schip en werf - SWZ Maritime
Transcription
schip en werf - SWZ Maritime
Ä * O vernem ing van a rtik e le n enz. zonder to e ste m m in g van de u itg e ve rs is ve r boden. Jaarabonnemen t (bij vooruitbetaling) / 4 5,-, buiten Nederland f 74,-, losse nummers f3,25 van oude jaargangen f 4,15 (alle prijzen incl. B.T.W.). schip en werf 14-daags tijdschrift, gewijd aan Scheeps- en W erktuigbouw, Elektrotechniek, Scheepvaart en aanverwante vakken ORGAAN VAN: NEDERLANDSE VERENIGING VAN TECHNICI OP SCHEEPVAARTGEBIED - CENTRALE BOND VAN SCHEEPSBOUWMEESTERS IN NEDERLAND - NATIONAAL INSTITUUT VO OR SCHEEP VAART EN SCHEEPSBOUW - NEDERLANDS SCHEEPSBOUW KUNDIG PROEFSTATION REDACTIE: prof. ir. J.H. Krietem eijer (hoofdredacteur) en ir. J.N. Joustra. REDACTIE-ADRES: Postbus 25123, Burg. s’Jacobplein 10, Rotterdam -3002, Tel. 3 6 5 4 17 UITGEVERS WYT - ROTTERDAM-3006 Tel. 76 25 66*. P ieter de H oochw eg 111, Telex 21403, P ostrekening 58458 Drieënveertigste jaargang - 12 november 1976 - nr. 23 Waterwegen dwars door Europa Nadat hierover aanvankelijk enige onze kerheid was ontstaan, is het thans waar schijnlijk, dat het Rijn-Main-Donaukanaal inderdaad aan het begin van het volgende decennium voor de internationale binnen vaart ter beschikking komt. Het is juister te spreken om van de Rijn-Main-Donauverbinding, die het gehele traject van de monding van Main in Rijn bij Aschaffenburg tot Kelheim - de plaats waar het Europakanaal inde Donau komt-beslaat. Het Europakanaal zelf vormt het belang rijkste onderdeel in deze verbinding, na melijk van Bamberg aan de Main tot de genoemde plaats Kelheim, die niet ver van Regensburg af ligt. Aan deze verbinding is zowel in Duitsland als in Oostenrijk hard gewerkt. In het Duitsland van vóór de oorlog werd al in de jaren twintig met de verdieping en kanalisering van de Main begonnen; deze is na de oorlog voltooid. De werken aan de Boven-Donau omvatten de aanleg van sluizen en stuwen; daarvan is het grootste deel al gereed. In Oostenrijk tenslotte is de afgelopen twintig jaar hard gewerkt aan de verdere bevaarbaarmaking van de Donau. Wat het eigenlijke Europa kanaal aangaat; het noordelijke deel van Bamberg naar Neurenberg werd in 1971 voltooid, toen Neurenberg met enige fees telijkheden tot de allernieuwste Europese binnenhaven werd uitgeroepen. Het zuidelijke deel van het Europakanaal pas seert de Frankische Jura en er moet hier een aanzienlijk hoogteverschil worden overwonnen. stige verbinding. Vooral van de zijde van Westduitse en Nederlandse binnenvaartkringen is bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke penetratie van Oosteuropese vervoerders in het Rijnbekken. Dat is op zichzelf tot daaraan toe; het kanaal is ten slotte gegraven om een verbinding tus sen Oost- en West-Europa te scheppen. De vrees betreft echter de mogelijke on eerlijke concurrentie die het Westen door de Comecon kan worden aangedaan, door middel van vrachtonderbiedingen, zoals thans ook in de zeevaart plaats vindt. Het Contactorgaan ’Nederlands Vervoers Overleg’ heeft in het voorjaar al voor de gevolgen daarvan gewaarschuwd. De beste verdediging van het Westen acht men in die kringen nog een systeem van vergunningen, waarmee de omvang van de Oosteuropese binnenvaart in het Westen aan banden kan worden gelegd. Hiervoor zal het noodzakelijk zijn dat het al van de vorige eeuw daterende Ver drag van Mannheim, dat de vaart op de Rijn aan elke staat toelaat, wordt gewij zigd. Hoewel het op zichzelf wat verdrie tig is om een stuk vrijheid prijs te geven teneinde de vrijheid te verdedigen, zal nie mand in het Westen toch serieuze bezwa ren tegen de wijziging van dit verdrag in brengen. Inmiddels worden de zaken hierdoor ech ter wel wat ongenuanceerd aangeboden. In de eerste plaats mag men de toekom stige Comecon-concurrentie op de Euro pese rivieren en kanalen niet vergelijken Terwijl deze werken gestadig worden uit met de vrachtonderbiedingen in de zee gevoerd is er vooral de laatste jaren nogal vaart, daarvoor bestaat er tussen de beide het een en ander gezegd over de toekom arbeidsterreinen een te groot verschil. In S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 de tweede plaats zal elke vermeende con currentie eerst dan kunnen geschieden, wanneer het de Comecon-staten wordt toegestaan om via het Europakanaal het Rijnbekken binnen te komen. Dat heeft eigenlijk niets met het Verdrag van Mann heim te maken, omdat het Europakanaal daar niet onder valt, evenmin overigens als onder de Donau-Conventie, die in principe dezelfde vrijheden op de Donau garandeert als 'Mannheim' voor de Rijn. Het Europakanaal is een uitsluitend West duitse aangelegenheid:, de federale rege ring en de deelstaat Beieren zijn de enigen die de aanleg daarvan bekostigen (in de naoorlogse jaren zal hier tot 1980 een kleine 1,5 miljard Mark aan besteed zijn). Dat maakt het voor West-Duitsland een uitgemaakte zaak hoe dit kanaal in de toe komst zal worden gebruikt. Inhoud van dit nummer: W aterwegen dwars door Europa Damped hull vibrations of a cargo vessel Nieuwsberichten uit Skandinavië W orld’s largest offshore mobile dril ling unit Imco, a forum for maritime nations Nieuwsberichten 705 Maar dc onderhandelingen over het ge bruik van eikaars rivieren behoeven zeker niet bij voorbaat schipbreuk te lijden. Als Oost-Europa zich belligerent opstelt, is het een vrij simpele zaak om de Russen en anderen de toegang tot het kanaal te wei geren . Gezien deze voor Oost-Europa vrij zwakke strategische positie, zal het het Westen geen bijzondere moeite kosten om de Comecon tot concessies in het Donauverkeerte dwingen. Van grote betekenis is dat de vrachten in het Donauverkeer, die sinds de jaren vijftig op last van de Russen zijn bevroren, ontdooid worden. De laatste ontwikkelingen wijzen er op, dat de Russen niet ongenegen zijn om hierover althans te praten; zover wilden zij een jaar geleden nog niet eens gaan. Een troefkaart voor het westen is ook de duide lijke belangstelling die in het oosten voor de verbinding aan de dag wordt gelegd. De werken die daar allerwegen aan de gang zijn: bevaarbaarmaking van de ri vier, aanleg van zij- en toevoerkanalen, bouw van stuwen en dammen, verbetering van de haventoegangen, uitbreiding van de riviervloot, wijzen er op, dat OostEuropa zich veel van deze nieuwe verbin ding voorstelt en dat maakt de onderhan delingspositie van West-Europa duidelijk sterker. Overigens kent ook het Westen zo zijn eigen problemen. Enkele zeehavens be roepen er zich nu al op, dat zij het eind- of beginpunt van de 3500 km lange vaarweg van de Noordzee naar de Zwarte Zee zijn. Voor mr. W. G. A. de Meester, directeur van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart, is dit zonder twijfel Rotter dam. Maar Amsterdam, aan het hoofd van het Amsterdam-Rijnkanaal, maakt ook aanspraak op deze betiteling en Antwer pen, dat sinds het vorige jaar beschikt over het mooie, nieuwe Schelde-Rijnkanaal, acht zich zeker ook geroepen om als toe gang tot de Rijn-Donau-verbinding op te treden. Rotterdam legt er symbolisch nog eens een schepje op door een officiële delegatie naar het Roemeense Constantza te sturen, overigens niet de eerste keer. In Constantza maakt burgemeester Van der Louw dankbaar gebruik van de symbo De spaarsluis Eibach aan de zuidelijke rand van de rivierhaven van Neurenberg (sluishoogte 19,49 m), een bijna voltooid deel van het Europakanaal, dat tusssen de Main en de Donau wordt aangelegd en waannee de Rijn-MainDonau-verbinding in het begin van de jaren tachtig een feit zal zijn. 706 liek, door te zeggen, dat de stadsdelegatie van de haven ’aan het ene uiteinde van de Rijn-Donau-vaarweg’ een bezoek brengt aan de stad ’aan het andere uiteinde ’. De Roemenen hebben daar overigens wel oren naar; zij zijn namelijk benauwd dat men in West-Europa de thans tot het grondgebied van de Sowjet-Unie beho rende plaats Izmaïl als zo’n eind/begin punt wil zien. (De Russen maken zich over deze titels niet al te warm, zolang zij het uiteindelijk maar over het Donauregiem te zeggen hebben). Maar, zie, daar biedt zich zowaar ook Hamburg aan als het punt, vanwaar de waterweg door Europa begint en waar zij eindigt. Hamburg maakt daarbij gebruik van het Elbe-Zijkanaal, dat eerder dit jaar weer snel moest worden gesloten in ver band met de bodembreuk, maar dat naar verwacht wordt, begin volgend jaar weer opengesteld zal zijn, in elk geval ruim schoots op tijd voor de Rijn-Main- Donau-verbinding. Via het Zijkanaal en het Mittellandkanaal kan een modem bin nenschip van de ’Klasse IV’ (het zoge naamde ’Europa’-schip) gemakkelijk het Rijnbekken en vandaar t.z.t. de Donau bereiken. Het is maar dat de Beneluxhavens het weten. De Elbe krijgt bovendien op een later tijdstip een verbinding met de Oder, terwijl de Oder op haar beurt bij Bratislava weer met de Donau zal worden verbonden. Op dit hierdoor ontstane uit gebreide achterland maakt Hamburg al vast aanspraak en Senator Helmuth Kern, thans directeur van de Hamburger Hafenund Lagerhaus AG, heeft geïnteresseer den al laten weten, dat de Oder-ElbeHamburg verbinding ’aanzienlijk korter is dan de route naar de Beneluxhavens’. Misschien moet men zich in Rotterdam en Amsterdam meer zorg maken om Ham burg dan om de binnendringende vloten van de Comecon-landen! De J. Damped hull vibrations of a cargo vessel, calculations and measurements by Dr. Ir. S. Hylarides* Summary For the motor cargo vessel “Koudckerk” a detailed, three-dimensional finite element model / l / and the full scale response to an exciter 131 were available. By means o f the principle o f stiffness damping 111 the effect of damping on the vertical excited hull vibrations has been calculated and compared with results o f the measurements. Taking account o f the effect of noise on the measurements the agreement between measurements and calculations is good. Due to the unknown effect of the noise no quantitative consideration about the found differences can be made. For this problem further investigations are required. Care o f this phenomenon has to be taken at further exciter experiments. 1. Introduction 2. Particulars of the ship and the measurements. Present day ships often suffer from excessive vibrations, which make operation at reduced speed necessary. The cause is twofold: - large excitations, generated by the high powered propel ler; - local resonances and hull girder response. Resonances in the hull girder response can be left out of consideration because the main source of exciting forces is the propeller, generating forces at frequencies in the range of resonance frequencies of the complex hull girder vibration modes. The amplification at resonance in this frequency range is moderate to small and can not longer be considered as a fundamental cause of unacceptable vibrations. In order to obtain tools to control the vibrations aboard a ship, investigations are being performed with regard to the excitations and the structural response. In the latter the three-dimensional representation of the structure and the formulation of damping are essential. The full scale (exciter generated) hull vibrations of a motor cargo ship have been compared with the results of calculations based on the finite element computer program DASH /l/. These calculations did not account for damping. With a slender beam representation of this ship the effects of various formulations of damping were studied /2 /: - viscous damping (damping proportional with velocity) in which the damping matrix was put proportional to the mass or stiffness distribution. - hysteretic damping (damping proportional to the dis placement) with a distribution proportional to the stiffness distribution. This latter assumption leads to a complex expression for the stiffness matrix or to a com plex modulus of elasticity. From this parameter investigation it was concluded that a viscous damping with the damping matrix proportional to the stiffness matrix gives best results in comparison with the full scale measurements over the frequency range of interest. This so-called “stiffness damping” was further also applied in a three-dimensional finite element representation of the ship, showing also a good agreement between calcula tions and measurements /2/. The above theoretical study only considered the response of the point at which the exciter was mounted on board the ship. In the present report the investigation into the usefullness of the applied theory has been extended to other points of the same ship. The main particulars of the investigated m otor cargo ship “Koudekerk” are given in table 1. Her main outline and the location of the exciter are shown in figure 1. In figure 2 the break-down of the ship into finite elements is shown /!/. The calculations refer to the numbered grid points. S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 Table 1, Main particulars cargo-liner “ Koudekerk” Length overall Length between perpendiculars Breadth moulded Depth to upper deck Summer draught as an open shelterdeck as a closed shelterdeck Deadweight as an open shelterdeck as a closed shelterdeck Service speed Delivered power at 117 RPM Number of propeller blades Propeller diameter 164.95 m 152.40 m 21.03 m 11.98 m 8.00 m 8.91 m 9940 metric tons 12200 metric tons 20 knots 14,200 BHP 4 6.00 m * Netherlands Ship Model Basin Wageningen E x c ite r a t center line. fra m e no. 0 Fig. 1. Bird’s view and profile o f the M.V. “Koudekerk” . 707 The full scale measurements refer to vibrations generated by an out-of-balance rotary exciter, which was installed at the specially reinforced twecndeck in the aft ship /3/. Along the hull several pick-ups were installed to determine the vibration modes at the resonance frequencies. These modes and resonance frequencies confirm the calculated re sults /l / . The current report refers only to some points for which the responce over the complete investigated frequency range has been measured /3/. 3. Calculation of the hull vibrations From the total finite element break-down of the ship, as shown in figure 2, large parts were taken to calculate their own stiffness matrix. The stiffness matrices of these sub structures, roughly the size of one hold, were then reduced, resulting in a much smaller number of grid points. Next, the stiffness matrices were assembled to obtain the complete system, after which many coupling points at the connections were eliminated. The successively reduction or condensation of nodal points finally resulted in the 102 grid points as shown in figure 2. This condensation m ethod is generally applied in finite element calculations /4, 5/ to keep the com puter time within reasonable bounds without loss of much accuracy /l /. The mass matrix has also been restricted to these 102 nodal points. The lumped mass distribution was obtained such that the centre of gravity of the various parts of the structure and of the equipment remained unaltered. Ap proximated representations for the moments of inertia / l/ had to be accepted. The added masses have been calculated for each of the vibration directions separately (vertical and athwartships) and added to the constructional mass in the nodal points of interest, keeping the centre of gravity unchanged /l/. For the damping distribution no information exists. As mentioned in the introduction, the conclusion of a study /2/ where various formulations for the distribution were investigated was that a viscous damping matrix, proportio nal to the stiffness matrix, yields best results. Based on the results of that previous study this so-called stiffness damping has been studied in more detail, by applying it in the cal culations of the exciter generated hull vibrations of the “Koudekerk” , for which full scale measurements were available. n 708 In matrix notation the set of equations for the vibrations of the ship is given by: M6 + D5 + K5 = f in which M D K 5 is the mass matrix, is the damping matrix, is the stiffness matrix, is the displacement vector, leading to velocity and acceleration vectors 6 and 5, X is the force vector. Putting the damping matrix proportional to the stiffness gives D = kK, s o that for harmonic vibrations the following set of equations holds: [-co2M + (1+ kok)K ]6 = f That means that the complex matrix [-co2M[ + (1 + ico«)K] had to be inverted for each value of co to obtain the solution for the given right hand m em berX This latter is given by the excitation, which consists of a vertical force, applying at the point where the exciter had been situated. This complex m atrix refers to 102 grid points, each with 3 degrees of freedom in general, so that the order of the complex matrix amounts to 102 x 3 x 2 = 612. 4. Presentation of the results. For a few points the response to the exciter has been measured over the complete frequency range, running from 1.5. up to 10 Hz 13/. These points are: - exciter foundation — after peak — fore peak - center of double bottom of hold 3. The calculations of the undamped system take account of a vertical and horizontal (athwartships) excitation. For the damped system only the response to a vertical excitation has been calculated. For these damped responses two values of k , the proportionality of the damping matrix with regard to the stiffness matrix, have been considered: 0.001 and 0.002. f\ H n O' E <D if) co inaa> L. jz 8 9 10 fre q u e n cy Hz u n d a m p e d : ---------------C a lcu la te d re sp on se e ffe c t o f viscous dam ping, X = 0 .0 0 1 : x e ffe c t o f viscous dam ping, X = 0 ,0 0 2 : o Full scale m e a su re d re sp o n se : ----------------- Fig. 3. Vertical response o f exciter foundation to vertical exciter forces. The calculated and measured response for the above locations are given in figures 3 to 6. In figures 7 to 9 the calculated response of the undamped system to a horizontal excitation are shown and compared with the full scale results. 