen Americana liedjes. Burrell opent met de titeltrack. De evenwichtigheid druipt in dat nummer er meteen vanaf. De tegengestelde principes, die alle aspecten van het leven samenbrengt, komen in negen kleine verhalende teksten tot leven. Burrell klinkt muzikaal gezien sober en is bovendien daarbij onbaatzuchtig. Verwacht dan ook geen toonaangevende nieuwe vindingen. Je hoort louter akoestische gitaren, viool, Chello contrabas, mandoline, harmonium, accordeon en prima verzorgde harmony vocals. Haalde het al aan in eerdere Reto Burrell CD besprekingen, Burrell stem en toonzetting heeft veel weg van die van Jacob Dylan. Luister maar eens naar diens laatste twee CD’s “Women + Country” en “Seeing Things”. Reto Burrell zou naar mijn gevoel in Nederland meer aandacht verdienen. Dit najaar staat een BeNeLux tournee gepland. Mis hem dus niet. Jan Janssen Artist: Paul Benoit Album: RagPickers Label: Zebadiah Records donderdag 10 mei 2012 Paul Benoit is een singer-songwriter uit Seattle. Hij is een jaar of twintig actief en heeft bij elkaar meegewerkt aan zo’n 16 CD’s. Daarvan zijn er zes solo-CD’s (zijn vijfde CD, ‘Bluebird’, kende in 2009 een bescheiden succes op de Euro-Americana charts: 23e plek). Ragpickers is de zesde solo-CD en is een mengelmoes van roots-rock, pop, folk en blues. Van de 10 nummers op de CD zijn er drie in duo-vorm ingevuld met Paul op gitaar, bas en uiteraard zang en Dan Weber op drums. In de overige nummers horen we Hugh Sutton op piano/orgel/accordeon en incidenteel Tige Decoster (Belgische roots???) op bas en Sean Divine op harmonica. Paul beschrijft zijn muziek zeer doeltreffend. Met name de blues-invloeden zijn goed hoorbaar. De begeleiding is prettig kleinschalig, de arrangementen geraffineerd, de zang licht gruizig en dus ‘fit to the occasion’. ‘Ragpickers’ is een aardige CD van een redelijk goede singer-songwriter, maar is niet een opvallend product. Eén van de vele aardige CD’s die worden aangeboden. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 137 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mad Buffalo Album: Red & Blue Label: Independent woensdag 9 mei 2012 De enige persoon achter Mad Buffalo is Randy Riviere, een politiek en maatschappelijk geëngageerde singersongwriter en gitarist uit Montana. Van huis uit boerenzoon, maakt de afgestudeerde bioloog, historicus annex filosoof zich ernstig zorgen over de toenemende verharding van de (Amerikaanse) samenleving en de verkwanseling van natuurgebieden. Behalve beroepsmatig, wil hij ook als muzikant deze onderwerpen onder de aandacht brengen. Allerminst als fanatiek voorvechter of dwingende boodschapper, eerder als ’n bedachtzame, poëtische denker, die via mooie – door indianen geïnspireerde – metaforen zijn gedachtegoed wil overbrengen op wie dat maar horen wil. Elk van de acht folk/countryrockliedjes op deze vierde cd Red and Blue betreft dus een verhaaltje, dat zijn kommernis over de wereld van nu en straks uitbeeldt. Bezitten de teksten volop relevantie, door de uitnemende muzikale vormgeving wordt de impact van het geheel er alleen nog maar sterker op. Met een goed oor voor traditionele countrymuziek en -folk, is Riviere er uitermate goed in geslaagd de songs toegankelijk, aanstekelijk, afgewogen divers, sprankelend fris en tijdloos te laten klinken. Hij heeft een aangenaam helder, elegant en onnadrukkelijk stemgeluid. Geassisteerd door een aantal professionele sessiemuzikanten (met daartussen gitarist Reggie Young, violist, banjo – mandolinespeler James Pennebaker en drummer/co – producer Chad Cromwell) horen we, hoe composities van de eenvoud tot exquise stukken worden verheven. Het hartverwarmende, open geluid, ademt de rustieke, vredige sfeer van onaangetaste landschappen. Die moeten behouden blijven, omdat mens en natuur een (behoren te) zijn, aldus Riviere. Een mooi muzikaal statement. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 138 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Butch Walker & The Black Widows Album: Butch Walker & The Black Widows Label: Independent dinsdag 8 mei 2012 Hij is niet voor de poes, deze Butch Walker. Wie goed luistert, hoort het meteen. I don't have any friends at Pitchfork or NME No sexy heroin addiction plaguing me But I can still get down like Frank Poncherello on a motor bike... that’s right En dat in een liedje dat de volgende beginregels kent: Everybody's writing songs with synthesizers But I don't have a synthesizer De elf liedjes van Butch Walker And The Black Widows zijn behoorlijk onweerstaanbaar. Een vleugje hair metal hier, een scheutje powerpop daar. Met daarbij een snufje Kinks, een mestipje Jackson Brown (jawel, in The Closest Thing To You I’m Gonna Find) en theelepeltje White Stripes (Patrick Keeler van The Raconteurs doet ook mee). Wie het daarbij laat, schat het album op waarde, maar doet het geen recht. De producer van Pink, Katy Perry en Avril Lavigne heeft, net zoals voornoemde dames overigens, zeker de schromelijk onderschatte Pink, meer in zijn mars dan een vlot swingend album. Niet voor niets belde de grote uitgever Harper Collins hem op. “We vinden je blogs goed.” zei HC. “Waarom schrijf je geen boek?!” Het resultaat is het in 2011 verschenen Drinking With Strangers: Lessons From A Teenage Bullet Belt. Walker horen is Walker lezen, letterlijk en figuurlijk. Wie kan een glimlach onderdrukken bij een titel als Math and Other Problems, het eerste album van zijn vorige band, Marvelous 3? Als popmuzikant onderdeel uitmaken van de entertainmentindustrie en onderwijl deze louter op vermaak en geld verdienen gerichte bedrijvigheid van messcherpe cultuurkritiek voorzien, Butch Walker doet het, en geloof me, er zijn er niet veel die dat kunnen. Nobody really knew Bryan Adams wasn't cool The TV just told me he was Spade is mijn kennismaking met Butch Walker. Toen ik mijn dochter – Pinkfan pur sang – over hem vertelde, zei ze: “O die, de producer van Pink!” Zijn boek zal worden aangeschaft. Net zoals zijn vorige albums. Hebt u de verwijzing naar de tv-serie CHiPs herkend? Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 139 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Louis Johnson Album: Old Friend Label: Independent maandag 7 mei 2012 Een grote onbekende, deze zestiger uit Austin, Texas, die zijn tweede CD met een elftal eigen liedjes presenteert onder de titel ‘Old friend’. Dit is mijn eerste sterke aanrader van 2012, ‘Old friend’ is in alle denkbare opzichten een dijk van een CD. Hoewel, liefhebbers van stevige muziek van kleinere of grotere bands komen hier niet aan hun trekken, Louis houdt van intiem en gevoelig. Volgens zijn eigen woorden wilde hij een CD maken met muziek die hij live ook zou kunnen doen. Dus horen we op de CD Louis op vocals en gitaar, is Bradley Kopp in vijf nummers met zijn akoestische gitaar in de weer, speelt Chris Cage in 10 nummers te horen op gitaar, piano, orgel, dobro, accordeon, mandoline en als tweede stem, horen we trompettist Ephraim Owens in twee nummers en speelt Austin belle Phoebe Hunt (van de helaas ter ziele gegane ‘The Belleville Outfit’) fiddle in het prijsnummer ‘Is she your memory or mine’. Een nummer overigens, waaraan voor diens dood in 2002 cultheld Mickey Newbury samen met Jim Pasquale werd begonnen en dat nu door Pasquale met Johnson is afgerond. Een nummer dat de sfeertekening van Newbury ademt en dus een must is voor de hardcore fans. Direct na het inleggen van de CD met de daaropvolgende (indien nodig, overigens) druk op de ‘Play’-knop weet je dat er iets geweldigs gaande is. Na een korte introductie van Cage’s orgel valt de trompet in en ontrolt zich een fantastische ballad in de soul/blues regionen, ‘Some day’. De bluesy feel blijft, de gevoelige en doorleefde nummers zijn allemaal van de hand van Johnson (met natuurlijk de aanvulling in bovengenoemd nummer), de begeleiding is steeds minimaal, alleen een piano naast de gitaar van Johnson of een extra gitaar plus een dobro of alleen een fiddle enzovoorts. De climax is een gospel-achtige afsluiter, ‘Standing at the crossroads’, waarin we Louis met gitaar en Cage op piano horen en een achtergrondkoortje van zeven bekende Austinites het geheel in hoger sferen zingt. Optimaal genieten voor liefhebbers van subtiel akoestisch singer-songwriterwerk. Moet ik nog meer vertellen? Dan val ik in herhalende superlatieven. Geweldige CD van een man die ooit in 2004 een debuutCD maakte met louter covers van Newbury-songs. Dat Louis een wild leven achter de rug heeft met veel liften kris en kras door de USA, dronkenschap en contact met politie en rechtelijke macht mag geen verwondering wekken. Hij is tot rust gekomen en daarvan getuigt zeker ook deze mighty fine CD. Wat een aanwinst voor de Austin scene! Fred Schmale Artist: JD Fox & The Sunset Travelers Album: The Roadmaster (A tribute to Spooner Oldham) Label: Independent zondag 6 mei 2012 De Belgische guitarist/zanger Jan de Vos (a.k.a. JD Fox, Gent 1957) hoorde toen hij ongeveer 10 jaar oud was het nummer ‘Respect’ van Aretha Franklin op de radio en was voor het leven gegrepen door de soulmuziek uit het zuiden van de USA. Jaren later kwam hij erachter dat de grote kracht van deze muziek lag in de ijzersterke begeleiding van de mensen van de befaamde Muscle Shoals studio’s in het noorden van de staat Alabama. En binnen het geheel van deze begeleiding was de piano en het orgel van Spooner Oldham een sterk bepalende factor. En – bleek weer later – Oldham was ook een belangrijke leverancier van prachtige songs. Met name samen met zijn maatje Dan Penn leverde Oldham een mooie serie hits af. Twaalf van Spooner’s juwelen staan op dit puike tribute-album dat De Vos in Utrecht opnam met een Nederlandse begeleidingsband met in de gelederen Roel Spanjers (piano/accordeon/ orgel). Erik Spanjers (percussie, zang en tevens producer), Richard van Bergen (gitaren, zang), Nico Heijligers (bas) en J. J. Goossens (drums). Het is een prachtige en respectvol tribute geworden. De Sunset Travelers spelen de soulsterren van de hemel, de zang is zonder meer goed en soulvol. Het is een genoegen om Oldham’s juwelen zo’n voortreffelijke behandeling te horen krijgen. We kunnen met de meeste liedjes lekker meebrullen, zoals onder meer ‘Sweet inspiration’ en ‘The roadmaster’. Het gevoelige ‘I’m not through loving you yet’ komt terug als bonustrack, opgenomen in Alabama met alleen De Vos en – jawel – de roadmaster Spooner Oldham himself op de akoestische piano. Heerlijk!!! Mijn complimenten voor dit prachtige project! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 140 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Sons Of Bill Album: Sirens Label: Blue Rose Records zaterdag 5 mei 2012 Met hun tweede album One Town Away uit 2009, trok het vijfkoppige countryrockbandje Sons Of Bill uit Virginia de aandacht, door de reeks pakkende liedjes, ronkende gitaarsound, golvende Hammondorgelklanken, fraaie (samen)zang, gedompeld in een glasheldere productie. Op de nieuwe cd Siren komen diezelfde aspecten weer terug, met uitzondering van de countryinvloed. Een niet onbelangrijke verandering, omdat die nagenoeg (op een verwaaide lap steel na) is ingeruild voor doorgaans stevige, radiovriendelijke poprock. Het feit dat Cracker- frontman David Lowery als producer werd aangetrokken, doet vermoeden dat de band, naast artistiek, ook commercieel succes wenst na te jagen. De kans dat dit gaat lukken is verre van ondenkbeeldig, want de meeste songs hebben een heerlijk gelikte, aanstekelijke sound die aan de draaibaarheidnorm van de (Amerikaanse) radio heel goed zal voldoen. In de up tempo nummers is de Crackerimpact – en in iets mindere mate die van Tom Petty – opvallend en lijkt de band de opengevallen plek van REM te willen innemen, al is daarbij behoorlijke concurrentie te duchten van genregenoten The Decemberists. De elf liedjes zijn om van te watertanden door de vloeiende melodieën, stuwende ritmiek en de verkwikkende instrumentale invulling: vaak harde, sprankelende, gierende (slag)gitaren, zacht kronkelende orgelbijdragen, lekker pompende of sierlijke basloopjes en smaakvol meppende of vegende drums. Sporadisch klinkt er een harmonica, piano en lap steel op voor wat extra inkleuring. Pa Bill Wilson kan zeer trots zijn op zijn zonen James (zang, gitaar), Sam (zang, gitaar, lap steel), Abe (zang, piano, orgel, Wurlitzer), Luke (harmonica) en hun bandmaten Steh Green (bas) en nieuwkomer Todo Wellens (drums). Die trots kan nog toenemen, want Siren bezit de potentie uit te groeien tot een hitalbum. Huub Thomassen Artist: Victor Camozzi Album: Roadside Paradise Label: Volco Records vrijdag 4 mei 2012 Goed nieuws voor de fans van Will T. Massey en Robert Earl Keen: meet Victor Camozzi. Camozzi is een singer-songwriter uit Texas met een stem die dezelfde lijzigheid heeft als die van genoemde grootheden. ‘Roadside Paradise’ is zijn tweede CD na zijn debuut ‘3 peso guitar’ uit 2008, een CD die destijds de 10e plek haalde in de European Americana Charts. En ‘Roadside Paradise’ is een CD om te koesteren, te omarmen en samen met je favoriete drankje te nuttigen. Lekker sombere muziek, mooi opgebouwde songs, uit het leven gegrepen teksten, pittige, soms (licht) rockende begeleiding van multi-instrumentalist en producer Matt Downs (hij speelt inderdaad alle instrumenten op de CD, Victor draagt slechts een beetje ritmegitaar bij). En die stem, die stem… mighty fine! Wat de teksten betreft: die lekkere meid in Ventura, je ziet hem kwijlen: ‘Banana seat, roll me off my feet. Your honeysuckle smile’s hiding something sweet. Summer on your breath, the sun under your dress. Won’t you shine a little bit on me, Ohh, Ventura honey’. En het absolute hoogtepunt, het adembenemend sterke nummer ‘The homecoming waltz’, waarin een jonge vrouw (de ring kreeg ze op 18-jarige leeftijd toen haar GI held naar x-istan werd gestuurd) haar als menselijk wrak teruggekeerde man intensief verzorgd, maar het eigen gerief buitenshuis moet vinden: ‘Eighteen, when she took that ring from her sweet soldier boy. It was just like a dream. Now she wakes up each mornin’, changes his bag and brushes his teeth. If this is how it must be, she’ll stand by her man in the land of the free. But what’s getting her through is the one thing she can’t let him see’. Een indringender anti-oorlog nummer kan ik mij niet voorstellen! Helaas – jammer voor de portemonnee – dit is weer een vette aanrader. Topkwalitiet singer-songwriterstuff! Ga luisteren….je bent verkocht. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 141 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Girlyman Album: Supernova Label: Fine Feathered Music donderdag 3 mei 2012 Begin 2010 bracht ik mijn ongebrijdelde enthousiasme naar buiten over de vijfde CD (sinds het debuut in 2003, titel: ‘Everything’s easy’) van de in Brooklyn (NY) geboren en in Atlanta, Georgia getogen formatie Girlyman. Ik noemde de schijf een wereld-CD! Met name de prachtige driestemmige vocalen en de ragfijne arrangementen van de gevoelige zelf geschreven liedjes boeiden mij enorm. Girlyman was toen nog het collectief van twee vrouwen en één man. De drumpartijen werden door verschillende musici ingevuld, afhankelijk van de opnamemomenten. We zijn drie jaar verder en in die periode is J. J. Jones, de (vrouwelijke) drummer van het al even formidabele Po’ Girl, de gelederen komen versterken van onze gave folk-pop formatie. En dat levert een zeer prettige aanvulling van het totaalgeluid op. Wat de zang betreft: dat is niet het gebied van JJ. Dus verzorgen Doris Marumatsu, Ty Greenstein en Nate Borofsky de wederom wonderschone harmoniezang. De vergelijking met de de muziek van The Beach Boys en The Carpenters blijft overeind, evenals de verwijzingen naar jazzmuziek en klassieke muziek (in de vier songs waarin celliste Julia Biber meespeelt). De begeleiding is ook voor het overgrote deel in eigen handen, alle vier de leden zijn thuis op meerdere instrumenten. Zo horen we behalve gitaren (JJ speelt naast de drums ook de elektrische gitaar) bas en drums ook banjo, mandoline, orgel, piano, djembe, shaker, bells, tambourine, accordeon, pedal steel en bouzouki. Bijdragen zijn er van Julia Biber, Michael Connolly (fiddle, mandoline in twee nummers), en in één nummer zang, gitaar en staande bas van buitenstaanders. Alle dertien nummers zijn prachtig, in de begeleiding zit voldoende variatie om de spanning er blijvend in te houden. En weer valt op dat je na een paar draaibeurten enkele songs al goed kent, meezingen is een vanzelfsprekendheid. En – zowaar – de heerlijke afsluiter ‘Best I could’ kent mooie Po’ Girl invloeden. Dank zij JJ dus! Schitterende muziek, verplichte aanschaf! Girlyman is eind mei/begin juni even in ons land. Daarover later meer. Mis die kans niet! De CD wordt vermoedelijk binnenkort in ons land uitgebracht door Sonic Rendezvous Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 142 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ruthie Foster Album: Let It Burn Label: Blue Rose Records woensdag 2 mei 2012 The Phenomenal Ruthie Foster is niet alleen een titel waaruit een zekere hovaardigheid spreekt, het is bovenal een titel die een appel doet op kennis. Is dit album van Ruthie Foster werkelijk fenomenaal? Ik nam me, na het lezen van de recensies van dit in 2007 verschenen album, voor om The Phenomenal Rutie Foster binnen afzienbare tijd aan te schaffen. Jaren vervlogen en Ruthie Foster bracht The Truth According To Ruthie Foster (2009) uit, een werk met een eveneens prikkelende titel. Ik merkte het niet eens op, was Ruthie Foster geheel vergeten. Pas nu, na twee maanden intensief naar Let It Burn geluisterd te hebben, heb ik eindelijk die cd uit 2007 aangeschaft. Misschien komt die uit 2009 er ook nog wel. Voor veel mensen is deze handelswijze niet vanzelfsprekend. Zo hebben we in diverse publicaties kunnen lezen dat Foster op Let It Burn ‘niet echt weet uit te pakken’. Dat haar cover van Ring Of Fire van Johnny Cash (nou ja, June Carter en Merle Kilgore) een futloze verzwakking van het origineel is. Dat het haar aan (heilig?) vuur ontbreekt. Dat ze kabbelen en babbelen tot haar tweede natuur heeft gemaakt. Nu heeft de ervaring me geleerd dat als het om muziek gaat, twisten over een esthetisch oordeel zelden meer oplevert dan schouderophalend gelijk en/of wenkbrauwfronsend ongelijk. Laat ik daarom een paar argumenten te berde brengen die als het ware een tegengeluid laten horen. Allereerst is daar de voortreffelijke productie van John Chelew. Let It Burn klinkt helder, organisch en zeer verzorgd zonder dat Chelew daarbij raakt aan het welhaast obsessieve geluidsfetisjisme dat T Bone Burnett de laatste jaren aankleeft (vergelijk zijn productie van Marshall Crenshaw’s Downtown eens met de eveneens van zijn hand zijnde productie van Willie Nelson’s Country Music). Dan is er de Hammond B-3 van Ike Stubblefield. De drums van Russell Batiste. Sterk werk, allemaal. In vier liedjes horen we The Blind Boys of Alabama en het is niemand minder dan William Bell die in de cover van zijn eigen You Don’t Miss Your Water meezingt. Hoe fraai is Set Fire To The Rain (van Adele) niet?! Aangenaam ook om The Titanic (denkt u ook nog eens aan God Moves The Water van Blind Willie Johnson?) weer eens terug te horen. Een laatste opmerking van de niet-geraakten zou als volgt kunnen luiden: “Maar Wim, al die covers, ze zijn allemaal net niet wat de originelen wél zijn!” Zij zouden daarbij kunnen wijzen op Don’t Want To Know van John Martyn (denkt u ook nog eens aan Solid Air van John Martyn?). Met mijn rug tegen de muur zou ik ze gelijk moeten geven. Na enig nadenken volgt dan toch mijn antwoord: “U hebt gelijk, maar niemand zingt ze anders zo dan Ruthie Foster!” Enne, die muur, dat is wel míjn muur. Ik mag er graag tegen leunen als het om een mengeling van gospel, soul en blues gaat. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 143 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Alabama Shakes Album: Boys & Girls Label: Ato Records dinsdag 1 mei 2012 Eind 2010 waaide de klanken van The Alabama Shakes voor het eerst in mijn oren. Dacht toen meteen, dat moeten we proberen naar Nederland te halen. Het waren echter maar drie of vier tracks en de wereld om mij heen stond meteen op s’en kop. The Alabama Shakes hype was als snel een feit, dus had ik weer zoiets van laat maar. Goddelijk jammer voor de kleine clubs in Nederland want The Alabama Shakes stomen van repeteren, op een vrije vrijdagavond, in een oude hooischuur, door naar misschien wel PinkPop of Lowlands. Onbetaalbaar en dus onbereikbaar en dit laatste is hun dan ook van harte gegund. De band uit Athens, Alabama, met in hun gelederen voormalig postbezorgster Brittany Howard, laat de hedendaagse gevestigde soul en R&B garde echt een poepie ruiken. Op het debuutalbum Boys & Girls tref je slimme en super gave melodieën aan die meteen blijven hangen. De strak spelende rhythm sectie is samen met het enorme stembereik van Howard de grote kracht achter deze zeer fraaie band. Zeg maar eens soort van soul R&B rock ‘n’ roll in de vorm van staatgenoot Eddie Hinton, Drive-By Truckers en The Stones uit de jaren zeventig, niet meer maar zeker ook niets minder. Het knettert, gromt, schuurt maar voelt aan als fluweel. Kortom, een genot om naar te luisteren. Niet alleen de hit Hold On maar ook nummers als Hang Loose en Be Mine halen waarschijnlijk met het grootste gemak de NL charts dit jaar. Hoewel men op 3fm het woord rootsmuziek niet in de mond durft te nemen laten The Alabama Shakes intussen gewoon horen hoe dit genre anno 2012 klinkt. Ongetwijfeld een # 1 kandidaat voor de Amazing Ten 2012 en voor het Take Root Festival 2012. Jan Janssen Artist: Winterpills Album: All My Lovely Goners Label: Signature Sound zondag 29 april 2012 Het is aanmatigend om te beweren dat een album kan worden gerekend tot het beste wat een band ooit heeft gemaakt als men slechts dat ene album van een band kent. Zeker als de band in kwestie drie albums en een ep voor het met lof overladen album liet verschijnen. Toch ga ik beweren dat All My Lovely Goners het beste album van Winterpills is. Wel móet zijn. Winterpills maakt al zo’n jaar of zeven albums. Het is, denk ik, de naam van de band geweest die me ervan weerhield om naar hun debuut te luisteren. Ik ontwaarde ten onrechte in deze naam een zekere muzikale slapheid. Zo luisterde ik ook nooit naar The Maggies, de vorige band van Philip Price. In het kielzog van All My Lovely Goners heb ik dat inmiddels wel gedaan, maar de al te nadrukkelijke ‘Beatles-buigingen’ zijn aan mij niet besteed. Het grote talent van Price om een liedje te schrijven waar je L tegen zegt is evenwel ook bij The Maggies goed te horen. Wel heb ik inmiddels veel naar de Winterpills-ep Tuxedo Of Ashes (2010) geluisterd. De andere drie albums van Winterpills zullen later volgen, ongetwijfeld. Nog steeds hebben we geen antwoord op de vraag waarom All My Lovely Goners zo goed. Met het wat kinderachtige imperatief ‘ga luisteren!’ is veel gezegd. De eerste twee liedjes, We Turned Away en vooral Amazing Sky verleiden met een zich pas later openbarend maar nu al opgeld doend verlangen. Andere antwoorden zijn meer analytisch van aard. Elementen van The Jayhawks en Midlake voegen zich bij de dromerige kant van Tom Petty. Folkpop noemt ‘de kenner’ dat. Price schrijft prachtige melodieën (lees er de besprekingen van het oudere werk maar op na), ook na deze eerste twee liedjes zal de luisteraar niet zelden meezingen of neuriën. Wellicht zingt zangeres Flora Reed (in een enkel liedje zingt ze alleen) beter dan Price, samen zingen ze beter dan wie dan ook. Het voelt zacht aan, deze harmonie. Daarnaast spelen drummer Dave Hower en gitarist Dennis Crommett een belangrijke rol. De eerste laat zijn drums funky klinken (triolen) waardoor er een bijzondere spanning tussen ritmiek en harmonie ontstaat. Crommett laat hier en daar, in Dying Star bijvoorbeeld, prachtige solo’s horen. Tenslotte dragen de fraaie, wat schetsmatige teksten van Price en het prachtige artwork van Lillianna Pereira er zorg voor dat het thema van deze plaat, de vergankelijkheid van de mens verbeeld in de voortgang der seizoenen, op subtiele wijze recht wordt gedaan. Samen met Dark So Gold van The Pines behoort All My Lovely Goners tot de beste muziek die ik dit jaar in ons café hoorde. En als nu mocht blijken dat dit toch niet het beste album van Winterpills is? Dan is er dus een nog mooier album dan All My Lovely Goners. Ik zal mijn geluk niet opkunnen. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 144 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Eric Bibb Album: Deeper In The Well Label: Dixiefrog Records zaterdag 28 april 2012 Eric Bibb is de zoon van Leon Bibb, die naam maakte in de New Yorkse folk scene van de jaren 60 van de vorige eeuw en de neef van de beroemde jazzpianist en oprichter van The Modern jazz Quartet John Lewis. Vanaf zijn vroege jeugd (op zijn zevende kreeg hij van zijn vader zijn eerste gitaar) speelt Eric gitaar, op zijn 16e maakt hij deel uit van zijn vader’s begeleidingsband. Hij omarmt de blues in cs. 1970 en bouwt als bluesman een grote staat van dienst op. Op zijn 61e is hij aan zijn negentiende CD toe, waarvoor hij is neergestreken in de moerassen van Louisiana om in de studio van banjo-ace Dirk Powell zijn zoveelste ode aan het Americana erfgoed op te nemen. In een prachtige verpakking, een digipack met een prachtig informatief boekje van 28 pagina’s met daarin alle teksten van de (zeven) eigen nummers en (twee) originals. In de begeleiding horen we Eric’s vaste begeleider Grant Dermody op harmonica naast Dirk Powell (banjo’s, staande bas, mandoline, accordeon, fiddle, vocals), de lokale jonge hond Cedric Watson (fiddle, vocals), drummer Danny DeVillier en Christine Balfa op de cajun triangel. Speciale gasten Jerry Douglas (dobro op het schitterende ‘In my time’), Michael Jerome Browne (banjo, mandoline) en Michel Pepin (diverse gitaren) doen in één nummer mee. De muziek op de CD is een sterk in folk gedoopte blues met – uiteraard – cajun invloeden (met name in ‘Bayou belle’). In het ongegeneerd mooie uptemponummertje ‘Music’ geeft Eric een duidelijk statement af: ‘ ‘Cos Music is more than a style or a fashion, it’s all about the swing, the soul an’ the passion. If I’ll feel it – that’s good enough for me’. En in ‘Movin’ up’ gaat hij tekeer tegen de grote geldverspilling aan wapens en oorlogen en de te grote verschillen tussen arm en rijk: ‘We got some billionaires out there, but the poor stay poor. Spendin’ too much money on weapons an’ war. Can’t keep hiding our heads in the sand, time to see what’s going on an’ take a stand.’ Eric Bibb kan bij mij niet meer stuk. Alles wat de man maakt is geweldig. Hij zoekt ook nog eens naar de nodige verschillende invalshoeken, waardoor hij elke keer weer net even anders klinkt. Een echte geweldenaar! Fred Schmale Artist: WovenHand Album: Live At Roepaen Label: Glitterhouse Records vrijdag 27 april 2012 Koning winter sloeg de avond van dinsdag 14 december 2010 toe. Zonder wintersloffen trotseerde ik het winterse weer en gleed als het ware naar landgoed Roepaen. Het onderbuik gevoel vertelde mij dat ik getuigen zou zijn van een uniek tafereel op podium Roepaen in Ottersum. Het legendarische Duitse TV muziekprogramma Rock Palast staat met maar liefst vijf camera’s in de startblokken, toen ik arriveerde. “Aan deze idealistische combinatie van media aandacht en een optreden van muziekmirakel David Eugene Edwards, hebben wij meer dan vier jaar gewerkt. Het moest en zou er eens van komen. Artiest, omgeving en sfeer samensmelten met aan het eind het publiek als grote winnaar. Daar doen wij het voor”, liet Roepaen programmeur Chris Tangelder zich toen ontvallen. Wie daarop nu terug kijkt en gekeken en geluisterd heeft naar de Woven Hand live DVD en CD “Live At Roepaen” moet tot de conclusie gekomen zijn dat de kleine Zeeuw helemaal gelijk gehad, toen hij die woorden uitsprak. Met een zeer goed “ausgebildeten publikum”, hebben zowel de mannen en vrouwen van de Rock Palast crew en de band Woven Hand natuurlijk een kunstukje geflikt. Zelden tref je het aan op een live registratie (Nirvana MTV unplugged sessions misschien?) hoe mooi artiest, ambiance en sfeer samensmelten in beeld en geluid. Bovendien is het pakketje stilistisch, keurig en uitermate netjes verpakt. De bandleden van Woven Hand zitten cirkelvormig op het podium. De Rock Palast Crew heeft de podiumgordijnen op een speciale manier aangelicht zodat de vierkante podiumvloer op afstand ovaal oogt. Van kiet af hoor je een voortreffelijk goed beheerst 3D geluid. Woven Hand start met wat semi-akoestisch nummers maar naarmate de show vordert wordt een tandje hoger geschakeld. Spannend en onnavolgbaar worden oude maar ook nieuwe songs, van Woven Hand’s zesde album ‘The Threshingfloor’, in een niet alledaagse setting weggezet. Ieder muziekdetail is voelbaar waardoor de pure schoonheid en donkere tragiek van deze muziek nu ook, in de vorm van de Roepaen kapel, een onderkomen gekregen heeft. Hoed af voor alle betrokken. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 145 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Otis Taylor Album: Contraband Label: Telarc donderdag 26 april 2012 Na een stukje geschiedenis les op Otis Taylors negende plaat Clovis People VOL 3, twee jaar geleden, zit ik al een tijdje met gemengde gevoelens naar Taylor’s tiende CD Contraband te luisteren. De inmiddels drieënzestigjarige gecertificeerde Trance Blues gigant leverde tot dusver prachtige platen af. De meeste daarvan kregen een eigen specifiek karakter mee. Kortom, er was altijd wel wat en iets nieuws te beleven. De CD Contraband heb ik drie fases versleten. Eerste indruk, niet altijd even scherp dus, lang, langdraderig, eentonige en geïmproviseerd. De plaat bevat maar liefst veertien tracks en duurt bijna één uur. Liedjes als The Devil's Gonna Lie, Look To The Side en Banjo Boogie Blues brachten mij op andere gedachten. De iets of wat vinger verwijzende politieke vertellingen, muzikale ambiance, hypnotiserende drone-achtige klanken raakte mij domweg omdat ze vele malen herhaald werden en diep prikte. Weemoed, nijd en boosheid over onrecht lieten mij niet meer los. Taylor draagt Contraband overigens op aan zijn vorig jaar overleden vriend en brother in arms Gary Moore. Naar meerdere luisterbeurten vroeg ik mij weer af had je meer uit nummers als Contraband Blues of Never Been To Africa kunnen halen? Opvolgende vraag is dan, waar is je mateloze creativiteit gebleven? Ik kom tot de conclusie dat Taylor gelukkig over een paar geweldige muzikanten beschikt. De lijst is lang maar namen als die van Ron Miles Chuck Campbell, Fara Tolno, Paul Jones op gitaar, Brian Juan, violiste Anne Harris en dochterlief Cassie Taylor houden Contraband tot zijn laatste zucht I Can See You're Lying overeind. Otis Tayor komt op Contraband uit het hart en etaleert zijn huidige mogelijkheden. Voor het te laat is zou je deze man eigenlijk live aan werk moeten zien. Heb even zijn tourschema bekeken op Internet. Het zit er voorlopig helaas niet in en dat is dan weer dood zonden. Jan Janssen Artist: Lilli Lewis Album: The Promised Land Label: Independent woensdag 25 april 2012 Een bijzondere CD, deze vijfde van de Amerikaanse – volgens eigen zeggen – folkjazz-zangeres Lilli Lewis. Deze donkere zangeres groeide op aan een ‘dirt road’ buiten Athens in de zuidelijke staat Georgia. Vanaf het moment dat zij drie jaar oud is schrijft ze muziek en dat leverde vanaf 2003 een uitermate gevarieerd repertoire op. Lilli is een hele grote op het gebied van a cappella zang (twee van de vijf CDs, de eerste won een aantal prijzen), bracht daarnaast een CD uit met o.m. medewerking van een hiphop collectief en een CD met liedjes die door allerlei artiesten werden geschreven ter nagedachtenis van Martin Luther King. ‘The Promised Land’ is een collectie spirituals uit de Afrikaans-Amerikaanse folk-traditie. Maar liefst 56 minuten lang passeren bekende (‘Every time I feel the spirit’, ‘Were you there (when they crucified my Lord)’, ‘Steal away’) en minder bekende songs die sinds mensenheugenis te horen zijn tijdens kerkdiensten in - met name - het zuiden van de USA. Begeleiding is spaarzaam, in een paar nummers zelfs geheel afwezig wanneer Lilli haar a cappella kwaliteiten tentoonspreidt. Als er wordt begeleid is dat gitaar/harmonica (Liz Hogan, zij arrangeerde ook nog één van de 17 nummers), viool (Andrew Robin), fluit (Nicole Randall Chamberlain), bas (Jordan Beard) en drums (Wade Hymel). Lilli’s stem is zeer indringend en heeft een hoge opera-feel. Niet voor iedereen, vrees ik. Vermeldenswaard is de afsluitende ‘Freedom Suite’, 4 songs, te beginnen met het welbekende ‘Egypt Land’, hier in een arrangement (Lilli zelf, net als in 14 andere nummers, Liz werd al genoemd en ‘Virgin Mary’ heeft een arrangement van de welbekende Odetta) dat alle andere versies doet vergeten. Een niet alledaags project, dat naar ik vrees niet al te veel liefhebbers zal vinden in ons land. Daarvoor is de zang van Lilli te ver buiten ons referentiespectrum. ‘The Promised Land’ is voer voor de liefhebbers van pure gospel, bijvoorbeeld die van de groep ‘Sweet honey in the rock’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 146 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: This Is The Kit Album: Wriggle Out The Restless Label: Disco Ordination dinsdag 24 april 2012 Zo, zo. Kate Stables. Ze is bepaald een interessante muziekmevrouw! Het opnieuw uitgebrachte Wriggle Out The Restless leek aanvankelijk een wat flets folkplaatje. De bijgeleverde cd met covers en remixes mag dan namen als ‘john parish’ en ‘francois of the atlas mountains’ bevatten, het ingenieuze én het intrigerende, twee wezenskenmerken toch van een remix, waren, zo dacht ik, afwezig. Onderzoek bracht aan het licht dat het eerste album van This Is The Kit (zo noemt Kate Stables haar band) warempel Krülle Bol heet. Ik heb het (nog) niet gehoord, maar met zo’n titel kán het gewoon geen slecht album zijn. Het blijkt in 2006 in Italië opgenomen en geproduceerd te zijn door de eerder genoemde John Parish. Ook blijkt de uit Engeland afkomstige Stables regelmatig in Parijs te verkeren. Wanneer de belangstelling eenmaal gewekt is, ga ik met andere oren luisteren. Zoals gewoonlijk blijft mijn gemoed het eerst haken achter een zin: ‘and there you are, and in your arms my sleeping bag is you’. Dagenlang denk ik hierover na. Merkwaardig genoeg stapelt de muziek zich achter de zin op terwijl ze tegelijkertijd aan deze zin voorbij gaat. Juist in deze berg van betekenis (er als een berg tegenop zien heeft ook een ander kant en het is aan die kant dat ik mij bevind) krijgt het album diepgang. De folk van Kate Stables is spannend, de liedjes blijken subtiele wendingen en klankkleuren te bevatten. Hier een klarinet, daar een saxofoon maar ook de banjo en het zogeheten ‘reed organ’ zijn veelvuldig te horen. Stables’ stem is zacht maar doordringend, een overtuigen met oogluiken meer dan met oorkonde. En die extra cd met remixes en covers? Hier meer folktronics dan folk. Maar net zo mooi. Ik acht Wriggle Out The Restless van hetzelfde, hoge niveau als For Emma van Bon Iver. Kate Stables, vanaf nu ben je vooral ‘mijn’ interessante muziekmevrouw! Wim Boluijt Artist: Davie Lawson Album: Rags Label: Smoked Recordings maandag 23 april 2012 Terwijl hij toch al twee platen voor het in Wageningen gehuisveste label Smoked Recordings op zijn naam heeft staan, frequent op Nederlandse podia te zien was en zelfs een tijdje in Amsterdam woonde, had ik nooit eerder gehoord van de Britse folkzanger Davie Lawson. Mogelijke verklaring voor diens anonimiteit is, dat ik al heel lang liever naar Amerikaanse dan naar Britse singer-songwriters luister. Ooit was dat trouwens andersom ten tijde van Nick Drake en John Martyn. Welnu, een des te grotere verrassing is het dat ik keer op keer Rags in de cd-speler stop om naar negen fonkelende folksongs met een rockrandje te luisteren. Zonder behept te zijn met de emotionele topzwaarte van Drake of Martyn, zijn de songs doortrokken van een aangename melancholie die dit genre zo vanzelfsprekend aankleeft. Buiten dat, schitteren de liedjes door eenvoud, frisheid, melodische rijkdom, verrukkelijke semi-elektrische omlijsting en mooie dynamiek. Lawson beschikt over een prachtig expressief, en gevoelig stemgeluid (Tim Buckley schiet me vaak te binnen), zingt met grote overgave daarbij zichzelf begeleidend op akoestische gitaar en mondharmonica. Een stel fijne, uitstekende muzikanten op viool, mandoline, accordeon, piano, orgel elektrische gitaar, bas, drums en achtergrondzang, zorgt voor een uitermate sfeervolle inkleuring. Een oprecht, spontaan, ongecompliceerd en klasserijk album. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 147 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Cubical Album: It Ain't Human Label: Cargo Records zondag 22 april 2012 Even kunnen we er om lachen als kinderen met rare stemmetjes gaan praten. Dan volgt meestal een ingreep van opvoedkundige aard. Aanstellerij is nooit lang vermakelijk. Zo zou je ook Dan Wilson op zijn nummer willen zetten. De zanger van The Cubical gebruikt zijn stem wat al te nadrukkelijk als bewust ingezet instrument teneinde de vermeende diepgang en eigenzinnige voordracht van deze diepdonkerbruine bariton zo goed als mogelijk voor het voetlicht te krijgen. En wie zal zeggen dat hij daarmee zijn carrière en die van de band geen dienst bewijst? De eerste vergelijkingen met Beefheart en Waits zijn al gemaakt. Ach, in de muziekjournalistiek kan het nooit op. Zelfs als we de aanstellerij van Dan Wilson door de vingers zien, is It Ain’t Human niet meer dan een middelmatig album van een middelmatige band uit Liverpool. De rhythm and blues van The Cubical klinkt op dit tweede album hooguit als een overblijfsel uit lang vervlogen tijden. Als u me niet gelooft, luister dan eens naar Something New: slappe blazers in een al even slappe song. Als u me wel gelooft, luister dan (even) naar Paper Walls en koop vervolgens het eerste album van Cousteau. Zo kan het ook, zingen met een bijzondere stem. Wim Boluijt Artist: Bob Livingston Album: Gypsy Alibi Label: New Wilderness Records zaterdag 21 april 2012 Voor de liefhebbers van het mooie werk van Jerry Jeff Walker uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw is deze Bob Livingston geen onbekende, hij maakte immers deel uit van JJW’s legendarische begeleidingsgroep ‘The Lost Gonzo Band’. De Texaan (San Antonio geboren, Lubbock opgegroeid) Livingston heeft als soloartiest sinds 1981 in totaal 9 LP’s/CD’s uitgebracht, waarvan deze prachtige ‘Gypsy Alibi’ de laatste is. Het is een echt Texaans product geworden met Bob en Lloyd Maines (gitaren, steel, lapsteel, mandoline, banjo) als producers. Gevarieerd, van lekkere rock (‘Middle ages rockabilly blues’ met Bill Kirchen in een hoofdrol op zijn beroemde telecaster), via Western Swing (’Country Western Swing’ en het jodelende (Jill Jones) tribuut aan wijlen big man Don Walser, ‘Oklahoma girl’), pure Hank Williams country (‘Till death us do part’), zigeunerjazz (de titeltrack) en ‘gewone’ singer-songwriter liedjes als ‘Ruby’s shoes’ en ‘I can’t sleep tonight’. De voortreffelijke songs zijn op drie na van Bob zelf, met als meest opvallende cover de uitsmijter (bijna 6 minuten), een in Bangladesh in 1991 opgenomen live versie van Budy Holly’s ‘Not fade away’ (ook bekend van The Stones) met de lokale artiest Chandan Dutta op tabla. We horen op de CD verder naast Bob, Lloyd en Bill Kirchen een flink aantal bekende Austinites, zoals Chris Cage (gitaar, piano, accordeon, B3, Wurlitzer, mandoline), Richard Bowden (fiddle), Chris Maresh en Glen Fukunaga op bas, Dave Sanger op drums en Bukka Allen op accordeon en harmonium. Een must voor iedere liefhebber van goede Texaanse muziek, deze ‘Gypsy alibi’ van Bob Livingston. Meer dan een uur prachtige, gevarieerde Texamericana. Heel terecht won de CD de ‘Album of the year’ award bij de Texas Music Awards in juli 2011. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 148 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Bellowhead Album: Hedonism Label: Navigator Records vrijdag 20 april 2012 Bellowhead is een contemporaire Engelse folkgroep, bestaande uit maar liefst 11 leden. In 2004 ontstond het idee van de band in de hoofden van Jon Boden (zang, fiddle, tambourine, kazoo, whistle en nog wat percussiespul) en John Spiers (melodeons, anglo concertina, kazoo, tambourine en zang). Wat dat idee inhield is duidelijk na het horen van de muziek van het gezelschap, die zich het best laat vergelijken met de Seeger Sessions van Springsteen uit 2006. In navolging van Springsteen’s ‘We shall overcome’ wordt ook hier een dvd bijgeleverd met een vijftal nummers van de live versie van Hedonism (letterlijk: ‘Genotsjacht’), 30 minuten vrolijkheid die zodanig zal bevallen dat de gang naar de winkel (of gewoon de computer voor een online-bestelling) spoedig zal worden ondernomen. Waar Springsteen terug ging in de tijd van de Amerikaanse folk en met name het prachtige werk van Pete Seeger omarmde, zo gaan de heren van Bellowhead terug in de Ukfolktraditie om daar een negental juwelen te vinden, die keurig werden afgestoft en van een vrolijk arrangement voor een ongewone band werden voorzien. De overige twee nummers zijn een even onverwachte als fraaie cover van Jacques Brel’s ‘Amsterdam’ en een nummer van Bellowhead’s fiddler/doedelzakker Sam Sweeney, gekoppeld aan een traditional onder de titel ‘Parson’s farewell’. Een greep uit het instrumentarium: bouzouki, mandoline, cello, fiddle, helicon, tuba, trombone, melodeons, concertina, sax, basklarinet, zaag, trompet, doedelzak, hobo, percussie. Het bijzondere van dit project, de derde volledige CD overigens van de groep, wordt hiermee afdoende toegelicht. Vrolijkheid en muzikaliteit troef op deze ‘modern folk’ uiting van Bellowhead. Stilzitten is uitgesloten, een glimlach is onvermijdelijk. Ik was (in zeer positieve zin) overdonderd, zeker! Fred Schmale Artist: James Lee Stanley & Cliff Eberhardt Album: All Wood & Doors Label: Beachwood Recordings donderdag 19 april 2012 Vorig jaar berichtte ik jullie over de Californische singer-songwriter James Lee Stanley bij gelegenheid van zijn 25e CD sinds zijn debuut in 1973, ‘Backstage at the resurrection’’. James Lee werd geboren in Pennsylvania en woont alweer geruime tijd in Californië met zijn Nederlandse vrouw Eveline. Deze Nederlandse connectie zorgt ervoor dat hij regelmatig in ons land is, maar voor zover ik weet heeft hij hier nog niet opgetreden. Zijn muziek is het beste te beschrijven als Californische soft-pop met rock-elementen. Dat geldt ook voor zijn nieuwste project, opgezet samen met de voor ons bekendere singer-songwriter uit Pennsylvania (sinds 1997 komen zijn CD’s uit op het fameuze Red House label), Cliff Eberhardt (ze ontmoetten elkaar op de bekende Folk Alliance, de jaarlijkse conferentie vol muziek in Memphis). Het betreft een folk-tribute aan de muziek van de legendarisch groep ‘The Doors’ (1967-1973), met in de gelederen de cultheld Jim Morrison. Voor de geïnteresseerden: in 2004 bracht James Lee, samen met zijn vaste begeleider John Batdorf, een tribute aan de Stones uit onder de titel ‘All wood and stones’. James en Cliff zingen op ‘Wood and doors’ en bespelen zowel de akoestische gitaar als de lead gitaar. James Lee speelt ook bas en percussie. Er zijn nog zes lead gitaristen te horen, waaronder voornoemde Batdorf en de gitarist van de originele Doors, Robby Krieger. Op percussie horen we een andere originele Door: John Densmore, de man die de reüniepogingen voor The Doors heeft tegen gehouden. Voor de folkfeel zorgt mandolinist (tevens bassist) Chad Watson. Een respectvolle en heel subtiele terugblik op het prachtige (vaak LSD-beïnvloede) oeuvre van de legendarische Doors. Uiteraard is er ruimt voor de hits ‘Light my fire’ en ‘Riders on the storm’, maar er staan nog 10 deurjuwelen op. In de radio 2 top-2000 van 2011 stonden 8 nummers van de Doors, met ‘Riders on the storm’ als hoogste, op 23. Nederland kent de Doors dus nog goed. Ga eens luisteren naar dit respectvolle folk-tribuut Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 149 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Allan Thomas Album: Deep Water Label: Black Bamboo Records woensdag 18 april 2012 Met ‘deep water’ is singer-songwriter Allan Thomas aan zijn vijfde CD toe met origineel material. Allan groeide op in Brooklyn, zong op zijn achtste enthousiast mee met ‘You send me’ van Sam Cooke en maakte vanaf zijn twaalfde deel uit van doo-wop groepjes aan de zuidkust van Long Island. Op zijn zeventiende (1966) zocht hij emplooi voor zichzelf als solo-zanger en heeft hij zijn eerste platencontract te pakken, bij de excentrieke Texaan Huey P. Meaux (The Crazy Cajun). Meer dan een tweetal singles levert het niet op, helaas zonder al te veel succes. Twee jaar later begint hij liedjes te schrijven en in 1970 verschijnt zijn eerste LP, ‘A picture’. Hij toert door het land en er volgt een periode van rondreizen en spelen, waar mogelijk en met wie daarom vraagt. Van 1974 tot ca. 1983 is hij songwriter voor ABC Music in Los Angeles, dan ontdekt hij het fascinerende karakter van Hawaii en hij verhuist naar Kauai, waar hij nog altijd woont en werkt. Hij pikt zijn carrière als singersongwriter weer op en brengt CD’s uit in 1989 en 1997, geen hoge frequentie dus. Daar komt verandering in vanaf 2007, het moment van zijn vierde CD. In 2009 komt er een overzichtsCD uit (liedjes die tussen 1980 en 1994 zijn opgenomen), met de zeer toepasselijke naam ‘Brooklyn Boy in Paradise’ uit 2009. En nu, in 2011, is er alweer een nieuwe studioCD, meer dan 60 minuten lang. ‘Deep water’ bevat 12 songs, 10 van de hand van Allan zelf. De muziek is soft-pop met een jazzy touch, Allan’s stem is vrij hoog en aangenaam om te horen. Variatie wordt gewaarborgd door het meespelen van maar liefst 21 merendeels uitstekende musici op een niet meer te tellen aantal verschillende instrumenten en een vocaal gastoptreden van de klasbakken David Crosby en Graham Nash in het prijsnummer ‘The longest ride’, een tribute aan de in november 2010 op 32-jarige leeftijd aan (vermoedelijk) knokkelkoorts overleden topsurfer Andy Irons. Een aardige CD met een soort fosfaatvrije jazzpop. Fred Schmale Artist: Downtown Ramblers Album: On The Other Side Of The City Label: Independent dinsdag 17 april 2012 In bluegrass/old timey kringen is het de gewoonte om het word ramblers (letterlijk: zwervers, maar dan in positieve zin) in de groepsnaam toe te passen. Dat weten ze in Zweden ook, waar deze “Downtown Ramblers’ wonen, spelen en werken. De groep is in 2005 opgericht door zangeres Emilie Junsten, die spoedig Pär Öjerot (gitaar), Martin Blomberg (Banjo) en Oskar Reuter (mandoline) aan haar zijde zag (haar mooie ogen??). Na het toetreden van bassist Kalle Annerhult was een echte bluegrass groep een feit. Vanaf 2007 gaat het bergopwaarts: het Zweedse bluegrass kampioenschap (2007), #1 Europese bluegrass band op de EWOB (European World of Bluegrass Festival in Voorthuizen op de Veluwe) in 2009. De CD’s komen uit in december 2008 (‘Downtown Ramblers’) en 2011, de CD die nu wordt besproken. De ‘Downtown Ramblers’ noemen hun muziek ‘Nordic Urban Bluegrass’, stedelijke bluegrass uit het hoge noorden dus. De belangrijkste invloed is uiteraard de traditionele bluegrass muziek, maar er wordt lekker gemengd met Zweedse folk, jazz en pop. De fiddle wordt op deze CD bespeeld door Brittany Haas (van ‘Crooked Still’, in 3 nummers) en topfiddler Tim O’Brien (in ‘Be my baby still’, hij zingt ook een prachtig duet met Emelie). De - prima - songs zijn van de hand van Oskar Reuter, die incidenteel hulp krijgt van Pär en Emelie. Met ‘On the other side of the city’ geven de Zweden van de ‘Downtown Ramblers’ een prachtig visitekaartje af. De bluegrass van het kwintet is traditioneel genoeg om de liefhebber van ‘echte bluegrass’ te bekoren en alternatief genoeg (in twee nummers speelt bijvoorbeeld een strijkkwartet mee, de arrangementen zijn vaak baanbrekend) om ook anderen over de streep te halen. En dan blijkt onze Emelie ook nog eens een heerlijke stem te hebben. Lekkere CD! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 150 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: HomeSpun Remedies Album: Great Depression Label: Independent maandag 16 april 2012 Het Americana-collectief Homespun Remedies is afkomstig uit Dallas en omgeving. De groep is eind 2006 gevormd door de singer-songwriters David Mabry en Mike Saunders. Anderen sloten zich spoedig aan, allen met hun eigen kijk op songwriterzaken, zoals Barry Boyd (speelt ook luit) en multi-instrumentalist Wade Cofer. Dit viertal is in uiteenlopende combinaties verantwoordelijk voor negen van de tien songs op de CD (goed voor ruim 36 minuten muziek). Het tiende nummer is een vlotte bluegrassfolk-versie (klinkt als het Kingston trio in zijn topdagen) van de traditional ‘Two dollar bill’. Behalve de genoemden horen we Scott Davis op harmonica en Paul Williams (tevens producer) op keyboards, Trey Carmichael op drums en Dave Prez op bas. Er zijn verder nog diverse bijdragen van gasten, o.m. steel gitaar, harmonium en fiddle. Een heel leuke, gevarieerde CD met een overwegend akoestische sound. Van soul via pop naar folk, (alt)country en bluegrass. Prachtige ballads, een walsje, hele mooie melodieuze liedjes. Ik heb met name genoten van het aan elkaar geplakte tweetal ‘Make believe’ en ‘Good to hear your voice’. Het fraaie ‘Great depression’ is vermoedelijk een soort conceptalbum, getuige titels als ‘Leave this town’, ‘Empty pockets’, ‘Two dollar bill’ (‘I lost all my money but a two dollar bill, I’m on my long journey home’) en ‘What’s going around’, met ‘The great depression’ van de jaren 30 van de vorige eeuw als leidraad. Mooi gedaan, topAmericana! Fred Schmale Artist: Straylings Album: Entertainment On Foreign Grounds Label: Independent zaterdag 14 april 2012 Enterainment On Foreign Grounds, het debuut van Straylings, is een plaat van belofte én de uitgestelde vervulling daarvan. Dat het uitstel uiteindelijk afstel betekent, komt toch nog als een lichte teleurstelling. De stem van Dan Zeera doet denken aan die van Amber Webber van Black Mountain. Ook de muziek van Staylings brengt deze band in herinnering, al ontbreekt bij het Londense duo de progrock. Alice Texas, de band van Alice Schneider die in 2005 Sad Days uitbracht, is een andere associatie. Een plaat van groei en graaf denk je, zeker wanneer je Carver’s Kicks, het eerste liedje van Entertainment On Foreign Grounds, hoort. Inmiddels is zelfs de gedachte aan het eerste album van Lone Justice even opgekomen, maar nee, die is snel verworpen. De liedjes daarna ‘komen en gaan’. Het valt op dat ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Anders gezegd, niet één liedje springt er echt uit. Daarmee is niet gezegd dat Entertainment On Foreign Grounds een slechte plaat is, verre van dat. Zo is het op een huppelende piano voortbewegende Marie & The Dusty Lands een fraaie ballad en maakt Oliver Drake’s gitaar menig liedje tot een treffende, ruwe schets. Wél is het zo dat deze eenvormigheid zorgt voor de eerder genoemde groeiremming. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 151 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ralf Illenberger Album: Red Rock Journeys Label: Stockfisch Records vrijdag 13 april 2012 Een CD op het Stockfisch label is altijd een lust voor het oor, zo ook deze van meestergitarist Ralf Illenberger. De man is geboren in Stuttgart, treedt op sinds 1977 en heeft sinds zijn debuutalbum ‘Waves’ in 1978 inmiddels zeventien werkstukken afgeleverd met gitaarmuziek, sinds 1995 vanuit zijn eigen onderkomen en studio in Sedona, Arizona. Hij heeft daarbij invloeden uit vrijwel alle muziekstromingen verwerkt. Meer dan 400.000 CD’s van zijn hand zijn inmiddels over de toonbank gegaan, behalve zijn eigen materiaal heeft hij voor meer dan 30 verschillende artiesten CD’s geproduceerd, hij is aanwezig op talrijke compilatie-CDs en was ook opnametechnicus van meer dan 40 CD’s. Indrukwekkend! Op zijn nieuweling laat hij horen hoe subtiel en technisch perfect hij zijn gitaar bespeelt. Begeleid (in een deel van de nummers) door Sandro Gulino op elektrische bas speelt hij gedurende meer dan 51 minuten elf eigen composities ( twee nummers zijn ‘cowritten’), die volgens eigen zeggen werden geïnspireerd door de prachtige natuur van de Red Rock Mountains in Sedona, Arizona, zijn huidige woonplaats dus. De songs zijn op twee na eerder verschenen op CD’s van Ralf, hij heeft ze voor deze gloednieuwe CD opnieuw opgenomen in de Stockfisch studio’s in de voornoemde minimale setting. ‘Red Rock Journey’ is in meerdere opzichten een luistergenoegen. Mooie gevoelige melodietjes, prachtig en minstens even gevoelig gitaarspel. Een must voor de liefhebber van akoestische gitaarmuziek, een beetje in de new age sfeer. Ralf Illenberger brengt de rust van de prachtige natuur uit Arizona in je huiskamer! Fred Schmale Artist: Katja Maria Werker Album: Mitten Im Sturm Label: Stockfisch Records donderdag 12 april 2012 Uit de kwaliteitsfabriek van het Duitse Stockfisch label komt dit grotendeels Duitstalige werkstuk van zangeres Katja Maria Werker. De muzikale invulling heeft een hoog folkgehalte, zodat je zou kunnen spreken van Germanicana. De twaalf liedjes met een speelduur van ruim 48 minuten zijn divers van karakter. Enerzijds zijn daar 6 originalen van Katja, verder covers van liedjes van de ‘frontman’ van The Killers, Brandon Flowers (‘Crossfire’), van Peter Gabriel (‘Here comes the flood’), een drietal covers van mij onbekende Duitse liedjes en een verrassende vertaling van een prachtig lied van Mikis Theodorakis (‘Sto periyiali to kryfo’, wat eigenlijk zoiets als ‘Verborgen kust’ betekent werd ‘Zusammenleben’, hier aanzienlijk vlotter gebracht dan Theodorakis zelf ooit deed’). Het gebeurt eigenlijk te weinig dat ik naar Duitstalige muziek luister, het valt me op dat Duits eigenlijk een prachtige taal is, zeer geschikt voor de subtiele muziek van Katja, met haar licht hese en gevoelige stem als machtig wapen. Als voorbeeld een stukje tekst uit het titelnummer, ‘Mitten im Sturm’: ‘Der eine gibt auf wo der andere sich auskennt, der eine halt still wo der andere rausrennt, der eine sieht zu wie der andere sich auszieht, der eine hält’s aus wenn der andere sich aufgebt‘. In de begeleiding horen we behalve gitaar (Katja zelf, Stockfisch huisgitarist Ian Melrose) ook bas, hammond B3, dobro, saxofoon, cello, hulusi (een Chinees instrument, een aerofoon met doorslaande tongen als dat u wat zegt), fender rhodes, mellotron, hang (een vrij nieuw (2000) percussie-instrument bestaande uit twee sferische stalen schalen die op elkaar zijn geplaatst) en udu (een Afrikaanse drum). Een gevoelige CD van een hoogblonde Duitse zangeres die haar eigen Germanicana heeft ontwikkeld, ofwel Duitstalige popfolk. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 152 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mick Rhodes Album: 'Til I Am Dust Label: Hot Tramp Records woensdag 11 april 2012 In 2007 werd de country-rock band Mick Rhodes & The Hard Eight geboren na een optreden van Randy Weeks en zijn band in LA. Voorman Mick Rhodes werd getroffen door de chemie tussen Weeks en de zijnen en het enthousiaste publiek. The Hard Eight bestaat uit een viertal doorgewinterde veteranen uit de roots-, rock- en punk-scene van Los Angeles; Wyman Reese op keyboards en piano, Brian Wells op drums en percussie, John Sleeger op bas en vocalen en Steve Sturgis op akoestische gitaar en vocalen. Er zijn additionele bijdragen van twee achtergrondzangeressen, fiddle/mandoline, cello en mondharmonica. Hun debuutCD is een lekkere rockende CD met 13 liedjes, twaalf van Rhodes zelf en één van Paul Westerberg (‘Waitress in the sky’). De songs van Rhoders zijn aangenaam en melodieus, zodat het beluisteren van de CD na enige speelbeurten de nodige herkenningspunten biedt. Toch is het geheel niet opzienbarend anders dan vele vergelijkbare CD’s van vergelijkbare bandjes. Kortom, ‘Til I am dust’ is een aardige, meestentijds rockende, CD met voldoende variatie in de liedjes om te boeien. Geen vernieuwend werk, dat niet. Fred Schmale Artist: Stephen David Austin Album: A Bakersfield Dozen Label: Independent dinsdag 10 april 2012 Bakersfield is een naam die velen bekend in de oren zal klinken. Het is de stad in Californië waar Buck Owens en Merle Haggard in de jaren 50 en 60 van de twintigste eeuw hun eigen countrygenre creëerden als reactie op de in die tijd met violen overladen Nashville-sound. Voor de liefhebbers van die muziek is er goed nieuws in de vorm van het debuut van deze echte honkytonker, Stephan David Austin (wel toevallig, die achternaam). Recht-voor-zijn-raap country met vleugjes rock ’n roll, lekkere begeleiding met naast Austin op gitaren, banjo, tambourine en ‘handclaps’ pedal steel, dobro, gitaar, bas en drums in de hoofdrol en incidenteel piano, accordeon en fiddle. Een onverwachte verrassing is een leuke cover van Lennon/McCartney’s ‘Baby’s in black’. Alle andere songs zijn van Austin zelf, waarbij hij soms leuke verwijzingen geeft naar zijn favoriete Bakersfield-sound, zoals in ‘The day Buck Owens died’, waar hij opent met een bekende Owens-lick. Heel leuk is zijn ode aan het downloaden op internet, ‘My Space’, een liedje dat trouwens heel sterk lijkt op ‘Bye, Bye Love’ van de Everly Brothers. En voor de afsluiter, ‘Bad dog’ haalt Stephen zijn hoorbaar piepjonge kleinzoon Kayleb erbij, die mee’zingt’ met opa in de kelder, waar het nummer is opgenomen. Omdat opa Stephen hier de enige begeleider is (op gitaar) is duidelijk dat de man nog leuk gitaar speelt ook. ‘A Bakersfield dozen’ van Stephen David Austin geeft de naam van de inhoud van de CD bijna correct weer. De aanduiding Bakersfield (de sound) is helemaal correct, voor een ‘dozen’ komen we één nummer tekort. Maar feit is dat de CD aangenaam wegluistert en lekker ongecompliceerd is. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 153 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dave DeSmelik Album: Deep Down The Definition Label: Independent maandag 9 april 2012 De man met de Belgisch klinkende achternaam is een in Alpharetta (Georgia) geboren Amerikaan, die na een muzikaal avontuur in Arizona verkaste naar het fraai gelegen Brevard in North Carolina. Sinds 1998 is deze ‘Deep down the definition’ inmiddels de zevende solo-CD van de man, opgenomen in Nashville. Dave doet alweer heel veel zelf op deze nieuweling, hij speelt diverse gitaren (ook basgitaar), harmonica, banjo, mandoline, piano, pump organ, snare drum en (???) heartbeat en zingt met een aparte stem, een stevige intonatie zullen we maar zeggen. Er doen een tweetal muzikale vrienden mee, Josh Gibbs op lap steel (7 nummers) en Andy Gibbon op bas gitaar (5 nummers). In totaal zijn er 14 liedjes, uitsluitend van de hand van Dave zelf. De aanbeveling op de achterzijde van het karige inlegvelletje is duidelijk: ‘This album was recorded with the intention to be played loud’. En dat klopt, Desmelik profileert zich op deze nieuwe CD soms als een echte rootsrocker. Dus vaak pittig aangezet, maar meestal rustig en subtiel, meestentijds akoestisch, met een duidelijke knipoog naar onze grootheid Dylan. Neem het prijsnummer ‘Cemetery’, een prachtig opgebouwd nummer dat blijft hangen, mede dankzij de prachtige lapsteel. Dave Desmelik is een goede singer-songwriter met een sterk persoonlijke aanpak van zijn eigen mooie liedjes . Persoonlijk vind ik deze zevende in totaliteit een stuk beter dan de voorgaande, ‘Onlooker’ uit 2009. Fred Schmale Artist: Jonathan Jeter & The Revelators Album: Late To My Own Funeral Label: Independent zondag 8 april 2012 Voorafgaand aan de, naar verluidt, nog dit jaar te verschijnen volwaardige cd van de Texaan Jonathan Jeter en zijn Revelators, heeft hij alvast als voorproefje de e.p. met de grappige titel Late To My Own Funeral uitgebracht. De gemeenschappelijke noemer van de vijf songs is energieke rock, zij het doorspekt met verscheidene invloeden uit alt. countryrock, southernrock, blues- en hardrock. Van meet af aan knalt het trio er behoorlik in met gespierd maar helder gitaarwerk en de gruizige, getergde zang van Jeter. Het belang van een soepele melodie wordt in vier van de vijf songs heel goed in het oor gehouden, met uitzondering van het nogal over the top gezongen en gespeelde Eventually. Afgezien van dat nummer zijn er pakkende (slide) gitaarsolo’s, soms een mondharmonica van Jeter, een stevig meppende drummer en een bassist die de ritmische vaart er prima in houdt. Muzikaal vist dit bandje in dezelfde vijver als Lucero en Two Cow Garage. Of daar voor hen ook enig succes te halen valt, betwijfel ik. Zeker een leuk bandje, maar tijdens de ruim achttien minuten tellende speelduur, weten ze me nog niet te overtuigen. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 154 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Lance Lopez Album: Handmade Music Label: Suburban zaterdag 7 april 2012 In Nederlandse blueskringen is de in Dallas wonende zanger, gitarist, songschrijver Lance Lopez een bekende artiest aan het worden. Dat werd me duidelijk toen ik via internet zocht naar wat achtergrondinformatie (enkel het promoschijfje ingestuurd, de krent) en alleen maar enthousiaste reacties over hem las. Toch heb ik getwijfeld zijn laatste studioalbum Handmade Music hier te bespreken, omdat mijn belangstelling voor het genre niet zo groot (meer) is. Het feit dat ik me heb laten overhalen komt door zijn geweldig krachtige soulstrot. Die moet gewoon gehoord worden. Het is dé doorslaggevende factor die het beluisteren naar deze testosteronblues meer dan de moeite waard maakt. Zodra Lopez zich overgeeft aan een serie onweerstaanbare vis- à- vis schuivers, bijvoorbeeld in Let Go, Dream Away en het slotnummer Lowdown Ways, doet de overdaad aan clichés er allengs minder toe, maar des te meer het onderbuikgevoel. Zijn stem klinkt als die van Eddie Hinton zaliger. Maar dan nog rauwer, gepijnigder, smartelijker en begeriger. En voor de rest is het headbangen op het stuiterende ritme van diens krachtblues en het op de luchtgitaar meespelen van de volvette licks en - solo’s uit zijn Stratocaster. Lance Lopez maakt heel wat in je los. Huub Thomassen Artist: Scotty Alan Album: Wreck And The Mess Label: Spinout Records vrijdag 6 april 2012 Met Wreck And The Mess debuteert Scotty Alan als singer-songwriter, nadat hij jaren zonder noemenswaardig succes punk(abilly) had gemaakt. Zijn neef – onder de indruk van zijn switch naar de alt. folk/countrystijl – spoorde hem aan een album met dat nieuwe repertoire op te nemen. Gevolg was dat Alan, tot zijn eigen verbazing, zichzelf enige tijd later aantrof in gezelschap van een stel gerenommeerde muzikanten in een studio in L.A. Coryfeeën als David Sutton, Ian Mclagan, Kristin Mooney, David Lindley en Bernie Larsen. Larsen, die vroeger speelde in Lindley’s band El Rayo- X, had als producer een belangrijk aandeel in het wordingsproces. Behalve het aanbrengen van een goede balans tussen de rijkelijke instrumentatie van gitaar, bas drums, viool, orgel, piano, mandoline, accordeon, lap steel, zorgde hij voor die typische West Coast- gitaarsound (Warren Zevon, Jackson Browne, David Lindley) van de jaren zeventig/tachtig. Bovendien bezit Alan’s stemgeluid de kleur en rafeligheid van Zevon, maar bezit zijn dictie ook wel iets Brits. Zijn melancholieke retrosongs – ze gaan over verloren liefdes – zijn mooi tot prachtig (luister maar eens naar Dam of Sinkin’In) en sporadisch nog iets van zijn punkverleden doorklinkt in enkele folk-/rockabillyachtige nummers à la The Pogues. Een talentvolle songschrijver en zanger deze timmerman, die in een zelfgebouwde blokhut woont ergens in Michigan. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 155 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Steve Robinson Album: The Ride Of Our Lives Label: Sunshine Drenchy Records donderdag 5 april 2012 Steve Robinson is een van origine (Noord-)Engelse singer-songwriter, die alweer 20 jaar zijn heil zoekt in het qua klimaat veel aangenamere Florida in de USA. In Florida, St. Petersburg om precies te zijn, is deze derde schijf van Robinson opgenomen, een EP met 5 nummers en ongeveer 24 minuten melancholische en nostalgische soft-pop, die welhaast uit de mooie tijden van de jaren 70 lijkt te komen. Net als bij landgenoot Iain Matthews hoor je de Engelse tongval duidelijk doorklinken. Grappig genoeg lijkt Robinson’s stem veel op die van Matthews. Mijn favoriet is het door fiddler Tim Lorsch (opgenomen in Nashville) opgeleukte walsje ‘Middle of life’, prachtig melodieus en goed gearrangeerd. Mooie bijvocalen van (vrouw?) Emma Robinson. Maar ook de titeltrack is prachtig, wederom mede dankzij Lorsch en Emma, maar ook de niet-vermelde tin whistle draagt bij aan de mooie sfeer en natuurlijk het (kermis)draaiorgel aan het eind van het nummer. Behalve Steve, die alle liedjes geheel alleen schreef en verder actief is op gitaren, bas, mandoline en keyboards (de vermelding ‘didgeridon’t’ kan ik niet serieus nemen, ik heb geen idee wat de man ermee bedoelt), horen we met name Ed Woltil (elektrische gitaar, keyboards, programming) in alle nummers en verder behalve Lorsch (twee nummers, hij zingt ook mee) ook nog drummer Chuck Darling in het nummer ‘Bed of nails’. In dat nummer horen we duidelijk de invloed van The Byrds en Roger McGuinn, Robinson heeft heel veel met McGuinn gespeeld en gezongen, vandaar. Een aardige, goed in het gehoor liggende EP (kost slechts $6!) van een geamerikaniseerde Engelsman, die het beste van beide culturen mengt. Een mooie stem, leuke liedjes, de moeite waard. Fred Schmale Artist: Three Cane Whale Album: Three Cane Whale Label: Idyllic Records woensdag 4 april 2012 Idyllic Records presenteert zich al seen onafhankelijk label uit de UK dat zich specialiseert in akoestische muziek. Tot dusver heeft dat 4 CD’s opgeleverd van voor mij geheel onbekende artiesten als The Wraiths en Andi Skellam en dus, de nummer 4 in de reeks, het debuut van het bijzondere Engelse muziektrio Three Cane Whale. Het album is in de zomer van 2011 live opgenomen in een 18e-eeuwse kerk in Bristol in 11 uur tijd. En het resultaat mag beslist bijzonder worden genoemd. Muziek die ik met geen mogelijkheid in een stroming kan onderbrengen en die ik voor het gemak maar kwalificeer als experimentele new-age folk. De instrumenten: madoline/bowed psaltery (een dertiensnarige harp, bespeeld met een strijkstok)/music box (Alex Vann), trompet/harmonium/lier/glockenspiel (Pete Judge) en (hoe ordinair) akoestische gitaar (Paul Bradley). De CD heeft maar liefst 20 nummers en een speelduur van 5. minuten, de muziek maakt een geïmproviseerde indruk. Vermoedelijk is uitgegaan van door Vann (10 stuks) respectievelijk Judge (dus ook 10) thema’s en zijn die ter plekke uitgewerkt. Heel apart, maar wel echt voor een ongetwijfeld beperkt aantal volgers. Ik zie voor Three Cane Whale een mooie toekomst in de filmmuziek, hun klanken zijn m.i. heel geschikt als zodanig. Three Cane Whale brengt muziek voor ‘the happy few’, liefhebbers van verstilde geïmproviseerde akoestische muziek met een heel bijzonder instrumentarium. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 156 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jenai Huff Album: Transitions Label: Independent dinsdag 3 april 2012 Jenai Huff heeft als kind veel gezongen, haar favoriete meubelstuk bij haar ouders thuis was de stereokast van haar vader. Het zingen was een jaar of twintig min of meer uit haar leven verdwenen tot haar echtgenoot Doug Ingoldsby (twee van de songs op de CD zijn van zijn hand, hij zingt op drie nummers mee en speelt op twee nummers akoestische gitaar) haar prikkelde om die mooie stem aan anderen te laten horen. Het resultaat is zonder meer heerlijk te noemen op deze debuutCD van een laatbloeier. Elf liedjes staan er op Jenai’s eersteling, allemaal covers. We horen onder meer drie songs van de diepbetreurde Kate Wolf, één van Eugene Ruffolo (het wonderschone ‘One more mystery’), een Kris Delmhorst, een Stevie Nicks (‘Crystal’) en het prachtige ‘The distance between (The woman I wanna be)’ van Zane Williams. De sfeer op de CD is heel relaxed, wat ingetogen en dromerig. De uitstekende begeleiding is in handen van multi-instrumentalist Jeff Pevar (gitaren, bas, banjo, mandoline, dobro, heeft met vele groten gespeeld), mede-producer (naast Jenai) Ben Wisch (piano, keyboards), Tom Lackner, Chris Marak of Sammy Merendino op drums/percussie en Randy Tico op additionele basgitaar. Ruffolo en Shawn Ties tekenen voor de achtergrondvocalen. Echtgenoot Doug noemde ik reeds. Een hele fijne, subtiele, folk-CD met een klein beetje pop-, country- en rock-invloeden van een prima nieuwkomer. En met name die Wolf-covers geven aan dat Jenai een goede hand van kiezen heeft met betrekking tot haar repertoire. Fred Schmale Artist: Arstidir Album: Svefns Og Voku Skil Label: Independent maandag 2 april 2012 De bandnaam en de titel doen vermoeden dat deze CD uit onbekende en magische ogende oorden komt. Onbekend bij niet iedereen uiteraard. Arstidir is een symfonische folkrockgroep uit Reykjavik, Ijsland. Met ‘Svefns og vöku skil’ wordt hun derde CD aangeduid, na een live-EP (2008) en een eerste volwaardig product (2009). IJsland is niet een land waar veel popgrootheden vandaan komen, maar we kennen Björk en Sigur Rós, waarbij met name laatstgenoemd gezelschap een groot orchestraal geluid produceert, door critici vaak omschreven als ‘intense droomrock’. Omdat de rock bij Astidir slechts mondjesmaat te horen is, spreken we in dit geval liever van ‘intense droomfolkpop’. De basis van Arstidir is een sextet van uitstekende musici, zowel vocaal (alle zes) als instrumentaal (gitaar, gitaar, bariton gitaar, cello, piano/orgel, viool) met op acht nummers extra viool- en viola-inbreng. Die violen zorgen voor een dromerig, soms symfonisch geluid, de harmoniezang sluit hier naadloos bij aan. Voor de Nederlanders die het Ijslands als taal machtig zijn valt er negen nummers lang veel te genieten, anderen zullen het moeten doen met de mooie arrangementen, met het magisch-dromerige totaalgeluid. Er zijn drie liedjes in het Engels geschreven, dus hebben we houvast in ‘Lost in you’, ‘Days & nights’ en ‘Shades’. Ik neem aan dat de Ijslandse liedjes even dromerig zijn als dit laatste nummer: ‘In a forest without any trees, where feelings and memories, superimposed by an image of you, are caught on the morning dew’. Voor de liefhebbers van strak Ijslands een klein fragment van ‘Til hennar’: Ég sendi per I litlu ljódi, ljufust orda minna skaldid anma skreytir sig skugga vengja pinna’. Klinkt wel heel romantisch, je hoort als het ware de Ijslandse geysers en hot springs langs kabbelen. Wel heel bijzonder gevoelig, deze CD uit het koude Ijsland. Geef het eens een kans, ga eens luisteren, laat de muziek je overspoelen, niets mis mee. En iedere rechtgeaarde folkliefhebber wil materiaal uit zoveel mogelijk landen hebben, toch? Dan is deze CD een tip! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 157 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Great Lake Swimmers Album: New Wild Everywhere Label: Nettwerk Music Group zondag 1 april 2012 Uit het lijstje van aansprekende Alt Country bandjes uit deze tijd zijn The Great Lake Swimmers niet meer weg te denken. De Canadese band, gevormd rondom singer-songwriter Tony Dekker, maakte tot dusver vier indrukwekkende albums. De altijd weer sfeervolle laidback muziek van de The Great Lake Swimmer wordt in Nederland al jaren behoorlijk goed waardeert. Dekker beheerst de kunst om universele thema's als liefde, sterfte en ontsnapping op en bijna filosofische wijze uit te dragen en dat spreekt ons volk kennelijk aan. “New Wild Everywhere” is, op Miranda Mulholland na, nagenoeg met dezelfde muzikanten opgenomen als die op voorganger Lost Channels mee speelden. “Echter, er is iets heel elementair wat betreft dit album”, laat Dekker weten in het CD profiel. Naar meerdere luisterbeurten ben ik daar dan ook achter gekomen. Inderdaad. “New Wild Everywhere” heeft iets fysieks en heeft duidelijk meer pit dan voorgaande Great Lake Swimmers geluidsdragers. Dit wordt dan ook het best geïllustreerd in tracks als Changes With The Wind en de eerste single Easy Come Easy Go. Volgens mij heeft Dekker nog nooit zulke vrolijk up-tempo nummer geschreven. De bedrieglijk eenvoudige liedjes zouden zowaar de Nederlandse hitlijsten kunnen bestormen. In nummer als, Ballad Of A Fisherman’s Wife en Fields Of Progeny steken The Great Lake Swimmers de kop boven het maaiveld uit. Dekker is begaan met mens, milieu en natuur. De tracks lopen vloeiend in elkaar over, waardoor de muziek je niet loslaat. De productie is dan ook brandschoon, luister maar eens naar de schommelende liedjes Cornflower Blue en Think That You Might Be Wrong. Dit puristische staat in scherp contrast met de plek waar dit album opgenomen werd. In de hagelnieuwe Revolution Recording studio’s in Toronto konden The Swimmers over allerlei hyper moderne opnameapparatuur en technologieën beschikken. Dekker daarover, “We wanted to try something new, expand our horizons, and flex a bit of the creative muscle we’ve built up through years of touring. It came as a bit of a surprise how well we functioned as a band in that environment.” Hij slaat met deze laatste opmerking de spijker op s’en kop. The Great Lake Swimmers maken met de release “New Wild Everywhere” dan ook het elementaire verschil. Jan Janssen Artist: Nels Andrews Album: Scrimshaw Label: Lucky Dice Music woensdag 28 maart 2012 Nadat de Amerikaanse singer-songwriter en gitarist Nels Andrews opzien baarde met het weergaloze debuut Sunday Shoes in 2004 en het al even uitstekende Off Track Betting van 2008, is het na vier jaar van geduldig wachten met Scrimshaw weer helemaal raak. Een prachtalbum dat door elke serieuze muziekliefhebber, met het grootst mogelijke enthousiasme zou moeten worden begroet. Zijn uitzonderlijke muzikaliteit zit ‘m vooral in het buitengewoon sfeervol en spannend inkleuren van eenvoudige songstructuren die, samen met de vloeiende melodieën en de soms licht ontregelende geluidseffecten, resulteren in negen waarlijk schitterende folksongs. Ingetogen, maar krachtig bezingt hij op Scrimshaw – als een ‘nieuwe’ James Taylor – het thema van walvisjagers die (volgens Wikipedia) in vroeger tijden uit verveling verhaaltjes graveerden in botten van potvissen en walrussen. Een apart en wat mij betreft niet bijster boeiend onderwerp, maar omlijst met deze geweldige muziek laat je je automatisch meevoeren. Het album is doortrokken van een heerlijk deinend ritme en louter een aaneenschakeling van prachtig samenhangende, dromerige, soms melancholiek stemmende klankkleuren. Magnifiek opgenomen in New York, wederom aan de hand van de fantastische producer en multiinstrumentalist Todd Sickafoose (piano, pumporgel, bas) evenals een aantal oude bekenden van Off Track Betting: Adam Levy (elektrische gitaar), Brendon Seabrook (banjo, mandoline), Ben Perowsky (drums) Rich Hinman (pedal steel) en A.J. Roach (achtergrondzang). Topplaat. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 158 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: American Aquarium Album: Dances For The Lonely Label: Floating World dinsdag 27 maart 2012 Het uit Raleigh, North Carolina afkomstige American Aquarium opende vorig mijn ingedutte Americana oren. Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik niet bepaald onder de indruk geraakte van hun vijfde plaat “Small Town Hymns”. Met in muzikaal opzicht iets of wat meer durf, hadden ze mij helemaal overtuigd. Word op mijn wenken bediend kan ik je nu vertellen. Het gezelschap rondom singer-songwriter BJ Barham doet binnenkort Nederland weer aan. In het kader daarvan staat nu ook het niet eerder in Europa uitgebrachte album ‘Dances For The Lonely’ in de CD schappen. Dit in 2009 opgenomen album laat mij alle hoeken van onze kroeg zien. De enorme vurige energie spat van deze plaat af. Springsteen’s Wrecking Ball is dan echt slappe hap. “Play this record on high volume” is het motto. Alles wat ik miste op “Small Town Hymns” hoor en voel ik. Vanaf de opener Katherine Belle tot aan de ballad Tennessee word je heen en weer geslingerd met beladen verhalen over cheap nasty girls die je in de boot nemen waar je zelf bijstaat. Louisiana Beauty Queen en Downtown Girls dragen daar een aardig steentje aan bij. Persoonlijk sterf, dans en buig ik diep voor nummers als Good Fight, Ain't Going To the Bar Tonight en het verwerpelijke I Hope He Breaks Your Heart. Sodemieter op walg van je zoek het ook maar uit ook kort maar krachtig maar “to the point” dus. American Aquarium hebben mij wakker geschud. Het opgedroogde Americana oog snot is verdwenen. American Aquarium fungeren, met de release van “Dances For The Lonely”, als een voorbeeld voor diegene die zich graag willen verschuilen achter dit paraplubegrip van alt. country- en folkrock. Jan Janssen Artist: Rich Hopkins & Luminarios Album: Buried Tressures Label: Blue Rose Records maandag 26 maart 2012 In Duitsland kan Rich Hopkins and Luminarios sinds jaar en dag rekenen op een grote schare fans. Zeker sinds hij vijftien jaar geleden onderdak vond bij het Duitse kwaliteitslabel Blue Rose, waarvoor hij sindsdien een imposant en voortreffelijk aantal albums maakte. In Nederland lijken slechts weinig liefhebbers om zijn woestijnrock te geven. Geen respectabele verkopen en nog nooit hier op een podium te zien geweest. Ik ben aan zijn muziek verslaafd en daarom is het een must dat met de regelmaat van de klok albums en soms dvd’s verschijnen. Goddank ook, dat er door de tijd geen opzienbarende veranderingen in zijn repertoire te bespeuren valt. Dat werkt alleen maar beter, want het moet wel onversneden blijven. En al zit er soms een dissonantje of wat tussen, ik vergeef het hem met een vanzelfsprekende graagte. Net zoals ik dat ook al jaren doe bij Crazy Horse van Neil Young. Het is niet uit te leggen waarom mijn oren zo aan die energieke klereherrie van hem vastzitten. Maar het raakt me, ik ga erin op en ik drijf opnieuw weg op de negen knetterharde stukken van de laatste cd Buried Treasures, die hij maakte met zijn hooggeachte Luminairos en waarop weer de nodige kritische noten over de Amerikaanse samenleving te horen zijn. Dat laatste siert hem des te meer. In de eerste oplage zit de bonus-cd A Long Walk Home, die de periode reflecteert (1981-1983) in centraal Paraguay, toen hij daar dienst deed als een Peace Corps Volunteer. Je hoort een min of meer psychedelische collage van galmende, overstuurde elektrische gitaren, miauwende katten, hordes zoemende insecten, kraaiende hanen en akoestische vingeroefeningen op gitaar met zijn vriend Don Concepción Romero. Wat ie ook doet het prikkelt heel sterk de verbeelding. Misschien is het dat wel, waarom ik voor altijd aan hem blijf hangen. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 159 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Everlast Album: Songs Of The Ungrateful Living Label: Martyr Inc Records zondag 25 maart 2012 Everlast maakte vooral naam met zijn band ‘House of Pain’, maar dat ligt alweer twintig jaar terug in de tijd. Onlangs kwam Everlast met zijn zesde solo plaat op de proppen. Op Songs Of The Ungrateful Living keert Everlast, naar mijn gevoel, terug naar waar ooit Whitey Ford Sings The Blues eindigde. De plaat bevat drie bonustracks waardoor het totaal op vijftien tracks komt. Door Everlast’s veelzijdige benadering is dat absoluut niet te veel van het goede. De uitstekende aanstekende mengselmoes van blues, folk, country en hiphop fascineren als nooit te voren. Whisky en smoking 100’s gaan hand in hand met Everlast’s stemgeluid, die bij elke release ruiger en robuuster is gaan klinken. Ook op deze CD deelt Everlast zijn levenservaringen en weet hij je opnieuw te raken met diepgaande, soms radicale, teksten. The working class hero krijgt een gezicht in nummers als Long Time, het pompende Moneymaker en het kruipende I Get By. Het is even opletten maar achter het liedje Little Miss America gaat een tragisch verhaal schuil. Een klein meisje ziet haar vader de Golfoorlog in trekken. Uncle Sam eist zijn tol, “Where did you get that scar”. Nee, geen lichte kost die Everlast ons voorschotelt. Ook het subtiele country inkijkje ‘The Crown’, valt op. Everlast bezingt op vrolijke wijze de zelfkanten van succes. Luister ook eens naar The Rain. “Living by Murphy’s law” hoeveel vertrouwen moet je dan nog hebben toen Obama’s vier jaar geleden jankte “change will come”? Just ja! Bij Everlast maken de simpele dingen het verschil. De bespiegelingen van Everlast toucheren je ziel en zet aan tot nadenken. Eenmaal doorgeprikt vind je de openingen. Dan ineens blijkt Songs Of The Ungrateful Living niet zwaarmoedig maar juist ontluisterd realistisch en niet ver van je eigen bed. Jan Janssen Artist: Mathis Haug Album: Playing My Dues Label: Dixiefrog Records zondag 25 maart 2012 De muziek op het debuutalbum Playing My Dues van Duitser Mathis Haug bevindt zich in de driehoek van ‘kosmische’ blues, folk en soul. De manier waarop hij deze genres heeft verkend en geïnterpreteerd in tien eigen composities, kan gerust eigenzinnig en zelfs origineel worden genoemd. Hier is een man aan het werk met pure liefde voor het maken van doorleefde muziek. In een vrijwel akoestische setting van gitaren, banjo, staande bas, toetsen en drums worden in een rustig tempo tien songs ten gehore gebracht. Die komen het best tot hun recht tijdens lange, lome (zomer)avonden met het glas onder handbereik. En anders zorgt Haug’s sensuele, halfgesproken soul/blues-zuchtzang en de sensitieve begeleiding van zijn kundige band er wel voor, dat een dergelijk sfeertje wordt opgewekt. Playing My Dues laat zich niet eenvoudig in een vakje stoppen, waardoor de fantasie alleen maar sterker geprikkeld en navenant de spanning wordt opgebouwd. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 160 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Justin Townes Earle Album: Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now Label: Bloodshot Records vrijdag 23 maart 2012 Justin Townes Earle heeft de afgelopen vier jaar voldoende waardering gehad dat we het niet meer over zijn vader Steve hoeven te hebben. Schreven we drie jaar geleden nog “O jee daar gaan we weer, wat de boer kent dat vreet ze wel”, kan je nu wel stellen dat Justin tot dusver steeds zijn eigen authentieke sound heeft ontwikkeld. Met zijn nieuwe CD “Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now” zal Justin geen potten breken bij radio 2 en 3FM DJ’s. De lange titel alleen al zal voor die binken echt te hoog gegrepen blijken te zijn. Muzikaal gezien zou Justin dit keer feilloos in dat format kunnen passen. Producer Skylar Wilson laat een kant van Justin horen die ik nog niet eerder van hem gehoord heb. De Memphis “Stax” Soul sound, in nummers als Am I That Lonely Tonight?, Look the Other Way en Maria, bedruppelen enkel en alleen nog maar zijn befaamde ongenaakbare Alt.Country vondsten. Justin zingt met een welgemeende brok in de keel, waardoor liedjes als ‘Down On the Lower East Side’ en het humeurige ‘Unfortunately, Anna’ een bijzonder lading meekrijgen. Ook het enige uptempo liedje ‘Memphis In the Rain’ zou zo uit de befaamde Sun Studio hebben kunnen komen. Toch nam Justin’s zijn vierde plaat, live in een kerk op. Knap hoor! De problematische jaren van sex drugs & rock ‘n’ roll zijn bij Justin Townes Earle hoorbaar niet in koude kleren gaan zitten. Toch heb ik iets met deze zelfdestructieve kanjer. Deze kwetsbare plaat met ruw geslepen kanten voelt aan als fluweel. Hoe gaaf dit allemaal klinkt moet je zelf maar eens ervaren. Een ding is zeker: “Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Justin” Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 161 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Pines Album: Dark So Gold Label: Red House Records donderdag 22 maart 2012 In the morning, I buckle my shoes like a pilgrim And make my way to the highway In the silhouette of silos Cry, cry, crow De aarzeling. Schoenen aanbinden als ben je een pelgrim. De toon is gezet, maar het is niet duidelijk waar deze vandaan komt. De snaredrum heeft loden schoenen. Een gitaarakkoord waait het hoofd binnen maar het is het koren dat wiegt. In the distance, all the way from Iowa The city glows like a beating Heart upon a table Cry, cry, crow Sijpelen, dat doet Dark So Gold van Benson Ramsey en David Huckfelt. Of, als je heel stil zit en goed luistert: kabbelen. Er schuilt een aarzeling in dit derde album van The Pines, een schromen. Niet omdat het de liedjes aan durf ontbreekt. Het is een ontzag dat hieraan ten grondslag ligt. Ontzag voor de tijd. Het is wat Augustinus ‘distentio animi’ noemt, de uitgestrektheid van de tijd die we in onze ziel meten. Dark So Gold handelt over klokken die luiden, zandlopers vol vallende sneeuw, het gerinkel van belletjes waar later een trein overheen zal rijden. With a broken watch around my wrist I check the time and shake my fist Het album probeert het land waarin het is ontstaan, het landschap is wellicht een betere omschrijving, te duiden. De taal en gebruiken van de oorspronkelijke bewoners, de ‘native Americans’ spreekt uit de teksten: de dode veren aan een ‘dreamcatcher’ bijvoorbeeld. En als St. Paul van zijn paard valt, komt dat omdat ‘The Great Spirit’ zich over hem verheft. Dark So Gold werd geproduceerd door Bo Ramsey (de vader van Benson) en dat is te horen. Nergens klinkt een liedje of instrumentaal stuk alsof het niet af is. Ook is er geen spoor van haast te bekennen, het is alsof de muziek bewerkstelligt wat de woorden niet vermogen: een moment het stilstaan van de tijd te menen ervaren. Er zijn mensen die de muziek van The Pines vergelijken met die van Daniel Lanois maar dat lijkt me wat vergezocht. De eerder genoemde Bo Ramsey, Bob Dylan (inderdaad, dan wel geproduceerd door Daniel Lanois) en misschien ook Tony Joe White lijken meer op zijn plaats. En als die laatste in het rijtje past, dan moet ook Mark Knopfler worden genoemd. Gitaren zo doordringend te laten klinken zonder dat ze op de voorgrond treden, er zijn er niet veel die dat kunnen. Dark So Gold, wat waait het hoofd binnen en doet alles wiegen? Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 162 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Radical Face Album: The Family Tree: The Roots Label: Bear Machine/Nettwerk woensdag 21 maart 2012 Radical Face is voor wat mij betreft alvast de nieuwe naam van 2012. De uit Jacksonville, Florida afkomstige dertigjarige singer-songwriter en multi-instrumentalist Ben Cooper laat zich, in muzikale zin, niet vangen. Naast Radical Face heeft hij namelijk nogal wat side projects. Zo zijn daar ook nog de lopende projecten Electric President, Iron Orchestra, Mother’s Basement en Patients. Het project Clone voegt hij daar binnenkort nog aan toe. Cooper lijkt mij echt zo’n “home alone controle freak” die zijn muzikale ideeën de vrij baan wil laten gaan, zonder al teveel bemoeienis van buiten. Geruisloos bracht hij al eerder CD op de markt. The Junkyard Chandelier (2003), Robbing The Grave (2004) en Ghost (2007) zijn echt aan mijn neus voorbij gegaan. Aan de anonimiteit kwam onlangs plotseling een einde. NIKON belde onverhoeds aan en vroeg Cooper het liedje ‘Welcome Home’, van de CD Ghost, te gebruiken als promotiemuziek voor hun nieuwe slimme camera. Nu heel Nederland dit liedje zo langzamerhand kan meezingen, neemt de carrière van Radical Face ineens een vogelvlucht. “Het is de beste promotie die ik ooit heb gedaan”, zegt de Amerikaan daarover. De iets of avant-gardistische, indie, folk popmuziek kent nu de opvolger “The Family Tree: The Roots”. Opvallend is de waarneming dat deze plaat geen drempels of obstakels bevat. De plaat opent met ‘Names’. Cooper schuift geruisloos aan en zing geknepen. De naadloze piano overgang naar het liedje ‘A Pound of Flesh’ is magistraal gevonden. Heb dit soort fraaie versieringen echter eerder gehoord. Luister maar eens naar het album ‘Ashes Are Burning’ uit 1973 van het progressieve rockbandje Renaissance. Ben dan ook meteen beland waar het allemaal op lijkt, naar nu net even iets anders klinkt. Neem nu een liedje als ‘Black Eyes’ en de daarop volgende songs ‘Severus and Stone’ en ‘Ghost Towns’. De songs hebben allemaal iets vloeibaars, terwijl je de combinatie van tekst en melodieën leest als een goed boek. Geïnspireerd door familiehistorie, met alle up’s and downs, blijf je maar aan het bladeren. De offers die gebracht zijn en de pijnlijke donkere kant daarachter, wordt het best belicht in het liedje ‘The Dead Waltz’. Herinneringen aan dierbare relaties ontvouwen zich in bijzondere zangharmonieën. De ene keer dansen piano en akoestische gitaarsnaren, dan weer bonkt het hypnotiserende percussiewerk door je keel. Prachtig! Naar meerdere draaibeurten blijkt: “The Family Tree: The Roots” een verbluffend gelaagde creatie. Radical Face is de belichaming van een uniek visionair. Ben Cooper bewijst met deze CD wat een niet commercieel georiënteerd kunstenaar kan bereiken. Okay geluksfactor speelt ook een rol. Maar dwing je dat ook niet een beetje zelf af? Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 163 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dare Dukes Album: Thugs And China Dolls Label: Mazarine Records dinsdag 20 maart 2012 The spring morning breaks with allergies and stereo. Hank William makes a virtue of my dread. The garbage truck, it clangs to a crescendo and banishes the lover singing in my head. Het is niet mis wat Dare Dukes, de in San Jose, Californië geboren liedjesman die tegenwoordig in Savannah, Georgia woont, ons in de eerste strofe van Lament For The Subway Rider laat horen. Wie zijn album zo opent heeft geen rode loper, doorkniplint en beroemde schaarknipper nodig. Wanneer het refrein van Lament For The Subway Rider bovendien het hart steelt, weten wij genoeg. I want a stereo lover, broken like in a country song. We will not let us suffer. Pretty like a sing-along. Met een koptelefoon op in de metro reizen. I study the mystics on solitude’s crucible. The headphone’s affection soundtracks what I see. And gathers the characters for my subways intangible. Like this shattered pretty one opposite me. Háár zien en je tegelijk voorbereiden op de kuisheid die je deel zal zijn omdat ze een halte eerder uitstapt, zonder je ook maar een blik waardig te keuren. Thugs And China Dolls is Dare Dukes tweede album. En wat voor een tweede album! Ook de andere liedjes zijn namelijk erg mooi. Bijvoorbeeld Simon Says, geproduceerd door Jim White. Als u van White’s debuut uit 1997, Wrong-Eyed Jesus (The Mysterious Tale of How I Shouted) houdt, dan kunt u zich met een gerust hart aan Thugs And China Dolls wagen. De rest is geproduceerd door de mij onbekende Suny Lyons. Zou dat een pseudoniem zijn voor Dare Dukes zelf? Er is geen verschil tussen het werk van beide producers te horen. De aanstekelijke liedjes (probeert u Meet You At The Bus na één keer horen nog maar eens uit uw hoofd te weren) bevatten een veelheid aan muzikale invloeden: country, vaudeville, folk, mariachi en zelfs klezmer. Alles is subtiel en met veel smaak gearrangeerd. Als dan ook Dukes stem, die aanvankelijk een wat merkwaardige indruk maakt, van lieverlee indringend en overtuigend wordt, is geen houden meer aan en sluiten wij het album in de armen. Dan zijn verwijzingen naar de Modern Skirts, Sufjan Stevens’ band, of Montreal en TV on the Radio, de bands waarin de muzikanten die hier meedoen normaliter spelen, min of meer overbodig. Dat de merkwaardige figuren die de liedjes bevolken doen denken aan de merkwaardige figuren in de verhalen van Flannery O’Connor? Hooguit iets om later nog eens te beschouwen. Net als die ene zin. "Revelation without laughter is madness." Thugs And China Dolls is één van de mooiste platen van het jaar. Nu al. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 164 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Kenneth Brian Band Album: Welcome To Alabama Label: Southern Shift Records maandag 19 maart 2012 Opgegroeid in Florida, trekt Kenneth Brian in 2002 naar Nashville om er zijn droom van muzikant na te jagen. Als punkrocker, countryrocker en hardrocker probeert hij voet aan de grond te krijgen wat, met twee onbekend gebleven albums, maar matig lukt. Anders wordt het wanneer hij in Austin de leidende rol van zanger/gitarist in het theaterstuk Lost Highway over Hank Williams, met succes vertolkt. Toch verhuist hij naar Alabama voor de opnames van zijn derde album Welcome to Alabama. Voor het opnemen van een plaat vol met smeuïge countrysoul en rauwe intense bluesrock met een pittige ‘Southern’ saus, biedt die omgeving tenslotte de beste inspiratie, zo moet hij hebben gedacht. Die bezieling klinkt inderdaad buitengewoon sterk door op de prachtige, uitgebalanceerde mix van deze stijlvormen. Negen sterke eigen composities en de cover Nothing You Can Do van Dickie Betts worden door The Kenneth Brian Band en een handjevol regionale topkrachten meer dan voortreffelijk uitgevoerd: Brian zelf als leadzanger/-gitarist, ritmegitarist Travis Stephens, bassist Zach Graham en drummer Dickey Pryor. De hier en daar toegevoegde vocale - en instrumentale ondersteuning van David Hood, Randall Bramblett, Bonnie Bramlett, James Pennebaker en Jason Isbell maakt alles alleen maar onweerstaanbaarder. Voor de heerlijk ronkende rock en warme, open productie, tekende levende legende Johnny Sandlin (Allman Brothers, Widespread Panic, Richard Betts en vele, vele anderen). Het is muziek in de traditie van (vroege) Lynyrd Skynyrd, Drive by Truckers, Nathan Hamilton en Jason Isbell. Dat betekent een gedragen, krachtig golvende gitaarsound, lekker gehoekte gitaarlijnen en – breaks, gekoppeld aan een meeslepende, melancholische zangstijl. Deze muzikale invulling laat echter ook ruimte voor een echte countrytearjerker als Last Call, die erg mooi in duet wordt gezongen met Lillie Mae Rische en de solo gebrachte akoestische slotsong Cry to the Dark. Welcome to Alabama blinkt niet uit in originaliteit, maar biedt wel voor 100% luisterplezier. Huub Thomassen Artist: The James Low Western Front Album: Whiskey Farmer Label: Union Made Records zondag 18 maart 2012 De nog geen half uur durende cd Whiskey Farmer van The James Low Western Front uit Portland, Oregon, bevat een gemoedelijke melange van country, folk en pop. Acht eigen liedjes, mooie hoge tenor van James Low, rustige begeleiding (drums, bas, gitaar, pumporgel, Hammond piano, dobro, pedal steel) door een handjevol ervaren studiobegeleiders en onder productionele leiding van Mike Coykendall, ooit aanvoerder van de fantastische alt. countryband The Old Joe Clarks. Dat laatste feit maakte me nieuwsgierig naar het eindresultaat, maar Coykendall is er niet in geslaagd aan de plaat een spannende draai te geven. Dat ligt niet zozeer aan hem, maar aan de pitloze songs die qua opbouw en melodie te weinig van elkaar verschillen. Het zijn dromerige, bijna schattige liedjes met een zweempje melancholie. Slechts een keer is er enige dynamiek, wanneer het tempo wordt opgeschroefd tot galopsnelheid. Als gevolg van de doorgaans voortkabbelende, vlakke, enigszins sentimentele sfeer waarin het album is getoonzet, verflauwd de aandacht algauw. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 165 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Molly Maher & Her Disbelievers Album: Merry Come Up Label: Independent zaterdag 17 maart 2012 Uiteenlopende muziekstijlen tot een organische eenheid smeden, is een kunst op zich. Molly Maher uit Minnesota verstaat die kunst, zo blijkt op haar tweede plaat Merry Come Up. Twaalf liedjes levert ze aan, die weliswaar wortelen in luchtige jaren vijftig rock ‘n ‘roll’, maar door geraffineerd verwerkte invloeden uit blues, jazz, reggae, country, rock en pop, stuk voor stuk subtiel en erg oorstrelend variëren. Fris en inventief is de halfakoestische invulling, transparant en onderkoeld de productie. Maher heeft een aantrekkelijk, sexy stemgeluid - een kruising van Rickie Lee Jones en Suzanne Vega - dat door haar Disbelievers zeer puntig en sfeerrijk wordt ondersteund. Dat doet de band door de sound van snerpende, glijdende of twangende gitaren, een altijd relaxte ritmesectie, een prettig krullend orgeltje hier en daar, soms een broeierige mondharmonica en niet te vergeten door de mooie samenzang. Voor dit uitstekende resultaat had Erik Koskinen, producer, co-schrijver en meervoudig instrumentalist, een behoorlijk aandeel. Heel innemend klinken Somewhere Down The Road en Blinded By Love, die beide refereren aan Buddy Holly. De lichtvoetigheid van de rockabillyliedjes Reconsider Me en het titelnummer zetten lichtjes aan tot swingen. Prachtig is de sentimentele zang in het r & r - smartlapje Cry Baby. In Cast Your Bread koppelt ze weergaloos Bo Didley’s staccatoritme aan de lijzige zang van bijvoorbeeld Lucinda Williams. Fraaie melodische overgangen vind je in het vrij ingehouden Cold Cold Air en is Shook Down een fantastisch half gesproken/gezongen liedje, heerlijk voortgestuwd door een rollende mondharmonica en dubbele gitaarpartij. De ballade Somebody Else is de zoveelste piek van een verassend album, dat inderdaad alleen maar hoogtepunten kent. Huub Thomassen Artist: Blaudzun Album: Heavy Flowers Label: V2 Records Benelux vrijdag 16 maart 2012 Word 2012 het jaar van Blaudzun? Als je de consternatie rondom Johannes Sigmond’s new CD Heavy Flowers moet geloven, wel. Mede door slimme marketing strategieën word mainstream media Nederland behoorlijk goed in stelling gebracht. Al luisterend naar Blaudzun’s derde CD roept bij echter maar één enkele gedachte op. Zanger en liedjesschrijver Johannes Sigmond moet bands als Midnight Choir, This Picture, Woven Hand en 16 Horsepower erg hoog hebben zitten. Ik hoor verpletterende songs die zo uit de koker van Al DeLoner, Symon Bye of een David Eugene Edwards gekomen zouden kunnen zijn. Voor leken misschien de openbaring van het jaar maar voor kenners slechts een bevestiging dat Blaudzun’s smaakvolle zachtaardige, soms beklemmende folky klanken in het verleden behoorlijk ondergewaardeerd zijn in dit kikkerlandje. Sigmond’s betast en kietelt je ziel in liedjes als We Both Know en Heavy Flowers. Klinkt welgemeend optimistisch en vechtlustig in nummers als Monday, Solar en Flame On My Head, Elephants. Een paar jaar geleden zag ik Blaudzun live aan het werk in het voorprogramma van een bandje uit Fort Worth, Texas genaamd Telegraph Canyon. Gezien het feit dat de meeste songs, op Heavy Flowers, geschreven zijn in een periode dat Blaudzun veel live optrad, kan het niet anders dat hij zich door dat bandje heeft laten inspireren. Luister maar eens naar het liedje Who Took The Wheel. Ik heb intens geluisterd en ben getroffen door de creatieve maar zeer ingerichte muziek van Blaudzun. Verbaas me tegelijkertijd over alle ophef over en rondom Heavy Flowers. De plaat draait stationair zijn rondjes en legt een talent bloot. Mag hopen dat Blaudzun niet te vroeg op het beroemde paartje getild word. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 166 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: US Rails Album: Southern Canon Label: Blue Rose Records donderdag 15 maart 2012 De in Monroe, Louisiana, geboren en getogen singer-songwriter Joseph Parsons blijkt een meester te zijn in het samenbrengen van singer-songwriter collectieven. De afgelopen tien jaar initieerde hij een aantal zeer succesvolle collectieven. Hardpan, 4 Way Street en het duo Parsons Thibaud zullen bij de meeste kroegbezoekers wel bekend in de oren klinken. In 2010 voegde Parsons aan dat rijtje US Rails toe. Tom Gillam, Ben Arnold, Scott Bricklin en Matt Muir kregen hierdoor ook meer voet aan de grond in de EU. Vorig jaar verscheen niet alleen Parsons solo CD Hope For Centuries maar verscheen ook nog eens de opvolger van het duo Parsons Thibaud genaamd Transcontinental Voices. Op de een of andere manier blijkt Parsons in staat te zijn de “ik” vorm te transformeren naar het “wij” zijn. Nu we het toch over transcontinentale stemmen hebben, kun we wel stellen dat de nieuwe CD van US Rails “Southern Canon” alles bevat wat daarmee te maken heeft. De prettige in het gehoor liggende harmony vocals komen weliswaar uit wereldsteden als Parijs, Austin, Philadelphia en Hannover, maar klinken dichterbij dan je denkt. US meets the EU op alle mogelijke manieren en vormen op “Southern Canon”. Dat is mooi meegenomen want dit belicht ook meteen de multiculturele warme waarde van deze dynamisch gekleurde plaat. Hoewel er op “Southern Canon” professioneel word gemusiceerd had ik in het begin wat moeite met de keurige nette productie. Na het zien van één van de vele US Rails live shows, zou je eigenlijk willen dat ze dit geluid ook zo op plaat gezet hadden. Bij liedjes als Heart Don’t Lie en Ring A Big Bell gaat dan het dak eraf, kan ik je verzekeren. Maar goed, we hebben het over de CD en die draagt sfeer uit. Zeker als je het ronkende Live Like We Love afzet tegen het breekbare Carry Your Weight. Hoe veelzijdige, simpel en vakkundig moet een album eigenlijk klinken, vroeg ik mij af. Darkboy Parsons schut wederom een beauty uit zijn broekzak. Take A Long Time gonst door je spiekers terwijl drummer Matt Muir, onlangs vader geworden van een tweeling, zijn debuut als singer-songwriter maakt in het daarop volgende subtiele inkijkje Don't Take Me Now. De woorden aanhechting, gedreven en tijdloze krijgt op deze manier een totaal andere betekenis. US Rails leggen, ondanks het feit dat men voortborduurt op R&B, folk en country-rock klanken uit de jaren zeventig, een eigen identiteit in hun teksten en composities. “Southern Canon” klinkt daarom als een optelsom van pure ervaring. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 167 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Joel Henderson Album: Locked Doors & Pretty Fences Label: Trouble Cure Records woensdag 14 maart 2012 Joel Henderson komt wat mij betreft uit heldere hemel vallen. Naar blijkt bracht deze uit Louisville, Kentucky afkomstige singer-songwriter vorig jaar nog zijn debuut CD “Always Willing to Take Me In” op de markt. Heb geen idee hoe die plaat geklonken heeft maar voel op mijn klompen aan dat deze iets of wat literaire tekstdichter en prima gestemde zanger kwaliteit heeft. Henderson’s tweede CD “Locked Doors & Pretty Fences” overtuigt in ieder geval van begin tot eind. De scherp aangesneden thema’s zijn prima in evenwicht met de muziek. Verbroken relaties, schuldgevoel en onvervulde verwachtingen, rollen als zoete broodjes over de toonbank. De sfeervolle aangeklede folk, country, blues, en soft pop landen prima en vormen geen obstakels. Het mag dan ook duidelijk zijn dat producer Paul Mahern (John Mellencamp, Over the Rhine) daar de hand in gehad moet hebben. Mahern haalde een paar prima muzikanten van stal. Namen als die van bassists Byron House (Robert Plant’s Band of Joy), Jason Wilber (John Prine), Ric Hordinski (Over the Rhine) en Devon Ashley (The Lemonheads) zeggen denk ik genoeg. “Locked Doors & Pretty Fences” bevat elf tracks zonder één echter uitschieters. Dit laatste is misschien ook wel het enige minpuntje op deze plaat, verveling zou dan bij menigeen op loer kunnen liggen. Persoonlijk heb ik het zo niet ervaren. Ik luister nu eenmaal graag naar goed verzorgde diepgaande muziek in de trend van o.a. Joe Purdy, Ray Lamontagne en Ryan Adams. Het is mij niet helemaal duidelijk geworden welke barrières Henderson in het verleden niet heeft kunnen nemen. Misschien waren het de mooie beloftes of gesloten deuren van de muziekindustrie? Joel Henderson trapt op “Locked Doors & Pretty Fences” diezelfde deuren van dit schemerige wereldje in en verlaagt hiermee zijn eigen drempel. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 168 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Danny Darst Album: American Songwriter Label: Independent dinsdag 13 maart 2012 Daniel Dean Darst is als songwriter een typische laatbloeier. In 1981 maakte hij zijn debuut in het theater in 1981 toen hij een musicus speelde in het toneelstuk ‘2 by south’ onder regie van de grote filmregisseur Robert Altman (onder meer MASH, Nashville, Popeye, Kansas city, Gosford Park, A prairie home companion). Danny schreef toen al liedjes en is sinds 1981 al zwervend aan het werken geweest aan zijn eigen, semiautobiografische toneelstuk ‘Exit 10’. Robert Altman hield van Danny’s muziek en heeft die liefde overgedragen aan zijn zoon Michael, die in 2009 met Danny ging werken aan diens toneelstuk en de bijbehorende debuutCD ‘Danny Darst (songs from ‘Exit 10’, the play). Michael produceerde Danny’s toneelstuk in Hollywood en is, samen met zijn vrouw Karon, ook verantwoordelijk voor de productie van de follow-up CD, ‘American songwriter’. De liedjes komen ook voor in een door Michael geregisseerde documentaire met dezelfde titel. Over de muziek: Danny heeft geen mooie stem, maar weet met zijn liedjes de nodige emoties over te brengen. Zoals bijvoorbeeld ook een Leonard Cohen doet of een Kris Kristofferson. De liedjes zijn gevoelig, worden in een fraaie voornamelijk akoestische setting gebracht, zeer subtiel ingevuld met Danny’s akoestische gitaar als hoofdinstrument en mooie ondersteuning van staande bas, gitaren, drums/percussie (Kenny Malone) en keyboards. De opnames komen uit Nashville, maar de sfeer is van Austin. Het fraaiste nummer is de afsluiter ‘Phuong Thao’, met Danny op zijn ‘Talking drum’ en een prachtige gut string gitaar van James Fletcher. De teksten zijn poetisch, filosofisch en vertellen over het leven van alledag in de USA. Neem bijvoorbeeld ‘Somebody’s daddy’, waarin Danny zingt: ‘Don’t you know you’re looking at somebody’s daddy, or at the least he is his mother’s son. A hundred years ago he was a hero, born when he was needed by someone. His way of life had reason and a meaning, and the world had a place for restless men. But now he’s like a ship in a bottle, his soul is hungry for a gentle wind’. Ik vind dit prachtig! Hij gaat door in ‘No such thing’: ‘There’s no such thing as a new road in your rear view mirror. You ain’t the first to look behind and watch it disappear. Ain’t no such thing as a new moon, somebody already’s seen it from here. Ain’t no such thing as a new love laying in your bed, you ain’t the first to whisper words somebody already said’. Geweldig! Een gevoelige en subtiele CD vol prachtige liedjes van een door het leven gerijpte singer-songwriter, die lang heeft gewacht voordat hij zijn zieleroerselen wereldkundig wilde maken. Maar het resultaat is verbluffend. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 169 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Hans Theessink Album: Jedermann Remixed The Soundtrack Label: Blue Groove maandag 12 maart 2012 Een international grootheid, deze Nederlander van geboorte (1948, Enschede), Hans Theessink. Zijn aangename mix van soul, rock en vooral blues is inmiddels al goed voor 28 (!) muziekdragers. De eerste plaat verschijnt in 1970, een in Duitsland opgenomen EP. Vervolgens woont en werkt (onderwijzer, vanaf ca 1975 professioneel muzikant) Hans een tijdje in Denemarken om in 1980 in Oostenrijk (Wenen) terecht te komen, waar hij (voor de tweede keer) trouwt, nu met zijn manager, Milica Djokic. Zijn nieuwste CD is de soundtrack bij een bijzondere film, ‘Jedermann Remixed’, gebaseerd op het Oostenrijkse toneelstuk Jedermann (1920), dat was afgeleid van het Engelse toneelstuk ‘Everyman’, dat op zijn beurt weer zijn basis had in het middeleeuwse zinnespel Elckerlyc. Jedermann wordt sinds 1920 jaarlijks opgevoerd tijdens de wereldberoemde Salzburger Festspiele (in de open lucht op de trappen van de kathedraal). In 2011 kreeg regisseur Hannes Rossacher van de Oostenrijkse TV de opdracht een documentaire over 90 jaar Jedermann te maken. Hans kreeg de opdracht een soundtrack erbij te maken. Het overkomt mij niet vaak dat ik een soundtrack zo in het hart sluit als deze. Theessink brengt een donkere, subtiele ode aan de Engelstalige (zowel UK als USA) pop-, folk- en bluesmuziek in een ruim 70 minuten durende geweldige setting. Hans is aanwezig op gitaren, banjo’s, mandolines en harmonica. Er is hulp op keyboards en accordeon, percussie/cajon, in één nummer ook drums en in drie nummers bas. Veel hulp ook in de achtergrondvocalen (twee vrouwen en vijf mannen, waaronder Terry Evans/Bobby King). Het gebrachte repertoire brengt vier originals van Theessink, drie door Theessink gearrangeerde originals en 11 covers van songs van o.a. Nick Lowe, Johnny Cash, Tom Waits, Ray Charles (I got a woman) en Hank Williams (bij het beluisteren van zijn ‘The angel of death’ valt me op dat Hank heel erg goed moet hebben geluisterd naar de traditional ‘Rank Strangers’). De meest bekende covers heb ik voor het laatst bewaard: prachtige, ingetogen versies van Jagger/Richards’ ‘No expectations’ en ‘Sympathy for the devil’ en al even ingetogen versies van ‘People get ready’ (Curtis Mayfield) en ‘Games people play’ (Joe South). Drie nummers van de CD verschenen eerder op CD, de rest is in 2011 opgenomen. ‘Jedermann remixed’ van Hans Theessink is een Americana-document van jewelste. Een luisterfeest van meer dan 70 minuten en 18 wonderschone songs, waarin Hans de spanning erin weet te houden en waarbij je dus geen moment zult afhaken. Prachtige begeleiding, wonderschone arrangementen, alles heel relaxed en lekker duister gezongen. Ik ben benieuwd of wij de film hier ooit te zien krijgen, het lijkt me een te Oostenrijkse aangelegenheid. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 170 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Boca Chica Album: Get Out Of Sin City Label: Independent zondag 11 maart 2012 Sin City hoor ik jullie al verzuchten, was dat niet… een nummer van de debuut-LP van de Flying Burrito Brothers, ‘The guilded palace of sin’ (1968). Jazeker wel. Van dat geweldige werkstuk van Gram en zijn makkers, duidelijk een inspiratiebron van Boca Chica op deze aangename CD, is het nummer ‘Do right woman’ (Chips Moman/Dan Penn) gecoverd. Er is nog één cover, ‘You’re the blues’ van ene Nik Westman, en de rest van de tien songs zijn van de hand van voorvrouw Hallie Pritts, een begenadigd en licht excentrieke singer-songwriter. Met haar constant wisselende formatie ‘Boca Chica’ (tot dusver hebben meer dan 40(!) verschillende mensen deel uitgemaakt van ‘Boca Chica’ ( Isn’t that something?)) is ze aan haar vijfde (telfout voorbehouden) ‘fullsize’ CD toe. Het geheel op deze nieuweling ademt een heerlijke moderne indie-countrysfeer, zoiets als ‘Great Lake Swimmers meet Neko Case’. De zangerige pedal steel is prominent aanwezig en wordt bespeeld door James Hart. De basis van ‘Boca Chica’ is een (momenteel) zeskoppige band met een keur aan instrumenten (behalve gitaren, bas, pedal steel en drums/percussie ook fluit, banjo, mandoline, wurlitzer, orgel, piano en incidenteel een string arrangement (door ‘Cello Fury’, een trio) en een trompet. Mooie donkere liedjes met een keur aan fraaie arrangementen en mooie vocalen (vijf van de zes Boca Chica’s zingen). Het meest opvallende nummer, ‘Long range guns’ heeft een bizar mooie orchestratie met ‘Cello Fury’, trompet en tempowisselingen. Echt genieten. Onze rusteloze heldin Hallie is ongeveer nu in Berlijn om daar een Franstalig popalbum op te nemen. Het zal u niet verbazen om te horen dat Francoise Hardy daarbij een belangrijke inspiratiebron is. ‘Get out of Sin City’ van de indiecountryband Boca Chica is een zeer genietbare CD met lyrisch getinte verwijzingen naar de jaren 60/70 van Gram Parsons en zijn makkers en naar moderne klanken van met name de Canadese ‘Great Lake Swimmers’. Arrangementen, zang en begeleiding zijn puik. Een bijzonder luisterervaring Fred Schmale Artist: Matthew De Zoete Album: Colour Film Label: Sonac/Ascap zaterdag 10 maart 2012 Matthew de Zoete is een Canadees met Nederlandse ouders. Eerder verschenen van hem “Across The Sea” (2006) en “Bottom Of The World” (2009). Albums die naar mijn gevoel een beetje ten onrechte onderbelicht werden in de grote massa. En dat allemaal ondanks de toch interessante muzikale bijdragen van o.a. Don Kerr (Ron Sexsmith), Jenn Grant en Julie Fader (Great Lake Swimmers). Mag om die reden stevig hopen dat dit niet het geval is in het geval van De Zoete’s nieuw CD “Coulour Film”. Colour Film renumereert de zorgvuldige luisteraar met een elftal verrassende arrangementen. De strakke spelende ritmesectie wordt doorzeefd met weelderige keyboards spel, waar je niet zo een twee drie niet een padel steel zou verwachten. “Coulour Film” bevat vooral een easy listing nummer die het best tot s’en recht komen wanneer je de kans krijgt je even af te sluiten. Niet één track vliegt muzikaal gezien uit de bocht op deze plaat. Voor menigeen ligt dan verveling op loer. Wie echter zijn oortjes wil spitsen ontdekt bedreven melodieën en onvermengde teksten. Deze zijn perfect in balans en worden zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. De Zoete’s CD profiel geeft aan dat wij in de richting van Nick Drake en Beck moeten denken. Kan mij daar helaas niet in vinden. Damien Rice meets James Blunt liigen meer in de lijn van mijn gedachten. Scherpe hooks en zachtaardigheid zijn elkaars kompanen op Colour Film. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 171 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Neal Casal Album: Sweeten The Distance Label: Fargo Records vrijdag 9 maart 2012 Sommige debuutplaten zullen me altijd bijblijven. Fade Away Diamond Time uit 1995 van singer-songwriter Neil Casal is er zo eentje. Een kleine klassieker met geweldige melodieuze, breekbare folkrock liedjes, lekkere hooklines, knapperig elektrisch gitaarwerk, mild klagende zang en bovenal heel puur gebracht. Je zou denken, dé opmaat voor een glanzende carrière. Maar het liep anders, want vrijwel direct na de release werd hij gedumpt door de platenmaatschappij. Tien jaar later vindt hij onderdak bij de The Cardinals, de band van Ryan Adams, waarin hij tot op de dag van vandaag fungeert als tweede gitarist en bijzanger. Niettemin bleef hij door de jaren heen met een zekere regelmaat redelijke tot goeie soloplaten afleveren die echter het hoogstaande niveau van zijn debuut – het moet gezegd – nooit meer zouden evenaren. Helaas vormt zijn tiende soloalbum Sweeten The Distance daarop geen uitzondering. Sterker nog, de meest passende kwalificatie is hooguit: ‘bij vlagen wel aardig’. Het mankeert aan pakkende songs, waarvan het merendeel ook nog eens inspiratieloos, zouteloos en ogenschijnlijk gemakzuchtig wordt uitgevoerd. Twaalf bijna constant in midtempo voortsukkelende ‘meer van dezelfde’ halfakoestische popliedjes van een wel erg zoet, zeurderig, voorspelbaar karakter en bovendien erg vlak gezongen. In plaats van een emotionele snaar, raakt hij de irritatiegrens. Zijn werk voor broodheer Adams zal – naar ik aanneem – goed zijn voor de kost, maar leidt kennelijk ook tot een flinke stagnatie van zijn eigen muzikale ontwikkeling. Of is het toch een gebrek aan duurzaam talent? Hoe het ook zij: een spijtige constatering, over iemand die ik in de eerste periode van zijn loopbaan erg hoog had zitten Huub Thomassen Artist: Southeast Engine Album: Canary Label: Bloodshot Records donderdag 8 maart 2012 Misra Records is een middelgroot label uit Californië. Sinds het ontstaan van het label in 1999 worden er CD’s uitgebracht van Amerikaanse artiesten met een (iets) alternatieve muzikale boodschap. Van de groep (viertal) ‘Southeast Engine’ uit Ohio is ‘Canary’ het vierde product op dit label sinds 2007. De muziek van ‘Southeast Engine’ is moeilijk in een vakje te stoppen, de beste beschrijving (voor deze CD althans, de rest ken ik niet) is: Pogues-achtige Amerikaanse folk-rock met punktrekjes en verwijzingen naar Appalachian old-time muziek. De stem van voorman (ook op gitaar en de voornaamste songwriter) Adam Remnant is indringend aanwezig, broer Jesse speelt bas, Leo DeLuca drums en Billy Matheny brengt de nodige klankkleur met zijn piano, orgel, banjo en gitaar. ‘Canary’ is een conceptalbum, de tien songs vertellen over de hard times van een familie tijdens de Great Depression in 1933. Opvallende liedjes: in ‘Cold front blues’ horen we een orgel, piano en de nodige blazers in een adembenemend mooi arrangement met veel sfeer- en tempowisselingen en een prachtige afsluiting. ‘Adeline of the Appalachian Mountains’ is een rustmoment, een mooie ballade. ‘Red lake shore’ begint heel apart met een ‘verre’ stem, maar gaat spoedig over in een gedragen country-achtig deuntje. In ‘Mountain Child’, een gedragen ballade, speelt een fiddle een hoofdrol. ‘Canary’ is een verrassend mooie concept-CD van een viertal dat grossiert in mooie vocalen en schitterende arrangementen. Het duurt even voordat de muziek zich in je nestelt, maar dan laat SEE je niet meer los en ga je beslist genieten. Die zangstem van Adam Remnant blijft je lang bij. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 172 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Steel Wheels Album: Live At Goose Creek Label: Independent woensdag 7 maart 2012 The Steel Wheels is de band van singer-songwriter Trent Wagler (lead vocals, banjo, gitaar en percussie, Virginia, USA), wiens grootvader harmonica speelde in een string band. Na twee solo-CD’s en een duet-CD met zijn makker uit The Steel Wheels, Jay Lapp (mandoline, gitaar, zang) ging hij verder met de viermansformatie ‘The Steel Wheels’, en inmiddels is dit de derde CD en de eerste live productie van deze groep. De band is primair een bluegrass band, dat zie je af aan de instrumentatie (gitaar, banjo, mandoline, staande bas en fiddle, maar men is niet bang voor een portie country-rock. Van de zeventien liedjes (goed voor maar liefst 75 minuten muziek) schreef Trent het merendeel, het overbekende vlotte traditionele deuntje Red Wing krijgt van hem een nieuwe tekst en een nieuw arrangement. Verder zijn er een paar traditionals die een nieuwe beurt krijgen van de wielen: het bekendste is ‘Working on a building’, maar ‘The Cuckoo’ is ook al vele malen gespeeld. Twaalf van de zeventien songs stonden in studiovorm op de voorlaatste CD, ‘Red Wing’ uit 2010. Deze liedjes krijgen wel een extra dimensie vanwege de live uitvoering. De afsluiter op deze CD is een extended versie van een superklassieker uit de blueswereld, ‘Spike Driver’ van Mississippi John Hurt, het bekende verhaal van John Henry en de hamer, ook wel gebracht als ‘John Henry’ in een aangepaste versie. Bij de voorgaande CD vergeleek ik de stem van voorman Trent al met die van John Fogerty, de begaafde voorman van de superformatie Creedence Clearwater Revival. Dat blijft staan! De in Virginia opgenomen live CD van ‘The Steel Wheels’ is een feest voor het oor. Een uitstekend ingespeeld viertal laat vijf kwartier lang horen wat men in huis heeft. Het resultaat is een ultieme mooi uitgebalanceerde ‘modern bluegrass’ CD. Fred Schmale Artist: Victoria Vox Album: Vox Ukulele Cello Label: Independent dinsdag 6 maart 2012 Vorig jaar, om precies te zijn in juli 2011, konden jullie op realrootscafé mijn beoordeling lezen over de vorige (9e) CD, ‘Exact Change’, van Victoria Vox (artiestnaam voor Victoria Davitt, geboren 1978 in Wisconsin en momenteel woonachtig in Maryland). Nu is de opvolger alweer beschikbaar, een bijzonder project onder de onthullende naam ‘Vox (stem), Ukulele, Cello’. En inderdaad zijn dat (bijna) de enige ingrediënten op deze aardige schijf. Het extraatje is Victoria’s ‘mouth trumpet’ (zo noemt ze haar manier van zingen met gedeeltelijk gesloten lippen aan de rechterkant van haar mond). Victoria’s stem zit nog altijd in de categorie ‘lief’ en er is ook weer een prachtig Franstalige liedje, ‘Cést noyë’. De cello wordt op alle mogelijke manieren bespeeld door Katie Chambers. In het nummer ‘Summertime’ wordt een speciaal jazzy effect bereikt door de cello geplukt te spelen, de ukulele als ritme-instrument te benutten en de ‘Mouth trumpet’ de melodie te laten doen, leuk. Overigens, nee, niet dat ‘Summertime’, deze van Victoria is heel wat gewaagder: ‘….We’ll take a swim at Loch Raven, but I don’t have a bathing suit. But you don’t care that my bums bare, in fact you like the way it looks’. En in ‘Mother nature’is de opening heel ‘Klassiek’ door de gestreken cello. Op deze nieuwe CD mengt Victoria pop, folk en klassieke muziek met een vleugje jazz. ‘Vox, ukulele, cello’ is een aardige en guitige (de teksten) CD. Eén klein bezwaar: zowel muzikaal als tekstueel is er sprake van overvoering, dit komt de variatie niet ten goede. Maar Victoria’s muziek is nog steeds ‘anders dan anders’. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 173 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Gypsy Soul Album: Wanderlust Label: Independent maandag 5 maart 2012 Gypsy Soul is een duo met een wonderlijke international achtergrond: Cilette Swann (zang, lyrics) werd geboren in Canada met Zuid-Afrikaanse en Ierse achtergronden, Roman Morykit (muziek, elektrische gitaar, dobro, string- en percussiearrangementen, drumprogramming, bas en achtergrondvocalen) is Engelsman van geboorte met Ukraïense en Italiaanse roots. Het stel ontmoette elkaar in 1990, beiden toen actief in de muziek en zoekend naar nieuwe wegen, het klikte in alle opzichten, ze trouwden in 1991 en brachten sinds 1995 vanuit hun huidige woonplaats Los Angeles tot dusver 10 CD’s en een live-dvd uit. Met behoorlijk wat succes: meer dan anderhalf miljoen downloads en alleen in de USA al meer dan 120.000 verkochte CD’s. Het duo beschrijft zijn muziek als een mix van Sheryl Crow en Eva Cassidy met invloeden van Coldplay en Fleetwood Mac. En dat dekt de lading zeer goed. De ruim 45 minuten van deze softpop-CD zijn gevuld met prettig beluisterbare en prachtig gearrangeerde muziek met veel multiculturele uitstapjes (Frankrijk, het nummer ‘You keep haunting me’ wordt deels in het Frans – Tu me hantes encore – gezongen, het nummer ‘Be the change’ doet denken aan de hoogtijdagen van ‘Jefferson Airplane’, de gevoelige ballad ‘You’re beautiful te me’ doet heel erg denken aan de mooie muziek van BettySoo). De stem van Cilette is lekker stevig en prettig om te horen. Vermeldenswaard zijn de drie instrumentaaltjes, waarin Roman zich mag uitleven. Een prachtige combinatie, dit tweetal, zeer complementair qua talenten. ‘Wanderlust’ is een gevoels-CD met daarop fantastisch mooi gearrangeerde muziek. Naarmate je de CD meer draait ga je hem steeds meer waarderen, een echte groeibriljant dus. We danken de fans van ‘Gypsy Soul’ die in 2008 meer dan 27000 dollar bijeenbrachten om de CD mogelijk te maken. Het op deze wijze besteden van geld is naar mijn bescheiden mening nuttiger dan het geven van miljoenen aan die onzinnige campagnes van de presidentskandidaten in de USA Fred Schmale Artist: Martin Hoybye Album: Night Like This Label: Songcrafter Music zondag 4 maart 2012 Zover ik geïnformeerd ben maakte de uit Denemarken afkomstige Martin Hoybye tot dusver drie albums. “East Of November”, “From Here To Heaven” en “Building Memories” zijn niet over de tong gegaan in deze kroeg. Weet eigenlijk niet waarom? Hoybye is een van die Denen die veel tijd doorbrengen in de Verenigde Staten. Roepaen concertgangers zullen zich ongetwijfeld de namen van Amalie Riis, Tobias Stenkjaer en CS Nielsen herinneren. Martin Hoybye huist op hetzelfde Songcrafter Music Label. In tegenstelling tot bovengenoemde singer-songwriters hoor je op Hoybye’s nieuwe CD “Night Like This” zomaar een typische Nashville productie zou kunnen zijn. Echter, deze niets vernieuwende maar degelijke country rock werd opgenomen en gemixt in Copenhagen. Op “Night Like This” staan veertien eigentijdse catchy liedjes waarvan je ieder denkt “waar heb ik dit eerder gehoord?”. Bij alle songs werden geschreven door Hoybye zelf of samen met Jeff Cohen. Cohen werkte volgens mij in het verleden ook samen met Ilse DeLange en Waylon. In ‘Long Gone Dream’ werd vlijtig samengewerkt met niemand minder dan Kevin Welch. Martin Hoybye doet op “Night Like This” denken Jack Logan meets Dan Bern, zoiets maar dan met die Nashville kick. Hoybye’s mooie stem, de muzikale diversiteit en de super simpele melodielijnen zijn een vondst op zich. Met iets meer durf maakt Martin Hoybye een country rock klassieker in de toekomst. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 174 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: R. B. Morris Album: Rich Mountain Bound Label: Independent zaterdag 3 maart 2012 R. B. Morris is een dichter, een poet, met een beat-achtergrond. Denk aan de mensen uit de late jaren 50 als Allen Ginsburg, Jack Kerouac en William Burroughs. Eric Andersen bracht een aantal jaren geleden een CD uit (‘Beat Avenue’) waarop hij zijn avonturen begin zestiger jaren tijdens zijn zoektocht naar deze mannen beschreef. R. B. (Knoxville, Tennessee) heeft inmiddels een paar gedichtenbundels het licht laten zien en op eerdere CD’s enkele van de gedichten voor het voetlicht gebracht, met een gepaste achtergrond van nette rockmuziek. Jammer dat de organisatie van Crossing Border in Den Haag het gave dichtwerk van deze Amerikaan niet op de juiste waarde wist te schatten: ‘Geen interesse’, lieten ze mij weten. Met het schitterende ‘Rich Mountain Bound’ laat R.B. ons horen hoe goed hij is als singer-songwriter. Hij speelt een twaalftal van zijn poëtische liedjes helemaal alleen, met zijn gitaar. Mooier kan echt niet. Met ‘Once in a blue moon’ heeft R. B. een waanzinnig fraai liedje geschreven. Het verscheen al op zijn debuutwerkstuk (1973), maar de subtiele versie op deze nieuwe CD is dermate indringend, dat we kunnen spreken van een ‘ultieme versie’. Over deze CD zegt R.B. het volgende: ‘Mijn vrienden van Rich Mountain (West Virginia) misten hun favoriete liedjes van mij op mijn CD’s. We schreven op welke liedjes het betrof en ik nam maar liefst 53 liedjes op in de studio van Nathan Miller in Asheville, alleen mijzelf en mijn gitaar. We besloten een twaalftal te selecteren voor een CD’. Wij mogen deze beslissing in ons hart sluiten. R.B. meet zich moeiteloos met de grootsten onder de singersongwriters, Dylan, Guy Clark, Johnny Cash etc. Wat een prachtige, ingetogen, melodieuze, bijzondere CD met twaalf sterk persoonlijke juwelen van een man die veel meer aandacht verdient dan hij nu krijgt. Fred Schmale Artist: The Los Texas Wranglers Album: Adios Goodbye Label: Independent vrijdag 2 maart 2012 Los Texas Wranglers is een typisch Texaanse band met een gemengde signatuur. De band zag het levenslicht in 1999, toen drummer Julian Fernandez besloot met een aantal in Texas gerijpte artiesten veel aandacht te geven aan de Texaanse muziek. Dus verwacht country à la Freddy Fender (diens onsterfelijke ‘Before the next teardrop falls’ is één van de drie covers op de CD, in dezelfde sfeer klinkt ‘Adios, Goodbye’), conjunto-muziek (‘Otros Cielos’, het instrumentale ‘The broken spoke’), Texaanse dance-hall honkytonks (‘Ride, cowboy, ride’, ‘The moon is full tonight’), ‘gewone’ country (‘Who’s loving you’, ‘A dream came true’, een ongewone country-versie van Lennon/McCartney’s ‘From me to you’ en een minstens even aparte en aangename country-versie van ‘Under the boardwalk’), western-swing-rock (‘Dance all night’) en een Mexicaans klinkend walsje (‘I’ll be here when you wake’). Van de veertien liedjes zijn er tien van Fernandez, in twee ervan geholpen door medebandleden. Eén song is van producer Ryan Rader en de drie covers zijn eerder genoemd. Een vreemde eend in de bijt is het nummer ‘The Ranch’, waarin zangeres Joyce Adams haar tekst opzegt met schaarse begeleiding. Niet onverwacht zijn accordeon, steel gitaar, fiddle en bajo sexto de hoofdinstrumenten en op alle tracks te horen, naast bas en drums. ‘Adios, Goodbye’ is een gezellige feestplaat, waarbij vrijwel alle gangbare genres van de populaire Texaanse muziek op aangenaam gezellige wijze aan de beurt komen. Het enige minpuntje is voor mij (incidenteel) de zang van Joyce Adams, af en toe licht onvast. Maar mijn liefde voor de Texaanse (dance-hall) muziek krijgt een nieuwe impuls. Een lekkere disc! Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 175 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Scott McClatchy Album: A Dark Rage Label: Independent donderdag 1 maart 2012 Scott McClatchy is een singer-songwriter uit New York City. Ooit was hij actief in de band ‘The Stand’ uit Philadelphia, waarmee hij enige bekendheid genereerde. Sinds het magische jaar 2000 verschijnen er soloCD’s van hem. De tweede in de rij, ‘Redemption’ (2002) is al vele jaren in mijn bezit en de CD was voor mij gewoon goed, met mooi werk van een singer-songwriter met meer dan 80% eigen werk en een leuke begeleidingsgroep. Op 'Redemption’ horen we in het Band-nummer ‘The Weight’ zowaar de bekende Dion (DiMucci) meezingen. Scott is een flink aantal jaren actief geweest in de begeleidingsband van deze rocklegende. Scott’s nieuwe CD, zijn vierde inmiddels, heet ‘A dark rage’ en bevat twaalf songs, waarvan 10 van de hand van de meester zelf. Meer dan op ‘Redemption’ grijpt Scott terug op zijn (ongetwijfeld) Ierse roots. Met name de twee covers op de CD, Shane MacGowan’s ‘Sally MacLennane’ (Shane is de alcoholistische voorman van ‘The Pogues’) en Springsteen’s ‘American land’ klinken als songs van een herboren ‘Pogues’, voornamelijk door het schitterende spel op tin whistle van Kirsten Erwin, de uilleann pipes van Isaac Anderson en een stampend ritme. Meefluiten gaat ongemerkt. De band op deze nieuwe CD is voor een zeer groot deel ook de band van de fraaie CD uit 2002 (is wellicht nog ergens voor zeer weinig pegels te vinden), ervaring troef, dus. Geniet van Scott en zijn vrienden en vriendinnen op deze mooie mix van moderne Ierse folkmuziek en Amerikaans singer-songwriterstuff. Fiddle, accordeon, bas, drums, piano, B3 ondersteunen de gitaar en mandoline van Scott zelf. Ik wil jullie niet Scott’s ode aan zijn geliefde onthouden: gebruik het, succes verzekerd. Daar gaan we (in ‘A perfect thing’): ‘……You’re a Beatles song – You’re a Shakespeare play. You’re an ice cold beer on a red hot day. You’re a five year old on a merry-go-round, you’re a shared umbrella in the New York rain. Let me tell you, baby, you’re a perfect thing.’ Dat is echt houden van! ‘A dark rage’ is een avontuur op zich. Een aanstekelijke, goed gespeelde en fraai gearrangeerde CD, die in maar liefst zes verschillende studio’s werd opgenomen. Scott zelf, die op de hoesfoto oogt als een Billy Joe Shaver van 20 jaar terug, heeft ook als zanger verwantschap met Shaver. Een doorleefde stem derhalve, gevoegd bij het goede schrijfwerk, maken van deze CD een tip. Mooi werk van een onbekende en ondergewaardeerde artiest. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 176 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: The Jimmy Bowskill Band Album: Black Number Label: Ruf Records woensdag 29 februari 2012 Is de muziek van o.a. The Free, Led Zeppelin, Black Crowes en Grand Funk Railroad je met de paplepel ingegoten, dan is de nieuwe CD “Back Number” van The Jimmy Bowskill Band beslist iets voor jou. De uit Toronto, Canada afkomstige singer-songwriter en geslepen gitarist is pas eenentwintig geworden en bracht eerder al vier platen op de markt. Samen met power drummer Daniel Reiff en bassist Ian McKeown vormen ze op de CD “Back Number” werkelijk een killer trio. Innovatie blijkt, in deze vorm, ineens tot een kunst verheven te worden. Messcherp hoor je het beste uit de oude roots-rock doos voorbij komen. De CD opent met Take a Ride. Zeppelin drummer John “Henry” Bonham verkreukt zich in zijn graf van genot. Black Crowes zanger Chris Robinson had, denk ik, graag nog een nummer als Salty Dog willen zingen. Opvallende naam is die van Ron Sexsmith. Hij schreef samen met Bowskill het knarsende Little Bird. Als Grand Funk Railroad hardcore hooligan draai je de track Sin's Is a Good Man's Brother on maximum load. Mark Farner pende dit liedje in 1970 voor het legendarische album Closer To Home. Bowskill covert het niet alleen maar voegt daar daadwerkelijk nog iets aan toe ook. Dat Bowskill en zijn band niet alleen de pannen van het dak jagen hoor je ten slotte in de akoestisch uitgevoerde Ron Sexsmith cover Least of My Worries. Het lijkt erop dat over alles is nagedacht. Zelfs het groef geperste Cd’tje doet hunkeren naar oude glorie. Gelukkig hoeven we niet op te staan om de geluidsdrager om te draaien. Roots-rock heeft in deze vorm en omvang absoluut toekomst. Bandjes als Wiser Time en Ponderosa bewezen dit immers vorig jaar al. Het soulvolle en rauwe talent van Jimmy Bowskill en zijn band is een verademing. Deze muzikale opvoeding “will free your minds and hearts” en zal aansporen tot bevrijding van je ziel. Passion and power has a name and face now. Pas 21 jaar, wat een missie… Jan Janssen Artist: Chuck Prophet Album: Temple Beautiful Label: Yep Roc Records dinsdag 28 februari 2012 Een paar jaar geleden brachten wij een bezoek aan San Francisco. Midden op de kruising van HaightAshbury, precies daar waar je bij Ben & Jerry’s het befaamde Cherry Garcia ijsje kunt kopen, riep mijn vrouw “I live the dream”. Een lang gekoesterde wens ging in vervulling. Puzzelstukken van Jerome John "Jerry" Garcia, The Grateful Dead, the summer of Love vielen samen. Echter, voor je het in de gaten hebt zuigt de stad je op. Paisley underground legende Chuck Prophet kan er een boek over schrijven. Prophet woont en leeft al ruim dertig jaar in die prachtige stad en is “still chasing the San Francisco dragon”. Chuck Prophet nieuwe CD is vernoemd naar de rock ‘n’ roll club “Temple Beautiful” De muziektempel is niet meer maar herinneringen daaraan zijn gebleven. De CD bevat twaalf tintelende groovy tracks die stuk voor stuk teruggrijpen naar het zoeven besproken tijdperk. “At the moment there’s a kind of rock ‘n’ roll psych renaissance going on in this town that encouraged me”, zegt Prophet daarover. Nummers als Castro Halloween en de ballad Museum Of Broken Hearts klinken niet zozeer als een kopie van eerdere Prophet producties, maar zijn erdoor geïnspireerd en verwijzen naar wat zoal tegenwoordig op muzikaal gebied mogelijk is. I Felt Like Jesus, Who Shot John en He Came From So Far Away reken wat mij betreft in goede zin af met wat heden ten dagen hip en trendy is in radioland. Veel duidelijker getransformeerd naar muzieknoten kan het volgens mij niet. Psychedelische ronkende gitaren, piepende orgel loopjes en super strakke rhythm passeren binnen nog geen drie kwartier. Deze dosering van lekker rechttoe rechtaan rock ‘n’ roll voelt goed en groeit bij iedere draaibeurt. Had wel in de gaten dat het verschijnsel retro zich voordeed binnen vele terreinen, maar dat het zoveel impact, in muzikale zin, op mij zou hebben had ik niet verwacht. “Temple Beautiful is so yesterday, today and tomorrow” Prophet’s dankt zijn verscheidenheid duidelijk aan zijn artistieke vrijheid. Met elke kleine essentiële verandering maakt hij al jaren heel veel mensen blij. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 177 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Brock Zeman Album: Me Than You Label: Independent maandag 27 februari 2012 Bij ons in de kroeg volgen we hem al een tijdje. Heb het over de uit Carleton Place, Ontario afkomstige singer-songwriter Brock Zeman. Zeman werd in de media vaak afgeschilderd als één van de laatste troubadours die puristische verhalen kon vertellen. Na het beluisteren van Zeman’s negende CD “Me Then You” lijkt het erop dit hij niet in dat harnas gedrukt wil worden. Muzikaal gaat het er duidelijk wat ruiger aan toe en word er muzikaal technisch gezien behoorlijk in de diepe getast. Wat gebleven is zijn doeltreffende teksten en prettig in het gehoor liggende stem. “Me Then You” opent het heupwiegende liedje Push Them Stones. De daar opvolgende track Until It Bleeds doet denken aan de hoogtij dagen van The Gathering Field. Triple Crown en Someone For You zouden zo uit de koker van James McMurtry kunnen komen. Middenin staat het prachtige radio vriendelijke Light In The Attic, dat wederom doet denken aan Zeman’s evenknie Bill Deasy. Zeman klinkt vooral wat robuuster in de fonkelende tracks Claws en Season Of Sleep. Las ooit een recensie in Heaven over Zeman’s voorganger Ya ain’t crazy Henny Penny. Daarin stond dat je niet geraakt werd waar je graag geraakt wilde worden. Lost van de vraag waar iemand dan graag geraakt wil worden, denk ik dat Brock Zeman met “Me Then You” een professioneel bovengemiddelde plaat aflevert. Brock Zeman heeft iets aparts. Een aantal jaren geleden kon ik het nog niet thuisbrengen wat het precies was. De uitgesproken zeggingskracht van zijn liedjes en het enorme talent dat hier excelleert wil ik nu toch graag als uitzonderlijk betitelen. Jan Janssen Artist: Sarah Lee Guthrie & Johnny Irion Album: Bright Examples Label: Ninth Street Opus zondag 26 februari 2012 Een stel met een ‘adellijke’ achtergrond, Sarah Lee is de kleindochter van folklegende Woody en Johnny Irion is de achterneef van literaire legende John Steinbeck. Steinbeck (Nobelprijs literatuur in 1962) was verantwoordelijk voor o.m. ‘East of Eden’ en ‘Grapes of Wrath’ (Pulitzer prijs). In dit laatste boek beschrijft Steinbeck de lotgevallen van de straatarme familie van Tom Joad, die tijdens de beruchte ‘Dust Bowl’ in de jaren 30 van de 20e eeuw van Oklahoma naar Californië trok – zoals zovelen. En Woody Guthrie zong over die ‘Dust Bowl’ en over Tom Joad, hetgeen de cirkel weer rond maakt. Goed, Sarah Lee en Johnny hebben in de loop van het afgelopen decennium een aantal fraaie CD’s afgeleverd, zowel individueel als (‘Exploration’ in 2005) als duo. Met ‘Bright examples’ presenteert het echtpaar zijn tweede duo-CD met daarop een selectie van 12 van de ruim 50 liedjes die het tweetal in de afgelopen vijf jaar schreef (negen zijn er van Johnny, twee van Sarah en één samen en met Gary Louris). Bij het beluisteren van deze CD valt op dat het gekozen is voor een meer poppy geluid. Veel ruimte voor gitaren, piano, bas en drums, maar in een aantal nummers ook pedal steel en cello. De productie van deze in New York State (dicht bij het legendarische Woodstock) opgenomen CD is in handen van Andy Cabic (‘Vetiver’) en Thom Monahan (‘Pernice Brothers’). We horen o.m. Gary Louris en Mark Olson (beiden ‘Jayhawks’) op vocalen, Radoslav Lorkovic op piano, accordeon en orgel en Charlie Rose op steel en cello. De teksten handelen over mensen, plaatsen en gebeurtenissen uit het leven van ons paar. Mooie beschrijvingen, zoals in het gevoelige ‘Company I’m keeping’, een ode aan de liefde, waar Sarah Lee zingt: ‘If the bottom were to fall out, I’d have no place to go. I’ll be standing with my arms out reachin’. All I’m tryin’ to tell you is I’m happy with the company I’m keepin’. ‘Bright examples’ van Sarah Lee Guthrie en Johnny Irion is een verrassend mooie CD, die wel de tijd nodig heeft om te settelen, maar dan alle ruimte neemt. Mooie vocalen, mooie arrangementen, muziek die reikt van gevoelig tot licht pittig. Anders dan vroeger, maar ook mooier en rijper en met meer zeggingskracht. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 178 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Jeremy Steding Album: I Keep On Lovin' But I don't Learn Label: Independent zaterdag 25 februari 2012 De staat Texas in de USA is de tweede staat in grootte (na Alaska) en ook de tweede staat qua inwoneraantal (na Californië). Er wonen ruim 22 miljoen mensen en Texas is ruim 16 x zo groot als Nederland (dan rekenen we wel al het Nederlandse water mee). De singer-songwriterdichtheid in Austin en omgeving is enorm groot, dus kom je regelmatig CD’s tegen van singer-songwriters waarvan je nog nooit hebt gehoord. De voor mij onbekende Jeremy Steding is een jonge knaap uit Austin, die met ‘I keep on livin’, but I don’t learn’ aan zijn derde CD toe is sinds 2009. Jeremy is een echte honky-tonker, hetgeen we zeer duidelijk horen in de eerste negen eigen liedjes (de titelsong is geschreven samen met Mike Ethan Mesick, die op dat nummer ook meezingt op de CD en ‘Paint the town red, when they’re blue’ samen met Tiffini Brook). Dus passeren shuffles, ballads en een lekker walsje (‘Paint etc’) in willekeurige volgorde de revue. In de begeleiding horen we bekende Austinites als onder meer gitarist/producer Walt Wilkins, Wurlitzenaar en engineer Ron Flynt, Chris Reeves op gitaar en Kim Deschamps (‘Cowboy Junkies’) op pedal steel en dobro. Uiteraard spelen bas en drums en percussie een rol en verder horen we op de afsluitende ballade ‘Five Aprils’ een mooie stringpartij. Het voorlaatste nummer is een in mijn ogen overbodige cover van Johnny Cash’s ‘Don’t take your guns to town’. Dat deed Johnny veel beter. De liedjes van Jeremy zijn sterk genoeg om een mooie CD te garanderen. En ‘I keep on livin’….’ Is een lekker Texaans product. Je waant je in één van die prachtige oude Texaanse Dance Halls, met een biertje in de hand en een Stetson op het hoofd en naast je een bevallige Texaanse. Genieten van Jeremy’s muziek, met hopelijk de bezetting van deze CD op het podium. Zulk soort muziek. Gaaf! Fred Schmale Artist: Dave Lombardi & The Guily Souls Album: Cherry Wine Label: Independent vrijdag 24 februari 2012 Dave Lombardi is meer dan 25 jaar actief in de muziekscene van Chicago, spelend in diverse bands met wortels in de blues en punk. In 2005 verscheen Dave’s eersteling, ‘Guardian Muse’, die goed werd ontvangen in Europa en de USA, maar een gelimiteerde distributie kende. Nu, vijf jaar later, is de opvolger eindelijk gereed. Verwacht een mengsel van blues, jazz, rock en pop met een vleugje folk. Tot en met het tiende nummer is de sfeer relaxt en horen we coproducer Jim Roll een prominente rol spelen op bas, gitaar en viool. Bob Melville is de drummer en er zijn incidentele bijdragen op trompet en vocals. Dave speelt gitaar, harmonica, mandoline, piano en citer. Met name de citer is een vreemde eend in de Americana-bijt, maar het instrument past wonderwel goed bij de muziek van onze Dave. Luisterend naar de CD denk je in het begin sterk aan Van Morrison, zowel stem als muziek zijn duidelijk door Morrison geïnspireerd. Nogmaals, tot en met het tiende nummer, het prachtige ‘Rose Petals’ met naast een hoofdrol voor de citer ene Ross Huff op trompet, is het een aangename luisterervaring met fijne melodieuze songs en een goede begeleiding. Wat er in de man is gevaren vanaf het elfde nummer zal ik niet weten. Wellicht speelt zijn punkverleden op. Het aangename sfeertje van tot dan wordt verlaten, Dave laat zijn leuke melodietjes los en krijst zich door het nummer ‘Broken’ heen, wellicht als additie tot de tekst (niet bijgeleverd), levert met ‘Time for a change’ en ‘Big fish’ pittige punk-blues en sluit instrumentaal af met het saaie ‘Weightless’. Een CD met – in mijn ogen uiteraard – twee gezichten. Tot en met het tiende nummer een leuke CD met een opvallende rol voor de citer, maar daarna te wisselvallig en rommelig om echt te blijven boeien. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 179 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tom Morello & The Nightwatchman Album: World Wide Rebel Songs Label: New West Records donderdag 23 februari 2012 World Wide Rebel Songs is het derde soloalbum van Tom Morello, voormalig gitarist van de politiekgetinte hardcore rap band Rage Against The Machine en hardrockgroep Audioslave (met zanger Chris Cornell van Soundgarden). In tegenstelling tot het snoeiharde en loodzware geluid van die bands, klinkt hij op zijn soloplaten (die hij sinds 2007 maakt) nog steeds als een sociaal- politiek bewogen troubadour, maar dan op akoestische gitaar. Op World Wide Rebel Song maakt hij echter ook geregeld gebruik van begeleidingsmuzikanten en dat heeft geresulteerd in een schitterend semiakoestisch protestalbum. In zijn teksten doet hij vanzelfsprekend kond van zijn strijd tegen instituties en zijn inzet voor een rechtvaardiger wereld, maar dit keer zijn die omlijst met een muzikaal lichtere toonzetting en rijkere instrumentatie. In elk van de twaalf liedjes legt hij verschillende stijlaccenten uit folk, country, rock, singer-songwriter en gospel. Niet eerder klonk hij zo toegankelijk en gevarieerd. De ene keer fel en vastberaden, zoals in It Begins Tonight (de enige song dat nog op een ouderwetse hardrockriff steunt) dan weer fragiel, berustend bijna, zoals in het intieme God Help Us All, waarin hij zachtjes zingt en zichzelf sober begeleidt op alleen akoestische gitaar. Het zijn de uitersten van de plaat, want daartussen staan erg pakkende songs, meezingers zelfs met de soulrocker Save The Hammer For The Man en de gospelzang in het titelnummer als treffende voorbeelden. Drum, bas, gitaar, toetsenbatterij, harmonica, speelpiano en zelfs een strijkje kleuren het brede muzikale palet van dit mooie, spannende album dat ook nog eens zoete herinneringen bovenbrengt van vele verwante musici ‘met boodschap’, als The Clash, The Pogues, Billy Bragg, John Lennon, Tom Waits, Bob Dylan en Pete Seeger. Huub Thomassen Artist: Medicine Park Album: Pope Of Fools Label: Independent woensdag 22 februari 2012 Pope of Fools is het debuutalbum van Medicine Park, een vijfkoppige groep rond zanger en akoestisch gitarist Clay Berks, oorspronkelijk van Oklahoma en tegenwoordig wonend in Austin TX. Weer het zoveelste americana bandje uit die stad, zo was mijn geconditioneerde reflex. Maar nee hoor, want er staan tien soul- en countrypopliedjes op die veel mooier zijn dan ik aanvankelijk dacht. Als pretentieus, kitscherig en gelikt afgedaan in eerste instantie, kon ik pas na vaak draaien de aparte melodielijnen, weelderige arrangementen, volle productie en enigszins sentimentele sfeer appreciëren. Behalve zijn bandleden op drums, bas, gitaren en toetsen, waren er heel wat gastbijdragen van plaatselijke/regionale (mij) bekende (gitarist John Dee Graham, accordeonist Bukka Allen, violiste Lea Zeger, het fantastische Tosca String Quartet) en onbekende musici (onder wie Jenni Wieland op Franse hoorn en een legertje achtergrondvocalisten). Elk liedje bezit een volkomen eigen karakter, maar door Berks’ voortreffelijke, middenhoge soultenor en ontspannen zang vormt het geheel veel meer dan de som der delen. Voor het op waarde schatten van authentieke albums als Pop of Fools, is het hebben van een beetje geduld weer eens een schone zaak gebleken. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 180 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Freebo Album: Something To Believe Label: Independent dinsdag 21 februari 2012 Ik moet in alle eerlijkheid bekennen dat ik nog nooit had gehoord van Freebo. Dat is vreemd, getuige het feit dat de man al meer dan 30 jaar een gewaarde sideman (bas, tuba) is, hij heeft met vele groten uit de muziekwereld gespeeld, zoals Ringo Starr, Neil Young, CSN, John Mayall, Dr John en vooral Bonnie Raitt (een heel decennium). Als singer-songwriter staat hij ook zijn mannetje, zijn debuutCD kwam uit in 1997 en met ‘Something to believe’ (voor het overgrote deel opgenomen in Los Angeles) is hij aan zijn vierde soloproject toe en ik ben zeer onder de indruk. De man schrijft uitstekende liedjes, steeds in samenwerking met anderen, zingt makkelijk met een aangename stem en hij heeft een voortreffelijk stel muzikanten om zich heen verzameld. Freebo is niet in één hokje te plaatsen, zijn muziek is een aanstekelijke mix van folk, rock, pop, blues, rhythm ‘n blues en soul. In de begeleiding ruimte voor elektrische gitaren (ik tel vijf verschillende bespelers, waaronder Albert Lee), piano, keyboards, B-3 orgel, Franse hoorn, trompet, accordeon en strings (cello, viool, viola). Freebo zelf speelt akoestische gitaar, fretless bass en heeft in hand in string arrangementen. In de schitterende ballade ‘Something to believe’ (wat is de ‘betekenis’ van het leven?) zijn de strings bijna hemels, in het vrolijke niemendalletje ‘She loves my dog more than me’ (een probleem in vele gezinnen all over the world) hebben trompetten een heerlijke rol. In het heerlijk rockende ‘If not now when’ roept Freebo zichzelf tot de orde, ‘Als je er nu nog niets aan doet, wanneer dan wel?’: ‘Doubting and blaming, it’s time to let them go. Cause this healing journey can go so slow. But I hear these voices, again and again. They keep on callin’, if not now, when?’. Met ‘Something to believe’ heeft Freebo mij gepakt, bij lurven en kladden. Machtig lekkere plaat, zeer divers en met uitstekende songs. Een aanrader voor Americanisten. Fred Schmale Artist: Gary Hunn & The Wayward Angels Album: Dust & Gin Label: Independent maandag 20 februari 2012 Gary Hunn woont en schrijft op een tropisch eiland in het noorden van Australië, Magnetic Island. Voor zijn (voor zover ik heb kunnen nagaan) eerste CD ‘Dust & Gin’ schreef hij 10 liedjes (één daarvan, ‘She falls apart’ schreef hij samen met Ben Vernon). Gary noemt zijn muziek: ‘een frisse kijk op klassieke honkytonk uit de country-wereld van Haggard en Jones’ en daar is geen woord verkeerd in. Dus zingt Hunn met een echte donkere country-stem inclusief de obligate snik liedjes over relatieproblemen (‘She falls apart (I put her back together again’), waarin een CD-box van Tammy Wynette een hoofdrol speelt naast een lege fles gin), drank (‘Fall in your bottle’, ‘Dust & Gin’). In het walsje ‘Buy a gun or go to Memphis’ meldt onze held aan zijn geliefde dat hij haar verlaat, maar op welke manier?: ‘Buy a gun or go to Memphis, what do you reckon I should do? Kill myself, or go to Graceland, either way, I’m leaving you’. Zoals dat een honkytonker betaamt zijn er de nodige shuffles, een tweetal walsjes, een ballade. En de prettige begeleiding van zijn vijfkoppige band ‘The wayward angels’ heeft uiteraard pedal steel in de hoofdrol, met verder piano, gitaar, bas en drums en incidenteel dobro en orgel. De verrassing van ‘Dust & Gin’ is de plek waar de CD ontstond. Ook verrassend is het ontbreken van het Australische accent bij Hunn. Een aardige honkytonk-CD, maar te eenvormig om echt te boeien. Lekker achtergrondmuziekje bij een barbecue of zo. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 181 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Chloe Hall & Silas Palmer Album: Spring Hill Label: One Tree Hill zondag 19 februari 2012 Chloe Hall is een jonge singer-songwriter uit Australië met tot dusver drie CD’s achter haar naam. Voor haar nieuweling heeft ze een samenwerkingsverband met Silas Palmer (vocalen, fiddle, percussie) opgestart, resulterend in de CD ‘Spring Hill’ (genoemd naar de plek van opname). Behalve de stem en de gitaar van Chloe en de inbreng van Silas horen we incidenteel Carl Pannuzzo op percussie. De elf songs op de CD (totaal een krappe 35 minuten) zijn alle van de hand van Chloe en ademen een lieve sfeer uit. We horen een soort poppy folk, waarbij de stem van Chloe doet denken aan de jonge Nanci Griffith. Silas (en soms ook Carl) horen we in een dienende rol, ze zorgen voor een muzikale opvulling derhalve. Voor de inspiratie zoekt Chloe in de liefde die zo nu en dan op haar pad kwam. In het aardige ‘Afterparty’ verwijt ze haar vriendje te veel afstandelijkheid: ‘Don’t want to be your afterparty, don’t want to see you coming down. Hold on to me, I’m spinning. Hold on to me, I’m falling down. Hold on to me, I’m on the ground. Don’t want to go, you’re under my skin. Don’t want to know how far you’ll push the needle in. Don’t apologise, words getting in the way. Don’t apologise, it means less the more you say it. Don’t want to be your afterparty.’ ‘Spring Hill’ is een aardige CD met een heel lieve uitstraling, mede door de lieflijke stem van de hoofdrolspeelster en de heel rustige begeleiding. Maar het geheel beklijft niet echt. De liedjes lijken te veel op elkaar, helaas. Geschikt als achtergrondje voor een romantisch samenzijn, dat wel. Fred Schmale Artist: Bill Kahler Album: Fill It Up Label: Topsoil Records zaterdag 18 februari 2012 In de serie goede singer-songwriters uit de USA volgt nu aflevering 200.000, Bill Kahler. Bill vergelijkt zijn songwriting met dat van John Hiatt en zijn zang met Van Morrison en zijn gitaarspel met David Wilcox. De vergelijkingen zijn mij niet helemaal helder, maar feit is dat Kahler op zijn vijfde solo-CD sinds 2000 een uitstekende indruk achterlaat. Solo moeten we bijna letterlijk nemen, Bill speelt gitaar, percussie, bas, keyboards, mandoline en zingt. Er is verder hulp van James Casto (drums/percussie) en Rachel Kihn (vocals). In het soulfull gebrachte ‘Whole lotta trouble’ (voor mij het beste nummer van de CD) zingen Carole Ford en Vanessa Conner mee. Behalve door ‘whole lotta trouble’ werd ik ook aangenaam verrast door de titeltrack (rockend), de ballad ‘Federal pen’ (over een gevangenis, geschreven samen met Jaime Michaels), het walsje ‘Flying shoes’, het jazzy ‘All the things you see’ en de licht rockende afsluiter ‘Crows’. De teksten van Bill handelen over de dagelijkse beslommeringen en de problemen van iedereen. Zo zijn daar de ‘Crows’, irritante vogels volgens Bill: ‘Well, I haven’t been getting much sleep, crows wake me up with the creeps. Every morning sounds like the back yard’s lousy with ghosts. Heckle and jeckle justa flutterin’ wings, provin’ to everybody they can’t sing. When McCartney wrote ‘Blackbird’ he musta been smokin’ dope’. Ik ben overigens na het beluisteren van al dit moois benieuwd naar de live-uitvoeringen. Bill kahler is op zijn vijfde solo-CD niet vernieuwend bezig, maar de CD heeft desondanks een goede indruk achtergelaten. De man schrijft uitstekende liedjes en zijn arrangementen zijn prachtig. Dus is ‘Fill it up’ een goede CD die de nodige aandacht verdiend. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 182 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Randy Thompson Album: Collected Label: Jackpot Records vrijdag 17 februari 2012 De outlawcountry zanger, gitarist en songschrijver Randy Thompson uit Virginia heeft in amper 14 jaar drie albums gemaakt. Niet veel, maar genoeg om er de compilatie- cd Collected mee samen te stellen, aangevuld met twee nieuwe nummers, een single uit 2008 en een niet eerdere uitgebrachte track. Zes stuks zijn van zijn laatste prima studioalbum Further On uit 2008. De overige negen songs bezitten dezelfde ‘rock ‘n’ roll ontmoet country & western’ stijl en belangrijker, dezelfde kwaliteit. De ronkend rockende sound, gecombineerd met zijn warme, knauwende stemgeluid plus het arsenaal vaardige, gedreven begeleiders op (slide en steel)gitaar, drums, bas, fiddle, banjo, mandoline, zorgen voor een uitstekend uurtje luisterplezier, dat vooral op de snelweg – en niet slechts voor truckers – de vaart erin zal houden. Rauwe, eerlijke, no nonsense plaat met teksten over harde levenslessen. Wel besteed aan liefhebbers van Joe Ely, (vroege) Steve Earle, Waylon Jennings en de tegenwoordig aan de wegtimmerende Jamey Johnson Huub Thomassen Artist: Devon Sproule Album: I Love You, Go Easy Label: Tin Angel Records donderdag 16 februari 2012 Of u als luisteraar én lezer mijn overtuiging dat de waarde van het Real Roots Café vooral is gelegen in het ten toon spreiden van geduld, deelt, is nog maar de vraag. Als lezer én luisteraar ken ik zelf immers als geen ander de niet aflatende honger naar nieuwe albums. Lezen is dan vooral aanwijzingen lezen. Het vergt moed en inderdaad, ook geduld, om een album twee maanden te laten liggen. Er regelmatig naar luisteren en het dan weer wegleggen. En er dan pas over schrijven. Dat betekent wel dat u even van de digitale snelweg af moet. Een virtueel kopje koffie in het Real Roots Café met op de achtergrond I Love You, Go Easy van Devon Sproule? Om eerlijk te zijn, als ik deze recensie een week of wat nadat ik dit album had ontvangen had geschreven, was er van het album niet veel heel gebleven. Devon Sproule mag dan nergens theatraal of geaffecteerd klinken, haar muziek kent wel wat veel – al dan niet ingenieuze – omwentelingen. Omdat haar stem wat vlak is (de expressie zit vooral aan de binnenkant) en de liedjes (bijna allemaal van haar hand, Body’s In Trouble is van Mary Margaret O’Hara) nu niet direct pakkend te noemen zijn, kabbelt het album al snel voort. En voorbij. Producer Sandro Perri stelde voor om The Silt mee te laten spelen. Daarmee verkreeg I Love You, Go Easy een wat meer experimenteel karakter dan we van Sproule gewend zijn. Dit is meer popjazz dan altcountry en ik wist dan ook aanvankelijk niet zo goed wat ik met I Love You, Go Easy aanmoest. Totdat ik de overeenkomst tussen dit album en het latere werk van Victoria Williams begon te horen. Daarna dacht ik aan Joni Mitchell. Volgens Sproule is het leidmotiv van dit album relaties. Zelf denkt ze dan vooral aan de relatie met haar man Paul Curreri. Hij de denker, zij de voeler. Of deze tegenstelling juist is, weet ik niet. Wel is het op basis van dit album duidelijk dat Sproule inderdaad een mevrouw van voelen is, aanvoelen, meevoelen. Met haar inmiddels overleden vriendin Danele bijvoorbeeld. Niet voor niets gaan twee liedjes hier over het lichaam in problemen. Faulty body, girl you got it. Nog steeds glijden de melodieën op en neer en heen en weer, maar door al dat luisteren krijgt het album langzaam maar zeker krijgt wel haar oorspronkelijke (?) kleur. Pas nu, na twee maanden en wat weken, is mij gebleken dat I Love You, Go Easy een behoorlijk sterk album is. In de wereld die Devon Sproule op dit album geschapen heeft, valt heel wat te ontdekken. En dat kan beter in een Real Roots Café dan op de digitale snelweg. Al is het natuurlijk veelzeggend dat u pas via die snelweg bij ons Café komt… Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 183 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Scott H. Biram Album: Bad Ingredients Label: Bloodshot Records woensdag 15 februari 2012 Als Scott H. Biram het over bad ingredients heeft kunt u er vergif op innemen dat het hier niet gaat om antioxidanten die de werking van vrije radicalen vertragen. Of dat het vetgehalte in uw halfvolle melk toch nog aan de hoge kant is. Nee, Scott H. Biram doelt hier op alles wat god verboden heeft: stoute meisjes, stoute jongetjes, krachtige rookwaren, snuifspul voor gevorderden en natuurlijk sterk water. Waar Howlin’ Wolf ophield gaat Scott H. Biram verder. I asked for water / She gave me gasoline wordt bij Biram I asked for gasoline / She gave me nitro. Dit alles louter metafoor natuurlijk: stelt u zich de rokende banden van het leven voor. De band van de auto en de band met Haar. Meer banden kan een mens soms gewoon niet aan. Niet voor niets luidt zijn credo: ‘the H is for fuck you’. Wat een plaat, dit Bad Ingredients! Blind Lemon Jefferson als vader, Lightnin’ Hopkins als de zoon. Have You Ever Loved A Woman van de laatste wordt hier door Biram gecoverd. Townes Van Zandt? Zeker, ook zijn geest is vaardig over dit werk. En ergens, geflankeerd door een paar liedjes, duikt een schaduw op in wie we Brent Best menen te herkennen. Het zijn de namen die je verwacht, ze vertegenwoordigen in zekere zin hetzelfde idioom als Scott H. Biram. Zo niet Dave Wyndorf, de man van Monster Magnet. De countrypsych die in Victory Song en Wind Up Blind weerklinkt, doet echter wel degelijk aan hem denken. Dezelfde in onpeilbaar verlangen gedrenkte wanhoop. De schaafwonden van al dat beuken en neuken schrijnen. One of these days and it won’t be long/ That I will be singing my victory song. Maar dat zal pas zijn als hij Haar heeft gevonden en de kans daarop achten wij, zeker gezien zowel de tekst als de huiveringwekkende gitaarsolo van Killed A Chicken Last Night, niet heel groot. Er zijn mensen die beweren dat Bad Ingredients Scott H. Biram’s beste album is. Ik heb de zeven voorafgaande albums nooit gehoord maar het argument dat deze mensen voor hun bewering aanvoeren, namelijk de onwaarschijnlijk goede vermenging én de uitstekende beheersing van verschillende muziekstijlen is, moet ik toegeven, zeer overtuigend. De one man band (ook dat nog!) Scott H. Biram heeft in elk geval één van de betere albums van 2011 gemaakt. Dat het nu 2012 moest worden voordat we daar achter kwamen… Wim Boluijt Artist: Booka & The Flaming Geckos Album: The Not So Meaning Song In The Life Of Jeremy Fink Label: Independent dinsdag 14 februari 2012 The Not So Meaningful Songs In The Life Of Jeremy Fink is een soundtrack van de mij onbekende film Jeremy Fink and The Meaning of Life. Gemaakt door Booka Michael die eerder al een andere soundtrack maakte, het schijnbaar goed ontvangen Baghdad Texas. Ook nu weer spelen uitstekende muzikanten als Cindy Cashdollar, Marcia Ball en Glenn Fukunaga mee. Niets lijkt dus de kwalificatie ‘een fijn instrumentaal album’ in de weg te staan. Behalve dan dat alles zo futloos klinkt. Aangenaam futloos, dat wel. Maar niettemin: futloos. Ook wanneer er, zoals in Zelda, toch gezongen wordt. Juist dan wordt duidelijk dat de matige kwaliteit van de composities hier weleens het euvel zouden kunnen zijn Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 184 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Matt Schofield Album: Anything But Time Label: Nugene Records maandag 13 februari 2012 Daar keek ik van op. Anything But Time werd door Mojo gekozen als het beste bluesalbum van 2011. Je mag het bijna niet denken, maar zou Schofield’s Engelse nationaliteit een rol hebben gespeeld bij deze keuze? Want als dit inderdaad het best bluesalbum van vorig jaar is, dan is het bluesjaar 2011 als matig te beschouwen. En dat lijkt, gezien al het talent dat op deze aarde rondloopt, weinig aannemelijk. Begrijp me goed, Anything But Time, geproduceerd door John Porter, is een geen slechte plaat en Matt Schofield staat als gitarist meer dan zijn mannetje. Teveel zijn mannetje zelfs, want hij soleert maar en soleert maar en soleert maar en soleert maar. Daar staat tegenover dat zijn twee kompanen, Johnny Henderson (Hammond B3 en piano) en Kevin Hayes (drums, hij speelde voorheen bij Robert Cray), Schofield op uitstekende wijze begeleiden. Een bassist ontbreekt, maar gek genoeg wordt dit nergens als een gemis ervaren. Omdat Schofield’s stem wat jeugdig klinkt voor een bluesman en zijn composities niet allemaal even sterk zijn, rest alleen die gitaar. Kennelijk kan men daar in bepaalde kringen geen genoeg van krijgen, want de lof die het album van menig bluesliefhebber ontving is groot. Een al te persoonlijk smaakoordeel? Misschien wel. Ik ben namelijk sowieso niet dol op blues uit Engeland. Er kleeft geen modder aan en zelden broeit het op z’n gospels en z’n souls. Nee, dan Hellfire van de Amerikaan Joe Louis Walker! Elf liedjes lang een mengeling van vurig gespeelde blues, gospel en soul. Ook hier een B3 trouwens (Reese Winans). En The Jordanaires, waarvan Elvis ooit zei: "If I ever get a recording contract with a major company, I want you guys to back me up.” En zo geschiedde. Tom Hambridge, de grote producer/drummer is ook van de partij. Walker heeft een krachtige, wat rauwe stem en zijn gitaar zwiept en snijdt tegelijkertijd. Denk maar aan Buddy Guy als u naar de paniek in de gitaar luistert als deze het in I Won’t Do That uitschreeuwt. De grote kracht van Hellfire is de aanstekelijke liedjes. Too Drunk To Drive Drunk (‘I looked at my care / My care looked back at me’) bijvoorbeeld. Nog een grappige titel ook! Of Black Girls waarin hij een loflied afsteekt op zwarte meisjes, alleen die kunnen zingen met de ware soul in hun stem (‘We gotta have black girls to put the soul back in your song’). Daarnaast mogen ook Soldier For Jesus en Don’t Cry niet ongenoemd blijven. In dat laatste liedje, pure gospel waarin Walker’s jaren met The Spiritual Corinthians duidelijk te horen zijn, lijkt Walker gebruik te maken van autotune, hetgeen een bijzonder effect tot gevolg heeft. Bruce Inglauer, de president en oprichter van Alligator schrijft op de inlay dat dit Joe Louis Walker’s beste album is. Ik geloof hem op zijn woord, ook al is hij dan een platenbaas. Nu maar afwachten wat Mojo met dit album gaat doen… Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 185 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Lorrie Singer & Bradley Kopp Album: A Deep Oasis Label: Redboot Records zondag 12 februari 2012 Bradley Kopp kennen we als een uitstekende gitarist/producer uit Austin, Texas. Hij produceerde onder meer een vijftal CD’s van Jeff Talmadge en speelde met Texaanse grootheden als Joe Ely, Ray Wiley Hubbard, Tish Hinojosa, Jimmie Dale Gilmore en Jimmy Lafave. Lorrie was tot het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw actief in Boulder, Colorado, waar ze haar eigen carrière opbouwde als zangeres van een aantal bands en als ‘commercial and voice actor’ voor de TV. Samen waren ze in eerste instantie (uitsluitend in muzikaal opzicht) actief in het begin van de jaren 80. Bradley verhuisde naar Austin, Lorrie bleef in Boulder om haar kinderen groot te brengen. Ze bleven goede (muzikale) vrienden en toen Lorrie midden jaren 90 na haar scheiding naar Austin kwam, was de connectie snel weer gemaakt, de vonk sprong nu echt over, ze trouwden en waren beide zeer actief in de muziekscene in Austin. Met het schitterende Americana-werkstuk ‘A deep oasis’ zijn ze aan hun tweede studio-CD toe. Geen halve maatregelen, getuige de speelduur van bijna 58 minuten. De muziek is een heerlijke mengelmoes van rock, country-rock, folkballads en een Texaans walsje (compleet met een verrukkelijke accordion van Joel Guzman). De CD is mede geproduceerd door onze grote vriend Iain Matthews, die vier nummers samen met ons paar schreef en in vijf nummers meezingt. Alle dertien goed, een perfecte afwisseling van snelle, minder snelle en langzame nummers. Mijn grote favorieten zijn de Texaanse wals ‘A cowgirl Souvenir’, het typische Matthews nummer ‘The savage ways of man’, de ballade ‘The easy part’ en het rockende ‘Where’d all the money go’ (met wederom Guzman op accordeon). In de begeleiding veel Austinse klasbakken, zoals Glenn Fukunaga (bas), Paul Pearcy (drums) en David Webb (piano, keyboards en Hammond B3). De songs zijn voor het grootste deel van eigen (vier keer met Iain) makelij, er zijn vier covers, waarvan ‘Rich man’s life’ van Krista Detor het enige voor mij bekende nummer is. Kortom, ‘A deep oasis’ is een tintelfrisse verrassing van een sympathiek Austin’s paar. Er wordt geweldig gemusiceerd en dito gezongen. De liedjes zijn goed tot zeer goed. De inbreng van Iain Matthews, vriend van het duo sinds ca. 1996, is een behoorlijke meerwaarde. Een must voor iedere liefhebber van goede en pure Americana. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 186 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Kathleen Edwards Album: Voyageur Label: Rounder zaterdag 11 februari 2012 Kathleen Edwards heeft zich weer niet gek laten maken door de grote druk die op haar gerust moet hebben, na het uitbrengen van drie keigoede CD’s. Met releases Failer (2003), Back To Me (2005) en Asking For Flowers (2008) bereikte de uit Canada afkomstige singer-songwriter een ongewoon breed muzikaal publiek. Gewoon doen waar je goed in bent, lijkt ook op haar vierde plaat Voyageur het motte geweest te zijn. Gezegend met een fraai stemgeluid maakt Edwards al jaren erg fraaie country rock liedjes. Edwards dineert daarmee, wat mij betreft, al jaren aan dezelfde tafel waar ook Mary Gauthier, Sheryl Crow en een Lucinda Williams tafelen. Voyageur trapt perfect af met Chameleon/Comedian. Van de track Change The Sheets is een schitterende videoclip geschoten, die in een vogelvlucht laat zien hoe Kathleen Edwards er tegenwoordig voorstaat. De eenvoud straalt er vanaf. Je kunt wel stellen dat Voyageur een typische Edwards plaat is geworden. De geniale instrumentatie en catchy melodieën blijven meteen hangen. Toch is het weer verrekte moeilijk één specifiek nummer eruit te lichten die boven de rest uitsteekt. Misschien de ballad For The Record? De bobo firma Blokhuis/Smeets zullen likkebaardend gaan roepen dat ze het allemaal ontdekt hebben. Nee, of toch de rootsrocker Mint? Dit slow whoop ronkende liedje knispert onder “your car wheels on a gravel road”. Schreeuwde we een aantal jaren geleden al dat deze in Ottawa geboren kunstenares aan de vooravond stond van een mega doorbraak, kunnen we nu zo langzamerhand wel spreken over een diva in het vak. Op een wel zeer letterlijke manier maakt deze weg wijzende reiziger haar belofte waar. Deze volmaakte reiziger weet waar ze vandaan komt maar weet ook donders goed waar ze naar toe wil. Voyageur is een super hippe mega treffer. Jan Janssen Artist: Kaat van Vlaanderen Album: Snowdog Label: Independent vrijdag 10 februari 2012 Kaat van Vlaardingen woont en werkt in Maastricht. Ze is al geruime tijd actief als kunstenares/schilderes, maar na de dood van haar vader in 2006 kreeg ze de kriebels om te gaan schrijven. In eerste instantie gedichten en verhalen, maar spoedig ook liedjes. Ze pakte haar tienertijdgitaar weer op. De gitaarlessen van toen hadden niet tot een permanente liefde geleid, dus er was veel in te halen. Dat Kaat het inhalen met veel passie en creativiteit uitvoerde blijkt bij het beluisteren van haar uitermate subtiele en gevoelige debuutCD. Aan het tot stand komen van de CD ligt een voorstel van haar beste vriendin Babs ten grondslag: op 17 april 2010 daagde ze Kaat uit om binnen een jaar haar eerste CD te maken, dan zou zij voor de financiële ondersteuning zorgen. Dat jaar is goed besteed, de 13 eigen liedjes van Kaat worden zeer ingetogen gebracht in een zwoele jazzy folk-pop sfeer. In de begeleiding valt met name onze eigen superster B. J. Baartmans op, te horen op alle denkbare gitaren en harmonica, naast mede-producer Gabriël Peeters (bas, drums, keyboards, maracas) en (incidenteel) Marie-José Didderen op cello en Alex Akela op viool. In het leuke, poppy, nummer ‘All over you’ horen we de Paxton Brothers op staande bas, drums en percussie. In Kaat’s zeer persoonlijke teksten beschrijft zij de relatie tot anderen, zoals in ‘Cheated by love at First sight’: I wonder what is was that made me stumble, made me shy, made me week in my knees, made me drown in your eyes. I can’t explain why. It all felt so perfect, it all felt so right. This was the magic of love at first sight.’ Kaat heeft de kracht van het gevoelig en subtiel beschrijven van haar gevoelens. ‘Snowdog’ is een subtiel juweel van een verrassende nieuwkomer. Kaat heeft een mooie zangstem en schrijft uitstekende liedjes. Voor de liefhebbers van gevoelige jazzy muziek is dit een absolute aanrader. Open haard aan, je geliefde naast je op het kleed ervoor en de avond kan niet meer stuk Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 187 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Gretchen Peters Album: Hello Cruel World Label: Proper donderdag 9 februari 2012 Precies drie jaar geleden verscheen van songschrijfster en zanglijster Gretchen Peters, het samen met Tom Russell tot stand gebrachte album One to the Heart, One to the Head, dat heel mooie maar uitsluitend bewerkte akoestisch country- en bordersongs bevat van collega’s. Een door velen hoog gewaardeerde plaat, die haar eigen gladdere Nashville-repertoire met grote vanzelfsprekendheid in de schaduw stelde. Op haar achtste studioalbum Hello Cruel World overtreft ze zichzelf nog sterker. Dit keer met ronduit subliem eigen songmateriaal, behoudens Dark Angel dat in samenwerking met Rodney Crowell ( beeldschoon in duet gezongen) werd geschreven; het verstilde en engelachtig klinkende Saint Francis dat ze samen deed met Tom Russell en het uiterst smooth- jazzy klinkende Camille (mede door een prachtig haperend klinkend trompetje), waar Matraca Berg en Suzy Bogguss aan bijdroegen. Het sublieme zit ‘m ook in de fraaie metaforische teksten, waarin ze persoonlijke ervaringen/observaties, voorziet van een ironische, bitterzoete of filosofische ondertoon (bijv. ‘life is a beautiful disaster’; ‘I don’t believe in original sin, I believe in the heat underneath your skin’; In the heat of the moment he cried out your name, ten minutes later he’s driving away and you’re putting your pantyhose on, etc.). En dan de muzikale ondersteuning van haar geweldige stemgeluid: buitengewoon smaak- en sfeervol door de zacht schommelende ritmiek, ingetogen en weldadig verzorgd door buitengewoon subtiel accentleggende topmuzikanten op drums, staande bas, piano, orgel, accordeon, cello, banjo, viool en gitaar (o.a. Viktor Krauss, Berry Walsh, John Gardner, Doug Lancio, David Henry, Will Kimbrough). Hello Cruel World laat in alle opzichten (tekstueel, muzikaal, productioneel, emotioneel) een zeldzaam mooie cadans horen. Een volkomen organisch en rijp werkstuk. Zonder meer haar beste en waarschijnlijk al één van de beste platen van 2012. Huub Thomassen Artist: Jim Patton & Sherry Brokus Album: Ray Of Hope Label: Berkalin Records woensdag 8 februari 2012 Jim and Sherry zijn al meer dan 25 jaar bij elkaar en maken al minstens even lang prachtige akoestische muziek samen, waarbij een aardig aantal CD’s als product is verschenen, aanvankelijk onder de (groeps)naam Edge City en de laatste jaren onder de eigen namen. Jim, een opvallende verschijning met zijn lange spierwitte haardos, is de songwriter en verzorgt samen met Sherry de prachtige duetvocalen. Op hun nieuwste CD, ‘Ray of hope’, opgenomen in Austin en uitgebracht op het interessante nieuwe label Berkalin Records (Jeff Talmadge, Matt Harlan, Bob Cheevers, Tim Henderson), is de begeleiding wederom van grote Austinse klasse met Ron Flynt (die ook de onberispelijke productie heeft verzorgd) op bas, keyboards, gitaar en begeleidende vocalen, Rich Brotherton (bekend van o.m. Robert Earl Keen) op gitaar en mandoline, Scrappy Jud Newcomb (The Resentments) op akoestische gitaar en resonator gitaar (zeg maar dobro), Warren Hood (The Waybacks) op fiddle en John Bush (New Bohemians) op percussie. De elf liedjes zijn van Jim en handelen over het leven van alledag, relaties die ontstaan en verdwijnen, een man die opklautert na een diepe val, een vrouw die alles wat haar dierbaar is verliest en zo meer. Maar ook met zijn soms heel bijzondere gebeurtenissen. Neem bijvoorbeeld de prachtige ‘Ballad of the Oxbow Inn’, waarin Jim verhaalt over zijn eerste ontmoeting met Sherry in de Oxbow Inn in Nevada zo’n 30 jaar terug. ‘Ray of hope’ is een prachtig voorbeeld van de schitterende akoestische folkmuziek die ons vanuit Austin, Texas bereikt. Prachtige liedjes, geweldige begeleiding en een stemmenduo dat hoorbaar al ruim 25 jaar samen zingt. Jim en Sherry verdienen veel meer aandacht in onze contreien dan ze tot dusver hebben gekregen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 188 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Erin Harpe Album: Blues Roots Label: Juicy Juju Records dinsdag 7 februari 2012 Ik heb het genoegen gesmaakt om Erin twee maal te zien optreden tijdens SXSW in Austin. Vorig jaar was ze er solo, dit jaar met haar Delta Swingers (hoewel, van de drie Swingers waren alleen de bassist en de drummer present). Erin groeide op in Washington DC als dochter van de locale bluesgrootheid Neil Harpe, die uiteraard haar eerste stappen op muziekgebied begeleidde. Ze verhuisde naar Boston aan het eind van de vorige eeuw. Haar ding is de klassieke Delta blues (van de Mississippi Delta), die ze sinds haar verblijf in Boston heeft vermengd met de Bostonse blues-traditie. Ze noemt haar eigen bluesbrouwsel ‘Charles River Delta Blues’, Charles River is de zich door Boston slingerende rivier. Haar debuut-CD, ‘Blues Roots’, een regelrecht eerbetoon aan de groten van de Mississippi Delta Blues, verscheen in 2002 en werd eind vorig jaar opnieuw uitgebracht, vandaar deze bespreking. We horen Erin solo op deze CD, waarop nummers staan van haar grote voorbeelden Memphis Minnie (‘Chauffeur Blues’ en ‘In my girlish days’), Bessie Smith (‘Alligator blues’), Blind Blake (‘You gonna quit me blues’), Lucille Bogan (‘M&O Blues), Eleanor Ellis (‘Stop and listen blues’) en vooral Tommy Johnson (‘Bye Bye Blues’ en ‘Big road blues’). Een leukertje is het van Ry Cooder bekende oude ragtime-deuntje ‘Big Bad Bill’ (op ‘Jazz’ uit 1978). Erin Harpe speelt prachtig gitaar en zingt helemaal tof, althans zeer geschikt voor dit genre. Haar versies van 12 klassieke blues- en ragtime-songs zijn fantastisch. Ze verdient het om bekender te worden. Live is zij een gangmaker, die hele volksstammen aan het dansen krijgt. Zeer de moeite waard. Fred Schmale Artist: The Border Blasters Album: Blast From The Past Label: Boquillas Records maandag 6 februari 2012 Meet The Border Blasters from the mountains of far West Texas! Achter deze naam verschuilen zich twee heren, Jimmy Ray Harrell en Todd Jagger. Ze maken samen muziek sinds 1975. Hun muziek beschrijven ze zelf als ‘Cowboy Swing and Hillbilly Blues’. En die vlag dekt de lading volledig. Een soort Gene Autry meets Bob Wills inderdaad, zonder het fiddle-geweld van deze laatste. In 2008 verscheen hun eerste volledige CD (13 nummers) met medewerking van een flink aantal Texaanse grootheden als Kimmie Rhodes (vocals), Danny Levin of Alvin Crow (fiddle), Ponte Bone (accordeon) en Freddie Krc (washboard). De CD is een heerlijk mengsel van bekende covers en (6) eigen nummers. Zo passeren Blackout Blues (Bob Wills), Rocky Road Blues (Bill Monroe), Trouble in mind (R.M. Jones) naast het eigen en zeer fraaie ‘Accordion shuffle’. De vocalen zijn prachtig op elkaar afgestemd, Jimmy Ray speelt daarnaast gitaar, piano en accordeon en Todd een voortreffelijke en sfeerbepalende mandoline. De vaste hulp is van Keith Carper (staande bas) en Phil Johnson (drums). Een leuke en gevarieerde CD met ontspannende en makkelijk in het gehoor liggende muziek. Dat geldt zeker ook voor de follow-up, een kort geleden verschenen EP (net geen 23 minuten en 8 songs), opgenomen in de legendarische Sun Studio in Memphis, Tennessee. De Border Blasters worden slechts begeleid door Mark Rubin op Staande bas en tuba. Jimmy Ray speelt deze keer alleen gitaar. De drie uitstekende eigen nummers worden geflankeerd door prachtige ingetogen versies van o.m. ‘Riding down the canyon’ (een traditional), ‘Don’t worry baby’ (Los Lobos), ‘On the borderline’ (Hugh Moffatt) en John Prine’s ‘Ain’t hurtin’ nobody’. The Border Blasters maken eerlijke Texaanse bordermuziek met alle elementen die daarbij horen. En met name de nieuweling ademt een sfeer uit van een verblijf op de oneindige prairie, waar de rust slechts wordt verbroken door cowboys die bij het kampvuur die wonderschone liedjes zingen. Zo mooi zijn ook de liedjes van Jimmy Ray en Todd. Ga eens luisteren. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 189 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ed Hale Album: Beautiful Losers Label: Dying Van Gogh Records zondag 5 februari 2012 Ed Hale (volgens eigen zeggen half Engels/half Italiaans) is een druk baasje en altijd bezig met diverse projecten, zowel in als buiten de muziekwereld. Zijn eerste CD verscheen toen hij pas 17 jaar oud was (EDDIE), zijn eerste professionele concert was als opening act voor REM voor 5000 bezoekers. Sinds 2000 zijn er een achttal CD’s van hem verschenen, zowel solo als met zijn groep ‘Transcendance’. Op internet staat een ingewikkelde discografie, waaruit niet duidelijk blijkt dat deze ‘Beautiful losers’ de Europese versie (één nummer is verdwenen, ervoor in de plaats zijn er twee extended versies van al eerder op de CD aanwezige nummers) is van de laatste solo-CD tot dusver, ‘Ballad on third avenue’ (2009). Goed, tot zover de introductie. Nu de CD. Na vele male beluisteren begint de CD (opgenomen in Florida) mij te bekoren, maar het is zeer lastig om er een ‘hokje’ voor te vinden. De muziek is voornamelijk akoestisch, met inbreng van gitaren, piano, bas, drums, orgel, balalayka, percussie, cello en fluit. De muziekstijl is een merkwaardige mix van 60er jaren Ukpop, Moody Blues, folk, ‘gewone’ pop en rock. Met name de arrangementen vallen op en zeker in positieve zin. Mooiste liedjes zijn ‘New Orleans dreams’ (dat terecht een extended versie van ruim 6 minuten krijgt), ‘Beautiful losers’ (heet ook ‘Ballad on third avenue’) en ‘I walk alone’ (ook twee versies). Ed’s stem heeft een licht vibrato, is soms fluisterend (Ed noemt zijn muziek ‘whisper-pop’), maar zeer aangenaam en goed passend bij zijn muziek. De begeleiding is aangenaam en vaak ruimtevullend. ‘Beautiful losers’ is een apart geval, dat een flink aantal draaibeurten nodig heeft om zich te nestelen. Dan ga je de impact van de op emotie en stemming gerichte muziek waarderen. Zo’n soort CD, dus. Fred Schmale Artist: Jeffrey Foucault Album: Cold Satellite Label: Continental Song City zaterdag 4 februari 2012 Jeffrey Foucault muziekcarrière volg ik al een tijdje. Tot nu toe lag, wat mij betreft, het hoogtepunt in 2006. Weet niet hoe het met jullie zit maar Ghost Repeater draai ik nog regelmatig. Daarna volgende nog Shoot The Moon Right Between The Eyes, een eerbetoon aan John Prine, Horse Latitudes en nam hij samen met Mark Erelli de plaat Seven Curses op. De in Wisconsin geboren en getogen singer-songwriter heeft zogezegd een neusje als het gaat om tekstdichterlijke en muzikale kwaliteiten van andere collega’s. Foucault’s zesde album “Cold Satellite” heb ik in 2009 doelbewust aan mijn neus voorbij heb laten gaan. Dit omdat ik Prine’s tribute behoorlijk tegen vond vallen. Dood zonden naar nu blijkt. De laatste tijd draai ik diezelfde CD helemaal grijs. Weet niet of het aan het jaar getijde ligt, maar de liedjes die op “Cold Satellite” staan halen stuk voor stuk het niveau van mega seller Ghost Repeater. Ook hier bijt Foucault zich vast in de poëzie van een ander. Dit keer vormen de boeken Lost Alphabet en Radio Crackling, Radio Gone, van schrijfster Lisa Olstein, de inspiratiebron. Foucault’s melancholieke, droefgeestige maar karaktervolle stem lijkt met de jaren intenser geworden te zijn. “Cold Satellite” bied kraakheldere ballads en uptempo tracks die aan een breed scala muziekstijlen snuffelt. Foucault produceerde deze CD samen met David Goodrich en kleurde de sound heel toegankelijk droog en arcadisch in. Alex McCullough’s pedal-steel zou ik bij de volgende gelegenheid aan de wilgen hangen. Man, wat heb ik hekel aan de klank van dat ding! “Cold Satellite” is meer dan een uitstekend album alleen. Het straalt de knusse warmte uit van het openhaardvuur en veroorzaakt kalmerende cirkelvormige ringen in het wijnoppervlak. Wat een jaargetijde zoal niet teweeg kan brengen zeg! Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 190 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Tom Freund Album: The Edge Of Venice Label: Continental Record Services vrijdag 3 februari 2012 Tom Freund staat bekend als een pragmatisch ingestelde “storyteller”. Freund is iemand die, moeiteloos een korte observatie naar een compleet verhaal kan converteren. Hij bouwt daar, muzikaal gezien, meestal een folk sfeertje omheen. De ex Silos protegé, maakte begin jaren negentig een plaat met Ben Harper waarvan mij de titel helaas is ontschoten. Op onderstaande video zien we ze samen aan het werk. Tom Freund’s nieuwe plaat heet The Edge Of Venice en werd geproduceerd door John Alagia (John Mayer, Jason Mraz etc.). Cruel Cruel World, het daarop volgende Wounded Surfer Boy en Daddy’s Song klinken dan ook als een dwarsdoorsnede daarvan. Het opvallendste liedje Show Me The Love is niet meteen het meest aansprekende maar maakt wel duidelijk hoe Freund tegen de dingen aankijkt. “Loading my dishwasher. It gives is more time to be with the once we love. But show me where is the love?.” Nee dan deze “You want to fax me your number but you never call me on the phone” Veel directer en dromeriger dan Lakeshore Drive (LSD) en Sweetly Calling My Name kan het volgens mij niet. The Edge Of Venice is een keurig geproduceerd album dat in feite een breed publiek zou moeten aanspreken. Los van de vraag of Freund dit zelf zou willen, denk ik dat hij een Bner nodig heeft, wil hij serieus doorbreken met deze plaat in Nederland. Als we nou eens onze vrienden Smeets, Blokhuis of Derksen voor het karretje spannen? Misschien volg dan de rest van de kudde? Jan Janssen Artist: DeadMan Album: Take Up Your Mat & Walk Label: Rootsy.nu donderdag 2 februari 2012 Zeer in mijn nopjes met het nog maar net verschenen album Live At The Saxon Pub van de Texaanse formatie Deadman, keek ik reikhalzend uit naar hun nieuwe studioalbum Take Up Your Mat and Walk. Edoch, een lichte teleurstelling bekroop me, omdat het songmateriaal in zijn geheel niet zo sterk en bovendien minder rootsier is, dan van de live-cd. Dat laatste is misschien te verklaren door het verschil in sfeer van de opnamelocaties: de inspirerende entourage van de Saxon Pub in Austin, versus de klinische atmosfeer van de studio. Illustratief hiervoor zijn de vier doublerende songs die op de live-cd met ziel en zaligheid worden uitgevoerd, maar in de studioversie dunner en gladder uitpakken. De andere songs zijn mooi in hun eenvoud, maar koortsig word ik er zelden van. Het zijn meer pop- dan soulgeoriënteerde liedjes, al is de werkelijk schitterende ballade We All Need Love een uitzondering. In die song dwarrelt het orgelgeluid van The Band, dat het live album ook al zo fraai siert, prachtig neer en daarom – mede dankzij zwoele blazers en hartverwarmende zang van componist, gitarist en frontman Steven Collins – als het onbetwiste hoogtepunt van de plaat mag worden aangemerkt. Countryrocksoul van het zuiverste water. Take Up Your Mat and Walk heeft dus zo zijn magnifieke momenten, maar Live At The Saxon Pub bezit die van begin tot eind. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 191 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Michael Fracasso Album: Saint Monday Label: Little Fuji Records woensdag 1 februari 2012 Een dag of wat heb ik met het idee rondgelopen: Saint Monday van Michael Fracasso toevoegen aan mijn top 10 van beste platen van 2011. Ik heb ervan afgezien. Dat Michael Fracasso hetzelfde lot beschoren is als Bon Iver, Iron And Wine en Paul Simon is veelzeggend. Saint Monday is één van de beste singer-songwriterplaten van dit jaar, net zoals World In A Drop Of Water, dat was van het jaar 1998. Fracasso heeft een prachtige stem die klinkt alsof Dion DiMucci een liedje van Roy Orbisson voor zijn in slaap vallend kind zingt. Delicaat én krachtig. Zijn liedjes, hier deels geschreven met Jim Lewis, zijn bijna allemaal zeer sterk. Zeker wanneer Patti Griffin (naar verluidt tegenwoordig mevrouw Robert Plant) ook nog eens meezingt, zoals in Ada, Ok. Andere opvallende kenmerken van dit album zijn de sober-krachtige productie, het stuwende basspel van George Reiff en de fraaie uitvoering van Lennon’s Working Class Hero. Dat Fracasso een wat melancholieke inslag heeft doet nergens afbreuk aan Saint Monday, eerder nog geeft het deze cd een onverwachte diepgang. Zonder dat ze nu direct aan het denken zetten, hebben de liedjes als kenmerk dat ze een zeker inzicht verschaffen. In het verliezen van waardevolle zaken bijvoorbeeld. In elk liedje van Fracasso ligt wel sneeuw. Soms benoemd, soms spreekwoordelijk. Wim Boluijt Artist: Rich Hopkins & Luminarios Album: Live At Rockpalast Label: Blue Rose Records vrijdag 20 januari 2012 Woestijnrocker Rich Hopkins uit Arizona is allerminst een muzikant met originele invalshoek. Toch ben ik een echte liefhebber van zijn repertoire, reden waarom ik verschillende cd’s van hem met zowel Luminarios als met zijn eerdere band Sand Rubies in de kast heb staan. Van Hopkins’ variaties op het thema van zinderende, donkere, no- nonsens retro rock/country/popmuziek, met melancholieke ondertoon – waarin de dynamiek van duellerende gitaren à la Crazy Horse en vloeiende melodieën van The Byrds kostelijk zijn verweven, – raak ik steevast in vervoering. Van de recent verschenen dubbel-cd/dvd Live at the Rockpalast Crossroads Festival – een registratie van hun optreden in oktober 2010 in Bonn voor het beroemde Duitse TV programma – is het wederom volop genieten van zijn hechte, vurige en met groot plezier spelende Luminarios. Een selectie van vijftien songs (dvd negen) wordt voorgeschoteld, waaronder recente nummers als de titelsong van het sublieme studioalbum El Otro Lado Suite (2010) en een paar songs van het samen met vriendin Lisa Novak (heldere slaggitaar, achtergrond/zang) opgenomen album Loveland (2008). Het overige, wat oudere werk doet daar niet of nauwelijks voor onder. Power, melodie en charmant onvaste zang, zijn gedurende het hele optreden van een constant hoog entertainend niveau. De strakke ritmesectie, met de zingende bastonen van Ken Andree en de gortdroog meppende George Duron, legt een even stevig als noodzakelijk fundament onder Hopkins’ snijdend, schurend, knarsend, dan wel piepend gitaarspel, evenals onder het vollere, tintelende, melodische geluid van zijn voortreffelijke collega-gitarist Jon Sanchez. Energieke, heerlijk aanstekelijke liveplaat. Huub Thomassen zondag 9 december 2012 Pagina 192 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Shane Dwight Album: A Hundred White Lies Label: R. Tist Records donderdag 19 januari 2012 Shane Dwight is een naam om te onthouden. Denk schrijf het maar op anders vergeet ik het straks. Vier jaar geleden schaamde ik mij nog omdat ik zijn CD “What You Need” links had laten liggen. Met de achtste release “A Hundred White Lies” is mij dit niet overkomen, hoewel? Iemand vroeg het plaatje even te lenen. Dat even duurde bijna een maand verdorie. De persoon in kwestie vergat erbij te vertellen dat hij op vakantie ging. Heb mij pas in december echt kunnen ontfermen over de CD “A Hundred White Lies”. Voordat je deze plaat beluisterd moet je weten dat je ook naar de complete band van Delbert McClinton, Dick 50 zit te luisteren. Verder hoor je ook subliem backing vocal werk van The McCrary Sisters (Mike Farris) en Bekka Bramlett. Dynamische roots, Blues, Americana, en vuurvaste rock ‘n’ roll worden zeer soulvol ten gehore gebracht. Naast dat Dwight weet hoe je gitaarsnaren moet betasten, schrijft hij ook bijzondere levensverhalen. Weet niet of het allemaal autobiografisch is wat zich zoal afspeelt op deze plaat, zeker is wel dat hij dit op een hartstochtelijke en met de nodige emotie en brengt. De ontgoocheling na bedrog en leugens nemen bijvoorbeeld grote vormen aan in het radiovriendelijke Call Me, Love That’s True en de ballad Broken. “A Hundred White Lies” klinkt sodemieters live terwijl Dwight’s stemgeluid sterk en stabiel overkomt. “A Hundred White Lies” is een ijzersterk album vol indringende inspiratie die je niet mag missen mocht je per ongeluk in een dergelijk fase zitten. Jan Janssen Artist: Kate Campbell Album: Two Nights In Texas Label: Independent woensdag 18 januari 2012 Kate Campbell is een Amerikaanse singer-songwriter die uit hetzelfde vijvertje vist als bijvoorbeeld Gretchen Peters en Katy Moffatt. Subtiele country-folk dus met mooie liedjes en prima teksten. Sinds haar awards winnende debuut ‘Songs from the levee’ (1995) komt er een constante stroom mooie CD’s uit van onze heldin. Tot dusver 13, met als opvallend hoogtepunt ‘For the living of these days’ uit 2006 – opgenomen in de befaamde Muscle Shoals studio met legende Spooner Oldham op keyboards. In april 2010 was Kate in Wimberley, Texas, om in de prachtig gelegen en van een gezond ambachtelijk geluid voorziene Blue Rock Studio deze laatste aanwinst op te nemen. Voor een enthousiast publiek brengt Kate veertien songs uit haar carrière met begeleiding van de onovertroffen Sally Van Meter op dobro, Scott Ainslie op gitaar/banjo/mandoline en Don Potterfield op bas. Cindy en Scott zorgen tevens voor de achtergrondvocalen. Billy Crockett, eigenaar van de Blue Rock Studio, was verantwoordelijk voor de ‘Live Production’, Kate’s long time musical companion Walt Aldridge (cowriter van een aantal liedjes) deed de ‘post production’ (waarmee vermoedelijk de afwerking wordt bedoeld). Hoogtepunten op de CD zijn de ‘Steal away trilogy’, waarin een nummer van Billy Braddock plus een eigen werk van Kate/Walt wordt gekoppeld aan de traditional ‘Steal away’, ‘See Rock City’, het hilarische ‘Jesus and tomatoes’ en de ode aan een mooie auto, ‘Galaxie 500’. Niets mis mee, deze live opgenomen nieuweling van Kate Campbell. Het is een aangename luister- en genietCD geworden. Mooie liedjes, prachtige begeleiding en een geluidskwaliteit om van te watertanden Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 193 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Ahab Album: kmvt Label: Navigator Records dinsdag 17 januari 2012 Ahab is een uit Londen afkomstige band die ontstaan doordat de twee singer-songwriters Callum Adamson en Dave Burn hun krachten gingen bundelen. Adamson werd de muziek met paplepel ingegeven. Over de andere bandleden, Seebs Llewellyn en Luke Price kom ik niet zoveel te weten. In 2009 zorgende band voor wat opschudding omdat de politie moest ingrijpen in de publieke belangstelling tijdens een straatoptreden op één van de Londens markten. Ahab werd opgepikt door BBC radiomaker Bob “whispering” Harris. De icoon op Americana gebied moet iets muzikaals gehad hebben met The Sutherland Brothers & Quiver. Deze band maakte begin jaren zeventig furore met het legendarische album Reach For The Sky. Zegt de wereld hit The Arms of Mary je iets? Ja? Nou dan heb ik zo ongeveer het kerngeluid van Ahab’s debuut EP “kmvt” in het kort voor je samengevat. De EP bevat 5 tracks waarvan Wish You, Lightnin’ Bug, Dockers Hands en Call A Waiter in een sneltreinvaart worden afgeraffeld. Prima vocaal werk maar muzikaal wat aan de eentonige kant. Het slotstuk Where’s The One You Love heeft een liadback feel die precies op tijd komt. Hoe groot de euforie in Engeland ook mag zijn, ik word muzikaal gezien hier niet warm of koud van. Misschien dat het live vetter klinkt maar op plaat hoor ik het risicoloos productiewerk John Leckie terug. Jan Janssen Artist: Walkabouts Album: Travels In The Dustland Label: Glitterhouse Records maandag 16 januari 2012 Volgens mij is het twintig jaar geleden dat ik bij Kroese Nijmegen naar binnen stapte en naar CD Scavenger van The Walkabouts vroeg. De gekrulde verkoper keek mij heel verdwaast aan. “Wat en wie zeg je?” Had de muziek op een Engelse militaire radiozender bij ons in de buurt gehoord. Zoals het nu nog steeds gaat ontdekte de Hilversum clan The Walkabouts pas drie jaar later. Frits “streepjesjager” Spits begon tijdens de Radio Tour uitzendingen tot ieders verrassing tracks van “Setting The Woods On Fire” te draaien. Met andere worden, we breken in Nederland nog steeds onze nek over diezelfde steen waarover wij twintig jaar geleden al struikelden. Wat heeft bovenstaande verhaal met de nieuwe CD “Travels In The Dustland” van The Walkabouts te maken? Kan me daar helemaal over uitwieden maar raad je aan de tijd te nemen om onderstaande video eens te bekijken. Chris Eckman, Carla Torgerson, Terri Moeller, Michael Wells, Glenn Slater en Paul Austin hebben er maar liefst zes jaar over gedaan. The Walkabouts crew vond, na het toch behoorlijk vlammende “Acetylene”, dat er eerst nieuwe muzikale paden gevonden moesten worden, alvorens men een nieuw album op zou gaan nemen. Luisterend naar de elf humeurige, zo nu en dan avant-gardistische en toch weer open aard van de tracks op “Travels In The Dustland”, concludeer ik dat de huidige Walkabouts bemanning zich in topvorm bevind. Aan Torgerson’s goddelijke zangkwaliteit, in de opener My Diviner, hoor je meteen hoe de vork in de steel zit. Iedere noot wordt geraakt en de timing daarvan getuigt van uiterste precisie. Eckman tekstdichterlijke verhalende vondsten voelen vertrouwd aan. De muzikale reis, die deze veteranen samen met het Apollon Chamber Orchestra ondernemen, in de tracks The Dustlands, They Are Not Like Us en Wild Sky Revelry klinken majestueus. Eckman krachtige stem in het super swingende Soul Thief en het pulserend poppy No Rhyme, No Reason dendert door je bloedvaten. Het kriebelt en kietelt bijna een uur lang. Geen seconde rust maar zeker ook geen onrust! Ik merk bij mijzelf dat ik, ook na meerdere draaibeurten, steeds weer opzoek ga naar iets nieuws. Deze gedrevenheid zegt wat mij betreft genoeg. The Walkabouts hebben opnieuw eigenzinnige ideeën uitgewerkt, doelen gesteld en is, vanuit hun perspectief zeker de moeite waard om er helemaal voor te gaan. “Travels In The Dustland” is in ieder geval een AmaZinG TeN 2011 kandidaat, de streepjes volgen waarschijnlijk volgend jaar wel. Jan Janssen zondag 9 december 2012 Pagina 194 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Marten de Paepe Album: Boskoop Label: V2 Records zondag 15 januari 2012 Marten de Paepe moet ervoor zwoegen om ergens te komen. Dat werd mij duidelijk toen ik hem vorig jaar sprak. Zijn eersteling, simpelweg ‘Marten de Paepe’ genoemd, verscheen in 2007 en bevatte een twaalftal sterk persoonlijke liedjes, met titels als ‘Valentine’, Wake up call’, ‘Nothing’s gonna hurt me now’ en ‘The weekend’. De opvolger, ‘Boskoop’, waarop hij wordt begeleid door een vierkoppige band met niet de minsten in de line-up: Johan Borger (gitaar, lapsteel), Jesse Borger (basgitaar), Mischa Porte (o.a. Tim Akkerman, drums) en Chantal van der Leest (zang, harmonium). Er staan drie remakes op van songs van de eersteling: ‘Island in the sea’, ‘In your dreams’ en ‘Used cars’, de overige songs zijn nieuw. Wederom schrijft Marten over zijn ‘struggle for his (musical) life’, zoals in de titeltrack, waarin hij zich een optreden herinnert in een ijskoude veilinghal in Boskoop. Verwacht een mooi aangezette folkrockschijf, met steviger en rustiger nummers, met fraaie zang en een uitstekend samenspel van de band. De arrangementen hebben tijd gekregen om te rijpen en dat hoor je. Ik geef een extra pluim aan het harmonium in het etherische en licht psychedelische ‘Island in the sea’. Marten de Paepe is de moeite waard om te blijven volgen. Met ‘Boskoop’ heeft hij een prachtig visitekaartje afgegeven. Je moet de CD de tijd geven om zich te nestelen, Marten’s muziek is geen goedkoop spul, zijn liedjes zijn fraai doorwrochten werkstukken, die net als goede wijn of goede kaas een mooie rijping achter de rug hebben. Fred Schmale Artist: Stephen Simmons Album: The Big Show Label: Blue Rose Records zaterdag 14 januari 2012 Of Stephen Simmons ooit zijn debuut Drink Ring Jesus zal overtreffen? Of de remix van het titelnummer door Eric Fritsch achteraf als een vingerwijzing gezien kan worden? De eerste vraag zou ik met een voorzichtig nee willen beantwoorden. Al is gezien het talent van Stephen Simmons een bescheiden verwachting daarmee nog niet tenietgedaan. Simmons die alleen met zijn gitaar Gods eigen vragen aansnijdt terwijl in de occasionele mondharmonica de geest van vertwijfeling naar lucht hapt, Drink Ring Jesus is een bijzondere plaat. En, ook belangrijk: nergens dramatisch of al te sentimenteel. Het antwoord op de tweede vraag is een onomwonden ja. De springerige elektronica en de galmende gitaar geven de muziek van Simmons een aangename spanning. Juist dat samengaan van Simmons’ neotraditionele country en folk met meer hedendaagse klankkleuren en ritmes tilde zijn muziek naar een hoger plan. Deze twee vragen en de antwoorden daarop, speelden door mijn hoofd toen ik de afgelopen weken naar The Big Show luisterde. Het circus als metafoor, dat is kort gezegd het thema van dit zevende (?) album. De eerste liedjes, neem nu Parchchorn Falls, een mens veert ervan op. De productie van Eric Fritsch is vakwerk, niet teveel en niet te weinig. Simmons’ liedjes en stem krijgen alle ruimte. Langzaam maar zeker verslapt dan toch de aandacht. De liedjes blijken niet opgewassen tegen andere zaken in het leven die ook om aandacht vragen. Een klepperende brievenbus, een vogel op de waslijn, een roepen vanaf de zolder. Er rijst opnieuw een vraag: waarom heeft Stephen Simmons in hemelsnaam twintig (20!) liedjes op deze cd gezet? Niet één keer is het me gelukt om dit album in één keer helemaal te beluisteren. Hoezeer ik het werk van Simmons ook een warm hart toedraag, ik ontkom er niet aan om het woord saai te gebruiken. Zeker, er zijn veel mensen die hier anders over denken. Zo duikt dit album hier en daar op in jaarlijstjes. Ook wordt Simmons wel vergeleken met Townes van Zandt en Steve Earle. En hoewel een zekere verwantschap met deze twee liedjesmannen niet te ontkennen valt, meen ik dat de vergelijking uiteindelijk mank gaat. Simmons kent (nog) niet de emotionele expressie en beklemmende overtuigingskracht die Earle en Van Zandt op hun beste momenten wel kennen. Kortom, The Big Show is neo-traditioneel vakwerk. Niet minder, maar ook niet meer. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 195 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: James Deane Album: Diamonds 7 Hearts Label: Denzil Records vrijdag 13 januari 2012 Inderdaad, ook op ’s mans website staat een verwijzing naar de filmster, die in de jaren 50 vele vrouwelijke harten wild liet kloppen: ‘No, this isn’t a misunderstood teenager without a cause, rather a talented singersongwriter with a guitar and a few hundred songs and melodies that will make you melt’. Dat is prachtig verwoord en de spreekwoordelijke plank wordt hiermee prima geraakt. James Deane is een Engelsman die zijn eigen Britfolkroots prima weet te versmelten met USA-folk op deze ‘Diamonds & hearts’, zijn debuut. Hij schrijft inderdaad pakkende liedjes met leuke teksten en mooie melodietjes, zijn zangstem is bovenmodaal, de begeleiding heel adequaat en subtiel: gewoon gitaar en mondharmonica van James zelf, bas/drums/piano & keys en backgroundvocals van een dame (Mim Grey) met in de prachtige nummers ‘Unwritten song’ en ‘Whole heart blue’ voorzichtige blazers op de achtergrond. James’ teksten gaan voornamelijk over zijn verliefdheden en relaties. Leeftijd speelt volgens Deane geen rol (‘Seventeen’), de ware zal ooit verschijnen (‘Someone, somewhere, someday’), al gaat de tijd snel voorbij (‘The passing of time’). Dromen mag (‘Dreamed you were home’), teleurstellingen zijn er ook (‘Whole heart blue’), emoties zijn soms moeilijk te begrijpen (‘Strange emotions’). De goede lezer heeft het beeld: alledaagse problemen, dromen, wensen en genoegens van een jonge vent. En met ‘Nobody knows you (like I do’) flirt Deane met de blues en rock. ‘Diamonds & hearts’ is een primadebuut-CD van een nieuwe Engelse singer-songwriter. Er is niet direct sprake van een meesterwerk, maar de CD levert genoeg goed materiaal voor een fiks aantal genoeglijke luisterbeurten. Fred Schmale Artist: Sarah MacDougall Album: The Greatest Ones Alive Label: Independent donderdag 12 januari 2012 Over haar (eerste goed verkrijgbare) debuut CD, ‘Across the Atlantic’ (2009) schreef ik destijds: ‘een echte prettige verrassing, dit wonderschone album van de in Zweden geboren en in Canada (Vancouver) wonende singer-songwriter Sarah Mac Dougall. Ze schreef de 10 juweeltjes helemaal zelf, nam de liedjes zelf op en produceerde de CD. Sarah’s stem is hees, licht onvast, vibreert wat, maar is zodanig met emotie geladen dat je moeiteloos in haar ban geraakt’. Nu is er de opvolger, ‘The greatest ones alive’ en ik val alweer voor de gevoelige muziek van deze Canadese, misschien nog wel meer dan bij die wonderschone eersteling. De titel zet je overigens op het verkeerde been: er is geen sprake van een live album, maar van 10 zeer persoonlijke liedjes, opgenomen in Vancouver (8) en Whitehorse (2). De titelsong had een moeizame voorgeschiedenis, werd 20 maal opnieuw geschreven en uiteindelijk in een 14 uur durende solosessie afgerond. Het handelt over opgroeien en is opgedragen aan haar vriendin Sara. Ik citeer: What did we use to say when everything was still a game, we’d give personas to our bikes and make up lovers names, ‘til we believed we were the greatest ones alive’. Wat was alles simpel en overzichtelijk toen! In de begeleiding ruimte voor strings, gitaren, pedal steel, bas, drums, harmonium, orgel, piano. De achtergrondvocalen, zeer belangrijk in het universum van Sarah, zijn in handen van Sarah zelf, maar ook (drie nummers) van onze lieve vriendin uit Po’ Girl, Awna Teixeira. En dat voegt iets toe in de supernummers van de CD, de titelsong, ‘It’s a storm’ en ‘Cold night’. Ook de afsluiter, ‘We’re all gonna blow away’ is niet meer dan een juweel, waarin het harmoium een prominente rol speelt naast de akoestische gitaar van Sarah en de achtergrondvocalen van Sarah, Kim Beggs, Kim Barlow en Gordie Tentrees. Met ‘The greatest ones alive’ levert Sarah MacDougall wederom een superieur album af, met wonderschone en subtiele muziek. Wederom kippenvel, prachtige melodietjes, prachtige arrangementen, subtiele begeleiding. Vele malen heb ik de CD al beluisterd en ik blijf smelten door zoveel schoonheid. Verrukkelijke CD. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 196 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Sean Riley & The Slowriders Album: It's Been A Long Night Label: Independent woensdag 11 januari 2012 Luisterend naar de eerste klanken, die van Sean Riley & The Slowriders nieuwe CD “It’s Been A Long Night”, afspatten had ik niet direct in de indruk dat dit gezelschap uit Portugal zou komen. Na het openslaan en lezen van het overigens prima verzorgde CD boekje ging er pas een belletje rinkelen. De op Amerikaanse lees geschoeide roots-pop klinkt niet alleen overtuigend maar voelt ook zo aan. Hoe gek het ook mag klinken, betrapte ik mijzelf dat ik toch opzoek ging naar enige Amerikaanse productionele herkenning. Nou luitjes, heb dit nergens kunnen traceren. Bij ons in de kroeg kijken we daar niet meer vanop. Reto Burrell, zijn Zwitserse broertje Coal, Mack Johansson (Zweden), Washington (Noorwegen), en ga zo maar even door, hebben al bewezen dat American roots-pop tegenwoordig een mondiaal geluid vertegenwoordigd. “It’s Been A Long Night” werd net even buiten Lissabon opgenomen. In de studio van Nelson Carvalho werd overigens ook Riley’s voorganger “Only Time Will Tell” opgenomen. Deze plaat bevat, tellen we de hidden track mee, twaalf erg prettig in het gehoor liggende liedjes. Riley’s schurende iets of wat geknepen zang valt op, van wegen de duidelijke articulatie. Das mooi meegenomen want buiten zijn zangkwaliteiten schrijft Riley ook rake alledaagse herkenbare teksten. Ook de instrumentatie is alles behalve sober te noemen. De combinatie waarin elektrische en akoestische gitaren, keyboard, violen, cello hand in hand gaan met koperinstrumenten, vormen samen een kleurrijk muzikale pallet op deze plaat. Mindere nummers kom ik niet tegen. Je zou kunnen zeggen dat Riley met de opener ‘Laying Low’ en de daaropvolgende nieuwe single ‘Silver’ misschien iets te voeg piekt. Maar mijn God wie ligt daar van wakker? “It’s Been A Long Night” is een lekker vet gevarieerde plaat, die je toch maar eens zelf moet gaan ontdekken. Het zou namelijk doodzonde zijn als hij aan je neus voorbij zou gaan. Jan Janssen Artist: Jon Byrd Album: Down At The Well Of Wishes Label: Independent dinsdag 10 januari 2012 Er zijn meerdere singer-songwriters die Byrd heten. Er zijn zelfs meerdere Jonathan Byrds! Deze Jon Byrd stamt oorspronkelijk uit de bossen van het zuiden van de staat Alabama, een county verder dan Hank Williams. Daar dus. In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw was Jon actief in de (country)-rock scene, als lead gitarist van een aantal bandjes. Sinds 2001 woont en werkt Jon (wederom) in Nashville, waar hij de kost verdient als sessie-muzikant in de country-scene. In 2007 verschijnt zijn eerste solo-CD, ‘Byrd’s auto parts’, waarin Jon zich als singer-songwriter manifesteert. Tussen 2007 en 2011 schrijft Jon nieuwe liedjes en is hij te horen op de leuke East-Nashville projecten van Eric Brace en Peter Cooper, zoals onlangs op het Tom T. Hall project. Met ‘Down at the well of wishes presenteert Byrd een negental nieuwe songs in een country-(rock) setting met lichte bluesinvloeden. We horen pedal steel, electrische en akoestische gitaren, (bijna altijd) Wurlitzer, (soms) piano, bas, drums en tambourine. Byrd heeft een lekkere donkere stem, zijn teksten behandelen de leefomgeving (‘when it starts to rain’, ‘Alabama Asphalt’), het leven van alledag (‘Another day gone’ en ‘Down at the well of wishes’), uiteraard relaties (‘I once knew a woman’, ‘A fond farewell’). Standaard singer-songwriter stuff, dus. ‘Down at the well of wishes’ is een aardige CD van een goede singer-songwriter, maar brengt te weinig nieuws om echt op te vallen. Leuk is de kwalificatie van de CD van coproducer R.S. Field: ‘Nine song hammer’ Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 197 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Richard Buckner Album: Our Blood Label: Décor Records maandag 9 januari 2012 Richard Buckner is een in Californië geboren singer-songwriter, die momenteel woont en werkt in Brooklyn, NYC. Hij begon zijn CD-carrière met de door in Lubbock, Texas door Texaan Lloyd Maines (Jerry Jeff Walker, Terri Hendrix) geproduceerde lyrische songcyclus ‘Bloomed’. Na dit debuut verschenen er met enige regelmaat (tussenpozen van 1-2 jaar) 8 CD’s, met ‘Meadow’ uit 2006 als laatste. Na een pauze van 5 jaar, veroorzaakt door een door Buckner in een tweetal jaren mooi afgeronde opdracht om een soundtrack bij een film te maken, waarna hij erachter kwam dat hij de muziek niet op CD mocht uitbrengen. Na nog wat onverwachte tegenslagen is er nu de nieuwe CD, ‘Our Blood’. Het moet gezegd, het was het wachten waard. ‘Our Blood’ is een mooi gearrangeerde, sombere, indringende songcyclus, een bij elkaar passende serie liedjes. Voor Europa zijn er nog drie prachtige bonus tracks (andere versies van liedjes op de CD) toegevoegd, waardoor het totaal op twaalf songs komt met een speelduur van meer dan 45 minuten. Ieder nummer begint met een indringende intro, waarin gitaar, keyboards, glockenspiel, steel gitaar, bas en drums te horen zijn. De donkere stem van Buckner neemt over en breidt verder aan het muzikale breiwerk. Alle liedjes hebben een eenlettergrepige titel, dus passeren achtereenvolgens ‘Traitor’, ‘Escape’, ‘Thief’, ‘Collusion’, ‘Ponder’, ‘Witness’, ‘Confession’, ‘Hindsight’ en ‘Gang’. De titels op zich spreken boekdelen en – het is niet moeilijk dit hieruit af te leiden - geven aan dat Buckner de gedragingen en problemen van gewone Amerikaanse staatsburgers als onderwerp heeft. Dank zij een aantal recente baantjes (er moest toch wat geld binnen komen, immers, Richard haalt recentelijk bij een interview voor Nu.nl flink uit tegen de vele downloadsites die voor een inkomstenderving voor artiesten zorg dragen) heeft hij flink wat landgenoten leren kennen en zijn sombere kijk op het eigen vaderland is er alleen maar somberder op geworden. Maar al die somberheid levert een dijk van een CD op met bloedstollend mooie muziek en dito zang. Buckner is back and how! Fred Schmale Artist: Amy Lashley Album: Travels Of A Homebody Label: Wanamaker Recordings Company zondag 8 januari 2012 Kiss Indiana Goodbye, het eerste liedje van Travels Of A Homebody van Amy Lashley, doet sterk denken aan Mary Chapin Carpenter. Een mooie gelegenheid om hier nog eens de aandacht te vestigen op het laatste album van Carpenter, The Age Of Miracles (2010). Wellicht dat de verstilde voordracht van Carpenter, je zou deze ook languissant kunnen noemen, de prachtige liedjes op dit album over het hoofd deed zien? Feit is dat het rondom dit album akelig stil bleef in onze contreien. Maar goed, het gaat hier om Amy Lashley, die in het tweede liedje al meteen de vergelijking met Carpenter te niet doet. De western swing en de knipoog naar vaudeville van Who Am I Kidding leggen diepe (of zo u wilt, diepere) wortels bloot. Veel liedjes, zoals Homebody Blues (Don’t want no pallet on your Floor), klinken bekend, ook al zijn ze dan allemaal door Amy Lashley zelf geschreven. En hoewel ze onberispelijk zijn uitgevoerd door Lashley, haar partner Otis Gibbs en nog een handvol goede muzikanten, nemen ze nergens die indruk van reproductie meer weg. In de zogeheten press kit lezen we: Gibbs and Lashley (both Indiana natives) settled in East Nashville in 2007 and live a quiet life with Iris the Dog and Baby Kitty. Een voor de kunst iets te rustig leven als u het mij vraagt. Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 198 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Dan Israel Album: Crosstown Traveler Label: Independent zaterdag 7 januari 2012 Het artwork op het elfde album van Dan Israel is prachtig. Jaren-vijftig-futurisme, ook wel aan te duiden met het oxymoron knusse techniek. Fraai getekend ook. Kon ik dergelijke kwalificaties ook maar voor de muziek gebruiken. Zelden heb ik zo een al weken aanhoudende ambivalentie gevoeld als juist bij dit Crosstown Traveler. Enige bescheidenheid siert me natuurlijk, want ik ken geen van de tien voorgangers van dit album. Toch, elke keer wanneer ik Israel hoor zingen, struikel ik over de slepende lijzigheid van zijn stem. Zoals die me tegelijkertijd óόk bekoort. Op zulke momenten doet Dan Israel me aan Eric Andersen denken. Juist dan hoor ik ook het sterke toetsenwerk van Peter J. Sands. Het vermoeden ontstaat dat de liedjes beter zijn dan ik op dat moment besef. Alsof er bij dit Crosstown Traveler sprake is van een uitgestelde beloning. Maar wanneer wordt deze verwachting dan ingelost? Meer hoop dan wetenschap dus. Is het een kwestie van smaak? Zo’n liedje als Second To None, dat is toch gewoon mooi? Zeker. Op zijn website wordt het werk van Dan Israel vergeleken met dat van Wilco. Of dat terecht is weet ik niet. Met Wilco weet ik ook nooit waar ik aan toe ben, hoor ik nooit wat de liefhebbers allemaal in de muziek van deze band horen. Ik weet dat het goed is, maar goed is het niet. O ja, This Love’s Gonna Stay, het laatste liedje, is ook heel mooi. Wim Boluijt Artist: Indigo Girls Album: Beauty Queen Sister Label: Vanguard Records vrijdag 6 januari 2012 Het duurde van 1987 tot 1993. Precies vier albums kocht ik van Indigo Girls. Na Rites Of Passage (1992) verloor ik da girls uit het oor. Want om eerlijk te zijn, het prachtige dubbelalbum Honor – A Benefit For The Honor The Earth Campaign dat door toedoen van Indigo Girls van de grond kwam, kocht ik in 1996 vooral vanwege Wise Users van Bruce Cockburn. Na een aantal weken naar hun nieuwe album Beauty Queen Sister te hebben geluisterd begon ik me af te vragen waarom ik BoDeans, die ik ongeveer gelijk met Indigo Girls ontdekte, wel ben blijven volgen. Kurt Neumann en Sam Llanas, Amy Ray en Emily Saliers, ze zijn elkaars evenknie. De stemmen van de meisjes versmelten net zo mooi als de stemmen van de jongens. En de liedjes? Ach, zeker de laatste jaren hebben de BoDeans zich niet altijd even vaardig betoond maar aan een boom zo vol geladen met muziek mist men vijf zes goede liedjes niet. Ik mag aannemen dat dit principe ook voor Indigo Girls opgeld doet. Men kan daarvoor Beauty Queen Sister als proeve van bewijs nemen. Peter Collins productie is onberispelijk, de viool van Luke Bulla (luister eens naar het prachtige, verstilde Yoke dat deze cd besluit), het zingen van de Ier Damien Dempsey in Damo en het drummen van Brady Blade, het klinkt allemaal voortreffelijk. De dames Saliers en Ray betonen zich ook op dit album observateurs social. In War Rugs bezingen ze de opstand in Egypte: Young Egypt seized the moment/And brought that bastard down. Soms kijken ze juist niet verder dan de straat lang is: het portret van John in het gelijknamige liedje is zeer fraai. Spectaculair of opmerkelijk kan je de folkpop van Indigo Girls niet (meer) noemen en het is dan ook niet zo dat ik al die albums die ik niet kocht alsnog ga kopen. Maar mooi is het wel, dit Beauty Queen Sister. En wat schetst mijn verbazing? Het nieuwe album van BoDeans heet warempel Indigo Dreams! Wim Boluijt zondag 9 december 2012 Pagina 199 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Trevor Hall Album: Everything Everytime Everywhere Label: Vanguard Records donderdag 5 januari 2012 Trevor Hall is een jonge (1986) singer-songwriter en gitarist die afkomstig is uit South Carolina (hij woonde er tot 2002). Hij woont en werkt momenteel in Californië. Hij begon liedjes te schrijven en op te treden op zijn 11e, geïnspireerd en gepusht door zijn vader. Op zijn 15e kreeg hij van pa een opnamesessie in een studio cadeau. Het resultaat, zijn eerste CD, werd in familie- en vriendenkringen verkocht (en gegeven). Op zijn 16e ging hij muziek studeren in Californië aan een Art High School en hij viel zodanig op dat hij in zijn laatste jaar op de school (hij is dan 18) een contract krijgt bij een major label, Geffen Records. In 2008 laat Geffen hem vallen, in 2009 krijgt hij een nieuwe kans bij Vanguard, ook niet een nikslabel! En op dit label verschijnt zijn nieuwste CD, ‘Everything, Everytime, Everywhere’. In de USA krijgt hij nationale bekendheid door een liedje uit de soundtrack van de topfilm Shrek III (‘Other ways’). Op deze nieuweling horen we een jonge pop/rockartiest die veel reggae in zijn liedjes verwerkt. Het geheel klinkt bij vlagen stevig en alternatief. Wat hij doet is goed, zijn stem past uitstekend bij zijn muziek, de begeleiding is goed uitgebalanceerd. En met het ingetogen ‘Te amo’ en het dito ‘Good rain’ brengt Trevor zowaar een paar in folk gedompelde liedjes, het laatste weliswaar met raggae-ritme. Speciale vermelding heb ik voor het ruim 18 minuten durende afsluitende ‘The mountain’, waarin handclaps en sitar een voorname rol spelen. Na een minuut of vijf is er een pauze van ca. 4 minuten, waarna Trevor klinkt à la Ravi Shankar in zijn beste jaren, Indiase muziek met zang. Het betreft een Hindu gebed en dat neemt een minuut of acht in beslag. Ik vind het prachtig en een zeer aparte afsluiting. Overigens zijn de stadsgeluiden aan het begin en tussen enkele nummers door opgenomen in een Indiase bazar. ‘Everything, Everytime, Everywhere’ is een alternative rock/pop album met muziek van deze tijd plus een onverwachte Indiase injectie. Dus geschikt voor feesten en partijen, voor discotheken, maar wel met uitzondering van de buitengewone afsluiter. Fred Schmale Artist: Steven Graves Album: Outside Looking In Label: One Essence Music woensdag 4 januari 2012 Steven Graves is ‘recently born’ singer-songwriter uit Californië. Na 25 jaar elders gewerkt te hebben besloot hij verder door het leven te gaan als singer-songwriter. In 2010 bracht hij zijn eersteling uit, ‘Make a new world’, die vijf weken op de Americana Music Chart verbleef, met een hoogste positie op 241. Precies een jaar later is nummer twee, een EP met 6 liedjes (28 minuten speelduur), uit. Producer en belangrijkste muzikant op de CD is Dayan Kai (gitaren, piano, accordeon, percussie, orgel, trompet, zang). We horen verder (incidenteel) viool, sax, cello en altijd bas en drums. Tammi Brown zingt op vier nummers mee, lead en harmoiny vocals. De muziek ligt prettig in het gehoor, is vooral ritmisch rockend en we horen elementen uit jazz, blues, reggae, rock en country. Met name het tweede nummer, een echt reggaejazzliedje ‘Mr sunshine’ is heel fraai en zal menig muziekliefhebber beslist bekoren. Lekkere swingende gitaren, prima samenzang van Kai, Graves en Brown. ‘Outside looking in’ van de voormalige ‘local land use consultant’ (ik probeer echt te bedenken wat dit inhoudt) is een aangename rockende CD. Een man om in de gaten te houden, deze Steven Graves. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 200 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Mundy Album: Shuffle Label: Camcor Recording dinsdag 3 januari 2012 Mundy Enright is een Ier van ongeveer vijfendertig jaar, die in Ierland wereldberoemd is, in 1996 als net 20jarige zijn eerste cd mocht uitbrengen op Sony Music records (‘Jellylegs’, goed voor 50.000 verkochte exemplaren). De tweede cd voor Sony kwam er nooit als gevolg van meningsverschillen, dus komt nummer twee, 24 Star Hotel uit op het eigen Camcor label. Alleen in Ierland worden er al 27.000 exemplaren van verkocht. Klinkt allemaal redelijk succesvol. Inmiddels is Mundy een viertal albums verder, met daarop een kruising tussen alt country, rock en popmuziek. Voor deze nieuweling, zijn vijfde studio-album, is Mundy in de archieven van de Americana gedoken. Hij viste uit de ruif met veel fraaie nummers zijn persoonlijke favorieten op en bracht een veertiental tot leven op deze CD. Met hulp van met name Keith Farrell (bas, percussie, vocals) en de heerlijke stem/piano en gitaar van Gemma Hayes (helaas slechts twee nummers), en verder begeleiding van mandoline, banjo, fiddle, pedal steel, drums en incidenteel fluegelhoorn, trompet en accordeon horen we ondermeer gave covers van Welch/Rawlings (‘Rock of ages’), Lucinda Williams (‘Drunken angel’), Dylan (‘Buckets of rain’), Parsons/Hillman (het onsterfelijke ‘Juanita’, met Gemma!), Waits (‘Looks like I’m up shit creek again’), Prine (‘Angel from Montgomery’), Neil Young (‘Ohio’), Paul Simon (‘Kathy’s song’), Jimmy Rodgers (‘Peach pickin’ time in Georgia’) en Hank Williams (‘Lost on the river’). Zitten we te wachten op dit soort covers? In eerste instantie misschien niet, maar als het wordt gedaan met zoveel respect en liefde voor het origineel als Mundy hier doet dan herzie ik mijn eerste gedachte en geniet ik volop. Prachtig gedaan, meestal aangenaam akoestisch, soms wat steviger aangezet (‘Angel from Montgomery’), maar altijd goed. Mundy verrast mij op aangename wijze met deze liefdesverklaring aan zijn favoriete songwriters. Een leuk eigen overzicht van de Americana-historie. Prachtig geproduceerd ook (Keith Farrell). Fred Schmale Artist: Stockfisch Records Collection Album: Closer To Music Volume 4 Label: Stockfisch Records maandag 2 januari 2012 Zoals jullie misschien weten heb ik een zwak voor het Duitse Stockfisch label. Hun basisfilosofie is het om goede singer-songwriters uit (met name) de folkwereld onder de aandacht van de luisteraars te brengen met opnames met een FANTASTISCHE KWALITEIT. Om de aandacht te vestigen op zojuist verschenen en binnenkort te verschijnen CD’s heeft voorman Günter Pauler een serie samplers in het leven geroepen. Inmiddels is nummer 4 verschenen, zo kort geleden dat de website er op het moment van schrijven nog geen informatie over geeft. De CD heeft 18 titels van 11 artiesten of groepen en een mooie speelduur van bijna 75 minuten. En de kwaliteit is buitengewoon goed, de CD is zelfs een super-audio CD, die op gewone CD-spelers geweldig klinkt en vermoedelijk nog veel mooier met een SACD-speler (wie heeft er zoéén?). En dan de artiesten. Een leuke mengelmoes van folk uit Canada (Paul O’Brien), UK (Paul Stephenson en de geweldige Allan Taylor), USA (McKinlay Black, David Munyon, Eugene Ruffolo) en Duitsland zelf (Katja Werker, Zebra Sommerwind, en (instrumentaal) Michael Schlierf, Ralf Illenberger en het bijzondere Blue Chamber Quartet met een mix van jazz en klassiek in de bijzondere setting van piano, concert harp, bas en vibrafoon met een externe drummer). De begeleiding is in handen van zeer goede musici uit de eigen stal van Stockfisch. Een zeer fraaie productie met voornamelijk wonderschone ingetogen prachtmuziek. En een prima introductie van de beste artiesten uit de voorname Stockfisch-stal. Je blijft verzuchten: ‘Wat mooi’, grijpt vervolgens naar je beste wijn en geniet, geniet, geniet. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 201 van 202 www.realrootscafe.com [email protected] Artist: Joe Fahey Album: Bushnells Turtle Label: Rough Fish Records zondag 1 januari 2012 Joe Fahey is muzikaal actief in rock en blues bands sinds 1979. Hij woont en werkt in Minneapolis. Hij heeft in maar liefst 9 verschillende bands gespeeld, met de band ‘Carp 18’ als meest succesvolle (1990-heden) en waarvan de meest recente ‘The bottom 40’ heet. Zijn twee companen in deze band, bassist Mike Mahin en drummer Kraig Olmstead zijn in een aantal nummers op deze tweede solo-CD (na ‘Tote bag’ in 2006) van de man te horen. Joe zelf zingt en speelt elektrische gitaar, slide gitaar, akoestische gitaar, keyboards en bas. Op ‘Bushnell’s turtle’ horen we nog een keur aan andere instrumentalisten. Veel gitaren , viool, piano, harmonica en zeer incidenteel ook blazers. Joe’s muziek is rock met soul-, punk- en country-invloeden. Er wordt stevig gemusiceerd in een aantal nummers, maar Joe weet ook een gevoelige ballad te brengen. Alle 15 songs zijn van Joe zelf, de opnames dateren van december 2009 tot april 2010, de afwerking werd jl. Januari afgerond. Het eindprodukt is niet onaardig, maar spreekt ook niet tot de verbeelding. Sympathieke rock treffen we aan op deze tweede CD van Joe Fahey. Geen hoogvlieger, sorry about that. Er wordt soms rommelig gemusiceerd en de songs blijven niet hangen. Fred Schmale zondag 9 december 2012 Pagina 202 van 202
Similar documents
CD reviews 2014 - Real Roots Cafe
Heerlijke EP! Ben Howerd noemde Tom James ooit eens “The next level” van Newton Faulkner en Ed Sheeran. Ik ben het daar wel mee eens maar ik voeg daar nog een extra dimensie aan toe denk ik. Hoe da...
More information