schip en werf - SWZ Maritime
Transcription
schip en werf - SWZ Maritime
schip en werf 47ste jaargang 25 april 1980, nr. 9 TIJDSCHRIFT VOOR MARITIEME TECHNIEK Schip en Werf - Officieel orgaan van de Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied Centrale Bond van Scheepsbouwmeesters in Nederland Nederlands Scheepsbouwkundig Proefstation Verschijnt vrijdags om de 14 dagen Hoofdredacteur Prof. ir. J. H. Krietemeijer Redacteuren Ir. J. N. Joustra, P. A. Luikenaar en Dr. ir. K. J. Saurwalt Redactie-adres Heemraadssingel 193, 3023 CB Rotterdam telefoon 010-762333 Voor advertenties, abonnementen en losse nummers Uitgevers Wyt & Zonen b.v. Pieter de Hoochweg 111 3024 BG Rotterdam Postbus 268 3000 AG Rotterdam tel. 010-762566*, aangesloten op telecopier telex 21403 postgiro 58458 Jaarabonnement buiten Nederland losse nummers van oude jaargangen (alle prijzen ind. BTW) ƒ ƒ ƒ ƒ 55,85 91.— 4,— 5,— Vormgeving en druk Drukkerij Wyt & Zonen b.v. Reprorecht Overname van artikelen is toegestaan met bronvermelding en na overleg met de uitgever. Voor het kopiëren van artikelen uit dit blad is reprorecht verschuldigd aan de uitgever. Voor nadere inlichtingen wende men zich tot de Stichting Reprorecht. Joop Eijlstraat 11, 1063 EM Amsterdam. ISSN 0036 - 6099 foto's Max Koot Omslag AGAM Een van de groot ste boorplatforms, de'E K K O F IS K C ” torent met zijn opbouw 254 m hoog boven de zeespiegel voor de Noorse kust uit Voor de noodstroomvoorziening werd een rntu stroomaggregaat type 8 V396 van 660 kW geïn stalleerd. Thans worden alle mtu motoren exclusief geïmporteerd door AGAM MOTOREN ROTTERDAM B.V. S. en W . - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 Hare Majesteit Koningin Juliana brengen wij dank voor alles wat zij voor ons land en volk heeft gedaan gedurende haar koningschap en wensen haar veel geluk en voorspoed voor de komende jaren. Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix wensen wij veel wijsheid en voorspoed toe bij het aanvaarden van haar taak als Koningin der Nederlanden. De toekomstige kroonprins, Willem Alexander, Prins van Oranje, wensen wij van harte geluk met zijn 13e verjaardag. Het hoofdbestuur en leden van de Neder landse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied. 133 Nu met kortere wieken het luchtruim in Het lijkt er dan eindelijk van gekomen te zijn: ons land doet formeel afstand van de sector grote nieuwbouw en treedt daarmee naar voren als het eerste scheepsbouwland van de wereld, dat officieel het doek over dit terrein laat vallen. Zo’n besluit roept uit de aard der zaak gemengde ge voelens op: spijt over iets waarvan af scheid wordt genomen, ingenomenheid over het feit, dat hierdoor de aandacht vol ledig kan worden geconcentreerd op de nog gezonde delen van onze nationale be drijfstak. Over dat afscheidnemen valt trouwens nog te praten, De plaatsvervangend voorzitter van de beleidscommissie scheepsbouw Fibbe heeft gezegd de mening te zijn toe gedaan, dat men niet van een onherstel baar verlies kan spreken. Mocht er zelfs na de coupure een order voor een groot schip binnenkomen, dan zijn de hellingen daar voor aanwezig en kan men beschikken over voldoende vakbekwaam personeel om de opdracht uit te voeren. In eerste instantie is dat natuurlijk waar: ergens in Nederland bevindt zich een areaal voor de fabricage van grote schepen; het doek be hoeft er maar af gehaald te worden, de arbeiders bijeen geroepen te worden, en voilà, we kunnen weer aan de slag. Niemand weet of het zo in de praktijk zal gaan. Er is, dachten wij, een verschil wan neer een dergelijke bestelling binnenkomt twee maanden na de officiële sluiting, of twee jaar daarna. Als in Nederland twee jaar lang geen groot schip meer is ge bouwd, kunnen wij ons, met alle respect voor de vakkundigheid van het personeel, levendig voorstellen, dat een opdrachtge ver liever naar een werf stapt waar de con tinuïteit in dit soort van werk wèl in stand gehouden is. In het jaaroverzicht van Lloyd’s Register of Shipping, dat dezer dagen is verschenen, zegt voorzitter Huskisson, dat hem bij een recente studiereis door het Verre Oosten, vooral de houding van Japan is opgevallen. Inhoud van dit nummer: Nu met kortere wieken het luchtruim in Progress on the development of the Doxford Oil Engine III Alleen de Japanse scheepsbouw lijkt er weer bovenop te komen Rebirth of a warship Nieuwsberichten 134 De scheepsbouwers van dat land hebben zich snel en begrijpend opgesteld achter de filosofie van hun regering, die geba seerd was op de stelling, dat wanneer de capaciteit de vraag naar nieuwe tonnage ettelijke malen overtrof, en wanneer in deze vraag kennelijk binnen afzienbare tijd geen beweging was te krijgen, de capaci teit in de kortst mogelijke tijd aan deze vraag moest worden aangepast. De aldus snel gekrompen totale faciliteiten in Japan wonnen door deze actie aanmerkelijk aan concurrentiekracht en wij hebben de laat ste tijd weer kunnen zien waartoe deze kracht in staat is: meer dan de helft van de in 1979 in opdracht gegeven nieuwbouw ging naar de Japanse werven. Er zijn er die in deze zware tijd het vermo gen van Japan om toch weer relatief veel werk in de wacht te slepen uitsluitend willen ophangen aan het feit dat nieuwbouw in dat land aanmerkelijk goedkoper is dan in de meeste traditionele scheepsbouwlanden van Europa. Toegegeven, dat deze factor van wezenlijke betekenis moet worden geacht, is het toch niet zo, dat daardoor uitsluitend de opdrachten aan de Europese neuzen voorbijgaan. Ook in de hoogtijda gen van de scheepsbouw werd het prijs verschil in het Verre Oosten door velen als enige factor voor de hegemonie van Japan en ’Korea genoemd. Wij weten echter in middels dat er veel meer factoren een rol hebben gespeeld Huskissons constatering over Japan zou op Nederland van toepassing kunnen zijn, wanneer ons land de juiste consequentie trekt uit de voorgenomen coupure. Omdat Nederland als eerste in Europa tot deze stap heeft besloten, ligt ons land zelfs op de anderen voor en waarom zouden wij niet onmiddellijk aan de slag gaan om daarvan een optimaal profijt te trekken? Niet langer behoeven wij immers bevreesd te zijn, dat we met grote opofferingen - die uiteraard ten koste van andere zaken gaan - iets in stand gaan houden, dat zelfs door kunst matige middelen in feite niet meer te red den is. Evenmin behoeven we meer be vreesd te zijn, dat door deze injecties de concurrentiepositie van de nog gezonde Nederlandse scheepswerven nodeloos in gevaar wordt gebracht. Dat zijn twee reële uitgangspunten, die onze strategie als scheepsbouwland kun nen versterken en wel volgens dezelfde formule als in Japan is toegepast: de boom moet worden gesnoeid om hem levend te houden, de Nederlandse vogel gaat met kortere vleugels het luchtruim in. Versterking van het overgebleven, ge zonde deel van de Nederlandse scheeps bouw, is wel degelijk aan de gang. Van der Giessen-de Noord gaat met enthousiasme beginnen aan de bouw van de overdekte helling en het voorbeeld wordt gevolgd door De Merwede in Hardinxveld, waarvan directeur Schlömann heeft gezegd vol van goede moed te zijn dat het bedrijf door de moeilijke tijden heen zal komen. Voor hem was de aankondiging dat met de overkap ping kon worden begonnen aanleiding om pers en andere geïnteresseerden bijeen te roepen om hen nu eindelijk weer eens iets positiefs over de Nederlandse scheeps bouw te kunnen vertellen'. Zijn enthou siasme is iets dat we in deze tijd zeker nodig hebben. Van zijn kant heeft de veteraan Cornelis Verolme in een ochtendblad laten weten, dat opdrachten voor de door hem ontwor pen grote gastankers de Nederlandse scheepsbouw nog kunnen redden. Voor de heer Verolme is de eventuele sluiting van de werf waarmee hij destijds pionierswerk heeft verricht natuurlijk een uiterst pijnlijke zaak en wij kunnen ons daarom zijn dépit wet voorstellen, al blijft het natuurlijk een hypothetische stelling, die zeker niet aan kracht wint zolang er niet daadwerkelijk aan een bestelling, door wie dan ook, wordt gedacht. Het is in deze kringen al vaker betoogd, dat de categorie van schepen welke nu for meel in Nederland gebouwd kunnen wor den - laten wij zeggen tot 70.000 dwt - in het middelpunt van de algehele belangstel ling staan. Nieuwe bestellingen in de klas sen boven deze maat zijn naar verhouding veel schaarser geworden dan vroeger; en wat dat betreft zit de gekortwiekte Neder landse scheepsbouw dus goed. Maar om het pakket te bemachtigen en te behouden is het van het allergrootste be lang, dat specialistisch werk kan worden afgeleverd. Ook in dit opzicht behoeven wij ons zeker niet in de achterste gelederen op te stellen; bewijzen van goede vaderlandse kwaliteitsbouw hebben we door de ge schiedenis heen steeds kunnen leveren. Daarbij geldt, dat als het even kan, nieuwe projecten moeten worden geëntameerd. Austin & Pickersgill in Engeland, Bremer Vulkan in Duitsland en IshikawajimaHarima in Japan hebben een groot deel van hun overlevingskans te danken gehad aan de manier waarop zij nieuwe scheeptypes, door henzelf ontworpen, aan de man hebben kunnen brengen. Is het zo vreemd om aan Nederlandse scheepsbouwers ook dergelijke successen voor nu en de toe komst toe te schrijven? Niemand zal ontkennen, dat het ampute ren van een deel van de bedrijfstak een geruisloze actie is, die maar weinig pijn en moeite zal kosten. Het is in de afgelopen maanden wel duidelijk geworden hoe diep het mes in het maatschappelijk leven snijdt.Wij geloven echter niet dat er voor deze problemen geen oplossingen moge lijk zijn, maar deze oplossingen zullen des te gereder worden gevonden wanneer de betrokken partijen meer tot samenwerken bereid zijn en elkaar minder naar het leven dreigen te staan. Enkele essentiële zaken mogen daarbij niet worden verdoezeld. Er wordt in be paalde kringen wat te makkelijk gezegd, dat de scheepsbouwcrisis in een bepaald jaar van dit decennium achter de rug is (aanvankelijk zou dit 1982 zijn, later werd het aarzelend opgeschoven naar 1983 en 1984, hoewel veel internationale deskun digen van mening zijn, dat het nog later kan worden). De sanering kan niet zonder blikken of blo zen aan een magische datum worden op gehangen. Veel reëler is ervan uit te gaan. In 1979 ontvingen Mulder en Rijke BV te IJmuiden en scheepswerf Damen BV te Gorinchem opdracht tot de renovatie van 4 loodsafhaalvaartuigen en de nieuwbouw van 2 vaartuigen van eenzelfde type. Op 3 maart j.l. werd het eerste van de 2 nieuwe vaartuigen de 'Roerdomp' door Mulder en Rijke BV. te IJmuiden opgeleverd aan de directeur Scheepvaart en Maritieme zaken in het district IJmond ten behoeve van de loodsdienst aldaar. De hoofdafmetingen van het schip zijn: lengte o.a.: 23,37 m; breedte o.a.: 5,37 m; holte midscheeps; 2,80 m en een waterverplaatsing van ± 38 ton. Het schip is ontworpen en gebouwd voor het verlenen van loodsdiensten buitengaats. In verband hiermede is het schip extra sterk gebouwd en voorzien van zware verende berghouten rondom. Romp en dek zijn van polyester/glasvezel en in z.g. sandwich konstruktie