5. Critical considerations. In evaluating the differences between calculations and measurements it has to be realized that in a vibration inves tigation four different phenomena which have been brought together are essential: the ship structure and its mass distribution, - the mathematical model of the ship, - the way of determination of the full scale vibrations, - the way of calculation of the vibrations. In this report only vibrations have been considered which are generated by an exciter. Of this exciter its location is known and the generated force is well defined in amplitude and direction. The force is in fact a centrifugal force, generated by two out-of-balance rotating masses of which the eccentricity is known. Furtherm ore, the force applied to the ship structure has been measured by mounting the exciter by means of force pick-ups to the deck of the ship. The direction (ver tical or horizontal athwartships) is given by the phase adjustment of the two out-of-balance wheels. Therefore, in S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 first instance the magnitude of the excitation force itself is omitted in discussing the differences between the calcu lated and measured results, because it can be considered as rather accurate. By application of the finite element technique it is possi ble to realize an accurate mathematical model of the ship. However, due to restricted computer capacity, due to restrictions in funds and time, such a model becomes gene rally rather coarse, see figure 2. A further reduction in cost and time was still needed and has been realized by reducing the network of figure 2 further down to the mesh of which the grid points are shown and numbered in this figure 2. Therefore, with the final coarse network no information of very local aspects can be expected. Only with regard to the overall behaviour the correlation between calculations and measurements can be investigated. In the higher frequency range, shifts in resonance locations will occqr, so that differences in the shape of a resonance curve and different values in the vibration-level at a given frequency have to be accepted. The aim of this report is to show to what degree the calculations fit with the measurements for this particular ship and to draw some conclusions for the general case. The measured vibrations have been evaluated by means of a narrow band filter technique. The bandwidth was 2 Hz, which is rather large in the frequency range running from 1.5 up to 10 Hz. Only the vertical response of the founda tion of the exciter has been evaluated by a sampling tech709 { undam ped : ----------------- fre q u e n c y Hz fre q u e n c y Hz e ff e c t o f visco u s d a m p in g , >1 = 0 .0 0 1 : x e ffe c t o f viscous d a m p in g , X = 0 .0 0 2 : o F u ll scale m e a s u re d re s p o n s e : ----------------- Fig, 4. Vertical response o f after peak to vertical exciter forces. { undam ped: e ff e c t o f visco u s d a m p in g , X = 0 .0 0 1 : x e ffe c t o f visco u s d a m p in g , X = 0 .0 0 2 : o F u ll scale m e a s u re d re s p o n s e : --------- Fig. 5. Vertical response o f fore peak to vertical exciter forces. 710 -J 8 C a lcu la te d re sp on se { undam ped : ---------------e ffe c t of viscous dam ping, >1 = 0 .0 0 1 : x i i i i I i I 9 i i I 10 fre q u e n cy Hz e ffe c t o f viscous dam ping, X = 0 .0 0 2 : o Full scale m e a su re d re s p o n s e : Fig. 6. Vertical response of centre of bottom o f hold 3 to vertical exciter forces. nique, which cross-correlates the registrations of the mea sured vibration to the shaft rotations of the exciter /6/. In this case the bandwidth is reduced to almost zero, so that participation of all signals with frequencies different from the exciter frequency or its multiples can be eliminated practically completely. The level of the signal with regard to the noise level (signal-noise ratio) determines the number of periods of the signal required for proper evaluation of the signal. For weak vibration-signals, disturbed by strong noise signals, a very large number of periods has to be taken. Generally, resonance vibrations will suffer less from noise than out-of-resonance vibrations. Noise is caused by the random vibrations of the ship due to many circumstances, in the current case mainly due to the propeller generated vibrations, because the measure ments were necessarily carried out on a sailing ship. Pre cautions have been made by running the ship at propeller S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 speeds, generating blade frequencies different from the exciter frequency. The propeller generated vibrations, however, may be assumed to be of the order of 0.01 g, which agrees with the general experience on board ships having a low vibration level. For frequencies around 5 Hz 0.01 g corresponds to a displacement amplitude of 10 “4 in = 100 /am. From the calculated and measured response curves follows an average response of 0.2 x 1 0 '7 m/kgf, which gives for an average exciter force of 3000 kgf an overall displacement amplitude of 0.6 x 10 "4 m = 60 /am, hence about half the propeller generated vibrations. This relative vibration level is further confimied by the fact that from model tests of this ship it followed that the level of the hydrodynamic shaft excitation with blade fre quency runs from 2 to 12 tonf. Thus, on a average, twice as large as the exciter force. These hydrodynamic excita tions, mutually combined and further combined with the 711 C a lc u la te d re sp o n se , undam ped: —■------------- fre q u e n c y Hz F u ll scale m e a s u re d re s p o n s e : ----------------- Fig. 7. Horizontal response of exciter foundation to horizontal exciter forces. I— I— I— I— I 1 I 2 I I I I I 3 I I I I 4 I I I I I I 5 C a lc u la te d re s p o n s e , u n d a m p e d ;----------------- I I I 6 I I I I 7 I I I I I 8 I I I I I I I I I I I 9 I I 10 fre q u e n c y Hz- F u ll scale m e a s u re d re s p o n s e : ---------------- Fig. 8. Horizontal response o f fore peak to horizontal exciter forces. hull pressure forces, will certainly lead to a total excita tion that is considerably larger than the exciter force. Therefore, it can be stated that the vibrational noise, induced by the running propeller, is appreciably larger than the exciter generated vibration level. Furtherm ore, noise is induced by the irregularity of ro tation of the exciter (frequency modulation). This also induces transient vibrations of the same level as the inves tigated vibrations. The effect of noise is an increase of the finally evaluated 712 signal and can be explained by the following. When at the full scale tests the frequency of the exciter was increased, also the excitation forces increased, being proportional to the centrifugal forces of the out-of-balance masses, hence proportional to the frequency squared. Therefore, at cer tain frequencies the eccentricity of the out-of-balance weights had to be reduced, so that the next frequency range started with a smaller excitation. From the measured re sults, as shown in the figures 3 to 9 as well as in the original report of these measurements /3 /, it has been found that after reducing the eccentricity most times the final signal m /k g f response m /kgf response e x c ite r (tw e e n deck) and v ib r a tio n p ic k -u p s 4 and 3 a t to p deck. Fig. 9. Torsional response o f transverse section at exciter location to horizontal exciter forces. S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 713 was increased*. This is due tot the proportional reduction of exciter amplitude and vibration amplitude, so that the registration did suffer more from noise, which resulted into higher values of the finally evaluated signal. The way of calculating the forced response is based on determining the particular solution of the set of second order differential equations at the considered frequency. Therefore, the results do not contain any effect of noise or transient vibrations, so that in general their values must be lower than the measured values. These considerations are satisfactorily confirmed by the response curves given in figures 3 to 9. A further confirma tion is found by the fact that the difference between calcu lated and measured values is smaller when the calculations are compared with the measured results, evaluated by means of the sampling technique (Figure 3), than with the results, evaluated by means of the narrow band filter tech nique (the other figures). As already mentioned this is be cause of the fact that the sampled results will generally be less affected by noise than the filtered signals. With regard to the calculations there is, however, one aspect that needs a further investigation. From the vertical vibrations, calcula ted as well as measured, it follows that the response per unit of excitation force decreases with the increase of the frequency. This aspect is also found in the measured response to a horizontal excitation, but to a less degree in the calculated response, especially in the lower frequency range. Probably this is caused by the assumptions which have been made in modelling the ship structure with re gard to the exciter location, the construction of its foun dation and its height above deck. In the calculations the horizontal exciter force has been applied at a point in the deck, whereas on full scale the exciter applied a force and a moment to the deck. The cause of this is that originally the finite element model had to serve the investigation of ver tical vibrations. References 1. Oei, T.H .:I 'inite clement ship hull vibration analysis compared with full scale measurements. 6. Conclusions. In the lower frequency range the response calculations are in good agreement with the measurement results concer ning the magnitudes of the natural frequencies as well as with regard to the nature of the response curves. However, for this frequency range the detailed finite ele ment model as used here is not required. The lowest natural frequencies can also be found by means of a one-dimensio nal slender beam representation of the hull girder, although for the representation of the two four-noded, vertical hull modes a more complex beam representation is needed. The detailed finite element model only serves the cal culation of the ship response in the higher frequency range, especially with regard to the vibration level in the super structure. This was not foreseen in the original set-up of the hull measurements, so that no conclusions can be made in this respect. With regard to the hull girder vibration level it is shown that the trend and the level of the calculated response are in good agreement with the measurements. To quantify the observed differences it is first required to investigate the effect of noise on the results of the vibration measurements. Due to the participation of noise in the measurements the resulting values of the response may be expected to be too high. * these arc the discontinuities in the full scale measured response curves, given in figure 3 to 9. 4. Anderson, R.G.: Irons, B.M. and Zicnkiewiez, O.C.: Vibration and stability o f plates using finite elements. Int. Journ. o f So lids and Structures, 4, 1031-1055 (1968). 2. Hylaridcs, S.: Damping in ship vibrations. Delft Technological University thesis, 1974. N.S.M.B. publication No. 468. 5. Hylaridcs, S.: Ship vibration analysis by finite element technique. Part II: Vibration analysis. NSS-TNO Report No. 153 S, May 1971. NSMB publication No. 386. 3. ’t Mart, H.H.: Hull vibrations o f the cargo-liner “Koudekerk" NSS-TNO report No. 142 S, October 1970. 6. Wereldsma, R.: Dynamic stress measurements improved by “periodic sampling” . VDI Berichte Nr. 102, 1966. LIST OF SYMBOLS D K M f i g 5 k co 714 damping m atrix stiffness m atrix mass matrix force vector imaginary unit gravity acceleration displacement vector ratio between damping and stiffness m atrix angular frequency Publicatie M 5. mei 1976 van het Nederlands Maritiein Instituut Nieuws uit Scandinavië Norway’s merchant weathers the storm fleet The crisis for the Norwegian shipping in dustry is not over but the future now looks much brighter, according to Mr. Charles R. Bergesen, President of the Norwegian Shipowners Association. In a survey gi ven to the Association’s AGM, he pointed out that although there had been a consi derable growth in the world’s fleet, the mothballed Norwegian tanker fleet had begun to decline, since the spring. Many ships were still sailing, however, at rates which scarcely covered their operating costs. Most of the President’s general survey concerns itself with the breakdown in the tanker market. He also pointed out that the overall situation had improved because of the general upswing in world economy and because the shipowners themselves had taken steps to alter the market situa tion. More than 60 million in tanker ton nage alone - corresponding to about dou ble the Norwegian tanker tonnage - had been cancelled or altered to a different ship type. Tankers make up the largest part of the Norwegian merchant fleet. The total gross tonnage of the fleet is 26.5 million tons and of this 55.7 per cent com prises tankers. The swift accommodation to market changes and the growth in shipping needs througout the world has helped the Nor wegian fleet which now makes up 8 per cent of the world’s tonnage to weather a severe storm although some companies still have difficult times ahead. The Nor wegian merchant fleet in 1975, had nett earnings of over 8.6 billion kroner which was 2.6 billion less than the previous re cord year but a figure almost the same level as the national budget. In spite of the tanker crisis 1976 shows an improve ment with predicted earnings of about 9 billion kroner. The increase can be attri buted to a growth in the fleet’s tonnage and to the policy of term contracts, mostly based on the dollar. Nieuwe civiele onderzeeboten voor onderhoud en inspectie onder water Kockums in Malmo — de Zweedse scheepswerf die verantwoordelijk is voor het ontwikkelingswerk op het gebied van Zweedse onderzeeboten - heeft twee S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 In de tweede helft van dit jaar zal volgens de plannen de produktie aanzienlijk worden gereduceerd. Zeer grote produktiebeperkingen worden met name verwacht nieuwe onderzeeboten voor civiel gebruik in het aantal arbeiders en beambten, zo geïntroduceerd - een vaartuig van 400 ton wordt medegedeeld. en een van 170 ton. De eerste zal kunnen worden gebruikt voor onderhoud en ser vice en de tweede voor inspectie van Investment in billions needed onderwater-i nstallaties. for North Sea De schepen, die volgens de berekeningen The latest predictions show that continued 75 milj. kr. resp. 45 milj. kr. zullen gaan expansion of work on the Norwegian sec kosten, zijn bedoeld als aanvulling van tor of the North Sea will cost-wise jump een groter kostbaarder systeem dat vorig considerably. This statement was made at jaar werd gepresenteerd en dat bestaat uit the Offshore North Sea Exhibition by a een moederschip van 1.600 ton met een spokesman for the oil department of Den norske Creditbank. He maintained that be onderzeeboot van 50 ton. tween now and 1985 , 80 billion kroner Elk van de twee nieuwe onderzeeboten is would be invested in offshore and landautonoom en kan opereren op een afstand related oil activity in Norway. van enkele honderden nautische mijlen These calculations do not take into ac vanaf de basis, onafhankelijk van de count the future work, north of the 62° weersomstandigheden en ook onafhanke north latitude. Exploratory work in this lijk van het moederschip. Het schip van area with two rigs beginning drilling-work 400 ton, dat is bestemd voor onderhouds- on four holes in 1978, will entail a cost of en service-werkzaamheden, vervoert twee 50 to 60 million kroner for each rig. As a teams van elk vier duikers en kan deze comparison with the above-mentioned meenemen tot op een diepte van 300 me costs, investments both offshore and on ter. Twee-voudige duikkamers maken het land south of the 62 degree line has be mogelijk dat de teams ononderbroken en tween 1963 and 1975 been 40 billion kro onafhankelijk van elkaar kunnen door ner. werken. The great difference in costs between the Het inspectieschip van 170 ton heeft een two time periods can be attributed to two bemanning van 10 koppen en kan b.v. overriding factors. Firstly, oil and related pijpleidingen inspecteren tot op een diepte activity has expanded greatly. Secondly, van 200 meter. Het onderzeeschip kan the price of equipment and services has blijven zweven en is naar verluidt in hoge leaped enormously in the last few years. All the figures above apply only to what mate manoeuvreerbaar. are considered commercial finds such as the Ekofisk, Frigg and the Statfjord fields. Produktie-beperkingen in The next largest area of expenditure has Zweedse scheepsbouw tij been in the cost of rigs, supply ships and drilling-platforms for export. dens tweede helft van 1976 Like many other commentators, the spok In 1974 en 1975 zijn de orderportefeuilles esman emphasized that the expenditure van de Zweedse scheepswerven sterk ge of companies like Statoil, and for whole reduceerd, maar het produktie-volume fields like Statfjord would rise beyond all kon worden gehandhaafd. De ordersitua- present reckonings. tie zal in het derde kwartaal van dit jaar waarschijnlijk nog slechter worden en het volume van de nieuwe produktie zal vol Many weaknesses found in gens de verwachtingen ook teruglopen, tankers’ gas safety equip terwijl voor andere activiteiten een zekere ment stijging wordt verwacht. Een en ander blijkt uit een overzicht van het Zweedse A report, based on research carried out by Nationale Instituut voor Economische Re Det norske Veritas, has come as a shock to many Norwegian shipowners. Research search . Meer dan 80% van de Zweedse scheeps has revealed that the neutral-gas plants on werven vindt de orderportefeuilles te dun super tankers are not as safe as many had en minder dan de helft is van mening dat believed. de huidige produktie een volledige benut The gas plant which many have regarded as 100 per cent safe has its weaknesses as ting van de capaciteit teweeg brengt. 