Recht op recht in de gesloten centra

Transcription

Recht op recht in de gesloten centra
© D. Nokin
RECHT OP RECHT
IN DE
GESLOTEN CENTRA
De toegang tot de juridische bijstand
in de gesloten centra voor vreemdelingen in België
AiDe aUX PersOnnes DÉPlaCÉes
Caritas internatiOnal — BelgiË
COOrDinatiOn et Initiatives POUr RÉFUgiÉs et Étrangers (CIRÉ)
JesUit ReFUgee ServiCe — BelgiUM
MOUveMent COntre le RaCisMe, l’AntisÉMitisMe et la XÉnOPHObie (MRAX)
POint D’APPUi
PrOtestants SOCiaal CentrUM
SOCiale Dienst SOCialistisCHe SOliDariteit (SESO)
VlUCHtelingenWerK VlaanDeren
Recht op recht in de gesloten centra
Inhoudstafel
INLEIDING 5
Waarom dit rapport ?
5
Methodologie van informatieverzameling
6
Hoe dit rapport lezen ?
7
Enkele voorbeelden van concrete situaties
9
Deel 1
Organisatie van de juridische bijstand in de gesloten centra
15
1.1. Wettelijk kader van de kosteloze juridische bijstand
15
1.2. Organisatie van de tweedelijnsbijstand in de gesloten centra
20
1.3. Een juridische eerstelijnspermanentie in de gesloten centra?
24
Deel 2
De rol van de directies en sociale diensten van de gesloten centra 29
2.1. Statuut en beschikbaarheid van de leden van de sociale dienst
29
2.2. Informatieverstrekking aan opgesloten vreemdelingen
34
2.3. Aanstelling van de advocaten
43
2.4. Communicatie met de advocaten
50
2.5. Rol van de sociale dienst in bepaalde procedures en bijzondere situaties
60
Deel 3
De rol van de advocaten
73
3.1. De keuze van de advocaat
74
3.2. Expertise inzake vreemdelingenrecht
76
3.3. Kwaliteit van het werk van de advocaat
78
3.4. Communicatie met de cliënt
85
2
Recht op recht in de gesloten centra
3.5. De praktische moeilijkheden van het werk van de advocaat
87
3.6. Opwaardering van het werk van de advocaat
88
Deel 4
De rol van de niet- gouvernementele organisaties
91
Deel 5
Procedures en rechtsmiddelen
95
5.1. Verzoek tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank
95
5.2. Procedures verbonden aan een asielaanvraag in het gesloten centrum
101
5.3 Vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
104
5.4. Regularisatieprocedure 110
5.5. Klachtencommissie 114
Deel 6
Aanbevelingen 121
6.1. Aan de dienst vreemdelingenzaken
121
6.2. Aan de balies en de advocaten
126
6.3. Aan de federale regering
129
6.4. Aan de wetgever
132
6.5. Aan anderen
133
Annex 1
Wettelijk kader van de juridische bijstand in de gesloten centra 137
Annex 2
Lijst van afgenomen interviews
149
Annex 3
Lijst van afkortingen
153
3
Recht op recht in de gesloten centra
4
Recht op recht in de gesloten centra
INLEIDING
Wanneer je over de drempel van een gesloten centrum stapt en er opgesloten vreemdelingen
ontmoet, word je eerst en vooral getroffen door hun onbegrip en onrust: «Waarom ben ik hier? Ik
heb niets verkeerd gedaan. Hoelang moet ik hier blijven? Willen ze me echt terugsturen naar mijn
land? Wat kunnen jullie doen om mij uit dit centrum te halen?»
Vaak wordt de angst die verbonden is met de administratieve opsluiting en de uitwijzing nog
versterkt door het gevoel van juridische onzekerheid dat in de gesloten centra heerst. De procedures
zijn ingewikkeld, de toegang tot onafhankelijke informatie is moeilijk, de beslissingen van de
administratie zijn moeilijk te begrijpen, de advocaat is moeilijk te bereiken. Velen voelen zich
verloren in een administratief doolhof, gevangen in een machine die niets of niemand lijkt te
kunnen stoppen. Sommigen hebben het gevoel aan hun lot te zijn overgelaten en ervaren hun
situatie als diep onrechtvaardig. Soms komen ze in opstand en klagen ze over de sociale dienst van
het centrum, over de advocaten en soms zelfs over de NGO’s. Anderen raken ontmoedigd en geven
hun teleurstelling toe: «Is dit nu het land van de mensenrechten?»
Waarom dit rapport ?
Onze organisaties bezoeken regelmatig vijf van de zes gesloten centra die België telt.1 De vaststelling
in dit rapport volgen uit deze bezoeken. Maar al te vaak worden wij geconfronteerd met situaties
waarin het voor de vreemdelingen bijzonder moeilijk is om hun rechten te doen gelden en voor
ons om hen daarbij te helpen. De vreemdelingen zijn slecht geïnformeerd, hebben geen advocaat
of hebben geen contact opgenomen met hun advocaat, het is te laat om een beroep in te stellen,…
Het gebeurt ook te vaak dat wij tijdens onze contacten met de advocaten van de opgesloten
vreemdelingen moeten vaststellen dat deze professionele rechtsbeoefenaars soms slecht geïnformeerd,
soms onbekwaam, soms gedesillusioneerd, soms ontgoocheld of soms malafide zijn.
Als organisaties voor de verdediging van de rechten van vreemdelingen kunnen we deze situatie
niet aanvaarden. Het is voor elke burger onontbeerlijk om, niet alleen in theorie maar ook effectief,
de mogelijkheid te hebben om verdedigd te worden en zijn rechten te doen eerbiedigen. Als deze
mogelijkheid niet of beperkt voorhanden is, dan vervallen alle garanties van de fundamentele
rechten die in de wetten en de internationale overeenkomsten zijn vastgelegd tot loze woorden. De
effectieve toegang die een staat verleent tot de juridische bijstand is een uitstekende barometer van
de manier waarop die staat de fundamentele rechten eerbiedigt. We kunnen alleen maar vaststellen
dat de barometerstand voor vreemdelingen opgesloten in de gesloten centra de laatste jaren sterk
is gedaald.
1 De NGO’s hebben nog steeds geen toegang tot het INAD-centrum op de luchthaven van Brussel-Nationaal. De
vreemdelingen worden overigens soms op andere plaatsen administratief opgesloten: politiekamers in de havens,
stations, luchthavens en gevangenissen. .
5
Recht op recht in de gesloten centra
Over de juridische bijstand in het algemeen valt al veel te zeggen. Terwijl de toegang tot een
kwaliteitsvolle juridische bijstand, vooral voor vreemdelingen, sowieso al afhankelijk is van talrijke
factoren kunnen we in de gesloten centra gerust spreken van een waar hindernissenparcours:
de kwetsbaarheid verbonden met de opsluiting, het moeilijke contact met de buitenwereld, de
hoogdringendheid die volgt uit een imminente uitwijzing, de zeer korte termijnen voor de procedures
in detentie, de beperkte toegang tot informatie,… Bovendien is het complexe vreemdelingenrecht
nog complexer geworden na de laatste hervormingen, die het formalisme van de procedures nog
versterkt hebben. De rol van de advocaat is daarom nog belangrijker geworden. Veel opgesloten
vreemdelingen die wij ontmoeten, geloven zelfs niet meer in het nut van een advocaat.
We kunnen het nooit genoeg herhalen: iemands bewegingsvrijheid ontnemen is één van de meest
fundamentele rechten aantasten. Laten we niet vergeten dat een opgesloten vreemdeling geen
personen zonder rechten is. Ze beschikken over een aantal rechtsmiddelen, niet alleen om de
beslissing tot opsluiting aan te vechten, maar ook om een verblijfsrecht aan te vragen. Niet alles
in het werk stellen om ervoor te zorgen dat deze personen hun rechten kunnen doen gelden en
dat de rechtsmiddelen doeltreffend zijn, is aanvaarden dat er in onze rechtsstaat arbitraire zones
bestaan (in dit geval de gesloten centra) en brengt de universaliteit en de onschendbaarheid van
de mensenrechten in het gedrang.
Met dit rapport willen we een belangrijk aspect van de administratieve opsluiting van vreemdelingen
in België bekend maken. We willen de zeer concrete problemen belichten waarmee opgesloten
vreemdelingen (en soms ook hun advocaten) in de gesloten centra geconfronteerd worden om hun
rechten te doen gelden. Wij hopen dat dit rapport de verschillende actoren in de juridische bijstand
in de gesloten centra sensibiliseert, dat het debat en reflectie aanwakkert om de rechtszekerheid
van de vreemdelingen in de gesloten centra te verbeteren.
Methodologie van informatieverzameling
Wij hebben een zo volledig mogelijke stand van zaken over de situatie van de juridische bijstand
in de gesloten centra willen opmaken. Dit rapport is uiteraard niet exhaustief en heeft geen strikt
wetenschappelijk karakter. Wij hebben geprobeerd om zo objectief mogelijk te zijn, zonder
onze identiteit en missie te verloochenen, met andere woorden de rechten van elke persoon te
verdedigen.
Wij zijn op een inductieve manier te werk gegaan. Enerzijds hebben we beroep gedaan op onze
ervaring als bezoekers van de gesloten centra en de opgesloten vreemdelingen. We hebben al onze
bezoekersverslagen van het jaar 2007 herlezen om de belangrijkste problemen op het vlak van de
juridische bijstand te identificeren. We hadden daarbij vooral aandacht voor wat de opgesloten
vreemdelingen zelf over die bijstand te vertellen hadden. Uit die ervaring en die verslagen hebben
wij een aantal concrete vaststellingen geput en voorbeelden van situaties gehaald die we in dit
rapport hebben opgenomen.
Anderzijds hebben we de verschillende actoren ontmoet die betrokken zijn bij de juridische bijstand
in de gesloten centra. Wij hebben gesprekken gevoerd met de directies en het personeel van de
6
Recht op recht in de gesloten centra
gesloten centra, met gespecialiseerde advocaten, met stagiaire-advocaten en advocaten verbonden
aan Bureaus voor Juridische Bijstand, met vertegenwoordigers van de verschillende balies, enz.
Bij deze gelegenheid willen wij iedereen bedanken voor de tijd, de ingenomen standpunten en de
suggesties2.
Dit rapport brengt de verschillende standpunten samen en poogt de goede en slechte praktijken
te belichten. Daaruit putten wij een aantal aanbevelingen om werkelijke verbeteringen ten gunste
van de opgesloten vreemdelingen te realiseren.
Hoe dit rapport lezen ?
Wij hebben ervoor gekozen om een rapport op te stellen dat bestaat uit verschillende losstaande
onderdelen. Daarom vallen we soms in herhaling. Het rapport is onderverdeeld volgens de actoren
in de juridische bijstand in de gesloten centra. Na een eerste inleidend gedeelte over de manier
waarop de juridische bijstand in de gesloten centra is georganiseerd, buigen we ons over de rol die
het personeel van de gesloten centra, en dan vooral de sociale dienst, speelt in de toegang tot een
kwaliteitsvolle juridische bijstand (deel 2).
Vervolgens onderzoeken we de rol van de advocaten: wat zijn de moeilijkheden waarmee zij worden
geconfronteerd om hun cliënten in de gesloten centra te verdedigen en wat kunnen de problemen
zijn die de cliënten ondervinden in hun relatie met hun advocaat (deel 3)? We zijn ook zeer kort
ingegaan op de vraag of en hoe de NGO’s kunnen bijdragen tot een verbetering van de juridische
bijstand in de gesloten centra (deel 4).
In het laatste gedeelte (deel 5) nemen wij de verschillende procedures en rechtsmiddelen onder
de loep. We stelden ons de vraag hoe de manier waarop de wet of andere reglementerende teksten
deze procedures en rechtsmiddelen inrichten of uitvoeren de rechtszekerheid van de opgesloten
vreemdelingen beïnvloedt. De problemen rond de juridische bijstand in de gesloten centra vinden
immers vaak hun oorsprong in de wetgeving die het soms extra moeilijk maakt voor de opgesloten
vreemdelingen om hun rechten te doen gelden.
In elk gedeelte doen wij concrete aanbevelingen die wij putten uit onze vaststellingen. In deel 6
hernemen wij deze aanbevelingen, gegroepeerd volgens de actoren waaraan ze gericht zijn: de Minister
van Migratie en Asielbeleid, de Minister van Justitie, de wetgever, de directie of het personeel van
de gesloten centra, de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken, de balies, de Bureaus
voor Juridische Bijstand, de advocaten, de magistraten, de universiteiten, enz. Achteraan is ook
een reeks bijlagen te vinden. De bijlage over het wettelijke kader van de juridische bijstand in de
gesloten centra is behoorlijk uitgebreid. De lezer kan die raadplegen om een inzicht te krijgen in
de eerder technische informatie en de mogelijke procedures en rechtsmiddelen.
De realiteit van de juridische bijstand in de gesloten centra is ingewikkeld en alle betrokken actoren
zijn voortdurend met elkaar in interactie. Daarom overlappen de onderwerpen elkaar regelmatig.
2 In de bijlagen van dit rapport is een lijst van de interviews opgenomen.
7
Recht op recht in de gesloten centra
De belangrijkste kwesties zijn meermaals terug te vinden in de verschillende onderdelen van
het rapport, maar bekeken vanuit een andere invalshoek, in functie van de betrokken actor in
kwestie. Dit rapport hoeft dus niet noodzakelijk van A tot Z te worden gelezen. Elk hoofdstuk
kan afzonderlijk worden gelezen.
Het rapport is op bepaalde plaatsen behoorlijk technisch. We hebben het rechtstreeks verband
willen leggen met de realiteit zoals die door de opgesloten vreemdelingen wordt ervaren. Het
rapport is bestemd voor de beleidsmakers (ministers, parlementairen, hoofdverantwoordelijken
binnen de administratie), voor zij die veranderingen in gang kunnen zetten in de benadering van
de juridische bijstand in de gesloten centra, voor het personeel en de directie van de gesloten centra,
en voor de beoefenaars van het vreemdelingenrecht: de advocaten, de balies, de magistraten, de
NGO’s, enz.
Wij hopen dat eenieder die geïnteresseerd is in de problematiek van de administratieve opsluiting
van vreemdelingen of in de toegang tot de juridische bijstand dit rapport zal lezen. Wij hopen
bovendien dat naast de specialisten ook de media en de publieke opinie zullen begrijpen dat hier
één van de belangrijkste aspecten van ons democratische systeem op het spel staat — de juridische
bescherming van bijzonder kwetsbare personen — en dat daarachter soms een schrijnende menselijke
realiteit schuilgaat.
8
Recht op recht in de gesloten centra
Enkele voorbeelden van concrete situaties3
Alisah (Centrum 127)
Gebrek aan juridische bijstand in het INAD-centrum. Niet op de hoogte
gesteld van het recht op juridische bijstand. Communicatie tussen sociaal
assistent en opgesloten vreemdeling: sociaal assistent stelt de advocaat aan
zonder Alisah daarvan op de hoogte te brengen. Gebrekkige juridische
bijstand door advocaat: niet aanwezig op interview CommissariaatGeneraal.
Alisah is Ghanees en komt in november 2007 in België aan. Hij vreesde
voor zijn leven in Ghana na zijn bekering tot het christendom. Alisah
vraagt asiel aan aan de grens en komt in het INAD-centrum terecht in
de transitzone op de luchthaven te Zaventem. Daar verblijft hij een week
zonder advocaat. De grenspolitie neemt hem drie maal apart om hem aan
te moedigen terug te keren. Ondanks het feit dat hij nooit op de hoogte
werd gebracht van zijn recht om asiel aan te vragen, zegt hij zelf nood aan
bescherming te hebben. Hij komt uiteindelijk terecht in het centrum 127
te Melsbroek. Hij zegt dat hij tijdens het eerste gesprek met de sociaal assistent in het centrum niet op de hoogte werd gebracht van zijn recht op
kosteloze juridische bijstand. Hij hoort dat pas 5 dagen later van andere
opgesloten vreemdelingen in het centrum die wel een advocaat hebben.
Alisah vraagt daarop om een advocaat bij een sociaal assistent van het
centrum, die hem antwoordt dat hij al een advocaat heeft. Pas dan krijgt
Alisah de gegevens van die advocaat. De sociaal assistent had Alisah niet
duidelijk verwittigd en evenmin had de advocaat al contact gezocht met
zijn cliënt.
Alisah belt dan zelf naar de advocaat en krijgt te horen dat die het te druk
heeft om hem te bezoeken in het centrum. De advocaat zegt ‘zijn best
te zullen doen’ aanwezig te zijn op het interview bij het CommissariaatGeneraal. De dag van interview laat de advocaat weten niet aanwezig te
zullen zijn op het interview. Hij stuurt evenmin een vervanger. Tijdens het
drie uur durende interview dat Alisah op vrijdag aflegt zonder enige hulp
bij voorbereiding vooraf, is hij erg zenuwachtig omdat er geen advocaat
3 Deze individuele gevallen geven geen totaalbeeld van de juridische bijstand in de gesloten centra. Wij schuiven
bovendien geen van deze voorbeelden naar voren als representatief voor ‘dé situatie’ in de gesloten centra. Op zijn
minst illustreren deze gevallen wat er allemaal kán mislopen in de juridische bijstand aan een opgesloten vreemdeling in een gesloten centrum. We moeten een systeem ontwikkelen waarin het voorkomen van dergelijke problemen
tot een minimum wordt herleid. Dat is het opzet van dit rapport. De namen van de personen werden gewijzigd.
9
Recht op recht in de gesloten centra
bij is. De dinsdag erop krijgt hij een negatieve beslissing. Pas daarna komt
de advocaat op bezoek. De advocaat heeft dan 15 dagen om het beroep
bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in te dienen. Gedurende
die 15 dagen geeft de advocaat geen nieuws: hij is een tijd in het buitenland. Uit angst dat de advocaat geen beroep zou indienen, vraagt Alisah
zijn sociaal assistent in 127 om van advocaat te veranderen. Dat gebeurt
niet en uiteindelijk dient zijn advocaat het beroep op tijd in. Het beroep
wordt afgewezen. De dag waarop de RVV zijn beslissing betekent, was
zijn advocaat weer in het buitenland en onbereikbaar.
Wanneer een bezoekster van een NGO hem voorstelt samen met hem
de beslissing van het CGVS en het door zijn advocaat ingediende hoger
beroep te lezen, bezat hij geen kopie van die documenten en moest hij
aan de sociaal assistente een kopie vragen. Hij weigert de eerste repatriëringspoging en wordt overgeplaatst naar een ander gesloten centrum.
Abubakar (CIM)
Een advocaat vraagt buitensporige sommen geld en levert gebrekkig
werk. Urgentie en gebrekkige communicatie tussen advocaat en sociaal
assistent.
Abubakar is afkomstig uit Guinee en komt in 1998 in België aan. Kort
nadat hij vader wordt (zijn partner heeft een verblijfsvergunning), wordt
hij in juni 2007 gearresteerd en naar het gesloten centrum van Merksplas
overgebracht. Zijn advocaat vraagt 1450 euro voor het indienen van een
verzoekschrift tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer. De advocaat is niet
aanwezig op de zittingsdag van de Raadkamer en stuurt een stagiaire. Het
verzoekschrift wordt afgewezen. De advocaat beweert Abubakar drie keer
te hebben bezocht terwijl hij nooit is langsgekomen.
Abubakar verandert van advocaat. De tweede advocaat is echter op vakantie
op een cruciaal moment. Een NGO bezoeker raadt hem aan van advocaat
te veranderen. Hij krijgt een nieuwe competente (pro deo) advocaat. Hij
weigert een eerste repatriëringspoging op 21 augustus 2007. Op de dag dat
er een tweede repatriëringspoging wordt gepland, 10 september 2007, dient
hij een nieuwe asielaanvraag in vanuit het gesloten centrum te Merksplas.
Twee weken later vindt zijn interview met het Commissariaat-Generaal
plaats en nog eens twee weken later krijgt hij een negatief antwoord (op
8 oktober). Abubakar zegt zijn advocaat geen beroep in te dienen: « Ik
heb genoeg van al die procedures. »
10
Recht op recht in de gesloten centra
Ondertussen loopt ook een regularisatieaanvraag. Op 31 oktober 2007
krijgt Abubakar een negatief antwoord op zijn regularisatieaanvraag. Zijn
sociaal assistent in het gesloten centrum licht hem pas van die beslissing in
op 6 november 2007. Abubakar had er nochtans herhaaldelijk op gedrukt
hem zo snel mogelijk op de hoogte te stellen van de beslissing over zijn
regularisatieaanvraag en de beslissing ook de dag zelf naar de advocaat
door te faxen. Dat gebeurt niet. De nieuwe advocaat is verontwaardigd
omdat de termijn voor het indienen van een verzoekschrift tot schorsing
bij uiterst dringende noodzakelijkheid inmiddels vestreken is.
Ondertussen levert de Dienst Vreemdelingenzaken ook een beslissing tot
verlenging van de detentie af. Er zijn immers problemen met de Guineese
ambassade. De sociaal assistent bevestigt Abubakar de beslissing tot verlenging van de detentie per fax te hebben verstuurd naar Abubakar’s advocaat.
De advocaat blijkt echter niet op de hoogte te zijn van een verlenging van
de detentie en beweert geen enkele fax te hebben ontvangen. De sociaal
assistent kan nochtans een bevestiging van verzending van de fax voorleggen. Op 16 januari, na meer dan 6 maanden detentie en na een verblijf
van meer dan 10 jaar in België, wordt Abubakar uitgewezen.
Salim (CIM)
Stagiaire-advocate die niets van vreemdelingenrecht kent en niets onderneemt, ondanks duidelijke mogelijkheden, met onherstelbare gevolgen.
Sociaal assistent gesloten centrum die niets onderneemt na herhaaldelijke
vragen van opgesloten vreemdeling om van advocaat te veranderen.
In juli 2007 vlucht Salim, een Irakese man van rond de 45 samen met zijn
twee neven en de 19-jarige echtgenote van één van de neven, allen Sunni’s,
weg uit Baghdad. Ze verkopen al hun bezittingen om mensensmokkelaars
te betalen. Via Turkije nemen ze een bootje vol vluchtelingen richting
Griekse eilanden. In de Griekse wateren van Lesbos aangekomen, worden
zij door de Griekse kustwacht hardhandig aangepakt en gedwongen hun
vingerafdruk te geven. Ze worden 17 dagen opgesloten in een gesloten
centrum op Lesbos, waar de situatie mensonwaardig is. Na vrijlating met
het bevel om het Griekse grondgebied te verlaten, nemen zij op 16 augustus
2007 het vliegtuig naar België. Ze verblijven in een open opvangcentrum
van het Rode Kruis en gaan op 17 augustus 2007 asiel aanvragen bij de
Dienst Vreemdelingenzaken. Daarop worden ze allemaal overgebracht
naar het Centrum voor Illegalen te Merksplas. De DVZ vindt immers de
vingerafdrukken in Griekenland terug van drie van de vier familieleden.
11
Recht op recht in de gesloten centra
Griekenland aanvaardt de overname voor alle familieleden, behalve voor
één van de familieleden wiens vingerafdruk niet wordt teruggevonden.
Tijdens een NGO bezoek aan de familie in het centrum van Merksplas
wordt al snel duidelijk dat de advocate van de familie haar werk niet
doet. Salim vertelt ons dat het contact met de advocate uitermate stroef
verloopt. Ze bellen haar regelmatig op en steeds zegt ze ofwel geen tijd te
hebben ofwel met hun zaak bezig te zijn. Zij is hen nooit gaan bezoeken.
Ze zaten ongeveer 50 dagen opgesloten zonder dat zij een advocaat hebben
gezien. Ze vragen herhaaldelijk aan hun sociaal assistent om van advocaat
te veranderen, maar er komt geen reactie van de sociale dienst. Uiteindelijk
gebeurt er niets, ondanks een aantal mogelijkheden, gezien uitwijzing naar
Griekenland steeds meer onder vuur kwam te liggen. Na betekening van
de bijlage 26 quater, het bevel om het grondgebied te verlaten dat wordt
betekend in het kader van de Dublinprocedure, had de advocaat in deze
context absoluut een verzoekschrift tot schorsing wegens uiterst dringende
noodzakelijkheid moeten indienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dat gebeurt niet. Uit een gesprek met de advocate blijkt dat
zij niet eens op de hoogte is van de Dublin-verordening: «Ik weet eigenlijk
niks van vreemdelingenrecht af. Ik ben pro deo aangesteld, maar ik heb
weinig contact met die mensen. Ik weet er niks van.»
Er wordt een andere advocaat aangesteld. De procedure in uiterst dringende
noodzakelijkheid is niet meer mogelijk. De nieuwe advocaat dient in alle
haast drie eenzijdige verzoekschriften in bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Turnhout, om de schorsing van de uitwijzing
te bekomen op grond van de onwettigheid ervan. Op 7 november 2007
omstreeks 10 uur ’s morgens verklaart de rechtbank van Turnhout de
verzoekschriften toelaatbaar en gegrond. De rechter legt aan de Belgische
Staat het verbod op om Salim en zijn familie het land uit te zetten. De
overzending naar Griekenland vond echter al plaats, namelijk in de vroege
ochtend van diezelfde dag. Het belang van een verzoek tot schorsing in
uiterst dringende noodzakelijk én de tijdige bijstand van een advocaat
hierin, blijkt overduidelijk.
Loubna en haar kinderen (127bis)
Gebrek aan bijstand door een tolk heeft verreikende invloed op kwaliteit
van de juridische bijstand. Informatie over procedures. Geen betekening
van kopie beslissingen aan de opgesloten vreemdelinge zelf.
12
Recht op recht in de gesloten centra
Loubna en haar twee kinderen van 4 en 6 jaar oud zijn Koerden uit Irak.
Zij komen op 9 juli 2007 via Griekenland in België aan. Op 12 juli worden
ze al opgesloten in het gesloten centrum 127bis te Steenokkerzeel, omdat
de Belgische autoriteiten een overnameaanvraag hebben gestuurd naar de
Griekse autoriteiten in toepassing van de Dublin II-verordening. Loubna
wil niet terug naar Griekenland, waar ze al heel slechte ervaringen opdeed
als asielzoekster: ze werd slecht behandeld door de Griekse autoriteiten;
ze kreeg geen opvang en stond dus op straat met haar twee kinderen; ze
vreest dat haar dossier niet of slecht zal worden behandeld door de Griekse
autoriteiten. Haar angsten worden overigens gestaafd door een aantal
Griekse en internationale NGO-rapporten en zelfs door vaststellingen
die door Europese parlementsleden werden gedaan.
Loubna praat en begrijpt enkel Koerdisch. Communicatie met de advocaat
verloopt dus moeilijk. Hoewel in zulke gevallen een bezoek aangewezen
is, is de advocaat nooit op bezoek gekomen en belt hij zijn cliënte niet
eens telefonisch op. Na een maand in detentie zonder enige juridische
bijstand vraagt Loubna een nieuwe advocaat. Ondertussen is de bijlage
39ter (beslissing tot opsluiting) verlengd omdat de Griekse autoriteiten
geen antwoord geven op de overnameaanvraag door België. Loubna heeft
nooit een kopie van die beslissing gezien. Met een advocaat die haar niet
op de hoogte houdt, leidt dit tot een situatie waarin Loubna totaal niet
op de hoogte is van wat er gebeurt in procedures waarin zij verwikkeld
zit of die zij kan instellen.
Rond half augustus wordt er op aandringen van Loubna en van een andere opgesloten vreemdeling die haar als tolk bijstaat, een nieuwe pro deo
advocaat aangesteld. Maar die nieuwe advocaat zegt onmiddellijk dat hij
niets kan doen voor zijn cliënte. Dankzij de tussenkomst van een NGO
is een nieuwe advocate bereid het dossier op zich te nemen, maar zij stelt
vast dat de termijn om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende
noodzakelijkheid in te stellen tegen de bijlage 26quater (die 15 dagen
voordien werd afgeleverd, nadat Griekenland zich akkoord had verklaard),
verstreken is. Op 31 augustus moet Loubna een repatriëringspoging weigeren opdat de advocaat nog een gewone vordering tot schorsing en een
verzoek tot invrijheidsstelling zou kunnen indienen. Indien Loubna de
repatriëringspoging niet zou hebben geweigerd, zou zij van bij het begin
van haar detentie tot aan haar verwijdering geen enkele juridische bijstand
hebben ontvangen. Op 24 september worden Loubna en haar 2 kinderen
uiteindelijk met dwang op het vliegtuig naar Athene gezet.
13
Recht op recht in de gesloten centra
14
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 1
Organisatie van de juridische bijstand
in de gesloten centra
1.1. Wettelijk kader van de kosteloze juridische
bijstand
Iedereen heeft recht op juridische bijstand. Artikel 23 van de Belgische Grondwet waarborgt het
recht op een menswaardig bestaan. Tot de sociale rechten die door dat artikel worden beschermd,
behoort ook het recht op juridische bijstand. Artikel 23, lid 3, 2° luidt als volgt «Ieder heeft het
recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134
bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele
rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten omvatten inzonderheid:
2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische
bijstand.»
De grondwetgever wil hiermee vermijden dat iemand het genot van een recht of de mogelijkheid een
verweer te formuleren zou verliezen door een gebrek aan juridische kennis of sociale weerbaarheid.
De overheid moet ervoor zorgen dat de juridische bijstand toegankelijk is voor iedereen. Er mogen
geen financiële, culturele of sociale belemmeringen de toegang tot een behoorlijke juridische bijstand
in de weg staan.4 De juridische bijstand in België wordt geregeld door de Wet op de Juridische
Bijstand van 23 november 19985, die is ingevoerd in het Gerechtelijk Wetboek
In deze evaluatie wordt rekening gehouden met de vraag of de doelstellingen achter de nationale
en internationale juridische instrumenten wel gehaald worden, met name de juridische bijstand
aan iedereen garanderen, dus ook aan vreemdelingen opgesloten in een gesloten centrum.
1.1.1. Organisatie van de kosteloze juridische bijstand in België
Elke balie heeft een Bureau voor Juridische Bijstand (BJB)6. Bij dit BJB kan de burger die slechts
een beperkt inkomen heeft, terecht voor de aanstelling van een advocaat uit de lijst die jaarlijks
wordt opgesteld door de Orde van Advocaten. Op die lijst figureren advocaten die in hoofdzaak of
4 Peter Schollen en Bart Vangeebergen Onder wetenschappelijke begeleiding van prof. dr. P. Van Orshoven, « Juridische bijstand », http ://www.law.kuleuven.ac.be/jura/37n3/schollen.htm
5 B.S. 22 december 1998. Zie ook de uitvoeringsbesluiten van 20 december 1999 (B.S. 30 december 1999), 10 juli
2001 (B.S. 25 juli 2001), 18 december 2003 (B.S. 24 december 2003), 7 juli 2006 (B.S. 20 juli 2006) en 26 april
2007 (B.S. 15 mei 2007).
6 http ://www.advocaat.be en de Wet van 23 november 1998 met betrekking tot de juridische bijstand.
15
Recht op recht in de gesloten centra
in bijkomende orde prestaties in het kader van de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wensen
te verlenen. Juridische tweedelijnsbijstand is de juridische bijstand die wordt verleend aan een
natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand en vertegenwoordiging,
al dan niet in het kader van een procedure. De Orde van Advocaten ziet toe op de kwaliteit van
de verleende juridische bijstand. Begunstigden zijn de rechtzoekenden waarvan het inkomen zich
situeert onder bepaalde grenzen en rechtzoekenden waarvan vermoed wordt dat zij onvermogend
zijn. Vreemdelingen vallen onder deze tweede categorie, maar enkel voor verblijfsprocedures.7
Daarnaast heeft elk gerechtelijk arrondissement een Commissie voor Juridische Bijstand (CJB)8. Een
CJB staat in voor de organisatie van de juridische eerstelijnsbijstand. Juridische eerstelijnsbijstand
betreft een gratis eerste oriënterend juridisch advies en wordt georganiseerd door de Commissies
voor Juridische Bijstand. Mogelijke vragen zijn: welke dienst kan mij verder helpen? Moet ik
aanwezig zijn op de zitting? Zit ik op het juiste spoor? Is het de moeite een advocaat te raadplegen?
Kan ik nog iets ondernemen? Het gaat hier dus niet om een onderzoek en behandeling van het
dossier. Op verschillende plaatsen (Justitiehuizen, rechtbanken, OCMW’s, …) organiseert de CJB
zitdagen («permanenties») waar elke burger, ongeacht zijn inkomen, terecht kan voor een eerste,
gratis, oriënterend juridisch advies. Dit advies wordt gegeven door een advocaat. De CJB zorgt
ook voor de verspreiding van de informatie over het bestaan van en de toegangsvoorwaarden tot
de juridische bijstand, in het bijzonder bij de sociaal meest kwetsbare groepen.9
De eerstelijnsbijstand wordt gefinancierd met overheidsmiddelen voor de Commissies voor juridische
bijstand.10 Voor de tweedelijnsbijstand wordt jaarlijks in de begroting een budget voorzien. Afhankelijk
van het aantal en de aard van de verrichte prestaties door de advocaten zal hun persoonlijke vergoeding
af- of toenemen. De advocaten die prestaties verrichten in het kader van de tweedelijnsbijstand
dienen aan het BJB verslag uit te brengen over elke behandelde zaak. Het BJB kent voor die prestaties
aan de advocaten dan punten toe op basis van een lijst die aangeeft hoeveel punten een bepaalde
procedure oplevert. Elk punt heeft een geldelijke waarde. Het voorziene budget is een gesloten
enveloppe die moet verdeeld worden. De waarde van een punt wordt bepaald door het totale budget
te delen door het totaal aantal punten dat alle advocaten indienen gedurende één jaar. Pas na die
berekening worden de advocaten uitbetaald.11 De puntenlijst wordt op dit moment aangepast gelet
op de nieuwe procedures inzake vreemdelingenrecht. Deze aanpassing werd besproken door de
voorzitters van de 28 BJB’s van de OVB en de OBFG, dus zowel Nederlandstalige als Franstalige
7 Informatiebrochure van de Commissie voor Juridische Bijstand van Brussel over de voorwaarden voor het verkrijgen van juridische tweedelijns bijstand. Dit principe staat in het Koninklijk Besluit van 18 december 2003 tot
vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand
en de juridische bijstand. Art.1, §1, 9°: de vreemdeling, voor wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging
van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing
van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken. Art.1, §1, 10°: de asielaanvrager, of de persoon die verklaart of vraagt om als vluchteling te
worden erkend of die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken.
8 Het gerechtelijk arrondissement Brussel heeft twee Commissies: de Vlaamse en de Franstalige
9 Artikel 508/3, 3° Wet van 23 november 1998 betreffende de Juridische Bijstand
10 Artikel 508/4 Wet van 23 november 1998 betreffende de Juridische Bijstand. Noteer dat de wet (art. 508/5) erkent
dat de juridische eerstelijnsbijstand kan worden gegeven door andere organisaties (meer bepaald door juridische
diensten), maar dat die niet door de Staat worden gefinancierd in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand,
zoals de CJB’s
11 Artikel 2 Koninklijk Besluit van 20 december 1999
16
Recht op recht in de gesloten centra
ordes, zodat de punten voor het hele land dezelfde zijn. De aangepaste puntenlijst werd aan de
minister overgemaakt.
1.1.2 . Organisatie van de kosteloze juridische bijstand in de
Belgische gesloten centra: Europese en Belgische reglementering
Juridische bijstand vormt de kern van een systeem dat iedereen in staat moet stellen zijn rechten af
te dwingen en is dus een essentieel element in ons rechtstelsel. Juridische bijstand is nog belangrijker
in de context van een opsluiting, waar de kans op schendingen van mensenrechten groter is. Het
principe van de juridische bijstand aan administratief opgesloten vreemdelingen maakt deel uit
van de 20 leidende principes van de Raad van Europa inzake gedwongen terugkeer :
« De gedetineerde moet ten spoedigste en in een voor hem verstaanbare taal worden ingelicht over de
juridische en feitelijke redenen van zijn detentie en over de rechtsmiddelen waarover hij beschikt; hij
moet onmiddellijk contact kunnen opnemen met een advocaat, een arts en met de persoon van zijn
keuze».12
De Europese «procedure»-richtlijn13 bevat een aantal bepalingen over juridische bijstand voor
asielzoekers. De Lidstaten zijn verplicht de asielzoekers, in een taal die ze geacht worden te verstaan,
in te lichten over de te volgen procedures en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure.
Zo nodig moeten ze gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk. Ze moeten binnen
een redelijke termijn worden ingelicht over de beslissing aangaande hun asielaanvraag. In geval
van een negatieve beslissing moeten de Lidstaten zorgen voor kosteloze juridische bijstand en/of
vertegenwoordiging. In het kader van dezelfde richtlijn moeten de Lidstaten ervoor zorgen dat de
raadsman toegang heeft tot de informatie uit het dossier van de asielzoeker (indien die informatie
relevant is voor het behandelen van de asielaanvraag) en dat hij toegang heeft tot de gesloten centra
en transitzones.
De Europese «opvang»-richtlijn14 bevat bepalingen over het verstrekken van informatie. Er moet
informatie worden gegeven over de «organisaties of groepen van personen die juridische bijstand
verlenen». De Europese terugkeerrichtlijn15 erkent het recht op juridisch advies, vertegenwoordiging
12 Principe nr. 6 van de «20 leidende principes voor het terugsturen van illegaal aanwezige personen» die op
11 mei 2005 werden goedgekeurd door het Ministerscomité van de Raad van Europa (https ://wcd.coe. int/
ViewDoc.jsp ?Ref=CM(2005)40&Language=lanFrench&Ver=addfinal) .
13 Artikel 10 en 15 van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor
de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus : http ://eur-lex.europa.
eu/LexUriServ/LexUriServ.do ?uri=OJ :L :2005 :326 :0013 :01 :FR :HTML
14 Richtlijn 2003/9/CE van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van
asielzoekers in de lidstaten : http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2003:031:0018:0025
:FR:PDF . Volgens een recent verslag van de Europese Commissie met de titel «Achieving common EU standards
on reception of asylum seekers: (Report on transposition and implementation of the Reception Conditions Directive, 26 november 2007)», is die richtlijn van toepassing in de gesloten centra. Het verslag wijst erop dat de richtlijn
in 7 Lidstaten, waaronder België, nog niet is omgezet voor wat betreft de opgesloten asielzoekers.
15 Wetgevende resolutie van het Europees Parlement van 18 juni 2008 over het voorstel van richtlijn van het Europees
Parlement en van de Raad met betrekking tot de normen en procedures die in de Lidstaten gelden voor de terugkeer van illegalen uit derde landen (COM(2005)0391 — C6-0266/2005 — 2005/0167(COD)) : http ://www.
europarl.europa.eu/sides/getDoc.do ?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P6-TA-2008-0293+0+DOC+XML+V0//FR
17
Recht op recht in de gesloten centra
en, zo nodig, taalhulp, en verwijst naar de procedurerichtlijn voor het verlenen van de noodzakelijke
juridische bijstand en/of vertegenwoordiging en gratis juridische bijstand. Doeltreffende rechtsmiddelen
tegen een terugkeerbeslissing moeten voorhanden zijn bij een onpartijdig samengestelde bevoegde
instantie waarvan de onafhankelijkheid is gewaarborgd.
Informatie, tolkwerk en toegang tot een advocaat zijn de drie pijlers van een kwaliteitsvolle juridische
bijstand. Indien aan één van die voorwaarden niet voldaan is, dan is het recht op een doeltreffend
rechtsmiddel niet verzekerd. Opdat het recht op een beroep tegen een beslissing tot detentie niet
theoretisch zou zijn, moet de persoon in kwestie over dat recht worden ingelicht, toegang hebben
tot een advocaat en met deze laatste kunnen communiceren. Volgens het Europees Comité voor
de Preventie van Foltering van de Raad van Europa « hebben de rechten van personen die van hun
vrijheid zijn beroofd, weinig waarde, als die personen die rechten niet kennen. »16
Voor de Raad van Europa is het recht om in het kader van een verwijderingsprocedure contact op
te nemen met een advocaat bedoeld om « ervoor te zorgen dat het rechtsmiddel tegen vrijheidsberoving
doeltreffend is»17, en is die verplichting « hier nog belangrijker wegens het mogelijk onomkeerbare
karakter van de gevolgen van de uitvoering van de beslissing tot verwijdering».
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft die grondbeginselen opnieuw bevestigd toen
het België veroordeelde voor het schenden van het recht op vrijheid (art. 5 §1 EVRM) in het kader
van de zaak Conka. Het Hof oordeelde als volgt : « De informatie over de beschikbare rechtsmiddelen
stond in kleine lettertjes en in een taal die de verzoekers niet verstonden (...) de verzoekers konden met de
hulp van die tolk ongetwijfeld moeilijk hopen van op het commissariaat contact te kunnen opnemen met
een advocaat, terwijl de verzoekers in het gesloten centrum wel telefonisch contact konden opnemen met
een advocaat, maar geen beroep meer konden doen op de diensten van de tolk; dat de overheid ondanks
die moeilijkheden niet voorzien heeft in een of andere vorm van juridische bijstand. »18
In België wordt de juridische bijstand in de gesloten centra geregeld door het Koninklijk Besluit
van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar
op gesloten centra en tot bepaling van de rechten en verplichtingen van de in gesloten centra
vastgehouden vreemdelingen 19. De algemene principes staan in de artikelen 62 en 63:
—— Artikel 62 : « De bewoner heeft recht op juridische bijstand. De centrumdirecteur ziet erop toe
dat de bewoner in de gelegenheid wordt gesteld een beroep te doen op de rechtshulp waarin de wet
voorziet.»
16 Comité voor de preventie van foltering van de Raad van Europa, 12e algemeen verslag, CPT/inf (92)3), par. 44,
http://www.cpt.coe.int/en/annual/rep-12.htm
17 Commentaar van de Raad van Europa op de «20 leidende principes voor het terugsturen van illegaal aanwezige
personen». Commentaar op paragraaf 2 van principe 6.
18 Affaire Conka t. België. Verzoekschrift nr. 51564/99. Par. 44
19 Koninklijk besluit houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel
74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en
de verwijdering van vreemdelingen. Wij zullen dit verder het «Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002» noemen.
18
Recht op recht in de gesloten centra
—— Artikel 63 : « De bewoners hebben het recht dagelijks tussen acht uur ‘s morgens en tien uur ‘s avonds
gratis met hun advocaat te telefoneren. De advocaten hebben het recht op ieder ogenblik met hun
cliënt telefonisch in contact te treden. Het telefonisch contact tussen een bewoner en zijn advocaat
kan niet worden verboden.»
Een vreemdeling wordt in een gesloten centrum vastgehouden ten gevolge van een administratieve
beslissing zonder automatische gerechtelijke controle. Wanneer een opgesloten vreemdeling
onvoldoende is ingelicht over zijn recht op een kosteloze advocaat, kan hij zich in een juridisch
niemandsland bevinden: opgesloten door de administratie, zonder bijstand van buitenaf, gewoon
wachtend op zijn uitwijzing.
Het belang van een daadwerkelijke juridische bijstand voor vreemdelingen opgesloten in een
gesloten centrum blijkt meer bepaald uit het verslag aan de Koning bij het Koninklijk besluit van
2 augustus 2002: « Het recht op juridische bijstand wordt duidelijk vooropgesteld en er wordt een soepel
regime uitgewerkt voor de toegang van de advocaten tot het centrum en de contacten met hun cliënt. (...)
Het dient te worden onderstreept dat dit besluit in de meest uitgebreide contactmogelijkheden voorziet
tussen een bewoner en zijn advocaat.».
Volgens de teksten heeft een opgesloten vreemdeling dus recht op kosteloze juridische bijstand,
ongeacht zijn middelen, en moet het gesloten centrum ervoor zorgen dat dit recht concreet in
de praktijk wordt omgezet. Volgens bovengenoemd verslag aan de Koning is het wel degelijk
de directeur van het centrum die moet instaan voor de praktische uitvoering van dat recht: «De
praktische organisatie van de rechtshulp, zoals vastgelegd in de artikelen 508/1 t.e.m. 508/23
van het Gerechtelijk Wetboek, zal door de centrumdirecteur in samenspraak met de lokale balies
gebeuren.»20
Er bestaat echter geen tekst over de concrete organisatie van de juridische bijstand, noch over de
informatie die moet worden verstrekt aan de opgesloten vreemdelingen, noch over de beslissingen
die naar de advocaten moeten worden gestuurd, noch over de modaliteiten en termijnen van
de aanstelling van een advocaat. Bij gebrek aan een dergelijke tekst organiseert elk centrum de
juridische bijstand in samenwerking met de dichtstbijzijnde balie. We moeten dus nagaan hoe het
recht op juridische bijstand in de praktijk wordt georganiseerd. In dat opzicht valt te noteren dat de
moeilijkheden, waarmee opgesloten vreemdelingen worden geconfronteerd om een kwaliteitsvolle
juridische bijstand te verkrijgen, onlangs werden aangestipt in het kader van een vergelijkend
onderzoek van de detentievoorwaarden in de gesloten centra voor vreemdelingen in Europa. In
het aan België gewijde verslag kan men lezen: «Ook in de gesloten centra, moeten de gedetineerden
beter toegang krijgen tot de informatie over hun rechten, meer bepaald door opnieuw een echte functie
van sociaal assistent in te voeren, door de toegang tot een goede tolkendienst te verbeteren en door een
oordeelkundige keuze van bevoegde advocaten te vergemakkelijken. »21
20 Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002. Verslag aan de Koning. Commentaar bij de artikelen 62-66.
21 Situatie van de onderdanen van derde landen die opgesloten zijn in centra (gevangenenkampen, open centra,
alsook in transitzones), met speciale aandacht voor de diensten en middelen ten gunste van personen met specifieke
behoeften in de 25 Lidstaten van de Europese Unie. IP/C/LIBE/2006-181. Verslag over België, p. 32.
19
Recht op recht in de gesloten centra
1.2. Organisatie van de tweedelijnsbijstand
in de gesloten centra
1.2.1. Algemeen
Een opsluitingsmaatregel tegen een vreemdeling na zijn aanhouding gaat altijd gepaard met één
of meerdere administratieve beslissingen. Wanneer de vreemdeling wordt aangehouden op het
grondgebied met het oog op zijn uitwijzing ontvangt hij over het algemeen drie beslissingen:
een bevel om het grondgebied te verlaten of een hernieuwing van dat bevel, een dwangmaatregel
«terugleiding naar de grens» evenals een beslissing tot opsluiting «vrijheidsberoving te dien einde».
Een persoon die bij zijn aankomst aan de grens wordt opgesloten ontvangt een beslissing tot
«terugdrijving». Een asielzoeker aan de grens of op het grondgebied moet de verschillende stadia
van de procedure doorlopen in het gesloten centrum. Tegen al deze beslissingen staat een beroep
open, wat de bijstand van een advocaat noodzakelijk maakt. De termijnen voor de aantekening
van het beroep tegen het bevel om het grondgebied te verlaten zijn uiterst kort. Het is dus zeer
belangrijk om snel te kunnen genieten van de bijstand van een advocaat.
Wanneer de vreemdeling aankomt in een gesloten centrum wordt hij in principe ingelicht over zijn
recht op kosteloze juridische bijstand. Men vraagt hem of hij reeds beschikt over een advocaat en
of hij wenst te genieten van de kosteloze juridische bijstand. Hij ontvangt een informatiebrochure
over de verschillende mogelijke procedures en over zijn recht op juridische bijstand (cf. infra 2.2
en 2.3).
In de meeste centra wordt als volgt gewerkt wanneer een opgesloten vreemdeling wenst te genieten
van juridische bijstand: verzending van een fax naar het lokale Bureau voor Juridische Bijstand
(BJB) met de naam van de opgesloten vreemdeling en de aanvraag voor de aanstelling van een
advocaat. Sommige centra voegen er aan toe dat de aanvraag dringend is wanneer de opgesloten
vreemdeling zijn intentie heeft kenbaar gemaakt om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende
noodzakelijkheid in te stellen tegen het bevel om het grondgebied te verlaten. Vervolgens wijst
het secretariaat van het BJB een advocaat aan uit een lijst van advocaten of stagiaires. Het gesloten
centrum wordt hiervan op de hoogte gebracht. Dit proces kan enkele uren tot verschillende dagen
in beslag nemen (soms 4 tot 5 dagen).
Naast de juridische informatiefiches en de onthaalbrochure bekijken de opgesloten vreemdelingen
ook een DVD van de Dienst Vreemdelingenzaken die de verschillende stadia toont van de uitwijzing
en de verschillende graden van dwang, die progressief wordt opgevoerd om de uitwijzingsbeslissing
uit te voeren. De DVD handelt expliciet over de gevolgen van het verzet van de vreemdeling
tegen zijn uitwijzing en niet zozeer over de rechten waarover de vreemdeling beschikt. Er wordt
niets gezegd over het bestaan van mogelijke rechtsmiddelen, in het bijzonder bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen, om een beslissing tot uitwijzing te betwisten.
20
Recht op recht in de gesloten centra
Een opsluiting is op zich al een uitzondering op de modaliteiten van een toegang tot juridische
bijstand. Het gesloten centrum staat tussen de opgesloten vreemdeling en het BJB, terwijl iedere
persoon die niet van zijn vrijheid beroofd is rechtstreeks en persoonlijk het BJB kan contacteren.
De kwaliteit van de aangeboden juridische bijstand hangt af van de informatie die de opgesloten
vreemdeling ontvangt, van het werk van de sociaal assistent en van de instructies eigen aan elk
centrum. Elk gesloten centrum heeft de gewoonte te werken met de Balie van het gerechtelijk
arrondissement waar het gevestigd is. De 3 gesloten centra in de buurt van de luchthaven van Brussel
werken met de Balie van Brussel, het centrum van Vottem met de Balie van Luik, het centrum
van Merksplas met de Balie van Turnhout en tenslotte het centrum van Brugge met de Balie van
Brugge. Deze keuze lijkt logisch omwille van de nabijheid. Een advocaat zal zich gemakkelijker
verplaatsen indien het gesloten centrum in de buurt van zijn kantoor gevestigd is. Zoals we verder
in dit rapport behandelen, beraden sommigen gesloten centra zich samen met de lokale Balie over
manieren om de juridische bijstand te verbeteren in het kader van de vordering tot schorsing bij
uiterst dringende noodzakelijkheid voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Ondanks een vermelding van die samenwerking met de lokale balies in het verslag aan de Koning
bij het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 belet niets dat een advocaat van een andere balie
wordt aangesteld in het kader van de juridische bijstand. De verantwoordelijken van het BJB van
Brussel hebben ons daaraan herinnerd. Hun bevoegdheid is nationaal. Een advocaat die ingeschreven
is bij de Balie van Brussel kan aangesteld worden om bijvoorbeeld een cliënt uit het centrum van
Merksplas bij te staan. Samenwerken met andere balies zou voor sommige gesloten centra de
oplossing kunnen zijn wanneer in de schoot van de lokale balie een tekort bestaat aan advocatenvrijwilligers, of wanneer er te weinig advocaten beschikbaar zijn tijdens de vakantie. Gezien de
eerder kleine omvang van de balie van Turnhout heeft het gesloten centrum van Merksplas reeds
contact opgenomen met de balie van Antwerpen.
1.2.2. Bijzonderheden van elk centrum en tweedelijnspermanenties
Het INAD-centrum heeft als bijzonder kenmerk dat het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002
er niet van toepassing is. De toegang tot de juridische bijstand is dus niet gewaarborgd. Concreet
betekent dit dat de informatie die opgesloten vreemdelingen in andere centra wel ontvangen, niet
wordt verschaft in het INAD-centrum. De opgesloten vreemdeling moet een advocaat aanvragen.
Indien hij een pro deo advocaat wenst zal het INAD-centrum deze aanstellen op dezelfde manier
als in het centrum 127. Indien hij een privé advocaat wenst, krijgt de opgesloten vreemdeling een
telefoonboek. Het is voor advocaten zeer moeilijk om het centrum te contacteren. Het BJB van
Brussel meldde ons dat het aan de Dienst Vreemdelingenzaken heeft gevraagd om de lijsten van
de advocaten in de permanentie of tenminste informatie over juridische bijstand te geven aan de
in INAD opgesloten personen. Op deze vraag werd niet ingegaan.
De organisatie van de juridische bijstand verloopt anders in het centrum 127 dan in de andere
centra. Het centrum ontvangt van het BJB van Brussel een lijst van advocaten in permanentie.
Deze lijst bestaat enerzijds uit Franstalige advocaten-vrijwilligers en anderzijds uit stagiaires onder
toezicht van Nederlandstalige gespecialiseerde advocaten. Twee advocaten zijn elke week beschikbaar:
één permanent, één als vervanger. In tegenstelling tot andere centra wijzen de sociaal assistenten
rechtstreeks de advocaat aan die verantwoordelijk is voor het dossier. Zij mogen niet meer dan 3
21
Recht op recht in de gesloten centra
cliënten per advocaat hebben. Het personeel van het centrum brengt de advocaat per fax op de
hoogte van zijn aanstelling en zendt een kopie naar het BJB. Op die manier wordt de tussenkomst
van het secretariaat van het BJB uitgeschakeld om tijd te winnen. Alhoewel de asielzoekers als
prioritair beschouwd worden, kan iedere vreemdeling in het centrum 127 genieten van de juridische
bijstand die in deze vorm aangeboden wordt, ongeacht of hij op het grondgebied aangetroffen
werd of aan de grens.
