De afdeling Medische Oncologie, eerder afdeling
Transcription
De afdeling Medische Oncologie, eerder afdeling
Informatiebrochure 2009-2010 afdeling medische oncologie VU medisch centrum Amsterdam Information Brochure Department of Medical Oncology VU University Medical Center Amsterdam 1 Voor meer informatie / for more information refer to: Websites: http://www.vumc.nl/afdelingen/medischeoncologie http://www.vumc.com/afdelingen/Medical-Oncology http://www.oncoproteomics.nl http://www.angiogenesis.nl http://www.vumc.nl/afdelingen/CCA-V-ICI 2 Inhoudsopgave/contents pagina/page Deel I - Nederlandse tekst Afdelingsstaf/department staff 4 Inleiding: de afdeling medische oncologie 5 De medische behandeling die wij bieden 7 De zorgeenheid medische oncologie 10 Palliatieve zorg en psycho-oncologie 14 Het wetenschappelijk onderzoek van de afdeling: de onderzoeksgroepen van het laboratorium medische oncologie (LabMO) 16 Part II- English text Introduction: the Department of Medical Oncology 21 The medical treatment we offer 23 Day care and out patient clinic of Medical Oncology 25 Psycho-oncology and palliative care team 27 The Laboratory of Medical Oncology (LabMO) 29 The Angiogenesis Laboratory 30 The Immunotherapy Laboratory 33 The Oncogenomics Laboratory 37 The Oncoproteomics Laboratory 40 The Pharmacology Laboratory 43 3 Department staff Clinical staff Henk M.W. Verheul, MD, PhD, Professor of Medical Oncology and head of the department Winald R. Gerritsen, MD, PhD, Professor of Immunotherapy and deputy head Epie Boven, MD, PhD, Professor of Experimental Therapeutics; head fellowship training program Manon S.A. Boddaert, MD, palliative care physician Jan Buter, MD, PhD, medical oncologist A.J.M. (Fons) van den Eertwegh, MD, PhD, medical oncologist Mecheline H.M. van der Linden, PhD, clinical psychologist Jetske M. Meerum Terwogt, MD, PhD, medical oncologist Gülseren Űnal, MD, medical oncologist J.J. (Hans) van der Vliet, MD, PhD, medical oncologist Maurice van der Vorst, MD, medical oncologist Nursing staff Yvette Schotsman, head oncology ward & outpatient clinic Rita Ruijter – leader phase I-II research team Corry Mietus – leader day care facility Eun Joo Beers – leader oncology ward José Stolker – leader outpatient clinic Laboratory staff G.J. (Frits) Peters, PhD, Professor of Pharmacology of Cytostatics, head of the Laboratory Medical Oncology and Leader Pharmacology Laboratory Arjan W. Griffioen, PhD, Professor of Tumor Angiogenesis, Leader Angiogenesis Laboratory Victor W. van Beusechem, PhD, Leader Oncogenomics Laboratory Henk J. Broxterman, PhD, Angiogenesis Laboratory Tanja D. de Gruijl, PhD, Leader Immunotherapy Laboratory Connie R. Jiménez, PhD, Leader Oncoproteomics Laboratory 4 De afdeling medische oncologie De afdeling medische oncologie is als afdeling geneeskundige oncologie in 1979 opgericht door Prof. Dr. H.M. Pinedo. In die tijd stond dit vakgebied nog in de kinderschoenen. Inmiddels heeft de afdeling grote internationale vermaardheid opgebouwd, met name op het gebied van translationeel kankeronderzoek. Translationeel onderzoek houdt in dat er een sterke en voortdurende interactie is tussen onderzoek in het laboratorium en in de kliniek: onderzoek van ‘bed-to-bench’ en omgekeerd. De afdeling heeft zich ten doel gesteld om door het ontwikkelen van nieuwe behandelingen en tests, de respons op de behandeling goed te kunnen voorspellen en te monitoren, en de levensverwachting van patiënten met kanker te verbeteren, met behoud van een goede kwaliteit van leven. Om dit te kunnen bereiken is een team samengesteld, van verpleegkundige tot onderzoeker en van datamanager tot medisch oncoloog, professionals die elk op hun eigen gespecialiseerde wijze bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel. Uniek is de sterke interactie - op dagelijkse basis - tussen de clinici en de preklinische onderzoekers. Ook een medisch psycholoog en een palliatieve specialist, die zowel betrokken zijn bij het omgaan met kanker als bij het optimaal bestrijden van klachten, spelen een belangrijke rol bij de behandeling en zorg voor onze patiënten. Het klinisch onderzoek, de deelname aan onderzoekstrials door patiënten, is een essentiële activiteit om de behandelmethoden te kunnen verbeteren. Dit onderzoek wordt begeleid en gecoördineerd door een speciaal fase I-II onderzoeksteam. Het team bestaat uit researchverpleegkundigen, datamanagers en bijbehorende secretariële ondersteuning. Samen met de medisch oncologen zorgen de teamleden ervoor dat de onderzoeken naar nieuwe behandelingen tegen kanker volgens vastgelegde protocollen en met naleving van alle regelgeving worden uitgevoerd, en dat het belang en de aandacht voor de patiënten altijd voorop staat. In de kliniek wordt daarnaast onderzoek gedaan dat ons moet leren hoe we patiënten het beste kunnen begeleiden en ondersteunen in de moeilijke tijd die ze doormaken tijdens de behandeling en in de laatste fase van hun leven. Dit laatste type onderzoek wordt verricht door de medisch psycholoog en de palliatieve arts. Het wetenschappelijk onderzoek is ondergebracht in de laboratoria van het aan het VU medisch centrum grenzende gebouw van het Cancer Center Amsterdam (VUmc-CCA). In dit gebouw zijn alle medewerkers samengebracht die aan VU medisch centrum betrokken zijn bij kankeronderzoek. Sinds de totstandkoming van het VUmc-CCA is de samenwerking tussen verschillende afdelingen zoals pathologie, neuro-oncologie en radiotherapie versterkt. Het onderzoek binnen de afdeling medische oncologie heeft twee speerpunten: ontwikkeling van nieuwe behandelingen op het gebied van immunotherapie en de behandeling met moderne ‘targeted agents’ zoals angiogenese-remmers, al dan niet in combinatie met klassieke chemotherapie. Selectie van therapie voor de patiënt, ‘therapie op maat’ is één van de specifieke aandachtspunten binnen dit onderzoek. De vijf verschillende onderzoekslaboratoria binnen VUmcCCA dragen elk op hun eigen wijze aan deze doelstellingen bij. Zo wordt in het oncoproteomics laboratorium onderzocht welke verschillende eiwitten mogelijk een rol spelen bij de ontwikkeling van kanker of welke gebruikt kunnen worden om het aanslaan van de therapie zo snel mogelijk te kunnen beoordelen. In het oncogenomics laboratorium wordt onderzocht welke genen cruciaal zijn voor het ontstaan en de groei van tumoren en voor de reactie op verschillende therapieën. In het farmacologie laboratorium wordt gekeken naar de interacties tussen de verschillende medicijnen en hun specifieke effecten op groei van tumoren. Het immuuntherapie laboratorium onderzoekt hoe het immuunsysteem van het lichaam specifiek kan worden gestimuleerd om tumorgroei af te remmen. Het angiogenese laboratorium onderzoekt hoe door remming van de groei van nieuwe bloedvaten de groei van tumoren kan worden beteugeld. De afdeling speelt een belangrijke rol in het onderzoek aan VUmc CCA/V-ICI, het onderzoeksinstituut voor kanker en immunologie. Dit instituut coördineert en stimuleert het oncologisch onderzoek in de volle breedte binnen VU medisch centrum. In de afgelopen jaren is de afdeling ook een steeds belangrijkere rol gaan vervullen in de multidisciplinaire zorg voor de kankerpatiënt. Dit heeft te maken met het steeds intensiever worden van de behandelingen, waarbij chirurgie, radiotherapie en medisch oncologische behandelingen steeds vaker tegelijkertijd of op elkaar volgend worden toegepast, waardoor een goede coördinatie heel belangrijk is. 5 De afdeling medische oncologie neemt ook deel aan regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van de patiëntenzorg voor consultatieve taken, gecoördineerd door het integraal Kanker Centrum (regio Amsterdam en noordoost Nederland). Stafleden van de afdeling medische oncologie participeren, veelal als bestuurslid, in vele IKA-werkgroepen, nationale en internationale werkgroepen. Naast de patiëntenzorg en het wetenschappelijk onderzoek heeft de afdeling ook een belangrijke onderwijs- en opleidingstaak. Studenten en coassistenten lopen stages, zowel in de kliniek als in het laboratorium. Daarnaast participeert de afdeling in de opleiding tot internist en verzorgt zij de opleiding tot medisch oncoloog. Kortom, de afdeling medische oncologie is een afdeling in beweging met een groot en gemotiveerd team van professionals die één gezamenlijk hoofddoel nastreven: optimale, en waar mogelijk verbetering van de zorg voor de patiënt met kanker. Als hoofd van de afdeling heb ik het genoegen u deze informatiebrochure over de afdeling te presenteren. Wij hebben getracht zoveel mogelijk informatie te geven over wie we zijn en waar we voor staan, zowel in de patiëntenzorg als ook in het onderzoek. U vindt in deze informatiebrochure een overzicht van onze activiteiten die direct betrekking hebben op de patiëntenzorg en het onderzoek. In het tweede, Engelstalige, gedeelte van deze brochure vindt u een overzicht van de belangrijkste activiteiten van elke onderzoeksgroep. Zo kunt u meer inzicht krijgen in het wetenschappelijk onderzoek van de afdeling. Henk Verheul. hoofd afdeling medische oncologie 6 De medische behandeling die wij bieden De afdeling medische oncologie van VU medisch centrum is een dynamische organisatie met een uitstekende internationale reputatie. Er werkt een team van gedreven professionals die de patiënten een optimale behandeling en begeleiding willen bieden tijdens hun ziekte. Zij werken vanuit de kernwaarden van VU medisch centrum: betrokkenheid, zorgvuldigheid en ambitie. Op de afdeling medische oncologie worden patiënten behandeld met medicijnen om een tumor te bestrijden. Dit kan zijn om de patiënt te genezen (curatie) of om het leven te verlengen (palliatie). Naast alle facetten van geavanceerde oncologische zorg, waarbij de patiënt voorop staat, vindt er grensverleggend onderzoek plaats. Concreet betekent dit de toepassing van nieuwe chemotherapeutische middelen en nieuwe strategieën van antikankerbehandeling zoals immunotherapie, angiogeneseremmers en nieuwe tumorcelgerichte geneesmiddelen (‘targeted therapy’). Wij streven naar behandelingen die voor de patiënt zo min mogelijk hinder geven en een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kunnen bieden. We doen dit onder meer door intensieve ondersteuning. Als er geen genezing meer mogelijk is, zal de behandeling gericht zijn op verlenging van het leven, waarbij het eveneens gaat om optimale kwaliteit. Deze palliatieve zorg kan bestaan uit directe antitumorbehandeling, maar ook specifiek gericht zijn op de bestrijding van klachten en de begeleiding in de laatste fase van het leven. Voor verschillende tumoren bestaan zogenaamde standaardbehandelingen. Dit houdt in dat deze behandelingen volgens de inzichten van dat moment het meest effectief zijn tegen een bepaalde tumor. Deze standaardzorg wordt bij ons op de afdeling voor alle verschillende typen tumoren gegeven. Maar we willen meer: we willen de behandelingen verbeteren omdat ze ofwel niet afdoende zijn, of soms gepaard gaan met (te) veel bijwerkingen. Daarnaast weten we van tevoren nooit zeker of een bepaalde behandeling voor een specifieke patiënt wel effectief zal zijn. En dus willen we ook betere tests ontwikkelen om te kunnen voorspellen of een patiënt baat zal hebben bij een specifieke behandeling. Om de behandelingen te verbeteren heeft de afdeling zich vooral toegelegd op de ontwikkeling van ‘personalized therapy’, met specifieke medicijnen die bijvoorbeeld ingrijpen op de aanmaak van nieuwe bloedvaten in een tumor (angiogenese) en op de ontwikkeling van immunotherapie. In dit laatste geval wordt getracht het eigen immuunsysteem van het lichaam zodanig te stimuleren dat het de ‘afwijkende’ tumorcellen, herkent en onschadelijk maakt. Het onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk: 1) Het testen van de juiste dosering van nieuwe antitumormedicamenten (fase-I onderzoek). 2) Het bepalen van de effectiviteit van nieuwe medicijnen tegen een specifieke tumor, bijvoorbeeld dikke darm tumoren (fase I–II onderzoek). 3) Het ontwikkelen van combinatiebehandelingen van nieuwe medicijnen met klassieke chemotherapie (dit kan zo wel in een fase I als fase II onderzoek). 4) Het ontwikkelen van nieuwe behandelingsstrategieën zoals de combinatie van nieuwe medicijnen met radiotherapie (bestraling van een tumor). Binnen dit type onderzoek zoeken we permanent naar mogelijkheden om in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen voorspellen of een patiënt baat zal hebben bij een nieuwe behandelingsvorm. In de laatste jaren is er een sterke ontwikkeling gaande naar een gecombineerde toepassing van medicamenteuze behandelingen, chirurgie en radiotherapie. Deze intensieve combinatiebehandelingen vereisen een zeer goede samenwerking met andere specialismen zoals onder andere met chirurgen en radiotherapeuten, maag-darm-leverartsen, radiologen en pathologen. Voor alle verschillende tumortypen vinden daarom wekelijks multidisciplinaire besprekingen plaats, waarin niet alleen de zorg, maar ook het mogelijke onderzoek besproken wordt. Het onderzoek van de afdeling spitst zich toe op een aantal specifieke tumortypen. Dit zijn hersentumoren, hoofd-halstumoren, die zich voordoen in de mond-neus-keelholte, borsttumoren, tumoren in het maagdarmstelsel (o.a. slokdarm- , maag- en dikkedarmtumoren), prostaattumoren, niertumoren, gynaecologische tumoren en tumoren van de huid (melanomen). Hieronder hebben we kort samengevat waar we ons vooral op richten bij deze tumoren. Natuurlijk is de opsomming incompleet en behandelen we ook alle andere tumortypen. Naar de behandeling van die laatstgenoemde tumoren doen we geen wetenschappelijk onderzoek, maar we hebben wel veel ervaring met de, vaak intensieve, standaardbehandelingen zoals bijvoorbeeld de behandelingen van testistumoren en sarcomen. 7 Hersentumoren In een intensieve samenwerking met de afdelingen neurologie, neurochirurgie en radiotherapie worden nieuwe behandelingen ontwikkeld voor patiënten met tumoren van het zenuwstelsel. Er wordt zowel onderzoek gedaan naar behandelingen in combinatie met radiotherapie, als naar behandelingen voor patiënten met tumoren in een vergevorderd stadium, voor wie radiotherapie geen optie meer is. Hoofd-halstumoren Een groot multidisciplinair team, bestaande uit KNO-arts (hoofd-halschirurg), radiotherapeut, patholoog en medisch oncoloog, vervult een cruciale rol bij het onderzoek naar dit type tumoren. Wekelijks vindt er multidisciplinair overleg plaats over individualisering van de behandeling. Vaak vindt behandeling met chemoradiotherapie plaats;dit is een zeer intensieve behandeling, waarvoor uitgebreide expertise vereist is. Daarbij is er aandacht voor zowel de kortetermijnbijwerkingen als ook voor de functionele effecten op langere termijn. Zowel basaal als klinisch onderzoek, gericht op een grotere effectiviteit van de behandeling en op vermindering van de bijwerkingen vindt plaats in het VU medisch centrum. De afdeling heeft als speerpunt om nieuwe behandelingen verder te ontwikkelen en is daarom ook actief in een nationaal samenwerkingsverband, de Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT) en in Europees verband binnen de EORTC hoofd-hals werkgroep. Borstkanker Voor borstkanker (mammacarcinomen) bestaat een uitgebreid scala aan behandelingsmogelijkheden. Toch is de ziekte als deze is uitgezaaid niet te genezen. Verbetering van de behandeling van deze relatief veel voorkomende ziekte is uitermate belangrijk. Daarom is ook voor deze tumoren een team actief, bestaande uit chirurgen, radiotherapeuten, pathologen, radiologen en medisch oncologen, dat een optimale multidisciplinaire behandeling verzorgt. De afdeling is zeer actief in de ontwikkeling van nieuwe medicamenten en combinatiebehandelingen tegen uitgezaaide vormen van mammacarcinomen. Verschillende nationale en internationale klinische onderzoeken die onze afdeling uitvoert, hebben bepaalde biologische aspecten van de tumor tot onderwerp. Gastrointestinale tumoren Dikkedarmtumoren (colon- en rectumcarcinomen) Dit type tumoren heeft onze aandacht, met name als er sprake is van uitzaaiingen naar de lever of andere organen. Een multidisciplinair team van gastro-enterologen, chirurgen, radiotherapeuten, radiologen, pathologen en medisch oncologen houdt zich intensief bezig met de verbetering van zowel lokale behandelingen als met behandelingen die met behulp van medicijnen effect hebben in het hele lichaam. Er is in de afgelopen jaren een zeer snelle