715 shown by an examination of 137 such plants by Veritas. Three quarters of all plants examined had some kind of weak nesses. The report has so alarmed ship ping authorities that the Directorate of Shipping is going to get in touch with Det norske Veritas as soon as possible. Veritas which classifies and examines ships and shipping equipment, carried out the examination six months ago. The fin dings, of course, do not mean that the maintenance of gas plants is very poor or that ships are sailing with dangerous equipment. The research was carried as a further stage in the improving of the choice of material and methods of mainte nance of neutral gas equipment. They are complicated pieces of apparatus and con stantly need attention and the finding of so many problems can only mean that equipment is not yet of a high enough quality. If the plant is properly maintain ed, it will increase safety on board tan kers. A member of the shipowners Sigval Bergesens & Co. Director I.J. Stangeland claims that it could have been problems with the neutral gas plant which led to the catastrophic explosion on board the world’s largest vessel, the ’Berge Istra’ last year and made her to sink in five minutes. There are, however, other theories about the sinking of this ship and they will shortly be presented at a sea safety confe rence in London. instrumenten het om praktische redenen moeilijk maakt om een brug te bouwen met gereduceerde dimensies, zo schrijft men. Voor het controleren van de condities van de motoren heeft men drie verschillende methodes beproefd. Onderzoekingen van vibratie-eigenschappen en systematische verzameling en verwerking van verschil lende gegevens, zoals druk, temperatuur en stroming maken het mogelijk om de graduele verslechtering en andere veran deringen in verschillende onderdelen nauwlettend te volgen, terwijl spectrometrische analyses van oliemonsters aanwij zingen kunnen geven van beginnende sto ringen die te ver gevorderd zijn voor een corrigerende actie, aldus het rapport. Een onderzoek op volle schaal van de scheepsschroef als bron van lawaai en tril lingen is verricht aan boord van de passagiers-veerboot 'Tor Britannia’ en de resultaten zijn vergeleken met modelproeven in een cavitatietunnel. Ook is een onderzoek ingesteld naarde mogelijk heden om het lawaai van de schroef te verminderen door het gebruik van een re flecterende laag rubber. Bij een ander project wordt een studie ge maakt van de vraag hoe een instrument gebruikt kan worden dat de kapitein van een schip behulpzaam kan zijn bij het vei lig leiden van zijn schip in ruw water. Er zullen metingen worden gedaan in twee scheepstypes - een containerschip en een tanker. In een van de schepen, het m.s. 'Antonia Johnson’, is experimentele uit rusting geïnstalleerd. Zweeds onderzoek naar ontwerp van scheeps World’s strongest measures bruggen en controle op against sea pollution functioneren van Norwegian Environmental authorities scheepsmotoren have demanded that all involved in offs Een navigatie-brug van het cockpit-type, hore activity, have the most advanced verschillende methodes voor het controle equipment to deal with oil pollution. In a ren van de condities van de scheepsmoto letter sent out recently byKhe Environment ren en de schroef als bron van lawaai en Ministry, all companies were asked to en trillingen - ziedaar enige projecten die zijn sure that they had mechanical equipment bestudeerd door de Zweedse Stichting to cope with slippages of up to 8000 tons voorScheeps-Research en waarover nader per day. This is an amount which would be wordt gerapporteerd in het jaarverslag van equivalent to one of the larger blow-outs. deze stichting over 1975. The requests the Norwegian authorities are making, are regarded as some of the Gezien vanuit het oogmerk van veiligheid most demanding in the world. The com heeft men een vergelijking gemaakt tussen panies have until next summer to produce de navigatie-bruggen van twee schepen: concrete proposals of what they intend to een met een conventionele brug en een do. The companies have also been told waarbij de bedienings- en navigatie- that the equipment must be at the spot of uitrusting was samengebracht in een soort any accident within 48 hours. This latter cockpit. Het systeem heeft grote voorde demand implies land bases so that any spot len, hoewel de huidige afmetingen van de of offshore activity can be readily rea 716 ched. Bergen and Stavanger are the twt most obvious places for bases. The cost o fulfilling the authorities’ demands are rec koned at between 10 and 20 million kro ner. The requirements are regarded as anothe step in having a really effective oil pollution prevention policy. The Norwegian measures contrast wit! their British counterparts which are gearec to deal with blow-outs of up to 2 000 tons daily. The British measures will rel) mainly on chemical means whereas the Norwegians are fearful of the consequen ces to natural living resources. The Nor wegians also think in terms of much big ger slippages and some sources have ever suggested blow-outs involving up to 15.000 tons daily. These differences in predicting eventual catastrophes have pre vented, so far, international agreement in this area. Norinform Zweedse koopvaardijvloot omvat thans 7.6 miljoen brutoton Gedurende de eerste helft van dit jaar verminderde de Zweedse koopvaardij vloot met 25 schepen en met 145.000 bru toton. Eind juni jl. omvatte de vloot 591 schepen van gezamenlijk 7.571.000 bru toton. Aldus wordt medegedeeld door het Zweedse Centraal Bureau voor de Statis tiek. Onder het genoemde totaal bevinden zich 141 tankschepen met een totale inhoud van 3.670.000 brutoton alsmede 48 bulk- en erts-carriers van gezamenlijk 1.213.000 brutoton. Europe’s largest offshore exhibition in Stavanger The largest exhibition of oil and gas offs hore activity has now taken place in Sta vanger. More than 16 countries alone were represented and numerous oil and related companies. In a speech at the opening of ’Offshore North Sea 1976’, the Norwegian Foreign Minister, Mr. Knut Frydenlund, said that one of the purposes of Norway’s oil re sources would be to strengthen coopera tion with her Nordic neighbours. Energy and industrial cooperation among the Nordic countries was a natural develop ment because of their physical proximity and followed from the agreements which Norway had entered into with her Nordic cousins. The discovery of oil resources in the North Sea had inevitable international conse quences for Norway and it meant a greater involvement in international politics whe ther she liked it or not. Until now. the main consequences of the Norwegian hy drocarbon finds had been concentrated on their effects on Norwegian society. Only a marginal amount of the oil produc tion was involved so far as the internatio nal sector was concerned and, indeed, only a limited part of the Norwegian eco nomy was affected by this new activity. Norway’s foreign policy and its strategic situation would not be altered by her new found resources. The appellation ’blue eyed Arabs’ was without foundation, the Foreign Minister maintained. Foreign ex pertise and capital were welcome but de velopments in the North Sea must be di rected and evaluated in terms of the needs of Norwegian society. Norway’s merchant fleet prepared for the 1980s In a recent speech the President of the Norwegian Shipowners Association. Mr. Charles Bergesen, pronounced that Nor way’s mercantile marine was wellprepared to meet the future. The scrapping of tankers has quintupled since 1974. La test figures show that the tanker fleet will position itself at about 360 million t.dw. in comparison to the 390 million expected by 1978. This is now considered a positive step in the right direction, and the present over capacity will cover any future increase in deliveries plus any world-trade expansion or an unexpected relief in the tanker crisis. Both the scrapping and the cancellation of orders by Norwegian shipowners has shown how sensitive they are to market developments. The primary objective of the Association is to bring balance back into the market and with this object in mind, they have participated closely in the International Maritime Forum where representatives of shipowners, builders, oil companies and finance institutions have multi-lateral dis cussions with the aim bringing balance back to the market as soon as possible. Tendencies in some countries to support shipbuilding yards almost to overproduc tion capacity by state subsidies has added weakness to the present situation. Norway’s aim is to produce an advanced and modem fleet for the 1980s and to offer the world, shipping expertise built upon the basis of much experience and conti nuous research and development. It is in the interests of Norwegian shipowners to achieve this position without state aid, Mr. Bergesen said. American bureau of shipping reports activity for first half of year The American Bureau of Shipping (ABS) classed 745 new vessels of 6,785,783 deadweight tons (3,544,389 gross tons) in the first six months of this year, Chairman and President Robert T. Young reported at the semiannual meeting of the ABS Board of Managers held in New York City on September 21. During the same period, ABS classed 46 existing vessels of 751.000 deadweight tons (454,000 gross tons), bringing the total number of ABS-classed vessels to 13,477 of 160,653,000 deadweight tons (91,097,000 gross tons). Mr. Young noted there have been hints of improvement in some categories of ship building and said, ’We hope that this trend will develop further in the near future. ’ He said that 2,671 vessels of 45,102,300 deadweight tons (25,319,735 gross tons) are on order to ABS classification. Mr Young said that activity in offshore mobile drilling units continued at a good pace, with 14 new and 2 converted units classed by July 1, 1976. He added that 94 units worldwide were contracted to be built or were building to ABS classifica tion. As of midyear, there were a total of 164 offshore drilling units classed by ABS. Certification of containers continued at the same high rate as the previous year with more than 12,000 units ordered to ABS requirements. Mr. Young reported a new service has been added to the con S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 tainer certification program the registra tion of containers with the International Union of Railways, a benefit in facilita ting movement primarily on European railroads. ABS remained active in classification work with smaller, self-propelled vessels in the first half of 1976, with 134 vessels of this type classed. In addition, 525 bar ges were classed, including 253 LASH barges. In research and development activities, Mr. Young reported that tests and evalua tions are being performed on a new ver sion of the DAISY system of computer programs which is expected to be ready for general use by year’s end. ’The new version, he said, incorporating dynamic analysis capabilities, contains an expan ded library of finite elements and has other improved technical features which aill enable the engineer to model complex structures more accurately and efficiently than is now possible. ABS is jointly sponsoring the develop ment of a ship structural optimization computer program system which will ascertain the optimum vessel weight de sign consistent with ABS Rules. Additional research is being sponsored by ABS and the United States Maritime Ad ministration (MarAd) on electroslag and electrogas welding using lower heat input rates and incorporating faster travel speeds and newly developed flux-cored electrodes. In the first six months of 1976, Mr. Young noted, ABS opened new exclusive offices in Tokushima, Japan; Fort Lauderdle, Florida; and Khorramshahr, Iran. In addi tion. two ABS non-exclusive offices- in Cartegena Colombia and Cebu, Phi lippines- were given exclusieve status. These five new exclusive offices give ABS a network of 126 exclusive offices in 89 countries. ’In regard to the ABS group of whollyowned subsidiaries, Mr. Young said that the work of ABS Computers, Inc., formed on March 1, 1976, is progressing on sche dule. ABSCOMP provides computer ser vices and business systems support to ABS and it offers technical computer pro grams and date processing services to in dustry. ABS Worldwide Technical Servi ces, Inc., has shown an increase in short term as well as several long-term inspec tion service contracts with land-bases in dustries. These include inspection of components, equipment, and material for crude oil refineries and other chemical and petroleum plants being manufactured in Western Europe, Japan, and the United States. EXAM, a subsidiary of ABSTECH, is also increasing its activity with the Alaska pipeline - for which it received special commendation -and elsewhere in the Uni ted States. 717 BOEKBESPREKING “Prijs ƒ 2 0 ,- indien afgehaald aan de volgende adressen: Schippers op de Alblas en de Graafstroom Stichting Alblasserdamse (S .A .G .) Cortgene 31 Alblasserdam. door Leen Smit en Adam Krijgsman Offsetdrukkerij Kanters B.V., Alblasserdam - 1976 Gebonden in blauw linnen band met gouden opdruk. Afmetingen 16,5 x 24,5 X 1,4 cm., 135 biz. met totaal 131 foto's en afbeeldingen van documenten. Niet in de boekhandel verkrijgbaar* Op vrijdag 15 oktober 1976 werd ’s avonds in het ’Huis der Nederwaard’ te Alblasserdam tijdens een kleine plechtig heid in passende omgeving door de heer J . U. Smit, voorzitter van de werkcommissie voor de uitgifte van een boekwerk over de binnenschippers op de Alblas en de Graaf stroom, bovengenoemd boek aan de aan wezigen uitgereikt. Er was tevens een ten toonstelling van het verzamelde fotomate riaal. Het was een gezellige, ongedwongen sfeer, geheel aansluitend bij de geestdrif tige wijze waarop de auteurs vele histori sche gegevens hebben bijeengebracht. Uit de introduktie door de werkcommissie haal ik het volgende aan: De lieren Leen Smit te Alblasserdam en Adam Krijgsman te HardinxveldGiessendam hebben in enkele jaren een hoeveelheid gegevens en fo to ’s verzameld over de schippers, die vanaf 1800 tot in het recente verleden als zodanig aan en op de Alblas en de Graafstroom hebben ge woond en gewerkt. Zij hebben dit gedaan met het vooropgezette doel hiervan een boekwerk samen te stellen en uit te geven. Het verzamelde materiaal werd ter beoor deling voorgelegd aan een aantal daartoe genodigden, die daarop ter ondersteuning van het streven van de heren Smit en Krijgsman een commissie hebben ge vormd. De in dit boek verwerkte gegevens zijn genoteerd uit de herinneringen van de thans nog in leven zijnde schippers, de nabestaanden van de vroegere schippers en uit de persoonlijke herinneringen van de heren Smit en Krijgsman. Hoewel de commissie zich niet tot taak heeft gesteld de in de tekst verwerkte gegevens, data en jaartallen concreet op betrouwbaarheid te onderzoeken en dientengevolge voor de juistheid daarvan niet kan instaan, is zij Gemeenschap Gemeentehuis Oud-Alblas Dorpsstraat 21 Oud-Alblas. Gemeentehuis Bleskensgraaf Kerkstraat 8 Bleskensgraaf, Gemeentehuis Molenaarsgraaf/Brandwijk Nieuwe Dam 1 Molenaarsgraaf. Het boek kan ook worden verkregen door overmaking van ƒ 24,75 (incl. porti enz.) op girorekening 138912 van de RABO-bank te Molenaarsgraaf, rek. nr. 3427.14.031 t.n.v. Commissie schippers Alblas/Graafstroom. van mening dat de vastlegging in boek vorm van de wederwaardigheden van de binnenvaartschippers op de Alblas en de Graafstroom, zoals deze in het verza melde materiaal tot uitdrukking komen, door vele streekbewoners en vooral door diegenen, die direkt bij deze scheepvaart betrokken zijn geweest, zal worden ge waardeerd. Met name. is de nadruk gelegd op het vaak schitterende en unieke fotomateriaal, waarbij de tekst meer als ondersteuning Dat deze eenvoudige schippers niet voor ’Zware klussen’ te rugdeinsden wordt aangetoond door ne venstaande foto waarop is afgebeeld hoe schipper Piet Kersbergen met zijn schip 'Op Hoop van Z egen’ een schuur van veehouder A. van Meeteren over de Graafstroom vervoert van Brandwijk naar Molenaarsgraaf, 718 Geen verdere overheidssteun aan Boot-Lemmer b.v. scheepsbouw- en staalindustrie te Lemmer van de illustraties dient te worden gezien. De oorspronkelijke aantekeningen en de verteltrant van de heren Smit en Krijgs man. die beiden zeer nauw bij de binnen scheepvaart betrokken zijn geweest, zijn in de tekst gehandhaafd. Op deze wijze is gestreefd een maximum aan informatie over de schippers op de Alblas en de Graafstroom te geven en er toch een ple zierig kijkboek van te maken. Het resultaat is een juweeltje. Jammer dat er in het boek niet een kaartje is opgenomen van het gebied waarin deze schippers opereerden. De prijs van het boek is laag gesteld, mede door een aanzienlijke subsidie uit het An jerfonds Zuid Holland. De oplage is beperkt tot 500 stuks. U moet zich dus haasten om het boek op de in de noot genoemde adressen te be stellen, want het is zeer de moeite waard het te bezitten. prof. ir. J.H.Krietemeijer Reorganisatie Intershipping Holland Intershipping Holland B.V. heeft alle aandelen van hetZandzuig- en Transport bedrijf Ballast Transport B.V. (volledige dochter) en haar 50% belang in de zandexploitatie Mij. VolzeeB.V. verkocht aan Exploitatie Mij. G. Brijder te Harlingen. De aktiviteiten van Intershipping hebben zich nu volledig geconcentreerd op het Ingenieurs- en Handelsbureau, in de sec toren Scheepsbouw en Industrie. Met betrekking tot de sector Scheepsbouw heeft men 10 vertegenwoordigingen, o.a. T.E. luiken, Culemann lieren, Wekabunkoelers, Rota boegschroeven, Kamstrup Metro pneumatische tankpeiling enz. Mede dankzij een snel stijgende omzet heeft Intershipping geheel met eigen mid delen een nieuw kantoor gebouwd. In de sector industrie heeft men aanzien lijke orders voor luchtfilterinstallaties in het Midden Oosten. De orderportefeuille bedraagt ca. ƒ 10.000.000,-. S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 De leden van de Tweede Kamer, de Heren Van der Mei (C.H.U.), Peijnenburg (K.V.P.) en Van Houwelingen (A.R.P.) hebben aan de Minister van Economische Zaken op 17 september 1976 de volgende schriftelijke vragen gesteld. 1. Heeft de Minister inderdaad afwijzend beschikt op een verzoek van Scheeps- en Staalindustrie Lemmer B.V. om over heidssteun? 2. Zo de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, kan de Minister dan meedelen welke motieven aan zijn besluit ten grondslag liggen? 3. Is het waar, dat bovengenoemde scheepswerf zich van een order van een Deense opdrachtgever verzekerd kon we ten - en daarmee de continuïteit van haar bedrijf zou kunnen verzekeren - indien de Nederlandse regering bij de financiering steun zou bieden ? 