Voor het centrum 127 bis heeft het Franstalige BJB van Brussel ook een tweedelijnspermanentie
georganiseerd. Deze bestaat uit 5 advocaten-vrijwilligers die gespecialiseerd zijn in vreemdelingenrecht.
Het systeem is nochtans niet identiek aan het systeem van het centrum 127. Het gesloten centrum
zendt de aanvraag naar het secretariaat van het BJB dat vervolgens de advocaat aanwijst. Volgens
de advocaten van deze permanentie gebeuren de aanstellingen in minder dan 2 dagen. Volgens de
directie van het centrum zijn 3 tot 4 dagen nodig. De wachtdienst is een beurtdienst: elke week
is er een advocaat die van wacht is. Wanneer de advocaat is aangesteld, vraagt hij het centrum om
hem vlug de beslissingen betreffende zijn cliënt te sturen. Langs Nederlandstalige zijde bestaat een
dergelijke permanentielijst niet, wel een meer uitgebreide lijst die voornamelijk bestaat uit nietgespecialiseerde stagiaires. Het Nederlandstalige BJB van Brussel wil in de toekomst een systeem
van wachtdiensten inrichten zoals het Franstalige BJB.
In het centrum van Brugge wordt er tijdens het eerste onderhoud met de sociale dienst aan de
opgesloten vreemdeling gevraagd of hij een privé advocaat wenst, en indien hij er geen heeft, of
hij wil dat er hem een pro deo advocaat wordt toegewezen in het kader van de kosteloze juridische
bijstand. Indien de opgesloten vreemdeling een pro deo advocaat wenst, zendt de sociale dienst
de aanvraag per fax naar het BJB van Brugge dat vervolgens een advocaat aanstelt. Volgens het
gesloten centrum gebeurt deze aanstelling in minder dan 24 uur. Voor bijzonder dringende gevallen
wordt er «dringend» geschreven in de fax. Het BJB van Brugge zendt elke maand een lijst van 80
advocaten, die in principe goed op de hoogte zijn van het vreemdelingenrecht. Sinds de invoering
van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de RVV en de termijn van
24 uur heeft het BJB van Brugge in oktober 2007, in samenwerking met het gesloten centrum,
een nieuw systeem ingevoerd. Om de opgesloten vreemdelingen de kans te geven deze procedure
aan te wenden binnen de verplichte termijn bestaat er sindsdien een permanentie «dringende
noodzakelijkheid». Het gesloten centrum beschikt over een lijst van 40 advocaten die op elk
moment kunnen worden gecontacteerd. Indien een opgesloten vreemdeling beslist om het bevel
om het grondgebied te verlaten bij uiterst dringende noodzakelijkheid te betwisten, zal het gesloten
centrum één van deze advocaten contacteren om dit dossier te behandelen (cf. infra 2.5.2.).
In het centrum van Merksplas vraagt de sociaal assistent tijdens de sociale intake aan de pas
opgesloten vreemdeling of hij een advocaat heeft. Indien niet en indien hij er één wenst, nemen
de sociaal assistenten per fax contact op met de balie van Turnhout. Het BJB van Turnhout stelt
vervolgens een advocaat aan. Volgens de directie van het centrum zijn er 4 tot 5 dagen nodig
vooraleer de sociaal assistent de naam van de toegewezen advocaat kent. 26 stagiaireadvocaten
en 17 advocaten-vrijwilligers kunnen worden aangesteld voor zaken van vreemdelingenrecht.
Zelfs wanneer zij verondersteld worden gespecialiseerd te zijn, hebben zij dikwijls geen specifieke
opleiding gevolgd in vreemdelingenrecht.
22
Recht op recht in de gesloten centra
Wanneer in het centrum van Vottem een opgesloten vreemdeling een pro deo advocaat wenst,
faxt de sociaal assistent de aanvraag naar het BJB van Luik. Het secretariaat van het BJB stelt
per fax een advocaat aan. In de standaardfax aan de advocaat vraagt het BJB aandacht voor de
hoogdringendheid in het kader van de opsluiting en voor de noodzaak van een eerste onderhoud
met de cliënt binnen de kortst mogelijke termijn. De aandacht van de advocaat wordt gevestigd
op het verzoek tot invrijheidstelling bij de Raadkamer. Er bestaat in Luik een netwerk van 40
ervaren advocaten-vrijwilligers die opgeroepen kunnen worden. Veel stagiaireadvocaten kunnen
aangesteld worden. De aanstelling van een advocaat lijkt redelijk vlug te verlopen: één tot twee
dagen volgens het personeel van het centrum, in minder dan 24 uur volgens het BJB. Nochtans
zijn de betrokkenen (gesloten centra en BJB) het erover eens dat er een probleem bestaat tijdens de
vakantieperiodes: aanstelling van afwezige advocaten, advocaten die op vakantie vertrekken zonder
hun cliënten te verwittigen, enzovoort.
Tussen gesloten centra of tussen Bureaus voor Juridische Bijstand is er niets formeel voorzien om
een doeltreffende opvolging van de dossiers te verzekeren in geval van een overbrenging van een
opgesloten vreemdeling naar een ander centrum. Hoewel een overbrenging niet noodzakelijk
belet dat de juridische bijstand efficiënt wordt voortgezet door dezelfde advocaat, toch kan deze
verandering van centrum ernstige gevolgen hebben voor de procedures. Bijvoorbeeld, wanneer
een opgesloten vreemdeling wordt overgebracht van het gesloten centrum van Vottem naar het
gesloten centrum van Merksplas, zal een Luikse advocaat moeilijkheden ondervinden om zijn cliënt
te bezoeken. Daar komt nog het taalprobleem bij: de taal van de procedure is niet altijd de taal
van de advocaat die aangesteld werd. De verschillende balies hebben geen formele overeenkomsten
gesloten om een efficiënte opvolging van opgesloten cliënten te verzekeren. De contacten zijn dikwijls
persoonlijk en bepaalde opgesloten vreemdelingen kunnen veel moeilijkheden ondervinden indien
de opvolging niet goed verloopt. De gesloten centra van hun kant organiseren deze opvolging ook
niet. Het is dikwijls de opgesloten vreemdeling zelf die een nieuwe advocaat moet aanvragen (cf.
infra 2.5.5).
Verder in dit verslag komen wij meerdere malen terug op het belang van de snelle aanstelling
van een advocaat opdat deze snel kennis zou kunnen nemen van de toestand van zijn cliënt en in
voorkomend geval snel zou kunnen tussenkomen. Te dikwijls stellen wij vast dat de opgesloten
vreemdelingen niet genieten van de bijstand van een advocaat. En dit om verschillende redenen:
zij hebben niet goed begrepen dat zij recht hebben op de kosteloze bijstand van een advocaat, zij
denken dat zij geen advocaat nodig hebben of zij hebben geen vertrouwen in een automatisch
aangestelde advocaat. Omdat de opsluiting een uitzondering vormt op het fundamentele recht op
vrijheid menen wij dat elke opgesloten vreemdeling moet kunnen genieten van de bijstand van een
advocaat. De beslissing om een advocaat te doen aanstellen overlaten aan de vreemdeling zelf of aan
zijn sociaal assistent houdt het risico in dat de rechten van veel personen niet geëerbiedigd worden.
De enige oplossing die hem een daadwerkelijke toegang verschaft tot de juridische bijstand is dat
elke opgesloten vreemdeling automatisch een advocaat krijgt toegewezen indien hij er nog geen
heeft. Of deze praktijk van automatische aanstelling ingesteld wordt of niet, de mogelijkheid om
gemakkelijk en snel toegang te hebben tot juridisch advies via een juridische eerstelijnspermanentie
is even belangrijk omdat dat het gevoel rechtszekerheid van de opgesloten vreemdelingen zou
versterken. Dit zullen wij behandelen in de volgende afdeling.
23
Recht op recht in de gesloten centra
1.3. Een juridische eerstelijnspermanentie
in de gesloten centra?
Aangezien wij in dit gedeelte de organisatie van de juridische bijstand in gesloten centra behandelen,
lijkt het ons opportuun om hier de vraag op te werpen van de juridische eerstelijnsbijstand. Deze
maakt deel uit van het algemene systeem van de juridische bijstand zoals dat werd ingesteld door
de wetgever en dat nochtans niet toegankelijk is voor vreemdelingen die opgesloten zijn in een
gesloten centrum. Dit lijkt ons een ernstige tekortkoming van het huidig systeem. De andere
onderdelen van dit rapport zullen dit ook aantonen.
1.3.1. De noodzaak van een eerstelijnspermanentie
De juridische eerstelijnspermanenties zoals voorzien door de wet kunnen aangeboden worden door
advocaten of organisaties. Wanneer zij aangeboden worden door advocaten wordt de bijstand verstrekt
via de Commissies voor Juridische Bijstand. Gelijk welke rechtzoekende kan zich eerst wenden tot
de eerstelijnspermanentie die een eerste advies geeft en, indien nodig, hem aanraadt zich te wenden
tot de tweedelijnspermanentie die hem een advocaat zal toewijzen. Hij kan ook rechtstreeks de
tweedelijnspermanentie contacteren. Momenteel bestaat een dergelijke eerstelijnspermanentie niet
in de gesloten centra. De vreemdeling is afhankelijk van een derde om in contact te komen met
de buitenwereld. Deze derde is het personeel van het gesloten centrum.
Er werden stappen ondernomen om de toekenning van kosteloze en kwaliteitsvolle juridische
bijstand voor vreemdelingen in gesloten centra te verbeteren. Informatieve fiches over de rechten
van opgesloten vreemdelingen werden vertaald en verdeeld in de centra. De directies van de
gesloten centra, het personeel en de meeste Bureaus voor Juridische Bijstand hebben zich gebogen
over de beste manier om deze juridische bijstand snel aan te bieden, in het bijzonder voor wat
betreft de uitzonderlijk korte beroepstermijn bij de vordering tot schorsing bij uiterst dringende
noodzakelijkheid voor de RVV.
Toch blijven ernstige bezorgdheden bestaan over de huidige werking van de juridische bijstand:
gebrek aan informatie, traagheid van bepaalde aanstellingen, slechte communicatie tussen het gesloten
centrum en de advocaat, de gesloten centra als ‘de facto filter’ tussen de advocaat en zijn cliënt. Bepaalde
dringende procedures vereisen een eerste onafhankelijk juridisch advies dat in de huidige toestand niet
toegankelijk is voor opgesloten vreemdelingen in een gesloten centrum. Inderdaad, een opgesloten
vreemdeling kan moeilijk zelf oordelen of het opportuun is om deze of gene procedure te voeren.
Opgesloten vreemdelingen aan wie nog geen advocaat is toegewezen of wiens advocaat nog geen kennis
heeft genomen van het dossier bevinden zich in een situatie waar zij zelf een ingewikkelde beslissing
moeten nemen. Het gesloten centrum doet zelf geen enkele juridische screening. De sociaal assistenten
van de gesloten centra menen met reden dat hun rol er niet in bestaat om dit opportuniteitsonderzoek
te doen over het al dan niet instellen van een procedure.
24
Recht op recht in de gesloten centra
Of het nu gaat om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid22 of om andere
procedures, de opgesloten vreemdelingen hebben het recht om een onafhankelijk advies te ontvangen
in de gesloten centra, net zoals gelijk welke rechtzoekende die in vrijheid is de mogelijkheid heeft
om rechtstreeks de Commissie voor Juridische Bijstand te raadplegen. Deze mogelijkheid weigeren
aan een opgesloten vreemdeling in een gesloten centrum komt neer op discriminatie.
Sommige opgesloten vreemdelingen verwerpen het systeem van juridische bijstand dat hen wordt
voorgesteld. Zij hebben geen vertrouwen in een bijstand die hen aangeboden wordt via de overheid,
de Dienst Vreemdelingenzaken, die de beslissing heeft genomen om hen op te sluiten. Dit is een
ander element dat de noodzaak van een onafhankelijk orgaan voor juridisch advies aantoont. Zij
wenden zich soms liever tot een advocaat die zij zelf hebben gekozen of hebben gevonden via
een kennis of een familielid en die hen dikwijls een ereloon zal aanrekenen. Het systeem van de
juridische bijstand zou er ongetwijfeld anders uitzien indien opgesloten vreemdelingen er niet via
de sociaal assistenten van de centra toegang toe zouden vinden, maar eerder via een wachtdienst
van advocaten of juristen die onafhankelijk zijn van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Tenslotte gebeurt het dat opgesloten vreemdelingen het advies van hun advocaat betwisten, soms
omwille van de paniek door een nakende uitwijzing, soms omwille van de stress door de opsluiting.
Zij hadden graag een tweede advies bekomen en hebben een diep gevoel van rechtsonzekerheid.
De mogelijkheid om kosteloos een andere advocaat te raadplegen zou een bijkomende waarborg
zijn tegen een onrechtmatige verwijdering van personen die elementen kunnen doen gelden om
een verblijfsvergunning, een invrijheidstelling of een verbod van uitwijzing te bekomen. Indien het
advies van de eerste advocaat bevestigd wordt, zou dit tweede advies voor de opgesloten vreemdeling
een verduidelijking zijn van zijn juridische toestand.
1.3.2. Standpunten van de actoren van de juridische bijstand over een
eerstelijnspermanentie
Directies van gesloten centra en BJB’s voeren reeds een dialoog rond de noodzaak om systemen uit
te werken van tweedelijnspermanenties, om het hoofd te bieden aan bepaalde uitzonderlijk korte
beroepstermijnen. De meeste betrokken partijen lijken bovendien ook gewonnen te zijn voor een
eerstelijnspermanentie.
Veel gespecialiseerde advocaten menen dat een juridische eerstelijnspermanentie essentieel is
in gesloten centra om de rechtszekerheid van de opgesloten vreemdelingen te waarborgen, op
voorwaarde dat er voldoende financiële en menselijke middelen worden ingezet.
Personeelsleden van gesloten centra zijn hier ook voor gewonnen, hoewel zij soms vrezen dat
de advocaten of juristen zullen dienen als «schietschijf» voor de frustraties veroorzaakt door de
opsluiting. Een directeur van een gesloten centrum beweert dat achter dit «mooi idee» een probleem
schuilt: hoe bepalen wie dit «neutraal» en onafhankelijk advies zal geven? Volgens hem bestaat er
geen neutraliteit in deze materie. Buiten deze bezwaren lijkt geen enkele directie van een gesloten
centrum zich te verzetten tegen het idee van een juridische eerstelijnspermanentie.
22 Over dit bijzonder rechtsmiddel en de rol die de sociaal assistenten van de gesloten centra spelen, zie 2.5.5.
25
Recht op recht in de gesloten centra
De directie van centrum 127bis heeft laten verstaan geïnteresseerd te zijn in een dergelijk systeem,
vooral om de problemen te behandelen met betrekking tot de schorsingsprocedure bij uiterst
dringende noodzakelijkheid. De sociale dienst van het centrum van Brugge heeft dit probleem
vorig jaar ook gemeld in zijn contacten met de Balie van Brugge die met spoed heeft gereageerd
door een snelle oplossing voor te stellen. De Voorzitter van de Commissie voor Juridische Bijstand
(CJB) – het orgaan verantwoordelijk voor de organisatie van de eerstelijnsbijstand – heeft op 24
september 2007 een brief verzonden aan de directie van het centrum van Brugge waarin hij aanbood
om een kalender uit te werken voor een juridische eerstelijnspermanentie. De CJB had 17 advocaten
gevonden die bereid waren om deze wachtdienst te verzekeren. Tot op heden heeft de CJB nog geen
enkel antwoord ontvangen van de directie van het gesloten centrum. Het Nederlandstalige BJB van
Brussel is ook gewonnen voor het idee om wachtdiensten te organiseren in de gesloten centra.
Een ander concreet verzoek werd gericht aan het gesloten centrum van Vottem door het Luiks
advocatencollectief «armoede en vreemdelingen». Dit collectief is nauw verbonden met het BJB.
Een aantal maanden geleden heeft het collectief zijn verzoek gericht aan het gesloten centrum van
Vottem. Tegelijk heeft de directie van het gesloten centrum van Vottem aan het BJB gevraagd om
een tweedelijnspermanentie op te richten met de mogelijkheid om deze dienst op elk moment te
contacteren om de inleiding van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor
de RVV mogelijk te maken. Het centrum van Vottem deed dit verzoek op het moment dat een nieuwe
nomenclatuur van het puntensysteem werd overwogen. Er werd overwogen om de vergoeding van de
pro deo advocaten te verminderen voor alle dringende procedures. Nochtans zijn alle advocaten het
erover eens dat hun werk bij dringende procedures van vreemdelingenrecht onvoldoende vergoed
wordt (cf. infra 3.6). Een nieuwe vermindering was onaanvaardbaar. Volgens het BJB van Luik kon
de oprichting van een tweedelijnspermanentie niet gebeuren in dergelijke omstandigheden. Het
gesloten centrum van Vottem heeft ook niet positief gereageerd op het verzoek van het collectief «
armoede en vreemdelingen » : de aanvaarding van een eerstelijnspermanentie in de schoot van het
centrum van Vottem kan enkel indien het BJB de oprichting van een tweedelijnspermanentie zou
aanvaarden. Wat er ook van zij, een aantal maanden na deze feiten bleek dat de vergoeding van de
advocaten toch dezelfde zou blijven en niet zou verminderen, wat voor velen nog altijd weinig is
rekening houdend met het werk dat de advocaat moet verrichten in geval van hoogdringendheid.
Ondanks dit alles bestaat er nog steeds geen eerstelijnspermanentie, noch een tweedelijnspermanentie
in het centrum van Vottem.
Wij zijn ervan overtuigd dat een juridische eerstelijnspermanentie in een gesloten centrum noodzakelijk
en bijzonder nuttig is. Rest ons enkel de praktische uitwerking uit te denken. Het zou gaan om een
wachtdienst samengesteld uit advocaten vrijwilligers en/of juristen van organisaties gespecialiseerd
in de verdediging van de rechten van vreemdelingen. Ideaal zouden elke werkdag gedurende 2 of 3
uren één of meerdere advocaten of juristen de vragen beantwoorden van opgesloten vreemdelingen en
hun een eerste advies geven betreffende hun administratieve toestand en mogelijke rechtsmiddelen.
De juristen van de wachtdienst zouden in het bijzonder de juridische toestand van de nieuw in
het gesloten centrum aangekomen vreemdelingen kunnen onderzoeken om te oordelen of een
procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid gerechtvaardigd is of niet. Men mag de werklast
van een dergelijke dienst niet onderschatten. Daarom zullen deze juridische eerstelijnspermanenties
moeten kunnen beschikken over de nodige menselijke en financiële middelen.
26
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 1
Elke opgesloten vreemdeling in een gesloten centrum moet genieten van de daadwerkelijke bijstand
van een advocaat. Daarom bevelen wij de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om in het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 de verplichting op te nemen voor het personeel van de
gesloten centra en in het bijzonder voor de sociale dienst, om zich ervan te vergewissen dat elke
nieuw opgesloten vreemdeling vanaf de eerste dag van zijn opsluiting geniet van de daadwerkelijke
bijstand van een advocaat. De sociaal assistent of het lid van het bewakingspersoneel zal:
—— inlichtingen inwinnen bij de opgesloten vreemdeling om te weten te komen of hij reeds
beschikt over de bijstand van een advocaat ;
—— indien dit het geval is, onmiddellijk contact opnemen met deze advocaat om deze in te
lichten over de opsluiting van zijn cliënt en zich ervan te vergewissen dat hij aanvaardt om
verder de belangen van zijn cliënt te verdedigen ;
—— indien de opgesloten vreemdeling niet geniet van de bijstand van een advocaat bij zijn aankomst
in het centrum, of indien zijn advocaat laat weten dat hij de verdediging van de belangen
van zijn cliënt niet verder op zich neemt, onmiddellijk een nieuwe advocaat doen aanstellen
door een Bureau voor Juridische Bijstand, en dit zelfs indien de opgeloten vreemdeling niet
duidelijk te kennen geeft dat hij de bijstand van een advocaat wenst.
Aanbeveling 2
Wij bevelen de Minister van Justitie aan om de nodige financiële middelen vrij te maken om een
juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten centra.
Wij bevelen al de Balies, de Dienst Vreemdelingenzaken en de directies van de gesloten centra,
en in voorkomend geval de organisaties voor de verdediging van de rechten van vreemdelingen
aan om zo snel mogelijk een juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten
centra.
Ideaal zou de wachtdienst elke werkdag (enkele uren) moeten werken in elk gesloten centrum
en onafhankelijk advies moeten geven aan ieder opgesloten vreemdeling die er om vraagt, over
de opportuniteit om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te
dienen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar uiteraard ook over andere mogelijke
procedures. De wachtdienst zou ook advies kunnen geven aan opgesloten vreemdelingen die
zich vragen stellen over het werk van hun advocaat, en er voor zorgen dat de vreemdeling advies
krijgt van een andere specialist.
27
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 3
Wij bevelen de Balies en in het bijzonder de BJB’s aan om :
—— systemen van tweedelijnspermanenties op te richten, vooral voor de snelle inleiding
van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen23 ;
—— het personeel van de gesloten centra de mogelijkheid te geven om rechtstreeks de advocaat aan
te stellen op basis van een lijst van de wachtdienst, naar het voorbeeld van centrum 127;
—— een structurele samenwerking uit te werken tussen de Balies om een betere opvolging te
verzekeren van de opgesloten vreemdelingen in geval van overbrenging van een gesloten
centrum naar een ander gesloten centrum.
23 Dit type wachtdienst kan nochtans enkel efficiënt zijn indien er eerst door een specialist duidelijke en juiste informatie wordt gegeven over de aard van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid en over de
voorwaarden om deze procedure in te leiden. Wij denken in het bijzonder aan een juridische eerstelijnspermanentie
in de gesloten centra zoals beschreven in de aanbeveling 2.
28
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 2
De rol van de directies en sociale diensten
van de gesloten centra
2.1. Statuut en beschikbaarheid van de leden van de
sociale dienst
In al de gesloten centra is het de sociale dienst van het centrum die de toegang tot de juridische
bijstand regelt: de eerste informatie aan de opgesloten vreemdelingen, de snelle aanstelling van een
advocaat of zijn vervanging, het overmaken van informatie aan de advocaat over zijn opgesloten
cliënt, het bevorderen van de communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt. De sociale dienst is
een belangrijke speler in de juridische bijstand die de opgesloten vreemdelingen moeten ontvangen
in het gesloten centrum. Advocaten erkennen dat de efficiëntie en de kwaliteit van hun werk voor
een groot gedeelte afhangt van de goede samenwerking met de sociaal assistent belast met het
dossier van hun cliënt. Op dit gebied lopen de ervaringen uit elkaar. Men vindt in de gesloten centra
sociaal assistenten die dat werk nauwgezet verrichten en die zo goed mogelijk willen samenwerken
met de advocaten. Anderen zijn nalatig en moeilijk te contacteren en hebben soms geen zin in
communicatie met de advocaten.
2.1.1. Statuut
Buiten de verschillen die te wijten zijn aan het karakter en de motivatie van iedere sociaal assistent
moeten we vaststellen dat het reglementair en disciplinair kader waarbinnen de sociaal assistenten
van de gesloten centra hun opdracht moeten vervullen, niet verenigbaar is met de onafhankelijkheid
die de deontologie van hun beroep eist. Gezien het belang van hun rol bij de verdediging van de
belangen van de opgesloten vreemdelingen, heeft dit gebrek aan onafhankelijkheid een impact op
de effectiviteit van het recht op juridische bijstand zoals het wettelijk verankerd is in artikel 62 van
het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 betreffende de organisatie van de gesloten centra.
Wij willen hier dus geen kritiek leveren op het gedrag van de sociaal assistenten in de gesloten
centra, maar benadrukken dat de beperkingen van hun statuut hen vaak verhinderen noodzakelijke
stappen te ondernemen om te verzekeren dat de belangen van de opgesloten vreemdelingen goed
verdedigd worden. Met dit doel voor ogen stellen wij voor om het statuut van de leden van de
sociale diensten van de gesloten centra te onderzoeken evenals het werkkader zoals dit vastgelegd is
door hun werkgever, de Dienst Vreemdelingenzaken. De raadpleging van de verschillende teksten
en documenten zal ons meer klaarheid verschaffen over dit onderwerp.
29
Recht op recht in de gesloten centra
Laat ons beginnen met het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002. Artikel 3 bepaalt: « Het personeel
van het centrum heeft als opdracht:
1° de vreemdelingen die in het centrum zijn ondergebracht vast te houden in afwachting van, al naargelang
het geval, een eventuele machtiging tot binnenkomst of verblijf in het Rijk of hun verwijdering van het
grondgebied;
2° hen psychologisch en sociaal te begeleiden en voor te bereiden op hun eventuele verwijdering;
3° hen aan te zetten tot naleving van de beslissing tot verwijdering die ten aanzien van hen zou worden
genomen. »
Meer specifiek bepaalt artikel 68 van hetzelfde Koninklijk Besluit: « De sociale dienst neemt, in
samenwerking met de medische dienst, de psychologische en sociale begeleiding van de bewoner gedurende
het verblijf voor zijn rekening en bereidt hem voor op zijn eventuele verwijdering. De sociale dienst
begeleidt de bewoner met het oog op de naleving van de beslissing die aangaande zijn verblijfssituatie is
genomen. » Het verslag aan de Koning, gevoegd bij het Koninklijk Besluit, preciseert bovendien: « In
het algemeen tracht deze dienst de bewoner zijn situatie duidelijk te maken en hem te informeren over
en te begeleiden bij de komende administratieve procedures. In de centra voor illegale vreemdelingen of
uitgeprocedeerde asielzoekers ligt de nadruk op de realistische begeleiding in het licht van een verwijdering
van het grondgebied. In het centrum voor asielzoekers wordt een realistische begeleiding voorzien in het
licht van alle mogelijke opties, zijnde verdergezet verblijf op het grondgebied in de hoedanigheid van
asielzoeker of verwijdering. »
De opdracht van de sociale dienst is dus niet neutraal, maar bijna uitsluitend gericht op één enkel
doel: de verwijdering van de vreemdeling. Een strikte neutraliteit ten aanzien van de administratieve
beslissingen aan de vreemdeling is begrijpelijk. Het is echter moeilijk te aanvaarden dat een sociaal
assistent, die in principe de zelfstandigheid en de vrije keuze van de cliënt moet bevorderen, de
vreemdeling moet beïnvloeden opdat deze de uitwijzingsbeslissingen niet zou betwisten.
Het is interessant om de opdrachten van de leden van de sociale diensten van de gesloten centra te
vergelijken met deze van de sociaal werkers in de opvangstructuren voor asielzoekers zoals omschreven
in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers. Artikel 31, §3, bepaalt dat
deze opdrachten er in het bijzonder in bestaan « de begunstigde van de opvang te helpen bij het te boven
komen en verbeteren van de noodsituaties waarin hij zich bevindt. Hiertoe verstrekt de sociale werker
de informatie, raadgevingen en verzekert hij de sociale begeleiding aan de betrokkene, eventueel door
hem door te verwijzen naar externe diensten. De opdrachten van de sociaal werker omvatten eveneens
de evaluatie van de specifieke behoeften van de begunstigde van de opvang ». De nadruk ligt hier niet
op een te bereiken doel, maar op de te begeleiden persoon. Dit is een enorm verschil. Men kan
zich gemakkelijk voorstellen dat dit verschil in aanpak ook een gevolg heeft voor de samenwerking
met de advocaten, die vaak de uitwijzingsbeslissingen betwisten.
In 2007 publiceerde SELOR, het selectiebureau van de federale overheid, een vacature voor
een sociaal assistent voor de gesloten centra24 De vacature preciseerde in de beschrijving van de
24 Nog steeds raadpleegbaar (juli 2008): http ://www.selor.be/examadv/AFG07829.htm
30
Recht op recht in de gesloten centra
opdracht dat de sociaal assistent de «bewoners van het centrum voorbereidt op het feit dat zij zeer
waarschijnlijk ons land zullen verlaten». Bovendien wordt er aan de kandidaten gevraagd om onder
andere te beschikken over de volgende competenties: «U beschikt over een grote overtuigingskracht»,
«U kan resultaatgericht werken», «U schrikt er niet van terug om slecht nieuws over te brengen», «U
kan functioneren in een hiërarchische omgeving». Het selectiereglement25 preciseert ook dat de
sociaal assistenten verschillende functies hebben, in het bijzonder deze van «ambtenaar belast
met de repatriëring». In dit kader wordt er aan de sociaal assistenten gevraagd om « door middel
van gesprekken de bewoners voor te bereiden op hun verwijdering zodat deze efficiënt en humaan kan
verlopen. Concreet betekent dit :
—— dat u hen begeleidt bij het aanvaarden van de beslissing tot vasthouding met het oog op
verwijdering;
—— dat u hen begeleidt bij het proces van afscheid nemen en dat u hen aanzet tot het nadenken
over hun toekomst in eigen land ;
—— dat u hen aanzet tot een zelfstandige terugkeer naar hun land of een terugkeer zonder
verzet;
—— dat u richtlijnen toepast en dat u flexibel inspeelt op eventuele wijzigingen. »
De arbeidsvoorwaarden die worden ‘opgelegd’ aan de sociaal assistenten in de gesloten centra zijn
in totale tegenspraak met de definitie van sociaal werk zoals vastgelegd door de Internationale
Federatie van Sociale Werkers (FITS)26 en de deontologie die er uit voortvloeit. Vooreerst is de
opdracht van de sociaal assistenten van de gesloten centra niet verenigbaar met de volgende principes
uit een voorstel van de FITS van 29 september 2004 voor een deontologie27 :
—— « De sociale werkers moeten het recht van personen op het maken van eigen keuzes en het nemen
van eigen beslissingen, welke ook hun waarden en levenskeuzes zijn respecteren en bevorderen, op
voorwaarde dat dit de rechten en wettelijke belangen van anderen niet bedreigt».
—— « De sociale werkers moeten de volledige betrokkenheid en de deelneming van mensen die gebruik
maken van hun diensten bevorderen om hun zelfstandig te maken voor wat de beslissingen en daden
betreft die betrekking hebben op hun leven».
—— « De sociale werkers hebben de plicht om de aandacht van de werkgevers, de beleidsvoerders, de
politici en het publiek te vestigen op toestanden waar er onvoldoende middelen zijn of waar de
verdeling der middelen, de regels en praktijken onrechtmatig, oneerlijk of schadelijk zijn».
25 Zie : http ://www.selor.be/examreg/R_AFG07829.pdf
26 « De sociale werker zet zich in voor sociale veranderingen, door problemen betreffende menselijke relaties, zelfstandigheid en vrijheid van personen op te lossen teneinde hun leven te verbeteren. De sociale werker treedt op bij de interactie
van personen met hun omgeving, door de gedragstheorieën en zijn kennis van sociale instituties te gebruiken. Het sociaal
werk is gebaseerd op de principes van de mensenrechten en sociale rechtvaardigheid» (http ://www.ifsw.org/en/
p38000399.html#top).
27 Ibidem
31
Recht op recht in de gesloten centra
Wij kunnen begrijpen dat de Dienst Vreemdelingenzaken ambtenaren aanwerft om vreemdelingen
te overtuigen hun uitwijzing te aanvaarden. Maar is het niet tegenstrijdig of tenminste moeilijk te
rechtvaardigen dat deze ambtenaren sociaal assistenten zijn die ook instaan voor de sociale begeleiding
van de opgesloten vreemdelingen en dus ook voor hun juridische bijstand? Hoe kunnen deze sociaal
assistenten, «ambtenaren belast met de repatriëring» een echte vertrouwensrelatie opbouwen met
de opgesloten vreemdelingen? Zijn zij bereid zijn om nauwgezet informatie door te geven aan
de advocaat, opdat deze de uitwijzingsbeslissing zou kunnen aanvechten, terwijl zijzelf moeten
meewerken aan de uitvoering van diezelfde beslissing?
Haroun, Irak, oktober 2007, CIM
De advocaat heeft hem bezocht en hem aangeraden om te wachten op
een eventuele invrijheidstelling om dan naar Engeland te gaan en daar
asiel aan te vragen. Wij vragen aan Haroun waarom hij nu geen asiel zou
aanvragen in het gesloten centrum. Haroun antwoordt dat de sociaal assistente hem gezegd heeft dat hij niet het recht heeft om een asielaanvraag
in te dienen.
Niemand betwist dat de sociaal assistenten van de gesloten centra afhankelijk zijn. Zijzelf eisen
dergelijke onafhankelijkheid niet op; zij zijn de eersten die de beperkingen van hun werk erkennen.
De sociaal assistenten die goede praktijken hebben ontwikkeld in het kader van hun werk en die hun
opdracht uitvoeren met zorg voor de personen die zij dienen te begeleiden, erkennen de beperkingen
waaraan zij zijn onderworpen. Deze toestand is niet te wijten aan hun statuut van ambtenaar, maar
eerder aan het feit dat zij tewerkgesteld zijn door de Dienst Vreemdelingenzaken en verplicht zijn
de instructies van deze dienst te volgen. Zij zijn leden van de administratie waarvan de beslissingen
kunnen worden betwist dankzij een systeem van juridische bijstand aan vreemdelingen opgesloten
in een gesloten centrum. In de ogen van deze vreemdelingen maken zij eerder deel uit van het
«systeem» dat hen opsluit en één van hun meest fundamentele rechten schendt. Is het dan legitiem
hun een opdracht toe te vertrouwen die zo belangrijk is voor de verdediging van de rechten van
vreemdelingen opgesloten in een gesloten centrum? Deze taken zouden moeten toekomen aan
sociaal assistenten die statutair onafhankelijk zijn van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Honoré, Guinea Conakry, juli 2008, CIM
Wanneer hij de sociaal assistente een advies vroeg over zijn toestand, antwoordde zij : « Ik werk voor de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien u een
advies wil, richt u tot uw advocaat ». Sindsdien heeft hij nooit meer iets
gevraagd aan de sociaal assistente omdat zij enkel een « tussenpersoon is
tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en het gesloten centrum ».
32
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 4
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om het Koninklijk Besluit van 2 augustus
2002 te wijzigen, voor wat betreft de omschrijving van de opdrachten van de sociale dienst van
de gesloten centra, om deze verenigbaar te maken met de deontologie van de sociale werkers.
Wij bevelen de regering aan om de sociale begeleiding van personen opgesloten in gesloten
centra, in het bijzonder de taken in verband met de toegang tot het systeem van de juridische
bijstand, toe te vertrouwen aan sociaal assistenten die statutair onafhankelijk zijn van de Dienst
Vreemdelingenzaken en afhankelijk van de FOD Maatschappelijke Integratie.
2.1.2. Beschikbaarheid
Hieronder de cijfers van het aantal sociaal assistenten in de gesloten centra, waarover wij in juni
2008 beschikten:
—— Centrum 127 : 5 sociaal assistenten voor een capaciteit van 60 personen, hetzij één sociaal
assistent voor 12 personen.
—— Centrum 127bis : 7 sociaal assistenten voor een capaciteit van 120 personen, hetzij één sociaal
assistent voor 17 personen.
—— Centrum voor illegalen van Brugge : 6 sociaal assistenten voor een capaciteit van 112 personen,
hetzij één sociaal assistent voor 19 personen.
—— Centrum voor illegalen van Merksplas : 6 sociaal assistenten voor een capaciteit van 146
personen, hetzij één sociaal assistent voor 24 personen.28
—— Centrum voor illegalen van Vottem : 7 sociaal assistenten voor een capaciteit van 160 personen,
hetzij één sociaal assistent voor 23 personen.
In de centra van Merksplas en Brugge moeten de personen die een sociaal assistent wensen te
ontmoeten daartoe een dag op voorhand een schriftelijke aanvraag indienen. Een dergelijk systeem
is niet bevorderlijk voor een vertrouwensrelatie en voor het gevoel van de opgesloten vreemdeling
dat er met hem rekening wordt gehouden. De centra waar een ander beleid wordt gevoerd bewijzen
dat het beter kan. In het centrum 127 zijn de sociaal assistenten gemakkelijk aanspreekbaar en,
indien de sociaal assistent zich toelegt op zijn werk, is de relatie met de opgesloten vreemdelingen
meestal beter.
28 Recent heeft de directie van het gesloten centrum ons bevestigd nog andere sociaal assistenten te willen aanwerven.
De rekrutering is echter moeilijk omdat weinig sociaal assistenten geïnteresseerd zijn om te werken in een gesloten
centrum.
33
Recht op recht in de gesloten centra
Tenslotte bestaat er geen permanentie van sociaal assistenten in de gesloten centra tijdens de
weekends en de feestdagen. Indien een advocaat tijdens deze periodes informatie wil bekomen,
dient hij dit te doen via de veiligheidsdienst, die over het algemeen niet bevoegd is om dergelijke
inlichtingen te verschaffen. Het feit dat het onmogelijk is om elke dag van het jaar betrouwbare
informatie te bekomen, is problematisch voor advocaten, gezien de hoogdringendheid van sommige
procedures.29
Aanbeveling 5
Wij bevelen de administratie die verantwoordelijk is voor de sociale begeleiding van opgesloten
vreemdelingen aan een sociale wachtdienst in te richten in elk gesloten centrum, en dit elke dag
van het jaar, weekend en feestdagen inbegrepen, om de toegang tot de juridische bijstand 24
uur op 24 te garanderen.
2.2. Informatieverstrekking aan opgesloten
vreemdelingen
Een goede communicatie tussen de sociaal assistent en de opgesloten vreemdeling is cruciaal voor
een kwaliteitsvolle juridische bijstand. Een vreemdeling die wordt overgebracht naar een gesloten
centrum wordt van zijn vrijheid beroofd met het oog op een uitwijzing. Deze personen worden best
zo snel en zo compleet mogelijk geïnformeerd over hun situatie, over de mogelijkheid van kosteloze
juridische bijstand en over beslissingen die hen aanbelangen. Hoe gebeurt dat in de praktijk? Welke
informatie wordt er aan de opgesloten vreemdeling gegeven, hoe en wanneer?
2.2.1. Eerste informatie aan de opgesloten vreemdeling
In de meeste centra worden alle opgesloten vreemdelingen in principe geïnformeerd over het recht
op juridische bijstand. Toch wordt er in bepaalde centra een onderscheid gemaakt naargelang het
statuut van de vreemdeling, ondanks het feit dat het recht op kosteloze juridische bijstand geldt
voor elke vreemdeling opgesloten in een gesloten centrum. Informatie over de mogelijkheid van
kosteloze juridische bijstand varieert dus naargelang het centrum en naargelang het statuut van de
opgesloten vreemdeling.
29 Tijdens een studiereis in Zweden heeft Vluchtelingenwerk Vlaanderen een totaal andere toestand vastgesteld in het
gesloten centrum van Märsta : 30 «caseworkers» (sociaal assistenten) werken er in drie dagploegen bestaande uit
elk 5 personen en 5 nachtploegen bestaande uit elk 2 personen. Iedere opgesloten persoon heeft 3 sociaal assistenten die elk een ander aspect van het verblijf in het centrum op zich nemen. Een sociaal assistent is nooit verantwoordelijk voor meer dan 7 opgesloten personen. De groep sociaal assistenten kan 32 verschillende talen aan. Het
gaat hier om een beleid dat duidelijk als doel heeft de relatie tussen de opgesloten persoon en zijn sociaal assistent
te versterken. De sociaal assistenten hebben de plicht krachtens een zeer strikte gedragscode om op elk moment de
opgesloten persoon de mogelijkheid te geven gehoord te worden.
34
Recht op recht in de gesloten centra
—— In het INAD-centrum wordt er volgens de directie aan geen enkele vreemdeling uitgelegd
dat hij recht heeft op een advocaat, maar wordt er gewacht tot betrokkene zelf een advocaat
vraagt. We hebben al kunnen vaststellen dat er als antwoord soms gewoon werd verwezen naar
de advocatenlijst in het telefoonboek. Velen kunnen hun rechten niet laten gelden omdat ze
niet worden geïnformeerd over het recht op kosteloze juridische bijstand.
—— De directie van centrum 127 legt uit dat asielzoekers en illegalen verschillend worden behandeld.
Voor de eerste groep wordt er automatisch een pro deo advocaat voorgesteld. Voor de tweede
groep stelt de sociale dienst echter enkel een advocaat voor wanneer de vreemdeling te kennen
geeft niet te willen vertrekken, wanneer er identificatieproblemen zijn of wanneer er geen
vlucht gepland is.
—— Ook in het centrum 127 bis meldt de directie ons dat er niet aan elke opgesloten vreemdeling
uitgelegd wordt dat hij recht heeft op een advocaat. Aan vreemdelingen die snel repatrieerbaar
zijn (vreemdelingen in illegaal verblijf die alle nodige documenten hebben om te reizen en
waarvoor er snel een vlucht kan worden gereserveerd) wordt er geen advocaat voorgesteld.
De sociaal assistent vermeldt tijdens de ‘sociale intake’ de termijn van 24 uur om bij de
RVV beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid aan te tekenen tegen het bevel om het
grondgebied te verlaten. Wanneer de opgesloten vreemdeling daar niet op ingaat en bovendien
snel repatrieerbaar is, wordt hem geen advocaat voorgesteld.
Een opgesloten vreemdeling die niet weet dat hij recht heeft op een pro deo advocaat kan zijn
rechten niet doen gelden. Het is van essentieel belang dat elke opgesloten vreemdeling, ongeacht
zijn statuut, geïnformeerd wordt over dit fundamenteel recht. Van de negen fiches waaruit de
informatiebrochure bestaat, die in principe aan elke gedetineerde zou moeten worden bezorgd,
gaat de zevende over het recht op juridische bijstand. De fiche legt correct uit wat men moet doen
om bijstand van een advocaat te krijgen.30 Degene die deze informatie over het recht op juridische
bijstand geeft, moet er zich zeker van vergewissen dat de informatie goed begrepen en verwerkt
wordt. Dat betekent dat de vreemdeling niet alleen moet weten dat hij recht heeft op een advocaat,
maar ook hoe hij dat recht moet doen gelden. Daartoe is een louter schriftelijke informatie (de
fiche) onvoldoende; er moet mondelinge uitleg bij worden gegeven.
De vreemdeling die aankomt in een gesloten centrum dient door het centrum ook geïnformeerd
te worden over zijn juridische situatie (reden van de opsluiting, eventueel reden van het bevel
om her grondgebied te verlaten) en over de verschillende beroepsmogelijkheden (verzoekschrift
tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer, beroep al dan niet in uiterst dringende noodzakelijkheid
bij de RVV). Ook bij deze fundamentele informatieverstrekking maken sommige gesloten centra
een onderscheid naar gelang de situatie waarin de vreemdelingen zich bevinden.
—— Zo zeggen de directie en de sociale dienst van het centrum 127 dat de vermelde termijn van
24 uur (vordering in uiterst dringende noodzakelijkheid) enkel wordt uitgelegd aan illegalen
die snel repatrieerbaar zijn indien zij niet akkoord gaan met de verwijderingsmaatregel.
30 Toch is er een vergissing in die fiche geslopen. Er staat: «Voor de personen die de middelen niet hebben, is er een
systeem van pro deo advocaten». Maar elke vreemdeling heeft recht op kosteloze juridische bijstand voor procedures in verband met zijn verblijf, ongeacht zijn financiële middelen (KB van 18 december 2003).
35
Recht op recht in de gesloten centra
—— Ook de procedure voor de Raadkamer zou niet aan elke opgesloten vreemdeling worden
uitgelegd. Dit betekent dat sommige personen die het recht hebben om een beroep in te dienen
tegen de beslissing tot opsluiting, hierover niet worden geïnformeerd.
—— Sommige advocaten getuigen dat er in bepaalde centra geen uitleg wordt gegeven aan personen
in de Dublin-procedure. In andere gevallen met betrekking tot die procedure, stellen we soms
vast dat de gegeven informatie verkeerd is, bijvoorbeeld voor wat betreft de termijn van de
procedure voor het bepalen van de verantwoordelijke Staat of de in dat geval van kracht zijnde
detentietermijnen. Soms wordt aan de opgesloten vreemdeling gezegd dat er geen hoger beroep
mogelijk is tegen de beslissing van de Belgische overheid om te vragen dat een andere Lidstaat
zich verantwoordelijk zou verklaren.
Ook het moment waarop vreemdelingen worden geïnformeerd stelt problemen. In alle gesloten
centra, behalve in het INAD centrum, is er onmiddellijk na aankomst in het centrum een eerste
intake voorzien, vaak de administratieve intake of «veiligheidsintake» genoemd. Die gebeurt niet
door de sociaal assistent maar door een opvoeder of door het personeel van wacht. Tijdens de
administratieve intake wordt het intern reglement van het gesloten centrum overhandigd. Volgens de
door de Dienst Vreemdelingenzaken gegeven instructies moet er diezelfde dag of op de eerstvolgende
werkdag een «sociale intake» plaatshebben met de sociaal assistent. Aangezien de sociale dienst
gesloten is tijdens weekends en feestdagen en ’s avonds tijdens de week, kunnen er enkele dagen
vallen tussen de aankomst van de persoon en de sociale intake.31 Tijdens hun ontmoetingen met
opgesloten vreemdelingen hebben de NGO-bezoekers vastgesteld dat er soms verscheidene dagen
kunnen verlopen vóór ze de sociaal assistent kunnen spreken. In uitzonderlijke gevallen schijnt er
nooit een «sociale intake» te hebben plaatsgevonden.
Het moment waarop een vreemdeling in een gesloten centrum wordt geïnformeerd over het recht
op juridische bijstand varieert naar gelang het centrum waarin hij zich bevindt en, in sommige
centra, naargelang zijn situatie.
—— In het centrum 127 en in het centrum van Vottem melden de directies ons dat er tijdens de
eerste intake uitleg wordt gegeven over de kosteloze juridische bijstand. De vreemdeling krijgt
de informatie dus in principe direct bij binnenkomst in het centrum, ook tijdens weekend en
feestdagen. Door onmiddellijk de vraag te stellen bij aankomst winnen deze centra tijd om de
aanmelding te doen en kan er zo snel mogelijk een juridische bijstand gegarandeerd worden. De
NGO-bezoekers in centrum 127 hebben echter al kunnen vaststellen dat opgesloten asielzoekers
voor wie automatisch een advocaat was aangesteld, daarover niet of slecht waren ingelicht. Dat
laat twijfel bestaan over de kwaliteit van de informatie over het recht op juridische bijstand.
—— In het centrum van Merksplas en het centrum 127bis wordt er in het algemeen tijdens de
eerste intake aan de vreemdeling enkel gevraagd of hij een advocaat heeft. Het is pas tijdens
de sociale intake dat de vraag wordt gesteld of hij een pro deo advocaat wenst. Volgens de
directie van CIM wordt het beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid aan alle opgesloten
vreemdelingen uitgelegd vanaf de eerste intake. Indien de opgesloten vreemdeling dit beroep
31 De directie van centrum 127bis heeft ons meegedeeld dat de sociale intake elke dag kan plaatsvinden, ook tijdens
het weekend en op feestdagen. We zien echter niet goed hoe dat mogelijk is, aangezien er, voor zover wij weten,
geen sociaal assistent met wachtdienst is buiten de werkdagen.
36
Recht op recht in de gesloten centra
wil indienen, wordt er indien nodig onmiddellijk gezorgd voor een advocaat, hoewel de
directie erop wijst dat het zo goed als onmogelijk is een advocaat te doen aanstellen buiten
de kantooruren.
—— In het centrum van Brugge wordt aan alle vreemdelingen de vraag pas gesteld tijdens de sociale
intake, wat betekent dat er enkele dagen kunnen zitten tussen de aankomst van de opgesloten
vreemdeling en de vraag tot aanstelling van een advocaat. De directie van CIB meldt ons dat
tijdens de sociale intake aan de bewoner wordt gevraagd of hij al een privé advocaat heeft en
of hij beroep wenst te doen op kosteloze juridische bijstand. Indien de bewoner zegt al een
eigen advocaat te hebben, gaat het centrum na of de persoon in kwestie wel advocaat is; dit
om te vermijden dat informatie van het dossier lekt naar eender wie.
Hoewel het aan de sociaal assistent toekomt om de opgesloten vreemdeling te informeren over zijn
juridische situatie en beroepsmogelijkheden, hebben de directies van het centrum 127, het CIV en
het CIM ons gezegd dat de procedures in hun centra reeds tijdens de administratieve intake kort, naar
gelang de juridische situatie van de persoon, overlopen worden. De directies van de centra zijn zich
ervan bewust dat er in bepaalde procedures, zoals het beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid
slechts 24 uur is om het beroep in te dienen. Wanneer de opgesloten vreemdeling moet wachten
op de sociale intake om over dit beroep geïnformeerd te worden, is de termijn om het beroep in te
dienen meestal al overschreden. Dit beroep is nochtans het enige beroep dat op korte termijn de
uitvoering van een bevel om het grondgebied te verlaten kan schorsen. Daarom leggen sommige
centra, zoals het CIM en het CIV, deze procedure reeds uit tijdens de administratieve intake.
« De informatie wordt aan de bewoner direct tijdens de ‘veiligheidsintake’ gegeven die elke dag van het
jaar plaatsvindt. Op die manier kan het recht van nieuwe bewoners om een dringend beroep in te dienen
worden gerespecteerd. » Directie van CIV
Ten slotte valt er wat te zeggen over de manier waarop de eerste informatie wordt verstrekt. Elk
gesloten centrum, behalve het centrum INAD, werkt met een ‘Informatiebrochure voor bewoners
van de gesloten centra’, bestaande uit 9 fiches die de opgesloten vreemdeling informeren over het
recht op een advocaat, over zijn situatie en de juridische mogelijkheden.
De thema’s van de fiches zijn onderverdeeld als volgt:
—— U verblijft illegaal in België. Waarom wordt u vastgehouden?
—— U heeft zich aan de grens aangemeld en asiel aangevraagd. Waarom wordt u
vastgehouden?
—— U heeft zich bij de Dienst Vreemdelingenzaken aangemeld en asiel aangevraagd. Waarom
wordt u vastgehouden?
—— U hebt asiel aangevraagd of u wilt asiel aanvragen. Wat gaat er nu gebeuren?
—— U wilt opnieuw asiel aanvragen?
37
Recht op recht in de gesloten centra
—— U moet of u wilt terugkeren naar uw land van herkomst, maar u hebt geen enkel identiteitsdocument
meer?
—— U hebt geen advocaat. Hoe vraagt u de hulp van een advocaat?
—— U wilt een klacht indienen tegen de verblijfsomstandigheden in het centrum. Wat moet u
doen?
—— De humanitaire organisaties
De introductiepagina van de brochure vermeldt dat het aan de sociaal assistent is om voor elke
opgesloten vreemdeling na te gaan welke informatie op hem/haar van toepassing is en hem/haar
die betreffende fiches te overhandigen. Gezien het belang van de fiches 6 tot en met 9 moeten
deze fiches aan alle bewoners overhandigd worden. De fiches zijn in alle centra aanwezig in de
meest voorkomende talen.32 Er bestaat ook een aparte fiche die de schorsingsprocedure bij uiterst
dringende noodzakelijkheid uitlegt.
—— In het centrum 127 en het centrum van Brugge worden de fiches reeds uitgedeeld tijdens
de administratieve intake en op dat moment kort mondeling overlopen. In de meeste centra
worden de fiches meer in detail uitgelegd tijdens de sociale intake. Volgens de directie 127
gebeurt de mondelinge toelichting met telefonische tolk indien nodig.
—— In het centrum van Merksplas worden de fiches pas overhandigd tijdens de sociale intake.
—— In het centrum van Vottem worden de fiches niet automatisch uitgedeeld. De opgesloten
vreemdelingen worden geïnformeerd over het bestaan van de fiches, maar de fiches worden
enkel uitgedeeld aan de personen die erom vragen. Deze praktijk verlaagt de kans op een
correcte informatieverstrekking en speelt in het nadeel van de opgesloten vreemdelingen die
het minst mondig zijn.33
—— In centrum 127bis worden de fiches overhandigd bij de sociale intake en wordt daar volgens
de directie altijd mondelinge uitleg bij gegeven: « In de meeste gevallen wordt alles kort overlopen,
gaande van de reden van de opsluiting en het verloop van het dossier, tot het recht op een advocaat
en de beroepsmogelijkheden. »
—— In het INAD centrum zijn de fiches niet toegankelijk voor de opgesloten personen.
Over het algemeen bieden de fiches kwaliteitsvolle en exacte informatie, hoewel die soms vrij
technisch is. De kans is groot dat de opgesloten vreemdelingen de informatie niet begrijpen als ze
niet gepaard gaat met een gedetailleerde mondelinge toelichting. Om te garanderen dat de opgesloten
vreemdeling correct geïnformeerd is, is het van groot belang van bij de aankomst in het centrum zo
32 De fiches zijn beschikbaar in het Albanees, Armeens, Portugees, Duits, Engels, Spaans, Hindi, Nederlands, Frans,
Russisch, Turks, Arabisch, Urdu en Farsi. Ze zullen binnenkort ook beschikbaar zijn in het Chinees en in Lingala.
33 De NGO-bezoekers in het centrum van Vottem stelden inderdaad vast dat de fiches zelden of nooit worden overhandigd en dat de meeste opgesloten vreemdelingen zelfs niet weten dat ze bestaan
38
Recht op recht in de gesloten centra
snel mogelijk een kopie te overhandigen van de fiches die voor hem van toepassing zijn, in een taal
die voor hem begrijpelijk is en hem daarnaast een duidelijke mondelinge toelichting te geven.