uitgevoerd. Voorsteven en berghout massief in ver band met het langszij komen van grote schepen. Het schip heeft 6 W.D. kompartimenten. De accommodatie onder dek bevat een toilet alsmede bemanningsverblijf met keuken. Het S. en W. - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 dat de crisis nog lang kan duren en dat in deze gehele periode de gezonde delen van de Nederlandse scheepsbouw moeten worden samengebald. Of we er met dit redmiddel door zullen komen, kunnen we alleen maar hopen; feit is wel, dat er geen andere strategie is, die meer kansen op succes - èn overleving - biedt. De J. Foto: C. de Boer BV. Haarlem. loodsenverblijf bevat 10 komfortabele verende stoelen van het type Viking. Het afgescheiden stuurhuis heeft de meest moderne apparatuur en is in een oogopslag voor de stuurman afleesbaar. Bij vorst zor gen de verwarmde ruiten tevens voor een goed ruim uitzicht. Het schip is uitgerust met 2 GM-diesels, type 12V 7IN elk met een vermogen van 360 P.K. waarmee een snelheid van 16 knoop wordt behaald. Om op ongevallen snel te kunnen reageren, is de Roerdomp uitgerust met een zogenaamde 'man overboord davit' en een klimrek aan B.B. en S.B., tevens is een trap aangebracht om het aan boord komen vanaf de waterlijn te vergemakkelijken. Alvorens met de bouw van het schip kon worden begonnen is bij Mulder & Rijke IJmuiden B.V. zowel voor romp als dek een lattenmal vervaardigd. Na gereedkomen van de mallen heeft Mulder & Rijke Lemmer B.V. de polyester/glasvezel schepen gebouwd en vervolgens is de afbouw door Damen BV te Gorinchem uitge voerd. P.A.L. 135 Progress on the development of the Doxford Oil Engine* III -V by G. G. Jackson** Year Engine Type Scavenge Air Pressure Bar (ABS) M l.P. or B.M.E.P. Bar 1957 1962 1974 1975 LBD S P 67J 76J.C 1.42 1.5 1.74 2.1 7.38 M l.P. 9.3 M.I.P. 10.3 B.M.E.P. 10.87 B.M.E.P. 3. TURBO -CHARG ING To increase the power output of a cylinder, it is necessary to increase the charge of air, thus filling each cylinder at a greater pressure and density than would be possible by using scavenge pumps. The weight of the charge air increases in proportion to its absolute pressure and correspondingly increasing the power out put of each cylinder. By ensuring that an adequate supply of air is available, there will be an increase in b.m.e.p. without an increase in temperature. The considerable increase in air to fuel ratio enables efficient scavenging of the cylinders to take place as well as supporting good combustion. To achieve an increased output from a given engine frame size, it is essential to adopt turbo-charging. The use of relatively low entablature air pressure by Doxford has been justified by the high scavenge efficiency of the opposed piston engine, but with engine development towards higher brake mean effective pressures, there is therefore a necessity for higher entablature pressures with a corresponding increase in b.m.e.p. Pulse turbo-charging was used for the LBD S, and P range of engines as well as the J range up to 1975. The following table shows the increase in scavenge air pressures etc. ' Tekst van de lezing gehouden op 13 dec. 1979 te Rotterdam en op 14 dec. 1979 te Amsterdam voor de leden van de NVTS. ** Technical Manager Liaison Doxford Engines Ltd. Pallion Sunderland England. Type of Turbochargii Pulse Pulse Pulse Constant Press As a result of the work done on the Doxford Seahorse experimental engine which used a scavenge pressure of 2.4 bar (abs) and a b.m.e.p. of 11 bar and was designed to operate on the constant pressure system. The next step forward in 1975, was to change over all engines to constant pressure turbo-charging, using an entablature pressure of 2.1 bar (abs). The constant pressure sys tem allows a smaller blow down period when the exhaust ports are open before the scavenge ports. A greater total port area is avail able for through scavenging which makes the constant pressure system more efficient. By adopting this principle, the layout of the exhaust system is simplified and fewer turbochargers are required for constant pres sure turbo-charging than for pulse charging. In pulse turbo charged engines, the total angle during which the exhaust ports are open is limited by the exhaust arrangement for six and nine cylinder engines. For these engines, groups of three cylinders with a difference of 120° in crank angle are connected to the same turbocharger. If the total exhaust opening is larger than approxima- EXHAUST PIPE GRID. AIR COOLER / AIR DEFLECTOR REED VALVES Fig. 26. Scavenge and Exhaust System for 58JS3-C Engine. tely 134°, the cylinders will blow exhaust gas Into the neighbouring cylinder. For constant pressure engines, this restriction' is remo ved, and the number of turbochargers is determined by the maxi mum charging capacity required, the only restriction being that to obtain satisfactory starting of the four cylinder engines, the ex haust ports should not open before approximately 104° after inner dead centre. The next engines to be adapted were the 58JS3-C and the 76J4-C and operated at 2.1 bar (abs) scavenge pressure with a b.m.e.p. of 11.42 bar and 10.87 respectively. The exhaust and scavenge system for the 58JS3-C engine is shown in Fig. 26. A diffusing passage is arranged between the outlet from the ex haust belt and the exhaust main to facilitate charge renewal and scavenging of each cylinder. The gases in the exhaust main are fed through a piston ring grid to the turbine end of a free running turbine/air compressor set which supplies scavenging and charg ing air to the cylinders. A diffuser, designed to transform as much as possible of the flow energy in the charge air is installed between the compressor outlet and the charge air cooler. Under normal running conditions, all the air required for the combustion of fuel is supplied by the turbocharger, but for manoeuvring and slow run ning, when the turbocharger cannot supply air at a high pressure, an electrically driven fan is supplied to supplement the turbochar ger and raise the air pressure to an acceptable level. For the 58JS3 engine, the fan draws air through the turbocharger up-stream of the back of automatically operated reed valves, and it is then discharged to the space down-stream (on the outlet side) of the reed valves to the air cooler in the entablature. The non-return valves will remain closed, thus preventing the air from passing back to the turbocharger air outlet. With increasing load on the engine, the turbocharger air pressure increases and the fan has to pass larger quantities of air until there is a pressure drop through the fan and the non-return valves open. The power to the fan is then switched off and the fan will windmill’ at a reduced speed during normal operation of the engine. The amount of air delivered by the fan is such that the engine can operate at 30% power with the turbocharger out of action. There is no surging problem with fans which operate in series. Fans operat ing in parallel with the turbochargers, must have their output ba lanced against the turbocharger output and it is hoped that deve lopment work on the experimental 58JS3-C engine will enable this to be achieved and the non-return reed valves can be replaced by a simple flap valve fitted at the fan discharge. The turbochargers draw air through silencerr mounted on their casing or through air supply trunks from the deck. Air is delivered through coolers circulated by sea water, thus reducing the tem perature of the air entering the engine, thereby increasing its density and allowing the engine to develop more power without excessively high temperatures. Continuous economical operation of the engine at the normal service power depends to a great extent on maintaining the turbo charger and air cooler in good condition. The build up of deposits on the turbocharger turbine blades or on the impeller, or fouling of the cooling surfaces of the air cooler, either on the air or sea water side of the tubes, can lead to a rapid fall-off in performance of the engine and regular attention to these points is most important. It is standard practice on Doxford engines, to fit water injection on both the exhaust gas and air inlet sides of the turbocharger to allow regular water washing to be carried out. Air coolers are fitted with spray pipes in the air inlet ducts to allow the introduction of cleaning fluid in a fine spray which washes deposits from the extended surfaces of the cooling water tubes. Connections can also be provided on the sea water circulation pipes for injecting a descaling agent to remove deposits on the water side of the tubes. The greater air flow obtainable with constant pressure turbo charging, coupled with increased boost pressure, has permitted Total Area Through Side Branches Area 2464cm2 = 97% of Port Area. (b) Current Design Fig. 27. Exhaust Belt Design. S. en W . - 4? sie jaargang nr. 9 - 1980 68% of Total Port Area (a) Early Design. engine ratings to be increased by 20% with negligible increase in thermal and mechanical loading and with a reduction of 3% in specific fuel consumption. Exhaust Belt Design The exhaust manifold or pipes on the Doxford engine are deliber ately arranged on the engine on the side opposite to that of the camshaft to ensure that there are reasonable working conditions and comfort when making adjustments to the timing valves etc. As the exhaust ports are cut around the periphery of the liner, the exhaust gas coming out at the front must be led between the side rods. For the exhaust belts used on the early '76J' engines Fig. 27a, the exhaust gas from the front of the engine is led through rectangular ducts, which leads the gas around the side rods and back into the exhaust belt. The area at the section in way of the side rods was 70% of the exhaust port area at the front of the cylinder and the exhaust belt outlet area was 68%. To improve the air flow through the engine, and to ensure that there was the least possible resistance to gas flow, the exhaust belt, as shown on Fig. 27b was designed. The area through the section in way of the side rods being 88% of that of the front ports and the exhaust belt outlet 97% of the fully open cylinder exhaust ports. This design was first arranged for the 58JSC engine and has subsequently become standard for the complete engine range. The arrangement gives thermal symmetry to the liners and permits a gas flow of over 7.5 kg per b.h.p. hr. with the minimum of obstruction. R EM OTE AIR Starting Air System (Fig. 28) The starting air system is similar to that fitted to the earlier engines except that a mechanical emergency control stand is now supplied with the engine in addition to the remote console. Each cylinder has a starting air valve which is pneumatically operated by pilot air to allow starting air at a pressure of 31 bar from the starting air bottles to enter the cylinders and thus provide the force to move the STARTING AIR VALVE S TA R TIN G VALVE ROTARY AIR DISTRIBUTOR SHUTTLE BEVEL WHEELS. . x1 V A Ü Fig. 28. Starting Air System. 