4. Kan de Minister aangeven, welke ge volgen voor de werkgelegenheid de slui ting van bovengenoemde werf zal heb ben? bedrijf op zich kunnen los van de finan ciële situatie ook niet hoog worden aange slagen. De uitrusting van de werf' is matig, terwijl in de loop der tijd het oordeel, dat het management onvoldoende is, onont koombaar is gebleken. Het is duidelijk dat de toekomstkansen van het bedrijf in het licht van de algemene scheepsbouwsituatie (die ik als bekend veronderstel) dan ook nihil moet worden geacht. Ik heb derhalve het besluit moeten nemen dat het onverantwoord zou zijn aan BootLemmer verdere steun te verlenen. Volledigheidshalve vernield ik dat een dergelijke steun zou hebben moeten be staan uit twee componenten: - een bijdrage a fonds perdu in de orde van grootte van ƒ 1,5 mln; - garanties ten behoeve van ordcrfinanciering van verscheidene miljoenen. 3. Boot-Lemmer was in onderhandeling met een Deense opdrachtgever over de bouw van één coaster met een optie op nog twee identieke coasters. Noodzakelijk was De Minister van Economische Zaken, dan wel dat de overheid de gehele voorfi Drs. R. F. M . Lubbers heeft deze vragen nanciering zou garanderen (zie ook het slot van het antwoord op vraag 2). De als volgt beantwoord. 1. Op het verzoek van Boot-Lemmer reder vroeg daarnaast van de overheid de B.V. Scheepsbouw- en Staalindustrie te garantie dat de schepen inderdaad zouden Lemmer om verdere overheidssteun dan worden afgeleverd. reeds verleend was heb ik op 17 september 1976 inderdaad afwijzend gereageerd. Ook was de prijs waarover gesproken 2. Boot-Lemmer wordt reeds geruime tijd werd, zodanig dat het gegronde vermoe gesteund door middel van een door de den ging ontstaan dat de order ernstig ver overheid gegarandeerd bijzonder bedrijfs- liesgevend zou blijken te zijn. krediet. Daardoor heeft het bedrijf enkele 4. Bij Boot-Lemmer zijn 71 werknemers orders kunnen aantrekken, die anders aan in dienst. Hiervan zijn 56 personeelsleden het bedrijf zouden zijn voorbijgegaan. Dit woonachtig in het rayon van het Arbeids heeft echter niet kunnen verhinderen dat bureau Lemmer. In de regio, met inbegrip de bedrijfsresultaten van Boot-Lemmer te van deG.A.B. rayons Sneek, Heerenveen wensen overlaten. Het eigen vermogen en Emmeloord zijn binnen redelijke van de onderneming is als gevolg daarvan pendel-afstand beperkte plaatsingsmoge negatief geworden. lijkheden voor geschoolde metaalbewer Sinds mei van dit jaar zijn door de over kers aanwezig. Omtrent het aantal perso heid extra garanties afgegeven voor ca. neelsleden waarvoor met langdurige ƒ 500.000,-, die hoofdzakelijk zijn ge werkloosheid rekening moet worden ge bruikt voor de loonbetalingen. De conclu houden, bestaat thans nog geen zekerheid. sie die hieruit getrokken moet worden, is Wel kan worden verwacht dat een belang dat het bedrijf financieel volkomen aan de rijk aantal werknemers niet onmiddellijk grond zit. De toekomstkansen voor het kan worden herplaatst. 719 The world’s largest offshore mobile drilling unit 720 Reprinted from ABS Quarterly SURVEYOR Aug. '76. The Ocean Ranger incorporates a novel mooring system I n the offshore drilling industry, the metallic inclusions normally present in claim to be the largest drilling unit is structural steel. an uncertain one. An offshore mobile To reduce the extent of these inclusions, drilling unit may be measured by width, the grade E modified steel was vacuum length, and depth; amount of steel used degassed and the sulphur content was re in its construction; or the depth of water duced to a maximum of 0.01 percent. As in which it can operate and the depth to an additional precaution, the upper and lower 15 percent of each steel ingot, where which it can drill. By all these measurements, the Ocean inclusions often accumulate, were re Ranger is the largest column-stabilized, moved before the steel was rolled. Fin semi-submersible rig ever built. The ves ished steel to be used for critical intersec sel was constructed by Mitsubishi Heavy tions was ultrasonically inspected as Industries, Ltd. (M HI) at its Hiroshima another measure to detect any possible Shipyard and Engine Works and launched plate laminations. This special grade E in December 1975, 11 years after Mitsubi steel was also used by Mitsubishi in build shi built the first semi-submersible drill ing 4 drilling barges recently, and is being ing unit in Japan. used in building a fifth; the yard reports Built to American Bureau of Shipping that the lamellar tearing problem has been classification, the Ocean Ranger is 391 ft eliminated. long, 262 ft wide, and 152 ft high from Because of the unprecedented size of the the bottom of the hull to the main deck Ocean Ranger, the owner requested an (which measures 200 by 226 ft). Designed extensive nondestructive testing program by Odeco Engineers Inc., a subsidiary of to assure soundness of welds, which in Ocean Drilling & Exploration Co. cluded several thousands of x-rays of weld (Odeco) of New Orleans, and owned ing joints of lower hulls, columns, horizon joindy by Canam Offshore Ltd., an Odeco tal and diagonal braces, and lower and subsidiary, of Hamilton, Bermuda, and upper decks. In addition, ultrasonic exami Fearnley & Eager of Oslo, Norway, the nations were conducted on all full-penetraunit was scheduled to travel this summer tion welded joints which were not x-rayed, to Bristol Bay (offshore Alaska) under its and magnetic particle inspections were own power without tug assistance or ac made of all critical connection joints. The Ocean Ranger has also attracted companying tugs or service vessels. It is designed to drill a 25,000-ft well while industry attention for its novel mooring moored in depths of up to 1,500 ft, as system, a combination of chains and wire presendy outfitted, or in depths up to 3,000 lines designed to enable the vessel to oper ft with additional anchor chain. The unit ate in severe weather and deep seas. Moor is equipped with twin screws and has a ing reliability is a critical consideration in diesel electric drive totaling ) 4,000 bhp drilling unit operation, particularly in stormy environs. “W ith a rig worth and a design speed of 8 knots. The Ocean Ranger was built with ap $40,000-$50,000/day, a few days lost get proximately 15,000 long tons of steel— ting back on location can make a real differ 3,000 tons more than used in the construc ence in the cost of a well,” Oil and Gas tion of any existing semi-submersible drill Journal noted in 1974. Today’s economics ing unit. As a preventive measure to insure make lost time considerably more costly. against lamellar tearing (lamellar separa For greater mooring reliability, Odeco tion of the steel plates), a special modified designers increased the number of moor ABS grade E steel was used at major struc ing lines from 8 (which were used on ear tural intersections. Lamellar tearing has lier Odeco drilling units) to 12. Each of occurred on occasion at these locations the vessel’s twelve 45,000-lb anchors is during construction due to the complexity attached to a 3%-in.-diameter chain 1,650 of the weld connections which result in ft long; the chain is connected to the rig high through-thickness stresses. Its occur with a 3y2-in.-diameter wire rope 5,600 rence is related to the presence of non- ft long. The wire-and-chain combination, S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 Diagram illustrates how wire-and-chain combination hauls in anchors. the Odeco designers claim, can keep the vessel on location in 1,500-ft depths, even amidst the severest storms. Odeco says it has designed into the Ocean Ranger the capability to later increase the length of anchor chain for operation in waters to 3,000 ft deep, if desired. In hauling the wire-and-chain combina tion aboard the rig, the wire first passes over a grooved wildcat (a steel drum) and is spooled onto a powered drum. When the connection between the wire and chain makes contact with the wildcat, the wild cat is supplied with power and the wireand-chain combination is carried toward a lower sheave (a pulley), which is not powered. When the chain makes contact with the lower sheave, the chain, as it is being hauled in by the wildcat, drops into the chain locker. This unique system per mits continuous payout or haul-in of the complete length of wire and chain without breaking the wire/chain connection. All of the rig’s anchors, chain, and wire are stowed aboard the drilling unit. The mooring system, the special modi fied grade E steel, and the extensive nonde structive testing of welds, added to the cost of construction of the Ocean Ranger. What the designer and owners calculate is that the greater operating dependability will, over the long range, amply justify the added expense. + George Haber 721 BP’s Forties Kiwi completes conversion for North Sea fire-fighting duties fig. I 'British Kiwi’ before conversion The BP tanker British Kiwi has been con verted for service as a fire-fighting and platform maintenance support ship in the Forties field. Now re-named Forties Kiwi, the 16,175 dwt ship converted by Boele’s Scheeps werven en Machinefabriek b.v.. Bolnes, Rotterdam. Built in 1960, the British Kiwi traded as a product carrier in most parts of the world, and had been laid up in Barry for a year prior to her conversion. She will continue to be operated by BP Tanker Company within its fleet organisation. 722 BP Tanker Company prepared the designs form has been fitted on the stem and addi and specifications for the conversion, tional accommodation has been provided which included the installation of four amidships. In addition No. 7 centre cargo auxiliary propulsion units driven by diesel tank has been converted into a dry cargo engines mounted within new deck houses hold and two further cargo tanks have These also house three diesel generator been prepared for the carriage of brine. sets for the new A.C. electrical system. A complete workshop providing servicing In No. 2 centre tank three diesel-driven facilities for the oil production equipment fire pumps have been fitted, capable of has also been built on the main deck. To supplying a total o f4,300 tons per hour of handle material on and off supply boats, a sea water to three monitors mounted on 20 ton crane with an 80ft. boom has been the forecastle head and controlled remo fitted on the main deck aft. tely from the bridge. A helicopter plat The auxiliary propulsion units can rotate fig. 2 ’Forties Kiwi’ after conversion through 360° to give thrust in any direction and an infinite range of manoeuvrability. They can be retracted into the hull for entering harbour. This will enable the ship to maintain her position for platform main tenance or fire-fighting for long periods even in adverse weather conditions. The main Doxford propulsion unit has been retained and will be operable. A Vikoma oil recovery unit which can be placed aboard a supply boat in the event of a major oil spillage is carried, as are two inflatable Zodiacs with outboard motors to effect a fast pick-up of men from the sea in the event of a platform evacuation. Crew changes of the 34 men on board will take place at regular intervals by helicop ters from Aberdeen, with the Forties Kiwi remaining on station at the Forties field. G o e d e re n v e rv o e r in de ze e h a v e n s e e rs te h a lfja a r 1976 Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de totaalcijfers gepubliceerd over de goederenaan- en afvoer in de Nederlandse zeehavens in het eerste halfjaar 1976. Daaruit blijkt, dat de goederenomslag in de eerste helft van dit jaar in alle havens tezamen 162,9 miljoen ton bedroeg, het geen slechts 0,5 mln ton hoger is dan in het eerste halfjaar 1975. Voor de tankvaart afzonderlijk geven de cijfers een wat gunstiger beeld te zien. De aan- en afvoer door de tankvaart bedroeg in de eerste zes maanden van 1975 name lijk 89,8 mln ton tegen 91,8 mln ton in 1976 (stijging 2 mln ton), Hieruit volgt dat de aan- en afvoer van droge lading in de eerste helft van het lopende jaar met 1,5 mln ton is teruggelopen; het betreft hier vooral een vermindering van de aanvoer (-1,4 mln ton). Wanneer men de recente ontwikkeling over een wat langere tentlijn beziet en vergelijkt met de periode van vlak voor de oliecrisis en de doorwerking van de con juncturele inzinking, dan blijkt dat er in de omvang van het zeehavenvervoer nog steeds een zekere achterstand is. De totale goederenomzet in de Rotterdamse haven bedroeg in het eerste halljaar van 1973, 1974, 1975 en 1976 resp. 150, 128, 135 en 136 mln ton; de overeenkomstige cij fers voor Amsterdam luiden: 10,8, 9,9, 8,9 en 9,3 mln ton. Volgens het C.B.S.bleef het aantal bin nengekomen zeeschepen te Rotterdam in de eerste helft van 1976 met ruim 14 300 S. en W, - 43e jaargang no. 23 - 1976 gelijk aan het cijfer over dezelfde periode van 1975; ook de totale brt(ruim 125 mln) wijzigde vrijwel niet. Tc* Amsterdam liep het aantal binnengekomen schepen we liswaar met 159 terug tot 2 111 doch steeg de totale brt van 10,8 naar 11,5 mln. De gemiddelde scheepsgrootte in het Am sterdamse havenverkeer neemt dus toe. De vervoersontwikkeling in de overige Nederlandse zeehavens vertoont van 1975 op 1976 eenzelfde beeld als in de beide grootste havens t.w. een vrijwel gelijkgebleven goederenomzet. Een opmerkelijke uitzondering vormt Vlissingen waar de goederenaan- en afvoer over zee van 1,9 mln ton in het eerste halfjaar van 1975 met 30% steeg tot 2,5 mln ton in de overeen komstige periode van 1976. B o fo rs N o h a b d ie s e l In the face of severe international competi tion during the summer, NOHAB Diesel has managed to obtain orders for about 15 F-type engines with a combined value of about 15 million Swedish Kronor. These engines are intended for use in va rious types of vessels being built in Nor way, the Netherlands, Italy, Turkey and Canada. The marine market is still very restricted concerning orders for new vessels. Howe ver, there has been an encouraging ups wing in the number of inquiries for engi nes to be installed in vessels at the project stage. There also appears to be a fairly general impression in shipping circles that increased activities are to be expected on the order side. Within the field of offshore activities, NOHAB Diesel has played an important part, primarily in Europe, this being shown by the fact that of 72 supply vessels and tugs delivered during the period June 1975 up to and including June 1976 from Norwegian shipyards to Norwegian and foreign owners and from foreign ship yards to Norwegian owners, no less than 24 were powered by NOHAB Diesel. The remaining vessels were fitted with engines from six other engine manufacturers. Unfortunately, at the moment there is con siderable surplus capacity in offshore work concerning drilling rigs and supply vessels. As a result of this, the upswing here is expected to come later than reco very in the bulk tonnage sector. From the viewpoint of NOHAB Diesel, the stationary engine market has made up a valuable supplement to the marine sec tor, particularly during the prevailing shipping crisis. The stationary engine market is expanding in stages and it is encouraging to note that about 50 F-type engines will soon be operating in SaudiArabia, The United Arab Emirates, Das Island and other countries along the Gulf of Persia. During the spring NOHAB Diesel has also taken part in stationary exhibitions in Jed dah, Saudi-Arabiaand Calgary in Canada. On the marine side, NOHAB Diesel has participated in Piraeus, Greece and Trondheim, Norway and will, during this autumn, be showing the 16-cylinder en gine at the Offshore North Sea Conference at Stavanger in Norway. 723 Koelcontainerschepen bewaakt met Alphaprom en microcomputer Met de twee nieuwe schepen (bouwnummers 904 en 905) welke de N.S.U. bij het Rijn-Schelde-Verolme concern bestelde, wordt een nieuwe episode in het gekoelde containertransport ingeluid. Een kleine 1000 containers kunnen alle individueel gekoeld worden, door ze aan te sluiten op gemeenschappelijke aan- en afvoer koelluchtkanalen. De bewaking van de toege voerde en de afgevoerde luchttemperatuur (in totaal 1008 meetpunten) wordt ver zorgd door een C.S.I. Alphaprom micro computer installatie. Elke temperatuuropnemer heeft een eigen individuele meetversterker, waarmee met een nauwkeurigheid van ± 0,15°C geme ten wordt. Vanuit een aantal z.g. ’local monitoring stations’ waarop ca. 200 meetpunten verzameld worden, worden de meetgegevens via een telemetering sys teem naarde centrale bewakingsinstallatie doorgegeven. Op een Alphaprom video scherm ver schijnen de eventuele alarmmeldingen, tezamen met de gemeten temperatuur, alsmede met de informatie over de ’Sollwert'. Deze setpointtemperaturen kunnen per container individueel worden inge steld, d.m .v. een toetsenbord dat een on derdeel vormt van de Texas Instruments ’silent writer’ terminal. Hiermee is het tevens mogelijk om, voordat de betref fende containers geladen worden, reeds alle setpointwaarden op een digitale cas sette te programmeren. De installatie heeft ook een dataloggerfunktie, waarmee, per in te stellen tijds eenheid, alle meetwaarden op een papierrol geregistreerd worden. Ook deze regi stratie kan eventueel in een cassette wor den opgeslagen. Indien gewenst, kunnen alle meetwaarden, na keuze d.m.v. het toetsenbord, op het beeldscherm zichtbaar gemaakt worden. Naast de bewakingsinstallatie voor de koelcontainers levert C.S.I. aan boord van deze schepen bovendien nog 2 individuele installaties, één voor het koelmachinebedrijf (de ’koudmakerij') en één voor het machinekamerbcdrijf. Ook deze installa ties zijn van het z.g. analoge Alphaprom type, waarmee dus alarms en gemeten waarden op een beeldscherm zichtbaar gemaakt kunnen worden. S p e rry to lau nch n ew s e rie s o f a u to m a tic p ilo ts Sperry Marine Systems, Europe announce the addition of a new family of automatic pilots to the company’s product line of shipboard electronics equipment. Sperry’s new ’600’ series of automatic pilots consists of a variety of units and options which permits selection of a steer ing control system which matches the per formance characteristics of a particular ship. The flexibility of its modular design offers a choice of features never before possible in its price range. Either gyro or magnetic versions are available. One feature is a unique, completely solid-state control amplifier. It has no ’dead zone’. It provides accurate heading control at all times and the system automa tically adapts its control parameters during heading changes. The autopilot’s perfor mance minimises rudder activity and the reby reduces drag. This conserves fuel. Another unique feature