We merken een verschil tussen de uitleg van de directies en de weerklank die we krijgen van de
opgesloten vreemdelingen. Vanaf begin 2008 werd er in het kader van dit rapport aan de NGObezoekers gevraagd om tijdens gesprekken met opgesloten vreemdelingen extra attent te zijn op de
juridische informatie die ze van het centrum ontvangen over hun juridische situatie en mogelijke
beroepen. NGO-bezoekers stellen vast dat in de meeste centra niet alle opgesloten vreemdelingen
de informatiefiches ontvangen of van het bestaan ervan afweten. Daarentegen ontmoeten de NGObezoekers zelden vreemdelingen die geen «onthaalbrochure» ontvingen (huishoudelijk reglement
met de leefregels in het centrum, het uurrooster, de rechten en de verplichtingen van de bewoners,
het sanctiesysteem enz).
Sommige opgesloten vreemdelingen die de fiches wel hebben ontvangen, hebben geen mondelinge
toelichting gekregen. Sommige opgesloten vreemdelingen hebben wel bijkomende uitleg gekregen
maar hebben deze duidelijk niet begrepen. Tijdens hun bezoeken stellen de NGO-bezoekers dikwijls
vast dat de informatie slecht overkomt: veel opgesloten vreemdelingen hebben dikwijls vragen over
de reden waarom ze opgesloten zitten en over de mogelijke rechtsmiddelen.
Mevr. J., DRC, CIB, april 2008
Mevr. J. werd gearresteerd in december 2007. Eind maart 2008 onderging
ze een eerste repatriëringspoging. Later vraagt een NGO-bezoeker haar of
ze een informatiebrochure heeft ontvangen. Ze zegt dat ze die pas heeft
ontdekt op de dag zelf van de repatriëringspoging, in een zwarte tas. Ze zegt
dat ze geen enkele mondelinge uitleg heeft gehad over die brochure.
Dhr. M., DRC, CIB, januari 2008
Hij kreeg de informatiefiches wel, maar er ontbraken twee pagina’s over
sommige rechtsmiddelen. Dat trof hem, aangezien andere gedetineerden
die pagina’s wel hadden gekregen. Toen hij de sociaal assistente erop wees
dat er twee pagina’s ontbraken, antwoordde ze dat hij die niet nodig had,
want in zijn geval hoefde er geen hoger beroep te worden aangetekend.
Uiteindelijk heeft hij op zijn aandringen de ontbrekende pagina’s ontvangen.
De kwaliteit van de informatie die wordt verstrekt aan de vreemdelingen die in de gesloten centra
worden vastgehouden, blijft te wisselvallig, zoals ook het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding in zijn jaarrapport van 2007 meldt: « De ‘informatiebrochure’ bestemd voor de
personen in detentie in de gesloten centra, wordt niet in alle centra stelselmatig aan hen overhandigd
39
Recht op recht in de gesloten centra
en de begeleidende toelichting is al te vaak onvolledig. »34 We kunnen vaststellen dat de opgesloten
vreemdelingen niet voldoende op de hoogte zijn van hun juridische situatie en de mogelijke beroepen
en dat de kwaliteit en de verstaanbaarheid van deze informatieverstrekking beter kan.
Aanbeveling 6
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan de kwaliteit en de snelheid van de eerste informatie
aan opgesloten vreemdelingen te verbeteren.
Die eerste informatie moet meer bepaald uitleg bevatten over het recht op juridische bijstand en
manier waarop dat kan worden uitgeoefend, over de redenen van de opsluiting en de mogelijke
rechtsmiddelen, over de rechten van de opgesloten vreemdelingen zoals die vervat zijn in het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002, en over de klachtencommissie.
De eerste informatie moet niet enkel schriftelijk aan elke nieuwe opgesloten vreemdeling worden
verstrekt, maar ook mondeling, en in principe op de dag dat hij wordt opgesloten en zeker niet
later dan de volgende dag, ongeacht of dit al dan niet een feestdag is.
De eerste informatie moet volledig zijn en aangepast aan de situatie van elke persoon, en ze moet
worden gegeven in een taal die de betrokkene verstaat. Daartoe zou men gebruik kunnen maken
van DVD’s of CD-Roms in verscheidene talen.
De persoon die deze eerste informatie verstrekt, moet zich ervan vergewissen dat de opgesloten
vreemdeling de hem verstrekte informatie begrepen heeft.
2.2.2. Uitleg over beslissingen en procedures
De sociale dienst van het gesloten centrum houdt het dossier van de opgesloten vreemdelingen
bij. Administratieve beslissingen betreffende de situatie van de opgesloten vreemdelingen worden
gestuurd naar de sociale dienst. De sociaal assistent deelt de beslissing dan mee aan de opgesloten
vreemdeling.
De directies zijn het unaniem eens dat de rol van de sociaal assistent beperkt blijft tot het uitleggen
van beslissingen en procedures. De sociaal assistent doet verder geen analyse van de juridische situatie
en de eventuele mogelijkheden voor de betrokkenen. Dit behoort tot de taak van de advocaat.
Aan asielzoekers wordt het verloop van een interview uitgelegd, maar zonder in detail te treden
en zonder advies te verlenen. Ook dit behoort tot de taak van de advocaat. Sommige assistenten,
zoals in het centrum 127 waar veel asielzoekers verblijven, gaan in sommige gevallen wel een stap
verder (cf. infra 2.5.3). Bijvoorbeeld heeft de sociale dienst van het centrum 127 samen met het
Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) en De Foyer vzw
34 Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, Jaarverslag 2007 Migratie, Gesloten centra: Rechtsbescherming en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, p.151 (http ://www.diversite.be/ ?action=publicatie_
detail&id=19&thema=2).
40
Recht op recht in de gesloten centra
een infonamiddag georganiseerd voor de opgesloten vreemdelingen over juridische bijstand met
als doel de opgesloten vreemdelingen weerbaarder te maken. Dit initiatief kunnen we alleen maar
toejuichen en zou op structurele basis moeten worden aangeboden.
De NGO-bezoekers zijn sinds begin 2008 extra attent geweest op de mate waarin opgesloten
vreemdelingen beslissingen en procedures begrijpen. Er werd geregeld vastgesteld dat opgesloten
vreemdelingen beslissingen niet begrijpen en geen weet hebben van de beroepsmogelijkheden.
Sommige opgesloten vreemdelingen kregen van de NGO-bezoekers voor de eerste keer een uitleg
van de beslissing en/of procedure.
Dhr. H., Kosovo, CIM, maart 2008
Dhr. H. klaagt over zijn sociaal assistente: «Ze heeft nooit tijd. 60 seconden
was het langste gesprek dat ik ooit met haar heb gehad. Het enige wat ze
ons zegt, is dat we moeten vertrekken. Ik heb haar gevraagd waarom ze
zich zo onvriendelijk gedroeg. Ze antwoordde me dat ik niet verplicht
was met haar te spreken.
Familie B., Roma uit Kosovo, CIM, februari 2008
Ze hebben geen informatiebrochure ontvangen. Men heeft enkel gezegd
dat ze naar Frankrijk moesten terugkeren, maar niet uitgelegd waarom.
In geval van een taalprobleem wordt de betrokken vreemdeling soms bijna compleet genegeerd.35
Wanneer de communicatie tussen een opgesloten vreemdeling en de sociaal assistent bemoeilijkt
wordt door een taalprobleem wordt er meestal aan een andere opgesloten vreemdeling gevraagd om
te helpen vertalen. Indien dat niet mogelijk is, wordt er soms gebruik gemaakt van een telefonische
tolk. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding stelt in haar jaarrapport
Migratie van 2007: « Veelvuldig gebruik maken van de diensten van andere vreemdelingen in detentie
om de vreemdeling – in een taal die hij begrijpt – kennis te geven van de redenen, de draagwijdte en
de beroepsmogelijkheden van en tegen de beslissingen waarvan hij het voorwerp is, biedt niet de vereiste
waarborgen inzake kwaliteit en vertrouwelijkheid. »36 Ook voor opgesloten vreemdelingen die enkel
een voor ons ongebruikelijke taal machtig zijn, moet de kwaliteit en verstaanbaarheid van juridische
informatieverstrekking gegarandeerd blijven.
Onlangs heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het arrest Rusu v. Oostenrijk
bevestigd, in een geval van administratieve detentie van een vreemdeling, dat de plicht van de
autoriteiten om gedetineerden te informeren van de redenen van hun detentie binnen de kortst
mogelijke tijd in een taal die zij begrijpen (artikel 5, paragraaf 2 EVRM) niet licht mag worden
35 Zie het geval van Loubna en haar kinderen in de inleiding.
36 Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, jaarverslag 2007, Migratie, p 152 (http ://www.diversiteit.be/ ?action=publicatie_detail&id=19&thema=2).
41
Recht op recht in de gesloten centra
opgevat. In het concrete geval ontving een Roemeense burger die was opgesloten zijn detentiebeslissing
in het Duits, met twee informatiefiches in het Roemeens. « La Cour européenne des droits de l’homme
relève que les feuillets d’information remis à la requérante ne comportaient aucune information factuelle
spécifique concernant sa détention ou son arrestation et qu’ils se référaient à une loi sur les étrangers
devenue caduque. Ce n’est que dix jours plus tard, lorsque la décision du 25 février lui fut traduite par un
interprète, que la requérante fut informée des motifs et des fondements juridiques précis de sa détention.
Aussi la Cour conclut-elle qu’il y a eu violation de l’article 5 § 2 au motif que les informations fournies
à la requérante concernant les motifs de son arrestation et de sa détention n’étaient pas suffisantes et
qu’elles ne lui ont pas été communiquées dans le plus court délai. »37
In het centrum van Brugge krijgen de opgesloten vreemdelingen enkel een kopie van de administratieve
beslissingen betreffende hun situatie wanneer ze daar zelf om vragen bij de sociale dienst. Vele
opgesloten vreemdelingen bezitten geen kopie van hun beslissingen omdat ze vaak niet weten dat
ze er recht op hebben. Hoewel de directies van de overige centra ons melden dat de vreemdelingen
automatisch een kopie krijgen van de beslissingen is dit in werkelijkheid niet altijd het geval. De
NGO-bezoekers merken tijdens de bezoeken dat vele opgesloten vreemdelingen niet in het bezit
zijn van een kopie van een beslissing. Een anekdote die tamelijk representatief is voor die feitelijke
toestand: naar aanleiding van het bezoek van Europese parlementairen aan het centrum 127bis
in oktober 2007 werden kopies enkele uren vóór het aangekondigde bezoek overhandigd aan alle
opgesloten vreemdelingen.
Ook de informatie over het verhoor en de repatriëringsdatum komen bij de sociale dienst terecht.
Het is van cruciaal belang om een datum van verhoor alsook een repatriëringsdatum zo snel mogelijk
aan de opgesloten vreemdeling te melden zodat hij zijn advocaat kan inlichten.
Aanbeveling 7
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan de opgesloten vreemdelingen in een voor
hen verstaanbare taal (desnoods met behulp van een tolk) zo snel mogelijk uitleg te geven bij
alle beslissingen die hun aangaan en nooit later dan 24 uur nadat de beslissing werd genomen.
De opgesloten vreemdeling moet automatisch een afschrift krijgen van de beslissing die hem
aangaat.
2.2.3. Toegang tot gespecialiseerde informatie in het kader van de
asielprocedure
De detentie op zich beperkt ook de mogelijkheden tot het verkrijgen van informatie die belangrijk
kan zijn voor de asielprocedure. In de regel hebben de opgesloten vreemdelingen geen toegang
tot het internet in de gesloten centra. Voor asielzoekers kan het internet echter een grote bron van
informatie zijn voor het staven van hun asielaanvraag.
37 Arrest Rusu c. Autriche (requête no 34082/02) van 2 oktber 2008.
42
Recht op recht in de gesloten centra
In het centrum 127 kunnen opgesloten vreemdelingen soms informatie zoeken op het internet.
Soms helpen sommige sociaal assistenten de opgesloten vreemdelingen om informatie te vinden
over het land van herkomst. Het gaat nochtans niet om een algemene instructie en die praktijk
hangt dan ook hoofdzakelijk af van de goede wil van de sociaal assistent.
Ook in het centrum van Vottem heeft de directie minstens één keer een asielzoeker toestemming
gegeven om iets op te zoeken op het internet, om documenten te verkrijgen of om informatie in
te winnen om zijn asielaanvraag te ondersteunen. Voor zover wij weten is dit eerder uitzondering
dan regel.
In andere centra, zoals in het centrum van Merksplas, bestaat deze mogelijkheid niet. Volgens
de directies van de centra is het niet de taak van de sociale dienst om opgesloten asielzoekers te
begeleiden in hun procedure. De directie van CIM meldt ons dat de sociale dienst enkel actief op
zoek zal gaan naar landenherkomstinformatie in het kader van een voorbereiding op een terugkeer,
maar niet in het kader van een asielaanvraag. Asielzoekers in procedure hebben in elk geval geen
autonome toegang tot informatiebronnen over hun land van herkomst. Dit is een vorm van
discriminatie tegenover de andere asielzoekers in België.
Aanbeveling 8
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken en meer bepaald de directies van de gesloten
centra aan, asielzoekers in procedure zelfstandig toegang te verlenen tot informatiebronnen en
communicatiemiddelen, meer bepaald tot het Internet, opdat zij hun verhoor bij de instanties
die met het onderzoek van de asielaanvraag belast zijn, beter zouden kunnen voorbereiden en
opdat zij makkelijker bewijzen zouden kunnen verzamelen om hun asielaanvraag te staven.
2.3. Aanstelling van de advocaten
De sociaal assistent zorgt ervoor dat een opgesloten vreemdeling een advocaat toegewezen krijgt
of van advocaat kan veranderen. Het is namelijk de sociale dienst die de aanvraag voor juridische
bijstand doorgeeft aan het Bureau Juridische Bijstand. Het spreekt voor zich dat dit zo snel mogelijk
moet gebeuren. Hoe gebeurt de aanvraag en de verandering van een advocaat in de praktijk? Hoe
lang duurt de aanstelling van een advocaat?
2.3.1. Eerste aanstelling
De aanstelling van een advocaat gebeurt altijd via het personeel van het gesloten centrum, in de meeste
gevallen door de sociale dienst. Een opgesloten vreemdeling kan dus zelf niet rechtstreeks een advocaat
aanvragen bij de balie. In sommige centra (centrum 127 en CIM) kan het personeel van wacht
dringende aanvragen behandelen. Aangezien niet automatisch voor alle opgesloten vreemdelingen
een advocaat wordt aangesteld, behalve in centrum 127 waar het personeel automatisch een
43
Recht op recht in de gesloten centra
advocaat laat aanstellen voor elke asielzoeker, bevinden zich in de centra opgesloten vreemdelingen
die al maanden in het centrum verblijven zonder de bijstand van een advocaat om hen juridisch
te verdedigen.
Centrum 127bis, januari 2007
Mijnheer x is gedurende anderhalve maand zonder advocaat gebleven.
Hij had enkel een ‘juridische raadgever’ genaamd Y.
In het INAD centrum is de garantie op een juridische bijstand bijna onbestaande. Opgesloten
vreemdelingen worden zoals gezegd niet ingelicht over het recht op juridische bijstand. Het blijft
onduidelijk hoe de aanstelling in het INAD centrum er concreet aan toe gaat. De directie meldt
ons dat het personeel gebruik maakt van dezelfde permanentielijst als in 127 om een advocaat aan
te stellen, in geval een opgesloten vreemdeling uit zichzelf een advocaat vraagt.
Volgens het verslag dat door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van
het Europees Parlement werd goedgekeurd na een bezoek van een delegatie van parlementsleden,
« geven de autoriteiten van het centrum een telefoonboek aan wie zich wil laten bijstaan door een
advocaat. Ze kunnen kiezen tussen een ambtshalve aangestelde (pro deo) advocaat en een advocaat van
hun keuze die ze zelf betalen. Aan de receptie is er een openbare telefoon, maar het is onmogelijk om
daarmee een discreet gesprek te voeren ».38 Volgens het Franstalige BJB van Brussel is er niets voorzien
voor de juridische bijstand van vreemdelingen in het INAD centrum. Het BJB heeft aan de DVZ
gevraagd om aan de vreemdelingen de permanentielijst van de advocaten te bezorgen of ten minste
de opgesloten vreemdelingen te informeren over de mogelijkheid om juridische bijstand te krijgen.
Er werd geen gevolg gegeven aan deze vraag.
Hoewel de directie van het centrum 127bis ons meldt dat er automatisch een advocaat aangesteld
wordt voor asielzoekers, inclusief de Dublin-gevallen, blijkt dat volgens sommige opgesloten
vreemdelingen in de praktijk niet altijd het geval te zijn.
Familie R, Roma uit Kosovo, Centrum 127bis, januari 2007
De sociale dienst zou aan de familie R. hebben gezegd dat er geen advocaat
zou worden aangesteld («te laat», «Dublin overname» enz.) en dat er geen
hoger beroep zou worden ingediend bij het CGVS.
38 « Rapport de la délégation de la commission LIBE sur la visite aux centres fermés pour demandeurs d’asile et immigrés de Belgique » (PV\723427FR.doc</PathFdR> PE<NoPE>404.465</NoPE><Version>v02-00), p.11.
(http ://www.aedh.eu/IMG/doc/Rapport_Commission_LIBE_-_centres_de_detention_Belgique.doc)
44
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 9
Wij bevelen de directie en het personeel van het INAD-centrum aan, alle daar opgesloten
vreemdelingen te informeren over hun recht op juridische bijstand en hen de permanentielijst
van het BJB te bezorgen die ook wordt gebruikt in het centrum 127.
Gezien de beperkte onafhankelijkheid van de sociaal assistenten in de gesloten centra kan men zich
vragen stellen bij de brugfunctie die ze vervullen tussen de opgesloten vreemdeling en het BJB
in de toegang tot juridische bijstand. De Bureaus Juridische Bijstand kunnen niet nagaan hoeveel
opgesloten vreemdelingen niet tot bij het BJB komen door de filter die de sociaal assistenten
mogelijk vormen.
Verschillende opgesloten vreemdelingen raken ontmoedigd door het feit dat zij een pro deo
advocaat moeten aanvragen via de sociaal assistent, terwijl die sociaal assistent ook de rol van
‘terugkeerfunctionaris’ vervult. Daarenboven assimileren sommigen daardoor de pro deo advocaten
met medewerkers van het Ministerie van Migratie en Asielbeleid, ongeacht de kwaliteit van de
sociale begeleiding door de sociaal assistent.39 Deze manier van werken werpt ongewild barrières
op en heeft een negatieve impact op de toegang tot kosteloze juridische bijstand voor opgesloten
vreemdelingen in een gesloten centrum, vergeleken met personen die in vrijheid vertoeven.
Sommige opgesloten vreemdelingen melden ons dat hun vraag om een advocaat werd afgewezen
door de sociaal assistent met als redenen : « te laat, heeft geen zin... »
Familie Z., Brazilië, Centrum 127bis, juli 2007
Het personeel van het centrum heeft aan familie Z. gezegd dat het niet
nuttig is om een advocaat te vragen, aangezien er een vlucht voorzien is
binnen enkele dagen. De familie werd de 20ste gerepatrieerd naar Brazilië.
Het personeel blijkt tussen de 12e en de 20ste niets te hebben ondernomen
voor de aanstelling van een advocaat, al was het maar om de huurwaarborg
terug te krijgen van de verhuurder. Tijdens een gesprek met de directie
bevestigt deze dat alle personen recht hebben op een advocaat, al is het
maar voor enkele dagen.
Het is eveneens van groot belang de opgesloten vreemdeling duidelijk te informeren over het feit
of er al dan niet een advocaat werd aangesteld. De NGO-bezoekers merken dat de opgesloten
vreemdelingen niet altijd over de juiste informatie beschikken over hun advocaat en soms zelfs niet
weten dat ze (g)een advocaat hebben. Enkele voorbeelden:
39 Fiche 7 van de ‘Informatiebrochure bewoners van gesloten centra’, getiteld ‘U hebt geen advocaat, hoe vraagt u de
hulp van een advocaat ?’, vermeldt wel uitdrukkelijk: «»Vergeet niet dat de advocaat die de balie u toewijst, onafhankelijk van het centrum of de Dienst Vreemdelingenzaken werkt. Hij zal hetzelfde voor u doen als een advocaat
die door u zelf zou worden betaald.» Zie verder bij 3.1. De keuze van de advocaat.
45
Recht op recht in de gesloten centra
Mijnheer N., Kameroen, CIB, januari 2007
ij klaagt over het tekort aan actie van zijn advocaat (waarvan hij de naam
niet kent). Zijn advocaat is nooit in CIB geweest en hij kan hem niet
bereiken. Bij navraag aan de sociale dienst blijkt dat hij geen advocaat
heeft.
Familie D. (Roma uit Roemenië, 127bis, maart 2007
Mevrouw D. meldt dat Meester X. hun advocaat niet meer is. Ze hebben
een nieuwe advocaat gevraagd maar weten niet wie er aangeduid werd.
Zij moeten de vraag opnieuw stellen aan de sociale dienst.
De termijn van de aanstelling varieert naargelang het gesloten centrum waar de vreemdeling zich
bevindt en het BJB dat daaraan ‘verbonden’ is.
Centrum 127 is het enige centrum waar de sociaal assistent zelf de advocaat aanstelt op basis van de
permanentielijst. De sociaal assistent kiest zelf een advocaat van de lijst en faxt de keuze vervolgens
door naar de balie en onmiddellijk naar de advocaat zelf.
In het centrum 127 bis wordt er ook met een permanentielijst gewerkt maar in tegenstelling tot
het centrum 127 is het hier niet de sociaal assistent die de advocaat aanstelt maar wel het BJB. De
sociaal assistent stuurt de aanvraag per fax naar het BJB waarna deze een advocaat aanstelt van de
permanentielijst en vervolgens de sociaal assistent verwittigt over de aangestelde advocaat. Volgens
de directie van centrum 127 bis duurt de aanstelling van een advocaat gemiddeld 3 à 4 dagen.
Wanneer er in het centrum van Vottem een advocaat aangesteld dient te worden, neemt de sociaal
assistent contact op met de permanentie van het BJB dat dan een advocaat aanstelt. Er wordt via
het BJB van Luik effectief een advocaat aangesteld binnen de 1 à 2 werkdagen.
De directie van het centrum van Merksplas vertelt ons dat, wanneer de vreemdeling een advocaat
wenst, er onmiddellijk een fax wordt gestuurd naar het BJB. Er is een mogelijkheid om «dringend»
te vermelden op de fax. De directie meldt ons dat de aanstelling van een advocaat gemiddeld 4 à
5 dagen duurt.
In het centrum van Brugge gebeurt de aanstelling van een advocaat binnen de 24 uur. In dringende
gevallen maakt de sociaal assistent voor alle zekerheid melding van de dringendheid op de fax.
Wanneer de aanstelling van een advocaat 3 à 5 dagen duurt, kunnen de rechten van iemand die
een beroep in uiterst dringende noodzakelijkheid wil indienen onmogelijk verwezenlijkt worden,
tenzij er een bijzondere regeling is getroffen om dit probleem op te vangen. Tijdens de weekends
46
Recht op recht in de gesloten centra
is de snelle aanstelling van een advocaat nog problematischer.40 De directie van het centrum 127
bis lijkt dit te erkennen: « Met de nieuwe wet kan het natuurlijk voor problemen zorgen gezien de
tijdslimiet van 24 uur voor een schorsend beroep. Het is heel moeilijk om in 24 uur een advocaat te
hebben. Daarenboven is het tijdens het weekend nog ingewikkelder »
Mevrouw P., Zimbabwe, 127bis, mei 2007
Mevrouw P. heeft nog geen advocaat. Er werd haar gezegd dat ze 48 uur
moet wachten.
Mijnheer A., Irak, 127bis, februari 2007
(Dublin-overname naar Nederland)
Mijnheer A. had gedurende minstens 4 dagen geen advocaat.
2.3.2. Verandering van advocaat
Wanneer een opgesloten vreemdeling van advocaat wenst te veranderen, moet dit eveneens via de
sociale dienst gebeuren. Het is de sociaal assistent die bepaalt of er een nieuwe aanvraag bij het BJB
wordt ingediend of niet. De criteria om van advocaat te kunnen veranderen zijn niet duidelijk en
variëren van centrum tot centrum en soms van BJB tot BJB.
Volgens de directie van het centrum van Vottem kan een opgesloten vreemdeling enkel van advocaat
veranderen wanneer de advocaat een fout heeft begaan of nalatig is geweest, terwijl het BJB van Luik
ons meldt dat de voorwaarden om van advocaat te kunnen veranderen ‘niet erg strikt’ zijn. Over het
algemeen is het BJB bereid een andere advocaat aan te stellen als er eerst contact wordt opgenomen
met de advocaat die reeds was aangesteld. Wanneer die advocaat zegt dat hij de verdediging van
de opgesloten vreemdeling op zich wil blijven nemen, dan stelt het BJB geen andere advocaat aan.
Maar een verandering van advocaat kan ook om andere redenen, bijvoorbeeld wanneer de eerst
aangestelde advocaat afwezig is op een zitting van de Raadkamer of soms zelfs omdat het niet klikt
tussen cliënt en advocaat. Volgens het BJB van Luik is het daarvoor helemaal niet nodig dat de
aangestelde advocaat een fout zou hebben begaan.
In het centrum 127 vertelt de directie ons dat de sociale dienst met de opgesloten vreemdelingen
praat wanneer ze problemen hebben met hun advocaat. Het gebeurt dat de sociaal assistent dan
contact opneemt met de advocaat, in het bijzijn van de opgesloten vreemdeling om zijn kant van het
verhaal te horen. Wanneer de sociale dienst oordeelt dat er van advocaat veranderd moet worden,
neemt de sociaal assistent contact op met het BJB om het probleem uit te leggen.
40 Zie verder onder 2.5.2.
47
Recht op recht in de gesloten centra
Volgens de directie van het centrum 127bis is het toezien op de nood aan een verandering van
advocaat één van de taken van de sociale assistenten in de juridische bijstand. Sociaal assistenten
informeren de opgesloten vreemdelingen over de mogelijkheid om van advocaat te veranderen
en helpen hen om een andere advocaat te vinden, bijvoorbeeld wanneer de aangestelde advocaat
niet komt opdagen. De aanvraag van een nieuwe advocaat gebeurt nooit eenzijdig, maar steeds
in overleg met de opgesloten vreemdeling. Wanneer de opgesloten vreemdeling zelf met de vraag
komt, wordt er geëvalueerd of deze vraag terecht is. Wanneer de sociaal assistent vaststelt dat een
advocaat na enige tijd nog geen contact heeft genomen met zijn cliënt wordt dit besproken en
wordt nagevraagd of de opgesloten vreemdeling daar problemen mee heeft. Volgens de directie
gebeurt het soms dat de opgesloten vreemdeling komt klagen over zijn advocaat omdat deze zegt
geen juridische stappen meer te kunnen ondernemen. Dan is het niet zeker dat hij een nieuwe
advocaat aangeduid zal krijgen. De criteria die het centrum 127bis hanteert, zijn uiteenlopend,
maar de meest voorkomende criteria luiden als volgt: de advocaat is met vakantie, de advocaat zegt
niets meer te kunnen of zullen doen in het dossier, de bewoner slaagt er na verscheidene pogingen
niet in de advocaat te contacteren,…
Ook in het centrum van Brugge meldt de directie dat indien de bewoner problemen ondervindt
met zijn advocaat, hij dat kan melden aan de directie. De sociale dienst zal dan contact opnemen
met de advocaat en indien noodzakelijk, de balie verzoeken een andere advocaat aan te duiden. Ook
hier wordt eerst door de sociaal assistent beoordeeld of de vraag terecht is vooraleer ze doorgegeven
wordt aan het BJB.
In het centrum van Merksplas wordt op de vraag om een andere advocaat niet ingegaan omdat
de balie van Turnhout geen tweede aanstellingen doet. De sociaal assistent legt dan ook aan de
opgesloten vreemdeling uit dat het niet mogelijk is om een andere pro deo advocaat te krijgen. De
directie meldt ons het volgende: « Op een vraag voor verandering van advocaat wordt niet ingegaan.
De balie van Turnhout gaat niet akkoord. De persoon krijgt dus geen andere advocaat aangesteld.
Wanneer bijvoorbeeld een advocaat weigert om zijn cliënt te bezoeken of belooft te komen maar nooit
komt, stellen wij de balie in kennis. Dit betekent nog niet dat er een andere advocaat wordt aangesteld.
In Brugge stelt het probleem zich niet, daar gaat de balie akkoord om van advocaat te veranderen voor
een tweede opinie. »
Deze situatie brengt het recht op een kwaliteitsvolle juridische bijstand in gevaar. Voorbeelden
illustreren het probleem:
Mijnheer S., Kosovo, CIM, november 2006
De advocaat van mijnheer S. wil geen beroep aantekenen tegen de negatieve
beslissing van zijn asielaanvraag. Op het moment dat de NGO-bezoeker
met hem spreekt (bijna twee weken later), heeft hij nog steeds geen advocaat. Later op de dag komt de sociaal assistent met het nummer van
een nieuwe advocaat. De sociaal assistent had hem de vorige week gezegd
(uitspaak van mijnheer S.): «Je gaat morgen naar de luchthaven dus je
hebt geen advocaat meer nodig». Mijnheer S. weigerde op het vliegtuig te
stappen en werd terug naar Merksplas gebracht. Hij vroeg opnieuw om
48
Recht op recht in de gesloten centra
een advocaat en de sociaal assistent zei opnieuw: «Misschien moet je over
2 weken terug naar de luchthaven». Mijnheer S. antwoordde: «Daarvoor
kom ik niet; ik wil een advocaat».
Mijnheer H., Marokko, CIM, augustus 2007
Hij klaagt omdat de advocaat niets doet. Sinds hij in het centrum is
heeft die niets ondernomen. Hij heeft hierover geklaagd bij de directie.
Hij heeft 2 weken geleden een brief gestuurd naar zijn advocaat maar hij
heeft nog geen reactie gekregen. De directie heeft aan de sociaal assistente
gevraagd om contact op te nemen met de advocaat maar er is nog altijd
geen nieuws. Gisteren nog, heeft hij een klachtenbrief gegeven aan de
sociaal assistent.
De aanvragen om van advocaat te veranderen, worden dus overal gefilterd door de sociaal assistent.
De verschillende Bureaus Juridische Bijstand zijn het nochtans eens dat het aan het BJB is om te
beoordelen of het vragen van een nieuwe advocaat opportuun is of niet. Volgens het Franstalige
BJB van Brussel zou de sociaal assistent de aanvragen niet mogen filteren, maar al de aanvragen
moeten doorgeven aan het BJB.
De termijn van een tweede aanstelling duurt volgens de directie van de centra 127 en 127bis
ongeveer 3 dagen. Toch komen de NGO-bezoekers gevallen tegen waar een nieuwe aanduiding
op zich laat wachten.
Loubna en haar 2 kinderen, Irak, 127bis, augustus 2007
Er werd geen nieuwe advocaat aangeduid voor Loubna. De vraag om een
nieuwe advocaat werd de week voordien gesteld. Met hulp van Mijnheer Y.,
een opgesloten vreemdeling die helpt tolken, heeft ze deze week nogmaals
de vraag gesteld. Mijnheer Y. heeft duidelijk aan de telefoon gehoord dat
er haar een advocaat werd beloofd. Er kan met zekerheid gesteld worden
dat Loubna sinds het begin van haar opsluiting 5 weken geleden geen
enkele serieuze hulp heeft gekregen van een advocaat.
Aanbeveling 10
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan, elk verzoek van een opgesloten vreemdeling
om van advocaat te veranderen, onverwijld aan het BJB mee te delen.
49
Recht op recht in de gesloten centra
2.4. Communicatie met de advocaten
Hoewel opgesloten vreemdelingen hun advocaat in principe op elk moment van de dag kunnen
raadplegen, worden zij dikwijls geconfronteerd met communicatieproblemen veroorzaakt door
het gebrek aan een gemeenschappelijke taal en/of een slecht begrip van hun juridische toestand.
Hierdoor worden de sociaal assistenten dikwijls de rechtstreekse gesprekspartners van de advocaten.
Bovendien hebben opgesloten vreemdelingen geen rechtstreekse toegang tot snelle schriftelijke
communicatiemiddelen (fax of e-mail). De communicatie, zowel wat de verzending als de ontvangst
van documenten betreft, gaat noodzakelijk via het personeel van het centrum, meestal via een lid
van de sociale dienst. Een vlotte, duidelijke en volledige communicatie tussen de sociaal assistenten
en de advocaten is dus cruciaal voor een kwaliteitsvolle juridische bijstand.
In eerste instantie zullen wij de informatieverstrekking door de sociale diensten aan de advocaten
onderzoeken. Vervolgens zullen we ons buigen over de specifieke kwestie van de communicatie
van documenten uit het dossier. Tenslotte zullen wij zien hoe de sociale dienst of in het algemeen
het personeel van de gesloten centra de communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt al dan niet
vergemakkelijkt, zowel voor wat de telefonische communicatie betreft als de bezoeken.
2.4.1. Informatieverstrekking aan de advocaten
Tijdens onze gesprekken met de vertegenwoordigers van de Balies en met advocaten verklaarde de
meerderheid van onze gesprekspartners dat, behoudens enkele uitzonderingen, de communicatie met
de sociaal assistenten over het algemeen goed verloopt. Toch betreuren zij dat er enkel communicatie
is wanneer daarom gevraagd wordt. De advocaten verklaren unaniem dat zij zelf het initiatief moeten
nemen bij het zoeken naar informatie. De advocaat moet om de informatie verzoeken. Het is zeer
uitzonderlijk dat een sociaal assistent uit eigen beweging het initiatief neemt om een advocaat
te informeren. Soms doet een sociaal assistent dat wel op verzoek van een opgesloten vreemdeling,
maar meestal moet de advocaat telefoneren om nieuws over het dossier te vernemen, om te vragen
of er een beslissing is genomen of om te weten of er een bepaald verhoor heeft plaatsgehad.
Mr. S, Afghanistan, CIV, September 2008
S. is een jonge man. Hij werd opgepakt door de politie toen hij naar het
Verenigd Koninkrijk trachtte te gaan. Hij werd onmiddellijk opgesloten
in Vottem. In het centrum diende hij een asielaanvraag in. Hij werd
tweemaal met een interval van een week verhoord door het CGVS. Het
CGVS neemt een beslissing van weigering van erkenning. Het blijkt dat
hij niet bijgestaan werd door een advocaat tijdens de twee hoorzittingen.
Wanneer de advocaat dit verneemt, is hij woedend en verklaart hij dat
hij niet werd verwittigd door de sociale dienst van het gesloten centrum
over deze twee hoorzittingen.
50
Recht op recht in de gesloten centra
Dit gebrek aan initiatief vanwege de sociale dienst om de advocaat in te lichten, is problematisch
gezien de dikwijls zeer korte termijnen waarbinnen een advocaat dient te reageren. De directies
van de gesloten centra menen dat de opgesloten vreemdeling zelf de advocaat dient in te lichten
over nieuwe beslissingen of oproepingen. Een opgesloten vreemdeling voelt zich echter dikwijls
verloren wanneer hij geconfronteerd wordt met procedures en is overspannen door zijn opsluiting.
Hij is niet steeds in staat om het belang in te schatten van het doorgeven van deze of gene inlichting
aan zijn advocaat. Om te telefoneren naar zijn advocaat moet de opgesloten vreemdeling in ieder
geval langs een personeelslid van het centrum. Voor een advocaat die één of meerdere cliënten
heeft in een gesloten centrum, is het bovendien moeilijk om elke dag naar de sociale dienst van
het centrum te bellen.
Bijna unaniem klagen de advocaten over het feit dat het personeel van het centrum hen nooit spontaan
verwittigt van concrete regelingen in de uitwijzing van hun cliënt (bijvoorbeeld een reservering
van een plaats op een vlucht). Nochtans is deze specifieke informatie cruciaal, vooral wanneer
niet-schorsende procedures tot het bekomen van een verblijfsvergunning of een invrijheidstelling
hangende zijn. De directie van het gesloten centrum van Brugge meent dat de cliënt zijn advocaat
zelf moet inlichten wanneer er een datum voor uitwijzing is vastgesteld. Maar meestal ontvangt de
advocaat deze inlichting minder dan 24 uren voor de uitwijzing plaatsvindt en gaat deze inlichting
dikwijls gepaard met een opsluiting in de isolatiecel. Dat is niet bevorderlijk voor een goede
communicatie tussen de cliënt en de advocaat, zoals wij verder zullen zien.
De advocaten aan het woord
« De sociaal assistenten brengen ons niet op de hoogte van de procedure
(en dit geldt voor alle centra). Men laat ons nooit weten of er al een dag
voor de repatriëring bepaald is, of zelfs of onze cliënt reeds gerepatrieerd
is. Wanneer het CGVS een oproeping verzendt, de cliënt ons niets laat
weten en het CGVS vergeet ons in te lichten (wat soms gebeurt), weten
wij gewoonlijk van niets. Ik vind het ontzettend moeilijk om te werken
voor mensen die opgesloten zijn in gesloten centra. Met dit soort cliënten moet een advocaat elke dag telefoneren om te vragen of er nieuws
is. U begrijpt wel dat wij dit niet kunnen doen. En als er twee uur na
je telefoontje weer nieuws is zal men je niet eens verwittigen. (…) De
samenwerking met de open centra is veel beter en transparanter. Gewoon
omdat de open centra voor de mensen werken. De gesloten centra hangen
af van de Dienst Vreemdelingenzaken en werken vooral met het oog op
de verwijdering van vreemdelingen»
« Mijn ervaring is over het algemeen positief. Telkens wanneer je de sociaal assistenten vraagt om de toestand uit te leggen doen zij dat goed
en hun inlichtingen zijn betrouwbaar. En dat is enorm belangrijk want
een verkeerde inlichting kan zeer ernstige gevolgen hebben. Nochtans is
het duidelijk dat wij de inlichtingen moeten zoeken ; de gesloten centra
gaan je nooit uit eigen beweging inlichtingen geven. En als je volledige
51
Recht op recht in de gesloten centra
informatie wil, moet je maar de juiste vragen stellen. De sociaal assistent
zal je nooit rechtstreeks alle informatie bezorgen. Ik ken een confrater
die vergeten was de sociaal assistent te vragen in welke taal de procedure
gevoerd werd : hij werd onaangenaam verrast … »
« Ik heb zelden problemen met sociaal assistenten van gesloten centra. Zij
moeten werken onder moeilijke omstandigheden en de meesten proberen hun best te doen. Ik heb wel ooit een probleem gehad. Ik had hun
uitdrukkelijk het volgende gevraagd : wanneer de bijlage 26quater wordt
afgeleverd, fax die onmiddellijk naar mij door want ik wil de schorsing
aanvragen bij uiterst dringende noodzakelijkheid’. Ze hebben het niet
gedaan en de termijn van 24 uren voor beroep was verstreken.»
« Het is niet altijd gemakkelijk. Vandaag nog was er een sociaal assistente
die ons telefoongesprek afbrak terwijl ik de invrijheidstelling bekomen
had van mijn Afghaanse cliënten. »
« Wanneer mijn cliënten worden aangehouden en opgesloten in een gesloten centrum word ik niet verwittigd. Ik moet dus zelf zien te ontdekken
mijn cliënt zich in een gesloten centrum bevindt. En soms duurt het een
hele tijd voor ik dit uiteindelijk weet. »
« Op geen enkel moment werd ik op de hoogte gebracht door de Dienst
Vreemdelingenzaken van de voorgenomen stappen betreffende mijn cliënt. Door puur toeval heb ik na een telefoontje naar de Dienst Vreemdelingenzaken vernomen dat mijn cliënt de volgende dag zou worden
uitgewezen. (…) Dit geldt ook voor de sociale dienst van het centrum
voor illegalen van Brugge dat mij nochtans uitdrukkelijk beloofd had dat
zij mij zouden verwittigen wanneer er iets zou gebeuren met mijn cliënt.
Na mijn telefoongesprek met de Dienst Vreemdelingenzaken, één dag
voor de voorziene vlucht, heb ik de sociale dienst van CIB gecontacteerd
die mij mededeelde alsof er niks gebeurd was, dat mijn cliënt een eerder
diezelfde dag overgebracht was naar het centrum 127bis, zonder dat er
ook maar iemand was die mij op de hoogte heeft willen houden. »
Advocaten melden dat de toegang tot de informatie in het medisch dossier van hun cliënt in
bepaalde gesloten centra (Vottem, 127bis en Brugge) bijzonder problematisch is. Nochtans is deze
informatie soms van fundamenteel belang, hetzij om een aanvraag tot regularisatie van verblijf om
medische redenen in te dienen, hetzij als argument voor de Raadkamer om de invrijheidstelling
te vragen. De dokters van de centra beroepen zich dikwijls op het medisch geheim of eisen dat de
advocaten hun aanvraag schriftelijk doen, wat dikwijls de verzending van de inlichtingen vertraagt.
52
Recht op recht in de gesloten centra
De wet betreffende de Rechten van de Patiënt bepaalt het volgende : «De patiënt heeft tegenover
de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn
gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan» en «de patiënt heeft het recht zich te laten
bijstaan door een vertrouwenspersoon of zijn recht op de in § 1 bedoelde informatie uit te oefenen
via deze vertrouwenspersoon».41 Moet de advocaat niet automatisch beschouwd worden als een
vertrouwenspersoon, tenzij de patiënt zich hiertegen verzet?
Dezelfde wet garandeert bovendien het recht op inzage van het patiëntendossier door de patiënt
zelf en het recht er een afschrift van te bekomen.42 Er is slechts één uitzondering voorzien op het
recht van de patiënt om een afschrift van het medisch dossier ontvangen: «De beroepsbeoefenaar
weigert dit afschrift indien hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt
gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen». Zoals elke uitzondering dient ook deze
restrictief geïnterpreteerd te worden. Zij mag geen algemene regel worden voor al de patiënten in
gesloten centra maar moet geval per geval beoordeeld worden op grond van duidelijke aanwijzingen
en niet op grond van vermoedens. Nochtans stellen wij dikwijls vast dat het enorm moeilijk is
voor de opgesloten vreemdelingen om een afschrift te bekomen van hun medisch dossier en dat
het dus ook moeilijk is dit aan hun advocaat te bezorgen. De advocaten klagen dikwijls over de
moeilijkheid om een onafhankelijk geneeskundig advies te bekomen.
Tijdens onze gesprekken heeft een advocaat benadrukt dat de informatiestroom nog vertraagd
wordt door het feit dat de communicatiemiddelen met de sociale diensten van de gesloten centra
niet optimaal zijn. De advocaten beschikken over een algemeen email adres, een fax en de telefoon
van de sociale dienst. De advocaat in kwestie vindt dat de communicatie meer efficiënt, meer
transparant en rechtstreekser zou verlopen, indien de sociaal assistenten zouden beschikken over
een rechtstreeks email adres dat de advocaten zouden kunnen gebruiken.
Aanbeveling 11
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan om al de elementen van het dossier die
in hun bezit zijn per fax of per email mee te delen aan de advocaat van de opgesloten vreemdeling
vanaf de aanstelling van de advocaat. Bovendien moet elke verandering in de toestand van de
persoon (beslissingen, oproepingen, datum van uitwijzing, opsluiting in de isolatiecel, overbrenging
naar een ander centrum, uitwijzing, terugkeer naar het centrum enz.) door de sociale dienst
spontaan meegedeeld worden aan zijn advocaat, per telefoon, fax of email binnen de kortst
mogelijke termijn en in alle gevallen binnen de 24 uur vanaf het tijdstip waarop de sociale dienst
er kennis van heeft gekregen.
Wij bevelen de directie en de sociale dienst van de gesloten centra aan om de advocaten in het
bezit te stellen van de rechtstreekse gegevens (rechtstreekse telefoon en persoonlijk email adres)
van de sociaal assistent belast met de begeleiding van hun cliënt.
41 Artikel 7 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt
42 Artikel 9 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt
53
Recht op recht in de gesloten centra
Wij bevelen de sociaal assistent of zijn vervanger die belast is met het dossier van een opgesloten
vreemdeling aan om binnen de kortst mogelijke termijn, en in alle gevallen binnen de 24 uur,
een antwoord te geven aan een vraag om inlichtingen van de advocaat.
Aanbeveling 12
Wij bevelen de directies en de medische diensten van de gesloten centra aan om ervoor te zorgen
dat de advocaten van de opgesloten vreemdelingen inzage krijgen in het medisch dossier van hun
cliënt en er een afschrift van kunnen bekomen, indien nodig per fax indien de zaak dringend is.
Dit in overeenstemming met de artikelen 7, §2 al.3 en 9 §2 al.4 en §3 van de wet van 22 augustus
2002 betreffende de rechten van de patiënt.
2.4.2. Communicatie van documenten
De communicatie van de sociale dienst met de advocaten van de opgesloten vreemdelingen bestaat
in een mondelinge informatieverstrekking over de toestand van het dossier, maar ook en vooral in
de mededeling van de stukken van dit dossier: dat zijn voornamelijk de beslissingen genomen door
de Dienst Vreemdelingenzaken of door de asielinstanties. De mededeling van deze documenten is
belangrijk: administratieve beslissingen moeten met redenen omkleed zijn en de rechtsmiddelen
die advocaten ten voordele van hun cliënt aanwenden zijn er meestal op gericht die motivering te
betwisten en de gegrondheid van een beslissing in vraag te stellen. Advocaten hebben dus meer
nodig dan een eenvoudige mondelinge toelichting om de belangen van hun cliënt te verdedigen.
Nochtans worden de beslissingen van de administratie vaak niet rechtstreeks meegedeeld aan de
advocaat maar enkel aan de vreemdelingen zelf. Omwille van hun situatie van opsluiting zijn deze
vreemdelingen niet noodzakelijk in staat om te begrijpen dat hun advocaat niet ingelicht werd over
de beslissing. Resultaat: het gebeurt dat advocaten te laat kennis nemen van bepaalde beslissingen
betreffende hun cliënten.
Behalve de opmerkelijke uitzondering van het centrum 127, waar de administratieve beslissingen
in principe automatisch worden medegedeeld aan de advocaat43, nemen de sociale diensten van
de gesloten centra zeer zelden het initiatief om onmiddellijk elke nieuwe beslissing betreffende een
opgesloten vreemdeling naar de advocaten te faxen.
Een sociaal assistent van het centrum 127
« In het algemeen maken wij de documenten over aan de advocaten. Wij
trachten de mogelijkheden voor de mensen te ‘maximaliseren’. Soms
43 Dit is gedeeltelijk te verklaren door het feit dat de meerderheid der personen die opgesloten zijn in centrum 127
asielzoekers aan de grens zijn. Het niet snel meedelen van de beslissingen van het CGVS of van de RVV aan de advocaten zou dan bijzonder ernstige gevolgen hebben omdat deze personen dan niet de gelegenheid zouden hebben
gehad om hun aanvraag tot bescherming te laten onderzoeken met al de noodzakelijke procedurele waarborgen.
54
Recht op recht in de gesloten centra
aarzel ik niet om per telefoon ‘besprekingen met drie’ te organiseren: de
bewoner, zijn advocaat en ik. Dit om de situatie te verduidelijken. Ik tracht
mijn best te doen voor de bewoners, maar soms weigeren de advocaten
met ons te spreken. »
In het gesloten centrum van Brugge hebben de directie en de sociale dienst ons bevestigd dat « van
zodra er nieuwe beslissingen zijn in het dossier van een bewoner, de sociaal assistent deze onmiddellijk
faxt naar de advocaat ». Nochtans gaven de door ons ondervraagde advocaten van de Balie van
Brugge een andere versie: « Eerlijk gezegd, ik vind dat er zeer weinig samenwerking is met de gesloten
centra. Wij moeten voortdurend achter de beslissingen aanlopen, smeken opdat zij de stukken zo snel
mogelijk zouden doorzenden. En ik spreek niet alleen over het gesloten centrum van Brugge ». « De
sociaal assistenten faxen zeker niet altijd onmiddellijk de nieuwe beslissingen door. De sociale dienst te
Brugge is niet voldoende bemand».
Recent heeft een advocaat van de Balie van Brussel ons meegedeeld dat de sociale dienst van het
centrum 127bis opdracht zou gekregen hebben van de directie van de Dienst Vreemdelingenzaken
om de advocaten enkel die beslissingen mee te delen die de advocaten niet via een ander kanaal
kunnen bekomen. Concreet zou dit betekenen dat de sociale dienst van het centrum enkel de
beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken zou meedelen. Deze inlichting werd ons bevestigd
door een andere advocaat die hetzelfde antwoord zou bekomen hebben van een lid van de sociale
dienst van het centrum van Vottem. Dit is verontrustend omdat dit een duidelijk beleid van de
Dienst Vreemdelingenzaken doet vermoeden, namelijk de toegang tot de juridische bijstand waarop
de opgesloten personen recht hebben, niet te vergemakkelijken.
De Balie van Turnhout heeft een groot verschil vastgesteld tussen enerzijds de sociale begeleiding
verschaft in het kader van de juridische bijstand in het open centrum van Arendonk, dat zich ook
in hun arrondissement bevindt, en anderzijds de sociale begeleiding door de sociaal assistenten van
het gesloten centrum van Merksplas : « De sociaal assistenten van Arendonk bezorgen onmiddellijk
een afschrift van de beslissingen aan de advocaat en zorgen zelfs voor een tolk. Zij geven soms zelfs
inlichtingen over het land van herkomst. Zij bellen ons op terwijl in Merksplas vooral de bewoners zelf
ons opbellen ».
Hoe kan de advocaat kennis nemen van deze beslissingen indien de sociale dienst ze niet automatisch
doorfaxt? Het gebeurt natuurlijk dat advocaten de beslissing rechtstreeks ontvangen van de bevoegde
administratie, in het bijzonder in het kader van gerechtelijke procedures en het verzoekschrift tot
invrijheidstelling bij de Raadkamer. Het BJB van Brussel meldt ons dat de Dienst Vreemdelingenzaken
administratieve documenten soms op eigen initiatief naar de advocaat zendt.
De advocaten aan het woord
« In het centrum 127 worden de beslissingen gewoonlijk automatisch naar
de advocaten gezonden. In 127bis moet ik geregeld zelf aan de sociaal
assistent vragen om mij de beslissingen te zenden. En dat doen zij snel.
Het zou onze taak enorm vergemakkelijken indien de sociaal assistenten
55
Recht op recht in de gesloten centra
ons automatisch de beslissingen betreffende onze cliënt zouden doorzenden. »
« De mededeling van beslissingen of stukken door de sociale dienst van het
centrum is soms problematisch. Dit hangt werkelijk af van het humeur
van de sociaal assistenten. »
Meestal ziet de weg die de informatie aflegt, er als volgt uit . Wanneer een beslissing in het
gesloten centrum aankomt, brengt de sociaal assistent de betrokken vreemdeling hiervan op de
hoogte. Indien deze dit uitdrukkelijk vraagt, kan de sociaal assistent de beslissing doorfaxen naar de
advocaat. Indien dit niet gebeurt, zal de opgesloten vreemdeling contact moeten opnemen met zijn
advocaat om hem te verwittigen dat een nieuwe beslissing is aangekomen44, of zal de advocaat zelf
moeten telefoneren om te weten of er al dan niet een nieuwe beslissing is aangekomen. Wanneer
de advocaat daarom verzoekt, faxt de sociale dienst de beslissing door, in principe binnen de kortst
mogelijke termijn. Soms wordt de advocaat gevraagd om zijn aanvraag per fax te zenden. Het
gebeurt dat de advocaten de gevraagde documenten pas meerdere dagen na hun verzoek ontvangen,
of na het gesloten centrum een herinnering te hebben gezonden. Men begrijpt dat de logheid van
deze communicatie schadelijk is voor een efficiënte en kwaliteitsvolle juridische bijstand door de
advocaten.
Familie S., Tsjetsjenië, 127bis, januari 2007
De sociale dienst had een week nodig om belangrijke documenten voor
een verzoek tot invrijheidstelling voor de Raadkamer te faxen naar de
advocaat. De zitting moest een week uitgesteld worden.
S. et H., Iraakse asielzoekers, CIV, augustus 2008,
« Dublin » terugwijzing naar Griekenland
De advocaten van deze personen verklaren dat zij geen enkel document
betreffende de dossiers van hun cliënten ontvangen hebben terwijl één van
deze cliënten al 3 weken opgesloten was in CIV, de andere al 15 dagen,
en tijdens hun opsluiting een bijlage 26quater werd betekend.
44 In principe hebben al de opgesloten vreemdelingen recht op het ontvangen van een afschrift van de beslissingen,
maar we stellen vast dat het in de praktijk zeldzaam is dat zij in bezit zijn van afschriften van beslissingen.
56
Recht op recht in de gesloten centra
2.4.3. Communicatie per telefoon
Artikel 63 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 betreffende de organisatie van de gesloten
centra bepaalt dat « de bewoners hebben het recht dagelijks tussen acht uur ’s morgens en tien uur ’s
avonds gratis met hun advocaat te telefoneren. De advocaten hebben het recht op ieder ogenblik met
hun cliënt telefonisch in contact te treden. Het telefonisch contact tussen een bewoner en zijn advocaat
kan niet worden verboden.»
Betreffende het recht van de opgesloten vreemdeling om kosteloos te telefoneren naar zijn advocaat,
zeggen alle centra dat zij deze regel nauwgezet volgen.
—— Zo zegt de directie van het centrum 127bis dat het elke opgesloten vreemdeling is toegestaan
om kosteloos op elk tijdstip tussen 8 en 22 uur te telefoneren en niet alleen wanneer de sociaal
assistent beschikbaar is en dit elke dag, inbegrepen zondagen en feestdagen.