138 A I ? ill W - pistons. The correct sequence of supplying pilot air to the starting air valves according to the firing order for starting the engine in either the ahead or astern direction, is by means of a rotary air distributor which governs the time and duration of opening of the starting valves in the requisite order. Control of the pilot air for operation of the starting system is effected by a valve at either the main or the emergency control station which is moved in the required direction to start the engine. An interlock fitted at the turning gear, prevents the engine being started, should the turning gear be engaged. The complete operation, until the engine starts under fuel takes about 3 to 4 seconds. control valve to the slave cylinder. This cylinder will pull the main power cylinder into its operating position engaging with the wheel mounted on the crankshaft. The main lower cylinder is then sup plied with air to commence its working stroke. The roller at the lower end of the piston rod engages with the claw on the crankshaft wheel and continues to turn the crankshaft round and out of dead band. When the main power cylinder has reached the end of its working stroke, the claw in the crankshaft wheel will have turned to a position where the roller at the end of the piston rod can be easily disengaged. Air is then applied to the slave cylinder in the opposite sense so that it pushes the main power cylinder clear of the wheel. The ram of the main power cylinder is then returned pneumatically to the bottom of its stroke. On completion of this positioning sequence, the engine is now ready to accept its next command and will start in the normal manner Ahead or Astern. The complete operation from the time the initial signal is given, until the engine is in a position to start takes 7 seconds. 4. ’CITY OF PLYMOUTH’ (FIG. 30) C IT Y Of P LYM O U TH LO N D O N Fig. 29. Starting Positioner (3 Cylinder Engines Only) Starting Positioner for 3 Cylinder Engines (Fig. 29) As it is possible that a 3-cylinder engine may stop in a position which could make starting difficult, a starting positioner is supplied for three-cylinder engines only. This unit acts automatically to turn the crankshaft away from any dead spots to positions from which the engine can be readily started in the normal manner. The arrangement is shown in Fig. 29. It consists of a pneumatic power cylinder and a series of supply and change-over valves. This cylinder is mounted at the forward end of the engine and pivoted at its upper end so that a roller at the lower end of the piston rod can be engaged with a wheel mounted on the crankshaft and can turn the shaft the required amount. The power cylinder is stored disengaged but ready for immediate operation. It is kept firmly away from the crankshaft wheel while the engine is running by a mechanical locking device. An electronic interlock will prevent the starting positioner from operating if the engine is rotating at more than 1 rev./min. A sensing device determines when the engine comes to rest in a dead band position and passes a signal to an arrangement of pneumatic valves to give the following action: Immediately the engine comes to rest with a crank element in the band 20° before I.D.C. to 20° after I.D.C., then air will pass via a S. en W . - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 The first ship to be fitted with a 58JS3C engine, is the ’City of Plymouth’, representing a new class of container orientated cargo liner of 1,599 gross tons (approx. 4.300 tonnes dead weight) - a type of ship aimed at reliability and economy in operation and able to carry, if required, general cargo and other products, such as bulk and timber. The vessel has been designed by Appledore Shipbuil ders Ltd., North Devon, to meet the exacting requirements of Ellerman City Liners UK/Europe/Mediterranean and Middle East trades, and is also designed and equipped for navigation on the St. Lawrence Seaway. This ship and her sister vessels all have the ability to carry 300 containers including plug-in facilities for 50 reefer containers. The engine room ventilation system, uptakes and funnel etc. have been kept separate from the accommodation to ensure a quieter environment in the living quarters. 139 Fig. 30. m.v. 'City of Plymouth'General Arrangement. The vessels dimensions are: Length B.P. - 9 6 m, Breadth -1 6 .5 m and Depth-8 .1 m. C re w 14 men. A point of interest is the continuous full height wing tanks. The engine room length is exactly the same as that for a medium speed engine, and the height of the shafting is in accord. A General Arrangement of the engine room is shown in Fig. 31. The cost and weight of the main engine is higher than that of a medium speed installation, but the owners are confident that by having the capability to burn high viscosity fuels and with less bunker space, the differential in price will be made up within three years and that with only 3 cylinders, maintenance will be at a minimum. The engine has been arranged for bridge control and the entire machinery plant has been installed to meet the requirements of Lloyd's Register of Shipping for Class + 100A1 + L.M.C. + U.M.S. and to the requirements of the International Convention for the Safety of Life at Sea. All the engine supply systems are standard, except for the fuel 140 system. As well as having the capability of burning 3,500 sec. Redwood No. 1 fuel, a Vickers Homogeniser has been installed to grind’ the heavy fuel to less than 5 microns. This dispenses with the need for separate sludge tanks etc. An Alfa Laval automatic self-cleaning centrifuge is on stand-by. The capacity of the homo geniser is 4,000 kg/hr. when supplied with fuel at 150 Redwood No. 1 at the inlet. From Fig. 32 it will be seen that heavy fuel is drawn from the heavy oil settling tank and passed through a flow meter and then on to a valve which controls the amount of fuel to be passed through a heater to the homogeniser. The homogeniser is driven by an electric motor mounted on a base which is common with a control tank, housing oil level monitoring and control equip ment. The tank controls the flow rate through the unit in keeping with engine demand. A heating coil in the tank facilitates tempera ture control of the fuel leaving the tank. The homogenised fuel is then passed to a buffer tube and from there is pumped through a heater to a 15 micron steam heated filter, mounted on the engine immediately before the main engine fuel pumps. ■«.am M C I ION AT HtAM f 17 LO O K IN G ATT FUEL S Y S TE M :- SUITABLE FO B S TA B TtN B & BUMMirua CW D IE S E L OB H. V. F U E L U P TO 3 8 0 aSt. A T S Q * C _____________ B U F F E P TANKfEOOmm O lA T U B E ) TO E E L A G G E D T O P TO B E A T L E A S T 6 0 0 m m A B O V E T O P O F S E P V IC E T A N K B O T T O M TO B E A T L E A S T 6 0 0 m m B E LO W B O T T O M O F S E N V 'C S HEAVY O IL serrL° TA N K C L £ -« V HEAVY O IL CLE AN O lg S S L O IL HOMOGTNiSEK PUM P COUTH1 Fig. 31. m.v. 'City of Plymouth’ Engine room Arrangement. Comment TANK FLOW 1 CONTROL' VALVE FLOW METER M U S T E E C A P A B L E O F IV O P K ’ WQ A T f t * H E A O Upon reflection it can be stated that the philosophy of the Company is continuous’ improvement, and this is still the driving force be FUEL hind all design and development work. Doxford can justifiably B O O S T S /? , ■>L I fM P p iM /N Q * claim to have made a considerable contribution to the develop C iP C uLA T /N Q — — PUMP ment of the diesel engine as a whole and to the design of the opposed piston engine in particular. The following are some of their outstanding achievements: (4): 1) In 1913 - Introduced the use of distilled water for cooling pistons and cylinder liners. 2) In 1914 - Successfully burned heavy fuel of Mexican origin in the first opposed piston experimental engine, the specific gravity being 0.95 3) In 1916 - Pioneered the use of the solid injection fuel system for grades of fuel heavier than that of gas oil. 4) In 1924 - Introduced centrifugal separation of heavy fuels on board ship. 5) In 1927 - Pioneered the use of forged steel piston crowns with VI9C0THEPM the inner and outer cooling surfaces connected by drillings F U E L D P A I N TANK under the piston crowns. 6) In 1933 - Pioneered the introduction of fabricated welded > S T E A M C O /L3 steel structures for main propulsion engines. S T E A M J A C K B T ß b F IL T E P M O U N T E D O N E N G IN E . 7) In 1961 - Pioneered the use of thin, white metal lined shell S T E A M C O N NEC TIO NS f e e S P A S S H O W N . bearings for crosshead top end bearings. Ffe. 32. m .*. C IT Y O f P L Y M O U T H A rrn n jtrm e n l o f Fuel System W ith llo m o g rn L v r 8) In 1961 - Pioneered a cylinder lubricating oil injection system using actual injectors operating at 28 bar pressure. 9) Doxford were one of the first to develop electronic governing Fig. 32. m. v. 'City of Plymouth' Arrangement of Fuel System with and control for large slow speed engines. Homogeniser. S. en W - 47ste jaargang nr 9 - 1980 141 10) In 1 9 7 6 - Pioneered the welded box frame structure for cross head guides. 11) In 1978 - Introduced the three cylinder constant pressure turbo-charged engine. Technological development and design will never cease, and plans for the future will concentrate on improving even further the efficiency of the scavenging system and fuel system with a view to reducing fuel consumption and investigations are taking place on the use of homogenisers, water mixed with fuel and in the future to a mixture of coal dust and fuel oil for burning in internal combustion engines. The investigation programme is considerable, and a great deal of encouragement has been received from British Shipbuilders. The use of computers and finite element analysis greatly eases the burden of investigation and when necessary the facilities at B.S.R.A. are available. Acknowledgements Credit must be given to the staff of Doxford Engines Limited for their help in the production of this paper, and Doxford Engines Limited must be thanked for their permission to present same. References ( 1) Kersey, A. T. J., 'Internal Combustion Engineering’, Blackie & Son Ltd. 1940 ( 2) Ker Wilston, W., T he Development of the Doxford Marine Oil Engine'. Engineering, Jan., Feb., March 1943. ( 3) Jackson, P., The Future Doxford Marine Oil Engine’. Trans. Inst. Mar. Eng. July 1961. ( 4) Jackson, G, G., T he Doxford Slow Speed Oil Engine . Trans. Inst. Mar. Eng. - Egypt - April 1978. ( 5) Kvernes, I., ’Heavy Fuel Characterisation and Treatment', Norg. Maritime Research No. 2 1978. ( 6) Butler, J. F„ Abell, T. \N. D., The future of the targe direct coupled Diesel Engine’ -S.N .A.M .E. Philadelphia May 1966. ( 7) Henshall, S. H., Orbeck, F „ T he Three Cylinder Doxford Engine’, The N.E.C. Inst, of Ship & Eng. and the Trans. Inst. Mar. Eng. Oct. and Nov. 1978. ( 8) Orbeck, F., Fleming, G., Cartridge, J. Ft., ’Use of Strain Gauges to improve the Combustion