is the humanengineered variableratio helm. It can or der hardover-to-hardover rudder in less than one turn of the wheel yet retain the ’feel’ and effect of the multiple turns of the wheel usually required in manual heading keeping. There are three basic models: the SRP660, SRP670 and SRP680. Each includes a heading selector, control amplifier, repeatback unit and a variety of modules that can be mounted either as a unit or in a console. The ’600’ series accessories include an autopilot (pilot watch) alarm, switches for selecting alternate steering systems, steer ing stations, different steering modes, rudder angle indicators, illumination dimmers, and other options. The automatic pilots are being introduced after two years of extensive sea trials and environmental testing. D e t n o rs k e V e rita s is su e s p a m p h le t on n o ise Det norske Veritas has published a pamph let called ’Controlling the Noise Problem - Prediction, Measurements and Reme dies’. The question of noise and noise problems has received growing attention in the dis cussion of social and environmental con ditions. In a ship, which is both home and place of work for seamen, one is obliged to live with the noise problem 24 hours a day. The pamphlet gives an introduction into the noise problem in ships, and gives short information on the various noise sources and their reduction. Results of measure ments from original and modified arran gements are presented to illustrate the im provements obtained in accommodation. By means of calculation results and illus trations are presented theoretical methods and computer programs for prediction of noise levels in the various localities of a ship. Analysis of routine registrations and noise identification is illustrated. The pamphlet is more than a brochure and is meant to give shipbuilders and shipow ners a short guidance on the various noise problems which may have to be consi dered when designing a new ship and the means available to solve these problems. Finally, a short reference is made to the various national and international regula tions for noise level. NIEUWE UITGAVEN ’Maritime Transport - 1975’ 159 pages, OECD, Paris 1976 $ 7.50 £ 3.30 ƒ 30,00. ISBN 92-64-11539-0 Annual Report of the OECD The growth of liner competition from the state trading countries of Eastern Europe The effect of the re-opened Suez Canal The past and prospective development of the world fleet of container ships and other types of unit load carriers The serious over-ordering of dry bulk carriers The disturbing outlook for the world oil carrying fleet over the next decade New developments in international shipping policies These are amongst the many subjects dis cussed and analysed in ’Maritime Trans port 1975’, the Annual Report of the OECD Maritime Transport Committee which has just been published. The report covers developments of inte rest in the field of shipping during 1975 and, wherever possible, the early part of 1976 and sets recent developments within the framework of longer-term trends in international shipping and trade. The review of international shipping poli cies (Chapter I) underlines the problems that the lines of Member countries have faced, in a year of falling trade, from the lines of developing countries, from the growing power of shippers’ organisations and from the vigorous competition by the lines of state trading countries. The demand for shipping (Chapter II) saw the first really serious setback since the second world war. With a decrease of 8 percent in tons shipped and 7 percent in ton-mile transport performance, world shipping in 1975 caught the full impact of the world recession. A special section of the chapter reviews the principal ele ments, other than those of a general eco nomic nature, which have had a bearing on the development of the 1975 shipping demand pattern, namely: the opening of the Suez Canal, the increased trade flows to oil producing countries and port conges tion problems. Sections on dry bulk com S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 modities, oil and general cargo analyse in more detail how the major components of shipping demand developed in 1974 and 1975 and what changes could reasonably be expected in 1976. Shipping supply in 1975 (Chapter III) grew faster than ever before, during a year when demand declined for the first time. Between mid-1974 and mid-1975 the world fleet increased by over 12 per cent with, the tanker fleet in particular increa sing by 18 per cent. The decline in oil demand has led to massive cancellations of tanker tonnage on order as well as a record level of scrapping. The heavy im pact of new orders for smaller bulk car riers is causing increasing concern that the dry bulk trades, too, will soon face gross oversupply. Special sections of the chap ter review the past and prospective deve lopment of the world unit load fleet, parti cularly container ships and barge-carriers, and the growth of the fleets of the USSR and the oil producing countries, which had not been as rapid as earlier predicted. A review of the freight markets (Chapter IV) discusses how they reacted during 1975 to the excess of supply over demand in both oil and dry cargo. As a result of the gross overcapacity, freight rates for both tankers and large bulk carriers remained at levels significantly below the margin of profitability and often scarcely paid for bunkers and wages. The dry cargo market would have fared even worse if it had not been for the very considerable grain pur chases by the USSR from the United Sta tes, but even these gave little comfort to shipowners. The chapter examines separa tely the single voyage and period charter markets, such as they were, for oil and dry cargo and represents graphically the chan ges in rates and quantities fixed in the various freight markets during 1974, 1975 and 1976. A special chapter of the report entitled 'Oil transport by sea in a new context’ analyses seaborne transportation of oil in 1980 and 1985 in the light of events which have occurred since October 1973 in the world’s oil market, deriving from the sud den switch of oil from a cheap and abun dant source of energy to an expensive and consequently scarce commodity. Based upon present and forecast patterns of world oil imports, the existing and projec ted demand for seaborne oil transportation is related to the available and the future supply of tanker tonnage. It appears from these calculations that even under very optimistic assumptions on GDP and oil consumption, coupled with major cuts in the projected fleet, a balance will not be reached before 1981 and with more pes simistic assumptions the surplus will con tinue far into the 1980s. The study then considers what has been, is being and might be done by shipowners or bij go vernments to respond to the new situation in order to bring back to balance the present grossly over-tonnaged tanker market. It emphasises the dangers im plicit both in inaction and in encouraging excess nonreversible measures which could lead to a new freight-rate led boom/slump cycle,if demand farecasts prove to be too low. 725 IMCO - a forum for maritime nations Reprinted from ABS Quarterly S U R V E Y O R Aug. '76. Government representatives to the Inter-Governmental Maritime Consultative Organization use protocol and parliamentary procedures in search of solutions to maritime problems. A s long as cargoes are transported agenda items, exchange of information across international waters, countries and documents, non self-governing terri tories, relations with the International will need to cooperate in maintaining safe, efficient standards for shipping. Histori Court of Justice, personnel arrangements, cally, diplomatic conferences were called statistical services, budgetary and finan to establish uniform regulations dealing cial arrangements, and administrative and with specific maritime problems through technical services. multinational treaties, termed “conven IM CO is a busy conference organizer. tions.” Such conferences required a com plex organizational and administrative The many technological, environmental, effort, entailed a vast amount of paper and political factors affecting maritime work, and were usually convened by an commerce require the continual review individual country, frequently Great Brit of past conventions and the drafting of ain. The responsibilities of host and the new ones. IM CO provides a forum where work entailed were lifted from any single the maritime regulatory agencies of its nation with the establishment of the Inter- member-governments can consult to Govemmental Maritime Consultative Or gether to accomplish this work. IM C O ’s ganization (IM CO) in 1958, which was functions encompass three broad categor formed by, and acts on behalf of, the ies: promotion of safety at sea and effi ciency of navigation, prevention of ma governments of many countries. rine pollution from ships and other craft, IM CO was the result of a convention and other work relating to shipping activi drafted by a maritime conference spon ties. Besides arranging international diplo sored by the United Nations in Geneva, matic conferences, IM CO convenes a Switzerland in 1948. Ten years elapsed variety of special meetings and symposi before the required acceptance by 21 ums. The organization notifies members countries—including seven with at least of meetings, prepares the agenda and one million gross tons of shipping each— necessary working papers, and distributes was secured. On October 15, 1948, Can the results to all interested parties. IMCO submits conventions to govern ada was the first to approve the proposed organization. The United States followed ments and acts as depository for accept on August 17, 1950. Finally, Japan depos ance by the various governments. IMCOited the required twenty-first ratification sponsored conventions and other regula on M arch 17, 1958, and the Convention tions are recommendations to national on the Inter-Governmental Maritime governments which reflect the consensus Consultative Organization was officially of the participating agencies. Formal adop established. IM CO began to function tion of a convention is sometimes a long, through meetings of its 14-member Mari involved process, and years may elapse time Safety Committee and several subsid before a convention is “entered into iary bodies. On May 11, 1976, the ninety- force,” a diplomatic term that means seventh acceptance was deposited by the formally ratified by the governments of Government of Jamaica. Hong Kong has the member-states. The 1960 Safety of Life at Sea Convention, for example, did associate-member status. The United Nations and IM CO have a not come into force until 1965. Several working relationship. UN representatives subsequent conventions still await ratifica may attend IM CO meetings and confer tion. A convention does not have any ences, participating, without a vote, in the international status until the required deliberations. IM CO may send represent number of individual governments ratify atives to attend meetings of various UN it through their respective governmental groups when items on the agenda relate processes, and enact national legislation to the concerns of IM CO. Some of the or regulations to make the convention other areas of cooperation between applicable to their own ships. IM CO and the United Nations involve: As with any treaty, the effectiveness of 726 a convention depends entirely upon the cooperation of the signatory countries. IM CO has no enforcement powers other than the implied power of the consensus and approval of its member-states. IM C O ’s main bodies consist of the Assembly, the Council, the Maritime Safety Committee, the Marine Environ ment Protection Committee, and the Secre tariat. The Assembly is the policy-making body of IM CO , and its membership con sists of representatives from the govern ments of all member-states. It decides on the work program, approves recommenda tions made by subsidiary committees, and votes on the budget, which was more than $5.2 million for 1976, with an additional $3.1 million in extra-budgetary funds. Additional functions of the Assembly include approving the financial accounts, electing members of the IM CO Council and M aritime Safety Committee, and approving the appointment of the Secre tary-General. The Assembly meets regu larly in London once every two years. Under certain circumstances, extraordi nary sessions may be convened after a notice of 60 days. The Council is IM C O ’s governing body between Assembly sessions and meets twice a year. The Council members are government representatives from 18 member-states who are elected by the Assembly for terms of 2 years. Council members are those nations which have the greatest trade and shipping interests. Cur rently they are: Algeria, Argentina, Brazil, Canada, China, France, the Federal Re public of Germany, Greece, India, Indo nesia, Italy, Japan, Nigeria, Norway, Po land, the U nion of Soviet Socialist Republics, the United Kingdom, and the United States. Three important committees operate under the auspices of the Council. The first is the Legal Committee which deals with matters of international law relating to the work of other committees. The second is the Committee on Technical Cooperation which supervises and guides assistance program s, adm inistered by IM CO personnel, in many maritime fields for developing countries. The third is the Facilitation Committee which attempts to minimize the paperwork involved in ship and cargo movements between ports. Membership on these committees is open to any IM CO member-state. The work of IM C O relating to safety is carried out under the direction of the M aritime Safety Committee which con sists of representatives of 16 membergovemments who are elected by and from the Assembly for a term of 4 years. At least 8 of the 16 representatives elected must be from 10 of the largest shipowning nations. Of the remaining 8 representa tives, 4 must be elected to assure broad geographic representation. The current m embership is: Argentina, Canada, Egypt, France, the Federal Republic of Germany, Greece, Italy, Japan, Liberia, Norway, Pakistan, Spain, the Union of Soviet Socialist Republics, the United Kingdom, the United States, and Yugo slavia. Because of the multiplicity and com plexity of technical problems, the Mari time Safety Committee has organized sub committees and groups of experts. These subcommittees are concerned with such technical areas as: safety of navigation, radiocommunications, maritime satel lites, life-saving appliances, standards of crew training, watchkeeping and qualifica tions of officers and crew, search and res cue, ship design and equipment, fire protec tion, subdivision, stability and load lines, safety of fishing vessels, containers and cargoes, and the carriage of dangerous goods. The Marine Environment Protection Committee, originally a subcommittee of the Maritime Safety Committee, was es tablished by the Assembly in early 1974 S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 and is responsible for administering and coordinating IMCO’s activities in the pre vention and control of marine pollution caused by ships. The committee is open to all members of IM CO and representa tives of 38 countries attended the first meeting. The Secretariat of IM CO disseminates a great quantity of published information to members and other organizations. In 1974 more than 11 million pages of docu ments were provided. The Secretariat con sists of the Secretary-General, the Deputy Secretary-General, the Secretary of the Maritime Safety Committee, and a staff of 175 international civil servants re cruited on a wide geographical basis. The present Secretary-General is GP. Srivastava, an official on leave from the Indian Govern ment’s Ministry of Shipping. The Secretariat’s functions are per formed by its Technical and Administra tive Divisions. The Secretary of the Maritime Safety Committee heads the 3 Technical Divisions: the Marine Safety Division, the Marine Technology. Divi sion, and the Marine Environment Divi sion. The Administrative Divisions are the Legal Division, the Conference Divi sion, and the Technical Cooperation Divi sion. IM CO, headquartered at 101 Picca dilly, London, England, where the building of a new headquarters is being negotiated, has budget allocations for a staff of 206 persons. The Biennial Budget for 1976/77 as recommended to the As sembly by the Council was $11,249,000, subject to a Council review in October 1976. The organization is supported by contributions from member-govemments which are based on assessments according to tonnages by flag. The largest single con tributor is Liberia, paying assessments on 55,322,000 gt of merchant vessels. As does its parent organization the United Na tions, IMCO has problems collecting con tributions from its members, but accord ing to its 1975/76 Annual Report, IM CO was the only UN agency which showed a higher percent of current year’s contribu tions collected than in the previous year. Before any subject is submitted to gov ernment representatives at the Assembly for possible adoption as a convention, amendment, code, or guideline, the sub ject must undergo a long series of proce dures involving subcommittees and com mittees. For example, the Secretariat might place a technical question dealing with maritime safety on the agenda for a M aritim e Safety Comm ittee meeting. The committee members study the prob lem and, based on the instructions given by their governments, make comments or recommendations to the Assembly for its approval, via the Council. The Maritime Safety Committee, in most cases, does not 727 begin work on a subject until it receives both Assembly approval and necessary funding. If unusual study procedures will be re quired or a large amount of unbudgeted funds are needed, the Maritime Safety Committee recommends to the Assembly, through the Council, that the procedure be included in IM C O ’s program and that funds be made available. Occasionally, the Maritime Safety Committee finds it con venient to have a subcommittee make a prelimary study before that course is taken. The representatives to the subcom mittees may be from any IM CO memberstate. The subcommittee studies the problem and submits its findings to the Maritime Safety Committee for consideration. If the subcommittee’s findings are adopted, the Maritime Safety Committee forwards its comments or recommendations to the Council. The Council can add its own recommendations to the committee’s pro posal for the Assembly’s acceptance or rejection. The recommendations nor mally concern budget, staffing, or policy considerations. The Council seldom ques tions the technical conclusions of the Mari time Safety Committee. The Assembly then considers the matter and decides whether or not to approve the proposal. If the Assembly approves, the item be comes a recommendation by IM CO to its member-states for adoption. Once a subject has been decided by delib erations at IM C O —for example, a new convention or an amendment to an exist ing one—the procedures for ratification by member-governments begin. It takes a long time, usually, for a convention or amendment to be diplomatically “entered into force.” Tim e is consumed by both the slow-moving political machinery of the individual member-governments and oc casionally by the lack of technology neces sary to put a convention into practical ap plication. Rear Admiral Charles P. Murphy (U.S. Coast Guard-Ret.), now Director of Tech nical Regulations for Sea-Land Service, Inc., told s u r v e y o r , “M any IM C O amendments are not yet technically in force because they have not been ratified by the number of countries required in each case. However, this does not detract from the fact that many changes approved at IM C O have already been implemented by the major maritime nations through changes in their respective national legisla tion and regulations.” 