—— Ook de directie van het centrum van Vottem verklaart dit en zegt bovendien dat « tijdens deze
uren de bewoners hun advocaten kunnen contacteren via de telefoon van de intake ‘veiligheid’, via
de mobiele telefoon van de vaste post waarvan de vleugels afhangen die hun zijn toegekend of via
het kantoor van hun sociaal assistent ».
—— De directie van het centrum van Merksplas bevestigt dat zij ook deze regel volgt maar voegt
er nochtans aan toe dat de opgesloten vreemdelingen geen misbruik mogen maken van het
recht om met hun advocaat te telefoneren. Op bepaalde tijdstippen (tijdens de maaltijden,
de douche, of de wandeling in de open lucht) wordt contact met de advocaat niet toegestaan.
Telkens als een opgesloten vreemdeling wil telefoneren, controleert een bewaker bovendien
eerst het gevraagde nummer aan de hand van de lijst van advocaten.
Bezoekers van NGO’s hebben reeds van opgesloten personen vernomen dat hun geweigerd werd
om hun advocaat te contacteren, zoals in de hieronder vermelde situatie:
Mr. A., Palestijn, CIB, oktober 2007,
« Dublin » terugwijzing naar Italië
In het centrum 127 bis heeft hij aan de sociaal assistent gevraagd of hij
de advocaat zou mogen opbellen die hem toegewezen was in het open
centrum. Men is niet ingegaan op zijn verzoek en hij heeft niet de mogelijkheid gehad om met zijn advocaat te spreken. In CIB kreeg hij van
een sociaal assistent hetzelfde te horen: « Men heeft je vingerafdrukken
gevonden in Italië ; een advocaat opbellen heeft geen enkele zin »
Het centrum 127 schendt artikel 63 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002: de kosteloze
telefoontjes naar de advocaat zijn er enkel mogelijk tussen 14 en 22 uur, en niet tussen 8 en 22 uur.
De directie van het centrum voert aan dat de advocaten ‘s morgens niet beschikbaar zijn en het
dus geen zin heeft om hun dan op te bellen. Nochtans is de sociale dienst soepel met de personen
57
Recht op recht in de gesloten centra
die om een goede reden voor 14 uur hun advocaat of andere personen (familie, vrienden) willen
opbellen in het kader van de juridische bijstand. Deze toelating wordt geval per geval gegeven.
De directie meent dat deze soepelheid toelaat de relatie tussen de sociale dienst en de opgesloten
vreemdelingen te bevorderen. Tenslotte kunnen de opgesloten personen op elk tijdstip gebruik
maken van hun GSM, maar enkel op het secretariaat van het centrum waar zij hun apparaat
moeten achterlaten. Het secretariaat van het centrum 127, waar de opgesloten vreemdelingen ook
gratis hun advocaat kunnen opbellen in de namiddag, is tevens de inkomhal van het centrum.
Er komen voortdurend mensen binnen en buiten. Het is zeer moeilijk om daar een vertrouwelijk
telefoongesprek in alle kalmte te voeren.
Wat betreft het recht van een opgesloten vreemdeling om op elk tijdstip telefonisch te worden
gecontacteerd door zijn advocaat, zeggen de gesloten centra dat zij het Koninklijk Besluit
naleven.
—— De directie van het centrum van Vottem zegt dat men eerst onderzoekt of het wel gaat
om de advocaat van de vreemdeling aan de hand van de lijst van advocaten en vermelde
telefonnnummers.
—— In Merksplas preciseert de directie dat in principe dezelfde uurregeling geldt voor de inkomende
telefoons van advocaten, namelijk tussen 8 en 22 uur. Nochtans is deze praktijk onverenigbaar
met het Koninklijk Besluit dat geen enkele beperking in de tijd oplegt voor telefonische oproepen
van advocaten aan hun opgesloten cliënt. In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden mogen
de advocaten spreken met hun cliënt buiten de «normale uren», bijvoorbeeld tijdens de uren
voorafgaand aan een poging tot uitwijzing (want de opgesloten vreemdelingen hebben het
recht om elk beschikbaar middel aan te wenden om zich te verdedigen).
Een advocaat meldt ons dat het telefonisch contact met de cliënt altijd, behalve in het centrum
127, verloopt via de sociale dienst, wat de juridische bijstand bemoeilijkt: «De sociaal assistenten
zijn soms moeilijk bereikbaar. We moeten altijd het juiste tijdstip vinden waarop de sociaal assistent
bereikbaar is ». Een andere advocaat benadrukt dat de confidentialiteit van de telefoongesprekken
tussen advocaat en opgesloten vreemdeling in het gedrang komt. Vaak luistert een personeelslid van
het centrum mee wanneer een advocaat zijn cliënt opbelt. Artikel 24 van het Koninklijk Besluit
van 2 augustus 2002 bepaalt in het kader van de vrijheid om de advocaat op elk moment van
de dag op eigen kosten op te bellen: «Tijdens de telefoongesprekken respecteren de toezichthoudende
personeelsleden het privé-karakter van deze gesprekken.» Dient men dit recht niet a fortiori toe te
passen op de kosteloze gesprekken met de advocaat?
Wanneer de opgesloten vreemdeling in de isolatiecel wordt geplaatst als tuchtmaatregel of voorafgaand
aan een poging tot uitwijzing, mag hij dan ook op ieder ogenblik zijn advocaat opbellen en kan
zijn advocaat hem op ieder ogenblik opbellen? De directies van de gesloten centra melden dat dit
inderdaad toegelaten is. Er bestaat geen enkel verschil met de andere opgesloten vreemdelingen
wat betreft de juridische bijstand. De directie van het centrum van Vottem preciseerde voor ons
de modaliteiten van de uitoefening van dit recht in de isolatiecel: « Overeenkomstig artikel 102 van
het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 bevat de afzonderingsruimte een oproepsysteem waarmee
de bewoner een personeelslid kan oproepen. Op vraag van de bewoner overhandigt een lid van het
veiligheidspersoneel hem een draagbare telefoon die hij dan kan gebruiken om in de isolatiecel met zijn
58
Recht op recht in de gesloten centra
advocaat te telefoneren. Zelfs wanneer de bewoner in de afzonderingsruimte geplaatst is en overeenkomstig
artikel 63 §2 van het KB van 2 augustus 2002, hebben de advocaten het recht om op ieder ogenblik in
telefonisch contact te treden met hun cliënt. »
Ook op dit punt horen wij soms iets anders, vanuit de praktijk van de NGO-bezoeken in de
gesloten centra, uit de mond van de opgesloten vreemdelingen, maar vooral van de advocaten zelf.
Volgende getuigenis is een voorbeeld:
Mr. C., Guinea Conakry, centrum 127bis. juni 2007
C. werd in de afzonderingsruimte geplaatst na een gevecht. Mevrouw M.,
advocate van C., deelt mede dat zij geen toelating verkreeg om haar cliënt
tijdens het weekend te bezoeken. Hij werd vervolgens overgebracht naar
Merksplas. Mevrouw M. gaat hem bezoeken om zijn versie van de feiten
te horen en te onderzoeken welke actie zij zou ondernemen. Zij zegt dat
haar cliënt, alhoewel hij ongetwijfeld voor een groot gedeelte samen een
aantal anderen de aanstoker is van de vechtpartijen, nochtans slagen en
verwondingen heeft opgelopen en dat zij hem niet kon bereiken toen zij
het centrum 127bis opbelde.
Dit zijn ongetwijfeld geen gangbare praktijken, zeker niet wat de plaatsing in isolatiecel als
tuchtmaatregel betreft, maar er mogen geen uitzonderingen worden gemaakt op het recht op
telefonisch contact met de advocaat.
Aanbeveling 13
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 63 van het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 (recht van de opgesloten vreemdelingen om gratis alle
dagen met hun advocaat te telefoneren tussen 8 en 22 uur, recht van de advocaten om hun cliënt
op ieder ogenblik te telefoneren) integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering, zelfs
in de isolatiecel. Bovendien bevelen wij aan dat het telefoongesprek van de advocaat met zijn
cliënt plaatsheeft in een ruimte die het confidentieel karakter van het gesprek garandeert. Het
personeel van het gesloten centrum moet grote discretie tonen, tenzij de advocaat of de opgesloten
vreemdeling de aanwezigheid vraagt.
2.4.4. Bezoeken van de advocaat aan zijn cliënt
Het artikel 64 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 bepaalt: «De advocaten en de tolken
die de advocaat bijstaan hebben dagelijks minstens van acht uur ‘s morgens tot tien uur ‘s avonds toegang
tot het centrum indien zij er een cliënt hebben en voorzover zij hun hoedanigheid door middel van een
geldige beroepskaart kunnen aantonen. (…) Het bezoek door de advocaat kan niet worden verboden. »
59
Recht op recht in de gesloten centra
Nochtans vernemen wij soms na een NGO-bezoek dat de advocaten van de bezochte opgesloten
vreemdelingen de toegang tot hun cliënt geweigerd werd op een zondag of wanneer hun cliënt in
de isolatiecel was geplaatst. Dat blijkt ook uit de bovenstaande afdeling en uit de onderstaande
situatie:
Familie S., Kosovo, centrum 127bis. januari 2007
Hun advocate en een confrater boden zich aan op een zondagavond om
hun cliënten te bezoeken : men heeft hen de toegang geweigerd.
Er dient ook aan herinnerd te worden hoe buitengewoon moeilijk het voor advocaten is om toegang
te krijgen tot hun cliënten opgesloten in het INAD-centrum, in de gebouwen van de luchthaven van
Brussel en in andere plaatsen waar vreemdelingen worden vastgehouden in havens en luchthavens.
Ofwel wordt de advocaat geweigerd zijn cliënt te ontmoeten, ofwel moet hij soms meer dan een
uur wachten in de kantoren van de luchthavenpolitie alvorens zijn cliënt onder escorte van het
INAD-centrum naar het politiebureau wordt gebracht.
Het verslag van de delegatie van Europese parlementsleden, die in oktober 2007 enkele gesloten
centra in België heeft bezocht, stelt het volgende over de juridische bijstand aan personen opgesloten
in het INAD-centrum: « Aan de receptie is er een openbare telefoon maar het is onmogelijk om er
in alle discretie te telefoneren. De advocaten die hun cliënt wensen te ontmoeten moeten dit doen in
het politiebureau van de luchthaven waar hun cliënt onder politie-escorte vanuit het INAD-centrum
naartoe wordt gebracht »45
Aanbeveling 14
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 64 van het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering (recht van de
advocaat om zijn cliënt alle dagen van 8 tot 22 uur te bezoeken). Een advocaat die de toegang
tot zijn cliënt wordt geweigerd, zou net zoals zijn cliënt deze zaak voor de Klachtencommissie
moeten kunnen brengen.
2.5. Rol van de sociale dienst in bepaalde procedures
en bijzondere situaties
Opgesloten vreemdelingen hebben verschillende administratieve of gerechtelijke rechtsmiddelen
ter beschikking. Zij hebben betrekking op :
45 Verslag van de delegatie van de commissie LIBE over het bezoek aan de gesloten centra voor asielzoekers en immigranten in België, Eindverslag aangenomen op 29 mei 2008, p.11.
60
Recht op recht in de gesloten centra
—— invrijheidstelling (verzoekschrift voor de Raadkamer) ;
—— betwisting van een bevel om het grondgebied te verlaten of van een verwijderingsmaatregel
(beroep tot schorsing, in voorkomend geval bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de
RVV);
—— bekomen van een verblijfsvergunning (asielaanvraag of regularisatie) ;
—— omstandigheden van de opsluiting (Klachtencommissie van de gesloten centra).
De manier waarop deze rechtsmiddelen zijn georganiseerd door de wet of andere teksten is soms
problematisch. Deze kwestie behandelen we in het laatste gedeelte van dit rapport.46 In deze
afdeling onderzoeken wij de rol die het personeel (en in het bijzonder de sociale dienst) van de
gesloten centra rechtstreeks of onrechtstreeks kan spelen, niet alleen in het goede verloop van deze
procedures maar ook soms in de toegang tot de door de wet voorziene rechtsmiddelen. We buigen
ons ook over twee bijzondere situaties waarin het personeel van de gesloten centra een invloed kan
hebben op de kwaliteit en de efficiëntie van de juridische bijstand, namelijk de indiening van een
klacht tegen de advocaat en de overbrenging van een gesloten centrum naar een ander.
2.5.1. Verzoekschrift tot invrijheidstelling bij de Raadkamer
Artikel 71 van de wet van 15 december 1980 staat iedere opgesloten vreemdeling toe om een beroep
in te stellen tegen een maatregel van vrijheidsberoving bij de Raadkamer van zijn verblijfplaats
of van de plaats waar hij werd aangetroffen. Dit beroep kan aangetekend worden van maand tot
maand. De Raadkamer onderzoekt of de maatregel in overeenstemming is met de wet.
In principe treedt de sociaal assistent niet rechtstreeks op in het kader van deze procedure. De
advocaat neemt het initiatief, dikwijls op uitdrukkelijk verzoek en altijd met toestemming van zijn
cliënt. De griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg deelt rechtsreeks aan de advocaat de datum
van de zitting en het vonnis mee. Nochtans, aangezien sociaal assistenten belast zijn met de sociale
begeleiding van de opgesloten vreemdelingen, kunnen zij een ontradende rol spelen. Dit doen zij
nu eens onbewust, dan weer bewust maar in goede trouw, omdat ze de opgesloten vreemdeling een
onaangename ervaring willen besparen. Niet zelden zeggen opgesloten vreemdelingen aan bezoekers
van NGO’s dat hun sociaal assistent hen heeft afgeraden om een invrijheidstelling te vragen, zoals
geïllustreerd door het volgende geval:
Mr. M., Pakistan, CIM, februari 2007
Hij wil niet meer voor de Raadkamer verschijnen omdat de sociaal assistente hem heeft gezegd dat dit geen zin had : « Wanneer het de eerste keer
negatief is, zal het verder ook altijd negatief zijn ». Wanneer de bezoeker
van de NGO hem tracht uit te leggen hoe de Raadkamer werkt, zegt hij:
46 Zie infra, 5. Procedures en rechtsmiddelen.
61
Recht op recht in de gesloten centra
« Ik ben het beu. Ik ben in België sinds 1 jaar en 7 maanden en ik heb
keer op keer negatieve beslissingen ontvangen ».
Lange tijd werden de aan de grens opgesloten vreemdelingen (INAD-centrum en centrum 127)
na vrijlating geplaatst in de transitzone. De sociale dienst van het centrum 127 legde aan deze
personen steeds het risico uit dat zij zouden lopen indien de Raadkamer hun invrijheidstelling zou
bevelen: zich zonder bijstand in de transitzone bevinden. Dit had uiteraard een sterk ontradend
effect op de personen die een invrijheidstelling wilden vragen bij de Raadkamer. De bezoekers
van de NGO’s hebben opgesloten vreemdelingen soms horen zeggen dat zij perplex stonden en in
verwarring gebracht waren omdat enerzijds hun advocaat hun voorstelde om een verzoekschrift in
te dienen tot invrijheidstelling terwijl de sociaal assistenten van het centrum hen dit afraadden.
Op 24 januari 2008 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens België unaniem en zeer
krachtig veroordeeld voor deze praktijk van « invrijheidstellingen in de transitzone », in het arrest
Riad en Idiab.47 Sindsdien heeft de Dienst Vreemdelingenzaken deze praktijk stopgezet en heeft de
directie van het centrum 127 ons meegedeeld dat zij de opgesloten vreemdelingen dus niet meer
hoeven te zeggen wat de onaangename gevolgen zouden zijn van een bevel tot invrijheidstelling.
Bepaalde advocaten hebben ook de aandacht gevestigd op een andere manier waarop het personeel
van de gesloten centra invloed kan hebben op het verzoek tot invrijheidstelling bij de Raadkamer.
Het gaat om nalatigheid van het personeel, wat een schending zou kunnen zijn van artikel 9 van
het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 dat bepaalt « Indien de centrumdirecteur vaststelt dat er
in hoofde van een bewoner ernstige elementen aanwezig zijn die de vrijlating van deze bewoner of het
uitstel van diens vertrek kunnen verantwoorden, moet hij deze elementen ter beoordeling voorleggen aan de
Directeur-generaal of de hiertoe door de Directeur-generaal aangeduide dienst of persoon. Personeelsleden
die menen de aanwezigheid van dergelijke elementen te hebben vastgesteld, brengen hiervan onverwijld
de centrumdirecteur op de hoogte. »
Wanneer een advocaat een verzoekschrift tot invrijheidstelling indient bij de Raadkamer stelt hij
het gesloten centrum daar vaak van op de hoogte door een afschrift van het verzoekschrift door te
faxen. De wet voorziet niet, zoals wij verder zullen zien (cf. infra 5.1.4), dat de indiening van een
dergelijk verzoekschrift of van een beroep bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling de uitvoering
van een eventuele verwijderingsmaatregel opschort. Het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens oordeelde in het arrest Mubilanzila dat dit gebrek aan opschortende werking het recht op
een daadwerkelijk rechtsmiddel, voorzien in artikel 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens, in het gedrang brengt. Sinds dit arrest in oktober 2006 is de praktijk nog niet
veranderd. Advocaten beklagen zich erover dat ondanks het feit dat zij het gesloten centrum per
fax verwittigen van de indiening van een verzoekschrift tot invrijheidstelling, de uitvoering van de
uitwijzing in de meeste gevallen niet opgeschort wordt, wat strijdig is met wat het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens voorschrijft. Het is nochtans moeilijk om in te schatten waar zich
het probleem stelt. Is het de sociaal assistent die de directie van het centrum niet op de hoogte
brengt van de indiening van een verzoekschrift tot invrijheidstelling nadat hij daarvan werd op
de hoogte gesteld door de advocaat? Is het de directie van het centrum die de Algemene Directie
47 ZAAK RIAD EN IDIAB tegen. België (Verzoekschriften nrs 29787/03 en 29810/03) van 24 januari 2008.
62
Recht op recht in de gesloten centra
van de Dienst Vreemdelingenzaken niet op de hoogte brengt? Is het de Algemene Directie van de
Dienst Vreemdelingenzaken die geen rekening houdt met de indiening van dit verzoekschrift om
de verwijderingsmaatregel op te schorten? In elk geval is er ergens een gebrekkige werking die de
doeltreffendheid van dit rechtsmiddel schaadt.
2.5.2. Vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV)
Vreemdelingen opgesloten in een gesloten centrum hebben een bijzonder belang bij het instellen
van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen tegen de beslissingen genomen door de Dienst Vreemdelingenzaken.
Vaak ontvangen ook zij een bevel om het grondgebied te verlaten wanneer zij worden opgesloten.
Nochtans voorziet de wet van 15 december 1980 uitdrukkelijk dat de vordering tot schorsing bij
uiterst dringende noodzakelijkheid kan worden ingediend wanneer « de vreemdeling het voorwerp
is van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waar de tenuitvoerlegging ervan imminent is »48
(cf. ook infra 5.3.2 over de interpretatie van de uiterst dringende noodzakelijkheid). De vordering
moet in principe binnen de 24 uur worden ingesteld.49 De advocaat dient daarom uiteraard zo vroeg
mogelijk te worden verwittigd van de vrijheidsberoving van zijn cliënt. Indien de vreemdeling geen
advocaat heeft, dient er zeer snel een advocaat te worden aangesteld. Het is hier dat de sociale dienst
van het centrum een rol speelt. Welke praktijk volgen zij? Welke informatie over deze vordering
geven zij aan de nieuw aangekomen vreemdelingen?
Naast de 9 fiches die de informatiebrochure voor opgesloten vreemdelingen bevat, gebruikt de
Dienst Vreemdelingenzaken een specifieke fiche over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende
noodzakelijkheid voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Deze fiche legt voldoende
duidelijk uit wat dit rechtsmiddel inhoudt. De fiche zou beschikbaar zijn in de volgende talen:
Albanees, Armeens, Portugees, Duits, Engels, Spaans, Hindi, Nederlands, Frans, Russisch, Turks,
Arabisch, Urdu en Farsi. Vertalingen naar het Chinees en het Lingala zijn in voorbereiding. Volgens
de Dienst Vreemdelingenzaken wordt deze fiche aan al de opgesloten vreemdelingen overhandigd.
Het probleem van de uiterst dringende noodzakelijkheid werd ook behandeld door de verschillende
gesloten centra bij hun contacten met de balies van het arrondissement waar zij gevestigd zijn.
Lange tijd kregen de personen die het voorwerp zijn van een terugdrijvingsmaatregel in het INADcentrum geen enkele specifieke informatie over dit bijzondere rechtsmiddel. Zij ontvangen enkel
de beslissing tot terugdrijving – vaak enkel in het Nederlands – waarop de mogelijkheid om een
vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te stellen, niet is vermeld. Nochtans
is deze vordering bij uitstek belangrijk voor vreemdelingen opgesloten in het INAD-centrum,
omdat de tenuitvoerlegging van de uitwijzingsmaatregel heel imminent is. Zij worden over het
algemeen binnen een aantal uren of dagen volgend op de beslissing teruggedreven. Sinds kort is
48 Art. 39/82, §4, al. 2 van de wet van 1980
49 De vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kan uiteraard worden ingediend tegen andere
beslissingen, zoals bijvoorbeeld tegen de beslissing van weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te
verlaten dat gericht is tot de asielzoeker waarvan België de overname heeft bekomen door een andere Lidstaat van
de Europese Unie krachtens de Dublin Verordening (bijlage 26 quater).
63
Recht op recht in de gesloten centra
de specifieke fiche ‘vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid’ beschikbaar in het INADcentrum, maar enkel op aanvraag.
In het centrum 127 preciseert de sociale dienst dat de algemene informatiebrochure wordt uitgedeeld,
maar dat « gemakkelijk repatrieerbare illegalen » (zij die zich niet verzetten tegen hun uitwijzing)
geen mondelinge uitleg krijgen over de mogelijkheid om de vordering tot schorsing bij uiterst
dringende noodzakelijkheid in te stellen. Voor de anderen doet de sociale dienst beroep op de
permanentielijsten (Nederlandstalig en Franstalig). De sociaal assistent kan de advocaat van de
permanentie rechtstreeks contacteren indien de opgesloten vreemdeling een vordering tot schorsing
bij uiterst dringende noodzakelijkheid wenst in te stellen.
De sociale dienst van het centrum 127 bis bevestigt dat de mogelijkheid om een vordering tot
schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te stellen, met de opgesloten vreemdeling wordt
besproken tijdens de « sociale intake ». Er wordt geen advocaat aangesteld indien de vreemdeling
zijn wil om deze vordering in te stellen niet duidelijk te kennen geeft.
De directie van het centrum van Vottem meldt dat de basisinformatie over de procedures en in
het bijzonder over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid tijdens de
«veiligheidsintake» aan iedere nieuw aangekomen vreemdeling wordt gegeven. Aan de nieuw
aangekomen vreemdeling zou ten minste worden uitgelegd dat hij een vordering tot schorsing bij
uiterst dringende noodzakelijkheid of een beroep tot nietigverklaring kan instellen bij de RVV ;
dat er een gewone procedure bestaat en een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid (met
de details) ; dat hij de bijstand van een advocaat kan verkrijgen. Nochtans horen de bezoekers
van de NGO’s vaak van de opgesloten vreemdelingen dat hun de redenen voor hun opsluiting
en de beroepsmogelijkheden niet werden uitgelegd. Ze beschikken zelden over de fiche over de
schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De bezoekers van de NGO’s hebben
recent kunnen vaststellen dat bijvoorbeeld geen enkele Irakees, Afghaan of Tamil uit Sri Lanka
een informatiefiche in zijn taal had ontvangen over de schorsingsprocedure bij uiterst dringende
noodzakelijkheid. Recent werd aan een asielzoeker, opgesloten met het oog op een « Dublin
» overbrenging, pas twee dagen na zijn aankomst in het centrum een afschrift bezorgd van de
beslissing tot vasthouding (bijlage 39ter). Bij deze beslissing zat een papier, waarop geschreven stond:
« Juridische bijstand! Een beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid is mogelijk! ». Maar er
werd hem geen enkele mondelinge uitleg verstrekt. Verder heeft het gesloten centrum van Vottem
sinds de inwerkingtreding van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor
de RVV gevraagd aan het BJB van Luik om een lijst van advocaten op te stellen die van wacht zijn
voor de indiening van dit beroep. Volgens onze informatie bestaat deze permanentie nog niet.
Voor het centrum van Brugge bestaat er sinds oktober 2007 een permanentielijst (twee advocaten per
dag) bij het BJB van Brugge. Telkens wanneer een opgesloten vreemdeling er de schorsingsprocedure
bij uiterst dringende noodzakelijkheid wenst in te leiden, wordt er beroep gedaan op de advocaat
van de wachtdienst. De directie en de sociale dienst van het centrum melden dat de specifieke fiche
« vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid » overhandigd wordt tijdens de
sociale intake, wanneer de mogelijke procedures worden uitgelegd. Een directielid meldde echter
ook dat deze fiche, evenals de permanentielijst wordt overhandigd aan opgesloten vreemdelingen
die « erin geïnteresseerd zijn ». De sociale dienst stelt vast dat zij zeer zelden te maken te krijgen
met de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid en wijt dit aan het feit dat
64
Recht op recht in de gesloten centra
weinig asielzoekers opgesloten zitten in het gesloten centrum van Brugge.50 In december 2007
stelde het BJB van Brugge vast dat er sinds de oprichting van een systeem van de permanentie
voor de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid slechts één enkele advocate
gecontacteerd werd.
In het centrum van Merksplas kan de inleiding van een schorsingsprocedure bij uiterst dringende
noodzakelijkheid tot op heden enkel gegarandeerd worden tijdens de kantooruren, ondanks de
verschillende gesprekken die de centrumdirectie over dit onderwerp voerde met het BJB van
Turnhout. De directie en de sociale dienst zeggen dat er wel degelijk informatie wordt verschaft
over de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid, maar erkennen ook dat het
inleiden van deze procedure een delicate zaak is om twee belangrijke redenen. Ten eerste is er tijdens
het weekend geen wachtdienst van de sociale dienst en dus geen mogelijkheid om snel een advocaat
aan te stellen. Ten tweede is het zelfs op weekdagen niet gemakkelijk voor de sociale dienst om een
advocaat te vinden die bereid is om een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid
in te leiden. De directie heeft reeds meerdere malen getracht om de Balie van Turnhout te overtuigen
om tijdens het weekend en ‘s avonds een permanentie te organiseren, maar die zou dit geweigerd
hebben omwille van het kleine aantal advocaten aan de Balie van Turnhout. De centrumdirectie
zoekt een oplossing voor dit probleem, onder andere via contacten met het BJB van de Balie van
Antwerpen, die over meer advocaten-vrijwilligers beschikt. Eind juni 2008 meldde de directie ons
dat het BJB van Antwerpen en het BJB van Turnhout elk 10 advocaten bereid vonden om een
permanentie te bemannen voor de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
Een protocol tussen de twee BJB’s en het gesloten centrum zal ondertekend worden. Wij hopen
dat de bescherming van de rechten van de vreemdelingen opgesloten in Merksplas daadwerkelijk
zal versterken na de inwerkingtreding van dit akkoord.
Uit de geregelde contacten met NGO-bezoekers blijkt duidelijk dat de meerderheid van de
opgesloten vreemdelingen niet echt op de hoogte is van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende
noodzakelijkheid of in elk geval er de draagwijdte niet van begrijpt. Opgesloten vreemdelingen lijken
tijdens de eerste uren van hun opsluiting vaak niet geïnformeerd te worden over deze procedure
(zeker wanneer rechtstreekse communicatie tussen het personeelslid dat de intake « veiligheid » doet
en de opgesloten vreemdeling niet mogelijk is wegens taalproblemen). In het beste geval lijkt deze
procedure vermeld te worden samen met een hele reeks andere procedures. De sociaal assistent geeft
ongetwijfeld uitgebreidere informatie tijdens een eerste onderhoud met de opgesloten vreemdeling.
Toch blijven vele opgesloten vreemdelingen ons na meerdere dagen of weken opsluiting zeggen
dat ze niet op de hoogte zijn en dat ze de specifieke informatiefiche nooit ontvangen hebben. Het
is moeilijk te zeggen of we hieruit kunnen besluiten dat deze informatie gewoonlijk niet wordt
gegeven. De sociaal assistent geeft in ieder geval meer uitleg over de schorsingsprocedure in uiterst
dringende noodzakelijkheid als de opgesloten vreemdeling hierom uitdrukkelijk verzoekt. Maar we
kunnen evengoed stellen dat het beoogde doel zeker niet bereikt wordt, namelijk dat de opgesloten
vreemdeling goed ingelicht wordt over zijn rechten en begrijpt hoe deze af te dwingen.
De mogelijkheid om een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te leiden,
bestaat niet enkel tijdens de eerste uren van de opsluiting. Nieuwe verwijderingsbeslissingen
kunnen genomen worden tijdens de opsluiting. Dat is het geval bij asielzoekers opgesloten in de
50 Deze gevolgtrekking is vreemd omdat de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid niet alleen of
zelfs niet in hoofdzaak voorkomt in het kader van de asielprocedure.
65
Recht op recht in de gesloten centra
«Dublin» procedure, aan wie op een bepaald moment een bevel om het grondgebied te verlaten
wordt betekend en die zich naar een andere EU-Lidstaat dienen te begeven (bijlage 26quater). Dat
is ook het geval bij opgesloten vreemdelingen die een beslissing van weigering van hun aanvraag
tot regularisatie ontvangen. Wanneer een advocaat een schorsingsprocedure bij uiterst dringende
noodzakelijkheid wenst in te leiden tegen dit soort beslissingen, is het absoluut noodzakelijk, gezien
de zeer korte termijn, dat hij zo snel mogelijk op de hoogte wordt gebracht van de beslissing van
de Dienst Vreemdelingenzaken. Een advocaat uit Brugge heeft ons gemeld: « De termijn bedraagt
24 uur. Dus indien de sociaal assistent je niet uit eigen beweging de beslissing doorfaxt, ben je de
klos. Men kan toch niet elk uur naar het centrum telefoneren. Persoonlijk heb ik reeds tweemaal een
schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingeleid voor cliënten en ik moest het centrum
voortdurend opbellen ; gedurende twee dagen moet ik al mijn andere zaken stilleggen. U begrijpt dat dit
niet houdbaar is gezien de zeer korte termijnen, soms 15 dagen, ook in andere dossiers. » Een spontane
en snelle communicatie aan de advocaat van de beslissingen betreffende zijn cliënt, waarover wij
het wij eerder al hadden (2.4.2), is in dit soort situaties zo mogelijk nog belangrijker.
Het BJB van Brugge heeft, zoals gezegd, in overleg met het gesloten centrum van Brugge een
permanentie van 24 uur op 24 opgezet, om op elk moment de tijdige aanstelling van een advocaat
mogelijk te maken die indien nodig een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid
kan inleiden voor de RVV. Nochtans worden de advocaten van deze permanentie tot op heden
zelden opgeroepen. Volgens het BJB van Brugge betekent dit niet noodzakelijk dat in Brugge weinig
vreemdelingen opgesloten zijn waarvoor een dergelijke procedure aangewezen zou zijn, maar gaat
het hier eerder om een structureel probleem: wie is het meest geschikt om in elk concreet geval
te oordelen over het nut om de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in
te leiden? De opgesloten vreemdeling zelf? De sociaal assistent? Een advocaat? En wat zijn dan de
criteria?
De opgesloten vreemdeling zelf is uiteraard de eerste belanghebbende en het is dus van essentieel
belang hem te raadplegen om zijn mening te kennen over de tegen hem genomen beslissing. Omwille
van de hoge graad van techniciteit en vormvoorwaarden bij deze procedure zal de opgesloten
vreemdeling echter moeten ingelicht worden door een competent persoon zodat hij kan oordelen
of hij al dan niet deze procedure wenst in te leiden.
De sociaal assistenten of het bewakingspersoneel zijn dikwijls de eersten die contact hebben met de
opgesloten vreemdeling. Het is dus essentieel dat zij zich bewust zijn van bepaalde toestanden die de
inleiding van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen rechtvaardigen.
Dit is trouwens een verplichting die hen opgelegd wordt door artikel 9 van het Koninklijk Besluit
van 2 augustus 2002: de centrumdirectie verwittigen van «elementen die de vrijlating van de
opgesloten vreemdeling of het uitstel van diens vertrek kunnen verantwoorden». Een advocate
heeft ons de suggestie gedaan dat advocaten bepaalde criteria opstellen die de inleiding van een
schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen rechtvaardigen en dat de sociaal
assistenten deze criteria gebruiken om te beslissen of er een advocaat van de permanentie dient te
worden gecontacteerd. Bijvoorbeeld: de nationaliteit van de vreemdeling (nationaliteiten die een
hoge kans hebben om subsidiaire bescherming te genieten) of de gezinssituatie (bijvoorbeeld een
moeder van een Belgisch kind). De bedoeling is lovenswaardig, maar criteria kunnen onmogelijk alle
situaties dekken waarin de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid gerechtvaardigd
kan worden. Criteria zouden ertoe kunnen leiden dat vreemdelingen, die deze procedure nochtans
66
Recht op recht in de gesloten centra
echt nodig hebben, zouden worden uitgesloten. Elke opgesloten vreemdeling dient bovendien de
mogelijkheid te hebben om snel een onafhankelijk en kwaliteitsvol advies te ontvangen over zijn
individuele toestand. Dat is niet het geval indien dit advies gegeven wordt door het personeel van
het centrum. De directies en sociale diensten van de gesloten centra menen trouwens dat het niet
hun rol is om deze screening te doen.
Wanneer de sociale dienst aan het BJB vraagt een advocaat aan te stellen, bevat de fax meestal de
identificatiegegevens van de opgesloten vreemdeling en soms een korte indicatie van hoogdringendheid51,
De fax bevat nooit informatie over de inhoud van het dossier zoals bijvoorbeeld een kopie van de
beslissing. Het is dus moeilijk voor het BJB of de aangestelde advocaat om snel de hoogdringendheid
in te schatten. Zij kunnen zich immers geen beeld vormen van de mogelijke argumenten die kunnen
worden ingeroepen om de schorsing van de beslissing te verzoeken. Het is dus aan de advocaat om
proactief op zoek te gaan naar die informatie bij de sociale dienst. De advocaat is dus afhankelijk van
een goede communicatie met die sociale dienst. Indien deze communicatie niet of slecht verloopt,
kan dat zeer verregaande gevolgen hebben. Enkel een dagelijkse juridische eerstelijnspermanentie
in elk gesloten centrum bemand door advocaten in het kader van de BJB’s of CJB’s of door juristen
van gespecialiseerde organisaties zou een aanvaardbare oplossing zijn voor het probleem van de
beoordeling van het nut om een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te
leiden. Wij verwijzen hier naar de aanbeveling over de eerstelijnspermanenties die gedaan werd in
het eerste deel van dit rapport.
Aanbeveling 15
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan om elke opgesloten vreemdeling mondeling
en schriftelijk in een taal die hij begrijpt binnen de 12 uren na zijn opsluiting in te lichten over
de mogelijkheid om een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te leiden
voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Opdat opgesloten vreemdelingen de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid
snel zouden kunnen inleiden voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, bevelen wij aan om in
de gesloten centra op werkdagen juridische eerstelijnspermanenties in te richten, overeenkomstig
aanbeveling 2.
2.5.3. Asielprocedure
De sociale diensten van de gesloten centra zijn het er allemaal over eens dat het niet hun rol is
om samen met opgesloten asielzoekers het vluchtverhaal te analyseren met het oog op de goede
voorbereiding van hun verhoor bij het CGVS. De sociaal assistenten van de centra 127bis en 127
– waar een groot aantal opgesloten vreemdelingen asielzoekers aan de grens zijn – preciseren wel
dat zij de asielzoekers voorbereiden door hen uit te leggen hoe de hoorzitting verloopt en door hen
51 Bepaalde gesloten centra vermelden « UDN » of « hoogdringendheid » op de fax die ze naar het BJB verzenden.
67
Recht op recht in de gesloten centra
advies te geven over het soort vragen die zij daar moeten beantwoorden. Ze wijzen vooral op het
belang van de duidelijkheid en de waarachtigheid van het vluchtverhaal.
Gezien het feit dat het personeel van de sociale dienst afhangt van de Dienst Vreemdelingenzaken,
kunnen wij begrijpen dat zij niet de verantwoordelijkheid op zich willen nemen om samen met de
opgesloten asielzoekers het verhoor bij de asielinstanties voor te bereiden. Toch is er een probleem.
De correcte voorbereiding van een verhoor bij het CGVS of de RVV is uiterst belangrijk. Asielzoekers
die niet opgesloten zijn, hebben gemakkelijk toegang (per telefoon of door een afspraak te maken)
tot een advocaat of een gespecialiseerde juridische dienst. Asielzoekers in een gesloten centrum zijn
daarentegen veel meer geïsoleerd, omdat zij enkel op vastgestelde uren met hun advocaat kunnen
telefoneren en het voor de advocaat soms moeilijk is om zich zelf te verplaatsen om het verhoor
goed voor te bereiden. Hierdoor wordt het risico van weigering van de asielaanvraag hoger. Daarom
menen wij dat de asielzoekers niet zouden mogen opgesloten worden. In ieder geval moet hun
juridische begeleiding snel verbeterd worden.
Sommige sociaal assistenten – spijtig genoeg niet allemaal – trachten soms de verzameling van
bewijsstukken te vergemakkelijken ter ondersteuning van de asielaanvraag van een opgesloten
asielzoeker, bijvoorbeeld door te helpen met de correspondentie met het land van herkomst.
Volgens de directie van het gesloten centrum van Brugge gebeurt het ook dat bepaalde sociaal
assistenten de aandacht van de asielinstanties vestigen op mogelijke psychologische of psychiatrische
problemen die een invloed kunnen hebben op het onderzoek van de asielaanvraag. Dat hebben
wij ook vastgesteld in het centrum 127.
Aan asielzoekers die het voorwerp uitmaken van een overnameaanvraag in het kader van de
‘Dublin’-procedure52 geven de sociaal assistenten meestal fragmentarische informatie. Over het
algemeen trachten zij aan de opgesloten vreemdelingen de ingewikkelde regeling van de Dublin
Verordening uit te leggen, maar zonder de beroepsmogelijkheden te bespreken die beperkt zijn,
maar voorhanden zijn. Het enige beroep dat echt effectief en schorsend is, is de schorsingsprocedure
bij uiterst dringende noodzakelijkheid tegen de beslissing tot overdracht (bijlage 26quater). De
informatiebrochure van de Dienst Vreemdelingenzaken bepaalt enkel het volgende: « Indien u het
niet eens bent met deze beslissing, kan u steeds een beroep tot nietigverklaring indienen bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. Dit beroep schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing niet » (p.18,
fiche 4). De specifieke fiche over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid
preciseert niet dat die vordering ook kan ingesteld worden tegen de bijlage 26 quater.
Niet zelden zeggen asielzoekers die zich in deze situatie bevinden aan de NGO-bezoekers dat hun
sociaal assistent zou gezegd hebben dat een beroep niet mogelijk is, dat het tot niets dient en dat men
de beslissing van overdracht naar een ander Europees land moet aanvaarden. Het gebeurt nochtans
soms dat de Dienst Vreemdelingenzaken de Dublin Verordening niet correct toepast. Bovendien moet
een asielzoeker in bepaalde gevallen redenen kunnen laten gelden waarom hij niet teruggezonden wil
worden naar een andere Lidstaat. Dit is onder andere het geval bij een overdracht naar Griekenland,
de laatste maanden meermaals het geval. Het doorzettingsvermogen van bepaalde advocaten, die
bleven wijzen op de gebrekkige asielprocedure en de verschrikkelijke opvangomstandigheden van
asielzoekers in Griekenland, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen er uiteindelijk toe
52 Die meer en meer vergezeld gaat van een opsluitingsmaatregel krachtens art. 51/5, §1er, al.2, en §3, al.4 van de wet
van 15 december 1980
68
Recht op recht in de gesloten centra
gebracht de beslissingen van overdracht naar Griekenland op te schorten. Wij hebben ook kunnen
vaststellen dat asielzoekers in de Dublin-procedure onjuiste informatie ontvingen of in elk geval
dat zij de informatie slecht begrepen, zoals geïllustreerd door het volgende voorbeeld:
Mr. A., Koerd van Iran, Centrum 127 bis, november 2007
De verschillende sociaal assistenten geven hem tegenstrijdige informatie
over een Dublin-overname door Griekenland en over de wachttijd voor
een antwoord van Griekenland: na 1, 2, of 3 maanden zonder antwoord
van de Griekse overheid, zou hij in vrijheid moeten gesteld worden en
zou België zich bevoegd moeten verklaren.53
Wij willen ook enkele goede praktijken vermelden van bepaalde leden van de sociale dienst van het
centrum 127, die de overdracht van opgesloten asielzoekers naar een andere Lidstaat zo goed mogelijk
trachten voor te bereiden door contact op te nemen met organisaties voor de verdediging van de
rechten van vreemdelingen in het land van bestemming. Zo willen zij de opgesloten vreemdeling
informeren over hoe zijn aankomst daar zal verlopen en verzekeren dat hij daar goed opgevangen
wordt. Deze initiatieven kaderen echter eerder in een sociale begeleiding dan in een juridische
bijstand en kunnen dus niets bijdragen tot de volledige en juiste informatie over de rechten van
de asielzoeker en over de rechtsmiddelen die hij kan aanwenden om de beslissing van overdracht
te betwisten.
2.5.4. Klacht tegen de advocaat
De Balies wensen de kwaliteit van de juridische bijstand te verbeteren, net zoals de prestaties van de
advocaten geleverd in verdediging van de belangen van vreemdelingen inzake verblijfsrecht, zowel in
het kader van de kosteloze juridische bijstand als de betalende bijstand. 54 Soms moeten (indicaties
van) beroepsfouten van de advocaat aan de BJB’s en/of de stafhouder worden gecommuniceerd.
Menen de directies en de sociale diensten van de gesloten centra dat zij hier een rol te spelen
hebben, om op die manier de kwaliteit van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen
te verbeteren?
In alle gesloten centra is men het er over eens dat dit soort interventies eerder zeldzaam is. In de
meeste gevallen blijven de communicaties aan de stafhouders bovendien zonder gevolg. De directies
en sociale diensten van de gesloten centra, behalve het centrum 127bis dat enkel optreedt op
uitdrukkelijk verzoek van de opgesloten persoon, melden dat zij er soms het initiatief toe nemen.
53 Naast de verwarring over de duur van de opsluiting, die eerder te wijten is aan de ingewikkelde wetgeving, is de
informatie dat België verantwoordelijk zou zijn voor het onderzoek van de aanvraag bij gebrek aan antwoord van
Griekenland, foutief. Het is Griekenland dat in dat geval automatisch verantwoordelijk wordt voor het onderzoek
van de aanvraag krachtens artikel 18, 1 van de Dublin II Verordening.
54 Wij zullen in het volgende deel de problemen onderzoeken betreffende de nalatigheid of het gebrek aan professionalisme van bepaalde advocaten, evenals de uitbuiting van de kwetsbaarheid van de cliënten. Zie infra : Deel 3 De
rol van de advocaten.
69
Recht op recht in de gesloten centra
Het gaat nooit om een echte klacht. Er bestaat immers een bewijsprobleem. Het is niet altijd
evident voor een sociaal assistent om in te schatten dat de advocaat inderdaad een fout maakte.
Meestal schrijft de sociaal assistent (in het centrum 127 en in Vottem) of de directie (in Brugge
en Merksplas) naar de stafhouder om aan te geven dat er in hun ogen een fout is begaan.
De sociale diensten gaven ons vooral voorbeelden van advocaten die de duidelijke bedoeling hadden
zich te verrijken op de rug van hun cliënten: aanrekening van exorbitante erelonen, aanrekening
van erelonen in het kader van kosteloze juridische bijstand, inleiding van nutteloze procedures,…
De directie van het gesloten centrum van Brugge meldt dat het centrum onlangs een systeem van
kwitanties heeft ingesteld waarop aangeduid wordt welke erelonen gevraagd worden, zodat de
sociale dienst kan evalueren of de opgesloten vreemdeling niet teveel geld heeft uitgegeven voor
nutteloze procedures. Gevallen van nalatigheid (advocaten die zich vlug van het dossier afmaken
of de termijn om beroep aan te tekenen laten verstrijken) of manifeste onwil van de advocaten
houden de gesloten centra echter niet bij.
We juichen toe dat de sociale diensten van de centra het toezicht op de eerlijkheid en de professionele
correctheid van de advocaten die de belangen van de opgesloten vreemdelingen verdedigen, als
een deel van hun opdracht beschouwen. Toch betreuren wij dat deze controle vaak beperkt blijft
tot geldzaken.
Aanbeveling 16
Wij bevelen de sociale diensten van de gesloten centra aan om zich bewust te zijn van eventuele
nalatigheden van advocaten en, in voorkomend geval, wanneer het gaat om een zware fout, deze
gevallen te melden aan de Stafhouder van de Balie.
2.5.5. Overbrenging van opgesloten vreemdelingen naar een ander
gesloten centrum
Soms, meestal om tuchtredenen, worden opgesloten vreemdelingen overgebracht naar een ander
gesloten centrum. Na een opstand of protesten in het centrum (bijvoorbeeld een hongerstaking)
gebeurt het dikwijls dat de personen die door de directie worden beschouwd als de verantwoordelijken
voor deze acties naar een ander centrum worden overgebracht.55 De overbrenging van het ene
55 Het probleem van de overbrengingen van het ene naar het andere centrum, en in het bijzonder de vraag welke omstandigheden hiertoe aanleiding geven, wordt behandeld in artikel 105 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus
2002: « Indien een bewoner door zijn gedrag zijn veiligheid, de veiligheid van andere bewoners, van de personeelsleden
of van het centrum in het gedrang brengt of wanneer hij de goede werking van het centrum in gevaar brengt, of na een
verwijderingspoging of om een evenwichtige verdeling van de bewoners over de verschillende centra te bekomen, kan de
centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen dat de bewoner naar een ander centrum of een andere instelling
moet worden overgebracht. » De mogelijkheden om een overbrenging te rechtvaardigen zijn dus zeer uitgebreid en
hoeven zelfs niet automatisch een verband te hebben met de houding van de opgesloten vreemdeling. Dit laat de
deur openstaan voor willekeur van de directies, waartegen men enkel een klacht kan neerleggen bij de klachtencommissie, met al de beperkingen die men daar kent (zie infra, 5.5). Nochtans kan een beslissing tot overbrenging zware
gevolgen hebben voor wat het recht op een kwaliteitsvolle juridische bijstand betreft.
70
Recht op recht in de gesloten centra
centrum naar het andere gebeurt ook na een mislukte poging tot uitwijzing. Asielzoekers aan de
grens die opgesloten zijn in het centrum 127 en die een poging tot uitwijzing ondergaan wanneer
zij uitgeprocedeerd zijn, komen na de eerste poging tot uitwijzing bijna nooit terug naar centrum
127. Zij worden overgebracht naar een ander centrum, gewoonlijk het gesloten centrum van
Brugge. De overbrenging kan ook gebeuren om medische of veiligheidsredenen, bijvoorbeeld
na een zelfmoordpoging van een opgesloten vreemdeling. Een overbrenging op verzoek van de
opgesloten vreemdeling zelf, bijvoorbeeld om dichter bij zijn gezinsleden te zijn, is uiterst zeldzaam.
Dat betreuren wij: enkel overbrengingen op verzoek van de belanghebbende kunnen conform zijn
met de aard van de vrijheidsberovende maatregel. Die is immers enkel gebaseerd op administratieve
overwegingen en is geen strafmaatregel voor de vreemdeling.
Het is evident dat deze overbrengingen problemen met zich meebrengen voor de opvolging van de
juridische bijstand van de opgesloten vreemdeling. De aangestelde advocaat in het eerste centrum
zal niet altijd en zelfs zelden verder kunnen optreden wanneer zijn cliënt overgebracht wordt naar
een ander centrum. Bij aankomst in het andere centrum kan een andere advocaat worden aangesteld.
Dat is het geval in het centrum van Vottem waar de sociale dienst vaak zorgt voor een nieuwe
aanstelling. Deze verandering van advocaat veroorzaakt vaak tijdverlies, terwijl de termijnen van
de procedures kort zijn. Verder verplicht deze overbrenging de nieuwe advocaat ertoe een volledig
nieuwe analyse van het dossier te doen.
In geval van een overbrenging worden niet alle betrokken actoren ingelicht. Zo heeft een advocaat
ons uitgelegd dat, toen één van zijn cliënten overgebracht werd van Brugge naar Merksplas, de
sociale dienst van het centrum van Brugge enkel de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken
had doorgezonden naar het centrum van Merksplas, maar niet de andere stukken (bijvoorbeeld zijn
correspondentie met de cliënt). De sociale dienst kon hem de naam van de nieuwe advocaat, belast
met het dossier in Merksplas, niet meedelen opdat hij deze nieuwe advocaat alle nodige inlichtingen
zou kunnen verstrekken. Andere advocaten meldden ons situaties waarin zij op bezoek gingen in
het gesloten centrum om daar tot de vaststelling te komen dat hun cliënt was overgebracht naar een
ander centrum, zonder dat het centrum hen hiervan verwittigd had. Het is dus aangewezen dat de
sociale diensten in geval van een overbrenging de volledige informatie doorgeven aan de vorige én
aan de nieuwe advocaat, om zo een goede voortzetting van de juridische bijstand te garanderen.
Aanbeveling 17
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om zoveel mogelijk de overbrengingen van het
ene naar het andere gesloten centrum te vermijden om de continuïteit van de juridische bijstand
niet te schaden.
Wij bevelen aan dat de sociale dienst van het ‘eerste’ centrum ingeval van een overbrenging de
advocaat hiervan onmiddellijk op de hoogte brengt en de gegevens van deze advocaat meedeelt
aan het ‘tweede’ centrum. Het ‘tweede’ centrum neemt contact op met die advocaat om na te
gaan of hij de verdediging van zijn cliënt verder waarneemt of dat hij wenst geheel of gedeeltelijk
vervangen te worden door een confrater van de lokale Balie. In geval van een nieuwe aanstelling
zal de sociale dienst van het ‘tweede’ centrum binnen de kortst mogelijke termijn aan de twee
71
Recht op recht in de gesloten centra
advocaten de volledige gegevens doorgeven van de confrater die de zaak opvolgt, om zo een snelle
overdracht van het dossier van de ene naar de andere advocaat te verzekeren.
Aanbeveling 18
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om in het Koninklijk Besluit van 2
augustus 2002 de aanbevelingen 4 tot 17 op te nemen (informatie voor de opgesloten vreemdeling,
communicatie van documenten en specifieke informatie aan advocaten, enz.) teneinde de
kwaliteit en de doeltreffendheid van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen te
verhogen.
72
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 3
De rol van de advocaten
Ook in de context van de gesloten centra blijft de advocaat de voornaamste actor van de juridische
bijstand waar de vreemdelingen recht op hebben. Uiteindelijk kan enkel de advocaat de rechtsmiddelen
aanwenden die de opgesloten vreemdeling in staat stellen zijn invrijheidstelling of de schorsing van
een beslissing tot uitwijzing te vragen. Sinds de procedures in de nieuwe asielprocedure hoofdzakelijk
schriftelijk verlopen, staat de rol van de advocaat nog meer centraal. Adviezen ontvangen van een
gemotiveerde advocaat die het vreemdelingenrecht goed kent, naar zijn cliënt luistert, ondernemend
en creatief is, is een onmisbare troef voor opgesloten vreemdelingen.
Veel opgesloten vreemdelingen zeggen teleurgesteld te zijn in hun advocaat. Zij hebben vaak de
indruk dat deze «niets doet» en «heel slecht is». Zij zeggen soms dat zij van advocaat willen veranderen
of dat zij helemaal geen advocaat meer willen omdat «het toch niets uithaalt». Deze teleurstelling
uiten zij ook ten aanzien van de NGO-bezoekers. De teleurstelling is soms gegrond: sommige
advocaten komen nooit op bezoek, sommigen maken misbruik van hun positie om nutteloze
prestaties te factureren. Maar meestal is deze teleurstelling een weerspiegeling van de onvrede die
de vreemdeling voelt tegenover zijn opsluiting, van het geloof dat er nog iets kan gedaan worden
om de uitwijzing te voorkomen of van de woede tegenover een systeem dat hem criminaliseert en
waarmee hij ook de advocaat associeert.
Het werk van advocaten in de context van een opsluiting is ingewikkeld. De materie – het
vreemdelingenrecht – verandert voortdurend, door de vele wetgevende hervormingen en omzendbrieven
die het Belgische en Europese vreemdelingenbeleid kenmerken. De pro deo advocaten worden
dikwijls slecht betaald; de beroepssector waardeert niet echt de professionele en menselijke inzet
van advocaten die zich specialiseren in deze materie. De advocaten voelen zich dikwijls als David
tegen Goliath, een weinig transparante administratie en rechtscolleges die hun argumenten zelden
gunstig ontvangen en die vaak weinig afweten van de moeilijke situatie waarin hun cliënten zich
elke dag bevinden. Vele advocaten raken ontmoedigd. Anderen profiteren van de zwakheid van
een opgesloten vreemdeling door hemel en aarde te beloven in ruil voor hoge erelonen.