Belts of heavy Marine Engines', J.B.C.S.A. Conf, on the Recording and Interpreta tion of Engineering Measurements’. April 1972, Inst. Mar. Eng. London. ( 9) Taylor, B „ ’Development of the Doxford J Type Engine’, Trans. Inst. Mar. Eng. June 1969. (10) Butler, J. F., ’Some Points in the Development of the Direct Drive Turbocharged Opposed Piston Marine Oil Engine’, C.I.M.A.C. 1962. (11) Butler, J. F., ’Water cooled Pistons Construction and Heat Transfer’. Proc. Inst. Mech. Eng. 1950 Vol. 162 (12) Jackson, G. G., An Introduction to the Microbiological Infes tation of Cooling Water Systems and the Degradation of Lubricating Oil’, Doxford Tech. Information, Jan. 1979. (13) Henshall, S. H., Jackson, G. G., ’Slow Speed Oil Engines’. Published by the Inst, of Marine Engineers, 1978. A New Link Span for the Port of Oslo The Port of Oslo Authority has recently ordered a floating link span from Navire Cargo Gear in Gothenburg. The new facility, which will be in operation by mid 1980, can accommodate two Ro-Ro ships at the same time. The dimensions are: length 33,00 m, breadth moulded 20,40 m, depth 2,30 m and draught 1,00 m. The design also permits the land ramp to be moved to either end of the floating pontoon in the event that the link span is used where there is a pier sloping down into the water and the link span is moored with one end towards the pier. 142 Alleen de Japanse scheepsbouw lijkt er weer bovenop te komen door dr. ir. K. J. Saurwalt Begin vorig jaar bevatte de gezamenlijke orderportefeuille van de Japanse werven een scheepsvolume van rond de 3,3 miljoen ton brt. Eind vorig jaar was dit volume aangegroeid tot ruim 5,8 miljoen ton brt. In Nederland was er eind vorig jaar slechts 95.000 ton aan orders in portefeuille. In totaal werd er vorig jaar in de wereld niet meer dan 14 miljoen brt. aan scheepsruimte opgeleverd, vergeleken met 34,2 miljoen brt. in 1975. Een en ander blijkt uit cijfers van Lloyds Register of Shipping. Opmerkelijk in de laatste publikatie van Lloyds is vooral dat het de Japanse werven, na een aanzienlijke teruggang van de bezetting in eerdere jaren, weer gelukt is een groot aantal orders van overal uit de wereld vandaan te halen, zodat het nog steeds onbetwist het grootste scheepsbouwland ter wereld is. Het tweede scheepsbouwland is Brazilië, waarop Polen en de Verenigde Staten als derde en vierde volgen. Nederland is volgens de opgave van Lloyds de 22ste op de ranglijst maar daarbij moet men wel in rekening brengen dat geen gegevens van Rusland en China opgenomen kunnen worden, zodat Nederland wellicht het 23ste of het 24ste scheepsbouwland in de wereld zal zijn. Een jammerlijke zaak waarin voorlopig wel geen verandering zal komen. Immers, nog steeds heeft de overheid geen beslissing genomen over de omvang en de wijze van afzetsteunverlening aan de Nederlandse werven. Door het ontbreken van een duidelijke regeling wordt het verlenen van opdrachten aan Nederlandse werven beslist niet aangemoedigd. Ook in de andere EEG-landen gaat het met de scheepsbouw niet goed. Alleen Japan schijnt er weer boven op te komen. De EEG In 1975 werkten er ruim 200 duizend werk nemers in de scheepsbouwindustrie in de EEG-landen. Begin van dit jaar bedroeg dit aantal nog maar 140 duizend en men ver wacht dat nog eens 50 duizend arbeids plaatsen verloren zullen gaan. Deze enorme teruggang wordt niet alleen veroorzaakt door de vermindering van de vraag naar scheepsnieuwbouw en scheepsreparatie. Nog steeds neemt buiten Europa de scheepsnieuwbouw- en reparatiecapaciteit toe. Nog steeds worden nieuwe werven in gebruik genomen en worden plannen voor nieuwe werven gemaakt. In de pe riode 1966-’76 verdubbelde het aantal reparatiedokken met een capaciteit van gro ter dan 50 duizend ton dwt, terwijl de totale capaciteit van de dokken in tonnen dwt met het bijna 3,5 voudige toenam. Ondanks deze enorme en onverantwoorde groei worden nog steeds nieuwe dokken aangelegd en in bedrijf genomen. Vooral ook omdat de zeegaande vloot vrij nieuw is en een schip tegenwoordig zo ge bouwd wordt, dat het steeds minder onder houd vergt, loopt de werkbezetting bij veel reparatiebedrijven snel terug en is de werkbezetting van de dokken veel lager dan men aanvankelijk verwachtte. De zeer grote dokken kunnen niet meer dan 8 pro cent van de beschikbare tijd bezet worden met reparatiewerkzaamheden van de om vang waarvoor ze aangelegd zijn. In Eu ropa liep de bezettingsgraad van alle dok ken terug van gemiddeld 70 procent in 1976 tot 50 a 60 procent in 1978. En deze daling van de bezetting is nog steeds niet tot stilstand gekomen. Japan Met een inzet de Japanners eigen, om in ternationaal niet meer prestige te verliezen dan strikt noodzakelijk is, heeft men daar S. en W . - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 een groot aantal afspraken gemaakt en maatregelen genomen om de Japanse scheepsbouw in stand te houden. Men heeft niet alleen veel gepraat, maar men heeft, toen men eenmaal besluiten genomen had, deze ook efficiënt en snel uitgevoerd. Deze aanpak heeft niet alleen de Japanse scheepsbouw van een wisse ondergang behoed, maar heeft ook zoveel vertrouwen gewekt in de Japanse aanpak, dat veel reders in de wereld hun schepen bij Ja panse werven durven te bestellen. Zij be hoeven bij hun bestelling niet bang te zijn dat tijdens de bouw de betrokken werf fail liet zal gaan, waardoor ook zij in moeilijk heden zouden raken. Maar voor het zover was, heeft men nogal wat moeten doen. Capaciteitsinkrimping Midden vorig jaar vormden 39 Japanse werven die schepen van groter dan 5000 ton dwt bouwen, een anti-recessiekartel. Deze werven werkten gezamenlijk plannen uit, die ten doel hadden de nieuwbouwcapaciteit tot rond de 37% te verminderen. De totale capaciteit moest volgens dit plan bij de zes grote werven tot 34 procent, bij de middelgrote werven tot minimaal 45 procent en bij de kleine werven tot mini maal 49 procent van de capaciteit in 1974 worden terug gebracht. Werven die boven de afgesproken capaciteit bezet waren, verplichten zich orders door te geven aan werven die eventueel nog niet de minimumbezetting konden realiseren. Van elke tot het kartel behorende werf kreeg één lid zitting in de kartelcommissie, zodat goed overleg mogelijk zou zijn. De opzet van het geheel was beslist niet de werfcapaciteit te verminderen teneinde de Europese landen een genoegen te doen. Het doel was door snel het evenwicht tus sen vraag en aanbod te herstellen, betere prijzen voor nieuw te bouwen schepen te kunnen krijgen. Tevens voorkwam de kar telvorming een moordende concurrentie tussen de Japanse wen/en onderling. Hoe radicaal de problematiek werd aange pakt, blijkt wel uit de opgave dat er eerst 61 werven met 137 aanbouwplaatsen voor nieuwe schepen waren en dat dit aantal snel teruggebracht werd tot slechts 39 werven met rond 70 aanbouwplaatsen. Overheidssteun Om werven aan nieuwe opdrachten te hel pen, stichtte de Japanse regering de 'Foundation for the promotion of shipscrapping’, een stichting ter bevordering van het slopen van schepen. De opzet was door het slopen met allerlei premies aan te moedigen, de werven van nieuwbouwopdrachten te voorzien. Dit idee was goed, maar de opzet werkte in de praktijk niet, omdat de prijs voor tweede hands schepen zo gunstig was, en nog is, dat men een schip liever verkoopt dan het laat slopen. Een andere opzet, die wél werk voor de Japanse werven opleverde, was een serie maatregelen om energie te besparen. Men drong er met kracht op aan schepen met stoominstallaties om te bouwen tot dieselschepen. Het verwijderen van de stoomketels en de stoomturbine-installaties, en de plaatsing van de dieselmotoren bespaart Japan niet alleen de nodige stookolie, maar levert ook een hoeveelheid werk op, die voor de be trokken afdelingen maar weinig minder is dan die welke nodig is voor de bouw van een nieuw schip. Wanneer men in een groot dok geïnves teerd heeft en men heeft geen werk, dan geraakt men gemakkelijk in financiële moeilijkheden. Immers, rente en aflossing moeten, ook al heeft men weinig of geen werk, toch betaald worden. 143 Omdat er op deze wijze nog al wat werven in moeilijkheden kwamen, werd door de Japanse overheid de BSFSSF opgericht. Deze Business Stabilization Foundation for Specified Shipbuilding Firms kreeg tot taak grote dokken en moderne nieuwbouwfaciliteiten van werven in moeilijkheden op te kopen en te trachten deze weer door te verkopen aan andere werkzaamheden. Hoofddoel van dit initiatief was het faillis sement van een aantal werven te voorko men. Zo kocht deze stichting de nieuwbouwafdelingen van Hakodate Doek en de Osaka-werf van Namura Scheepsbouw op, terwijl nog tal van aanvragen in behan deling zijn, zoals die van de kleine werven Hayashikane en Geibi. Sam enwerking De Japanse werven willen goed geïnfor meerd zijn over wat zich in de wereld af speelt, om zich snel en op het juiste ogen blik te kunnen aanbieden. Daarom werd er ook een organisatie in het leven geroepen, de Overseas Business Liaison Council Concerning Shipbuilding and Allied Industries geheten die coördine rend optreedt bij het verzamelen van gege vens en deze aan alle Japanse werven doorgeeft. Zij maakt daarbij gebruik van de informatie die door Japanse agenten en organisaties in opdracht van moederbe drijven in het buitenland verzameld wordt. De gegevens moeten aan de organisatie ter beschikking worden gesteld. Wanneer men dit alles vergelijkt met wat er in Europa gebeurt en men een blik slaat in de onderzoeksprogramma’s die door de Japanse werven onder handen genomen zijn, dan kan men niet anders dan tot de conclusie komen dat men zich daar niet tevergeefs ingespannen heeft en dat men De nieuwe vestiging van B.V. Calefax Op 28 maart jl. werd met een receptie in het nieuwe kantoor de nieuwe vestiging van B.V. Calefax aan de Maltaweg in het industrie-gebied Haven West te Amsterdam officieel in gebruik genomen. Het bedrijf, dat sedert 1923 op het Bickerseiland was gevestigd, beschikt nu over moderne en goedgeoutilleerde ge bouwen waarin het lasbedrijf, het installatiebedrijf en het grootkeukenbedrijf zijn ondergebracht. 144 daar de eerste vruchten nu van oogst. Overleg en samenwerking blijken inder daad tot succes te kunnen leiden wanneer allen, na een oplossing gevonden te heb ben eendrachtig volgens de afgesproken richtlijnen verder werken. Vooral in Japan is het een voordeel dat men, over het al gemeen, zeer loyaal aan plannen mee werkt waar men het eigenlijk niet mee eens is, zelfs wanneer dit de sluiting van het eigen bedrijf betekent. Het nationale be lang wordt in Japan nog steeds als een zaak van hogere orde gezien dan het be lang van het eigen bedrijf. Zouden de Nederlandse werven, die nu reeds zo lang aan het herstructureren zijn en waarvan er nu al zo’n groot aantal ten onder zijn gegaan, hiervan nog iets kunnen leren? Ned. Dagblad. 