ontwikkeling gaande waarbij de expertise van het team, in combinatie met de motivatie om tot verbetering van de behandelingen te komen, zeer vooruitstrevend genoemd kan worden. Dat geldt in het bijzonder voor de therapie op maat voor de patiënt, de eerder genoemde ‘personalized medicine’. Slokdarm- en maagcarcinomen De behandeling van slokdarm- en maagcarcinomen gebeurt eveneens door het hierboven genoemde multidisciplinaire team. De combinatie van chemoradiatie en chirurgie heeft geleid tot verbetering van de vooruitzichten voor patiënten met dit type tumoren, maar er is nog ruimte voor veel verbetering. Zowel bij patiënten bij wie de ziekte beperkt is tot de maag of slokdarm als bij uitgezaaide ziekte, doen we uitgebreid onderzoek om de behandeling te verbeteren met nieuwe medicamenten. Ook bij andere tumoren van het maag-darm-leverstelsel, zoals alvleesklierkanker en leverkanker wordt onderzoek verricht met nieuwe medicamenten en combinatiebehandelingen met radiotherapie en chirurgie. Het vergevorderde prostaatcarcinoom Voor patiënten met een uitgebreid prostaatcarcinoom vindt uitgebreid onderzoek plaats, zowel op het gebied van ‘personalized medicine’ met ‘targeted agents’ als op het gebied van immuuntherapie, o.a. met tumorvaccinatietrials. Hier is opnieuw een sterke interactie met het laboratorium aanwezig, maar ook in samenwerking met andere ziekenhuizen wordt onderzoek 8 verricht naar nieuwe mogelijkheden voor behandeling van tumoren die ongevoelig zijn voor de standaardbehandeling met chemotherapie. Niertumoren (niercelcarcinomen) In de afgelopen jaren is er een sterke ontwikkeling geweest van nieuwe targeted medicijnen tegen uitgezaaide vormen van nierkanker. De afdeling heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van deze behandelingen. Momenteel zijn er verschillende studies gaande om de bijwerkingen van deze behandelingen beter te begrijpen en te omzeilen en de effectiviteit van de behandeling van deze tumoren verder te verbeteren. Gynaecologische tumoren In samenwerking met de gynaecologisch oncologen dragen we bij aan de nieuwe ontwikkelingen van behandeling van deze tumoren. We nemen deel aan verschillende nationale en internationale onderzoeken met namen tegen tumoren van de eierstokken (ovariumtumoren). Melanomen Het uitgezaaide melanoom is een ziekte waarvoor geen of een onvoldoende effectieve standaardbehandeling is. De afdeling is vooral actief in onderzoek naar het beter begrijpen van de immunologische aspecten van deze tumoren en om behandelingen te ontwikkelen die het immuunsysteem zodanig activeren dat deze tumoren worden bestreden door het lichaam zelf. 9 De zorgeenheid medische oncologie Zorgeenheid medische oncologie: wie zijn wij? Speerpunt van de afdeling medische oncologie is de ontwikkeling en verbetering van behandelingen; daarbij gaat het zowel om de effectiviteit als om goede kwaliteit van leven voor de patiënt. Om deze intensieve zorg te kunnen bieden staat een enthousiast team klaar van verpleegkundigen, artsen, diëtisten, maatschappelijk werkers, administratief medewerkers en andere begeleiders. De zorgeenheid medische oncologie bestaat uit vier teams: • De verpleegafdeling locatie 3c • De polikliniek • De dagbehandelingsunit • Het researchteam Verpleegafdeling locatie 3C Op de derde verdieping van het ziekenhuis bevindt zich de afdeling met 27 bedden, verdeeld over twee- en enkele eenpersoonskamers. Vier ruime eenpersoonskamers zijn beschikbaar voor palliatieve zorg. Op de fase I/II-unit, een driepersoonskamer, wordt studiemedicatie toegediend. Wie werken er op de verpleegafdeling 3C? Het team bestaat uit het hoofd zorgeenheid, een teamleider en oncologieverpleegkundigen, waaronder seniorverpleegkundigen, nurse practitioners en researchverpleegkundigen. Zij werken nauw samen met elkaar, de artsen, de medewerkers van de afsprakenbalie en andere disciplines. Cursisten van verschillende verpleegkundige opleidingen lopen stage. Zij werken onder toezicht van gediplomeerde verpleegkundigen en verlenen uitsluitend zorg die past bij hun opleidingsniveau. Drie artsen, in opleiding tot internist of medisch oncoloog, dragen de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse patiëntenzorg onder supervisie van een ervaren internist-oncoloog. Baliemedewerkers verrichten receptie- en administratieve taken en een team van assistenten voert voedings- en schoonmaaktaken uit. De familiekamer De familiekamer van de afdeling medische oncologie is een ruimte voor familie en vrienden van de patiënt. Het is een sfeervolle kamer om, alleen of samen, even tot rust te komen. Op bepaalde tijden is er een verpleegkundige aanwezig voor het beantwoorden van vragen en het bieden van ondersteuning. In de familiekamer zijn een zithoek, een leestafel en een speelhoek voor kinderen. Er is gelegenheid om muziek te luisteren en video’s of dvd’s te bekijken, maar men kan zich ook rustig terugtrekken. Boeken, informatiefolders en een computer met vrije toegang tot het internet bieden de mogelijkheid om zich te informeren over de ziekte kanker. In overleg met de verpleegkundige kan de familiekamer, of een deel daarvan, worden gereserveerd. Palliatieve kamers Deze kamers zijn meer huiselijk ingericht voor patiënten en hun naasten. Als er geen behandeling tegen kanker meer mogelijk is, wordt alles gedaan om klachten zo goed mogelijk te bestrijden en patiënten in de laatste periode van hun leven zo goed mogelijk bij te staan. Behalve van de medisch oncoloog en de afdelingsartsen, krijgt de patiënt in deze fase waar nodig ondersteuning van oncologieverpleegkundigen, een specialist palliatieve zorg, medisch psycholoog, maatschappelijk werker en medewerkers van het pijnteam. Naasten hebben altijd de mogelijkheid om te overnachten. 10 ‘Goed verzorgd, beter gevoel’: workshops en individuele behandelingen Door de ziekte en behandeling kunnen patiënten te maken krijgen met veranderingen in hun uiterlijk. Het project ‘Goed verzorgd, beter gevoel’ is er om de patiënt hierbij ondersteunen. Gespecialiseerde schoonheidsspecialistes zijn een dagdeel per week aanwezig op de dagbehandeling en de verpleegafdeling om een huidverzorgingsadvies te geven of een ontspannende massage. Het project is bedoeld voor zowel mannen als vrouwen. Patiënten kunnen ook een workshop volgen waar tips en adviezen worden gegeven over de verzorging van de huid en make-up, Patiënten gaan ook zelf aan de slag met producten. Na afloop krijgen ze deze producten en een ‘stap-voor-stap’ instructieboekje mee. Op de afdeling en de dagbehandelingsunit ligt een folder met verdere informatie. Deelname voor patiënten van VU medisch centrum is gratis. De workshop wordt vijf keer per jaar gehouden. Polikliniek locatie receptie M De polikliniek medische oncologie bestaat uit een dagbehandelingsunit, een administratiepost en spreek-onderzoekkamers. Medisch oncologen en internisten in opleiding tot medisch oncoloog, die onder supervisie staan van een ervaren medisch oncoloog, houden hier dagelijks spreekuur. Zij worden ondersteund door een betrokken en enthousiast team van de administratiepost, bestaande uit medisch-administratief medewerkers en gastvrouwen. Deze gastvrouwen vangen de patiënt op bij de inschrijving en begeleiden de patiënt tijdens het eerste bezoek aan de oncoloog. Deze persoonlijke begeleiding door de gastvrouwen is een unicum en wordt uitermate gewaardeerd door de patiënten en hun naasten, alsook door de medewerkers. Dagbehandelingsunit van medische oncologie Het team bestaat uit: het hoofd zorgeenheid, een teamleider, senior-verpleegkundigen, nurse practitioners en researchverpleegkundigen. Zij werken nauw samen met elkaar, de artsen, de medewerkers van de afsprakenbalie en andere disciplines. De dagbehandelingsunit telt zestien bedden en zes stoelen, verdeeld over vijf kamers. De patiënten komen bij de eerste behandeling op het verpleegkundig spreekuur. Hier wordt de tijd genomen om kennis te maken, voorlichting te geven over de behandeling en er wordt gekeken waar extra ondersteuning gewenst is. 11 Researchteam locatie 3A In 2003 werd de fase I/II unit geopend op locatie 3A, een patiëntenkamer met drie bedden op de afdeling geneeskundige oncologie in de nieuwe beddentoren, met het eigen lab om de hoek. Patiënten die deelnemen aan de studies worden hier vaak opgenomen voor meerdere dagen of voor dagopname. Tijdens deze opnames vindt onderzoek voorafgaand aan deelname aan de studie plaats, toediening van de experimentele medicatie en bloedafname op diverse tijdstippen voor farmacokinetisch onderzoek (naar de opnamen en verspreiding van het medicijn in het menselijk lichaam) en farmacodynamisch onderzoek (naar de werking van het medicijn). Het researchteam bestaat uit researchverpleegkundigen, datamanagers, het stafsecretariaat en een financieel-administratief medewerker. Samen zorgen zij ervoor dat de uitvoering van het onderzoek naar nieuwe medicijnen tegen kanker, veilig en volgens de wet en regelgeving verloopt. De researchverpleegkundigen beoordelen onderzoeksprotocollen op praktische uitvoerbaarheid en belasting voor de deelnemende patiënten. Ze zorgen ervoor dat de betrokken afdelingen goed op elkaar zijn afgestemd, onderhouden contact met de firma die het medicijn verstrekt en overleggen met datamanagers die de onderzoeksgegevens verwerken. De researchverpleegkundigen lichten de patiënt voor over de studie, beantwoorden vragen en begeleiden de patiënt. Zij zijn direct aanspreekbaar voor de patiënt en zorgen daardoor voor een laagdrempelig contact. Zij observeren de patiënt tijdens de toediening van het medicijn, registreren bijwerkingen, nemen bloed en urine af en verwerken, bewaren en verzenden deze volgens vastgelegde procedures. Samen met de andere teamleden zorgen zij voor het verzamelen en nauwkeurig vastleggen van alle gegevens, zodat het onderzoek betrouwbare resultaten kan opleveren. De missie vanuit medisch perspectief De missie van de zorgeenheid is het ontwikkelen van nieuwe behandelingen en nieuwe methodes om de respons op de behandeling adequaat en vroeg te kunnen bepalen, met het doel de levensverwachting van patiënten met kanker te verbeteren met behoud van een goede kwaliteit van leven. Nieuwe behandelingen vinden hier op kleine schaal plaats. Het is teamwerk. Dit soort onderzoek vraagt om wetenschappelijke kennis, creativiteit, durf en doorzettingsvermogen. De patiënt blijft uiteraard centraal staan. 12 De missie vanuit verpleegkundig perspectief Binnen de zorgeenheid oncologie worden patiënten met allerlei soorten tumoren verpleegd. Dit heeft implicaties voor de intensiteit van de verpleegkundige zorg. Patiënten hebben vaak elders al behandelingen ondergaan en komen voor een second opinion en/of omdat hen in de perifere ziekenhuizen niets meer kan worden geboden. Ook patiënten met zeldzame tumoren, die in perifere ziekenhuizen niet behandeld worden, worden opgenomen. Dit maakt dat er bij patiënten soms hoge verwachtingen leven ten aanzien van de behandeling. De meeste behandelingen vinden plaats in het kader van medisch-wetenschappelijk onderzoek. Het merendeel van de patiënten krijgt een palliatieve behandeling, gericht op het stopzetten of terugdringen van het ziekteproces en/of op de vermindering van de klachten. Een klein aantal patiënten ontvangt een curatieve behandeling. Veel cytostaticabehandelingen worden voorafgegaan of gevolgd door chirurgie en/of radiotherapie. Onderzoek naar de werking en bijwerkingen van angiogeneseremmers, gentherapie en immunotherapie krijgt aandacht in verschillende studies. Nurse practitioner De afdeling oncologie heeft in samenwerking met de afdeling radiotherapie en de keel-, neus- en oor afdeling een nurse practitioner opgeleid en aangesteld. Zij werkt bij patiënten met een hoofd-halstumor die voor chemoradiotherapie behandeling komen. Deze patiëntengroep heeft begeleiding nodig omdat de vaak complexe behandelingen over verschillende afdelingen verdeeld zijn. Patiënten kunnen hierdoor tussen wal en schip vallen. Chemoradiotherapie is een zware behandeling, lichamelijk en geestelijk. Door extra aandacht, steun, continuïteit van zorg en planning, is de kans aanzienlijk groter dat de patiënt de behandeling volledig en zonder vertraging kan ondergaan. Dit heeft een positieve invloed op de uiteindelijke resultaten van de behandeling en dus de prognose van de patiënt. Chemotherapie, wat is dat? De afdeling geneeskundige oncologie heeft een dvd “Chemotherapie, wat is dat?” ontwikkeld. De dvd is gemaakt door twee oncologieverpleegkundigen die werkzaam zijn binnen de medische oncologie. 13 Psycho-oncologie en palliatieve zorg Consultteam ondersteunende en palliatieve zorg (P. Doornaert, radiotherapeut, M.Boddaert, Prof. W. Zuurmond, anesthesioloog en dr. M. v.d. Linden) De zorg Familiekamer Psycho-oncologie Vanaf 2000 is een klinisch psycholoog verbonden aan de afdeling medische oncologie voor de behandeling van patiënten met kanker 1 . Deze aanstelling is gecreëerd vanuit wetenschappelijke bevindingen dat een derde van de patiënten met kanker ook andere gezondheidsproblemen, zoals depressie of angst vertoont of behoefte heeft aan begeleiding met betrekking tot de kwaliteit van het leven. De aanstelling van de klinisch psycholoog is bijzonder omdat er landelijk nog weinig afdelingen zijn die psycho-oncologische zorg bieden aan patiënten met kanker. De laatste jaren is de ervaring in de psycho-oncologische patiëntenzorg uitgebreid met wetenschappelijk onderzoek, deelname aan medisch onderwijs en bijscholing en lezingen binnen en buiten het VU medisch centrum aan verpleegkundigen, psychologen, artsen en specialisten. Om de organisatie van de psychosociale oncologie te verbeteren, nemen wij deel aan landelijke organisaties op het gebied van de psychosociale oncologie. De klinisch psycholoog is voorzitter van Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie (NVPO) en de Stichting ‘Verdriet door je hoofd’. Deze stichting behartigt belangen van kinderen van wie een van de ouders kanker heeft. Internationaal wordt deelgenomen in de International Psycho-Oncology Society (IPOS) en de Federation of International Psycho-Oncology Societies (FIPOS) als vertegenwoordiger van Nederland. De stichting ‘Verdriet door je hoofd’ heeft de goede doelen actie van ‘Red Kiwi’ 2009 gewonnen: een professionele website voor kinderen waarvan een ouder kanker heeft. De huidige onderzoeksprojecten betreffen screening en kwaliteit van leven van patiënten: 1.‘Een geïndividualiseerde kwaliteit van leven interventie bij opgenomen patiënten met kanker’ 2.