De taak van de advocaten die de belangen van opgesloten vreemdelingen verdedigen, is moeilijk
en neemt tijd in beslag. De advocaat moet een oplossing zoeken zonder valse hoop te geven aan
zijn cliënt. Een systeem van kwaliteitsvolle juridische bijstand is slechts mogelijk indien het werk
van de advocaten kwaliteitsvol is. De opgesloten vreemdelingen zullen dus de eerste begunstigden
zijn van de inspanningen van de overheid en de balies om gemotiveerde en competente advocaten
aan te trekken in het vreemdelingenrecht, en om de misbruiken van een klein aantal advocaten,
die de reputatie van de hele beroepssector bezoedelen, te bestraffen.
73
Recht op recht in de gesloten centra
3.1. De keuze van de advocaat
NGO-bezoekers ontmoeten in de gesloten centra soms opgesloten vreemdelingen die geen advocaat
hebben. Deze personen geloven niet meer dat een advocaat hen zou kunnen helpen of zijn niet
voldoende geïnformeerd over wat een advocaat hen zou kunnen bijbrengen.56 Deze situatie is
verontrustend. Vrijheidsberoving is een aantasting van één van de meest fundamentele rechten.
De eerste voorwaarde voor de effectiviteit van de rechten die de wet verleent aan deze personen
in een kwetsbare situatie is dat zij deze rechten kunnen doen gelden dankzij de bijstand van een
advocaat.
Mr. Y., Marokko, CIB, september 2007
Hij heeft nooit een advocaat gehad en meent er geen nodig te hebben.
De beslissing tot opsluiting zou nochtans kunnen worden aangevochten:
de Dienst Vreemdelingenzaken stelt het nodige te hebben gedaan om de
verwijdering binnen de 7 dagen uit te voeren terwijl Mijnheer Y. reeds 3
maanden in het centrum opgesloten zit zonder poging tot uitwijzing.
Veel opgesloten vreemdelingen hebben reeds een advocaat bij hun aankomst in het gesloten centrum.
Na een verblijf in België hebben sommigen procedures ingeleid met de hulp van een advocaat en zij
blijven die advocaat raadplegen eens zij aankomen in het centrum. Dit kan een pro deo advocaat
zijn of een privé advocaat57. Het personeel van de centra legt aan de anderen, zij die van advocaat
willen veranderen of zij die er geen hebben, uit hoe te genieten van de kosteloze juridische bijstand
via het BJB (cf. supra 1.2. en 2.3.1.).
Ondanks deze mogelijkheid kiezen veel opgesloten vreemdelingen voor een privé advocaat. Wij
beschikken niet over officiële cijfers. Nochtans werden ons tijdens onze contacten met het personeel
van de gesloten centra enkele schattingen meegedeeld.
—— In het centrum 127 zouden 80% van de asielzoekers een privé advocaat hebben tegenover
20% een pro deo advocaat.
—— In het centrum van Vottem zou tweederde een privé advocaat hebben, tegenover één derde
een pro deo advocaat.
—— Enkel in het centrum van Brugge is de verhouding omgekeerd met 60% van de opgesloten
vreemdelingen die beroep doen op een pro deo advocaat.
56 Wij beschikken niet over de cijfers van het aantal of de verhouding van personen in gesloten centra die niet genieten van bijstand of advies.
57 Wij gebruiken deze uitdrukking « privé advocaat » om de advocaat aan te duiden die niet handelt in het kader van
de juridische bijstand aangeboden door de BJB’s, die men gewoonlijk «pro deo advocaten» noemt, alhoewel die
benaming nu niet meer gangbaar is.
74
Recht op recht in de gesloten centra
—— In de andere gesloten centra heeft niemand het gewaagd dergelijke schattingen te doen.
Hoewel deze cijfers moeilijk verifieerbaar zijn, geven ze ons toch een idee. Veel opgesloten
vreemdelingen, die soms over weinig middelen beschikken, kiezen voor hun verdediging eerder
een privé advocaat, die ze moeten betalen, dan een pro deo advocaat. Daar zijn verschillende
verklaringen voor. Eerst en vooral hebben veel opgesloten vreemdelingen de neiging om te geloven
dat een betaalde advocaat betere prestaties garandeert. Ten tweede, en dit is een belangrijk punt,
bepaalde opgesloten vreemdelingen wantrouwen het systeem van kosteloze juridische bijstand:
aangezien zij zichzelf moeten verdedigen tegen de beslissingen van de Belgische Staat hebben zij
geen volledig vertrouwen in advocaten die betaald worden door diezelfde Staat. Zij twijfelen ook
aan de onafhankelijkheid van de pro deo advocaten omdat het hele systeem gesteund is op de
tussenkomst van het personeel van het gesloten centrum. Tenslotte is er de al dan niet verdiende
reputatie van bepaalde advocaten wat betreft hun succesvol optreden. In het centrum 127 aan de
grens hebben asielzoekers bij hun aankomst in het centrum vaak al de naam van een advocaat,
die hen werd aangeraden door een familielid of een mensensmokkelaar, op zak. Andere advocaten
aarzelen niet om te «shoppen» in de gesloten centra door naamkaartjes uit te delen en door publiciteit
te maken voor hun werk. De keuze voor privé advocaten is nochtans geen bijkomende waarborg
voor kwaliteit, zoals wij verder zullen zien.
Het is in principe de plicht van de advocaat die rechtstreeks door een opgesloten vreemdeling
gecontacteerd wordt, om duidelijk aan de vreemdeling uit te leggen dat hij recht heeft op kosteloze
juridische bijstand, omwille van zijn administratieve toestand. Deze advocaat heeft immers de
mogelijkheid om te werken als pro deo advocaat door zich aan te geven als pro deo bij het BJB
van de balie waar hij ingeschreven is.
Wij hebben eerder al de moeilijkheden vermeld die de opgesloten vreemdelingen soms ondervinden
om van advocaat te veranderen als zij niet tevreden zijn over het werk van de advocaat die werd
aangesteld (cf. supra 2.3.2). Het gebeurt dat de sociaal assistenten hen zeggen dat een verandering
van advocaat niet de moeite waard of niet mogelijk is. De meeste balies hebben ons laten weten
dat het niet toekomt aan de sociaal assistent om te beslissen of een opgesloten vreemdeling al dan
niet van advocaat verandert. De verschillende BJB’s menen dat zij het recht hebben te beslissen
of er gevolg moet gegeven worden aan de aanvraag tot verandering van advocaat en dat zij daarin
een wijde appreciatiebevoegdheid hebben. Het BJB van Luik zegt bijvoorbeeld dat zelfs een
onverenigbaarheid van karakter tussen de advocaat en de cliënt aanleiding kan geven tot een
verandering omdat de vertrouwensrelatie belangrijk is voor een kwaliteitsvolle juridische bijstand.
Nochtans gebeurt de verandering niet automatisch: vaak zal het BJB eerst inlichtingen vragen bij
de aangestelde advocaat om te zien of het werkelijk nodig is om van advocaat te veranderen. Een
delicatere vraag is of een verandering van advocaat gerechtvaardigd is wanneer een advocaat een
bepaalde procedure, waar zijn cliënt om gevraagd heeft, niet wil inleiden. Het BJB van Brussel
meent dat in dit geval een eerste verandering van advocaat aangewezen kan zijn, maar indien de
tweede aangestelde advocaat dezelfde mening is toegedaan als de eerste zal er ongetwijfeld geen derde
aanstelling volgen. Het BJB van Turnhout is blijkbaar weinig geneigd om een tweede advocaat aan
te stellen. Volgens de balie van Turnhout is het niet de rol van het BJB om tussen te komen in de
zaken van de aangestelde advocaten en moet worden vermeden dat cliënten «aan shopping doen»
van de ene advocaat naar de andere.
75
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 19
Wij raden de BJB’s aan om al de aanvragen van opgesloten vreemdelingen om van advocaat te
veranderen, met zorg te onderzoeken en bij hun beslissing om het verzoek al dan niet in te willigen
de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt in overweging te nemen, evenals
de bijzondere toestand van kwetsbaarheid waarin een opgesloten vreemdeling zich bevindt.
3.2. Expertise inzake vreemdelingenrecht
Buiten een aantal advocaten die zich bijzonder inzetten voor de verdediging van de rechten van
vreemdelingen hebben wij bij advocaten leemten kunnen vaststellen in hun kennis van deze
materie, zowel wat betreft de in te leiden procedures als wat betreft de recente rechtspraak. Het
vreemdelingenrecht is een ingewikkelde en technische materie die een ernstige inspanning en
permanente vorming vergt. Het volgen van specifieke vormingen vraagt tijd en die is voor vele
advocaten schaars, zeker voor die advocaten die in het domein van het vreemdelingenrecht actief
zijn (veeleisende, dringende en slecht betaalde procedures).
We betreuren dat het vreemdelingenrecht bijna volledig afwezig is in de universitaire opleiding van
de toekomstige advocaten. Het is verre van een plichtvak. Jonge advocaten – vooral de stagiaires
die ambtshalve worden aangesteld – krijgen niet altijd de ondersteuning die zij zouden wensen.
De balies hebben ook geen specifieke samenwerking ingesteld met andere balies, bijvoorbeeld om
rechtspraak naar elkaar door te sturen.
Voor sommigen is het aanbod van vormingen voldoende, maar vele stagiaires menen niet voldoende
ondersteund te worden als zij zaken van vreemdelingenrecht moeten behandelen. Stagiaire advocaten
zijn verplicht om de BUBA opleiding te volgen (Bekwaamheidsattest tot het Uitoefenen van het
Beroep van Advocaat). Deze opleiding behandelt vele materies, waaronder ook een cursus over
de opsluiting van vreemdelingen in gesloten centra. Deze cursus bestaat al 10 jaar en heeft het
algemeen kennisniveau van jonge advocaten opgetrokken. Sommigen menen dat de BUBA opleiding
enkel de basisbeginselen van het vreemdelingenrecht behandelt en dus onvoldoende is. Gedurende
meerdere jaren was het vreemdelingenrecht een verplicht onderdeel van de BUBA opleiding aan
de Vlaamse balies. Sinds 2008 is dat niet meer het geval: het vreemdelingenrecht zal niet meer
onderwezen worden aan alle Vlaamse balies. Dit is een opmerkelijke achteruitgang, die aantoont
hoezeer de opleidingen noodzakelijk zijn. De advocaten hebben de gelegenheid om tijdens hun
carrière vormingen te volgen van ADDE, Vluchtelingenwerk Vlaanderen,… Zo kunnen zij op de
hoogte blijven van zowel rechtspraak als wijzigingen in de wetgeving. Deze vormingen zijn nuttig
maar niet verplicht. Enkel advocaten die al gemotiveerd zijn, nemen er aan deel.
Een stagiaireadvocate aan de balie van Turnhout vertrouwde ons het volgende toe: « Van
vreemdelingenrecht ken ik niet veel. Wij worden aangesteld door het BJB van Turnhout zonder te weten
wat we eigenlijk moeten doen. Bovendien krijgen advocaten van de Balie van Turnhout ongelooflijk veel
pro deo zaken toegewezen, vooral in het strafrecht (er zijn vier strafinstellingen in de regio Turnhout) en
76
Recht op recht in de gesloten centra
het familierecht. Als we dan sporadisch een zaak van een vreemdeling toegewezen krijgen, dan worden
wij aan ons lot overgelaten. Het BJB Turnhout doet niets voor ons. In de loop van onze stage aan de balie
worden wij niet gevormd in het vreemdelingenrecht. In totaal krijgen wij 2 uur vreemdelingenrecht.
Met die bagage moeten wij vreemdelingen verdedigen. Dan is het toch normaal dat wij niet weten wat
te doen. »
Er bestaan belangrijke verschillen tussen balies.
—— In Brussel biedt de sectie vreemdelingenrecht van het BJB bijvoorbeeld vormingen aan. Een
advocaat die aangesteld is in het kader van een zaak in een gesloten centrum kan deze sectie
contacteren om advies te verkrijgen. In het verleden zette het Franstalige BJB van Brussel een
systeem van ‘peterschap’ op. Dit systeem heeft men moeten afschaffen. Het was te moeilijk
om peters te vinden. Het systeem wordt echter voortgezet op informele basis, in contacten
tussen advocaten.
—— In Luik zijn de stagiaires verplicht om tijdens hun stage deel te nemen aan de permanentie.
Iedere stagiair kan een ‘referentie-advocaat’ raadplegen en moet 15 aanstellingen per jaar krijgen.
Volgens een advocaat stagiair van de regio Luik is de opleiding vreemdelingenrecht redelijk
beknopt. Een aanzienlijk gedeelte van de opleiding is wel gewijd aan het gesloten centrum
van Vottem. De stagiaires worden vrij goed omkaderd, vooral dankzij het collectief «armoede
en vreemdelingen», dat intervisiesessies over bepaalde dossiers aanbiedt.
—— Aan sommige kleine balies daarentegen, merken we een gebrek aan informatie en samenwerking.
De Balie van Turnhout beantwoordt aan deze beschrijving. Het BJB van Turnhout ontvangt
bovendien niet enkel aanvragen voor juridische bijstand voor vreemdelingen opgesloten in het
gesloten centrum van Merksplas (het centrum met de tweede grootste capaciteit), maar ook
van gedetineerden uit de 4 penitentiaire instellingen van het arrondissement én van asielzoekers
uit het opvangcentrum van Arendonk. Dit BJB wordt dus overspoeld door aanvragen, maar
het biedt zeer weinig specifieke opleidingen aan voor de advocaten.
In het algemeen is het altijd moeilijk voor een jonge advocaat om over te gaan van de theoretische
opleiding, vooral wanneer die enkel de beginselen behandelt, naar de praktijk, waar hij ingewikkelde
en dringende gevallen moet behandelen in de moeilijke context van een opsluiting in een gesloten
centrum.
Aanbeveling 20
Wij bevelen de rechtsfaculteiten van de Belgische universiteiten aan om in hun programma
cursussen en praktijkcolleges op te nemen over vreemdelingenrecht. De bevoegde ministers
moeten bijkomende middelen vrijmaken om het partnerschap tussen universiteiten en Balies te
bevorderen om zo een vernieuwend opleidings- en stageaanbod uit te werken op het gebied van
vreemdelingenrecht.
77
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 21
Wij bevelen de balies van de arrondissementen waar de gesloten centra gevestigd zijn aan om meer
vormingen aan te bieden, in het bijzonder over de rechtsmiddelen inzake detentie in een gesloten
centrum; zoveel mogelijk jonge advocaten aan te moedigen om deze vormingen te volgen; en
deze vormingen verplicht te maken voor elke advocaat die ingeschreven is bij het BJB in de sectie
«vreemdelingen».
Wij bevelen de Orde van de Vlaamse Balies aan de BUBA opleiding over vreemdelingenrecht weer
verplicht te maken aan de Vlaamse Balies.
Aanbeveling 22
Wij bevelen de NGO’s en de balies aan om een website te creëren als databank voor rechtspraak,
rapporten, standaard beroepen, adviezen en alle andere documenten die nuttig kunnen zijn voor
de juridische bijstand van opgesloten vreemdelingen.
3.3. Kwaliteit van het werk van de advocaat
De kwaliteit van de juridische bijstand hangt af van een hele reeks factoren. Het werk van de
advocaat is één van de belangrijkste. Hier onderzoeken wij een aantal sleutelvragen over bijstand
die advocaten aanbieden aan opgesloten vreemdelingen.
3.3.1. Nalatigheid van advocaten
Omwille van verschillende redenen laat het werk van bepaalde advocaten in de dossiers van hun
cliënten te wensen over. Die vorm van passiviteit is te wijten aan factoren die we behandelden
in het voorgaande onderdeel: gebrek aan ondersteuning en vorming, gebrekkige kennis van de
procedures of de rechtspraak, enz. De opgesloten cliënt is het slachtoffer van situaties waarin
bepaalde opportuniteiten niet worden gegrepen.
In het kader van de Dublin Verordening lijken veel advocaten bijvoorbeeld niet te weten dat zij
de overdracht naar een andere EU-Lidstaat of een opsluiting in een gesloten centrum kunnen
betwisten. De mogelijkheden zijn beperkt. In functie van de persoonlijke toestand van de asielzoeker
of de situatie in het land dat verondersteld wordt verantwoordelijk te zijn voor het onderzoek van
zijn asielaanvraag, zijn nochtans bepaalde interventies mogelijk. Zoals we eerder al behandelden,
meent ook het personeel van de gesloten centra dat voor de Dublin-gevallen «niets meer te doen
is» en ook dit kan een invloed hebben op de advocaat.
78
Recht op recht in de gesloten centra
In het kader van een asielaanvraag moet de advocaat samen met zijn cliënt het verhoor bij het
CGVS voorbereiden. De aanwezigheid van de advocaat tijdens het verhoor is noodzakelijk om
verschillende redenen:
—— hij zal beter in staat zijn om een beroep voor de RVV op te stellen
—— zijn aanwezigheid stelt de asielzoeker gerust
—— het is een unieke gelegenheid (de enige) om het gedetailleerde vluchtverhaal van zijn cliënt
te aanhoren
—— indien het verslag van het verhoor betwist wordt, kunnen de nota’s van de advocaat tijdens
het verhoor dienen als bewijselementen
—— de advocaat kan onmiddellijk na het verhoor bepaalde elementen preciseren en eisen dat er
bepaalde vragen worden gesteld die niet behandeld werden.
—— hij kan tussenkomen tijdens het verhoor indien er incidenten zijn
—— omdat hij een volledig beeld heeft van het vluchtverhaal, kan hij trachten bijkomende bewijzen
te bekomen samen met de asielzoeker.
Toch gebeurt het gebeurt dat advocaten, zonder te verwittigen, niet aanwezig zijn tijdens het verhoor
van hun cliënt. Dit kan de asielzoeker in verwarring brengen en belangrijke gevolgen hebben voor
het vervolg van de procedure.
Mevrouw O., Angola, centrum 127, maart 2008
Zij werd vorige dinsdag geïnterviewd door het CGVS. Ze heeft nog geen
antwoord ontvangen. Haar advocaat is niet gekomen. Ze vertelt dat ze hem
nog niet gezien heeft. Een NGO-bezoekster heeft vaak geprobeerd om
de advocaat op te bellen om hem deze boodschap door te geven. Telkens
krijgt zij het antwoordapparaat te horen.
Alisah, Ghana, centrum 127, november 2007
Wanneer hij naar zijn advocaat telefoneert, antwoordt deze dat hij het te
druk heeft om hem in het centrum te bezoeken. De advocaat zegt dat hij
«zijn best» zal doen om het verhoor bij het CGVS bij te wonen. De dag
van de zitting laat de advocaat weten dat hij niet aanwezig kan zijn. Hij
zendt geen vervanger. Alisah zegt dat hij heel zenuwachtig was omdat de
advocaat niet aanwezig was op de zitting, die drie uren geduurd heeft en
79
Recht op recht in de gesloten centra
waar hij niet op voorbereid was. De volgende dinsdag ontvangt hij een
negatief antwoord.58
Mevrouw L., Kongo, centrum 127, augustus 2007
Haar advocaat is niet naar het verhoor bij het CGVS gekomen en liet zich
vervangen door iemand anders. Negatieve beslissing. De eerste advocaat
weigert beroep aan te tekenen. Deze wordt vervangen door meester M.
Op 10 augustus wordt zij naar Zaventem gebracht in plaats van naar de
RVV. Zij komt uiteindelijk om 10u30 aan bij de RVV in plaats van 9u30.
Zij wordt gehoord maar haar advocaat is niet aanwezig.
Mijnheer J., Juli 2008
Hij beklaagt zich erover dat zijn advocaat niks doet. Hij toont de bijlage
13quater die hij van de Dienst Vreemdelingenzaken ontvangen heeft.
Hij wenst dat er op tijd een beroep wordt aangetekend. Hij wil dat men
aan de advocaat laat weten dat hij de termijn voor het indienen van het
beroep niet nageleefd heeft.
Zoals gezegd, laat de vorming van advocaten in het vreemdelingenrecht te wensen over. Toch is
de incompetentie van bepaalde advocaten in vele gevallen eerder te wijten aan nalatigheid dan
aan het gebrek aan informatie en vorming. Grove fouten zijn soms gewoon een teken van een
gebrek aan ernstige inzet van de advocaat. Hier volgt een voorbeeld:
Mevr. B, Kongo, 127, november 2007
Zij bevindt zich in de asielprocedure. Haar advocate verwart de DVZ
en het CGVS. Wanneer zij het beroep indient bij de RVV voegt zij er
een rapport bij over seksueel geweld in het oosten van het land, terwijl
haar cliënte uit de hoofdstad afkomstig is.
In het kader van een verzoek tot invrijheidstelling bij de Raadkamer komen bepaalde advocaten
niet naar de zittingen. Deze nalatigheid verhoogt het gevoel van onzekerheid van de opgesloten
vreemdeling die zich alleen en verlaten voelt op de dag van de zitting. Bovendien kan dit het
gevoel van onrechtvaardigheid ten aanzien van het systeem van de administratieve opsluiting nog
versterken.
58 Dit geval wordt uitgebreid beschreven in het begin van het rapport.
80
Recht op recht in de gesloten centra
Meer dan waar ook speelt de hoogdringendheid in een gesloten centrum een grote rol en zijn de
gevolgen van een uitwijzing onomkeerbaar. Men moet dus snel handelen. Daarom heeft het BJB
van Luik een standaardfax opgesteld: de fax waarmee een advocaat wordt aangesteld, vestigt de
aandacht op de bijzondere situatie van de gesloten centra, geeft duidelijk aan dat de cliënt opgesloten
is en raadt aan te overwegen een verzoek tot invrijheidstelling in te dienen. Er wordt ook gevraagd
om de cliënt zo vlug mogelijk te gaan bezoeken. Misschien zou men deze goede praktijk moeten
veralgemenen?
Opgesloten vreemdelingen, advocaten en personeelsleden van de gesloten centra hebben ons
gesignaleerd dat advocaten soms hun cliënt niet verwittigen wanneer zij met vakantie vertrekken en
evenmin een vervanger voorstellen tijdens die periode. De vakantieperiode kan voor de opgesloten
vreemdelingen een periode zijn waarin de verdediging van hun rechten minder verzekerd is.
Tenslotte nemen de NGO-bezoekers vaak contact op met de advocaat van de personen die zij
tijdens hun bezoeken ontmoet hebben. Vaak is het contact goed en staan advocaten open voor een
goede samenwerking met de NGO-bezoekers. Het gebeurt echter even vaak dat advocaten niet
openstaan voor zulke samenwerking. Wij begrijpen dat de advocaten hun beroepsgeheim willen
respecteren. Toch betreuren wij dat bepaalde advocaten een flagrant gebrek aan wil vertonen om
zich te informeren en dat zij de informatie die wij hen aanbieden gewoon weigeren. Dit lijkt geen
bewijs te zijn van de kwaliteit, noch van de ernst en eerlijkheid van hun werk.
3.3.2. Kwaliteitscontrole
De BJB’s organiseren een controle op de kwaliteit van het werk van de pro deo advocaten. Die
controle verschilt naargelang de Balie. De kwaliteitscontrole bestaat niet voor de privé advocaten
die rechtstreeks vergoed worden door hun cliënt, behalve ingeval van een klacht door een cliënt
of een aangifte. Een controle op het werk van privé advocaten zou niet gemakkelijk zijn. In de
beroepssector wordt het idee om het werk van een confrater te controleren vaak verworpen in
naam van de «onafhankelijkheid» van de advocaat. Wij willen dit belangrijke principe niet in
vraag stellen. Toch behoort het tot de verantwoordelijkheid van de balies om fouten van hun
leden niet enkel te bestraffen maar ook te voorkomen.
Aangezien deze kwestie soms dramatische repercussies heeft voor opgesloten vreemdelingen zou
een meer proactieve controle van de kwaliteit van de prestaties van advocaten welkom zijn. Het
zou illusoir en delicaat zijn om een «controlemechanisme» te willen inrichten. Een juridische
eerstelijnspermanentie in de gesloten centra (zoals wij hoger aanbevalen in aanbeveling 2)
zou hier een grote rol kunnen spelen. Telkens als een opgesloten vreemdeling zich vragen stelt
over het werk van zijn advocaat zou hij de mogelijkheid hebben een advies van een specialist te
ontvangen over de kwaliteit en de eerlijkheid van het werk van zijn advocaat. Deze specialist zou
hem indien nodig kunnen aanraden om van advocaat te veranderen of klacht neer te leggen bij
de stafhouder (ingeval van slechte kwaliteit van het geleverde werk, nalatigheid, zware fouten,
onrechtmatige erelonen).
Om te worden vergoed voor het geleverde werk moet iedere pro deo advocaat een eindverslag
(afsluiting van het dossier) opstellen dat al de procedurehandelingen bevat (kopie van de
81
Recht op recht in de gesloten centra
verzoekschriften, beroepen enz.) die hij inleidde voor zijn cliënt. Dit verslag moet voor 30 juni
van elk jaar ingediend worden. Controles, die variëren naargelang de BJB’s, worden uitgevoerd
tot in oktober. Vervolgens werken de BJB’s samen en voeren zij een gekruiste controle uit:
advocaten verantwoordelijk voor de controle in het BJB van Luik controleren bijvoorbeeld de
eindverslagen opgemaakt door advocaten bij de Balie van Brussel en omgekeerd. Vervolgens
worden de verslagen naar het ministerie gezonden, dat de Nationale Orde van Advocaten betaalt
voor de geleverde prestaties. De Orde van Advocaten betaalt vervolgens de provinciale orden die
uiteindelijk de pro deo advocaten betaalt voor hun geleverde prestaties, vaak tot twee jaar na de
geleverde prestaties. De betaling van een prestatie gebeurt dus eens het verslag is afgesloten en
impliceert meestal een kwaliteitscontrole.
—— De Franstalige afdeling van het BJB van Brussel beschouwt het toezicht op de pro deo advocaten
als een prioriteit. De eerste controle controleert de effectiviteit. Het BJB verifieert systematisch
of de procedures waarvoor de advocaat vraagt betaald te worden, wel degelijk zijn ingeleid.
Daarna begint het grootste gedeelte van de controle: al de ingeleide procedures worden één
voor één gelezen om hun kwaliteit en ernst te verifiëren.
—— Ook in het BJB van Luik worden de eindverslagen «gecorrigeerd». De zorgvuldigheid wordt
gecontroleerd. Indien het eerste bezoek niet binnen de 15 dagen plaatshad, maakt het BJB
hierover een opmerking bij de advocaat.
—— De Balie van Turnhout houdt vooral toezicht op de prestaties van de stagiaireadvocaten.59 Deze
advocaten worden systematisch geëvalueerd bij het einde van hun stage. Zij worden eveneens
gecontroleerd tijdens hun stage bij de overhandiging van het dossier van een afgehandelde zaak.
De verantwoordelijken van de balie van Turnhout menen dat er weinig problemen zijn. Zij
zeggen trouwens dat het BJB zich niet rechtstreeks heeft te bemoeien met de zaken; het is aan
de aangestelde advocaat om zelf te evalueren wanneer een interventie in het dossier van hun
cliënt noodzakelijk is. De controle dient enkel om fouten of zware nalatigheden aan het licht
te brengen. De controle is specifieker als er een klacht werd neergelegd door de cliënt of door
de sociale dienst van het gesloten centrum. Toch hebben wij uit bezoeken aan vreemdelingen
opgesloten in Merksplas geleerd dat er een ernstig probleem bestaat in de Balie van Turnhout,
niet alleen wat betreft het aantal advocaten gespecialiseerd in vreemdelingenrecht, maar ook wat
betreft de kwaliteit van het geleverde werk (kennis van de materie, weigering om op te treden,
nalatigheid op het vlak van termijnen, slechte kwaliteit van de ingediende verzoekschriften
enz.). Wij hebben niet de indruk dat de verantwoordelijken van de Balie werk maken van een
verbetering van deze situatie.
Omwille van de onzekerheid waarin de opgesloten vreemdeling zich bevindt en de onherstelbare
gevolgen die een gedwongen terugkeer met zich meebrengt, moeten alle inspanning worden
gedaan om een juridische bijstand van zeer goede kwaliteit te garanderen. Daartoe moet de
verhoging van de vergoeding voor pro deo advocaten gepaard gaan met een veralgemening van de
kwaliteitscontroles.
59 Tijdens ons onderhoud met de Balie van Turnhout hebben onze gesprekspartners niet specifiek melding gemaakt
van het toezicht op het werk van advocaten die geen stagiair zijn en die optreden in het kader van de juridische
bijstand.
82
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 23
Wij bevelen al de balies aan om een controlemechanisme in te richten om de kwaliteit te controleren
van het werk van alle advocaten die de belangen van opgesloten vreemdelingen verdedigen, ook
het werk van advocaten die niet werken in het kader van de kosteloze juridische bijstand.
Aanbeveling 24
Wij bevelen al de BJB’s aan om het toezicht op de kwaliteit van het werk van advocaten, aangesteld
om de belangen van opgesloten vreemdelingen te verdedigen, te versterken.
3.3.3. Misbruiken
Wij wensen te benadrukken dat de meerderheid van de in vreemdelingenrecht gespecialiseerde
advocaten gericht en kwaliteitsvol werk levert voor hun cliënten. Maar onder deze advocaten zijn
er ook die misbruik maken van de kwetsbaarheid van hun cliënten. Deze kwetsbaarheid wordt
nog verhoogd door de context van de opsluiting en door het feit dat die opsluiting in de meeste
gevallen leidt tot een verwijdering van het grondgebied.
Het is moeilijk om te «bewijzen» dat een advocaat zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik of een
beroepsfout heeft begaan. Een opgesloten vreemdeling zal bijvoorbeeld de indruk hebben dat zijn
advocaat overdrijft wanneer deze eist te worden betaald voor een procedure die tot niets leidde,
terwijl hij toch zijn best heeft gedaan. In andere gevallen kan de cliënt er zich wel over beklagen
dat zijn advocaat niets heeft gedaan. Toch is het niet altijd aangewezen om procedures in te leiden:
zelfs wanneer de mogelijkheid bestaat, moet de advocaat ook evalueren of er tenminste een minieme
kans op succes bestaat. De evaluatie van een misbruik of van een fout of nalatigheid is nooit
evident. De advocaten die wij contacteerden raden aan om eerst inlichtingen in te winnen bij de
aangeklaagde advocaat over zijn gedrag of over de nalatigheid die hem verweten wordt, vooraleer
te besluiten tot een fout of een nalatigheid. Deze kan waarschijnlijk een uitleg verschaffen over de
beslissingen die hij genomen heeft betreffende zijn cliënt.
Oktober 2007. Mevrouw H.
Zij zegt dat de eerste advocaat die de asielaanvraag behandelde, alles
verknoeid heeft. Tijdens de eerste ontmoeting vroeg hij om betaling
alhoewel hij aangesteld was als pro deo. Vervolgens is hij niet in het dossier geïnteresseerd geweest en heeft hij geen woord gezegd tijdens de twee
interviews.
83
Recht op recht in de gesloten centra
Nochtans kunnen er in bepaalde gevallen zware of minder zware misbruiken en fouten aangetoond
worden. Sommige advocaten eisen buitensporige bedragen voor procedures waarvan zij zeker weten
dat zij tot niets zullen leiden.60 Anderen nemen de dossiers van hun cliënten licht op terwijl er
ernstige argumenten zouden kunnen aangehaald worden, gaan niet naar de zittingen en doen zich
evenmin vervangen, vragen erelonen alhoewel zij optreden in het kader van de juridische bijstand,
enz. Leden van de sociale diensten van de gesloten centra melden ons dat bepaalde advocaten hun
diensten promoten door een «invrijheidstellingpakket» aan te bieden. Mits een fikse betaling doen
zij geloven dat een invrijheidstelling mogelijk is. Dit soort praktijken is uiteraard onaanvaardbaar
en moet aan de kaak gesteld worden. Nochtans bestaat er dubbelzinnigheid over wie er klachten
kan indienen bij de stafhouder. Een illustratie:
Salim, Irakees, CIM61
Salim en zijn familieleden zaten ongeveer 50 dagen opgesloten zonder
dat zij een advocaat hebben gezien. Als ze de advocate opbellen, zegt deze
ofwel geen tijd te hebben ofwel met de zaak bezig te zijn. Uiteindelijk
gebeurt er niets, ondanks een aantal juridische mogelijkheden (tegen een
uitwijzing naar Griekenland). Er wordt een nieuwe advocaat aangesteld die
een eenzijdig verzoekschrift indient bij de Rechtbank van Eerste Aanleg
van Turnhout. Ze worden ze teruggestuurd op 7 november 2007, op dezelfde ochtend dat de rechtbank de uitwijzing naar Griekenland verbiedt.
Vluchtelingenwerk Vlaanderen legt op 5 december 2007 klacht neer
tegen de advocaat bij de stafhouder van de balie. In zijn antwoord laat de
stafhouder weten dat ‘Vluchtelingenwerk niet de vereiste hoedanigheid
bezit’ om een klacht neer te leggen tegen een advocaat wegens ernstige
nalatigheid, maar dat hij de zaak toch zou onderzoeken. Tot vandaag
kregen we geen antwoord van de stafhouder.
Wanneer dergelijke misbruiken vastgesteld worden, bestaat er een aangiftemechanisme bij de
stafhouder. Die zal zelf de feiten onderzoeken. De advocaat die de fout heeft begaan, kan bestraft
worden. De stafhouder beslist of de zaak wordt overgemaakt aan de Tuchtraad, of een verwittiging
volstaat, of de aangifte ongegrond is. Het blijft uiteraard moeilijk om misbruiken te bewijzen. Vaak
verkiezen de opgesloten vreemdelingen het misbruik te vergeten. Zij willen niks meer te maken
hebben met hun advocaat. Cliënten dienen bijna geen klachten meer in bij de Stafhouder en wij
weten niet aan hoeveel klachten gevolg wordt gegeven. Bovendien lijkt het personeel van de gesloten
centra niet altijd geneigd om de opgesloten vreemdelingen aan te zetten tot een verandering van
advocaat, laat staan klacht in te dienen tegen verdachte advocaten. Volgens het Franstalige BJB van
Brussel weet iedereen dat dergelijke advocaten circuleren, maar ontvangt de stafhouder onvoldoende
inlichtingen. Elke klacht of aangifte wordt grondig onderzocht.
60 Het is waar dat bepaalde opgesloten vreemdelingen soms eisen dat hun advocaat procedures inleidt die tot niets
dienen ondanks dat de advocaat hun gezegd heeft dat een dergelijke procedure tot niets zal leiden.
61 Zie ook bij de cases in de inleiding.
84
Recht op recht in de gesloten centra
September 2007. Mijnheer en Mevr I.
Een eerste advocaat die zij in april ontmoetten in zijn kantoor vroeg 200
euro en heeft een beroep aangetekend bij de RVV. De andere advocaat
vroeg 1000 euro, maar wanneer en waarom hij opgetreden zou zijn is
niet duidelijk.
Zowel privé advocaten als pro deo advocaten bezondigen zich aan misbruiken. Het risico van
onrechtmatig hoge erelonen is echter hoger bij de privé advocaten. Bovendien wordt hun werk
veel minder gecontroleerd door de balie.
Aanbeveling 25
Wij bevelen de Minister van Justitie aan om te verduidelijken wie een klacht kan neerleggen
tegen een advocaat die een fout begaat of nalatig is. De bevoegdheid om een klacht neer te leggen
tegen een advocaat zou moeten uitgebreid worden naar derden.
3.4. Communicatie met de cliënt
3.4.1. Bezoek of telefonisch contact
Opgesloten vreemdelingen voelen de moeilijkheid om hun advocaat te contacteren vaak aan als een
nalatigheid van de advocaat. Het is inderdaad enorm belangrijk dat de opgesloten vreemdeling op
de hoogte is van de stappen die de advocaat in zijn belang onderneemt en dat hij die ook begrijpt.
Een opgesloten vreemdeling moet het gevoel hebben bijgestaan en ondersteund te worden. Sommige
advocaten geven nooit enig nieuws aan hun cliënt of zijn zeer moeilijk te bereiken, wat het gevoel
van onzekerheid van de opgesloten vreemdeling enkel doet toenemen.
Verschillende advocaten houden er een verschillende aanpak op na. Sommigen menen dat een snel
bezoek aan de cliënt van prioritair belang is. Dit is ook de mening van het BJB van Luik. Het is
de eerste aanbeveling die voorkomt op de fax tot aanstelling van de advocaat. Het BJB van Luik
oefent toezicht uit op de zorgvuldigheid van de advocaat. Eén van de weerhouden criteria is het
eerste bezoek. Het BJB van Luik meent dat een eerste bezoek aan de cliënt meer dan 15 dagen na
de aanstelling een ernstig gebrek is dat een verandering van advocaat rechtvaardigt.
Voor andere advocaten is het bezoek van minder belang. Zij achten een bezoek wel belangrijk, maar
andere interventies kunnen prioritair zijn, zoals bijvoorbeeld de raadpleging van het dossier of de
inleiding van een rechtsmiddel (schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor
de RVV, verzoekschrift tot invrijheidstelling zeker wanneer deze snel moeten worden ingediend). In
dat geval is een regelmatig telefonisch contact met de cliënt, om hem te informeren, aangewezen.
85
Recht op recht in de gesloten centra
Het eerste bezoek is belangrijk, maar kan volstaan indien het wordt opgevolgd door telefonische
contacten.
Aanbeveling 26
Wij bevelen de advocaten aan om binnen de 24 uur na hun aanstelling contact op te nemen met
hun cliënt in een gesloten centrum en deze geregeld op de hoogte te houden van de ondernomen
stappen.
3.4.2. Tolken en vertalen
We citeren hier een sociaal assistent van een gesloten centrum: «Voor een kwaliteitsvolle juridische
bijstand is het niet voldoende dat de advocaat zich aanbiedt. Als hij komt zonder tolk kan zijn bezoek
tot weinig dienen » Sommige opgesloten vreemdelingen hebben bijzonder veel moeite met het
isolement veroorzaakt door het taalprobleem. Dit isolement kan rampzalige gevolgen hebben voor
de te ondernemen juridische stappen. Een vlotte en kosteloze toegang tot tolken en vertalers is dus
essentieel voor een kwaliteitsvolle juridische bijstand.
Tot voor kort ging het aanstellen van een pro deo advocaat gepaard met een «forfait» voor tolken:
drie uren kosteloos tolken en twee uren kosteloos vertalen. Deze forfait was duidelijk onvoldoende
voor personen die meerdere weken of maanden opgesloten blijven. Dit is een algemene regel
toepasselijk op elke rechtzoekende die beroep doet op de kosteloze juridische bijstand. Maar onlangs
is de «uurbarrière» voor het tolken afgeschaft. Gelijk welke vreemdeling die van kosteloze juridische
bijstand geniet, kan nu ook genieten van onbeperkte tolkendiensten.
Deze verandering gaat in de goede richting, maar is onvoldoende. De uren voor de vertalingen
waar opgesloten vreemdelingen recht op hebben, zouden ook vermeerderd moeten worden. Er zou
bijvoorbeeld een basiskrediet (aantal vertaaluren) kunnen toegekend worden voor elke aanstelling.
Boven dit basiskrediet zou het BJB bijkomende uren kunnen toekennen in functie van de specificiteit
van het dossier en de noodzaak van vertaling van stukken. De financiering van deze bijkomende
uren zou verzekerd zijn aangezien in vele dossiers geen enkele vertaling nodig is. Ongebruikte uren
zouden in een soort van gemeenschappelijke pot kunnen gaan, waaruit het BJB zou kunnen putten
om dossiers te steunen die meer uren vereisen dan het basiskrediet.
Aanbeveling 27
Wij bevelen de Ordes van Advocaten en de Minister van Justitie aan om ervoor te zorgen dat
opgesloten vreemdelingen en hun advocaten de bijstand verkrijgen van tolken en vertalers in het
kader van de juridische bijstand.
86
Recht op recht in de gesloten centra
3.5. De praktische moeilijkheden van het werk van de
advocaat
Wanneer advocaten de belangen verdedigen van cliënten die opgesloten zijn in een gesloten centrum,
is hun werk vaak ingewikkeld. De opsluiting en de beperkte mogelijkheden van contact met de
buitenwereld veroorzaken uiteraard problemen. Veel advocaten beklagen zich bovendien over de
moeilijke relatie met de Dienst Vreemdelingenzaken.
De moeilijkheden beginnen vaak vanaf de aanhouding. Advocaten beklagen zich erover dat de
Dienst Vreemdelingenzaken hen niet op de hoogte brengt van de aanhouding van hun cliënten. Zij
verliezen soms kostbare tijd als zij hun cliënt trachten te lokaliseren of wachtend op een telefoontje
van de cliënt. Zij zouden onmiddellijk moeten verwittigd worden van de beslissing tot en de plaats
van opsluiting van hun cliënt. De advocaten melden ook andere hindernissen: sociaal assistenten
van de gesloten centra faxen niet snel de beslissingen betreffende hun cliënt door, de data van
uitwijzing worden niet meegedeeld, een cliënt wordt de dag voor zijn uitwijzing in isolatie geplaatst,
een kopie van het medisch dossier van de cliënt is moeilijk verkrijgbaar, sommige gesloten centra
zijn ver van hun werkplaats gelegen, enz. (cf. supra 2.4)
Een meer specifiek probleem dat advocaten melden is het gebrek aan transparantie van de administratie
van de Dienst Vreemdelingenzaken wat betreft de toegang tot het volledige administratieve dossier
van de cliënt. Een Luikse advocaat meldt ons dat de sociale dienst zelden aanvaardt om alle stukken
door te faxen. Wil een advocaat toegang hebben tot het volledige dossier op het secretariaat van
het gesloten centrum moet hij vaak ter plaatse gaan om het dossier te raadplegen.
Een andere advocaat vertrouwt ons toe dat het grootste probleem voor hem het gebrek aan concrete
informatie over de staat van het dossier is. Het is moeilijk om het volledig dossier te bekomen: «Ik
kan geen kennisnemen van de stappen die de Dienst Vreemdelingenzaken al ondernomen heeft in de
voorbereiding van de verwijdering van mijn cliënten. En nochtans is het enorm belangrijk om dit te
weten wanneer men een verzoek tot invrijheidstelling bij de Raadkamer indient. Als advocaten moeten
wij door een administratief doolhof gaan ». Het gesloten centrum bezit niet heel de historiek van
beslissingen die de opgesloten vreemdeling ontvangen heeft. Al deze beslissingen bevinden zich
bij de Dienst Vreemdelingenzaken te Brussel. Spijtig genoeg is het zeer moeilijk om dit dossier op
korte termijn te raadplegen.
Daarom dienen veel advocaten een verzoekschrift tot invrijheidstelling in bij de Raadkamer, niet in
de eerste plaats opdat de rechter zou oordelen over de wettigheid van de beslissing tot opsluiting,
maar om toegang te verkrijgen tot het volledige administratieve dossier. In het kader van die
procedure is de Dienst Vreemdelingenzaken verplicht immers om het volledige administratieve
dossier van de opgesloten vreemdeling over te maken. Dit is momenteel het meest doeltreffende
middel dat de advocaten hebben gevonden om toegang te hebben tot het volledige administratieve
dossier, hoewel de Dienst Vreemdelingenzaken de dossiers vaak slechts enkele minuten voor de
zitting overmaakt.
87
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 28
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om een systeem uit te werken van consultatie via
het internet, dat de advocaat van een opgesloten vreemdeling toegang verschaft tot het volledige
administratieve dossier van zijn cliënt en dit binnen de 24 uur na de opsluiting. Dit systeem
moet betrouwbaar zijn en de bescherming van het privé-leven waarborgen.
Meerdere advocaten vragen aandacht voor de steeds terugkerende communicatiemoeilijkheden met
de Dienst Vreemdelingenzaken. Hoewel de contacten tussen de advocaat en de sociaal assistenten
van de gesloten centra over het algemeen goed verlopen, is dit zelden het geval in de communicatie
met de ambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken die met het dossier belast is. De meeste
advocaten die wij spraken, zeggen dat de Dienst Vreemdelingenzaken een steeds minder doordringbare
administratie wordt. Het organigram van de administratie en de telefoonnummers staan trouwens
niet meer op de website.
Tenslotte vermelden wij nog de problemen verbonden aan het gebruik der talen in bestuurszaken. Het
gebeurt vaak dat aangestelde advocaten niet in staat zijn om een procedure in te leiden omdat zij de
taal niet kennen van de beslissing betreffende hun cliënt. Een groot aantal vreemdelingen opgesloten
in Vottem, waarvoor een advocaat van de Balie van Luik wordt aangesteld, heeft bijvoorbeeld een
dossier in het Nederlands. Omgekeerd moeten advocaten in Brugge of in Merksplas soms een
procedure inleiden in het Frans. De onbuigzaamheid van de regelgeving over het gebruik der talen
in bestuurszaken, in een domein dat nochtans afhangt van de federale overheid, vertraagt het werk
van de advocaten aanzienlijk. Het zijn hun cliënten die daar het slachtoffer van zijn. Zo konden
advocaten in Vottem onlangs geen schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid
inleiden tegen een bijlage 26quater (Dublin terugwijzing naar Griekenland) omdat de taal van de
procedure het Nederlands was. Deze procedure moet binnen de 24 uren ingeleid worden. Soms
zijn er ook praktische communicatiemoeilijkheden met het personeel van de centra.
Aanbeveling 29
Wij bevelen de wetgever aan ervoor te zorgen dat de inleiding van een procedure bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is in de nationale taal (Nederlands, Frans, Duits) die door
de vreemdeling of zijn advocaat gekozen wordt, en niet enkel in de taal van de procedure.
3.6. Opwaardering van het werk van de advocaat
Advocaten die werken in het kader van de kosteloze juridische bijstand zijn het erover eens dat
het verrichte werk weinig erkend wordt. Tijdens onze gesprekken kwam de demotivatie van
gespecialiseerde advocaten geregeld aan het licht. Die demotivatie heeft verschillende oorzaken:
88
Recht op recht in de gesloten centra
—— de materie wordt ingewikkelder en technischer
—— de Dienst Vreemdelingenzaken wordt steeds ondoorzichtiger en de beslissingen geven de
indruk willekeurig te zijn
—— de administratieve rechtbanken vervullen onvoldoende de rol van toezichthouder op de
administratie en lijken zich niet bewust te zijn van de menselijke problemen verbonden aan
de opsluiting van vreemdelingen; ze tonen zich zelden gevoelig voor argumenten van de
eerbiediging van de fundamentele rechten, in het bijzonder de rechten opgenomen in het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bij al die moeilijkheden komt er nog een andere: het gebrek aan een behoorlijke vergoeding
voor het geleverde werk. Een pro deo advocaat ontvangt de vergoeding die overeenkomt met de
geleverde prestaties pas ten vroegste na één jaar en ten laatste na twee jaar.62 Voor een beginnend
advocaat is deze wachttijd enorm lang. Een pro deo advocaat wordt betaald in functie van het
aantal «punten» dat hij verdient. Het aantal punten wordt bepaald door het soort procedures die
hij ingeleid heeft. Elk jaar wordt de waarde van ieder punt vastgesteld in functie van het totaal
aantal tussenkomsten in het kader van de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, maar grosso
modo schommelt de waarde van één punt de laatste jaren rond de 25 euro bruto. Het Ministerieel
Besluit van 5 juni 2008, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 juni 2008, heeft een nieuwe
nomenclatuur van punten ingevoerd. Onderstaande prestaties kunnen plaatsvinden in het kader
van de kosteloze juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen:
—— Raadpleging buiten het kantoor: 2 punten
—— Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, procedure met verhoor: 15
punten
—— Regularisatieprocedure: 10 punten
—— Raad voor Vreemdelingenbetwistingen asiel, procedure ten gronde: 25 punten
—— Raad voor Vreemdelingenbetwistingen : procedure waarbij de vorderingen tot schorsing en
nietigverklaring samen behandeld worden (1 arrest): 25 punten; procedure om voorlopige
maatregelen te bekomen: 15 punten ; procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid: 35
punten
—— Raadkamer, verzoekschrift tot invrijheidstelling: 10 punten
62 Wij verwijzen naar artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 20 december 1999 dat de uitvoeringsmodaliteiten
bevat betreffende de vergoeding toegekend aan advocaten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand en
betreffende de toelagen voor de kosten verbonden aan de organisatie van de BJB’s. Dit artikel voorziet heel de
«ketting» van verslagen die moeten worden gedaan door de advocaat aan het BJB, door Balie aan de Nationale
Orde der Advocaten en door de Nationale Orde aan de Minister en de « ketting » van vergoedingen in omgekeerde zin. Bijvoorbeeld voor een verslag ingediend door een advocaat in juni 2008 (vaak voor prestaties geleverd in de
loop van de 12 voorafgaande maanden) zal de vergoeding pas gestort worden tegen het einde van het jaar 2009.
89
Recht op recht in de gesloten centra
Het aantal punten is dus quasi gelijk aan nul als de advocaat geen procedure inleidt, bijvoorbeeld
wanneer een aangestelde advocaat zich naar het gesloten centrum begeeft om zijn cliënt te bezoeken.
Indien hij geen stappen zet in het dossier, zal hij slechts 2 punten ontvangen en een bijkomend
punt voor zijn verplaatsing (wanneer de advocaat 40 kilometer aflegt ontvangt hij 1 punt).
Wij juichen toe dat de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid een hoger
aantal punten toegewezen krijgt in het laatste Ministerieel Besluit. Enkele maanden geleden was
er immers geen verschil tussen een gewone vordering tot schorsing en een schorsingsprocedure bij
uiterst dringende noodzakelijkheid: zij waren beide 25 punten «waard». Vandaag is de waarde van
de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid opgetrokken tot 35 punten. Deze
herwaardering was werkelijk nodig omdat deze procedure een grote investering vergt van de advocaat
(toegang tot het dossier, communicatie met de cliënt, opstellen van het verzoekschrift binnen de
24 uur, zitting voor de RVV) en hij al zijn andere dossiers ervoor opzij moet zetten.
De forfaitaire werking van het puntensysteem stelt een ander probleem: het systeem houdt geen
rekening met de tijd die de advocaat werkelijk besteedt aan de voorbereiding van het beroep.
Volgens een Luikse advocaat laat het vreemdelingenrecht in pro deo zaken toe dat advocaten, die
lichtzinnig allerlei procedures inleiden, een aardige som geld verdienen zonder al te veel werk te
verrichten, terwijl gewetensvolle advocaten die behoorlijk wat tijd besteden aan dossiers daar geen
hogere vergoeding voor ontvangen.
Volgens zo goed als alle advocaten die wij spraken (vóór de nieuwe nomenclatuur vastgesteld
bij het Ministerieel Besluit van 5 juni 2008), bestaat er een reëel probleem van onevenwichtige
vergoedingen ten aanzien van het geleverde werk. Sommigen zeggen dat deze lage vergoeding een
welbewuste keuze is om te vermijden dat weinig scrupuleuze advocaten van hun tussenkomsten in
vreemdelingenrecht in het kader van de juridische bijstand hun voornaamste broodwinning zouden
maken. Men zou nochtans het tegengestelde kunnen beweren: een betere vergoeding, gepaard met
een strikt toezicht op de kwaliteit via strenge sancties, zou ertoe kunnen bijdragen dat competente
en eerlijke advocaten meer gemotiveerd worden.
Aanbeveling 30
Wij bevelen de orden van advocaten en het Ministerie van Justitie aan om te zorgen voor een
behoorlijke vergoeding voor de prestaties van advocaten die optreden in het kader van de juridische
bijstand, in procedures die specifiek betrekking hebben op de opsluiting van vreemdelingen in
gesloten centra, procedures die dikwijls een uiterste zorgvuldigheid vereisen.
90
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 4
De rol van de niet- gouvernementele
organisaties
Medewerkers van de NGO’s die dit rapport ondertekenen, bezoeken vaak de gesloten centra. Geen
enkele wettekst of reglement definieert precies hun rol. Hun bezoekrecht is onderworpen aan de
discretionaire beslissing van de Minister van Migratie en Asielbeleid. Ze spelen nochtans een rol in het
verstrekken van juridische informatie aan opgesloten vreemdelingen. De Dienst Vreemdelingenzaken
staat de leden van bepaalde NGO’s toe om de gesloten centra te bezoeken op grond van artikel
45 van het Koninklijk Besluit van augustus 2002: « De Minister of de Directeur-generaal kan aan
andere instellingen, organisaties of personen dan die bedoeld in de artikelen 43 en 44, het recht geven
één of meerdere centra te bezoeken voor de duur en onder de voorwaarden die hij bepaalt ».
De lijst van de NGO’s die mogen optreden in de gesloten centra wordt in principe meegedeeld aan
de opgesloten vreemdelingen. Het gaat om fiche 9 van de informatiebrochure die hen normaalgezien
wordt overhandigd bij aankomst in het centrum. De fiche, met als titel «de humanitaire organisaties»,
is nogal laconiek63 en geeft geen precieze informatie over wat de NGO’s juist doen in de gesloten
centra. Volgens de centrumdirecties wordt er in alle vleugels van het centrum ook een lijst opgehangen
van de organisaties die de gesloten centra bezoeken, maar die lijst is vaak slecht zichtbaar en
vooral niet up to date. Daardoor gebeurt het regelmatig dat vreemdelingen die al meerdere weken
of maanden opgesloten zijn ons zeggen dat zij slechts zeer laat kennis hebben genomen van de
mogelijkheid om een bezoek te ontvangen van een «organisatie voor de verdediging van de rechten
van de mens».