20-3-’80 MODERN SCHIP VOOR OFFSHORE- WERKZAAMHEDEN STENO ^CJNSTNucTtj» Op de Öresundsvarvet in het ZuidZweedse Landskrona zijn momenteel vier ondersteunings-schepen voor offshorewerkzaamheden in aanbouw, die door de werf worden omschreven als 'de meest veelzijdige in hun soort ter wereld’. De schepen, die onder praktisch alle weers omstandigheden kunnen functioneren, zijn besteld door de Zweedse firma Stena Scheepvaartmaatschappij. De nieuwe schepen, die een bemanning krijgen van 82 koppen, zijn ontworpen om booreilanden te voorzien van boorpijpen, cement, boorwater en vers water. Ze Kun nen het ook mogelijk maken om op boorkranen en booreilanden reparaties en onderhoudswerk te verrichten, waaronder ook werkzaamheden onder water tot op een diepte van 300 meter. De schepen hebben een totale lengte van 112 meter en een breedte van 20 meter. De maximale snelheid bedraagt 15,6 knopen form voor een 25 persoons helicopter. en de tonnage bedraagt 5.850 ton dwt. Vijf De schepen zijn uitgerust met diesel-elektrische aggregaten leveren 18.000 pk aan vijf schroeven, maar kunnen verzadigings-duiksystemen tot een werkdiepte van 300 meter en een bij brandbestrijding de pompen aandrijven en voorts zorgen voor de benodigde ener observatie-diepte van 450 meter. De duikgie bij duik-operaties. klok wordt naar beneden gelaten via een gat in het midden van het schip en de klok Veiligheid en beveiligings-operaties beho blijft verticaal in zijn positie ook wanneer ren tot de meest vitale functies van de het schip zes meter op en neer zou schepen en de uiterst moderne schommelen. De decompressie-kamer brandbestrijdings-uitrusting kan per uur aan boord kan duikers drie weken lang in 8.300 ton schuim en water spuiten tot astronautische omstandigheden blijven een hoogte van 70 meter en een afstand bedienen. van 150 meter. De tank-capaciteit voor stookolie is 970 m3. En een capaciteit voor Elk schip is uitgerust met zes kranen met een capaciteit van 15-40 ton en het achter lading-olie, water-ballast, en drinkwater dek is speciaal versterkt om eventueel een van 3.100 m3. Vier cement-tanks hebben 300 tons kraan met rupsbanden te kunnen een gezamenlijke capaciteit van 310 m3. dragen voor zware hijswerkzaamheden bij Er is comfortabele accommodatie aan boord voor 120 mensen en in noodgevallen duikoperaties. De schepen hebben een 'dynamicpositiokunnen nog eens 250 mensen aan boord ning' (DP) System, werkend met 4 dwarsgenomen worden. De schepen hebben schroeven en de voortstuwer. ziekenhuisfaciliteiten en een landings-plat- 145 REBIRTH OF A WARSHIP HMS. Warrior. Biggest Project The latest famous old vessel to be given the grand conservation treatment - and the biggest such project to d a te -is HMS Warrior, the first British armoured battleship. A combined sail and steams hip built in London in 1860, the Warrior was designed to meet the challenge of France's La Gloire, and she surpassed her rival, basically a wooden ship clad in armour plating, by being built entirely of wrought iron. The Warrior, which had languished since 1928 as a pontoon attached to an oil depot in South Wales, was given to the Maritime Trust last year (1979) by the Ministry of Defence, which was formerly responsible for the veteran warship. Built of high quality iron, the ship had been dry-docked at regular intervals, even during her humble duties as a pontoon, and her hull plating is still in excellent condition. But little or nothing remains of her original fittings (three masts, two funnels) and armament of 40 guns of varying calibre, later modified to adifferent arrangement of 36. These will all be reconstructed as far as possible from the original builder's drawings, many of which are held by the National Maritime Museum at Greenwich. The eventual cost of the project is expected to be between £4 million and £8 million, largely supported, it is hoped, by public donations to the Maritime Trust, which regards the Warrior as the most important warship of the 19th century and the precursor of those of today's navies. As a first step, the hull was towed by tugs in a five day voyage from Milford Haven in Wales to the northeast England port of Hartlepool, where Warrior now rests in a berth leased by the Maritime Trust for five years - the expected timespan of the restoration work. It is hoped that eventually she will be based at Portsmouth, on Eng land’s south coast, not far from the Victory, the prime example of 146 the kind of wooden warship made obsolete by the new technology used for the Warrior. History HMS Warrior, with her sister ship Black Prince (scrapped in 1923) holds a special place in British maritime history because her pio neering all-iron construction finally spelled the end of the three decker wooden battleship whose design had scarcely changed in 200 years. These two vessels made all existing big warships obsolete at a stroke, and it has been said that either of them could have sunk the whole Channel Fleet of the time. In 1860 they were as revolutio nary in technology as the dreadnought 40 years later or the nuclear submarine in our own time. The refinements also included a high degree of watertight subdivision (92 compartments), a feature impossible to achieve with wooden ships. Ironically, neither ship ever engaged in a naval action. The Warrior, for all her stirring name, spent nearly all her 20 year seagoing career on peaceful duties with the Channel Fleet, subsequently becoming a coastguard vessel and a training establishment for a torpedo school. Her vital statistics at the time of launching in 1860 were: overall length 127 metres, beam 18 metres, draught 8 metres, displace ment 9350 tonnes, speed under sail 13 knots and under steam 14 knots. Her armour plating was a formidable thickness of 11,4 centimetres of iron, backed by 45 centimetres of teak. The Maritime Trust The Maritime Trust, founded in 1969, has already taken a leading role in conserving Britain’s heritage of famous ships. For instance, it helped save HMS Belfast from the scrapyard (she is now admi nistered by the Imperial War Museum); it has made it possible for investigation work to go ahead on the wreck of King Henry Vlll's warship, the Mary Rose, which sank off Spithead in 1547 (even tually it is hoped to raise her in the same way as the Vasa in Sweden); and it has helped to establish the award winning Scottish Fisheries Museum and has purchased a traditional Thames sailing barge to enable young Londoners to learn the vanishing arts of coastal sailing. In recent years the people of Britain have become more conscious of the part their country played as a world pioneer in shipbuilding. The daring rescue in 1969/70 and the marathon towing home from the Falkland Islands of the SS Great Britain, the world's first iron RESTAURATIE VOLTOOID VAN DE steamship to be driven by a screw propeller, perhaps marked the beginning of this new awareness. The Great Britain, designed by Isambard Kingdom Brunei, is now being restored in Bristol, southwest Engeland, where she is a considerable tourist attraction. That project was funded by an independent trust run by a band of enthusiasts who were convin ced that such a milestone in technological progress should be recognised. The Maritime Trust hopes the Warrior will have an even greater impact on those in Britain who love ships - as well as on visitors from other seafaring nations. It is felt that the venture will be a fitting monument to an age of high achievement. BRANDARIS Vier eeuwen kustverlichting De modernisering van de bijna vier eeuwen oude Brandaris op Terschelling is gereed. De werkzaamheden hebben ruim drie jaar in beslag genomen. De belangrijkste mo dernisering is het aanbrengen van een kustradar, waarmee de scheepvaart bij nacht en slecht zicht gevolgd kan worden. Het bereik van deze radar is ongeveer 48 kilometer. De radarontvanger staat in een nieuwe kustwachtpost, die bovenop de Brandaris werd gebouwd, direct onder het vuurtorenlicht. In de post zijn verder zend en ontvangapparatuur en registratie-instrumenten voor weerwaarnemingen on dergebracht. Tenslotte is de toren zelf in oude stijl geres taureerd. Eerste echte vuurtoren Met de bouw van de huidige toren, de aller eerste in Nederland speciaal gebouwde vuurtoren, is in 1594 begonnen. Hij werd voorzien van een plat dak om een kolen vuur op te stoken in een afgeschermde lantaarn ruimte. Of en hoe lang dit vuur is gebruikt weten we niet. Zeker is dat het in de 18e eeuw niet meer gebeurde. Pas in de 19e eeuw werd de lantaarn weer van een licht voorzien. Dit gebeurde in 1835 na een ingrijpende verbouwing, waarbij onder meer de in 1598 gegoten luiklok en het dorpsuurwerk moesten wij ken voor een binnentoren met wenteltrap Eerste elektrische kustlicht Foto Cees van der Meuten S. en W. - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 Na deze verbouwing werd nog een zeven tal keren het karakter van het licht gewij zigd, In 1907 werd de Brandaris Neder lands eerste elektrische kustlicht. De nu afgelopen restauratie en verbouwing heeft met het uiterlijk van de toren ook het aanzicht van West-Terschelling enigszins gewijzigd. De top van de toren wordt thans gevormd door een radarantenne. Voorts is de uitkijk van de kustwacht uitgebreid rondom de hele toren. De hoogte van de toren is echter nog steeds dezelfde, evenals de koepel op het lantaarnhuis. Deze lantaarnkoepel uit de 17e eeuw is hiermee wellicht geworden tot de oudste fundering voor een radaran tenne ter wereld. 147 A NEDERLANDSE VERENIGING VAN TECHNICI OP SCHEEPVAARTGEBIED (Netherlands Society of Marine Technologists) Programma voor lezingen en evenem enten seizoen 1979/1980 Clubavond Op dinsdag 20 mei a.s. zal om 19.30 uur in de sociëteit Nedlloyd '70 aan het Westplein 9 te Rotterdam weer een Clubavond wor den gehouden waar U tijdens een spelletje biljart, bridge of klaverjas, of gewoon tij dens een praatje aan de bar, Uw medele den kunt ontmoeten. W EMT 80 Sea transport Systems in the 1980’s Diagnostische docum entatie als basis voor een onderhoudssysteem a /b van schepen* 2-6 juni Sandefjord Noorwegen door de heer H. Koelmans, Hoofd van de afdeling Diagnostische Documentatie Ontwikkeling van de Stichting Bijzondere Cursussen te Zwijndrecht 22 mei (do) Rotterdam * Lezing in sam enwerking met het Insti tute of Marine Engineers (Netherlands Branch) Verenigingsnieuws WEMT 80 WEST EUROPEAN CONFERENCE ON MARINE TECHNOLOGY The third West European Conference on Marine Technology will be held in Sandefjord Norway from 2-6 June 1980. The theme will be: "SEATRANSPORT SYSTEMS IN THE 1980’S ”, The Conference is sponsored by no fewer than fifteen WEST EUROPEAN SOCIE TIES concerned with naval architecture, marine engineering, navigation and nau tical affairs. WEMT-80 will be an interdisciplinary con ference, where three full days will be devo ted to presentations and discussions of pa pers. There will be ample time for contacts and discussions between specialists in dif ferent fields, and a comprehensive support ing programme has been planned which will provide opportunities for delegates and their companions to visit places of interest and to attend various evening functions. PROGRAMME: Monday 2nd June Registration at the Park Hotel from 12.00 hrs. Evening Reception by H. M. Government at the Park Hotel from 18.00 to 19.30. PAPERS TO BE PRESENTED Tuesday 3rd June: 08.30. Opening of the Conference by Mr. Reiulf Steen, Minister of Shipping and Commerce. Future Outlook for Demand/Supply of Transport. Mr. Roy. A. Humphrey, Head of the Maritime Division, OECD. Economic Assessment o f Sea Transporta tion. Mr. Otto. R. Norland, Managing Direc tor, Hambro’s Bank Ltd. DESIGN OF TO TAL TRANSPORT S Y S TEMS: Technical and Economic Analysis of Ship Designs and Transport Systems by Means 148 of Computer Programmes: Senior Research Engineer Per-Olaf Queseth, The Ship Research Institute of Nor way. Senior Research Engineer D. J. Archer, The Ship Research Institute of Norway. Comparative Analysis o f the Profitability of a Barge-Carrier System for a given Liner Trade: Prof. Dipl.