‘Optimaal gepersonaliseerde zorg voor patiënten met borstkanker middels screening en bieden van zorg’ 2 . De genoemde projecten lopen in de pas met de landelijke ontwikkelingen en aanbevelingen zoals beschreven in het Nationaal Programma voor de Kankerbestrijding (NPK 2005-2010). De landelijk aanbevolen screeningslijst ‘De Lastmeter’, een schriftelijke screeningslijst waarop patiënten kunnen aangeven wat hun klachten zijn en hoe ernstig deze zijn, zal binnen VU medisch centrum als eerste worden ingevoerd voor patiënten met borstkanker op de afdeling medische oncologie en de afdeling heelkunde. Als adviseur neemt de klinisch psycholoog deel aan de Stichting ‘TimeOutfamiliekamers VU medisch centrum’. Vanwege het grote succes van de familiekamer op zorgeenheid 3C (zie foto), worden ook op de afdeling heelkunde en binnenkort op de afdeling Intensive Care 3 van het VU medisch centrum familiekamers gerealiseerd mét een 1 Met dank aan VUmc-CCA/VICI Met dank aan de stichting Pink Ribbon 3 Met dank aan de stichting ‘Timeoutkamers VU medisch centrum’ 2 14 familiekamerverpleegkundige of gastvrouw. Hierin heeft de afdeling medische oncologie een landelijke voorbeeldfunctie op het gebied van zorg voor familie en naasten van de patiënt. Palliatieve zorg Palliatieve zorg is multidisciplinaire zorg gericht op het optimaliseren van de kwaliteit van leven van patiënten en hun families, wanneer ze geconfronteerd worden met problemen van een levensbedreigende ziekte zoals kanker. Door middel van tijdige beoordeling en behandeling van pijn en andere problemen van fysieke, psychosociale of spirituele aard, streeft palliatieve zorg naar voorkómen en verlichten van lijden. De afdeling medische oncologie heeft deze palliatieve zorg ontwikkeld in de afgelopen jaren, waarbij een specialist palliatieve zorg deel uitmaakt van de klinische staf. Ook zijn er in 2005 vier kamers voor palliatieve zorg op de klinische afdeling gerealiseerd. Dankzij nauwe samenwerking tussen afdelingen van het ziekenhuis, is een consultteam ondersteunende en palliatieve zorg (zie foto) 24 uur per dag bereikbaar voor palliatieve zorg voor opgenomen patiënten. De afdeling medische oncologie is actief betrokken bij het vormgeven en ontwikkelen van het VUmc expertisecentrum palliatieve zorg. Om al onze patiënten en hun families zorg op maat te kunnen bieden is de klinische expertise op het gebied van palliatieve zorg geïntegreerd in de oncologische zorg. Ook in de opleiding van medisch studenten, arts-assistenten en medisch oncologen heeft de palliatieve zorg een plaats. De afdeling medische oncologie is als een van de eerste ziekenhuisafdelingen in Nederland erkend als stagelocatie voor palliatieve zorg in de opleiding van huisartsen en verpleeghuisartsen. Het afgelopen jaar hebben we de eerste twee artsen in opleiding mogen verwelkomen. Ten aanzien van onderzoek heeft de afdeling momenteel twee projecten in de palliatieve zorg in ontwikkeling. Eén project richt zich op vroege herkenning en optimale behandeling van delier in patiënten met kanker. Het gaat om een ambitieus gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek waarvoor recentelijk een ZonMW subsidie is toegekend. Een volgend project richt zich op de evaluatie van de werkzaamheid van een medicijn (methylnaltrexon) op obstipatie als gevolg van opioid gebruik. Buiten het ziekenhuis participeert de specialist palliatieve zorg van de afdeling in het regionale consultteam en in de adviesraad voor de palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Amsterdam (IKA), om de regionale en nationale organisatie van de palliatieve zorg te verbeteren. Recente Publicaties Verdonck-de Leeuw IM, de Bree R, Keizer AL, Houffelaar T, Cuijpers P, van der Linden, MH Leemans CR. Computerized prospective screening for high levels of emotional distress in head and neck cancer: prevalence and referral rate to psychosocial care. Oral Oncology 2009; Apr 8. [Epub ahead of print] Van der Linden MH en Gualthérie van Weezel LM. ‘Boosheid en agressie bij patiënten met kanker’ in: Psychologische patiëntenzorg in de oncologie; Handboek voor de professional, Redactie: JCJM de Haes, LM Gualthérie van Weezel, R Sanderman, 2009. Bramsen I, van der Linden MH, Eskens FJM, Bijvank EM, van Groeningen CJ, Kaufman HJ Aaronson NK. Evaluation of a face-to-face psychosocial screening intervention for cancer patients: Acceptance and effects on quality of life. Patient Education and Counseling 2008; 70: 61–68. Verdonck-de Leeuw IM, Eerenstein SE, Van der Linden MH Kuik DJ, de Bree R, Leemans CR. Distress in spouses and patients after treatment for head and neck cancer. Laryngoscope 2007;117: 238-241. Van der Linden MH. Hoop doet meewerken aan experimenteel onderzoek. Psychosociale oncologie 2007; 15: 9. 15 Het wetenschappelijk onderzoek van de afdeling De afdeling heeft een uitgebreid klinisch en preklinisch wetenschappelijk onderzoeksprogramma. Het patiëntgebonden onderzoek vindt plaats in de fase I/II unit: een patiëntenkamer met drie bedden op de afdeling geneeskundige oncologie in de nieuwe beddentoren. Er bestaat een nauwe wisselwerking tussen dit patiëntgebonden onderzoek en het onderzoekslaboratorium medische oncologie (LabMO). Het LabMO bestaat uit vijf onderzoeksgroepen, ieder met zijn eigen expertise: angiogenese, immuuntherapie, oncogenomics, oncoproteomics en farmacologie. Het onderzoek van deze laboratoria wordt hieronder kort beschreven. Een uitgebreidere beschrijving van het onderzoek en een lijst van recente publicaties vindt u in het Engelstalige gedeelte van dit boekje. Het angiogenese laboratorium Angiogenese onderzoek Door het pionierswerk van professor Judah Folkman, is men zich steeds meer gaan realiseren dat de groei van tumoren en hun uitzaaiingen afhankelijk is van de vorming van nieuwe bloedvaten die de tumor van zuurstof en voedingsstoffen moeten voorzien. Dit proces van nieuwe bloedvatvorming heet angiogenese. Sinds een aantal jaren worden er antikankermiddelen toegepast die deze bloedvatvorming remmen, met als doel de tumor ’uit te hongeren’. Belangrijke middelen uit deze categorie zijn bevacizumab (Avastin®) en sunitinib (Sutent®). De afdeling speelt al tien jaar een belangrijke rol in het fundamentele, toegepaste en klinische angiogeneseonderzoek. Doel van dit onderzoek is om ons begrip van tumor angiogenese te vergroten, met die kennis nieuwe antikanker middelen te helpen ontwerpen, deze middelen te testen in de kliniek en het proberen in een zo vroeg mogelijk stadium te voorspellen bij welke patiënt het middel het beste zal werken. Een voorbeeld van een nieuwe angiogeneseremmer die in ontwikkeling is, is het eiwit Anginex. Ook is het aangrijpingspunt van Anginex in de endotheelcellen (de cellen van de bloedvatwand) geïdentificeerd. Dit eiwit, galectine-1, is een mogelijk doel om nieuwe, selectievere middelen tegen te ontwikkelen. Tevens wordt in het laboratorium onderzocht hoe het komt dat tumoren niet meer reageren ofwel resistent worden voor de behandeling met angiogeneseremmers. Dergelijk inzicht kan ons helpen bij het verbeteren van toekomstige behandelingsmogelijkheden. 16 Het immuuntherapie laboratorium Immuuntherapie onderzoek Het immuuntherapie laboratorium is een sinds tien jaar bestaand nauw samenwerkingsverband tussen de afdelingen medische oncologie en pathologie. De afdelingen doen er onderzoek naar de mogelijkheid het immuunsysteem aan te wenden om tumoren aan te vallen en op te ruimen. Het laboratorium onderhoudt nauwe samenwerkingsverbanden met de afdelingen hematologie, reumatologie, dermatologie, heelkundige oncologie en moleculaire celbiologie en immunologie. Centraal in het onderzoek staan twee soorten afweercellen: de dendritische cel (DC) en de T-cel. DC’s zijn de schildwachten van ons afweersysteem: bij onraad (b.v. virale of bacteriële infecties, ontsteking of tumorgroei) worden zij geactiveerd en kunnen dan alarm slaan zodat andere cellen van het afweersysteem naar de plek des onheils worden aangetrokken om op hun beurt te worden geactiveerd en de bedreiging te lijf te gaan. Een centrale rol in de directe afweer tegen kanker is weggelegd voor de zogenaamde cytotoxische (of ‘killer’) T-lymfocyten (CTL). In de lymfeklieren die in contact staan met de tumor kunnen deze CTL’s door DC’s (afkomstig uit de tumor) geïnstrueerd worden om kwaadaardige kankercellen te herkennen en te doden. Een groot obstakel hierbij vormt de tumor zelf: deze scheidt afweeronderdrukkende stoffen af die de optimale ontwikkeling en activering van DC’s en CTL’s in de weg staan. Het gevolg is niet alleen dat kankerpatiënten bevattelijk worden voor infecties, maar ook dat hun afweercellen niet meer in staat zijn de tumor te elimineren. Veel van ons onderzoek is er dan ook op gericht om tumorvaccins en therapieën te ontwikkelen die deze immuunsuppressie tegengaan. Door zowel preklinisch als klinisch onderzoek te verrichten heeft het immuuntherapie laboratorium zich ten doel gesteld bevindingen uit het lab zo spoedig mogelijk naar de kliniek te vertalen, maar ook om observaties uit de kliniek te toetsen in het lab. Nauwe contacten tussen artsen en labmedewerkers maken deze vertaalslag over en weer mogelijk en kunnen zo sneller tot nieuwe of verbeterde behandelingen leiden voor de patiënt. Een recent voorbeeld is een klinische trial waarbij prostaatkankerpatiënten werden gevaccineerd met een DC-stimulerend tumorvaccin, gecombineerd met een CTL-activerend antilichaam waarbij in een aantal gevallen veelbelovende klinische responsen werden gevonden. Door de afweerresponsen in deze patiënten te bestuderen hopen wij de onderliggende cellulaire mechanismen te achterhalen en zo tot het ontwerp van nog effectievere vaccins te komen. Het oncogenomics laboratorium Het oncogenomics laboratorium bestaat uit de gentherapiegroep en het RNA interferentie functioneel oncogenomics laboratorium (RIFOL). Gentherapie onderzoek De gentherapiegroep ontwikkelt nieuwe behandelingen voor kanker, gebruikmakend van adenovirussen. Deze relatief onschuldige virussen veroorzaken veelvoorkomende luchtweginfecties bij kinderen. De meeste volwassenen hebben daarom tijdens hun vroege jeugd al een effectieve afweer tegen het virus ontwikkeld. Blootstelling aan dit virus veroorzaakt mede daardoor over het algemeen slechts zeer milde ziekteverschijnselen. Door een moleculaire verandering in het adenovirus aan te brengen kan de levenscyclus van het virus in normale cellen, maar niet in kankercellen, worden onderbroken. Op deze manier kan de natuurlijke eigenschap van het virus om 17 zich in menselijke cellen te vermeerderen en die cellen te doden, worden benut om selectief kankercellen in het lichaam op te ruimen. Aangezien het werkingsmechanisme van adenovirussen om kankercellen te doden, heel anders is dan van reguliere behandelingen zoals bestraling of chemotherapie, kan behandeling met deze virussen een waardevolle aanvulling zijn van het arsenaal aan antikankermiddelen. Het huidige onderzoek van de gentherapiegroep richt zich voornamelijk op het krachtiger maken van het vermogen van het virus om kankercellen te doden. Hiervoor wordt het virus voorzien van kankerceldodende genen of van zogenaamde RNA-interferentie moleculen die de werking van genen waarmee kankercellen zich tegen het virus kunnen beschermen, kunnen onderdrukken. Daarnaast worden combinatiebehandelingen met bestraling en chemotherapie onderzocht. Het onderzoek bestrijkt het hele gebied van identificatie van nieuwe aanknopingspunten voor effectievere behandeling tot en met validatie van de werking in preklinische diermodellen. De rechten op het intellectueel eigendom van de resultaten van dit onderzoek, worden ter verdere ontwikkeling voor klinische toepassing ondergebracht bij het spin-off bedrijf ORCA Therapeutics. Het uiteindelijke doel is veelbelovende tumorselectieve adenovirussen te testen op hun effectiviteit bij de behandeling van patiënten met kanker. In de tweede helft van 2009 verwachten wij samen met de afdeling neurochirurgie een volgende stap te zetten op weg naar dit doel, wanneer een eerste klinische fase I studie met een tumorselectief adenovirus zal starten bij patiënten met een hersentumor. De onderzoekers in het RIFOL bestuderen de moleculaire oorzaken van het veranderde gedrag van kankercellen. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de oorzaken van resistentie die tumoren vaak ontwikkelen tegen de behandeling die ze ondergaan. Kennis over die oorzaken is van groot belang om nieuwe, effectievere behandelmethoden te ontwikkelen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door gebruik te maken van het biologische proces dat RNA-interferentie (RNAi) heet. Met RNAi kan zeer specifiek de aanmaak van een genproduct naar keuze worden onderdrukt. Door stuk voor stuk de aanmaak van elk individueel genproduct in kankercellen te onderdrukken en te screenen op het optreden van een bepaalde gedragsverandering van de cellen, kan de rol van die genproducten bij het onderzochte proces worden vastgesteld. Het RIFOL beschikt over een bibliotheek van RNAi moleculen gericht tegen alle ongeveer 21.000 menselijke genproducten en over faciliteiten om de werking van al die moleculen gelijktijdig in individuele celkweken te onderzoeken. De faciliteiten werden in 2007 opgebouwd en de methoden voor het screeningsonderzoek werden het afgelopen jaar ontwikkeld en gevalideerd. Dit heeft eind 2008 geresulteerd in voltooiing van de eerste genoom-brede RNAi screens in het RIFOL. Dit betrof onderzoek naar genproducten in kankercellen die bepalen hoe efficiënt adenovirussen die cellen kunnen doden. De RNAi technologie biedt een rijkdom aan mogelijkheden voor het doen van functioneel oncogenomisch onderzoek. Het RIFOL fungeert als centrale VUmc CCA/V-ICI faciliteit voor dit onderzoek. Het brengt onderzoekers van verschillende afdelingen bij elkaar, die samenwerken en technologie en ervaringen uitwisselen om de kwaliteit van de screeningsexperimenten te waarborgen en te verbeteren. Het RIFOL participeert ook in het RNAi Global Initiative, een internationale alliantie van vooraanstaande onderzoekscentra die op dit nog jonge onderzoeksterrein actief zijn. De wetenschappelijke uitwisseling binnen het consortium stimuleert de ontwikkeling van het onderzoeksveld om nieuwe medische ontdekkingen te versnellen. 18 Het oncoproteomics laboratorium CCA O ONCO Proteomics onderzoek VUmc PL Proteomics Laboratory Het oncoproteomics laboratorium (OPL) startte in April 2006 gelijktijdig met de ingebruikname van het VUmc-Cancer Centrum Amsterdam (CCA)-gebouw. Het OPL is opgericht om state-of-the-art proteomics infrastructuur en kennis beschikbaar te stellen voor alle CCA/V-ICI onderzoekers. Proteomics creëert een verbinding tussen de erfelijke informatie vastgelegd in onze genen (genomics) en hun biologische functie door middel van grootschalige analyse van de expressie van eiwitten, inclusief varianten van die eiwitten en hun interacties. Recente vooruitgang in technologie, met name massa spectrometrie (MS) en bio-informatica geeft nu enorme nieuwe mogelijkheden voor onderzoek naar klinisch bruikbare eiwit biomarkers. De huidige MStechnieken maken de opsporing, kwantificering en identificatie mogelijk van honderden tot duizenden peptides (kleine eiwitten) en proteïnen (grote eiwitten) in complexe biologische materialen, zoals bloed of weefsel. Translationeel onderzoek: De missie van het OPL De missie van het OPL is om innovatieve proteomicstechnologieën en methoden voor gegevensanalyse te ontwikkelen en te gebruiken, om de diagnostiek en behandeling van kanker te verbeteren. Proteomicstoepassingen in het kankeronderzoek waar aan gewerkt wordt zijn: • • • De opsporing van nieuwe eiwitten en eiwitpatronen, die specifiek zijn voor bepaalde kanker (sub)types als kandidaat-biomarkers voor deze ziektes. Het verkrijgen van meer inzicht in het ontstaan van kanker (oncogenesis). De ontdekking van nieuwe eiwitten, die als targets voor nieuwe therapieën kunnen dienen. Het farmacologie laboratorium Het farmacologie laboratorium van het LabMO richt zich met name op de vraag hoe een op de individuele patiënt toegespitste behandeling beter vorm kan krijgen. Hiervoor worden vooral de mogelijkheden onderzocht van farmacogenetica, om er achter te komen of de tumor van een patiënt wel of niet zal reageren op een bepaald middel of een combinatie van middelen. Specifiek wordt op dit moment vooral gekeken naar de interactie tussen medicamenten die zich richten op het tumorDNA en de nieuwere generatie van receptorgerichte middelen. Resistentiemechanismen tegen nieuwe middelen en manieren om die resistentie te omzeilen worden in modelsystemen en in patiënten onderzocht. De effectiviteit van elk medicijn wordt bepaald door zijn farmacologische eigenschappen: kennis van het moleculaire mechanisme van zijn werking en optimalisatie van de farmacologische eigenschappen is essentieel voor het verbeteren van de werking en het voorkomen of verminderen van bijwerkingen. Dit betekent dat een combinatie van farmacogenetica (het bestuderen van bepaalde erfelijke eigenschappen in genen, die van belang zijn voor de werking van de stof, bijvoorbeeld in het EGFR eiwit bij behandeling met erlotinib), als wel farmacokinetiek (hoe snel komt de stof waar hij moet zijn in het lichaam en hoe lang blijft het daar) en farmacodynamiek (kunnen 19 we aantonen dat het middel de tumor bereikt en de tumorcellen doodt) nodig zijn om therapie-opmaat te kunnen leveren. Tumor cellen met kern (rood) en pompeiwit (groen) Een voorbeeld van recent onderzoek komt voort uit het vroegere onderzoek naar de farmacologie en resistentie voor antikankermiddelen. Toegepast op de nieuwe generatie van doelgerichte antikankermiddelen, blijkt dat de gevoeligheid van tumorcellen voor middelen als Pemetrexed, maar ook voor erlotinib beïnvloed wordt door het metabolisme van het vitamine B9 (foliumzuur) in het lichaam. Dit bleek te maken te hebben met effecten van het vitamine op een pompeiwit in de tumorcellen (BCRP; zie groene kleur in het plaatje) dat geneesmiddelen uit de cellen kan pompen. Dus naast het meten van mutaties in het EGFR-eiwit is ook het meten van de opname en verdeling van erlotinib in tumorcellen van belang voor het optimaliseren van de therapie. 