Sinds de oprichting van de gesloten centra in België werd de aanwezigheid van de NGO’s een
gangbare praktijk die het mogelijk maakt aan vele opgesloten vreemdelingen ondersteuning te
bieden. De missie van de NGO-bezoekers is veelzijdig:
—— luisteren naar de opgesloten vreemdelingen en hen een morele steun bieden
—— kleine diensten verstrekken (bijvoorbeeld contact met de familie, een sociale interventie zoals
de recuperatie van een medisch dossier of van schoolrapporten, een aanvraag tot het bekomen
van een dokter of psycholoog)
63 Hier volgt de tekst van deze fiche betreffende de humanitaire organisaties (behalve het UNHCR waarvoor er
een specifieke paragraaf is) : «Is het mogelijk iemand van het Rode Kruis, van Amnesty International of een ander
humanitaire organisatie te spreken? U kan naar deze organisaties op eigen kosten telefoneren of schrijven. Het centrum
stelt kosteloos briefpapier ter beschikking van de bewoners. Indien u in de onmogelijkheid verkeert om zelf de verzendingskosten te dragen, heeft u het recht om de brieven te laten frankeren op kosten van het centrum, echter beperkt tot
een redelijk bedrag. U kan tevens vragen dat een vertegenwoordiger van een dergelijke organisatie u een bezoek brengt
in het centrum.» Dan volgt een lijst van 27 verschillende organisaties, waaronder het Centrum voor Gelijkheid van
Kansen en Racismebestrijding, het UNHCR, het Rode Kruis en de organisaties die effectief de gesloten centra
bezoeken.
91
Recht op recht in de gesloten centra
—— aandachtig opvolgen wat er in de gesloten centra gebeurt: hun ontmoetingen met de opgesloten
vreemdelingen maken het mogelijk om bepaalde problematische situaties beter te onderkennen,
zodat zij aanbevelingen kunnen doen aan de overheid en aan de politieke wereld. De bezoeken
voeden op die manier de verdediging van de rechten van de opgesloten vreemdelingen en het
aanklagen van de praktijk van administratieve opsluiting.
De NGO’s spelen ook een rol bij de juridische bijstand.
—— De bezoekers verstrekken de opgesloten vreemdelingen informatie over de procedures en over
hun rechten. Zij leggen de administratieve beslissingen uit als de opgesloten vreemdelingen
die niet begrepen hebben.
—— De bezoekers helpen opgesloten asielzoekers met de voorbereiding van hun verhoor of met
het structureren van hun vluchtverhaal.
—— De bezoekers staan in regelmatig contact met de advocaten, om de band met de cliënt te
vergemakkelijken en soms om het werk van de advocaat te ondersteunen door hem rechtspraak
en informatie over de procedures over te maken of hem te wijzen op het bestaan van nuttige
rapporten.
—— Het gebeurt ook dat de NGO’s rechtstreeks de Dienst Vreemdelingenzaken of het Commissariaat
Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen benaderen ten gunste van een opgesloten
persoon of familie.
De samenwerking tussen NGO’s en advocaten lijkt ons uiterst belangrijk. In bepaalde gevallen
kunnen bezoekers vanuit hun grondige kennis van de context van de opsluiting goede adviezen
verstrekken aan advocaten die niet al de subtiliteiten beheersen van het vreemdelingenrecht. In
andere gevallen aarzelen advocaten niet om de NGO-bezoekers een dienst te vragen (bijvoorbeeld
precieze informatie aan hun cliënt vragen wanneer zijzelf niet op bezoek kunnen komen in het
centrum). Deze samenwerking heeft al vaak vruchten afgeworpen ten gunste van een betere
bescherming van de rechten van de opgesloten vreemdelingen. Maar de samenwerking verloopt niet
altijd optimaal. Advocaten kunnen de opmerkingen van een NGO-bezoeker beschouwen als een
inmenging in hun beroep. Andere advocaten menen dat het reeds geleverde werk aan het wankelen
wordt gebracht door aan te dringen op de inleiding van bepaalde procedures. Een advocaat heeft
de NGO’s bijvoorbeeld al verweten de opgesloten vreemdelingen soms valse hoop te geven.
Advocaten zijn niet altijd op de hoogte van de rol van de NGO’s en hun werk in de gesloten centra.
Betere informatie hierover zou goede contacten tussen advocaten en NGO’s kunnen bevorderen. De
NGO’s wensen in elk geval het werk van de advocaten te ondersteunen en zijn bereid om creatieve
oplossingen te zoeken voor een betere en groeiende samenwerking.
De aanwezigheid van de NGO’s in de gesloten centra maakt het mogelijk de ontreddering en het
onbegrip vast te stellen van bepaalde opgesloten vreemdelingen ten aanzien van hun opsluiting.
Bovendien zijn de NGO’s voor de opgesloten vreemdelingen vaak de enige onafhankelijke instanties
die regelmatig aanwezig zijn in de gesloten centra. De rol van de NGO’s in gesloten centra is dus
belangrijk omdat vele opgesloten vreemdelingen hierdoor op een onafhankelijke manier ondersteund
92
Recht op recht in de gesloten centra
en geïnformeerd worden, maar ook om een democratisch toezicht te houden op de praktijken van
de Staat.
Ondanks deze belangrijke rol blijft het statuut van de NGO’s in de gesloten centra precair. Zij
hebben geen echt bezoekrecht maar worden door de Dienst Vreemdelingenzaken toegelaten om
de centra te bezoeken. Dit is een discretionaire bevoegdheid: de DVZ beschikt over een grote
appreciatiebevoegdheid bij de toekenning, de weigering of de intrekking van een machtiging tot
toegang tot de gesloten centra.
De informatie die wij kregen van de directie van het centrum van Vottem zegt veel over de manier
waarop de Dienst Vreemdelingenzaken de bezoeken van NGO’s aan de gesloten centra ziet. Zo
wordt er een onderscheid gemaakt tussen
—— enerzijds het «bezoek aan het centrum»: « Overeenkomstig artikel 44 van het Koninklijk Besluit
van 2 augustus 2002 hebben de in het Koninklijk Besluit vermelde NGO’s toegang tot het centrum
in het kader van de uitvoering van hun opdracht; de bewoners worden niet ingelicht over de bezoeken
verricht door leden van NGO’s. »
—— anderzijds het «bezoek aan een bewoner»: « De leden van NGO’s hebben de mogelijkheid om voor
hun bezoek aan het centrum te vragen om bewoners te ontmoeten (over hun opsluiting praten, steun
en begeleiding geven bij de terugkeer naar hun land,...) De aanvraag wordt dan overgemaakt aan
de betreffende bewoners die dit bezoek van leden van NGO’s kunnen aanvaarden of weigeren. »
De Dienst Vreemdelingenzaken laat op die manier verstaan dat de NGO’s geen rol te spelen hebben
in het kader van de juridische bijstand aan opgesloten personen: hun bezoek moet beperkt worden
tot de algemene monitoring van de situatie in de gesloten centra. Ze moeten zich in principe niet
inlaten met kwesties van het juridisch en administratief statuut van de opgesloten vreemdelingen.
Deze rol komt volgens de DVZ toe aan de advocaten. Wanneer er dan toch sprake is van een
individueel bezoek aan de «bewoners», dan kadert dit eerder in een sociale of morele ondersteuning
of ondersteuning bij de terugkeer naar het land van herkomst. De verklaringen van de directie van
het centrum 127bis bevestigen dit: «Wanneer een bewoner ons om hulp vraagt voor de terugkeer naar
zijn land van herkomst, bijvoorbeeld de bijkomende ondersteuningsmogelijkheden, verwijzen wij hun
naar de NGO’s die elke week het centrum bezoeken.»
De NGO’s herkennen hun opdracht niet in deze taakomschrijving en menen dat zij ook een rol
dienen te spelen in de verdediging van de rechten van elke opgesloten persoon. Om deze rol beter
te kunnen spelen, zou het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 moeten gewijzigd worden om
de aanwezigheid van de NGO’s in de gesloten centra te consolideren. De machtiging tot toegang
zou een werkelijk recht moeten worden, weliswaar onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Die
voorwaarden mogen echter noch hun mogelijkheden beperken om tussen te komen ten voordele
van de opgesloten vreemdelingen en om hen te helpen hun rechten te doen gelden, noch hun
vrijheid van meningsuiting.
93
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 31
Wij bevelen de Minister voor Migratie en Asielbeleid aan om in het Koninklijk Besluit van 2
augustus 2002 het recht van de NGO’s in te voegen om opgesloten vreemdelingen te bezoeken
en te steunen bij hun juridische en administratieve stappen.
Aanbeveling 32
Wij bevelen de NGO’s en de advocaten (BJB, Balies) aan om regelmatig overleg te plegen om
zo hun samenwerking in het kader van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen te
verbeteren.
94
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 5
Procedures en rechtsmiddelen
5.1. Verzoek tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer
van de Correctionele Rechtbank
De wet van 15 december 1980 voorziet dat de vreemdeling een procedure voor de Raadkamer kan
voeren om de wettigheid van de vrijheidsberoving te laten toetsen (artikels 71 en 72). De toetsing
gebeurt niet automatisch en veronderstelt een actie van de vreemdeling. Deze beroepsmogelijkheid
is uiterst beperkt. De Raadkamer toetst enkel de wettigheid. Een aantal advocaten signaleert dat
het Ministerie in veel gevallen een nieuwe beslissing tot opsluiting (bijlage 39) neemt één dag voor
de zaak voor de Raadkamer voorkomt. De rechters in de Raadkamer kunnen niet anders dan het
eerste verzoekschrift ‘zonder voorwerp’ verklaren. De advocaat moet tegen die nieuwe beslissing
een nieuw verzoekschrift indienen. Naast onderstaande knelpunten, die de doeltreffendheid van
dit rechtsmiddel aanzienlijk verlagen en het werk van advocaten aanzienlijk verzwaren, gaat er dus
ook hierdoor een deel van het werk van de advocaat verloren.
5.1.1. Niet-automatisch karakter van de toetsing
De toetsing gebeurt niet automatisch. Het is enkel op initiatief van de opgesloten vreemdeling zelf dat
zijn beslissing tot opsluiting door een rechter getoetst wordt. Artikel 5, lid 4 van het EVRM bepaalt
dat éénieder, die door arrestatie of detentie zijn vrijheid is ontnomen, het recht heeft voorziening
te vragen bij het gerecht opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie en
zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is. Door gebrek aan informatie over
procedures en problemen met juridische bijstand dienen veel opgesloten vreemdelingen dergelijk
beroep niet in. Gevolg: vele vreemdelingen zitten maanden opgesloten zonder dat de wettigheid van
de opsluiting door een juridische instantie is nagegaan. Dit brengt het recht op een daadwerkelijk
rechtsmiddel (artikel 13 EVRM) in het gedrang64.
5.1.2. Enkel beslissing over de wettigheid van de opsluiting
Artikel 72 van de wet van 15 december 1980 beperkt de toetsingsbevoegdheid van de Raadkamer
in vreemdelingenzaken tot de wettigheid van de maatregel. Wat daaronder begrepen wordt, is niet
duidelijk en vele rechters interpreteren dit zeer strikt. De beslissing tot opsluiting is nochtans een
64 De Dienst Vreemdelingenzaken publiceert de laatste jaren geen gedetailleerd cijfermateriaal meer, maar als wij ons
beroepen op het jaarrapport van 2003, dan stellen we vast dat van de 9345 opgesloten vreemdelingen er 821 een
beroep indienden bij de Raadkamer. Dit betekent dat de wettigheid van de vrijheidsberovende maatregel in 91%
van de gevallen nooit werd onderzocht door een rechtbank.
95
Recht op recht in de gesloten centra
discretionaire bevoegdheid van de Minister van Migratie en Asiel. Daarom lijkt het logisch dat
de Raadkamer ook de opportuniteit van die beslissing toetst. De bevoegdheid van de rechterlijke
macht is bij uitstek zulke discretionaire beslissingsmacht toetsen aan alle normen.
Bovendien bevinden vreemdelingen in de gesloten centra zich in een bijzonder precaire situatie.
Wij denken daarbij aan de opsluiting van gezinnen met kinderen, van psychologisch en fysisch
zwakke personen, van zwangere vrouwen en alle andere kwetsbare groepen. Bovendien kan iemands
psychologische en fysieke toestand net door het verblijf in het gesloten centrum sterk verzwakken.
Daarom lijkt het ook om die reden aangewezen dat de Raadkamer ook de opportuniteit van een
opsluiting beoordeelt. Dit betekent dat de Raadkamer ieder geval afzonderlijk onderzoekt, met
aandacht voor de concrete situatie (gezondheidstoestand, gezinssituatie, voorafgaand gedrag, als
de persoon bijvoorbeeld vroeger reeds gevolg gaf aan oproepen van de overheid, enz.) van de
persoon die het voorwerp uitmaakt van een opsluitingsmaatregel. Dit onderzoek moet uitwijzen
of de maatregel genomen werd volgens het evenredigheidsprincipe, of de maatregel geen ernstige
schade tot gevolg heeft voor de persoon en of een lichtere maatregel niet voldoende is (bijvoorbeeld
onderzoek naar het concrete risico op « verdwijning »).
Veel hangt af van hoe de rechters het begrip ‘wettigheid’ invullen. In theorie kunnen zij niet
alleen aan dwingende Belgische normen toetsen, maar ook aan internationale rechtsnormen,
zoals het Internationaal Kinderrechtenverdrag (voornamelijk artikel 37) en het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (voornamelijk artikel 3 en 5). In de praktijk blijkt echter dat zij
hun toetsingsbevoegdheid zeer beperkend interpreteren. De rechters toetsen vooral aan de regels
met betrekking tot het recht op verdediging, maar aan andere fundamentele rechtsnormen wordt
zelden getoetst. Aan het EVRM (meer bepaald artikel 3: «Niemand mag worden onderworpen aan
folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen») wordt zelden
getoetst. Ook de proportionaliteit van de maatregel in verhouding tot de particuliere situatie van
de opgesloten persoon, wordt niet onderzocht. Nochtans dienen de criteria die het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens in het geval van een vrijheidsberoving van een volwassene aangeeft,
waaronder de evenredigheidstoets, strikter te worden toegepast ten aanzien van kwetsbare personen,
zoals minderjarigen. 65
Volgens advocaten varieert de houding van de rechters van arrondissement tot arrondissement.
Uit hun ervaring weten zij dat de Raadkamer te Luik meer aandacht besteedt aan verzoeken van
vreemdelingen. Meerdere advocaten signaleerden ons ook dat de rechters in de Raadkamer niet de
bijzonderheden en de achtergrond kennen van opsluitingen in gesloten centra voor vreemdelingen, die
niet dezelfde zijn als in een strafprocedure. Rechters zijn niet op de hoogte van het vreemdelingenrecht
en hebben geen idee van de context van de gesloten centra. Daardoor behandelen zij vreemdelingen
opgesloten in gesloten centra zoals vreemdelingen opgesloten in gevangenissen. We kunnen zelfs
bevestigen dat de procedure voor de Raadkamer minder gunstig is voor vreemdelingen in een
gesloten centrum dan voor personen in voorlopige hechtenis. Voor deze laatsten toetst de rechtbank
immers ook de opportuniteit van de vrijheidsberovende maatregel.
65 Europees Hof van de Rechten van de Mens, arrest nr. 22414/93 van 15 november 1996, Chahal t. Verenigd Koninkrijk en arrest nr. 13 zowel voor wat vrijheidsberoving betreft bij het binnenkomen als vrijheidsberoving naar
aanleiding van een beslissing tot uitwijzing 229/03 van 29 januari 2008, Saadi t. Verenigd Koninkrijk.
96
Recht op recht in de gesloten centra
Verschillende advocaten vertellen een gelijkaardig verhaal: zaken waarin een duidelijke grond
bestaat voor vrijlating worden aan de lopende band en met één pennentrek afgewezen in
standaardbewoordingen, zonder verdere motivatie: «De bestreden beslissing is wettig. Daarom
wijzen wij het verzoek af.» Sommige advocaten verliezen hun vertrouwen in de effectiviteit van
deze in een democratische rechtsstaat nochtans fundamentele toetsing. Zij willen hun tijd er niet
meer insteken, met alle gevolgen vandien voor de opgesloten vreemdelingen.
5.1.3. Criminalisering van de vreemdeling
Opgesloten vreemdelingen hebben schrik om deze procedure in te stellen omdat zij behandeld
worden als misdadigers. Zij worden naar de Raadkamer gebracht als gevangenen, geboeid en ze
moeten in een gesloten ruimte wachten op behandeling van hun zaak. Dit werkt ontradend.
Mevrouw G., Rwanda, centrum 127, maart 2008
Asielzoekster aan de grens, een «Dublingeval». Ze zou naar Frankrijk
moeten, waar een familielid van haar erkend werd als vluchteling. Ze
stemt ermee in om naar Frankrijk te gaan. Haar advocaat vecht dus de
wettigheid van de opsluiting aan. Ze komt getraumatiseerd terug van het
verhoor bij de Raadkamer, zegt dat ze nog nooit eerder zo is behandeld:
gehandboeid, opgesloten. De rechter heeft haar bovendien niet ondervraagd. De Raadkamer verwerpt het verzoek tot invrijheidsstelling. Haar
advocaat wil beroep indienen. Maar zij weigert, ze is het moe en wil niets
meer horen over geen enkel beroep. Ze wacht liever haar vrijlating af.
5.1.4. Aard van het verzoek: niet-opschortend
Het instellen van een verzoek tot invrijheidsstelling schort de uitvoering van de verwijderingsmaatregel
niet op. Dit maakt dat dit beroep weinig effectief is en dat de bewoners niet altijd hun recht op
toetsing van de opsluitingsmaatregel door een rechtbank kunnen laten gelden.
In de zaak «Tabitha», waarin de Belgische overheid de uitwijzing realiseerde ondanks een hangend
beroep bij de Raadkamer onderlijnde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de
mogelijkheid om een beroep aan te tekenen tijdens de opsluiting ter beschikking moet zijn,
zodat de wettigheid van de opsluiting snel rechterlijk kan worden getoetst, wat kan leiden tot
een invrijheidsstelling. In dezelfde zaak stelt het Hof vast dat de terugdrijving van de tweede
eisende partij door de Belgische autoriteiten de dag na het beroep tot invrijheidsstelling bij de
Raadkamer was gepland, zelfs voor een vonnis was geveld; dat deze terugdrijving bovendien door
de autoriteiten op geen enkel ogenblik ter discussie is gesteld; dat de verdedigende regering erkent
dat het beroep tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer geen gevolgen heeft gehad voor de houding
van de Belgische autoriteiten omdat de terugdrijving reeds vooraf was gepland. In deze zaak acht
97
Recht op recht in de gesloten centra
het Hof, ten slotte, dat het door de tweede vragende partij ingestelde beroep bij de Raadkamer, in
dit soort omstandigheden, zonder enig nuttig rechtsgevolg is gebleven66
Sinds dit arrest van oktober 2006 is de praktijk niet veranderd. Vreemdelingen kunnen dus
probleemloos uitgewezen worden, voordat een Belgische rechter zich heeft kunnen uitspreken over
het feit of de opsluiting in de eerste plaats wel wettelijk was. Het komt daarom regelmatig voor dat
de personen worden uitgewezen terwijl de procedure voor de Raadkamer nog hangende is.
Advocaten melden dat zij soms naar voorziene zitdagen gaan, om dan tot de vaststelling te komen
dat hun cliënt is ‘vertrokken’ zonder dat de advocaat daarvan verwittigd werd en ondanks het feit
dat de Dienst Vreemdelingenzaken wist dat er een zitting was gepland. Daarom is het beter de
wet op dit punt te wijzigen, om die in overeenstemming te brengen met de rechtspraak van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.1.5. Problemen met de territoriale bevoegdheid
Om de bevoegde Raadkamer te bepalen is het belangrijk te weten welk statuut de opgesloten
vreemdeling heeft. Voor personen die in het grensgebied zijn opgesloten, is de bevoegde Raadkamer
die van het arrondissement waar het gesloten centrum gelegen is. Voor personen die op het
grondgebied werden aangetroffen, is de bevoegde rechtbank die van de verblijfplaats of de plaats
van aanhouding van de opgesloten vreemdeling, niet die van het arrondissement waar het gesloten
centrum gelegen is (art. 71, lid 1 Wet van 15 december 1980). Dat schept problemen in de praktijk:
de Raadkamers van bijvoorbeeld Brugge en Brussel, waar regelmatig zaken aanhangig worden
gemaakt van vreemdelingen opgesloten in het centrum van Brugge en de centra in Steenokkerzeel
en Melsbroek, moeten zich geregeld onbevoegd verklaren aangezien de opgesloten vreemdeling
elders werd opgepakt.
Meestal worden advocaten van de balie van het arrondissement waar het gesloten centrum is gelegen,
aangesteld als advocaat voor opgesloten vreemdelingen. Als zij de invrijheidsstelling willen bepleiten
bij de Raadkamer van de woonplaats of van de plaats van aanhouding van hun cliënt dan moeten
zij verre verplaatsingen doen of een collega vinden van de andere balie die hen kan vervangen.
Mevrouw H. en haar kind, Bosnië, 127bis, februari 2007
Ze was opgepakt in Eupen. De advocaat had het verzoek tot invrijheidsstelling ingediend bij de Raadkamer van Brussel, die zich in december
2006 onbevoegd verklaarde. De Brusselse advocaat had meer dan twee
weken nodig om een aanstelling van een advocaat uit Eupen te verzekeren.
Uiteindelijk vond pas op 13 februari 2007 een nieuwe zitting plaats voor
de Raadkamer van Eupen.
66 Zaak Mubilanzila Mayeka en Kaniki Mitunga t. België (Verzoek nr. 13178/03), § 112 en 113. In deze zaak werd
een Congolees meisje van 5 jaar in 2002 twee maanden opgesloten in het centrum 127 voor zij naar Kinshasa werd
teruggestuurd, terwijl haar moeder als erkende vluchteling in Canada verbleef..
98
Recht op recht in de gesloten centra
5.1.6. Beroep bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling
De beroepstermijn voor het indienen van een beroep bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling
tegen een beslissing van de Raadkamer is 24 uur. Gevangenen van gemeen recht kunnen dit beroep
instellen bij de griffie in de gevangenis. Op die manier vormt die uiterst korte termijn geen obstakel.
In een gesloten centrum bestaat die mogelijkheid niet. Dan is het de advocaat die naar de griffie
van de Raadkamer moet, wat niet altijd mogelijk is. Dit kan beschouwd worden als een schending
van het gelijkheidsbeginsel opgenomen in artikel 10 van de Grondwet.
Wanneer de Raadkamer de invrijheidsstelling beveelt van de opgesloten vreemdeling, kunnen het
Parket en, sinds de hervorming van de wet van 15 december 1980 in september 2006, ook de
Dienst Vreemdelingenzaken zelf, beroep instellen tegen deze beslissing, wat regelmatig gebeurt.
De Kamer van Inbeschuldigingstelling doet echter meestal een uitspraak na ongeveer 15 dagen te
rekenen vanaf de instelling van het beroep. Tijdens deze periode blijft de vreemdeling opgesloten
ondanks het feit dat een rechtbank in eerste instantie reeds oordeelde dat de opsluiting illegaal is.
Hoewel het om een administratieve maatregel gaat, is de behandeling precies dezelfde als die van
personen in voorlopige hechtenis in het kader van het strafrecht.
5.1.7. Conclusies en aanbevelingen
De Wet van 15 december 1980 kent aan de Raadkamer, een rechtbank bevoegd inzake de
strafprocedure, een bevoegdheid toe waarmee het langs de ene kant vertrouwd is, maar langs de
andere kant ook helemaal niet. Het gaat hier immers niet om gevangenen. Ook de specifieke context
van detentie in een gesloten centrum voor vreemdelingen speelt mee.
Men kan zich dus de vraag stellen of de Raadkamer de geschikte instantie is voor het toezien op
de toelaatbaarheid van de detentie van een vreemdeling in een gesloten centrum. Een zeer enge
wettelijke basis gecombineerd met een strikte interpretatie en een gebrek aan gevoeligheid voor de
specifieke problemen van een opsluiting in een gesloten centrum, leidt ertoe dat advocaten zelden
successen boeken in deze procedure. Bovendien laat de manier waarop de zittingen verlopen voor
de opgesloten vreemdelingen van gemeen recht veel te wensen over. Advocaten lieten ons weten dat
de Raadkamer de dossiers van de «vreemdelingen» vaak als laatste behandelt. Dit betekent vaak dat
de vreemdelingen en hun advocaten de hele ochtend moeten wachten vooraleer ze voor de rechter
kunnen komen. Wanneer ze dan aan het einde van de zitting aan de beurt komen, zijn de rechters
vaak gehaast. Aangezien slechts de wettigheid moet worden getoetst, hebben de rechters nauwelijks
oor naar de argumenten van de advocaten en doen ze vaak haastig een uitspraak over de zaak.
Wij denken echter niet dat de oprichting van een gespecialiseerde kamer voor de administratieve
opsluiting van vreemdelingen de oplossing is. Het risico is groot dat er op die manier een aparte
rechtspraak ontstaat die andere criteria en een andere werkwijze zal hanteren voor beslissingen over de
opsluiting van vreemdelingen dan het geval is voor de voorlopige hechtenis. Dezelfde rechtsprincipes
moeten op dezelfde manier van toepassing zijn voor zowel verdachten als vreemdelingen. Daarom
moeten dezelfde rechters bevoegd zijn om uitspraak te doen over de wettigheid en de opportuniteit
van beide soorten opsluiting. De magistraten zouden echter beter ingelicht moeten zijn over de
mensenrechten die ingeval van een administratieve opsluiting in het gedrang komen. Het zou
99
Recht op recht in de gesloten centra
ook goed zijn als de vreemdelingen die voor de Raadkamer moeten verschijnen met meer eerbied
werden behandeld.
De administratieve vrijheidsberoving van een vreemdeling die niet van een misdrijf wordt beschuldigd
(nog steeds enkel toegelaten als uitzonderlijke maatregel)67, is een dermate verregaande ingreep in
iemands vrijheid en de wetgever heeft de mogelijkheden tot vasthouding van vreemdelingen dermate
uitgebreid, dat de controle door de Raadkamer nog belangrijker wordt. Het is dus cruciaal dat dit
rechtsmiddel effectief is. De controle moet gaan over de noodzakelijkheid en de proportionaliteit van
de vrijheidsberoving met het beoogde doel en daarin moeten alle omstandigheden in aanmerking
worden genomen, die specifiek zijn voor het concrete geval. Het structurele probleem is hier dat
artikel 71 van de Wet van 15 december 1980 moet worden aangepast. Als men de toetsing van
opsluiting van vreemdelingen in gesloten centra onder het strafrechtssysteem wil brengen, dan
moet dat volledig met alle garanties die het strafrecht ook biedt. De beslissing tot opsluiting dient
dus naar analogie met de wet op de voorlopige hechtenis binnen de 5 werkdagen automatisch
getoetst te worden door de Raadkamer. In strafzaken moet het aanhoudingsbevel immers maand
na maand op zijn geldigheid en verder nut onderzocht worden door de Raadkamer. De Raadkamer
moet de bevoegdheid hebben om zowel de wettigheid als de opportuniteit van de vasthouding te
controleren.
Aanbeveling 33
Wij bevelen de wetgever aan de artikels 71 en 72 van de Wet van 15 december 1980 te wijzigen
zodat :
—— de toetsing door de Raadkamer van beslissingen tot vrijheidsberoving van vreemdelingen
die door de Dienst Vreemdelingenzaken werden genomen niet alleen de wettigheid maar
ook de opportuniteit en de proportionaliteit toetst ;
—— deze toetsing automatisch gebeurt;
—— niet alleen de Raadkamer van de woonplaats van de vreemdeling of van de plaats waar hij
werd aangetroffen territoriaal bevoegd is, maar ook van de plaats waar het centrum waarin
hij wordt vastgehouden is gelegen;
—— dit beroep het bevel om het grondgebied te verlaten opschort, in overeenstemming met de
jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak «Tabitha».
67 Volgens artikel 75 van de Wet van 15 december 1980 is illegaal verblijf een inbreuk op de wet, geen misdrijf. De
vasthouding van vreemdelingen met het oog op hun verwijdering van het grondgebied, kan wettelijk gezien dus
niet afgeleid worden uit dit artikel, want het is geen strafrechtelijke maatregel; het betreft vrijheidsberoving om
louter administratieve redenen.
100
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 34
Wij herinneren de magistraten die zitting houden in de Raadkamer eraan dat zij wanneer zij
de wettigheid van de vrijheidsberovende maatregel toetsen, dit doen in overeenkomst met het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
en de andere internationale verdragen en overeenkomsten die België heeft geratificeerd.
Aanbeveling 35
Wij bevelen de voorzitters en rechters van gerechtshoven en rechtbanken aan om ervoor te zorgen
dat de magistraten die zitting houden in de Raadkamer een permanente vorming krijgen over
de wetgeving inzake vreemdelingenrecht.
Aanbeveling 36
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken, de Federale Politie, de Federale Overheidsdienst Justitie
aan om de zittingen van de Raadkamer aan te passen aan de situatie van vreemdelingen die om
administratieve redenen worden vastgehouden. Wij dringen er met name op aan dat de volgende
praktijken niet langer worden toegepast: het vasthouden van de opgesloten vreemdeling, de avond
voor de zitting, in een isolatiecel van het centrum; het gebruik van handboeien; het vasthouden
van de vreemdeling, tijdens de wachttijd voor de zitting, in een cel van het justitiepaleis.
5.2. Procedures verbonden aan een asielaanvraag in
het gesloten centrum
In annex 1 zullen we zien in welke gevallen asielzoekers hun asielprocedure geheel of gedeeltelijk
doorlopen vanuit een gesloten centrum. De situatie van detentie maakt in een aantal opzichten
de asielprocedure moeilijker. De detentie van asielzoekers kan zelfs een vorm van discriminatie
genoemd worden tegenover andere asielzoekers. Een gesloten centrum is in geen geval een geschikte
context voor iemand op zoek naar bescherming en zeker geen geschikte plaats die een kwaliteitsvolle
asielprocedure kan garanderen. Praktische obstakels zijn veelvuldig op het parcours van een asielzoeker
in een gesloten centrum. Ten eerste is het al moeilijker om een kwaliteitsvolle juridische bijstand te
genieten. Dat blijkt uit dit rapport. Ten tweede is het contact met de buitenwereld veel moeilijker.
In het centrum 127, waar veel asielzoekers opgesloten zitten, is geen enkel bezoek van vrienden
of familie mogelijk. Alleen advocaten krijgen toegang tot het centrum. Dat maakt onder andere
het bemachtigen van bewijsstukken om de asielaanvraag te staven, moeilijker. Alle communicatie
moet immers via de sociale dienst van het gesloten centrum verlopen.
101
Recht op recht in de gesloten centra
De hervorming van de asielprocedure van september 2006 heeft ook gevolgen gehad voor de
vreemdelingen opgesloten in de gesloten centra: er wordt een versnelde procedure voorzien (cf. annex
1, B, 2). Een versnelde behandeling betekent vaak ook dat de asielzoeker minder mogelijkheden
heeft om bewijsmateriaal te verzamelen om zijn asielaanvraag te staven. De termijn van 15 dagen om
beroep aan te tekenen bij de RVV tegen een beslissing van het CGVS tot weigering van erkenning,
geldt ook voor opgesloten asielzoekers. Alle advocaten zijn van mening dat deze termijn zeer kort is,
vooral omdat de procedure bijna uitsluitend schriftelijk gebeurt. Dit houdt in dat alle argumenten
in het schriftelijke beroep opgenomen moeten zijn. 15 dagen is zeer weinig om een degelijk beroep
op te stellen. Het Grondwettelijk Hof heeft dit probleem trouwens erkend, aangezien het in een
arrest van 27 mei 2008 artikel 39/57 van de Wet van 15 december 1980 vernietigde en bepaalde
dat de wetgever de termijn van 15 dagen moet verlengen tot 30 dagen tegen 30 juni 2009, omdat
niet redelijk verantwoord is waarom in asieldossiers er slechts een beroepstermijn van 15 dagen
geldt en in andere vreemdelingendossiers 30 dagen. Intussen blijft de beroepstermijn van 15 dagen
gelden.
Wij verheugen ons uiteraard over deze beslissing van het Grondwettelijk Hof, die de kwaliteit
van de procedure in het algemeen zal verbeteren. Wij vrezen echter dat de wetswijziging naar
aanleiding van dit arrest negatieve gevolgen zal hebben voor de opgesloten asielzoekers. De maximale
opsluitingsduur van asielzoekers in procedure is namelijk 2 maanden (artikel 74/5 en 74/6 van de
Wet van 15 december 1980). Deze termijn is echter opgeschort gedurende de tijd die nodig is voor
de advocaat om beroep in te dienen bij de RVV. Vandaag de dag betekent dit dat de asielzoeker
maximum 2 maanden en 15 dagen kan worden vastgehouden. Als de termijn van 2 maanden na
de wetswijziging niet als maximum wordt vastgelegd, is het mogelijk dat asielzoekers 3 maanden
vastgehouden worden. Dat personen die een aanvraag tot bescherming indienen worden opgesloten,
lijkt ons nu al moeilijk verdedigbaar, maar een detentieperiode van 3 maanden mogelijk maken
zou volledig in tegenspraak zijn met het Verdrag van Genève.
In het kader van de procedure rond de toepassing van de Dublin Verordening kan veel mislopen
en is het risico op schadelijke gevolgen voor de asielzoekers groot: de opgesloten vreemdelingen
begrijpen niet altijd wat de verordening inhoudt en welke concrete gevolgen dit kan hebben voor
hun procedure. Ze weten vaak niet dat ze hun advocaat meteen moeten verwittigen als zij een
bijlage 26 quater ontvangen. Soms worden de opgesloten vreemdelingen zelf te laat op de hoogte
gebracht van een bijlage 26 quater. Waarom bestaat enkel de mogelijkheid om de bijlage 26 quater
aan te vechten bij de RVV? Waarom is het niet voorzien in de wet dat de vreemdeling in beroep
kan gaan tegen de overnameaanvraag van België aan een ander land?
We signaleren ook een praktisch communicatieprobleem bij de RVV. Wanneer een vreemdeling
zijn woonplaats kiest bij zijn advocaat, dan is het de advocaat die de convocaties en beslissingen
ontvangt. Als de vreemdeling woonplaats kiest in het gesloten centrum, dan ontvangt het centrum
alle briefwisselingen. De RVV heeft beslist om haar post alleen te sturen naar de woonplaats die de
vreemdeling heeft gekozen, terwijl andere instanties (het CGVS bijvoorbeeld) hun beslissingen, ter
informatie, ook naar het gesloten centrum sturen (of naar de advocaat in het omgekeerde geval). Als
de advocaat een convocatie voor een zitting bij de RVV of gewoon een beslissing heeft ontvangen
en hij zijn cliënt daarvan niet op de hoogte brengt, dan kan dit problematische gevolgen hebben. In
het geval van een convocatie bijvoorbeeld, komen de chauffeurs van de Dienst Vreemdelingenzaken
de opgesloten vreemdeling ophalen voor een zitting, terwijl de betrokkene van niets wist. Het is
102
Recht op recht in de gesloten centra
mogelijk dat een vreemdeling uitgeprocedeerd is zonder dat hij dit weet. Er is zelfs een geval bekend
van een vluchteling die niet ingelicht was over het feit dat hij erkend was. Hij wachtte nog steeds
op een beslissing in een gesloten centrum.
Dit soort concrete problemen is in de eerste plaats veroorzaakt door de RVV die ervoor opteert
om de gesloten centra niet te informeren, maar ook door bepaalde advocaten die door nalatigheid
onvoldoende communiceren met hun cliënten.
Aanbeveling 37
Omdat de opsluiting in een gesloten centrum talrijke hindernissen veroorzaakt die een kwaliteitsvolle
asielprocedure in de weg staan en omdat een weigering van het vluchtelingenstatuut of het statuut
van subsidiaire bescherming ernstige gevolgen kan hebben, raden wij de wetgever aan om de
detentie van asielzoekers die nog in procedure zijn niet langer toe te staan.
Aanbeveling 38
In afwachting van het verbod op de opsluiting van asielzoekers in procedure (aanbeveling
37), bevelen wij de wetgever aan de laatste alinea van artikel 74/5, §3 en van artikel 74/6
§2 van de Wet van 15 december 1980 te schrappen om de maximumtermijn van 2 maanden
detentie voor asielzoekers strikt te bepalen, en dit met het oog op de wetswijziging die
wordt opgedrongen door het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 over de
nietigverklaring van artikel 39/57 van dezelfde wet.
Aanbeveling 39
Wij bevelen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen aan haar beslissingen en convocaties niet
alleen naar de gekozen woonplaats van de asielzoeker te sturen, maar ook naar de plaats waar
hij wordt vastgehouden.
103
Recht op recht in de gesloten centra
5.3 Vordering tot schorsing bij uiterst
dringende noodzakelijkheid bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
5.3.1. Verstrijken van termijn voordat effectieve actie kon worden
ondernomen
De termijn verstrijkt zonder dat effectieve actie kan ondernomen worden en dat kan gebeuren op
twee manieren: zonder dat een advocaat kon aangesteld worden, of, indien wel een advocaat kon
aangesteld worden, zonder dat een kwaliteitsvol verzoek kon ingediend worden. 68
Een advocaat
«Meestal word ik te laat aangesteld om nog een schorsingsprocedure in
uiterst dringende noodzakelijkheid te kunnen instellen tegen een bijlage
26quater (beslissing tot weigering van verblijf met bevel het grondgebied
te verlaten, afgegeven in het kader van de Dublinprocedure). Dan kan je
enkel een gewone schorsingsprocedure instellen. En dat is zeer riskant,
want niet opschortend.»
Op het moment dat een Bureau Juridische Bijstand (BJB) de aanvraag voor een advocaat binnenkrijgt,
zijn al heel wat uren van de 24 uur verstreken. Soms worden advocaten dus gewoon te laat aangesteld.
De politie betekent het bevel om het grondgebied te verlaten, maar voor de overbrenging naar het
gesloten centrum blijft de vreemdeling meestal nog een aantal uur op het politiekantoor. Eenmaal
in het gesloten centrum is er dan nog de intakeprocedure en dan pas krijgt het BJB de aanvraag
binnen. De termijn van 24 uur is uiterst kort en begint te lopen vanaf de betekening. Op de fax
van het gesloten centrum om een advocaat aan te vragen, staan enkel de identificatiegegevens en
eventueel een korte indicatie van de dringendheid (cf. 2.5.2), maar zonder enige informatie over
het dossier. De BJB’s kunnen dus geen eerste appreciatie maken.
Ten tweede: ook als er wel een advocaat is aangesteld binnen de 24 uur, gaan uren verloren. De
bijlage 26quater (Dublinprocedure) wordt in vele gevallen pas rond 17u00 betekend. De termijn
van 24 uur begint vanaf dat moment dus te lopen. Het secretariaat van het gesloten centrum is
dan echter gesloten. Pas de dag nadien om 11u wordt die beslissing naar de advocaat gefaxt. Er
blijven dan nog 6 uur over (indien de advocaat al is aangesteld). Er resten de advocaten meestal
nog maar een paar uur om het verzoekschrift op te stellen en in te dienen. In principe kan de
advocaat pas aan de slag om een kwaliteitsvol verzoekschrift op te stellen, van zodra hij het hele
68 De opmerkingen in dit onderdeel zijn ook van toepassing op het verzoek tot voorlopige maatregel zoals bepaald in
artikel 39/84, met name wanneer een gewone schorsingsprocedure vroeger reeds werd ingediend.
104
Recht op recht in de gesloten centra
dossier in handen heeft. De advocaat die door het BJB wordt aangesteld heeft slechts toegang tot
het volledige dossier indien hij naar Brussel gaat en ook dat neemt kostbare werktijd in beslag.
Advocaten kunnen ook naar de DVZ bellen voor meer informatie over het dossier van hun cliënt.
Maar medewerkers zijn niet altijd bereikbaar en dan zijn advocaten aangewezen op de helpdesk
van de DVZ. Advocaten zouden vlotter en transparanter contact moeten kunnen opnemen met
het bevoegde bureau binnen de DVZ.
Ook de beslissing waartegen het beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingesteld, zit
niet bij de fax waarin het gesloten centrum een advocaat aanvraagt. Voor een advocaat die wordt
aangesteld door het BJB uit de permanentielijst, is het meestal erg moeilijk in te schatten hoe
dringend een zaak is. De advocaat heeft geen enkel zicht op het dossier of op wat sterke argumenten
kunnen zijn in het concrete geval. De advocaat moet dus erg proactief te werk gaan en constant de
sociale dienst aansporen de relevante informatie door te geven (cf. 2.5.2 en 2.4.1).
In ieder geval heeft een advocaat slechts een paar uur om alles rond te krijgen. Dat is onmogelijk.
Sommige BJB’s signaleren bovendien dat zij aanvragen voor een aanstelling van een advocaat, mét
indicatie van dringendheid, pas binnenkrijgen nadat de termijn van 24 uur al verlopen is (BJB
Turnhout). Tijdens het weekend is de termijn van 24 uur sowieso een probleem omdat er geen
sociaal assistenten zijn en er dus voor pas aangekomen vreemdelingen geen pro deo advocaten
kunnen worden aangesteld. Ook de aanstellingen die op de valreep van het weekend gebeuren,
bijvoorbeeld vrijdag om 16u, komen niet altijd aan bij de advocaat in kwestie, wat uiteraard zware
gevolgen heeft in geval een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid vereist is.
Overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State verklaren de meeste kamers van de RVV
het verzoek bij uiterst dringende noodzakelijkheid ontvankelijk, ook al werd het niet binnen de 24
uur na de betekening van de beslissing ingesteld, maar binnen de 5 dagen, zolang aan de andere
voorwaarden is voldaan (bewijs van de uiterst dringende noodzakelijkheid en van het moeilijk te
herstellen ernstig nadeel) en de advocaat snel heeft gereageerd. Het gebeurt vaak dat een beslissing
op vrijdag wordt betekend en de advocaat pas op maandag het beroep kan instellen. Toch schort het
beroep in dit geval het bevel om het grondgebied te verlaten niet op (de vreemdeling kan in theorie
dus worden verwijderd) en de RVV acht het dan niet nodig om binnen de 48 uur na de instelling
van het beroep een beslissing te geven. De laatste tijd is er een onrustwekkende tendens aan de
gang bij bepaalde Nederlandstalige kamers van de RVV: ze verklaren het beroep onontvankelijk
gewoon omdat het na de termijn van 24 uur werd ingesteld.
Dit soort beslissingen is in tegenspraak met zowel de rechtspraak van de Raad van State, als de
geest van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 over de termijn van 24 uur voor
het indienen van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid tegen een
verwijderings- of uitdrijvingsmaatregel bij de RVV. Het Hof vernietigde artikel 39/82 §4, tweede
lid, van de Wet van 15 december en oordeelde dat 24 uur geen redelijke termijn is. Volgens het
Hof moet een termijn van 3 werkdagen het wettelijk minimum zijn. Ook hier krijgt de wetgever
tot 30 juni 2009 de tijd om de wet aan te passen. Intussen blijft dus de termijn van 24 uur gelden.
De wetgever zou deze termijn onmiddellijk moeten aanpassen. Af te wachten valt hoe de RVV in
de tussenperiode zal oordelen over beroepen die na de termijn van 24 uur worden ingediend, maar
wel binnen de termijn van 3 werkdagen.
105
Recht op recht in de gesloten centra
5.3.2. Hoge mate van techniciteit – strikte interpretatie – zware
bewijslast
Het vreemdelingenrecht is in de ogen van vele advocaten al een erg technische materie, waarin
bovendien relatief weinig successen worden geboekt. Beroepen voor de RVV en de Raad van State
vereisen een hoge mate van techniciteit. Advocaten moeten sinds de wetswijziging echter nog
meer onderlegd én gemotiveerd zijn. Sinds de invoering van de termijn van 24 uur voor dringende
beroepen is het werk van de advocaten nog complexer en zwaarder geworden. De praktijk toont
aan dat zelfs de advocaten die op de permanentielijsten staan niet vertrouwd zijn met het opstellen
van een verzoekschrift voor de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid,
niet weten welke elementen moeten worden bewezen (bijvoorbeeld het «ernstig nadeel») en welke
argumenten daarin moeten worden opgenomen om ze te bewijzen. Dan is er weinig kans op slagen
bij de Raad. Advocaten die wel onderlegd zijn, krijgen veel vragen van hun confraters.
De bewijslast is erg zwaar: de uiterst dringende noodzakelijkheid (uitvoering verwijderingsmaatregel
imminent), ernstige middelen en een moeilijk te herstellen nadeel. Een opsluiting in een gesloten
centrum kan worden beschouwd als een situatie die valt onder artikel 39/82,§ 4, tweede lid, van de Wet
van 15 december 1980, namelijk de vreemdeling wordt het voorwerp van een verwijderingsmaatregel
waarvan de uitvoering imminent is. Traditioneel ging het in de rechtspraak van de Raad van State
om een dwingende maatregel die de vreemdeling verplicht om het grondgebied te verlaten.69 Het
uiterst dringende karakter van het verzoek werd afgeleid uit de opsluiting.
Volgens de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen volgt het uiterst dringende karakter van het
verzoek echter niet automatisch uit de opsluiting. Het is met andere woorden niet omdat iemand
is opgesloten dat de uitvoering van de verwijderingsmaatregel imminent is. In het verleden velde
de RVV nochtans arresten waar het uiterst dringende karakter van het verzoek wel werd afgeleid
uit het feit dat de persoon met het oog op zijn repatriëring is opgesloten.
Gezin S., Tsjetsjenen, CIM en centrum 127bis, juni 2008
Een Tsjetsjeens koppel : hij is 67, zij 56. Ze hebben allebei traumatiserende ervaringen meegemaakt tijdens de oorlog in Tsjetsjenië. Zij heeft
last van hoofdpijn en heeft een oogprobleem door een granaatsplinter. Ze
worden vergezeld door hun oudste dochter. Ze vragen asiel aan in België
omdat hun oudste zoon er al 5 jaar als erkend vluchteling woont. Begin
juni 2008 melden ze zich aan bij de Dienst Vreemdelingenzaken om asiel
aan te vragen. Uit de digitale vingerafdrukken blijkt dat ze via Polen zijn
gekomen. Dezelfde dag nog worden ze aangehouden en naar het gesloten
centrum van Merksplas gebracht. Op 19 juni geeft Polen haar akkoord voor
de overname. De advocate dient een verzoek tot voorlopige maatregelen
bij uiterst dringende noodzakelijkheid in bij de RVV tegen de bijlage 26
quater. Ze wil de gezondheidssituatie en hun band met de zoon in België
gebruiken. Op 25 juni schrijft de advocate: «Wat ik vreesde is waar geble69 Raad van State, Afdeling Administratie, Arrest nr. 141.510 van 2 maart 2005 bij de Raad van State, Afdeling Administratie, Arrest nr. 151.062 van 8 november 2005
106
Recht op recht in de gesloten centra
ken, namelijk dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niets anders
doet dan elementen zoeken om te voorkomen dat ze zich over de grond
van de zaak moet uitspreken. Het verzoek tot voorlopige maatregelen werd
verworpen omdat de Dienst Vreemdelingenzaken tijdens de zitting had
laten weten dat de transfer naar Polen verzet was van 26 juni tot 8 juli.
De Raad is dus van mening dat er geen sprake is van uiterst dringende
noodzakelijkheid en dat ik een gewone procedure had kunnen instellen,
waarbij voorlopige maatregelen kunnen worden gevraagd, omdat ik daar
nog tijd voor had. Ik vind dit onaanvaardbaar.» Na een eerste weigering
om in het vliegtuig te stappen wordt het gezin overgebracht naar 127bis.
Uiteindelijk worden ze eind juli naar Polen teruggestuurd.
Bij arrest van 21 maart 2008 oordeelde de RVV dat zolang er nog geen concrete gegevens bekend
zijn betreffende de dag en het uur van een mogelijke repatriëring, het uiterst dringend karakter
niet is aangetoond.70 Dat impliceert dat advocaten elk uur moeten telefoneren naar de DVZ om te
vragen of de vlucht geboekt is. Enkel indien dat het geval is, zal het hoogdringende karakter van het
verzoek, volgens de huidige rechtspraak van de Raad, bewezen zijn. Volgens deze interpretatie zou de
advocaat in principe een gewoon schorsingsverzoek moeten indienen en, zodra de repatriëringsdatum
bekend is, een verzoek tot voorlopige maatregelen (artikel 39/84 van de Wet van 15 december 1980).
In september 2008 liet een advocaat ons echter weten dat hij deze weg had gevolgd, maar dat de
RVV ook het verzoek tot voorlopige maatregelen had verworpen omdat hij reeds van in het begin
van de opsluiting van zijn cliënt een schorsingsverzoek bij uiterst dringende noodzakelijkheid had
moeten indienen. Leiden deze tegenstrijdige uitspraken van de RVV niet tot een rechtsweigering
en een grote rechtsonzekerheid?
De huidige situatie ziet er als volgt uit:
—— Bepaalde rechters menen dat de hoogdringendheid duidelijk is zodra een vreemdeling in een
gesloten centrum is geplaatst.
—— Anderen zijn van mening dat een verwijdering pas imminent is zodra een vlucht is geboekt.
Dit betekent dat de advocaten elk uur naar de Dienst Vreemdelingenzaken moeten bellen
om te weten of de vlucht al geboekt is. Volgens deze hypothese is dit de enige manier om de
hoogdringendheid te bewijzen.
De advocaten moeten er proberen wijs uit te geraken en inspelen op de verschillende interpretaties
van de RVV om te weten wanneer ze hun verzoekschrift het best indienen:
—— Als de advocaat ervoor kiest om zijn verzoekschrift meteen na de opsluiting in te dienen, riskeert
hij terecht te komen bij een rechter die achter de tweede interpretatie staat. Deze rechter zal
dus van mening zijn dat het verzoekschrift te vroeg is ingediend omdat er nog geen vlucht
geboekt is. Er zou dus nog geen hoogdringendheid zijn. De hoogdringendheid zou niet kunnen
worden bewezen. De advocaat moet dan een tweede opschortend verzoekschrift bij uiterst
70 Arrest Raad nr. 9107 van maart 2008
107
Recht op recht in de gesloten centra
dringende noodzakelijkheid indienen zodra de concrete repatriëringsgegevens bekend zijn (op
voorwaarde dat het eerste verzoekschrift binnen de termijn van 24 uur werd ingediend).
—— Als de advocaat ervoor opteert om het verzoekschrift pas in te dienen als hij de datum van de
verwijdering kent, loopt hij het risico een rechter aan te treffen die het eerste standpunt verdedigt
en dus meent dat het verzoekschrift te laat is ingediend. Er zou geen hoogdringenheid meer
zijn. Het verzoek is onontvankelijk omdat het na de termijn van 24 uur werd ingediend.
5.3.3. Eenzijdig verzoekschrift in kortgeding bij de voorzitter van
de Rechtbank van eerste aanleg
Steeds meer advocaten maken een zaak aanhangig bij de gewone kortgedingrechter om de drempels
van een procedure in uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
te omzeilen of als de termijn voor het instellen van die procedure verstreken is (en die procedure
de verwijderingsmaatregel dus niet meer opschort). Zij dienen een eenzijdig verzoekschrift in
bij de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg.71 De hoogdringendheid moet ook hier
worden bewezen, maar de bewijslast is minder zwaar. De hoogdringendheid bestaat wanneer
een onmiddellijke beslissing wenselijk is om schade of ernstige gevolgen te vermijden. In een
beslissing van 12 februari 2007 van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel leidt de Voorzitter
de hoogdringendheid af uit het risico dat de eiser loopt om op elk ogenblik het voorwerp uit te
maken van een verwijderingsmaatregel waarvan aannemelijk is dat die ernstige nadelige gevolgen
zou hebben voor de subjectieve rechten die hij ontleent aan het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM).72
Salim
Een recent voorbeeld is het geval van Salim. De eerste advocaat had de
termijn van 24 uur laten verstrijken, maar Salim en zijn familie liepen
het gevaar in Griekenland, waarnaar zij zouden worden teruggestuurd,
een slechte behandeling te krijgen en geen toegang te krijgen tot een
kwaliteitsvol onderzoek van de nood aan bescherming tegen een terugkeer
naar Irak. De tweede advocaat diende voor Salim en zijn familieleden een
eenzijdig verzoekschrift in bij de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste
Aanleg te Turnhout, die de verwijdering naar Griekenland verbood, dezelfde ochtend waarop de verwijdering al had plaatsgevonden.
Zelfs wanneer de RVV al een vonnis heeft geveld, maar bijvoorbeeld geen uitspraak heeft gedaan
over een eventuele schending van het EVRM, of wanneer de RVV een verzoek heeft verworpen,
kan nog een verzoek ingediend worden bij de gewone kortgedingrechter. Deze rechter kan dan een
71 Op grond van artikel 584 van het Gerechtelijke Wetboek.
72 Vanheule Dirk.- De kortgedingrechter als bewaker van het E.V.R.M. in het vreemdelingencontentieux.- In: Tijdschrift
voor vreemdelingenrecht, (2007), p. 275-277.- Noot onder Vz. Brussel 12 februari 2007
108
Recht op recht in de gesloten centra
andere beslissing nemen dan de RVV en de uitvoering van de verwijderingsmaatregel voorlopig
verbieden totdat er een definitieve uitspraak is over de schorsing bij de RVV.