-lng. Horst Linde, TU Berlin, Insti tut für Schiffstechnik. Specialized Bulk Carriers: Their Markets & Future Development: M. Phil. Extra Master John. B. Yolland, Plymouth Polytechnik. Developm ent and design: Factors Influencing the Engine Room De sign in the 1980's: Senior Research Engineer Harald Fagerland, The Ship Research Institute of Nor way. Wednesday 4th June: Hull Forms and Propulsion Plants in the 1980's - Improved Fuel Economy: Dr Eng., Design Manager Svein Milch, A.S. Bergens Mekaniske Verksteder, Akergruppen, Nonway. Machinery for the Future - Back to Coal? D. G. M. Watson, C. Eng., F.R.I.N.A.F.I. Mar. E., Y-ARD Consulting Engineers. Dr. R. H. King, C. Eng., M. I. Mech, E., Y-ARD Consulting Engineers, UK. Contribution which Wind Propulsion could make to Sea Transport Systems in the 1980’s: Air Commodore C. T. Nance, O. B. E. Me dina Yacht Co. Ltd., UK. Multipurpose Vessels - Design, Opera tion, Optimization of Block Coefficient: Chief Naval Architect B. le Guern, Com pagnie Generale Maritime. Naval Architect B. Anne, Compagnie Ge nerale Maritime, France. On the Design of Wide Shallow Vessels for New Sea Transportation Systems and Ti dal Estuaries: Dipl. Ing. Peter Arp, Dipl. Ing. Jurgen Isensee, Dipl. Ing. Sigismund Kastner, Univer sity of Hannover. Managem ent and manning Applications of Information Systems in the Management of Shipping Companies: Chief Research Engineer Gudmund Rognstad. Senior Research Engineer ©ystein Nord&s. The Ship Research Institute of Norway. Management and Work Organization Abroad and Ashore: Drs. D. P. J. Binkhorst, Nederlands Maritiem Instituut. Thursday 5th June: Reduction o f Manning on Merchant Ships: Inspector Henry Glimberg, Captain Hans Luven, Brostrbm Rederi AB, Sweden. Navigation Collisions and Groundings Analysis: An Operational Model of the Ship System and the Navigator’s Functions: Research Engineer Paul Morten Wiencke. Det norske Veritas. Capt. Jan E. Karlsen, Research Eng. Det norske Veritas. Dr. Svein Kristiansen. Research Eng. Det norske Veritas The Design o f Routing Systems for Areas with Heavy Sea Traffic: W. A. Roose, Ministry of Transport and Public Works - Directorate General of J. A. van Riet, Ministry of Transport and Public Works - Directorate Generate of Shipping, The Netherlands. Analysis of Vessel Traffic Behaviour by Means o f Simulation Techniques: P. P. Noe, Municipal Port Management Port of Rotterdam, Dept, of Nautical Affairs. W. Veldhuyzen, TNO-Institute for Mecha nical Constructions. Com m unication Improved Efficiency o f Ship Operation by Utilizing Communication Development: Research Engineer Arne Sagen, The Ship Research Institute of Norway. Ship Management via Satellites: An Expe rimental Approach: Professor E. Volta, Director of the Ship Au tomation Laboratory of the National Re search Committee. Research Director M. Piattelli, National Research Council at the Ship Automation Laboratory, Italy. Friday 6th June Technical Excursions: A/S Framnaes Mek. Vaerksted, Jotungruppen A/S, Kaldnes Mek. Verksted A/S, Kongsberg V&penfabrikk, Trosvikgruppen, Moss Rosenberg Verft A/S, Aker Norsco Contracting A/S, Det norske Veritas. Non-technical Excursions: The Maritime Museum, The Fram Museum, The Kontiki and Ra Museum, The Munch Museum, The Commander Chr. Christiansen Whal ing Museum and Sandefjord Maritime Mu seum. Personalia N. W. van Zuydam, adjunct-directeur, het feit dat zij beiden 25 jaar in dienst waren van de B.V. Machinefabriek en Reparatie bedrijf D. E. Gorter te Hoogezand. Verkochte schepen Nedlloyd Moji Via bemiddeling van Supervision Shipping & Trnding Company, Rotterdam, is het Li beriaanse motorvrachtschip Trans Nova ex Nortrans Egeroe van de Pulsar Shipping Corporation, Monrovia gekocht voor Ned lloyd Lijnen B.V. Het m.s. Trans Nova, gebouwd in 1977 door Mitsui, Japan, is van het z.g. multipurpose type met een draagvermogen van 24.052 tons. Het schip kan containers, stukgoed en bulklading vervoeren. Het is uitgerust met een Burmeister & Wain hoofdmotor van 11.600 pk, waarmede een snelheid van 16 mijl behaald wordt. De overdracht zal begin juni a.s. in een West-Europese haven plaatsvinden, waarna het schip herdoopt zal worden in Nedlloyd Moji en onder Nederlandse vlag worden gebracht. W. H. van der Jagt Per 1 mei 1980 zal de heer W. H. van der Jagt, inspecteur van de Scheepvaart, Hoofd van het MIe district, wegens het be reiken van de pensioengerechtigde leeftijd, de dienst verlaten. Hij wordt opgevolgd door de heer C. C. E. Hokke. De afscheidsreceptie vond plaats op vrij dag 25 april van 16.00-18.00 uur in de Kan tine, Van Kemkensberg 2 te Groningen. P. A. Kramme Nieuwland Via bemiddeling van Supervision Ship ping & Trading Company, Rotterdam, is het Nederlandse motorschip Nieuwland, eigendom van S.S.M. Transport B.V. te Rotterdam, verkocht aan West Bay Con tainer Ltd. te Georgetown, Grand Cayman. Het m.s, Nieuwland is een containerkustvaartuig, gebouwd in 1968 met een draagvermogen van 1.422 tons. Het schip kan 72 containers van 20 voet laden en het is uitgerust met 2. M.W.M. hoofdmotoren van elk 830 pk. De overdracht heeft te Dordrecht plaatsge vonden en het schip is herdoopt in Eline. Wegens het bereiken van de pensioenge rechtigde leeftijd zal de heer P. A. Kramme op 1 mei a.s. zijn functie als Hoofd van de Tekenkamer Scheepsbouw bij de B V. Scheepswerf en Machinefabriek De Merwede' te Hardinxveld-Giessendam neer Technische informatie leggen. Op vrijdag 2 mei a.s. is er van 16.00 tot 18.00 uur gelegenheid om afscheid te ne Een nieuwe methode voor het afdichten men in de kantine op het Hoofdkantoor van van kabeldoorvoeringen de werf De Merwede'. Alvorens de gietmassa kan worden aan gebracht moet men bij het maken van M. A. Moereels vuurvaste, gas- en waterdichte kabeldoor Op 1 juni 1980 zal de heer M. A. Moereels voeringen eerst de openingen aan de Hoofdinspecteur voor de Scheepvaart, voorzijde af dichten. AEG-Telefunken ont wegens het bereiken van de pensioenge wikkelde hiervoor een nieuwe methode, rechtigde leeftijd zijn functie bij het Directo genaamd GEAQUELLO waarbij stroken raat Generaal Scheepvaart en Maritieme van kunststof tussen de kabels worden ge Zaken neerleggen. legd. Daarna worden de stroken bespoten Op vrijdag 9 mei vindt tussen 15.30 en met de bijgeleverde brandwerende im17.30 uur in het Bedrijfsrestaurant van het pregneervloeistof, waardoor ze zwellen en DGSM aan de N.W. Buitensingel 2 te Den de beide zijden van de doorvoering volledig Haag een afscheidsreceptie plaats. afsluiten. Deze nieuwe methode reduceert het aantal arbeidsuren en de materiaalkos Jubileum directie D. E. Gorter B.V. ten aanzienlijk. Vooral in de scheepsbouw, Tijdens een receptie op 11 april 1980 her maar ook bij de bouw van kantoren, flats, dachten de heren A. J. Gorter directeur en e.d., moeten veel kabeldoorvoeringen S. en W . - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 worden aangebracht. Bij de nieuwe methode worden de afdich tingen door middel van tussen de kabels geplaatste stroken van kunststof zover ge reed gemaakt, dat ze kunnen worden inge goten. Iedere willekeurige vorm van kabel doorvoering. hoekig of rond, horizontaal zowel als vertikaal, kan nu probleemloos worden afgedicht. De diameter en het aan tal kabels spelen hierbij nu geen enkele rol meer. Uiteraard dienen ook bij dit systeem de geldende voorschriften nageleefd te wor den. De stroken kunststof (zwel-modulen) hebben over de lengterichting inkepingen. Ze kunnen zonder speciaal gereedschap op de gewenste lengte worden gebracht. De afdichting wordt opgebouwd door sim pelweg stroken celvormig rondom de ka bels aan te brengen. Hierdoor worden au tomatisch de noodzakelijke afstanden ver kregen. Wel dient gelet te worden op een goede plaatsing van de modulen rondom de vorm van de te bewerken doorvoering. Bij grotere openingen worden eventueel meerdere modulen geplaatst. Na het op bouwen van de celvormige wand, wordt deze met een bijgeleverde speciale impregneervloeistof bespoten. De modulen zwellen op en binnen enkele minuten vormt zich een vuurvaste, stabiele afdichtingswand. Nadat de andere zijde van de doorvoering op dezelfde wijze is afgesloten, wordt deze direct volgegoten met een massa van het type AEG-E 795. Aangezien deze massa, in niet verharde toestand, oplosbaar is in water en daardoor kan worden verpompt, wordt aanbevolen om voor moeilijk toe gankelijke doorvoeringen gebruik te ma ken van een pomp. De combinatie afdichtwand van kunststofmodulen en gietmassa E 795 is vuurvast, gas- en waterdicht en biedt daarmee een optimale bescherming volgens de geldende voorschriften. Uit voerige documentatie op aanvraag ver krijgbaar bij: AEG Telefunken, Rijnhaven N.Z. 45, 3072 AK Rotterdam, Tel.: 010855644. Pilotage system improves ship safety A system to improve safety when ships are manoeuvring and are navigating narrow channels has been announced by Decca Survey Ltd, UK. Called the Decca Survey Pilotage System, it gives ships' pilots guidance data of a high order of accuracy which is not normally available from ships' instruments and navi gational aids and enables their positions to be monitored and controlled at a shore con trol station. The system is based on the Decca Survey Hi-Fix/6 radio positioning system. A chain of transmitting/receiving stations is set up round the approach channel/harbour area and this provides an accurate position reference for the ships. 