20 The Department of Medical Oncology The Department of Medical Oncology was founded in 1979 by prof. dr H.M. Pinedo. At that time this speciality was still in his infancy, but the department grew rapidly to an international renowned department, in particular famous for its translational cancer research. Translational research means that there is a strong and continuous interaction between the research and the researchers in the laboratory and the clinic in a two-way direction: research from bed-to-bench and from bench-to-bedside. The mission of the department is to increase the life expectancy of patients with cancer with special attention to their quality of life. This is accomplished by the development of new treatments and new diagnostic procedures. In order to accomplish this mission a team of professionals from nurses to researchers and from data-managers to oncologists each contribute with their specific expertise to accomplish this goal. The unique feature of the department is indeed the strong interaction –on a daily basis- between the physicians who treat the patients and the laboratory scientists. In addition, the contribution of a medical psychologist and a palliative physician is of utmost importance for the optimal treatment and care of our patients. The clinical research, which involves the participation of patients in clinical trials is an essential activity in order to improve cancer treatment in the long term. Clinical trials are performed under the guidance and coordination of a specialised research team, consisting of research nurses, data-managers and appropriate secretarial support. In collaboration with the medical oncologists, this team ensures that the studies into novel cancer treatments are performed according to written protocols and with full compliance to the ethical and legal rules and thereby that the attention for patient’s well-being remains our priority. For that reason - in addition to the research program intended to find better medicines – we have also a clinical research program that should learn us to the best ways to advise and support patients in the difficult times during treatment for cancer or in the last phases of their lives. In addition to the clinical research, the department has a number of scientific laboratory research projects, which are housed in the facilities of the Cancer Center Amsterdam (VUmc-CCA), which are situated next to the clinics. In the CCA building all cancer-related scientific research of the VU University Medical Center is brought together, which has strengthened significantly the collaboration between different departments, like Medical Oncology, Pathology, Neuro-oncology and Radiotherapy. Research of the Department of Medical Oncology is spearheaded by the development of new treatments in the fields of immunotherapy and of so-called “targeted agents” including antiangiogenic drugs as single agents or in combination with classical chemotherapy. Selection of patients for individualized therapy is a specific focus of our research programs. Five research groups each contribute in their own specific way to achieving these goals. The Oncoproteomics laboratory identifies and studies the different proteins that could play a role in the development of cancer and that could be used as new targets or to predict as early as possible whether a therapy is successful. The OncoGenomics laboratory focuses on those genes and gene mutations that are essential in the formation of tumors or for an effective therapy. The Pharmacology laboratory studies the interactions of different classes of anticancer agents in relation to their effect on tumor growth. The Immunotherapy laboratory searches for effective ways to stimulate the immune system of the body to attack the tumor and stop it from growing. Finally, the Angiogenesis laboratory, studies how inhibition of the formation of new blood vessels, may stop tumors from growing. Our department plays an important role within the VUmc CCA / V-ICI (the research institute for cancer and immunology). This research institute coordinates and stimulates oncological research within the VU University Medical Center. During the past few years the department has intensified its role in the multidisciplinary treatment and care of cancer patients. This involvement is increased because treatment of cancer patients has become more intensive and complicated, involving surgery, radiotherapy as well as medical oncological treatments simultaneously or sequentially, which requires a very strict coordination. The Department of Medical Oncology participates in regional collaborations under the auspices of the Dutch Comprehensive Cancer Cancer as consultants in the field of patient care. Staff 21 members of the department participate, often as board members in IKA and other national or international working groups. In addition to patient care and translational scientific cancer research, the Department of Medical Oncology is also actively involved in the education of medical students and residents for internal medicine. Furthermore, we have a well-established medical oncology fellowship-training program. In brief, the Department of Medical Oncology is a dynamic department with a large and highly motivated team of professionals with one main goal: to optimize the care giving to cancer patients and to improve where possible treatment options. As head of the department, it is with great pleasure that I present you this brochure. You may find the most important information and recent activities of those involved in daily patient care and in research and in this way I trust you will be able to obtain a clear picture of our daily work and goals for the future. Henk Verheul 22 The medical treatment we offer The Department of Medical Oncology of the VUmc is a dynamic organization with an outstanding international reputation. A dedicated team of professionals offers optimal treatment and support to patients with cancer with empathy for the patients and their relatives. The patients are treated with anticancer medication, which may have a curative or palliative intention. In addition to state-of-the-art and innovative medical treatment for cancer, translational research is a hallmark of our department. New immunotherapeutic approaches, angiogenesis inhibitors as well as other new-targeted agents are studied and new combination treatment strategies are being developed in collaboration with the departments of surgical oncology, radiotherapy, otolaryngology and gynaecology. Our goal is to minimize the side effects of current and novel treatment strategies and to ensure that the quality of life of our patients is being optimized by supportive and palliative care. When curative treatment is no longer possible, palliative treatment, which may include direct anti-tumor therapy as well as palliative care are given to improve the quality of life. The international standard of care is given for several advanced cancer types, because it has been proven to be most effective treatment until thus far. However, in an academic setting we continuously strive to improve the standard of care treatment. It is still not possible to predict whether a treatment will be effective in a particular patient and therefore, one of our aims is to develop new diagnostic tests to predict whether a specific treatment will be effective in an individual patient (personalized medicine). To improve treatment outcome, our department focuses on the development of personalized medicine directed against tumor blood vessel formation (anti-angiogenic therapy) or targeting tumor signaling pathways and on the development of immunotherapy. The emphasis of our research is on the following questions: 1) Testing the adequate dosing of new anticancer agents (phase-I research) 2) Determining efficacy of new agents against specific tumors (phase-II research) 3) Development of new combination treatment strategies of classical chemotherapy plus new targeted agents, or a combination of new agents with other treatment modalities, such as radiotherapy. During the past several years, new treatment strategies combining surgery, radiotherapy and anticancer medicines have been developed. These intensive treatments require optimal multidisciplinary interactions of several different clinical specialisms’. Therefore, the Medical Oncology Department is involved in many multidisciplinary meetings each week to discuss the optimal treatment strategies for our patients including possible participation of patients in clinical trials. The department has focused its research activities on a number of tumor types. These include brain tumors, head-and-neck cancer, breast cancer, gastrointestinal cancer types (including gastro-esophageal and colorectal cancer), prostate cancer, renal cell cancer, gynaecological cancer and skin tumors (melanomas). We have shortly summarized our focus for each tumor type below. Of course, although we do not presently perform research in other tumor types specifically, the available treatments extend beyond the below mentioned tumor types and we have ample experience with most intensive treatment strategies. Brain tumors Our intensive collaboration with the departments of neurology, neurosurgery and radiotherapy leads to the development of new treatment strategies for brain and neurological tumors. Clinical trials of combination treatments with radiotherapy as well as systemic treatment strategies for advanced disease are being conducted and developed. Head and neck cancer 23 For head and neck tumors a multidisciplinary team of head and neck surgeons, radiotherapists, pathologists and medical oncologists plays a crucial role in the planning of intensive treatment strategies. In weekly multidisciplinary meetings individualized treatment plans are discussed. Frequently, patients are being treated with combination chemo radiotherapy, which requires extensive experience as it can be accompanied by both short-term and long-term complications. Our preclinical and clinical research is focused on improving the efficacy of these treatment strategies and diminishing the side effects. The Department of Medical Oncology is also developing new treatment strategies for advanced stages of disease. The department is active in the Dutch Society of Head and Neck Tumors and the European Head and Neck Society of the EORTC. Breast cancer For the treatment of breast cancer extensive treatment options are available, but in the metastatic phase treatment is palliative. Improvement of treatment options is of crucial importance. We complete a multidisciplinary team of surgeons, radiotherapists, pathologists, radiologists and medical oncologists to ensure the optimal treatment of patients with breast cancer. In addition, we initiate and participate in several clinical trials studying specific biological tumor characteristics to improve treatment outcomes and quality of life for patients with breast cancer. Gastrointestinal tumors Colorectal cancer, oesophageal and gastric cancer The department focuses on the treatment of advanced and metastatic gastro-intestinal tumors. A team of gastroenterologists, surgeons, radiotherapists, radiologists, nuclear medicine specialists, pathologists and medical oncologists determine the optimal multidisciplinary combination treatment approach for each individual patient. We study ways to improve treatment outcome with targeted agents in addition to standard treatment approaches. In the past few years we have made clear progress in ways to select patients for an optimal individualized treatment strategy (personalized cancer care) by combined clinical and laboratory (bed–to-bench) research. Both for locally advanced as well as for metastatic disease new treatment strategies are being studied in clinical trials. Advanced prostate cancer Within our department patients with advanced prostate cancer are being treated with newly targeted agents as well as with immunotherapy using tumor vaccine approaches. The strong interaction of the clinicians with the preclinical laboratory is crucial for this type of research. In addition, our department participates in national and international clinical trials to study new treatment possibilities for patients that are refractory to standard chemotherapy approaches. Renal cell cancer In the past several years a rapid development of new systemic treatment approaches with angiogenesis inhibitors has occurred. The department is very much involved in the development of these new agents, both preclinical and clinically. Further studies aim at a better understanding of the toxicity of these novel treatments and ways to circumvent resistance. Gynaecological tumors In collaboration with the department of gynaecology, we contribute to new treatment approaches for gynaecological tumors in both national and international clinical trials. Melanomas For advanced melanomas almost no effective treatment options are available. The department is very actively studying immunotherapeutic treatment strategies to improve the treatment outcome of this disease in an advanced stage. 24 The day care and outpatient clinic of Medical Oncology Day care unit Medical Oncology: who we are The Department of Medical Oncology of VUmc is a dynamic organization with an excellent international reputation. Our team of professionals is highly motivated to ensure that you will receive an optimal treatment and support during your illness. We are inspired by the VUmc core values: commitment, carefulness and ambition. In addition to all aspects of advanced, modern oncological treatment, pioneering scientific research is performed into ways to apply novel treatments, all putting the patient in the first place. If no treatment is possible anymore, our care is directed to a longer life expectancy while keeping a good quality of life in the form of palliative care. The unit medical oncology consists of four teams: • The nursing department located at 3c (VONI) • The outpatient clinic • The day care unit • The research team Nursing department 3C The department has 27 beds, divided over two- and one-person rooms. Four spacious oneperson rooms are available for palliative care. At the phase I/II unit, a three-person room, study medication is administered. The team consists of the head nurse, a team leader and specialized oncology nurses, among them nurse practitioners and research nurses. They closely cooperate with physicians in training for internal medicine or oncology under the supervision of an experienced medical oncologist. The family room The family room of the department is a room where family or friends of the patient can come together. On certain times a nurse is present to answer questions or for support. The room is equipped with a play corner for children, a computer with internet access and written information on cancer. The palliative rooms These rooms are furnished more homelike and are available during day and night for patients and their loved ones in the last stage, when no treatment is possible anymore. A supportive and palliative care team of oncology nurses, a palliative physician, medical psychologist and social workers are all there to help. ‘Goed verzorgd, beter gevoel’: “Better care, better feeling”, workshops and individual treatments Because of their illness and treatment cancer patients may have to cope with changes in their physical appearance. The project “Goed verzorgd, beter gevoel” offers them assistance in this aspect. Specialized cosmeticians can give them advise or relaxing massage. Also, patients can participate in a workshop which is given five times per year, where they get advise and instructions on appropriate care for their skin and make-up. For VUmc patients this service is free. Outpatient clinic and day care unit The head of the care unit, a team leader and medical administrative workers staffs the outpatient clinic. The medical oncologists have their daily consulting hours there. The team at the day care unit is consisting of the head of the care unit, a team leader, nurse practitioners and 25 research nurses. They closely work together with each other and with the physicians and administrative workers, who among others arrange the appointments with the patients. The day care unit has 16 beds, divided over 5 rooms. The patients come there at their first treatment for a consult with a nurse, who takes the time to get acquainted, to inform the patient about the treatment and to see whether extra support is needed. Research team located at 3A In 2003 a phase I/II trial was opened. Here a patient room with 3 beds is located –in the new tower- with a specially equipped laboratory room close to it. Patients who participate in a study are often hospitalized her for several days or for a day treatment. During these admissions, first the examinations preceding the study take place, as well as the administration of the medication and the drawing of blood for pharmacokinetics or pharmacodynamic investigations. The research team consists of research nurses, data managers, the secretarial workers and a financial administrator. Together they carry out the studies in which new cancer medication is tested in a safe way and according to the law and protocols. The research nurses assess the protocols on practical feasibility as well as on the burden imposed on the patients. They play a role in the preparation of the studies with regard to the fine-tuning of different departments, contacts with pharmaceutical companies and consultations with the data managers who have to process all study data. The research nurses also inform the patient about all relevant aspects of the study, answers questions and they are direct available to for any question or concern the patient might have during the treatment. They observe the patient during the administration of the study medication, register any adverse effect, take blood and process or store blood or urine according to the protocol. Together with the other team members they administrate carefully all data, so that the results of the study are based on reliable data. The mission from a medical perspective The mission of the unit is to take part in the development of novel diagnostic methods and novel treatments to increase the life expectancy of patients with cancer, while taking care of a good quality of life. This requires teamwork, scientific knowledge, creativity, courage and persistence. In all decisions the interest of the patient should be central. 