Dit is een uitzonderlijke procedure, maar ze wordt steeds vaker gebruikt om een verwijdering te
voorkomen. De advocaten doen dit niet om de specifieke procedures die bij wet voorzien zijn te
omzeilen, maar wel omdat ze geen andere keuze hebben. De vordering tot schorsing bij uiterst
dringende noodzakelijkheid bij de RVV zou een procedure moeten zijn die de vreemdelingen
beschermt tegen een verwijdering, maar doordat ze niet doeltreffend is, doen advocaten beroep
op andere procedures.
5.3.4. Besluit
Alle advocaten en Bureaus Juridische Bijstand die wij spraken in het kader van dit rapport
haalden het probleem van de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen aan als één van de meest prangende. De termijn is te kort om degelijk
werk te leveren. Zij die de juridische bijstand vanuit professionele hoek bekijken stellen eensgezind
dat het recht op verdediging hier in het gedrang komt. Zij pleiten daarom voor een wetswijziging
over de termijn van 24 uur. Een mogelijke verbetering kan worden verwacht, nu het Grondwettelijk
Hof in haar arrest van 27 mei 2008 besliste dat die termijn moet worden verlengd tot minimum
3 werkdagen. Ook in dat geval is het aan te raden de termijn pas te laten ingaan op het moment
dat de advocaat toegang heeft tot de aan te vechten beslissing.
De korte termijnen in deze en andere procedures zijn anderzijds een bewuste keuze van de wetgever.
Het doel hiervan is in de eerste plaats om de asielprocedure zo kort mogelijk te houden, in reactie
op de lang aanslepende procedures uit het verleden. Dit mag echter niet ten koste van de rechten
van verdediging gaan.
Tegelijk schuilt hier mogelijks ook als doelstelling achter om het aantal beroepen tout court te beperken,
vanuit de overweging dat de meeste beroepen toch niet succesvol zijn. Deze laatste doelstelling
werd nooit uitgesproken door regering of wetgever, en we wensen hier geen intentieprocessen te
voeren, maar de opeenvolgende verstrengingen van de wetgeving in de voorbije decennia wijzen
duidelijk in deze richting. Het opwerpen van hoge drempels voor het succesvol indienen van een
verzoek tot schorsing in uiterst dringende noodzakelijkheid kadert in deze dynamiek. De besproken
structurele problemen leiden ertoe dat slechts een handvol advocaten bereid is deze procedure in te
stellen en dat toegang tot deze procedure voor opgesloten vreemdelingen in een gesloten centrum
eerder een theoretisch recht is. De verkorting van de procedures is niet enkel een zware belasting
voor de advocaten, maar gaat ten koste van een kwaliteitsvolle juridische bijstand.
Aanbeveling 40
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om op elke beslissing die het voorwerp kan
uitmaken van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, of van een
verzoek tot voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid, duidelijk te vermelden
109
Recht op recht in de gesloten centra
dat deze beroepen mogelijk zijn en welke de respectieve voorwaarden zijn (meer bepaald de
termijn) om deze beroepen in te stellen.
Aanbeveling 41
Wij bevelen de wetgever aan het artikel 39/82 §4 van de Wet van 15 december 1980 onmiddellijk
aan te passen overeenkomstig het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 (over de
termijn van 24 uur om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid tegen
een verwijderings- of uitwijzingsmaatregel bij de RVV in te dienen).
Aanbeveling 42
Wij bevelen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen aan:
—— vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend na de termijn
van 24 uur niet onontvankelijk te verklaren als aan alle andere voorwaarden van het beroep
is voldaan;
—— de opsluiting in een gesloten centrum te beschouwen als een situatie zoals vermeld in artikel
39/82 §4, tweede alinea, van de Wet van 15 december 1980 (namelijk de vreemdeling
maakt het voorwerp uit van een verwijderingsmaatregel waarvan de uitvoering imminent
is). De opsluiting moet beschouwd worden als voldoende bewijs van de uiterst dringende
noodzakelijkheid van de vordering tot schorsing.
5.4. Regularisatieprocedure
5.4.1. Opsluiting en verwijdering terwijl regularisatieprocedure
hangende is
Wij stellen regelmatig vast dat vreemdelingen worden opgesloten terwijl ze een regularisatieaanvraag
hebben ingediend (op basis van het oude artikel 9, alinea 3, of van de nieuwe artikels 9bis of 9ter)
waarop nog niet is geantwoord. Een advocaat van de balie van Gent meldt ons: « Ik word regelmatig
geconfronteerd met beslissingen tot opsluiting terwijl nog een 9bis of 9ter hangende is. Mijn cliënt wordt
dan bijvoorbeeld gecontroleerd op straat. De politie neemt contact op met de DVZ en die doet alsof haar
neus bloedt wat betreft de hangende regularisatieprocedure. Vroeger konden mijn cliënten waarvoor een
regularisatieprocedure hangende was, gewoon beschikken. Zij werden niet opgesloten. Nu merk ik dat
dat steeds meer gebeurt.»
110
Recht op recht in de gesloten centra
Artikel 9bis is geen rechtsmiddel tegen een verwijderingsmaatregel en heeft in principe geen enkel
gevolg voor de verblijfsstatus van de betrokkene. Wie illegaal op het grondgebied verblijft, zal
dus geen verblijfsrecht krijgen in afwachting van een antwoord op de regularisatieaanvraag.73 Het
valt echter moeilijk te verantwoorden dat een vreemdeling kan worden uitgewezen vooraleer hij
duidelijkheid heeft of er een grond was om in België te blijven. De opsluiting van vreemdelingen
die zich nog in een regularisatieprocedure bevinden is in ieder geval strijdig met de rechtspraak
van de Raad van State die meent dat «avant de prendre une mesure d’éloignement, il appartient au
Ministre de l’Intérieur de statuer sur la demande de séjour de plus de trois mois formulée après un exposé
des circonstances exceptionnelles justifiant l’introduction de la demande par la voie du bourgmestre de
l’intéressé ; (...) pour respecter son obligation de motivation formelle, (le Ministre de l’Intérieur) devait,
avant de délivrer l’ordre de territoire attaqué, statuer sur la demande d’autorisation de séjour introduite
(…) et que la motivation de la reconduite à la frontière n’est pas adéquate en ce qu’elle préjuge d’un
refus de ladite demande»74
—— Vroeger werd naar aanleiding van de rechtspraak van de Raad van State geen bevel om het
grondgebied te verlaten (BGV) afgeleverd zolang er geen beslissing werd genomen over de
regularisatieaanvraag. Volgens deze rechtspraak moest, in het licht van de verplichting tot
behoorlijk bestuur, een uitwijzingsbevel gemotiveerd zijn op grond van alle elementen die op
dat moment ter kennis zijn. Bijgevolg had een aanvraag artikel 9bis de facto een schorsende
werking wanneer de aanvraag werd ingediend vooraleer een BVG werd uitgevaardigd.
—— Vanaf 1 maart 2006 stelde de Dienst Vreemdelingenzaken een einde aan deze praktijk. Voor
vreemdelingen waarvan de asielaanvraag ongegrond verklaard wordt vanaf maart 2006 zal na
afwijzing van de asielaanvraag een uitwijzingsbevel worden betekend ook al is er nog geen
beslissing genomen over de regularisatieaanvraag. De gemeente zal daarbij de oranje kaart
intrekken. Er zou wel een prioritaire behandeling van de regularisatieaanvragen zijn, maar
deze wordt dus pas opgestart nadat het uitwijzingsbevel al betekend is.
—— Eind 2006 versoepelde de DVZ haar houding in lichte mate, dankzij een interventie van de
Federale Ombudsman. Voortaan ontvangen de vreemdelingen die zich kunnen beroepen op
een lange asielprocedure (van drie of vier jaar) van de DVZ geen BGV meer in afwachting
van een antwoord op een ingediende regularisatieaanvraag.
—— Sinds 1 juni 2007 is het de RVV die bevoegd is om te oordelen over de wettigheid van een
BGV. Deze RVV schorste, in afwachting van een beoordeling over de wettigheid, in haar arrest
van 19 juli 2007 een BGV omdat het geen antwoord inhoudt op een voorafgaande aanvraag
tot regularisatie. De DVZ past haar houding evenwel niet aan deze rechtspraak aan.75
73 http ://www.vmc.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx ?id=81#invloed
74 CE, Arrest n° 162.257 van 1 september 2006..
75 In een arrest van 23 augustus 2006 besliste het Hof van cassatie dat het onmogelijk is om een uitspraak te doen
over de wettigheid van een vrijheidsberovende maatregel, en dat de opsluiting bij gevolg bij verstek illegaal is, als
niet duidelijk blijkt dat, vóór een BGV werd afgeleverd, eerst een uitspraak is gedaan over de aanvraag i.v.m. een
verblijfsvergunning.
111
Recht op recht in de gesloten centra
—— Inmiddels besliste de RVV op 31 juli 2008 dat de DVZ in het kader van een hangende
regularisatieaanvraag eerst verplicht moet onderzoeken of een verwijdering artikel 3 en 8 van
het EVRM zou schenden. Aan deze rechtspraak paste de DVZ haar houding wél aan.
Het gebeurt regelmatig dat de personen het antwoord op hun regularisatieaanvraag ontvangen
tijdens de eerste dagen van hun opsluiting. Door deze praktijk rijst de vraag of de aanvraag ernstig
werd behandeld. Maar het gebeurt ook dat personen die een regularisatieaanvraag indienden voor
hun vrijheidsberoving meerdere weken in het gesloten centrum moeten wachten op een antwoord.
In dit geval kunnen we ons terecht afvragen of de beslissing tot opsluiting legaal is, want in de
wet is voorzien dat de opsluiting niet langer mag duren dan de tijd die strikt noodzakelijk is om
de (verwijderings)maatregel uit te voeren (artikel 7, alinea 3, van de Wet van 15 december 1980).
Bovendien mag de opsluiting slechts worden verlengd indien de stappen die vereist zijn voor de
verwijdering van de vreemdeling binnen de zeven werkdagen na de opsluiting van de vreemdeling
werden genomen. Dit is niet het geval wanneer de overheid niet mag overgaan tot uitwijzing als
zij nog geen antwoord heeft gegeven op een regularisatieaanvraag.
In de regeringsverklaring van 18 maart 2008 is sprake van een omzendbrief over nieuwe
regularisatiecriteria om humanitaire redenen, die vooral in het voordeel zou zijn van personen die een
duurzame lokale verankering kunnen bewijzen. De regeringsverklaring voorziet ook de mogelijkheid
tot regularisatie op basis van werk. De NGO-bezoekers worden regelmatig geconfronteerd met
personen die België wil uitwijzen maar die onder deze criteria zouden kunnen vallen en in aanmerking
zouden komen voor regularisatie (bijvoorbeeld personen die al 6 of 7 jaar of zelfs langer in België
wonen of personen die op het moment van hun aanhouding werken met een arbeidskaart C). In
dit soort gevallen zou het getuigen van behoorlijk bestuur als er geen verwijderingsmaatregel werd
genomen totdat de regering de nieuwe regularisatiecriteria heeft verduidelijkt.
5.4.2. Regularisatieaanvraag vanuit een gesloten centrum
Wat het indienen van een regularisatieaanvraag betreft, voorziet het artikel 9bis van de Wet van
15 december 1980 dat de aanvraag moet worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente
waar de vreemdeling verblijft. De burgemeester levert een ontvangstbewijs af nadat de woonplaats
door een wijkagent werd gecontroleerd. In de wet is geen andere manier voorzien om de aanvraag
in te dienen wanneer de vreemdeling zich in een gesloten centrum bevindt. De aanvraag moet
in principe worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar het centrum is gelegen.
Vaak is dit een gemeente waar de vreemdeling vroeger nooit gewoond heeft. De directie van de
Dienst Vreemdelingenzaken meldt ons dat een regularisatieaanvraag 9bis via de directie van het
gesloten centrum kan gebeuren, omdat dit in overeenkomst is met de geest van de wet: de objectieve
vaststelling van de aanwezigheid van de aanvrager op het grondgebied.
Voor regularisatieaanvragen op basis van een ernstige ziekte (artikel 9ter), bepaalt het Koninklijk
Besluit van 17 mei 2007 dat de aanvraag aangetekend naar de Dienst Vreemdelingenzaken moet
worden gestuurd, op straffe van onontvankelijkheid. Voor opgesloten vreemdelingen vormt deze
manier van indienen minder problemen. Er rijst echter een andere vraag rond de 9ter-aanvraag. Als
het dossier volledig is, kan de aanvraag ontvankelijk worden verklaard. In dit geval wordt de aanvrager
in het vreemdelingenregister ingeschreven en krijgt hij een attest van immatriculatie voor de tijd
112
Recht op recht in de gesloten centra
die nodig is voor het onderzoek van zijn aanvraag. Wij hebben aan de Dienst Vreemdelingenzaken
de vraag gesteld of een opgesloten vreemdeling wiens regularisatieaanvraag op basis van het artikel
9ter ontvankelijk is verklaard automatisch in vrijheid wordt gesteld, maar we hebben daar geen
duidelijk antwoord op gekregen. De administratie heeft ons wel verzekerd dat de aanvraag in ieder
geval wordt onderzocht vooraleer een verwijderingsmaatregel wordt uitgevoerd. Er bestaat dus twijfel
of opgesloten vreemdelingen, die een regularisatieaanvraag 9ter indienen, dezelfde behandeling
krijgen als personen die zo’n aanvraag indienen en in vrijheid zijn. Doorlopen de aanvragen die
vanuit een gesloten centrum worden ingediend ook een ontvankelijkheidsfase? Zouden ze sneller
worden behandeld? Bestaat in dat geval dan niet het risico dat ze slechter worden behandeld? We
stellen ons in ieder geval die vragen.
Aanbeveling 43
We bevelen de wetgever aan om artikel 9bis van de Wet van 15 december 1980 aan te passen
om opgesloten vreemdelingen de mogelijkheid te geven hun aanvraag rechtstreeks bij de Dienst
Vreemdelingenzaken in te dienen, en niet bij de burgemeester van de gemeente, hetzij met een
aangetekend schrijven, hetzij via de directie van het gesloten centrum en met ontvangstbewijs.
Aanbeveling 44
We bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om geen beslissingen tot opsluiting te nemen
ten aanzien van vreemdelingen die een regularisatieaanvraag hebben ingediend en dit zolang er
geen beslissing werd genomen over deze aanvraag, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof
van Cassatie en de Raad van State.
Aanbeveling 45
We bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan:
—— om de regularisatieaanvraag om medische redenen (artikel 9ter), die door opgesloten
vreemdelingen in een gesloten centrum werd ingediend, met dezelfde zorg en behoedzaamheid
te behandelen als de aanvraag die door de andere vreemdelingen werden ingediend;
—— om de opgesloten vreemdelingen wiens regularisatieaanvraag 9ter ontvankelijk werd verklaard
onmiddellijk in vrijheid te stellen en hen een attest van immatriculatie af te leveren.
113
Recht op recht in de gesloten centra
5.5. Klachtencommissie
5.5.1. Cijfers
De doeltreffendheid van de klachtenprocedure is klein. Vanaf het moment waarop de klachtencommissie
operationeel werd op 9 september 2003, tot en met 2007 werden nog maar 173 klachten ingediend.
In diezelfde periode waren er ongeveer 30.000 personen vastgehouden in de vijf gesloten centra
waaruit de klachten kwamen. In onderstaand schema een overzicht76 :
Aantal ingediende klachten
Aantal ontvankelijk verklaarde klachten
Aantal klachten afgerond door bemiddeling
Aantal geheel gegrond verklaarde klachten
Aantal gedeeltelijk gegrond verklaarde klachten
2004 2005 2006 2007 Totaal
40
22
52
59
173
15
9
33
42
99
1
2
20
18
35
1
0
0
3
4
0
0
0
2
2
Tot december 2004 werden bijvoorbeeld 42 klachten ingediend: 11 werden ontvankelijk verklaard
(waarvan er 2 verworpen werden), 23 onontvankelijk, 5 niet gegrond, 1 gedeeltelijk gegrond, 8
waren er nog in behandeling. Volgens het Activiteitenverslag van de Dienst Vreemdelingenzaken
werden tot 2006 117 klachten ingediend (in 2004: 45, in 2005: 23, in 2006: 49).77 Deze cijfers
komen min of meer overeen met het schema hierboven. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen
en Racismebestrijding meldt dat op 148 klachten er 65 niet ontvankelijk werden beschouwd en er
3 werden afgewezen door het permanent secretariaat. 80 klachten werden ontvankelijk verklaard,
waarvan er 37 bemiddeld werden. Dat wil zeggen dat in totaal tot nu toe slechts 43 klachten door
de Commissie werden behandeld. Tot vandaag werden nog maar 6 klachten geheel of gedeeltelijk
gegrond verklaard. Deze klachten, waarin de Commissie de vastgehouden vreemdeling dus geheel
of gedeeltelijk gelijk gaf, hebben bovendien te maken met vrij onschuldige voorvallen: het in beslag
nemen van een persoonlijk voorwerp en de kwaliteit van het eten. Van de vele klachten over het
gedrag van het personeel werd geen enkele klacht ooit gegrond verklaard.78
76 Brief van Monique De Knop, Voorzitster Directiecomité FOD Binnenlandse Zaken, 23 april 2008. Uit dit overzicht blijkt niet hoeveel klachten onontvankelijk werden verklaard en wat er gebeurde met de andere ontvankelijk
verklaarde klachten die noch door bemiddeling werden afgerond, noch (geheel of gedeeltelijk) werden gegrond
verklaard.
77 Activiteitenverslag DVZ 2006
78 Jaarverslag 2007, Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, blz. 160-161. Het CGKR staat
in een bijzondere positie: het KB van 1 augustus 2002 legt aan het permanent secretariaat van de Klachtencommissie de verplichting op om het CGKR kennis te geven van de klacht, het gevolg dat het secretariaat aan de klacht
heeft gegeven (art. 131) en van het gevolg dat de Commissie aan de klacht heeft gegeven (art. 132). Het CGKR
meldt ons dat de informatie die hen wordt overgemaakt nogal laconiek is. Het gaat over puur statistische informatie
van het type «Een bewoner heeft klacht neergelegd, de klacht werd ontvankelijk verklaard.» Tot vandaag houdt het
permanent secretariaat het CGKR niet op de hoogte van de reden van de klacht.
114
Recht op recht in de gesloten centra
Deze gegevens doen vermoeden dat er heel wat drempels bestaan vooraleer een klacht uiteindelijk
bij de Commissie geraakt. Uit gesprekken met sleutelfiguren betrokken in de klachtenprocedure
besluiten wij dat de Klachtencommissie zelf misschien wel degelijk werk levert (hoewel de klachten
die uiteindelijk gegrond worden verklaard een vrij onschuldig karakter vertoonden en van de
vele klachten over het gedrag van het personeel geen enkele gegrond werd verklaard), maar dat
de toegang tót die Commissie en zelfs tot de hele procedure bijzonder klein is. Dat maakt dat de
Klachtencommissie aan haar doel voorbijgaat: het effectief behandelen en oordelen over mogelijk
gegronde klachten over het verblijf in het gesloten centrum. Hieronder een overzicht van de
mogelijke oorzaken van die lage doeltreffendheid.
5.5.2. Drempels in de toegang tot de procedure
Een eerste drempel is dat vele opgesloten vreemdelingen niet eens van het bestaan van de procedure
afweten. Van zodra een persoon binnenkomt in een gesloten centrum krijgt hij een informatiebrochure,
waarin ook een fiche is opgenomen over de klachtenprocedure onder de titel« U wilt een klacht
indienen tegen de verblijfsomstandigheden in het centrum, wat moet u doen? ».79 Deze fiche is
voldoende duidelijk. In de meeste centra worden deze fiches echter niet meer mondeling toegelicht,
zodat vele opgesloten vreemdelingen eraan voorbijgaan. Hun kwetsbare toestand moet in rekening
worden gebracht en informatie moet hen op een duidelijke manier worden uitgelegd. Op een zo
mogelijk nog fundamenteler niveau bevindt zich het bewustzijn van de rechten waarvoor men de
procedure kan instellen. Die rechten zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002,
maar dat Koninklijk Besluit wordt enkel op vraag van de opgesloten vreemdeling overhandigd ter
inzage. In de praktijk blijkt dat vele opgesloten vreemdelingen die stap niet zetten of niet weten
dat die mogelijkheid bestaat. Hier is dus ook een rol weggelegd voor de advocaat (zie verder).
Als de twee voorgaande drempels genomen zijn, is er een volgende drempel. Het permanent secretariaat
ontvangt en verwerkt de klachten, maar dan moeten de klachten wel eerst bij dat secretariaat
geraken. In de praktijk moet de klacht bij de centrumdirecteur (of bij ander centrumpersoneel)
worden ingediend, die de klacht dan zo snel mogelijk moet doorzenden naar het permanent
secretariaat (artikel 3 van het Ministerieel Besluit van 23 september 2002). Dit kan voor opgesloten
vreemdelingen een serieuze drempel zijn. Het boezemt alleszins weinig vertrouwen in. We hebben
getuigenissen ontvangen van opgesloten vreemdelingen die bang zijn om een klacht in te dienen
aangezien zij geloven dat dit het uitwijzingsproces zou kunnen versnellen. Het feit dat de klacht
moet worden ingediend via de directeur van het centrum doet heel veel opgesloten vreemdelingen
twijfelen en geeft hen geen vertrouwen.
Het Ministerieel Besluit voorziet in artikel 3 nochtans dat de centrumdirecteur de bewoner in de
mogelijkheid moet stellen om een klacht in te dienen bij het permanent secretariaat tijdens «een
in het centrum georganiseerde permanentie». De directeur heeft enkel deze verplichting als het
permanent secretariaat die permanentie in het gesloten centrum organiseert. Dat doet het niet.
Artikel 131 van het vermelde Koninklijk Besluit formuleert dit immers louter als een mogelijkheid:
het secretariaat kán een permanentie in het gesloten centrum organiseren, waarbij vertegenwoordigers
van het permanent secretariaat enkele dagen per week aanwezig zijn in het gesloten centrum om
79 Fiche 8 van de « Informatiebrochure voor bewoners van de gesloten centra »
115
Recht op recht in de gesloten centra
klachten in ontvangst te nemen. Het Koninklijk Besluit stelt dat alleszins de opgesloten vreemdeling
in de mogelijkheid moet kunnen worden gesteld zijn klacht af te leveren. In de praktijk is dat dus
bij de centrumdirecteur zelf.
De opgesloten vreemdeling ontvangt onmiddellijk een bewijs dat hij een klacht heeft ingediend, dat de
klacht is verzonden naar het permanent secretariaat en dat de klacht is ontvangen door het permanent
secretariaat. Ook de centrumdirecteur, de Directeur-Generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken
en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding worden op de hoogte gebracht
van het indienen van de klacht en achteraf van het gevolg dat eraan gegeven wordt (artikel 131
Koninklijk Besluit 2 augustus 2002).
M.B., Pakistaan, Centrum 127Bis
Er is ons een geval bekend waarin de centrumdirecteur de schriftelijke
bevestiging niet gaf. Mr. B., een Pakistaan die bij de directie van 127bis
klacht had ingediend wegens onmenselijke behandeling gedurende één
nacht dat hij daar opgesloten zat (de bewaker kwam hem om het uur
wekken zonder duidelijke reden), heeft daarvan nooit een schriftelijke
bevestiging ontvangen van de directie van 127bis nadat hij terug werd
overgebracht naar Brugge.
5.5.3. Ontvankelijkheid en bemiddeling
Bovenstaand overzicht kan het lage aantal klachten verklaren. Maar dat lage aantal klachten moet
nog eens door een aantal trechters. Nadat bovenstaande drempels genomen zijn en de opgesloten
vreemdeling de toegang tot de procedure vond, volgt er nog een ontvankelijkheidsfase: het permanent
secretariaat onderzoekt de ontvankelijkheidsvereisten. Deze zijn te uitgebreid en worden bovendien
erg strikt geïnterpreteerd. Zijn onontvankelijk: klachten die geen betrekking hebben op het Koninklijk
Besluit, klachten die ingediend zijn meer dan 5 dagen nadat de feiten zich voordeden of nadat de
beslissing werd genomen (de datum waarop het permanent secretariaat de klacht ontvangt of de
datum van de fax, geldt als datum van indiening van de klacht) en klachten die niet ondertekend
en gedagtekend zijn en niet schriftelijk zijn opgemaakt in het Nederlands, het Duits, het Frans
of de moedertaal van de betrokkene. Volgens Tom Vander Beken, lid van de Klachtencommissie,
worden klachten die in het Engels zijn opgesteld, terwijl dat niet de moedertaal van de betrokke
was, onontvankelijk verklaard.
Zulke strikte interpretatie van de vormvereisten gaat voorbij aan de geest van de klachtenprocedure:
een sterke garantie bieden dat de rechten van de opgesloten vreemdelingen voorzien in het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 gerespecteerd worden en dat elke klacht hierover ernstig onderzocht
wordt. De termijn van 5 dagen is bovendien veel te kort. Tijdens hun bezoeken aan de gesloten
centra worden de NGO’s regelmatig geconfronteerd met opgesloten vreemdelingen die zich
beklagen over bepaalde situaties die gedekt worden door het Koninklijk Besluit. Zij raden dan de
klachtenprocedure aan, maar meestal spreken de opgesloten vreemdelingen over feiten die zich
116
Recht op recht in de gesloten centra
een week of langer geleden hebben voorgedaan. De bezoekers kunnen dan enkel zeggen dat het
niet meer mogelijk is klacht in te dienen, ondanks het feit dat de betrokkene op zoek was naar een
vorm van gerechtigheid.
In de praktijk wordt in alle ontvankelijke klachten bemiddeling voorgesteld, ook bij ernstige
aantijgingen.80 Naast de ontvankelijkheids- en de gegrondheidsfase, is er dus ook een bemiddelingsfase.
In 90% van de gevallen wordt de procedure afgesloten door bemiddeling, waarbij beide partijen de
uitkomst ook aanvaarden. De resultaten van de bemiddelingsprocedure zijn echter niet bindend voor
de partijen. Het is het permanent secretariaat dat de bemiddelingsprocedure leidt. Hier kan men zich
de vraag stellen in welke mate de betrokkenen in een bemiddelingsprocedure onder druk worden
gezet om een uitkomst in een bemiddelingsprocedure te aanvaarden? Ook al worden betrokkenen
niet actief onder druk gezet, toch kan dat wel zo gepercipieerd worden door de betrokkene en zal
hij sneller een uitkomst aanvaarden omdat hij voelt dat een gebrek aan medewerking zijn uitwijzing
zou kunnen versnellen.
5.5.4. De gegrondheidsfase
Voordat een klacht uiteindelijk bij de Commissie terechtkomt en onderzocht wordt op de gegrondheid,
moeten er dus al heel wat drempels genomen zijn. De Commissie behandelt enkel die klachten die
het secretariaat ontvankelijk verklaart (artikel 132 Koninklijk Besluit 2 augustus 2002) en waarin
de bemiddeling niet uitdraait op een akkoord. Enkel dan komt het dossier, met alle stukken en
verklaringen afgelegd tijdens de bemiddeling, bij de Commissie terecht in de gegrondheidsfase. De
Commissie zelf krijgt dus bijzonder weinig klachten te verwerken, ongeveer 1 op de 10 ingediende
klachten. Dat betekent dat bijzonder weinig klachten op hun gegrondheid worden onderzocht. De
Commissie beraadslaagt achter gesloten deuren en de betrokkene wordt niet meer gehoord. Soms
valt het voor dat de betrokkene al uitgewezen is. In dat geval vervalt het «actueel belang» van de
betrokkene bij de procedure en dat heeft procedurele gevolgen: de procedure wordt stopgezet wegens
«zonder voorwerp». Eens de klager is uitgewezen, is het voor de Commissie zo goed als onmogelijk
om het onderzoek verder te zetten en de gepaste sancties te nemen. Toch is het niet logisch dat een
uitwijzing verhindert dat er klaarheid komt over de aantijging van de betrokkene.
De Commissie kan de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond of ongegrond verklaren. Zelfs indien de
Commissie de klacht ongegrond verklaart, gebeurt het soms dat de Commissie toch aanbevelingen
doet aan het gesloten centrum. Indien een klacht gegrond is, kan de Commissie het volgende doen:
een aanbeveling richten tot de centrumdirecteur betreffende de toepassing van het Koninklijk Besluit
of aan de Directeur-Generaal van de DVZ aanbevelen een sanctie te treffen tegen personeelsleden.
Enkel als de beslissing vernietigd wordt, moet de centrumdirecteur de toestand in overeenstemming
brengen met de beslissing van de Commissie.
80 Volgens het CGKR (dat wordt geïnformeerd over het indienen van een klacht en over welk gevolg aan de klacht
wordt gegeven, maar die geen informatie krijgt over de inhoud van de klacht, noch over de beslissing).
117
Recht op recht in de gesloten centra
5.5.5. Rol van de advocaat
Hoe staat de advocaat de opgesloten vreemdeling bij in de klachtenprocedure? Ook de advocaat speelt
een belangrijke rol in het verhogen van de doeltreffendheid van en de toegang tot de klachtenprocedure.
De procedure is enkel bedoeld om toe te zien op het naleven van het Koninklijk Besluit. Daarom
moet de opgesloten vreemdeling uiteraard al zijn rechten die hij uit dat Koninklijk Besluit put,
kennen. De Commissie neemt haar beslissing op basis van de verklaringen van de betrokken partijen,
die worden getoetst aan het Koninklijk Besluit. De verklaringen van de opgesloten vreemdeling
zijn dus van cruciaal belang. Niet zelden treft de Commissie overduidelijke contradicties aan in die
verklaringen. Dit duidt op de nood aan een goede juridische bijstand in de klachtenprocedure.
5.5.6. Besluit
De rechtsbescherming van opgesloten vreemdelingen in een gesloten centrum staat in theorie op
sommige punten verder dan die van opgesloten vreemdelingen in gevangenissen. De Commissies
van Toezicht in gevangenissen zijn (nog) geen echte klachtencommissies omdat zij de klachten (nog)
niet op hun gegrondheid onderzoeken en beslissingen van de gevangenisdirectie (nog) niet kunnen
vernietigen, terwijl de Klachtencommissie voor de gesloten centra dat wel kan. Toch heeft elke
gevangenis een Commissie van Toezicht, terwijl er voor alle gesloten centra slechts één nationale
Klachtencommissie bestaat. De Commissies van Toezicht hebben ook een bus in de gevangenissen,
waarop ‘Commissie van Toezicht’ vermeld staat en waarin de opgesloten vreemdelingen hun
klacht kunnen deponeren. Een vertegenwoordiger van de Commissie komt die bus dan wekelijks
legen. In de gesloten centra is dergelijke bus niet aanwezig. Uit het bovenstaande blijkt dat het
klachtensysteem onaangepast is en moet worden hervormd opdat de rechten van de opgesloten
vreemdelingen effectief gegarandeerd zijn.
Aanbeveling 46
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan het Koninklijk Besluit van 2 augustus
2002 en het Ministerieel Besluit van 23 september 2002 als volgt aan te passen:
—— de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor klachten minder strikt maken;
—— de termijn om klacht in te dienen verlengen;
—— de procedure om klacht in te dienen vereenvoudigen; met andere woorden, mogelijk maken
dat klachten rechtstreeks aan de Klachtencommissie worden gericht zonder dat dit via de
centrumdirectie moet verlopen.
—— mogelijk maken dat ook advocaten een klacht kunnen indienen in naam van hun cliënt en
dat ook zij worden gehoord door de Klachtencommissie
118
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 47
Wij bevelen het permanent secretariaat van de Klachtencommissie aan de mogelijkheid, die voorzien
is in artikel 131 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002, daadwerkelijk te gebruiken en
in de gesloten centra een permanentie te organiseren, zodat de opgesloten vreemdelingen hun
klacht bij de permanentie kunnen indienen in plaats van bij de centrumdirectie.
Aanbeveling 48
Wij bevelen het permanent secretariaat van de Klachtencommissie aan om de klacht in geval van
ernstige indicaties zeker door te geven aan de Commissie zodat deze zich kan uitspreken over de
gegrondheid van de klacht.
Aanbeveling 49
Wij bevelen de Klachtencommissie aan om zich over de gegrondheid van klachten uit te spreken,
zelfs wanneer de betrokkene reeds is verwijderd.
Aanbeveling 50
Wij bevelen de advocaten aan om aandacht te hebben voor de klachten die door hun opgesloten
cliënten worden uitgesproken en hen uitleg te geven over hun rechten, zoals die zijn vastgelegd
in het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002. Wij bevelen hen bovendien aan om hun cliënten
voldoende te helpen om de klachten in de juiste bewoordingen en ernstige verklaringen op te
stellen.
119
Recht op recht in de gesloten centra
120
Recht op recht in de gesloten centra
Deel 6
Aanbevelingen
6.1. Aan de dienst vreemdelingenzaken
6.1.1. Aan de directie van de Dienst Vreemdelingenzaken
Aanbeveling 5
Wij bevelen de administratie die verantwoordelijk is voor de sociale begeleiding van opgesloten
vreemdelingen aan een sociale wachtdienst in te richten in elk gesloten centrum, en dit elke dag
van het jaar, weekend en feestdagen inbegrepen, om de toegang tot de juridische bijstand 24 uur
op 24 te garanderen.
Aanbeveling 17
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om zoveel mogelijk de overbrengingen van het
ene naar het andere gesloten centrum te vermijden om de continuïteit van de juridische bijstand
niet te schaden.
Aanbeveling 28
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om een systeem uit te werken van consultatie via
het internet, dat de advocaat van een opgesloten vreemdeling toegang verschaft tot het volledige
administratieve dossier van zijn cliënt en dit binnen de 24 uur na de opsluiting. Dit systeem moet
betrouwbaar zijn en de bescherming van het privé-leven waarborgen.
Aanbeveling 36
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken, de Federale Politie, de Federale Overheidsdienst Justitie
aan om de zittingen van de Raadkamer aan te passen aan de situatie van vreemdelingen die om
administratieve redenen worden vastgehouden. Wij dringen er met name op aan dat de volgende
praktijken niet langer worden toegepast: het vasthouden van de opgesloten vreemdeling, de avond
voor de zitting, in een isolatiecel van het centrum; het gebruik van handboeien; het vasthouden
van de vreemdeling, tijdens de wachttijd voor de zitting, in een cel van het justitiepaleis.
121
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 40
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om op elke beslissing die het voorwerp kan uitmaken
van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, of van een verzoek tot
voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid, duidelijk te vermelden dat deze
beroepen mogelijk zijn en welke de respectieve voorwaarden zijn (meer bepaald de termijn) om
deze beroepen in te stellen.
Aanbeveling 44
We bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan om geen beslissingen tot opsluiting te nemen ten
aanzien van vreemdelingen die een regularisatieaanvraag hebben ingediend en dit zolang er geen
beslissing werd genomen over deze aanvraag, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van
Cassatie en de Raad van State.
Aanbeveling 45
We bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan:
—— om de regularisatieaanvraag om medische redenen (artikel 9ter), die door opgesloten
vreemdelingen in een gesloten centrum werd ingediend, met dezelfde zorg en behoedzaamheid
te behandelen als de aanvraag die door de andere vreemdelingen werden ingediend;
—— om de opgesloten vreemdelingen wiens regularisatieaanvraag 9ter ontvankelijk werd verklaard
onmiddellijk in vrijheid te stellen en hen een attest van immatriculatie af te leveren.
6.1.2. Aan de directies van de gesloten centra
Aanbeveling 2
Wij bevelen al de Balies, de Dienst Vreemdelingenzaken en de directies van de gesloten centra, en
in voorkomend geval de organisaties voor de verdediging van de rechten van vreemdelingen aan
om zo snel mogelijk een juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten centra.
Ideaal zou de wachtdienst elke werkdag (enkele uren) moeten werken in elk gesloten centrum
en onafhankelijk advies moeten geven aan ieder opgesloten vreemdeling die er om vraagt, over
de opportuniteit om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te
dienen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar uiteraard ook over andere mogelijke
procedures. De wachtdienst zou ook advies kunnen geven aan opgesloten vreemdelingen die zich
vragen stellen over het werk van hun advocaat, en er voor zorgen dat de vreemdeling advies krijgt
van een andere specialist.
122
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 8
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken en meer bepaald de directies van de gesloten
centra aan, asielzoekers in procedure zelfstandig toegang te verlenen tot informatiebronnen en
communicatiemiddelen, meer bepaald tot het Internet, opdat zij hun verhoor bij de instanties die
met het onderzoek van de asielaanvraag belast zijn, beter zouden kunnen voorbereiden en opdat
zij makkelijker bewijzen zouden kunnen verzamelen om hun asielaanvraag te staven.
Aanbeveling 9
Wij bevelen de directie en het personeel van het INAD-centrum aan, alle daar opgesloten
vreemdelingen te informeren over hun recht op juridische bijstand en hen de permanentielijst van
het BJB te bezorgen die ook wordt gebruikt in het centrum 127.
Aanbeveling 11
Wij bevelen de directie en de sociale dienst van de gesloten centra aan om de advocaten in het bezit
te stellen van de rechtstreekse gegevens (rechtstreekse telefoon en persoonlijk email adres) van de
sociaal assistent belast met de begeleiding van hun cliënt.
Aanbeveling 12
Wij bevelen de directies en de medische diensten van de gesloten centra aan om ervoor te zorgen
dat de advocaten van de opgesloten vreemdelingen inzage krijgen in het medisch dossier van hun
cliënt en er een afschrift van kunnen bekomen, indien nodig per fax indien de zaak dringend is.
Dit in overeenstemming met de artikelen 7, §2 al.3 en 9 §2 al.4 en §3 van de wet van 22 augustus
2002 betreffende de rechten van de patiënt.
Aanbeveling 13
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 63 van het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 (recht van de opgesloten vreemdelingen om gratis alle dagen met hun
advocaat te telefoneren tussen 8 en 22 uur, recht van de advocaten om hun cliënt op ieder ogenblik
te telefoneren) integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering, zelfs in de afzonderingsruimte.
Bovendien bevelen wij aan dat het telefoongesprek van de advocaat met zijn cliënt plaatsheeft
in een ruimte die het confidentieel karakter van het gesprek garandeert. Het personeel van het
gesloten centrum moet grote discretie tonen, tenzij de advocaat of de opgesloten vreemdeling de
aanwezigheid vraagt.
123
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 14
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 64 van het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering (recht van de
advocaat om zijn cliënt alle dagen van 8 tot 22 uur te bezoeken). Een advocaat die de toegang tot
zijn cliënt wordt geweigerd, zou net zoals zijn cliënt deze zaak voor de Klachtencommissie moeten
kunnen brengen.
6.1.3. Aan de sociale diensten van de gesloten centra
Aanbeveling 6
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken aan de kwaliteit en de snelheid van de eerste informatie
aan opgesloten vreemdelingen te verbeteren.
Die eerste informatie moet meer bepaald uitleg bevatten over het recht op juridische bijstand en
manier waarop dat kan worden uitgeoefend, over de redenen van de opsluiting en de mogelijke
rechtsmiddelen, over de rechten van de opgesloten vreemdelingen zoals die vervat zijn in het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002, en over de klachtencommissie.
De eerste informatie moet niet enkel schriftelijk aan elke nieuwe opgesloten vreemdeling worden
verstrekt, maar ook mondeling, en in principe op de dag dat hij wordt opgesloten en zeker niet
later dan de volgende dag, ongeacht of dit al dan niet een feestdag is.
De eerste informatie moet volledig zijn en aangepast aan de situatie van elke persoon, en ze moet
worden gegeven in een taal die de betrokkene verstaat. Daartoe zou men gebruik kunnen maken
van DVD’s of CD-Roms in verscheidene talen.
De persoon die deze eerste informatie verstrekt, moet zich ervan vergewissen dat de opgesloten
vreemdeling de hem verstrekte informatie begrepen heeft.
Aanbeveling 7
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan de opgesloten vreemdelingen in een voor
hen verstaanbare taal (desnoods met behulp van een tolk) zo snel mogelijk uitleg te geven bij
alle beslissingen die hun aangaan en nooit later dan 24 uur nadat de beslissing werd genomen.
De opgesloten vreemdeling moet automatisch een afschrift krijgen van de beslissing die hem
aangaat.
Aanbeveling 10
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan, elk verzoek van een opgesloten vreemdeling
om van advocaat te veranderen, onverwijld aan het BJB mee te delen.
124
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 11
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan om al de elementen van het dossier die in
hun bezit zijn per fax of per email mee te delen aan de advocaat van de opgesloten vreemdeling vanaf
de aanstelling van de advocaat. Bovendien moet elke verandering in de toestand van de persoon
(beslissingen, oproepingen, datum van uitwijzing, opsluiting in de isolatiecel, overbrenging naar
een ander centrum, uitwijzing, terugkeer naar het centrum enz.) door de sociale dienst spontaan
meegedeeld worden aan zijn advocaat, per telefoon, fax of email binnen de kortst mogelijke termijn
en in alle gevallen binnen de 24 uur vanaf het tijdstip waarop de sociale dienst er kennis van heeft
gekregen.
Wij bevelen de directie en de sociale dienst van de gesloten centra aan om de advocaten in het bezit
te stellen van de rechtstreekse gegevens (rechtstreekse telefoon en persoonlijk email adres) van de
sociaal assistent belast met de begeleiding van hun cliënt.
Wij bevelen de sociaal assistent of zijn vervanger die belast is met het dossier van een opgesloten
vreemdeling aan om binnen de kortst mogelijke termijn, en in alle gevallen binnen de 24 uur, een
antwoord te geven aan een vraag om inlichtingen van de advocaat.
Aanbeveling 13
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 63 van het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 (recht van de opgesloten vreemdelingen om gratis alle dagen met
hun advocaat te telefoneren tussen 8 en 22 uur, recht van de advocaten om hun cliënt op ieder
ogenblik te telefoneren) integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering, zelfs in de isolatiecel.
Bovendien bevelen wij aan dat het telefoongesprek van de advocaat met zijn cliënt plaatsheeft
in een ruimte die het confidentieel karakter van het gesprek garandeert. Het personeel van het
gesloten centrum moet grote discretie tonen, tenzij de advocaat of de opgesloten vreemdeling de
aanwezigheid vraagt.
Aanbeveling 14
Wij bevelen de directie en het personeel van de gesloten centra aan om artikel 64 van het Koninklijk
Besluit van 2 augustus 2002 integraal na te leven en dit zonder enige uitzondering (recht van de
advocaat om zijn cliënt alle dagen van 8 tot 22 uur te bezoeken). Een advocaat die de toegang tot
zijn cliënt wordt geweigerd, zou net zoals zijn cliënt deze zaak voor de Klachtencommissie moeten
kunnen brengen.
Aanbeveling 15
Wij bevelen de sociale dienst van de gesloten centra aan om elke opgesloten vreemdeling mondeling
en schriftelijk in een taal die hij begrijpt binnen de 12 uren na zijn opsluiting in te lichten over de
125
Recht op recht in de gesloten centra
mogelijkheid om een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te leiden voor
de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Opdat opgesloten vreemdelingen de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid
snel zouden kunnen inleiden voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, bevelen wij aan om
in de gesloten centra op werkdagen juridische eerstelijnspermanenties in te richten, overeenkomstig
aanbeveling 2.
Aanbeveling 16
Wij bevelen de sociale diensten van de gesloten centra aan om zich bewust te zijn van eventuele
nalatigheden van advocaten en, in voorkomend geval, wanneer het gaat om een zware fout, deze
gevallen te melden aan de Stafhouder van de Balie.
Aanbeveling 17
Wij bevelen aan dat de sociale dienst van het ‘eerste’ centrum ingeval van een overbrenging de
advocaat hiervan onmiddellijk op de hoogte brengt en de gegevens van deze advocaat meedeelt aan
het ‘tweede’ centrum. Het ‘tweede’ centrum neemt contact op met die advocaat om na te gaan of
hij de verdediging van zijn cliënt verder waarneemt of dat hij wenst geheel of gedeeltelijk vervangen
te worden door een confrater van de lokale Balie. In geval van een nieuwe aanstelling zal de sociale
dienst van het ‘tweede’ centrum binnen de kortst mogelijke termijn aan de twee advocaten de
volledige gegevens doorgeven van de confrater die de zaak opvolgt, om zo een snelle overdracht
van het dossier van de ene naar de andere advocaat te verzekeren.
6.2. Aan de balies en de advocaten
6.2.1. Aan de Orde van de Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux
francophones et germanophones
Aanbeveling 21
Wij bevelen de Orde van de Vlaamse Balies aan de BUBA opleiding over vreemdelingenrecht weer
verplicht te maken aan de Vlaamse Balies.
Aanbeveling 27
Wij bevelen de Ordes van Advocaten en de Minister van Justitie aan om ervoor te zorgen dat
opgesloten vreemdelingen en hun advocaten de bijstand verkrijgen van tolken en vertalers in het
kader van de juridische bijstand.
126
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 30
Wij bevelen de orden van advocaten en het Ministerie van Justitie aan om te zorgen voor een
behoorlijke vergoeding voor de prestaties van advocaten die optreden in het kader van de juridische
bijstand, in procedures die specifiek betrekking hebben op de opsluiting van vreemdelingen in
gesloten centra, procedures die dikwijls een uiterste zorgvuldigheid vereisen.
6.2.2. Aan de stafhouders en de balies
Aanbeveling 2
Wij bevelen al de Balies, de Dienst Vreemdelingenzaken en de directies van de gesloten centra, en
in voorkomend geval de organisaties voor de verdediging van de rechten van vreemdelingen aan
om zo snel mogelijk een juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten centra.
Ideaal zou de wachtdienst elke werkdag (enkele uren) moeten werken in elk gesloten centrum
en onafhankelijk advies moeten geven aan ieder opgesloten vreemdeling die er om vraagt, over
de opportuniteit om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te
dienen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar uiteraard ook over andere mogelijke
procedures. De wachtdienst zou ook advies kunnen geven aan opgesloten vreemdelingen die zich
vragen stellen over het werk van hun advocaat, en er voor zorgen dat de vreemdeling advies krijgt
van een andere specialist.
Aanbeveling 3
Wij bevelen de Balies aan om een structurele samenwerking uit te werken tussen de Balies om een
betere opvolging te verzekeren van de opgesloten vreemdelingen in geval van overbrenging van een
gesloten centrum naar een ander gesloten centrum.
Aanbeveling 21
Wij bevelen de balies van de arrondissementen waar de gesloten centra gevestigd zijn aan om meer
vormingen aan te bieden, in het bijzonder over de rechtsmiddelen inzake detentie in een gesloten
centrum; zoveel mogelijk jonge advocaten aan te moedigen om deze vormingen te volgen; en
deze vormingen verplicht te maken voor elke advocaat die ingeschreven is bij het BJB in de sectie
«vreemdelingen».
Aanbeveling 22
Wij bevelen de NGO’s en de balies aan om een website te creëren als databank voor rechtspraak,
rapporten, standaard beroepen, adviezen en alle andere documenten die nuttig kunnen zijn voor
de juridische bijstand van opgesloten vreemdelingen.
127
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 23
Wij bevelen al de balies aan om een controlemechanisme in te richten om de kwaliteit te controleren
van het werk van alle advocaten die de belangen van opgesloten vreemdelingen verdedigen, ook
het werk van advocaten die niet werken in het kader van de kosteloze juridische bijstand.
6.2.3. Aan de Bureaus voor Juridische Bijstand
Aanbeveling 3
Wij bevelen de Balies en in het bijzonder de BJB’s aan om :
—— systemen van tweedelijnspermanenties op te richten, vooral voor de snelle inleiding
van de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid voor de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen;
—— het personeel van de gesloten centra de mogelijkheid te geven om rechtstreeks de advocaat aan
te stellen op basis van een lijst van de wachtdienst, naar het voorbeeld van centrum 127.
Aanbeveling 19
Wij raden de BJB’s aan om al de aanvragen van opgesloten vreemdelingen om van advocaat te
veranderen, met zorg te onderzoeken en bij hun beslissing om het verzoek al dan niet in te willigen
de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt in overweging te nemen, evenals de
bijzondere toestand van kwetsbaarheid waarin een opgesloten vreemdeling zich bevindt.
Aanbeveling 24
Wij bevelen al de BJB’s aan om het toezicht op de kwaliteit van het werk van advocaten, aangesteld
om de belangen van opgesloten vreemdelingen te verdedigen, te versterken.
Aanbeveling 32
Wij bevelen de NGO’s en de advocaten (BJB, Balies) aan om regelmatig overleg te plegen om
zo hun samenwerking in het kader van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen te
verbeteren.
128
Recht op recht in de gesloten centra
6.2.4. Aan de advocaten
Aanbeveling 26
Wij bevelen de advocaten aan om binnen de 24 uur na hun aanstelling contact op te nemen met
hun cliënt in een gesloten centrum en deze geregeld op de hoogte te houden van de ondernomen
stappen.
Aanbeveling 50
Wij bevelen de advocaten aan om aandacht te hebben voor de klachten die door hun opgesloten
cliënten worden uitgesproken en hen uitleg te geven over hun rechten, zoals die zijn vastgelegd in het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002. Wij bevelen hen bovendien aan om hun cliënten voldoende
te helpen om de klachten in de juiste bewoordingen en ernstige verklaringen op te stellen.
6.3. Aan de federale regering
6.3.1. Aan de regering
Aanbeveling 4
Wij bevelen de regering aan om de sociale begeleiding van personen opgesloten in gesloten centra, in
het bijzonder de taken in verband met de toegang tot het systeem van de juridische bijstand, toe te
vertrouwen aan sociaal assistenten die statutair onafhankelijk zijn van de Dienst Vreemdelingenzaken
en afhankelijk van de FOD Sociale Integratie.
6.3.2. Aan de Minister van Migratie en Asielbeleid
Aanbeveling 1
Elke opgesloten vreemdeling in een gesloten centrum moet genieten van de daadwerkelijke bijstand
van een advocaat. Daarom bevelen wij de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om in het
Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 de verplichting op te nemen voor het personeel van de
gesloten centra en in het bijzonder voor de sociale dienst, om zich ervan te vergewissen dat elke
nieuw opgesloten vreemdeling vanaf de eerste dag van zijn opsluiting geniet van de daadwerkelijke
bijstand van een advocaat. De sociaal assistent of het lid van het bewakingspersoneel zal:
—— inlichtingen inwinnen bij de opgesloten vreemdeling om te weten te komen of hij reeds
beschikt over de bijstand van een advocaat;
129
Recht op recht in de gesloten centra
—— indien dit het geval is, onmiddellijk contact opnemen met deze advocaat om deze in te lichten
over de opsluiting van zijn cliënt en zich ervan te vergewissen dat hij aanvaardt om verder de
belangen van zijn cliënt te verdedigen;
—— indien de opgesloten vreemdeling niet geniet van de bijstand van een advocaat bij zijn aankomst
in het centrum, of indien zijn advocaat laat weten dat hij de verdediging van de belangen
van zijn cliënt niet verder op zich neemt, onmiddellijk een nieuwe advocaat doen aanstellen
door een Bureau voor Juridische Bijstand, en dit zelfs indien de opgeloten vreemdeling niet
duidelijk te kennen geeft dat hij de bijstand van een advocaat wenst.
Aanbeveling 4
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om het Koninklijk Besluit van 2 augustus
2002 te wijzigen, voor wat betreft de omschrijving van de opdrachten van de sociale dienst van de
gesloten centra, om deze verenigbaar te maken met de deontologie van de sociale werkers.
Aanbeveling 18
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan om in het Koninklijk Besluit van 2
augustus 2002 de aanbevelingen 4 tot 17 op te nemen (informatie voor de opgesloten vreemdeling,
communicatie van documenten en specifieke informatie aan advocaten, enz.) teneinde de kwaliteit
en de doeltreffendheid van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen te verhogen.
Aanbeveling 31
Wij bevelen de Minister voor Migratie en Asielbeleid aan om in het Koninklijk Besluit van 2
augustus 2002 het recht van de NGO’s in te voegen om opgesloten vreemdelingen te bezoeken en
te steunen bij hun juridische en administratieve stappen.
Aanbeveling 46
Wij bevelen de Minister van Migratie en Asielbeleid aan het Koninklijk Besluit van 2 augustus
2002 en het Ministerieel Besluit van 23 september 2002 als volgt aan te passen:
—— de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor klachten minder strikt maken;
—— de termijn om klacht in te dienen verlengen;
—— de procedure om klacht in te dienen vereenvoudigen; met andere woorden, mogelijk maken
dat klachten rechtstreeks aan de Klachtencommissie worden gericht zonder dat dit via de
centrumdirectie moet verlopen.
130
Recht op recht in de gesloten centra
—— mogelijk maken dat ook advocaten een klacht kunnen indienen in naam van hun cliënt en
dat ook zij worden gehoord door de Klachtencommissie
6.3.3. Aan de Minister van Justitie
Aanbeveling 2
Wij bevelen de Minister van Justitie aan om de nodige financiële middelen vrij te maken om een
juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten centra.
Aanbeveling 20
Wij bevelen de rechtsfaculteiten van de Belgische universiteiten aan om in hun programma cursussen
en praktijkcolleges op te nemen over vreemdelingenrecht. De bevoegde ministers moeten bijkomende
middelen vrijmaken om het partnerschap tussen universiteiten en Balies te bevorderen om zo een
vernieuwend opleidings- en stageaanbod uit te werken op het gebied van vreemdelingenrecht.
Aanbeveling 25
Wij bevelen de Minister van Justitie aan om te verduidelijken wie een klacht kan neerleggen tegen
een advocaat die een fout begaat of nalatig is. De bevoegdheid om een klacht neer te leggen tegen
een advocaat zou moeten uitgebreid worden naar derden.