728 The extremely slow process of ratifying amendments has been a major problem for the maritime nations. Vice Admiral Wil liam F. Rea (U.S. Coast Guard), Com mander of the Atlantic Area and of the 3rd Coast Guard District, observed, “Right now it’s difficult to bring about any changes, because amendments take so long to come into force. We have a great many things we want to accomplish but just can’t get them through.” Technical expertise contributed by gov ernments of member-states and by non governmental organizations has a signi ficant role in IM CO deliberations. The organization enjoys a good working relationship with many international non governmental groups and their expertise and opinions have a direct bearing on IM CO. These groups have consultative status with IMCO. Consultative organiza tions participate in discussions and can submit information and opinions, provid ing IM CO delegates with additional tech nical, professional, and interdisciplinary expertise. A lthough the organizations have no vote, they speak at meetings and can submit papers for circulation to the governments of IM CO member-states. There are 33 non-governmental inter national organizations that have consulta tive status with IM CO. Among them are the Oil Companies International Marine Forum , the International Association of Ports and H arbors, the International Chamber of Shipping, and the Interna tional Association of Classification Socie ties (IACS). I ACS was formed in 1968 to give the classification societies a unified voice for consultation and cooperation with IM CO and other relevant national and interna tional maritime organizations. In addi tion, IACS provides an effective means for the societies to discuss and resolve prob lems of mutual interest. The American Bureau of Shipping is one of the original members of IACS. Other members are Bureau Veritas, Det norske Veritas, Germanischer Lloyd, Lloyd’s Register of Ship ping, Nippon Kaiji Kyokai, Polish Regis ter of Shipping, Register of Shipping of the U.S.S.R., and Registro Italiano Navale. T he Korean Register of Shipping and the Yugoslav Register of Shipping are associ ate members. IACS’ Council is its main body and a series of committees of experts represent ing the classification societies carry out the detailed work. The Council, consisting of senior executives from each society, sets overall policy and determines the general scope of IACS’ work. Charles J. L Schoefer, Executive Vice President of the American Bureau of Shipping, is presently the ABS Council member. IACS members survey ships and issue some or all of the certificates required by the Safety of Life at Sea and Load Line Conventions on behalf of nearly all govern ments. Generally, IM CO views the de tailed requirements for hull and machin ery for conventional ships as the responsibility of the classification socie ties, as do individual governments. In areas of new technology, IACS makes es sential contributions to those portions of the conventions and codes which are within the expertise of classification socie ties. The recently completed Code for the Construction and Equipment o f Ships Car rying Liquefied Gases in Bulk is an exam ple: several chapters were written by IACS and were adopted by IM CO with only minor changes. In addition to IACS’ collective input as an organization to IMCO deliberations, staff members from individual societies also serve on national delegations to many committees and subcommittees of the UN agency. For example, ABS technical per sonnel have recently been members of the U.S. and other governmental delegations to IM C O ’s Marine Environment Protec tion C om m ittee, the M aritim e Safety Committee, and subcommittees con cerned with fire safety, stability, and bulk chemicals, to name a few. The present Chairman of the Council of IACS, Dr.Ing. L. Spinelli, serving as a member of the Italian delegation, is currently Chair man of the Maritime Safety Committee. Aided by IACS and other consultative organizations, IM CO has made some sig nificant contributions to the maritime world in the organization’s brief 18-year history, continuing the international coop eration that resulted in such pre-IM CO agreements as the International Conven tions for the Safety of Life at Sea of 1929 and 1948 and the International Conven tion for the Prevention of Pollution of the Sea by Oil of 1954. Admiral M urphy of Sea-Land summed it up: “Although IMCO has many achieve ments to its credit, the greatest usefulness of the organization is in providing a contin uous forum in which international mari time problems can be discussed and inter national standards continuously kept up to date.”*F James E Murphy and Edward Quigley N f NEDERLANDSE VERENIGING VAN TECHNICI OP SCHEEPVAARTGEBIED (Netherlands Society of Marine Technologists) V o o rstel v o o r lezin g en s eizo e n 1 97 6-19 77 De Stork-Werkspoor-Dieselmotor TM 620 Toepassing hydrodynamisch zoek bij het manoeuvreren door Ir. J. H. W esselo, D irecteur Techniek S tork-W erkspoor-D iesel 18 nov. ’76 (do) Rotterdam Voordracht in sam enw erking met IME (Ne therlands Branch) en Sectie Scheepstech niek van het Klvl. 19 nov. '76 (vr) Am sterdam 25 nov. ’76 (do) Groningen Dezelfde lezing door ir. A. Hootsen, T ech nisch M arktonderzoeker S tork-W erkspoor-Diesel door de heer ir. C. C. Glansdorp. W e tenschappelijk m edew erker TH Delft. Voordracht georganiseerd door de Sectie Scheepstechniek van het Klvl 13 jan. '77 (do) Delft (voor de afd. R otter dam) 21 jan. '77 (vr) Am sterdam 27 jan. '77 (do) Groningen Moderne ontwikkelingen op het gebied van niet-destructief lasonderzoek door de search Dienst 16 dec. 17 dec. 21 dec. heer A. de Sterke (Hoofd afd. Re en Ontw. Röntgen Technische ’76 (do) Rotterdam ’76 (vr) Am sterdam ’76 (di) G roningen onder The Semi Submerged Air Cushion Vehi cle (SSACV) door Dr. T. K. S. Murthy, Departm ent of Mechanical Engineering and Naval A rchi tecture, Portsm outh, Polytechnic. 17 febr. '77 (do) Rotterdam 18 febr. '77 (vr) Am sterdam Jaardiner 19 febr. ’77 (za) Rotterdam Nieuwjaarsbijeenkomsten Werktijden Algemeen Secretariaat VERENIGINGSNIEUWS AFDELING ROTTERDAM C L U B A K T IV IT E IT E N 1. Sint Nicolaas Attracties Op dinsdag 30 november a.s. zullen in onze clubzaal in de sociëteit van NSU'70 aan het Westplein no. 9 te Rotterdam om 19.30 uur diverse wedstrijden (met prij zen!) worden gehouden. Georganiseerd worden wedstrijden in: a. Bridgen. b. Klaverjassen. c. Biljarten. Zij die hieraan willen deelnemen, en dat zijn er naar wij hopen velen, worden vriendelijk verzocht zich telefonisch op te geven bij het Algemeen Secretariaat, tel. 010 - 36 54 17 tot uiterlijk 25 november a.s., of bij de Clubcommissie. S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 door de heer A. W epster (NMI) 21 apr. '77 (do) Rotterdam 22 apr. '77 (vr) Am sterdam 26 apr. '77 (di) G roningen Algemene Ledenvergadering 27 apr. '77 (wo) N.B. 10 en 11 april '71 Pasen 19 mei Hem elvaartsdag 29 en 30 mei Pinksteren '77 '77 ?? Nog geen lezing beschikbaar. Voorstellen worden gaarne tegem oet ge zien. 22 febr. '77 (di) Groningen ?? Viking Piper (met film) 4 jan. ’77 (di) Rotterdam 6 jan. '77 (do) Groningen Ontwikkeling van de navigatie in de zeevaart door ir. 17 mrt. 18 mrt. 25 mrt. G. Lagers (IHC) '77 (do) Rotterdam ’77 (vr) Am sterdam ’77 (do) Groningen ?? Bovenstaand programma zal in 'Schip en W erf worden herhaald. W ij zigingen of aanvullingen kunnen hierin voorkomen. In verband met de invoering van variabele werktyden in het Algemeen Secreta riaat op werkdagen geopend van 8.00 tot 16.45 uur.Dit betekent dat ook tussen de middag, in verband met verschervende middagpauze, de telefoon zal worden aangenomen. L. 2. Kerst-Wildbiljarten Op 21 december a.s. zal in onze clubzaal in de sociëteit van NSU’70 aan het West plein no. 9 te Rotterdam het bekende ’Wildbiljarten’ plaatsvinden; aanvang 19.30 uur. Het aantrekkelijke van dit ’wildbiljarten’ is dat het met biljart- ’kunst’ weinig te maken heeft, zodat ieder aan dit evene ment kan deelnemen. Een andere aantrekkelijkheid van dit spel is, dat er voor elke deelnemer een wildprijs inzit, zodat niemand met lege handen thuis hoeft te komen!. De clubcommissie rekent dan ook op een grote deelname van de leden van alle afde lingen. De deelnemers worden verzocht zich tele fonisch aan te melden bij het Algemeen Secretariaat, gaarne vóór donderdag 16 december a.s., tel. 0 1 0 -3 6 54 17, of bij de Clubcommissie. De kosten van deelname bedragen ƒ 5 ,per persoon, te voldoen op de avond zelf in de clubzaal. 3. Het clubleven De beide genoemde Clubaktiviteiten hebben ten doel het onderling kontakt tussen de leden van onze vereniging te bevorderen. Op zulke avonden kan men vrienden en relaties in een ongedwongen sfeer ontmoeten en ook kennismaken met de eventueel aanwezige nieuwe leden. De Clubcommissie beraadt zich over voorstellen aan het Hoofdbestuur welke het clubleven weer de nodige injecties kunnen geven. Tenslotte wordt in dit verband nog even geattendeerd op de openingstijden van de Clubzaal aan het Westplein. Dinsdag van 14.00 tot 24.00 uur. Woensdag, donderdag en vrijdag van 14.00 tot 18.00 uur. Het bestuur van de sociëteit NSU’70 geeft bovendien, op de gebruikelijke voorwaar den, toegang aan onze leden tot deze so ciëteit op alle werkdagen van 12.00 tot 14.00 en van 17.00 tot pl.m. 21.00 uur. 729 NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DE AFDELING ROTTER DAM', GEHOUDEN OP DONDER DAG 21 OKTOBER 1976, TE 20.00 UUR IN DE CLAUSZAAL VAN HET GROOTHANDELSGEBOUW TE ROT TERDAM. Aanwezig volgens de presentielijst: I be stuurslid, 1 spreker, 27 gewone leden, 8 belangstellenden, 8 introducé’s Voorzitter: ir. L. J. C. van Es (vicevoorzitter). AGENDA: 1. Opening. 2.- Notulen van de vergadering d.d. 13 mei 1976 (zie Schip en W erf no. 12 van 11 juni 1976, pag. 382. 3. Herdenking overleden leden. 4. Mededelingen van de voorzitter. 5. Voordracht over het onderwerp: T u r bines en tandwielkasten’ door A. C. Pijcke (KLTZT b.d.); Docent aan het Ko ninklijk Instituut voor de Marine te Den Helder. 6. Rondvraag. 7. Sluiting. a. Om 20.10 uur wordt de vergadering door de voorzitter geopend met een woord van welkom tot de aanwezigen; in het bij zonder aan de spreker, de heer A. C. Pijc ke, docent aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. b. De notulen van de vergadering van 13 mei 1976 worden goedgekeurd en onge wijzigd vastgesteld. c. De volgende overleden leden worden staande herdacht: H. Kreb, superintendingengineerTechni sche Dienst Holland-Amerika Lijn, over leden 3 april 1976 op de leeftijd van 56 jaar. J. H. Wiegmann, scheepsbouwkundige afwikkeling reparatie Verolme Verenigde Scheepswerven, Rozenburg, overleden 19 april op de leeftijd van 59 jaar. K. Metz, scheepsbouwkundig expert Bu reau Veritas, Amsterdam, overleden 7 mei op de leeftijd van 51 jaar. M. Bakker, expert bij het Scheeps- Werk tuigkundig en Nautisch Expertise Bureau Dijkhuis Amsterdam, overleden 2 juni op de leeftijd van 44 jaar. ir. J. H. Kuiper, directeur N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, overleden 6 juni op de leeftijd van 56 jaar. K. Pronk, directeur Rekab-Groningen 730 B. V ., overleden 26 juni op de leeftijd van 65 jaar. P. Vuyk, commissaris A. Vuyk & Zonen’s Scheepswerven B .V ., Capelle a.d. IJssel, overleden 25 juli op de leeftijd van 69 jaar. H. C. van Tiel, oud-hoofdwerktuigkundige Curacaosche Scheepvaart Mij., overleden 5 augustus op de leeftijd van 80 jaar. I. J. Hooftman, oud-technisch inspecteur Shell Tankers B .V ., overleden 9 septem ber op de leeftijd van 64 jaar. Ir E. Smit Fzn., oud-scheepsbouwkundig adviseur Scheepvaart Inspectie en oudhoofdinspecteur Scheepsmeti ngsdienst, ’s-Gravenhage, overleden 20 september op de leeftijd van 76 jaar. A. Kooij, oud-scheepsbouwkundige Nederlandsche Dok- en Scheepsbouw Mij. Amsterdam, overleden 10 oktober op de leeftijd van 70 jaar. d. De voorzitter verzoekt de aanwezigen die de presentielijsten nog niet getekend hebben, dit in de pauze te willen doen. e. De voordracht van de heer Pijcke, toe gelicht met lichtbeelden over turbines en tandwielkasten, handelend over de histo rische ontwikkelingen tot moderne toe passingen en toekomstverwachtingen zo wel technisch als economisch, was aan leiding tot een levendige discussie waar aan werd deelgenomen door de heren dr. ir. K. J. Saurwalt, J. J. H. Sundermeijer, J. van Moort, ir. J. van der Hoek, ing. R. W. P. Uitermarkt, ir. L. J. C. van Es, ing. C. van Leeuwen, Van Rhee, ing. A. Groeneweg, S. A. Fris en P. A. Luike naar. De tekst van de lezing zal t.z.t. in Schip en W erf worden opgenomen. HTS-structuur; Scheepswerktuigkundige Shell Tankers B.V. Prof. Feldmannweg 8, Zwolle Voorgesteld door J. den Arend A. BLOM Hoofdscheepswerktuigkundige (met vol ledig diploma B) Rederij ’Tjonger’, Rotterdam Jan Luykenlaan 18, Deventer Voorgesteld door A. E. van Dodeweerd C. B. A. VAN EGMOND Afgest. Hogere Zeevaartschool voor Scheepswerktuigkundigen, Amsterdam. HTS-structuur; Scheepwerktuigkundige Kon. Nedlloyd B.V., Rotterdam Vliet 9, Leiden Voorgesteld door J. den Arend ing. J. W. HOLTERMAN Technical Adv. Caterpillar 304 Miller Road, Peoria. III. 61614, U.S.A. Voorgesteld door Prof. ir. J. H. Krietemeijer J. JANSEN Afgest. HTS afd. Scheepsbouwkunde; Scheepsbouwkundig expert Bureau Ve ritas Poldermeesterhof 17, Krimpen a.d. IJssel Voorgesteld door ir. L. J. C. van Es H. KETTING Adjunct-directeur Van Kooten Veerbeek - Staalconstructie/Offshore werken. Rot terdam Berkenlaan 2, Middelhamis Voorgesteld door G. Hegge J. G. KOHLME1JER Afgest. Hogere Zeevaartschool voor Scheepswerktuigkundigen, Amsterdam. f. Geen der aanwezigen heeft iets voor de HTS-st rue tu ur; Scheeps werkt u igkund ige rondvraag. Kon. Nedlloyd B.V., Rotterdam Zuideinde Monnickendam g. Na een dankwoord aan de deskundige Voorgesteld61,door J. den Arend spreker, hetgeen met een applaus wordt bekrachtigd, sluit de voorzitter te 22.40 B. W. LOK uur de vergadering. Hoofdwerktuigkundige (met diploma C2) P.A.L. Van Nievelt, Goudriaan & Co., Rotter dam Weigelialaan 3, Gouda BALLOTAGE Voorgesteld door ir. J. N. Joustra De volgende heren zijn voor het gewoon lidmaatschap voorgedragen aan de C. L. VAN MEURS Scheepswerktuigkundige (met diploma Ballotage-Commissie: C); Hoofd Technische Dienst St. Lucas Ziekenhuis, Amsterdam P. L. M. AKKERMAN Afgest. Hogere Zeevaartschool voor Lange Weide 239, Z. Scharwoude Voorgesteld door S. J. Kuiper Scheepwerktuigkundigen, Amsterdam. ing. J. W. RIEMERSMA IN G E ZO N D E N M E D E D E L IN G Manager Technical Department ALSET Pleischaal of pleinschaal? Aasdomstraat 13, Abcoude Voorgesteld door Prof. ir. J. H. Kriete- Snuffelend in scheepvaart literatuur kwam meijer ik de term ’pleinschaal" tegen voorde parallellineaal die in de kaartenkamer aan boord wordt gebruikt. Aangezien ik dit D. C. J. STEMMERIK Leraar Koninklijk Onderwijs Fonds, Am instrument altijd ’pleischaal’ heb horen noemen, snuffelde ik verder en vond in sterdam mijn Winkler Prins 6e druk ’pleinschaal" p.a. Pluyie Remlaan 55, Bilthoven (zeevaartkunde), oorspronkelijk ’plain Voorgesteld door J. den Arend scale’, 17e eeuwse rekenliniaal voor het oplossen van zeevaartkundige vraagstuk R. D. SMALLEY Vice-President Engineering ALCO ken.’ Engines Division, White Motor Corpora Maar mijn Van Dale, 7e druk 1950, geeft: tion 100 Orchard Street, AUBURN NY 'pleischaal, dubbele parallellineaal door een langssnede verdeeld in twee evenwij 13021. U.S.A. Voorgesteld door Prof. ir. J. H. dige delen, enz.: 'de pleischaal werd in 1903 ontworpen door de luit. ter zee 2e Krietemeijer. klas Ph. de Kanter.’ Voorgedragen als Belangstellende: B. GROOTJANS Verkoopleider Rochem World Wide Chemicals and Equipment, OudBeijerland Doelweyk 39, Nieuw Beijerland Voorgesteld door C. J. Th. Lindeman en P. A. Luikenaar Wie het juiste antwoord weet, schrijve aan A. A. Knuijver, Blomstrjitte 8, Wijnaldum. R. R. STRIJLAND Studerende a.d. HTS Haarlem, afd. Scheepsbouwkunde Lange Margarethastraat 40, Haarlem 10e Internationale TNO Conferentie, Rotterdam Op 24 en 25 februari 1977 organiseert de Nederlandsche Centrale Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk On derzoek TNO haar 10e Internationale con ferentie, in samenwerking met de Vereni ging van de Nederlandse Chemische In dustrie- VNCI - en de Vereniging voorde Metaal en Electrotechnische Industrie FME. Als onderwerp voor deze conferentie is gekozen: Risk analysis: Industry, government and society. De 10e TNO conferentie zal aandacht be steden aan verschillende aspecten van ri NIEUWSBERICHTEN Personalia Ing. J. P. Akkerman! 