149 For ships such as VLCC’s which would greatly benefit from the service, two items of equipment are hand-carried aboard by the pilot. One is a masthead unit which, when hauled aloft on a signal halyard, re ceives Hi-Fix/6 signals, transmits raw posi tion data to the control centre, receives processed display data back from the con trol centre and then re-transmits this to the pilot’s display, all by UHF link. The pilot's battery-powered display is held in one hand and gives him LCD readouts of: - Off-track error, with resolution of 1m. - Port/starboard of line indication. - Speed over ground, to resolution of 0.1 knot. - Distance to next turning point, resolution 0.01 n.m. - Bearing to acquire or maintain line. - Sense of motion across track. He is also given warnings of low batteries, data errors and when data has not been updated. This hand-carried equipment is limited to operation in the port approaches. For craft such as ferries and tugs that regularly re quire accurate channel guidance a perma nent equipment installation is available. This allows the ship to use the system out side the approaches and also to take input from several positioning systems. A typical installation would comprise a Hi-Fix/6 re ceiver interfaces to a desktop calculator and associated plotter. A Decca Navigator Mk12 or Mk21 receiver may also be directly connected to the interface unit. At the heart of the shore control equipment installation is a mini-computer. This inter rogates each ship's masthead unit via a UHF transmitter, compares the Hi-Fix/6derived positional data with their pre programmed channels and transmits the pilotage data back to the ship. The compu ter is controlled by an operator via a VDU with full graphic capability and keyboard. Navigable channels are stored in the mini computer as a series of fixed way-points’ joined by straight lines, following the nomi nal channel centre line. Changes in chan nel layout are made by simple operator entries. An added advantage of the Decca Survey Pilotage System is that the Hi-Fix/6 chain may be used to give high-accuracy positio ning control for survey, dredging and other marine engineering work in the area. Any number of ships may receive Hi-Fix/6 sig nals for general surveying simultaneously with those using the pilotage system. Diversen Chloride Batterijen B.V. 25 jaar Op 28 maart j.l. werd het 25-jarig jubileum van de Nederlandse vestiging van de Chlo ride Group in Vlaardingen gevierd. 150 De Zuidkoreaanse koopvaardijvloot zal met 11 vrachtschepen worden uitgebreid, terwijl er plannen bestaan nog dit jaar het scheepstonnage met 750.000 ton te laten stijgen tot een totaal van 5.375.000 ton. Tegen 1986 hoopt men de overslagcapaciteit van de Koreaanse havens praktisch te hebben verdubbeld tot 149 miljoen ton. E.D. 9-4-’80. files called libraries four of which - Ship Characteristics Library. Ships on Order Li brary, Charter Fixture Library and Tanker Casualty Library - are already in operation and actively used. The Ship Characteristics Library, probably the most comprehensive file used, con tains information originating with Lloyd's Register of Shipping. The library provides for a detailed description of all sea-going merchant ships of the world over 1000 gross registered tons, enabling the sub scriber to obtain, within seconds, a printed report of whatever specific information is required. The Ships on Order Library is a sister li brary to the Ship Characteristics Library with information on all vessels on order and/or under construction over 1000 gross registered tons. Information is again sup plied by Lloyd’s Register of Shipping. The Charter Fixture Library is capable of providing data reflecting activity in the char ter market as fast as it is reported by ship owners, brokers and charterers. The Tanker Casualty Library contains data on the reported casualty histories of all tan kers and combination carriers in the world over 6000 tons dead weight, and of all liquefied gas carriers regardless of size. The data, compiled and maintained since 1964, is primarily being used in helping subscribers to evaluate specific ships. The Service utilizes GE's Mark III Network for global transmission, enabling the sub scriber using a keyboard terminal in his own office to access, by a local telephone call, the master computer for the desired information. Access is also available through commercial telex. MARDATA is currently involved in setting up two further libraries; A Ship Movement Library and an Owners Library both with information from Lloyd’s of London Press Ltd. Other planned libraries include a Port In formation Library, a Ship Sales and Pur chase Library, a Shipbuilders Information Library and others. Venteville BV agent for M aritim e Data Network Ltd. Difficult tim es for Norwegian traw ler owners Maritime Data Network Ltd announced the signing of an agreement with Venteville B.V. of Rotterdam to act as their Dutch agent. Maritime Data Network Ltd. (MARDATA) is an international company formed in late 1977 and jointly owned by Lloyd's Register of Shipping, Lloyd's of London Press Ltd., Marine Management Systems Inc., Van Ommeren and others. The company is responsible for marketing a global-wide marine information serviced-aimed at providing the international shipping indus try with the world s most comprehensive on-line' data base of information useful in day-to-day shipping operations. The service gives users access to several The economic situation for Norwegian trawler owners has become extremely dif ficult. A number of companies have made no profit since 1974: very few have had one since 1977. If special measures are not introduced, many of the trawler companies will probably run into major problems in 1980. This is the conclusion of a report on the economic situation for the trawler shipping companies, which has been prepared for the Ministry of Fisheries by professor Terje Hansen of the Norwegian School of Eco nomics and Business Administration. In his report professor Hansen has dealt with the ownership capital situation in ship ping companies with a total of 65 trawlers. Op een persconferentie poneerde de Al gemeen Directeur, A. van Dorp, een 7-tal stellingen over het elektrisch wegtransport en de rol die de tractiebatterij daarin thans en in de toekomst zal vervullen. Het voornaamste produkt van Chloride Nederland zijn loodaccubatterijen voor elektrische tractie en stationaire doelein den en de daarbij behorende laadapparatuur. De Nederlandse vestiging is voorna melijk een assemblage-bedrijf, waarin momenteel 115 mensen werken. Rotterdam Maritiem '80 (30 mei-1 juni) Rotterdam Maritiem - voor het eerst geor ganiseerd in 1978 - was nauwelijks ten einde, of het stond al vast: dit gebeuren moet voor Rotterdam behouden blijven als een regelmatig terugkerend maritiem feest. En een feest wordt het weer op za terdag 31 mei 1980, wanneer Rotterdam Maritiem '80 zich af speelt langs de rivier ter hoogte van Het Park. Een feest vooral voor de Rotterdamse haven, voor al die sche pen en voor al die Nederlanders, die direct of indirect bij de zeescheepvaart betrokken zijn. Door een grootse presentatie van vroegere en hedendaagse schepen trach ten organisatoren het belang van de zee voor werkgelegenheid en economie weer eens duidelijk te onderstrepen. Nederland kan niet buiten die zee als wij Nederland tenminste een zeevarende natie willen blij ven noemen, Inlichtingen: Afdeling Voorlichting Nederlands Maritiem Instituut, Postbus 1555, 3000 BN Rotter dam. Zuid-Korea breidt vloot uit By the end of 1980, the ownership capital will probably be on the minus side in the companies with 34 of these trawlers. In firms with a further 15 vessels, it will possi bly be negative. Companies with an aggre gate of 13 trawlers are not included in this analysis, but there is reason to believe that the economic situation for this group is considerably better, the report states. Side by side with the dismal economic prospects will be the problem presented by considerably reduced catch quotas in the 1980-84 period. Professor Hansen assumes that the fresh fish and freezer trawlers will be permitted to fish 80-84000 tons of roundfish during this period. The quotas of these types of fish were 136000 tons in 1977 and 124000 tons in 1978. The report presents three alternatives for reducing the catch, two of which are based on putting a part of the trawler fleet into lay-up. World Shipping orders rise World orders for new shipping now stand at 60 million tons deadweight, an increase of 20 per cent since April 1979. According to London shipbrokers Eggar Forrester, Japanese shipyards dominate a sceqe which has undergone a remarkable transition. Shipowners' interest has been particularly renewed in bulkcarriers and tankers. Observing that Japan's 1982 capacity is already being rapidly taken up, Eggar Forrestor sound a note of caution. Their latest sale and purchase report expresses the hope that, in the general interests of ship ping, the Japanese Government will stead fastly resist pressure to release additional capacity. There are two factors influencing owners’ consideration of new ships once again. First, there is an awakening interest in the movement of coal, for which the report foresees ultimately an enormous demand. Second, as fuel costs escalate, there is greater incentive to acquire vessels incor porating long stroke, slow speed engines with a marked fuel economy which cannot be found in the secondhand market. Tanker study will aid merchant shipping Research now being carried out in the Mari time Studies Department of Liverpool Poly technic, north west England, into the beha viour of tankers following power loss is ex pected to be of immense value to merchant shipping. The research is being carried out by Mr Douglas Reid, a 25-year-old Cambridge University graduate who is studying for a Ph.D. Results of Mr Reid’s investigation - started in 1977 - are expected to be presented as a report next year. They will be accompanied by a training film on the behaviour of tan kers following a power loss. It is expected S. en w . - 47ste jaargang nr. 9 - 1980 that filming will take place during March and April, using a tanker belonging to Brit ish Petroleum (BP), provided the weather is suitably adverse. The Maritime Studies Department, said that the filming was planned in either the North Sea or the Wes tern Approaches. The first two years of Mr Reid’s research project were supported by Ocean Fleets, part of the Liverpool-based Ocean Trans port and Trading Company. Because the research was regarded as being of national importance, sponsorship was taken over by a British Government body, the Depart ment of Industry’s Ship and Marine Tech nology Requirements Board. The project also has the support of the oil companies International Marine Forum. Other aspects of Mr Reid’s research con sist of a theoretical study and the collection of information from tankers of specific inci dents at sea. Model tests were carried out last year in the National Maritime Institute’s tanks at Feltham in southern England and a second series of tanker model tests in wave conditions is planned. In addition, a series of wind tunnel and wave tanks tests has also started on liquefied gas tankers. Lloyd’s Register as verification agent for offshore installations Lloyd’s Register of Shipping was author ised on March 5th to act on behalf of the United States Geological Survey as a Certi fied Verification Agent for assessment of design, fabrication and installation of off shore platforms and other structures, in ac cordance with the requirements of the OCS Platform Verification Programme. This increases once again the number of Governments or Government Agencies on behalf of which Lloyd’s Register is acting as an offshore certification/verification autho rity. Lloyd’s Register also acts, to a varying degree, on behalf of over 100 National Ma ritime Administrations for statutory sur veys. At present the Offshore Services Group of Lloyd’s Register is dealing with the verifica tion/certification or classification of over 400 installations in the North Sea, Abu Dhabi, Australia, Brazil, Egypt, India, Indo nesia, New Zeeland and Qatar. These offshore installations include the world’s first production tension leg plat form, fixed steel and concrete platforms, articulated loading towers, storage spars, mobile jack-up and semi-submersible units, drill ships, sub-sea completions, pro cessing and storage tankers and subma rine pipelines. In addition, numerous diving systems, submersibles, crane and pipelaying barges have also been dealt with by Lloyd’s Register. 