26 The mission from a nursing perspective In out unit patients with all kinds of tumors are attended which has considerable implications for the intensity of the nursing care: patients often have undergone earlier treatments in other hospitals, come for second opinions or because elsewhere there were no treatment options. This makes that they sometimes have high expectations of the treatment. However, many treatments are of course experimental or palliative, directed at diminishing the complaints and only a small number of patients will receive a curative treatment. Nurse practitioner The Department of Medical Oncology has trained and appointed in close collaboration with the department of Otolaryngology a Nurse Practitioner. She works with patients with head and neck tumors, who are being treated with chemo radiation therapy. This patient group receives a complex, physically as well as mentally heavy treatment in different departments and therefore needs extra support. By ensuring extra attention, support and continuity of the care, the chance increases considerably that the patient will undergo the complete treatment as planned without delay. This will have a positive influence on the results of the treatment and the prognosis of the patient. Psycho-oncology and Palliative Care Team Supportive and Palliative Care Team (P. Doornaert, radiotherapist, M.Boddaert, Prof. W. Zuurmond, anesthesiologist and dr. M. v.d. Linden) At work Family room Psycho-oncology Since 2000 the Department of Medical Oncology has installed a clinical psychologist for psychological treatment of oncology patients 4 . This position was created after scientific findings showed that one third of the cancer patients develop depression, anxiety disorders or quality of life problems and express need for psychological treatment. The position of the clinical psychologist is unique. On a national level there are few departments, which offer psycho-oncology care for cancer patients. In the last years the clinical expertise with psycho-oncology patient care was broadened with scientific research, medical education and presentations in and outside the VU Medical Centre for nurses, psychologists, physicians and medical specialists. In order to help improving the national organisation of psychosocial oncology we participate in several organisations. The clinical psychologist participates as chairwoman for the ‘Dutch society for psychosocial oncology’ (NVPO) and the foundation ‘Verdriet door je Hoofd’. Internationally we participate in the International Psycho-Oncology Society (IPOS) and the Federation of International Psycho-oncology Societies (FIPOS) as representative for the Netherlands. The foundation ‘Verdriet door je Hoofd’ won the 2009 Good Causes action of Red Kiwi: a professional website for children coping with parental cancer. Two current research projects focus on screening and quality of life of cancer patients: 1. ‘An individualised quality of life intervention in hospitalised cancer patients’ and 4 A special note of thanks is due to the VUmc-CCA/VICI 27 2. ‘Optimal personalised screening and care for breast cancer patients’ 5 . These projects concur with the national developments and recommendations of the National Program against cancer (NPK 2005-2010). The national recommended screening questionnaire ‘The Emotional Distress thermometer’ would be implemented in breast cancer patients at the department Medical Oncology and the Surgery department in the VU University Medical Center. The clinical psychologist takes part in the advisory board of the foundation ‘Time Out familiekamers VU medisch centrum’. Because of the success of the family room in the Medical Oncology department, the foundation plans to realise family rooms in the surgery department and the Intensive Care department 6 . This initiative is innovative for the care for the family of the cancer patient. Palliative care Palliative care is a multidisciplinary approach that aims to improve the quality of life of patients and their families facing problems associated with life-threatening illness such as cancer. By means of early assessment and treatment of pain and other problems, physical, psychosocial or spiritual, palliative care prevents and reliefs suffering. Within the department of Medical Oncology palliative care has developed steadily over the years, with a unique position for a consultant in palliative medicine added to the oncology staff and four palliative care rooms on the Oncology ward since 2005. As a result of interdepartmental collaboration a Supportive & Palliative Care Team provides 24-hour palliative and supportive care for patients admitted to our hospital and the department of Medical Oncology is an active participant in the VUmc Expertise Centre for Palliative Care that was launched in 2006. To provide tailor made care for all our patients and their families, the clinical expertise with palliative patient care has been integrated with the clinical oncology care in the past years. With regard to medical training the department has integrated palliative medicine in its oncology courses for medical students, physicians-in-training and medical oncologists and was one of the first hospital departments to gain recognition for training general practitioners and nursing home physicians in palliative medicine. We welcomed two residents last year. Research projects in palliative medicine are currently taking shape. One project focuses on recognition and treatment of delirium in cancer patients. It is a prestigious randomised controlled trial for which recently NWO funding was obtained. Another project focuses on evaluation of the efficacy of the drug methylnaltrexone in resolving constipation induced by different opioids. Outside the hospital the consultant palliative medicine participates in the regional palliative care consultation team and the advisory board for Palliative Care of the Dutch Comprehensive Cancer Center Amsterdam (IKA) in order to improve regional and national organisation of palliative care. Recent publications Verdonck-de Leeuw IM, de Bree R, Keizer AL, Houffelaar T, Cuijpers P, van der Linden, MH Leemans CR. Computerized prospective screening for high levels of emotional distress in head and neck cancer: prevalence and referral rate to psychosocial care. Oral Oncology 2009; Apr 8. [Epub ahead of print] Van der Linden MH and Gualthérie van Weezel LM. ‘Boosheid en agressie bij patiënten met kanker’. In: Psychologische patiëntenzorg in de oncologie; Handboek voor de professional. Redactie: JCJM de Haes, LM Gualthérie van Weezel, R Sanderman, 2009. Bramsen I, van der Linden MH, Eskens FJM, Bijvank EM, van Groeningen CJ, Kaufman HJ Aaronson NK. Evaluation of a face-to-face psychosocial screening intervention for cancer patients: Acceptance and effects on quality of life. Patient Education and Counseling 2008; 70: 61–68. Verdonck-de Leeuw IM, Eerenstein SE, Van der Linden MH Kuik DJ, de Bree R, Leemans CR. Distress in spouses and patients after treatment for head and neck cancer. Laryngoscope 2007;117: 238-241. Van der Linden MH. Hoop doet meewerken aan experimenteel onderzoek. Psychosociale oncologie 2007;15: 9. 5 6 A special note of thanks is due to the Pink Ribbon Foundation A special note of thanks is due to the ‘TimeoutkamersVu Medisch Centrum’ foundation 28 The Laboratory of Medical Oncology 29 The Angiogenesis Laboratory Introduction The growth of tumors and their metastases depends on the formation of new blood vessels, a process that is called neo-vascularization or angiogenesis. Tumor cells which become deprived of oxygen and nutrients will produce growth factors that promote endothelial cells to proliferate and move towards the hypoxic tumor cell areas. Among tumor-induced pro-angiogenic factors, vascular endothelial growth factor (VEGF) has been recognized as one of the most important factors. Consequently, VEGF and its receptors (primarily VEGFR2) are primary targets for anticancer therapy. Evidence that inhibition of the VEGF-VEGFR pathway is of clinical benefit for cancer patients has resulted in approval of the monoclonal antibody bevacizumab (Avastin®), which is directed against VEGF, in combination with chemotherapy in colorectal cancer. Similarly, the VEGFR inhibitor sunitinib (Sutent®) provides clear clinical benefit for a subgroup of renal cell cancer patients. The angiogenesis research group in August 2009. Upper row: Arjan Griffioen, Henk Verheul, Yvette Paulis, Judy van Beijnum, Henk Broxterman, Mariëtte Labots, Henk Dekker, Victor Thijssen, Maaike van Berkel, Roy Heuschen; Bottom row: Annemarie de Graaf, Kim Vrijland, Kristy Gotink and Maudy Walraven (not on picture Laura Vroling, Richard de Haas) Translational research Our research aims at improving the understanding of tumor-induced angiogenesis and to develop novel anti-cancer strategies based on angiogenesis inhibition. Clinical trials with second and third generation VEGFR and VEGF inhibitors are performed. These clinical trials are accompanied by side-studies in order to learn more about the effects of anti-angiogenesis agents and their target, the tumor endothelium. These side-studies include investigation of circulating endothelial progenitor cells, immunological parameters, endothelium-specific marker proteins and complete protein profiles (proteomics); also the effects of anti-angiogenic therapy on the normal physiology of vessels (regulation of the blood pressure) (Verheul and Pinedo, 2007) and the use of new imaging techniques to monitor anti-tumor effects are studied. The department has been on the forefront of fundamental, applied and clinical research. Examples are the identification of several tumor endothelial targets suitable for diagnostic imaging and also for therapeutic intervention (Thijssen et al, 2008). In addition, a trial of continuous endostatin administration and studies into the activity and toxicity of the first generation VEGFR inhibitors has been studied in relation to blood clotting disturbances and platelet biology. More recently, we have studied the antitumor response of sunitinib in renal cell cancer (van der Veldt et al., 2008), as well as 30 mechanisms of sunitinib induced-hypertension (van der Veldt et al., 2009) and the potential value of blood-based markers of sunitinib activity (van Cruijsen et al., 2008; Vroling et al., 2009). Also a major interest of the department will be the elucidation of the complicated mechanisms of action and determinants of sensitivity or resistance as well as toxicity of current and future combinations of anti-angiogenic agents such as sunitinib or sorafenib (Gotink et al., 2009; Broxterman et al., 2009). Some recent research highlights Potential Markers of Response to Antiangiogenic Therapy Identified: AACR Press briefing Laura Vroling: 23 april 2008 ; see for Press briefing of Laura Vroling at: http://www.medpagetoday.com/MeetingCoverage/AACR/9107 SAN DIEGO, April 14 -- The effectiveness of antiangiogenic cancer therapy may be keyed to specific patterns of circulating endothelial progenitor cells that are stimulated by the treatment, according to findings reported here. In patients treated with the multikinase inhibitor sunitinib (Sutent), the median cell count more than doubled in patients who responded to therapy but did not change in patients who had no response, Laura Vroling, M.Sc., of Vrije University Medical Center in Amsterdam, said at the American Association for Clinical Research meeting. The population of circulating endothelial progenitor cells also increased in patients treated with both bevacizumab (Avastin) and erlotinib (Tarceva) but not erlotinib alone. "Our work provides novel data on a potential biomarker for the monitoring of antiangiogenic drug activity in cancer patients, as well as identifies a cell type that is a potential target for these agents," said Vroling. "The data suggest that candidate circulating endothelial progenitor cells are increased in cancer patients in an antiangiogenic, treatment-specific way," she added. "The potential role of candidate circulating endothelial progenitor cells in human tumor angiogenesis and increased numbers during anti-VEGF therapy warrant further study. Larger studies are needed to define the predictive potential of these cells for the outcome of antiangiogenic therapies." Grant support from the Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) and Top Institute Pharma (TIPharma) for research into novel ways to target angiogenesis as treatment for cancer We have used a designer approach to develop angiostatic cytokine-like peptides that elicit anti-tumor activity through angiogenesis inhibition. The most active peptide was anginex, which is currently developed for clinical testing. A molecular biological approach identified galectin-1 as the endothelial receptor for anginex. It is shown that targeting galectin-1 is applicable for diagnosis strategies as well as treatment of cancer. We also performed genomic screen by transcriptome subtraction techniques, for the discovery of other target molecules on tumor endothelial cells. These studies identified 17 endothelial genes to be overexpressed in tumor angiogenesis but not in physiological angiogenesis. The recently started projects will focus on the use of these targets for application in therapeutic as well as diagnostic strategies against cancer. Recent publications 2009 Vroling L, Lind JSW, de Haas RR, Verheul HMW, van Hinsbergh VWM, Broxterman HJ, Smit EF. CD133+ circulating hematopoietic progenitor cells predict for response to sorafenib plus erlotinib in non-small cell lung cancer patients. Br J Cancer 2010; in press. Van der Veldt AAM, Boven E, Vroling L, Broxterman HJ, van den Eertwegh AJM, Haanen JG. Sunitinib-induced hemoglobin changes are related to the dosing schedule. J Clin Oncol 2009; 27: 1339-1340. 