13 Oktober 1976 overleed op de leeftijd Voorgedragen als Junior Lid: van 65 jaar de heer ing. J. P. Akkerman, Technisch Inspecteur bij het Bureau P. ALBLAS Studerende a.d. HTS Dordrecht, afd. Scheepsbouw van het Ministerie van De fensie (Marine) tot december 1975. Scheepsbouwkunde De heer Akkerman was gedurende 26 jaar Beatrixstraat 9, ’s-Gravendeel lid van de Nederlandse Vereniging van J. TEN HOEVE Technici op Scheepvaartgebied. Student a.d. TH Delft, afd. Scheeps Ir. M. A. W. M. van Hees bouwkunde De heer M. A. W. M. van Hees, tot nu toe Pr. Hendriklaan 1, De Hoom-2203 junior-lid van onze vereniging, slaagde W. H. STENFERT KROESE eveneens voor het doctoraal examen voor Student a.d. TH Delft, afd. Scheeps scheepsbouwkundig ingenieur. Proficiat en hartelijk welkom als gewoon bouwkunde lid. Koommarkt 81b, Delft H. M. VAN WIERINGEN Student a.d. TH Delft, afd. Scheepsbouwen Scheepvaartkunde Roland Holstlaan 176, Delft Allen voorgesteld door P. A. Luikenaar Eventuele bezwaren, schriftelijk, bin nen 14 dagen aan het Algemeen secreta riaat van de NVTS, Postbus 25123, Rot terdam . S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 sico. Na twee inleidende voordrachten, zullen de gedachten over risico aan de orde komen, die leven in de industrie, bij de overheid en in het verzekeringswezen. Een medewerker van Rijkswaterstaat gaat nader in op het speciale risisco dat leven beneden NAP met zich meebrengt. Op de tweede dag wordt het onderwerp nader toegelicht aan de hand van enkele praktijkgevallen, daarna volgt een alge mene discussie. Nadere informatie wordt verstrekt door Public Relations, Department TNO. Post bus 297, Den Haag. International Conference on Marine Engineering Systems Condition Monitoring and Preventive Maintenance Parijs, 4-6 mei 1977 Door ICMES (International Cooperation on Marine Engineering Systems), een nog jonge organisatie ter stimulering van de internationale samenwerking op de ver schillende gebieden van ontwerp, con structie en installatie, bestelling, bedrijfs voering en onderhoud van scheepsvoortstuwings- en scheepshulpinstallaties, wordt van 4-6 mei 1977 een con ferentie georganiseerd over Condition Monitoring and Preventive Maintenance. In circa 30 voordrachten zullen de meest recente ervaringen en ontwikkelingen worden gepresenteerd. Uitwisseling van kennis en ervaring van specialisten en ge bruikers uit vele scheepsbouwlanden zal ook in de discussies op de voorgrond staan. Voor Nederland treden het Nederlands Maritiem Instituut en de Technisch Physische Dienst TNO-TH op als sponsors. Voor nadere inlichtingen kunt u zich wen den tot het NM1, Postbus 25138, Rotter dam of tot H. F. Steenhoek, Technisch Physische Dienst TNO-TH, Postbus 155, Delft. 10 jaar N.V.O. Het Contactorgaan Nederlands Vervoers Overleg, overkoepelend orgaan van het Nederlandse vervoerend bedrijfsleven, is opgericht in oktober 1966 door de bij het beroepsvervoer betrokken ondernemers organisaties, alsmede door de Kamers van Koophandel van Amsterdam en Rot terdam . Bij de oprichting stonden twee punten cen traal: a) nationaal - de versterking van de in vloed van het transportwezen in de politiek-economische besluitvorming; het wekken van meer belangstelling voor de betekenis en de problemen van het Neder 731 landse transportwezen in de sfeer van par lement, regering en georganiseerd be drijfsleven; versterking van de representa tie in centrale organen, coördinatie en sti mulering op het gebied van voorlichting in binnen- en buitenland; coördinatie van het overleg over gemeenschappelijke proble men van het vervoer; stimulering van on derzoekingen; b) internationaal - het versterken van de positie van Nederland als exporteur van vervoersdiensten; het wekken van begrip voor de betekenis van het vervoer voor de Nederlandse economie; het uitdragen van standpunten daaromtrent en het verstrek ken van informatie over de vervoerspolitieke en -economische ontwikkelingen. De betrokken bewindslieden van Verkeer en Waterstaat plegen in belangrijke zaken het Europese vervoersbeleid betreffende, met het Dagelijks Bestuur van het N.V.O. overleg. Zo vinden bijvoorbeeld altijd ge sprekken plaats voorafgaande aan de ver gaderingen van de Europese Vervoersministerraad. Recentelijk heeft het N.V.O. zich zeer intensief bezig gehouden met de vervoersrelatie met Oost-Europa. Dit heeft er toe geleid dat een nota met concrete voorstel len om de vervoerspenetratie van de Oosteuropeanen tegen te gaan, opgesteld door het N.V.O., aan de Nederlandse regering kon worden aangeboden. In juni j .1. werd dit gevolgd door een forumdiscussie en een brochure over dit onderwerp (zie S en W no. 15 van 23 juli 1976, blz. 468.) Meermalen heeft het N.V.O. een (publie ke) stellingname afgegeven van het alge mene vervoersbelang. Dit betrof onder andere de volgende onderwerpen: - de Beleidsnota Goederenvervoer; - het voorontwerp van de Wet Selectieve Investerings Regeling; - het advies inzake bestuur en beheer der zeehavengebieden van de Commissie Zeehavenoverleg; - de EG-voorstellen op het gebied van vervoer; - de vervoersstatistieken die door het wegvallen van de intra-EG-grenzen ge vaar lopen te verdwijnen. Bij het N.V.O. zijn o.m. aangesloten: - Centraal Bureau voor de Rijn- en Bin nenvaart - Stichting Nederlandse Particuliere Bin nenvaart - Stichting Nederlandse Particuliere Rijnvaart Centrale - Koninklijke Nederlandse Redersvereniging - Vereniging van Werkgevers in de Kleine Handelsvaart 732 - Scheepvaart Vereniging Noord - Scheepvaart Vereeniging Zuid - Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam - Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en de Beneden-Maas. Het Dagelijks Bestuur van het N.V.O. be staat uit: Mr. W. Jonker, voorzitter; D. Hooykaas, vice-voorzitter en drs. J. H. Klein Molekamp, secretaris/penning meester. korte tijd kan ingaan. Als de landen die deelnamen aan de conferentie in Genève, het voorstel ratificeren, hoeven ze niet te wachten met uitvoering op de goedkeu ring door andere staten. De oppositie tegen het substandaardvoorstel kwam - evenals vorig jaar - gro tendeels uit de ontwikkelingslanden en met name uit die landen die op de scheep vaartmarkt hun vlag goedkoop aanbieden. 'M aar het was merkwaardig’, zegt Gerrit se, ’dat een land als Liberia zich in tegen stelling tot voorgaande jaren zeer afwach tend opstelde’. Feller was de oppositie van andere goedkope vlag-landen die minder eisen stellen aan de technische kwaliteit van de schepen die ze inschrijven. Het Oostblok heeft zich in de vergadering praktisch op één lijn gesteld met de Noordeuropese landen die - als het voor stel het toch niet mocht halen in de alge mene vergadering - op eigen houtje gaan samenwerken in de bestrijding van sub standaard ships. Laid up tanker fleet continues to shrink The latest figures from the Norwegian Central Bureau of Statistics show that there were 55 tankers with a total gross tonnage of 3.7 million tons and 9 dry cargo vessels with a total gross tonnage of 554 000 tons laid up in Norwegian har bours at the end of September. This cor responds to about 25 per cent of total tan ker tonnage and 4.8 per cent of dry cargo tonnage. No ships were laid up in September. Since the end of August two tankers have gone back into service and one has gone to a Werkcondities ship yard and four have been sold abroad. Andere punten die aan de orde kwamen in One vessel of the dry cargo fleet has been Genève: een werk garantieregeling voor jonge zeevarenden en een internationale sold abroad. norinform minimum-vakantieregeling voor zeeva renden. ILO: ondermaatse schepen uitbannen Overgenomen uit Dagblad Scheepvaart van 26 oktober 1976 Meeste landen akkoord met voorstel De kans is groot dat er een wereldwijde controle komt op schepen die kwalitatief New Institute of Marine Engineers pu onder de maat zijn. De algemene verga blications dering van de International Labour Orga Four new Institute of Marine Engineers’ nization van de VN boog zich in Genève publications are now available from the over het probleem van de zg. substandard Institute’s publishers, Marine Media Ma ships. Een voorstel om deze schepen nagement Limited. They are: Transac scherp te controleren op technische voor tions Series C 1976, Proceedings of a schriften en bemanningsvoorwaarden One-day Conference on Gas Turbine Inlet heeft het gehaald in het ’committee on and Exhaust Systems for ships, 5 papers, substandard ships especially those under Price £ 13.00. the flag of convenience'. Zowel de Proceedings of a Two-day Conference on Noordwest-europese landen als het Oost Long Service from Offshore Structures, blok hebben zich achter het voorstel opge 14 papers. Price £ 21.00. steld. Dat meldt secretaris J. Gerritse van Marine Engineering Practice. Volume 2, de Federatie van Zeevarenden vanuit Ge Part 12, Commissioning and Sea Trials of nève, waar 22 oktober jl. de ILO- Machinery in Ships by A. Norris CEng FIMarE, Price £4 .0 0 . Part 13, The conferentie werd afgesloten. ’Nederland heeft, 'aldus Gerritse’, scherp Theory and Practice of Controllable Pitch gepleit voor een internationale controle op Propellers by Commander E.R. May RN substandard ships. We werden daarin ge CEng FIMarE, Price £ 1.95. All prices steund door de andere Westeuropese lan include post and packing. den’. Het waren de Nederlandse These publications may now be obtained delegatie-voorzitter, oud-minister Veld from Marine Media Management Ltd., 76 kamp en directeur-generaal scheepvaart Mark Lane, London EC3R 7JN, Tele drs. H. J. Janssen (Verkeer en Waterstaat) phone 01 481 8493, telex 886841. die de spits afbeten in de vergadering van de subcommissie (die overigens meer dan Steel hatch covers - a conference An international conference has been or honderd leden telt). Belangrijk is dat het ontwerp-verdrag in ganised by The Royal Institution of Naval Architects and The Institute of Marine Engineers in association with The Nauti cal Institute, to take place on Friday. Ja nuary 28 1977 at The London Press Cen tre, New Street Square, London EC4A 3JB, starting at 09.30 and finishing 16.45. At the conference, which will be chaired by Mr F. N. Boylan OBE, permanent re presentative of the International Associa tion of Classification Societies (IACS), six papers will be read, as follows: 1. Hatch cover design and related expe rience by R. G. Lockhard, Lloyd’s Regis ter of Shipping 2. Maintenance, overhaul and repairs to hatch covers by D. E .Turnbull, MacGre gor Centrex Limited 3. The views of a P & I Club Manager by C. W. H. Goldie, Thos. R. Miller and Son 4. Some typical hatch cover defects in a mixed fleet by B . Hill and A. Bisset, Cayser Irvine and Company Limited 5. Some practical experience with steel hatch covers by Captain C. T. Pitt OBE, Bowring Steamship Company Limited 6. Comments from a cargo surveyor and adjuster by J. van Havre, J. van Havre and Company There will be a joint discussion on papers 4, 5 and 6 and the conference will be summed up by Mr F. N. Boylan. Conference Proceedings consisting of one set of the full papers, discussions and au thors’ replies will be available at a subse quent date to be announced, price, mem bers £ 10.00, non-members £ 15.00. Conference booking forms are now avai lable from: The Conference Officer The Institute of Marine Engineers, 76 Mark Lane, London EC3R 7JN. Research assists Shipping’s competitive ability As well as bad market conditions, another major problem facing Norwegian ship ping is competitive ability. High costs in Norway make it even more difficult to face international competition. The Nor wegian Shipowners Association have re cently said that the high costs problem can only be solved by increased efficiency and in this direction greater emphasis must be laid on research. Through the Council for Scientific and Industrial Research’s Committee for Ship Research, a number of research projects have been carried out in recent years. One example is the SDS project (Ship Management System) which lasted over four years and involved 83 S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 shipping companies and a number of other institutions which could utilize the results of the research. The project covered the technical, economic and personal condi tions involved in the running of a ship. Safety at sea has always been a top priority field for the Committee and a good exam ple of its work in this sector is the report published earlier this year on inert gas plants on ships. Another major research project which is nearing completion is the so-called ’Noise Project’ which is concer ned with the improvement of noise and vibration conditions on board a ship. The research has produced useful information on how to build ’quieter’ ships and again in this project, those who would ultima tely benefit from the research have been actively involved in the research project. The Committee has several important new areas of research now underway. The ’System for Safe Shipping’ or the 3 S project as it has been called is probably the most important. It is concerned with in creasing crew safety and otherwise redu cing the risks of mishaps and accidents on board with regard to both men and plant. The project is aimed at raising the level of safety consciousness at sea and also aims at introducing safety and protection mea sures on board ships. Again those affected are invited to participate in the research and sea-going personnel have been asked to give their own ideas and try out various new ventures. A new area of research wi thin the 3 S framework is that concerned with medical and physiological conditions arising from work at sea. Another area is that called ’Market and Shipowner’ and its aim is to provide as much information as possible about mar ket conditions so that individual compa nies will have more information on market conditions. It will try to clarify market mechanisms as well as the competitive outlook and so shipping companies can utilize resources more efficiently. The Norwegian College of Commerce will as sist in this project. A third project which began in 1976 is called ’Projection of Sea Transport’. The aim of the project is to investigate the usefulness of and to encourage the use of technical/economic analysis of sea transport undertakings as well as projec tion and pre-calculation of ships involved. Several Norwegian shipowners by analy sing the transport need themselves have been able to come forward with solutions which have provided industry with chea per transport as well as business for the shipowners. This is a field where information, methods and experience will be of practical assistance to the paiject. lt will last for four years and will involve the Norwegian Institute of Technology, other research bodies and shipowners. Norinform N ieuw e O p d rach ten De goed gevulde orderportefeuille van Werf van Rees te Sliedreeht is uitgebreid met een voorlopige opdracht van Bos Ka lis Westminster Group N.V. te Papendrecht, Holland, voor de bouw van een cutterzuiger en een opdracht voor een cut terzuiger voor Hongaarse rekening. De BKW opdracht werd gegund onder voorbehoud van overeenstemming over enige nader uit te werken voorwaarden. Met deze twee opdrachten is een bedrag van rond 10 miljoen gulden gemoeid. Het aantal cutterzuigers dat Werf van Rees in 1976 en 1977 zal opleveren is hiermee gestegen tot 12 zuigers met een totaal geïnstalleerd vermogen van 62.500 pk. Teneinde te kunnen voldoen aan de stij gende belangstelling voor Van Rees baggemiaterieel is onlangs een belangrijke uitbreiding van de scheepsbouwloods in gebruik genomen. De overdekte bouw van casco’s kan hierdoor bij Werf van Rees efficiënter en sneller geschieden. T ew aterlatin g en Het gastransportschip 'Coral Isis’,dat on der Antilliaanse vlag zal varen, is op 18 september 1976 te Papenburg (West Duitsland) te water gelaten. De Coral Shipping Company, gevestigd te Curafao, is eigenares van het nieuwe transportschip dat pas van stapel gelopen is; 'Coral Isis’ is haar derde gastransport schip en is ingebracht in Unigas Interna tional, een internationale kargadoorsgroep gespecialiseerd in het vervoer van o.a. petrochemische gassen. Tijdens de toespraken ter gelegenheid van de tewaterlating van de’Coral Isis’, werd de aandacht erop gevestigd dat varen on der Antilliaanse vlag geenszins betekent dat er getornd wordt aan de veiligheids voorschriften maar dat dit in feite wil zeg gen dat de maatschappij valt onder het Antilliaanse winstbelastingregime. Op 29 oktober 1976 is bij de Scheepswerf en Machinefabriek De Groot en Van Vliet B.V., (lid van de H.S.A.) met goed ge volg bouwnummer 393 te water gelaten. Dit schip, bestemd voor Rederij Lönborg te Denemarken, is het laatste van een serie 733 Zowel de omkasting als het interieur wer den geheel nieuw ontworpen, waardoor een Via bemiddeling van Supervision Ship- modulair universeel en flexibel systeem is ping & Trading Company, Rotterdam, is ontstaan. het Zweedse passagiersschip 'Primula' van Svea Rederi Stockholm aangekocht Uitgangspunt is een twin - rail waartussen door Rederij Doeksen Terschelling, ge de zelfzoekende contacten van de afgaande bouwd in 1960 in Stockholm onder Klasse groepen worden ingedrukt. Lloyd’s Register, uitgerust met 2 Ruston & Hornsby hoofdmotoren van totaal Voornaamste eigenschap is, dat afgaande 1.820 pk, snelheid 15 mijl, roll on/roll off groepen kunnen worden uitgenomen of in type met een capaciteit van ruim 700 pas geplugd zonder ze eerst spanningvrij te ma ken. sagiers en 55 automobielen. De overdracht heeft inmiddels te Helsingborg plaatsgevonden en het schip zal on Vervanging of wijziging in de verdeelinHet schip zal in december 1976 worden der de nieuwe naam 'NoordNederland’ in richting beperkt dus bedrijfsstoringen tot opgeleverd, tijdens welke gelegenheid te de dienst Harlingen - Terschelling in de een minimum omdat de overige groepen in vens de doopplechtigheid zal plaatsvin vaart komen. het bord volledig in bedrijf blijven. den. Doordat het systeem universeel - modulair is, kan de plaats van de groep in de verdeelT E C H N IS C H E IN F O R M A T IE inrichting onafhankelijk worden gekozen. In g eb ruikstellin g De groepen kunnen willekeurig door elkaar Halfautomatisch MIG-lassen van worden geplaatst, opgebouwd en ver plaatst. International Transport Contractors bv te aluminium Haarlem, kortweg ITC, zeesleep- en Daar het halfautomatisch MIG-lassen van Bij nieuwbouw betekent dit: vullen naar be transportbedrijf, dat over de gehele wereld aluminium, mede door het pulserende hoefte; en bij bestaande units betekent dit: werkzaam is met combinaties van zee- MIG-systeem steeds meer wordt toegepast, eenvoudig om te bouwen.Voorbeelden van sleepboten en afzinkbare pontons, waarop komen ook de typische problemen meer afgaande groepen zijn: patroonlastschakematerieel voor aannemings-, boor- en naar voren. Een voorbeeld daarvan is bij het laars, schakelaar- zekering-combinaties, oliemaatschappijen wordt vervoerd, - het gebruik van dun draad, 1 a 1,2 mm, van uitneembare plaatstarters en uitrijdbare labedrijf heeft thans 12 zeesleepboten en 8 zachte kwaliteit, b.v. AISi (aluminium - denstarters voorzien van teststand. pontons in de vaart - heeft onlangs de silicium) of zelfs Rein aluminium - het zgn. eerste nieuwe 15.000 pk zeesleepboot, de vastvriezen bij het starten. Door de grote Op het twin-rail systeem is octrooi aange ‘Sirocco’ in gebruik genomen. Van Japan kortsluitstroom, wanneer de draad het vraagd, alsmede op de uitvoering met door uit is de oranje geschilderde 'Sirocco' ver werkstuk raakt, wil de draad snel terug zichtige afscherming per fase van die twin trokken met een nieuwgebouwde 21.500 branden. Tevens zal door de grote stroom rail. tons ponton naar de Arabische Golf. In dichtheid, die dit lassysteem eigen is, de Singapore werd nog een tweede 21.500 draad uitzetten en dus in de contactbuis Voornaamste karakteristieken zijn: tons ponton vast gemaakt, die eveneens vastlopen, zodat de kans op afbranden va Nominale spanning tot 660 Volt. naarde Arabische Golf wordt gesleept. De ker voorkomt dat bij de dikkere of hardere Nominale stroom tot 6000 Amp. 