50 Norwegian fishing boats to be scutt led? About 50 Norwegian purse seiners may be sunk or broken up as a result of a condem nation order from the state which aims at reducing the numbers of this type of vessel. At present, the state has given permission to the condemnation of 31 fishing boats. The Department of Fisheries believes that there is no other alternative for these boats, which have been withdrawn from active service on account of the over-capacity of the Norwegian fishing fleet. Owners of the boats which are sunk or broken up are given state compensation. Some of the purse seiners which have been withdrawn are up to 70-80 years old. Most of them are over 20 years old, The Minister of Fisheries says that con tinued use of the boats could still be con sidered, if this proves possible. Some of them could also be preserved on account of their culturalhistorical value. The Norwegian Development Agency (NORAD) has reacted strongly to the pro posed destruction of fishing boats which are in good working order, and could be put to use in the developing countries, NORAD has, therefore, appointed a committee to look into the possibilities of transferring the purse seiners to the developing countries, as a form of aid. According to Prosjektstyring A.S., an Oslo firm of consultants, a number of African countries are interested in acquiring Nor wegian fishing boats in good condition, which would otherwise be condemned. The fisheries authorities of countries such as Madagascar, Kenya, Tanzania and the Seychelles are interested in such transfers, as a part of development aid programmes. Statfjord C will probably be same as Statfjord B The Statfjord group has made a unanimous decision to build a third combined drilling-, production-, and accommodation platform on the Statfjord field. The final decision as regards size and type will be made during the spring. This means that the C platform will bij very similar to Statfjord B, which is now under construction. It also implies that the group will decide to issue a tender in the course of this year, and that the platform will be towed out to the field in 1984. From now until May, the plans of the Statfjord B plat form will be studied, with a view to compa ring them with experiences so far gained, in order to optimize the C platform as much as possible. The Statfjord B platform is intended to pro duce up to 200 000 b/d. By today’s prices the platform will cost 10-12 000 million NOK. Norwegian merchant fleet In the fourth quarter of 1979, the Norwe gian merchant fleet had a net decrease of 149 000 grt, and at the close of the year, it constituted 1 720 ships aggregating 21 478 000 grt, according to tonnage fig ures from the Central Bureau of Statistics. 151 The figures cover merchant vessels of 100 grt or more. In the fourth quarter last year, two tankers of al together 3 000 grt and 10 dry cargo ships aggregating 37 000 grt were de livered from Norwegian yards. Four new ships of altogether 71 000 grt were delivered from abroad. Second-hand tonnage imported from abroad constituted a tanker of 81 000 grt, and two dry cargo ships totalling 10 000 grt. Ow nership Capital - Problem in N orw e gian shipping Norwegian shipping must procure tonnage to a value of 6.5-7 thousand million NOK per year if Norway is to maintain a modern fleet which meets present-day require ments, said the managing director of the Norwegian Shipowners' Association. He stressed that Norway is entering the 80s with a modern, technically advanced, and specialized fleet. Nevertheless, one of the major problems to be faced is how to meet the capital requirements for a new fleet. The Ministry of Commerce and Shipping has appointed a working group to look into the matter of ownership capital in Norwe gian shipping companies. According to the Under Secretary, the main contribution from the state in this connection will be in the form of guarantees for the purchase of secondhand tonnage. Under this arrange ment the state can provide government guarantees for up to 300 million NOK. The stipulation for the arrangement states that ownership capital, plus the guarantee, should not exceed 30% of the purchase price. This implies that the arrangement can contribute to investments of altogether one thousand million NOK. It will thus en able a number of shipping companies to invest in secondhand tonnage even though their ownership capital is poor. According to the Under Secretary, this sys tem has proved to be very attractive to the shipowners and 185 million of the 300 mil lion NOK has already been used up; if in terest stays at the same level, an expan sion of the framework must be considered. The Ministry of Commerce and Shipping will now assess whether further measures to back up shipping are needed, when the report comes from the working group which is looking into the ownership capital situa tion. Gas-gathering pipeline may becom e a reality The results of the latest trial drillings, and the increase in the prices of oil and there fore gas, lead us to the conclusion that there is a realistic basis for a gas-gathering pipeline', said Norway's Minister of Petro leum and Energy at the recent meeting of 152 the Nordic Council. The minister further said that an economically feasible project must probably be based on reserves in the magnitude of 250.000-300.000 million m3 of gas, and a yearly transport capacity of 15.000-25.000 million m3. This will neces sitate investments in pipe-laying in the or der of 25.000 million NOK while a similar amount will be needed to develop the field installations which will be needed. Bringing to land such enormous amounts of gas must, therefore, be viewed in a Eu ropean perspective, stressed the Minister. Great Britain and the Continent appear to be the main market alternatives, but within this framework there are possibilities for adjustments, also with regard to a Nordic market. Further trial drillings will be neces sary before it is possible to gauge the exist ing potential, but it is already clear that gas deposits of considerable dimensions have been found on one of the blocks. The Minister confirmed Norway’s interest in continued discussions on wider coopera tion in the energy and industry sectors, based on Norwegian production of oil and gas. Discussions are being held with the Nordic countries as well as with West Ger many and France. Ships in lay-up can be floating power stations It should be possible to use ships in lay-up as floating power stations. This idea has been launched by a Norwe gian engineer Ragnar Blesvik. Mr. Blesvik is of the opinion that floating power stations of this type could be important sources of energy in the developing countries. The vessels can be fitted with turbines, paddles, wind-driven turbines, wavedriven power generators and possibly with equipment which can exploit solar energy. The ships’ own engines can also be used. Ragnar Blesvik points out that several ships are in lay-up, and that a part of the Norwegian trawler fleet can no longer go out to the fishing grounds because there are not sufficient reserves of fish. These vessels can be converted into floating power stations, and can be linked together and could serve as a source of energy for local industry, for example as fish procesing factories. They can be used as freezing plants, among other things. There would be sufficient energy onboard to operate the installations, and any surplus can be re directed to industry on land. The ships could be anchored off a coast, where they can always be positioned in the direction of wind and waves. The use of the ships for purposes of processing could give the developing countries that have a fishing industry the opportunity to modernize this industry. Norwegian shipping has revolutionised its organisation Contrary to developments elsewhere in Norwegian industry. Norwegian shipping has, in the last decade, revolutionised its organisational pattern, states Professor Einar Thorsrud of the Polytechnical Socie ty’s groep for personnel administration and organisation. Professor Thorsrud summarised the development of this quiet revolution, which has taken place in the period from 1970 until today, in the following steps: —The transition from the shipping office in dual roles where a seaman was either a greaser, a mate or a chief engineer, etc., to the multiple role system whereby most seamen, in addition to their main task, are qualified for one or more other tasks which they can fill if this should be necessary. - The transition from a rigid career with ad vancement from one level to the next along a defined professional path, either on deck or in the engineroom, to a more open sys tem with overlapping experience and broa der scope. This allows for a multiphased carreer incorporating new job definitions such as ship mechanic. -th e transition from the shipping office in formation and control system regarding budget, planning, maintenance and control to a flexible system for a variety of needs where up to 75% of detailed reporting has been eliminated and more control has been transferred to the ship. All this has brought about an interchange of jobs between ship and shore. The tradition of separate living, eating and leasure areas aboard ship has given way to an integrated 24-hour society, but with pri vate areas. The traditional organisational model co pied by all the various ships and shipping companies has been replaced by a more flexible model which can be adapted to the individual ship and shipping company. The system of separate training and re search has given way to combined training, organisation and research work both on ship and ashore and to shuttling between them. T he ’N orw ay’ into cruise traffic from 1 June The world’s largest passenger ship, the ’Norway’ — formerly the France’ - is ex pected to be put into cruise traffic in the Caribean from 1 June. After conversion at the West German yard of Hapag Lloyd in Bremerhaven, the ship’s maiden voyage will be to Oslo, with estimated arrival 4 May. The cost of the conversion is put at 62 million NOK. The ship can accomodate 2.000 passengers and will have a crew of 750-800.