31 Vroling L, van der Veldt AAM, de Haas RR, Haanen JB, Schuurhuis GJ, Kuik DJ, van Cruijsen H, Verheul HMW, van den Eertwegh AJ, Hoekman K, Boven E, van Hinsbergh VW, Broxterman HJ. Increased numbers of small circulating endothelial cells in renal cell cancer patients treated with sunitinib. Angiogenesis 2009; 12: 69-79. Verheul HM, van Erp K, Homs MY, Yoon GS, van Der Groep P, Rogers C, Hansel DE, Netto GJ, Pili R. The relationship of vascular endothelial growth factor and coagulation factor (fibrin and fibrinogen) expression in clear cell renal cell carcinoma. Urology 2009; DOI: 10.1016/j.urology.2009.05.075. Heusschen R, van Gink M, Griffioen AW, Thijssen VL. MicroRNAs in the tumor endothelium: novel controls on the angioregulatory switchboard. Biochim Biophys Acta 2009; doi:10.1016/j.bbcan.2009.09.005. Fontijn D, Bosch LJ, Duyndam MC, van Berkel MP, Janmaat ML, Boven E. Basic fibroblast growth-factor-mediated overexpression of vascular endothelial growth factor in 1F6 human melanoma cells is regulated by activation of PI-3K and p38 MAPK. Cell Oncol 2009; 31: 179-190. Broxterman HJ, Gotink KJ, Verheul HMW. Understanding the causes of multidrug resistance: a comparison of doxorubicin and sunitinib. Drug Resist. Updates 2009; 12: 114-126. Thijssen VL. One less concern. Nature 2009; 457: 628-628. Gotink KJ, Rudek MA, Broxterman HJ, et al., 2009. The anitangiogenic tyrosine kinase inhibitor sunitinb has direct antitumor activity on renal and colorectal cancer cells in vitro at intratumoral concentrations achieved in mice. In: Proc. of the 100th Ann. Meeting Am. Assoc. Cancer Res.; 2009 Apr 18-22; Denver, CO. Philadelphia (PA), Abstract nr 150. Tabruyn SP, Mémet S, Avé P, Verhaeghe C, Mayo KH, Struman I, Martial JA, Griffioen AW. NF-κB activation in endothelial cells is critical for the activity of angiostatic agents. Mol Cancer Ther 2009; 8: doi:10.1158/15357163.MCT-09-0383. Griffioen AW, Vyth-Dreese F. Angiostasis as a way to improve immunotherapy. Thromb Haemost 2009; 101: 1025-1031. Van Beijnum JR, Petersen K, Griffioen AW. Tumor endothelium is characterized by a matrix remodeling signature. Front Biosci 2009; 1: 216-225. Griffioen, AW. Lymphangiogenesis factors target for therapy? Blood 2009; 113: 4135-4136. Mulder WJM, Castermans K, Van Beijnum JR, Oude Egbrink MGA, Chin PTK, Storm G, Strijkers GJ, Griffioen AW, Nicolay K. Multimodality molecular imaging of tumor angiogenesis using quantum dots. Angiogenesis 2009; 12: 17-24. 2008/2007 Thijssen VL, Hulsmans S, Griffioen AW. The galectin profile of the endothelium: altered expression and localization in activated and tumor endothelial cells. Am J Pathol 2008; 172: 545-553. Van Cruijsen H, van der Veldt AA, Vroling L, Oosterhoff D, Broxterman HJ, Scheper RJ, Giaccone G, Haanen JB, van den Eertwegh AJ, Boven E, Hoekman K, de Gruijl TD. Sunitinib-induced myeloid lineage redistribution in renal cell cancer patients: CD1c+ dendritic cell frequency predicts progression-free survival. Clin Cancer Res 2008; 14: 5884-5892. Van der Veldt AAM, Meijerink MR, van den Eertwegh AJ, Bex A, de Gast G, Haanen JB, Boven E. Sunitinib for treatment of advanced renal cell cancer: primary tumor response. Clin Cancer Res 2008; 14: 2431-2436. Van der Veldt AAM, Boven E, Helgason HH, van Wouwe M, Berkhof J, de Gast G, Mallo H, Tillier CN, van den Eertwegh AJ, Haanen JB. Predictive factors for severe toxicity of sunitinib in unselected patients with advanced renal cell cancer. Br J Cancer 2008; 99: 259-265. Van der Veldt AAM, van den Eertwegh AJ, Hoekman K, Barkhof F, Boven E. Reversible cognitive disorders after sunitinib for advanced renal cell cancer in patients with preexisting arteriosclerotic leukoencephalopathy. Ann Oncol 2007; 18: 1747-1750. Castermans K, Tabruyn SP, Zeng R, Eppolito C, Leonard WJ, Shrikant PA, Griffioen AW. Angiostatic activity of the anti-tumor cytokine interleukin-21. Blood 2008; 112: 4940-4947. 32 Griffioen AW. Anti-angiogenesis; making the tumor vulnerable for the immune system. Cancer Immunol Immunother 2008; 57: 1553-1558. Van Beijnum JR, Rousch M, Castermans K, Van der Linden E, Griffioen AW. Isolation of endothelial cells from fresh tissues. Nat Protocols 2008; 3: 1085-1091. Hillen F, Kaijzel EL, Castermans K, Oude Egbrink MGA, Löwik CWGM, Griffioen AW. A transgenic Tie2-GFP athymic mouse model; a tool for vascular biology in xenograft tumors, Biochem Biophys Res Comm 2008; 368: 364-367. Griffioen AW. New entry in angiostatic cancer therapy. Blood 2008; 111: 1755-1756. Van Beijnum JR, Buurman WA, Griffioen AW. Convergence and amplification of TLR and RAGE signalling pathways via HMGB1. Angiogenesis 2008; 11: 91-99. Tabruyn SP, Griffioen AW. NFkB: friend or foe in angiostatic therapy. Angiogenesis 2008; 11:101-106. Thijssen VL., Hulsmans S, Griffioen AW. The galectin profile of the endothelium; altered expression and localization in activated and tumor endothelial cells. Am J Pathol 2008; 172: 545-553. Van Beijnum JR, Van der Linden E, Griffioen AW. Angiogenic profiling and comparison of immortalized endothelial cells for functional genomics. Exp Cell Res 2008; 314: 264-272. Hillen F, Griffioen AW. Tumor vasculature; sprouting angiogenesis and beyond. Cancer Metast Rev 2008; 26: 489-502. Verheul HM, Pinedo HM. Possible molecular mechanisms involved in the toxicity of angiogenesis inhibition. Nat Rev Cancer 2007; 7: 475-485. Vroling L, Yuana Y, Schuurhuis GJ, van Hinsbergh VW, Gundy C, de Haas R, van Cruijsen H, Boven E, Hoekman K, Broxterman HJ. VEGFR2 expressing circulating (progenitor) cell populations in volunteers and cancer patients. Thromb Haemost 2007; 98: 440-450. Thijssen VL, Poirier F, Baum LG, Griffioen AW. Galectins in the tumor endothelium; opportunities for combined cancer therapy. Blood 2007; 110: 2819-2827. Brandwijk RJ, Mulder WJ, Nicolay K, Mayo KH, Thijssen VL., Griffioen AW. Anginex conjugated liposomes for targeting of angiogenic endothelial cells. Bioconjug Chem 2007; 18: 785-790. Verheul HM, Salumbides B, Van Erp K, Hammers H, Qian DZ, Sanni T, Atadja P, Pili R. Combination strategy targeting the hypoxia inducible factor-1 alpha with mammalian target of rapamycin and histone deacetylase inhibitors. Clin Cancer Res 2008; 14: 3589-3597. Verheul HM, Lolkema MP, Qian DZ, Hilkes YH, Liapi E, Akkerman JW, Pili R, Voest EE. Platelets take up the monoclonal antibody bevacizumab. Clin Cancer Res 2007; 13: 5341-5347. Verheul HM, Hammers H, van Erp K, Wei Y, Sanni T, Salumbides B, Qian DZ, Yancopoulos GD, Pili R. Vascular endothelial growth factor trap blocks tumor growth, metastasis formation, and vascular leakage in an orthotopic murine renal cell cancer model. Clin Cancer Res 2007; 13: 4201-4208. The Immunotherapy Laboratory Introduction to the research The Immunotherapy laboratory of the Department of Medical Oncology of the VU University Medical Center studies the possibility to exploit the immune system to specifically recognize, attack and eradicate tumor cells. Key components in a successful immune reaction are two types of 33 immune effector cells: the Dendritic Cells (DCs) and the T cells. DCs are the sentinels of our immune system which, in case of danger (e.g. viral or bacterial infections, inflammation or tumor growth), become activated and release factors that recruit other immune cells to contribute to an effective anti-tumor immune response. A central role in the immune-mediated elimination of tumors is played by Cytotoxic (or “killer”) T Lymphocytes (CTLs). In lymph nodes that drain tumor sites these CTLs are instructed by DCs (migrated from the tumor) to recognize and kill tumor cells. A major obstacle in this process is caused by immune suppressive factors produced by the tumor that hamper the development and proper activation of both DCs and CTLs. As a result, patients are more susceptible to microbial infections and unable to mount an effective immune response to their tumor. Much of our research is aimed at overcoming this immune suppression. Composition of the group and collaborations Over the past decade the Immunotherapy laboratory has proven a fruitful and close collaborative effort between the departments of Medical Oncology and Pathology, supervised by Dr. Fons van den Eertwegh (clinic) and Dr. Tanja de Gruijl (lab) from the Medical Oncology and Prof. Rik Scheper from the Pathology department. The group maintains close collaborative ties with the departments of Hematology, Rheumatology, Dermatology, Surgical Oncology and Molecular Cell Biology and Immunology: all concerning the function of DCs and T cells in the anti-tumor immune response. Laboratory research meeting: from left to right: David Russchen (student), Saskia Santegoets (postdoc), Robert van Boerdonk (undergraduate student), Berbel Sluijter (PhD student), Dinja Oosterhoff (postdoc), Wouter Nieuwboer (student), Sinéad Lougheed (research technician), Rodney Rosalia (undergraduate student), Sharif Moeniralm (research technician), Niek Ravenshorst (research technician), Anita Stam (research technician), Basav Hangalapura (postdoc), Hester van Cruijsen (MD, PhD), Rieneke van de Ven (postdoc), Jelle Lindenberg (PhD student). Translational research By performing both pre-clinical and clinical research, we aim to rapidly translate findings in the lab to novel or improved clinically applicable therapies, but also to further submit clinical findings to experimental testing in the lab. Close contact between the medical doctors in the clinic and scientists in the lab facilitates this “bench-to-bedside” and “bedside-to-bench” approach. Some recent research highlights Saskia Santegoets received a Clinical Young Investigator Award from the Prostate Cancer Foundation (PCF) for her research on DC and T cell functions in men with prostate cancer, who received the Prostate GVAX vaccine combined with the anti-CTLA4 antibody ipilimumab. This prize was presented to her by Dr Howard Soule, the Executive Vice-President and Scientific Officer of the PCF, during the Annual Conference of the American Association of Cancer Research, held in San Diego in April 2008. During the same conference she participated in a press conference where she outlined the aims and expected results of this study and emphasized its relevance and importance to the field of cancer research. 34 Saskia Santegoets at the AACR press conference The identification of molecular processes that underlie hampered DC development and activation among others in brain tumors enables the modulation of these processes by smallmolecule inhibitors that are applied in the clinic. With this knowledge viral vectors are also designed that can be utilized as DC-targeted cancer vaccine vehicles. This research line, financed by the Dutch Organisation for Scientific Research (NWO), is carried out by Dinja Oosterhoff, Jelle Lindenberg, Hester van Cruijsen and Sinéad Lougheed. Rieneke van de Ven made the important observation that a molecular pump on the surface of skin DCs (i.e. MRP4) is crucial for the migration of these DCs from the skin to draining lymph nodes: a bottleneck in the efficacy of DC-based cancer vaccines (financed by the Dutch Cancer Society, KWF). Clinical studies on the immunopotentiation of melanoma Sentinel Lymph Nodes were continued by Berbel Sluijter and Mari van den Hout, while a new project was started by Basav Hangalapura to develop novel DC-targeted vaccines for the therapy of prostate cancer. This project is carried out in close collaboration with the group of Prof Yvette van Kooyk and is financed by a grant from CCA/V-ICI/Stichting Avanti-STR. In a novel research line initiated by Hans van der Vliet, Famke Schneiders started on her graduate research concerning the potential use of NKT and Vγδ T cells for cancer immunotherapy. Recent publications 2009 van Cruijsen H, Ruiz MG, van der Valk P, de Gruijl TD, Giaccone G. Tissue micro array analysis of ganglioside Nglycolyl GM3 expression and signal transducer and activator of transcription (STAT)-3 activation in relation to dendritic cell infiltration and microvessel density in non-small cell lung cancer. BMC Cancer 2009; 9:180. van de Ven R, de Groot J, Reurs AW, Wijnands PG, van de Wetering K, Schuetz JD, de Gruijl TD, Scheper RJ, Scheffer GL. Unimpaired immune functions in the absence of Mrp4 (Abcc4). Immunol Lett 2009; 124: 81-87. Pentinga SE, Bruining HG, Gerritsen WR, van den Eertwegh AJ, Rustemeyer T. A case of delayed-type hypersensitivity to subcutaneously administered drugs during anticancer immunotherapy. Br J Dermatol 2009; 160:1132-1134. Weber JS, Zarour H, Redman B, Trefzer U, O'Day S, van den Eertwegh AJM, MarshallE, Wagner S. Randomized phase 2/3 trial of CpG oligodeoxynucleotide PF-3512676 alone or with dacarbazine for patients with unresectable stage III and IV melanoma. Cancer 2009; 115: 3944-3954. Van de Ven R, Lindenberg JJ, Oosterhoff D, van den Tol MP, Rosalia RA, Murakami M, Everts M, Scheffer GL, Scheper RJ, de Gruijl TD, Curiel DT. Selective transduction of mature DC in human skin and lymph nodes by CD80/CD86-targeted fiber-modified adenovirus-5/3. J Immunother 2009; in press. Van Houdt IS, Sluijter BJR, van Leeuwen PAM, Moesbergen LM, Hooijberg E, Meijer CJLM, de Gruijl TD, Oudejans JJ, Boven E. Absence of Granzyme B positive TILs in primary melanoma excisional biopsies is strongly associated with the presence of sentinel lymph node metastasis. Cell Oncol 2009; in press. 35 2008 Van Cruijsen H, van der Veldt AA, Vroling L, Oosterhoff D, Broxterman HJ, Scheper RJ, Giaccone G, Haanen JB, van den Eertwegh AJ, Boven E, Hoekman K, de Gruijl TD. Sunitinib-induced myeloid lineage redistribution in renal cell cancer patients: CD1c+ dendritic cell frequency predicts progression-free survival. Clin Cancer Res 2008; 14: 5884-5892. Molling JW, Moreno M, van der Vliet HJ, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, von Blomberg BM, Bontkes HJ. Invariant natural killer T cells and immunotherapy of cancer. Clin Immunol 2008; 129:182-94. Van de Ven R, Scheffer GL, Reurs AW, Lindenberg JJ, Oerlemans R, Jansen G, Gillet JP, Glasgow JN, Pereboev A, Curiel DT, Scheper RJ, de Gruijl TD. A role for multidrug resistance protein 4 (MRP4; ABCC4) in human dendritic cell migration. Blood 2008; 112: 2353-2359. Molenkamp BG, Sluijter BJ, van Leeuwen PA, Santegoets SJ, Meijer S, Wijnands PG, Haanen JB, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, de Gruijl TD. Local administration of PF-3512676 CpG-B instigates tumor-specific CD8+ T-cell reactivity in melanoma patients. Clin Cancer Res 2008; 14: 4532-4542. Moreno M, Molling JW, von Mensdorff-Pouilly S, Verheijen RH, von Blomberg BM, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, Bontkes HJ.- In vitro expanded human invariant natural killer T-cells promote functional activity of natural killer cells. Clin Immunol 2008; 129:145-154. Moreno M, Molling JW, von Mensdorff-Pouilly S, Verheijen RH, Hooijberg E, Kramer D, Reurs AW, van den Eertwegh AJ, von Blomberg BM, Scheper RJ, Bontkes HJ.-IFN-gamma-producing human invariant NKT cells promote tumor-associated antigen-specific cytotoxic T cell responses. J Immunol 2009; 181: 2446-2454. Van Houdt IS, Sluijter BJ, Moesbergen LM, Vos WM, de Gruijl TD, Molenkamp BG, van den Eertwegh AJ, Hooijberg E, van Leeuwen PA, Meijer CJ, and Oudejans JJ. Favorable outcome in clinically stage II melanoma patients is associated with the presence of activated tumor infiltrating T-lymphocytes and preserved MHC class I antigen expression. Int J Cancer 2008; 123: 609-615. Santegoets SJ, Gibbs S, Kroeze K, van de Ven R, Scheper RJ, Borrebaeck CA, de Gruijl TD, Lindstedt M. Transcriptional profiling of human skin-resident Langerhans cells and CD1a+ dermal dendritic cells: differential activation states suggest distinct functions. J Leukoc Biol 2008; 84: 143-151. Moreno M, Mol BM, Mensdorff-Pouilly SV, Verheijen RH, von Blomberg BM, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, Bontkes HJ. Toll-like receptor agonists and invariant natural killer T-cells enhance antibody-dependent cellmediated cytotoxicity (ADCC). Cancer Lett 2008; 272: 70-76. Santegoets SJ, Bontkes HJ, Stam AG, Bhoelan F, Ruizendaal JJ, van den Eertwegh AJ, Hooijberg E, Scheper RJ, de Gruijl TD. Inducing antitumor T cell immunity: comparative functional analysis of interstitial versus Langerhans dendritic cells in a human cell line model. J Immunol 2008; 180: 4540-4549. Houtenbos I, Santegoets S, Westers TM, Waisfisz Q, Kipriyanov S, Denkers F, Scheper RJ, de Gruijl TD, Ossenkoppele GJ, van de Loosdrecht AA. The novel bispecific diabody alphaCD40/alphaCD28 strengthens leukaemic dendritic cell-induced T-cell reactivity. Br J Haematol 2008; 142: 273-283. Molling JW, Moreno M, de Groot J, van der Vliet HJ, von Blomberg BM, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, Bontkes HJ.