'Sirocco' en beide pontons zullen daar ge draadsoorten (aluminium-magnesium). Bij Kortsluitstroom tot 100 kA eff. durende enkele jaren werkzaam zijn bij het de Morelisse pulserende MIG-machine, de Nieuwe standaardcomponenten voor de transport van stenen van Ras al Khaimah CVP-400, wordt sinds kort een schakeling proces industrie. naar de nieuw aan te leggen haven van toegepast, die ervoor zorgt, dat bij de start Jubail in Saoedie Arabië, de grondstroom aanwezig is en even daar Geschikt voor land - en scheepsgebruik. na, ± V4 seconde, de sturing van de pulsge- Ontworpen voor ongunstige omgevings De 'Sirocco' werd gedoopt door mevrouw lijkrichter wordt ingeschakeld. Het resultaat condities. E.C. de Wit-Hoare, echtgenote van de is, dat de zachte dunne draad bij de start niet Volgens de nieuwste internationale en na heer J. C. de Wit, adjunct-directeur van terugbrandt of explodeert. Immers, nu is tionale normen gebouwd. Hollandsch Aannemingsbedrijf Zanen alleen de grondstroom voor de start aanwe Door Kema beproefd. Verstoep N.V., welk bedrijf betrokken is zig en zet het lasproces in het shortarc ge Compart imentensysteem. bij de havenbouw te Jubail. De tweede bied in gang, binnen 'U seconde komen de Twee hoogte- en vier dieptematen. eenheid uit de 15.000 pk. serie, de 'Sha- spray-pulsen erbij, die tezamen zorgen voor Nadere informatie: De Hoop Groenpol In mat’, is op 1 oktober in dienst gesteld. het typische pulserende MIG-proces. dustrie, Rotterdam Intussen werd in Japan opdracht gegeven Voor belangstellenden is documentatie be voor de bouw van nog twee zeesleepboten schikbaar bij Morelisse, Postbus 10, Edam. in deze klasse. Ook deze schepten worden Keuring gyrokompasinstallatie 15.000 pk. sterk en zullen 'Suhaili' en Het is van het grootste belang dat een 'Sumatras' gaan heten. Metroform gyrokompasinstallatie aan boord van een De zeesleep- en pontonvloot van ITC is Een nieuw universeel schakelbordsysteem zeegaand schip aan bepaalde minimum ei sinds de oprichting van het bedrijf in 1973 met inplugbare contactinrichting voor af sen van betrouwbaarheid en nauwkeurig nog altijd vol bezet. gaande groepen van allerlei aard. heid voldoet. van 4 schepen, waarvan de eerste 3 ge bouwd zijn voor Rederij Smits. Daarnaast heeft de werf nog 2 zware ladingschepen in opdracht. De voornaamste gegevens van het schip, dat nu te water is gelaten, zijn: Lengte over alles 84,20 m, lengte loodlij nen 74,40 m, breedte 14,30 m, holte tot bovendek 8,75 m, deadweight 3800 ton, ruiminhoud 168.000 ft.3. Het schip behoort tot de grootste en mo dernste schepen van de Kleine Handels vaart. Het heeft o.m. een laadruim met een lengte van 48 m. 734 Verkochte Schepen Daartoe dient het instrument te worden onderworpen aan een aantal proeven, die in Nederland worden vastgesteld door de Inspektie voor de Scheepvaart. Omdat zulke proeven nu eenmaal moeilijk aan boord zijn uit te voeren, dient een keuring van de installaties in een voor dat doel ingericht laboratorium te geschieden. Basis voor de eisen, waaraan de systemen moeten voldoen, zijn de aanbevelingen van de IMCO, de Intergovernmental Ma ritime Consultative Organization, een werkorganisatie van de Verenigde Naties. Voor de schepen onder de Duitse vlag heeft het Duits Hydrografisch Instituut (DHI) in Hamburg zich bezig gehouden met het exact formuleren van de eisen, waaraan gyrokompasinstallaties dienen te voldoen. Bovendien werd vastgesteld op welke wijze de installaties beproefd zou den worden en hoe gebleken afwijkingen dienen te worden gedefinieerd. Zo wordt o.a. rekening gehouden met: a. de invloed van magnetische velden op de aanwijzing van het gyrokompas b. de invloed van temperatuurverander ingen c. de invloed van spanningsveranderin gen van het boordnet d. de invloed van trillingen op de installa tie e. de invloed van slinger- en stampbewe gingen f. de invloed van gierbewegingen g. de invloed van snelheidsveranderingen van het schip Omdat een kompas in laboratorium opstelling, onder de gunstigst mogelijke omstandigheden uitsluitend de fout ver toont die eigen is aan het systeem, spreekt men onder deze omstandigheden van de statische afwijking. Dit in tegenstelling tot de dynamische afwijking, die de som is van de afwijkingen welke onder boordomstandigheden optreden en die in het labo ratorium volledig moeten worden nage bootst, waarbij de eerder genoemde pun ten a t/m g in aanmerking worden geno men. Bouwplannen voor een grote reparatie-werf voor schepen Hong Kong United Dockyards Ltd is van plan om een groot dok te bouwen voor reparatie van schepen. De bouw hiervan zal ƒ 130 miljoen bedragen. De scheeps werf ligt aan de westzijde van Tsing Yi Island in de New Territories en zal de grootste reparatiewerf zijn in Hong Kong (± 200.000 m2). Het enorme bouwprojekt zal in 1978 zover gereed zijn dat op be perkte schaal reparaties kunnen worden verricht. In 1980 hoopt men met de eerste fase klaar te zijn. Er zal dan een drijvend dok beschikbaar zijn voor schepen tot 65.000 ton. Hong Kong biedt dan de mo gelijkheid aan de grootste schepen ter we reld reparatiewerkzaamheden te verrich ten. Tsing Yi werd gekozen omdat dit eiland beter geschikt is voor de ontwikke ling van een dergelijk projekt, dan het centrale havengedeelte. Dit ligt te dicht bij de westelijke vaarroute, de Kwai Chung container terminals. Meer orders en grotere investeringen voor de Britse scheepsbouw Een toeneming van orders en grote inves teringen in de allermodernste produktiemethoden zijn twee van de voornaamste elementen die de Britse scheepsbouw en aanverwante industrie thans kenmerken. De Britse scheepsbouwindustrie, waarin ongeveer 200.000 mensen in 1000 ver schillende bedrijven werkzaam zijn en die jaarlijks ruim 1000 miljoen pond van Groot-Brittannië’s internationale handel voor haar rekening neemt, heeft zich bij zonder ingespannen om de huidige over capaciteit van 50 procent die op de wereld bestaat op te vangen. Terwijl de Britse orderportefeuille van een totaal van 321 verschillende schepen tot dusver in 1976 terugliep tot 227, geeft de toeneming van nieuwe orders ten opzichte van 1975 reden tot optimisme. Terwijl in het hele jaar 42 nieuwe orders werden ontvangen, waren dit er in de eerste zes maanden van dit jaar 53. Oppervlaktebehandeling van metalen: Succes voor Britse industrie Het aanhoudende succes op de buiten landse markten, zelfs in moeilijke gebie den als Japan, heeft de omzet van de Britse industrie voor de oppervlaktebehandeling van metalen tot een rekordhoogte doen stijgen. De vooruitzichten voor het lo pende jaar zijn zelfs nog bemoedigender Voor hierin geïnteresseerden stelt Vente- dan toen het omzetcijfer voor 1974 van ville BV gaarne een uitvoeriger beschrij 116.156.000 pond nog werd overtroffen ving beschikbaar van bovenvermelde ei door dat van 1975, n.1. 132.625.000 sen, keuringen en afwijkingen. pond. Het ziet er naar uit dat ook dit laatste Tenslotte is het belangrijk vast te leggen wat men verstaat onder een bepaalde fout of afwijking; zo onderscheidt men: 1. de standaard afwijking (Gausch kromme) 2. de rekenkundig gemiddelde afwijking 3. de maximale afwijking S. en W. - 43e jaargang no. 23 - 1976 rekord zal worden gebroken, want de cij fers die voor het eerste kwartaal bekend zijn gemaakt, tonen aan dat de omzet van 38.394.000 pond tegen het einde van het jaar wellicht de 150 miljoen pond zal overschrijden. De zeven Britse ondernemingen die verte genwoordigd zullen zijn op de Interfinish/VOM '76 die van 25 tot 29 oktober in Amsterdam werd gehouden, hopen munt te slaan uit de moderne procé dé's die hun produkten mogelijk maken. Eerste olie van Montrose veld aan land De eerste partij ruwe olie van het Britse Montrose veld in de Noordzee is deze week in Immingham aan de oostkust van Engeland aan land gebracht. De 250.000 vaten olie werden, aldus een zegsman van Amoco, die het veld in ex ploitatie heeft, met de tanker Lord Mount Stephen vervoerd. Montrose, dat het eigendom is van een consortium, waarin de Britse Gasraad een aandeel van 35 procent heeft, ligt onge veer 210 kilometer ten oosten van Aber deen. In juli van dit jaar werd het 't vierde Britse veld dat in produktie kwam. Increases in tanker activity Activity in most sectors of the tanker mar ket has shown an overall increase in Sep tember and early October. The relatively high level of demand for VLCC tonnage, assessed by London Shipbrokers Eggar Forrester as 'of particular significance’, followed a 25 per cent increase in single voyage rates - from WS24 to WS30. By contrast activity in the timecharter market remained at a low level, although American majors concluded two deals of 65000 tonners for three years at $2.05 with a slightly higher rate for the third year. Other US charterers have been con centrating on smaller units for up to 12 months’ trading. Bulkcarrier demand weakens Previously buoyant demand for medium sized bulkcarriers in the Pacific has wea kened in the past four weeks, say London shipbrokers Eggar Forrester in their latest market report. Rates have fallen by some 40/50 cents for trips to UK/Continent and intra-Pacific business has suffered similar lyIn the Atlantic rates paid Gulf/Japan were static although some improvement was seen transatlantic. The period market remains quiet and Eg gar Forrester reflects the general expecta tion that present conditions will prevail for some months to come. 735 Marine metallurgy know how Eleven recognised experts in marine me tallurgy have combined their knowledge and talent to produce MATERIALS FOR MARINE MACHINERY, the first book to be published on this specific subject which is now available from The Institute of Ma rine Engineers’ publishers. Marine Media Management Limited, 76 Mark Lane, London EC3R 7JN. The work contains 10 chapters, 386 pages, glossary, table of conversion factors - British and SI Units, 300 illustrations, other tables and a com prehensive index. Arranged in groupings such as boilers, diesel engines, propellers, salt water systems and with information on metallurgy, design parameters, pro blems, choice of manufacturing techni ques and treatments, the contents are es sentially practical. Each chapter considers the causes of failures and deterioration, what should be done to prolong the life of components, methods of repair and mate rials for replacement parts. Presenting an authoritative summary of developments in marine engineering ma terials during the last 30 years, this book forms a valuable reference work for the shelves of marine engineers, designers, ship operators and repairers. Shipbuilding Industry Statistics The Shipbuilders and Repairers National Association announce that during the third quarter of 1976 British shipbuilding firms secured orders for 21 merchant ships of 10,400 tons gross which together with 53 ships of 297,500 tons gross in the first and second quarters, make 74 merchant ships of 307,900 tons gross for the first nine months of the year. In the corresponding period of last year (i.e. first nine months) orders were taken for 34 ships of 37,600 tons gross. The Industry’s total order book (excluding naval work) on September 30th, 1976 stood at 213 ships of 3,356,000 tons gross with an estimated value of £ 994 million. The tonnage is divided between 133 ships of 2,438,000 tons gross, valued at £642 million for registration in Great Britain and Northern Ireland, and 80 ships of 918,000 tons gross, valued at £352 mil lion for registration overseas. In terms of tonnage the overseas order book represen ted: 27.4 per cent, of gross tonnage of the total order book. A year ago the total order book comprised 294 ships of 5,375,000 tons gross, valued at £ 1,250 million, 22.2 per cent, of gross tonnage, being for overseas registration. 736 work. The employment situation therefo re, covers about a tenth of all those em ployed in manufacturing industry. Sur veying over 90 large and small yards, the New orders received Ulveseth Committee found that only 13 12 months to end-Sept yards had orders beyond 1977. Even the 1976 85 ships 337,000 t.g. most optimistic members of the Commit 1975 60 ships 100,000 t.g. tee saw the future as having difficulties for 1974 206 ships 1,628,000 t.g. the industry. The Committee saw the need 1973 249 ships 4,076,000 t.g. 1972 97 ships 323,000 t.g. for a reduction in the industry’s capacity and a switch to other activities. Orders have dropped from a peak of 5.1 Total order book 30.9.76. 213 ships 3,356,000 t.g. million tons in 1974to 1.08 million tons in 30.9.75. 294 ships 5,375,000 t.g. July this year. The Government is consi dering such measures as easing credit re 30.9.74 . 403 ships 6,975,000 t.g. strictions for the yards and encouraging 30.9.73. 330 ships 6,696,000 t.g. more domestic buying. Orders from ab 30.9.72. 223 ships 3,823,000 t.g. road are being given top priority and the The continued thinning of Britian’s order recent visits of Government ministers to books is disturbing and reflects a deterio Iran and Indonesia gives rise to hope for rating world situation. The intake of or orders from these countries. A committee ders over the last two years has been far of under- Secretaries will work in parallel less than the completions in these periods with the Ulveseth Committee. Norinform and there are no prospects of an early improvement. The figures also reflect the cancellation of Swan Maritime orders in the first and third Oil from Valhalla/HOD by 1980? The Norwegian Industry Ministry is now quarters of the year. It is clear that order books in Britain are considering arequest from the Amonow at a point where certain yards must co/Noco Group to develop the Valhalla obtain work immediately if redundancies and Hod fields in the south-west part of the 'ifit/ii'wrJry 'inrft.'tniii'sffrcJus'seilft'ui't^Rj'ue ’Acn\,?i<3ea c'rose’rcWne,L'R(fri:!K7iLJi6. XYhie avoided. Causesofthe fallingoffinorders moment these companies are having dis are well known - a general recession in cussions with the pipeline company Norworld trade coupled with a vast surplus of pipe with a view to using spare capacity in building capacity and excessively low pri the pipeline for landing oil and gas from ces and conditions quoted by Japan and these fields at Teesside and Emden. In others. In common with other members of their request to the Ministery Amothe Association of West European Ship co/Noco would like to start development builders, the UK industry is closely invol work next year with a view to production ved in international discussions on this in 1980-81. very serious problem. The first stage in the development process would be the siting of a combined drilling Norwegian shipbuilding industry needs and production platform on the field which was discovered in 1975. On the more orders The Norwegian shipbuilding industry is basis of exploratory drillings, reserves are facing a crisis, says a memorandum of a reckoned to be in the region o f250 million Committee examining the industry’s pre barrels. The Oil Directorate said in its sent condition to Industry Minister, Mr. report last year that commercial reserves Bjartmar Gjerde. The Committee which is in Valhalla could reach as much as 400headed by former Industry Minister, Mr. 500 million barrels of crude oil. In addi Ingvald Ulveseth will present a fuller re tion there are reserves of natural gas. port but it feels the present situation pre The first platform for the Valhalla field sents such serious problems that prompt will be a steel construction which is suita ble for the water depth there and is more action is needed. The memorandum presents a survey of the economical than a concrete structure. order situation among Norwegian yards Amoco/Noco have said in their letter to and notes that several have already deli the Minister that they would use Norwe vered their last orders. The Committee gian companies in so far as it was possible points out that there are about 33 400 per for the supply of the necessary equipment. sons employed in the shipbuilding indus try and another 12-15 000 in ancillary Norinform The trend in ordering during the past five years is indicated in the following tables:
Similar documents
en werf - SWZ Maritime
3,50 meter. De nieuwste schepen echter in de kleine handelsvaart zijn inmiddels aan merkelijk breder dan 16 meier. De Noorde lijke werven dreigden dus, als ze geen al ternatief gezocht zouden he...
More informationDE WERELD TANKVLOOT
In het tijd v a k 195 4 /5 8 steeg Liberia van de vierde naar de eerste plaats, te r w ijl de V erenigde Staten deze laatste m oest afstaan en m et de tweede plaats op de ran glijst genoegen moest...
More informationPROPULSION GAS TURBINES IN THE ROYAL
UITGEVERS W Y T - RO TTERDAM 6 T e l. 2 5 4 5 0 0 * , P ie te r d e H o o c h w e g T e le x 2 1 4 0 8 , P o s t r e k e n in g 5 8 4 5 8 .
More information