Aanbeveling 27
Wij bevelen de Ordes van Advocaten en de Minister van Justitie aan om ervoor te zorgen dat
opgesloten vreemdelingen en hun advocaten de bijstand verkrijgen van tolken en vertalers in het
kader van de juridische bijstand.
Aanbeveling 30
Wij bevelen de wetgever aan ervoor te zorgen dat de inleiding van een procedure bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is in de nationale taal (Nederlands, Frans, Duits) die door
de vreemdeling of zijn advocaat gekozen wordt, en niet enkel in de taal van de procedure.
Aanbeveling 36
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken, de Federale Politie, de Federale Overheidsdienst Justitie
aan om de zittingen van de Raadkamer aan te passen aan de situatie van vreemdelingen die om
administratieve redenen worden vastgehouden. Wij dringen er met name op aan dat de volgende
131
Recht op recht in de gesloten centra
praktijken niet langer worden toegepast: het vasthouden van de opgesloten vreemdeling, de avond
voor de zitting, in een isolatiecel van het centrum; het gebruik van handboeien; het vasthouden
van de vreemdeling, tijdens de wachttijd voor de zitting, in een cel van het justitiepaleis.
6.4. Aan de wetgever
Aanbeveling 29
Wij bevelen de wetgever aan ervoor te zorgen dat de inleiding van een procedure bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen mogelijk is in de nationale taal (Nederlands, Frans, Duits) die door
de vreemdeling of zijn advocaat gekozen wordt, en niet enkel in de taal van de procedure.
Aanbeveling 33
Wij bevelen de wetgever aan de artikels 71 en 72 van de Wet van 15 december 1980 te wijzigen
zodat :
—— de toetsing door de Raadkamer van beslissingen tot vrijheidsberoving van vreemdelingen die
door de Dienst Vreemdelingenzaken werden genomen niet alleen de wettigheid maar ook de
opportuniteit en de proportionaliteit toetst ;
—— deze toetsing automatisch gebeurt;
—— niet alleen de Raadkamer van de woonplaats van de vreemdeling of van de plaats waar hij
werd aangetroffen territoriaal bevoegd is, maar ook van de plaats waar het centrum waarin hij
wordt vastgehouden is gelegen;
—— dit beroep het bevel om het grondgebied te verlaten opschort, in overeenstemming met de
jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak «Tabitha».
Aanbeveling 37
Omdat de opsluiting in een gesloten centrum talrijke hindernissen veroorzaakt die een kwaliteitsvolle
asielprocedure in de weg staan en omdat een weigering van het vluchtelingenstatuut of het statuut
van subsidiaire bescherming ernstige gevolgen kan hebben, raden wij de wetgever aan om de detentie
van asielzoekers die nog in procedure zijn niet langer toe te staan.
132
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 38
In afwachting van het verbod op de opsluiting van asielzoekers in procedure (aanbeveling
37), bevelen wij de wetgever aan de laatste alinea van artikel 74/5, §3 en van artikel 74/6
§2 van de Wet van 15 december 1980 te schrappen om de maximumtermijn van 2 maanden
detentie voor asielzoekers strikt te bepalen, en dit met het oog op de wetswijziging die
wordt opgedrongen door het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 over de
nietigverklaring van artikel 39/57 van dezelfde wet.
Aanbeveling 41
Wij bevelen de wetgever aan het artikel 39/82 §4 van de Wet van 15 december 1980 onmiddellijk
aan te passen overeenkomstig het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 (over de
termijn van 24 uur om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid tegen
een verwijderings- of uitwijzingsmaatregel bij de RVV in te dienen.
Aanbeveling 43
We bevelen de wetgever aan om artikel 9bis van de Wet van 15 december 1980 aan te passen
om opgesloten vreemdelingen de mogelijkheid te geven hun aanvraag rechtstreeks bij de Dienst
Vreemdelingenzaken in te dienen, en niet bij de burgemeester van de gemeente, hetzij met een
aangetekend schrijven, hetzij via de directie van het gesloten centrum en met ontvangstbewijs.
6.5. Aan anderen
6.5.1. Aan de organisaties die de rechten van vreemdelingen
verdedigen
Aanbeveling 2
Wij bevelen al de Balies, de Dienst Vreemdelingenzaken en de directies van de gesloten centra, en
in voorkomend geval de organisaties voor de verdediging van de rechten van vreemdelingen aan
om zo snel mogelijk een juridische eerstelijnspermanentie op te richten in al de gesloten centra.
Ideaal zou de wachtdienst elke werkdag (enkele uren) moeten werken in elk gesloten centrum
en onafhankelijk advies moeten geven aan ieder opgesloten vreemdeling die er om vraagt, over
de opportuniteit om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te
dienen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar uiteraard ook over andere mogelijke
procedures. De wachtdienst zou ook advies kunnen geven aan opgesloten vreemdelingen die zich
vragen stellen over het werk van hun advocaat, en er voor zorgen dat de vreemdeling advies krijgt
van een andere specialist.
133
Recht op recht in de gesloten centra
Aanbeveling 22
Wij bevelen de NGO’s en de balies aan om een website te creëren als databank voor rechtspraak,
rapporten, standaard beroepen, adviezen en alle andere documenten die nuttig kunnen zijn voor
de juridische bijstand van opgesloten vreemdelingen.
Aanbeveling 32
Wij bevelen de NGO’s en de advocaten (BJB, Balies) aan om regelmatig overleg te plegen om
zo hun samenwerking in het kader van de juridische bijstand aan opgesloten vreemdelingen te
verbeteren.
6.5.2. Aan de rechtsfaculteiten
Aanbeveling 20
Wij bevelen de rechtsfaculteiten van de Belgische universiteiten aan om in hun programma cursussen
en praktijkcolleges op te nemen over vreemdelingenrecht. De bevoegde ministers moeten bijkomende
middelen vrijmaken om het partnerschap tussen universiteiten en Balies te bevorderen om zo een
vernieuwend opleidings- en stageaanbod uit te werken op het gebied van vreemdelingenrecht.
6.5.3. Aan de magistraten
Aanbeveling 34
Wij herinneren de magistraten die zitting houden in de Raadkamer eraan dat zij wanneer zij de
wettigheid van de vrijheidsberovende maatregel toetsen, dit doen in overeenkomst met het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en de andere
internationale verdragen en overeenkomsten die België heeft geratificeerd.
Aanbeveling 35
Wij bevelen de voorzitters en rechters van gerechtshoven en rechtbanken aan om ervoor te zorgen
dat de magistraten die zitting houden in de Raadkamer een permanente vorming krijgen over de
wetgeving inzake vreemdelingenrecht.
134
Recht op recht in de gesloten centra
6.5.4. Aan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Aanbeveling 39
Wij bevelen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen aan haar beslissingen en convocaties niet
alleen naar de gekozen woonplaats van de asielzoeker te sturen, maar ook naar de plaats waar hij
wordt vastgehouden.
Aanbeveling 42
Wij bevelen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen aan:
—— vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend na de termijn
van 24 uur niet onontvankelijk te verklaren als aan alle andere voorwaarden van het beroep
is voldaan;
—— de opsluiting in een gesloten centrum te beschouwen als een situatie zoals vermeld in artikel
39/82 §4, tweede alinea, van de Wet van 15 december 1980 (namelijk de vreemdeling maakt het
voorwerp uit van een verwijderingsmaatregel waarvan de uitvoering imminent is). De opsluiting
moet beschouwd worden als voldoende bewijs van de uiterst dringende noodzakelijkheid van
de vordering tot schorsing.
6.5.5. Aan de Klachtencommissie
Aanbeveling 47
Wij bevelen het permanent secretariaat van de Klachtencommissie aan de mogelijkheid, die voorzien
is in artikel 131 van het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002, daadwerkelijk te gebruiken en in
de gesloten centra een permanentie te organiseren, zodat de opgesloten vreemdelingen hun klacht
bij de permanentie kunnen indienen in plaats van bij de centrumdirectie.
Aanbeveling 48
Wij bevelen het permanent secretariaat van de Klachtencommissie aan om de klacht in geval van
ernstige indicaties zeker door te geven aan de Commissie zodat deze zich kan uitspreken over de
gegrondheid van de klacht.
Aanbeveling 49
Wij bevelen de Klachtencommissie aan om zich over de gegrondheid van klachten uit te spreken,
zelfs wanneer de betrokkene reeds is verwijderd.
135
Recht op recht in de gesloten centra
6.5.6. Aan de Federale Politie
Aanbeveling 36
Wij bevelen de Dienst Vreemdelingenzaken, de Federale Politie, de Federale Overheidsdienst Justitie
aan om de zittingen van de Raadkamer aan te passen aan de situatie van vreemdelingen die om
administratieve redenen worden vastgehouden. Wij dringen er met name op aan dat de volgende
praktijken niet langer worden toegepast: het vasthouden van de opgesloten vreemdeling, de avond
voor de zitting, in een isolatiecel van het centrum; het gebruik van handboeien; het vasthouden
van de vreemdeling, tijdens de wachttijd voor de zitting, in een cel van het justitiepaleis.
136
Recht op recht in de gesloten centra
Annex 1
Wettelijk kader van de juridische bijstand
in de gesloten centra
Wie wordt in welk gesloten centrum opgesloten?
Asielzoekers in procedure: asielzoekers die niet op het grondgebied worden toegelaten en een
asielaanvraag indienen aan de grens81, worden systematisch opgesloten in transitcentrum 127 in
Melsbroek of in een gesloten centrum dat dienst doet als transitcentrum. In sommige gevallen
kunnen asielzoekers die hun aanvraag op het grondgebied indienden, worden opgesloten: ofwel
nadat het CGVS heeft beslist dat ze niet kunnen worden beschouwd als vluchtelingen noch als
personen die recht hebben op subsidiaire bescherming, tijdens de periode van het hoger beroep bij
de RVV82, ofwel vanaf het indienen van hun verzoek, in een vijftiental situaties doe staan opgesomd
in art. 74/6, §1 bis van de Vreemdelingenwet.83
Asielzoekers waarvoor de Belgische autoriteiten een verzoek hebben ingediend bij een andere EUlidstaat84 om zich verantwoordelijk te verklaren de asielaanvraag te onderzoeken: tijdens de fase
van de vaststelling van de verantwoordelijke staat (in afwachting van het antwoord van de andere
EU-lidstaat), en/of indien België niet verantwoordelijk is, tijdens de overnameprocedure.85
Uitgeprocedeerde asielzoekers: asielzoekers die een asielaanvraag indienden op het Belgische
grondgebied of aan de grens, en die uitgeprocedeerd zijn. Volgens de Belgische autoriteiten is een
asielzoeker uitgeprocedeerd van zodra hij definitief een negatief antwoord kreeg van de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. Ook asielzoekers die nog een procedure voor de Raad van State lopen
hebben, worden dus beschouwd als uitgeprocedeerd. Zij hebben geen gehoor gegeven aan een bevel
om het grondgebied te verlaten en kunnen dus worden opgesloten in een gesloten centrum.
81 Artikel 74/5 van de wet van 15 december 1980. «Wet van 15 december 1980» verwijst naar de Wet betreffende de
toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen van 15 december 1980
82 Artikel 74/6, §1 van de wet van 15 december 1980
83 Tot die situaties behoren meer bepaald de volgende:wanneer de vreemdeling, na zijn land verlaten te hebben of na
het feit dat hem ertoe gebracht heeft ervan verwijderd te blijven, langer dan drie maanden in een of meer andere
landen verbleven heeft en dit heeft verlaten, zonder vrees voor vervolging en zonder dat er zwaarwegende gronden
zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade; wanneer de vreemdeling zonder
verantwoording zijn asielaanvraag heeft ingediend na meer dan 8 dagen nadat hij het Belgisch grondgebied heeft
betreden; wanneer de vreemdeling reeds eerder een andere asielaanvraag heeft ingediend; wanneer de vreemdeling weigert zijn identiteit of nationaliteit mee te delen of valse informatie verstrekt met het oog op het vaststellen
van zijn identiteit of nationaliteit of valse of vervalste identiteits- of reisdocumenten verstrekt; of wanneer hij een
identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of zich daarvan ontdaan heeft.
84 Ook partij bij de Dublin Verordening zonder lid te zijn van de EU: Noorwegen, IJsland en Zwitserland.
85 Artikel 51/5 van de wet van 15 december 1980
137
Recht op recht in de gesloten centra
Personen in illegaal verblijf: personen die nooit asiel hebben aangevraagd, maar illegaal op het
Belgische grondgebied verblijven. Uitgeprocedeerde asielzoekers en personen in illegaal verblijf
hebben in sommige gevallen nog een lopende regularisatieprocedure.
Personen tegen wie een terugdrijvingsmaatregel werd getroffen aan de grens (haven, luchthaven
of internationaal station): krachtens artikel 3 van de wet van 15 december 1980, ofwel omdat ze
niet over de vereiste documenten beschikten, ofwel omdat ze niet konden aantonen dat ze over
voldoende bestaansmiddelen beschikten voor de geplande duur van hun verblijf, ofwel omdat de
controlebeambte aan de grens meent dat de reden om naar België te komen niet duidelijk is. In
dat geval spreken we van «Inads», voor «inadmissibles» of «niet-toegelatenen». Tot die categorie
behoren ook personen wiens nationaliteit, identiteit en land van herkomst niet gekend zijn door
de Belgische overheid.
In het centrum voor ‘inadmissibles in de nationale luchthaven van Zaventem (het zogenaamde
INAD-centrum), worden drie categorieën personen vastgehouden:
—— Personen die krachtens artikel 3 van de wet van 15 december 1980 in aanmerking komen voor
een beslissing tot uitwijzing omdat zij niet in het bezit zijn van de vereiste documenten om het
grondgebied binnen te komen of eenvoudigweg omdat de reden van hun reis in de ogen van
de grenspolitie niet duidelijk is. De Dienst Vreemdelingenzaken noemt hen «INADS» voor
«inadmissibles», «niet-toegelatenen». Zij worden vastgehouden totdat de luchtvaartmaatschappij
die hen naar België bracht, hen opnieuw terugbrengt naar waar zij het vliegtuig opstapten.
—— Personen in illegaal verblijf die door de Dienst Vreemdelingenzaken beschouwd worden als
«gemakkelijk uit te wijzen» (omwille van hun nationaliteit, de diplomatieke betrekkingen met
het land van herkomst…) en, voor zij uitgewezen worden, vaak een aantal uren of een nacht
doorbrengen in het INAD-centrum, zonder eerst in een gesloten centrum te zijn geweest.
—— Uitgeprocedeerde asielzoekers die in een gesloten centrum werden vastgehouden en een aantal
uren voor hun uitwijzing naar het INAD-centrum worden gebracht.
In het transitcentrum 127 te Melsbroek worden personen opgesloten die werden tegengehouden
aan een grens (luchthaven, haven, Eurostar station), die het voorwerp uitmaken van een
terugdrijvingsmaatregel en die asiel vragen. In principe blijven ze daar opgesloten tot aan het einde
van hun asielaanvraagprocedure (met een limiet van maximum 2 maanden detentie, vermeerderd
met het aantal dagen – maximum 15 – die worden gebruikt voor het aantekenen van het hoger
beroep bij de RVV). Het is voor die categorie personen dat het centrum in 1988 werd opgericht.
Van die asielaanvragers aan de grens vormen sommigen ook het voorwerp van een Dublinterugnameprocedure (wanneer België meent dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor
het onderzoeken van hun aanvraag). Wanneer een asielaanvrager aan de grens is uitgeprocedeerd
en wanneer hij de eerste repatriëringspoging weigert, zal hij dikwijls worden overgebracht naar een
ander gesloten centrum (dikwijls CIB of 127bis), maar juridisch gezien zal hij geen voet op het
grondgebied van het Koninkrijk hebben gezet.
In centrum 127 treft men van tijd tot tijd ook «INADS» aan die zo lang worden vastgehouden als
nodig is voor hun identificatie met het oog op hun verwijdering (ze hebben geen reisdocument,
138
Recht op recht in de gesloten centra
geen reisticket, men weet niet met welke vlucht ze in België zijn aangekomen, men kent noch
hun nationaliteit, noch het land van waaruit ze vertrokken). Ook andere categorieën personen die
in België in gesloten centra verblijven, worden nu ook in 127 vastgehouden: asielzoekers op het
grondgebied (vooral «Dublin»-gevallen) en personen in illegaal verblijf.
In de andere centra (repatriëringscentrum 127bis Steenokkerzeel, Centrum voor Illegalen Brugge,
Centrum voor Illegalen Merksplas en Centrum voor Illegalen Vottem) bevinden zich personen
in illegaal verblijf, uitgeprocedeerde asielzoekers, asielzoekers in procedure waaronder mensen in
afwachting van een «Dublin-terugname» door een ander land van de Europese Unie.
Mogelijke juridische en administratieve procedures86
Verzoek tot invrijheidsstelling bij de Raadkamer van de
Correctionele Rechtbank
Personen die worden opgesloten in een gesloten centrum krijgen een bijlage 3987: een beslissing
tot vasthouden in een welbepaalde plaats. Tegen die beslissing zou de betrokkene een beroep tot
opschorting en tot nietigverklaring kunnen instellen bij de RVV binnen de 30 dagen, maar elke
maand, vanaf de eerste dag van de opsluiting kan de opgesloten vreemdeling zijn vasthouding ook
betwisten bij de Raadkamer88 van de Correctionele Rechtbank van de verblijfplaats of de plaats van
aanhouding van de opgesloten vreemdeling (of plaats van het centrum in geval van opsluitingen
aan de grens), door zelf een verzoek tot invrijheidsstelling in te dienen.89
De procedure voor de Raadkamer inzake de administratieve opsluiting van vreemdelingen verschilt op
twee belangrijke punten van de strafprocedure inzake voorlopige hechtenis voor dezelfde rechterlijke
instantie. Enerzijds gaat het slechts om een controle van de wettigheid en niet van de opportuniteit
van de vrijheidsberovende maatregel90: om te oordelen of de detentie gewettigd is of niet, mag
rechter in principe dus geen rekening houden met de concrete omstandigheden van elk geval, maar
mag hij slechts nagaan of de maatregel juridisch voldoende gemotiveerd is en of hij de voorschriften
van de wet in acht neemt.91 Anderzijds gebeurt die wettigheidscontrole niet automatisch. Voor een
86 In deze paragraaf hebben we het slechts over enkele van de bestaande procedures, zonder ze echt te evalueren, maar
desgevallend alleen te vermelden welke juridische of praktische moeilijkheden of vragen ze doen rijzen.
87 Bijlage 39, bijlage 39 bis, of bijlage 39 ter (en formulier A «Bevel om het grondgebied te verlaten met beslissing tot
terugleiding naar de grens en beslissing tot vrijheidsberoving te dien einde»)
88 De Raadkamer is een onderzoeksgerecht binnen de schoot van de rechtbank van eerste aanleg, die de onderzoekshandelingen van de onderzoeksrechter begeleidt en controleert. In het kader van de voorlopige hechtenis dient de
Raadkamer binnen de 5 dagen na de aanhouding door de onderzoeksrechter te beslissen of zij de voorlopige hechtenis al dan niet handhaaft, waarna dezelfde vraag van maand tot maand opnieuw bij haar aanhangig moet worden
gemaakt.
89 Artikel 71 van de wet van 15 december 1980
90 Artikel 72, 2e lid van de wet van 15 december 1980
91 De wet zegt meer bepaald dat, na een termijn van 2 maanden detentie, de DVZ de detentie eenmaal kan verlengen
met 2 maanden, op voorwaarde dat de effectieve verwijdering nog mogelijk is en dat DVZ binnen de 7 werkdagen
de nodige stappen had genomen om de vreemdeling effectief te verwijderen. Na een termijn van 4 maanden detentie kan enkel de Minister van Migratie en Asiel de detentie verlengen. Langer dan 5 maanden kan een vreemdeling
139
Recht op recht in de gesloten centra
voorlopige hechtenis in strafzaken is er altijd een beslissing van de Raadkamer nodig, terwijl de
administratieve hechtenis van een vreemdeling slechts door de Raadkamer zal worden gecontroleerd
wanneer de advocaat van de vreemdeling een verzoekschrift tot invrijheidsstelling indient.
De Raadkamer kan beslissen dat de vreemdeling in het gesloten centrum moet blijven of dat hij moet
worden vrijgelaten. In beide gevallen staat beroep open bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling:
in het eerste geval kan de opgesloten vreemdeling in beroep gaan, in het tweede geval de Procureur
des Konings of de DVZ (de vreemdeling blijft dan in het gesloten centrum totdat de Kamer van
Inbeschuldigingstelling uitspraak heeft gedaan, ondanks de beslissing tot invrijheidsstelling door
de Raadkamer). De termijn voor het instellen van dit beroep is 24 uur na de betekening van de
beslissing van de Raadkamer. Over het algemeen doet de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak
binnen 15 dagen na het indienen van het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer.
Procedures in verband met een asielaanvraag in het gesloten
centrum
Asielzoekers worden in gesloten centra vastgehouden,
—— ofwel wanneer ze asiel hebben aangevraagd aan de grens92,
—— ofwel wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken bij het indienen van hun aanvraag of tijdens
de procedure besloot ze op te sluiten op basis van artikel 74/6 §1 en §1bis
—— ofwel wanneer er reeds werd beslist ze op te sluiten, maar ze een asielaanvraag indienen, die
ze naar de Dienst Vreemdelingenzaken sturen via de directie van het gesloten centrum waar
ze worden vastgehouden.
Voor dergelijke gevallen voorziet de wet van 15 december 1980 in een kortere termijn voor de
behandeling van een asielaanvraag: wanneer de asielzoeker zich bevindt in detentie dan verloopt de
procedure immers op een versnelde wijze.93 Zo moet de commissaris-generaal vóór alle andere zaken
en binnen de vijftien dagen beslissen of de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus
al dan niet moet toegekend worden wanneer de vreemdeling opgesloten is. Die termijnen zijn
echter geen dwingende termijnen en kan de niet-naleving ervan dus niet worden gesanctioneerd,
zodat, wanneer het CGVS geen uitspraak doet binnen 15 dagen, dat geen enkel concreet gevolg
heeft voor de aanvrager.94 Over het algemeen vinden de verhoren door het CGVS plaats in het
gesloten centrum. De advocaat kan daarbij aanwezig zijn.
Binnen de 15 dagen na de kennisgeving van de beslissing van het Commissariaat-Generaal
waarin zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire bescherming geweigerd worden of waarin
de vluchtelingenstatus geweigerd wordt en de subsidiaire bescherming wordt toegekend, kan de
echter niet opgesloten worden in een gesloten centrum (artikel 74/6 §2 van de wet van 15 december 1980).
92 Artikel 74/5 van de wet van 15 december 1980
93 Artikel 39/77 en 52/2 §2 van de wet van 15 december 1980
94 In centrum 127 hebben de bezoekers al asielzoekers ontmoet die na meer dan 20 dagen nadat ze hun aanvraag aan
de grens hadden ingediend, nog niet waren verhoord door het CGVS
140
Recht op recht in de gesloten centra
opgesloten vreemdeling een beroep instellen bij de RVV.95 In dit geval kan de directeur van het gesloten
centrum (of van de strafinrichting waar de asielzoeker wordt vastgehouden) het verzoekschrift aan
de griffie van de RVV bezorgen per bode of per fax. Wanneer de commissaris-generaal beslist om
een asielaanvraag prioritair te behandelen, dan heeft dat ook gevolgen voor de RVV. De Raad moet
een beroep dat door de commissaris-generaal met voorrang is behandeld, zelf ook met voorrang
behandelen. De aangewezen rechter zal de rechtsdag bepalen en de partijen oproepen, maximum
vijf dagen na de ontvangst van de dagstelling. Binnen de vijf werkdagen die volgen op het sluiten
van de debatten, moet de aangewezen rechter uitspraak doen. Ook indien een kandidaat-vluchteling
in de loop van de procedure opgenomen wordt in een gesloten centrum, zal de verdere afhandeling
van het beroep verlopen in overeenstemming met de versnelde procedure.96
De procedure voor de RVV verloopt hoofdzakelijk schriftelijk. In principe heeft de RVV geen
onderzoeksbevoegdheid. Toch roept de RVV de asielzoeker meestal op, niet zozeer om hem volledig
te horen, maar eerder om hem toelichtingen te vragen bij de verklaringen die hij tegenover het
CGVS aflegde. Die zittingen vinden niet plaats in het gesloten centrum, maar op de zetel van de
RVV. Het gaat immers om openbare zittingen. Wanneer de RVV meent dat het onderzoek moet
worden uitgediept, kan de RVV de beslissing van het CGVS vernietigen en het dossier terugsturen
en bijkomende onderzoeksdaden vragen. De RVV kan de beslissing van het CGVS ook bevestigen
of de beslissing zelf hervormen.
Tijdens de beroepstermijn en tijdens het onderzoek van het beroep dat wordt ingesteld in zaken
waarin de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen volle rechtsmacht heeft (asielzaken), kan geen
enkele verwijderingsmaatregel worden uitgevoerd. De schorsing van de tenuitvoerlegging van
de verwijderingsmaatregel moet dus niet gevorderd worden, maar gebeurt automatisch door het
instellen van het beroep. Tegen de beslissing van de RVV staat nog een cassatieberoep open bij de
Raad van State. Daar wordt niet onderzocht of de beslissing terecht is, maar wel of dat ze tot stand
gekomen is met inachtneming van wettelijke regels en procedures.
We moeten hier de bijzondere situatie van de meervoudige asielaanvraag vermelden. Meervoudige
asielaanvragen komen vaak voor in een gesloten centrum, enerzijds in het geval van een uitgeprocedeerde
asielzoeker die opgesloten zit en die een nieuwe aanvraag indient vanuit het gesloten centrum,
anderzijds omdat het indienen van een nieuwe asielaanvraag één van de situaties is waarvoor de
wet bepaalt dat de aanvrager kan worden opgesloten zodra hij zijn aanvraag indient.97 In dat geval
is het krachtens artikel 51/8 van de wet van 15 december 1980 aan de Dienst Vreemdelingenzaken
om die nieuwe aanvraag al dan niet in overweging te nemen, dat wil zeggen om ze al dan niet
voor onderzoek over te maken aan het CGVS. Het criterium voor die beslissing is het al dan
niet bestaan van nieuwe elementen die het indienen van een nieuwe aanvraag wettigen. Wanneer
de DVZ beslist de aanvraag niet in overweging te nemen, heeft de uitgeprocedeerde asielzoeker
geen andere mogelijkheid meer dan bij de RVV de vernietiging daarvan aan te vragen, wat de
95 Op 27 mei 2008 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over de termijn van 15 dagen voor het indienen van een
beroep met volle rechtsmacht bij de RVV. Het Hof vernietigde artikel 39/57 Vreemdelingenwet en bepaalde dat de
wetgever de termijn van 15 dagen moet aanpassen tegen 30 juni 2009, omdat niet redelijk verantwoord is waarom
in asieldossiers er slechts een beroepstermijn is van 15 dagen geldt en in andere vreemdelingendossiers 30 dagen.
Intussen blijft de beroepstermijn van 15 dagen gelden.
96 Artikel 39/77, §3 van de wet van 15 december 1980
97 Artikel 74/6 §1bis, 9° van de wet van 15 december 1980
141
Recht op recht in de gesloten centra
verwijderingsmaatregel niet opschort. In dat geval kan er dus geen vordering tot schorsing bij
uiterst dringende noodzakelijkheid worden ingediend (cf. infra), hoewel dit het enige echt efficiënte
middel zou zijn in dit geval.
Procedures in verband met de EU-Dublinverordening
De Dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt bij elke asielaanvraag (aan de grens en in het land) eerst
welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag98. De regels hiervoor liggen
vast in de EU-Dublinverordening. Als de DVZ bij het verhoor van de asielzoeker (in principe
de dag zelf waarop de asielaanvraag wordt ingediend) vaststelt dat een andere lidstaat van de EU
verantwoordelijk is99, dan kan België overname vragen aan de andere lidstaat.
De DVZ zal zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de 3 maanden de overnameaanvraag
richten tot de betrokken lidstaat. In afwachting van een antwoord van de staat aan wie de overname
wordt gevraagd kunnen asielzoekers worden opgesloten. Artikel 51/5, §1 van de wet van 15
december 1980 voorziet dat asielzoekers voor wie de Belgische overheid de overname aanvraagt
aan een andere Lidstaat in drie gevallen kunnen worden opgesloten:
—— wanneer de asielzoeker een verblijfsvergunning of visum van een andere Lidstaat heeft, waarvan
de geldigheidsdatum is verstreken
—— wanneer hij verklaart dat hij al in een andere Lidstaat heeft verbleven
—— wanneer met behulp van vingerafdrukken wordt aangetond dat hij in een andere Lidstaat
heeft verbleven.
Opsluiting is mogelijk tijdens het onderzoek naar de verantwoordelijke Lidstaat. In principe mag
die opsluiting niet meer bedragen dan 1 maand, maar deze periode kan worden verlengd met 1
maand indien het om een «buitengewoon complexe» aanvraag gaat.
Tegen de opsluitingsmaatregel (bijlage 39ter) kan een verzoekschrift tot invrijheidsstelling worden
ingediend bij de Raadkamer (cf. supra). Tegen de beslissing tot het aanvragen van een overname door
een andere Lidstaat voorziet de wet niet in een specifiek rechtsmiddel, maar in principe staat er er
niets in de weg van een vordering tot schorsing en beroep tot nietigverklaring van die beslissing bij
de RVV, desnoods in uiterst dringende noodzakelijkheid. De in dat geval aan te vechten beslissing
98 Verordening (EG) Nr. 343/2003 van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een
derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend.
99 Er bestaat een hiërarchie bij de criteria uit de artikelen 5 tot 14 van de «Dublin»-verordening. De voornaamste
criteria voor het onderzoeken van de aanvraag door een andere Lidstaat zijn: de aanwezigheid van gezinsleden die
reeds een asielaanvraag hebben ingediend, het feit dat men beschikt over een geldige verblijfsvergunning of visum
voor een andere Lidstaat, het feit dat men het grondgebied van de Unie is binnengekomen via en/of reeds een asielaanvraag heeft ingediend in een andere Lidstaat. Dit laatste criterium wordt meer bepaald toegepast door middel
van het EURODAC-systeem, waarin de vingerafdrukken worden bewaard van alle onderdanen van derde landen
die werden «onderschept» op het grondgebied of aan de buitengrenzen van de Unie.
142
Recht op recht in de gesloten centra
is de bijlage 25 of 26 waarop de DVZ heeft vermeld dat er een overnameverzoek werd gericht tot
een bepaalde Lidstaat.
Wanneer de aangezochte Lidstaat zich verantwoordelijk wil verklaren of wanneer die Lidstaat
niet binnen 2 maanden antwoordt (wat overeenkomt met een aanvaarding volgens artikel 18.7
van de «Dublin II»-verordening), ontvangt de asielzoeker een bijlage 25quater of 26quater. Dan,
volgens art. 51/5, §3, lid 4 Vreemdelingenwet, kan de DVZ de asielzoeker weer vasthouden om
zelf de overdracht uit te voeren (en te vermijden dat de asielzoeker zich niet naar de andere staat
begeeft en bvb. illegaal in België verblijft). Deze vasthouding mag maximaal 1 maand bedragen.
Tegen de bijlage 25quater of 26quater is enkel een beroep tot nietigverklaring en een vordering
tot schorsing bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen mogelijk. Wanneer de asielzoeker het
voorwerp beslissing tot opsluiting, is het aangewezen de vordering tot schorsing in te stellen bij
uiterst dringende noodzakelijkheid, aangezien de een gewone vordering tot schorsing de uitvoering
van de verwijderingsmaatregel niet opschort.100
Vordering tot schorsing bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
De RVV behandelt ook beroepen tot nietigverklaring tegen beslissingen van de Dienst
Vreemdelingenzaken. Tijdens de beroepstermijnen in deze procedures kunnen wel
verwijderingmaatregelen worden uitgevoerd, maar enkel vanaf 24 uur na de betekening van de
maatregel.101 Dit geeft de betrokkene de kans om bij uiterst dringende noodzakelijkheid de RVV
te vatten. De schorsing van de tenuitvoerlegging van de verwijderingsmaatregel gebeurt dus niet
automatisch door het instellen van het beroep, maar moet gevorderd worden. Dit kan in een
vordering tot schorsing, al dan niet bij uiterst dringende noodzakelijkheid:
—— Een gewone vordering tot schorsing moet steeds in één en hetzelfde verzoekschrift worden
ingediend met een beroep tot nietigverklaring. Een vordering tot schorsing moet dan ook
steeds gepaard gaan met een beroep tot nietigverklaring. Maar een beroep tot nietigverklaring
kan ook op zich staan, zonder dat men de schorsing vraagt. Het beroep tot nietigverklaring
bij de RVV in niet-asielzaken moet worden ingediend binnen een termijn van 30 dagen
100
Opsluiting in kader van de «Dublin»-procedure is verre van uitzonderlijk. Volgens de door de DVZ voor de
maanden januari tot mei 2008 meegedeelde cijfers, vormden 396 personen het voorwerp van een beslissing om het
onderzoek van de asielaanvraag over te dragen aan een andere Lidstaat (25 of 26 quater). Tijdens dezelfde periode
vormden 285 personen in die situatie (of 72% van hen) het voorwerp van een opsluitingsmaatregel en 230 (of 58%)
van hen reeds vanaf het indienen van hun aanvraag. Noteren we ten slotte dat er bij die opgesloten personen 75
kinderen waren, ofwel 26% van de in dat kader opgesloten personen. Op basis van die cijfers kan men stellen dat
de «Dublin»-asielzoekers een van de doelgroepen zijn van het huidige beleid van administratieve opsluiting van
vreemdelingen in België.
101
Artikel 39/83 Vreemdelingenwet. In zijn arrest van 27 mei 2008 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over artikel 39/83. Het Hof besliste dat de termijn waarbinnen de overheid niet mag overgaan tot gedwongen
verwijdering logischerwijze dezelfde moet zijn als de termijn waarover de vreemdeling beschikt om een vordering
tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te dienen. Ook die termijn moet volgens het Hof worden
aangepast van 24 uur naar minimaal 3 dagen. De termijn waarbinnen de overheid niet mag overgaan tot gedwongen
verwijdering moet dus minimaal ook een drie werkdagen zijn. Ook hier geldt dat deze bepaling kan blijven bestaan
zoals ze nu is tot 30 juni 2009.
143
Recht op recht in de gesloten centra
na de kennisgeving van de beslissing. Een vordering tot schorsing schorst de aangevochten
beslissing niet. Slechts indien en nadat de schorsing wordt toegestaan wordt de uitvoering van
de beslissing verhinderd.
—— Indien betrokkene is opgesloten in een gesloten centrum én het voorwerp uitmaakt van een
verwijderingsmaatregel die op elk moment kan worden uitgevoerd, zal de toepassing van de
gewone schorsingsprocedure te laat komen. Indien op het moment van de opsluiting nog geen
andere procedure loopt tot schorsing van een verwijderingsmaatregel, kan een schorsing bij uiterst
dringende noodzakelijkheid gevraagd worden bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Een opsluiting in een gesloten centrum kan immers worden beschouwd als een situatie die valt
onder artikel 39/82,§ 4, tweede lid van de wet van 15 december 1980, namelijk de vreemdeling
wordt het voorwerp van een verwijderingsmaatregel waarvan de uitvoering imminent is. De
Raad hanteert een strikte interpretatie van dat artikel. Het uiterst dringende karakter volgt niet
automatisch uit de opsluiting. De vordering moet in dit geval niet in dezelfde akte worden
ingediend als het beroep tot nietigverklaring (in dat geval kan een beroep tot nietigverklaring
dus nog later worden ingediend). Het instellen van een vordering tot schorsing bij uiterst
dringende noodzakelijkheid schort de uitvoering van de verwijderingsmaatregel op tot aan
de uitspraak of maximaal tot 72 uur na de ontvangst van het verzoekschrift. Gedurende die
periode is gedwongen uitvoering van de verwijderingsmaatregel dus niet mogelijk. Die wordt
pas terug mogelijk indien de Raad na 72 uur nog geen uitspraak heeft gedaan of indien hij
wel uitspraak heeft gedaan maar de schorsing niet heeft toegestaan. Slechts indien de schorsing
wordt toegestaan, wordt de uitvoering van de beslissing verhinderd na de vermelde 72 uur.
—— Indien het verzoekschrift tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend
binnen de 24 uur na de betekening van de maatregel102, doet de Raad uitspraak binnen de 48
uur na ontvangst van de vordering, dus binnen de 72 uur waarin de vordering automatisch
opschortende werking heeft. Indien het verzoekschrift niet binnen de 24 uur wordt ingediend,
is de RVV niet verplicht uitsprak te doen binnen de 72 uur en wordt de gedwongen uitvoering
van de verwijderingmaatregel dus mogelijk. Het is dus van cruciaal deze vordering in te stellen
binnen de 24 uur na de betekening van de verwijderingmaatregel. Ook om het hoogdringende
karakter te kunnen bewijzen, is het belangrijk de vordering zo snel mogelijk in te stellen.
—— Indien al wel een andere procedure loopt tot schorsing van de verwijderingsmaatregel, kan de
vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid niet worden ingesteld, maar kan
de betrokkene wel vragen dat de RVV het reeds lopende schorsingsverzoek zo snel mogelijk
behandelt, in het kader van voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid.103
In hetzelfde kader van de aanvraag van voorlopige maatregelen kan een opgesloten asielzoeker
de RVV ook vragen de Belgische Staat te verbieden de verwijderingsmaatregel uit te voeren
zolang de schorsingsaanvraag niet werd onderzocht.
102
Op 27 mei 2008 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over de termijn van 24 uur voor het indienen van een
vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te dienen tegen een verwijderings- of uitdrijvingsmaatregel bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het Hof vernietigde artikel 39/82 §4, tweede lid Vreemdelingenwet en oordeelde dat 24 uur geen redelijke termijn is. Volgens het Hof moet een termijn van 3 werkdagen het
wettelijk minimum zijn. Ook hier krijgt de wetgever tot 30 juni 2009 de tijd om de wet aan te passen. Intussen blijft
dus de termijn van 24 uur gelden.
103
Artikel 39/84 en 39/85 van de wet van 15 december 1980
144
Recht op recht in de gesloten centra
Bij een vernietiging- en/of schorsingsprocedure doet de RVV uitspraak over overtredingen van
hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten, overschrijding of
afwending van macht. Er vindt geen beoordeling ten gronde van de asielaanvraag plaats. De RVV
is onder meer bevoegd voor de vernietiging en schorsing van:
—— beslissingen tot niet-inoverwegingneming door de DVZ
—— beslissingen tot niet-inoverwegingneming door het CGVS van asielaanvragen door onderdanen
van EU-lidstaten of kandidaat-lidstaten
—— beslissingen van de DVZ inzake Dublin
—— beslissingen inzake regularisatie
—— alle soorten van bevelen om het grondgebied te verlaten.
Regularisatieprocedure
Vreemdelingen wiens regularisatieaanvraag werd afgewezen door de DVZ, krijgen vaak tegelijkertijd
een opsluitingsmaatregel. Ook vreemdelingen die al opgeslotnen zijn in een gesloten centrum
dienen vaak een aanvraag tot regularisatie in.
Sedert de jongste hervorming van de wet van 15 december 1980 (september 2006) wordt er een
onderscheid gemaakt tussen regularisatie wegens zware ziekte (art. 9ter van de wet van 15 december
1980) en regularisatie wegens uitzonderlijke omstandigheden (art. 9bis).
Een regularisatieaanvraag op basis van artikel 9ter moet voldoen aan een hele reeks formele
voorwaarden en moet rechtstreeks per aangetekend schrijven naar de Dienst Vreemdelingenzaken
worden gestuurd. Indien de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard (volledig dossier en juiste
procedure), zal ze ten gronde worden onderzocht door een arts. In dat geval moet de vreemdeling
een inschrijvingsattest krijgen dat geldig is tijdens het onderzoek van de aanvraag. In principe zou
de opgesloten vreemdeling in vrijheid moeten worden gesteld wanneer de regularisatieaanvraag
ontvankelijk wordt verklaard. Is dat niet het geval, dan zou er een verzoekschrift tot invrijheidsstelling
moeten worden ingediend bij de Raadkamer (cf. supra). Wanneer de aanvraag onontvankelijk
wordt verklaard of wanneer ze ten gronde wordt afgewezen, heeft de vreemdeling bij de RVV
rechtsmiddelen tot schorsing en nietigverklaring, al dan niet bij uiterst dringende noodzakelijkheid
(cf. supra).
Wat betreft de regularisatieaanvraag op basis van artikel 9bis, rijst er een procedureprobleem voor
vreemdelingen die worden vastgehouden in een gesloten centrum. In tegenstelling tot de aanvraag
9ter, die rechtstreeks bij de DVZ wordt ingediend, moet een aanvraag 9bis worden ingediend bij
de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling verblijft, die ze aan de DVZ doorgeeft
na controle van de verblijfplaats van de vreemdeling door de politie. In geval van opgesloten
vreemdelingen zou de aanvraag in principe moeten worden ingediend bij de burgemeester van
de gemeente waar het gesloten centrum gelegen is. Maar veel advocaten zijn niet scheutig om in
145
Recht op recht in de gesloten centra
die omstandigheden een aanvraag in te dienen, omdat ze twijfelen aan de snelheid waarmee de
gemeente die dossiers overmaakt aan de DVZ.
Vreemdelingen wiens regularisatieaanvraag op basis van artikel 9bis werd geweigerd, ongeacht of
de aanvraag al dan niet werd ingediend vóór ze werden opgesloten en ongeacht of de beslissing
betrekking had op de ontvankelijkheid van de aanvraag of op de grond van het dossier, kunnen een
vordering tot schorsing of een beroep tot nietigverklaring instellen, al dan niet bij uiterst dringende
noodzakelijkheid (cf. supra). Het indienen van een regularisatieaanvraag op basis van artikel 9bis is
geen rechtsmiddel tegen een verwijderingsmaatregel en heeft in principe geen enkel gevolg voor de
verblijfsstatus van de betrokkene. Wie illegaal op het grondgebied verblijft zal geen verblijfsrecht
krijgen in afwachting van een antwoord op de regularisatieaanvraag.104
Klachtencommissie
Het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 betreffende de gesloten centra heeft een klachtencommissie
in het leven geroepen105, die sinds 9 september 2003 operationeel is. Zo kan een opgesloten
vreemdeling klacht indienen wanneer hij meent dat zijn rechten vervat in het Koninklijk Besluit
van 2 augustus 2002, geschonden zijn.106 Elke opgesloten vreemdeling heeft de mogelijkheid om
klachten te uiten tegen zijn behandeling in het gesloten centrum en over de toepassing van het
Koninklijk Besluit. Voor de eventuele klachten bij een uitwijzing is de klachtencommissie niet
bevoegd.
Het Koninklijk Besluit voorziet in de mogelijkheid om klachten mondeling te uiten bij de
centrumdirecteur (daarvoor moet een afspraak worden gemaakt via de sociale dienst) en schriftelijk
bij de Directeur-Generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken. Daarnaast is er een derde mogelijkheid,
namelijk de nieuwe Klachtencommissie, die enkel de individuele klachten over de toepassing
van het Koninklijk Besluit behandelt. De klacht wordt schriftelijk opgemaakt, hetzij in één van
de officiële Belgische landstalen, hetzij in de moedertaal van de bewoner en wordt ondertekend
en gedagtekend door de bewoner die de klacht indient. Het permanent secretariaat laat, indien
nodig, de klacht vertalen door een vertaler. Het Ministerieel uitvoeringsbesluit107 voorziet de
mogelijkheid om de klacht in te dienen bij het permanent secretariaat van de Commissie, tijdens
een in het centrum georganiseerde permanentie. Maar meestal is er enkel de mogelijkheid om de
klacht op vraag van de bewoner ’door bemiddeling van de centrumdirecteur’ aan het permanent
secretariaat toe te zenden. In dat geval moet de centrumdirecteur de bewoner steeds een schriftelijke
bevestiging afgeven van de dag en het uur van de verzending. Het permanent secretariaat bevestigt
schriftelijk de ontvangst van de klacht, onmiddellijk of binnen één werkdag nadat de klacht bij
haar is toegekomen. De datum van de fax of de datum van de bevestiging van de ontvangst door
het permanent secretariaat, geldt als datum van de indiening van de klacht.
104
105
106
107
146
http ://www.vmc.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx ?id=81#invloed
Het Koninklijk Besluit voorziet in een klachtenprocedure in artikel 129-135
Het instellen van een klacht schort de uitvoering van de verwijderingsmaatregel niet op.
De klachtenprocedure wordt verder uitgewerkt in het Ministerieel Besluit van 23 september 2002.
Recht op recht in de gesloten centra
Vervolgens is er een ontvankelijkheidsfase. Het secretariaat behandelt de klachten en wint bijkomende
informatie in van de betrokken partijen, indien het dit nuttig acht. Het secretariaat toetst aan een
aantal strikte ontvankelijkheidsvereisten: de klacht moet betrekking hebben op de toepassing van
het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002, de klacht moet betrekking hebben op een beslissing
die genomen werd of feiten die zich hebben voorgedaan ten laatste vijf dagen vóór de indiening van
de klacht en moet voldoen aan een aantal vormvereisten. Het secretariaat kan pogen te bemiddelen
tussen de betrokken partijen. Indien een minnelijke schikking wordt bekomen, trekt de bewoner
zijn klacht schriftelijk in en wordt het dossier afgesloten.
Indien het secretariaat beslist dat de klacht onontvankelijk is, wordt het dossier afgesloten. Indien het
secretariaat beslist dat de klacht geheel of gedeeltelijk ontvankelijk is, wordt het dossier dezelfde dag
doorgestuurd naar de Klachtencommissie. Het secretariaat kan op elk moment blijven bemiddelen
tussen de betrokken partijen om een minnelijke schikking te verkrijgen. De Klachtencommissie
beslist over de gegrondheid van de klacht binnen de kortst mogelijke tijd. De Klachtencommissie is
een onafhankelijke instantie en bestaat uit drie leden: de voorzitter (dit is een lid van de magistratuur
of gewezen magistraat of lid of gewezen lid van een administratief rechtscollege), een advocaat
of een professor en de voorzitter van het Directiecomité FOD Binnenlandse Zaken (mag geen
personeelslid van de DVZ zijn. In het permanent secretariaat zitten personeelsleden van de FOD
Binnenlandse Zaken.
147
Recht op recht in de gesloten centra
148
Recht op recht in de gesloten centra
Annex 2
Lijst van afgenomen interviews
Directies en sociale diensten gesloten centra
Transitcentrum 127 (Melsbroek) en INAD
—— Interview op 29 augustus 2007 met Rika Goethals (directrice centrum 127 en INAD) en Kris
Borremans (sociaal assistent centrum 127)
—— Interview op 13 maart 2008 met Francis Van Sande (adjunct-directeur centrum 127)
—— Interview op 16 april 2008 met Kris Borremans (sociaal assistent centrum 127) en Aintzane
De Aguirre (UNHCR)
Repatriëringscentrum 127 bis (Steenokkerzeel)
—— Interview op 17 juli 2007 met Carla De Becker (directrice centrum 127bis), Anneleen Dendas
(adjunct-directeur centrum 127bis) en een sociaal assistent
—— Schriftelijk antwoord op 22 augustus 2008 van Carla De Becker op een reeks bijkomende
vragen
Centrum voor Illegalen Brugge
—— Interview op 13 december 2007 met Wim Van Eeckhout (directeur CIB) en Sofie Desseyn
(adjunct-directeur en hoofd sociale dienst CIB)
Centrum voor Illegalen Merksplas
—— Interview in juli 2007 met Lucie Thuwis (directrice CIM), Veerle Derveaux (adjunct-directeur
en hoofd sociale dienst CIM) en Ludmilla (sociaal assistent CIM)
—— Interview in april 2008 met Lucie Thuwis over een reeks bijkomende vragen
149
Recht op recht in de gesloten centra
Centrum voor Illegalen Vottem
—— Interview op 13 september 2007 met Jean François Jacob (directeur CIV), Stéphane Riga
(psycholoog CIV), Joanna Sferlazza (Attachée Résidents CIV), Jean François Lefebvre (sociaal
assistent CIV), Martine Delhoogne (sociaal assistent CIV)
Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken
—— Schriftelijk antwoord van 23 april 2008 van Christelle Laureys (administratief expert bij de
directie gesloten centra bij de Dienst Vreemdelingenzaken) op een reeks bijkomende vragen
gestuurd naar de directie van het centrum van Vottem.
—— Emailbericht van 4 september van Katelijne Bergans (hoofdverantwoordelijke directie
gesloten centra bij de Dienst Vreemdelingenzaken) in antwoord op een reeks vragen over
regularisatieaanvragen 9bis en 9ter in de gesloten centra.
Balies
Balie Brugge
—— Interview op 21 december 2007 met Filip Mourisse (voorzitter Commissie Juridische Bijstand)
en Sylvie Micholt (advocaat)
Balie Brussel – Nederlandstalig
—— Interview op 6 februari 2008 met Gerrit Klapwijk (verantwoordelijke sectie asiel- en
vreemdelingenrecht Bureau Juridische Bijstand Brussel – Nederlandstalig)
Balie Brussel – Franstalig
—— Interview op 21 december 2007 met Valérie Jochmans (verantwoordelijke sectie asiel- en
vreemdelingenrecht Bureau Juridische Bijstand Brussel – Fransatalig), Isabelle De Viron
(advocaat) en Karine Trimboli (verantwoordelijke permanentie centrum 127)
Balie Luik
—— Interview op 11 december 2007 met Frédéric Bodson (vice-voorzitter van de sectie
vreemdelingenrecht van het Bureau Juridische Bijstand Luik)
150
Recht op recht in de gesloten centra
Balie Turnhout
—— Interview op 3 maart 2008 met Hugo Verhaeghen (voorzitter Bureau Juridische Bijstand
Turnhout), Marina Janssens (medewerker), Manuel Huyghaerts (voorzitter conferentie jonge
balie en opleidingen), Eef Stessens (medewerker vreemdelingenrecht) en Johan Michielsen
(stafhouder)
Advocaten
—— Sylvie Micholt (advocaat Balie Brugge), interview op 21 december 2007
—— Dominique Van Eeno (advocaat Balie Brugge), interview op 21 december 2007
—— Bertrand Vrijens (advocaat Balie Gent), interview op 3 april 2008
—— Stany Buysse (advocaat Balie Gent), interview op 4 april 2008
—— Jean-Marc Picard (advocaat Balie Brussel – Franstalig, voorzitter van de gemengde commissie
vreemdelingenrecht), interview op 16 januari 2008
—— Alexis Deswaef (advocaat Balie Brussel – Franstalig), schriftelijk antwoord op een vragenlijst
in maart 2008
—— Jean-Paul Docquir (advocaat Balie, Brussel – Franstalig, verantwoordelijke sectie ‘127bis’),
interview op14 maart 2008
—— Selma Benkhelifa (advocaat Balie Brussel – Franstalig), schriftelijk antwoord op een vragenlijst
in maart 2008
—— Véronique Dockx (advocaat Balie Brussel – Franstalig), interview op 14 maart 2008
—— Jean-Paul Brilmacker (advocaat Balie Luik), interview op 7 maart 2008
—— Laurent Frankignoul (advocaat Balie Luik, interview op 18 maart 2008
Klachtencommissie
—— Tom Vanderbeken (professor Universiteit Gent, lid van de Klachtencommissie), interview op
2 april 2008
—— Monique De Knop (voorzitster directiecomité Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken),
brief van 23 april 2008
151
Recht op recht in de gesloten centra
152
Recht op recht in de gesloten centra
Annex 3
Lijst van afkortingen
BJB
Bureau voor Juridische Bijstand
BS
Belgisch Staatsblad
BGV Bevel om het grondgebied te verlaten
CGKR
Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding
CGVS
Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
CIB
Centrum voor Illegalen Brugge
CIM
Centrum voor Illegalen Merksplas
CIV
Centrum voor Illegalen Vottem
CJB
Commissie voor Juridische Bijstand
DVZ
Dienst Vreemdelingenzaken
EU
Europese Unie
EVRM
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
EHRM
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
FITS
Fédération internationale du travail social
FOD
Federale Overheidsdienst
KB
Koninklijk Besluit
MB
Ministerieel Besluit
NGO
Niet-gouvernementele organisatie
OBFG
Ordre des barreaux francophones et germanophones
OVB
Orde van de Vlaamse Balies
RVS
Raad van State
RVV
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
UNHCR
United Nations High Commissioner for Refugees
153
Recht op recht in de gesloten centra
Redactiegroep
—— Cédric Vallet (CIRÉ)
—— Pieter Stockmans (Vluchtelingenwerk Vlaanderen)
—— Stefanie Duysens (Jesuit Refugee Service Belgium)
—— Christophe Renders (Jesuit Refugee Service Belgium)
Bedankt aan al de NGO’s die de gesloten centra bezoeken voor hun opmerkingen, in het bijzonder
aan Régine Thiébaut, Marc Rotsaert en Nathalie Salazar Medina.
Foto voorpagina : Daniel Nokin
Layout : Miguel Quaremme, Reginald Dierckx
Communicatie : François Corbiau, Gonnie Put
Vertaling : Nicole Mayer, Nathalie Salazar Medina, Jean-Michel Thomas en Marcel Stroobants
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER : Pieter De Gryse
Eerste uitgave — November 2008
154