-Chronically stimulated mouse invariant NKT cell lines have a preserved capacity to enhance protection against experimental tumor metastases. Immunol Lett 2008; 118: 36-43. De Gruijl TD, van den Eertwegh AJ, Pinedo HM, Scheper RJ. Whole-cell cancer vaccination: from autologous to allogeneic tumor- and dendritic cell-based vaccines. Cancer Immunol Immunother 2008; 57: 1569-1577. Santegoets SJ, van den Eertwegh AJ, van de Loosdrecht AA, Scheper RJ, de Gruijl TD. Human dendritic cell line models for DC differentiation and clinical DC vaccination studies. J Leukoc Biol 2008; 84: 1364-1373. Ouwehand K, Santegoets SJ, Bruynzeel DP, Scheper RJ, de Gruijl TD, Gibbs S. CXCL12 is essential for migration of activated Langerhans cells from epidermis to dermis. Eur J Immunol 2008; 38: 3050-3059. 2007 Santegoets SJ, Schreurs MW, Reurs AW, Lindenberg JJ, Kueter EW, van den Eertwegh AJ, Hooijberg E, Brandwijk RJ, Hufton SE, Hoogenboom HR, Scheper RJ, Somers VA, de Gruijl TD. Identification and characterization of ErbB3-binding protein-1 as a target for immunotherapy. J Immunol 2007; 179: 2005-2012. 36 Molling JW, de Gruijl TD, Glim J, Moreno M, Rozendaal L, Meijer CJ, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, von Blomberg ME, Bontkes HJ. CD4(+)CD25(hi) regulatory T-cell frequency correlates with persistence of human papillomavirus type 16 and T helper cell responses in patients with cervical intraepithelial neoplasia. Int J Cancer 2007; 121: 1749-1755. Molenkamp BG, van Leeuwen PA, Meijer S, Sluijter BJ, Wijnands PG, Baars A, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, de Gruijl TD. Intradermal CpG-B activates both plasmacytoid and myeloid dendritic cells in the sentinel lymph node of melanoma patients. Clin Cancer Res 2007; 13: 2961-2969. Molling JW, Moreno M, van der Vliet HJ, von Blomberg BM, van den Eertwegh AJ, Scheper RJ, Bontkes HJ. Generation and sustained expansion of mouse spleen invariant NKT cell lines with preserved cytokine releasing capacity. J Immunol Methods 2007; 322: 70-81. Molling JW, Langius JA, Langendijk JA, Leemans CR, Bontkes HJ, van der Vliet HJ, von Blomberg BM, Scheper RJ, van den Eertwegh AJ. Low levels of circulating invariant natural killer T cells predict poor clinical outcome in patients with head and neck squamous cell carcinoma. J Clin Oncol. 2007; 25: 862-868. De Witte L, Nabatov A, Pion M, Fluitsma D, de Jong M, de Gruijl TD, Piguet V, van Kooyk Y, Geijtenbeek T. Langerhans cells function as a natural barrier to HIV-1 infection. Nat Med 2007; 13: 367-367. Houtenbos I, Westers TM, Dijkhuis A, de Gruijl TD, Ossenkoppele GJ, van de Loosdrecht AA. Leukemia-specific T cell reactivity induced by leukemic dendritic cells is augmented by 4-1BB targeting. Clin Cancer Res 2007; 13: 307-315. PhD theses In the past two years six graduate students from the Immunotherapy group succeeded in completing their thesis and obtaining the longed for PhD degree. 11 January 2008, Barbara Molenkamp: Diagnosing Melanoma and Immunomodulation of the Melanoma Sentinel Lymph Node. 12 March 2008, Saskia Santegoets: Characterization of a human dendritic cell line; a prelude to allogeneic dendritic cell-based tumor vaccination. 23 May 2008, Johan Molling: Invariant natural killer T cells and immunotherapy of cancer. 26 September 2008, María Moreno Jauge: Innate and adaptive tumour immunity: role of invariant natural killer T cells. 26 March 2009, Hester van Cruijsen: Preclinical and clinical studies on the co-regulation of tumorinduced angiogenesis and dendritic cel suppression. 7 April 2009, Rieneke van de Ven: The contribution of ABC transporters to dendritic cell development and function. The Oncogenomics Laboratory includes the Gene Therapy Group and the RNA Interference Functional Oncogenomics Laboratory (RIFOL) Introduction to the research The Gene Therapy Group aims to design new anti-cancer therapies using tumor-killing adenoviruses. Adenoviruses are relatively harmless viruses causing very common airway infections in children. Because adenoviruses kill cells via a different spectrum of anti-cancer activity than current treatments, they could provide a useful addition to the arsenal of anti-cancer medicines. Our goal is to exploit the inherent capacity of adenoviruses to kill cancer cells. Therefore, we redesign the virus to selectively infect and replicate in cancer cells. Furthermore, we strengthen its cancer cell killing potency, following two complementing approaches: In the first approach, we arm adenoviruses with cell death-promoting genes that are insufficiently expressed in cancer cells. In the second approach, we include RNA interfering molecules in the virus genome to suppress endogenous expression of survival genes in cancer cells. 37 An electron microscopic picture of immuno-gold labeled adenovirus particles We also investigate combination treatments of virus therapy and chemotherapy or radiotherapy. We maintain integrated research projects covering the path from fundamental research and target discovery to preclinical evaluation in animal models. The intellectual property generated by our research is licensed to our spin-off company ORCA Therapeutics. Together, we are developing a lead cancer-selective adenovirus expressing the tumor suppressor protein p53 for clinical evaluation and commercialization. Our ultimate goal is to translate new virus-based treatment modalities into clinical applications for cancer patients. Together with the department of Neurosurgery, we are soon to set the next step towards reaching this goal, with a first cancer virus therapy planned to be tested in a phase I clinical trial in patients with glioma in the second half of 2009. Composition of the group Group photo OncoGenomics Laboratory. From left to right, top: Nikki Tol, Jasmina Hodzic, Ida van der Meulen, Christie Vermeulen, Victor van Beusechem, Lale Erdem, Wen Dong (ORCA). Bottom row: Tarun Gupta, Jantine Posthuma de Boer (dept. Orthopedic Surgery), Ellen Siebring (dept. Pulmonary Diseases), Janneke Meulenberg (ORCA). 38 The RIFOL team performs studies directed at elucidating the molecular causes of aberrant functions in cancer cells. The biological process of RNA interference (RNAi) provides a wealth of opportunities for this research. Using RNAi, the genetic cause of a particular trait in cancer cells can be assessed by suppressing gene products individually and studying if changes in the behavior of the cells occur. Our main interest is to unravel the genetic causes of resistance to therapy. This knowledge is of great importance for devising new, more effective treatments of cancer. The RIFOL is the VUmc core facility for RNAi library screening. It provides researchers access to an RNAi library covering the whole human genome and facilities for high-throughput screening (HTS) in cell-based assays. The RIFOL brings researchers from different departments together, who actively participate in the RIFOL team, exchanging protocols and experiences to maintain and improve the quality of the library screens. The RIFOL participates in the RNAi Global Initiative, an alliance incorporating currently over 30 international research centers pioneering the use of whole-genome RNAi screening. The scientific exchange in this consortium stimulates development of this new research area to rapidly accelerate basic biological and medical discovery. In 2008, we established and validated HTS applications using uniform well assay readouts. In the second half of 2009, high content HTS assays will be implemented. Procedures are streamlined such that the over 21,000 siRNA transfections for a whole-genome screen can be done within a single working day. In December 2008, the significant investment in technology development paid off with the successful completion of our first wholegenome functional screen, investigating molecular determinants of oncolytic adenovirus replication in cancer cells. Currently, several HTS projects are ongoing. Current RIFOL projects Adenovirus replication in cancer cells (Christie Vermeulen; Dept. Medical Oncology) Chemo-radiation resistance in HNSCC (Sanne de Kemp; Dept. Otolaryngology) Therapy resistance in invasive glioma (Petra van der Stoop; Dept. Neurosurgery) Radiation resistance in prostate cancer (Jasmina Hodzic, Dept. Medical Oncology) Cisplatin resistance in NSCLC (Ellen Siebring; Dept. Pulmonary Diseases) Recent publications 2009 Verheije MH, Lamfers MLM, Würdinger T, Grinwis GCM, Gerritsen WR, Van Beusechem VW, Rottier PJM. Coronavirus genetically redirected to the EGF receptor exhibits effective antitumor activity against a malignant glioblastoma. J Virol 2009; 83: 7507-7516. 39 2008/2007 Carette JE, Graat HCA, Schagen FHE, Mastenbroek, DCJ, Rots MG, Haisma HJ, Groothuis GMM, Schaap GR, Bras J, Kaspers GJL, Wuisman PIJM, Gerritsen WR, Van Beusechem VW. A conditionally replicating adenovirus with strict selectivity in killing cells expressing epidermal growth factor receptor. Virology 2007; 361: 56-67. Graat HCA, Carette JE, Schagen FHE, Vassilev LT, Gerritsen WR, Kaspers GJL, Wuisman PIJM, Van Beusechem VW. Enhanced tumor cell kill by combined treatment with a small-molecule antagonist of MDM2 and adenoviruses encoding p53. Mol Cancer Ther 2007; 6: 1552-1561. Idema S, Lamfers MLM, Van Beusechem VW, Heukelom S, Moeniralm S, Gerritsen WR, Vandertop PW, Dirven CMF. AdΔ24 and the p53-expressing variant AdDelta24-p53 achieve potent anti-tumor activity in glioma when combined with radiotherapy. J Gene Med 2007; 9: 1046-1056. Lamfers MLM, Idema S, Bosscher L, Heukelom S, Moeniralm S, Van der Meulen-Muileman IH, Overmeer RM, Van der Valk P, Van Beusechem VW, Gerritsen WR, Vandertop WP, Dirven CMF. Differential effects of combination treatment with the oncolytic adenovirus AdΔ24RGD and radiotherapy in in vitro versus in vivo models for malignant glioma. Clin Cancer Res 2007; 13: 7451-7458. Graat HCA, Van Beusechem VW, Schagen FHE, Witlox MA, Kleinerman ES, Helder MN, Gerritsen WR, Kaspers GJL, Wuisman PIJM. Intravenous administration of the conditionally replicative adenovirus Ad5-Δ24RGD induces regression of osteosarcoma lung metastases. Mol Cancer 2008; 7: 9. Schagen FHE, Graat HCA, Carette JE, Vellinga J, Van Geer MA, Hoeben RC, Dermody TS, Van Beusechem VW. Replacement of native adenovirus receptor-binding sites with a new attachment moiety diminishes hepatic tropism and enhances bioavailability in mice. Hum Gene Ther 2008; 19: 783-794. CCA OncoProteomics for biomarker discovery and validation at the OncoProteomics Laboratory O ONCO VUmc PL Proteomics Laboratory Introduction to the research The OncoProteomics Laboratory (OPL) has been founded in April 2006 together with the establishment of the cancer research building of the VUmc-Cancer Center Amsterdam (CCA) and is housed at the department of Medical Oncology. The OPL was created to provide a state-of-the-art proteomics infrastructure and knowledge center for CCA/V-ICI researchers. Proteomics creates a link between genomic information and biological function through largescale analysis of protein expression, protein modification and protein-protein interactions. Recent advances in key proteomics tools such as mass spectrometry (MS) and (bio)informatics provide tremendous opportunities for biomarker-related clinical applications. Current MS platforms allow for the detection, quantitation and identification of hundreds to thousands of peptides and proteins in complex biological and clinical samples. Proteomics applications in cancer include: • Discovery of novel cancer (subtype) and treatment (outcome)-related signatures and candidate protein biomarkers • Insight into oncogenesis mechanisms • Discovery of novel protein targets for therapeutic intervention. 40 Composition of the group Group photo OncoProteomics Laboratory, sept. 2009. From left to right, top: Jaco C. Knol, Inge de Reus, Connie R. Jimenez, Tieneke Schaaii-Visser, Silvina Fratantoni, Huub Kant. Bottom: Sander Piersma, Marc Warmoes, Mehrdad Lavaei, Thang V. Pham Translational research: mission of the OPL The mission of the OPL is to develop and implement innovative proteomics technologies and data analysis methods to improve diagnostics and treatment of cancer. Some recent research highlights and strategies Robust mass spectrometry-based strategies for biomarker discovery in tumor tissue and biofluids (serum, cerebrospinal fluid, urine) have been set up and validated. In addition, cancer cell conditioned media and tumor secretomes hold great promise for discovery of candidate serum biomarkers and are a spear-point of our biomarker research. The samples are profiled using two complementary platforms (see figure) for the discovery of diagnostic, predictive and drug response peptide patterns and biomarkers: 1. An automated magnetic bead-based biofluid peptide capture method coupled to high-throughput MALDI-TOF/TOF mass spectrometry and 2. Nano-liquid chromatography on-line coupled to LTQ-FT mass spectrometry for in-depth profiling of subfractionated samples. Method 1 is mainly used for biofluids and method 2 for tissue-derived subcellular fractions such as sub-nuclear compartments, cell surface fractions and secreted fractions and exosomes. Significance Cancer-related proteins may provide novel drug targets and candidate biomarkers for development into non-invasive (multiplex) antibody-based assays. 41 HIGH-THROUGHPUT POTENTIAL DIAGNOSTIC TOOL Serum CSF Breath condensate 4 7 0 0 0 1 Patients HIGH RESOLUTION & DYNAMIC RANGE MASS SPECTROMETRY Tissue sub-cellular fractions Peptide mass profile GeLC-MS/MS List of proteins ID+ QUANT HTP In-depth Affinity-depleted proximal biofluids R fe e l c to r S p e c # 1 [B P = 1 4 6 5 .7 , 5 1 4 1 4 ] 0 0 2 0 9 Serum 0 8 0 7 % I tn n e its y IN-DEPTH 0 6 0 5 Pattern recognition 0 4 ty i s n e t n I 0 3 0 2 0 1 0 9 3 7 .0 5 5 1 2 .2 26 1 .7 4 M a s ( m / z) 7 8 2 2 .6 9 .7 8 3 % 0 899.0 4 0 1 3 .0 CSF 1521.8 2144.6 2767.4 3390.2 4013.0 Disease protein Signature Identified biomarkers Protein networks, Cancer pathways Mass (m/z) Pattern diagnostics Early detection, Diagnosis, Prognosis, Drug Response Antibodybased tests Validation by targeted MRMMS in serum Figure. Complementary mass spectrometry-based proteomics approaches for discovery and validation of cancer signatures and biomarkers at the OncoProteomics Laboratory. In the three years since the foundation of the OncoProteomics Laboratory, we have already moved from initial studies for proteomics method exploration and validation to some successful cancer applications, both in model systems and human material. For example, high-throughput (HTP) body fluid peptide mass profiling in conjunction for pattern diagnostics, applied to non-small cell lung cancer sera of a phase I study was able to predict tumor response and progression-free survival with high accuracy and sensitivity (Voortman et al., 2009). Moreover, in-depth proteomics of sub-nuclear and secreted fractions of colorectal cancer tissues have yielded promising candidate biomarkers with potential for early detection and treatment response stratification, for which a patent was filed. Recent publications 2009 Chęcińska A. Giaccone G., Rodriguez JA., Kruyt FAE, Jimenez CR. Comparative proteomics analysis of caspase-9protein complexes in untreated and cytochrome c/ dATP stimulated lysates of NSCLC cells. J Proteomics 2009; 72: 575-585. Piersma SR, Broxterman HJ, Kapci M., de Haas RR, Hoekman K, Verheul HMW, Jiménez CR. Proteomics of the TRAP-induced platelet releasate. J Proteomics 2009; 72: 91-109. Albrethsen J, Knol JC, Jimenez CR. Unravelling the nuclear matrix proteome. J Proteomics 2009; 72: 71-78. Rajcevic U, Niclou S, Jimenez CR. Proteomics strategies for target identification and biomarker discovery in cancer. Frontiers Biosci. 2009; 14: 3292-3303. Gast MC, van Dulken EJ, van Loenen TKG, Kingma-Vegter F, Westerga J, Flohil CC, Knol JC, Jiménez CR, van Gils CH, Wessels LFA, Schellens JHM, Beijnen JH. Detection of breast cancer by surface-enhanced laser desorption/ionization time-of-flight mass spectrometry tissue and serum protein profiling. Int J Biol Markers 2009: 24: 130-141. Voortman J, Pham TV, Knol JC, Giaccone G, Jiménez CR. Prediction of outcome of non-small cell lung cancer 42 patients treated with chemotherapy and bortezomib by time-course MALDI-TOF-MS serum peptide profiling. Proteome Sci. 2009; 7: 34. Rajcevic U, Petersen K, Knol JC, Loos M, Bougnaud S, Klychnikov O, Li KW, Pham TV, Wang J, Miletic H, Peng Z, Bjerkvig R, Jiménez CR, Niclou SP. iTRAQ based proteomic profiling reveals increased metabolic activity and cellular crosstalk in angiogenic compared to invasive Glioblastoma phenotype. Mol Cell Proteomics 2009; doi: 10.1074/mcp.M900124-MCP200. Jiménez CR. Sorting and zooming: subcellular proteomics is booming! (Editorial) J Proteomics 2009; 72: 1-3. Van Dijk FS, Nesbitt IM, Zwikstra EH, Nikkels PGZ, Smit M, Morsman AC, van Roij MH, Elting M, Cobben JM, Verbeke JIML, Piersma, SR., Jiménez CR, Fratantoni S,Wijnaendts LCD 7, Shaw NJ 8, Hogler W 9, McKeown C, Sistermans EA, Dalton A, Meijers-Heijboer EJ, Pals G. PPIB mutations causes lethal/severe osteogenesis imperfecta . Am J Hum Gen. 2009; doi:10.1016/j.ajhg.2009.09.001. 2008/2007 Voortman J, Pham TV, Knol JC, Giaccone G, Jimenez CR. Prediction of outcome of non-small cell lung cancer patients treated with chemotherapy and bortezomib by time-course MALDI-TOF-MS serum peptide profiling. 2008 ACSO, abstract. Pham TV, Van de Wiel M, Jiménez CR. Support Vector machine approach to separate control and breast cancer serum samples. Stat Appl Genet Mol Biol 2008; 7: Article11. Jiménez CR, Piersma S, Pham TV. High-throughput and targeted in-depth mass spectrometry-based approaches for biofluid profiling and biomarker discovery. Biomarkers in Medicine 2007; 1, 541-565. Jiménez CR, Koel-Simmelink M, Pham TV, Van der Voort L, Teunissen CE. Endogeneous peptide profiling of cerebrospinal fluid by MALDI-TOF mass spectrometry: Optimization of magnetic bead-based peptide capture and analysis of preanalytical variables. Prot Clin Appl 2007; 1, 1385-1392. Jiménez CR, El Filali Z, Knol JC, Li KW, Hoekman K, Kruyt FAE, Giaccone G, Smit AB. Automated serum peptide profiling using novel magnetic C18 beads off-line coupled to MALDI-TOF mass spectrometry. Prot Clin Appl. 2007; 1: 598-604. The Pharmacology Laboratory Introduction to the research The Pharmacology laboratory of the Laboratory of Medical Oncology (LabMO) focuses on how to implement personalized treatment into the clinic. Major approaches include the use of pharmacogenetics and pharmacogenomics to determine whether patients will respond to a drug or drug combination. The current research lines focus on the interaction between drugs targeted against DNA and against signal transduction cascades in tumor cells. Elucidation of resistance mechanisms to novel drugs and on ways to bypass them is studied both in appropriate model systems and in patients. 43 Composition and history of the group The Pharmacology Research group in August 2009. Upper row: Frits Peters, Nienke Losekoot, Kees Smid, Letizia Porcelli, Richard Honeywell, Irene Bijnsdorp, Leonie de Wilt; sitting: Ietje Kathman, Claudia Alecci, Kaamar Azijli, Elisa Giovannetti, Leticia Leon The efficacy of any therapeutic drug is determined by its pharmacology. Knowledge of the mechanism of action of a drug and optimization of its pharmacological properties is therefore essential to improve treatment and prevent and manage toxicity. Therefore we focus on pharmacogenetics and pharmacogenomics of drug treatment as well as the pharmacokinetics and the pharmacodynamics of a drug. This has been a successful approach in the past decades and the group has a leading position worldwide in this field. Initial research focused on drugs directed targeting DNA (platinum, taxanes and anthracyclin analogs, antimetabolites, topoisomerase inhibitors), but in the last decade drugs targeted against novel targets are being studied extensively. Studied agents are protein kinase C inhibitors, various receptor tyrosine kinase inhibitors (targeting EGFR, Ras or mTOR), proteasome inhibitors as well as inhibitors of cellular apoptotic pathways. The success of this research is the result of a close interplay between the laboratory and a number of clinicians. Currently, we have an intense collaboration with several Italian universities. Translational research The laboratory has a long history in translational research. More than half of the Ph.D. students have a medical background and several of them are now involved in translational research at the VU University Medical Center and elsewhere. The translational research has led to the successful introduction into the clinic of several drugs and concepts (co)-developed in the department. This includes the role of thymidylate synthase in the efficacy of fluoropyrimidines (e.g. 5-FU and capecitabine) and antifolates (e.g. pemetrexed), optimization of gemcitabine treatment with cisplatin (development of the cisplatin-gemcitabine combination) and more recently the role of EGFR mutations and expression in the efficacy of EGFR inhibitors. 44 Some recent research highlights Recently several major interests merged into a novel concept of drug resistance. Resistance to many anticancer drugs has been associated with increased efflux of a drug out of the cell, the socalled multidrug-resistance (MDR). This efflux is energy dependent and hence requires ATP. One of these pumps, ABCG2, initially called Breast Cancer Resistance Protein (BCRP), was associated with resistance to drugs such as mitoxantrone, but also several novel antifolates such as pemetrexed. Jan-Hendrik Hooijberg and Clara Lemos demonstrated that the sensitivity of the latter drugs is also dependent on the folate homeostasis of the cell and the body; proper folate supplementation enhances the antitumor activity and protects normal tissues from antifolate toxicity. Unexpectedly, folate depletion also affected the sensitivity to EGFR tyrosine kinase inhibitors such as gefitinib and erlotinib. This could be explained by an upregulation of BCRP in these cells. Clara Lemos demonstrated that the localization of BCRP was not on the cellular membrane but intracellularly, a process possibly regulated by phosphorylation of essential serine-threonine and tyrosine kinases. This phenomenon may influence the efficacy of other novel receptor tyrosine kinase inhibitors as well. Current research therefore focuses on the role of efflux pumps on the sensitivity of novel tyrosine kinase inhibitors and their effect in cellular uptake using novel sensitive techniques such as LC coupled to mass spectrometry. H460 dCK dCK SW1573 dCK PBMCs C G (4h) B (2h) B→g G+b G→b Left: Intracellular localization of ABCG2 (BCRP green) in colon cancer cells (red = nucleus) (Lemos et al, Mol Cancer Ther 8:655, 2009); Right: selective effect of Bortezomib (B) on deoxycytidine kinase (dCK) expression in non-small cell lung cancer cells (H460 and SW1573), but not in peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) (Ceresa, Giovannetti et al, Mol Cancer Ther 8: 1026, 2009); C = control; G = Gemcitabine The novel proteasome inhibitor bortezomib was studied intensively for its interaction with standard chemotherapy (gemcitabine-cisplatin) in non-small cell lung cancer. Elisa Giovannetti and Richard Honeywell demonstrated that bortezomib prevented gemcitabine activation in normal white blood cells but selectively enhanced its activation in tumor cells, by preventing the degradation of the key activation enzyme of gemcitabine, deoxycytidine kinase. In a collaborative Italian study, Elisa Giovannetti demonstrated that the antitumor activity and toxicity of gemcitabine are related to a specific polymorphism in the degradation enzyme of gemcitabine, deoxycytidine deaminase. Prospective studies on the role of dCDA to select patients are warranted. Careful analysis of a similar group of patients by Mariëlle Gallegos Ruiz and Elisa Giovannetti also revealed that signal transduction pathways downstream of EGFR may play a similar or even more important role in the efficacy of these drugs. Recent publications 2009 Sigmond J, Honeywell RJ, Postma TJ, Dirven CMF, De Lange SM, Van der Born K, Laan AC, Baayen JC, Van Groeningen CJ, Bergman AM, Giaccone G, Peters GJ. Gemcitabine uptake in glioblastoma multiforme: potential as a radiosensitizer. Ann Oncol 2009; 20: 182-187. 45 Gallegos Ruiz MI, Floor K, Steinberg SM, Grünberg K, Thunnissen FBJM, Belien JAM, Meijer GA, Peters GJ, Smit EF, Rodriguez JA, Giaccone G (2009). Combined assesment of EGFR pathway-related molecular markers and prognosis of NSCLC patients. Br J Cancer 2009; 100: 145-152. Porcelli L, Lemos C, Peters GJ, Paradiso A, Azzariti A. Intracellular trafficking of MDR transporters and relevance of SNPs. Current Topics Med Chem 2009; 9: 197-208. Lemos C, Kathmann I, Giovannetti E, Beliën J, Scheffer GL, Calhau C, Jansen G, Peters GJ. Cellular folate status modulates the expression of BCRP and MRP multidrug transporters in cancer cell lines from different origins. Mol Cancer Ther 2009; 8: 655-664. De Jonge R, Tissing W, Hooijberg JH, Jansen G, Kaspers GJL, Lindemans J, Peters GJ, Pieters R. Polymorphisms in folate-related genes and risk of pediatric acute lymphoblastic leukemia. Blood 2009; 113: 2284-2289. Lemos C, Kathmann I, Giovannetti E, Calhau, C, Jansen G, Peters GJ. Impact of cellular folate status and epidermal growth factor receptor-expressing cells on BCRP/ABCG2 mediated resistance to gefitinib and erlotinib. Br J Cancer 2009; 100: 1120-1127. Muggia FM, Peters GJ, Landolph Jr, JR (2009). XIII International Charles Heidelberger Symposium and 50 Years of Fluoropyrimidines in Cancer Therapy Held on September 6 to 8, 2007 at New York University Cancer Institute,Smilow Conference Center. Mol Cancer Ther. 2009; 8: 992-999. Ceresa C, Giovannetti E, Voortman J, Laan AC, Honeywell R, Giaccone G, Peters GJ. Bortezomib induces schedule-dependent modulation of gemcitabine pharmacokinetics and pharmacodynamics in non-small cell lung cancer and blood mononuclear cells. Mol. Cancer Ther. 2009; 8: 1026-1036. Fotoohi AK, Assaraf YG, Moshfegh A, Hashemi J, Jansen G, Peters GJ, Larsson C, Albertioni F. Gene expression profiling of leukemia T-cells resistant to methotrexate and 7-hydroxymethotrexate reveals alterations that preserve intracellular levels of folate and nucleotide biosynthesis. Biochem. Pharmacol. 2009; 77: 1410-1417. Mayur YC, Peters GJ, Prasad VVSR, Lemos C, Sathish NK. Design of new drug molecules to be used in reversing multdrug resistance in cancer cells. Current Cancer Drug Targets 2009; 9: 298-306. Andersson R, Aho U, Nilsson BI, Peters GJ, Pastor-Anglada M, Rasch W, Sandvold ML. Gemcitabine chemoresistance in pancreatic cancer: molecular mechanisms and potential solutions. Scand J Gastroenterol 2009; 44: 782-786. Mauritz R, Giovannetti E, Beumer IJ, Smid K, Van Groeningen CJ, Pinedo HM, Peters GJ. Polymorphisms in the enhancer region of the thymidylate synthase gene are associated with thymidylate synthase levels in normal tissues but not in malignant tissues of patients with colorectal cancer. Clin Colorectal Cancer 2009; 8: 146-154. Adema AD, Van der Born K, Honeywell RJ, Peters GJ. Cell cycle effects and increased adduct formation by temozolomide enhance the effect of cytotoxic and targeted agents in lung cancer cell lines. J Chemotherapy 2009; 21: 338-346. Postma C, Koopman M, Buffart TE, Eijk PP, Carvalho B, Peters GJ, Ylstra B, van Krieken JH, Punt CJ, Meijer GA(2009). DNA copy number profiles of primary tumors as predictors of response to chemotherapy in advanced colorectal cancer. Ann Oncol. 20; 1048-1056 Crea F, Giovannetti E, Cortesi F, Mey V, Nannizzi S, Gallegos Ruiz MI, Ricciardi S, Del Tacca M, Peters GJ, Danesi R. Epigenetic mechanisms of irinotecan sensitivity in colorectal cancer cell lines. Mol Cancer Ther 2009; 8: 1964-1973. Van Riel JM, Peters GJ, Mammatas LH, Honeywell RJ, Laan AC, Ruyter R, Van den Berg F, Giaccone G, Van Groeningen CJ. A phase I and pharmacokinetic study of gemcitabine given by 24-hour hepatic arterial infusion. Eur J Cancer 2009; 45: 2519-2526. Smith V, Dai F, Spitz M, Peters GJ, Fiebig HH, Hussain A,. Burger AM. Telomerase activity and telomere length in human tumor cells with acquired resistance to anticancer agents. J Chemother 2009; in press. Adema AD, Bijnsdorp IV, Sandvold ML, Verheul HM, Peters GJ. Innovations and opportunities to improve conventional (deoxy)nucleoside and fluoropyrimidine analogs in cancer. Current Med Chem 2009; in press. Mayur YC, Zaheeruddin, Peters GJ, Lemos C, Kathmann I, Rajendra Prasad VVS. Synthesis of 2-fluoro N10substituted acridones and their cytotoxicity studies in sensitive and resistant cancer cell lines and their DNA intercalation studies. Archiv Pharmazie 2009; in press. 46 Bijnsdorp IV, Peters GJ, Temmink OH, Fukushima M, Kruyt FA. Differential activation of cell death and autophagy results in an increased cytotoxic potential for trifluorothymidine compared to 5-fluorouracil in colon cancer cells. Int J Cancer 2009; in press. Bijnsdorp IV, Kruyt FA, Fukushima M, Smid K, Gokoel S, Peters GJ. Molecular mechanism underlying the synergistic interaction between trifluorothymidine and the epidermal growth factor receptor inhibitor erlotinib in human colorectal cancer cell lines. Cancer Sci 2009; in press. Giovannetti E, Honeywell R, Hanauske AR, Tekle C, Kuenen B, Sigmond J, Giaccone G, Peters GJ. Pharmacological aspects of the enzastaurin-pemetrexed combination in non-small cell lung cancer (NSCLC). Current Drug Targets 2009; in press. 2008 Giovannetti E, Ugrasena DG, Supriyadi E, Vroling L, Azzarello A, De Lange D, Peters GJ, Veerman AJP, Cloos J. Methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) C677T and thymidylate synthase promoter (TSER) polymorphisms in Indonesian children with and without leukemia. Leuk Res 2008; 32: 19-24. Bijman MNA, Hermelink CA, Van Berkel MPA, Laan AC, Janmaat ML, Peters GJ, Boven E. Interaction between celecoxib and docetaxel or cisplatin in human cell lines of ovarian cancer and colon cancer is independent of COX-2 expression levels. Biochem Pharmacol 2008; 75; 427-437. Lemos C, Jansen G, Peters GJ. Drug transporters: recent advances concerning BCRP and tyrosine kinase inhibitors. Br J Cancer 2008; 98: 857-862 Tibaldi C, Giovannetti E, Vasile E, Mey V, Laan AC, Nannizzi S, Di Marsico R, Antonuzzo A, Orlandini C, Ricciardi S, Del Tacca M, Peters GJ, Falcone A, Danesi R. Correlation of cytidine deaminase, ercc1 and xpd polymorphisms with response and survival in gemcitabine/cisplatin-treated advanced non-small-cell lung cancer patients. Clin Cancer Res. 2008; 14: 1797-803. Giovannetti E , Lemos C, Tekle C , Smid K, Nannizi S, Rodriguez JA, Ricciardi S, Danesi R, Giaccone G, Peters GJ. Molecular mechanisms underlying the synergistic interaction of erlotinib, an epidermal growth factor receptor tyrosine kinase inhibitor, with the multitargeted antifolate pemetrexed in non-small-cell lung cancer cells. Mol Pharmacol 2008; 73: 1290-300. Noordhuis P, Laan AC, Van der Born K, Losekoot N, Kathmann I, Peters GJ. Oxaliplatin activity in selected and unselected human ovarian and colorectal cancer cell lines. Biochem. Pharmacol. 2008; 76: 63-71. Staffhorst RWHM, Van der Born K, Erkelens CAM, Hamelers IHL, Peters GJ, Boven E, De Kroon AIPM. Antitumor activity and biodistribution of cisplatin nanocapsules in nude mice bearing ovarian carcinoma xenografts. Anticancer Drugs 2008;19: 721-727 Lemos C, Kathmann I, Giovannetti E, Dekker H, Scheffer GL, Calhau C, Jansen G, Peters GJ (2008). Folate deprivation induces BCRP (ABCG2) expression and mitoxantrone resistance in Caco-2 cells. Int J Cancer 2008; 123: 1712-1717. Direcks WGE, Berndsen SC, Proost N, Peters GJ, Balzarini J, Spreeuwenberg, MD, Lammertsma AA, Molthoff CFM. [18F]FDG and [18F]FLT uptake in human breast cancer cells in relation to the effects of chemotherapy: an in vitro study. Br J Cancer 2008; 99: 481-487. Tekle C, Giovannetti E, Sigmond J, Graff JR, Smid K, Peters GJ. Molecular pathways involved in the synergistic interaction of the PKCβ inhibitor enzastaurin with the antifolate pemetrexed in non-small cell lung cancer cell lines. Br J Cancer 2008; 99: 750-759. Mauritz R, Peters GJ, Kathmann I, Teshale H, Noordhuis P, Comijn EM, Pinedo HM, Jansen G. Dynamics of antifolate transport via the reduced folate carrier and the membrane folate receptor in murine leukaemia cells in vitro and in vivo. Cancer Chemother Pharmacol 2008; 62: 937-948. Oerlemans R, Franke N, Assaraf YG, Cloos J, Van Zantwijk I, Berkers CR, Scheffer GL, Debipersad K, Vojtekova K, Lemos C, Van der Heijden JW, Ylstra B, Peters GJ, Kaspers GL, Dijkmans BAC, Scheper RJ, Jansen G. Molecular basis of bortezomib resistance: Proteasome subunit ß5 PSMB5) gene mutation and overexpression of PSMB5 protein. Blood 2008; 112: 2489-2499. Bijnsdorp IV, Kruyt FAE, Gokoel S, Fukushima M, Peters GJ. Synergistic interaction of trifluorothymidine with docetaxel (Taxotere®) after sequential scheduling. Cancer Sci 2008; 99: 2302-2309. 47